jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap
jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap
Tiecelijn 22 een overdaad aan leugenachtige clichés – aan tekst dus – die de onmiskenbare ‘dramatische’ subtekst (een haar is gelijk aan bedrog) moeten verdrinken, doen vergeten, in een andere ‘theatrale’ context plaatsen. Meteen is het derde thema aangestipt dat de roman zo intrigerend maakt, zeker voor lezers van dit jaarboek: de bijzondere context van Zuid-Londen, waarin vossen en vossenverhalen een vaste stek hebben gevonden. De vossen die in Ten zuiden van de rivier aantreden zijn, bij wijze van spreken, van heel diverse pluimage. Er zijn de stadsvossen die ervan verdacht worden (zwarte) kinderen naar de keel te grijpen, zoals Daniel Lavell en Winthrop Errol zou overkomen zijn. Ze blijken onvatbaar – als oervader Reynaert zelf – en gaan daarom tot de verbeelding spreken, waarin ze steeds grotere, mythische proporties aannemen. Daniels vader noemt de vos die zijn zoontje aanviel ‘enorm (…) formaat wolf’ (p. 57). Het dier wordt later omschreven als ‘slinks en kwaadaardig’ (p. 190) – ‘a creature at large, furtive, malign’ (p. 151) –, als een schepsel dat met het ‘bovennatuurlijke’ en het ‘kwaad’ (p. 190) wordt geassocieerd en in één adem genoemd wordt met heel illustere criminelen: ‘The Yorkshire Ripper, the Boston Strangler, the Deptford Fox’ (p. 307). 13 Harry beschouwt de vos zelfs als een ‘naamloos ding’ zonder ‘substantie’ (p. 374). Beangstigend is natuurlijk dat de mythologische vossen die in Anthea’s verhalen optreden eveneens (beenderloze) kinderen lusten, waardoor de rol van prooi en jager worden omgedraaid, zoals het past in de ‘mundus inversus’ die Anthea oproept. In de echte grote-mensenwereld blijven vossen natuurlijk een prooi voor de mens, zoals uit het uitvoerige vossenjachthoofdstuk (hoofdstuk 7 van deel 4) en het Samsonverhaal blijkt. Dat vossen en mensen niet noodzakelijk elkaars vijanden hoeven te zijn, maar zelfs elkaars gedaante kunnen aannemen, komt aan bod in de oosterse vossensprookjes waar Nat op stuit, nadat Anthea hem verlaten heeft en hij voor het eerst wordt geconfronteerd met die ondefinieerbare dierlijke geur van haar die, net als in die sprookjes, wellicht een vossige oorsprong zou kunnen hebben en waarnaar ze zou kunnen teruggekeerd zijn (zie p. 444-445). Dat Nat haar onbewust met een vos heeft geassocieerd, blijkt onder meer uit de zilveren vossenbroche die hij haar schenkt bij het begin van hun relatie: ‘Niet iets wat ze ooit zelf zou uitkiezen – en toch paste het helemaal bij haar’ (p. 224). De laatste gedachte is, achteraf beschouwd, een mooie vooruitwijzing naar Anthea’s vermeende vossengeur. De vraag is natuurlijk wat al die vossen in dit boek komen ‘uitvreten’? Zijn ze louter figuratief, zodat ze een soort talig of motivisch netwerk vormen dat ~ 428 ~
~ 429 ~ Tiecelijn 22 het hoofdverhaal dooradert? Zijn ze op zich een soort ‘subtekst’ waar het vijfvoudige hoofdverhaal in onderbroken orde over heen schuift? Ongetwijfeld, maar tegelijk ben ik van mening dat de ingebedde/toegevoegde vossenverhalen en het hoofdverhaal elkaar niet alleen formeel maar ook thematisch schragen. Wie iets van de mens wil begrijpen, heeft de omweg nodig die naar de vos leidt, en omgekeerd. Het boek kan, behalve als stadsroman, politieke, sociale of psychologische roman, ook gelezen worden als een ‘beast analogy’ (p. 479), als een spiegel waarin de mens zijn