jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

reynaertgenootschap.be
from reynaertgenootschap.be More from this publisher
14.09.2013 Views

Tiecelijn 22 In zijn één na laatste paragraaf, Het morele bankroet, gaat Posthuma ervan uit dat het slot van het verhaal het morele bankroet is van de schone schijn van koning Nobels verlichte monarchie. Posthuma neemt deze conclusie over uit Stemmen op schrift. 19 In hetzelfde hoofdstuk 5 uit Stemmen op schrift, waardoor hij zo gemotiveerd raakte om aan zijn vertaling te beginnen, kon hij lezen dat aan het, door neerlandici alom pessimistisch geïnterpreteerde slot, op z’n minst getwijfeld kan worden. 20 Voor de middeleeuwse toehoorder/lezer hoeft dit slot allesbehalve ‘een cynisch einde van een zeer pessimistisch verhaal’ te zijn. Posthuma beëindigt zijn inleiding met een vertaling door Herman Vanstiphout van het satirisch dierenepos uit Mesopotamië van ca. 1500 voor Christus. Hiaten, die in de dertien bekende tabletfragmenten voorkomen, vult Posthuma naar eigen goeddunken overtuigend aan. Vanstiphout, die Posthuma op deze fragmenten heeft gewezen, zei hierover: ‘Of dit er ooit heeft gestaan doet niet ter zake, het had er móéten staan.’ De waarde van deze uitgave kan, naast de opname van de tekst uit handschrift A (zie hierna), wel eens gelegen zijn in de vertaling van deze Akkadische fragmenten. De teksten Na de lezenswaardige inleiding begint de vertaling. Posthuma heeft ervoor gekozen om de oorspronkelijke tekst Van den vos Reynaerde, ook wel bekend als Reynaert I, naast zijn vertaling te plaatsen. In twee kolommen per pagina, links de oorspronkelijke tekst, rechts zijn vertaling, kunnen wij de teksten lezen en direct met elkaar vergelijken. Een voordeel ten opzichte van de vertalingen van Van Altena en Eykman; zij gaven de tekst alleen in hun vertaling uit. Als basis gebruikt Posthuma het Comburgse handschrift (hs. A). Hij zegt er niet bij welke editie hij gebruikt heeft. Vergelijking met diverse edities toont aan dat hij een editie voor zich heeft gehad die de oorspronkelijke tekst van A zo letterlijk mogelijk heeft overgenomen. 21 Zo neemt Posthuma het hu en houden over uit zijn onbekende bron, zoals te lezen valt in de edities van Hellinga, Brinkman/Schenkel en Bouwman/Besamusca. Lulofs transcribeert u, respectievelijk ouden. 22 Merkwaardigerwijs opent Posthuma dan weer wel met het overbekende Willem, die Madocke maecte, dat, zoals de Reynaertkenner inmiddels moet weten, is overgenomen uit het Dykse handschrift (F). Hier laat Posthuma een steekje vallen want in F staat VVillam die madocke makede. Klaarblijkelijk heeft Posthuma de editie van Lulofs of die van Bouwman/ ~ 404 ~

~ 405 ~ Tiecelijn 22 Besamusca gebruikt want de beroemde openingszin is letterlijk in beide edities terug te vinden. In de aantekeningen komt Posthuma op deze regel met de bekende uitleg over de geschrapte woorden ‘vele bouke’ uitgebreid terug zonder zich voor zijn keuze voor F in deze regel te verantwoorden. Opvallend is dat Posthuma in A interpunctie heeft aangebracht die ik niet terugvind in de edities van Hellinga en Brinkman/Schenkel. Lulofs, maar ook Bouwman/Besamusca, brengen wel interpunctie aan in hun edities. Lulofs verantwoordt deze ingreep als volgt: ‘de moderne lezer [zou] zonder deze handreiking moeilijk [...] kunnen beslissen hoe sommige verbindingen begrepen moeten worden.’ 23 Ik neem aan dat Posthuma zich in deze argumentatie van Lulofs kon vinden want stilzwijgend voegt hij ook interpunctie toe. De tekst van A transcribeert Posthuma zonder cursiveringen. Afkortingen worden door hem stilzwijgend opgelost. De vertaling laat zich vlot lezen. Posthuma streeft ernaar de vertaalde verzen gelijk te laten lopen met de originele tekst. Hierbij probeert hij de zinnen in A te doorgronden en deze om te zetten in het hedendaagse Nederlands zonder daarbij de betekenis en inhoud van het origineel uit het oog te verliezen. Een knappe prestatie. Emendaties in A Op een twaalftal plaatsen heeft Posthuma één of meerdere versregels vervangen. Hij maakt daarbij gebruik van de verbeteringen die in A zijn aangebracht door Muller, Van Dis, Lulofs en Bouwman/Besamusca. Hierbij hebben zij vooral, volgens Posthuma, gebruik gemaakt van het oudere Dykse handschrift (hs. F). Deze verbeteringen heeft hij gemarkeerd door de tekst tussen [vierkante haakjes] in de oorspronkelijke tekst te plaatsen. Tot zover de bespreking van de teksten. Het is natuurlijk ondoenlijk om hier de hele vertaling door te nemen en te wijzen op de knappe vondsten of minder geslaagde passages. Maar toch wil ik enige passages nader bekijken om u een beeld te geven van de vertaling van Posthuma.

