download - Rene van Maarsseveen
download - Rene van Maarsseveen download - Rene van Maarsseveen
Testament rhetoricael Eduard de Dene editie W. Waterschoot en D. Coigneau bron Eduard de Dene, Testament rhetoricael, 3 delen (ed. W. Waterschoot, D. Coigneau et al.). In: Jaarboek ‘De Fonteine’ XXVI, XXVIII en XXX 1976-1980. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dene001test01_01/colofon.htm © 2003 dbnl / W. Waterschoot en D. Coigneau
- Page 2 and 3: Verantwoording 5 Het Testament Rhet
- Page 4 and 5: 7 Als eerste inleiding bij deze tek
- Page 6 and 7: + [Eerlicke hu Regiert] E erlicke h
- Page 8 and 9: ++ 11 [Pone domine Custodiam ori me
- Page 10 and 11: 15 20 25 30 + 5 10 15 20 13 Aucteur
- Page 12 and 13: 30 Coppelessen ende Lichte vrauwen
- Page 14 and 15: 5 10 15 20 25 + 5 10 15 16 Epitaphi
- Page 16 and 17: 25 + 5 10 15 20 25 30 + 5 ionghe We
- Page 18 and 19: 10 15 20 25 30 + 5 10 15 19 Domine
- Page 20 and 21: + 5 10 15 20 25 30 + Nieumaer Vraeg
- Page 22 and 23: 15 20 25 + 5 10 15 20 23 Daer en es
- Page 24 and 25: 30 ++ 5 10 15 20 25 25 het Aue mari
- Page 26 and 27: 5 10 15 20 25 + W 27 Wie boorghe bl
- Page 28 and 29: 20 25 + 5 10 15 20 25 S 28 Salomons
- Page 30 and 31: 10 15 20 ++ 30 Zondaeren Troostyngh
- Page 32 and 33: 32 + 15 + 61 Psal. 63. ExauDi. DEus
- Page 34 and 35: Prinche 34 Maer die huut god huer g
- Page 36 and 37: + Eya daer om alleene Ons voorsprae
- Page 38 and 39: 15 ouer tgheel mensschelicke ghesla
- Page 40 and 41: 40 Glorie danck eere end eeuvvich l
- Page 42 and 43: 42 Vp ascentioens avendt int iaer g
- Page 44 and 45: 44 ++ Iacob huussins was een goet p
- Page 46 and 47: Inden heere ghenaedich heb ick gheh
- Page 48 and 49: zyn bermherticheyt vierich my wonde
- Page 50 and 51: + 50 + Heere wilt hu handwerck doch
Testament rhetoricael<br />
Eduard de Dene<br />
editie W. Waterschoot en D. Coigneau<br />
bron<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael, 3 delen (ed. W. Waterschoot, D. Coigneau et al.). In:<br />
Jaarboek ‘De Fonteine’ XXVI, XXVIII en XXX 1976-1980.<br />
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dene001test01_01/colofon.htm<br />
© 2003 dbnl / W. Waterschoot en D. Coigneau
Verantwoording<br />
5<br />
Het Testament Rhetoricael <strong>van</strong> Eduard de Dene (Gent, Universiteitsbibliotheek, hs.<br />
3330) wordt hierna door ons diplomatisch uitgegeven. Weliswaar betekenen sommige<br />
eigenaardigheden in de schrijfwijze <strong>van</strong> het Nederlands na het midden <strong>van</strong> de<br />
zestiende eeuw een grote belasting voor de moderne lezer, zodat wij er ons terdege<br />
<strong>van</strong> bewust zijn dat de aangeboden transcriptie enige eisen stelt aan het<br />
uithoudingsvermogen <strong>van</strong> eventuele belangstellenden. Het Testament Rhetoricael<br />
is literair en cultuurhistorisch <strong>van</strong> groot belang voor onze zestiende-eeuwse<br />
geschiedenis in het algemeen en voor de Brugse situatie in het bijzonder, zodat de<br />
uitgave <strong>van</strong> dit handschrift - een trouwens reeds lang gekoesterde wens <strong>van</strong> de<br />
Nederlandse filologie - ook een ruimer, historisch geïnteresseerd publiek zou kunnen<br />
aanspreken. Toch hebben wij de voorkeur gegeven aan de diplomatische<br />
uitgave-techniek, en wel om de volgende redenen:<br />
Vooreerst vereist de studie <strong>van</strong> het Testament Rhetoricael reeds een zekere<br />
vertrouwdheid met rederijkersteksten bij de lezer: De Dene is een moeilijk auteur,<br />
die vooral in zijn epitafen zulke staaltjes <strong>van</strong> ‘constighe’ stijl ten toon spreidt, vooral<br />
inzake woordvorming en syntaxis, dat hij zich zelf als het ware reserveert voor<br />
ervaren lezers, die de strikte eerbiediging <strong>van</strong> de authentieke tekstvorm wel op de<br />
koop toe zullen willen nemen.<br />
De tweede - en voornaamste - reden is dat wij hier staan voor de autograaf <strong>van</strong> een<br />
ervaren klerk. Het eerste element <strong>van</strong> dit argument zou reeds voldoende moeten zijn<br />
om bezwaren tegen de strikt diplomatische methode <strong>van</strong> de hand te wijzen: onze<br />
Nederlandse letterkunde is zo schaars gezegend met dergelijke exemplaren uit de<br />
pen <strong>van</strong> de auteur zelf, dat, bij eventuele uitgave, het respect voor de schrijver de<br />
voorrang verdient boven het gemak <strong>van</strong> moderne leesgewoonten. Daarbij komt nog<br />
in dit<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
6<br />
concrete geval dat De Dene zich bij het schrijven <strong>van</strong> zijn Testament Rhetoricael<br />
een waarachtig en onderlegd klerk ter vierschaar toont: de om<strong>van</strong>grijke codex, die<br />
binnen een periode <strong>van</strong> acht maand voltooid werd, is een fraai voorbeeld <strong>van</strong><br />
zestiende-eeuwse kopiistenarbeid: doorheen de 465 folio's heerst hetzelfde<br />
regelmatige, brede geschrift, zonder merkbare verschillen bij begin en einde <strong>van</strong> de<br />
schrijfarbeid. De Denes bedrevenheid uit zich het duidelijkst in de behandeling <strong>van</strong><br />
schachten en staarten, niet enkel in de begin- en eindregel <strong>van</strong> een pagina, maar ook<br />
midden in de tekst, waar hun opneming in een vorige of volgende regel dikwijls zeer<br />
talentvol geschied is. Deze virtuositeit <strong>van</strong> de auteur als schrijver heeft ons mede<br />
genoopt om deze codex strikt diplomatisch uit te geven als specimen <strong>van</strong><br />
zestiende-eeuwse schrijfkunst.<br />
Concreet betekent dit dat het schriftbeeld zo nauwkeurig mogelijk gereproduceerd<br />
wordt. Het gebruik <strong>van</strong> hoofd- en kleine letters, het aan- en <strong>van</strong>eenschrijven <strong>van</strong><br />
woorden is getrouw overgenomen. Vooral het behoud <strong>van</strong> de hoofdletters na een<br />
prefix midden in een samenstelling kan storend werken voor de moderne lezer. Toch<br />
is deze schrijfwijze vrij systematisch door De Dene gehandhaafd, en dus door ons<br />
gerespecteerd. Voor de interpretatie <strong>van</strong> I/J en i/j hebben wij de hoofdletter met<br />
bovenschacht, schuine dakstreep en tong als I weergegeven, en alle andere vormen<br />
als i. De spellingen u voor [v] en v voor [y] werden uiteraard gehandhaafd. Ook de<br />
interpunctie werd onveranderd overgenomen. Afkortingen zijn opgelost in cursief<br />
en letters in humanistisch schrift werden gespatieerd. In voetnoot staan paleografische<br />
en codicologische opmerkingen (aard <strong>van</strong> de correctie, toestand <strong>van</strong> het handschrift).<br />
Ook de oorspronkelijke bladspiegel is in de mate <strong>van</strong> het mogelijke gerespecteerd:<br />
elke nieuwe bladzijde is als lees-eenheid beschouwd, en de tekstregels zijn dan ook<br />
telkens opnieuw genummerd. Aangezien het notenapparaat hierbij onmiddellijk moet<br />
aansluiten, treft de lezer dit soms midden de huidige bladzijde aan. De eerbied voor<br />
de autograaf stoort ook hier alweer het gemak <strong>van</strong> de huidige leesgewoonten, maar<br />
wij hebben gemeend tot dit procédé te mogen overgaan om de reeds hiervoor<br />
uiteengezette redenen.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
7<br />
Als eerste inleiding bij deze tekstuitgave verwijzen wij naar ‘Eduard de Dene en zijn<br />
Testament Rhetoricael (1561)’ in Jaarboek De Fonteine 1969-1970, tevens verschenen<br />
als Rederijkers-studiën VII in de reeks Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />
Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent, nr. XVII. Thans bieden wij de tekst<br />
<strong>van</strong> fol. x 1 tot fol. 150. In twee volgende boekdelen nemen wij ons voor de resterende<br />
tekst te publiceren, waarna wij hopen als laatste aflevering de onontbeerlijke<br />
aantekeningen te laten verschijnen.<br />
Gent, september 1976.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
++<br />
// Myn Testament. //<br />
in Rhetorycken //<br />
Die zieckzondich stene //<br />
// yeghelick omtrent //<br />
5 Laettet blycken //<br />
// Elck hem zeluen wene //<br />
Die Rusten vpde eerdsche lene //<br />
muegher in speghelen //<br />
// hem daer naer Reghelen //<br />
10 Eer / den gheest verdwene. //<br />
Zonde stynct / als <strong>van</strong> tloock de kene //<br />
// Dat duechdelick smaect //<br />
Wilt niet Afvvycken. //<br />
ick die ter doodwaerts tcarreken Mene //<br />
15 // dicwils ghewaect //<br />
in tsconst practycken //<br />
Met Recht en <strong>Rene</strong> //<br />
// Kiest der huut tbeste //<br />
Laet vaeren de Reste //<br />
20 dat hinderlick schene //<br />
// Van hier totten hend //<br />
Binnen tsweerelts dycken //<br />
By my ghemaect //<br />
// Rasch. Vp. End//:<br />
25 .1561. // Hene. //<br />
[Metu et spe]<br />
Metu et spe<br />
occulta probantur<br />
+ Alle regels zijn onderstreept.<br />
8<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
[x 1 r]
+<br />
[Eerlicke hu Regiert]<br />
E erlicke hu Regiert<br />
D ies men hu gheest / Bewaert<br />
V roylick duecht hanthiert<br />
A nders goedynghen niet bezwaert<br />
5 R yplick toecommende dynghen anziet<br />
D e bedrieghlicheden vreesende zyt<br />
V leeschlicke begheerten vliedt<br />
S uverlicke Leeft altydt<br />
// D E s hu beuolen bewaeren es / Weder gheeft<br />
10 D och der neersticheyt volght met staeden<br />
E nde in Dronckenschap gheenssins Leeft<br />
N yemandt zo ne wilt versmaeden<br />
E lck die hem verheft zal dalen tot schaeden<br />
[Risus Nimius Cauendus]<br />
// R isus Nimius Cauendus<br />
15 A ge que Iusta sunt<br />
S aluta Libenter<br />
C ognosce te Ipsum.<br />
H umanarum Rerum Vicissitudo<br />
// V iolentiam oderis<br />
20 P acem Dilige<br />
// E xercitatio optimus Magister<br />
N e quid nimis<br />
// D onum quodcumque probato.<br />
E xperimento nihil certius<br />
25 N imia parcitas Vitanda<br />
// E ruditiores efficimur omnes Damno /<br />
9<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
[x 1 v]
10<br />
++<br />
Inde Capitale Lettren Daer<br />
thuvver Instrueringhe<br />
Vyndt Iuiste tIaer<br />
Deis boucx eerste componeringhe +<br />
5 M ortalia cogita //<br />
C ognatos Cole //<br />
C oncordiam sectare //<br />
// C ontemptio omnis stulta //<br />
C alumniam oderis //<br />
10 C onsilium post facta Inutile //<br />
L inguam Tempera //<br />
V ulgi Iudicium stultum. //<br />
I usticiam Colito //<br />
I ndustriam Adiuuat deus //<br />
[Seneca In libro]<br />
15 Seneca In libro<br />
De 4. or Virtutibus<br />
Si prudens es / Animus tuus Tribus temporibus<br />
Dispensetur<br />
.1. Presentia ordina //<br />
20 .2. Futura prouide. et //<br />
.3. Preterita Recordare //<br />
Doleo!/<br />
Quid de me / post fata / Dicent Homines<br />
Respondeo<br />
25 Intempestiua sollicitudo. / hoc a Iuuentute prouisum esse<br />
debuit / Qualis fere Vita hominum /<br />
Talis est Fama / //<br />
+ Alle regels <strong>van</strong> fol. x 1 v en fol. x 2 zijn onderstreept, behalve r. 18 <strong>van</strong> deze laatste bladzijde.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
[x 2 r]<br />
+<br />
Anno .1557.
++<br />
11<br />
[Pone domine Custodiam ori meo]<br />
// Pone domine Custodiam ori meo<br />
heere / Een bewarynghe mynen monde // stelt<br />
honor et gloria Soli deo //<br />
// Alleene tot god / Lof tallen stonde // helt<br />
5 als prinche der victoryen / die ons zonde // velt<br />
Medechynich gheneser / eer ons doodwonde // quelt<br />
// die tsmensschens / ghepeynsen oock totten gronde // telt<br />
Rechtueerdich Rechter / end om gheen Ronde // ghelt<br />
maer als hy wil wat Leift<br />
10 // Tvreest / Beift<br />
Ende / voor zyn woords / Faconde // smelt<br />
Totten Lecteur<br />
Bied saluut den Aucteur<br />
// Wat Componiste // yet speculeirt //<br />
15 ymaidgineirt //<br />
maect dicteirt // ofte fantazeirt<br />
preponeirt // sustineirt // Argueirt // solueirt<br />
concludeirt //<br />
Tsamen gheRammelt int vulbrynghen!<br />
20 // metter Dood / Wordet al ghepasseirt<br />
gheconsummeirt // Gheadnihileirt<br />
ghevilipendeirt // Ghesuppediteirt<br />
// Want zou es inne des weerelts omRynghen<br />
Dontbyndeghe / ende thende <strong>van</strong> allen dynghen<br />
25 .1561.<br />
[Got der almechtig hat mich erledigt]<br />
Got der almechtig hat mich erledigt<br />
Vser den gewalt meiner veindt /<br />
+ Fol. x 2 v, r. 1, 3, 12-16, 19, 23-27 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
[x 2 v]
12<br />
++<br />
Tafel of Regystre //<br />
Die tghetal Duerzoucke //<br />
Tinhoud by bewystre //<br />
Gheel Van Desen boucke //<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
+<br />
5<br />
10<br />
. A .<br />
A.B.C. Vanden nieu ghehuwede<br />
A.B.C. Gheestelick / om Victorken<br />
myn Ioncxste zuene<br />
A r g ument <strong>van</strong> Socrates Ieghens eennen<br />
Ionckman / huwen ofte niet huwen<br />
A donis ionckman <strong>van</strong> vrau Venus bemindt<br />
A fgodisten Afgodrie / ende <strong>van</strong>den beilden<br />
A nghaende den Beildemaeckers<br />
A enigma ofte Raetsele / Tweederhande<br />
Aduocaten ende Rechters<br />
Amoureuse Minnaers<br />
Amoureuse discrete liefde<br />
Amoureuse Meyelynghen *<br />
Alle amoureuse dierkens<br />
Amoureuse solutie<br />
Amoureux testament<br />
Alle Eerdsche slampampers<br />
Alle Crychslieden ende Capiteynen<br />
Argumentich proces tusschen soberheyt ende<br />
Den Dronckaert<br />
Aristoteles Leert Ieghens Gramschap<br />
Achte clausulen intricaet Vanden ghecleede beesten<br />
+<br />
[x 3 v]<br />
Achtien metren goede Leerynghe<br />
Achtien poincten teender schoone vrauwe dienende<br />
Aerbeydt ende Ledicheyt / twee contrarien<br />
Aucteur verhaelt wercken des vleeschs<br />
Ande ghehuwede vraukens / Exempel <strong>van</strong> Penelope<br />
Aucteur / Noteirt ghulseghe ouerdaet<br />
Aucteur / noteirt Vriendschap metter tonghe<br />
Aucteur Pryst de Romeynen ieghens ledicheyt<br />
Aucteur / noteirt Paulus Besicheyt te Corinthen<br />
Aucteur / Discribeirt Ledichede<br />
+ Fol. x 3 r, r. 1-4 onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘Meyerlynghen’; ‘r’ doorgehaald.<br />
folio.<br />
256.<br />
135.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
285.<br />
216 ende 218.<br />
219.<br />
181.<br />
200.<br />
287.<br />
296.<br />
300<br />
306.<br />
311.<br />
312<br />
340<br />
323.<br />
351<br />
319.<br />
f o 179<br />
.211.<br />
287.<br />
383.<br />
.243.<br />
252<br />
372.<br />
379<br />
381.<br />
381.<br />
+<br />
[x 3 r]
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
13<br />
Aucteur noteirt Didimus neerstichede<br />
Aucteur vermaent te werckene schriftuerlick<br />
ende figuerlick<br />
Aucteur vermaent den slapaert Epimenides<br />
Aucteur vermaent tsmensschens verghanclick leuen<br />
Aucteur / Bidt god almachtich Refreynwys<br />
Aucteurs zekere goede vermaenynghe<br />
Aucteur verhaelt <strong>van</strong> heliogabalus cnaepen<br />
Aucteur Totten euangelyssche broeders<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />
.B.<br />
Balade <strong>van</strong> thuuterste Oordeel<br />
Balade Amoureux testament<br />
Balade <strong>van</strong> twee amoureuse ghespeilneden<br />
Balade / de stadt sint quintins ghewonnen<br />
Balade / Slach te greuelynghe<br />
Balade / Argumentueux<br />
Balade / <strong>van</strong>den hertoghe <strong>van</strong> bruunswyck<br />
Tzelfde in Walssche<br />
Balade intricaet Vanden ghecleede beesten<br />
+<br />
[x 4 r]<br />
Balade <strong>van</strong> tcakenbeen in tschotters hof handboghe<br />
Balade <strong>van</strong>den dronckaerts<br />
Balade <strong>van</strong>den Wyne<br />
Balade Vanden Landskermessen<br />
Balade / daer by den aucteur adieu neimt<br />
Bethanyen / Bekeerde zondaressen<br />
Bedynghe Refereynwys<br />
Bedynghe / Vpden witte donderdach<br />
Bedynghe / De profundis clamaui in Walssche<br />
Bedynghe Ieghens ghiericheyt<br />
Bedynghe tot god almachtich / om sterck ghelooue<br />
Bedynghwys / Prologue <strong>van</strong>den Boucke<br />
Boghaerdsche schoolkyndren knechtkens ende<br />
meyskens<br />
Beghijnkens Ten Wynghaerde<br />
Benedicite ende gratie in Vlaemssche<br />
Baert Draeghers ende Baetzouckers<br />
Beneficianten Permuteirders<br />
Beildemaeckers ofte Beildesnyders<br />
Betrauwers vp Mensschen<br />
Boorghe Voor yemandt blyfuen<br />
382.<br />
383. ende 84.<br />
385.<br />
396<br />
436<br />
425.<br />
387<br />
409<br />
440<br />
438<br />
312.<br />
296<br />
331<br />
334<br />
274.<br />
277<br />
.280.<br />
179<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
118.<br />
336.<br />
344<br />
367.<br />
440.<br />
401<br />
423.<br />
418.<br />
160<br />
238.<br />
130<br />
Eerste blad<br />
52 ende 81<br />
59.<br />
56.<br />
286 ende 241.<br />
188.<br />
219<br />
222.<br />
203.
25<br />
30<br />
++<br />
5<br />
10<br />
20<br />
25<br />
C<br />
14<br />
Capelle Vanden helighen gheeste ende de xiij e<br />
Capelle sint iooris steghere Vpde marct<br />
Capelle <strong>van</strong>den helsenaers Tsint saluators<br />
Capelle Sint amandts<br />
Capelle Vanden Schilders<br />
Capelle <strong>van</strong>den Pypers<br />
Capelle Sint Loyshius<br />
Capelle Sint eeuwouds buten<br />
Capelle Vanden drie zanttinnen<br />
+<br />
[x 4 v]<br />
Capelle Sinter niclaeus<br />
Capelle <strong>van</strong>den Backers / ende clerck aldaer<br />
Capelle ter Derder oordene<br />
Capelle <strong>van</strong>den maeckeliers ten vlamyncdamme<br />
Capelle Vanden Schiplieden<br />
Capelle Vp den stuuenbergh gheseyt hemelRycke<br />
Capelle ter Calomme<br />
Capelleken <strong>van</strong> sinte maertins inde vulderstraete<br />
Capelle <strong>van</strong> iherusalem<br />
Capelle <strong>van</strong>den clercken ende clercken <strong>van</strong>der Burch<br />
Capelleken <strong>van</strong> sint Erasmus Vp tproossche<br />
Carnation Conyngh <strong>van</strong>den ouden boghe +<br />
Carnation Conyngh <strong>van</strong>den ionghe boghe +<br />
Carnation Conyngh Vanden Ardchieren +<br />
Carnation Conyngh <strong>van</strong>den Coluevryniers +<br />
28. ende 162.<br />
38<br />
40<br />
41.<br />
43.<br />
43<br />
45<br />
49<br />
89<br />
106.<br />
109<br />
112<br />
115<br />
125 ende 27<br />
116.<br />
117<br />
+ Gheeraerd Drael<br />
117<br />
+ P e . Dassonneville<br />
121<br />
+ glaude <strong>van</strong>der mandere /<br />
124<br />
Carnation doe ick ghe<strong>van</strong>ghen was<br />
208<br />
Carnation Bourgoensch Crucewys<br />
324<br />
Carnation / Een herte inde middele<br />
325<br />
Carnation <strong>van</strong> Cleuen ende gheldersche<br />
326<br />
327 *<br />
Carnation groot / Van Buenen<br />
Carnation <strong>van</strong>den Paeys / Oock een int zotte<br />
Carnations diueerssche <strong>van</strong> terwanen ende andere steden330<br />
Carnation <strong>van</strong> Conyngh philippus Victorie<br />
333<br />
Carnation als dit Rhetoricael testament vuldaen was 451.<br />
Capiteynen <strong>van</strong>den zevene doodzonden<br />
389<br />
Christus / Waeromme eerst voor ons verResen 422<br />
Cleenmoedeghe in tribulatien<br />
395.<br />
Clappaerts Tusschen man ende wyf<br />
262<br />
+ Nota in margine onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘326’; ‘6’ verbeterd in ‘7’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ M e . pauwels de graet
30<br />
Coppelessen ende Lichte vrauwen<br />
Cortsen broeders<br />
Corte beschryfuynghe <strong>van</strong>den verwaende mensschen<br />
Cornelis breydel Refereyn<br />
Conyngh Philippus<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
285.<br />
309<br />
225.<br />
172<br />
187
35<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
+<br />
15<br />
Credo in Deum in Vlaemssche<br />
Cypier ofte Steenwaerdere<br />
Colfdraeghers Dienaers<br />
Cloosters en kercken Graeu broerkens<br />
+<br />
[x 5 r]<br />
Ende Predicaren<br />
Clooster Augustynen broeders<br />
Clooster Caermers Broeders<br />
Cloostere Vanden Eechoutte<br />
Cloostere staelysers / Willemynen / Colletten<br />
Cellebroeders cloostere<br />
Costere <strong>van</strong> sint iacobs kercke<br />
Clusenaers<br />
Conclusie <strong>van</strong> desen boucke<br />
D<br />
Dauids zeuene psalmen<br />
Dauid strydBaer<br />
Dialogue <strong>van</strong>den twee amoureuse ghespeilneden<br />
Descriptie Van vrau Venus<br />
Dienaers Colfdraeghers<br />
Dertien dach Refereyn<br />
Descriptie Vanden vleesschelicke Minnaers<br />
Duvelssche dochteren by onRechtueerdicheyt<br />
Doodslaeghers<br />
Dronckaerts Logende<br />
Dialogue <strong>van</strong> Soberheyt ende dronckaert<br />
E<br />
Epitaphium ende Clynckynghe .I. de scheereren<br />
Epita / Donaes <strong>van</strong> wambeke<br />
Epithaphium ende clyncken Andries de wilde<br />
Epi / ende clyncken M. e steuin <strong>van</strong>den gheenste<br />
Epithaphium ian De stercke<br />
Epitaphium Cornelis Eueraert<br />
+<br />
[x 5 v]<br />
Epita / Dheer claeys Colue<br />
Epitaph / Pieter panne Ende<br />
<strong>van</strong> ian lyebaert<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
134<br />
204<br />
15.<br />
17<br />
27<br />
48.<br />
49<br />
56<br />
73.<br />
397.<br />
451<br />
401<br />
323<br />
296<br />
283<br />
204<br />
186.<br />
283<br />
310<br />
320.<br />
342<br />
349<br />
151<br />
153<br />
154<br />
155<br />
158.<br />
158<br />
159.
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
16<br />
Epitaphium Landslood Blondeel<br />
Epitaphium Groot ende cleene Vanden aucteur<br />
Epygramma ofte .4. metren<br />
Euangelion Vanden vyf gheerste broeykens<br />
Euangelion vpden kerstdach<br />
Euangelion Vpden kerstnacht<br />
Euangelion 4. den zondach naer xiij dach<br />
Euangelion Vpden dertien dach<br />
Euangelion Van tvrauken <strong>van</strong> Cananee<br />
Euangelion .18. en zondach naer Trinitatis<br />
Euangelion zondachs daer naer<br />
Euangelion vpden paeschdach<br />
Euangelion Den tweeden Derden ende 4. den<br />
zondach inden aduent<br />
Eerdsche v<strong>van</strong>delaers<br />
Eerghiereghe ende Eeghin baet zouckers<br />
Exempel <strong>van</strong>den Ryckman tsnuchtens inbytende<br />
Exempel Totten ledighen mensschen<br />
F<br />
Figuere <strong>van</strong>den getrauwen dienaere<br />
G<br />
Ghilde oude Cruusboghe<br />
Ghilde ionghe Cruusboghe<br />
Ghilde Vanden ardchieren / aldaer<br />
Ghilde Vanden Coluevryniers<br />
160<br />
447.<br />
353<br />
226.<br />
413 ende 415<br />
376<br />
416.<br />
417.<br />
318.<br />
422<br />
419.<br />
410.11.12.<br />
389.<br />
234 ende 241.<br />
346.<br />
387.<br />
386.<br />
117<br />
117<br />
123<br />
+<br />
[x 6 r]<br />
Ghilde Vanden hallebardiers<br />
Ghilde <strong>van</strong>den Bollaerts<br />
Ghilde clercken <strong>van</strong>den voornoomden ghezelschepen<br />
124<br />
Godshuus Sinte iulyens<br />
42.<br />
Godshuus Ten Magdaleenen<br />
Lazarus ziecken aldaer<br />
42<br />
Godshuus Sint ianshuus<br />
48<br />
Godshuus Sint iacobs sinte katherine p. 49<br />
ro<br />
Godshuus Sint ioob inde ezelstrate<br />
81<br />
Ghasthuus Ten blende lyeden<br />
73.<br />
Ghiericheyts Regiment<br />
225.<br />
Ghiericheyt contrarierende / Leerynghen<br />
228<br />
Ghiereghe zoorgfuldeghe<br />
229<br />
Ghierich eerdsbusschop Te mens<br />
228.<br />
Ghierich Conynck Achab<br />
230.<br />
Ghiereghe Gheltgaerders<br />
231.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
20<br />
25<br />
30<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
17<br />
Ghiereghe Eerghiereghe<br />
Ghiericheyt / straft paulus<br />
Gheestlicke Leerynghen<br />
Gheestlicke hueverheyt<br />
Gheestelicke Liefde<br />
Gheestlicke amoureuse dhelighe scriftuere<br />
Ghehuwede<br />
Ghehuwede tyelick<br />
Ghe<strong>van</strong>ghenen<br />
Ghetrauwe dienaere hoedaenich zyn moet<br />
Gods ghebod verachters<br />
Gramschaps Regiment<br />
Gramschap wraeckghierich<br />
Gramschaps Medechyne<br />
Gramme Roerzouckers<br />
Ghulsicheyt Regiment<br />
Ghulsich groot slockere<br />
+<br />
[x 6 v]<br />
Ghulseghen afgod Bel<br />
Groot dronckaert martialis<br />
Ghulsicheyts conclusie<br />
H<br />
Helighe scriftuere / gheestelick Lief<br />
Heliogabalus beual zyn knechten besicheyt<br />
Historie in walssche <strong>van</strong> Bruunswyck<br />
Historie dauids ten Augustynen<br />
Historie <strong>van</strong>den verloren zuene Ten cellebroeders<br />
Historie <strong>van</strong> thobias int Corte<br />
Huwelicken staet<br />
Huusman ofte Vader des huusghezinde<br />
Houeerdicheyts Regiment<br />
Houerdicheyts descriptie / met huer .7. dochteren<br />
Houeerdicheyt / contrarie vyf metren in walssche<br />
I.<br />
In Principio erat verbum in Vlaemssche<br />
ionghe kynders leerynghe<br />
ionghe Minnaers<br />
Ionghers ende Mannen<br />
Ionghe Mannen<br />
Ionghe Dansserkens<br />
Ionghe ghehuwede Vraukens<br />
234<br />
241<br />
140<br />
182.<br />
244<br />
247.<br />
251<br />
256.<br />
204<br />
386.<br />
215.<br />
317.<br />
320<br />
320.<br />
321<br />
335.<br />
340<br />
340<br />
340<br />
373<br />
247<br />
387<br />
280<br />
17.<br />
56.<br />
251<br />
250<br />
253.<br />
209<br />
209<br />
211.<br />
415<br />
140<br />
289<br />
261<br />
259<br />
262<br />
266<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
25<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
+<br />
5<br />
ionghe Weduwen<br />
ionghe Rhetoricienen<br />
K +[x 7 r]<br />
18<br />
Kercke Sint donaes / Sint saluators<br />
Onser vrauwen ende Sint gillis<br />
voor vermaen midsgaders clocludere<br />
ende waswyf aldaer / Sint baselis<br />
tscepenhuus voor tvrye / ende nietken<br />
de naeysterghe Al tsaemen f o<br />
Kercke Sint saluators<br />
Kercke Onser vrauwen<br />
Kercke Onser vrauwen Organiste<br />
Kercke Sint iacobs ende Costere<br />
Kercke Sint Wouburghen<br />
Kercke Sint gillis<br />
Kercke Sinte Cruus<br />
Kercke Sinte Cruus costere<br />
Kercke Sint Anna<br />
Kercke sinte pieters / sint ians ende sinte kerst<br />
L<br />
Leerynghe omme ionghe kynders<br />
Leerynghe ieghens haet ende nydt<br />
Leerynghe Ieghens ghulsicheyt<br />
Ledicheyt moeder <strong>van</strong> allen quaede<br />
Legende <strong>van</strong>den dronckaerts<br />
Landskermessen Regiment<br />
Liefde Bescryfuynghe<br />
Liedeken pater noster naer de lettre<br />
Liedeken Pater noster huutgheleydt<br />
Liedeken Salue Rex<br />
Liedeken Salue Regina<br />
Liedeken Aue Maria<br />
Liedekens<br />
+ [x 7 v]<br />
Lofzangh tot god almachtich<br />
in te domine speraui<br />
Dominus illuminatio mea<br />
verba mea auribus percipe<br />
Cantate domino canticum nouum<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
256<br />
175.<br />
37.<br />
38<br />
44<br />
47.<br />
73.<br />
86.<br />
87.<br />
106.<br />
109.<br />
112.<br />
38.<br />
140<br />
377.<br />
336<br />
382<br />
342.<br />
367.<br />
375.<br />
f o .2.<br />
133.<br />
3.<br />
4.<br />
3.<br />
f o 4.<br />
9.<br />
26<br />
79<br />
77
Ad te Leuaui oculos meos<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
83
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
19<br />
Domine in virtute tua letabitur Rex<br />
Exultate iusti in Domino<br />
in te domine speraui dauids 70 Psalme<br />
Cum inuocarem te deus justicie mee<br />
Diligam te Domine<br />
Laudate pueri dominum<br />
Ad dominum cuum tribularer / Clamaui<br />
Deus laudem meam ne tacueris<br />
Dauids zeuene penitentiale Psalmen<br />
Liedeken <strong>van</strong> tsweerelts temptacien<br />
<strong>van</strong> thelich bloedt in walsche ende vlaemssche<br />
Een andere liedeken <strong>van</strong> theligh Bloedt<br />
<strong>van</strong>den helighen Sacramente<br />
Liedekens Leyssewys<br />
Liedekens drie<br />
Andere Liedekens<br />
Liedeken gheestelick<br />
<strong>van</strong>den helighen Cruce<br />
Liedeken <strong>van</strong>den edelen handBoghe<br />
Drie gheestlicke Liedekens<br />
Liedeken gheestelick<br />
<strong>van</strong>der Benauthe / Boerdelick Liedeken<br />
Liedeken <strong>van</strong>den ghe<strong>van</strong>ghenen<br />
<strong>van</strong>den zeeman<br />
Liedeken <strong>van</strong> Vecy Iehan<br />
Liedeken huut dauids Lxxxi. e psalme<br />
+<br />
[x 8 r]<br />
Ander Liedeken gheestelick<br />
Liedeken <strong>van</strong>den hannekens<br />
Liedeken Alf walsch alf vlaemsch<br />
Liedeken <strong>van</strong> een ghehuwede<br />
Liedeken <strong>van</strong>den Knispaert<br />
Liedeken Vander verRysenesse<br />
<strong>van</strong>den Paeys<br />
Amoureux Liedeken<br />
<strong>van</strong>den vreckaerts<br />
Gheestlick Meyliedeken<br />
Amoureux Meyliedeken<br />
Ander Meyliedeken<br />
Dansliedeken Vanden Mey<br />
Een ander Meyliedeken<br />
Liedeken Vpde nachtloopers<br />
Ander liedeken<br />
Dronckaerts zangh<br />
Liedeken vpden stoorm <strong>van</strong> Munster<br />
84<br />
90<br />
95.<br />
96<br />
100<br />
103<br />
104<br />
128<br />
401<br />
34<br />
54<br />
55.<br />
75.<br />
59 ende 65.<br />
67 ende 69<br />
80. 85 89. 91. 94.<br />
105<br />
109.<br />
120<br />
110. ende Cxi.<br />
149.<br />
142<br />
208<br />
232<br />
266.<br />
202<br />
192<br />
266<br />
tot 270<br />
420<br />
328<br />
271<br />
272<br />
300<br />
302<br />
303<br />
304<br />
306<br />
351<br />
352<br />
354<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
20<br />
25<br />
30<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
Een ander Liedeken<br />
VastenAvendt Liedeken<br />
Lof <strong>van</strong>der taerwe<br />
Lof <strong>van</strong>den wyne<br />
M<br />
20<br />
Myn testaments beghin metter prologhe<br />
Myn begrauynghe en de <strong>van</strong>den<br />
ouerleden wouckeraere<br />
Myn iaer ghetyde Beset / Crune lettre /<br />
pardoenbriefuen ende prochiepape tsamen<br />
Myn Weduwe ende alle andere weduwen<br />
Myn kynderen zuenen<br />
+<br />
[x 8 v]<br />
Myn drie Dochteren<br />
Myn Rhetoricale Componerynghe<br />
Bouxken Briefuen / Chaerters schilderyen<br />
inctpot / Pennen / Scriftooris / Comptoir<br />
inden burch ende anderssins<br />
Myn ghebuerschip<br />
Myn Bril ende Rapiere<br />
Myn boelken Eens was<br />
Mynen Langhen Adieu<br />
Myn Somme totale Van myn staet<br />
Myn ghereede ghelt Cleederen habyten /<br />
Barnynghe ende andere zaecken<br />
De Clynckynghe mynder venditie<br />
Myn Testamentarissen<br />
Machteghe <strong>van</strong> goede<br />
Maegdelicke staet<br />
Mannen ende Vrauwen<br />
Maertsbier Drynckers<br />
Morael Totten ledeghen mensschen<br />
Morte Paeyen<br />
Mensschen Betrauwers<br />
Milde zeeman<br />
Meersmannekens<br />
Meyplantynghe Gheestelick<br />
Missiue an VastenAvendts discipelen<br />
Missiue An Poyknechten te hutrecht<br />
N.<br />
Nydicheyts Regiment ende diueerssche<br />
Leerynghen daer ieghens<br />
366.<br />
371<br />
342<br />
343.<br />
6<br />
12.<br />
13<br />
131<br />
131 tot 142.<br />
143.<br />
.143 ende 144<br />
144<br />
145.<br />
289<br />
440<br />
147<br />
146<br />
147<br />
146<br />
447<br />
227<br />
249<br />
261<br />
345.<br />
385.<br />
354<br />
222.<br />
232<br />
280<br />
305.<br />
370<br />
354.<br />
375.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
+<br />
Nieumaer Vraeghers<br />
+<br />
[x 9 r]<br />
Nieuloopteghe Voyaidgiers<br />
Nachtloopers<br />
Nydeghe Grammoedeghe<br />
Nydicheyts Bescryfuynghe<br />
Nydeghe Tonghen<br />
O<br />
21<br />
Oncuuscheyts Regiment<br />
Ouerspeelders<br />
Obstinaete zondaeren<br />
Ongheoorsaemeghe<br />
Onderdaeneghe Mans<br />
Organiste Tonser vrauwen<br />
Oude vrauwen<br />
Oude weduwen<br />
Oorloghe om diueerssche zaecken te<br />
mueghen doene<br />
Oorloogshlieden<br />
P<br />
Paeschliedeken<br />
Paeys descriptie<br />
Paeyslick Rondeel<br />
Penitenten Clusenaers<br />
Processie generale<br />
Processie generale<br />
Poyknechten<br />
Poetich exemple ieghens Ledichede<br />
Pieter de zanghere Conynghfeeste Refereyn<br />
Policye Meesters<br />
Predicanten<br />
Procesvolghers<br />
Potdraeghers Vanden steene<br />
+<br />
[x 9 v]<br />
Platte Buersen<br />
Prologhe <strong>van</strong>den zevene Doodzonden<br />
Permuteirders <strong>van</strong> Benefitien<br />
* Oorspronkelijk ‘212’; geschrapt en ‘179’ erboven geschreven.<br />
179 *<br />
223<br />
306<br />
376<br />
375<br />
380<br />
242<br />
273<br />
445.<br />
214<br />
255.<br />
47<br />
256<br />
323<br />
322<br />
420<br />
319<br />
324<br />
397<br />
326 ende 327<br />
333.<br />
347.<br />
383.<br />
171<br />
201.<br />
190<br />
203.<br />
208<br />
238<br />
208<br />
188.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
+<br />
5<br />
10<br />
Q<br />
22<br />
Quetst hu met gheen ghiericheyt heerders der scapen<br />
Quictancie Refreynwys die <strong>van</strong> damme<br />
Refereynen<br />
A<br />
Ad patres nostros Zyn dese vooren<br />
Alleene zy god Eere ende glorie<br />
Al dat zotten zien / dat es huerlieder gherief<br />
Ach lief hoe zoud ick hu cunnen alsoo vergheten<br />
Al datte en dynct my gheen Abelheyt wesen<br />
Afkeerende <strong>van</strong>den schoonhemelsschen weghe<br />
Al doode my god / Noch zalick hopen<br />
B<br />
Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />
Bemint hem die hu bemint ghy zulles gheloont zyn<br />
Bedect my schoon Lief / inde gaeten huwer wonden<br />
C<br />
Christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />
Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt An<br />
Comt al tsheeren tafel met hu bruloft cleed An<br />
+<br />
[x 10 r]<br />
Comt al tsamen huuten houcke der duusterheden<br />
Clouck en lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht<br />
Christus / es ons paesschen gheoffert verResen<br />
D<br />
De duusterheden hebbent begrepen Niet +<br />
Die beloften Lief zalick nemmermeer vergheten<br />
Die niet ghewasschen es / en heeft gheen deel met my<br />
Dat hy paeyslick Regieren mach alle zyn landt<br />
De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht<br />
De waerheyt des euangelys Laet by hu blyfuen<br />
Daghelicx verghanck schoonghenoughelick niet<br />
De daghelicxsche weerelt gheel int zotte speilt<br />
De Beildemaeckers zyn Al te gadre niet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
14.<br />
174.<br />
8<br />
28<br />
236<br />
291<br />
364<br />
390<br />
426<br />
132.<br />
242<br />
244<br />
30<br />
86<br />
115<br />
393<br />
397<br />
421<br />
f o primo<br />
+ In principio erat verbum<br />
70<br />
72<br />
187<br />
188<br />
190<br />
212<br />
213<br />
219
15<br />
20<br />
25<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
23<br />
Daer en es gheen bermherticheyt Vpder eerden<br />
Dat waere wat vreimds / end zoo ghebuerde<br />
Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen<br />
Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />
De vreese des heeren / Es tbeghin der wysheyt<br />
Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />
Dies zalicker wel mede myn zinnen behouden<br />
Den boom <strong>van</strong> tcruce christi in therte plant<br />
DuerRyd vry den trypzack maer therte doch wacht<br />
Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt es<br />
Droncke man droncke dynck etc a<br />
Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet<br />
Dan gruut my ieghens thuusewaert ghaen<br />
Dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods etc a<br />
E<br />
Emanuel iesus christus onsen heere<br />
Een clappaert can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />
233<br />
238<br />
239<br />
255<br />
259<br />
288<br />
295<br />
305<br />
309<br />
347<br />
* 353.<br />
362<br />
360<br />
435.<br />
74<br />
198<br />
+<br />
[x 10 v]<br />
En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf 264<br />
En waere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />
294<br />
Een vreidzame tonghe es een boom des Leuens 321<br />
Eylaes / vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken 341<br />
Een lecker beitien es vullicx gheten<br />
356<br />
Een vrauwe / meest nood es / den dienst <strong>van</strong> een vuldere 357<br />
Een kynd es ons gheboren end onslieden ghegheuen 416<br />
F<br />
Fraeye bachus disciplen drynct een vroylicken dronck 361<br />
Felle pyne / zullen de quae ghezeyde Lyden<br />
445.<br />
G<br />
Ghy zyt petrus / en vp desen steen<br />
zalick myn kercke funderen<br />
Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect<br />
Ghij hebt my ghetraut lief wie zal my scheeden<br />
Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt<br />
Gheen ander dan ghy Can my niet ghenesen<br />
Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />
Godsvruchtich Regiment eendrachtich telcker stede<br />
39<br />
42<br />
97<br />
115.<br />
148<br />
177<br />
201<br />
* Oorspronkelijk ‘335’; laatste twee cijfers geschrapt en ver<strong>van</strong>gen door ‘53’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
25<br />
++<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
24<br />
Gheenssins / want dier vp betrauwen / zyn vermalendyd222.<br />
Gheeft mildelick zo word hu oock milde ghegheuen 231<br />
Ghaet in hu buerse / en gheeft datie wilt<br />
240<br />
Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen 252<br />
Ghy ionghe Mannen ghehuwet ofte onghehuwt 261<br />
H.<br />
Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen<br />
Helpt neerstich desen boghaerd der ionghe scholieren<br />
+<br />
[x 11 r]<br />
heere / ghy zult hu gheplantte wynghaerd bewaeren<br />
Hoe lief / eist mueghelick ghy ander beminnen mueght<br />
Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />
Huwen god huwen heere end hu naesten bemindt<br />
Huwen naesten wilt / als hu zeluen Beminnen<br />
heere wilt niet wasschen myn voeten alleene etc a<br />
Het moet eens zyn / dat wy al steruen<br />
Heere god beschermt ons <strong>van</strong> die eeuweghe doodt<br />
I<br />
36<br />
52<br />
58<br />
289<br />
291<br />
318<br />
378<br />
418<br />
425<br />
433<br />
In principio erat Verbum<br />
Refereynwys int<br />
eerste blad<br />
Iesus name / es ter weerelt veel eeren weerd 113.<br />
Ick wilde wel de weerelt alleene Regieren<br />
209<br />
Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden 247<br />
in een eerbaer wyse stercke vrauwe goet<br />
254<br />
Ick liet noch al goet zyn behild ick tmyne<br />
265.<br />
In myn kethel comt ghildekens cuusch ick net 308<br />
Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />
358<br />
In een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden 413<br />
iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer 411<br />
In huwen handen heere beveel ick mynen gheest 448<br />
K<br />
Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />
Kir zie eir Liefken / ten mach niet al gheseyt zyn<br />
L<br />
Lof maria ghezuvert naer moyses wet<br />
Lof moeder maria vul gratien vloeyende<br />
daer of dhooftlettren <strong>van</strong> tRefereyn spellen<br />
+ Fol. x 11 r, r. 17-18 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
216<br />
299.<br />
27<br />
16
30<br />
++<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
25<br />
het Aue maria in Latyne /<br />
Lief heb ick hu / in my niet ghegreffyt gheint<br />
Lof heligh gheest Alder wonderlicxst Werckende<br />
+<br />
[x 11 v]<br />
Lof <strong>van</strong> Dhelighe Drievuldicheyt +<br />
f o 245. *<br />
31<br />
33<br />
+Noteirt<br />
Lof Vanden helighen Sacramente<br />
44 ende 71.<br />
Lof wonderlick wonder noyndt wonder zoo groot 93.<br />
lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />
98<br />
lof Crucen boom draeghende zalichste vrucht 106.<br />
Lof Barbara blynckende peerle vul duechden 123<br />
Lof Vander Edele Penne<br />
125.<br />
Lof onverwonnen Conyngh der Cuenynghen 186<br />
Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />
342<br />
Lof dan wynghaerd / daer men zo goede wyn huutclaert 344<br />
Lief doet ghy myn beuel / ick zal hu beminnen 215<br />
Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn 262<br />
Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen 307<br />
M<br />
Magdalena lydsaemich duer tshelichs gheest wercken47<br />
Men zietter al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien 205.<br />
Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen 290<br />
Met inde middelmaete wel thuus te brynghene 359<br />
Machmen wel doen en vroylick gherustelick leuen 395<br />
Myn liefste vriendinne heb ick hu niet ghenesen 399<br />
N<br />
Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />
Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief<br />
O<br />
Onghehoorzaemheyt / doet god meest de weerelt<br />
plaghen<br />
Onder hu / en laet gheen bedelaers wesen<br />
* Deze regel is later in grijzere inkt bijgevoegd.<br />
+ Fol. x 11 v, r. 8 ‘Vander... Penne’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
194<br />
292<br />
214<br />
227
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
+<br />
26<br />
Och lief tes schande datmen hu die oneere doet<br />
+<br />
[x 12 r]<br />
Och zoud wel doen / hond zaegh ick myn wyf niet<br />
Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen<br />
O hemelsch vadre verlost ons / <strong>van</strong> allen quaede<br />
P<br />
Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy<br />
zyt<br />
Q<br />
Quetst hu / met gheen ghiericheyt heerders der schapen14<br />
R<br />
Rechtueerdicheyt bemint ghy die de eerde Iugiert<br />
Reyn vrauwelick gheselschip verchiert een feeste<br />
Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />
S<br />
Spes mea domine /A Iuuentute mea<br />
Stelt hu leuen voor de schaepen ghy die heerders zyt<br />
Steruen in Liefden dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />
Schict hu al tsheeren tafel in liefde verzaemt<br />
T<br />
Tytel doch <strong>van</strong> zaelicheden myn ziele verleent<br />
Twyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach<br />
Traeghelick keert hu te godewaerts niet<br />
V<br />
Vrau Venus / der vleeschlicker liefden goddinne<br />
Gheel de weerelt Bedrieght<br />
vroylick inde harde Bolle continueirt<br />
+<br />
[x 12 v]<br />
<strong>van</strong> een vul vat zo had ick Liefuere<br />
Van zulck een cabouterken was noyndt ghehoort<br />
vonnest my naer hu ghenaede / niet naer myn zonden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
247<br />
255.<br />
415.<br />
423.<br />
210<br />
184<br />
286<br />
370<br />
11.<br />
182<br />
311.<br />
88<br />
235<br />
275.<br />
387<br />
284<br />
354<br />
360<br />
365<br />
436
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
+<br />
W<br />
27<br />
Wie boorghe blyft // zoorghe styft // ende vriendt word203<br />
vyand<br />
v<strong>van</strong>t also menich hooft Also menich zin<br />
196<br />
vvilt inden ghecruusten god gheloouende wesen 223<br />
Want wat philippus doen zou / wist hy de weten 226<br />
vvie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden 292<br />
vvel eens zo ghafseme <strong>van</strong>der taerte<br />
357<br />
Want liefde des naesten en werct gheen quaet 376<br />
Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut392<br />
Z<br />
Zyn bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse<br />
Zalich zyn die ten avendmale des Lams<br />
82<br />
gheRoupen zyn<br />
107<br />
Zaelich zyn de dooden die inden heere steruen 160<br />
Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren 191<br />
Zulck zeght de waerheyt / tware beter gheloghen 197<br />
Zy hebben god Lief die zyn gheboden houden 215<br />
Zyn zy niet zot die hem daer up betrauwen<br />
220 ende 221<br />
Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een cant229<br />
heeft<br />
Zien commen in een Wolcke als god almachtich 410<br />
Zaelich die word niet gheschandaliseert in my 411<br />
Rondeelen<br />
Rondeel Vp gheen mensschen verlaeten<br />
+<br />
[x 13 r]<br />
Rondeel Der zotten ghetal<br />
Rondeelen viere ghekethent<br />
Rondeel Andre zin<br />
5 Rondeel by Equiuoque<br />
Rondeel AueRecht<br />
Rasch. Vp. En. Dene Refreynwys<br />
Rhetorica Wat zy<br />
Rhetorica Beminders *<br />
10 Rhetoricienen Poetich testament<br />
Rhetoricienen ionghers<br />
Rhetoricale intricate .4. Metren<br />
Rhetoricienen personnaidgen<br />
Rechters ende Aduocaten<br />
15 Refereyn gheestlick<br />
Reyne eerbaere Vrauwen<br />
* ‘Beminders’: oorspronkelijk ‘l’; ‘B’ erover geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
223<br />
237<br />
285<br />
310<br />
348<br />
351<br />
449.<br />
177<br />
177<br />
175.<br />
175.<br />
176<br />
176<br />
200.<br />
245<br />
286.
Rekenynghe ten huutersten oordeele<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
438.
