jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
14.09.2013 Views

Tiecelijn 22 Kwelgeest Het succes van Ulenspiegel is te groot om hier te memoreren. Het is waarschijnlijk ook te bekend: boeken, kinderboeken, prentenboeken, standbeelden, schilderijen, etsen, glas-in-lood, toneelstukken, liederen, opera’s (Richard Strauss!), films… om van volksdansgroepen en sigarenmerken niet te spreken. Hij blijft fascineren, hij blijft teksten genereren. In 2008 publiceerden Corine Kisling en ondergetekende een roman, Kwelgeest, bij de Arbeiderspers. De titel is dubbelzinnig: allereerst is Ulenspiegel natuurlijk een kwelgeest in de lijn van Loki, maar rondom Leiden liggen allerlei plaatsen die, zoals Oegstgeest en Poelgeest, eindigen op ‘geest’, een bodemaanduiding voor zandgrond tussen duin en polder. Daarbij hebben we ‘kwel’ als bron (Quelle) bedacht, en een plaatsje Kwelgeest bij Leiden verzonnen, waar een tennisclub en een psychiatrische inrichting gevestigd zouden zijn, die in het verhaal een grote rol spelen. Het verhaal van Kwelgeest speelt zich af in het hedendaagse Leiden, aan de universiteit, nu. De plot van deze campus novel wordt gevoed door academische haat en nijd tussen wetenschappers, die elkaar naar het leven staan. Geheel fictioneel, uiteraard. Geen sleutelroman. Maar aan de basis ligt een Ulenspiegeliaanse cold case: een Duitse onderzoeker, Waldemar Isfeld, heeft de oudste Ulenspiegeldruk, uit 1508, gekocht, maar weigert hem te publiceren. Een Leidse docent, Job Deerlijk, wordt daardoor in zijn onderzoek belemmerd, en gaat bij Isfeld thuis verhaal halen. Laat nu die Isfeld in Leiden benoemd worden in plaats van Deerlijk… Toch zal Deerlijk een Ulenspiegelvondst doen, die veel fundamenteler is dan het boekje van Isfeld. Wat precies kan ik hier niet verklappen, maar het heeft zowel met het Nederlandse koningshuis als met de geschiedenis van het tennis te maken. En met de letter h vlak voor ermanb… Maar er is nog meer voer voor Ulenspiegelogen. Job Deerlijk heeft een assistent, Slim Bensoussan, een Nederlander van Marokkaanse afkomst. Slim doet ook nog een Ulenspiegelvondst, die ik hier wel kan verklappen, omdat ze ook buiten de roman wel eens een denkpiste voor verder onderzoek zou kunnen aangeven. Slim deed onderzoek naar de vraag waarom nu juist een zekere Uilenspiegel voorwerp van epische concentratie is geworden. Waarom trekt juist deze figuur zoveel verhalen aan? Op een gegeven moment wordt Slim, die een bril draagt, door een racist voor uilensmoel en brillenjood uitgemaakt. Dat geeft hem de Aha-Erlebnis van zijn leven. ~ 92 ~

