WC ZL4_samenvatting.pdf - VETserieus.nl

WC ZL4_samenvatting.pdf - VETserieus.nl WC ZL4_samenvatting.pdf - VETserieus.nl

vetserieus.nl
from vetserieus.nl More from this publisher
14.09.2013 Views

Werkcolleges Ziekteleer 4 - trichophyton ferrucosum - trichophyton metagrophytes - microsporum canis - microsporum gypseum preventieve maatregelen bij kalveren: Het vaccin insoltrichofiton meer duurzame immuniteit op populatieniveau. Dit vaccin bevat geen microsporum. Werkcollege 8 vaccinologie In NL wordt 20% van de katten jaarlijks gevaccineerd en 60% van de honden. Verschillende factoren spelen een rol bij de keuze om te gaan vaccineren tegen een bepaalde infectieziekte en met welk vaccin, op welke leeftijd en de frequentie waarmee wordt geïmmuniseerd. Hierbij moet rekening gehouden worden met: - immuniteitsopbouw van het dier - de eigenschappen van de vaccins o levend o dood - kennis van de epidemiologische situatie Bij pup is de eerste enting meestal rond de 6 weken. Of een vaccinatie dan zin heeft, hangt af van de hoeveelheid maternale antilichamen. Als dit namelijk te hoog is, zal het vaccin geen effect hebben, maar bij sommige pups is de titer na 6 weken al voldoende laag. Dit niveau daalt tussen de 6 en 12 weken. De titer moet onder lijn 1 zijn en dan vangen niet alle maternale antilichamen het vaccin op zodat de hond een afweerreactie gaat krijgen. Maar als de titer onder de 2 zakt zijn er eigenlijk te weinig antilichamen om beschermd te zijn. Dit noemt men ook we ‘the immunity gap’ of ‘the window of susceptibility’. In die tijd is er dus kans op infectie omdat de maternale antilichamen dalen en de hond zelf nog geen immuunrespons heeft opgebouwd. Je vaccineert dus op 6 weken omdat je een kans hebt op een pup die al na 6 weken zo weinig maternale antilichamen heeft dat hij een immuunrespons creëert na vaccinatie. Van belang is dat de pup de eerste dag colostrum krijgt, want dan kunnen de antilichamen nog door de darmwand omdat er dan nog receptoren op de epitheelcellen zitten om ze door te sluizen. Deze verdwijnen na de geboorte. 25

Werkcolleges Ziekteleer 4 Strategieën die men heeft toegepast om de effectiviteit van de vaccinatie op deze leeftijd te verhogen: - hogere virustiter in het vaccin en/of virussen die minder afgezwakt zijn - heterotypisch vaccin: met verwant virus vaccineren o geeft minder immunisatie, maar wordt niet geremd door maternale antilichamen. Dit dan alleen de 1 e enting doen. - Titers van de maternale antilichamen bepalen (weinig gedaan). Er zijn wel nu sneltesten op de markt. In de praktijk wordt er meestal gekozen voor een levend vaccin: - brede immuniteit / immuunrespons - hechtere en langdurigere immuniteit / immuunrespons - betere celgemedieerde immuniteit (MHC-1 cytotoxische T-cel) - kan intranasaal o dood vaccin niet! - kan eenmalig als het goed immuuncompetent is o dood minimaal 2x met 3-4 weken tussentijd - kan niet binnen een week nog een keer o vaccin interferon 2 e vaccin kan niet vermeerderen = interferentie o dit is niet zo bij een dood vaccin - milde neveneffecten o niet bij dood vaccin - geen adjuvants nodig Het entschema voor een pup Op 6 weken: parvo en hondenziekte Op 9 weken: parvo en leptospirose (=dood vaccin) Op 12 weken: cocktail Tegen parvo ent je 2x omdat er een hoog risico is. Daarna doe je jaarlijks de cocktail. Dit zou niet helemaal noodzakelijk zijn. Je zou kunnen volstaan met jaarlijks leptospirose en om de 3 jaar de hele cocktail. De cocktail: - HCC (CAV-1, maar CAV-2 in het vaccin) - Parvo - Leptospirose o Canicula o Icterohaemoragica - Hondenziekte - PI - Bordetella bronchiseptica - Coronavirus Een dier kan na een vaccinatie acuut gaan braken en diarree krijgen. Dit kan direct maar ook pas na een dag. Dit komt dan door een allergische reactie, de anafylactische type I. 26

Werkcolleges Ziekteleer 4<br />

- trichophyton ferrucosum<br />

- trichophyton metagrophytes<br />

- microsporum canis<br />

- microsporum gypseum<br />

preventieve maatregelen bij kalveren:<br />

Het vaccin insoltrichofiton meer duurzame immuniteit op populatieniveau. Dit vaccin<br />

bevat geen microsporum.<br />

Werkcollege 8 vaccinologie<br />

In NL wordt 20% van de katten jaarlijks gevaccineerd en 60% van de honden.<br />

Verschillende factoren spelen een rol bij de keuze om te gaan vaccineren tegen een<br />

bepaalde infectieziekte en met welk vaccin, op welke leeftijd en de frequentie waarmee<br />

wordt geïmmuniseerd. Hierbij moet rekening gehouden worden met:<br />

- immuniteitsopbouw van het dier<br />

- de eigenschappen van de vaccins<br />

o levend<br />

o dood<br />

- kennis van de epidemiologische situatie<br />

Bij pup is de eerste enting meestal rond de 6 weken.<br />

Of een vaccinatie dan zin heeft, hangt af van de hoeveelheid maternale antilichamen. Als<br />

dit namelijk te hoog is, zal het vaccin<br />

geen effect hebben, maar bij sommige<br />

pups is de titer na 6 weken al voldoende<br />

laag. Dit niveau daalt tussen de 6 en 12<br />

weken.<br />

De titer moet onder lijn 1 zijn en dan<br />

vangen niet alle maternale antilichamen<br />

het vaccin op zodat de hond een<br />

afweerreactie gaat krijgen. Maar als de<br />

titer onder de 2 zakt zijn er eige<strong>nl</strong>ijk te<br />

weinig antilichamen om beschermd te<br />

zijn. Dit noemt men ook we ‘the<br />

immunity gap’ of ‘the window of susceptibility’. In die tijd is er dus kans op infectie<br />

omdat de maternale antilichamen dalen en de hond zelf nog geen immuunrespons heeft<br />

opgebouwd.<br />

Je vaccineert dus op 6 weken omdat je een kans hebt op een pup die al na 6 weken zo<br />

weinig maternale antilichamen heeft dat hij een immuunrespons creëert na vaccinatie.<br />

Van belang is dat de pup de eerste dag colostrum krijgt, want dan kunnen de antilichamen<br />

nog door de darmwand omdat er dan nog receptoren op de epitheelcellen zitten om ze<br />

door te sluizen. Deze verdwijnen na de geboorte.<br />

25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!