20<br />
25<br />
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
S<br />
28<br />
Salomons diueerssche prouerbien<br />
Saudeniere <strong>van</strong>der weerelt<br />
Sermoen volghers<br />
Sceppers huus<br />
Scrupuleuse gheesten<br />
Schriftlicke Leerynghen<br />
Splytemytbuersen<br />
Steenwaerdere ofte Cypier<br />
Soorte <strong>van</strong> volcke ghecoordt ghaende<br />
Socrates noteirt <strong>van</strong>den Afgoden<br />
Socrates ander Leerynghe<br />
Supplicatie ionghe practizientiens ter<br />
+<br />
[x 13 v]<br />
burch omme vp Rosbayart te zittene<br />
Soberlick leuen verhaelt Boetius<br />
Socrates Leerynghe ieghens clappaerts<br />
Stryd inwendich<br />
T<br />
Traecheyts Regiment ende leerynghen<br />
daer Ieghens<br />
Terwane ghewonnen ende hueren oorspronck<br />
Twistmaeckers tusschen man ende wyf<br />
Tpruetelwyf Preuetelt<br />
Twee vier Regulen<br />
Twaelf clausulen <strong>van</strong> het Oordeel<br />
Testament Vander Doodt<br />
Troostynghe der zondaeren<br />
V<br />
Vaeder des huusghezin<br />
vlaendren verandert<br />
Vier zaecken contrarie der waerheyt<br />
vyf dieren den mensche in vyf zaecken te bouen<br />
ghaende<br />
victorie Leeu <strong>van</strong> iuda<br />
Victorie te greuelynghe<br />
Vlaemssche Franssoysen<br />
verwaende mensschen corte beschryfuynghe<br />
Verdoolde Mensschen<br />
Vrau Venus bescryfuynghe<br />
136<br />
212<br />
191<br />
250<br />
394<br />
249 ende 250<br />
240<br />
204<br />
218<br />
349<br />
127<br />
346<br />
322.<br />
322.<br />
380<br />
329<br />
262<br />
256<br />
238<br />
438<br />
427.<br />
399.<br />
253.<br />
234<br />
195.<br />
139<br />
219<br />
334<br />
328<br />
225<br />
339<br />
283.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
+<br />
5<br />
10<br />
15<br />
20<br />
25<br />
30<br />
++<br />
5<br />
Vleesschelicke minne<br />
Venus Legisten<br />
Vier duechdelicke ymaidgen<br />
29<br />
+<br />
[x 14 r]<br />
vier metren Rhetoricale<br />
Vier metren walsch ende vlaemsch<br />
vier metren <strong>van</strong> venus werck<br />
Vetustina Een leelicke vrauwe<br />
vraeghe wat tslot <strong>van</strong> Minnen es<br />
vastenAvends disciplen<br />
Vier zonderlynghe quaetheden <strong>van</strong> Nero<br />
W<br />
Waerheyt heeft zonderlynghe vier partyen<br />
vvaeromme Christus eerst voor ons verresen<br />
vvat een weerd weerdt es<br />
vvie meest mindt man ofte twyf<br />
Weerelt Watse zy<br />
Walssche vyf metren ieghens hoveerdicheyt<br />
vvethouders Testament<br />
Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />
Wyn Refereyn<br />
Witdonderdach Refereynen.<br />
Eerst<br />
Tot Jan <strong>van</strong> oost<br />
Tot Mattheeus de Queestere<br />
Tot Andries de wilde<br />
Tot Gillis de Cuussche<br />
Tot Ghysbrecht buuck<br />
Wercken des gheests<br />
vvercken des vleeschs<br />
Weerlicke Regenten<br />
Wanckelbaere dwaesen<br />
vveerelts Abuusen<br />
Z +[x 14 v]<br />
Zeuene dauids psalmen<br />
Zeuene doodtzonden conclusie<br />
Zeuene Reglen die zulck clappaert zeght<br />
Zesse dynghen doen godlicken troost vercryghen<br />
Zondaers ende Zondaressen<br />
+ Fol. x 14 v, r. 23, 24, 26-27 onderstreept; r. 26 ‘p’ in ‘O’ geschreven.<br />
283<br />
274<br />
264<br />
265<br />
273<br />
274<br />
273<br />
311.<br />
369<br />
380<br />
195.<br />
222<br />
348<br />
274<br />
212<br />
211.<br />
199<br />
351<br />
343<br />
162<br />
164<br />
166<br />
167<br />
169<br />
243<br />
244<br />
184<br />
220<br />
230<br />
401<br />
391<br />
198<br />
400<br />
392<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
10<br />
15<br />
20<br />
++<br />
30<br />
Zondaeren Troostynghe<br />
Zot Vander handboghe Testament<br />
Zotte boucken inde filosofollie<br />
Zotte Betrauwers<br />
Zotghiereghe Zotten<br />
Zoorgfuldeghe Ghiereghe<br />
Zusterkens <strong>van</strong> tshelichs gheesthuus<br />
Zusterkens of baghynkens ten wynghaerde<br />
Zusterkens ten Castaengneboome<br />
Zusterkens inden ouden zack<br />
Zusterkens buten der Ezelpoorte<br />
Zusterkens Carmelytessen ten vlamyncdamme<br />
Zusterkens tsinte claeren<br />
Zusterkens ter potterye<br />
Zusterkens Tsint obrechts<br />
T // S // R // al<br />
.I.<br />
eeuvvich inden. Al. hemel // S. //I<br />
25 // M //<br />
p<br />
Inder Weerelt. zyn Wy<br />
.1561.<br />
[Rhetorica. heeft thuerer adsistentie]<br />
399<br />
121<br />
122.<br />
221<br />
236<br />
229<br />
41<br />
58<br />
67<br />
73.<br />
82<br />
89<br />
92<br />
98<br />
110.<br />
+<br />
[x 15 r]<br />
[ingeplakt: middenstuk <strong>van</strong> de uitslaande plaat, behorende bij de Spelen <strong>van</strong><br />
sinne... Ghespeelt... binnen der stadt <strong>van</strong> Andtwerpen... int Iaer ons Heeren M.D.LXI,<br />
Antwerpen, 1562. Afgebeeld is Rhetorica op een pedestal tussen Prudentia en<br />
Inventio.]<br />
Rhetorica. heeft thuerer adsistentie<br />
gheestighe vvysheyd ende inuentie<br />
Liefde Redene<br />
[Hieronder is een ingeplakt stuk verdwenen, en wel het resterende linker stuk <strong>van</strong><br />
de voormelde plaat, voorstellende Pax, Caritas en Ratio.]<br />
+ Fol. x 15 r, r. 2 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
++<br />
Aucteur<br />
31<br />
In Recompense veel ydelheden<br />
In wulpsche sneden<br />
Voortyds by my ghedicteirt<br />
5 In vleeschlicke huutzichtynghe<br />
HebIckomden gheest stellen te Vreden<br />
met neersteghe zeden<br />
Dit testament gheordonneirt<br />
Tot betere stichtynghe<br />
[Exerce probitatem]<br />
10 Exerce probitatem Datum serua<br />
Vtere virtute Alienis abstine<br />
Respice futurum Dolum time<br />
Voluptatem tempera Sobrius esto<br />
DEpositum Redde<br />
15 Diligentiam adhibe Ebrietatem fuge<br />
NEminem vitupera<br />
Vnde. es. Redde. vade.<br />
In dese vier woorden lettre meer noch Min<br />
Es Iuist Eduardus de deene Der in<br />
20 . 1561 .<br />
+ Fol. x 15 v, r. 1-9, 19 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
[x 15 v]
32<br />
+<br />
15 + 61<br />
Psal. 63.<br />
ExauDi. DEus oratioNEm. meam.<br />
De hooghste gheintroneirde Magnificentie<br />
5 drievuldeghe Preheminentie<br />
Eenvoudighe prouidentie<br />
God vader / god zuene / god helich gheest / almachtich<br />
als ouer al hebbende superintendentie<br />
Wien buugsaem vvesen moet / eerdsche prudentie<br />
10 Ornate / elegante / Ciceroneghe inuentie<br />
der athenen eloquentie<br />
der Legisperiten Reminiscentie<br />
al wat zy firmamentelic // Thuwer Reuerentie<br />
oock knyebuuglick zyn / hoe Edel wyscrachtich<br />
15 // O tdien f[i]ne * int hooghe // myn ooghe // Warachtich<br />
bem thuwaerts eendrachtich<br />
oetmoedich vpheffende / Thuwer ghenaede<br />
Iehouah zebaoth // zyt myns ghedachtich<br />
Trahe me //Post te.<br />
20 ick die Wandel duusternachtich<br />
vergheeft / Wordter yet meszeyt <strong>van</strong> blaede te blaede<br />
Fiat / hopende / Tmynder supplicatie verwachtich<br />
al Com ick spaede<br />
heere zult my verlossen <strong>van</strong>den quaede<br />
[Vp tbetrauvven <strong>van</strong> dien zo wilick beghinnen]<br />
25 Vp tbetrauvven <strong>van</strong> dien zo wilick beghinnen<br />
mids tshelichs gheest gratie / en drie zantinnen<br />
Bede / Catherina / Barbara / Magdaleene<br />
Wiens ghildebroeder / huut een godsvruchtich beminnen<br />
ick zy onweerdich onReene<br />
++<br />
als simpel Archadiste Ruud plomp <strong>van</strong> zinnen /<br />
Myn Rhetoricael testamentken cleene<br />
Zynde oock Memoriael Bouck eene<br />
Maer eer ick my vvilde pooghen te begrypene yet<br />
5 voor een eerste beghin / ick eerdschCrupende woorme<br />
vvilde ter eeren gods (zonder wien / vermueghen Niet)<br />
Stellen naer de lettre / het Euangelion ziet<br />
In principio erat verbum<br />
* Gaatje in het papier (roest) op de plaats <strong>van</strong> de ‘i’.<br />
+ Fol. 1 v, r. 8 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
1 r<br />
+ 1 v
33<br />
Dies myn ooren sloughen storme *<br />
10 Begrypende gods eeuwicheyt / en zyn mensschelicke forme<br />
Refereyn.<br />
Inden beghinne Was twoord warachtich<br />
Ende twoord was by god ** ghebenedydt<br />
ende god was dat woord Almachtich<br />
15 dit was In tbeghinsel / By god altydt<br />
Alle dynghen / zyn duer hem ghemaect bevrydt<br />
en zonder hem esser niet ghemaect beseuen<br />
Een god in drie persoonen / diet al verblydt<br />
datter ghemaect es / in hem was tleuen<br />
20 ende tleuen was tlicht der mensschen ghebleuen<br />
ende tlicht schynt inne die duusterheyt ziet<br />
maer hoe claerlichtende / dit licht was ghegheuen<br />
de duusterheden / hebbent begrepen niet<br />
Daer was een man ghezonden / <strong>van</strong> god Certeyn<br />
25 Wiens name Iohannes was zonder blame<br />
dees es ghecommen in een ghetughenesse Reyn<br />
om ghetughenesse gheuen / <strong>van</strong> tlicht Eersame<br />
++<br />
vp dat zy alle zouden / duer hem gheloouen bequame<br />
iohannes / die en was tlicht niet / maer<br />
om dat hy zoude / Tonslieder vrame<br />
ghetughenesse gheuen / <strong>van</strong>den lichte claer<br />
5 het was / een warachtich licht voorwaer<br />
Twelck alle mensschen verlichten biedt<br />
die daer inder vveerelt comt / nochtans / daer<br />
de duusterheden / hebbent begrepen niet<br />
Tvvas inde Weerelt / en de weerelt / es duer hem ghemaect<br />
10 En die Weerelt en heeft hem niet ghekendt<br />
hy es in zyn eeghin gheCommen naect<br />
en de zyne hebben hem niet ontfanghen omtrent<br />
Ende alle zo vele alsser hem Excellent<br />
hebben ontfanghen / dien ghegheuen heeft hy<br />
15 Macht omme gods kynderen te wordene gent<br />
desen / die in zyn name gheloouen vry<br />
dewelcke die niet huuten bloede zy<br />
noch hute den wille des vleeschs * gheschiet<br />
noch hute den wille des mans der by<br />
20 de duusterheden hebbent begrepen niet<br />
* Oorspronkelijk ‘stoorme’; tweede ‘o’ is doorgehaald.<br />
** Na ‘god’ is ‘altydt’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 2 r, r. 24 onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘mans’; doorgehaald en ‘vleeschs’ erboven geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 2 r
Prinche<br />
34<br />
Maer die huut god huer gheboorte begorden<br />
dien zal ghebueren / machtichste zede<br />
Ende Twoord es vleesch ghevvorden<br />
25 en ghewuendt in onslieden in deerdsche stede<br />
En wy hebben ghezien zyn glorie mede<br />
een glorie / als boetende / al ons verdriet<br />
<strong>van</strong> een eenighen gheboren / des vaders vrede<br />
vul gratien ende Warachtichede<br />
30 De duusterheden / hebbent begrepen Niet /<br />
[Noch wierd ick bet voorts inden gheest verwect]<br />
++ Noch wierd ick bet voorts inden gheest verwect<br />
de crachten mynder zielen poogder toe tdwynghene<br />
eer ick <strong>van</strong> myn voornemen yet hebbe ontdect<br />
Eerst god almachtich Pater noster te zynghene<br />
Vpden Voys<br />
het zat een sneewit vueghelken<br />
Al vp zyn eerste plume<br />
Ons vader die in dhemelen zyt<br />
ghehelicht zy huwe name<br />
10 hu Rycke toecom ons ghebenedydt<br />
dat bidden vvy heer god Eersame<br />
Hu vville moet gheschieden daer<br />
heer god / als hooghst <strong>van</strong> weerden<br />
zoo inden hemel / Als oock der naer<br />
15 tsghelycx beneden inder Eerden<br />
End heere god die in ons noodt<br />
zyt ons vervvinder Coene<br />
gheeft ons doch hedent ons daeghlicx brood<br />
Alsoo ghy dat wel weit te doene /<br />
20 Vergheeft / wat wy hebben mesdaen<br />
hoe groot / hoe menichfuldich<br />
zoo wy vergheuen / ghewillich zaen<br />
de ghuene die ons oock zyn schuldich<br />
In gheen becuerynghen brynght ons niet<br />
25 Tot onser zielen schaede<br />
+ Fol. 2 v, r. 4 ‘Pater noster’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 2 v
35<br />
maer heere die blusschen muecht ons verdriet<br />
verlost ons doch <strong>van</strong>den Quaede<br />
++ Want hu alleene toebehoort<br />
die Cracht end heerlichede<br />
die hemel end eerde / met hu Woord<br />
ghemaect hebt / naer hu wetenthede<br />
[Dheere iesu Christe huwe liefue zuene]<br />
5 Dheere iesu Christe huwe liefue zuene<br />
als victorieuste Cuenyngh der Cuenynghen<br />
hy duer zyn bitter dood / zynde de ghuene<br />
die ons (Bermhertich ghewuene)<br />
Erfghenamen * ghemaect heeft / ter hemelsscher wuenynghen<br />
10 Die wild Ick oock omme verIubileren<br />
hy die metten mensschen/ heeft willen verkeeren<br />
een Salue Rex / ghaen Componeren<br />
En zangh / zoo hier naervolght / tzynder eeren<br />
Vpden Voys<br />
het daeghet huuten oosten<br />
het Lichtet ouer al<br />
Ghegroet zyt heere der heeren<br />
iesu christe Een Cuenyngh goet<br />
bermhertich wilt tonsevvaerts keeren<br />
20 Ons Leuen / ons zoeticheyt zoet<br />
Ghegroet zyt zonder hende<br />
Ons hope / ons troost zeer groot<br />
tot hu / Roupen wy vul ellende<br />
als kyndren <strong>van</strong> Eua ter noodt<br />
25 Tot hu Roupen wy / En zuchten<br />
wy caermen hier ouer al<br />
wy weenen zeer / ende wy duchten<br />
hier inne der traenen dal<br />
+ Fol. 3 r, r. 12 ‘Salue Rex’, 14-16 onderstreept.<br />
* ‘Erfghenamen’: ‘f’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 3 r
+ Eya daer om alleene<br />
Ons voorspraeck end aduocaet<br />
hu ooghen Bermhertich ghemeene<br />
Tonsevvaerts nederslaet /<br />
5 Ende wyst ons daer bouen<br />
dyns hemels vaders aenschyn<br />
ghebenedyden / ende Louen<br />
zullen vvyt / eeuwich zyn<br />
O heere goedertiere<br />
10 O zoete christe die /<br />
bermhertich zyt in hu maniere<br />
O zuene der maeghet marie<br />
Princelic god ghepresen<br />
onse vrome verwinder Coen<br />
15 vvilt onslieden behulpich wesen<br />
v<strong>van</strong>t zonder hu / mueghwy niet doen<br />
[Dus Concluderende / wierd weder varsch voorwaer]<br />
36<br />
Dus Concluderende / wierd weder varsch voorwaer<br />
den tydt / en dochte my niet te langhe<br />
dat maria / gods helighe moedre eerbaer<br />
20 maeght voor tbaersen / int baersen / zuuer claer<br />
ende oock der naer<br />
ick groeten zou / met eenen Liefmoedighen zanghe /<br />
Aue Maria<br />
Vpden voys<br />
Gheldeloos ghy doet my Pyn<br />
ghy doet my pyne dooghen<br />
Maria speghel der oetmoedt<br />
ick nv te huwaerts keere<br />
die zyt vul gratien / Weist ghegroet<br />
30 Met hu / es den uppersten heere /<br />
+ Ghebenedydt zyt ghy Certeyn<br />
Bouen al ander vrauwen<br />
naer tbaersen / bleeft ghy maeght gheel Reyn<br />
gheen weedom / mocht hu dies verflauwen<br />
5 Ghebenedydt zy oock de vrucht<br />
in hu buucxken ghedreghen<br />
dats iesus Christus voor wien dat vlucht<br />
den helsschen vyandt / Tallen weghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 3 v<br />
+ 4 r
Salue Regina<br />
vpden voornoomden voys /<br />
Conyghinne Weest ghegroet<br />
der ontfermherticheden<br />
Ons leuen / zoetheyt / end hope goet<br />
ghegroet weist noch in eeuvvicheden<br />
15 Maria thuwaerts Roupen nv<br />
om met hu mueghen wuenen<br />
Wilt / voor ons bidden / Bidden wy hu<br />
wy ballynghen / als Eua zuenen<br />
Tot hu zuchtende Roupen noch<br />
20 met Weenende vermaenen<br />
Bidt voor ons huwen zuene doch<br />
die leuen hier int dal <strong>van</strong> traenen<br />
End ons aduocate weist<br />
keert tonswaerts huwen ooghen<br />
25 de vrucht dyns buucx diet al gheneist<br />
naer tsleuens hende wilt ons tooghen<br />
O goedertierenste marie<br />
O zachtmoedichste mede<br />
O zoetste bidt dat ons gheschie<br />
30 die alder meeste zaelichede /<br />
37<br />
++ Gods baerseghe Bidt clouck en fyn<br />
elck onser zonder tvvist // zy<br />
en tsaemen weerdich mueghen zyn<br />
der goe beloftenessen Christi<br />
[Vp dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe]<br />
5 Vp dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe<br />
wierd anderwaerf verwect / tvvilde zyn was myn dyncken<br />
dat ick dheere god / Binden eerdschen be<strong>van</strong>ghe<br />
zou Tnaeruolghende Kyrie eleyson / en Lof schyncken<br />
Vpden Voys<br />
Adieu ghenouchte solaes en vruecht<br />
met al dat ghij vermuecht /<br />
Lof god drievuldich almachtich eeuwich goet<br />
Wien dat elck louen moet<br />
groote ghenaede doet<br />
+ Fol. 4v, r. 8 ‘Kyrie eleyson’, 10-11 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 4 v
15 ouer tgheel mensschelicke gheslachte<br />
hemel ende eerde ghy wel Regiert<br />
Bermhertich ghemaniert<br />
ghenaede ghy hanthiert<br />
Niet / en esser buten huwen machte<br />
20 vvie thuwaerts doet / om hulpe clachte<br />
met ghenadighen / crachte<br />
ghy die anhoordt<br />
En duer hu beloofde woordt<br />
ghenaedich Rechtevoort<br />
25 Eeuvvich ghy int ghedueren blyft<br />
eeuwich zonder tydt<br />
die alle dieren voedt en lyft<br />
God ghebenedydt<br />
38<br />
En ware duer hu groote ghenaede ziet<br />
30 die ghy daghelicx biedt /<br />
+<br />
wy waeren tsaemen niet<br />
heere god <strong>van</strong> israel groot eersame<br />
de zunne <strong>van</strong> gratien tonswaerts vpRyst<br />
den Rechten wech ons wyst<br />
5 dyn crachtich woordt ons spyst<br />
gheestlick en Lichaemlick duer huwen name<br />
Themelsch firmament alsoot betame<br />
tonser alder vrame<br />
vp dat de menssche zy<br />
10 zyn cours laet hebben ghy<br />
hu dies eeuwich Louen wy<br />
en waere duer hu Rechter handt<br />
die ons doet duecht<br />
Alle vleesch wierde zaen stof en zant<br />
15 Want ghyt vermueght<br />
Lof god der heyrCrachten <strong>van</strong> israel<br />
god der goden nyemandt el<br />
mach ons te doene wel<br />
zonder wien mach yemandt yet doende wesen<br />
20 duer huwer ghenaeden groot ghetal<br />
hier inder traenen dal<br />
vruchten der eerden al<br />
gheeft bloeysel en groeysel heer god ghepresen<br />
Wat ons noodzaeckelick bouen desen<br />
25 es tot ons ghenesen<br />
dat ghenaedich consenteert<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 5 r
Wynter zomer passeert<br />
wederom nieu ordonneert<br />
met zonne mane ende sterren<br />
30 ghy dach en nacht verlicht<br />
Dus * lof <strong>van</strong> by end oock <strong>van</strong> verren<br />
zy hu ghesticht /<br />
39<br />
B. Godsvruchtich louen hu god almachtich sterck<br />
<strong>van</strong> al hu wonderlick werck<br />
35 ghedaen in tsweerelts Perck /<br />
+<br />
ende doet noch daghelicx in allen steden<br />
voor wien hemel eerde end helle vreest<br />
zonderlynghe hu louen meest<br />
Warachtich inden gheest<br />
5 O god ghy ons hooft zyt / en wy hu leden<br />
die ons ghestelt hebt in paeys en vreden<br />
duer veel ghenadicheden<br />
claer goddelick aenschyn<br />
die vp elck termyn<br />
10 Bouen al hu wercken zyn<br />
Christo huwen zuene wy danckynghe doen<br />
knyebughelick expres<br />
duer gods ghenaede onslieder Rendzoen<br />
int cruce worden es<br />
15 A. Die ons verleent ons daghelicx broodt<br />
huut huwer ghenaeden schoot<br />
vrouch en spaede tonser noodt<br />
ons hebbende hu zeluen voor ghifte ghegheuen<br />
gheene ghenaede tonswaerts vpspent<br />
20 Want tot des weerelts hend<br />
ghenadelick omtrent<br />
vvilt ons heer god zyn by ghebleuen<br />
Alleene wech waerheyt ende Leuen<br />
voor tsatanitich beuen<br />
25 ons vroom bystaet<br />
Lof bouen Lof ontfaet<br />
vergheuer onser mesdaet<br />
// duer Iesum christum hu zuene claer<br />
huwe Liefste bemint<br />
30 thuwer Rechter handt zittende daer<br />
huwe gramschap verwint<br />
* Hoofdletter ‘D’ over een eerste, doorgehaalde ‘dus’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 5 v
40<br />
Glorie danck eere end eeuvvich lof<br />
zonder scheeden der of<br />
bieden wy zondaers grof<br />
35 heere god vader almachtich eene<br />
++<br />
hu zuene die Christus name draeght<br />
zy glory oock ghewaeght<br />
en daer naer onversaeght<br />
den helighen gheest / hooghwyser gheene<br />
5 zoo die glorie was ghemeene<br />
eeuwich groot niet Cleene<br />
int hemelsch be<strong>van</strong>ck<br />
en blyft zoo eeuwich lanck<br />
eeuvvich zonder verghanck<br />
10 // Ghy die zyt Alpha end O<br />
zonder beghin<br />
Elck bughen moet thuwen ghebo // hoe edel zin /<br />
Ofte<br />
Heer god die ons voor plaeghen grief<br />
15 daeghelicx beschermt<br />
Alle die hu hebben met herten Lief<br />
doch vastgheloouich vermt /<br />
Myns testaments beghin<br />
zoot my Viel In.<br />
Woensdach 14 Meye<br />
Anno .1561.<br />
Nu neghene goddinnen musicale<br />
my adsisteert binder eerdsche pale<br />
dat ick voortghae in Rhetorycke<br />
25 zonder dyn hulpe speciale<br />
++<br />
ende Isocrates zoete strale<br />
ick moet bezwycken<br />
in myn betraepen<br />
Eschines Comt huut huwer zale<br />
5 Hyperides ende int generale<br />
Lelius Wilt my bestrycken<br />
Cicero Comt oock tmynen verhale<br />
Cerbo dat dyn vloeyende tale<br />
(eer dat ick fale)<br />
10 My hulpich mach blycken<br />
// Ach / anderssins zonder hulieden practycken<br />
+ Fol. 6 r, r. 18-21 onderstreept.<br />
+ Fol. 6 v, r. 1 ‘Isocrates’, 4-8 (beginwoord), 12 ‘Homerus’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 6 r<br />
+ 6 v
41<br />
met my zo moet Homerus slaepen<br />
Nietmin als een <strong>van</strong> Rhetorica discipelCnaepen<br />
ongheleert brooschEerdich<br />
15 end als die naer de conste mach gaepen<br />
zalder naer tasten // Int Componeren<br />
al bem icx nochtans om die zyn anveerdich<br />
inEpt end onweerdich<br />
Ende naer den simpelen styl dicteren<br />
20 Elck mercurialiste / Mineruiste<br />
ende yeghelick Artiste<br />
daer Rhetorices gratien inne floreren<br />
Bidde dat zyt danckelick<br />
al crepelet manckelick<br />
25 Willen de ionste voor daet accepteren<br />
[Vp eennen Moorghenstondt deed ick Reecxsele]<br />
Vp eennen Moorghenstondt deed ick Reecxsele<br />
naer myn Lichaems custode / langhe ghekeken<br />
ick streeck myn ooghen met nuchter speexele<br />
ende hebbe my inde Luwers ghesteken<br />
30 de wel ghecleede / heeft noyndt pand bezweken<br />
Ick gaeptte ick gheeude ende ick greep<br />
myn angordynghe druckmoedich ghefaest<br />
++<br />
Myn maghe pufte en myn buuckvueghel peep<br />
zy hadde gheerne gheweist gheAest<br />
hy wuent wel / die den backer wuent naest<br />
Cort vpghespoelt zonder veel lanck gheslips<br />
5 zoud ic dronckaerts Pater nostre Lesen<br />
tvvas in myn buerse zulck wonder Eclips<br />
ken zacher een Cruce niet in / mids desen<br />
zo de zaecke ghebuert / zen mach anders wesen<br />
Hoe docht Ick niet te vyndene een Inckel placxken<br />
10 tvvas vp therte een pacxken // naer myn verstandt<br />
doe zocht ick naer myn Iaer almanachxken<br />
tot dat ict emmers ghecreegh in dhandt<br />
Tes te laete waeter ghebrocht naer Brandt<br />
Zouckende ghijnck icker toe zitten zaen<br />
15 om weten vermist inden gheest ghequelt<br />
in wat planete ick was vpghestaen<br />
Tvvas Woensdach xiiij. meye ghetelt<br />
Tes cranck betrau diet vp tmaneloop stelt<br />
+ Fol. 7 r, r. 17 ‘Woensdach... meye’, 27 ‘Brachius homo’, 28 ‘prope taurum’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 7 r
42<br />
Vp ascentioens avendt int iaer gheIuust<br />
20 XV c Eenentzestich ghescreuen<br />
ziende waer de mane was / ick was ontCruust<br />
Ick <strong>van</strong>dse int teeckene gemini bleuen<br />
Planeten zijn de qua quaet / en goet / die wel leuen<br />
De mane in Gemini ic creegher in verwaermen<br />
25 eylaes docht ick dits gheen planete goet<br />
en mids die planete meest Regiert de Aermen<br />
als Brachius homo <strong>van</strong>d ick my ghegroet<br />
wie prope taurum es / Es een aerm bloedt<br />
Doch gemini wel eens myn Aermen bedwanck<br />
30 Twas voor my een quaet planetich teecken<br />
++<br />
want al beyd ick totter zonnen onderghanck<br />
zen consten myn handen gheen ghelt doen Reecken<br />
Tes verloren gheschuuffelt / als tpeerd niet wil zeecken<br />
Flauhertich dies zynde alf leuende doodt<br />
5 weewytich my drie occasien deerden<br />
ken hadde in huus Ghelt bier noch broodt<br />
myn leden huer moeders buuck begheerden<br />
zulck zouct blaeu excusen <strong>van</strong> cleender weerden<br />
Ick weynsschte zoo de kynderen tzegghene pleghen<br />
10 verlost end int papen pitken te zyne<br />
fantazie bespranck my / en Ick vachtter tseghen<br />
pacientie trooste my inde Pyne<br />
Tscheipken moet volghen / de treckers lyne<br />
Diueersche ghepeynsen ieghens my vphiefuen<br />
15 ydelbuersich was / ick <strong>van</strong> twyf begreynst<br />
entwat zouckende / <strong>van</strong>d ick onder myn briefuen<br />
daer in stondt ghescreuen / Ick lyd ongheveynst<br />
Memorare nouissima / vp dyn huuterste peynst<br />
Ick beghonst om veel vreimde ghezellen // dyncken<br />
20 die zomtyds waeren / als ick waen bestreden<br />
dus peynsende / zo hoord ick de bellen // Clyncken<br />
datter een <strong>van</strong> dien was haest ouerleden<br />
de doodt spaert nyemandt / in tsweerelts steden<br />
Ende inden gheest wierd ick verwect mids dien<br />
25 huut Liefden om bede noch oock om ghiften<br />
+ Fol. 7 v, r. 6 ‘Ghelt ... broodt’, 29 ‘Heer ... Rubs’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 7 v
dat ick hadde ghekent menich goet ingien<br />
elck huerer poetich goet Rhetoricien<br />
die dus te stellene by gheschriften<br />
Refereyn<br />
43<br />
Heer gillis Rubs priester / der consten voedere<br />
30 ende Religieux Ten zoetendale<br />
++<br />
heer Ian de Rue / gheboren <strong>van</strong> eender moedere<br />
ghevppert binnen der Rhetorycken zale<br />
heer claeys bollaert / priester der kercke cathedrale<br />
<strong>van</strong> sint saluators gheestich zangher bekent<br />
5 Meester Steuin <strong>van</strong>den gheenste / Int speciale<br />
goet componiste int moraliseren gent<br />
ian de scheerere Laureyns bardt waeren excellent<br />
dese consten de conste artistich oorbooren<br />
heer thilman samuel int graeu broers Convent<br />
10 v<strong>van</strong>delde der consten een weynich omtrent<br />
Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />
Cornelis coolman Pieter de mil brugsche clercken<br />
cornelis eueraert Clerck <strong>van</strong>den ardchieren<br />
Iacob kempe / andries de smet / dese deden wercken<br />
15 gheestich beraeyt met tshelichs gheest vlercken<br />
de conste consten zy Reynmatelick hanthieren<br />
Pieter maertins had oock gracieuse manieren<br />
die voor devyse schreef / Buerse zonder ghelt<br />
in Spaert niet meer / deed hy constich logieren<br />
20 niet een letter meer noch min / dan zyn name spelt<br />
Iooris hellinck heeft menich fraey liedeken ghestelt<br />
voysich / anghename <strong>van</strong> veel volcx int hooren<br />
Pieter <strong>van</strong>der helst / dient oock mede ghetelt<br />
maer hoe constich / de doodt heeft ze neder ghevelt<br />
25 Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />
Boudevvyn <strong>van</strong> cokelare tegheldecker was hy<br />
een zeer goet florateur / ende bourdich mede<br />
guyoot <strong>van</strong>der Reviere / quam oock ter consten by<br />
ghestelt meneghe leysse / wel weten wy<br />
30 obseruerende maetlick de musicale snede<br />
ian moenaert clerck ten vryen zomtyts wat dede<br />
tsint donaes an Iooris verdonct cappelle daer<br />
hanght een lof / ter eeren <strong>van</strong>der drievuldichede<br />
Twelck by hem ghemaect es / ouer menich Iaer<br />
+ Fol. 8 r, r. 1, 3, 5, 7, 9, 12-14, 17, 21, 23, 26, 28, 31 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 8 r
44<br />
++ Iacob huussins was een goet personnaidge / maer<br />
Alaerd appe / franssoys boucke / deden druck verstooren<br />
Wouter blasen / oock een Redenlick facteur voorwaer<br />
alst god belieft / als nuetien / moet Ick volghen naer<br />
5 Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />
Prinche<br />
Daer was oock Claeys <strong>van</strong> belle<br />
goet musicien / zangher in diueerssche chooren<br />
al te bourdich cluchtich / was hij <strong>van</strong> voortstelle<br />
10 zo goet een theerknecht / maer watmer of Relle<br />
Ad patres nostros / Es hy oock vooren<br />
Doch om niet vergheten meester maertin de busere<br />
weert gheRegistreert tzyne in dese ferie<br />
hy wasser eens / Oock gheworden verhusere<br />
15 heeft me helpen spelen / menich schoon misterie<br />
gheschict bouchouder / verstaende zyn materie<br />
Weder docht ick zyn die zoo monster ghepasseirt *<br />
met dier laetst ghecloncken was / heb ick ghefantazeirt **<br />
omme naer mollengys legher te treckene<br />
20 hedent hem / moorghen my / (hoe langh gheRengneirt *** )<br />
mach my de doodt oock pynen te neckene<br />
ieghens tsdoods comste clynctmer gheen beckene<br />
Dus ghemerct dan / het zy gheen zeker Rentken<br />
ter weerelt Rusten / vp een onzeker Lene<br />
25 zo peynsd ick om stellen dit weeck testamentken<br />
ende nammer eennen moed in Rasch Vp // En // Dene //<br />
elck zie dat hy Rechte / zyn carreken mene<br />
Maer eer ick componerende zou voorder passeren<br />
nopende myn testaments ydele zaecken<br />
30 zo quam my zoo my docht den gheest inspireren<br />
dat ick met een oetmoedelick Contempleren<br />
noch / alder eerst zoude dit Liedeken maecken<br />
ende zynghende Craecken /<br />
+ Fol. 8 v, r. 1-3, 7 (namen) onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘ghepasseert’; veranderd in ‘ghepasseirt’.<br />
** Oorspronkelijk ‘ghefantazeert’; veranderd in ‘ghefantazeirt’.<br />
*** Oorspronkelijk ‘gheRengneert’; veranderd in ‘gheRengneirt’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 8 v
+<br />
In te domine speraui<br />
.Psal. 30<br />
Vpden Voys<br />
Och moeder zeyt zou moeder<br />
Ick comme / tot hu om Raedt /<br />
In hu heer hooghst <strong>van</strong> namen<br />
heb ick myn hope gheleyt<br />
en laet my niet beschamen<br />
doch inne der Eeuvvicheyt<br />
10 in hu Rechtueerdichede<br />
vvilt my verlossen vry<br />
om my verlossen mede<br />
comt haestelick tmynder vrede<br />
End hu ooren buught tot my<br />
15 Weist my heer god almachtich<br />
tot een beschermer gheplucht<br />
maect my behouden crachtich<br />
in een huus der toevlucht<br />
want myn stercte alleene<br />
20 ghy ende myn toevlucht zyt<br />
end om hu name Reene<br />
zult my leeden huut weene<br />
End vpvoeden talder tydt /<br />
Ende ghy zult my leeden<br />
25 duer hu hooghverRysen groot /<br />
huut dien streck tsvyands spreeden<br />
der onvoorzienegher doodt<br />
Twelck streck zy my met liste<br />
hebben verborghen daer<br />
30 maer zoo ick oyndt wel vviste<br />
eer ick verghae te quiste<br />
zyt ghy myn beschermere claer<br />
In huvven handen heere<br />
Beuelic dies mynen gheest<br />
+<br />
ghy hebt my verlost zeere<br />
god der warachticheyt meest<br />
// Ende ghy wilt versmaeden<br />
al ydelheyt onghemaniert<br />
5 die gheen proffyt Can Raeden<br />
maer Inbrynght groote schaeden<br />
Al de ghuene diese hanthiert<br />
45<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
9 r<br />
+ 9 v
Inden heere ghenaedich<br />
heb ick ghehoopt Clouck en fyn<br />
10 daer om zal ick ghestaedich<br />
verblyden en vroyelick zyn<br />
Dancbarich in myn daeghen<br />
in huwe bermherticheyt groot<br />
duer myn oetmoedich claeghen<br />
15 myn ziele naer hu behaeghen<br />
verlostet ghy huter noodt<br />
End hebt my niet besloten<br />
in mynder vyanden bewelt<br />
myn voeten / Onverdroten<br />
20 hebt / in een bree plaetse ghestelt<br />
vvilt myns ghenaedich wesen<br />
v<strong>van</strong>t worde ghequelt alsnv<br />
myn ooghe bouen desen<br />
toornich verstoort gheresen<br />
25 ziel en Lichaem Claegh Ick hu<br />
Want In tsdroufheyts omgorden<br />
zo esser myn Leuen verghaen<br />
myn cracht / es cranck gheworden<br />
verstoort dies myn beenen staen<br />
30 Bouen al myn vyanden<br />
gheel myn ghebuerschap omtrent<br />
Bem ick tot mynder schanden<br />
een vreese tallen Landen<br />
voor hemlieden nv bekent<br />
35 Die my <strong>van</strong> buten zaeghen<br />
die vloden <strong>van</strong> my terstondt<br />
vergheten tallen daeghen<br />
+<br />
gheel in huer hertsen grondt<br />
Ick bem worden versteken<br />
zoo een bedorfuen vat zy<br />
Want ick heb hooren spreken<br />
5 mesprysende ghebreken<br />
die veel waeren omtrent my<br />
Als zy my dus Anquamen<br />
hilden zy Ieghens my Raet<br />
en dochten al te zamen<br />
10 myn ziele / Te doene quaet<br />
in hu hoopt ick eenpaerlick<br />
en zeyde / ghy zyt myn god<br />
46<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 10 r
myn tyden openbaerlick<br />
zyn in hu handen claerlick<br />
15 Naer hu willende ghebod<br />
Lost my <strong>van</strong> die Booswichten<br />
en mynder vervolghers onRecht<br />
en laet hu aenschyn Lichten<br />
doch heer ouer huwen knecht<br />
20 duer hu Bermhertichede<br />
behoudt my alsoot betaemt<br />
want ick anRiep hu mede<br />
dies heere tmynder vrede<br />
Laet my worden / niet beschaemt<br />
25 Beschaemtheyt moet ghebueren<br />
gheel dongoddelicke Iacht<br />
end in thelssche besmueren<br />
daer worden gheleed mesAcht<br />
En stom moeten zy blycken<br />
30 de valssche lippen / die<br />
gherechtheyt veronghelycken<br />
en grootsch houeerdich strycken<br />
zynde vul / verRaederie<br />
Hoe groot es zonder zoorghen<br />
35 die veelheyt der zoeticheyt<br />
<strong>van</strong> die ghy hebt verboorghen<br />
+<br />
die vreesen hu Magesteyt<br />
En ghy hebt int anschauwen<br />
den kynderen ongheslaect<br />
der mensschen / zonder flauwen<br />
5 die in hu vast betrauwen<br />
dese zaelicheyt vulmaect /<br />
En ghy zultse bewaeren<br />
in huwe bewaerynghe wel<br />
<strong>van</strong> die verstoorde schaeren<br />
10 der mensschen quaet ende Rebel<br />
en ghy zultse beschermen<br />
<strong>van</strong> alle quae tonghen boos<br />
en my daer Ieghens vermen<br />
hoe spytich dat zy termen<br />
15 v<strong>van</strong>t ghij zyt myn hulpe altoos<br />
Ghebenedydt manierich<br />
zy dheere die eeuvvich leeft<br />
47<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 10 v
zyn bermherticheyt vierich<br />
my wonderlick ghemaect heeft<br />
20 Als therte was zvvaermoedich<br />
ick sprack verworpen ick bem<br />
daer om hebdy my spoedich<br />
verhoort gheweest behoedich<br />
heere <strong>van</strong> iherusalem<br />
25 Den heere wilt beminnen<br />
ghy helighen ouer al<br />
die ghelooueghe zinnen<br />
hy zelue behouden zal<br />
die houeerdicheyt pleghen<br />
30 die zal hy verghelden stranck<br />
en ghy die tallen weghen<br />
tot hope zyt gheneghen<br />
Mannelick werct / weest niet Cranck<br />
Glorie zy den vader<br />
35 oock zuene en dhelighen gheest<br />
Een god zoo allegader<br />
+<br />
waert ghy in glorien meest<br />
En zult eeuvvich Rengneren<br />
gheel eeuwelick zonder tydt<br />
de weerelt zal Cesseren<br />
5 maer eeuwich domineren<br />
Zult ghy god ghebenedydt /<br />
[Voorts beghonst ick in myn doormter scryfuende stille]<br />
48<br />
Voorts beghonst ick in myn doormter scryfuende stille<br />
myn wyf huut om zurckel ghynck als de ghestoorde<br />
ick screef / En dit es myn huuterste wille<br />
10 alsoo hier naer volght <strong>van</strong> woorde te woorde<br />
oock maeckende myn staet met goeden accoorde<br />
Eerst als Ick ter weerelt zy ouerleden<br />
myn ziele / can <strong>van</strong> niet veel duechts berommen<br />
ick beveelze naer de hemelssche steden<br />
15 An god almachtich <strong>van</strong> daer zes ghecommen<br />
vvien god behouden wil / vvie zal die verdommen<br />
Vast gheloofuich weet oock dat myn verlosser Leeft<br />
end als ick metten dooden huter eerden verRyse<br />
dat ick hem dan de ghuene / die zonden vergheeft<br />
20 zal zien // ick die worden moet woormen spyse<br />
die hopende vp god betraut / doet als de wyse<br />
Zoo ick vast betrauwende doe eeuwich eeuwich<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 11 r
49<br />
want heere ghy hebt my Noyndt * gheloghen<br />
maer tzelfde belydende thuwaerts fleeuwich<br />
25 waert oyndt myn hulpe / dies betrauwende Leeuwich<br />
Thuwaerts spreeck ick / metter herten knyen gheboghen<br />
Refereyn<br />
Heere god die zyt myn sterckheyt ick moet hu beminnen<br />
myn verlosser myn vasticheyt ende toevlucht<br />
30 die oock zyt / twelck ick kenne met herte met zinnen<br />
+<br />
vp dat ghy tgheslachte des mensschen mocht winnen<br />
en tsvyands cracht dinnen<br />
der bloedegher Crucen boom zalichste vrucht<br />
Al wat ghy wildet doen in hemel eerde lucht<br />
5 inde zee / end in alle diepgrondeghe gronden<br />
dat hebt ghy ghedaen / en vougsaemich gheplucht<br />
v<strong>van</strong>t wat ghy oyndt daet / was wel ghedaen bevonden<br />
alle dynck / es hu oock mueghelick tallen stonden<br />
en gheen macht en esser / dan <strong>van</strong> hu god alleene<br />
10 die ons brooscheyt kendt / en vergheeft onse zonden<br />
duer hu name iesu christe <strong>van</strong> nasareene<br />
ende / dat ghy dies vermueght ick woormken cleene<br />
betrauwes my / die noch in deerdsche ste // gha<br />
dies houd ick hu te zyne int dal <strong>van</strong> weene<br />
15 Spes mea deus / A iuuentute mea<br />
God ghenaedich wien myn herte dancbaricheyt biedt<br />
ghy en hebt doch ghezonden alsoo wy lesen<br />
Christum huwen eeghin zuene inder weerelt / niet<br />
vp dat hy zoude / de weerelt verdommen ziet<br />
20 maer ghenadelick gheschiet<br />
vp dat de weerelt duer hem zou behouden wesen<br />
oock es ghecommen de zuene des mensschen ghepresen<br />
om behouden / tvvelcke was verloren aldaer<br />
en heeft ons huut grooter liefden ter causen <strong>van</strong> desen<br />
25 Reyn ghewasschen <strong>van</strong> ons zonden in zyn bloedt voorwaer<br />
in hem leuen wy / Roeren / en zyn in hem dats * claer<br />
heere god die gheen lust hebt in ons bederfuen<br />
naer onweder / maect datter volght stillicheyt naer<br />
en naer weenynghen / doet ghy verhueghen verwerfuen<br />
30 gheeft my tydt en vermueghen in tsweerelts erfuen<br />
om tRedenlick vuldoen / wien dat ick oynd de // scha<br />
dat bid ick hu / Want ghy zyt tot ick zal sterfuen<br />
Spes mea domine / A iuuentute mea<br />
* ‘niet gh’ is doorgehaald; ‘Noyndt’ erna geschreven.<br />
* Oorspronkelijk ‘voorwaer’, dat doorgehaald is; ‘dats’ is erboven geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 11 v
+<br />
50<br />
+ Heere wilt hu handwerck doch niet versteken<br />
hu bermherticheyt / die zal eeuwich ghedueren<br />
hu erfghename bem ick in dhemelsche Reken<br />
Vader anhoort hu zuene knyebughelick spreken<br />
5 doet gratie leken<br />
ende laet my hulpe duer huwen name ghebueren<br />
heere weist ghenaedich myns tooght ghenaedeghe Cueren<br />
gheen ander god / es in dhemel noch vpder Eerden<br />
dan ghy / die my mueght helpen huut tzondich Trueren *<br />
10 en my bewaeren / <strong>van</strong> die oyndt myn val begheerden<br />
doch de zonden mynder Ioncheyt / of my die deerden<br />
god der goden / Abrahams god ghebenedydt<br />
ghedynctse niet / duer huwe doodt hooghst <strong>van</strong> weerden<br />
maer laetse zyn vergheten / my die ghenadelick quyt<br />
15 dat my niet in dyns toornegher gramschaps tydt<br />
tzweerdt huwer iusticien scherpste sne // sla<br />
dat bid ick hu almachtich god / Want ghy zyt<br />
Spes mea domine / A iuuentute mea<br />
Prinche<br />
20 Heere god almachtich Conynck sterck ende groot<br />
ghy die cont den conynghen zalicheyt gheuen<br />
die dauid huwen knecht verlostet huter noodt<br />
vvilt my aermer snoo knecht / duer hu wonden Roodt<br />
ende crucen doodt<br />
25 weerdich maecken / tbouck des leuens tzyn inghescreuen<br />
want onder hu almachteghe handt verheuen<br />
vvil ick gheerne my voughen / als knecht oetmoedich<br />
ende daer ick can huutwortlen tgroenzondich leuen<br />
niet huut vreesen / maer liefden huwer passie bloedich<br />
30 doch heere god myn ziele vvilt vvesen behoedich<br />
dat die in hu oordeel / niet tmynder onvre // sta **<br />
doet zoo ick hu betrauwe / die blyft voorspoedich<br />
Spes mea Domine / A iuuentute mea.<br />
Begravynghe<br />
Myn dood lichaeme / zynde <strong>van</strong> weerden gheene<br />
datmer me bedryfue gheen pompeuse maniere<br />
maer commet zoo / begraue / met een costken cleene<br />
5 te wetene tsint ianshuus inde Carniere<br />
Tcruce christi / zy myn standaert / en voor Baniere<br />
* ‘sneuen’ is doorgehaald; ‘Trueren’ is erboven geschreven.<br />
** Twee letters zijn doorgehaald op het einde <strong>van</strong> het woord.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 12 r<br />
+<br />
12 v
51<br />
Ryck oom doodt zynde / een <strong>van</strong>den brugsche publicanen<br />
Waer begraeven? / vp tghewyde niet / zoud Ic wanen +<br />
Neen waeromme / hy was openbaer wouckeraere<br />
10 Wats dan / de crucen / ghaen zomtyds wel voor de <strong>van</strong>en<br />
Light hy inder eerden / hy heeft plaetse waert waere<br />
EerdeRycke / es god des heeren / gheel teenegaere<br />
en de vulheyt <strong>van</strong> dien Al ghelyck <strong>van</strong> weerden<br />
Laet de doo / de doo begrauen / int openbaere<br />
15 al hadhy gheweist symoniacq int Claere<br />
Giezite moordenaere // Afgodiste tooueraere<br />
of die metten ouerspeelders / hueren naesten deerden<br />
Tlichaem was huter eerden / tmoeste weder inder eerden<br />
Veel Eerdsche pomp ick niet en begheere<br />
20 Thelpt de Leuende meer dan de dooden ziet<br />
datmer eenne vroylicke maeltydt smeere<br />
dat bid ick te achterlatene emmers niet<br />
Behoudens / datmer den aermen metdeelne Biedt<br />
Sterf Ick vooren / zo en wordtter gheen kiesen<br />
25 en myn weduwe darf niet te min verhueghen<br />
Want zou en zal zekerlick niet meer verliesen<br />
Schick ick dan vier lieden draeghen mueghen<br />
Wat vviltse veel traenooghen Slomme tueghen<br />
Dectze my met fluweele / eens naer myn doodt<br />
30 gheen zarck of ander stoffe begheer ick vp tlyf<br />
Twaer gheel verloren cost / wat waert oock noodt<br />
naect quam ic ter weerelt / en scheeder huut bloodt<br />
Nietmin / stelt ter discretie <strong>van</strong> die eens was myn wyf /<br />
+ Zeere veel schuldenaeren om tzyne onverduldich<br />
en zullen myn / weduwe niet breken thooft<br />
als ick tghelt ghaf Betaeld ick ghehuldich<br />
ende dat ick oock bem niet vele schuldich<br />
5 dat comt by ick en was noyndt veel ghelooft<br />
Eeneghe zegghen Als de mensschen steruen<br />
hoe Rycke hoe machtich zy zyn voorwaer<br />
<strong>van</strong> goede <strong>van</strong> ghelde Van gronde <strong>van</strong> erfuen<br />
ter weerelt moeten zyt al laeten daer<br />
10 Tes al ghaet vooren / wy volghen naer<br />
Maer Ick hope tzal anders met my gheschien<br />
dat ick myn gheestlick ghelooue zal mede draeghen<br />
twelcke <strong>van</strong> gheenen menssche zal worden ghezien<br />
ende achterlaeten / noch meer bouen dien<br />
15 dan voor duust guldens iuweelen en baeghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .26. April 1558.<br />
+ 13 r
Iaerghetyde ende bezet<br />
52<br />
Gheen Iaerghetyden begheer ick noch eenich beset<br />
voor dat doude besetten / eerst zyn ghedaen<br />
end oock houd ick my An tghemeene ghebed<br />
20 zo wordter zonder dienst / Noodt gheen capellaen<br />
Tsterck ghelooue doet de menssche ouer twater ghaen<br />
en duer een vier zaen<br />
Crunelettre<br />
Dats waer * // bey twaer goet datment zoo // wiste<br />
25 myn Cruunlettre Light in een lere Custode<br />
doch datmense slute me in myn dookiste<br />
machse my helpen als ick comme voor gode<br />
wat beters? als icxse me draeghe als bode<br />
Pardoenbriefuen<br />
30 Van pardoenbriefuen doe ick te wetene<br />
hebbende macht om verlossen huut dhelle.<br />
+<br />
en tontbyndene / huut des vagheuiers kethene<br />
inde vasten vleesch bueter eyers mueghen tetene<br />
zultter niet een vynden zoo ick telle<br />
Verslytinghe <strong>van</strong> schoen / om der naer te loopene<br />
5 vermochte mynen staet niet Ick vertelt<br />
al had icxse oock weten / tmywaerts te hoopene<br />
Noyndt en <strong>van</strong>d icker toe ghoet ghelt<br />
ken hebber oock niet iuuste / tbetrau vp ghestelt<br />
Wat zoud ick oock dordonnantien der heligher kercken<br />
10 eenichsins Laetten alsoo alterneren<br />
die wel doet hem volghen weldaets wercken<br />
tghelt doetter vele dolen in tsweerelts percken<br />
Onder tschyn <strong>van</strong> duechden veel zonden passeren<br />
Prochiepape<br />
15 Nu naer oude testamentelicke manieren<br />
myn prochiepape zoud ick gheerne beghauen<br />
maer wat weet ic / hoe ick my noch mochte Regneren<br />
of my een <strong>van</strong> dander drie elementen schoffieren<br />
Zo en weet ick niet / Waer ick mach worden begrauen<br />
* Oorspronkelijk ‘was’; ‘as’ is doorgehaald en ‘aer’ is erboven geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 13 v
20 Dus bid ick hertelic by deser theme<br />
ende datmen hem emmers doe tghezech<br />
indien dat ick huter prochie vervreme<br />
dat hy doch de pacientie neme<br />
met dat hy heeft tanderen tyden wech<br />
53<br />
25 Nietmin hem / end al dandre oock capellaenen<br />
huutReeckers der heligher sacramenten<br />
in myn testament Can ick hu niet huutplaenen<br />
maer schyncke met een Liefmoedich vermaenen<br />
Tnaervolghende Refereyn met hu Adherenten<br />
Refereyn<br />
Dyns naesten huus zult ghy gheenssins begheeren<br />
noch eenich dynck (zeght den heere) dat hem toebehoort /<br />
+<br />
maer hebbende voedsels tot tslichaems theerren<br />
ende dexsels / Laet hu daer me ghenoughen voort<br />
want alle wie Rycdom willen zeylen an tboordt<br />
vallen in tsvyands streck end in becuerynghen<br />
5 in hinderlicke begheerten / met zinnen ghestoort<br />
dan verdryncken Int verdommen zyn zulcx ghebuerynghen<br />
Begheerlicheyt / es wortel <strong>van</strong> qua besmuerynghen<br />
duer welcke zommich hebben <strong>van</strong> tghelooue ghegleden<br />
end hebben haer zeluen / voor zoetheyt bezuerynghen<br />
10 ghemynghelt / in veel en diueerssche droufheden<br />
Maer ghy O mensschen gods / schuut dese zeden<br />
volght Rechtueerdicheyt ende godsvruchticheyt naer<br />
de liefde / tghelooue / metten wercken / vul vreden<br />
zachtmoedicheyt / end alle verduldicheyt zwaer<br />
15 zouct dat bouen es / ende daer Christus voorwaer<br />
eeuvvich zittende es / An die gods Rechter handt<br />
v<strong>van</strong>t goud ende zeluere / dats warachtich claer<br />
heeft veel mensschen bedoruen / ouer zee ende zant<br />
ende wie tot eerdsche zaecken voughen haer verstandt<br />
20 end om hebben / onverzadelick Raepen en scraepen<br />
tzyn vyanden <strong>van</strong> gods cruce / dies in wat Landt<br />
Quetst hu met gheen ghiericheyt heerders der schaepen<br />
Maer met gods woord / clouckmoedich dyn scaepkens bewaert<br />
om Rycke worden / Brynght hu in gheen verdriet<br />
25 Laet hu ooghen niet vlieghen duer ghiericheyts Aert<br />
tot Rycdom die ghy gheenssins mueght cryghen Niet<br />
Alle ghifte tonRechte te nemene vliedt<br />
in verzoenynghe <strong>van</strong> des doodslaeghers noodt<br />
duer ghiericheyt der afgoden dienst gheschiet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 14 r
54<br />
30 moeder es zou <strong>van</strong> veel wouckerynghen groot<br />
voesterghe <strong>van</strong> symonie / wiens diepgrondeghe schoot<br />
onverzaedich / Nemmermeer / zeght tes ghenouch<br />
tghelt es der buersen spyse / gheen vleesch noch Brood<br />
en ghiericheyt es hongher der herten spa en vrouch<br />
35 Priesters clercken costers / Boeren achter den plough<br />
+<br />
End alle die ter weerelt hebben Regiment<br />
Iudas buerse hemlieden noyndt en verwouch<br />
ghiericheyt es In thooft <strong>van</strong> hem allen bekendt<br />
Tfy zotten / die begheerd / dat hu hinderlick schendt<br />
5 als begheerlicheyt / ontfanghen heeft in huer gronden<br />
zulck wien zou es durstich by onghespent<br />
dien baerst zou / ende die brynghtse voort zonden<br />
En die zonden zynde vulbrocht bevonden<br />
die brynght voort de doodt in meesters en cnaepen<br />
10 dus / eer hu ter hellen weghen ghelt ghiereghe ponden<br />
Quetst hu / met gheen ghiericheyt heerders der schaepen<br />
Om hebben elcx handen staen open om ghierichst<br />
brynght ghelt brynght ghelt / al der zulcker bellen clyncken<br />
de lanckghehaerde en gheschoorne / zyn al om vierichst<br />
15 om schoon zwaergheRonde munte / es al huer dyncken<br />
Alsser bucht in dhandt es / ghewillich zy flyncken /<br />
gheerne tes al thuwen besten / zo zegghen zy dan<br />
en eist een schamel kyndsbedde / zonder beschyncken<br />
Ick zalt doen zegghen zy / en ick moete cryghen Can<br />
20 Och tot dese spreect dus god den heere An<br />
Wie esser onder hulieden die sluut de dueren<br />
end ontsteect myn outaer in myns tempels ghespan<br />
om niet / en zonder loon yet laeten ghebueren<br />
zelden yemandt / Want meest der mensschen Cueren<br />
25 houden in <strong>van</strong> vele nemen ende Lettel gheuen<br />
nochtans zalegher tallen tyden ende hueren *<br />
zal het gheuen zyn / bouen het nemen verheuen<br />
Wie tgoud lief heeft / wordt ongheRechtueerdicht bleuen<br />
v<strong>van</strong>t ghebreck laeten zy den behouueden Lyden<br />
30 goud en zeluer dwynghtse / tot een eerghierich leuen<br />
al zoudser omme thien peerden den hals ofRyden<br />
maer ouerdochten zy dese brooscheerdsche tyden<br />
naer Rycdom zouden zy niet zo ghulselick gaepen<br />
dies Raed ick dat hu ziele mach eeuvvich verblyden<br />
35 Quetst hu / met gheen ghiericheyt / heerders der schaepen /<br />
* Oorspronkelijk ‘Tyden’, dat doorgehaald is; ‘hueren’ met grijzere inkt erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 14 v
++ Princhelicke<br />
55<br />
Heerders gheestelick weerlick<br />
ghiften die verblenden des Rechters ooghen<br />
om ghiften tontfanghene / weist niet begheerlick<br />
5 of ghy bedrieght hu zeluen end andere deerlick<br />
ghiften deden giesy Melaetscheyt ghedooghen +<br />
naer die ydelheyt vvilt hu gheenssins pooghen<br />
die hu baeten noch verlossen can / hoe ghyr om waect<br />
ziet dat ghy <strong>van</strong> tsheeren tempel in dyn ghierich tooghen<br />
10 gheen speloncke der moordenaeren en maect<br />
Coelt matelick den moet die zoo heet ghierich blaect<br />
tes beter een weynich met vreese des heeren<br />
dan een groot schat daer menich menssche naer haect<br />
en de welcke nochtans doet onRuste vermeeren<br />
15 maer hoort / te wat schat wy ons zullen keeren<br />
vergaedert hu schat in dhemelssche Erfuen<br />
dus heeft ons meester christus zekerst willen leeren<br />
schat / daer die Roest noch motten zullen bederfuen<br />
en daer diefuen gheen gravynghe naer verwerfuen<br />
20 en connen / om stelen / hoe datzyt betraepen<br />
ende Rycdom / die hu niet can afcoopen tsterfuen<br />
Quetst hu met gheen ghiericheyt / heerders der schaepen<br />
Cloosters en kercken<br />
+<br />
Wat zoud ick veel stellen Cloosters of kercken<br />
25 naer myn doodt / eist myne niet / zoo zegghen zy<br />
gheef Ict in myn leuen / Tot een verstercken<br />
metter waermer handt / en esser twyf by<br />
Tbloedt vercruupt / dies vercoud tgheuen in my<br />
Nochtans om de maniere zal ick my vercoenen<br />
30 ende wil de vier oordenen zyn ghedachtich<br />
meer dan thien Iaeren / naer huerlieder sermoenen<br />
heb ick gheleeft / dat es waerachtich<br />
Al bem ick als menssche anders Lueghenachtich<br />
Graeu Broerkens<br />
Eerst de graeubroerkens ten brande stoutst<br />
naer Christus gheboorte Twaelf hondert zes Iaer<br />
wierd doorden inghestelt / dies zynse oudtst<br />
5 en der predicaeren oordene voorwaer<br />
Beghonste omtrent Elleuen Iaeren der naer<br />
+ Fol. 15 r, r. 6 ‘giesy’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 15 r<br />
+ .4. Regum 5.<br />
+<br />
15 v
56<br />
De oordene der Augustinen befaemt<br />
achtenveertich Iaeren doe naer dat pas<br />
de caermers oorden / onse vrauwe broeders ghenaemt<br />
10 Achtentvvyntich Iaer daer naer / zoot lest betaemt<br />
als de ioncxste <strong>van</strong> vieren doe inghestelt was<br />
