14.09.2013 Views

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

~ 427 ~<br />

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

van Nat, zijn overtuigend gebrachte leugen had haar, tegen beter weten in, een<br />

hele tijd ingepakt. ‘Toen ze hem naar Ant vroeg, zijn beschamend expliciete<br />

toneelstuk-in-wording over een oudere man en een jonge vrouw, zei hij dat<br />

het een ‘Wilberforce-achtige parodie’ was bestaande uit citaten (uit Lawrence,<br />

De Sade, Henry Miller, Anaïs Nin, Kenneth Tyrnan), speciaal uitgekozen<br />

omdat ze zo pornografisch afgrijselijk waren. Met de vlooienkam losjes in haar<br />

hand had ze hem erdoorheen laten scrollen. ‘Dus dat is je reinste fictie, Nat?<br />

‘Rein misschien niet, maar inderdaad’’ (p. 311-312). Nat liegt er onbedaarlijk<br />

op los: het gaat niet om een parodie (‘a spoof”, p. 253), hij verwijst niet naar<br />

de door hem aangehaalde erotici, het gaat helemaal niet om fictie, maar om<br />

een nauwkeurige autobiografische registratie van zijn amoureuze affaire met<br />

Anthea, wier afgekorte naam bovendien een anagram is van Nats eigen naam.<br />

Maar het feit dat Libby tijdens Nats leugenverhaal een vlooienkam (luizenkam)<br />

vasthoudt – eigenlijk al sinds p. 240 – , geeft symbolisch te kennen dat ze Nat<br />

tegen de haren in zal strijken en zijn masker zal afrukken.<br />

Later komt overigens een parallelle scène voor, waarin ze zich herinnert dat<br />

ze een lang gouden haar in Damians bed heeft aangetroffen. Ze trekt zich<br />

geschrokken terug in de badkamer en tracht er in eenzame afzondering het spook<br />

van het nieuwe bedrog te bedaren. Ze formuleert alle denkbare en ondenkbare<br />

excuses die Damian zou kunnen aanvoeren. Ze geeft zich met andere woorden<br />

over aan een pijnlijke oefening in het doorzien van Damians bedrieglijke (taal)<br />

gedrag, een discipline waarin hij niet voor Nat moet onderdoen. Het zou te<br />

ver voeren de hele passus hier te citeren, maar de retorische aanzet ervan geeft<br />

alvast een goed idee van de ‘vindingrijkheid’ (p. 415) of ‘ingenuity’ (p. 344)<br />

waar Damian meesterlijk in grossiert. ‘Wat had hij destijds ter verdediging<br />

aangevoerd? Alles wat ze had verwacht dat hij zou zeggen toen ze in de<br />

badkamer zat te broeden, zij het niet noodzakelijkerwijs in diezelfde volgorde.<br />

Het was geen haar. Het was geen haar van een mens. Het was geen haar van<br />

een vrouw. Het was geen haar van een vrouw met wie hij naar bed was gegaan.<br />

Het was geen haar van een vrouw met wie hij naar bed was gegaan sinds hij<br />

Libby kende. Het was geen haar van een vrouw met wie hij naar bed was<br />

gegaan sinds hij Libby kende voor wie hij enige gevoelens koesterde – er was<br />

alleen maar die ene vrouw geweest, die ene keer, voordat Libby en hij echt iets<br />

met elkaar waren begonen, Gemma, een erfenis van zijn vri<strong>jg</strong>ezellentijd, een<br />

nadruppelende oude vlam met wie hij iets was gaan drinken als herinnering<br />

aan vroeger en toen kwam van het een het ander, een ongeplande gebeurtenis<br />

waar hij direct spijt van had…’ (p. 414-415). Een kanonnade van leugens en

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!