jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap
jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap
Tiecelijn 22 Peegie spitste zijn oren. ’k Meuge doodvallen, dacht hij, maar dat is Savatte… – A propos, menhere de apotheker, gij die ’n gestudeerde vent zijt, hebt ge ’n minuutje, ’k zou u ne keer iets willen vragen en togen. (tonen) (p. 66) De vrouw van de apotheker wordt naar de winkel geroepen en Savatte mag in de salon naast de keuken zijn geval uiteenzetten. – We zijn daar bezig met aan onzen achterkeuken ’n koolkotje (kolenhok) te zetten. Gelijk of we daar ’n beetje fondamenten voren nodig hebben, zei Savatte, hebben we daar ’n slagsgie (een beetje) gegraven en gedolven. Op ’n moment stuiken (stoten) we daar op iets hards! We haalden dat uit, ’t was ’n brokke van ’n bloempot in brons, met rare letters op… ’t Wijf zei dat dat voorzeker weerde had en gelijk of dat ik dat geschrifte niet ’n versta, ’k peinze ’k ga ’t ne keer vragen aan een die d’r meer verstand van heeft… (p. 66) Savatte haalt uit zijn knapzak een pot die de gebrilde apotheker onmiddellijk fascineert. Dit lijkt hem een heerlijke vondst: ‘een massieve mortier, met Romeinse figuren in verwerkt en Latijnse tekst, groen uitgeslagen van de ouderdom en hier en daar ‘n beetje aarde ertussen’. Zo ‘n pot wordt gebruikt om poeders te stampen, legt hij Savatte uit. En hij vraagt of daar geen ‘stampertjen’ bij was. En ja, daar lag daar een soort stokje bij en Savatte grabbelt opnieuw in zijn knapzak. ‘Hier vent, is ‘t misschien datte?’ Natuurlijk is het dat. Maar de lepe Savatte klapt niet van verkopen, daarvoor is hij niet gekomen, hij wilde alleen weten wat hij gevonden had. Zijn vrouw wilde dat ding op de schouw zetten, maar Savatte vond dat ze al genoeg brol (rommel, prullen) hadden. – Is dat te koop? Vroeg de apotheker, langs zijn neus weg. – Zou dat stuk authentiek zijn? – Al zo authentiek of da’k (dat ik) hier zitte, zei Savatte. ’k Meuge doodvallen. Daarbij ’t wijf heeft dat getoogd (laten zien) aan een anticaire. De deze gaf d’r subiet duizend frank voren. Maar ’k en doe met die vent geen affairens (zaken), ’t is een slechten betaalder. Beter ’n veugel (vogel) in d’hand, dan tien in de lucht, he menhere! – Absoluut, man, absoluut. En hoevele vraagt ge daarvoren? – Wel, we gaan d’r ‘n slag in slaan, voor zeshonderd meugt ge ‘t hebben! ~ 132 ~
– ‘k Geve er vierhonderd voor. – Geef het hier, zei Savatte. ’k Ga ’t zelve houden… en hij stak hem teweeg (bijna) in zijn knapzak. – Vierhonderd vijftig! – Niet te doene! – Vijfhonderd frank! (p. 67) ~ 133 ~ Tiecelijn 22 En Savatte slaat toe. Hij haalt bovendien ook nog een ‘belle’ boven en weet die te verlappen voor vijftig. Ge kunt die bij uw bloempotten zetten, zegt de cynische Savatte en hij kan niet nalaten te vertellen dat ze er een vat ‘sidol’ (reinigingsmiddel) hadden ‘aangefrot’ (aangesmeerd) en dat de postbode hem gezegd had dat er daar ooit een apotheker gewoond had. En meteen gaan de ogen van de apotheker open, hij is er ingeluisd. Savatte maakt zich welgezind vlug uit de voeten. Peegie zit aan zijn stoel genageld van verbazing en vertrekt zonder nog over zijn blink te spreken. Hij wil komen helpen spitten bij Savatte, zegt hij later, maar die vertelt hem smalend dat hij nog nooit een spade in zijn hand heeft gehad. Maar commerce is commerce (zaken zijn zaken). En als hij zijn ‘pakkleed’ opendoet rollen de mortiers, de bellekes, stokskes en marbels (knikkers) eruit. De aarde die eraan hangt komt misschien uit Cesars tijd, maar de rest komt uit Charelkies fabriekske. ‘Ze draaien d’r alle dage enkele nieuwe, van die oude dingen… Peegie, vent, onthou dat goed. ’t En zijn maar geleerde mensen die zulke dingen kopen. D’andere verstaan geen Latijn. De domme zijn daar te slim voren en de domme leven met de slimme!’ (p. 68) En hij steekt een nieuw exemplaar van zijn ‘gevonden schat’ in zijn knapzak. Wie denkt niet bij het lezen van dergelijke fragmenten en verhalen aan de in pij gedoste Reynaert die een goedgelovige Canteclaer om de tuin leidt met ’s konings brief? Peegie en zijn leermeester Savatte spelen deze rol steeds opnieuw, met heel wat varianten. Ze beschikken over een Reynaerdelijk aanpassingsvermogen, beheersen perfect de kunst van het veinzen, spelen komedie als de beste acteur, beheersen de verleidingstechnieken, spelen slim in op de zwakheden van hun prooi, bedriegen schaamteloos. En hun leugenverhalen zitten in aangepaste kromme vossentaal verpakt.