Maer doordene des huwelicx bin tsweerelts bedelfue<br />
omme zaet vermenichfuldeghen zoo begrepen<br />
heeft god almachtich inghestelt / en ghemaect zelue<br />
15 (Vp datter veel oncuusscheyt by ommewelfue)<br />
Naer dat hy de weerelt wel hadde gheschepen<br />
Aluooren dies deerste ghedachtich / dander oock<br />
mids dat icker eens an deen zyde doock<br />
vp dat elck huerer tmywaerts claghe spaert<br />
20 es tmynent ghelt / dat noyndt haer handen Roock<br />
dat zyt Commen haelen voor een thonne Waghebaert /<br />
De predicaeren<br />
+<br />
Myn zeuen spelen <strong>van</strong>den helighen sacramente<br />
By my Tanderen tyden gheComponeert<br />
25 ghedaen spelen binder voorkercke <strong>van</strong>den convente<br />
heb ick hemlieden te gheuene gheordonneert<br />
indient myn weduwe Accoodeert<br />
Elck zonderlynghe spel staet ghecoteert<br />
zoo elck ghespeilt was in diueerssche iaeren<br />
30 Biddende als ick den weerelt zy ghepasseert<br />
Myn ziele in huer bedynghen me zullen paeren /<br />
Ghilde onser vrauvven hoeyken<br />
Dese ghilde daer ick bem ghildebroeder Inne<br />
int zelue convent tonser vrauwen outare<br />
gheef ick tnaeruolghende Lof met ionsteghen zinne<br />
5 Want ick huer om Christus name beminne<br />
Ghebenedydt bouen allen vrauwen vruchtbare<br />
Lof<br />
Van Maria diemen eeuwich moet prysen<br />
Want heeft voortbrocht tzondaers medechijne<br />
10 Alle dhooftletteren iuuste bewysen<br />
het gheheele Aue maria in Latijne<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
16 r
. 1544 .<br />
57<br />
Ave Ic groete / hu zoete // Boete // In Rauwen<br />
Maria vroedste // ghegroetste // ghemoetste // melodie<br />
15 Gracelick ghespruut // huut // iesse iuut // bouen vrauwen<br />
Ia zuver Reyne // Pleyne // fonteyne // Marie<br />
Puer ghewaecht // moeder maeght // die draeght // gods clercgie<br />
Lene alleene // in Weene // Eene // aduocate<br />
Als gheloont // gheCroont // ghetroont // in gods heerscappie<br />
20 Doch wiens Iuecht // vruecht // duecht // daer es vrouch en laete<br />
Machtich // waerachtich // ende Crachtich // in staete<br />
.I. Ryckelick // Blyckelick // onghelyckelick // schat<br />
Nu ghebenedydt // zijt // Talder tydt // ende daete<br />
Schoon vruchtbaerste // zebaerste // end eerbaerste // vat<br />
25 Tempel troon niet min // daer salomon wys zin // in// zat<br />
Cuusschende al wat // dat // brat // sneefde / zondich vp groeyende<br />
Lof moeder maria / vul gratien vloeyende /<br />
Vyolette // nette // zonder smette / oyndt bewaert<br />
Minlick fier // Roozier // en bestier // alder gratien<br />
30 Benemende groot // noodt // eer tvolck stoot // bezwaert<br />
Dicw ils verhit // dit // verbidt // tsweerelts statien<br />
Ta melick wondere // byzondere // ondere // Natien<br />
+<br />
Tresoor // oorboor // ende // oock Restoor // bedeghen<br />
Van al // ons mesval // in dit dal // <strong>van</strong> dolatien<br />
In weerde // vp deerde // gods begheerde // hier tieghen<br />
Mach niet // ziet //yet // thuwer ghelycke verweghen<br />
5 Vry spegle // zegle // ende Regle // om leuen<br />
Liefue vrauwe // ghetrauwe // ten flauwe gheneghen<br />
Raedt verwecxsels // dexels // of trecxsels // voor sneuen<br />
.I. olyfboom ghetelt // int velt // ghestelt verheuen<br />
Beseuen // ghescreuen // ghebleuen // Reyn bloeyende<br />
10 Lof moeder maria vul gratien vloeyende * /<br />
V gracieux // precieux // ende Amoureux // wesen<br />
Schoon Roede // <strong>van</strong> voorspoede // Tallen goede // gheport<br />
Et dwynght // tonderbrynght // ommeRynght // by desen<br />
Beneden wel // snel // tsvyands voortstel // vp en cort<br />
15 Dauids nichte // vroom ghestichte // met lichte // begord<br />
.I. slot // daer god // groot ghebod // dede huut Minnen<br />
Crachtich pylaer // daer // mesbaer // tzondaers by blyft gheschort<br />
Tusschen tsvaders Raedt // en adams quaet // zaet // Binnen<br />
Fraey lof <strong>van</strong> Cherubinnen // seraphinnen / zanttinnen<br />
* Oorspronkelijk ‘b’ voor ‘vloeyende’, die doorgehaald is.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 16 v
58<br />
20 V dies ghebuert // onghetruert // twelck gheduert // zonder hendt<br />
Casteel // gheheel // Pryeel // ne gheenssins om winnen<br />
Touf gheseyt // die wel greyt // der triniteyt // omtrent<br />
Vwer vrucht // elck dynck ducht // eerde Lucht // firmament<br />
Soo gent // beghent // ghespent // was hu god bespoeyende<br />
25 Lof moeder maria / vul gratien vloeyende<br />
Vroyelick princesse // meestresse // voogdesse<br />
Eerzamer // bequamer // ghenamer // nye ghewrocht // was<br />
Natuerlick // figuerlick // schriftuerlick // Clercgesse<br />
Troost custode // die <strong>van</strong> gode // By bode // verzocht // was<br />
30 Iae dyn wesen // ghepresen // huutghelesen // bedocht // was<br />
Soo eer twoordt // Accoordt // brochte voort // Creatuere<br />
T doen dyn oetmoeds zede // dede // dat vrede // vulbrocht // was<br />
Vry wyse Sara // Rebecca // Saba // schoon natuere<br />
In dancke // vruchtbaer Rancke // neimt myn crancke // factuere /<br />
+<br />
Iesus voesterghe // Coesterghe // Bidt dat al wel zy<br />
Christus corporale // zale // principale // Partuere<br />
Als ghevonden // Tallen stonden // <strong>van</strong> zonden vry<br />
Maeght voor tbaersen // in tbaersen // en naer tbaersen // ghy<br />
5 En waer by // my // te dy // noch om zegghen bem moeyende<br />
Lof schoone maria / vul gratien vloeyende<br />
Augustinen broeders<br />
De Augustinen broeders datse duecht gheschie<br />
ende ouer my niet Te zeere te claghene<br />
10 gheef ick eennen vossesteert / ofte besemens drie<br />
Ten fine <strong>van</strong> huerlieder bestouen Librarie<br />
die Lettel betorden es / nochtans te vaeghene<br />
Maer ter eeren <strong>van</strong>den convente aldaer<br />
ion ick hemlieden gheen pecuniel ghewin<br />
15 v<strong>van</strong>t icx niet en vermach huut myn buerse / maer<br />
vp dat ic stae in huerlieder bedynghe / beghin<br />
inden ommeghanck / zoo ghy tconvent comt In<br />
heb ick hemlieden eens gheConponeirt<br />
Bediet der glaseveynstren In Rhetorica zin<br />
20 zoo dauids historie schriftuerlick accordeirt<br />
Achterlatende Copie ieghens toude Corrumpeirt /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 17 r
Prologue<br />
59<br />
De Conyngh Dauid Een Reyn gheestelick legiste<br />
godsvruchtvoysich Psalmiste<br />
25 heeft ouer tvolck <strong>van</strong> Israel gheRengneert<br />
dwelck hy payslick zachtmoedich te Regierne wiste<br />
vry vranck <strong>van</strong> tvviste<br />
dies <strong>van</strong>den Conyngh Saul vervolght ghepersequeert<br />
+<br />
Wreedzinnich ghevexeirt<br />
// Een voorbewys / wel wesen mach ghefigureirt<br />
den Regierders des gheestlick ende weerlick Regiment<br />
in zonden heeft hy ghevallen / maer niet gheperseuereirt<br />
5 zoo zyn historie accordeirt<br />
maer oetmoedich vpghestaen als warachtich penitent<br />
wyselick en duechdelick zyn leuen ghehendt<br />
als een ghetrauwe heerder / heeft zyn volck bemint<br />
hoogh prophete / in goddelicke zaecken bekent<br />
10 die Lydt verwint<br />
Een man naer gods herte / was hy ghezint<br />
Deerste glaseveynstre inhebbende<br />
drie parcken /<br />
Eerste parck<br />
15 Samuel quam ten huuse <strong>van</strong> isai / om daer<br />
Een <strong>van</strong> zyn kyndren / zaluen Conyngh ouer israel<br />
zeuen wierder hem ghepresenteert / vroom strydbaer<br />
ende gheene <strong>van</strong> dien / behaegde hem wel<br />
2. e parck<br />
20 Maer Dauid wachtende de schaepen int velt<br />
die wiertter toe gheRoupen ende ghehaelt<br />
Conyngh ghezalft / ouer israel ghestelt<br />
ende den gheest gods / Es vp hem ghedaelt<br />
3. e parck<br />
25 Dauid zynde oetmoedich met gheboghender knie<br />
<strong>van</strong> samuel ghezalft goethertich onversaeght<br />
duer tspelen zynder haerpe / zoete melodie<br />
heeft den quaden gheest <strong>van</strong> Saul veriaeght /<br />
+ Tvveetste veynstre<br />
.1. e Parck<br />
Saul met zyn heyrCracht sterck vergadert<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 17 v<br />
+ 18 r
60<br />
ziende goliath de vrome Ruese groot<br />
5 die hem daer vertoogde vullyfuich gheAdert<br />
wierden <strong>van</strong> hem veruaert / noch zonder noodt<br />
2 e parck<br />
Dauid met victaelie / naer zyn broeders ghezonden<br />
es ghecommen int heyr / end heeft vernomen zaen<br />
10 Wat gaidgen dat zulcken tontfaene stonden<br />
die den grooten Ruese goliath / zoude verslaen<br />
3. e parck<br />
Totten Conyngh saul / dauid zynde ghebrocht<br />
heeft de wapenen saul / Anghedaen certeyn<br />
15 dies zynde onghewuene / heeft middel ghezocht<br />
dat hyse wederomme huut dede Reyn<br />
Derde veynstere<br />
.1. e parck<br />
Dauid huuter beke vyf keysteenen Nam<br />
20 een <strong>van</strong> dien / naer goliath slyngheren begheerde<br />
hy gherocht hem int voorhooft / hoe moedich gram<br />
Es duer dien worp / ghevallen ter Eerde<br />
2. e parck<br />
Dauid dus met zynen slynghersteene<br />
25 hebbende goliath ter neder ghecreghen<br />
heeft hem daer zelue / metter handt Alleene<br />
clouck met zyn selfs zvveerd thooft afghesleghen<br />
3. e parck<br />
Dauid commende met thooft te ierusalem binnen<br />
30 <strong>van</strong>den dochterkens / es hem wellecomme gheIuust<br />
+<br />
spelende / zynghende / met louelicke zinnen<br />
Saul heefter duust versleghen / maer dauid tien duust<br />
Vierde veynstre<br />
.1. e Parck<br />
5 Dauid met zyn haerpe voor saul speilde<br />
omme den quaeden gheest <strong>van</strong> hem verdryfuen<br />
Saul meende dauid / (dies hem tspelen verveilde)<br />
met een lanche duersteken / ende zoo ontlyfuen<br />
.2. e parck<br />
10 Dauid metten Ruters knechten <strong>van</strong>den zynen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 18 v
61<br />
daer theyrCracht vergadert was tdien steden *<br />
heeft versleghen Twee hondert Philistinen<br />
de welcke / die hy al heeft Besneden<br />
.3. e parck<br />
15 Dese voornoomde mannen besneden zynde<br />
naer manierlicke costume gheordonneert<br />
dauid die in een becken tdoen legghene Pynde<br />
den conyngh Saul / voor een ghifte ghepresenteert<br />
vyfste veynstre<br />
20 Eerste parck<br />
Ionatas / Saul zuene goederthiere<br />
Tot dauid goethertich gheneghen bedocht<br />
heeft dauid duer middel bequame maniere<br />
in zyn vaders gratie wederomme ghebrocht<br />
25 2. e parck<br />
Dauid ieghens de phylistinen vechtende<br />
heeft hem vroom geweert / ende niet gheducht<br />
zyn heercracht / was hy daer Ieghens vlechtende<br />
zommich heefter versleghen / ander namen de vlucht /<br />
+ 3. e parck<br />
Vanden knechten <strong>van</strong> Saul met hueren staeten<br />
wierd dauid in zyn huus / beleyd zeer nauwe<br />
maer heymelick ter veynsteren huut ghelaeten<br />
5 in een mande / <strong>van</strong> michol zyn huusvrauwe<br />
Zeste veynstre<br />
Eerste parck<br />
Michol saul dochtre als voorzieneghe stoutte<br />
voor dauid hueren man / heeft den Raed bespiet<br />
10 Te legghen in zyn bedde / Een beilde <strong>van</strong> houtte<br />
de knechten daer zouckende / vonder dauid niet<br />
.2. e parck<br />
Saul / heeft dies michol zyn dochtere ontboden<br />
end huer straflick anghesproken tdien saeysoene<br />
15 dat dauid zynen knechten zoo was ontdoken<br />
duer de voornoomde veynstre / By hueren toedoene<br />
3. e parck<br />
Saul knechten quamen in Naioth bespieden<br />
* Oorspronkelijk ‘steeden’; de tweede ‘e’ is doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 19 r
om dauid te <strong>van</strong>ghene wel ghemonteirt<br />
20 maer / den gheest gods / Es ouer hemlieden<br />
ghedaelt / Ende hebben ghepropheteirt<br />
Zeuenste veynstre<br />
62<br />
.1. e parck<br />
Saul zelue / daer commende propheteirde mede<br />
25 Ionatas / ende dauid hebben ten anschauvve<br />
Elck andren dhandt ghegheuen / met payslichede<br />
Minlick deen den andren belouende trauwe<br />
.2. e parck *<br />
Saul ter maeltydt An de tafel zittende<br />
30 met Abner ende Ionatam tsamen ghebleken<br />
heeft zyn zuene Ionatam / tzynwaerts verhittende<br />
willen grammoedich / met een lanche duersteken /<br />
+ .3. e parck<br />
Dauid en Ionatas / vriendhoudich alle bee<br />
omhelsende / hebben trauwe vernieut en vermeert<br />
dauid es gheghaen inder gods ghelee<br />
5 en ionatas / naer de stadt zijns vaders ghekeert<br />
Achtste veynstre<br />
Eerste parck<br />
Dauid Commende der stede <strong>van</strong> nobe in<br />
Achimelech upperpriester heeft hem ghegeuen broodt<br />
10 oock tzweerd <strong>van</strong> goliath / Doech / naer zynen zin<br />
heeft dit gheopenbaert / den conyngh saul / groot /<br />
.2. e parck<br />
Dauid voor den Conyngh Achys ghebrocht<br />
heeft hem ghelaeten / Als zot dul ende gheck<br />
15 spughende quylende / Als huten zinnen mesRocht<br />
ghelyck een beseten menssche hebbende ghebreck<br />
.3. de Parck<br />
Dauid inde speloncke <strong>van</strong> Odolla hem berghende<br />
zyn vader moeder ende maegscap mede<br />
20 met veel bedructe mannen hem Ionste verghende<br />
zyn tot hem ghecommen teender troostelichede<br />
* Inktvlek onder ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 19 v
Neghenste veynstre<br />
63<br />
Eerste parck<br />
Saul staend int busch / metter lanche int velt<br />
25 Doech / heeft themwaerts Reuerentie bedreuen<br />
hoe dat Achimelech (heeft hy hem daer vertelt)<br />
dauid ontfanghen hadde / en goliath zweerd ghegheuen<br />
.2. e parck<br />
+<br />
Saul tdeser causen / dit grammoedich anhoorende<br />
de achimelech verslaen / met al zyn priesters ghemeene<br />
Twelck te doene / hoe hem saul was verstoorende<br />
nyemandt doen en wilde dan Doech Alleene<br />
5 .3. e parck<br />
Elck <strong>van</strong> sauls knechten te beclemmene begheerde<br />
de ste <strong>van</strong> nobe / twelck de ste <strong>van</strong>den priesters was<br />
hebbense gheRaseert Te viere te zvveerde<br />
met al tghuendt / datter in was / vp tzelue pas<br />
Tienste veynstre<br />
Eerste parck<br />
Dauid vp een bergh / <strong>van</strong> Saul hem beleyd <strong>van</strong>dt<br />
maer tydynghe heeft saul <strong>van</strong>den bode ontfaen<br />
hoe dat de phylistinen waeren in zyn Landt<br />
15 dauid heeft hy daer ghelaeten / en track derwaerts zaen<br />
.2. e parck<br />
Saul inde speloncke zyn ghevouch maeckende<br />
daer dauid met zyn volck schuulde tdier steden<br />
dauid heeft Saul zoo naer gheweest naeckende<br />
20 dat hy hem heeft een stick <strong>van</strong> zyn manthel ghesneden<br />
.3. e parck<br />
Saul huuter speloncke der naer wech ghaende<br />
onwetende hebbende dit ghedooght<br />
dauid heeft achter hem gheRoupen staende<br />
25 ende hem tstick <strong>van</strong> zijnen manthel ghetooght<br />
Elleuenste veynstre<br />
.1. e parck<br />
Nabal houdende eenne maeltydt groot<br />
dauid heefter ghezonden zom <strong>van</strong> zyn knechten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 20 r
64<br />
+ Om spyse ende dranck / doe tzynder noodt<br />
spytlick was hem gheweyghert / yet <strong>van</strong> zyn gherechten<br />
2 e Parck<br />
Dauid zelue derwaerts ghaende gramlick ghemoet<br />
5 om dit te wrekene Abigail quam hem in staeden<br />
Nabals wyse voorzieneghe / huusvrauwe goet<br />
met spyse en dranck vp ezels ghelaeden<br />
.3. e Parck<br />
Nabal zynde ghestoruen / voormaels dauids pertie<br />
10 end abigail zittende inde Rauwe<br />
dauid heefter an ghezonden / <strong>van</strong> zyn knechten drie<br />
begheerende huer / ter huwelicker Trauwe<br />
Tvvaelfste veynstre<br />
Eerste parck<br />
15 Dauid Binnen behoorlicken tyde der naer<br />
Om zonderlynghe zaecken dier hem toeporden<br />
heeft thuwelicke ghenomen Abigail eerbaer<br />
end es zyn ghetrauwede huusvrauwe worden<br />
2 e Parck<br />
20 Saul met zyn heyrcracht slapende bekent<br />
dauid zyn tweetstre Clouck Int vervromen<br />
daer ghecommen / <strong>van</strong> Sauls bedde omtrent<br />
hebben zyn Lanche / ende Cop ghenomen<br />
.3. e Parck<br />
25 Dauid paeyslick wechghaende zonder Erch<br />
Saul wist niet / dat dauid hem gheweest hadde by<br />
ende dauid staende vp eennen hooghen Berch<br />
Sauls Lanche en zyn Cop / hem ghetooght heeft hy<br />
+ Dertienste veynstre<br />
.1. e Parck<br />
Saul met zyn volck ende die hem diende<br />
hem sterckelick bystaende / om tzijne bewaert<br />
5 het heyrCracht der philistinen Anziende<br />
vvierdt zeere verscrict ende vervaert<br />
.2. e parck<br />
Saul der naer ghecommen teender plecken<br />
Tot een waerzeggheghe hem ghegreyt<br />
10 doet Samuel den prophete verwecken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 20 v<br />
+ 21 r
65<br />
de ghuene / die hem zyn doodt heeft voorseyt /<br />
.3. e Parck<br />
De amalechiten hebben dauids wuenste verbrandt<br />
kyndren vrauwen me gheleed / ende tgoedt Ontdreghen<br />
15 maer dauid thuus commende / met cloucker handt<br />
heeft hemlieden vervolght / ende tsamen versleghen<br />
veertienste veynstre<br />
.1. e Parck<br />
Dauid met desen buyt eerlick leuende<br />
20 voorzienich discreit wys ende vroedt<br />
heeft die ghedeelt / Een yeghelick gheuende<br />
zyn huusvrauwe wedere / kyndren en goedt<br />
.2. e Parck<br />
Sauls zuenen zyn versleghen <strong>van</strong>den philistinen<br />
25 end hy <strong>van</strong>den schotters wesende duerwondt<br />
in zyn mes ghevallen wildhem doodlick Pynen<br />
Zoo zyn schiltdraegher oock dede daer terstondt /<br />
.3. e Parck<br />
+<br />
De philistinen pilgierende naer huer beste weten<br />
met wreede bloetghiericheyt zynde be<strong>van</strong>ghen<br />
Sauls hooft / hebben zy Ofghesmeten<br />
en tlichaeme ter poorten huutghehanghen<br />
vichtienste veynstre<br />
Eerste parck<br />
De mannen <strong>van</strong> iabes galaath ter wachte<br />
hebben met een goet Ionstich neerstich slauen<br />
Sauls Lichaem en zyn kyndren ofghedaen by nachte<br />
10 die verbrandt / ende de ghebeentten begrauen<br />
.2. e Parck<br />
Dauid / wien god dheere altyds gheleede<br />
naer zijne gheschicte mannelicke staet<br />
met zijne huusvrauwen alle Beede<br />
15 es ghecommen in hebron / naer tsheeren Raedt /<br />
.3. e parck<br />
Alle de goede notable mannen Certeyn<br />
<strong>van</strong> tgheslachte <strong>van</strong> Iuda tsaemen eendrachtich<br />
hebben dauid / doe zynde in hebron Reyn<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 21 v
66<br />
20 voor huerlieder Conyngh / ghezalft vvarachtich<br />
Zestienste veynstre<br />
.1. e Parck<br />
Abner <strong>van</strong> Saul vpperveltheere<br />
voert Isboseth sauls zuene / gheRaeckende<br />
25 duer het heyr clouclic / en ten zeluen keere<br />
hem Conyngh ouer israel maeckende /<br />
+ .2. e Parck<br />
Twaelf vrome mannen <strong>van</strong> Abners volcke<br />
en twaelf <strong>van</strong> Ioab / huut heyr <strong>van</strong> dauid bescreuen<br />
Tsaemen schermutsende / onder tshemels wolcke<br />
5 zynder alle vierentwyntich ghebleuen<br />
.3. e Parck<br />
Abner vliende <strong>van</strong> ioab met zynder heyrCracht<br />
Asahel / Ioab broeder / heeft clouck abner bestreken<br />
maer hoe dapper hy hem hauwende keruende bevacht<br />
10 vvierdt hy zelue / met een lanche <strong>van</strong> achter duersteken<br />
Zeuentiende veynstere<br />
.1. e Parck<br />
Abner vpperveltheere <strong>van</strong> isboseth ghepresen<br />
presenteert dauid de Croone <strong>van</strong> israel<br />
15 de welcke heeft ioab verRaederlick naer desen<br />
An een poorte / <strong>van</strong> achter duersteken snel<br />
.2. e Parck<br />
Dauid eerlick heeft Abner begrauen doen<br />
zelue achter ghaende / hem eere bewysende<br />
20 zyn cleederen schuerende in een druckich saeysoen<br />
ende tfaict <strong>van</strong> ioab zeere mesprysende<br />
.3. e parck<br />
Isboseth Conynck <strong>van</strong> israel slaepende<br />
gheen quaet bemoedende Rechtevoort<br />
25 Banaa ende Rechab / hem zoo betraepende<br />
hebben hem moortdadich Vp zyn bedde vermoort<br />
Achtienste veynstre<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 22 r
67<br />
+ Eerste parck<br />
Tfaict hebbende ghedaen / end hemlieden beRommende<br />
als een vroom voortstel hebbende gheordonneert<br />
Naer dauid / neerstich In hebron Commende<br />
5 hebben hem daer / thooft <strong>van</strong> isboseth ghepresenteert<br />
.2. e parck<br />
Dauid tfaict mesprysende / dat zy waenden bezoeten<br />
hebben moeten smaecken der iusticien pine<br />
hy dedese ofslaen hals / handen / en voeten<br />
10 Ende hanghen an een ghalghe / omtrent de piscine<br />
.3. e Parck<br />
Dauid Bleef dominerende Ryckelick<br />
als <strong>van</strong> zynen volcke Bemindt zeer wel<br />
Wierdt derdewaerf Conyngh ghezalft baerblyckelick<br />
15 Ouer de twaelf gheslachten <strong>van</strong> israel<br />
Neghentiende veynstre<br />
.1. e Parck<br />
Dauid met zyn volck heeft te winnene beghonnen<br />
Cloucbarich hierusalem die schoone stede<br />
20 Tcasteelken <strong>van</strong> Syon / heeft hy oock ghewonnen<br />
en den Conyngh iebuseum versleghen mede<br />
.2. e parck<br />
Dauid bloodshooft baervoets voor tsheeren aercke speilde<br />
danssende / <strong>van</strong> michol hy begheckynghe verwarf<br />
25 Oza slouch dhandt an daercke // Twelck dheere verveilde<br />
want wierd gheslegen daer / dat hy starf<br />
.3. e parck<br />
Dauid deuotelick met goeden verstande<br />
knielende voor de Aercke heeft<br />
+<br />
met zyn volck den heere ghedaen offrande<br />
<strong>van</strong> menich diueersch ghedierte dat leeft<br />
Tvvyntichste veynstre<br />
Eerste Parck<br />
5 Conyngh Annon de / de alfue baerden scheeren<br />
<strong>van</strong> dauid dienaers an hem ghezonden / En dede<br />
haer cleedren oock afsnyden / Naer zyn begheeren<br />
Tot schimpe <strong>van</strong> dauid / groote Cleenichede<br />
.2. e Parck<br />
10 Dauid duer beede zyn vrome Capiteynen<br />
Ioab en Abysai / heeft ghewroken zaen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 22 v<br />
+ 23 r
68<br />
de voornoomde groote cleenicheyt / die (als metten vileynen)<br />
hem den Conyngh Annon hadde zoo ghedaen<br />
.3.. e parck<br />
15 Dauid huut zyn veynster bersabe ziende<br />
dhuusvrauwe <strong>van</strong> vrias / huer wasschende inde Lucht<br />
hy heeftze ontboden / ende Creeghse te vriende<br />
dat hyse maecte met eennen kynde bevrucht<br />
.21. e veynstre<br />
20 Eerste parck<br />
Dauid heeft vriam gheRoupen huut zyn heyr<br />
maect hem an zyn tafel droncke int ongheRief<br />
voor tpalaeys ghebleuen slaepen duer zulck ghedeer<br />
tsanderdaechs naer theyr ghezonden met eenen Brief<br />
25 .2. e parck<br />
In vvelck heyr Wierdt Vrias versleghen aldaer<br />
nathan de prophete wierdt ghezonden <strong>van</strong>den heere<br />
om dauid te straffene <strong>van</strong> zyn ouerspel zwaer<br />
en <strong>van</strong>den doodslach god meshaeghende zeere /<br />
++ 3. e Parck<br />
Dauid grootelicx bedruct ligghende ter eerde<br />
zyn dienaers hem vp theffene / deden vele<br />
Binder wyle starf tkyndeken (zoot dheere begheerde<br />
5 By bersabe ghewonnen in ouerspele<br />
.22. e veynstre<br />
Eerste parck<br />
Bersabe tsconyncx dauids Conyghinne<br />
Baerst een cnapelick kyndt Salomon ghenaemt<br />
10 dats de Beminde des heeren / met wysen zinne<br />
duer Nathan * de prophete / zoo de name verzaemt<br />
.2 e Parck<br />
Ammon dauid eerste zuene zyn zustere vercrachte<br />
Thamar ghenaemt end oock absolons zustere<br />
15 hy stacxse ten huus vut / doe <strong>van</strong> hem mesacht<br />
Absolon quam huer tghemoete / dies was te gheRustere<br />
.3. e Parck<br />
Ammon wierdt ter maeltydt <strong>van</strong> Absolon ghenoodt<br />
daer toe al tsconyncx kyndren gheRoupen waeren<br />
20 <strong>van</strong> absolons dienaers / es Ammon ghesleghen doodt<br />
dander vp huerlieder mulen zyn wech bevaeren<br />
+ Fol. 23 v, r. 27 ‘gessur’ onderstreept.<br />
* ‘Nathan’: ‘N’ over ‘d’ geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 23 v
23 e veynstre<br />
69<br />
.1. e Parck<br />
Dauid meende / dat zyn kyndren al waeren versleghen<br />
25 zyn cleederen te schueren hy niet en zwichte<br />
maer quam thuus duer veel dolende weghen<br />
Absolon es ghevloden naer gessur Lichte /<br />
+ .2. e Parck<br />
Een vrauwe als weduwe bedrouft meslatelick<br />
<strong>van</strong> Ioab An dauid ghezonden mids dien<br />
heeft Absolons pays ghemaect zeer matelick<br />
5 ioab dancte dauid / vallende vp zyn knien<br />
.3. e Parck<br />
Ioab in hierusalem / niet vreesende met allen<br />
quam naer dauid / ende Absolon met hem gheghaen<br />
Absolon es zynen vadre te voeten ghevallen<br />
10 die hem met een Cussynghe heeft minlick ontfaen<br />
vierentvvintichste veynstre<br />
Eerste parck<br />
Absolon staende groetende voor de poorte<br />
alle incommende mannen dhandt biedende / die<br />
15 es ghetrocken in hebron / met hem een groote soorte<br />
daer hy Conynck gheworden es by meuterie<br />
.2. e parck<br />
Onghecleedt heeft dauid moeten vut hierusalem vlieden<br />
Absolon der in te commen wildhem crachtelick Pynen<br />
20 Tpalays zyns vaders inghenomen / en voor al de Lieden<br />
daer mesdaen met zyn vaders thien Concubynen<br />
.3. e parck<br />
Dauids volck heeft absolons heyr tonder ghestreden<br />
Absolon vliende vp een mule / zoot heeft ghebleken<br />
25 verwarde an een eeckenboom / gheerne duere ghereden<br />
maer wierdt <strong>van</strong> ioab met drie Lanchen duersteken<br />
vyfuentvvyntichste veynstre<br />
++ Eerst parck<br />
Dauid tusschen twee poorten der steden zat<br />
verlanghende om thebben vut theyr niemare<br />
<strong>van</strong> Achimas heeft hy de tydynghe ghehadt<br />
+ Fol. 24 v, r. 14 ‘Sema’, r. 15 ‘Miphiboseth’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 24 r<br />
+ 24 v
70<br />
5 hoeder absolon ghebleuen was int openbare<br />
.2. e Parck<br />
Dauid zeere bedruct meer dan hy was ghewuene<br />
dit hoorende vertrack tot in een zale<br />
beweenende de dood <strong>van</strong> Absolon zyn zuene<br />
10 ioab heeft hem ghestraeft met dreeghende verhaele<br />
.3. e Parck<br />
Inde poorte der stadt / es dauid commen ghezeten<br />
tvolck <strong>van</strong> Iuda hem groetende deden ommaidge<br />
Sema viel hem te voeten / met voughelicker weten<br />
15 Miphiboseth saul zuene / ghemoet hem int passaidge<br />
.26. e veynstre<br />
Eerste parck<br />
Dauid in zyn magesteyt ioab beual<br />
dat hy israel en Iuda tvolck tellen ghaet<br />
20 Twelck hy dede / ende dauid ontfanghende tghetal<br />
heeft gheclopt voor zyn herte bekende zyn mesdaet<br />
.2. e Parck<br />
Dauid moeste / een <strong>van</strong>den drien plaeghen kiesen<br />
byden prophete gad / zand god dheere sentencie<br />
25 vp eenen dach zachmer <strong>van</strong> zijnen volcke verliesen<br />
Tzeuentich duust mannen by Pestilentie<br />
.3. e Parck<br />
++<br />
De prophete gad Comende tot dauid coene<br />
beual dat hy maecken zoude een outaer<br />
int neerhof <strong>van</strong> Areima / om daer offrande tdoene<br />
ende god zoude weeren zyn plaeghen zwaer<br />
.27. e veynstre<br />
Eerste parck<br />
Adonias een <strong>van</strong> dauid zuenen die heeft<br />
ghenomen een waghen <strong>van</strong> tryumphen wel ghemoet<br />
heefter me gheRengneert / end als Conyngh gheleeft<br />
10 voor hem volck loopende Te peerde te voet<br />
.2. e Parck<br />
Dauid Ligghende te bedde / Bersabe staetter by<br />
salomons moedre / en nathan oock in persoone<br />
+ Fol. 25 r, r. 3 ‘Areima’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 25 r
71<br />
voor huer zuene biddende / Begheerende dat hy<br />
15 Salomon gheuen zoude de Conynglicke Croone<br />
.3. e Parck<br />
Dauid Riep tot hem Sadoch den priestere Net<br />
Beual salomon te zaluene met een beminnen<br />
als conyngh / en wierd vp dauids mule ghezet<br />
20 met tryumphen zoo commende te hierusalem binnen<br />
.28. e ende laetste veynstre<br />
Eerste parck<br />
Dauid in zyn doodbedde Ligghende Cranck<br />
heeft salomon zynen zuene Onderwesen<br />
25 hem beuelende / tRycke / zyn leuen daghen Lanck<br />
met meer andre zonderlynghe zaecken naer desen /<br />
+ .2. e Parck<br />
Dauid zyn leuen hebbende ghehendt<br />
word eerlick begrauen te Bethlehem in tstede<br />
zyn Rauweghe bedructe waeren hem Omtrent<br />
5 Inden heere ghestoruen / hope der zalichede<br />
.3. e Parck<br />
Salomon vp zyn troon zittende Conynck bedeghen<br />
tot hem zyn ghecommen twee Lichte vrauwen<br />
om een leuende kyndt / hebben tvvist gheCreghen<br />
10 die hy wyselick middelde int Anschauwen<br />
Den Aucteur<br />
Ick doe ghewect zynde duer dauids historie<br />
Al was dheere god almachtich vp hem verbolghen<br />
heeft ghecreghen ghenaedeghe victorie<br />
15 hief vp een Liedeken Tot gods glorie<br />
als een <strong>van</strong> zyn psalmen / zoo hier naer zal volghen<br />
Dominus Illuminatio mea<br />
psal. 26.<br />
Vpden Voys<br />
Een goet nieu Lied heb ick ghedicht<br />
met alsoo drouven zinne<br />
Die heere es myn Licht myn zalicheyt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 25 v
72<br />
voor wien zoud ick dan beuen<br />
voor wien zoud ick oock gruwen / zyn Magesteyt<br />
25 die beschermt my int Leuen<br />
end als de boose commen ouer my<br />
als verslynghende ghezellen<br />
Cranck gheworden zo zyn zy<br />
ende gheuallen oock der by<br />
30 die my vyandich quellen /<br />
+ Al quame ieghens my een heyr zeer groot<br />
gheen vreese zal my nopen<br />
Al waert eennen strydt oock totter doodt<br />
daer in zo zal ick hopen<br />
5 Een dynck heb ick ghebeden int eerdsche dal<br />
end ick heessche zulck gheuens<br />
dat ick ten huuse bouen al<br />
<strong>van</strong> mynen heere leuen zal<br />
Al die daeghen myns Leuens<br />
10 Vp dat Ick zoude tsheeren vville zien<br />
zyn tempele Bezoucken<br />
zo heeft hy my verborghen bouen dien<br />
Beschermt in allen houcken<br />
Ende bin zynder vvuenste was ick vry<br />
15 inden dach mynder schanden<br />
vp eennen steen verhief hy my<br />
end heeft verheuen nv daer by<br />
Myn hooft vp myn Vyanden<br />
Ommegheghaen heb ick zyn wuenste goet<br />
20 ghebrocht met groot verlanghen<br />
myne offerhande met blyder spoet<br />
tgheRoup <strong>van</strong> myn Lofzanghen<br />
end Ick zal zijnghen noch een vroylick woordt<br />
myn heere god ghepresen<br />
25 heere myn stemme doch verhoort<br />
die ick thuwaerts Riep Rechtevoort<br />
vvilt myns ghenadich wesen<br />
Myn herteken dat heeft tot my gheseyt<br />
myn aenschyn zocht hu zeere<br />
30 end huwer aenschijns groote bermherticheyt<br />
zal ick verzoucken heere<br />
hu aenschyn wilt doch <strong>van</strong> my keeren Niet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 26 r
+ noch in hu Toornicheden<br />
<strong>van</strong> huwen knechte niet en vliedt<br />
versmaet my niet / maer my doch biedt<br />
hu * behulpzaemicheden<br />
5 Myn vader ende oock myn moeder waen<br />
die hebben my ghelaeten<br />
dheere die heeft my vp ghenomen zaen<br />
huut liefden tmynder baeten<br />
// in huwen wech stelt my een wet<br />
10 schict my buten gheschille<br />
inden Rechten wech onbesmet<br />
dat bid ick heere zuver net<br />
Om mynder vyanden wille<br />
Leuert my niet inne der zielen handt<br />
15 die my quellen tweedrachtich<br />
dat bid ick hu doch heere want<br />
valssche ghetughen iachtich<br />
de welcke meneghe versmaet<br />
zyn vpghestaen my tseghen<br />
20 end onRechtueerdichede quaet<br />
die es huer zeluen obstinaet<br />
Lueghenachtich bedeghen<br />
73<br />
End emmers zoo gheloof ick nv voorwaer<br />
dat ick zal zien in trauwen<br />
25 end in tlandt der Leuenden daer<br />
tsheeren goeden Anschauvven<br />
verwacht den heere dies clouckmoedich vast **<br />
vvilt mannelicke wercken<br />
verbeydt den heere Reyn ghepast<br />
30 en daer naer bouen alle Last<br />
dyn herte Laet verstercken<br />
Glorie Eeuwich zonder hendt<br />
den vader moet ghebueren<br />
++<br />
zyn zuene diemen god en menssche kendt<br />
danck lof oock tallen hueren<br />
// Tsghelycx mede den helighen gheest<br />
Noordwest totten zuudoosten<br />
5 als wy zyn in benauthe meest<br />
ende zwaergheestich zyn bevreest<br />
zo can hy ons vertroosten<br />
* Oorspronkelijk ‘huwe’, dat doorgehaald is; ‘hu’ erna geschreven.<br />
** ‘t’ gedeeltelijk bedekt door een inktvlek.<br />
+ Fol. 27 r, r. 17 ‘vul ... gratien’, r. 19 ‘de ... hu’, r. 20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 26 v<br />
+ 27 r
Caermers broeders<br />
74<br />
De onser vrauwen broeders / diemen * caermers heet<br />
10 Ick hebber zomtyds ghebrast inde Reiftere<br />
doch dieder de beste kennesse weet<br />
dit lof <strong>van</strong> maria / naer myn dood ghereedt<br />
datmet daer zende / ofte Copie gheiftere<br />
Lof <strong>van</strong> Maria<br />
15 Myn ziele verhueght hu in contemplatien<br />
mediterende tlof gods moeder marie<br />
Als maeght begroet zynde vul <strong>van</strong> gratien<br />
huut gabriels monde met melodie<br />
de heere es met hu / binnen tsweerelts stie<br />
20 ghebenedydt zyt oock bouen alle vrauwen<br />
hu moesten ancleuen / dese gratien drie<br />
duer tgoddelick behaeghen in hu vul trauwen<br />
Bouen dese drie gratien int claer anschauwen<br />
onder meer ander gratien int generale<br />
25 ick vynder noch zeuene Reyn zuuer bedauwen<br />
die hu maria ancleuen als principale<br />
vercoorne gods moedre in dhemelsche zale<br />
die een speghel zonder vleck Reyn onbesmet<br />
waert oyndt bevonden<br />
30 Lof maria ghezuuert naer Moyses wet<br />
Niet by cause <strong>van</strong> zonden /<br />
+ Die eerste gratie O ghebenedydste +<br />
es / dat ghy ghescepen waert <strong>van</strong>den beghinne<br />
in gods voorzienicheyt tzyne de blydste<br />
moedere zyns zuens Tot onsen ghewinne<br />
5 Ten tvveeden O hemelssche keyserinne +<br />
<strong>van</strong> conynclicken zaede zyt ghedescendeert<br />
huuter wortel <strong>van</strong> iesse / gods liefste vriendinne<br />
als edelste <strong>van</strong> bloede ghegenereert<br />
Ten Derden zo zyt ghy ghepreserueert +<br />
10 zuver <strong>van</strong> erfzonde gheel zonder smette<br />
god heeft zoo zyn wuenste gheordonneert<br />
myn Lief es gheel schoone / (zeght hy) vp tnette<br />
O maria als ick vp dese gratien Lette<br />
zo moet ick hu Lancx te meer louen bet<br />
15 dies tallen stonden<br />
Lof maria ghezuvert naer moyses wet<br />
* Oorspronkelijk ‘me’; ‘de’ is er doorheen geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 27 v<br />
+ .1.<br />
+ .2.<br />
+ .3.
Niet by cause <strong>van</strong> zonden<br />
75<br />
Lof maeght wiens zuuer oetmoedich consent<br />
hu heeft <strong>van</strong> god die gratie ghegheuen<br />
20 In hu buucxken ontfaende gheen weerlick Regent<br />
Maer god zelue nam in hu mensschelick Leuen +<br />
dies mueghen wel zegghen <strong>van</strong> hu ghescreuen<br />
in myn tabernakel hy zyn Ruste nam<br />
die my gheschepen heeft / zuver moeder verheuen<br />
25 noyndt zuuerder vul gratien ter weerelt quam<br />
Ten vyfsten O maria zuvermaegdelic dam +<br />
een gratie moest ghy noch <strong>van</strong> god verweruen<br />
als hu moederlick herte vul Rauwen zwam<br />
staende onder tcruce / hu kyndt ziende steruen<br />
30 hu leuen dat hadde daer moeten bederuen<br />
maer god was met hu / zuver maghet net<br />
kender tshertsen gronden<br />
Lof maria ghezuvert Naer moyses wet<br />
Niet by cause <strong>van</strong> zonden /<br />
+ Liefmoedeghe princhesse / wien gratie ancleeft +<br />
specialick De zeste moet ick belyden<br />
dats / dat hu god / By hem verheuen heeft<br />
met ziele met Lichaem / om eeuwich verblyden<br />
5 bouen allen inghelen / die zonder vermyden<br />
zynghen / vvie es dese die zo schoone vp staet<br />
ghelyck de dagheraet Tot allen tyden<br />
huutvercoren als de zunne / die zou voorghaet<br />
en schoonder dan de mane / O zuuermaegdelic zaet<br />
10 De zeuenste gratie om onslieden bewaeren +<br />
die hu god ghegheuen heeft / zonder verlaet<br />
dats aduocate tzyne <strong>van</strong> allen zondaeren<br />
de kerstene kercke doet ons dies tverclaeren<br />
zoo daghelicx zynghende in huer motet<br />
15 dies moet ick noch vermonden<br />
Lof maria ghezuvert / naer moyses wet<br />
Niet ter causen <strong>van</strong> zonden<br />
Cappelle <strong>van</strong>den helighen<br />
gheeste Aldaer<br />
20 moet ick ghedachtich oock wesen<br />
voorwaer /<br />
Veel ghelts huutgheuen / my niet als de milde // quelt<br />
zo wil ick anderssins dese Cappelle ghedyncken<br />
Te meer by dat ick en ghaf noyndt ghilde ghelt<br />
25 daer driederhande Refereynen schyncken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .4.<br />
+ .5.<br />
+ 28 r<br />
+ .6.<br />
+ .7.
76<br />
Eerst ende aluooren / Een / god den vadere<br />
Touchierende / mueghende machtich groot<br />
die hemel end eerde Regiert algadere<br />
die ons verleendt heeft vleesch bloed end adere<br />
30 Ende die ons gheeft / ons daghelicx broodt /<br />
+<br />
Refereyn<br />
God Vadere<br />
Een god. esser / Een doopsels / ende Een ghelooue<br />
Een god die ons alder eerst wilde beminnen<br />
5 een god / die gheneest Blende Crepel en dooue<br />
een alleene god gheuer <strong>van</strong> onse vyf zinnen<br />
een god / die onse vyanden Can sterck verwinnen<br />
een god wiens wille wy niet mueghen wederstaen<br />
een Rycke gheuer wiens Rycdom blyft zonder dinnen<br />
10 een god / die int helich helighe / es eens ingheghaen<br />
een god <strong>van</strong> wien wy zullen tsamen oordeel ontfaen<br />
ofte vvy worden behouden / of verdomt ghescreuen<br />
Een god die ons zal ouercommen zaen<br />
een god die zal bouen Eeuvvicheyt Leuen<br />
15 een god voor wien hemel / eerdsch / end helsche beuen<br />
Ons hope stercte toevlucht / in al ons ghequel<br />
een god die al dat leeft / heeft tleuen ghegheuen<br />
een god diet al vuldaen heeft / ende nyemandt el<br />
Een god wien alle dynghen zyn mueghelick wel<br />
20 een god die metten mensschen heeft ter weerelt verkeert<br />
een god oetmoedich Totter crucen doodt niet Rebel<br />
vvech vvaerheyt ende Leuen / die ons vaderlick Leert<br />
Een god <strong>van</strong> neghen Chooren der inghelen gheEert<br />
Een god in Wiens handen zyn onse Tyden<br />
25 een god / wiens bermherticheyt / ouer ons es vermeert<br />
een god die voor ons de bitter doodt wilde Lyden<br />
een god daer alle Rechtueerdighe in verblyden<br />
Een god / die zeght / ick bem die heere / dats myn name<br />
vreest niet / betraut / met hu bem ick zonder vermyden<br />
30 gheen andren zal ick gheuen myn eere Eersame<br />
voor my en es gheen god ghemaect bequame<br />
en naer my en zal wesen gheen in memorie<br />
zyn dit de woorden gods dan Alsoot betame<br />
Alleene zy god / Eere ende glorie<br />
+ Ghebenedydt zy dan god den heere almachtich<br />
danck grootheyt / eere / macht behoort hu alleene<br />
v<strong>van</strong>t watter zy in dhemel / Tes huwe hoe crachtich<br />
en watter oock vpder eerden es / groot ende Cleene<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
28 v<br />
+ 29 r
77<br />
5 Bouen allen princhen / zyt ghy verheuen Reene<br />
alder dynghen ghebod / es gheel // in huwe handt<br />
ouer al hebt ghy die heerschappie ghemeene<br />
v<strong>van</strong>t hebbet al ghemaect / Eerde zee ende zant<br />
ghy zyt der zonden vergheuer / dit ken ick / want<br />
10 zyt alleene god der goden / daer elck naer haect<br />
gheen ander esser inden hemel / noch oock in tlandt<br />
god die ghesproken hebt / end alle dynck es ghemaect<br />
een ghetrauwe god / die tonswaerts Liefmoedich blaect<br />
god zachtmoedich ghenadich vul paeys en vrede<br />
15 een god Rechtueerdich / Want duer den psalmiste spraect<br />
Myn Rechter handt es vul Rechtueerdichede<br />
tsdoods macht hebt ghy alleene / ende tsleuens mede<br />
die wondren doet / en zyt in bermherticheyt Rycke<br />
die openbaer zult oordeelen / in tyden / en stede<br />
20 zoo ghy dat hebt voorzien / want gheen huwer ghelycke<br />
wie esser god dan / die zonder den heere Blycke<br />
of vvie esser god / Zonder onsen god voorwaer<br />
dan ghy / god vviens wille binden eerdschen dycke<br />
alsoo als inden hemel moet gheschieden daer<br />
25 En dien god die in onslieden werct eenpaer<br />
beede twillen / ende oock tvulbrynghen goet<br />
dus wat ghy doet in werck in woorden / menssche claer<br />
dat inden naeme des heeren iesu Christi doet<br />
gode danckende <strong>van</strong> zynder gracien vloedt<br />
30 Eerende zyn testaments Ciborie<br />
gheeft god dies bouen al eere / met cloucker moet<br />
Alleene zy god / Eere ende glorie<br />
Hoe mueght ghylieden gheloouen / het es onmueghelick<br />
die glorie wilt <strong>van</strong> elck anderen ontfanghen<br />
35 En die glorie alleene / <strong>van</strong> gode hueghelick /<br />
+<br />
en zouct ghij niet / dies ghaet veel dolende ghanghen<br />
hoort dan / ghy vul wederspooricheyt be<strong>van</strong>ghen<br />
gode vreesen / Eeren / dienen / Alleene zult gy<br />
die naer ons zalicheyt durst / end heeft groot verlanghen<br />
5 en gheen ander god / dit zelue zo beveelt hy<br />
v<strong>van</strong>t met beschaemtheyt / beschaemt moeten worden zy<br />
die in ghegroufde en gheghoten afgoden betrauwen<br />
maer die belaeden zyt Roupt christus Comme tot my<br />
hulieden zal ick vermaecken in al dyn verflauvven<br />
10 deerste en de laetste zalmen my eeuvvich schauvven<br />
en behoudens my En esser gheenen god ziet<br />
keert hu tmywaerts / zalicheyt zal hu bedauvven<br />
verzucht / huwer zonden / zal ick meer ghedijncken niet<br />
<strong>van</strong> god den heere ons Lichamelick voedsel gheschiet<br />
15 al ons behouften ziet hy met een ooghemerck<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 29 v
78<br />
ierusalem en syon / Lof dyn heere dan biedt<br />
v<strong>van</strong>t hy huwer poorten sloten / ghemaect heeft sterck<br />
vvie vp god niet en stelt zynder herten werck<br />
vp dat hy eere gheue / zynen name ghepresen<br />
20 zulcken zal hy Aermoe zenden in tsweerelts Perck<br />
end huer ghebenedyden zal vermalendydt vvesen<br />
v<strong>van</strong>t een menssche niet ontfanghen mach / zoo vvy lesen<br />
ten zy dat hem huten hemel ghegheuen word<br />
vves dan die in egipten zyt neder gheResen<br />
25 vp veel waghens ende peerden hu Betrau vpgheschort<br />
hulpe zouckende daer broosch onverghanghelick Cort<br />
ende niet ter ierusalemscher Consistorie<br />
v<strong>van</strong>t tmoet zyn (dat) wie doogoden met eere gordt<br />
Alleene zy god / Eere ende glorie<br />
30 O god Vadre<br />
VVie hem verheft zal worden vernedert<br />
vvie hem vernedert verheuen zal tryumpheren<br />
end al waer een totten hemel om vlieghen ghevedert<br />
met Lucifer zal zulcx hooghvlieghen Cesseren<br />
35 v<strong>van</strong>t glorie int hooghste moetmen god ordonneren<br />
+<br />
en ghenedert zyn / die <strong>van</strong> hem zeluen beRommen<br />
dus betrauvvende in god / moeten wy Contempleren<br />
dat yet om dyncken / niet <strong>van</strong> ons zeluen mach Commen<br />
maer huut god gracygheuer der hooghster Rycdommen<br />
5 die ons zynen goeden inghel noch zendt omtrent<br />
die ons / die vroylick ten hemel es vpgheclommen<br />
bequame dienaers ghemaect heeft <strong>van</strong> tnieu testament<br />
Niet des letters verstaet / maer des gheests bekent<br />
v<strong>van</strong>t den gheest maect Leuendich / maer de lettre dood<br />
10 // dus ghy hooghmoedighe dit wel int herte prent<br />
en doet in huwen zin gheen houeerdich exploot<br />
vvilt hebben in hu woorden gheen heerschappie groot<br />
noch begheerlick zyt naer ydel glorie voort an<br />
houeerdicheyt / es tbeghinsel der zonden noodt<br />
15 v<strong>van</strong>t in houeerde deerste verdommenesse beghan<br />
end al waert dat yemandt onser vulbrynghen Can<br />
dat ons beuolen es / By gods bescreuen Rechten<br />
Ten baet niet / Oetmoedelicke moeten nochtan<br />
belyden / dat vvy zyn onproffytlicke knechten<br />
20 dus elck vville zyn handen te godewaerts vlechten * /<br />
dat hy ons ghenese voor dhelssche Mortorie<br />
vvy zegghen vastgheloofuich / al zoud wyr om vechten<br />
Alleene zy god / Eere ende glorie<br />
* Oorspronkelijk ‘vpRechten’, dat doorgehaald is; ‘vlechten /’ werd erboven geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 30 r
Refereyn<br />
God Zuene<br />
79<br />
God den vadre heeft Christum zyn zuene Lief +<br />
daer om heeft hyt al in zyn handt ghegheuen<br />
hy es onse behouder / En verlosser voor grief +<br />
zonder hem mach <strong>van</strong> ons niet zyn Bedreuen +<br />
30 daers / een middelaer gods / en der mensschen ghebleuen +<br />
en dats die menssche Christus ghewillich spoedich<br />
die hem zeluen gheoffert heeft / hier int Leuen<br />
++<br />
Tot verlossynghe voor allen mensschen oetmoedich<br />
ende met zyne dierbaere wonden Bloedich<br />
zyn wy ghecocht / met goude / noch met zeluere niet<br />
hy bemindt ons zoo / huut eender liefden gloedich<br />
5 hem zeluen heeft hy voor onslieden gheleuert ziet<br />
End indien wy zondighen hoe dicwils gheschiet<br />
By den vader es hy onse voorspraecke daer<br />
een verzoenynghe voor onser zonden verdriet<br />
es hy / end oock <strong>van</strong> alle der weerelt claer<br />
10 Al ons bequaemheyt die es huut god voorwaer<br />
die voortyds waeren kyndren zyns gramschaps verknesen<br />
zyn nv gods kyndren / en meErfghenamen der naer<br />
met christo zynen zuene / want zoo wy lesen<br />
Christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />
15 Dits ons fundament gheduerich inder eeuwicheyt<br />
ende nyemandt mach Legghen een ander fundament<br />
behaluen / het ghuene datter es gheleyt<br />
tvvelck Iesus christus es / zalichmaeckere bekent<br />
ende duer gheen ander name ghescreuen gheprent<br />
20 zo en mueghen wy zaelich worden Certeyn<br />
hy blyft ons tot thende der weerelt omtrent<br />
duer zyn bloedt zyn wy ghewasschen <strong>van</strong> zonden Reyn<br />
ende omme te Roupene in tsweerelts pleyn<br />
den Rechtueerdeghen / niet gheCommen es hy<br />
25 maer den zondaers / Want die zyn inder zonden treyn<br />
dien es <strong>van</strong> nooden den medechyn thebbene by<br />
hy heeft bezocht / en ghedaen verlossynghe vry<br />
zyns volcx / end en heefter niet vooren ghehadt<br />
maer huut Liefden/ zyn deelachtich hem worden wy +<br />
30 vvy / die al waeren ghevallen ghelyck een Blat +<br />
vvy wiens Rechtueerdicheden Wanckelbaerich glat<br />
zyn als een vraumaendtzuchtich Cleedt mespresen<br />
vvat hebwy tonsen trooste dan / anders dan dat /<br />
+ Fol. 30 v, r. 32 ‘vrau ... Cleedt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Iohan. 3.<br />
+<br />
daniel. 6.<br />
+<br />
Iohan. 15.<br />
+<br />
.l. thimo. 2<br />
+ 30 v<br />
+<br />
hebre / 3<br />
+<br />
Esai. 64.
80<br />
christus es ghestoruen / ende dat naer desen<br />
35 Christus Es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />
Niet beters want god heeft ons niet ghestelt<br />
Tot zynder onghenaedegher Toornichede +<br />
+<br />
maer tot een vercryghen des zalicheyts velt<br />
duer Iesum Christum / die voor ons tsteruen dede<br />
vp weder dat wy waecken / ofte slaepen oock mede<br />
tsaemen met hem zouden leuen bequame<br />
5 v<strong>van</strong>t dheere es bermhertich Beminnende vrede<br />
end een vreeselick Liefhebber / es zijne Name<br />
verlaet hu clouck vp hem / zoo dat betame +<br />
ende niet vp huwe vvysheyt te gheender stondt<br />
vvy hadden al ghezondicht / dies tonser vrame +<br />
10 behoufden al gods glorye / om wesen ghezondt<br />
duer christum hebben wy den ghenadichsten vondt<br />
dat wy een toeghanck hebben tot zynen vadere +<br />
hy heeft hem voor ons zonden gheoffert duervvondt<br />
vp dat hy ons verlossen zou Allegadere<br />
15 <strong>van</strong> deser booser weerelt / als gheene quadere<br />
end oock <strong>van</strong> tvermalendyden des wets ghenesen +<br />
dese christus / elcker mensschen zonden ontladere<br />
zit ter Rechter handt zyns vaders in tgoddelic wesen<br />
Christus Es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />
20 Prinche<br />
Christus / heeft ons god zynen vader eervveerdich +<br />
verzoent in zyn bloedt / als troost tonser noodt +<br />
voor donRechtueerdeghe / es hy ghestoruen Rechtueerdich<br />
Ouer ons es vast ghemaect / zyn bermherticheyt groot +<br />
25 ende Christus verwect zynde <strong>van</strong>der doodt +<br />
zal voort eeuvvelick leuen / ende niet meer steruen<br />
zyn helighe bloedeghe vyf wonden Roodt<br />
staen als een toevlucht open / om vrydom verweruen<br />
ende vp dat wy twyfelachtich niet zouden bederuen<br />
30 heeft ons ghelaeten / zyn eevvich claer blyfuende woord<br />
oock datmen allen creatueren in tsweerelts Eruen +<br />
warachtich zoude claerlick beCondeghen voort<br />
Wee hulieden dan / diet alsoo niet en oorboort<br />
maer liefuer schiet bewimpelt met Lueterpesen<br />
35 laet doch den volcke / alsoot dient / zyn ghehoort<br />
Dat christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .l.thessa/5.<br />
+ 31 r<br />
+ prouerbi. 3<br />
+ Roma/3.<br />
+ Ephe/2.<br />
+ Galath primo<br />
+ Apo/5<br />
+ .1. petri/3<br />
+<br />
Psal/116.<br />
+<br />
Roma/6.<br />
+ marci. 16
+<br />
Refereyn<br />
God helich Gheest<br />
81<br />
Lof zendynghe tsvaders in ghenadegher stonde<br />
vvesen onvullouelick zynde ten gronde<br />
5 O helich gheest Wonderlick dominerende<br />
gheestich Inspireirdere / die huten monde<br />
des vaders ende tzuens zyt procederende<br />
gheest die openbaert ende zyt instruerende<br />
den treyn onser zalicheyt ende memorie<br />
10 hertelick Leedsman / die zyt Arriuerende<br />
de zielen ten Rechten weghe en glorie<br />
omRynghen der Reyn Maegdelicxste ciborie<br />
de welcke maria was / vulmaecte oetmoedt<br />
in wien ghy god menssche / hielpt tonser victorie<br />
15 formeren / <strong>van</strong> huer hertsen zuverste bloedt<br />
gheest / die waer ghy wilt / huwe gheesticheyt doet<br />
ongrondelicke forme / als duue vlerckende +<br />
dies zegh ick hu / die dyn werck hemelick voedt<br />
Lof / helich gheest / alder wonderlicxt werckende<br />
20 Lof puer hulpsamich gheest <strong>van</strong> ons cranck wesen +<br />
ghy een <strong>van</strong> drien zynde / Noch bouen desen<br />
die inden hemel ghetughe zyn gheuende +<br />
gheest / die christum hebt <strong>van</strong>der doodt verResen +<br />
end ons * doo Lichaemen / zult oock maecken leuende<br />
25 gheest / daer ghy zyt / Es vryheyt Ancleuende +<br />
gheest zoeter dan huenich / miltste <strong>van</strong> gratien +<br />
voor wien dat Antechrist zal worden beuende +<br />
Lof gheest die vervult hebt des weerelts statien +<br />
gheest principael / gheest <strong>van</strong> Confortacien +<br />
30 gheest als zuver watere / die zonden verdryft +<br />
gheest in wiens name diueerssche natien<br />
men doopt / en ghedoopt zyn / twelck zonde Afwryft<br />
+ +<br />
Elcx apostel ingien hadt gheRynghe verstyft<br />
doe ghij quaemt in vieregher tonghen sperckende<br />
dies zegh Ick noch ter eeren / die waert end eeuvvich blyft<br />
Lof helich gheest Alder wonderlicxst werckende<br />
5 Lof gheest die alle quaede begheerten verdwynt<br />
die ons onwetentheyt Wetelick duerschynt<br />
die kendt alle dynghen wonderlick Artiste +<br />
Want dauid die was een vechtende kyndt<br />
* Oorspronkelijk ‘oock’, dat doorgehaald is; ‘ons’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
31 v<br />
+ Iohan/3<br />
+ Roma/8<br />
+<br />
Apo/5.<br />
+<br />
Roma/8<br />
+<br />
.2.corin. 3.<br />
+<br />
Eccli. 24.<br />
+<br />
.2. thessa/3<br />
+<br />
Sapien primo<br />
+<br />
Psal. 50.<br />
+<br />
Ezech. 36<br />
+ 32 r<br />
+ Actuum. 2.<br />
+ Sapien 7 et 9.
