jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
14.09.2013 Views

Tiecelijn 22 De les begint met een verkenning van de voorkennis van leerlingen over schurken. Die worden in een snel tempo visueel getoond en er wordt gevraagd naar hun eigenschappen, hun successen, hun tegenspelers en hun rol in het betrokken verhaal. Passeren onder meer de schurkenrevue: Alien, de tripods (War of the World), Lex Luthor (Superman), Voldemort (Harry Potter), The Riddler (Batman)… De boodschap die in deze eerste fase wordt overgebracht is hoe een uitgekiend spel van opposities tussen held en vijand een verhaal voortstuwt. In de tweede fase staat de schurk Reynaert, met wie de leerlingen vóór de schrijfles al hebben kennisgemaakt, in het spotlight en worden dezelfde vragen gesteld: wat voor soort schurk is Reynaert? Wat zijn z’n eigenschappen? Wat maakt hem succesvol als schurk? Wat zou het verhaal zonder hem zijn? Herkennen de leerlingen bepaalde scènes in de illustraties van Klaas Verplancke? Wat vertelt het samenspel met de andere personages, bij wie de trickster Reynaert hun kleinste kantjes, dromen en nachtmerries laat oplichten? In een derde moment bekijken de leerlingen andere bekende tricksterfiguren – in dit geval Anansi en Coyote – en noteren ze kort hún eigenschappen. Tot slot ontwerpen ze zelf een hoofdfiguur uit een verhaal én een trickster. Dat gebeurt aan de hand van foto’s van leeftijdsgenoten die er respectievelijk ‘gewoon’ en ‘dreigend’ uitzien, en van gerichte vragen over het uiterlijk, het karakter, de mogelijke wensdroom en de nachtmerrie van de betrokken personages. De leerlingen bedenken voor hen een worst case-scenario en een mogelijk wishful thinking-scenario. De twee personages en de mogelijke verhaallijnen worden gelinkt en in een groepsgesprek gaat het over de narratieve mogelijkheden van de twee en hun samenspel. In een afrondend gesprekje staat de volgende vraag, met het bijbehorende antwoord, centraal: ‘Is er door deze oefening bewondering gegroeid voor het literair vakmanschap dat de Reynaert uitstraalt? Vanuit deze schrijfervaring kunnen we stellen dat de Reynaert grote klasse is als het gaat om verhaalopbouw en karaktertekening! This enemy makes the story!’ (Marita de Sterck) De uitgangspunten en de lesfasen Waarom is deze schrijfles – er is door de auteur van deze bladzijden voor het project nog een tweede modelles ontwikkeld rond het thema ‘liegen en de leugen’ – een perfecte illustratie van wat het project beoogt? Omdat ze de ~ 478 ~

~ 479 ~ Tiecelijn 22 krachtlijnen van Tricky Reynaert en Co in de lespraktijk omzet. Die krachtlijnen – vertaald in vier ‘fasen’ die ook didactisch op elkaar kunnen aansluiten – zijn de volgende: 1. Geletterde leerlingen Het project doet een al dan niet ‘gestuurd’ beroep op de leerlingen, zoals de eerste fase van de schrijfles van Marita de Sterck laat zien. Zij brengen hun kennis, achtergrond en geletterdheid binnen. ‘Geletterdheid’ moeten we hier in een brede zin interpreteren: het gaat om alle mogelijke vormen van kennis en cultuur die leerlingen hebben opgedaan, of dat nu in films, tv-soaps, boeken, de ‘boekskes’, games of het verzameld oeuvre van Wittgenstein is. Uiteraard hangt veel af van de betrokken leerlingengroep, maar leerlingen kunnen worden getriggerd om zelf op zoek te gaan, bijvoorbeeld aan de hand van richtvragen als: ken je (ontsnappings)verhalen waarin schurken in penibele situaties altijd weer hun hachje redden? Hoe doen ze dat? Wat zijn hun eigenschappen? Hoe is het verhaal opgebouwd? Ken je succesvolle schurken? Ken je verhalen waarin een personage schijnheiligheid slim ontmaskert en waarin de leugen regeert? Wat zijn belangrijke normen en waarden die jouw leven bepalen en wanneer worden ze geschonden? (Dit zijn maar enkele mogelijke voorbeelden van vragen.) Deze aanpak vergt van de leerkracht soepelheid. Hij zal vermoedelijk worden geconfronteerd met voor hem onbekende ‘stof’ – om het met een schoolwoord te zeggen – en de wisselwerking die hierdoor ontstaat brengt iets heel anders tot stand dan de klassieke kennisoverdracht. De winst kan groot zijn: Reynaert blijkt plotseling niet langer een ver middeleeuws verhaal in een obscuur geheimtaaltje, maar een verhaal met een netwerk van vertakkingen door de tijd en over de grenzen heen. Op het niveau van thema’s, motieven, verhaalstructuren en personages blijkt dat er relevante en belangrijke raakvlakken zijn van het Reynaertverhaal met de leefwereld en de eigen kennis van de leerlingen! André Mottart, de vakdidacticus van de vakgroep Onderwijskunde aan de Universiteit Gent die het project mee begeleidde, werkte eerder al het concept ‘het onderwijs als contactzone uit’, waardoor Tricky Reynaert en Co zich liet inspireren: ‘We sluiten aan bij een nieuw onderwijsconcept waarbij een les opgevat wordt als een contactzone, een ruimte waarin verschillende perspectieven – maatschappij, leerstof, leraar, leerling – met elkaar geconfronteerd worden. Concreet wordt dus afgestapt van een onderwijsmodel waarin de leraar