eigen vossengestalte en, omgekeerd, de vos zijn mensengestalte aanschouwt, zoals ook letterlijk – of symbolisch? – gebeurt op het einde van het eerder aangehaalde muziekspotje waarin ‘de jongen naar de vos (kijkt)’ en ‘de vos naar de jongen’ (p. 157). Het aantal schijnbaar terloopse verwijzingen naar wat mens en vos met elkaar gemeen hebben, is ongemeen opvallend. Een bedenking van Harry, net voor hij een vosdocbestand aanmaakt: ‘Soms was het of Londen meer vossen dan mensen telde. En of de helft van de mensen vossen waren bovendien: gluiperig, gemene ogen, nachtbrakers’ (p. 77). De overtuiging van een publicitair agent: ‘ Mensen identificeren zich met de vos. Ruige staart, heldere ogen, intelligent, geboren survivor, zou winnaar worden van elke realityshow op tv. Kinderen zijn dol op ze. Volwassenen ook’ (p. 156). Harry, die gedreven wordt door een zeldzaam gevoel voor gerechtigheid, geeft toe dat journalisten ‘worden betaald om een vos te zijn’ en blijk geven van ‘ordinaire geslepenheid’ (p. 374). Anthea noemt zichzelf ‘het nakomertje’ (p. 461) of ‘the runt’ (p. 384), zoals ze ook Errol als een ‘Kid Runt’ beschouwt, helemaal parallel met de verbrande vossenwelp, die waarschijnlijk werd geslachtofferd omdat hij – ook een runt – niet alert genoeg reageerde. Zelfs ‘de jongens van New Labour’ gaan er prat op ‘sluw als een vos en mager’ te zijn (p. 449), oftewel ‘lean and vulpine’ (p. 374). Niets menselijks is de vos vreemd, maar het omgekeerde geldt blijkbaar evenzeer. Deze veelkantige ‘sage’ 14 is, precies omdat de vos zich zo nadrukkelijk manifesteert, ook te lezen als een allegorie die te denken geeft, zoals de inspiratiebron, The History of Reynard the Fox, nog altijd te denken geeft. Het beeld dat de spiegel naar de mens terugstuurt, is weinig opwekkend. De mens is een wreedaardig en, in moreel opzicht, weinig verheven wezen, dat liegt, bedriegt en verraad pleegt met een natuurlijk gemak dat terecht mag verbazen. 15 De manier waarop hij vossen in brand steekt, zowel in een Bijbelse als niet-Bijbelse context, zoals Samson en Anthea’s vader doen, de manier waarop de nietsontziende brutaliteit van de vossenjacht wordt gerechtvaardigd en politiek geëxploiteerd, siert de mens allerminst. Wanneer
- Page 378 and 379: poezie / Tiecelijn 22 peTer holvoeT
- Page 380 and 381: Tiecelijn 22 ~ 380 ~
- Page 382 and 383: Tiecelijn 22 ~ 382 ~
- Page 384 and 385: Tiecelijn 22 ~ 384 ~
- Page 386 and 387: Tiecelijn 22 ~ 386 ~
- Page 388 and 389: Tiecelijn 22 ~ 388 ~
- Page 390 and 391: Tiecelijn 22 ~ 390 ~
- Page 392 and 393: Tiecelijn 22 ~ 392 ~
- Page 394 and 395: Tiecelijn 22 ~ 394 ~
- Page 396 and 397: ecensie Tiecelijn / Tiecelijn 22 22
- Page 398 and 399: van Esopus in het Latijn en Reynaer
- Page 400 and 401: ecensie / Tiecelijn 22 de zoveelsTe
- Page 402 and 403: Tiecelijn 22 en de verantwoording b
- Page 404 and 405: Tiecelijn 22 In zijn één na laats
- Page 406 and 407: Tiecelijn 22 De blijkende wonden va
- Page 408 and 409: Tiecelijn 22 De castratie van de pa
- Page 410 and 411: Tiecelijn 22 die nog niet vertrouwd
- Page 412 and 413: Tiecelijn 22 19 Van Oostrom, 2006,
- Page 414 and 415: Tiecelijn 22 buitenlandse rappers a
- Page 416 and 417: Tiecelijn 22 voor het gerechtshof (
- Page 418 and 419: Tiecelijn 22 Een tweede door de tra
- Page 420 and 421: Tiecelijn 22 ‘after-reek’, die
- Page 422 and 423: Tiecelijn 22 minister het hele boek
- Page 424 and 425: Tiecelijn 22 laatste begrijpelijk.