82<br />
ghemaect hebt / der heligher kercke Psalmiste +*<br />
10 ende mattheum een groot Euangeliste<br />
die een publicaen was / voorts daniel mede<br />
Ionck Iuge / die wel te vonnessene wiste<br />
tonRecht / dwelcke men Susanna andede<br />
Amos den heerdere / <strong>van</strong> onwyser snede<br />
15 hebt ghij ghemaect Een prophete openbaerlick<br />
ende pieter die visscher was (in Ruder zede)<br />
ghemaect een prinche der apostolen claerlick<br />
Paulum der kercke persequeerdere zwaerlick<br />
een Leerare tsvolcx / en gods wet versterckende<br />
20 hier by ghemerct / moet ick noch zegghen Eenpaerlick<br />
Lof helich gheest / alder wonderlicxt werckende<br />
Princelick<br />
Ons ghegheuen gheest / duer wien ghereedt +<br />
gods Liefde / es in ons alder herte ghespreedt<br />
25 Bemindere die gods gheboden niet slaecken<br />
gheeft wien datmen vadere der aermen heet<br />
en zoetste vercoelen int onReynich Blaecken<br />
Bemindere voorts <strong>van</strong> die paeyselick waecken<br />
gheest die dhemelen ghesyn hebt verchierende<br />
30 gheest die ons tbezouck <strong>van</strong> mistaerlicke zaecken +<br />
end oock der diepten gods / zyt doen hanthierende<br />
gheest goedertiere / huwen voys stierende +<br />
+*<br />
duer Ezechiel / hoe ghy niet en begheerdt<br />
tsghuendts doodt die zondelick es Logierende<br />
maer meest dat hy hem om bekeeren gheneerdt<br />
Och gods Rechte vyngher dan / slaett tdoodelick zvveerd<br />
5 vvy willen bekeerlick zyn thuwaerts zwerckende<br />
noch oetmoedelick zegghende / als diet zyt weerd<br />
Lof helich gheest Alder wonderlicxt Werckende<br />
[Altydts helich gheest gheboghender knie]<br />
Altydts helich gheest gheboghender knie<br />
Bid ick om wel te leuene meest // Tydt<br />
10 weert huut mynen gheest vreimde fantazie<br />
Ghy die alder goeder gheesten gheest // zyt /<br />
Actum a o . 1530<br />
Refereyn<br />
Vander helighe Drievuldicheyt +<br />
* In de linker rand is een kronkelende lijn getrokken tot r. 18.<br />
* Fol. 32 v, r. 15-18 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Gregorius super Ezechielem<br />
+ Roma/.5<br />
+ Iob/36 ende .37.<br />
+ 1. Corin. 5.<br />
+ 32 v<br />
+<br />
Anno .1558.
83<br />
15 Betvoorts om dat daer ghewyet es / den outaer<br />
Ter eeren gods drievuldich / vul menichfuldicheyt<br />
zo bem ick in advyse te ionnene hier naer<br />
Een Refereyn <strong>van</strong> dhelighe drievuldicheyt<br />
O Diepheyt. der Ryckdommen der hoogher wysheden<br />
20 ende der kennessen gods / die blyft onghehendt<br />
hoe onbegrypelick zyn / zyn oordeelende zeden<br />
ende gheel onhuutsprekenlick Tallen steden<br />
zynder wonderwercken / in hemelsch eerdsch Regiment<br />
// v<strong>van</strong>t wie zo heeft des heeren zin bekent<br />
25 oft wie es gheweest zyn Raedtsman vooren of naer<br />
oft wie heeft hem eerst / yet ghegheuen omtrent<br />
noyndt yemandt / dit es warachtelick claer<br />
Want huut hem / ende oock duer hem voorwaer<br />
+<br />
ende in hem Certeynlick zyn alle dynghen<br />
// hem zy glorie / eere inder eeuvvicheyt / daer<br />
hy / die bouen wysheyts troone heeft tgheel bedwynghen<br />
// Eer dat berghen waeren / en dheemlen crachten omRynghen<br />
5 vvierden <strong>van</strong> niet ghemaect ende gheordonneert<br />
eer anderstondt de weerelt hadde zyn vulbrynghen<br />
end yet wesenlicx / daer in mochte zyn gheformeert<br />
<strong>van</strong> eeuvve tot eeuvve / Eeuvvich ongheCesseert<br />
zonder beghin en hende / waert zyt ende ghebleuen<br />
10 ghy god wien hemel eerde end helle vreest<br />
al es den vyandt onverduldich<br />
Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />
God vader / God zuene / God helich gheest<br />
Een God Drievuldich<br />
15 De Vader Eeuwich / onverghanclick es onsteruelick<br />
onveranderlic / De zuene Eenich / <strong>van</strong> ghedaenten schoone<br />
machtich / vvy zyn meErfghenamen Eruelick<br />
Dhelighen gheest Es ons alle goet verweruelick<br />
Rechtueerdich zynde / Tsamen een god / drie in persoone<br />
20 Een helighe drievuldicheyt / ten hemelsschen Troone<br />
en god almachtich / <strong>van</strong> eender substancie int vvesen<br />
ende <strong>van</strong> eender macht / draeghende ghelycke Croone<br />
Vader / <strong>van</strong> hem zeluen / en niet / <strong>van</strong> een ander / gheResen<br />
de zuene <strong>van</strong>den vadre / gheworden ghePresen<br />
25 warachtich god / <strong>van</strong> god warachtich / licht warachtich<br />
<strong>van</strong> twarachtich licht / nochtans bouen desen<br />
niet twee lichten zynde / maer een licht eendrachtich<br />
// den helighen gheest / <strong>van</strong>den vadere Almachtich<br />
en <strong>van</strong>den zuene / ghelyckelick voorCommende zy *<br />
* Oorspronkelijk ‘by’, dat doorgehaald is; ‘zy’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 33 r
84<br />
30 medewesenlic / medeEeuvvich / den vader / en zuene Crachtich<br />
de vadre / een vulle god / in hem zeluen es hij<br />
de zuene een vulle god / <strong>van</strong>den vadre der by<br />
gheworden / een wesen ** alder wesenlicxste Leuen<br />
dhelich gheest / een vulle god / ghelyck al euen meest<br />
35 zoo wy gheloouen zyn schuldich<br />
Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />
God vader / God zuene / God helich gheest<br />
Een god Drievuldich /<br />
+ Dhelighe gheest Een vulle god / <strong>van</strong>den vadere<br />
ende zuene voortghaende / Nochtans drie goden niet<br />
maer een god almachtich / eeuvvich / onghemeten algadere<br />
onveranderlic / dan hy was / vrouch noch spadere<br />
5 v<strong>van</strong>t hy gheel alomme es / Ieghenwoordich ziet<br />
niet by deelen bedeelt / maer gheel al / in al / lof biedt<br />
niet plaetslic / maer machtlic / alomme zynde sterck<br />
die zonder veranderynghe / zyns selfs yet<br />
veranderlicheden heeft ghescepen / met zyn willende werck<br />
10 de gheschepene zaecken in hemel / eerdsche perck<br />
Regiert hy / Blyfuende dat hy es Altydt<br />
wien / niet toevallic wesen noch ghescieden mach / int bemerck<br />
v<strong>van</strong>t simpelick der godlicker natuere / ghebenedydt<br />
mach toeghedaen / noch vermindert worden / des zeker zijt<br />
15 v<strong>van</strong>t altyds es / dat es / onveranderlick zoot betame<br />
vvien eeghinlick es / wien eeuvvich / wien tzelfde es / Bevrydt<br />
Twesen / Leuen / verstaen / en deis drie / een god Eersame<br />
ende eene god dese drie by Name<br />
de zelue god ende heere / daer vooren beuen<br />
20 alle goden / zynde in tsweerelts forreest<br />
maer hoe die zyn menichfuldich<br />
Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />
God vader god zuene God helich gheest<br />
Een god Drievuldich<br />
25 Prinche<br />
Deze vvarachteghe helighe drievuldicheyt<br />
es niet meerder in persoonen tsamen ghenoomt drie<br />
dan in een yeghelick / en byzonder persoon eens gheseyt<br />
v<strong>van</strong>t elck byzondre persoon inder Warachticheyt<br />
30 es vulle substantie / in hem zeluen hoet gheschie<br />
maer daeromme niet drie substantien zyn die<br />
maer god eenne substancie / mueghentheyt Eene<br />
** Oorspronkelijk ‘leuen’, geschrapt en ‘wesen’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 33 v
85<br />
een eeuvvicheyt / een grootheyt / een goetheyt / zonder fantazie<br />
als zuene / ofte helich gheest / Onverscheeden gheene<br />
+<br />
Noch gheen andre / en es de vadere Reene<br />
in nature / dan de zuene / ofte helighen gheest blycke<br />
noch yet anders de zuene / end helich gheest minder cleene<br />
dan de vader in nature / wien een nature / es int ghelycke<br />
5 // Maer een ander es de vadere Almachtich Rycke<br />
in persoone / een ander de zuene in persoone goet<br />
een ander dhelighen gheest in persoone tallen wycke<br />
inden vader eeuvvicheyt / inde zuene vroedt<br />
ghelyckheyt / inden helighen gheest wesen moet<br />
10 die eeuvvicheyt en ghelyckheyt / tsamenvoughynghe beseuen<br />
Al een in substancie / ende vvesen onbegrypelick keest<br />
almachticheyt ende godheyt / kennen wy ghehuldich<br />
Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />
God vader God zuene God helich gheest.<br />
Aucteur<br />
Ick onvveerdich Eerdsche woormken Crupende<br />
wanckel stupende<br />
vulbrocht / de voornoomde gods Wonder zaecken<br />
tot tsgheests verlichten / Const icx zyn ontslupende<br />
20 mids tshelichs gratie my indrupende<br />
ick moeste tnaervolghende Liedeken maecken<br />
ende voysich craecken<br />
Zoo voorts en voorts / zul wy ten hende gheRaecken<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
Meysken ick hebbe hu wel ghezien<br />
En hu tuutkens staen zo net /<br />
Heere god myns ghenaedich zyt<br />
hemel eerde / ghy Regiert<br />
+<br />
duer huwe name ghebenedydt<br />
ghy bermherticheyt hanthiert<br />
// Mynen gheest verhueght in hu heer goet<br />
Myn heere myn god ghy<br />
5 die wonder in hemel end eerde doet<br />
kennen wy // vranck en vry<br />
Lof eeuvvich hu zyn moet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 34 r<br />
+ 34 v
Al onsen troost gheel vp hu staet<br />
heere god ghenadich groot<br />
10 die thuwaerts keert / ghij Minnelick ontfaet<br />
in huwer gratien schoot<br />
// Mynen gheest verhueght in hu voorwaer<br />
myn zonderlynghe vruecht<br />
duer Iesum Christum hu zuene Claer<br />
15 By hu duecht // ghij vermuecht<br />
vveeren / ons zonden zwaer<br />
86<br />
Zonder hu mueghwy doen duechdlicx Niet<br />
wy die gheel broosch zondich zyn<br />
ons hulpe dies / end hu bystandt biedt<br />
20 Tooght ons hu blyde Aenschyn<br />
// Mynen gheest verhueght in hu zeer vast<br />
myn god int hemelsch Pleyn<br />
ghy weit ende kendt mynder herten last<br />
gheel onReyn // Bem Certeyn<br />
25 My niet grammoedich Tast<br />
Sathan Als eennen leeu zeer fel<br />
ommeRynght ons Nacht * en dach<br />
Loerende zouckende ghierich snel<br />
vvien dat hy verslynden mach<br />
30 // Mynen gheest verhueght // in hu ghelooft<br />
Tot inne tsdoods Perck<br />
heere zend my stercte / eer hy my verdooft<br />
al myn werck // Es onsterck<br />
heere god myn hueuerhooft<br />
+<br />
Onsen vleeschvyandt Quelt ons oock meest<br />
waer dat wy ghaen of staen<br />
vernieut in ons eennen vpRechten gheest<br />
Schept ons een Reyn herte zaen<br />
5 // Mynen gheest verhueght / die thuwaerts trect<br />
vpheft ons <strong>van</strong>den val<br />
vvy slaperich in zonden onslieden wect<br />
in dit dal // Meestdeel al<br />
zyn wy met tvleesch bevlect /<br />
10 De vveerelt Belooft ons oock veel schoons<br />
met een smeeckende mondt<br />
vviese bemindt / veel ydel Loons<br />
gheeft zou / der zielen onghezondt<br />
Mynen gheest verhueght liefmoedich heet<br />
15 heer god in hu gheheel<br />
* ‘Nacht’: ‘N’ over ‘d’ geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 35 r
Becleedt ons met huwer Liefden cleedt<br />
gheeft ons deel // int Pryeel<br />
Tvvelck ghy ons hebt bereedt<br />
87<br />
Die babylonsche draecke fier<br />
20 oock zeuenthoofdich naer my pooght<br />
gheerne brochtse my int dangier<br />
huer Cop my om dryncken tooght<br />
// Mynen gheest verhueght Liefuer ter noodt<br />
In hu Leeu <strong>van</strong> iuda<br />
25 den strydt wont ghy ieghens helle zonde doodt<br />
Waer ick gha // vooren na<br />
Zyt myn beschermer groot /<br />
Heere god des zalicheyts ghenaemt /<br />
zoo zyt ghy wel bekendt<br />
30 gheenssins en Laetse ghij niet beschaemt<br />
die hu hopen omtrent<br />
Mynen gheest verhueght in hu altoos<br />
myn leuens daeghen Lanck<br />
beschermt ons <strong>van</strong> becuerynghen boos<br />
35 in onsen ghanck // Broosch en Cranck<br />
Zyn wy gheel troosteloos /<br />
++<br />
Almachtich hemelsch vader tryumphant<br />
drievuldich Eennen god<br />
Biedt ons hu ghenaedeghe Rechter handt<br />
helpt ons vulbrynghen hu ghebod<br />
5 Mynen gheest verhueght te doene die<br />
zoo ick alder best Can<br />
huwe goede wille alsoo gheschie<br />
nv voort an // vvyf en man<br />
keert <strong>van</strong> Afgoderie<br />
10 Die dit liedeken heeft ghestelt<br />
heeft ouertorden huwe wet<br />
zynde noch metter Weerelt ghequelt<br />
schict hem doch te doene Bet<br />
zijnen gheest verhueght / en gheerne hoort<br />
15 zonder scheeden der of<br />
hu eeuwich helich Reyn crachtich woordt<br />
vvy eerdsch stof // Bieden Lof<br />
huwen name eeuwich voort /<br />
Aucteur<br />
20 Tliedeken was huut / den gheest wierd ghesust<br />
de mondt hadde gheerne Tcanneken gheCust<br />
+ Fol. 35 v, r. 26-27 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 35 v
88<br />
den Aeszeme zochte wat te vercoelene<br />
maer eer ick een <strong>van</strong> beeden de / zo had ick Lust<br />
Eerst met een Refereynken / den mondt te spoelene<br />
Refereyn<br />
Voor dhandt ghemaect<br />
Naer thende durstich ghehaect /<br />
O hemelsch vadere / Een god alleene machtich<br />
Rechtueerdich Bermhertich ouer israel crachtich<br />
30 hooghst dominateur in hemel ende eerde<br />
beghin onhendelick eeuvvich eeuvvich warachtich<br />
die oyndt duer hu zeluen / Bermherticheyt begheerde<br />
+<br />
Troonhouder drievuldich glorieux in weerde<br />
O myn ziele thuwaerts nv kniebughelick keert<br />
vp dat ick hu milde bermherticheyt Anveerde<br />
die bouen al hu wercken es wonderlick vermeert<br />
5 hu bermherticheyt te kennene / heere god Leert<br />
Insturt my den gheest / dat ick die wel can verstaen<br />
hu name wordtter by int ghelooue GheEert *<br />
Om ** vruchten der Liefden in my mueghen ontfaen<br />
hu bermherticheyt heere / ouer ons wel ghedaen<br />
10 Midswelcken In tbouck des leuens zyn ghescreuen<br />
bouen al dat bermhertich zy / zonder verghaen<br />
Hu bermherticheyt. heere / Es beter dan tleuen<br />
Hu Bermherticheyt heere Als gemme precieux<br />
es ouer ons blynckende claer victorieux ***<br />
15 ghenadichste verblydynghe ten hemel Binnen<br />
hu moeten eeuvvich louen / die blyft glorieux<br />
de hemelssche ierachie / metten seraphinnen<br />
O heere hu bermherticheyt Laet my ghewinnen<br />
die vergroodt **** verbreed es Totten hemele daer<br />
20 end huwe waerheyt / tot inde wolcken beghinnen<br />
hu bermherticheyt heere / volght ons eeuwelick naer<br />
met dauid wil ick dus vastgheloouich claer<br />
inder eeuvvicheyt hu Bermherticheyt zynghen<br />
myn herte esser gheel toe bereedt voorwaer<br />
25 als een <strong>van</strong> hu ierusalemsche ionghelynghen<br />
hu bermherticheyt heere Laet my die omRynghen<br />
al stonder Ieghens my duusent niet zal ick beuen<br />
hu bermherticheyt heere / Regiert alle dynghen<br />
Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen<br />
30 Dauid de psalmiste neimt al zyn fundatie<br />
* Oorspronkelijk ‘vr’, waarover ‘G’ geschreven is.<br />
** Oorspronkelijk een tweede ‘om’, dat doorgehaald is.<br />
*** Inktvlek over ‘v’.<br />
**** ‘d’ is lichtjes doorgehaald met andere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 36 r
89<br />
heer vp hu Bermherticheyt speciael gratie<br />
als thende <strong>van</strong>der hope / hu wel eeuvvich by<br />
duer hu bermherticheyt hebben wy Regnatie<br />
heere / al doodet my / noch zal ic hopen vry<br />
35 myn leedsman myn toevlucht / en beschermer zyt ghy<br />
duer iesum Christum ghedaen veel bermherticheden<br />
+<br />
hu Bermherticheyt es cause / dit kennende vvy<br />
ghy ons hooft zyt / ende wy ghemaect hu leden<br />
erfghenamen dyns Rycke in dhemelssche steden<br />
om vervullen der verworpelynghen Ruine<br />
5 hu bermherticheyt schict ons inden wech der vreden<br />
naer hu bermherticheyt hopen tallen termine<br />
alwaer ick ghestelt hier om eeuvvich te zyne<br />
ende my de kiesynghe waere ghegheuen<br />
<strong>van</strong> hu bermherticheyt of tleuen / ziet ten fine<br />
10 Hu bermherticheyt heere / Es beter dan tleuen<br />
Prinche<br />
Rechtueerdich Bermhertich god omnipotent<br />
die de herten der mensschen duerziet en kendt<br />
hu bermherticheyt inder eeuvvicheden gheduert<br />
15 duer hu bermherticheyt tgheheele firmament<br />
des hemels gheRegiert wordt zoo ghewilleCuert<br />
den Chyrographbrief es in sticken gheschuert<br />
die ieghens onslieden ghescreuen was breedt<br />
duer hu bermherticheyt ierusalem sterck bemuert<br />
20 duer hu bermherticheyt zyn ons veel wuensten bereedt<br />
duer hu bermherticheyt anghedaen tmensschelick Cleedt<br />
daer inne ghy onslieden vvildet maecken zaelich<br />
hu Bermherticheyt heere / wat gratien ick weet<br />
es beter / dan al watmen mach vvesen verhaelich<br />
25 Tonsen trooste / ende steruende principaelich<br />
hu Rechtueerde puniert / maer ieghens tzondich sneuen<br />
eer de schichten des doods / vp ons zyn nederdaelich<br />
Hu bermherticheyt heere / Es beter dan tleuen<br />
[.Nu. Hoort.Hoort] +<br />
.Nu.<br />
30 Hoort.Hoort<br />
Myn testaments. Accoordt<br />
Voort.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 36 v<br />
+<br />
24. a iuny .1561.
+<br />
Prochiekercken<br />
90<br />
De acht brugsche prochykercken dienen oock verschoont<br />
mids datmer Inne doet / gods dienst warachtich<br />
diese wel doet / zal blyfuen niet ongheloont<br />
5 Tdien vpziene vvilicxse zyn ghedachtich<br />
Sint Donaes<br />
Achterlaet ick der musycken zanck<br />
Sint saluators<br />
Den Lusteghen ommeghanck<br />
Onser vrauvven<br />
De ghemaecte Thorre Lanck /<br />
Sint gillis<br />
Twel Ludende clocken gheclanck<br />
TWasvvyf tsint donaes<br />
15 Coster inghel twaswyf <strong>van</strong> sint donaes<br />
die zo moylick tIaer ouer daer de zantiens pareirt<br />
ion ick / om dat hy heeft een Costerlick faes<br />
(zyn ioncwyf kendt hem wel iaes?)<br />
Een pondt vyncoorde zaet / dan wel ghestoffeert<br />
20 <strong>van</strong> moy crudeken / end een Leere fraey ghemonteirt<br />
Clocludere<br />
+<br />
Dupperluder tsint donaes die witbrood kuwere<br />
Tmartiaen nat was noyndt gheen schuwere<br />
ick hebs hem tanderen tyden gheschoncken<br />
25 die ionick in tyds een onder Luwere<br />
principaelic als hy varsch bier heeft ghedroncken /<br />
Sint bazelis<br />
Ghemerct Ick niet begheere kerclicke proffyten<br />
maer Liefuer zelue daer of tghewin // sommen<br />
ion ick ionstich gheerne / al de offermyten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
37 r<br />
+<br />
37 v
5 die daer binden iaere / meer dan tsvrydachs incommen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
91<br />
Daerme bedelaers en truwelghen ghaende staende<br />
ter helich bloetsteegher Aelmoessen ontfaende<br />
Ligghende Cryolende / of zittende beneden<br />
of hemlieden nyemandt naer myn doodt vermaende<br />
10 de Corte Rente achterlaet ick by hemlieden ghebeden<br />
Scepen huus<br />
Voor tschepen huus / laetick doude keysers en grauen<br />
Alzoo zy staen in oorden <strong>van</strong>den eersten Af<br />
dat god / de zielen (wien zy figureren) wil lauen<br />
15 oock ghedyncken / die de nieuwe keyser carolus ghaf<br />
Voor tvrye<br />
Den wel ghemaecten Adam / die vpden houck beclaeght<br />
dat daer ter plaetsen menich pacient moet steruen<br />
en tslands ouerdaet voorziende / twelck den landsman plaeght<br />
20 end hem zomtyds dolende huutlandsch Iaeght<br />
die ionick wel te bewaerne ieghens tbederuen<br />
Nietken de naeysterghe<br />
Van slicht nietien met huer hennen end haenghecraeysel<br />
Creigh ick oock gheerne Een gheRustich ghepaeysel<br />
25 by sint donaes wuenende in een cleen wynckelken<br />
Achterlaet ick veel diueersch moy duerbroddelt naeysel<br />
zomtyds Lippebribbelet / als een schemynckelken<br />
Sinte pieters<br />
kercke.<br />
+ Aldaer de ghilde / beneden onder inden Crocht<br />
ghehouden by tambocht <strong>van</strong> die maecken scheen<br />
Totten waslichtmaecker daer by ghewrocht<br />
al datter behouuen zal / hebIck ghedocht<br />
5 hemlieden te ionnene / Eer ick zal scheen<br />
Sintianskercke<br />
Zomtyts ghedient <strong>van</strong> schotsche beneficianten<br />
Bon enfanten<br />
daer dueverheyt * of toebehoort tsinte donaes<br />
10 de Rekenyngh draghers met veel magher calanten<br />
<strong>van</strong> tappoort <strong>van</strong> sint ians pelgrems / oft andre zanten **<br />
Ion ick hemlien tsint iansnacht tmeeste Cabaes<br />
* ‘heyt’ is interlineair bijgevoegd.<br />
** Een eerste ‘t’ is doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 38 r
al slickzer vp goet aes // kercke zal niet verliesen<br />
daer de zant mirakel doet / zalmen plaetse verkiesen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
15 En daer schapen wandelen wassen vliesen<br />
Sint kerst Kercke<br />
92<br />
De schamel priesters daer / met wyf en kyndren belast<br />
hoord icxse Recommanderen zoo <strong>van</strong> een slim gast<br />
gheenen zekeren dienst hebbende in tiaer<br />
20 hadder zom tyelick dienst / hadde tyelick ghebreicvast<br />
doch dieser stelt te wercke eenen penninck ouerpast<br />
Tmoet zyn ghebrast<br />
Twee placxkens zyn vullicx vertheert voorwaer<br />
Byden outaer wandelt / Leeft by den outaer<br />
Sint iooris steegher Cappelle<br />
der bouen /<br />
Gheregiert zynde / ken weet <strong>van</strong> wat muenicken<br />
Omme dueverheyt wasser oyndt questie vry<br />
Tusschen hemlyen / en sinte Christoffels Canuenicken<br />
30 dies ion ick deene nederst / dander dupperste zy<br />
++<br />
Sint saluators kercke Episcopale<br />
daeromme icxse voor dander verhale /<br />
Dees kercke als busschoplicke kercke voorwaer<br />
Representerende thooft <strong>van</strong> andre kercken daer<br />
5 zynde onder der doornycxscher diocesen *<br />
ion ick een Refereyn datment openbaer<br />
inde voorkercke yeuwers mach schicken claer<br />
vp dat de godsvruchteghe mensschen Lesen<br />
hoe dhelighe kercke Als gods kercke ghepresen<br />
10 ghefondeert mach wesen /<br />
Refereyn<br />
Christus god almachtich / grootwonderlick in wercken +<br />
hueverhooft toeziender zynder heligher kercken<br />
mids tshelichs gheest bevlercken<br />
15 ghefondeert ghesticht / vp een vast ghelooue Reyn<br />
hy den verworp steen ghevveist / int openbaer mercken<br />
<strong>van</strong> dwase verblende Wanewyse clercken<br />
nv houcksteen int verstercken<br />
als fundament / daert al vp ghefondeert es Certeyn<br />
20 En gheen ander fundament buten dien treyn<br />
mach yemandt Legghen / om blyfuen staende eendrachtich<br />
Christus kercke / die es der vergaderynghe pleyn<br />
+ Fol. 38 v, r. 11 en datum in marge onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘diosen’, dat doorgehaald is.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
38 v<br />
+ 26 iunij .1555.
93<br />
der standvastegher gheloouend in hem Warachtich<br />
vereenicht metter Liefde / duer tghelooue werckCrachtich<br />
25 Buten welcke christus kercke / gheen zalicheyt en zy<br />
heeft Petrum ghestelt / zynen stedehoudre machtich<br />
Als vadre ende prinche / zynder kercke gheel vry<br />
v<strong>van</strong>t hijs hem vast betraude / mids zyn sterck bely<br />
gheloofuich blyfuende by<br />
30 dat christus was / de leuende gods zuene / Maer een<br />
tsamen drievuldich int hemelsch domineren<br />
daer omme iesus Christus Tot petro sprack hy<br />
+<br />
Ghy zyt petrus / ende vp desen steen<br />
zal ick myn kercke funderen /<br />
Vp desen steen als sterckvast onRoerlick staende<br />
vp desen steen / niet wanckelbaerich ommeslaende<br />
5 noch twyfuelick verghaende<br />
vp desen steen petrus / als vp een fundament vast<br />
vp dees steen / want ghy petrus zyt Christus vermaende<br />
de sluetels des hemelRycx daer naer ontfaende<br />
wie anderssins waende<br />
10 heeft vp hem zyn kercke te stichtene ghepast.<br />
Als zynde een Columne / sterck onbuugsame mast +<br />
end een stercke vastheyt gheel des waerheyts openbaer<br />
dies petro als hooft / ghegheuen tspeciael Last<br />
zyn kercke te Regierne / en zyn schaepkens aldaer<br />
15 Tdien fine zegghende / wat ghy byndt vpder eerden / claer +<br />
dat zal hier bouen in dhemel ghebonden vvesen<br />
en Christus glorieux verResen / zynde der naer<br />
zo wierd petrus / beloofde macht / crachtich gheResen<br />
dies een generael heerder / der kercken mids desen<br />
20 alsdan zynde ghepresen<br />
Christus schaepkens te bewaerne / ouernam hy tleen<br />
als stedehouder gods ghestelt int possesseren<br />
v<strong>van</strong>t hy hem beminde / Christus sprack zoo vvy lesen<br />
Ghy zyt petrus / End vp desen steen<br />
25 Zal ick myn kercke funderen<br />
Christus schaepkens tbewaerne hadde petrus tlast groot<br />
zoo hem zyn vpperheerder god almachtich gheboodt<br />
voor tswulfs grypende noodt<br />
hem macht gheuende <strong>van</strong> bynden end ontbynden ziet<br />
30 Christus hadhem huutvercoren / bouen dandre / zoot<br />
claerlick bleeck / naer christus verRysen <strong>van</strong>der doodt<br />
dies de naecte waerheyt bloodt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 39 r<br />
+ .1. thimo. 2<br />
+ mathei. 18.
94<br />
de tot petro alleene / een zoorghfuldich bediet<br />
ick heb voor hu ghebeden / dat hu ghelooue Niet<br />
35 sprack hy (niet en verghae) ende ghy metter tydt<br />
+<br />
bekeert zynde / dyn mebroeders versterckynghe biedt<br />
end hemlieden alsdanne meversterckende zyt<br />
hier huut verstaen wy / dat christus ghebenedydt<br />
Pieter zoo ansprack / als prinche der disciplen vroedt<br />
5 vp dat hy naer zynder penitentien strydt<br />
zou dander schicken / want tbetaemt dat ghyt doet<br />
die naer my zyt den steen / ende tfundament goet<br />
der kercken wesen moet<br />
Twelck petrus oock wierd / naer veel Rauvvichs gheween<br />
10 voort an gheloofuich blyfuende int perseuereren<br />
wiens herte Christus kende / dies sprack met woorden zoet<br />
Ghy zyt petrus / End vp desen steen<br />
Zal ick myn kercke funderen<br />
Prinche<br />
Dese kercke duer Christus voorzienichede<br />
15 vp petrum ghefundeert / zyn sterck gheloouichede<br />
zonder wanckelbaerhede<br />
heeft Christus bezeghelt met diepwondeghe prenten<br />
als zyn strydende kercke <strong>van</strong> gheel kerstenhede<br />
een lichaeme zynde / zonder tweedrachtichede<br />
20 waer of in hueverhede<br />
Christus iesus thooft es / niet om verexcellenten<br />
die hy met zeuen helighe sacramenten<br />
voorzienlick tonser noodt / heeft eerzaemlick verchiert<br />
tot tsvyands confusie / met zynen adherenten<br />
25 Als doopsel / vermsel / oorden / huwelick / penitenten /<br />
Olysels * / maer bouen al Liefmoedich ghemaniert<br />
Tsacrament des outaers / weerdich datment Eert en viert<br />
v<strong>van</strong>tter Christus god en menssche / dits tprincipale<br />
onder tsbroods figuere / in dhelighe hostie logiert **<br />
30 in vleesch en bloede / zoo hy zat tzynen avendmale<br />
ons gheestlick voedtsel ieghens der zielen quale<br />
huut Liefden Liberale<br />
+<br />
zyn kercke ghelaeten Testamentelicker gheen<br />
Alwelcke petrus oyndt eerweerdlic * wilde exalteren<br />
zonder Ieghenstuderen<br />
ende Christus dit voorziende / sprack hy int speciale<br />
* ‘O’ over oorspronkelijk ‘al’ geschreven.<br />
** Oorspronkelijk ‘Leg’, dat doorgehaald is.<br />
* Oorspronkelijk ‘eervveed’, dat doorgehaald is.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 39 v<br />
+ 40 r
5 eer hy vertrack naer dhemelssche zale<br />
Ghy zyt petrus End vp desen steen<br />
zal ick myn kercke funderen<br />
[Die daer ieghens Erreren]<br />
95<br />
Die daer ieghens Erreren /<br />
gods kercke Perturberen<br />
10 Wiens gheest / tshelichs gheest / gheest contrarie dryft<br />
Laet hu niet verleeden int Argueren<br />
maer zonder Cesseren<br />
om hemelsch tryumpheren // Tot ghy wordt ontlyft<br />
in gods kercke Blyft /<br />
Ghilde <strong>van</strong>den helsenaers<br />
aldaer /<br />
Tghezelschap <strong>van</strong>den helsenaers zeere goe / Cnappers<br />
ken weet offer onder sorteren Schoelappers<br />
Tsint saluators kercke houdende statie<br />
20 die ion ick om lesen daer de mee // Clappers<br />
Een Refereyn Van onser vrauvven visitacie<br />
in wiens eere zy iaerlicx ter Capellen spatie<br />
doen decoratie<br />
Refereyn<br />
25 Maria vpRysende In dien daeghen +<br />
heeft totten gheberchten met haesten gheghaen +<br />
In die stede <strong>van</strong> Iuda / en zonder vertraeghen<br />
te zacharias huuse / Inghanck ghedaen<br />
ende heeft daer ghegroet Elysabeth zaen<br />
+<br />
Nu eist gheschiet dat elysabeth tdier tydt<br />
hoorde <strong>van</strong> maria tReyn groetende vermaen<br />
zo heeft dat kyndt in huer Lichame verblydt<br />
end Elysabeth / die es om vvesen bevrydt<br />
5 metten helighen gheest vervult gheworden Reyn<br />
// Onder die vrauwen / sprack zou / zyt ghy ghebenedydt<br />
zoo heeft Elysabeth / luudhuut gheroupen Certeyn<br />
ende oock es / Sprack zou int eerdsche pleyn<br />
die vrucht ghebenedydt <strong>van</strong> huwen Lichaeme<br />
10 te Rechte mocht zout zegghen / maria drouch tgreyn<br />
die daer machtich end helich es in zyn Name<br />
En <strong>van</strong> Waer Comt my sprack elysabeth voort<br />
dat die moeder des heeren dus comt tot my<br />
v<strong>van</strong>t ziet als ick hu groetnesse hebbe ghehoort<br />
15 tkyndt heeft vervruecht in myn Lichaeme vry<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Luce primo<br />
+ A. o 1542.<br />
+ 40 v
96<br />
ende zaelich die daer ghelooft hebt ghy<br />
v<strong>van</strong>t die dynghen <strong>van</strong>den heere ghesproken claer<br />
zullen worden warachtlick vulbrocht in dy<br />
en maria die heeft ghesproken der naer<br />
20 Myn ziele maect groot den heere voorwaer<br />
ende mynen gheest die heeft vroylick ghezyn<br />
in god myn zalicheyt / want hy heeft openbaer<br />
doetmoedt anghezien / zynder dienstmaeghts aenschyn<br />
dies huut desen ziet / zullen my vp elck termyn<br />
25 zaelich zegghen alle gheslachten Eersame<br />
v<strong>van</strong>t groote dynghen heeft hy my ghedaen fyn<br />
die daer machtich end helich es in zyn Name<br />
En zyn bermherticheyt es <strong>van</strong> gheslachte gheacht<br />
den ghuenen die hem willen vreesende wesen<br />
30 in zynen Aerme heeft hy ghedaen Cracht<br />
end heeft verstroyt die houeerdeghe bouen desen<br />
in die ghedachten / huerlieder herten mespresen<br />
<strong>van</strong>den stoel ofghestelt heeft hy de ghemoede<br />
doetmoedighe / die heeft hy verhooght gheResen<br />
+<br />
den honghereghen heeft hij vervult met goede<br />
en den Rycken die heeft hy thuerlieder onspoede<br />
ghelaeten ydel naer zyn willende zeden<br />
ysrael zyn kyndt ontfanghen heeft / als de vroede<br />
5 ghedachtich wesende zynder Bermherticheden<br />
ghelyck hy heeft ghesproken in deerdsche steden<br />
tot onsen vadre Abraham / en zyn zaet bequame<br />
inder eeuvvicheyt / hy god des paeysvul vreden<br />
die daer machtich end helich es in zyn name<br />
10 Prinche<br />
En Maria die Reyne gods moedre gheEert<br />
die bleef by elysabeth drie maenden omtrent<br />
daer naer es zou weder thueren huuse ghekeert<br />
dus den zin <strong>van</strong> thelich Euangelion ghehendt<br />
15 zoot de kerstene kercke gheloouelick kendt<br />
en zoomen dat costumelick te zynghene plach<br />
zoo gheordonneert By tgheestelick Regiment<br />
vp onser vrauwen visitacien dach<br />
God der goden onsen heere die veel vermach<br />
20 heeft dit al willen doen / Tot onser vraeme<br />
alle dyngh brynght hy tonder met een ooghvpslach<br />
die daer machtich end helich es in zyn Name<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 41 r
Tshelich gheesthuus<br />
Zusterkens<br />
++<br />
97<br />
25 Dese zusterkens die zomtyts by ziecken waecken<br />
Naer den dach haecken<br />
en tsnachts Laet vp zyn // Wier ieghens Rampte<br />
mids dat de keerssen zyn costlick / end om ander zaecken<br />
ion ick barnolye Elck in zyn Lampte /<br />
Sint Amands Capelle<br />
Ghehouden Byden crudeniers stercke spetie<br />
wel ghefondeert en Commodieus Esse<br />
omme de marctwyfs / elck tzynder discretie<br />
5 tsnuchtens tyelick commen hooren daer deerste messe<br />
hemlieden by expresse // zo langhe marctwyfs zyn<br />
ionicker thueren coste bezoorghen Brood en wyn<br />
Schilders Cappelle<br />
Oyndt heb Ick pictura goetionstich Bemint<br />
10 dies esser den gheest noch toe ghezint<br />
dat hemlieden oock een ghedyncken gheschie<br />
zoo men <strong>van</strong>der zeluerstrate incommen beghint<br />
Achterlaet ick daer veel schoone schilderie<br />
en tmynent te verheghene tafereelkens drie<br />
Pypers Capelle<br />
Vutgheblasen meer dan te vooren tachtere<br />
Nietmin die niet heeft Can lettel verliesen<br />
mynen voys Laet ick hemlieden achtere<br />
dat ze alle iaeren daer een nieu dekene kiesen<br />
20 en de goede costumen niet laeten vervriesen<br />
diese iaerlicx totten aermen daer onderhouden<br />
vermaen ict of zyt onthouden zouden<br />
Sint Loys godshuus<br />
ofte gasthuus<br />
25 Esser gheen beset huut een Ionstich ontfaermen<br />
daer by dat hem tswynterdaechs mueghen waermen<br />
de fielts Ionghe vervrosen Cackhieleghe slurfuen<br />
Clippertandende ydelbuucx ende daermen<br />
ongheschoeyt / zonder Lynwaedt / niet anden Aermen<br />
30 zo ion icker iaerlicx Een coppel last Turfuen<br />
+ Fol. 41 v, r. 24 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
41 v
+<br />
Sint iuliens godshuus<br />
98<br />
Die <strong>van</strong> tleylecker Euel zyn meest besmet<br />
daer te gaste tsnavents commen groot ende cleene<br />
Ion ick tzijne ghetouft te magher noch te vet<br />
5 maer emmers zonderlynghe hoemer anders vp Let<br />
dat mense doch goe herberghe verleene<br />
den pot <strong>van</strong> aelmoessen / behoort tzijne ghemeene<br />
Tgodshuus ten magdaleenen<br />
De kercke houd icker wel gheRepareert zynde<br />
10 zoo ick bevynde<br />
verchiert met sint quintins sint victors Cappellen<br />
deene heere <strong>van</strong>den watre / en dander <strong>van</strong>den wynde<br />
wien de muelnaers voor hueren patroon vpstellen<br />
ick schicke wyndt noch water zal tkerckwerck quellen<br />
15 zyn die twee beschermheeren ghelogiert der binnen<br />
het waere onmueghelick / ne doent ander ghezellen<br />
Een yeghelyck zal emmers zyn logyst beminnen<br />
Maria magdalena Cappelle<br />
Tot dhelighe magdalena wild ick oock keeren<br />
20 ter capellen dienst ion ick veel milde // voeders<br />
Ende bouen dien Een Refereyn / god ter eeren<br />
der helighe zanttinne / end huere ghildebroeders<br />
Refereyn *<br />
Doe god end als menssche quam mensschen verblyden<br />
25 Een <strong>van</strong>den Pharizeeusen badt hem tdien tyden +<br />
als dat hy met hem zoude commen Eten<br />
dus in gheghaen zynde / naer lucas belyden<br />
heeft Christus an des Pharizeeus tafel ghezeten<br />
+<br />
Ende ziet / Een vrauwe / (huer onverweten)<br />
wesende Een zondaresse dier stede<br />
dit verstaende / quam viereghelick onghemeten<br />
en ghetooght heeft vulmaecte oetmoedeghe zede<br />
5 v<strong>van</strong>t een vat vul aelbaestren brochte zou mede<br />
ghevult met goeder zaluen / niet om verzoeten<br />
staende achter by zyn voeten met weerdichede<br />
met huer traenen beghonnen heeft wasschen zyn voeten<br />
* Oorspronkelijk ‘Den Lazarus ziecken’, dat doorgehaald is. Dit opschrift komt voor op folio<br />
43 v, r. 11.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
42 r<br />
+ Luce. 7. o<br />
+ 42 v
99<br />
end vp datse mochte huer goetwillicheyt boeten<br />
10 metten haere huers hoofts Christus voeten ghedrooght<br />
oock gheCust en ghezalft / met een eerlick groeten<br />
ende neerstich vp huer knyekens daer toe ghepooght<br />
Een vroom sterck ghelooue heeft zou wel ghetooght<br />
elcken zondaere wesende Een speghel schoone<br />
15 christus dit hebbende voorzienich gheOoght<br />
heeft huer naer huer wercken ghegheuen te Loone<br />
en sprack totter vrauwe / hy god in persoone<br />
ghezeghelde woorden daer zo menich naer haect<br />
Ghaet in vreden / hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />
20 Maer den pharizeeus ziende een dusdanich exploot<br />
de ghuene die christum hadde tzynent ghenoodt<br />
in hem zeluen / Es dus een zegghen gheschiet<br />
Waert dat dese waere / Een prophete groot<br />
hy zou zeker wel weten het Rechte bediet<br />
25 Ia / en wat dat voor een wyf waere / of niet<br />
die hem Raect / want zes zondaresse mespresen<br />
Iesus hem andwoordende / zeyde Symon ziet<br />
ick hebbe wat / dat ick hu wil zegghende wesen<br />
vvel zeght meester / zeydhy / Christus sprack ten desen<br />
30 Van een Rentmeester waerer twee schuldenaeren<br />
deene schuldich in vyfhondert pennynghen gheResen<br />
en die ander maer vichtich zoo int verghaeren<br />
maer als zy niet machtich betaelynghe waeren<br />
Bee ghescholden heeft ze quycte / Ter laetster myte<br />
35 nv zeght my / welck <strong>van</strong> desen in tschults bezwaeren<br />
Bemint hem meerst / met viereghen Apetyte /<br />
+<br />
Symon sprack / dien hy meerst heeft ghescholden quyte<br />
bemindt hem meerst / dats een puer claer voortstel<br />
doe christus hem voughende Te gheenen Respyte<br />
sprack gherynghe / ghy hebt Rechte gheoordeelt en wel<br />
5 maer totter vrauwe sprack hy troostbarich snel<br />
daer huer ziele goet voetsels heeft huut ghesmaect<br />
Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />
Totter vrauwe zynde christus ghekeert ten anschauwe<br />
<strong>van</strong> symon / zey tot hem / ziet ghy wel dees vrauwe<br />
10 ick bem ghecommen in hu huus / maer ghy<br />
ghaeft tot mynen voeten gheen watre / vp trauwe<br />
maer dese heeft ghewasschen de voeten <strong>van</strong> my<br />
met huer traenen / en ghedrooght metten haere der by<br />
niet een Cussynghe en heb ick <strong>van</strong> hu ghecreghen<br />
15 maer zou hier ghecommen zonder vphouden vry<br />
es / om cussen mynder voeten ghewillich bedeghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 43 r
100<br />
myn hooft te zaluene waert ghij niet gheneghen<br />
maer dese heeft ghezalft myn voeten int Leuen<br />
daeromme Symon in dese eerdsche weghen<br />
20 zegh ick hu / huer worden veel zonden vergheuen<br />
want zou vele bemindt heeft warachtich ghebleuen<br />
maer wien lettel vergheuen wordt / teeneghen stonden<br />
die bemindt lettel / dies christus ditte beseuen<br />
sprack tot haer / hu worden vergheuen veel zonden<br />
25 die daer aten beghonsten in huer herten gronden<br />
zegghen / Wie es ditte die in zulck bestieren<br />
de zonden vergheeft / maer zylieden en vonden<br />
<strong>van</strong> christo gheen andwoorde in gheender manieren<br />
dan alleene totter vrauvve / doe spraecke hanthieren<br />
30 zegghende alsvooren / God diet mueghende spraect<br />
Ghaet in vreden / hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />
Princesselicke<br />
Vrauvve spyts elcken kettere<br />
al en vyndtmen hu name niet naer de Lettere<br />
35 des helich Euangelion warachtich bequame<br />
+<br />
gheen / dan helighe doctueren bescryfuent nettere<br />
dat maria magdalena was huwe name<br />
ghecoren mePatronesse Eerzame<br />
Als eenne <strong>van</strong> tbroederschap der drie zanttinnen<br />
5 ghehouden binnen brugghe Tes openbaer faeme<br />
By een partye die Rhetorycke beminnen<br />
die deuotelick bidden met herte met zinnen<br />
gode voor ons / om zalicheyt / tbidden niet slaect<br />
dat wy oock die troostbaereghe woordekens winnen<br />
10 Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />
Den Lazarus ziecken<br />
Wat. zoud ick dese vele te gheuene peynsen<br />
zyn al Redenlick voorzien bin hueren convente<br />
verclaerssende vermaenende / zonder veynsen<br />
15 thueren Lyfue / had ick ghelt / cocht ick gheerne Rente<br />
mids datse meest zieck zyn * en in tormente<br />
nietmin tmoet al ghestoruen zyn in tsweerelts Ronde<br />
gheltmen hemlieden yet Te zomer wynter Lente<br />
God verleense metten Rentier tsamen ghezonde<br />
Ghilde Sint eeuvvout<br />
// Buten //<br />
daer die <strong>van</strong> tleeuMout<br />
// Ruten //<br />
* ‘zyn’ interlineair toegevoegd met grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 43 v
+<br />
101<br />
In dese ghilde ten voorleden saeysoene<br />
25 Bem ghildbroeder gheweist / met veel oude vaderen<br />
huut ionsten ghildelick dies thueren verdoene<br />
Ionze onder alf thonne maertsbier int groene<br />
als de ghildebroeders tsamen eendrachtich vergaderen<br />
Behoudens datse scheeden metten vullen Aderen<br />
30 maer mueghen ** hemlieden / niet te zeere betrauwen<br />
vp de speyepachters alias verRaderen<br />
De Bancknechten heetense int Arragoens Cauwen /<br />
Onser vrauvven kercke<br />
Der ghilde <strong>van</strong> thelich sacrament wonderbaer<br />
ghehouden inde nieuwe Cappelle aldaer<br />
moet oock staen bekent in myn testaments ferie<br />
5 Ick ionder dit Lof goetionstich voorwaer<br />
By yemandt ghescreuen Correct en claer<br />
Ter eeren <strong>van</strong> Tsacrament hoogh misterie<br />
TLof A. o .1552.<br />
Lof Woord <strong>van</strong>den vader / zonder beghin onghehendt<br />
10 vvelck woord dat onsen god es omnipotent<br />
al watter es present // heeft duer twoord zyn wesen<br />
dat woord es worden vleesch / in maria beghendt<br />
midsgaders huer Reyn / maegdlick oetmoedich consent<br />
duer twoord excellent // es ons zalicheyt gheresen<br />
15 dat tlicht des leuens / tsmensschen voedsel ghepresen<br />
maer de duusterheyt verknesen // heeft dat woord veracht<br />
daerom ghetuught iohannes / zoo wy schriftlic Lesen<br />
god quam in zyn eeghindom / prysweerdich in desen<br />
om zyn volck te verlossene huut tsvyands macht<br />
20 // dit woord es een spyse <strong>van</strong> zo grooter cracht<br />
zo dat straft / onderwysende den nacht der zonden<br />
een verzaetheyt voor den hongheren diet hopelick verwacht<br />
inder zielen ghenesende onReyne doodwonden<br />
ons daeghlicx broodt ghegheuen tot allen stonden<br />
25 vul smaecken der goeder onderwysynghe<br />
dies mueghen wel belyden dan met herten monden<br />
zuver onbevlect<br />
Lof brood der Inghelen / onser zielen spysynghe<br />
god en menssche perfect<br />
30 Sacramentlick / onder een cleen hostie bedect<br />
Lof warachtich Brood / ons huten hemel ghedaelt<br />
** Oorspronkelijk ‘mach’, dat doorgehaald is.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
44 r
102<br />
Lof voedtsel der zielen / die onse schult huutstraelt<br />
+<br />
<strong>van</strong> adam en betaelt // met huwer passyen stranck<br />
Lof warachteghen dranck // die niet en verschaelt<br />
Lof manna ouervloedich / dwelck nemmermeer en faelt<br />
maer vvie in zonden dvvaelt // gheeft kennesse eer Lanck<br />
5 Lof spyse der ghelooueghen om tzijne vry en vranck<br />
Lof dranck des nieuwen most / Christus precieux bloedt<br />
Lof vvarachtich god / onder spetie des broods ontfanck<br />
vvaer duer die sterflicheyt heeft eennen toeghanck<br />
onsterflick te verRysene / in dat eeuvvich goedt<br />
10 Lof aercke <strong>van</strong> noe / alder zaelichste behoedt<br />
waer by wy behouden zyn Al tsaemen ghemeene<br />
Lof Abrahams betrauwen / hope zin ende Moet<br />
lof toonbrood twelck dauid was nuttende Reene<br />
Lof warachtich god en menssche / onder dhostie cleene<br />
15 zuver paeschlam <strong>van</strong> israel dyns volcx verIolysynghe<br />
Lof zalichste voedsels / end anderssins gheene<br />
dies in alle Landt<br />
Lof broodt der Inghelen / onser zielen spysynghe<br />
metter Liefden handt<br />
20 Sacramentlick ons ghegheuen bouen mensschens verstandt<br />
Al dat leeft ofte Roert inden name des heeren<br />
Inglen / mensschen dieren Leeuwen draken Beeren<br />
wilt Eeren // huwen scepper / dyn voeder int leuen<br />
vueglen visschen cruden helpt mynen lof vermeeren<br />
25 ghy zienlick onzienlicke creatueren wilt Leeren<br />
waer ghy mueght keeren // kennen dyn voedsel beseuen<br />
ziet pharao verhart / end israel es ghegheuen<br />
den wech duer twater der zee zeer Crachtich<br />
Samarien es verlost <strong>van</strong> des honghers sneuen<br />
30 helias coucxken es onverghanghelick bleuen<br />
totten hemel ontsloten wierd dit es warachtich<br />
Claer water huten steen es nv elck deelachtich<br />
Iherico onverwinlic light plats neder en bloodt<br />
duer de cracht dyns woords O god almachtich<br />
35 goliath es verwonnen en holofernis versmachtich<br />
met sisara Abimelech in schandelicker doodt /<br />
+<br />
ons vyanden zyn verwonnen Christus brekende tbroodt<br />
Int avendmael des nieu testaments vpRysynghe<br />
tot een eeuvvich voedsel / onser zielen ter noodt<br />
tot thende des weerelts huut veel Liefden groot<br />
5 dies mynen gheest noch vvect *<br />
Lof Brood der Inghelen onser zielen spysynghe<br />
god en menssche perfect /<br />
* ‘weere’ doorgehaald; ‘vvect’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 44 v<br />
+ 45 r
103<br />
Sacramentlic / onder een cleen hostie bedect /<br />
Lof Warachtich princhier bouen andre Regierende<br />
10 Lof princhelick Ioseph dyn volck dispensierende<br />
met dat onverganclic broodt der zielen voedsele<br />
Lof warachtich belyd / dwelck petrus was Cryhierende<br />
ghy zyt de zuene gods met cracht duervierende /<br />
en stierende // huwen gheest / vul duechdlicx bevroedsele<br />
15 vp allen vleessche / tot des mensschen verzoetsele<br />
waer duer hu menich groetsele // Es goddelick pylaer<br />
v<strong>van</strong>t wie hu warachtich belyd in tsvolcx ghemoetsele<br />
niet vreesende tvervolgh / of dafgodlick ghebroedsele<br />
dien zal ick belyden voor mynen vadre Eerbaer<br />
20 zeght christus en verzaet worden hier end hier naer<br />
helle doodt tsvyands ghebaer // met haer afgrysynghe<br />
zal de zulcke niet hindren / maer huut Liefden claer<br />
gheeft ghy ons hu eeghin zuene tot een spyse voorwaer<br />
Lof brood der inghelen / onser zielen spysynghe<br />
25 metter liefden handt<br />
Sacramentlick / ons ghegheuen / bouen mensschens verstandt<br />
Oratie /<br />
om gratie<br />
Heere god Becleed ons / die zyn de bloode<br />
30 met tcleed <strong>van</strong> liefden bermhertich goedertiere<br />
dat wy mueghen thuwer tafel zyn de ghenoode<br />
daer tbereedt es / in gheestlicker Maniere<br />
++<br />
spyst ons met huwen daghelicxsschen broode<br />
schijnct huwen nieuwen most / met liefden chiere<br />
die zult commen vonnessen Leuende en doode<br />
Ende de weerelt metten viere<br />
Drie zantinnen outaer<br />
Aldaer.<br />
Ick ghildebroeder zynde <strong>van</strong> blommekens drie<br />
Catherina / Barbara / en magdaleene<br />
zantinnen bleuen<br />
10 der Weerelt / vleesch en zonde / gheweist partie<br />
den tyrannen ghestraeft / huerer herezie<br />
Afgoderie // Ende mamettrie<br />
Maer zy beleden christum / openbaer ghemeene<br />