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

In zijn één na laatste paragraaf, Het morele bankroet, gaat Posthuma ervan uit<br />

dat het slot van het verhaal het morele bankroet is van de schone schijn van<br />

koning Nobels verlichte monarchie. Posthuma neemt deze conclusie over uit<br />

Stemmen op schrift. 19 In hetzelfde hoofdstuk 5 uit Stemmen op schrift, waardoor<br />

hij zo gemotiveerd raakte om aan zijn vertaling te beginnen, kon hij lezen dat<br />

aan het, door neerlandici alom pessimistisch geïnterpreteerde slot, op z’n minst<br />

getwijfeld kan worden. 20 Voor de middeleeuwse toehoorder/lezer hoeft dit slot<br />

allesbehalve ‘een cynisch einde van een zeer pessimistisch verhaal’ te zijn.<br />

Posthuma beëindigt zijn inleiding met een vertaling door Herman Vanstiphout<br />

van het satirisch dierenepos uit Mesopotamië van ca. 1500 voor Christus.<br />

Hiaten, die in de dertien bekende tabletfragmenten voorkomen, vult Posthuma<br />

naar eigen goeddunken overtuigend aan. Vanstiphout, die Posthuma op<br />

deze fragmenten heeft gewezen, zei hierover: ‘Of dit er ooit heeft gestaan doet<br />

niet ter zake, het had er móéten staan.’ De waarde van deze uitgave kan, naast<br />

de opname van de tekst uit handschrift A (zie hierna), wel eens gelegen zijn in<br />

de vertaling van deze Akkadische fragmenten.<br />

De teksten<br />

Na de lezenswaardige inleiding begint de vertaling. Posthuma heeft ervoor<br />

gekozen om de oorspronkelijke tekst Van den vos Reynaerde, ook wel bekend<br />

als Reynaert I, naast zijn vertaling te plaatsen. In twee kolommen per pagina,<br />

links de oorspronkelijke tekst, rechts zijn vertaling, kunnen wij de teksten lezen<br />

en direct met elkaar vergelijken. Een voordeel ten opzichte van de vertalingen<br />

van Van Altena en Eykman; zij gaven de tekst alleen in hun vertaling uit. Als<br />

basis gebruikt Posthuma het Comburgse handschrift (hs. A). Hij zegt er niet<br />

bij welke editie hij gebruikt heeft. Vergelijking met diverse edities toont aan<br />

dat hij een editie voor zich heeft gehad die de oorspronkelijke tekst van A zo<br />

letterlijk mogelijk heeft overgenomen. 21 Zo neemt Posthuma het hu en houden<br />

over uit zijn onbekende bron, zoals te lezen valt in de edities van Hellinga,<br />

Brinkman/Schenkel en Bouwman/Besamusca. Lulofs transcribeert u,<br />

respectievelijk ouden. <strong>22</strong> Merkwaardigerwijs opent Posthuma dan weer wel met<br />

het overbekende Willem, die Madocke maecte, dat, zoals de Reynaertkenner<br />

inmiddels moet weten, is overgenomen uit het Dykse handschrift (F). Hier<br />

laat Posthuma een steekje vallen want in F staat VVillam die madocke makede.<br />

Klaarblijkelijk heeft Posthuma de editie van Lulofs of die van Bouwman/<br />

~ 404 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!