- Page 82 and 83: Tiecelijn 22 de middeleeuwen al ont
- Page 84 and 85: Tiecelijn 22 Omslag van de Vlaamse
- Page 86 and 87: Tiecelijn 22 ratuurhistoricus. Hij
- Page 88 and 89: Tiecelijn 22 Verder kan men alleen
- Page 90 and 91: Tiecelijn 22 het paradoxale feit op
- Page 92 and 93: Tiecelijn 22 Kwelgeest Het succes v
- Page 94 and 95: Tiecelijn 22 Hutsebaut 2008, die de
- Page 96 and 97: Thema / Tiecelijn 22 anansi is Tijd
- Page 98 and 99: Tiecelijn 22 Met dit antwoord op de
- Page 100 and 101: Tiecelijn 22 gen. Maar ook gebruike
- Page 102 and 103: Tiecelijn 22 Ashanti-hulppriester B
- Page 104 and 105: Tiecelijn 22 lijker maakte voor mis
- Page 106 and 107: Tiecelijn 22 protest tegen de onmen
- Page 108 and 109: Tiecelijn 22 Daarnaast zijn de Cari
- Page 110 and 111: Tiecelijn 22 naamse kinderen, maar
- Page 112 and 113: Tiecelijn 22 ~ 112 ~ Anansi rijdt o
- Page 114 and 115: Tiecelijn 22 Ze zaten onder de palm
- Page 116 and 117: Tiecelijn 22 aan goden en halfgoden
- Page 118 and 119: Tiecelijn 22 Omslag van het tweetal
- Page 120 and 121: Tiecelijn 22 onwrikbaar in zijn eig
- Page 122 and 123: Tiecelijn 22 13 Andrew Salkey, Cari
- Page 124 and 125: Tiecelijn 22 hé.’ En weg was hij
- Page 126 and 127: Tiecelijn 22 Tiecelijnlezers een hi
- Page 128 and 129: Tiecelijn 22 Petrus Franciscus Sava
- Page 130 and 131: Tiecelijn 22 belt aan, zegt Savatte
- Page 134 and 135: Tiecelijn 22 De kleren van de… bo
- Page 136 and 137: Tiecelijn 22 De boer placeerde zich
- Page 138 and 139: Tiecelijn 22 uitbuiten, meester zij
- Page 140 and 141: Tiecelijn 22 Noten 1 Marcellijn Dew
- Page 142 and 143: Thema / Tiecelijn 22 pua moders - d
- Page 144 and 145: Tiecelijn 22 Waar kwam hij ter dood
- Page 146 and 147: Tiecelijn 22 aan - net zoals wij da
- Page 148 and 149: Tiecelijn 22 5 Als kind; zie Schmid
- Page 150 and 151: Tiecelijn 22 Robert Johnson werd ni
- Page 152 and 153: Tiecelijn 22 Laarmans moet echter o
- Page 154 and 155: Tiecelijn 22 binnenvallen, want een
- Page 156 and 157: Tiecelijn 22 aan het schaakbord van
- Page 158 and 159: Tiecelijn 22 Lauwereyssen per ongel
- Page 160 and 161: Tiecelijn 22 Na Boormans verhaal is
- Page 162 and 163: Tiecelijn 22 eindigt met het ‘won
- Page 164 and 165: Tiecelijn 22 de markt lijkt Boorman
- Page 166 and 167: Tiecelijn 22 rond Robert Johnson. Z
- Page 168 and 169: Tiecelijn 22 gelisten, een bloemlez
- Page 170 and 171: Tiecelijn 22 zijn verre van kindera
- Page 172 and 173: Tiecelijn 22 Zo begint een van de b
- Page 174 and 175: Tiecelijn 22 er weer van de raaf te
- Page 176 and 177: Tiecelijn 22 Teeuwen is geboren en