+ Fol. 45 v, r. 22-24 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 45 v
104<br />
dese zantinnen Reene<br />
15 Twee lietter omme tleuen<br />
Magdaleene / die wierdt veel zonden vergheuen<br />
veel hadse bemint<br />
Catherina Barbara inder passyen ancleuen<br />
zyn hemelssche plantsoenen gheInt<br />
20 Een Refereyn ion ick hemlieden toeghescreuen<br />
elck by een blomme gheleken verheuen<br />
Die Lydt Vervvint<br />
Refereyn<br />
Magdalena<br />
25 De vvitte Lelye groeyt wydt hooghe der eerde<br />
met blaeykens ande steele ghesloten beseuen<br />
Insghelycx katherina schoon Lelye weerde<br />
hu zuver herte noyndt eerdsche zaecken begheerde<br />
maer hopelic hebt dat te gode verheuen<br />
+<br />
de Lelye / Can duer huer vruchtbaricheyt gheuen<br />
Blommen Bladeren vruchten / Roke ende zaet<br />
wie <strong>van</strong> serpenten venyneghe beten Ancleuen<br />
metter Lelye / boete en tghenesen ontfaet<br />
5 Catherina tsghelycx in vruchtbaeregher daet<br />
hadt blommen <strong>van</strong> heligher gheneghentheyt groot<br />
Schoonbladeren <strong>van</strong> spraecke / des eerbaerheyts staet<br />
vruchten <strong>van</strong> goe ghewercken tot thende huwer doodt<br />
Roke <strong>van</strong> goeder fame / en zaet als goud Roodt<br />
10 <strong>van</strong> goddelicker leerynghe / tbleeck in hu preken<br />
Cloucklick vichtich wyse verwont ghy ter noodt<br />
vyandt vleesch Weerelt oock / vul venyneghe treken<br />
Lof moet ick hu spreken // Ter causen <strong>van</strong> desen<br />
Catherina Rechts witte Lelye int wesen<br />
15 Magdaleene als Roose Roodt gheef ick hu Prys<br />
want al huer natueren zyn thuwaerts ghekeert<br />
de Roose naer Naturalisten advys<br />
es thooft <strong>van</strong> allen blommen ghelyckerwys<br />
men hu thooft <strong>van</strong> claere penitencien Eerdt *<br />
20 de Roose es vul daus / ghy hebt traenen vermeert<br />
de Roose es zochte en teedere om gronden<br />
toetmoedich bekennen huwer zonden dit Leert<br />
dies wierden hu godlick vergheuen veel zonden<br />
vyf groenblaeykens / an der Roo Rooze bevonden<br />
25 zyn hu vyf offitien / <strong>van</strong> gode ghecreghen<br />
* Oorspronkelijk ‘heet’, dat doorgehaald is.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 46 r
105<br />
Tresoriereghe / medichinesse by stonden<br />
secretareghe / dienstvvyf zyns moeders bedeghen<br />
oock zyn Apostolinne / die eerst ghynck beweghen<br />
zyn godlick verRysen / met vieregher moet<br />
30 zoo tzaeyken inde Roose / es vierich gheneghen<br />
wel wetende dat was allen mensschen zeer goet<br />
zyt louelick ghegroet // dan onbezvvyckelick<br />
Magdalena der Rooder Roose ghelycklick<br />
En ghy edel Barbara der biechten vrauwe<br />
35 Als zoetluchteghe gentyle zyt ghy vermaert /<br />
+<br />
wiens vadre hu dede besluten nauwe<br />
In een stercken thor buuten mans beschauwe<br />
zoo men de gentyle <strong>van</strong>der * straeten bewaert<br />
v<strong>van</strong>t in hu was Rechts alder schoonheden aerdt<br />
5 als schoone inde ziele end oock in Lichaeme<br />
dies heeft hu christus negheenssins ghespaert<br />
maer ghepluct als gentyle voor hem bequaeme<br />
en ghedect met een witte stole Eersame<br />
doe martianus hu waende doen gheesselen naect<br />
10 zoomen vpde gentyle voortyds voor onReyn blame<br />
een dexels <strong>van</strong> fyn wit papierken heeft ghemaect<br />
Alle ydel ghepeynsen hebt ghy oyndt ghestaect<br />
bekennende tsdrievuldicheyts wesen Almachtich<br />
zoo elck naer der gentylen zoetluchticheyt haect<br />
15 zo haect elck kersten menssche naer hu warachtich<br />
om biechte voordachtich // ghy Rechts in persoone<br />
Barbara zoetluchteghe gentyle schoone<br />
Edel Princessen die Christum beminnende Waert<br />
Waert mueghelick verbidt my deeuweghe vrede<br />
20 De se ghildebroeders / helpt oock tzyne Be Waert<br />
De beminders <strong>van</strong> Rhetorica Telcker ste De<br />
Ne gheenssins die laet / maer be Waert ze mede<br />
Clerck aldaer<br />
Roegier de trompes Clerck <strong>van</strong>den drie zantinnen<br />
25 Teender ghedijnckenesse naer myn doodt<br />
of icker mochte Een pater noster An winnen<br />
als hy tsmoorghens comt ter Cappelle binnen<br />
gheef hem dit Refereynken huut milder schoot<br />
magdalena verstae ick draeght hy ionste groot<br />
30 Chrichhemich Ich ** broodt // met hem eten frisch // pleghe<br />
Als hem wat ouerschoot <strong>van</strong> zyn disch // weghe<br />
* Een eerste ‘va’ is doorgehaald.<br />
** ‘Ich’ is later bijgeschreven in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 46 v
Refereyn<br />
106<br />
+ Catherina Barbara en Magdaleene<br />
met Lydene zyn zy In gods Rycke gherocht<br />
tes waer / maer <strong>van</strong> drien wil ick nemen Eene<br />
daer den helighen gheest / meerst in heeft ghewrocht<br />
5 Ende dats magdalena / Schriftuerlick bezocht<br />
die met zeuen vyanden was eerst bezeten<br />
dats zeuen doodzonden / doe in huer gheCnocht<br />
die gheRasschelick wierden der huut ghesmeten<br />
By wien / duer tshelichs gheest stercke secreten<br />
10 die huer met zyn Raeyen verlicht heeft tverstandt<br />
v<strong>van</strong>t anders en hadse niet connen gheweten<br />
dat veel zondich besmetten in huer was gheplant<br />
dies blaecte in huer vierich der kennessen brandt<br />
ende volgde Christum / om gratie verstercken<br />
15 Magdalena Lydtsamich duer tshelichs gheest wercken<br />
Den helighen gheest hem meerst in huer moeyde<br />
zou die eerst was vloeyende vul der mesdaeden<br />
dat gratie daer naer in huer ouervloeyde<br />
zo datse verwarf gods groote ghenaeden<br />
20 v<strong>van</strong>t dhelighen gheest heeft huer gheRaeden<br />
te worpen af tsduusterheyts wercken zwaer<br />
dies huer leden ghevought / eerst tot tzondich verzaeden<br />
heeft die leden ghevought wel / tot duechden claer<br />
huer ooghen eerst kiesende wulpscheyt eenpaer<br />
25 die hebben beschuldeghe traenen ghegheuen<br />
end hoe zou hier mesdreghen heeft in huer haer<br />
heefter Christus voeten me ghedrooght int Leuen<br />
metter mondt eerst houeerdeghe spraecke bedreuen<br />
zyn voeten oetmoedich ghecust vvildhy mercken<br />
30 Magdalena lydzaemich duer tshelichs gheest wercken<br />
Huer ooren die gheerne eerst ydelheyt hoorden<br />
oft alle belemmerde eerdsche Treken<br />
die heeft ze gheopent / om hooren gods woorden<br />
en voor hem ghezeten / als hy wilde preken<br />
35 huer tonghe die zou voormaels de lichticheyt spreken<br />
die heeft zichtent gods name ghebenedydt<br />
der Apostelen apostolinne ghebleken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 47 r
107<br />
+ ia gheleerde predicante die eeuvvich verblydt<br />
huer handen die zou eerst in voorledene tydt<br />
tot pompeuse cleedynghen heeft ghehanthiert<br />
daer heeft ze ghewasschen me / zonder Respyt<br />
5 Christus bloote voeten / zebaer ghemaniert<br />
huer gheel Lichaeme heeft ze gheenssins gheviert<br />
maer weenende / vercoelt voor zondeghe spercken<br />
Magdalena lydtzamich duer tshelichs gheest Wercken<br />
Prinche<br />
10 Dhelighen gheest in dese princhesse<br />
heeft wel ouervloedich ghewrocht warachtich<br />
dat zou / die was openbaer zondaresse<br />
zo vierich liep naer christum / niet anders voordachtich<br />
bekennende dat hy was mueghende machtich<br />
15 huer zonden te vergheuene / hoe veel oft hoe quaet<br />
zoot ghebuerde duer zyne goe woorden Crachtich<br />
ende met penitentie ghecreegh zou Aflaet<br />
doe doende verblyden der inghelen staet<br />
v<strong>van</strong>t dInghels verblyden meer cleen ende groot<br />
20 vp een zondaere die penitentie Anghaet<br />
dan vp veel Rechtueerdeghe / die gheen hebbende noodt<br />
huers bekeeren / verclaerst Teuangelion bloodt<br />
ghehouden by ons moeder der heligher kercken<br />
Magdalena lydtzamich duer tshelichs gheest wercken<br />
Organiste<br />
Non priester ian drooghkele organiste<br />
goet weerdich artiste<br />
als hij niet vaste zit Comt hy als slaue // spelen<br />
groot mout docteur / savuerlick martianiste<br />
30 Lettel waghebaerdiste<br />
noyndt Veynoot int maertsbier zo zvvelgh ick laue // kelen<br />
Vp dat hy <strong>van</strong> my niet mach / ongaue // quelen<br />
+<br />
ion hem Camer / cuecken / Comptoir / metter vrauwe // blie<br />
tzynen Lyfue den cost in een maertsbier brauwerie /<br />
ick die als de flauwe // zie // gheen Roode noch bucht // wit<br />
Tbuers Eclips quelt hem dicwils / end * in zyn selfs lucht // zit<br />
Sint Ianshuus<br />
Wat zoud ick hier gheuen / ken weet watse begheeren<br />
zy hebben ghenouch om daeghelicx verteeren<br />
* Oorspronkelijk ‘dus’, dat doorgehald is; ‘end’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 47 v<br />
+ 48 r
108<br />
steruer veel gasthuus bouuen / zy deelen tgoedt<br />
Wat canmer meer dan thammeken vp smeeren<br />
10 tschimmel huut weeren<br />
Tes Reden zy wel brassen / om tzyne ghemoet<br />
elck huerder tbeste onder den aermen doet<br />
zy moeten zyn bewaert voor corruptien stanck<br />
daer Light menich artyckich ende pockich bloet<br />
15 voorwaer hemlien behouft wel / goe spys en dranck<br />
dan zyn dese broerkins in een groot bedwanck<br />
al wildenser voor gheuen veel pennyngh sommen<br />
alsser de sterfte es daer int be<strong>van</strong>ck<br />
Gheenssins mueghen zy dan by de zusterkens commen<br />
20 zoo wil icx my beRommen // al zou zulck troost verweruen<br />
ze zouden warachtich deen den andren bederuen<br />
Indien ick ter eerden daer worde ghebrocht<br />
daer Ick oyndt te ligghene hebbe ghedocht<br />
gheschiedet Ick zal te ghetrooster // slaepen<br />
25 voor datse my / een goe plecxken hebben ghezocht<br />
Een thunne biers ion ick aldaer de clooster // Cnaepen<br />
Abdie Vanden eechoute<br />
Die <strong>van</strong>den eechoutte goe Religieusen<br />
die al te gheerne wel kuesemuesen<br />
30 tdyncken my Rechts meschverckens zynde gheleken<br />
<strong>van</strong> zynghene huerlieder Caecken bluesen<br />
Als zynder zom Ionghe mannen Als Ruesen<br />
+<br />
zaen Rechts ter stondt steruen zy / als zy preken<br />
dus Int bespreken<br />
zo Ion ick meestdeel de ionghelynghen<br />
Liefuer dan zy dood preictten / Liefuer zweetende zynghen<br />
5 zulck Last anveerd / doet by andre vulbrynghen<br />
Sint niclaeus capelle<br />
De ionghvreimd Coopmankins parochykerck es dit<br />
als Cramerkers meerssedraghers Tabelettieren<br />
Wiens theerghelt faelgiert / omme spaeren verhit<br />
10 ende wie hier <strong>van</strong> zulck incommende Bidt<br />
als schamel vpcommende zalmer Logieren<br />
Cueren ordonnantien vul goeder manieren<br />
moet zy daer onderhouden oft voor by passeren<br />
gheen theerlyncspel noch quaertspel machmer hanthieren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 48 v
15 dese ionick zo te wandelne int prospereren<br />
dat de meersse daghelicx mach dobbeleren<br />
Backers Capelle<br />
109<br />
De Capelle daer Inne men doet gods dientst<br />
om den Capellaen te wesene alder vriendst<br />
20 Ion ick hem / (daer moet of menich wyn ghelach)<br />
als de backers tbrood minderen / tdyncke my zientst<br />
dat den dientst <strong>van</strong>den cappellaen meerssen mach<br />
Clerck<br />
Van elcke bruudt dier maeght incomt<br />
25 end elcke dier gheen maeght huut en ghaet<br />
Ionick een graeuwe dobbel stuuer ghesomt<br />
indien de clerck heeft voor tvleeschuus ghemomt<br />
mildelick hem te gheuene / ende die ontfaet //<br />
// Ende zo wie tsmoorghens voor de dagheraet<br />
30 Te Wetene de Brudecomme ofte de bruudt /<br />
+<br />
gheel vpghestreken ghecleedt alder eerst vpstaet<br />
<strong>van</strong> een placxken zal moeten spelen Leghuut<br />
En tvyncoorde cruudt // al zoudmer om Rampen<br />
De maegdekens ieghens den kynckhoest stampen<br />
Derder oordene<br />
Dit cloosterken zynde <strong>van</strong> een vreimt orduun<br />
es een oordene maer <strong>van</strong> een zuster lute<br />
waerer een paterken / Twaer goet messeliuun<br />
Sacrum in sacro / ende zwart met bruun<br />
10 omme tcapken te verwaeyene / achter den thuun<br />
Waer zuster celyke doodt twaerer al hute<br />
Staelysers<br />
Dese broederkens <strong>van</strong> sinte maertins oordene<br />
die cranckzinneghe mensschen zomtyts bewaeren<br />
15 Ion ick hemlieden zoo niet tontcoordene<br />
dat huerlieder pacienten niet huut bevaeren<br />
Willemynen<br />
Guillermiten meestdeel etende visch<br />
zomtyds ghedoende met een eyken nisch<br />
20 vleesch derfuen / maect edel / leeck / en notabel // flau<br />
dies ion icxse alle tIaer ouer wel frich<br />
voorzien te zijne / <strong>van</strong> goeden Cabeljau<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 49 r
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
Sinte Catherine buten<br />
110<br />
Dese schamel kercke <strong>van</strong> Sinte Catherine<br />
25 Dicwils berooft in voorleden Termyne<br />
Ion ick emmers datmer toesteke dhandt<br />
Tesser al magher wee / elck pluctter om tzyne<br />
+<br />
Waen huter schrijne // doetse nyemandt bystandt<br />
// maer een Bierkercke staetter an tskerckhofs Cant<br />
daer de zantten Ligghen met houppels ghebonden<br />
men steltter de <strong>van</strong>en hoogh Anden wand<br />
5 die word meerst bezocht // Tallen tyden en stonden<br />
Colletten cloostere<br />
Dees Collette zusterkens in oordene stranck<br />
vleesch derfuen / altyds baervoets ghaen / es dusanchie<br />
besloten blyfuende huerlieder Leuen Lanck<br />
10 zom ducht ick ieghens hueren danck<br />
als zy der nathueren bloeysels cryghen ontfanck<br />
dies ion icxse thebbene / stercke Constancie<br />
Sint Iacobs huus<br />
Logiertmen daer zomtyds schamel ghezellen<br />
15 dat my dochte noyndt <strong>van</strong> in myn Ioncheyts iuut<br />
zo Ion ick / die sint iacobs voyaidge vertellen<br />
minst lueghens voortstellen<br />
ende wien de belyttersche luus meest quellen<br />
Schyncke thueren vertreckene / elck eennen vlieghuut<br />
Schoolkyndren <strong>van</strong>den<br />
Boghaerde<br />
Die Laet Ick achtere Eer ick in de * eerde zoke<br />
Myn zeuen staende spelen / de ghuene die<br />
tandren tyden ghespeilt zyn daer binder beloke<br />
25 zonderlynghe tspel der gheestelicker Loterie<br />
indien dat naermaels noch eens gheschie<br />
dat die anderwaerf speelwys vertooght mochten wesen<br />
doch een Aue maria gheboghender knie<br />
Bid ick dat zy ouer myn ziele Lesen /<br />
* ‘de’: ‘e’ licht doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 49 v
+<br />
Vlaemsche schole aldaer<br />
111<br />
Omme die Ionghe scholierkens te instruerene<br />
hopende in duechden der by te Beclyfuene<br />
gheef Ick dese materien Te incorporerene<br />
5 Omme naer den zin <strong>van</strong> dien te leeren scryfuene<br />
neerstich gheadert<br />
huut Salomons prouerbien tsamen vergadert<br />
Prouerbi .2 o .<br />
Eist dat ghy wysheyt neerstelick zaen<br />
10 Als ghelt / te zouckene wilt onderwynden<br />
dan zult ghy tsheeren vreese verstaen<br />
ende gods kennesse zult ghij vynden.<br />
Want dheere gheeft wysheyt Alleene<br />
diet al Regiert ouer zee ende zandt<br />
15 ende huut zynen monde Reene<br />
Comt kennesse ende verstandt<br />
Eist dat hu die wysheyt ter herten ghaet<br />
en hu leuen wilt tdier kennessen spoeden<br />
hu zal bewaeren dan / den Raedt<br />
20 En voorzieneghe wysheyt zal hu behoeden<br />
Dan zult ghy verstaen Rechtueerdicheyt<br />
eist dat ghy wysheyt hebt ghecreghen<br />
oock oordeel ende vpRechticheyt<br />
Verstaen zult / end alle goede weghen<br />
Ibidem .3. o Capi.<br />
Verlaet hu vp den heere <strong>van</strong> gheelder herten<br />
ende vp huwe voorzienicheyt Niet<br />
ghedijnct hem in voorspoet / end oock in smerten<br />
zo zal hy huwe / ghanghen spoedighen ziet<br />
+ By hu zeluen vvilt niet wys wesen<br />
Al wat ghy doet / doet dat by Raede<br />
<strong>van</strong> huwen goede / Eerdt dheere ghepresen<br />
vreest hem / ende wyct <strong>van</strong> Tquaede<br />
5 Zalich die wysheyt vyndt / ende ontfaet<br />
v<strong>van</strong>t zou / alle Ryckdommen te bouen ghaet<br />
Al datmen zou mueghen weynsschen int landt<br />
en es by huer te ghelyckene zeere<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
50 r<br />
+ 50 v
112<br />
Lanck leuen / es tot haerer Rechter handt<br />
10 ende tot haer slyncker handt Rycdom end Eere<br />
Haer Weghen schoone zyn / niet vul sneuens<br />
End alle huere padekens vredelick // zyn<br />
diese grypen / Es zij een boom des Leuens<br />
en zalich / diese houden / en bestedelic // zyn<br />
15 Want die heere Ongheslaect<br />
de eerde / duer wysheyt heeft ghefundeert<br />
En dhemelen / duer verstandt vastghemaect<br />
duer zyn wysheyt dafgronden ghesepareert /<br />
4. e Capi.<br />
20 Vaet goe onderwysynghe hu ghegheuen<br />
Bewaert hu herte / met neersteghen Raede /<br />
Laetse niet bewaertse / v<strong>van</strong>t tes hu Leuen<br />
En ofkeert / huwen voet <strong>van</strong>den quaede<br />
Zeste Capi<br />
+<br />
25 Ghaet totter miere / ghy traeghe bedeghen<br />
Leert wysheyt / Ende anmerct huere weghen<br />
Hoe Wel noch prinche noch meester noch heere<br />
en heeft / inden zomer haer spyse bereedt ze<br />
en vergadert / inden ougst neerstelick zeere<br />
30 haer eet werck / dese voorzienicheyt weetse /<br />
Prouerbi / Int achtste Capi /<br />
VVysheyt bemindt Alle die huer Beminnen<br />
En zy zullen huer vynden die naer huer haecken<br />
vvie wysheyt vvyndt / vyndt tleuen der binnen<br />
5 huer beminders / Can zou oock Rycke maecken<br />
Int 9. e Capi.<br />
Der Wysheyt beghin Es de vreese des heeren.<br />
zyt ghy wys / hu zeluen / zyt wys in hu daghen<br />
maer zyt ghij / een spotter in hu verkeeren<br />
10 Tquaet ongheluck / zult ghij Alleene draghen<br />
Int Tiende<br />
Haet doet twist Rysen // maer liefde dect zonden<br />
inde Lippen der wysen // Wordt wysheyt vonden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
51 r
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
113<br />
Al vvaer datmen veel Woorden hanthiert<br />
15 daer en zal gheen zonde ghebreken<br />
Maer wie zyn Lippen wel Regiert<br />
die es dalder vroedste ghebleken<br />
Dongodlicke zullen voor by zyn ghaende<br />
ghelyck een onwedere wech Belendt<br />
20 Maer die gheRechteghe blyfuen staende<br />
ghelyck een eeuvvich vast fundament<br />
.12 e<br />
.13. e<br />
Valsche lippen zyn den heere Afgryselicheyt<br />
Maer die ghetraulic doen / een behaeghelicheyt<br />
Onder den houeerdighen / es altoos strydt<br />
maer die met Raedt alle dynghen hanthiert<br />
Zoo / een loos menssche / Te doene niet mist<br />
Die worden met wysheydt gheRegiert /<br />
+ Wie Castyende ondervvysynghe laet vaeren<br />
dien behoort / Aermoe / en schande in zyn iaeren<br />
Maer wie bewaert / der straffynghen zaecken<br />
zulck een / zal ter eeren gheRaecken<br />
5 Wie metten wysen Ommeghaet<br />
die zal wys worden / ende schuwen quaet<br />
Wie Roeden te spaerene es ghewuene<br />
die es de ghuene // die haet zyn zuene<br />
Maer die hem wil Liefmoedich spysen<br />
10 die zal hem neerstelick ondervvysen<br />
.14. e<br />
Een ghezondt herte / es tslichaems leuen<br />
maer nydicheyt Can etter tghebeentte gheuen<br />
Zo vvie verduldich es ghemaniert<br />
15 <strong>van</strong> grooter wysheyt word hij gheRegiert<br />
.17. e<br />
Een drooghe bete / met vroylicker feesten<br />
es beter / zeght salomon / en niet en mist //hy<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 51 v
Dan een huus vul gheslaeghender beesten<br />
20 en datter kyfuaige / gheschil en twist zy<br />
.18. e<br />
114<br />
Wat baet een zot thebbene Rycdom by hoopen<br />
Als hy gheene wysheyt / En can gheCoopen<br />
Zo VVie dat andwoordt / eer hy vulhoort<br />
25 Tooght zotheyt / en wordt beschaemt Rechtvoort<br />
.21. e<br />
Wie tot Lecker spyse zal zyn ghezint<br />
ghebreckelick Lyden zal hem begorden<br />
Wie wyn ende vetticheden Bemint<br />
30 die en zal niet Rycke Worden<br />
+ Wie vpRecht es / zijne weghen te beterne weet<br />
gheen wysheyt / helpt Ieghens den heere bedreuen<br />
De peerden worden wel ten stryde Bereedt<br />
maer god / moet die verwinnynghe gheuen<br />
23. e Capi /<br />
25. e<br />
Ontrect den Ionghelynck niet int goede<br />
maer onderwysynghe laet hem verweruen<br />
v<strong>van</strong>t al slaet ghij hem metter Roede<br />
hy en zal daer of niet steruen<br />
Die <strong>van</strong> veel sprekens niet Can ghedueren<br />
Es / ghelyck een open stadt zonder mueren<br />
Een woordt ghesproken / Tot zynder tydt<br />
Es als een ghulden appel / die den gheest verblydt<br />
29 e Capi<br />
Een Roede ende straffynghe wysheyt gheeft<br />
maer een kyndt dat hem zeluen es toeghelaeten<br />
zyn wille / te ghebruuckene / voorwaer het sneeft<br />
en tbeschaemt zyn moeder / Tzy <strong>van</strong> wat staeten<br />
Aucteur<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 52 r
Wie <strong>van</strong> dheere god almachtich schoolt<br />
ende tot andere goden ghaet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
115<br />
Warachtelick hy zeere doolt<br />
v<strong>van</strong>t hy wech W.aerheyt ende tleuen laet<br />
25 Dies moet hy wel hebben / eennen quaeden Raedt<br />
Een wel ghecleedt man / en daer toe zyn wete weet<br />
Al waer hy simpel leeck / word <strong>van</strong> menich ghelooft<br />
Maer en hy derft te wesene eerlick ghecleedt<br />
men acht hem niet / Al had hy veel wysheyt int hooft<br />
+ Wilt niet te vele Fortune gheloofuen<br />
noch oock der vrauvven zoete Prologhen<br />
Dese twee Connen veel volcx verdoofuen<br />
ende menich / Esser oock by Bedroghen<br />
Mannen <strong>van</strong>den boghaerdisten<br />
datse die bewaeren met Listen<br />
Ion ick tnaervolghende / vergheeft / die misten<br />
God almachtich god der goden Abrahams god crachtich<br />
zal nyemandt ongheloont laeten tgheenen tyden<br />
10 die hem dienen in zyn ledekens vpRecht eendrachtich<br />
dats die den aermen bystandicheyt doen warachtich<br />
zal hy naermaels metten hemelsschen loon verblyden<br />
v<strong>van</strong>t Christus god en menssche wilde zelue belyden<br />
zo wat ghy een <strong>van</strong> dese myne minste doet<br />
15 Te wetene den Aermen in dit eerdsch stryden<br />
dat zyt ghy my doende / ende thuwer spoet<br />
Cleed of spyst ghy den aermen / my cleedt ghy ende voedt<br />
als bermhertich werck daer ick in neme behaeghen<br />
// v<strong>van</strong>t tes een werck der liefden / om winnen thooghste goedt<br />
20 daer christus int oordeel zal meerst naer vraeghen<br />
dus ouerghemerct dan / By nachten ende daeghen<br />
die mannen ghestelt zyt / tot tsboghaerds Regieren<br />
Clouck zonder versaeghen // In hu tyden en iaeren<br />
Helpt neerstich desen boghaerdt der ionghe scholieren<br />
25 Zoorghfuldich Bewaeren<br />
Tes hueghelick met een zoorghfuldelick pleghen<br />
den heere te dienene zoo in zyn Leden<br />
dat es tot zynen aermen goetionstich gheneghen<br />
vphelpende / huute veel dolende weghen<br />
30 en brynghende tot Christenlicke wetentheden<br />
den aermen scholierkens der brugscher steden<br />
zonderlynghe // doende behulpeghe Bystandt /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 52 v
116<br />
+ voor de welcke / huut ghemeene aelmoessenen ghebeden<br />
desen boghaerdt der Leerynghen es gheplant<br />
Begroet die der toe mueghen steken de handt<br />
verwect tot charitaten / Tvolck buten en binnen<br />
5 hebt sterck neerstich ooghenmerck an elcken Cant<br />
ende wat den boghaerd deeren mach helpet verwinnen<br />
Bemindt ghy christus leden / thooft zal hu beminnen<br />
ende naermaels met hemelsscher glorien verchieren<br />
dies met al hu zinnen // Als gods liefste Caeren<br />
10 Helpt neerstich den boghaerd der ionghe scholieren<br />
Zoorghfuldich Bewaeren /<br />
Om tsghebods wille doet den aermen duecht<br />
ende Laet der aermen kynderkens doch niet verghaen<br />
helptse vpspannen inne der Leerynghen Iuecht<br />
15 voorzietse en beschermtse Zoo ghylieden best muecht<br />
vvilt de ongheleerde dolende Liefmoedich bystaen<br />
laet therte <strong>van</strong> Compassyen zyn openghedaen<br />
hu herte zeghelt niet vpder Pennynghen scrine<br />
die wel dienen / verwerfuen huerer zielen zaen<br />
20 eennen goeden staet / ende groote vryheyt ten fine<br />
int ghelooue in iesu Christo te zyne<br />
groot verghelder watmen duer hem doet ghehuldich<br />
zyn dienst en mach nyemandt wesen gheen pyne<br />
v<strong>van</strong>t wy hem niet dan dienst huut Liefden zyn schuldich<br />
25 om secoursen zyne aerme Ledekens verduldich<br />
die schamel ongheghoedt * zyn / in tsweerelts duwieren<br />
dies menichfuldich // Voor tempeestich bezwaeren<br />
Helpt neerstich desen boghaerdt der Ionghe scholieren<br />
Zoorghfuldich bewaeren<br />
30 Princhelicke<br />
Fameuse Commysen bequame<br />
Rechtzinnich wel ghewillich zyt standvast bleuen<br />
+<br />
Anveerdt huwen dienst des boghaerds bequame<br />
naer dit leuen // zal ghescreuen zyn huwe Name<br />
claerlick int bouck des eeuwichs eeuwich leuen<br />
wilt den dienst metter herten gheenssins begheuen<br />
5 al eist dat dyn saeysoens dienst mach nemen hendt<br />
vermaent sticht Byden Redenen voorscreuen<br />
standvastlick den scholierkens te blyfuene omtrent<br />
Nv end eeuwich tallen tyden weest doch diligent<br />
om dees boghaerd met voorzieneghe discretie bespoeyen<br />
* Na ‘onghegoedt’ ‘in’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 53 r<br />
+ 53 v
117<br />
10 inde welcke mueghen / Als ter gods eere ghespent<br />
Rype vruchtbaer mannelicke boomen vpgroeyen<br />
ouerdynckende wie hem tdien vpziene moeyen<br />
ten zullen ongheloont blyfuen niet die manieren<br />
Laet charitate gloeyen // ende in dyn openbaeren<br />
15 Helpt neerstich desen boghaerdt der Ionghe scholieren<br />
Zoorgfuldich bewaeren<br />
Schoolkynders zynghende<br />
Gheestelick niet sprynghende<br />
Nv v<strong>van</strong>t dees schoolkyndren / naer tiaerlicx vseren<br />
20 de processie tsaemen helpen decoreren<br />
vpden helighen bloetdach / ende met oetmoede<br />
alsoo zy paer en paer in oordene passeren<br />
ende zynghen een Liedeken <strong>van</strong>den helighen bloede<br />
tdien fine end een <strong>van</strong>den costumen de goede<br />
25 vp dat die costume niet verachtert en blyfue<br />
Drie heb icker gheordonneert te dien voorspoede<br />
een walsch / en twee vlaemssche die ick hier naer scryfue<br />
maer vp datmer niet kyfue // zalmen de chooren //dwynghen<br />
best tmynen motyfue<br />
30 Datmen alf walsch alf vlaemsch / maer tvlaemsche vooren // zijnghen /<br />
+<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
verIubileert hu nv ghy venus ionghen<br />
den mey die staettere lustich ghebloeyt<br />
5 Verblydt hu nv / die Christen name draeghen<br />
vveenende Inne der traenen dal<br />
thelich bloedt christi / eeuvvich tallen daeghen<br />
heeft ofghewasschen ons zonden al<br />
Int hout zo wast / dat adam eerst mesdede<br />
10 onghehoorzaemelicke verCoent<br />
An thout des crucen brocht ons Christus vrede<br />
ende zijnen vader zyn wy verzoent<br />
An thout des crucen duer liefue manieren<br />
ten berghe <strong>van</strong> Calvaryen Reyn<br />
15 Christus die schanck ons vyf bloedeghe Revieren<br />
Tonser zuverynghe / Groot ende cleyn<br />
Gheen bloedt <strong>van</strong> calueren ofte bucken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
54 r
en mocht ons helpen huut ons verdriet<br />
oock gheenderhande / eerdsche ghelucken<br />
20 die en mochten ons oock helpen niet<br />
118<br />
Maer thelich bloedt christi / milde * huutgheghoten<br />
totte de laetste druepel Roodt<br />
dat heeft den hemele gheheel ontsloten<br />
veel mensschen verlost / voor deeuweghe doodt<br />
25 Christus heet bloedt was onse offerhande<br />
die god den vadere wilde ontfaen<br />
an tcrucen hout / hyngh hy voor ons te pande<br />
steruende / Riep hy Tes al vuldaen<br />
Lof helich bloedt / wiens feestdach wy nv eeren<br />
30 Lof zy hu inne der Eeuwicheyt<br />
duer hu bloedt christe / wilt oorloghe keeren<br />
en bewaert / de Conynglicke magesteyt<br />
Beschermt <strong>van</strong> plaeghen / al die ons beminnen<br />
der stede <strong>van</strong> Brugghe verleent voorspoet<br />
35 datter mach / neerynghe gheRaecken Binnen<br />
daer wy scholierkens / zyn vpghevoedt /<br />
. 1546 .<br />
+<br />
Liedeken In Walssche<br />
Vpden voornoomden voys<br />
Reueilie vous en bonne ioyssance *<br />
ayant Le nom de Iesu Christ<br />
5 ayez de luy / loyale esperance<br />
Car nostre Redemption il fist<br />
Adam qui fust nostre premier pere<br />
mangeoit du fruict luy prohibe<br />
mais iesu christ en ce lieu de misere<br />
10 a tout en la Croix Restitue<br />
Nulles offrandes de la loy mosaicque<br />
ne fusrent pas digne nous Redimer<br />
mais iesu christ filz de dieu vnicque<br />
nostre salut vint concluder<br />
15 Dune amour ardante amiable<br />
nous vint partir son sang precieux<br />
* ‘milde’: ‘d’ geschreven bovenop een niet meer leesbare letter.<br />
* ‘esperance’ geschrapt; ‘ioyssance’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
54 v
A dieu son pere / fust Il aggreable<br />
dont a son dextre / sied glorieux<br />
Tout que home ne scauoit comprendre<br />
20 en dieu est la possibilite<br />
et Iesu christ / vouloit des cieulx descendre<br />
adfin de homme estre ne /<br />
Le sang de Iesu Christ en ce monde<br />
nous a lauez de tous Pechiez<br />
25 nostre aduersaire totallement confonde<br />
Auquel nous feusmes obligez<br />
Louange soit / aussy honneur et gloire<br />
a Iesu christ Perpetuellement<br />
cest nostre vie / et nostre victoire<br />
30 en la mort du croix tres humblement<br />
Resuscite est Iesu christ en terre<br />
a nostre iustification<br />
Lheritaige celeste vint conquerre<br />
sa mort est la Confirmation<br />
35 Vers dieu le pere / obtinez la grace<br />
que ceste ville voeult Preseruer<br />
et aussy noises et guerres efface<br />
et Roix et princes / bien accorder /<br />
119<br />
+<br />
Ander Vlaemsch liedeken<br />
Vpden voys<br />
<strong>van</strong>den stoorm der stadt <strong>van</strong> munster<br />
Laets lof den heere zijnghen zaen<br />
5 want hy sterckelick heeft ghedaen<br />
Pharao heeft hy vertorden<br />
ter Roo zeediepte wildhem verlaen<br />
dheere es ons zaelicheyt gheworden<br />
Lof eere Danck Telcker stede +<br />
10 Reyn Christus bloedt<br />
huuter liefden vloedt<br />
Ghesturt tot tsmensschens zaelichede<br />
Christus dien pharao heeft ghevelt<br />
dhelsschen vyandt met zyn ghewelt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
55 r<br />
+ Repeticie/
120<br />
15 heeft hy int cruce versleghen<br />
met zijnen bloede / ende niet met ghelt<br />
zyn wy verlost zuuer bedeghen // Lof eere / :<br />
Voorvvaer al onse qualen vry<br />
en zelue onse smetten hy<br />
20 ghedreghen heeft zoo Liefmoedich<br />
om onse onRechticheden der by<br />
ghewond met diepe wonden bloedich // Lof eere / :<br />
Wy waeren al duer zonde doodt<br />
kynderen des gramschas groot<br />
25 ballynghen tsaemen quaetzondich<br />
maer christus heeft met zynen bloede Roodt<br />
ons paeys ghesloten / Eeuvvich stondich // Lof eere / :<br />
Es god voor ons ghebenedydt<br />
verwinder onser vyands strydt<br />
30 huut een Bermhertich begheeren<br />
Christus / By ons es talder tydt<br />
vvie zouder ons dan mueghen deeren<br />
Lof eere etc a /.<br />
+ God almachtich voor wient al beeft<br />
zyn eeghin zuene ghegheuen heeft<br />
voor ons allen gheel ouerghegheuen<br />
Totter crucen doodt / hy die eeuvvich Leeft<br />
5 wy sterflick hebber by nieu Leuen / Lof eere /<br />
Thout es ghebenedydt voorwaer<br />
daer duere Rechtueerdichede claer<br />
gheschiet gheel Principaelich<br />
Adam mesde int hout openbaer<br />
10 In tcruushout maect ons Christus zaelich<br />
Lof eere etc a<br />
Princhelick god paeyslick bewaert<br />
de brugsche ste / en zalich spaert<br />
Al die christus naeme draeghen<br />
15 ende duer huwen bermhertighen Aert<br />
Gheeft ons doch pays in onse daeghen / Lof eere /<br />
Dat bidden wy met herten goedt<br />
buugsamelicke met Oetmoedt<br />
Wy ionghe boghaerdsche scholieren<br />
20 heere huwe handt / niet en doet<br />
<strong>van</strong> die ons helpen en Regieren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 55 v
Buten schoolkyndren<br />
121<br />
De Ionghe Budsen tschole hebbende stacie<br />
die <strong>van</strong> buten om leeren commen Ingheghaen<br />
25 ion ick dese Benedicite ende gratie<br />
dat zy god vpofferen / mueghen dies verstaen<br />
De Benedicite<br />
+<br />
Gheloft ghedanct zy dheere / die ons heeft verlost<br />
met zynen bloede<br />
30 die ons cleed / en verleent de daghelicxsche Cost<br />
<strong>van</strong> zynen goede /<br />
Gratie ofte Danckzegghynghe<br />
Lof heere der heeren / groot god Almachtich<br />
dat wy zyn ghespyst<br />
doch in tghelooue vpRecht warachtich<br />
5 ende Eendrachtich<br />
Ons leert / en wyst<br />
Cellebroeders<br />
Mids dat dese broederkens zomtyts logieren<br />
zuentiens diemer leght te Castyemente<br />
10 hebze / een ordonnancie willen bestieren<br />
tot glaseveynsters percken daer binden convente<br />
ende ionner met Liberalen consente<br />
niet te mildelicke ghewuene<br />
dhistorie <strong>van</strong>den verloren zuene<br />
15 in vlaemsch end in walsche / inde verzamynghen<br />
Commer waelkens / zo wel als vlamynghen +*<br />
[De Vader des huusghezins / hier int Leuen]<br />
Eerste parck<br />
De Vader des huusghezins / hier int Leuen<br />
heeft zyn zuene Tdeel <strong>van</strong> zyn goed ghegheuen<br />
20 God den heere zynen schepper heeft hy ghelaeten +<br />
en ghekeert <strong>van</strong> zyn zalicheyt Tzynder onbaeten<br />
Tweede parck<br />
Oneerbare loose vrauwen wildhy hanthieren<br />
huut begheerlicke vleesschelicke manieren<br />
* ‘Dynck Ic’ achteraf bijgeschreven in de marge.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
56 r<br />
+ Dynck Ic/<br />
+ deutero/.32.
25<br />
Begheerlicheyt / voortbrynght zonden groot +<br />
ende zonde / voortbrynght de doodt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ iacobi primo
Derde parck<br />
122<br />
Onnuttelick wildhy zyn goet vertheeren<br />
En Venus stond hem by / in zulcdanich gheneeren /<br />
+<br />
Wyn ende vrauwen Wien beuolen<br />
Doen de wyse in huerlieder wysheyt dolen +<br />
Vierde parck<br />
Hy aermelick dolende daeghen en nachten<br />
5 moest hy ten hende de zwynen wachten<br />
Des zondaers doodt / wil ick niet zecht den heere +<br />
maer dat hy leue / ende hem bekeere<br />
Vyfde parck<br />
Hem Ouerpeynsende / dus ten fine<br />
10 begheerdhy int huus / zyns vaders te zyne<br />
Als schaepken dolende in allen houcken +<br />
doch heere / wilt my hu dienstknecht zoucken<br />
Zeste parck<br />
Och vadere Ieghens hu heb ick mesdaen<br />
15 wilt my doch / in huwer ghenaede ontfaen<br />
Verblydt hu met my te desen stonden +<br />
tschaep dat verloren was / heb Ick ghevonden<br />
Zeuenst parck<br />
Verblydt laet tvette calf zyn ghesleghen<br />
20 want de verloren zuene heeft gratie vercreghen<br />
Tot droufheyt / gheeft niet hu herte nv +<br />
maer wilt die verre doen <strong>van</strong> hu<br />
Achtste parck<br />
Daer naer bekeert / Es hij ghestoruen<br />
25 zyn ziele heeft plaetse in dhemel verworuen<br />
Comt myn ghebenedyde myns vaders Iuweel +<br />
ghebruucken / en Bezitten hu erfuachtich deel<br />
Ionghers ziet in tyds toe / int eerdsche dal<br />
die ten alfuen keert / die en doolt niet al<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
56 v<br />
+<br />
Eccli. 19.<br />
+ Ezech. 18<br />
+ psal/19<br />
+ luce.10<br />
+ Eccli 38<br />
+ Mathei. 25
+<br />
Aucteur<br />
123<br />
Oft om dat zommich schaemt zijns moeders vlaemsch tale<br />
Maer wil franchoys Quansuus / als edel man spreken<br />
Tdier causen Ick hier in walssche verhaele<br />
5 den zin <strong>van</strong>den voornoomde Tweendertich Reken<br />
[Le pere de vng Famille / A son filz donna]<br />
Premier parcquet<br />
Le pere de vng Famille / A son filz donna<br />
Le part de son bien / Qui tout Consumma<br />
Il. a. laisse dieu / son createur proprement<br />
10 et sen est alle de son sauluement<br />
.2. e<br />
Auecques Ribauldes print il soulas<br />
Car son desir Requiroit tel Cas<br />
Lhumain desir Pechiez amaine<br />
15 et pechiez Amainent mort incertaine<br />
.3. e<br />
Prodigualement ses biens despendoit<br />
Et dame Venus Luy adsistoit<br />
Vin et dames Cest commune sentence<br />
20 font errer saiges / de leur sapience<br />
.4 e .<br />
Fouruoiant pourement aprez tryumpher<br />
se mist subiect Les pourceaulx garder<br />
Ie ne voeul pas / dist christ / la mort du pecheur<br />
25 mais quil se Repent / et vifue en fleur<br />
.5. e<br />
Considerant Alors sa vie amere<br />
desiroit entrer / La maison de son pere<br />
Comme vng breby / perdu au mondain Lieu<br />
30 Cherchez vostre seruiteur seigneur dieu /<br />
+ Sixiesme parcquet<br />
Mon pere Iay vers vous offensez<br />
Ie prie / que en grace moy Rechepuez<br />
Iay trouue mon breby / qui fust en desuoy<br />
5 ReIouissez doncques Auecques moy<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
57 r<br />
+ 57 v
.7. e<br />
124<br />
ReIouissez vous / en / le gras veau mactant<br />
le pere a Recheu Le prodigue enffant<br />
Ne donnez pas vostre Coeur a tristresse<br />
10 mais faictes que Loing de vous sadresse<br />
.8 e .<br />
Lenfant prodigue mourust / et a este pourueu<br />
Car dieu le pere / a son ame Recheu<br />
Venez le bening de mon pere venez<br />
15 Et possession de vostre heritaige Prenez<br />
Aucteur<br />
Celluy qui se tourne vers le Seigneur<br />
vvie keert tot god / den heere der heeren<br />
il tournera vers luy / A son grand Eur<br />
20 Ter nood zal hy oock themwaerts keeren<br />
Ten Wynghaerde<br />
++<br />
Myn Iiffer moedre daer begrauen als woormen spyse<br />
Tes Redene dat icxse EereIonste bewyse<br />
vp dat huere ziele / doch mach naermaels verblyden<br />
25 Bid ick god almachtich / datse zaelich verRyse<br />
ende in des oordeels tyden<br />
Ter Rechter zyden // Onder zyn bevryden<br />
Te mueghen staene metten ghebenedyden /<br />
De Kercke aldaer<br />
Inde Kercke aldaer by voorme <strong>van</strong> bedynghe<br />
vp dat gods kercke / als gheestlick wynghaerdt certeyn<br />
Bewaert / beschermt zij Talder bevredynghe<br />
5 ion ick daer ter Eeren gods dit. //<br />
// Refereyn<br />
Heere god. Eerste schepper alder creatueren +<br />
vervaerlick sterck / ende Rechtueerdich Int ghedueren<br />
oock bermhertich / ende Alleene goet zyt ghy<br />
10 O god die heydenen / naer huer boos willeCueren<br />
In hu erfuenesse / zoo zyn gheCommen zy<br />
// huwen helighen tempel / ontzuvert gheel onvry<br />
en Ierusalem / zoo dauid de psalmiste vertelt<br />
+ Fol. 58 r, r. 27 ‘cleene voskens’, 29 ‘vvilde beeren’, 31 ‘OngheRynghelde verckens’<br />
onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
58 r<br />
+ Psal/
125<br />
hebben zy / zoot noch daghelicx anmercken wy<br />
15 als tot een wachthutte / der fruutboomen ghestelt<br />
de doode lichaemen huwer dienaeren / Int velt<br />
tot een spyse der vueghelen / des luchts ghegheuen<br />
tvleesch <strong>van</strong> huwen helighen / die zy hebben ghequelt<br />
Es den beesten der eerden / ghestelt ghebleuen<br />
20 derfghename / huut zyn wynghaerdt ghedreuen<br />
hem hebbende / oock anghedaen groot bezwaeren<br />
maer watter ghedaen zy / Byden ghuenen voorscreuen<br />
Heere / Ghij zult hu gheplante Wy ngaerd bewaeren /<br />
Hu gheplante wynghaerd Als een wynghaerd des heeren<br />
25 die zult ghy vruchtbaerich int gheloofue vermeeren<br />
dats dhelighe Christen kercke houden bloeyende<br />
hoe wel datter cleene voskens omtrent verkeeren<br />
diese gheern bedorfuen / en maectten ongroeyende<br />
vvilde beeren / zynder hem oock omtrent Moeyende<br />
30 scrauende / hoe zy die Ontworttelen mochten<br />
OngheRynghelde verckens / die ontschoeyende<br />
vpdatse die gheerne huter planttynghe Brochten<br />
dit zyn de secten Sataniteghe ghedrochten<br />
+<br />
die de christene kercke gheerne wierpen in tzandt<br />
die oyndt huer fundamenten tonderworpene zochten<br />
heere / die ghy nochtans zelue / hebt ghesticht gheplant<br />
houffent / heghent / en Regiert met hu Rechter handt<br />
5 daer ghy meester of zyt / hu priesters de dienaeren<br />
de welcke sterck gheworttelt zal blyfuen staende / Want<br />
Heere / ghy zult / hu gheplante Wynghaerd Bewaeren<br />
Vp petrus vpden steen vastgheloouich fundament<br />
es desen wynghaerdt de helighe kercke gent<br />
10 ghesticht gheplant / Bewaert <strong>van</strong> vier Euangelisten<br />
Paulus staetter clouck met eennen zweerde omtrent<br />
dats met gods woord / om weeren alderhande Twisten<br />
end om der huutkeeren Quae venyneghe / Misten<br />
dats valssche leerynghen huer Contrarie meest<br />
15 de zonne <strong>van</strong> Rechtueerdicheyt / ieghens Sophisten<br />
beraeyt die / Mids gratie <strong>van</strong>den helighen gheest<br />
Al mochte desen wynghaerdt ouercommen tempeest<br />
dongheRynghelde verckens / die waenden bederuen<br />
dats die de vryheyt des vleeschs zoucken onbevreest<br />
20 hoe meer bewroet / hoeze sterck groeysels zal verweruen<br />
en hoe daer zulcke een wynghaerd in wilden eruen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 58 v
126<br />
naer huer eeghin zins plantynghe int openbaeren<br />
hu wynghaerdt verwerpende / in sticx wilden kerfuen<br />
Heere / ghij zult hu ghePlante wynghaerd bewaeren<br />
25 Princhelick<br />
God almachtich / Neerstich Wynghaerdenier<br />
Daer zyn wroetende mollen die in hu vergier<br />
<strong>van</strong>der heligher kercke / mueghen doen groot quaet<br />
tzyn de ghuene die verblend zyn / in tverstandt schier<br />
30 als de zulcke / <strong>van</strong> wien dueverheyt word versmaet<br />
// Och dese gheenssins menichfuldeghen Laet<br />
de menichte mochten huwen Wynghaerd verdrooghen<br />
maer wy betrauwen / diese oyndt bystond / en staet<br />
+<br />
dat ghy huer bederfuen niet zult laeten ghedooghen<br />
heere god / dan slaet nederwaerts huwen ooghen<br />
en dese huwe Wynghaerd doch anmerckende zyt<br />
Dats hu helighe kercke Wilt bystandt tooghen<br />
5 v<strong>van</strong>tse an allen zyden groot anstootynghe Lydt<br />
huer inplanttynghe / es <strong>van</strong> zeer vele Benydt<br />
alsnv meer / dan in veel voorledene iaeren<br />
maer hoese bestoormt word / ende wiese bestrydt<br />
Heere / ghy zult hu / Gheplante wynghaerd bewaeren<br />
Baghynkens <strong>van</strong>den Choore /<br />
De Ionghe baghynekens daer <strong>van</strong>den choor<br />
die kerstdaeghe naer vespren doen debuoir<br />
om Leyssen / wieghende / iesum tkyndeken cleene<br />
daer menich comt ghewandelt om hebben ghehoor<br />
15 die ion ick myn Leyssebouck / end anders gheene<br />
ten dienste <strong>van</strong> die zynghen can / elck daer ghemeene<br />
maer stonder myn weduwe ieghens te kyfuene<br />
Ten minsten / omme dese drie huut te scryfuene<br />
hemlieden tbouck Leene /<br />
Deerste leysse<br />
Vpden Voys // het zat een sneewit vueghelken<br />
Al vp zyn eerste plume /<br />
Staet vp ierusalem / wordt verlicht<br />
v<strong>van</strong>t hu licht es ghecommen<br />
25 en tsheeren heerlicheyt onghezwicht<br />
es ouer hu nv vpgheclommen<br />
Dies dochters <strong>van</strong> ierusalem<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 59 r
verhueght / want zonder Cesseren<br />
my dynck ick vruecht me / nv / na / bem<br />
30 in tgheestelick Reyn contempleren /<br />
+ Dochters <strong>van</strong> syon oock verhuecht<br />
verblydt in god almachtich heere<br />
die onslieden By zynder duecht<br />
es nv ghenaedich milde zeere<br />
5 Want hy heeft een nieuwe werck<br />
gheschepen vpder Eerden<br />
Een vrauvve heeft / eennen man sterck<br />
in huer om<strong>van</strong>ghen groot <strong>van</strong> weerden<br />
Een man ten tyden alsnv vervult<br />
10 gheeft hy huut tshertsen gronden<br />
Christum zyn zuene / die de schult<br />
betaelen quam / voor onse zonden<br />
Van maria ghebenedydt<br />
Bouen al andre vrauvven<br />
15 es dese zuene tsvyands spyt<br />
gheboren Reyn zonder verflauvven<br />
127<br />
Tvvas zoo voorsproken / moeder ghedwee<br />
Reyn maegdelicxst beclyfuen<br />
dat ghy zoud wesen zonder wee<br />
20 maeght vooren ende naer blyfuen<br />
Het tabernakel daer hy in quam<br />
vvilde helich maecken Reene<br />
v<strong>van</strong>t hy daer in zyn Ruste nam<br />
Christus als een kyndeken cleene<br />
25 Hy dalder stercxste spyts dhelssche quicx<br />
de vaste sterck motalen poorten<br />
ghesmeten heeft hij die in tsticx<br />
met al huerlieder toebehoorten<br />
Die inde duusterheyt vul noods<br />
30 aldaer ghe<strong>van</strong>ghen zaeten<br />
oock in die schadewe des doods<br />
Christus heeft die los huutghelaeten<br />
Elck voor dies Christum bughen // moet<br />
helsch hemelsche / Eerdsche persoonen<br />
35 schriftuere dies tbetughen // doet<br />
end alle inghelicke Troonen /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 59 v
+ Als onsen toevlucht / dient hy gheEert<br />
met grootter danckbaerhede<br />
v<strong>van</strong>t inder eerden heeft hy verkeert<br />
als menssche / metten mensschen mede<br />
5 Manlicke wercken heeft hij ghedaen<br />
en gheenen strydt ontdoken<br />
Thooft onser pertye heeft hy zaen<br />
ghebryselt / end in tsticx ghebroken<br />
Noyndt voorvechter die bet ghenas<br />
10 Al ons benaude dolueren<br />
de Wetbrief die Ieghens ons was<br />
heeft hy in sticx oock willen schueren<br />
In teecken <strong>van</strong> victorien groot<br />
verwinder <strong>van</strong> onse Bedwanghen<br />
15 zo heeft hy die openbaer Bloodt<br />
An tcruce zelue ghehanghen<br />
Die alder ghiften gheuer zy<br />
daer ziel en Lichaem by Leuen<br />
es zelue nv zo ghenaedich hy<br />
20 een ghifte voor ons onslieden bleuen<br />
Looft Christum met dancbariche<br />
<strong>van</strong> maria menssche gheboren<br />
vp dat hy als menssche in deerdsche ste<br />
gheen mensschen laeten zou verloren<br />
25 Christen zyn moeder oock ghedynct<br />
tsghelycx te doene volgh ick me na<br />
end huer dat inghelick groetsel schynct<br />
Aue gratia plena<br />
128<br />
TWeede leysse<br />
Vpden Voys Dat ick om een schoon beeldeken zoet *<br />
zo langhe zyn moet // in ghetruere<br />
Nu mueghen wy duer een schoon beeldeken zoet<br />
niet langher wesen in ghetruere +<br />
die maeght Maria / duer huer oetmoedt /<br />
* ‘z’ op ‘g’, oorspronkelijk ‘goet’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 60 r<br />
+ A. o .1545.
