jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap
jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap
Tiecelijn 22 belt aan, zegt Savatte, en als ze open doen, niet buiten blijven staan maar direct naar binnen gaan en om een teugske (slokje) water vragen. Hang de sukkelaar uit en probeer in de keuken te geraken. Eens daar begint over ge over uwen blink. Maar de eerste pogingen mislukken. Toen kwam Savatte’s raad hem te binnen. Hij trok zijn klak (pet) tot diep over d’oren, keek in het spiegelglas van een uitstalraam, trok een lang gezicht als van een lijkbidder en belde toen bij een rijke heer. Een dikke meid opende de deur. Is ’t voor te schooien? – Neen, neen, wuvegie (vrouwtje). Geef mij alsjeblief ’n glas water! ’k Heb zulknen dorst. Café (koffie) ’n durve ik niet vragen! – Ha, maar mijnen braven sukkelare, kom rap in huis en zet u ’n slagsgie (een beetje) bij de stove (kachel). Wel, wel, wel toch! Alzo tjotelen? (‘tjolen’, wroeten) – Ja he, kreunde Peegie, mijn pere (vader) heeft mijn mere (moeder) vermoord. We zijn plat geruïneerd. Ik en mijn vier zusters de strate op, zonder eten of centen. – Maar mijn ventje toch! Allee, schuif bij en zet u aan tafel en eet ’n koekestute… (koekeboterham). En waarvan leeft gij dan? – Van blink!!! Van blinkdozen! Madamkie… ’t is vier frank voor ’n doze, we kopen ze drie frank en half in. – ’n Minuutje, ventje, en eet maar smakelijk voort, ’k ben subiet were. De gezette meid waggelde naar boven, naar madame die nog sliep. In ’n alteratie (ontsteld) vertelde zij hetgeen ze gehoord en gezien had… Madame dankte de Heilige Vincentius omdat hij deze dompelaar (stakker) tot bij haar gestuurd had. – Koop al zijn blinkdozen op! beval ze. Stralend van geluk wankelde de dikke meid de trap af, bekeek Peegie met meewarige moederliefde en betaalde de blinkdozen. Peegie was bleek van ‘t verschot… (p. 63-64) Hij belooft een paternoster te zullen bidden, zoals madame heeft gevraagd, en een tientje voor de zielkes van het vagevuur. Savatte is doodverbaasd en geeft hem nog veertig dozen. En Peegie zet zijn bedrieglijke tocht verder… Madamkie! Hebt ge geen stuute (boterham) voor een armen wees? Mijn vader is doodgesmeten in den oorlog van veertiene en mijn moeder is dood in ’t kinderbedde van ons tienste. ~ 130 ~
– Subiet, mijn sukkelarkie (sukkel)!… – Madamkie, ’k verkope blinkdozen van vier frank en half van één om mijn broerkies t’ onderhouden. – Geef er vier, mijn manneken. – Merci. God zal ’t u lonen. – Mijnhere, mijn moeder heeft heur verleden weke doodgedronken en mijn vader is stekeblind… ’k Ben allene op de wereld… Gaat ge geen blinkdozegie (doosje ) kopen aan vijf frank? – Geef er drie. Voilà, en bid een Onze Vader voor mij. – Bedankt Menhere, ’k ga d’r vijf lezen. En als de deur toe was: – ’t Naaste jare als ’k niet vergete! – Mijnhere Paster, gaat ge geen blinkdozegie kopen aan… zes frank? Mijn moeder heeft de tering en mijn vader gaat doppen. (stempelen) – Hier mijn brave jongen, geef er twee! – Massoeurki (zuster), gaat ge niet enkele blinkdozen kopen voor het klooster? Mijn vier broers zijn binnen bij de Xaverianen en mijn vader is straatarm… ’t is zeven frank voor ’n dozegie. – Hoeveel? Zeven frank! Ge vraagt gij nogal deure zulle, manneken, elders verkopen ze dat vier frank! – Vier frank? vroeg Peegie verbaasd, ik kanne dat ook. Gauw zesse voor zesendertig frank! – Alzo zij we ’t akkoord ventje, geef d’r zes! (p. 64-65) ~ 131 ~ Tiecelijn 22 Peegie heeft nog zes blinkdozen en hij waagt zich binnen bij een apotheker. Hij is geen schooier, maar ‘hun kot is afgebrand’. Ze hebben ‘geen roste kluite (rooie duit) meer’. Hij geraakt in de keuken en smult er aan ‘een omelette en een dikke stute’. De voordeur gaat intussen weer open voor een nieuwe klant, die Savatte blijkt te zijn. Peegie wordt de stille en ongeziene getuige van hoe Savatte de apotheker er inpakt. – Dag menheer de apotheker, slecht were hé! – Ah ja. ’t Is de tijd van het jaar hé, mijne man. – Ja’t, d’eerste koude en de letste zijn te mijden lijk de peste, zei mijn pere altijd en ’k zou ’t geloven ook. ’k Peinze da’k een vallinge (verkoudheid) vaste hebbe. En de man hoestte ne keer ferme. Hebt ge geen dozegie valdaaigies (een doosje pillen tegen verkoudheid), dat verfrist ’t kelegat. – Heel geerne, hierzie, mijn man, ’t is 5 frank.