~ 93 ~ Tiecelijn 22 De bril is rond 1299 uitgevonden (mogelijk in Venetië). Uilenspiegel, gestorven in 1350, was misschien een van de eerste brillendragers van Europa, zoniet de eerste, en werd daarom bespot en van een bijnaam voorzien. De bril gaf zijn gezicht het aanzien van een uil; en de ogen werden in die tijd als de spiegel van de ziel beschouwd. Uil+spiegel is volgens Slim een spotnaam voor de eerste brildrager (zeker in een tijd dat de gewone man meestal geen echte achternaam had). Daarom zou hij verhalen in epische concentratie hebben aangetrokken: omdat hij er anders uitzag! Vandaar wellicht die boertige biografie, misschien wel ontstaan 150 jaar vóór zijn anekdoten gebundeld werden door Herman Bote, die mogelijkerwijs niet meer wist waarom die hoofdpersoon Uilenspiegel heette. Misschien is daar toch nog één spoor van in de S1515. In een historie doet Ulenspiegel zich namelijk voor als brillenmaker, die het ambacht in Brabant (!) geleerd heeft, omdat die provincie een centrum van brilslijperij was. En toevallig of niet, in 1514 publiceert Johann Reuchlin een traktaat dat hij Augenspiegel noemt, met op de titelpagina een soort pince-nez. 15 Niets is zeker. Maar het komt erg dicht in de buurt... Fictie of non fictie? www.paulverhuyck.com Noten 1 De basiseditie van de Franse fabliaux is die van Noomen & van den Boogaard, NRCF, zie bibliografie. 2 Later nog door Molière in een klucht gebruikt, namelijk in Le Médecin malgré lui (1666). 3 Maar: cfr. merrie, nachtmerrie, nightmare. 4 Ulenspiegel, Historie 30; cfr. H 35, 41, 50, 61, 90. 5 Enig exemplaar Londen, British Library. 6 In 1493 zou Bote uit ballingschap teruggekeerd zijn. 7 Dat meende hij o.a. vanwege de acrosticha, die soms, maar niet altijd, een Nederduits woord vergden. 8 Voor -ote is er op het laatst immers geen plaats meer, want de laatste historiën gaan over dood en begrafenis van Ulenspiegel: daar kan niets zijn weggevallen. 9 Waarschijnlijk 1848 volgens J. Hanse, dé uitgever van de Ulenspiegel van Charles de Coster (1979); in elk geval tussen 1848 en 1865, toen Isabelle van Paemel als drukker actief was (cfr.

~ 93 ~<br />

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

De bril is rond 1299 uitgevonden (mogelijk in Venetië). Uilenspiegel, gestorven<br />

in 1350, was misschien een van de eerste brillendragers van Europa, zoniet<br />

de eerste, en werd daarom bespot en van een bijnaam voorzien. De bril gaf zijn<br />

gezicht het aanzien van een uil; en de ogen werden in die tijd als de spiegel van<br />

de ziel beschouwd. Uil+spiegel is volgens Slim een spotnaam voor de eerste<br />

brildrager (zeker in een tijd dat de gewone man meestal geen echte achternaam<br />

had). Daarom zou hij verhalen in epische concentratie hebben aangetrokken:<br />

omdat hij er anders uitzag! Vandaar wellicht die boertige biografie, misschien<br />

wel ontstaan 150 jaar vóór zijn anekdoten gebundeld werden door Herman<br />

Bote, die mogelijkerwijs niet meer wist waarom die hoofdpersoon Uilenspiegel<br />

heette.<br />

Misschien is daar toch nog één spoor van in de S1515. In een historie doet<br />

Ulenspiegel zich namelijk voor als brillenmaker, die het ambacht in Brabant (!)<br />

geleerd heeft, omdat die provincie een centrum van brilslijperij was. En toevallig<br />

of niet, in 1514 publiceert Johann Reuchlin een traktaat dat hij Augenspiegel<br />

noemt, met op de titelpagina een soort pince-nez. 15 Niets is zeker. Maar het<br />

komt erg dicht in de buurt...<br />

Fictie of non fictie?<br />

www.paulverhuyck.com<br />

Noten<br />

1 De basiseditie van de Franse fabliaux is die van Noomen & van den Boogaard, NRCF, zie<br />

bibliografie.<br />

2 Later nog door Molière in een klucht gebruikt, namelijk in Le Médecin malgré lui (1666).<br />

3 Maar: cfr. merrie, nachtmerrie, nightmare.<br />

4 Ulenspiegel, Historie 30; cfr. H 35, 41, 50, 61, 90.<br />

5 Enig exemplaar Londen, British Library.<br />

6 In 1493 zou Bote uit ballingschap teruggekeerd zijn.<br />

7 Dat meende hij o.a. vanwege de acrosticha, die soms, maar niet altijd, een Nederduits woord<br />

vergden.<br />

8 Voor -ote is er op het laatst immers geen plaats meer, want de laatste historiën gaan over<br />

dood en begrafenis van Ulenspiegel: daar kan niets zijn weggevallen.<br />

9 Waarschijnlijk 1848 volgens J. Hanse, dé uitgever van de Ulenspiegel van Charles de Coster<br />

(1979); in elk geval tussen 1848 en 1865, toen Isabelle van Paemel als drukker actief was (cfr.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!