129<br />
+<br />
heeft tonser spoedt<br />
een zuene ghebaerst bouen Natuere<br />
dhemelssche duere // Men open ziet +<br />
Zou brynght / ons vruecht / voor eeuvvich verdriet<br />
5 Des vaders woordt es neder ghedaelt<br />
in maria zyn dienstmaeght * Cleene<br />
en vleesch gheworden daer onghefaelt<br />
goddelick duerstraelt<br />
ghenaemt iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />
10 dinghel ghemeene // hem alsoo hiet +<br />
Duer hem / es gheel onsen paeys gheschiet<br />
15<br />
Dheere die alle dynck heeft vuldaen<br />
heeft / een nieu dynck om troost ontfanghen<br />
ons inder eerden gheschepen zaen<br />
Een vrauvvelick graen +<br />
die heeft een man in huer om<strong>van</strong>ghen<br />
onse bedwanghen // hij breken Liet +<br />
Zou brynght ons vruecht / voor eeuvvich verdriet<br />
Dhemels en Constent begrypen daer<br />
20 dat maria begreep eendrachtich<br />
v<strong>van</strong>t in huer maegdelick buucxken vruchtbaer<br />
drough zou voorwaer<br />
<strong>van</strong> hemel eerde god almachtich<br />
menssche warachtich // Te minder niet +<br />
25 duer hem / es gheel onsen troost gheschiet<br />
Der gramschaps kynderen waeren wy al<br />
ballynghen huten hemel tsaemen<br />
zuchtende inne der traenen dal<br />
duer ons mesval<br />
30 maer maria vry los <strong>van</strong> blaemen<br />
tot onser vraemen // dits claer bediet +<br />
zou brynght ons vruecht / Voor eeuvvich verdriet<br />
Huut hu zal huutghaen staetter gheseyt<br />
die heere zal in israel vvesen +<br />
+<br />
en <strong>van</strong>den daeghe der eeuvvicheyt<br />
met Magesteyt<br />
wordt zyn huutghanck / schoon maeght ghepresen<br />
vvy zyn ghenesen // Den Vyandt vliedt +<br />
5 Duer hem es gheel onsen paeys gheschiet<br />
* Na ‘dienstmaeght’: ‘schoone’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 60 v<br />
+ Repetitie<br />
+ Repetitie<br />
+ iere.31<br />
+ Repetitie<br />
+ Repetitie<br />
+ Repetitie<br />
+ Miche/.5.<br />
+ 61 r<br />
+ Repetitie
130<br />
Iesus Christus ghebenedydt<br />
huut een Liefmoedich vierich blaecken +<br />
die es ghecommen om ons proffyt<br />
en wan den strydt<br />
10 omme den zondaers zaelich maecken<br />
lof zonder slaecken // zyn moeder biedt +<br />
Zou brynght ons paeys / voor eeuwich verdriet<br />
Te Bethleem Als een huus des broods<br />
ons zaelich voedsel was gheboren<br />
15 die doolden inne die schaeuvve des doods<br />
zynde vul noods<br />
Te zouckene heeft hy vercoren<br />
Tschaepken verloren // heeft hy bespiet +*<br />
Duer hem es gheel onsen paeys gheschiet<br />
20 Princesselicke Reyn moeder goet<br />
gheel zuuer maghet hooghst verheuen<br />
die den godszuene hebt vpghevoedt<br />
moederlick vroedt<br />
end hem oetmoedich by ghebleuen<br />
25 Om ons troost gheuen // hu Consent Riedt +<br />
Ghy brynght ons vruecht / voor eeuwich verdriet /<br />
Derde leysse<br />
Vpden Voys<br />
Laetst omtrent den Avendt<br />
Alsoo my Rechts dochte<br />
Crachtich God ghepresen<br />
beghin zonder hende<br />
Als alle dynghen wel waeren ghestelt<br />
+<br />
in stillicheyt naer desen<br />
In deerdsche bende<br />
en den vulcommen tydt was ghetelt<br />
huut themelssche bewelt<br />
5 zondt ghy Rechtevoort<br />
om niet zonder ghelt<br />
hu crachtich woordt<br />
Nu es gheschiet zalicheyt / ende cracht der by<br />
de zuene des mensschen hy<br />
10 es nv ghecommen vry<br />
* ‘Repetitie’: later bijgevoegd in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .1. thimo/primo<br />
+ Repetitie<br />
+ Repetitie<br />
+ Repetitie<br />
+ 61 v
131<br />
Dies wy // Waert zy<br />
hem louen dancken talder tydt<br />
Eeuwich ghebenedydt // Eeuwich ghebenedydt<br />
die ons tsaemen verblydt /<br />
15 Die ons vyandich porden<br />
snel int omRynghen +<br />
die heeft hij onder de voeten vercracht<br />
de dood wildhy verslynden<br />
dies wy nv zynghen<br />
20 hy es onsen god / die wy hebben verwacht<br />
dees zalichste dracht<br />
vp tghecoren // pas<br />
<strong>van</strong> maria kerstnacht<br />
gheboren // was<br />
25 Nu es gheschiet zalicheyt / ende cracht der by<br />
de zuene des mensschen hy<br />
es nv ghecommen vry<br />
dies wy // waert zy<br />
nv louen dancken onversaeght<br />
30 Maria moeder maeght // Maria moeder maeght<br />
dhemelssche croone draeght<br />
Te Bethleem in tstede<br />
es hy gheworden<br />
der aermen sterckheyt en toeverlaet +<br />
35 ons broederlicxste vrede<br />
mids tommeghorden<br />
<strong>van</strong> onser mensschelicke staet /<br />
+<br />
ghenaedeghe daet<br />
huut Liefden sterck<br />
die ghaf den Raedt<br />
vuldoende Twerck<br />
5 Nu es gheschiet zaelicheyt ende cracht daer by<br />
de zuene des mensschen hy<br />
es nv gheCommen vry<br />
vp dat wy ons verblyden / ende laeten fantazien<br />
Ende melancolien * // ende melancolien<br />
10 Allen druck moet <strong>van</strong> ons vlien<br />
In zyn eeghindom / es hij ghecommen vierich<br />
En de zyne hebben hem ontfanghen niet +<br />
maer tvvee beesten stom<br />
oetmoedich manierich<br />
15 Bekenden wel hueren heere ziet<br />
die goddelick ghebied<br />
* ‘melancolien’: eerste ‘l’ verbeterd uit ‘b’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai 25<br />
+ Esai .25.<br />
+ 62 r<br />
+ Iohan/primo
ouer zee ende zandt<br />
de vyandt vliedt<br />
voor zyn Crachteghe handt<br />
132<br />
20 Nu es gheschiet / zalicheyt ende cracht daer by<br />
de zuene des mensschen hy<br />
es nv ghecommen vry<br />
Dies wy // waert zy<br />
hem louen dancken talder tydt<br />
25 Eeuvvich ghebenedydt // eeuvvich ghebenedydt<br />
die ons tsaemen verblydt<br />
Wie es ghelyck den heere<br />
onsen god <strong>van</strong> vveerden +<br />
die Int hooghste wuendt eeuvvich daer<br />
30 en ziet beneden zeere<br />
in hemel inder eerden<br />
Zyn Eere / es bouen die hemelen claer<br />
ende hy es voorwaer<br />
die sterckheyt groot +<br />
35 beschermer der naer<br />
zyns volcx ter noodt<br />
Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />
+<br />
de zuene des mensschen hij<br />
es nv ghecommen vry<br />
Dies wy // Waert zy<br />
nv louen dancken onversaeght<br />
5 maria moeder maeght<br />
maria moeder maeght<br />
dhemelssche croone draeght<br />
Die motale poorten<br />
en grendelen tsaemen<br />
10 heeft hy in sticx ghebroken fyn<br />
dhelsche toebehoorten<br />
tot onser vraemen<br />
machteloos / voor hem gheworden zyn<br />
// Zyn goddelick aenschyn<br />
15 claer onghezvvicht<br />
heeft vp dat termyn<br />
doude vaders verlicht<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ psal/112.<br />
+ psal 27<br />
+ 62 v
133<br />
Nu es gheschiet / zalicheyt ende cracht daer by<br />
de zuene des mensschen hy<br />
20 es nv ghecommen vry<br />
vp dat vvy ons verblyden / ende laeten Fantazien<br />
ende melancolien // Ende melancolien<br />
Allen druck moet <strong>van</strong> ons vlien<br />
Vp dat hij ons ontfaerme<br />
25 huut een vast Beminnen<br />
die heere die heeft tonsvvaerts ontdect<br />
zyn helighen Aerme<br />
ons crachtich verwinnen<br />
onnoosel Lammeken onbevlect<br />
30 vvy doodzondich beplect<br />
Christe duer hu<br />
zyn gheestelick verwect<br />
ende Erboren nv<br />
Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />
35 de zuene des mensschen hy<br />
es nv ghecommen vry<br />
dies wy // Waert zy<br />
+<br />
hem louen dancken talder tydt<br />
Eeuvvich ghebenedydt // Eeuvvich ghebenedydt<br />
die ons tsaemen verblydt<br />
Wilt nv lofzangh vermaenen<br />
5 den heere zachtmoedich<br />
v<strong>van</strong>t hy heerlicke heeft ghedaen<br />
Onse bedructe traenen<br />
met wonden bloedich<br />
heeft hy an tcruce Willen ofdwaen<br />
10 Den zondaers ontfaen<br />
es hy beReedt<br />
vvie tot hem ghaen<br />
hij thelpene weet<br />
Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />
15 de zuene des mensschen hy<br />
es nv ghecommen vry<br />
Dies wy // Waert zy<br />
nv louen dancken onversaeght<br />
Maria moeder maeght // Maria moeder maeght<br />
20 dhemelssche Croone draeght /<br />
PRinche<br />
Van Nasareene<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 63 r
+<br />
Sterck god der goden<br />
god vader god zuene / god helich gheest<br />
25 drievuldich maer Eene<br />
Conyngh der Ioden<br />
voor wien herodes was zeere bevreest<br />
dafgoden tempeest<br />
huut kerstenheyt weert<br />
30 verleent ons meest<br />
dat ghij begheert<br />
134<br />
Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />
de zuene des mensschen hy<br />
es nv ghecommen vry<br />
35 vp * dat wy ons verblyden / ende laeten Fantazien<br />
ende melancolien // Ende melancolien<br />
Allen druck moet <strong>van</strong> ons vlien /<br />
1545.<br />
Aucteur<br />
Tsnavents naer maeltydt als doude baghynkens<br />
Iiffer margriete Catherine synkens<br />
Tcraem hebben te vierewaerts vpgherecht<br />
5 de zuster nellekens ende iaquemynkens<br />
een leysken te zynghene / dient wel fynkens<br />
vvat zynse beschaemt / daers vreimdt meysse noch knecht<br />
al es tleysken wat bourdich / zoo zommich zecht<br />
men mach wel bedryfuen goe ghenoughelicheden<br />
10 Myn ionste hemlieden twee Leyskens toelecht<br />
vp datse tkyndeken wieghen met vreden<br />
Zoo goe ouders deden //<br />
Leysse<br />
Vpden Voys<br />
La la Pierken metter bulte<br />
la la la [quaet hoerekyndt] *<br />
Van maria die zuver maeght<br />
es ons gheboren een kyndekyn<br />
gode ** heuet zoo behaeght<br />
20 Iesus es de name zyn<br />
La la kyndeken cleene +<br />
la la la cleen kyndekin<br />
* Vóór ‘vp’: ‘dies’ geschrapt.<br />
* De oorspronkelijke tekst is uitgekrabd (gat); in grijzere inkt zijn dezelfde woorden zeer<br />
onduidelijk eronder geschreven.<br />
** ‘gode’: ‘g’ verbeterd uit onleesbare letter (e?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
63 v<br />
+ Repetitie
la la maria Reene<br />
La la la Reyn moederkin<br />
25 Ioseph die vul vruechden wys<br />
Cooctte tkyndekin mortroel<br />
hy / Roerde hy pufte ende hy blies<br />
maer zou wierdt <strong>van</strong> passe coel // la la ./<br />
Als Iesus zyn gheboorte coos<br />
30 de Coude maecte menich mat<br />
v<strong>van</strong>t den pappot die vervroos<br />
Daer ioseph byden viere zat // La la /<br />
+ Tlogyst en ghaf gheen waerm ghewin<br />
<strong>van</strong> beesten stondt woest onbesuust<br />
de zwalevven vlogher huut end in<br />
want thadde gaeten menich duust // la la /<br />
5 Drie Conynghen Ionstich ghepynt<br />
maer deene die was een morIaen<br />
drie ghiften brochten zy daer tkyndt<br />
huut verre vreimde Landen zaen // La la /<br />
Herodes heeft gheRonst verdooft<br />
10 als hy <strong>van</strong> dit kyndt verstoet<br />
Int zoucken tleuen wierd beRooft<br />
<strong>van</strong> menich Ionck onnoosel bloedt / la la /<br />
Ioseph herodem heeft verlact<br />
doe dinghel gods hem tvlieden Riedt<br />
15 nochtans herodes vuyl beclact<br />
volgde tkyndt * Maer cnapter niet // la la /<br />
Want Naer egipten vloden dan<br />
moeder met tkyndt ioseph als post<br />
Ioseph / die was een themmerman<br />
20 hy maectter stoelkens om den cost // la la /<br />
135<br />
Laets louen eeren vp elck termyn<br />
met een zuuer hertken Reyn<br />
v<strong>van</strong>t desen schoonen Pappaerdyn<br />
Es ** tsmensschens behoudt Certeyn // La la /<br />
25 Oorlof dits gheleyst ghenouch<br />
Tot noch tiaerent ander tydt<br />
* Na ‘kyndt’ werd een ‘v’ geschrapt.<br />
** Oorspronkelijk ‘word’; geschrapt, en ‘Es’ in de marge bijgeschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 64 r
maria / die dit kyndt drough<br />
danck wy die ons heeft verblydt / la la /<br />
Leysse<br />
Vpden Voys<br />
huut huudt / ghezellekens huwt<br />
dat hu naermaels niet en gruwt / +<br />
+<br />
Te Bethleem tot onser baeten<br />
es ons gheboren zo schoon een smul<br />
In een huus met vele ghaeten<br />
de ste * / die wasser gheel of vul<br />
5 v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> eender maghet Reene<br />
was gheboren tkyndeken Cleene<br />
Sus tsus kyndeken tsus +<br />
huwen wille die es aldus<br />
136<br />
Vp deerde sober binden dosse<br />
10 lach dees schoonen pappaerdyn<br />
eennen ezel end een osse<br />
verwaermden hem de leden zyn<br />
Tvroos / een man die mocht afgrysen<br />
turf fasseel wasser noch Rysen // Sus tsus /<br />
15 Tkyndt had hem wel willen waermen<br />
het woeyer Inne Butertier<br />
Ioseph slouch in bee zyn Aermen<br />
by ghebreke <strong>van</strong> goet vier<br />
Ioseph ghijnck huut metter mande<br />
20 houtIen Raepen achter lande / Sus tsus /<br />
Ioseph twonderlick mespaste<br />
int vriesen tweder was verhit<br />
tkyndeken dat speelde vaste<br />
an zyn morkens borstkens wit<br />
25 Ioseph ghijnck tkynds papken brocken<br />
tmocht te wyle een mamken locken // Sus tsus /<br />
Dheerders die te velde laeghen<br />
hoorden Inde lucht Iolyt<br />
naer tkyndeken ghynghen vraeghen<br />
30 by zyn moerken vonden zyt<br />
daer zout met huer borstkens paeyde<br />
* ‘de ste’ in de tekst tweemaal; tweede maal geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
A o .1532.<br />
+ 64 v<br />
+ Repeticie
137<br />
dus tkyndeken doe verfraeyde // Sus tsus /<br />
Maria die schoone vriendinne<br />
tkyndt heeft zou neerstich vpghequeect /<br />
+<br />
alst ontpaeyt was / morken minne<br />
hebt ghy hu borstkens huutgheReect<br />
end hem daer alle knyen voor bughen<br />
liet ghy paeyenesse zughen / Sus tsus /<br />
5 Tkyndt wierdt man / als den tydt quam<br />
die daer toe was Gheordonneert<br />
maer corts als onnoosel Lam<br />
vvierdt ter doodt gheaccuseert<br />
end es an tcrucen hout ghestoruen<br />
10 tleuen hebwyr by verworuen / Sus tsus /<br />
En laets daer omme niet trueren<br />
maer dancbaerich en blyde zyn<br />
iesus wil dat wy Creatueren<br />
duer zyn doodt behouden zyn<br />
15 v<strong>van</strong>t als dit kyndt was gheboren<br />
tsvyands proy was gheel verloren / Sus tsus /<br />
Princesse moeder maeght marie<br />
Ionne / Als aerm zondich knecht<br />
dat hu eeuvvich lof gheschie<br />
20 in hemel end eerde Tes wel Recht<br />
v<strong>van</strong>t bouen natuere onghewuene<br />
hebt ons ghebaerst Een Ionghe zuene<br />
Sus tsus kyndeken tsus<br />
huwen wille die was aldus /<br />
Aucteur<br />
Al bem Ick dan doodt / of in deerde doock<br />
Eer my tpapen pitken can ouerweluen<br />
als Ick dese voornoomde screef / wild ick oock<br />
een Leysse daer naer zynghen voor my zeluen<br />
Leysse<br />
Vpden Voys<br />
Daer liepen lancx de Canten<br />
Buffels end Elephanten /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 65 r
138<br />
+<br />
Nu als vulheyt des tyds / ghecommen es beseuen<br />
zo heeft god hier int leuen<br />
huut ghezonden zyn zuene<br />
ende ghemaect ghegheuen<br />
5 huut een vrauwe verheuen<br />
de wet tonderghedreuen<br />
vp dat hy al de ghuene<br />
zynde onder de wet<br />
verlossen zoude net<br />
10 ende wy onbesmet<br />
vercryghen zouden Bet<br />
TRecht <strong>van</strong>den kyndren tsaemen<br />
tzyne meErfghenaemen<br />
belooft zoo tonser vraemen<br />
15 duer de propheten god / zoo ghyt voormaels spraect<br />
Danct christum Tallen tyden +<br />
die voor ons wilde lyden<br />
end om eeuvvich verblyden<br />
Die zonder ons verdienste / ons zaelich heeft ghemaect /<br />
20 Een die eerst zonder moeder / in dhemel nam beghinnen<br />
es nv ter weerelt binnen<br />
zonder vadre gheboren<br />
dwelck dhemels niet verzinnen<br />
mochten ter hoogher thinnen<br />
25 begrypen noch gheWinnen<br />
begreept ghy maeght vercoren<br />
v<strong>van</strong>t maria schoon greyn<br />
vruchtbarich baersdet Reyn<br />
god en menssche certeyn<br />
30 dies nv int eerdsche pleyn<br />
end in dhemelsche stede<br />
verdient es paeys en vrede<br />
om erfghenamen mede<br />
te zijne / zyns Rycke / daer tlicht <strong>van</strong> liefden blaect<br />
35 Danct Christum tallen tyden<br />
die voor ons wilde lyden etc a /<br />
+<br />
Zyne meErfghenamen zyn wy duer de ghenaede<br />
by goddelicken Raede<br />
en niet huut onse wercken<br />
hoe Rechtueerdich <strong>van</strong> daede<br />
5 ghedaen vrouch ofte spaede<br />
dus Ieghens allen quaede<br />
vvilt ons christus verstercken<br />
Es hy met ons nacht dach<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 65 v<br />
+ Repetitie<br />
+ 66 r
139<br />
nyemandt ons deeren mach<br />
10 maer zegghen zoo Iob plach<br />
doe hy bestoormet lach<br />
// heere god bystandt ghepresen<br />
vvilt my tot myns ghenesen<br />
by hu stellende wesen<br />
15 ken achts niet wat handt tmywaerts strydynghe maect<br />
Danct Christum etc a /<br />
Gheworden Christum by / zyn wy die verre waeren<br />
duer zyn bloeds openbaeren<br />
tschutsel heeft wech ghenomen<br />
20 duer twelcke Langhe Iaeren<br />
vvy creghen gheen verclaeren<br />
huut dhemelsche schaeren<br />
dat ons yet mochte vromen<br />
Tverloren schaep ghezocht<br />
25 heeft hy / en thuus ghebrocht<br />
end in zyn vleesch / ontCnocht<br />
tsvaders gramschap / die mocht<br />
ons zyn een groot beschaeder<br />
dies wy nv allegaeder<br />
30 een toeghanck totten vaeder<br />
hebben alle beede / in eennen gheest ghestaect /<br />
Danct Christum etc a /<br />
Dies zyn wy nv gheen gasten / noch vreimde ofghekeken<br />
maer meburghers ghebleken<br />
35 der helighen ghezeten<br />
+ *<br />
gods huusghezin gheleken<br />
ghethemmert onbezweken<br />
vp fundamentsche Reken<br />
Tsappostels en Propheten<br />
5 Ons aldere toevlucht<br />
christe zyt ghy gheplucht<br />
Wien hemel eerde ducht<br />
end al thelssche gheRucht<br />
ons leedsman ons behoeder<br />
10 zyt ghy end onse voeder<br />
gheworden onse Broeder<br />
dies ons meErfuenesse dyns vaders Rycke maect /<br />
Danct christum etc a /<br />
* Oorspronkelijk ‘ghebleken’; ‘b’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 66 v
+<br />
Princhelick<br />
140<br />
15 Christe Iesu / hebt neder willen daelen<br />
Ende ten principaelen<br />
den zondaers zaelich maecken<br />
gheleden onse quaelen<br />
ghewillich zonder faelen<br />
20 met wonden deit tbetalen<br />
onser boosheden zaecken<br />
Onttween ghewreuen waert<br />
om onser zonden Aert<br />
gheOffert onghespaert<br />
25 Als metter doodt bezwaert<br />
Danct christum Tallen tyden<br />
die voor ons wilde Lyden<br />
als zekerste verblyden<br />
daer doude vaders hebben Langhe naer ghehaect /<br />
30 God en menssche waerachtich<br />
mensch / end oock god crachtich<br />
en de zelue Almachtich<br />
Die zonder ons verdienste / ons zalich heeft ghemaect /<br />
Castaengeboome zusters<br />
Dese zusterkens <strong>van</strong>den Castaengneboome<br />
helpen ziecken vertroosten verBedden verlegghen<br />
meer verdienende dan of zy ghynghen te Roome<br />
5 dach en nacht bystandt doende / zy nyemandt ontzegghen<br />
al vvilden nyders wegghen // Ieghens hemlieden tissen<br />
twaer onghelyck / lamme ziecken helpense pissen<br />
die huer zinnekens ghemissen / Cunnen zy oock bewaeren<br />
dus Ion icxse vroylicheyt in al huer Iaeren<br />
10 // En ghemerct icker hebbe twee oude Caeren<br />
tschoon zuster calleken / en tbrune zuster neelken<br />
die altemets gheerne een Liedeken claeren<br />
end alst pas gheeft / Spelen een tafelspeelken<br />
omme te verlichtene tclaervoysich keelken<br />
15 de drie Gheestlicke liedekens hier naer bescreuen<br />
vp dat de stemmekens snercken als een veelken<br />
vvil hemlieden die testamentelick gheuen<br />
Liedekin<br />
Vpden Nachtegale cleen vueghelken<br />
Voys vvilt ghij my leeren zijnghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
67 r
Louet den heere / ghy mensschen al<br />
Christum ons stercke zaelichede<br />
die ons vphief <strong>van</strong> adams val<br />
en maect ons paeys en vrede<br />
25 Twelck hy huut liefden dede<br />
Huten hemel ghedaelt es hy<br />
beneden in dit dal <strong>van</strong> weene<br />
Lof / Eere / danck bieden hem wy<br />
ons zaelicheyt Alleene<br />
30 iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />
141<br />
In maria die zuuer maeght<br />
heeft menssche willen worden /<br />
+<br />
ons mensschelick cleedt Reyn onversaeght<br />
vvildhy zelue omgorden<br />
helle / zonde / doodt vertorden<br />
Als een onnoosel Lammeken goet<br />
5 oetmoedich Totter dood ghebleuen<br />
heeft huutghesturt zyn dierbaer bloedt<br />
an tcrucen hout verheuen<br />
Zyn doodt was ons nieu Leuen<br />
Oetmoedich totter Crucen dood<br />
10 wildhy voor allen mensschen Lyden<br />
zyn helighe vyf wonden Rood<br />
zyn ons een groot bevryden<br />
Eeuwich tot allen tyden<br />
Hy ons verwinder end adams zoen<br />
15 die onse schulden quam betaelen<br />
zonder hem mueghwy niet duechdlicx doen<br />
medechyn onser Qualen<br />
Es hy ten principaelen<br />
Den hemelsschen wech heeft hij bereed<br />
20 daer hy ons gheerne zoude brynghen<br />
Tonswaerts gheneghen huut liefden heet<br />
dies christen ionghelynghen<br />
vvilt hem nieu Lofzangh zynghen<br />
Te Rechterhandt zyns vaders zit<br />
25 Als onsen aduocaet eersame<br />
voor onslieden zondaers Bidt<br />
duer zyn helighe Name<br />
Twelck keert tot onser vraeme<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 67 v
Die dit Liedeken heeft ghestelt<br />
30 Bidt god almachtich zynen heere<br />
noch zynde metter weerelt ghequelt<br />
dat hy den zin verkeere<br />
Zyn gheloofue vermeere<br />
.1554.<br />
142<br />
+<br />
TWeede Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
Meysken ick heb hu zo wel ghezien<br />
En hu tuutkens staen zo net /<br />
5 God die daer Rycke bermhertich leeft<br />
duer zyn stercke Liefde groot<br />
daer hy ons mede lief ghehadt heeft<br />
vvy gheweest /in zonden doodt<br />
heeft on[s] * nv met Christo ghebenedydt<br />
10 tsaemen leuendich ghemaect<br />
duer wiens ghenaede / wy zyn bevrydt<br />
naer hem haect // Bidt en waect<br />
Loft danct hem talder tydt<br />
Repetitie<br />
15 Danct iesum Christum hem eere draeght<br />
Maria kyndt Expres<br />
En zyn moeder maeght // die god behaeght<br />
Loft / die want Reden es /<br />
Christum zyn zuene liefmoedich ghezint<br />
20 heeft god ghezonden nederwaert<br />
om menssche worden / heeft veel mensschen bemindt<br />
end hem zeluen niet ghespaert<br />
Duer groote Liefde hem christus dwanck<br />
tot onser zalicheyt<br />
25 ghecommen hier beneden in tsweerelts be<strong>van</strong>ck<br />
Lof en danck // Eeuwich Lanck<br />
zy dancbarich hem gheseyt // Danct /<br />
Van maria zyn moeder tusschen twee beestkens them<br />
dees Christus gheboren was<br />
30 inden vredelicxsten tydt Te Bethleem<br />
veel zieck zondich hy ghenas<br />
onse qualen heeft hy gheleden voorwaer<br />
* Gat in het papier (roest).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
68 r
143<br />
+ end om onse zonden quaet<br />
ghewreuen ontween / met wiens bulen der naer<br />
duer liefden Raedt // Twelck ons baet<br />
vvy ghenesen zyn gheel claer / Danct /<br />
5 De Rechtueerdichste zuuerst Reynst onbesmet<br />
hy die twoordt des vaders zy<br />
als menssche Cranck onderdanich der wet<br />
gheel Rechtueerdich / zo heeft hy<br />
Rechtueerdeghe Iusticie gheleden ziet<br />
10 voor onse mensschen al<br />
Paeys in hemel inder eerden es ons gheschiet<br />
hy es die zal // Tcleen ghetal<br />
dhuutvercoren /dommen niet // Danct /<br />
Rechtueerdeghe Iusticie ons verwinder sterck<br />
15 huut grondelooser Liefden heet<br />
Totter dood voor ons gheleden der liefden werck<br />
Lam onderdaenich zoo Bereedt<br />
Twelck gheel des weerelts zonden of doet<br />
In ons zonden ghedient<br />
20 heeft hy en ghesturt zyn dierbaer bloedt<br />
gheingient // Als ons Vriendt // Danct /<br />
Troost alleene in ieghenspoet /<br />
Iustitie heeft zelue Iustitie hier<br />
Als oetmoedich onnoosel Lam<br />
25 Leden ghewillich inder Liefden vier<br />
Paeyende den vader gram<br />
den slaenders tooghdhy oetmoedich aenschyn<br />
voor ons onRechtheyt duerwondt<br />
v<strong>van</strong>t hyt alsoo wilde / tmoeste zyn<br />
30 herte mondt // Talder stondt<br />
danct hem vp elck termyn / Danct<br />
Princhelicke<br />
Christe ziet hier de man<br />
<strong>van</strong> hu Riepen zy heer god<br />
+<br />
Bespottende / doende een purpur cleedt an<br />
die ouer al hebt ghebod<br />
Ghy wien hemel eerde / end helle vreest<br />
wat ghy wildet hebt vuldaen<br />
5 Mensschelick becleedt Reyn goddelick keest<br />
Lof danck zaen // moet ontfaen<br />
vader zuene helich gheest<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 68 v<br />
+ 69 r
144<br />
Danct Iesum Christum / hem eere toedraeght<br />
Maria kyndt expres<br />
10 en zyn moeder maeght // die god behaeght<br />
loft / die Want Reden es<br />
Derde Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
Myn zinnekens zyn my ontvloghen<br />
Om een die alderliefste myn /<br />
Verblydt hu / en loft hem tsaemen<br />
want dheere heeft zyn volck vertroost<br />
Tot onser alder vraemen<br />
in tsweerelts henden zuud west / noord oost<br />
20 Myn volck wild ick anschauvven<br />
Bermhertelick zoo sprack hy<br />
vul vriendelicheyt daer by<br />
v<strong>van</strong>t huer clachtich benauwen<br />
int verflauwen<br />
25 dat es ghecommen gheel voor my<br />
Lof Iesu <strong>van</strong> Nasareene<br />
gheboren als menssche Cranck<br />
Als een kyndekin cleene<br />
dies huut weene<br />
30 Brocht ons / end huut tsvyands bedwanck<br />
Heere god des paeys en vreden<br />
als alle dynghen waeren ghestelt<br />
By ghenadegher vriendelicheden<br />
+<br />
en den vulcommen tydt was ghetelt<br />
Alsdoe zo wilde daelen<br />
huten hemel Rechtevoort<br />
In een drievuldich Accoordt<br />
5 binnen die eerdsche paelen<br />
zonder faelen<br />
hu hoogh almachtich crachtich woordt<br />
Dyn vriendelicheyt ghepresen +<br />
en tbermhertich bedauwen claer<br />
10 vvild onslieden ghenesen<br />
bouen desen<br />
ende zaelich maecken der naer<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 69 v<br />
+ Repeticie
Gabriel die es ghevloghen<br />
tot maria die maeghet fyn<br />
15 huer knyekens heeft zou gheboghen<br />
v<strong>van</strong>t tsheeren dienstvvyf vvilde zou zyn<br />
Twoord es dies vleesch gheworden<br />
in maria die zuuer maeght<br />
die tshemels croone draeght<br />
20 huer oetmoedich beghorden<br />
onvertorden<br />
heeft god den vadre wel behaeght<br />
Eere zy hu tallen stonden +<br />
schoon maria ghebenedydt<br />
25 vul gratien bevonden<br />
zonder Erfzonden<br />
Ghy die moeder en maghet zyt /<br />
Tot onser zaelichede<br />
quam hy onslieden omtrent<br />
30 die onse verwinnynghe dede<br />
Ieghens tsatanitich serpent<br />
wildhyt doen tmoest ghebueren<br />
hem en es onmueghelick niet<br />
zonder hem vermueghwy yet<br />
35 zyn ghenadeghe Cueren<br />
int ghedueren<br />
hy Bermhertelick tonswaerts biedt / lof /<br />
+ Ghebenedydt zy dies den heere<br />
almachtich god <strong>van</strong> Israel<br />
v<strong>van</strong>t bezocht heeft hy zeere<br />
ende verlost zyn volck zeer wel<br />
5 duer iesum Reyn gheboren<br />
al binnen Nasareth<br />
<strong>van</strong> maria zyn moeder Reyn net<br />
zou wasser toe vercoren /<br />
Of verloren<br />
10 vvaeren wy doodzondich besmet /<br />
Aucteur *<br />
145<br />
Ghemerct dese zusterkens in huer profes<br />
gheestelick Christum als brudegomme trauwen<br />
myn Ionst hemlieden een Refereyn gheuende es<br />
15 daer zy contemplatyfuelick in mueghen schauvven<br />
hoe de brudegomme christus laet niet verflauvven<br />
de beloften belooft zyn Christelicke bruudt<br />
* Oorspronkelijk ‘t’ in plaats <strong>van</strong> ‘c’; bovenste helft <strong>van</strong> de schacht geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Repeticie<br />
+ 70 r
146<br />
prentse dies int herte troost zal hu bedauwen<br />
zyn beloften niet vergheit / zoo den stocReghel luudt /<br />
Refereyn<br />
O Lief brudegom der christenheyt Reynbeildich vpslach<br />
zonder wien de bruudt christi niet doen en mach<br />
myn god zalichmaecker Iesu christe Alleene<br />
ten berghe <strong>van</strong> syon contemplere nacht dach<br />
25 ouerdynckende dyn groote beloften Reene<br />
zonderlynghe ghy myn god zyt / en ander gheene<br />
een Conynck een ghenaeden troon / verlosser bekendt<br />
een groot vierich liefhebber vry niet Cleene<br />
Onse voorspraecke voor god den vadre omtrent /<br />
+<br />
ons verwinder ieghens tloos adamitich serpent<br />
een zuene der gherechticheyt tonswaerts bleuen<br />
die my zult byblyfuen tot tsweerelts hendt<br />
ende ghy die my zult een nieu herte gheuen<br />
5 In tbouck tsleuens ghescreuen // zoo tughen propheten<br />
Die beloften / lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />
Ghy gods vvysheyt / en deeuwich woord des vaders voorwaer<br />
Een erfghename ouer Alle dynck openbaer<br />
ons Rendzoen ofte losghelt hoogst zynde ghepresen<br />
10 tsweerelts licht / end ons verRysenesse daer naer<br />
een conynck der glorien Ten hemel gheresen<br />
dat ghy claerlick noch belooft hebt bouen desen<br />
dat ghy my mynen god en beschermer zult zyn<br />
my gheen weese laeten / maer daer ghy zult wesen<br />
15 een woonstadt bereeden huut veel drucx en ghepyn<br />
end alle die tot hu Roupt vp eenich termyn<br />
dat ghy die zult verhooren met bermhertichede<br />
ende traentkens ofdrooghen <strong>van</strong> huerlieder aenschyn<br />
ons duer ghenaede / verworfuen dhemelssche stede<br />
20 tzyn hu erfghename mede // hu zoo ghequeten<br />
Die beloften lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />
Dat ghy hebt belooft / en claerlick toegheseyt my<br />
als een zuene des mensschen ghecommen gheel vry<br />
om zalich maecken dat verloren was / ende niet<br />
25 om der mensschen zielen verdommen / maer dat ghy<br />
ghecommen zyt / om te behoudene huut verdriet<br />
die ghetrauwe zyt / in al tghuendt dies hebt belooft ziet<br />
die tzondaers doodt en begheert te gheenen stonden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 70 v
147<br />
30 en zy leuendich voor huwen ooghen bevonden<br />
ghy die alleene vergheeft al alsulcke zonden<br />
als yeglick zondaere zou mueghen hebben mesdaen<br />
duer huwen name ende diepbloedighe wonden<br />
+<br />
en wie tot hu comt / zult hem In ghenaeden ontfaen<br />
den wech voorgheghaen // die my oock zult leeren Weten<br />
Die beloften lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />
Prinche<br />
5 Christe Lief in dyn laetst avendmael hebt ghebroken<br />
de stranghe wet / en veel nieu beloften ontloken<br />
huwe liefue disciplen / end ons allen tdier tydt<br />
voorwaer / voorwaer / hebt ghy zelue alsdoe ghesproken<br />
ten zy dat ghy zult eten Tvleesch ghebenedydt<br />
10 <strong>van</strong>den zuene des mensschen / ende zonder Respyt<br />
zyn bloedt drynct / in hu hebben zult gheen leuen crachtich<br />
maer die myn vleesch eit / en myn bloedt drynct / wordt verblydt<br />
ende zal inder eeuvvicheyt leuen eendrachtich<br />
hem verwecken / inden laetsten dach warachtich<br />
15 v<strong>van</strong>t myn vleesch es warachtich spyse / en myn bloedt<br />
vvarachtich dranck / dit zyn Christus woorden almachtich<br />
die al dat hy wil in hemel inder eerden doet<br />
dies bouen veel beloften zoet // Troostbaer secreten<br />
Die beloften lief Zal ick nemmermeer vergheten<br />
Aucteur<br />
Ter Eerweerdicheyt <strong>van</strong> thelighe sacrament<br />
zynde vul misterien hooghwonderlick<br />
de naervolghende vier clausulen / myn ionste zendt<br />
daer becondicht te zyne byzonderlick /<br />
Lof Vanden Helighen<br />
Sacramente<br />
Lof sacramentalic broodt Reyn onbesmet<br />
bouen alle tmanna in moyses wet<br />
ons bequaemste voedsel ghevolght der na<br />
+<br />
dies louen dancken eeren hu veel te bet<br />
zuuer ende net<br />
O salutaris hostia<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 71 r<br />
+ 71 v
Lof weerdighe hostie tonsen behoede<br />
5 daer Christus Rust in vleesch in bloede<br />
onbegrypelick voor onsen zinnen dom<br />
ghy zyt die ons maect de wel ghemoede<br />
tonsen voorspoede<br />
Qui celi pandis ostium<br />
10 Lof helich sacrament niet om vulPrysen<br />
twelck can de honghereghe ziele spysen<br />
ende therte Reyneghen <strong>van</strong> allen qua<br />
helpt ons behulpeghen troost bewysen<br />
zoud ons troost Rysen<br />
15 Bella premunt auxilia<br />
148<br />
Lof godlick sacrament ons princhelick ghegheuen<br />
tot onser nootdurst ter weerelt bleuen<br />
den ghuenen / niet ghaende in tghelooue Crom<br />
vpdat oorloghe peste / dierste zy verdreuen<br />
20 om paeyselick Leuen<br />
Da Robur / Fer auxilium<br />
Sint Iacobs kercke<br />
+<br />
Ter plaetsen daer men costumelick Eens * tsiairs<br />
het heligh weerdich sacrament Administreert<br />
25 den parochyanen in veel ghemeen verghairs<br />
Nuttende thelich sacrament des outairs<br />
heb ick / Tnaervolghende Refereyn gheordonneert<br />
in twelcke bewesen wordt ende ghenarreert<br />
vyf voorbewysen / die Christus tdoene wilde Rasschen<br />
30 Als hij wilde zyn discipulen voeten wasschen /<br />
Refereyn<br />
Iesus christus ghedaelt huut god zyns vaders schoot<br />
duer liefde / die met hem was Totter crucen dood<br />
eer ander stondt / hy wilde <strong>van</strong>der weerelt scheeden<br />
5 heeft zyn liefue discipelkens huut Liefden groot<br />
zyn laetste avendmael / doe Laeten bereeden<br />
die hy wilde / end onslieden tzynen vadre Leeden<br />
een Liefmoedich bewys / zelue heeft bewesen zaen<br />
zyn cleedren leydhy neder / int ghewillich ontcleeden<br />
10 <strong>van</strong> zyn avendmael vvesende eerst vpghestaen<br />
* ‘Eens’: ‘E’ op ‘ee’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
72 r
149<br />
en heeft hem zeluen der naer / tot een duechdich vermaen<br />
met eennen lynen douck vpgheschort voorwaer<br />
daer naer zo heeft hy watre int becken ghedaen<br />
en beghinnen wasschen / der disciplen voeten aldaer<br />
15 vyf voorbewysen / die wy behooren tvolghene naer<br />
heeft christus allen mensschen ghetooght mids desen<br />
die hy zelue Eerst ghedaen heeft / Eer hy openbaer<br />
tsacrament des outaers / vvild instellende wesen<br />
Eerst vpghestaen <strong>van</strong>den tafel end oetmoedich gheresen<br />
20 bewysende Eer dat wy tzynder tafel zouden keeren<br />
dat wy zonden zouden laeten / werck dadelick mespresen<br />
end oock de wille <strong>van</strong> niet meer zonde vermeeren<br />
v<strong>van</strong>t gheenssins mueghen wy ter tafel des heeren<br />
ende des vyands tafel Tsaemen wesen deelachtich<br />
25 dies moeten wy / om ons wel te wasschene Leeren<br />
ter Iordanen vloedt te ghaene zeuenwaerf zyn ghedachtich<br />
end ons wasschen Reyn <strong>van</strong> zeuen doodzonden tweedrachtich<br />
die vleesschelick besmitten onsen gheest / dat wy<br />
niet hooren / Als tot petro / gheseyt warachtich<br />
30 Die niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />
Wie mach zegghen metter waerheyt int eerdsche pleyn<br />
Ick bem zuuer <strong>van</strong> zonden / en myn herte es Reyn<br />
gheene mensschen vermueghen dat tgheender tydt<br />
Ten tweeden christus dede zyn cleedren huut certeyn<br />
35 vp dat wy huutTrecken zouden toude zondich habyt<br />
der quaeder ghewuenten / en quaeder conversatien wydt /<br />
+<br />
<strong>van</strong> allen quaeden schyn hu nauwe vvachtende wel<br />
worpt of den ouden menssche / die altyds strydt<br />
met tvreimde vleesch zynde gheel den gheest Rebel<br />
behoud elck andren inde liefde / duer tghelooue snel<br />
5 deen den andren zyt bermhertich / zoot best betaeme<br />
den bevlecten Rock haetende / die vleesschelick es fel<br />
dan hebbende die ofgheleydt / vpschort hu bequame<br />
metten lynin douck / zoo christus de Ten derden eersame<br />
Bewysende / Dat hebbende ghelaeten doude zonden<br />
10 tzynder tafel mueghen wesen wel Anghename<br />
als met nieuwe witte Cleederen daer tallen stonden<br />
Dat vvy zonder bruloft cleedt niet en zyn bevonden<br />
tvvelck es tcleedt der liefden / voor vrauvve ende man<br />
dies als huutvercoren gods / huut Reyne zuver gronden<br />
15 doet leden der bermhertich en goedertierheyt An<br />
der oetmoedicheyt verduldicheyt / ende zoo elck best Can<br />
elck andren verdraeghende / end elck andren vergheuende<br />
zo ghaen wy tsheeren tafel voorts omme Alsdan *<br />
<strong>van</strong> hem worden ghespyst / diet al houd Leuende<br />
* ‘Alsdan’ oorspronkelijk met kleine ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 72 v
150<br />
20 daer wyr anders commen / mueghen wel vvesen beuende<br />
om anhooren christus woord / Comwyr onghewasschen by<br />
zoo hy zeyde tot petro / eist ons tsaemen Ancleuende<br />
Die / niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />
Iesus christus ten vierden heeft hem willen gheneeren<br />
25 in tbecken water te doene / Naer zyn begheeren<br />
ons bewysende / naer dat vvy zyn eeghinzondich ontcleedt<br />
dat vvy / om de leelicke vlecke / ouder zonden bet weeren<br />
huutsturten zullen traenen <strong>van</strong> berauvve heet<br />
Twater doen int becken / bewyst ons oock ghereed<br />
30 traenen huut te sturten / inder zonden Belydynghe<br />
end in teecken hu huwe ouertredynghen zyn Leedt<br />
sturt hu herte als water huut / met ghebenedydynghe<br />
voor tanschauvven des heeren / tword thuwer bevrydynghe<br />
brynght liefmoedeghe traenen als een beke voort<br />
35 v<strong>van</strong>t een ghebryselt herte / oetmoedich zonder vermydynghe<br />
+<br />
zal dheere god niet versteken maer dat gheerne anhoordt<br />
Ten vyfsten christus huut een oetmoedich Accoordt<br />
heeft ghewasschen zyn disciplen voeten ghemeene *<br />
ons bewysende dat naer berau in werck in woord<br />
5 vvy met traenen moeten wasschen ende maecken Reene<br />
al onse quaede gheneghentheden / groot ende Cleene<br />
Rust dies <strong>van</strong> tquaet te doene / doet wel daer ghy mueght<br />
dat hu voeten niet en slibberen / staet vast te beene<br />
dats ontwyfuelick gheloouende / blyft in hu Iuecht<br />
10 zuvert thooft / wascht dyn voeten vul alder onduecht<br />
Reynicht oock huut liefden hu inwendighe vyf zinnen<br />
om dat ghy te bet om tbesitten tdeel tshemels vruecht<br />
dese vyf bewysen muecht / om vuldoene beghinnen<br />
v<strong>van</strong>t dat besmet es / zalder niet inghaen binnen<br />
15 dies christus sprack tot petro / tzelfde zecht ons allen hy<br />
vp dat hy ons al zoude Tzynen erfdeele winnen<br />
Die niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />
Prinche<br />
Doende tbeste dies voorseyt es / laets tsheeren tafel Rasschen<br />
20 vvy die zyn een hoopken eerde / maer stof ende Asschen<br />
broosch zondighe ydel flasschen<br />
vp ons zeluen mueghen wy staen gheenssins yet<br />
iesus christus heeft ons in zyn bloedt ghewasschen<br />
Ia de eerde begoten met ouervloedeghe Plasschen<br />
25 vvaer duere onse zuuerynghe gheel es gheschiet<br />
voor gheel des weerelts zonden / en diet gheloouen Niet<br />
* Oorspronkelijk ‘Eersame’; geschrapt en ‘ghemeene’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 73 r
+<br />
151<br />
bloetzondich blyfuen / metten handen ongheloouich besmet<br />
en diet dancbaerich gheloouen Certeynelick ziet<br />
in dat gheloof duer iesum christum / blyft ghewasschen net<br />
30 v<strong>van</strong>t duer moysen / zo was ons ghegheuen de wet<br />
maer duer christum ghenaede die ons lost en maecte vry<br />
dies Roupt hy ons / duer tsturtten zyns bloeds te bet<br />
gheminde myns vaders comt / ick vvil dat zoo zy<br />
Comt bezitten tRycke dyn meErfdeel met my /<br />
Costere<br />
Die <strong>van</strong> sint Iacops kercke / binnen tskerckhofs parck<br />
<strong>van</strong> een myn oom ghecommen / vercochte vrieschlaecken<br />
Achterlaet gheerne daer / zyn ouden versleten zarck<br />
5 de Coster macher of een gothiersteen doen maecken<br />
Blende lien gasthuus<br />
De Cappelle inde lane <strong>van</strong>den blende lien<br />
heeft my voormaels soberlick ghedocht voorzien<br />
nietmin / men zalder noch mueghen me Lyen<br />
10 de blende en connender niet wel naer zien<br />
ick hebber eens Een blende weten zien zien<br />
te wylent ick eyers daer zach / zien zien zien<br />
ende tzaeghen oock meer dan acht of thien lyen<br />
der Cappelle ionick voorzien <strong>van</strong> waslichte<br />
15 en de blende By donckere een sterck ghezichte<br />
Maer vp dat de ghasthuus blende lyen / zyn gheen claghers<br />
byder macht die ick hebbe vader Lantheerne<br />
Lichtelick mochtense ghecryghen wat maghers<br />
Ick gheef hemlieden tvrydom <strong>van</strong>den zaeghers<br />
20 al zynder ledichaerts / zy zaghen gheerne<br />
Blenden oliuier dorganiste playsant<br />
naer tspelen onser vrauwen lof ter potterien<br />
een qua knecht stack hem eens een doo mol in dhandt<br />
hy greepse voor een muus / maer als hy creech verstandt<br />
25 zichtent dien tydt / mochte gheen quae knechten ghezien<br />
Graeu zusterhuus Inden<br />
ouden zack<br />
Inde kercke Een Refereyn ion ick daer<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
73 v
+<br />
152<br />
Twelck de zusterkens zomtyds mueghen Lesen<br />
30 Ter eeren iesus Christus name vruchtbaer<br />
Name <strong>van</strong> * zaelicheden / voor ons ghepresen /<br />
Refereyn<br />
Een kyndt / Es onslieden gheboren vredelick<br />
end een zuene / Es onslieden ghegheuen +*<br />
vviens heerschappie / es vp zyn schouderen edelick<br />
5 hy heet wonderlic / Raet / crachtich beseuen<br />
eeuvvich vader / een vreedzaem prinche ghebleuen<br />
vp dat zyn heerschappie / worde groot de bekende<br />
vp dauids stoel / en zyn ConyncRycke verheuen<br />
ende des vaste paeys / en neme gheen hende<br />
10 vp dat hy bereede / ende sterckheyt zende<br />
met gherecht ende oock gherechticheyt mede<br />
als een eeuvvich priester naer melsichedechs legende<br />
<strong>van</strong> doe voort an Tot inne der eeuwichede +<br />
een brudegom der christenheyt / ons vaste vrede +<br />
15 die <strong>van</strong> beeden een ghemaect heeft Tonser leere<br />
Emanuel Iesus christus onsen heere<br />
Een conynck een ghenaeden troon / een verlosser vry<br />
een verzoenynghe voor gheel des weerelts zonden +<br />
onse voorspraecke / voor god den vadere by +<br />
20 deerste gheboren / onder veel broeders bevonden +<br />
ons heerder / ons broeder / ons hope tallen stonden +<br />
een duere totten schaepen / vpperste heerder goet +<br />
onse meester ghenesende al onse wonden +<br />
onse helicheyt gerechtheyt / onse wysheyt vroedt / +<br />
25 Tlam gods dwelck al der weerelt zonden ofdoet +<br />
gods knecht / dats dat hy ons dient / naer gods beuel +<br />
een brood des leuens // die ons al daghelicx voedt +<br />
onse wech waerheyt leuen / Een verlossynghe wel +<br />
een eenich middelaere / ende nyemandt el +<br />
30 tusschen god / en den menssche ghenaedich zeere<br />
Emanuel Iesus Christus onsen heere<br />
Een steen zonder handen <strong>van</strong>den berch ghehauwen +<br />
gheel de eerde vervullende zo groot int wesen<br />
onser zonden ende schultoffer diet betrauwen +<br />
35 Rendsoen ofte losghelt hooghst zynde ghepresen +<br />
* Na ‘<strong>van</strong>’ volgt geschrapt ‘zaeli’, waarop inktvlek.<br />
* Verticale streep in de marge tot r. 12.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
74 r<br />
+ Esai.9 o<br />
+ Psal 110.<br />
+ Ephe/5 ende 2 o . Esai.7.<br />
+ zacha/9<br />
+<br />
.1. Iohan 2<br />
+<br />
Roma / 8<br />
+<br />
Iohan 10.<br />
+<br />
1.thimo primo/ 1 petri .5.<br />
+<br />
Iohan 13.<br />
+<br />
1.corin primo<br />
+<br />
Iohan primo<br />
+<br />
Esai 42.<br />
+<br />
Iohan .6.<br />
+<br />
Iohan/14. luce primo.<br />
+ 1 thimoth /2<br />
+ Daniel.2.<br />
+<br />
2.corin 2.<br />
+<br />
1. thimo /2
153<br />
+ des wets vervullynghe / ende noch bouen desen +<br />
tsweerelts licht / end ons verRysenesse der naer +<br />
een Conynck der gloryen / Ten hemel gheresen +<br />
gods wysheyt / en deeuvvich woord des vaders voorwaer +<br />
5 Een erfghename ouer alle dynck openbaer +<br />
een heere alder dynghen / Een woord int ghedueren +<br />
een speghel der vaderlicker heerlicheyt claer +<br />
Die eerste gheboren voor alle Creatueren +<br />
een warachteghe wynstock vul zoeter ghueren +<br />
10 een zone der gherechticheyt / wie themwaerts keere +<br />
Emanuel Iesus christus onsen heere +<br />
Prinche<br />
Emanuel es god met onslieden befaemt +<br />
die hope der heerlicheyt hooghst <strong>van</strong> weerden +<br />
15 iesus zalichmaecker / christus ghezalfde ghenaemt<br />
een prinche der conynghen / machtich vpder eerden +<br />
een hooft der christenheyt ieghens die ons oyndt deerden +<br />
een beilde des onzienlicken gods almachtich +<br />
een prinche des leuens / die oyndt begheerden +<br />
20 alle gheloofueghe in christo eendrachtich<br />
een beilde des vaderlicken wesens warachtich +<br />
tbeghin / en die gheboren <strong>van</strong>den dooden Certeyn<br />
een Rechter der Leuender ende dooden crachtich<br />
een ghaue ende offer voor ons int hemelsch pleyn<br />
25 god den vadre tot eenne zoete Roke / Reyn +<br />
diet al vuldaen heeft / end vp dat ons quytschel vermeere<br />
Emanuel iesus christus onsen heere<br />
Aucteur<br />
Mids in huerlieder ghebuerschip en daer omtrent<br />
30 al tIaer ouere de sterfte Rengneert<br />
Ion ick / eer dat yemandt nuchter ghaet huut tconvent<br />
met vet bueterbrood datmer dumen in Prent /<br />
tsnuchtens tyelick daer mede zyn maghe lardeert * /<br />
+ Ende liefuer dan met ydelheyt gheoccupeert<br />
te zyne / ende quae ghepeynsen bedwynghen<br />
vierderhande Liedekens myn Ionst hemlyen accordeert<br />
Mueghen alst pas gheeft / altemets een zynghen<br />
Eerste Liedeken <strong>van</strong>den<br />
helighen sacramente<br />
* ‘lardeert’: ‘l’ verbeterd uit bij vergissing geschreven ‘s’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
74 v<br />
+<br />
Roma/10<br />
+<br />
Iohan 12.<br />
+<br />
Psal 24<br />
+<br />
Iohan primo<br />
+ hebre/primo.<br />
+ Actuum 9 o . Iohan primo.<br />
+ hebre/primo.<br />
+ Coloss primo.<br />
+ Iohan 15.<br />
+ mala/4<br />
+ Esai 7<br />
+<br />
Esai 7<br />
+<br />
Colos primo<br />
+<br />
Apo Primo.<br />
+<br />
Ephe/ 5.<br />
+<br />
Col/ primo<br />
+<br />
Actuum 3.<br />
+ hebre primo.<br />
+ Ephe/4<br />
+ 75 r
154<br />
Vpden Voys verIubileert hu nv ghy venus Ionghen<br />
Inne desen Lustelicken Tydt /<br />
Louet ghy hemelen / nv god den heere<br />
10 Louet hem alle zyn inghelen zaen<br />
Louet hem mensschen / oock dancbarich zeere<br />
v<strong>van</strong>t hy hu bermherticheyt heeft ghedaen<br />
Christus ghenaedich bermhertich goederthiere<br />
huut grooter Liefden tonswaert duerstraelt<br />
15 als broodt des leuens / tonser blyder chiere<br />
huuten hooghen hemel / es hy ghedaelt<br />
Eer hy vertrack tzynen hemelschen vadre<br />
onslieden hy een ghedynckenesse schanck<br />
als tleuen der weerelt / en voor ons allegadre<br />
20 zyn vleesch voor spyse / zyn bloedt voor dranck<br />
25<br />
Voor onslieden teender offerhande<br />
hem zeluen hy ouerghegheuen heeft<br />
zyn vleesch en bloedt / Laet hy ons te pande<br />
Twelck hy ons In tsacrament gheel gheeft<br />
Zo vvie dat nutten zal zonder sneuen +*<br />
alsoot die heere wil laeten gheschien<br />
die zal ghewinnen dat eeuwich Leuen<br />
ende hy / en zal de doodt niet zien<br />
Onse voorvaders hebben manna gheEten<br />
30 twelcke was maer een figuerlick schyn<br />
hoe ouervloedich hemlieden twas ghemeten<br />
Al te zamen zy ghestoruen zyn /<br />
+ Maer zo wie nutten zal Christus lichaeme<br />
zynde waerachtich int Sacrament<br />
zoo hy hyngh / an tcruce Tonser vraeme<br />
het eeuwich leuen blyft in hem gheprent<br />
5 Lof zy dan thooghe misterie schoone<br />
daer christus Rust in vleesch ende bloedt<br />
verleent ons gratie / god in persoone<br />
voor wien hemelsch eerdsch helsche bughen moet /<br />
* Onleesbaar woord (‘sneuen’?) in andere (zeer zwarte) inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ ...<br />
+ 75 v
155<br />
Tvveede liedeken<br />
Cantate domino Canticum nouum<br />
Dauid x c v. e Psalme /<br />
Vpden Voys<br />
Fernandus wys <strong>van</strong> zinne<br />
gods gracie wil hem me<br />
Ofte<br />
Prinche de grand puissance<br />
Noble ducg de bourbon /<br />
Den Heere met een Beminnen<br />
zynght nv een nieuwe Liedt<br />
20 ons es ter weerelt Binnen<br />
zyn gratie gheschiet<br />
Al wat leeft vpder eerden<br />
zynght doch met weerdicheyt<br />
hoe christus hooghst <strong>van</strong> weerden<br />
25 Es onse Rechtueerdicheyt<br />
Dien Christum zynght Bequame<br />
ende oock ghebenedydt<br />
zyn helighe zoete name<br />
Becondicht talder tydt<br />
+<br />
zyn groote zaelichede<br />
gheIont zonder ons Cost<br />
en daer de weerelt mede<br />
gheheel by es verlost<br />
5 Oock die heydenssche bende<br />
dese vertellynghe doet<br />
en tot des weerelts hende<br />
maect alle volcken vroet<br />
zyn wonderen hooghghepresen<br />
10 en zyn gheboorte Claer<br />
hoe naer de doodt verResen<br />
vpgheclommen der naer<br />
Want groot es onsen heere<br />
en pryselick es hy ziet<br />
15 oock vreeselick es hy zeere<br />
al die hem vreesen niet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 78 r
Tsvolcx goden gheel onmachtich<br />
vyanden / zyn zaen gheslaect<br />
maer god den heere crachtich<br />
20 heeft dhemelen ghemaect /<br />
Tlof goddelick betooghen<br />
zal hem eeuvvich by zyn<br />
schoonheyt es in zyn ooghen<br />
claer als des hemels schyn<br />
25 zyn helicheyt int ghedueren<br />
en grootte miltheyt vry<br />
zal blyfuen tallen hueren<br />
zyn helichdom gheel by<br />
Ghy dan des volcx gheslachten<br />
30 duer zyn groote weldaet *<br />
wilt vpden heere achten<br />
brynght hem duecht / en gheen quaet<br />
zyn glorie wilt verstercken<br />
met duechden ommeRynght<br />
35 ende met goede wercken<br />
zyn name Eere brynght /<br />
Oetmoedich neimt offerande /<br />
Comt in tsheeren voorhof /<br />
+<br />
Anbidt hem goederhande<br />
biedt hem dancbarich lof<br />
Want alle eerdsche Rycken<br />
hoe Iuechdich int saeysoen<br />
5 beroert moeten zy wycken<br />
om dancbaerhede doen /<br />
Beroert <strong>van</strong> zyn Aenzichte<br />
word hy die zoo niet passeert<br />
den heydenen zeght Lichte<br />
10 dat hy heeft gheRengneert<br />
en tsvyands cracht benomen<br />
heeft an des Crucen hout<br />
dus wild ons dheere vromen<br />
huut liefden menichfout<br />
15 Vast wildhy eerdeRyck maecken<br />
met zyn euangelys Iuvveel<br />
dat gheen beroer zal smaecken<br />
156<br />
* Oorspronkelijk ‘mesdaet’; ‘mes’ geschrapt, ‘wel’ erboven geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 78 v
<strong>van</strong> tRechte ghelooue gheel<br />
Twelck blyfuen zal by manieren<br />
20 tot de weerelt word doodt<br />
tvolck zal hy dan Iugieren<br />
in zyn Rechtueerde groot<br />
Die hemelen moeten verblyden<br />
de eerde zy verhueght<br />
25 de zee / An allen zyden<br />
die Ruussche huere Iuecht<br />
de velden groene Lustich<br />
end al wat daer vp es<br />
verblydt hu oock gheRustich<br />
30 Cleen crudeken en Cypres<br />
De buschboomen ghemeene<br />
die onghehouffent staen<br />
<strong>van</strong> tsheeren aenschyn Reene<br />
zullen oock vruecht ontfaen<br />
35 Om dat hy es ghecommen<br />
hy die dit eerdsche dal<br />
niet om ghelts groote sommen<br />
valsschelick oordeelen zal<br />
+ Oordeelen tsweerelts Ronde<br />
zal hy Rechtueerdich snel<br />
en gheuen oock tdier stonde<br />
zoo hy verdient heeft wel<br />
5 huutnemer <strong>van</strong> persoonen<br />
en was hy noyndt gheseyt<br />
maer zyn volck zal hy loonen<br />
naer zyn warachticheyt<br />