- Page 80 and 81: Tiecelijn 22 rechters te verzoeken
- Page 82 and 83: Tiecelijn 22 de middeleeuwen al ont
- Page 84 and 85: Tiecelijn 22 Omslag van de Vlaamse
- Page 86 and 87: Tiecelijn 22 ratuurhistoricus. Hij
- Page 88 and 89: Tiecelijn 22 Verder kan men alleen
- Page 90 and 91: Tiecelijn 22 het paradoxale feit op
- Page 92 and 93: Tiecelijn 22 Kwelgeest Het succes v
- Page 94 and 95: Tiecelijn 22 Hutsebaut 2008, die de
- Page 96 and 97: Thema / Tiecelijn 22 anansi is Tijd
- Page 98 and 99: Tiecelijn 22 Met dit antwoord op de
- Page 100 and 101: Tiecelijn 22 gen. Maar ook gebruike
- Page 102 and 103: Tiecelijn 22 Ashanti-hulppriester B
- Page 104 and 105: Tiecelijn 22 lijker maakte voor mis
- Page 106 and 107: Tiecelijn 22 protest tegen de onmen
- Page 108 and 109: Tiecelijn 22 Daarnaast zijn de Cari
- Page 110 and 111: Tiecelijn 22 naamse kinderen, maar
- Page 112 and 113: Tiecelijn 22 ~ 112 ~ Anansi rijdt o
- Page 114 and 115: Tiecelijn 22 Ze zaten onder de palm
- Page 116 and 117: Tiecelijn 22 aan goden en halfgoden
- Page 118 and 119: Tiecelijn 22 Omslag van het tweetal
- Page 120 and 121: Tiecelijn 22 onwrikbaar in zijn eig
- Page 122 and 123: Tiecelijn 22 13 Andrew Salkey, Cari
- Page 124 and 125: Tiecelijn 22 hé.’ En weg was hij
- Page 126 and 127: Tiecelijn 22 Tiecelijnlezers een hi
- Page 128 and 129: Tiecelijn 22 Petrus Franciscus Sava
- Page 132 and 133: Tiecelijn 22 Peegie spitste zijn or
- Page 134 and 135: Tiecelijn 22 De kleren van de… bo
- Page 136 and 137: Tiecelijn 22 De boer placeerde zich
- Page 138 and 139: Tiecelijn 22 uitbuiten, meester zij
- Page 140 and 141: Tiecelijn 22 Noten 1 Marcellijn Dew
- Page 142 and 143: Thema / Tiecelijn 22 pua moders - d
- Page 144 and 145: Tiecelijn 22 Waar kwam hij ter dood
- Page 146 and 147: Tiecelijn 22 aan - net zoals wij da
- Page 148 and 149: Tiecelijn 22 5 Als kind; zie Schmid
- Page 150 and 151: Tiecelijn 22 Robert Johnson werd ni
- Page 152 and 153: Tiecelijn 22 Laarmans moet echter o
- Page 154 and 155: Tiecelijn 22 binnenvallen, want een
- Page 156 and 157: Tiecelijn 22 aan het schaakbord van
- Page 158 and 159: Tiecelijn 22 Lauwereyssen per ongel
- Page 160 and 161: Tiecelijn 22 Na Boormans verhaal is
- Page 162 and 163: Tiecelijn 22 eindigt met het ‘won
- Page 164 and 165: Tiecelijn 22 de markt lijkt Boorman
- Page 166 and 167: Tiecelijn 22 rond Robert Johnson. Z
- Page 168 and 169: Tiecelijn 22 gelisten, een bloemlez
- Page 170 and 171: Tiecelijn 22 zijn verre van kindera
- Page 172 and 173: Tiecelijn 22 Zo begint een van de b