- Page 178 and 179: Tiecelijn 22 Jonge en sindsdien doo
- Page 180 and 181: Tiecelijn 22 De Rudi is achter zijn
Tiecelijn <strong>22</strong><br />
Peegie spitste zijn oren.<br />
’k Meuge doodvallen, dacht hij, maar dat is Savatte…<br />
– A propos, menhere de apotheker, gij die ’n gestudeerde vent zijt,<br />
hebt ge ’n minuutje, ’k zou u ne keer iets willen vragen en togen. (tonen)<br />
(p. 66)<br />
De vrouw van de apotheker wordt naar de winkel geroepen en Savatte mag in<br />
de salon naast de keuken zijn geval uiteenzetten.<br />
– We zijn daar bezig met aan onzen achterkeuken ’n koolkotje (kolenhok)<br />
te zetten. Gelijk of we daar ’n beetje fondamenten voren nodig<br />
hebben, zei Savatte, hebben we daar ’n slagsgie (een beetje) gegraven<br />
en gedolven. Op ’n moment stuiken (stoten) we daar op iets hards!<br />
We haalden dat uit, ’t was ’n brokke van ’n bloempot in brons, met rare<br />
letters op… ’t Wijf zei dat dat voorzeker weerde had en gelijk of dat ik<br />
dat geschrifte niet ’n versta, ’k peinze ’k ga ’t ne keer vragen aan een die<br />
d’r meer verstand van heeft… (p. 66)<br />
Savatte haalt uit zijn knapzak een pot die de gebrilde apotheker onmiddellijk<br />
fascineert. Dit lijkt hem een heerlijke vondst: ‘een massieve mortier, met Romeinse<br />
figuren in verwerkt en Latijnse tekst, groen uitgeslagen van de ouderdom en<br />
hier en daar ‘n beetje aarde ertussen’. Zo ‘n pot wordt gebruikt om poeders te<br />
stampen, legt hij Savatte uit. En hij vraagt of daar geen ‘stampertjen’ bij was. En<br />
ja, daar lag daar een soort stokje bij en Savatte grabbelt opnieuw in zijn knapzak.<br />
‘Hier vent, is ‘t misschien datte?’ Natuurlijk is het dat. Maar de lepe Savatte klapt<br />
niet van verkopen, daarvoor is hij niet gekomen, hij wilde alleen weten wat hij<br />
gevonden had. Zijn vrouw wilde dat ding op de schouw zetten, maar Savatte vond dat<br />
ze al genoeg brol (rommel, prullen) hadden.<br />
– Is dat te koop? Vroeg de apotheker, langs zijn neus weg.<br />
– Zou dat stuk authentiek zijn?<br />
– Al zo authentiek of da’k (dat ik) hier zitte, zei Savatte. ’k Meuge<br />
doodvallen. Daarbij ’t wijf heeft dat getoogd (laten zien) aan een anticaire.<br />
De deze gaf d’r subiet duizend frank voren. Maar ’k en doe met<br />
die vent geen affairens (zaken), ’t is een slechten betaalder. Beter ’n<br />
veugel (vogel) in d’hand, dan tien in de lucht, he menhere!<br />
– Absoluut, man, absoluut. En hoevele vraagt ge daarvoren?<br />
– Wel, we gaan d’r ‘n slag in slaan, voor zeshonderd meugt ge ‘t hebben!<br />
~ 132 ~