14.09.2013 Views

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

~ 257 ~<br />

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

je vangst te groot is en je blijft maar doorvangen? Je vraagt om losgemaakt te<br />

worden? Bij de sterren in de hemel, je doet maar alsof!’ (simulas, I 881) (I 879-<br />

881). Veinzen – dat heeft Reynaert zelf tot kunst verheven, met woorden, maar<br />

ook met zijn twee halfslachtige vluchtpogingen (I 849, 869). De vos voert zijn<br />

schijnheiligheid ten top met zijn volgende verwijt: ‘Je broedt op iets anders dan<br />

je tong laat horen!’ (mens aliter versat, quam tua lingua sonat, I 882). In VI 177<br />

(De verdeling van de buit) zegt de verteller mens aliter versat over Reynaert, wanneer<br />

hij weer een val voor Isegrim zet.<br />

In I 885-892 komt nadrukkelijk het motief ‘vastzitten’ aan de orde: ‘Waarom<br />

zit je daar dan vastgenageld, bewegingloos, vastgekleefd…’ (Quid defixus, iners,<br />

heres… (I 885), waarop Isegrim antwoordt: ‘… ik bleef onbeweeglijk vastzitten!<br />

Ik ben geketend, zit steviger vast dan een onwrikbare Alp!’ (‘… immobilis hesi;<br />

alligor, immota firmius Alpe sedens’, I 891-892). Waarom uitgerekend een Alp?<br />

Ik denk dat het antwoord (weer) te vinden is in Vergilius’ Aeneis. In het vierde<br />

boek, over Dido en Aeneas, vraagt Anna, namens haar zuster Dido, aan Aeneas<br />

om niet onmiddellijk te vertrekken. Aeneas blijft echter bij zijn voornemen om<br />

uit te varen. Zijn vastberadenheid wordt geïllustreerd met een vergelijking over<br />

een oude, krachtige eik in de Alpen (Alpini, Aeneis IV 442): ‘Hij houdt vast<br />

(haeret) aan de rotsen, en even ver als hij met zijn top naar de hemel reikt, reikt<br />

hij met zijn wortel de onderwereld in: zo wordt de held door haar voortdurend<br />

herhaalde woorden heen en weer geslingerd en tot in het diepst van zijn grote<br />

hart voelt hij zorgen, zijn geest blijft onbewogen (immota), vruchteloze tranen<br />

worden vergoten.’ 15 Het tertium comparationis is het onbeweeglijke vastzitten.<br />

Andere verbale echo’s in de omgeving van deze verzen onderstrepen de verwijzing:<br />

‘die verrader’ (ille perfidus, Aeneis IV 421 (Dido over Aeneas) vinden we in<br />

de Ysengrimus twee keer kort achter elkaar (perfide, Y. I 877, 889) wanneer Isegrim<br />

Reynaert zo aanspreekt. Dido’s vraag: ‘Waarheen haast hij zich?’ (quo ruit,<br />

Aeneis IV 424) klinkt na in Isegrims vraag aan Reynaert: ‘Waarheen haast je je?’<br />

(quo ruis, Y. I 870). Hier treedt Isegrim op in de rol van Dido en Reynaert in<br />

die van Aeneas, terwijl bij fige gradum in I 793 (hierboven besproken) de rollen<br />

juist omgekeerd waren. Ook nu weer wordt een hoogst emotionele scène uit de<br />

Aeneis in het belachelijke getrokken door een parallel te trekken tussen de vos en<br />

de wolf van het dierenepos en de Trojaanse leider en de koningin van Carthago<br />

in het klassieke epos.<br />

Op Reynaerts verwijt aan Isegrim dat hij maar net doet alsof hij vastzit, antwoordt<br />

de wolf dat het echt zo is en maakt de vos nogmaals voor verrader uit

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!