~ 479 ~<br />

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

krachtlijnen van Tricky Reynaert en Co in de lespraktijk omzet. Die krachtlijnen<br />

– vertaald in vier ‘fasen’ die ook didactisch op elkaar kunnen aansluiten – zijn<br />

de volgende:<br />

1. Geletterde leerlingen<br />

Het project doet een al dan niet ‘gestuurd’ beroep op de leerlingen, zoals de<br />

eerste fase van de schrijfles van Marita de Sterck laat zien. Zij brengen hun<br />

kennis, achtergrond en geletterdheid binnen. ‘Geletterdheid’ moeten we hier<br />

in een brede zin interpreteren: het gaat om alle mogelijke vormen van kennis en<br />

cultuur die leerlingen hebben opgedaan, of dat nu in films, tv-soaps, boeken, de<br />

‘boekskes’, games of het verzameld oeuvre van Wittgenstein is.<br />

Uiteraard hangt veel af van de betrokken leerlingengroep, maar leerlingen<br />

kunnen worden getriggerd om zelf op zoek te gaan, bijvoorbeeld aan de hand<br />

van richtvragen als: ken je (ontsnappings)verhalen waarin schurken in penibele<br />

situaties altijd weer hun hachje redden? Hoe doen ze dat? Wat zijn hun<br />

eigenschappen? Hoe is het verhaal opgebouwd? Ken je succesvolle schurken?<br />

Ken je verhalen waarin een personage schijnheiligheid slim ontmaskert en<br />

waarin de leugen regeert? Wat zijn belangrijke normen en waarden die jouw<br />

leven bepalen en wanneer worden ze geschonden? (Dit zijn maar enkele<br />

mogelijke voorbeelden van vragen.)<br />

Deze aanpak vergt van de leerkracht soepelheid. Hij zal vermoedelijk worden<br />

geconfronteerd met voor hem onbekende ‘stof’ – om het met een schoolwoord<br />

te zeggen – en de wisselwerking die hierdoor ontstaat brengt iets heel anders<br />

tot stand dan de klassieke kennisoverdracht. De winst kan groot zijn: Reynaert<br />

blijkt plotseling niet langer een ver middeleeuws verhaal in een obscuur<br />

geheimtaaltje, maar een verhaal met een netwerk van vertakkingen door de tijd<br />

en over de grenzen heen. Op het niveau van thema’s, motieven, verhaalstructuren<br />

en personages blijkt dat er relevante en belangrijke raakvlakken zijn van het<br />

Reynaertverhaal met de leefwereld en de eigen kennis van de leerlingen!<br />

André Mottart, de vakdidacticus van de vakgroep Onderwijskunde aan de<br />

Universiteit Gent die het project mee begeleidde, werkte eerder al het concept<br />

‘het onderwijs als contactzone uit’, waardoor Tricky Reynaert en Co zich liet<br />

inspireren: ‘We sluiten aan bij een nieuw onderwijsconcept waarbij een les<br />

opgevat wordt als een contactzone, een ruimte waarin verschillende perspectieven<br />

– maatschappij, leerstof, leraar, leerling – met elkaar geconfronteerd worden.<br />

Concreet wordt dus afgestapt van een onderwijsmodel waarin de leraar

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!