Gloria patri<br />
10 Glorye zy den vadre<br />
De zuene oock gheEert<br />
dhelighen gheest Algadre<br />
een god eeuvvich vermeert<br />
Die zult zoo eeuvvich leuen<br />
15 zoo ghy zyt blyft en waert<br />
hemelsche / eerdsche beuen<br />
voor hu en dhelsschen Aert<br />
157<br />
Derde Liedeken<br />
Verba mea auribus percipe<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 79 r
158<br />
Dauids vyfste psalme /<br />
Vpden Voys ick ghynck ghister avendt<br />
zo heymelick eennen ghanck /<br />
Heere met huwen ooren<br />
myn woorden tdeser tydt<br />
25 verneimt zonder verstooren<br />
die inden hemel zyt<br />
verstaet oock myn Roupen zonder Respyt<br />
acht myn ghebeds oorbooren<br />
Myn god conynck ghebenedydt /<br />
+ Want tot hu met betrauwen<br />
zal ick bidden / en tsmoorghens snel<br />
myn stemmens groot benauwen<br />
zult ghy verhooren wel<br />
5 en tsmoorghens zal ick in hu beuel<br />
vast bystaen en anschauvven<br />
In hu diensten gheenssins Rebel<br />
Want gheen god zult ghy blycken<br />
wien dat boosheyt behaeght<br />
10 met hu zullen instrycken<br />
gheen mensschen quaet belaeght<br />
noch gheen onRechtueerdeghe hoe ghebaeght<br />
maer voor hu ooren wycken<br />
Als <strong>van</strong> hu zynde verIaeght<br />
15 Ghy haet die quaetheyt wercken<br />
En blyfuen gheduerich der by<br />
lueghensprekers int mercken<br />
Al * die verdoen zult ghy<br />
// die heere zal oock verachten vry<br />
20 die hem bloedghierich stercken<br />
ende wie bedrieghelick zy<br />
Maer ick duer hu ghenaede<br />
Ick zal in hu huus ghaen<br />
end oock vrouch ende spaede<br />
25 tot hu helighen tempele zaen<br />
en daer huwer vreesen gheel onderdaen<br />
Anroupen tmynen Raede<br />
om gracie mueghen ontfaen<br />
In hu gheRechtichede<br />
30 Leed my fraey ende fyn<br />
* ‘Al’: oorspronkelijk ‘al’; ‘A’ op ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 79 v
159<br />
heer god dat es myn Bede<br />
om die myn vyanden zyn<br />
Schict recht huwen wech / voor myn aenschyn<br />
end ick zal telcker stede<br />
35 Gheerne schuwen tquaet zondich venyn /<br />
+ Want ziet waerheyt Negheene<br />
en es In huerder mondt<br />
oock ydel end OnReene<br />
es huerder herten grondt<br />
5 Als een graf vul stancx end onghezondt<br />
huer keelgat es ghemeene<br />
dwelck tot lueghens oyndt open stondt<br />
Bedroch met huer quae tonghen<br />
zo deden zy metter spoet<br />
10 dies oude metten Ionghen<br />
oordeeltse zoot hu dynct goet<br />
vp dat zy dan mueghen wesen vroedt<br />
heer god alsoo bespronghen<br />
dat ghij oock Rechtueerdicheyt doet /<br />
15 Laetse vallen al tsaemen<br />
end al huer ghepeynsen zyn niet<br />
om huerder boosheyts blaemen<br />
huutworptse / zoo ghy ghebiedt<br />
v<strong>van</strong>t toornicheyt esser by hu gheschiet<br />
20 end hu woordt buten tbetamen<br />
versmaedde / dit wanckel Riedt<br />
Laetse verblyden heere<br />
doch die in hu hopen al<br />
inder eeuwicheyt zeere<br />
25 zullen maecken een vroylick gheschal<br />
ende / ghy zult in zulcx ghetal<br />
wel wuenen / En wie keere<br />
oock thuwaerts / huut eerdsche dal<br />
Dan zulzy gloryeren<br />
30 die hebben hu naeme bemint<br />
ghebenedydt Croneren<br />
zult ghyse diet al vervvint<br />
heer god die Rechtueerdelick zyn ghezint<br />
zullen dus Tryumpheren<br />
35 Daer nemmermeer vruecht en dint /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 80 r
160<br />
+ Heer god goet en Rechtueerdich<br />
ghy hebt ons Reyn gheCroont<br />
als metter schilt Eervveerdich<br />
<strong>van</strong> huwer goe wille verschoont<br />
5 maer huut ons Rechtueerden zoo niet gheloont<br />
v<strong>van</strong>t ghij kendt mensschen eerdich<br />
Cranck broosschelick ghepersoont<br />
Gloria patri<br />
Glorye zy den vadre<br />
10 zyn eeghin zuene der naer<br />
dhelighen gheest Algadre<br />
drie / maer een god dats claer<br />
Alsoo die was int beghin voorwaer<br />
blyft hy / als gheen ghenadre<br />
15 Eeuvvich eeuvvich int hemelsch verghaer /<br />
Vierde Liedeken<br />
Vpden Voys De lustelicke mey<br />
met zijnen blaeden vey<br />
Alle tonghen verblydt +<br />
20 looft en ghebenedydt<br />
Christum tleuende Brood<br />
die in een bequamen tydt<br />
daelde / om slaen den strydt<br />
en starf voor ons de doodt<br />
25 met zynen bloede Rood<br />
Lost hy ons / met gheen goud<br />
Lof Eere prys en danck +<br />
eeuwich zonder verghanck<br />
zy Christus menichfout<br />
30 Ghy ons heer god / zyt ghoet<br />
die tordt onder de voet<br />
helle dood vyandt quaet<br />
gheReynicht duer hu bloedt /<br />
+<br />
zyn wy lammeken zoet<br />
in druck ons Toeverlaet<br />
O houcksteen daert al vp staet<br />
ons stercte en zaelicheyt<br />
5 Lof Eere prys en danck<br />
eeuwich zonder verghanck<br />
Zy christus magesteyt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 80 v<br />
+ A o 1539.<br />
+ Repeticie<br />
+ 81 r
Sluetel diet al ontsluut<br />
alleene hebt ghij gheduut<br />
10 de parsse / en nyemandt el<br />
thandghescrift hebt ghij huut<br />
ghedaen / en tsvyands buut<br />
ghenomen / goedt heerder snel<br />
Christe Emanuel<br />
15 ghy heere <strong>van</strong> Saboth<br />
Lof Eere prys en danck<br />
eeuwich zonder verghanck<br />
zy Christus ons heer god<br />
Met leden huutghestrect<br />
20 en Aermen huutgheRect<br />
heeft hy de doodt ontfaen<br />
int graf gheleyt ghedect<br />
en <strong>van</strong>der doodt vervvect<br />
es hy clouck vpghestaen<br />
25 ons boosheden huutghedaen<br />
heeft hy diet al gheneist<br />
Lof Eere prys en danck<br />
eeuwich zonder verghanck<br />
die <strong>van</strong>der doodt verReist<br />
30 Leeu <strong>van</strong> Iuda playsant<br />
verResen tryumphant<br />
hebt Erfghenaem ghemaect<br />
Al die hu gheloouen want<br />
een god <strong>van</strong> troost bystandt<br />
35 zyt ghy daer elck naer snaect /<br />
+<br />
O myn ziele doch nv smaect<br />
hoe zoete / dat twoord es<br />
Lof Eere prys en danck<br />
eeuwich zonder verghanck<br />
5 Zy tlam Christus expres<br />
Prinche<br />
Die eeuwich leeft<br />
danck hebt dat ghy ons schreift<br />
in tbouck des leuens ziet<br />
10 wynstock daert al an cleift<br />
den dursteghen ghij gheift<br />
te drynckene om Niet<br />
O groen hout / ick aerm broosch Riet<br />
Bid huwer heerschappie<br />
15 Lof eere prys en danck<br />
161<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 81 v
eeuwich zonder verghanck<br />
dancbaerich hu gheschie<br />
Schamel maegdekens<br />
Inde Ezelstraete<br />
162<br />
20 De knechtkens der scholen <strong>van</strong>den boghaerde<br />
en dees meyskens zyn <strong>van</strong> ghelycken Aerde<br />
myn ionste ick thuerwaerts verbreeden // moet<br />
Ion ick datse me deelen <strong>van</strong> Alle tvergaerde<br />
end ouerghespaerde<br />
25 My dyncke zy hebben doch / gheen verscheeden // goedt<br />
Sint Iooshuus<br />
De ionghe fieltiens Comtmer ten vesel // ghaete<br />
Alsser onmanierlick slaepen en vechten<br />
zoo ick verstae int gasthuus ter ezelstraete<br />
30 dies ionner BerckRysekens / voor die qua knechten<br />
Om pertie berechten /<br />
+<br />
Roode Zusterkens Buten<br />
Der Ezelpoorte /<br />
Dese zusterkens ghenaemt de Anuncianiten<br />
zom heetense zusterkens <strong>van</strong>den distelvyncken<br />
5 om datse Rood vp thooft te draghene hem quyten *<br />
zoo de distelvyncke doet / wil ick oock ghedyncken<br />
ick ionze Abstinentie / als de paters wel dryncken<br />
Maer ter eeren gods den vadre int hemelsche pleyn<br />
vp datter goede herten by worden ghesticht<br />
10 omtrent den hooghen outaer ion ick dit Refereyn<br />
duer tshelichs gheest gratie By my ghedicht<br />
niet nauwe ghezicht /<br />
Refereyn<br />
Assuerus machtich Conynck in tyden voorleden<br />
15 Een hooghe maeltydt te bereedene gheboodt<br />
in tderde Iaer zyns Rycx / huut allen plaetsen en steden<br />
tot een Liefzaemich teecken / des paeys en vreden<br />
veel princhen ende heeren / zynder minnelick ghenoodt<br />
Maer christus ghedaelt huut zyn tsvaders schoot<br />
20 als conynck der glorien / diet paeyselicxst verblydt<br />
* Oorspronkelijk ‘quycten’; ‘c’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
82 r
163<br />
heeft ons een avendmael bereed / Cleen ende groot<br />
Wanneer / voor den feestdach voor paesschen ghestelde tydt +<br />
verwinnende weerelt doodt / end onsen vyandt sterck +<br />
Voor ** dien dach / eer hy wilde leueren den strydt +<br />
25 voor dien dach / hy ghecroont wierd / dheere ghebenedydt<br />
ouer hemel eerde ende thelssche duuster perck<br />
voor dien dach tonsewaerts nemende ooghemerck<br />
dat den tresoor onser verlossynghe ghewillich zaen<br />
by zyn bermherteghe ghenaede Inder liefden werck<br />
30 met longinus tsRudders lanche wierdt openghedaen<br />
voor dien dach wildhy / elcken tzynder tafel ontfaen<br />
daert bereed was al betaelt blyft / met milden advyse<br />
ons schynckende byblyfuich / zonder eenich ofghaen<br />
Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse /<br />
+ In tderde iaer zijns Rycx / es dit avendmael gheschiet<br />
dats inder tydt zynder ghenaeden Ouervloedich<br />
int eerste Iaer Te wetene / niet voor de wet ziet<br />
noch in tvveetste Iaer / dats inne de wet / oock niet<br />
5 maer in tderde Iaer / als tiaer naer de wet stranck spoedich<br />
heeft hy zyn princhelicke mannen ghenoodt Liefmoedich<br />
dats zyn Liefue disciplen / nv elck gheloouende Reene<br />
Een hemelsch broodt bereedt daer / der zielen voedich<br />
alle smaecke inhebbende voor elck end Eene<br />
10 diet gheloouende nutten sacramentalic ghemeene<br />
als christus vleesch ende bloedt zonder twyfels bezwaer<br />
die en zal wie hier leeft / in dit dal <strong>van</strong> weene<br />
de doodt niet zien / inder eeuvvicheyt dats voorwaer<br />
keert keert dan Sunamyte keert keert volght christum naer<br />
15 keert vierwaerf <strong>van</strong> huwe vierderhande zonden<br />
<strong>van</strong> zonden des ghepeyns / der ydel spraecken onvruchtbaer<br />
<strong>van</strong> zondeghe wercken wilt den wortle huutgronden<br />
keert <strong>van</strong> huwe qua ghewoonten / oock tallen stonden<br />
comt dan tsheeren tafel / met dancbareghen bewyse<br />
20 by hu wordt daer thuwer verzaedicheyt vonden<br />
Zyn bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse<br />
Assuerus maeltydt gheduerde zeuen daeghen<br />
Open hof houdende vry ghaen commen en keeren<br />
maer christus lief avendmael vul minlicx behaeghen<br />
25 daer wy toe ghenoodt zyn Comwy zonder versaeghen<br />
gheduert den tydt * ons leuens Int vruchtbaer vermeeren<br />
maer alle die daer commen zonder bruloft Cleeren<br />
dats met werckende liefde / niet Reynhertich becleedt<br />
** ‘Voor’ waarschijnlijk verbeterd uit ‘Vp’.<br />
* ‘t’ verbeterd uit ‘s’ (oorspronkelijk ‘tyds’).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
A<br />
+<br />
C<br />
+<br />
B<br />
+ 82 v
164<br />
die sluut huut zyn avendmael Christus heer der heeren<br />
30 en diet anhebben / voor die es zyn avendmael Bereedt<br />
Comt al die belaeden zyt hongherdurstich bezweet<br />
tzynder tafel zyn spys en dranck zal hu vermaecken<br />
hy es de blyde milde weert / die niet theesschene weet<br />
anders dan huut liefden themwaerts dancbaerich waecken<br />
35 tswynters zomers vyndtghyr vrucht vul alderhande smaecken<br />
gheneselicxste medichine voor alle die zyn Cranck<br />
Wie tzynen avendtmale comt / Zyn nooddurst zal slaecken /<br />
+<br />
tesser al wel ghecommen / doofue Crepel Blende Manck<br />
gheen huutnemer <strong>van</strong> persoonen / blyft hy eeuvvich lanck<br />
hy anziet alleene therte / hoe zulck tlichaem mespryse<br />
comt aerme <strong>van</strong> gheeste Tot die ons schynct en schanck<br />
5 Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse<br />
Princhelicke<br />
Ghenoode tsheeren tafel Eersaeme<br />
Comt spyst hu weist verzaet <strong>van</strong> godlicke gherechten<br />
maer Comtter met hu bruloft cleedt Liefde by naeme<br />
10 comtter anders niet ghecleedt / Twelck niet betame<br />
als duerhackelt duersneden / grammoedich om vechten<br />
Comtter oock niet gheschuerlapt / als bytende knechten<br />
vul nydicheyts / ende Comtter oock niet onweerdich<br />
in zydin purpur ghecleedt vul hooghmoedeghe vrechten<br />
15 toeghemaect pompeuselick vpgheblaesen houeerdich<br />
vul ydel glorien / Peynst <strong>van</strong> slycke eerdich<br />
zyt ghemaect / en <strong>van</strong> moeder naect gheboren / hoe fierich<br />
Comtter niet om bloedt te doen sturtene zweerdich<br />
comtter gheenssins ghecleedt metten zacke grondghierich<br />
20 zom comtter in onReyne cleedren onmanierich<br />
gheenssins om tzuver schoon bruloft cleedt dynckende<br />
besmatert beplect ontheghent Mispelschierich<br />
dat zyn de ghuene vul onReynicheyt stynckende<br />
zom wilder ducht ick vvesen den keilct daer drynckende<br />
25 maer te traeghlick hem zulck derwaerts vpRyse<br />
dies es christus / voor die / dander liefghecleede schijnckende<br />
Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse<br />
Aucteur<br />
Ende omme gheestelick den zin verhueghen<br />
30 Ion icxse drie gheestlicke Liedekens wel<br />
die zy zomtyts strydende zynghen mueghen<br />
Als tvleesch valt ieghens den gheest Rebel /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 83 r
165<br />
+<br />
Deerste Liedeken<br />
Ad te leuaui oculos meos<br />
Dauids .122. e psalme<br />
Vpden. Voys het daeghet huuten oosten<br />
het Lichtet ouer Al<br />
Thuvvaerts hief ick myn ooghen<br />
(tvleesch ieghens den gheest meest stuent)<br />
wilt my hu zaelichede tooghen<br />
ghij die inden hemele wuendt<br />
10 Ziet zoo met Neerstichede<br />
Al omme een goet gheschien<br />
die ooghen der dienstknechten mede<br />
vp dhanden huers meesters zien<br />
Soo oock neerstich Anschauvven<br />
15 die ooghen <strong>van</strong> een dienstwyf<br />
al vp die handen huerder vrauwen<br />
ghestadelick int beclyf<br />
Ons ooghen zoo ghestadich<br />
zien vpden heer onsen god<br />
20 Tot dat hy ons worde ghenadich<br />
die staen onder zyn ghebod<br />
Weist ons ghenaedich heere<br />
Onslieden ghenaedich zyt<br />
want met versmadenesse zeere<br />
25 zyn wy vervult tdeser Tydt<br />
Want onse ziele Claerlick<br />
es zeere vervult Certeyn<br />
end een verwyt nv openbaerlick<br />
gheworden int eerdsche pleyn<br />
30 Gloria patri<br />
Glorye zy den vader<br />
de zuene / den helighen gheest<br />
zoo die was / Es / en blyft Algader<br />
Gheel onverghanghelick meest /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
83 v
166<br />
+<br />
TWeede Liedeken<br />
Dauids .20. e psalme<br />
Vpden Voys Myn zinnekens zyn my onttoghen<br />
Om een die alder liefste myn<br />
5 Die Cuenyngh zal hem verhueghen<br />
O heere god in huwe cracht<br />
zeer vroylick zyn / naer tvermueghen<br />
<strong>van</strong> huwer zaelicheden macht<br />
Zyns hertsen weynsch ghegheuen<br />
10 hebt ghy hem heere ziet // hebt ghy hem heere ziet<br />
end onghetroost verdreuen<br />
in zyn Leuen<br />
<strong>van</strong> alle zyn begheerten niet<br />
Want zyt hem voorcommen schoone<br />
15 In ghebenedydijnghe zoet<br />
ghestelt vp zyn hooft een Croone<br />
<strong>van</strong> dierbare ghesteentten goet<br />
End hy heeft hu ghebeden<br />
om lanck Leuen der naer // om lanck leuen der naer<br />
20 ghy ghauet hem in vreden<br />
(tzynder steden)<br />
Tot inder eeuvvicheyt voorwaer /<br />
In huvve zaelichede<br />
zyn eere / die es groot daer by<br />
25 Lof en groote schoonheyt mede<br />
zult noch vp hem stellen ghij<br />
Eeuvvich zonder verpercken<br />
ghy hem ghebenedydt // ghy hem ghebenedydt<br />
duer hu aenschyns Anmercken<br />
30 (int verstercken)<br />
zal hy met vruechden zyn verblydt<br />
Die Conynck hoopt inden heere<br />
end inne die bermherticheyt Al<br />
des alder hooghsten zeere<br />
35 dies hy beroert niet wesen zal<br />
+<br />
hu handt moet zyn bevonden<br />
<strong>van</strong> al hu vyanden quaet // <strong>van</strong> al hu vyanden quaet<br />
hu Rechter handt tallen stonden<br />
(int duergronden)<br />
5 moet vynden huwe benyders Raedt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
84 r<br />
+ 84 v
167<br />
Ghy zultse zyn Regierich<br />
met eennen fellen grammen moet<br />
ende als een ouen vierich<br />
zal god verschricken dit ghebroedt<br />
10 ende tvier zalse verslynden<br />
huer vruchten <strong>van</strong> EerdeRyck / huer vruchten <strong>van</strong> eerdeRyck /<br />
en zullen zy niet vynden<br />
(hoe zy pynden)<br />
huer zaet bederfuen alle ghelyck /<br />
15 Wat quaet zy hu toekeerden<br />
en hebben verziert / een boose last<br />
Veel Raedts zy oock vermeerden<br />
maer mochten die niet maecken vast<br />
Dus heere naer hu behaeghen<br />
20 ghy zultse ter Rugghe zaen // ghy zultse ter Rugghe zaen /<br />
met hu ghewelt veriaeghen<br />
(tallen daeghen)<br />
ende benautheyt / doen ontfaen<br />
Ghy zult o heere spannen +<br />
25 hu stercke pesen in hu aenschijn<br />
zijnt vrauwen ofte Mannen<br />
in huwe cracht / gherecht vvilt zyn<br />
verheuen in hu duechden<br />
dan zullen zynghen vvy // dan zullen zynghen wy /<br />
30 ende Louen met vruechden<br />
(in ons iuechden)<br />
Al huwe crachten / oock der by<br />
Gloria patri<br />
Glorie zy Almachtich<br />
35 god vader zuen / end helighen gheest<br />
+<br />
Alsoo die was eendrachtich<br />
zonder beroerelicke tempeest<br />
Ende zal zoo eeuvvich blyfuen<br />
eeuvvich zonder verghanck // eeuvvich zonder verghanck /<br />
5 eeuwich eeuvvich beclyfuen<br />
int verstyfuen<br />
in eeuwicheden eeuvvich Lanck /<br />
Derde Liedeken<br />
Vpden Voys Zou wandtter huer haerkin met zydin<br />
metten landsknecht wilde zou Rydin'<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Secundum hebreos.<br />
+ 85 r
Iherusalem wilt screyen niet<br />
want ic com hu verlossen ziet<br />
ende beschermen mede<br />
dus dheere god tRoupen dede<br />
15 Voormaels eeuwich int beghin<br />
end huut een Liefmoedeghen zin<br />
zand hy nedervvaerts tonser vrame<br />
zyn helich woord Eersame<br />
Die eeuvvich ongheloghen // leeft<br />
20 de hemelen gheboghen // heeft<br />
ende neder heeft willen daelen<br />
Binnen dees eerdsche paelen<br />
In maria die zuuer maeght<br />
die god den heere heeft behaeght<br />
25 duer tshelichs gheest omghorden<br />
Es twoord daer vleesch gheworden<br />
Iesus zoo mensschelick ghezuent<br />
end heeft in onslieden ghewuent<br />
end hebben ghezien warachtich<br />
30 zyn glorye Eendrachtich<br />
Een glorye claerlick certeyn<br />
des eenighen gheboren Reyn<br />
vul gracelicker zeden<br />
ende vul warachticheden /<br />
+ Tsvaders woord es hy voorwaer<br />
ghetrauwe in zyn woorden claer<br />
ende tot ons verstercken<br />
helich in zyn ghewercken<br />
5 Een brudegom der Christenheyt<br />
een vreedzaem prinche es hy ghezeyt<br />
een eenich middelaer bleuen<br />
Onse wech Waerheyt en Leuen<br />
Een Conyngh een ghenaeden troon<br />
10 der drievuldicheyt een persoon<br />
Ons hope Tot allen stonden<br />
een schultoffer / onser zonden<br />
168<br />
Tlam gods twelck tsweerelts zonden ofdoet<br />
ons helicheyt en gherechtheyt goet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 85 v
15 stercke diet al can dwynghen<br />
Een heere alder dynghen<br />
Onse voorspraecke zo es hy<br />
eeuwelick zynen vader by<br />
ons milde spysenesse<br />
20 End ons verRysenesse<br />
Wilt screyen niet Iherusalem<br />
gheen ander god dan ick en bem<br />
Roupt hy tot adams weesen<br />
vvilt hem Liefmoedich vreesen<br />
25 Lof dies den heere toebehoort<br />
in een godsvruchtelick Accoordt<br />
Looft blydelick ghewuene<br />
den Leuende gods zuene<br />
Danct zynder moeder als ghegroet<br />
30 een peerle vul alder oetmoedt<br />
v<strong>van</strong>t duer huer vrucht ghepresen<br />
zyn wy alle ghenesen<br />
Lof vader zuene helich gheest<br />
een god drievuldich crachtich meest<br />
35 hemel eerde zal ontstyfuen<br />
maer ghij zult eeuvvich blyfuen /<br />
+ Die dit heeft gheComponeirt<br />
vleesch weerelt zonde hem tribuleirt<br />
veel hoorende Als de doofue<br />
heere god sterct zyn gheloofue<br />
Sint Wouburghen kercke<br />
169<br />
Aldaer zoo icker eens hadde bemerck // of<br />
Light myn grootheers ooms broeder Rechtzweer begrauen<br />
ter hendel kercduere Buten vp tkerckhof<br />
Ion ick datter wylent myn voorders ghauen<br />
10 Maer om de godsvruchteghe in christo gheminde<br />
te sterckene / die ter tafel des heeren<br />
Iaerlicx commen ghelooueghe ghezinde<br />
zo heb ick my willen Liefmoedelick keeren<br />
omme goede deuotie oock vermeeren<br />
15 Omtrent de plaetse daer zy Communiceren<br />
een Refereyn te schickene gode ter eeren<br />
vp dat zy daer inne mueghen contempleren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 86 r
Refereyn<br />
170<br />
Comt Roupt christus Comt kerstene ziele vercoren<br />
20 inden gheest erboren<br />
Ten zal my niet berauvven al heb ick ghezworen +<br />
dat elck hu zal beminnen zonder eenich ofghaen<br />
myn ghelycknesse /wil ick niet laeten verloren<br />
al hebt ghy oncuusscheyt / met hu boeleirders ghedaen +<br />
25 vvilt vaste staen<br />
keert vveder tot my / end ick zal hu ontfaen<br />
staet * vp / ghenaect vriendinne / ende comt myn schoone<br />
tooght my taenschijn / Laet luden hu stemme zaen +<br />
in myn ooren / want zy es zo zoete <strong>van</strong> soone<br />
30 Comt ick zal hu gheuen des leuens Croone<br />
+<br />
Liefmoedich my ghetrauvve vveist totter doodt<br />
zouct my en ghy zult leuen ten hooghsten troone +<br />
vvie tot my comt / en zal hebben gheen honghers noodt +<br />
betraut / verwonnen heb ick de weerelt groot +<br />
5 Lief volght duer myn Liefde / die eerst thuwaerts beghan<br />
Ick bem een lely inde dalen Comt Rust in myn schoot<br />
huut Liefden comt niet blood<br />
Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloftcleedt An<br />
Lief ick bem hu beschermer / en groot loon warachtich +<br />
10 alder mueghentheyt machtich<br />
voor my buught hemel eerde / en dhelle hoe Crachtich +<br />
naer hu Rechtueerdich ghelooue zal ict verghelden +<br />
Esser zvvaerheyt verzucht / niet meer word icx ghedachtich<br />
behoudens lief ghy Reynhertich wilt tmywaerts helden<br />
15 verloochenen die hu quelden<br />
vvilict / wee die ieghens hueren maeckere schelden<br />
ick bem een groot vierich liefhebber vry niet cleene +<br />
Lief ick bem hu toevlucht Comt doch metten ghetelden +<br />
zonder my en es gheen god / Want bem god Alleene +<br />
20 god des paeys god der vreden / ouer al ghemeene +<br />
Comt ick nood hu myn lief / met myn doopsels gheprent<br />
die eens dood waert / end ouermids zonden in weene +<br />
heb hu leuendich in christo ghemaect Bekendt<br />
Comt myne naerghemaecte in myn bloedt vpghespent<br />
25 comt nut hemelssche spyse / vvilt ghy comt dan<br />
gheeft my hu herte ouer lief / Comt my omtrent<br />
ghedynckende myns avendmaels testament<br />
Comt tsheeren tafel Reyn / met hu bruloftcleedt an<br />
Comt volght my huter herten / en bemint my met zinne +<br />
* Oorspronkelijk ‘staett’; laatste ‘t’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal cix o .<br />
+ iere/3.<br />
+ Canti 2 o .<br />
+<br />
86 v<br />
+<br />
Amos 6<br />
+<br />
Iohan .6.<br />
+ ioh 16<br />
+ genesi. 15<br />
+ philippen/2.<br />
+ 1 Regum 26<br />
+<br />
Exod / 34<br />
+<br />
Psal 45<br />
+<br />
Esai 45<br />
+<br />
2 corin .13.<br />
+ Ephe / 4<br />
+ Deute/13
171<br />
30 twordt thuwen ghewinne<br />
Ick die hu zo ouervloedelicke beminne<br />
dat ick quele <strong>van</strong> liefden / gheel thuwaerts voorwaer +<br />
zouct bethel niet / zouct my schoongheschepen vriendinne +<br />
die my volght wandelt in gheen duusterheyt daer<br />
35 comt ick nood hu openbaer +<br />
+ +<br />
vveist vulmaect voor my wandelt als speghel claer<br />
goeden Rechten wech zal ick hu leeren Certeyn +<br />
v<strong>van</strong>t ick bem de waerheyt tleuen en den * wech eenpaer +<br />
duer den welcken men bewandelt tlief hemelssche Pleyn<br />
5 Myn weghen zyn bermhertich ghenaedich en Reyn +<br />
Lief gheen mynder ghelycke Comt zonder draelen<br />
tmynder tafel zonder gheuen / zoorght niet lief greyn +<br />
want myn dierbaer bloedt heeft gheweist tbetaelen<br />
ghelooft niet alle gheesten / maer my zonder faelen<br />
10 ick bem voor hu / vvie esser die hu deeren can<br />
vreest niet wilt naer Babylonien neder daelen<br />
keert naer ierusalems paelen<br />
Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt an<br />
Doch Comt myne gheel Beminde Comt tesser al bereed<br />
15 huut voorzienegher Liefden heet<br />
maer comt Reynhertich met Liefden becleed<br />
deelachtich word ghy mynder Bermherticheden<br />
voor hu heb ick oetmoedich waterbloedich bezweet<br />
de parsse zonder hulpe Alleene ghetreden +<br />
20 voor hu zondeghe zeden<br />
Nv hebt ghy toeghanck tot die hemelssche steden +<br />
als in thuus myns vaders die glorieux Tryumpheert<br />
schepper hemel en der eerden / duer zyn woord vul vreden<br />
helich helich helich / eeuvvich / daer troonhouder domineert<br />
25 Comt vrylick het handschrift heb ick ghecasseert<br />
twelck Ieghens hu was ghescreuen wraeckghierich<br />
Paeys gheef ick hu Paeys laet ick hu gheconfirmeert +<br />
mynen helighen gheest blyf hu by Regierich<br />
Comt Comt godsvruchtelick verchiert manierich<br />
30 hebt hu inlandt / ghy voortyds in myn tsvaders Ban<br />
doe ghy vleesschelick wandeldet wulpsch mispelschierich<br />
blyft tmywaerts vierich<br />
Comt tsheeren tafel Reyn / met hu bruloft cleedt an<br />
+ Princesselicke<br />
Beilde zo edel in Fatsoene<br />
hoort tmynen sermoene<br />
* ‘den’ verbeterd uit ‘dech’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Canti/2.<br />
+ Amos. 6.<br />
+<br />
iohan 8.<br />
+<br />
87 r<br />
+<br />
genesi 17<br />
+<br />
1 Regum 12<br />
+<br />
iohan 14<br />
+<br />
Psal .24.<br />
+ 1 parali .17.<br />
+ Esai 53.<br />
+ Ephe/3.<br />
+ Iohan 14<br />
+ 87 v
172<br />
vvat ick hu beloue / bem ick machtich te doene +<br />
5 In myn handen ziet zo heb ick hu ghescreuen<br />
die my bemint bewaer ick clouck als de Coene +<br />
Comt coopt wyn ende melck zonder zeluer gheuen +<br />
comt zonder beuen<br />
Comt stoutlick ick bem hu verlosser bleuen +<br />
10 naer hu durste my Eer ye beghinnen porden<br />
myn ghenoode / Vreest gheen quae bespieders int leuen<br />
Al tsaemen heb icxse onder voeten ghetorden<br />
helle doodt / Weerelt vleesch end al tzondich begorden<br />
lief tes al vuldaen dat vaste verzeker ick dy<br />
15 comt tmynen avendmaele wilt myn ghenoode worden +<br />
veel vermach ick niet onmueglic en es in my<br />
de wynter es gheleden Schoon gheminde comt by<br />
Ick bem de ghuene die thelssche serpent verwan<br />
god en menssche zynde ghelooft dit sterck vry<br />
20 vp dat ick by hu zy<br />
als my welghecommen ghy<br />
Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloftCleedt An +<br />
Sint gillis kercke<br />
+<br />
Sint andries outaer//daer//ghecommen <strong>van</strong> myn voorders<br />
25 ken weet hoet myn naercommers hebben verbolghen<br />
tschynt dats een hoop aerbeyders / hem maecken toebehoorders<br />
nietmin scheedzyr of / myn deel laet * de kercke volghen<br />
Omtrent des helich sacraments Ciborie<br />
een gheestelick Refereyn ion ick aldaer<br />
30 Teender ghedynckenesse ende Memorie<br />
hoe Christus god ende menssche voorwaer<br />
Alle mensschen noodt tzynder tafele claer<br />
Elck schicker hem naer // end hem zeluen prouue<br />
Zyt sterck inden gheest / Tesser al thuwen behouue /<br />
Refereyn<br />
Comt Alle tsheeren tafel <strong>van</strong> Christo de ghenoode<br />
daer eten <strong>van</strong>den Broode<br />
en dryncken huut des heeren keilct ghebenedydt<br />
5 Comt vroylick die mids zonden eens waert de ghedoodde<br />
nv leuendich ghemaect inden bequamen tydt<br />
christus heeft ons den wech gheel ghemaect bevrydt<br />
Comt alle wie ghy zyt<br />
ende wilt naer tsheeren tafel Recht nemen den ghanck<br />
10 hy es een milde gheuer Ouer al de weerelt wydt<br />
* Oorspronkelijk ‘laet ick’; ‘ick’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Roma 4<br />
+<br />
Esai 49<br />
+<br />
Esai 55.<br />
+ ioh 44<br />
+ iohan/19<br />
+ A o .1554.<br />
+<br />
88 r
173<br />
Comt paeyslick zonder nydt<br />
hoedanich ghepersoont Crepel Blende dooue manck<br />
den hemel es zyn stoel de eerde zyn voetbanck<br />
Comt alle mensschen Cranck<br />
15 tesser al by hem vuldaen / Zyn dood ghaf ons tleuen<br />
Comt Reynhertich tzynder tafel dryncken nieuwen dranck<br />
die hy mildelick schanck<br />
eer hy hem inder doodt wilde ouergheuen<br />
den Cyrograph gheschuert ieghens ons ghescreuen<br />
20 machtich ouer hemel eerde iesus christus ghenaemt<br />
hoogster dominatie<br />
Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />
duer tshelichs gheest gratie<br />
Wie durst Roupt christus zelue Comme tot my<br />
25 en dryncke vranck en vry<br />
Comt alle die belaeden zyt mescomt hu yet /<br />
Ick bem tbrood des leuens hu gheel blyfuende by<br />
wie tot my comt / zal gheenssins hongheren Niet<br />
vvie in my ghelooft / zal nemmermeer dursten ziet<br />
30 hu themwaerts biedt<br />
zyn vleesch es die vpRechte spyse zoet<br />
wandelt vroom naer Ierusalem / huut babylon vliedt<br />
daer boosheyt gheschiet<br />
Comt Comt / Want vpRechten dranck / es zyn bloedt<br />
35 wie myn vleesch eit en myn bloedt drynct sprac christus goet<br />
word eeuwelick ghevoedt<br />
ende die blyft in my / end ick in hem warachtich<br />
+<br />
Comt dies tsheeren tafel vastgheloouende ghemoet<br />
tcleedt <strong>van</strong> liefden Andoet<br />
verzelschipt met hope en ghelooue eendrachtich<br />
zynder hoogher verdiensten word ghy mede deelachtich<br />
5 valt oetmoedich tzynder voeten / hem huwer zonden schaemt<br />
Ryst huut desperatie<br />
Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />
duer tshelichs gheest gratie<br />
Een man een man hebben gheRoupen de propheten<br />
10 doet schriftuere weten<br />
en die heeft ghedreghen onser zonden lasten zwaer<br />
dats christus te zyn vaders Rechterhandt ghezeten<br />
eerst gheoffert voor ons zonden inder crucen outaer<br />
duer hem hebben wy den Rechten toeghanck openbaer<br />
15 beede in eenen gheest claer<br />
totten vadre god almachtich / dies wy vryheyt ontfaen<br />
v<strong>van</strong>t hy es duer zyn eeghin bloedt voorwaer<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 88 v
174<br />
zonder ghespaer<br />
eens in dat helich helighe ingheghaen<br />
20 end * heeft een eeuweghe verlossynghe ghedaen<br />
Laets dies belyden zaen<br />
tot ghedachtenesse zyns hooghe testaments memorie<br />
eer wy tzynder tafel commen om zitten of staen<br />
doen dancbarich vermaen<br />
25 god zy ghelooft die ons heeft ghegheuen victorie<br />
duer Iesum christum / om mede bezitten zyn glorie<br />
als zyn meErfghenaemen Zoot heeft betaemt<br />
dies kersten generatie<br />
Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />
30 duer tshelichs gheest gratie<br />
Laets princhelick hem louen met dancbareghe stemmen<br />
ons <strong>van</strong> zonden stremmen<br />
lof eere danck hem eeuvvich knyebughelick pleghen<br />
Comt en laet ons totten berch des heeren vpclemmen<br />
35 totten huse gods / end hy zal ons leeren zyn weghen<br />
+<br />
dat vvy in zyn toepaden zyn te wandlen gheneghen<br />
Liefue broeders bedeghen<br />
die totten Inghanck / in dat helighe des hemelssche stede<br />
duer zyn dierbaer bloedt hebben vryheyt vercreghen<br />
5 onsen doodvyandt versleghen<br />
ons god den vadre verzoent / en ghemaect onse vrede<br />
die ons ghetrocken heeft / huter macht der duusterhede<br />
end heeft onslieden mede<br />
in dat Rycke zyns liefue zuens ouerghestelt<br />
10 duer den welcken god de vader ons verlossynghe dede<br />
en met liefmoedegher zede<br />
onse zonden vergheuen / en zyn mebroeders ghetelt<br />
vvie hu dan totten babylonschen vleeschpot quelt<br />
dat ghy voedsel <strong>van</strong>der godloosen broodt daer naemt<br />
15 vliedt die telcker spatie<br />
Schict hu tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />
duer tshelichs gheest gratie<br />
Makelaers Capelle<br />
Doude glasenveynsters waeren te verclaerene goet<br />
20 v<strong>van</strong>tse gheel doncker zyn <strong>van</strong> ouden tyden<br />
zo datmer tsdaeghs den dienst by keerslicht doet<br />
een dachuer ion icker toe naer myn ouerlyden<br />
* ‘end’: ‘d’ verbeterd uit onleesbare letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 89 r
Carmelitessen<br />
175<br />
Dese zusterkens al macht hemlieden verdrieten<br />
25 dat huer ghebuers zomtyds beroerlick schieten<br />
als zy zijnghen / of de mater doet haer sermoen<br />
Ion ick vp datse mochten te min verschieten<br />
ende der bussen Resonanche ghenieten<br />
huerlieder ooren te stoppene met vlaemsch Cotthoen<br />
30 maer betvoorts wil ick doen // daer ghedynckenesse<br />
met drie liedekens hemlieden Ionnen beschynckenesse /<br />
+<br />
Deerste Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
Zo wie den keyser wilt dienen<br />
zal hebben drie maenden solt<br />
5 Ghedynct myn huutvercoren<br />
die kerstene name draeght<br />
hoe christus wierdt gheboren<br />
<strong>van</strong> maria die zuuer maeght<br />
// huer oetmoedt heeft god den heere behaeght<br />
10 zyn gramschap es <strong>van</strong> ons verIaeght<br />
dies tonser zalichede<br />
voortbrochtse paeys en vrede<br />
Den zondaers zaelich maecken<br />
dat wilde christus goet<br />
15 al onse onReyne zaecken<br />
ghewasschen heeft in zyn bloedt<br />
Als lam die tsweerelts zonden ofdoet<br />
hy allen mensschen bystandt spoet<br />
die vp hem vast betrauwen<br />
20 Toevlucht in ons benauwen<br />
Int hemelsch eerdsch omRynghen<br />
weet hy wat daer gheschiet<br />
wat wy wanen vulbrynghen<br />
zonder hem mueghwy / doen niet<br />
25 vvat duechdelicx te peynsene yet<br />
en hebwy huut ons zeluen ziet<br />
wy broosch zondeghe vaeten<br />
wie zou dan Christum laeten<br />
Met zyn bloedt ende wonden<br />
30 als alder dierbaerste iuweel<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
89 v
heeft christus onse zonden<br />
vp hem ghenomen gheheel<br />
bestoormt en ghebroken thelsche casteel<br />
de vaders ghebrocht in themelsch pryeel<br />
+<br />
daer wy oock al te zamen<br />
Zyn / zijne meErfghenamen<br />
Wildhyt doen tmoeste wesen<br />
want hem niet onmueghelick zy<br />
5 zyn ghenaede ghepresen<br />
die blyft ons eeuwelick by<br />
die dienlynghen waeren zyn worden vry<br />
en duer zyn verdiensten een toeghanck wy<br />
hebben nv allegadre<br />
10 Tzynen hemelsschen vadre<br />
Christus wild ons zoo vromen<br />
huut een Liefmoedich beghin<br />
Tsdoods cracht heeft hy benomen<br />
gheen strael en esser meer in<br />
15 dies mueghen belyden in onsen zin<br />
Christus es myn leuen / en steruen ghewin<br />
vvildhy ons dus verweeren<br />
Nyemandt en mach ons deeren<br />
176<br />
Een menssche wildhy worden<br />
20 met zyn bloedt heeft mensschen ghecocht<br />
helle / zonde / Weerelt vertorden<br />
heeft hy / ende tonderghebrocht<br />
Tverloren schaepken heeft hy ghezocht<br />
vp zyn schouders ghedreghen gheerne ghedocht<br />
25 end hoe zondich verlaeden<br />
Ghenomen in zyn ghenaeden<br />
Elck wil hem nv vernieuwen<br />
trect huut dyn zondich habyt<br />
<strong>van</strong> die quaet zaet huut zieuwen<br />
30 <strong>van</strong> dien hu wachtende zyt<br />
Loft danct den heere ghebenedydt<br />
keert themwaerts / ghy cryght gheteeckent Acquyt<br />
zo mildelick vergheuen<br />
<strong>van</strong> al hu zondich Leuen<br />
35 In christo onsen heere<br />
eenpaerlick vaste ghelooft<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 90 r
+ Al dhelssche crachten zeere<br />
heeft hy almachtich Berooft<br />
wy zyn zyn leden end hy ons hooft<br />
vliedt elcken die hu <strong>van</strong> hem verdooft<br />
5 want hoe gheveynsdelick scryfuen<br />
Gods woordt zal eeuvvich blyfuen<br />
Die dit liedeken stelde<br />
tot duechden was hy flau<br />
hoe hem de weerelt quelde<br />
10 vp christus was zyn betrau<br />
ooghemerck nemende ende Anschau<br />
wie oyndt <strong>van</strong> zonden hadde beRau<br />
hy wildese Mids * desen<br />
Niet meer ghedachtich vvesen<br />
177<br />
Tvveede Liedeken<br />
Dauids .32. e psalme Exultate iusti in Domino /<br />
Vpden Voys Tzoude een meysken ghaen om wyn<br />
Tsnavents inde mane<br />
Verhueghet inden heere hu<br />
20 ghy Rechtueerdeghe Coene<br />
v<strong>van</strong>t tbetaemt den vpRechten nv<br />
die Louynghe te doene<br />
End hem belydt // Ghebenedydt<br />
met haerpen Int openbaeren<br />
25 zynght hem een liedt // hem lofzanck biedt<br />
vpden Psaltere <strong>van</strong> thien snaeren<br />
Tsheeren woordt es Recht gheseyt<br />
zyn wercken zyn ghetrauwe<br />
hy bemindt bermherticheyt<br />
30 end oordeel oock zeer nauwe<br />
die eerde claer // es vul voorwaer<br />
zynder bermherticheyt Reene<br />
die hemelen zyn // duer zyn woord fyn<br />
vastghemaect alleene /<br />
+ Duer den gheest zijns monds ghedwee<br />
huer crachten oock voortquamen<br />
twater verghaerd hy inde zee<br />
als In een flassche tsamen<br />
* ‘Mids’: ‘M’ verbeterd uit ‘en’ of ‘an’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 90 v<br />
+ 91 r
5 die diepten snel // Besluut hy wel<br />
vreest hem dies hoogst <strong>van</strong> weerden<br />
wat Leuen voert // Tword al beroert<br />
voor hem hier vpder eerden<br />
Want hy sprack en tes gheschiet<br />
10 zoo hyt al heeft begrepen<br />
hy heeft gheboden / end huut Niet<br />
es alle dynck gheschepen<br />
Die heere goet // Te nieten doet<br />
Raedt der heydensscher zede<br />
15 oock hy versmaet // der mensschen Raedt<br />
end oock der princhen mede<br />
Maer tsheeren Raedt Reyn eeuvvich blyft<br />
en zyns herten ghedachten<br />
en voor tsweerelts beghin verstyft<br />
20 <strong>van</strong> gheslachte tot gheslachten<br />
zaelich voort an // es dat volck dan<br />
wien god es toeghezworen<br />
en wien dat hy // Eennen god zy<br />
Erfuachtich zoo vercoren<br />
25 Die heere neder heeft ghezien<br />
huut zyn hemelsschen troone<br />
kyndren der mensschen al mids dien<br />
Anzach hy in persoone<br />
end heeft ghestelt // in zyn bewelt<br />
30 elcx herten Int verstercken<br />
byzonderlick // Want wonderlick<br />
verstaet hy al huer wercken<br />
Een Conynck duer zyn groote macht<br />
zal niet behouden wesen<br />
35 noch duer zyn stercke vrome cracht<br />
een Ruese bouen desen<br />
end oock een peerdt // Bedrieglick deert /<br />
+<br />
dier vp betraut te zeere<br />
maer tonser noodt // zaelicheyt groot<br />
Comt ons <strong>van</strong> god den heere<br />
Ziet tsheeren ooghe die ziet certeyn<br />
5 vp die hem vreese tooghen<br />
en ziet oock vp die hopen Reyn<br />
vp zyn bermhertich ghedooghen<br />
vp dat hy waen // haer zielen zaen<br />
<strong>van</strong>der doodt mach bevryden<br />
178<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 91 v
10 en voedese voort // met zyn claer woordt<br />
Als zy den honghere lyden<br />
Ons ziele verbeydt den heere vast<br />
ons hulper oyndt ghebleuen<br />
dies zal ons herte zonder last<br />
15 in hem vroyelick Leuen<br />
end hopen dies // met een verkies<br />
in zyn helighe name<br />
hu goetheyts duecht // zend in ons Iuecht<br />
zo wy hopen bequame<br />
20 Glorie zy end eeuwich danck<br />
de vader tallen stonden<br />
Christum zyn zuene die ons schanck<br />
zyn doodt voor onse zonden<br />
dhelighen gheest // in dit forreest<br />
25 moet oock tsghelycx gheworden<br />
Alsoo die was // vp tzelue pas<br />
Eer ye beghinnen porden /<br />
179<br />
Derde liedeken<br />
Vpden Voys Margrietselinck esser zo huepsch een dier<br />
30 Ick zal hu verheffen tot alderst Tydt<br />
ghy die myn Conynck end heere zyt<br />
ghebenedydt<br />
End huwen name louen der naer<br />
nv end eeuwich zonder Respyt<br />
35 Zalick voorwaer /<br />
+ Daghelicx zal ick met grootter oedmoet<br />
ghedyncken de weldaeden die ghy my doet<br />
want dheere goet<br />
es pryselick ende zyn grootheyt ziet<br />
5 es nyemandt om begrypen vroedt<br />
hoe die gheschiet<br />
Tdeen gheslachte tot tdander certeyn<br />
die zullen prysen hu wercken Reyn<br />
int eerdsche pleyn<br />
10 belyden oock huwe macht zeer zaen<br />
die ghy ouer groot ende cleyn<br />
vvel hebt ghedaen<br />
Die mueghentheyt huwer heerlicheyt<br />
vertellen oock huwe wonderlicheyt<br />
15 en ghenaedicheyt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 92 r
zy zullen oock spreken dach ende nacht<br />
<strong>van</strong> huwer stercten grooticheyt<br />
end huwe macht<br />
180<br />
Zy zullen oock huutsprekende zyn<br />
20 tghedyncken der vele zoetheyt dyn<br />
en vroylick fyn<br />
verblyden Liefmoedich en maecken vruecht<br />
<strong>van</strong> hu Rechtueerde vp elck termyn<br />
die veel vermueght<br />
25 Want dheere ghenadich zo es hy<br />
ontfaermich Lancmoedich bermhertich der by<br />
en vriendelick vry<br />
Es hy allen mensschen int traenen dal<br />
v<strong>van</strong>t zyn ontfaermen bouen zy<br />
30 zyn wercken al<br />
Doch heere al huwer handen werck<br />
moeten hu dancken int eerdsche perck<br />
gheloofuelick sterck<br />
end hu helighen daer naer dan<br />
35 moeten hu Louen int bemerck<br />
zoo elck best Can<br />
+ Lof zal dies zynghen nv mynen mondt<br />
lof glorye hute myns hertsen grondt<br />
teeuwegher stondt<br />
en louen hem myn leefdaeghen lanck<br />
5 die voor veel mensschen was duerwondt<br />
Als menssche cranck<br />
Die voor ons smaecte die bitter doodt<br />
verzoenende Adams end onse noodt<br />
huut liefden groot<br />
10 Ten derden daeghe Reyn glorieux<br />
verRees hij zonder nederstoot<br />
victorieux<br />
Tonser Rechtueerdichede vailiant<br />
verRees hy laetende paeys int landt<br />
15 en brack den bandt<br />
daer wy zwaerzondich in waeren ghecnocht<br />
end heeft doodt weerelt en vyandt<br />
Tonderghebrocht<br />
Princelick heere des hemels be<strong>van</strong>ck<br />
20 lof glorye zy hu end eeuwich danck<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 92 v
zonder verghanck<br />
vvilwy hu Louen oock zeere wel<br />
ghy die gheneest die waeren Cranck<br />
En nyemandt el<br />
Tsinte Claren<br />
181<br />
Daer ion ick twee bullen <strong>van</strong> ghezaegde Nuetelaers<br />
Om de siedgen te vermaeckene wiet berieuwen<br />
Ter eeren den dekene <strong>van</strong>den Ruetelaers<br />
die zy Iaerlicx vpden kerstdach daer vernieuwen<br />
30 Maer ter plaetsen daer thelighe sacrament Rust<br />
vp datmer thoogh misterie zy ghedachtich<br />
huut een Liefmoedeghe ionsteghe Lust<br />
tnaervolghende Lof ionicker warachtich<br />
daer naer de zusterkens zyn verwachtich<br />
+<br />
drie gheestelicke liedekens om verblyden<br />
die zy tsaemen mueghen zynghen eendrachtich<br />
En tsheeren name der inne ghebenedyden<br />
Lof Vanden helighen<br />
Sacramente<br />
Lof broodt der inghelen / lof hemelssche spyse // vry<br />
lof helias coucxken <strong>van</strong> hoogher name // zoet<br />
lof hu wien eeuwich lof ToeRyse // by<br />
Lof zoeter dan huenich / hooghst <strong>van</strong> pryse // ghy<br />
10 Lof onslieden ghegheuen ter zielen vrame // goet<br />
Lof zuene des moeders maria Eersame // vroedt<br />
Lof vleesch lof bloedt / niet schynende dan brood // ziet<br />
Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />
Lof die byder Aerck gheCompareirt // zyt<br />
15 Lof die zelue dit wondre / Eerst maeckende // maecte<br />
lof die <strong>van</strong> allen priesters gheconsacreirt // zyt<br />
Lof die onghemindert ende onghemineirt // zyt<br />
die in ons ooghen oyndt wonderlick daeckende // daecte<br />
wiens troostbaer gratie ons Annaeckende // naecte<br />
20 Lof die hem zeluen te nuttene gheboodt // ziet<br />
Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // niet<br />
Lof hu wien tmanna es figuere // ghelyckelick<br />
Lof die zyt des leuende waters fonteyne // Claer<br />
Lof voedsel die voedt de ziele puere // Ryckelick<br />
25 Lof die ontfynght mensschelicke natuere // blyckelick<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 93 r
182<br />
Lof god lof * menssche / dats vry niet cleyne ** // daer<br />
Lof zuuer Reynicheyt / noyndt nyemandt zo Reyne // naer<br />
Lof die ons thuwer tafel mildelick noodt // ziet<br />
Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />
30 Lof Prinche<br />
Der hemelen Prinche der eerden // machtich<br />
Lof prinche die Conynclicke princhen Regiert // nv<br />
+<br />
Lof prinche / die prinslick camp wildet anveerden / crachtich<br />
Lof machtich prinche die wy zyn <strong>van</strong> weerden // Achtich<br />
Lof prinche wiens prinslicheyt dhemel verchiert // nv<br />
Lof prinche duer wien de kercke feestiert // nv<br />
5 Lof die der mensschen herten openbaer bloodt // ziet<br />
Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />
Deerste liedeken<br />
Vpden Voys <strong>van</strong>der Buyssonnette<br />
Zynght. nieu lofzangh menschlick ghetal<br />
10 v<strong>van</strong>t ouer al<br />
int eerdsche dal<br />
god dheere Anziende ons Lyden daer<br />
hy zandt Liefvaderlick zoot heeft behoort<br />
zyn helich woordt<br />
15 twelck Rechtevoort<br />
Wierdt in maria vleesch en bloedt voorwaer<br />
Onse zaelichede die volgder naer<br />
zyn volck ghenas hy / en maecte ghezondt<br />
<strong>van</strong> al haer verderfuynghe zwaer<br />
20 hu louen wy Maria * Reyn zuver grondt<br />
Twoord hebt terstondt<br />
Gheconsenteert<br />
Maeght vruchtbaer die alle vrauwen passeert<br />
Inde schaeuwe tsdoods duusterheyt<br />
25 waeren gheleydt<br />
hebben verbeydt<br />
dit helich woord / gods zuene Eersame<br />
die <strong>van</strong> tzwaer verderuen ghenas<br />
daer doe vp tpas<br />
30 zyn volck in was<br />
* ‘lof’: ‘l’ verbeterd uit ‘g’.<br />
** ‘cleyne’ verbeterd uit ‘cleene’.<br />
* Na ‘Maria’ werd een half afgewerkte gevlekte hoofdletter ‘R’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 93 v
183<br />
iesus christus was twoord by Name<br />
god ende menssche in Lichame<br />
in hemel eerde zoo bequame gheen<br />
+<br />
onse verlosser tonser vrame<br />
hy die <strong>van</strong> beeden heeft ghemaect maer een<br />
In ons gheween<br />
die Roupt Altydt<br />
5 Comt al tot my die daer belaeden zyt<br />
Ghelyckervvys zoo voor veel grief<br />
moyses / tsvolcx Lief<br />
tserpent vphief<br />
inde woestine / was vpgheheuen<br />
10 Christus medichyn meester stout<br />
An tcrucen hout<br />
zeluer noch goud<br />
Const ons gheen ghenesynghe gheuen<br />
de wetbrief ieghens ons ghescreuen<br />
15 heeft hy gheweert / ende in sticx gheschuert<br />
helich woord Ons aduocaet bleuen<br />
dies zyn bermherticheyt eeuvvich gheduert<br />
ghewilleCuert<br />
heeft hy noch Bet *<br />
20 Ons los en vry ghemaect der strangher wet<br />
Van ghenesende Cruden ziet<br />
ne mocht ons yet<br />
ghenesen niet<br />
<strong>van</strong> ons doodwondich zwaer verderuen<br />
25 maer alleenlick in tsweerelts Pleyn<br />
hu woord gheel Reyn<br />
helich Certeyn<br />
deed ons ghenesynghe verweruen<br />
vp dat wy leefden quaemt ghy steruen<br />
30 als woord ghetrauwe zoo belouet vast<br />
met dyn bermherteghe Conseruen<br />
hebt gheel ghenesen onser qualen last<br />
want alsoo vvast<br />
in tsvaders zin<br />
35 voorzien / eer yet hadde beghin<br />
* ‘Bet’: ‘B’ verbeterd uit onleesbare letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 94 r
184<br />
+ Tsatanitich hoofdich serpent<br />
heeft hij gheschent<br />
onder omtrent<br />
zyn voeten / vertorden onmachtich<br />
5 Al zyn listich foortsich ghewelt<br />
neder ghevelt<br />
zyn Roof ontstelt<br />
Als conynck der gloryen crachtich<br />
O tsvaders helich woord warachtich<br />
10 die dhelssche poorten gheel in sticken braect<br />
ende dyns volcx zynde ghedachtich<br />
hebt ons tshemels erfgenamen ghemaect<br />
woord die oock spraect<br />
tot ons beschick<br />
15 Vreest niet / de weerelt verwonnen heb ick /<br />
Schoon maria lof ende danck<br />
hebt eeuwich danck<br />
duer tswoords ontfanck<br />
twelck in hu zand god hemelsch vadre<br />
20 en consenteerdet Reyn maeghet fyn<br />
de Liefste zyn<br />
vruchtbaer aenschyn<br />
hu looft hemel eerde Algadre<br />
Lof bouen lof / herte zin adre<br />
25 Biedt hu / Ter eeren <strong>van</strong> huwe vrucht<br />
voorspraeckich woord / zonden ontladre<br />
<strong>van</strong> elcken zondaere die Rauwich zucht<br />
lof zy gheplucht<br />
hu / en verclaerst<br />
30 die tsvaders woord hebt mensschelick ghebaerst<br />
Princhelick woord almachtich god<br />
der Iueden spot<br />
Wille / ghebod<br />
en macht / hebt ouer hemel eerde<br />
35 helich woord daert al vooren beift<br />
+<br />
watter begheift<br />
ghy blyft en leift<br />
Onse voorspraecke groot <strong>van</strong> weerde<br />
<strong>van</strong> doude vaders de begheerde<br />
5 Riepen / heer god zendt die ghy zenden zult<br />
Lydzaemich / tot dies // zyn volck deerde<br />
zendende / heeft zyne beloften vervult<br />
Betaelt ons schult<br />
dies louen meest<br />
10 God vader / zuene end helighen gheest<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 94 v<br />
+ 95 r
185<br />
Tvveede liedeken<br />
In te domine speraui<br />
Dauids lxx. e psalme<br />
Vpden Voys Als alle die crudekens spruten<br />
ende alle dynck verfraeyt<br />
Vp hu zo heb ick heere<br />
ghehoopt zoot wel betaemt<br />
Laet my te gheenen keere<br />
noch nemmermeer worden beschaemt<br />
20 duer hu Rechtueerdichede<br />
verlost my / end helpt my claer<br />
maect my oock zaelich mede<br />
hu ooren / Buught my bet naer<br />
Wilt my tot een god wesen<br />
25 end een beschermer ghepast<br />
maect my ghezondt mids desen<br />
In eenne plaetse vast<br />
myn vasticheyt Alleene<br />
zyt ghy ende toevlucht ziet<br />
30 want in dit dal <strong>van</strong> weene<br />
zonder hu mueghwy doen Niet /<br />
+ Huut der handt der zondaeren<br />
verlost my god onbesmet<br />
huut donRechtueerdeghe schaeren<br />
en die doen Ieghens hu wet<br />
5 want myn lydzaemheyt Crachtich<br />
zyt heere ghebenedydt<br />
myn hope god Almachtich<br />
<strong>van</strong> mynder Ioncheyts tydt<br />
Ick bem in hu bequame<br />
10 vastghemaect naer hu werck<br />
<strong>van</strong> huut myn moeders Lichaeme<br />
zyt ghy myn beschermere sterck<br />
in hu es al myn zijnghen<br />
spyts alle verwonderlick schyn<br />
15 v<strong>van</strong>t in tsvyands omRynghen<br />
zult myne sterckhulper zyn<br />
Wilt mynen mondt vervullen<br />
met lof dat ick zijnghen mach<br />
dyn lof dies zynghen zullen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 95 v
20 hu grootheyt den gheelen dach<br />
verworpt my niet tdier stonde<br />
als ick bem oudt ghemaniert<br />
verlaet my niet ten gronde<br />
Als my myn cracht faelgiert /<br />
25 Want myn vyanden spraecken<br />
tot my gheveynsdelick quaet<br />
die naer myn ziele haecken<br />
die hebben ghenomen Raedt<br />
En zegghen thuerer baeten<br />
30 vervolght hem / en grypt hem vry<br />
god die heeft hem verlaeten<br />
v<strong>van</strong>t daer gheen verlosser zy<br />
Dies god claer moorghen sterre<br />
ziet tmywaerts my helpen wilt<br />
35 en zyt <strong>van</strong> my niet verre<br />
met huwen goetwilleghen schilt<br />
vp dat zy beschaemt worden<br />
die ieghens myn ziele staen<br />
dat oock mach zyn vertorden<br />
40 zulcx achterclappich vermaen /<br />
+ Met schimp en versmaethede<br />
