14.09.2013 Views

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

~ 341 ~<br />

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

komen we de herhaaldelijk de wolfsmonnik tegen (Ziolkowski 1993, p. 207-<br />

208).<br />

Het beeld van de wolf als monnik is voornamelijk ontleend aan enkele<br />

passages uit het Nieuwe Testament, met name Johannes, 10, 11-16 (‘Ik ben de<br />

goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een huurling,<br />

iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de<br />

schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen.<br />

De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een huurling<br />

en de schapen kunnen hem niets schelen. Ik ben de goede herder. Ik ken mijn<br />

schapen, en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en ik de Vader<br />

ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Maar ik heb ook nog andere schapen,<br />

die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden; ook zij zullen<br />

naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.’) en Matteüs,<br />

7, 15 (‘Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar<br />

eigenlijk roofzuchtige wolven zijn.’). De wolfsmonnik is niet een goede herder<br />

voor zijn kudde, maar een roofdier in schaapskleren, met een spreekwoordelijke<br />

vraatzucht: ‘De natuur heeft een ieder in haar greep: de wolfsmonnik wordt<br />

een rondzwervende rover zoals voorheen’ (Ziolkowski 1993, 207). Dit is de<br />

boodschap van De Wolf, en ook van Tibeert in het klooster: een roofdier kan wel<br />

een pij aantrekken, maar zijn ware aard verloochent zich uiteindelijk niet.<br />

Is De wolf in vele manuscripten overgeleverd, met betrekking tot Tibeert<br />

in het klooster (De Tiberto mistico) noemt Voigt slechts één handschrift, een<br />

Engels handschrift uit de dertiende eeuw (Voigt 1878, p. 35). Het gedicht zou<br />

geschreven zijn omstreeks 1200 in een Engels benedictijns milieu, als we ervan<br />

uitgaan dat de zwarte pij die Tibeert in het klooster draagt naar de pij van de<br />

benedictijner orde verwijst, meer bepaald een Engelse abdij, omdat de verteller<br />

ons meedeelt dat Parijs (en Athene) overzee liggen.<br />

De biecht van de wolf, de vos en de ezel is mijn titel voor het gedicht dat Voigt<br />

in zijn teksteditie aanduidt als Brunellus, Bruintje, de naam van de ezel, zoals<br />

Bruun (Brun) dat is in de matière renardienne. In de handschriften is de tekst<br />

ook wel opgenomen onder de titel Poenitentiarius en Poenitentionarius, wat<br />

vertaald zou kunnen worden als De boetelingen.<br />

Wat de herkomst van De biecht van de wolf, de vos en de ezel betreft, wijst Voigt<br />

naar het zuiden van Vlaanderen, waar de tekst omstreeks 1200 zou zijn ontstaan<br />

(Voigt 1878, p. 34). Mombello merkt op dat de handschriftelijke overlevering<br />

vrijwel geheel in Germaans gebied heeft plaatsgevonden (Mombello 1998,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!