- Page 174 and 175: Tiecelijn 22 er weer van de raaf te
- Page 176 and 177: Tiecelijn 22 Teeuwen is geboren en
- Page 178 and 179: Tiecelijn 22 Jonge en sindsdien doo
Tiecelijn <strong>22</strong><br />
belt aan, zegt Savatte, en als ze open doen, niet buiten blijven staan maar direct<br />
naar binnen gaan en om een teugske (slokje) water vragen. Hang de sukkelaar<br />
uit en probeer in de keuken te geraken. Eens daar begint over ge over uwen<br />
blink. Maar de eerste pogingen mislukken.<br />
Toen kwam Savatte’s raad hem te binnen. Hij trok zijn klak (pet) tot<br />
diep over d’oren, keek in het spiegelglas van een uitstalraam, trok een<br />
lang gezicht als van een lijkbidder en belde toen bij een rijke heer. Een<br />
dikke meid opende de deur.<br />
Is ’t voor te schooien?<br />
– Neen, neen, wuvegie (vrouwtje). Geef mij alsjeblief ’n glas water! ’k<br />
Heb zulknen dorst. Café (koffie) ’n durve ik niet vragen!<br />
– Ha, maar mijnen braven sukkelare, kom rap in huis en zet u ’n slagsgie<br />
(een beetje) bij de stove (kachel). Wel, wel, wel toch! Alzo tjotelen?<br />
(‘tjolen’, wroeten)<br />
– Ja he, kreunde Peegie, mijn pere (vader) heeft mijn mere (moeder)<br />
vermoord. We zijn plat geruïneerd. Ik en mijn vier zusters de strate<br />
op, zonder eten of centen.<br />
– Maar mijn ventje toch! Allee, schuif bij en zet u aan tafel en eet ’n<br />
koekestute… (koekeboterham). En waarvan leeft gij dan?<br />
– Van blink!!! Van blinkdozen! Madamkie… ’t is vier frank voor ’n<br />
doze, we kopen ze drie frank en half in.<br />
– ’n Minuutje, ventje, en eet maar smakelijk voort, ’k ben subiet were.<br />
De gezette meid waggelde naar boven, naar madame die nog sliep. In<br />
’n alteratie (ontsteld) vertelde zij hetgeen ze gehoord en gezien had…<br />
Madame dankte de Heilige Vincentius omdat hij deze dompelaar<br />
(stakker) tot bij haar gestuurd had.<br />
– Koop al zijn blinkdozen op! beval ze.<br />
Stralend van geluk wankelde de dikke meid de trap af, bekeek Peegie<br />
met meewarige moederliefde en betaalde de blinkdozen. Peegie was<br />
bleek van ‘t verschot… (p. 63-64)<br />
Hij belooft een paternoster te zullen bidden, zoals madame heeft gevraagd, en<br />
een tientje voor de zielkes van het vagevuur. Savatte is doodverbaasd en geeft<br />
hem nog veertig dozen. En Peegie zet zijn bedrieglijke tocht verder…<br />
Madamkie! Hebt ge geen stuute (boterham) voor een armen wees?<br />
Mijn vader is doodgesmeten in den oorlog van veertiene en mijn moeder<br />
is dood in ’t kinderbedde van ons tienste.<br />
~ 130 ~