- Page 426 and 427: Tiecelijn 22 als door (de) politici
- Page 430 and 431: Tiecelijn 22 Anthea in Gaza bij het
- Page 432 and 433: Tiecelijn 22 Durrell, Hugo Claus, E
- Page 434 and 435: ecensie Tiecelijn / Tiecelijn 22 22
- Page 436 and 437: Tiecelijn 22 mij / in de aarde gele
- Page 438 and 439: Tiecelijn 22 De bundel refereert ov
- Page 440 and 441: Tiecelijn 22 klokken kloppen aan mi
- Page 442 and 443: Tiecelijn 22 gebril(l)d. Voor ik ke
- Page 444 and 445: Tiecelijn 22 jewelste. Getallen vat
- Page 446 and 447: Tiecelijn 22 Kal Krol Mok Plomp Pos
- Page 448 and 449: Tiecelijn 22 die eenzamer waren dan
- Page 450 and 451: Tiecelijn 22 dat laatste is Kwelgee
- Page 452 and 453: Tiecelijn 22 geleerden. Het zij zo,
- Page 454 and 455: universiteit blijkbaar vereist, of
- Page 456 and 457: Terwijl ‘Pharaïldis loopt’ en
- Page 458 and 459: his neck. (...) He fell for five-an
- Page 460 and 461: in memoriam Tiecelijn / Tiecelijn 2
- Page 462 and 463: Tiecelijn 22 hij waarover hij het h
- Page 464 and 465: Tiecelijn 22 maar ook de nieuwe gen
- Page 466 and 467: Tiecelijn 22 uit de meest heerlijke
- Page 468 and 469: Tiecelijn 22 een lezing. Hierdoor b
- Page 470 and 471: 16 02 08 In het gemeentehuis van St
- Page 472 and 473: Tiecelijn 22 Orde van de vossenstaa
- Page 474 and 475: Reynaerdofiel les gaf of school lie
- Page 476 and 477: verslag / Tiecelijn 22 Tricky reyna
~ 429 ~<br />
Tiecelijn <strong>22</strong><br />
het hoofdverhaal dooradert? Zijn ze op zich een soort ‘subtekst’ waar het<br />
vijfvoudige hoofdverhaal in onderbroken orde over heen schuift? Ongetwijfeld,<br />
maar tegelijk ben ik van mening dat de ingebedde/toegevoegde vossenverhalen<br />
en het hoofdverhaal elkaar niet alleen formeel maar ook thematisch schragen.<br />
Wie iets van de mens wil begrijpen, heeft de omweg nodig die naar de vos<br />
leidt, en omgekeerd. Het boek kan, behalve als stadsroman, politieke, sociale of<br />
psychologische roman, ook gelezen worden als een ‘beast analogy’ (p. 479), als<br />
een spiegel waarin de mens zijn eigen vossengestalte en, omgekeerd, de vos zijn<br />
mensengestalte aanschouwt, zoals ook letterlijk – of symbolisch? – gebeurt<br />
op het einde van het eerder aangehaalde muziekspotje waarin ‘de jongen<br />
naar de vos (kijkt)’ en ‘de vos naar de jongen’ (p. 157). Het aantal schijnbaar<br />
terloopse verwijzingen naar wat mens en vos met elkaar gemeen hebben, is<br />
ongemeen opvallend. Een bedenking van Harry, net voor hij een vosdocbestand<br />
aanmaakt: ‘Soms was het of Londen meer vossen dan mensen telde.<br />
En of de helft van de mensen vossen waren bovendien: gluiperig, gemene ogen,<br />
nachtbrakers’ (p. 77). De overtuiging van een publicitair agent: ‘ Mensen<br />
identificeren zich met de vos. Ruige staart, heldere ogen, intelligent, geboren<br />
survivor, zou winnaar worden van elke realityshow op tv. Kinderen zijn dol op<br />
ze. Volwassenen ook’ (p. 156). Harry, die gedreven wordt door een zeldzaam<br />
gevoel voor gerechtigheid, geeft toe dat journalisten ‘worden betaald om een<br />
vos te zijn’ en blijk geven van ‘ordinaire geslepenheid’ (p. 374). Anthea noemt<br />
zichzelf ‘het nakomertje’ (p. 461) of ‘the runt’ (p. 384), zoals ze ook Errol als<br />
een ‘Kid Runt’ beschouwt, helemaal parallel met de verbrande vossenwelp, die<br />
waarschijnlijk werd geslachtofferd omdat hij – ook een runt – niet alert genoeg<br />
reageerde. Zelfs ‘de jongens van New Labour’ gaan er prat op ‘sluw als een vos<br />
en mager’ te zijn (p. 449), oftewel ‘lean and vulpine’ (p. 374). Niets menselijks<br />
is de vos vreemd, maar het omgekeerde geldt blijkbaar evenzeer.<br />
Deze veelkantige ‘sage’ 14 is, precies omdat de vos zich zo nadrukkelijk<br />
manifesteert, ook te lezen als een allegorie die te denken geeft, zoals de<br />
inspiratiebron, The History of Reynard the Fox, nog altijd te denken geeft.<br />
Het beeld dat de spiegel naar de mens terugstuurt, is weinig opwekkend.<br />
De mens is een wreedaardig en, in moreel opzicht, weinig verheven wezen,<br />
dat liegt, bedriegt en verraad pleegt met een natuurlijk gemak dat terecht<br />
mag verbazen. 15 De manier waarop hij vossen in brand steekt, zowel in een<br />
Bijbelse als niet-Bijbelse context, zoals Samson en Anthea’s vader doen,<br />
de manier waarop de nietsontziende brutaliteit van de vossenjacht wordt<br />
gerechtvaardigd en politiek geëxploiteerd, siert de mens allerminst. Wanneer