14.09.2013 Views

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

jg 22 jaarboek 2 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

hoewel de stad het gewenste opschrift verbood, toch noemden onze<br />

leurders het ‘De Pispersijn’. (Peegie I, p. 59)<br />

~ 127 ~<br />

Tiecelijn <strong>22</strong><br />

De Nieuwmarkters hebben hun eigen gebruiken en spreken een eigen taaltje:<br />

een Bargoens waarvan de woorden en uitdrukkingen vooral te maken hebben<br />

met leuren: ‘leep schoepen’ (er listig iemand inluizen; schoepen = stelen), een<br />

‘lepen type’, ‘kaffers en kafferinnen’ (boeren en boerinnen of de beste klanten op<br />

‘voyage’), centen zijn ‘jetons’, ‘piekens’ of ‘baarden’, drinken is ‘buizen in een derrekeete’<br />

(herberg), schone meiskes hebben ‘een toffe gibe’ of een schoon aangezicht,<br />

om de tuin leiden is ‘befazelen’; ‘leep den being, maas nen fokker, ge zult befazeld<br />

worden’ betekent: let op vent, ge zult bedrogen worden.<br />

Voordat ze op tocht gaan, sluiten ze de houten vensterluiken en plaatsen ze<br />

voor de deur een groot houten schot. Er is grote samenhorigheid, rijk of arm en<br />

‘hoe meer jetons (munten) ze hebben hoe meer ze er laten glijden.’ Wel gierig<br />

op tocht, maar thuis royaal. Eigenlijk vormen ze ‘een staat in de staat’ die zich<br />

niet met de rest van de stad assimileert. De vrouwen zijn ‘de properheid zelve.’<br />

In hun huizen met een salon, die alleen tijdens de kermis en andere feestelijke<br />

dagen werd gebruikt, staan schone meubels en hangt er een ‘luster’ (kroonluchter).<br />

Ze wonen in ‘t stal (ruimte vroeger gebruikt als paardenstal) en in de gang<br />

ligt er ‘emballage (verpakkingsmateriaal) in jute’. ‘Vroegertijds leurden ze met vis<br />

en garnalen. Ze hielden ‘trafiek’ (ze leefden van de handel) en trokken met hun<br />

paardjes en karrekes tussen de kust en de stad en ze fournierden (voorzagen)<br />

de streek van verse vis. Maar de tijd staat niet stil. Toen de eerste stoomtreinen<br />

op rails door Roeselare puften, was het gedaan met de trafiek. De vis kwam toe<br />

met de trein en met de slag lag hun commerce dood en begraven. Ze verkochten<br />

hun mooie ‘peerdjies’ en ‘karregies’ (paardjes en karretjes) en trokken de wereld<br />

in met stoffen, zeep, zeemlappen, mortiers (vijzels), peper en honderdduizend<br />

dingen en nog, die de mensen gemakkelijk aan de deur kochten.<br />

‘In deze kerels schuilt een oerkracht die wij, beschaafde lui, reeds lang verloren<br />

hebben. Zij kunnen deftig zijn, beschaafd spreken, beleefd zijn als niet één, doch<br />

van zodra zij op hun tenen worden getrapt of het kritische punt in het drinken<br />

hebben overschreden, komt hun oud-keltische aard boven en… schuif de deur<br />

uit, al zijt ge prins of minister!’ (p. 60).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!