moeten zy worden ouerdect<br />
die myn ongheluchede<br />
zoucken zeer nydich bevlect<br />
5 // maer ick zal altoos hopen<br />
gheel thuwaerts vp elck saeysoen<br />
en zal word icx ontslopen<br />
Altoos thuwen loue meer doen<br />
End hu groote Rechtueerde<br />
10 vercondighen zal myn mondt<br />
oock daghelicx vp deerde<br />
de zalicheyt / die ghij ons vondt<br />
// En want ick niet en kende<br />
wysheyt tot houeerdie<br />
15 tes Recht dat ick my wende<br />
en naer gods warachticheyt zie<br />
Heer god ick zal ghedyncken<br />
alleen hu Rechtueerdeghe duecht<br />
Leerynghe wildet schyncken<br />
20 my <strong>van</strong> mynder Ioncheyts Iuecht<br />
hu wondren Topenbaeren<br />
heer god dats myn advys<br />
186<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 96 r
als ick bem oudt <strong>van</strong> Iaeren<br />
verlaet my niet word ick grys<br />
25 Tot dat ick huwen aerme<br />
dyns euangelyen woordt<br />
binnen des weerelts baerme<br />
zal hebben Becondicht voort<br />
oock hu machticheyt Rycke<br />
30 end hu wercken hooghst vulbrocht<br />
god wie es huwer ghelycke<br />
Aldermachtichste best bezocht /<br />
Hoe veel drucx quaet vermeeren<br />
my hebt vertooght ongheslaect<br />
35 maer tmywaerts vvillende keeren<br />
hebt leuende my ghemaect<br />
huut dafgronden der eerden<br />
dats huter diepzondicheyt breed<br />
die myns verslynden begheerden<br />
40 hebt my Wederomme gheleed<br />
+ Vermenich fuldicht beseuen<br />
hebt ghij huwe mildicheyt groot<br />
tmywaerts ghekeert int Leuen<br />
hebt my vertroost ter noodt<br />
5 dies zal ick oock Belyden<br />
inden Psalmen hu waerheyt wel<br />
Lof zynghen tallen tyden<br />
helich god <strong>van</strong> israel<br />
Myn lippen zullen verhueghen<br />
10 als ick hu Lof zijnghen zal<br />
myn ziele naer tvermueghen<br />
zal maecken oock blyde gheschal<br />
myn ziele thuwaerts welfue<br />
doch heere Bid ick doet<br />
15 diese verlost hebt zelue<br />
Met hu Reyn dierbaer bloedt<br />
Oock zal myn tonghe vruechdich<br />
In een ghedyncken Reyn<br />
wel ouffenen goetiuechdich<br />
20 huwe Rechtueerde Certeyn<br />
// Als zy beschaemt zyn zullen<br />
en wederom worden beschaemt<br />
die zoucken myn verdullen<br />
met quaet dwelck niet betaemt /<br />
187<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 96 v
25 Glorye zy den vader<br />
zyn zuene al euen meest<br />
end euen ghelyck algader<br />
oock mede den helighen gheest<br />
Alsoo <strong>van</strong>den beghinne<br />
30 die zelfste glorie was<br />
huut Liefmoedeghen zinne<br />
Christus ons allen ghenas<br />
188<br />
Derde Liedeken<br />
Vpden Voys het daghet huuten oosten // het lichtet ouer al<br />
35 Als ick anRoupen dede<br />
Liefzaemich heeft my verhoort<br />
die god <strong>van</strong> myn Rechtueerdichede<br />
ende trooste my Rechtevoort /<br />
+ Ghy mannen zwaer <strong>van</strong> zinnen<br />
vvaeromme eist hu gherief<br />
dat ghy wilt ydelheyt beminnen<br />
end hebben die Lueghene Lief<br />
5 Bekend hoe god den zijnen<br />
zeer wonderlick heeft ghewrocht<br />
hy hoort my tot alle termynen<br />
v<strong>van</strong>neer ick hem hebbe ghezocht<br />
Wordt gram en schuwet tquaede<br />
10 <strong>van</strong> huwer herten vermaen<br />
end hebt berau vrouch ende spaede<br />
<strong>van</strong> dies ghij mocht hebben mesdaen<br />
Gheeft god hu offerhande<br />
der Rechtueerdicheden voorwaer<br />
15 ende wilt hopen met verstanden<br />
inne den heere der Naer<br />
Veel zynder die daer spreken<br />
wie zal ons tooghen dat goet<br />
dyn licht es ouer ons ontsteken<br />
20 dies blyde / maect mynen moet<br />
Zy zyn naer haerlyen lusten<br />
met alle ghelucke verzaet<br />
in hu O heere wil ick Rusten<br />
myn hope myn toeverlaet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 97 r
25 Want ghy my hier O heere<br />
hoe my de weerelt quelt<br />
in hope tallen keere<br />
Zonderlynghe hebt ghestelt<br />
Glorie moet dies wesen<br />
30 vader zuene helich gheest<br />
zo die was * / Es / en bouen desen<br />
Eeuvvich blyft ende meest<br />
Aucteur<br />
+<br />
189<br />
Noch peynsd ick de zusterkens te stofferene<br />
35 met een Refereynken Ionstich feestelick<br />
om tzelue huutsprekende te contemplerene<br />
in christo huerlieder brugomme gheestelick<br />
Refereyn<br />
O Lief myn zalichmaecker bermhertich ghenaedich<br />
In de wet der gratien hebt ghy my ghestelt<br />
wie mach my deeren lief / wie wordt myns beschaedich<br />
5 nyemandt / want al myn vyanden hebt ghy ghevelt<br />
lief ghestadelic bem ic hu omtrent ghetelt +<br />
Liefmoedich ghy my by * mynder Rechter hand vaet<br />
ghy leed my naer huwe Raed in dyn bewelt<br />
ende naermaels met eeren / my thuwaerts ontfaet<br />
10 O lief myns hertsen stercte Liefste toeverlaet<br />
als my myn cracht ofneemt Lief verlaet my niet +<br />
ghy zyt myn goed myn erfdeel daer therte vp staet<br />
huut die poorten des doods verheft ghy my ziet<br />
Lof ghij zyt myn licht ende zaelicheyt gheschiet<br />
15 voor wien zoud ick dan vreesen / end in tsweerelts breeden<br />
Ghy hebt my ghetraut Lief / vvie zal my scheeden<br />
Myn ghetrauste liefmoedichste Liefste eerzaemste<br />
myns leuens cracht voor wien zoud ick dan beuen +<br />
Ick zal hu beminnen myne stercte Bequaemste<br />
20 mynen steen myn bolwerck / myn verlosser int leuen<br />
myn liefste lief almachtich / myn vasticheyt bleuen<br />
myn schilt ende hoorne mynder zaelichede<br />
myn beschutsel / al verhieffe dies sterck beseuen<br />
eennen stryd ieghens my teenegher stede<br />
25 vp hu zal ick my verlaeten met vaster zede<br />
want <strong>van</strong> myns moeders lichame an / ghy zyt +<br />
mynen god / myn toeverlaet / doe ick tmynder vrede<br />
* ‘was’: ‘w’ verbeterd uit ‘es’.<br />
* Oorspronkelijk ‘by huw’; ‘huw’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
97 v<br />
+ Psal. 73<br />
+ Psal. 71.<br />
+ Psal. 27.<br />
+ Psal 22
190<br />
noch an myn moeders borstkens was / ick kendt ic lydt<br />
waer es alsulck een lief / ghelyck ghy ghebenedydt<br />
30 dus al wilden my dongodloose <strong>van</strong> hu Leeden<br />
Ghij hebt my ghetraut lief / vvie zal my scheeden<br />
Ghy zyt de bermhertichste myn liefste gheminde<br />
die bermherticheyt ouer veel duusentich doet<br />
ghy hebt die oyndt de crachten mer ziele ** verzinde<br />
35 myn onReynheyt ofghewasschen in hu Reyn bloedt<br />
by hu / es die fonteyne des leuens zoet<br />
ghy Regiert my / ende niet en zal my ghebreken<br />
voor hu es al myn begheertte Lief heere goet<br />
mynen god myn brudegom / my noyndt bezweken<br />
40 Cleene tydt hebt my verlaeten / maer ghetrauwe ghebleken /<br />
+<br />
met grooter bermherticheyt tot hu vergaedert my<br />
myn crancheyt ghedreghen Ick doodwondich versteken +<br />
al myn smetten vp hu oock ghenomen hebt ghy<br />
om myn mesdaeden wille / gheel duerwondt der by<br />
5 en doe ghy hu metter mensscheyt hebt willen becleeden<br />
Ghy hebt my ghetraut lief / vvie zal my scheeden<br />
Prinche<br />
Lief mynder gherechticheyt ghenadichste bekende +<br />
in huwen handen bem ghescreuen gheteeckent claer +<br />
10 ghy die toeverlaet zyt alder weerelts hende<br />
tes my goet dat ick my thuwaerts houde voorwaer<br />
wie zal my <strong>van</strong> hu sceeden dan / Nyemandt openbaer +<br />
tribulatie / Ancxst / naectheyt /noch hongher ter noodt<br />
peryckel noch zvveerd / want bem zeker der naer<br />
15 dat noch Inghel noch ouerheyt / noch leuen noch doodt<br />
Ieghenwoordich noch toecommende noch hoocheyt hoe groot<br />
noch diepte noch ander Creatuere bevonden<br />
mach my scheeden <strong>van</strong> hu Liefde / die huut tsvaders schoot<br />
hebt neder ghedaelt / en myn banden ontbonden<br />
20 My * hu Liefde ghezeghelt / met bloedighe wonden<br />
ende want my wildet tshemels Rycke Bereeden<br />
Ghy hebt my ghetraut lief / wie zal my scheeden /<br />
Zusterkens ter potterie<br />
Ter eeren gods moedre maria die maeght<br />
25 ion ick in onser vrauwe Cappelle ghescreuen<br />
Een lof <strong>van</strong> maria Wantter Ionste toedraeght<br />
** Na ‘ziele’ ‘Re’ geschrapt.<br />
* ‘My’: oorspronkelijk ‘met’ doorgehaald, ‘Mij’ in de marge.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
98 r<br />
+<br />
Esai 53.<br />
+<br />
Psal 4<br />
+<br />
Esai 49.<br />
+ Roma /8
191<br />
de zusterkens wil ic oock te zynghene gheuen<br />
vp datter fantazie worde by verdreuen<br />
ion icxse / ende omme schuwen qua temptacien<br />
30 naer tlof gheestlicke Liedekens drie verheuen<br />
huuten Psalmen <strong>van</strong> dauid By contemplatien<br />
Lof <strong>van</strong> maria +<br />
Maria hu louelicxste lof ende weerde<br />
huwe vryheyt eeuvvich zeker verzekert zy<br />
35 die en mach vullouen hemel noch Eerde<br />
+<br />
Achlacen / wat lof mach dan commen huut my<br />
want zoo heeft hem god vernedert in dy<br />
Ia in dyn wysoetmoedich Reyn lichaeme claer<br />
dat hy ziet zonder menssche / gheen god en zy<br />
5 noch oock menssche warachtich zonder god voorwaer<br />
oock zo en es de godheyt / dats wel openbaer<br />
de mensscheyt voorwaer niet Te gheenen zinne<br />
noch de menscheyt / en es oock / verre noch naer<br />
die eeuweghe godheyt niet / hoement beghinne /<br />
10 duer dit hoogh wondre Maria vriendinne<br />
schoonlouelicxst thuwaerts ter causen <strong>van</strong> desen<br />
zegghen wy dancbaerich Reyn thuwen ghewinne<br />
Lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />
Want Iahel / Es god verwachtende gheseyt<br />
15 maria / die heeft god den heere verwacht<br />
in viereghe ghedochten der oetmoedicheyt<br />
welck leuen zou leedde / bouen menschlicke cracht<br />
doe gabryel als bode der goddelicker macht<br />
tot huer quam / maria was gheel verheuen<br />
20 buten haer zeluen vougsamelick gheschacht<br />
in tghemeenschap des goddelicheyts beseuen<br />
v<strong>van</strong>t zou vervult was / end es alsnoch ghebleuen<br />
der zoeter goddelicker Liefzaemichede<br />
willende huer zeluen dienstmaegdelic gheuen<br />
25 in die goddelicke wille / Bequaemste zede<br />
tes zoo ghebleken / Als zou tspreken dede<br />
naer hu woordt / moet my gheschiedende wesen<br />
dies wy hu bieden Alle gheslachten mede<br />
Lof Maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />
30 Mynen gheest (wilde zou goetIonstelic spreken)<br />
in god mynen zaelichmaeckere verblydt<br />
huer schynckende vulmaectelick onbezweken<br />
in gods vreese Reynvoorzienelick talder tydt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
1544 Typre<br />
+ 98 v
192<br />
en offerde huer den heere Ghebenedydt<br />
35 tot alder dancbaericheyt wel bequame<br />
dies by iahel wel gheleken Ter weerelt wyt<br />
want als god verwachtende Es iahels name<br />
maria die steld huer verwachtich eersame<br />
vast gheloouich cloucmoedich ten dienste des heeren<br />
+<br />
in hem zo vele vyndende zoot betame<br />
gheen tydelicheyt mochter huer Afkeeren<br />
voorspoet / mocht gheen verheffen in huer vermeeren<br />
v<strong>van</strong>t hoe beghift / Es niet hooghmoedich gheResen<br />
5 die waert bewacht voor ieghenspoedich verzeeren<br />
Lof maria Als Iahel wysCrachtich ghepresen<br />
Maria. Als Iahel wyscrachtich Bekent<br />
den vyandt te cranckene wilde huer stellen<br />
vp dat hy gods volck niet zou commen omtrent<br />
10 zoo sisara den velthooftman dat wilde quellen<br />
Sisara mach gheseyt zyn in ons vertellen<br />
een huutsluter <strong>van</strong> ghenouchten / die quellynghe biedt<br />
hy de welcke die als vyandt <strong>van</strong>der hellen<br />
es by hulpe <strong>van</strong> maria Onderworpen ziet<br />
15 Alsoo dat Sisara kreegh by iahel verdriet<br />
die hem onder huere voeten gheleydt heeft zaen<br />
een goeden strydt maria es by hu gheschiet<br />
zoo iahel den gods volcke clouck heeft ghedaen<br />
Te Rechte mueght dies eeuwich wel lof ontfaen<br />
20 die dhuutsluter der ghenouchten / dus hebt verknesen<br />
dies segghick thuwer eeren moeder maegdelick graen<br />
Lof maria Als iahel Wyscrachtich ghepresen<br />
Lof die gratie hebt byden heere ghevonden<br />
ghy voortbrocht ons tleuen / wy die waeren doodt<br />
25 onder tsvyands gorreel By cause <strong>van</strong> zonden<br />
als Iahel hebt verlost ons nv huuter Noodt<br />
v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> hu voorseyt was / zoot dheere ghebood<br />
dat inne die handen <strong>van</strong> eender vrauwe<br />
Sisara zou gheleuert zyn / hoe sterck of groot<br />
30 onder wien gods volck was in grooten Rauwe<br />
Iahel wierd ghebenedydt / in deerdsche Landauwe<br />
naer tverlossen des volcx huuter ieghenspoet<br />
tsghelycx men hu maria / met Rechter trauwe<br />
Bouen alle vrauwen ghebenedyden moet<br />
35 want duer iesum / vrucht <strong>van</strong> dyn maegdelick bloedt<br />
zyn wy tsaemen verlost / alsoo wy claer lesen<br />
dies zegghen wy te Rechte met Aue ghegroet<br />
Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 99 r
193<br />
+ Die eere <strong>van</strong> iherusalem zyt ghy Certeyn<br />
oock die blydschap <strong>van</strong> israel ende vruecht<br />
die heerlicheyt ons volcx int eerdsche pleyn<br />
v<strong>van</strong>t mannelick ghedaen hebt by huwer duecht<br />
5 hu herte ghesterct es / By goddelicker Iuecht<br />
als Iahel ghy thuwen besten goetdynckene<br />
vp datter wy al mochten by worden verhueght<br />
ghaeft iesum een flassche melcx te drijnckene<br />
dyn borstkens pynden hem voedsels te schynckene<br />
10 twelck zoch hu wel was huuten hemel verleent<br />
als hu zuens Ioncxste cracht / beghonste te blynckene<br />
Sisara tsvolcx vyandt die wiertter by vercleent<br />
vpder eerden es niet zulck een vrauwe neent<br />
dan ghy maria ontbyndende dhelssche pesen<br />
15 dies zegh ick noch schoonlouelicxst zoo therte meent<br />
Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen<br />
Princhesselicke<br />
Iahel gods moeder marie<br />
huut dheyrCracht <strong>van</strong> sisara hielpt ons ghenesen<br />
20 dies zegh ick hu noch gheboghender knie<br />
Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen<br />
Rondeel<br />
Aue Maria Weest ghegroet<br />
Bouen allen vrauwen ghebenedydt<br />
25 moederlicxste bruud / duer hu oetmoedt<br />
Aue Maria Weest ghegroet<br />
<strong>van</strong> hu Reynmaegdelicxste bloedt<br />
duer tshelichs gheest omRynghen // gods moeder zyt<br />
Aue maria vveest ghegroet<br />
30 Bouen allen vrauwen ghebenedydt<br />
[Minsaemeghe moedere ende maeght]<br />
M insaemeghe moedere ende maeght<br />
A ls my den vyandt comt bestryden<br />
R echte alsdanne myn <strong>van</strong>e draeght<br />
I n hu tvermueghen es tdien tyden<br />
35 A ls naest god / ons beste verblyden /<br />
+<br />
Eerste Liedeken<br />
Diligam te domine Psal. .17.<br />
Vpden Voys Alle myn ghenouchte solaes en Vruecht<br />
met al dat ghij vermuecht /<br />
5 Ghy heere God die myn sterckheyt zyt<br />
ick zal hu talder tydt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 99 v<br />
+<br />
100 r
heere god ghebenedydt<br />
Beminnen die zyt / myn vastichede<br />
myn toevlucht / en myn verlosser goet<br />
10 myn god myn hulpe vroedt<br />
in hu ick hopen moet<br />
Beschermer en myn ontfangher mede<br />
ick zal hu AnRoupen tot elcker stede<br />
met louelicker zede<br />
15 end ick zal<br />
hier in dit eerdsche dal<br />
<strong>van</strong> myn vyanden al<br />
worden verlost en wesen gheel vry<br />
v<strong>van</strong>t pynen des doods<br />
20 grootelicx die omvynghen My<br />
die was vul noods<br />
194<br />
Die beken der quaetheyt Rasch onghespaert<br />
die hebben my vervaert<br />
en my hebben bezwaert<br />
25 pynen der hellen be<strong>van</strong>ghen zeere<br />
de stricken des doods oock openbaer<br />
verRaschten my der naer<br />
om my te deeren daer<br />
in mynen druck anRiep ick an god den heere<br />
30 wien ick eeuvvich Lof vermeere<br />
en met snellen keere<br />
heeft hy verhoort<br />
myn stemme Rechtevoort<br />
en myn Roupens Accoord<br />
35 es voor hem commen vp dat termyn<br />
diet bem onweerdt<br />
maer dheere wil ontfaermich zyn<br />
die zyns begheerdt<br />
De eerde die beefde voor hem ick kendt /<br />
+<br />
zondich was zou ghespent<br />
der berghen fundament<br />
es veruaert en beroert altsamen<br />
Want vp zulcke zo was hy gram<br />
5 als hy zeer wel vernam<br />
die te hooghmoedich clam<br />
houeerdelicke buten tbetamen<br />
maer traenich ghebed met een beschamen<br />
als Roock thuerer vramen<br />
10 es upgheghaen<br />
in zyne gramschap zaen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 100 v
end hebben dies ontfaen<br />
tvier <strong>van</strong> Liefden ontsteken breed<br />
dat gheel huut was<br />
15 en die colen ghesprooct zyn heet<br />
Tot Liefde ghenas<br />
195<br />
Hy buugde den hemel / end heeft ghedaelt<br />
huut Liefden onghefaelt<br />
gheel tonsewaerts ghestraelt<br />
20 en schemerynghe der helsscher Luchten<br />
die des mensschen claeren zin<br />
verduusterheyt brynght in<br />
heeft hy eer meer dan Min<br />
onder zyn voeten willen pluchten<br />
25 ende naer zyn verRysens vruchten<br />
Clam hy zonder duchten<br />
In themelssche pleyn<br />
bouen Cherubin Reyn<br />
end hij vloogh Certeyn<br />
30 zulckerwys als noyndt gheschiet<br />
zeer tryumphant<br />
hy heeft hem upgheheuen ziet<br />
Buten ons verstandt /<br />
Die duusterheden heeft hy versnelt<br />
35 hem Rondsomme ghestelt<br />
als eenne thente int velt<br />
zyn mensschelick anNemen const men niet schauwen<br />
zyn wolcken verghijnghen naer zyn beuel<br />
dats zyn apostels wel /<br />
+<br />
ghijnghen zonder ghequel<br />
Preken gods woord Mans ende vrauwen<br />
en <strong>van</strong>den hemel in deerdsche Landauwen<br />
up dat wy hem betrauwen<br />
5 die eeuwelick Leeft<br />
dheere ghedondert heeft<br />
die neemt / en weder gheeft<br />
end hy schoot zyn pylen huut<br />
zeer scherp ghevoormt<br />
10 en der blexemen virtuut<br />
heeft ze bestoormt /<br />
Doe zachmen die waterfonteynen groot<br />
om blusschen onsen noodt<br />
ende die gronden blood<br />
15 des eerdeRycx / zyn oock ontdect bekeken<br />
end heere duer hu berespen stranck<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 101 r
ghedaen den zondaers Cranck *<br />
duer veel sermoenen lanck<br />
es dit by hu gheschiet ghebleken<br />
20 by tsgheests ingheuen Reyn onbezweken<br />
<strong>van</strong> hu grammoedich spreken<br />
twelck dient ghevreest<br />
eer volght meerder Tempeest<br />
hier in tsweerelts forreest<br />
25 Maer heere in al wat ghy bedryft<br />
Castydt en slaet<br />
die heft ghy up / en vromelick styft<br />
in beteren staet<br />
196<br />
Dheere zand huut <strong>van</strong>den hoogsten grond<br />
30 en haelde my terstond<br />
oock nam hy my ghezond<br />
huut veel wateren tdien saeysoene<br />
hy verloste my oock my / zyn tselfs werck<br />
<strong>van</strong> myn Vyanden sterck<br />
35 die met quaet ooghemerck<br />
pooghden benydicheyt my te doene<br />
Bouen my versterct zeer Coene<br />
waeren zy ongroene<br />
<strong>van</strong> duechden dan<br />
+<br />
en quamen / zoo elck can<br />
in myn benautheyt An<br />
// Maer dheere die was myn hulpe by<br />
ghedaen niet Noo<br />
5 ende int Rume gheleedt heeft my<br />
v<strong>van</strong>t wildet zoo /<br />
En zal my Loonen in zyn pryeel<br />
naer myn Rechtueerdich deel<br />
betaelen my gheheel<br />
10 naer die Reynicheyt <strong>van</strong> myn handen<br />
v<strong>van</strong>t ick hebbe zyn weghen licht<br />
zeer neerstich onghezvvicht<br />
bewaert / en niet ghesticht<br />
ongoddelicke / tot zynder schanden<br />
15 v<strong>van</strong>t zyn oordeelen in allen Landen<br />
Buten ons verstanden<br />
zyn voor myn Aenschyn<br />
ende Rechtueerde fyn<br />
<strong>van</strong> god den heere myn<br />
* ‘stran’ doorgehaald voor ‘Cranck’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 101 v
20 verworp ick <strong>van</strong> my nemmermeer<br />
hoe den vyandt termt<br />
end ick zal brooschzondich teer<br />
zyn wel beschermt<br />
En dheere die zal my verghelden noch<br />
25 naer myn Rechtueerden doch<br />
niet wel / naer myn bedroch<br />
maer naer / mynder handen Reynichede<br />
metten helighen / zytier omtrent<br />
zult helich zyn Bekent<br />
30 en met donnoosel gent<br />
zult zyn oock in onnooselhede<br />
met dhuutvercoren minsaemichede<br />
thuwer vroylichede<br />
vercoren oock wordt<br />
35 wie metten quaeden port<br />
quaet wordt hy oock begordt<br />
v<strong>van</strong>t zult die Oetmoedich // zyn<br />
doen zaelicheyt<br />
en die hoogh voorspoedich // zyn<br />
doen daelicheyt /<br />
197<br />
+<br />
Want ghy verlicht myn kersse daer<br />
Myn heere god voorwaer<br />
de duusterheyt maect claer<br />
mynder herten / verdoolde zaecken +<br />
5 Want met hu can ick den crysman verslaen<br />
en met myn god zal zaen<br />
over de mueren ghaen<br />
wiens wech mach gheen vlecke maecken<br />
met vier zyn onderzocht zyn huutspraecken<br />
10 oock es hy zonder slaecken<br />
beschermer ghepast<br />
die in hem hopen vast<br />
vvie heefter anders Last<br />
dan ghy heere wiens ghebod<br />
15 dient wel gheviert<br />
Want wie es god / zonder onsen god<br />
die ons Regiert /<br />
God heeft. my ommegord met cracht<br />
myn weghen / duer zyn macht<br />
20 gheel onbevlect gheacht<br />
Snel vulmaect hy oock myne voeten<br />
uppe die hoocheyt steld hij My<br />
myn handt Leert stryden hy<br />
als staelen boghe vry<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 102 r<br />
+ Naer thebre/
25 steld hy myn aerme / by goeder moeten<br />
ende hebt my tot een verzoeten<br />
beschermt willen groeten<br />
in zaelicheyts Rynck<br />
en my voor tboose dynck<br />
30 dyn Rechter handt ontfynck<br />
en tmynder Bekeerynghe<br />
noch bouen al<br />
heere god hu tselfs Leerynghe<br />
My Leeren zal<br />
198<br />
35 Myn voortghaen hebt huut Liefden heet<br />
gheel onder my verbreed<br />
myn voetsteppen ghereedt<br />
zyn niet gheweest / in crancheyt cleene<br />
myn vyanden worden <strong>van</strong> my bespiet /<br />
+<br />
ick zals angrypen ziet<br />
end ommekeeren niet<br />
tot zy ghebreken / en zyn in weene<br />
oock zal icxse breken ontwee ghemeene<br />
5 ende dan niet Eene<br />
zal hebben vruecht<br />
noch om te staene iuecht<br />
maer zullen gheel onthueght<br />
Onder myn voeten vallen plat<br />
10 gheel troosteloos<br />
dus zal icxse maecken mat<br />
vyanden boos<br />
Heere ghy hebt my ick kendt ick Lydt<br />
Reyn upgheschort altydt<br />
15 met stercte totten strydt<br />
ende my zyn onderworpen bleuen<br />
die hem ieghens my hebben ghezet<br />
maer hebt ghedaen noch bet<br />
myn vyanden Besmet<br />
20 hebt ghy my teender Rugghe ghegheuen<br />
en die my benyden hier in tleuen<br />
zyn verstroyt verdreuen<br />
dies Riepen zy schier<br />
meest totten heere hier<br />
25 maer in Alsulck dangier<br />
vvas gheen / diese Rechtevoort<br />
maecte ghezondt<br />
noch den voys was niet ghehoort<br />
<strong>van</strong> huerer mondt /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 102 v
30 Maer ghelyck tstof voor de wyndt<br />
in tsticken vlieght zoot schijnt<br />
zullen zy zyn ghePyndt<br />
ick zalse vernielen als slyck der straeten<br />
ghy zult my <strong>van</strong> vpsprekers quaet<br />
35 ende volck obstinaet<br />
verlossen <strong>van</strong> zulck zaet<br />
ende my tot een hooft der heydenen laeten<br />
Een volck (heere der hoogster staeten)<br />
dat ick ter Rechter maeten<br />
+<br />
Niet hebbe ghekendt<br />
heeft my ghedient omtrent<br />
end in zyn Regiment<br />
Int hooren der ooren myn<br />
5 ghehoorzaem wel<br />
heuet my gheweest zeer fyn<br />
Ende niet Rebel<br />
Maer vreimde kynderen int verghaer<br />
die hebben my dats claer<br />
10 gheloghen openbaer<br />
ende veroudert zyn zy bezweken<br />
zy ghijnghen oock in huer weghen manck<br />
myn god zy lof en danck<br />
die Leeft eeuwelick Lanck<br />
15 ghy myns zalicheyts god ghebleken<br />
moet zyn verheuen in dhooghste Reken<br />
ghy die my gheeft twreken<br />
en voor my waect<br />
en die tvolck ongheslaect<br />
20 my onderdaenich maect<br />
<strong>van</strong> myn toorneghe vyanden<br />
verlosser groot<br />
zyt ghy noch tot huerer schanden<br />
Tmynder noodt /<br />
199<br />
25 Verlossen my <strong>van</strong>den quaeden man<br />
zult ghy als diet wel Can<br />
en my beschermen dan<br />
<strong>van</strong> de ghuene / die my besprynghen<br />
daer omme zal ick zonder gru<br />
30 heere god bedancken hu<br />
end in hu name nv<br />
Oetmoedich dancbarich een Psalme zynghen<br />
die groot maect zaelicheyts dynghen<br />
met zyn omRynghen<br />
35 alsoo ghemoet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 103 r
<strong>van</strong> zynen Conynck goet<br />
end oock ontfaermen doet /<br />
+<br />
An David zijnen ghezalfden knecht<br />
ontfaermicheyt<br />
oock zijnen zaede gheel vpRecht<br />
In deeuvvicheyt /<br />
200<br />
Tvveede psalmliedeken<br />
Laudate pueri dominum psal. 112.<br />
Vpden Voys Mon pere / ma donne mary<br />
Moy qui suis belle /<br />
10 Kynderen looft den heere nv<br />
zoo dat betame<br />
vastegheloouich / zonder gru<br />
om louen voughen hu<br />
oock tsheeren name<br />
15 Tsheeren name ghebenedydt<br />
moet die oock wesen<br />
<strong>van</strong> nv tot eeuwegher tydt<br />
ouer de weerelt wydt<br />
als hooghst ghepresen<br />
20 Vander zonnen claer vpghanck<br />
tot Tnederkeeren<br />
pryselick es gheel eeuvvich lanck<br />
<strong>van</strong> onse mensschen Cranck<br />
de naeme des heeren<br />
25 Ouer al diemen heydenen heet<br />
es dheere verheuen<br />
ende zyn eere wydt ghespreedt<br />
bouen dhemelen breedt<br />
vvordt eeuvvich bleuen<br />
30 VVie esser ghelyck ons heer ons god<br />
die wuendt almachtich<br />
int hooghste bouen der inghelen vlot<br />
daer elck naer zyn ghebod<br />
hem dient Eendrachtich<br />
+ Hy Die hier beneden ziet<br />
hooghste <strong>van</strong> weerden<br />
vvat in dhemele gheschiet<br />
ende te min oock Niet<br />
5 gheel inder Eerden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 103 v<br />
+ 104 r
Die huut der eerden upRecht snel<br />
Die aerme zyn vonden<br />
ende verhooght * ze zeere wel<br />
hy / ende nyemandt el<br />
10 huut tdreck der zonden<br />
Vp dat hy hem laet wuenen / by<br />
den princhen Reene<br />
by den princhen / zyns volcx vry<br />
end een verwinder zy<br />
15 huut allen weene<br />
Die donvruchtbaere wuenen doet<br />
ten huuse Binnen<br />
dat zy een kynder moeder goet<br />
zy vroyelick ghemoet<br />
20 om duecht ghewinnen<br />
Glorie moet den vader zyn<br />
daer naer zyn zuene<br />
en dhelighen gheest / up elck termyn<br />
in eeuvvicheden fyn<br />
25 Eeuwich ghewuene /<br />
201<br />
Derde liedeken<br />
Ad dominum cum tribularer /<br />
Psal. 119.<br />
Vpden Voys En hebdy niet ghezien cornelis neue<br />
die ghisteravendt vyf grooten verdranck /<br />
Wanneer ick was in druck in Pijne<br />
Riep Ic tot god gheel Rechtevoort<br />
end heeft certeyn met blyden Aenschijne<br />
Myn drouuich claeghen wel verhoort /<br />
+ O Heere myn ziele wilt doch bevryden<br />
Al <strong>van</strong>den boose Lippen quaet<br />
en <strong>van</strong> een tonghe Tot allen tyden<br />
die niet dan boosheyt / huut en slaet /<br />
5 Wat dynghe word hu ghegeuen heere<br />
<strong>van</strong> eender tonghe Talder stondt<br />
de ghuene die bedrieght doch zeere<br />
en die de ziele quetst ende wondt<br />
* ‘verhoogst’ doorgehaald; ‘verhooght’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 104 v
Ghemerct zou es als scherpe pylen<br />
10 <strong>van</strong> een de ghuene die doet ghewelt<br />
venynich vlieghende oock by wylen<br />
daer by de paeyselicke zyn ghequelt<br />
202<br />
Eylaes eylaes eylaes ick mach wel claeghen<br />
als ballynck myn herte / daer Ieghens stuent<br />
15 dat hier verlanght worden myn daeghen<br />
in cedars thenten zo heb ick ghewuendt<br />
By hemlieden zy die benyden vrede<br />
daer leefd ick zeere vreedzaemich by<br />
end als ick thuerliedervvaerts tspreken dede<br />
20 ziet zonder Cause bevochtenze my<br />
Glorye zo moet god den vader wesen<br />
end oock zyn zuene Christus bekent<br />
den helighen gheest tsghelycx / naer desen<br />
zoo die was / es / en blyft oock zonder hendt /<br />
Aucteur<br />
Hebbende den zusterkens dus ghestoffeert<br />
om zynghen ghemoueert<br />
was gheneghen omme fantazie ouerweluen<br />
niet dat icker mede was ghevexeert<br />
30 maer metter Weerelt ghetribuleert<br />
die onghecesseert // Genereert<br />
al meer passien dan twee elfuen<br />
meer altoos meest /<br />
// een liedeken ghemaect eens huter gheest<br />
35 daer naer te zynghene voor my zeluen /<br />
+<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
Myn zoete liefueken / heeft my begheuen<br />
Een anders boelken / es zou voorwaer<br />
5 O god anhoort myn zuchten en myn Caermen<br />
Alle myn ghebeentten zyn onghezondt<br />
duer huwen name wilt my ontfaermen<br />
v<strong>van</strong>t totter doodt toe bem ick duerwondt<br />
Scept een Reyn herte in mynen grondt<br />
10 stelt een bewaerynghe mynder mondt<br />
dat ick myn ziele / en doe gheen schaeden<br />
om brynghen inne der hellen gloedt<br />
O heere god / verlost ons <strong>van</strong>den quaeden<br />
v<strong>van</strong>t hu bermherticheyt / es eeuvvich goet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
105 r
203<br />
15 Heere god mynder zaelicheyts heere<br />
Ick bem ghelyck een man zonder hulpe bekent<br />
vvilt dat ick huwe Rechten leere<br />
en myn ooghen <strong>van</strong> ydelheden wendt<br />
heere laet hu goetheyt my commen omtrent<br />
20 ende my dyn helighen gheest inzendt<br />
eer my den vyandt en tvleesch verRaeden<br />
dat icker Ieghens zy clouck ghemoet // O heere god /<br />
Heere tooght ons huwe groote goethede<br />
end gheeft ons huwe zaelicheyt<br />
25 neemt wech dyns volcx mesdadichede<br />
en bedect haerlieder zonden zwaricheyt<br />
gheeft huwen knecht huwe sterckicheyt<br />
duer huwe groote Bermherticheyt<br />
Leert my bewandelen huwe paeden<br />
30 een teecken an my doch ten besten doet // O heere god /<br />
Die princhen veruolghen my zonder zaecke<br />
meer mynder vervolghers / zeer vele zyn<br />
heere verlost my daer ick naer haecke<br />
<strong>van</strong>den mensschen onRecht my doende ghepyn<br />
35 zy commen onder een duechdelick schyn<br />
Looselick schietende huer venyn<br />
+<br />
gheerne zouden zy my verlaeden<br />
en my <strong>van</strong> hu worpen / gheel onder de voet // O heere god.<br />
Alle heydenen heere god Eersame<br />
Die ghy ghemaect hebt / huut liefden wel<br />
5 zullen tot hu commen / om eeren huwen name<br />
v<strong>van</strong>t ghy zo groot zyt ghenaedich snel<br />
die wonder doet duer hu woords beuel<br />
die alleene god zyt / en nyemandt el<br />
vergheeft ons / Onse groote mesdaeden<br />
10 duer tmildelick huutsturten <strong>van</strong> christus bloedt // O heere /<br />
Heere weert Tweedracht huut allen Landen<br />
ende paeys in onse daeghen gheeft<br />
der Conynghen herten / zyn in hu handen<br />
hemel ende eerde / oock voor hu beeft<br />
15 Bekeert den zondaere die noch sneeft<br />
schict dat hy naer huwe wille Leeft<br />
met huwer Rechter handt staet hem in staeden<br />
dat hy thuwaerts keere met Liefden vroet // O heere god /<br />
Heere Iesu christe <strong>van</strong> Nasareene<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 105 v
204<br />
20 vvilt my dyn handwerck by hu ontfaen<br />
ick kenne / hu heb ick ghezondicht Alleene<br />
en voor huwen ooghen veel quaets ghedaen<br />
heere tot wien zoud ick anders ghaen<br />
dan thuwaerts vaste / betrauwende zaen<br />
25 die gheenen zondaere wilt versmaeden<br />
maer keert hy thuwaerts / zyn lyden verzoet // O heere /<br />
Princhelick god Almachtich god der goden<br />
Alle dat zondich es / <strong>van</strong> my weert<br />
dat ick onderhoude dyn liefue gheboden<br />
30 sterct my daer Inne / want ick begheert<br />
keert <strong>van</strong> my doch dyn Rechtueerdich zweerd<br />
daer ghy de goddeloose mede deert<br />
ende ontfanght my in huwe ghenaeden<br />
bouen al hu wercken een vloeyende vloedt // O heere /<br />
35 Glorie moet god den vadere wesen<br />
en zyn zuene Christus ghebenedydt<br />
dhelighen gheest oock / Persoonen drie ghepresen<br />
maer eennen god almachtich teeuwegher Tydt /<br />
+<br />
Eeuwich int hemelssche eeuvvich iolyt<br />
Rengnerende die hemel end eerde verblydt<br />
wiens Rycke blyft eeuvvich zonder verspaeden<br />
bermherticheyt ouer den zondaers doet<br />
5 O heere god verlost ons <strong>van</strong>den Quaeden<br />
v<strong>van</strong>t hu Bermherticheyt es eeuvvich goet<br />
Schiplieden Cappelle<br />
Dese ghildebroeders schippers ion ick aduantaige<br />
zeylende naer Bruaige<br />
10 niet meer in te laedene dan huerlieder peyl<br />
alomme vry te zyne <strong>van</strong> Pylotaige<br />
end als zy ter zeewaerts in doen voyaige<br />
beschermt voor naufraige<br />
end altyds thebbens goet wynd int zeyl<br />
15 zo wordtter keyl deyl // den pennyngh veyl<br />
om wel tonderhoudene de ghestichten<br />
En ter cappelle zalmer te bet mueghen Lichten<br />
Capelleken up stuuenbergh<br />
In dit Capelleken ghesticht vp stuuenberghs houck<br />
20 neffens vierentwyntich Rentkens staende in een Reke<br />
Orlementen ghebreecker ende Messebouck<br />
zoude zondach tsmesdaeghs wel hebben bezouck<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 106 r
205<br />
indien datter Certeynelick messe bleke<br />
ick dyncker veel noodzaecken an ghebreke<br />
25 wilder dhandt toe steken <strong>van</strong>den dunen prelaet<br />
<strong>van</strong> zyn ouerschots dienst / drie messen de weke<br />
Twaslicht met corte Raet<br />
vvierde by den ghebuerkens / wel ghevonden Iaet<br />
Sinte cruuskercke<br />
30 Thelich Cruus capelle ter kercke tsinte cruus<br />
daer ick deel / Eens hadde an tkerchof<br />
+<br />
als Icker In de prochie wuende en lagh thuus<br />
gheef Ick Ionstelick dit simpel Clerck // lof<br />
Lof Vanden helighen Cruce<br />
Verre moet <strong>van</strong> my zyn zoud ick verblyden +<br />
5 dan In tcruce Iesu christi tot allen tyden<br />
in twelck al ons verlossynghe es gheschiet<br />
ons toevlucht in ons broosch Lichaemlick Lyden<br />
vroom standaert wien dhelssche legher ontziet<br />
dies hu tanbeden christe / en laeten wy niet<br />
10 v<strong>van</strong>t in hu helich cruce dat weerdich Iuweel<br />
zonder thebben onvuldaen ghelaeten yet<br />
hebt met hu bloedt verlost de weerelt gheheel<br />
voor teecken des Crucen groot of cleen deel<br />
de vyandt met al zyn foortsen vlucht<br />
15 dies segghick ter eeren dit troostbaer percheel<br />
Lof crucen boom. draeghende zaelichste vrucht<br />
Lof glorieux Cruce ons handstock bleuen<br />
hooghst bouen alle Cederhoutten verheuen<br />
Reyn vveerdich helich cruce ghebenedydt<br />
20 Christus an hu steruende / Creghen wy leuen<br />
in hu wierdt hy verwinder der vroomster stryd<br />
Want helle weerelt dood / hoet den vyandt spyt<br />
die heeft hy al onder de voeten ghetorden<br />
end hy onsteruelick heere der weerelt wydt<br />
25 ghewillich wildhy sterflick int cruce worden<br />
hy die was eer dat ye beghinnen porden<br />
ghaf an tcruce zynen gheest / tusschen hemel eerde lucht<br />
Dies mueghen wy te zegghene wel beghorden<br />
Lof crucen boom draeghende zaelichste vrucht<br />
30 Dies zyn meErfghenamen zyn wy bedeghen<br />
v<strong>van</strong>t christus heeft onse mesdaeden ghedreghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 106 v<br />
+ A o 1543.
206<br />
vp thoudt des crucen in zyn Lichaeme<br />
vp dat wy der zonde ghestoruen int pleghen<br />
der Rechtueerdicheyt zouden Leuen bequame /<br />
+<br />
Christus es voor onslieden zyn vader eersame<br />
onderdaenich gheworden oock totter doodt<br />
Iae totter doodt des crucen Tot onser vrame<br />
an twelck hy ontfynck zyn vyf wonden Roodt<br />
5 Cruussluetel die ons den hemel ontsloot<br />
helech cruce troostbaer leuen wie Crancklick zucht<br />
Lof bouen lof / Lof bouen prys / en tonser noodt<br />
Lof Crucen boom draeghende zaelichste vrucht<br />
Prinche<br />
10 Het teecken des Crucen Eerweerdich ghepresen<br />
dat zal openbaer inden hemel wesen<br />
als dheere de weerelt zal commen Iugieren<br />
Cruce bouen alle Crucen edelst huutghelesen<br />
boom bouen alle boomen <strong>van</strong> wat manieren<br />
15 Reyn zoetste cruce Bouen alle balsemieren<br />
verheuen vp Caluaryen gheel tonser spoet<br />
vruchtbaer cruce Twelck alle christene vieren<br />
daer christus an sturte zyn precieux bloedt<br />
niet alleene sturtte / maer een vloeyende vloedt<br />
20 heeft hij Ryfstroomich voor ons zonden gheplucht<br />
Tdeser causen cruce christi zyt minlick ghegroet<br />
en met grooter oetmoet // Lyd ick zonder ducht // Lof etc a<br />
[Omtrent de plaetse gode ter eeren]<br />
+<br />
Omtrent de plaetse gode ter eeren<br />
daer de parochyaenen ter tafel ons heeren<br />
25 deuotelick commen Ter paesschen hooghtydt<br />
ion ick een Refereyn / Om de simpele Leeren<br />
ende <strong>van</strong> mesbruuck afkeeren<br />
dat daer nyemandt mach commen in tzondich habyt<br />
maer Reden datter hem een yeghelick quyt<br />
30 om daer te commene met Reuerentie<br />
Dus elck wiet Lese / dat wel smaeckende zyt<br />
inden gheest verblydt<br />
int wel ouerLesen verstaetmen dintencie<br />
ende tsticx sententie<br />
35 Tmisterie te bouen ghaet mensschens scientie /<br />
Refereyn<br />
Christus alder mensschen troost / huut Liefmoedeghe aders<br />
ghedaelt huten schoot zyns hemelsche vaders<br />
tonser verlossynghe in dit dal <strong>van</strong> weene<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 107 r<br />
+<br />
107 v
207<br />
5 es hy menssche gheworden aldaer / midsgaders<br />
datter toe andre bequame was gheene<br />
dan hij alleene<br />
end eer hy wilde Lyden voor ons tsamen ghemeene<br />
hilt zyn Avendmael met zyn Apostolen blyde<br />
10 My heeft hertlick verlanght / sprack hy tot groot en Cleene<br />
dit paeschlam met hu tetene / Eer dat ick Lyde<br />
vvelck avendmael in zekeren voorleden tyde<br />
figuerlick by het Paesschelam wordt gheleken<br />
twelck die Iueden aten / thuerlieder bevryde<br />
15 als zy waeren verlost huut Egypten ghebleken<br />
end oock als de heere ghetraulick onbezweken<br />
verlossen wilde de kynderen <strong>van</strong> israel<br />
<strong>van</strong> Pharaos macht / beual hy zonder eenich ghebreken<br />
dat zy zouden nemen / Een zuuer lammeken snel<br />
20 en dat eten ghebraeden Byden viere wel<br />
// By welcken israheliten verstaen wy / nyemandt el<br />
dan tsmensschelick gheslachte / in groot bezwaeren<br />
twelck onder den prinche der duusterheden fel<br />
ghe<strong>van</strong>ghen hadde gheweest / meer dan vyf duust iaeren<br />
25 en by nyemandt verlosselic / maer huut dhemelssche schaeren<br />
vvas dheere god ghenaedich / als bermhertich ghewuene<br />
ende tonser verlossynghe Claer int openbaeren<br />
heeft ons tpaeschlam / ghezonden / dats zyn eeghin zuene<br />
die ons alleene quam lossen Was hy de ghuene<br />
30 medechyne en ghenesynghe <strong>van</strong> Adams<br />
doodzondich venyn<br />
Zalich zynse die ten avendmale des Lams +<br />
GheRoupen zyn<br />
Christus es dit Paeschlam vercocht tot schanden<br />
35 en gheleuert gheCoordt inder Ioden handen<br />
hebbende ghedaentte / noch ook schoonhede +<br />
ghesleghen ghesteken voortghetrocken met banden<br />
+<br />
Als een dalder verachtste end onweerdste mede<br />
naer Iuedsche zede<br />
ende was also veracht Tot elcker stede<br />
datmen taenschyn voor hem decte / wier leed voor by<br />
5 voorwaer / nochtans drough hij al onse Cranchede<br />
ende al onse smerten vp hem zo nam hy<br />
om ons mesdaeden wille / ghewondt was vry<br />
duersleghen scherp duergheesselt om onse zonden<br />
vp dat al te saemen vrede mochten hebben wy<br />
10 gheheel zyn wy ghenesen duer zyne wonden<br />
Als dolende schaepen / ghijnghen wy veel stonden<br />
een yeghelick zach vp zyn wech flau zeere<br />
maer ten Rechten weghe / By hem zyn ghevonden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Apo/19.<br />
+ Esai .53.<br />
+ 108 r
208<br />
v<strong>van</strong>t onse zonden wierp vp hem god den heere<br />
15 vp datter ons verlossynghe by vermeere<br />
// Ghestraft end ontEerdt zynde te gheenen keere<br />
zo en deedhij niet opene zynen mondt zoet<br />
maer ghelyck een Lammeken / tot onser leere<br />
dat totten slachbanck gheleed wesen moet<br />
20 en ghelyck als een schaep zachtmoedich goet<br />
dat voor zynen scheerdere es / stom beseuen<br />
ende dat zynen mondt niet opene en doet<br />
Liet christus dit Lammeken voor onslieden tleuen<br />
ons hem zeluen teender gheestelicker spyse ghegheuen<br />
25 waer in was bevonden niet stuerich niet grams<br />
vp gheen termyn.<br />
Zalich zynse die * ten avendtmale des Lams<br />
GheRoupen zyn<br />
Maer om gheestlick eten dit paeschlam daer<br />
30 duer liefden ghebraeden inder Crucen outaer<br />
tes Reden datter elck hem wel toe Bereede<br />
v<strong>van</strong>t in zyn avendmael / An een tafel voorwaer<br />
en <strong>van</strong> eennen broode By hem ghehelicht der naer<br />
Aten pieter ende Iudas wel alle beede<br />
35 aldaer int breede<br />
pieter tzijnen behoude / ende iudas tzynen Leede<br />
dies elck menssche hem prouue /es wel <strong>van</strong> noode /<br />
+<br />
dat hy niet onweerdich blycke / ende dan by bescheede<br />
dryncke <strong>van</strong>den keilct / ende ete <strong>van</strong>den Broode<br />
v<strong>van</strong>t wie onweerdich eit en drynct / als menssche snoode<br />
die eit en drynct hem zeluen / dat oordeel warachtich *<br />
5 vvie onweerdich tsheeren tafel comt / als zondeghe ghedoode<br />
es een verRaeder <strong>van</strong> tpaeschlam / gods zuene Almachtich<br />
en hoe meshaghelick dat hem zy blyct crachtich<br />
An oza / die an daercke wilde tastynghe maecken +<br />
daer tmanna in was / huut goe meenynghe bewachtich<br />
10 es terstondet nederzoncken / ende starf om dees zaecken<br />
dat hy tsnachts zyn huusvrauwe hadde willen ghenaecken<br />
Twelcke dauid ziende was bevreest tdier tydt<br />
de aercke nochtans met een Liefmoedich blaecken<br />
te brynghene / Binnen zynder wuensten bevrydt<br />
15 die dan Christum thelich paeschlam ghebenedydt<br />
tzynder tafel commen nutten onweerdich onbequame<br />
Och die mesdoen dan grootelicx gregorius belydt<br />
naer dat Oza ghenaecte / de aercke eersame<br />
zynde maer een figuere <strong>van</strong> Christus Lichaeme<br />
20 ende hy daer ter steden niet en ontquams<br />
* ‘d’ doorgehaald.<br />
* ‘alm’ doorgehaald, ‘wa’ erboven geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 108 v<br />
+ .2.Regum.6.
209<br />
zonder plaeghe ghepyn<br />
Zalich zynse die ten avendmale des Lams<br />
gheRoupen zyn<br />
Prinche<br />
25 Was dauid dus bevreest dan bouen sommen<br />
dat hy daercke in zyn huus niet dorste laeten commen<br />
die nochtans duechdlic goet was int eerdsche pleyn<br />
v<strong>van</strong>t dheere <strong>van</strong> hem tzegghene wildhy Berommen<br />
ick heb een man ghevonden naer myn herte Certeyn<br />
30 Te meer dan wy kersten in zonden vuyl onReyn<br />
zullen vreesen tlichaem christi in ons mondt tontfaene<br />
Centurio oetmoedich sprack / heere zuver greyn<br />
niet vveerdich bem ick ghy myn huus in te ghaene<br />
Sint ian baptiste dalder helichste in wesen en ghedaene<br />
35 onder alle gheborene <strong>van</strong> vrauwen ziet<br />
hy vreesde ende dorste gheenssins te bestaene<br />
thooft christi te ghenaeckene / zoo eist gheschiet /<br />
+<br />
Niet min / al zyn wy zondaers Wanckelbaer als Riet<br />
schict hu altyds oetmoedich tsheeren avendtmale<br />
hebt ghy berau / naer tbelyden / en wanhoopt niet<br />
dat in hu ghebreict / zal christus vuldoen int principale<br />
5 vought hu tsaemen dan godsvruchtich * in tgenerale<br />
Christus zal hu tzynder tafel ontfaen In gratien<br />
met ghelooue / hope / Liefde / Comt naer zyn zale<br />
blyde welghecommen word ghy zoo telcker spatien<br />
v<strong>van</strong>t christus heeft verzoent de mesdadeghe natien<br />
10 tonser exaltacien<br />
Ia meer dan der mesdaen was / Certeyn hy nams<br />
vp hem zeer fyn<br />
Zalich zynse die ten Avendmale Des Lams<br />
GheRoupen zyn.<br />
Aucteur<br />
De coster om zyn kele ter note te dwynghene<br />
Als maertianiste dicwils verCoud<br />
Gheef Ick <strong>van</strong>den Cruce dit Liedeken tzynghene<br />
Tword hem beter dan plomp onhebbelicke Cout<br />
20 vvil hyt niet hebben / zelve Ic houd<br />
Liedeken<br />
Vp den Voys Ons pandekens blyfuen altemet<br />
int Cabaret /<br />
* Vóór ‘godsvruchtich’ is ‘h’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 109 r
Verhuecht<br />
25 die Christen name draeghen<br />
Ter duecht<br />
vvilt dancbaerheyt ghewaghen<br />
// Ende zonder vertraghen<br />
veel daeghen<br />
30 zynghen daer by<br />
Lof Cruce Reyn<br />
waer vp certeyn<br />
Ons toevlucht zy<br />
+ Hoe stout<br />
Adam In thoudt mesdede<br />
In thout<br />
zo brochte christus vrede<br />
5 duer zyn ghenaedichede<br />
Waer mede // vvy wierden vry<br />
Lof cruce /<br />
Toevlucht<br />
in tcruce al hu Lyden<br />
10 goe vrucht<br />
dier ons in quam verblyden<br />
* vvilt die ghebenedyden<br />
bevryden // in hebber wy // Lof cruce /<br />
210<br />
Maect moet<br />
15 vvil hu den vyandt tseghen<br />
in tbloedt<br />
Christi zyn wy ghedweghen<br />
ons lasten tallen weghen<br />
ghedreghen // Voor hu en my // Lof Cruce //<br />
20 Zyn doodt<br />
die ghaf ons tsamen tleuen<br />
Ter noodt<br />
Onslieden by ghebleuen<br />
de wetbrief straf ghescreuen<br />
25 ghewreuen // in sticx heeft hij // Lof Cruce /<br />
Cruusdach<br />
vvy Liefmoedich Eeren<br />
elck mach //<br />
Ten cruce christi keeren<br />
30 en daer in Lyden Leeren<br />
vermeeren // ick ende ghy // Lof Cruce<br />
* ‘be’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 109 v
Capelle ter Calomne<br />
+<br />
211<br />
De buerse <strong>van</strong>den waghenaers hier omtrent gheschiet<br />
zomtyds thierende daer als onghebende Coeyen<br />
35 zou tcappelleken int ces vallen / datmer toeziet<br />
zy zyn Rasch te Lere / dus om schuwen verdriet<br />
ionick daer te bewaerne Twee drie paer boeyen /<br />
Zusterkens tsint obrechts<br />
Deze zusterkens dicwils derfuende vleesch<br />
Lettel berent / met naeyen en zyde wynden<br />
vvinnense de costkens naer hueren heesch<br />
5 doch zen mueghen leuen niet by de Wynden<br />
dus wil icx my onderwynden // ionne ze gheel<br />
<strong>van</strong> gheCapt vleesch een groot onderdeel<br />
of de Cockinne waer een handeloose<br />
Tsmaect wel inde mond <strong>van</strong> zommeghe tandeloose<br />
10 Ende Liefuer dan danssen eenegherhande poose<br />
Ion icxse drie liedekens gheestelick ghezint<br />
die mueghen zy elck als vailiande Roose<br />
zynghen / verIaghen dat dvleesch bemint<br />
Deerste Liedeken<br />
Vp den Voys Die dit Liedeken dichte<br />
dat wasser een Ionghelynck /<br />
Verblydt hu inden heere<br />
ende wederomme verblydt<br />
zo wie dat themwaerts keere<br />
20 hy wordt hem bermhertich zeere<br />
Omme cryghen der zonden acquyt<br />
Nu onder de ghenaede<br />
zyn wy gheworden bet<br />
gheboren huut adams zaede<br />
25 Beschermt <strong>van</strong> allen quaede<br />
verlost <strong>van</strong> die stranghe wet<br />
Tscaepken dat was verloren<br />
heeft Christus In zyn behoed<br />
Paeys es ons toeghezworen<br />
30 vvy zyn tsamen erboren<br />
Ghezuvert Reyn In zyn bloed<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
110 r
Des oude wets figuere<br />
es ons nv openbaer<br />
gheopent / es ter Cuere<br />
35 deerste ghesloten duere<br />
dat duuster was / es gheel Claer /<br />
+ O god hemelssche vadre<br />
Alle dyngh huut liefden beghost<br />
Christus huut Liefden adre<br />
Veel * Mensschen teenegadre<br />
5 heeft met zynen bloede verlost<br />
212<br />
Tvveede Liedeken<br />
Vp den Voys Rycke <strong>van</strong> hauen // Vyndtmer vele<br />
Wy tsamen Adams vveesen<br />
hoe hoogh in eerdsche staeten<br />
10 onslieden es / vvilt niet vreesen<br />
gheboren / Tonser baeten<br />
// Een zalichmaecker crachtich<br />
voor onse schult de schat<br />
gheboren es hij waerachtich<br />
15 Christus / in dauids stadt /<br />
Daer zal eenne Roede<br />
huutghaen by Expresse<br />
sprack Esayas de vroede<br />
<strong>van</strong> die wortel iesse<br />
20 End een blomme zal upclemmen<br />
<strong>van</strong> huerer wortel zaen<br />
daer doude vaders stemmen<br />
of deden groot vermaen<br />
Den heleghen gheest des heeren<br />
25 zal Rusten op dees Blomme<br />
int hof daer wy verkeeren<br />
moet die zyn Wellecomme<br />
den gheest der wetenthede<br />
en des verstands gheel vry<br />
30 den gheest des stercheyts mede<br />
zalder vp Rusten by<br />
Huut tRoedeken Buugsame<br />
Teer gracelic ghepresen<br />
dats huut marie Bequame<br />
35 vvilde huutghaende vvesen<br />
huut des vvortels natuere<br />
* ‘Veel’ in de marge genoteerd in lichtere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 110 v
een blomme <strong>van</strong> Roken zoet<br />
dats Christus menssche puere<br />
<strong>van</strong> huer zuverste Bloedt /<br />
+ Christus zoot baerblycke<br />
ghewillich en manierich<br />
es huut zyn hemelrycke<br />
voortghecommen vierich<br />
5 zoo tblomken in deerdsche plecke<br />
Reyn huuter eerden spruut<br />
Als brudegom zonder vlecke<br />
Te zynder Cameren huut<br />
Christus Es de schoone<br />
10 Blomme alder duechden<br />
der Inghelen Crans en Croone<br />
gheen blomme zoo vul Iuechden<br />
<strong>van</strong> hem wildhy verhaelen<br />
Soo salomon vertelt<br />
15 Een Lelye inden daelen<br />
Bem Ick / en blomme int velt<br />
Een blomme vul <strong>van</strong> paeyse<br />
vul Liefuelicker Roken<br />
ten hemelsschen Palaeyse<br />
20 voor onslieden ontloken<br />
vviens Roke tallen fine<br />
god den vadre heeft behaeght<br />
als beste Medechine<br />
Die zyn gramschap verIaeght<br />
25 Dees blomme Die wy nomen<br />
Christus tallen stonden<br />
de Roke heeft Benomen<br />
den stanck ons alder zonden<br />
Als die vulgroeyt algadre<br />
30 en Rype was voorwaer<br />
gheoffert zynen vadre<br />
up der Crucen outaer<br />
Christus blomme vul weerden<br />
Tsvaders groot verlanghen<br />
35 die bloeyde inder Eerden<br />
als hy was ontfanghen<br />
<strong>van</strong> zyne moeder blyde<br />
213<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 111 r
om vpqueecken ghepooght<br />
Te zijns gheboortens tyde<br />
40 heeft huer vulmaect ghetooght /<br />
+ End als hij wilde steruen<br />
Int mensschelick beghorden<br />
als blomme tonser Erfuen<br />
es dorre / dan gheworden<br />
5 maer iuechdich in zyn verRysen<br />
heeft die wederghebloeyt<br />
die blomme christi prysen<br />
meest hu oetmoedich moeyt<br />
Alle kerstene Lieden<br />
10 tqua Cruudt tallen Cantten<br />
wilt huut dyn houeken wieden<br />
en daer dees blomme plantten<br />
v<strong>van</strong>t ten eerdschen bedelue<br />
vvat blomme daer Logiert<br />
15 dees blomme Christus zelue<br />
Gheel tkersten hof verchiert /<br />
214<br />
Derde Liedeken<br />
Vpden Voys Mon pere / ma donne mary<br />
Moy / qui suis Belle /<br />
20 Die eerst zonder moedre gheboren es +<br />
Binnen tshemels wycke<br />
es nv zonder vadre / gheboren Expres<br />
in eerdeRycke<br />
Schriftuere auctentycke // Claer dit verclaerst<br />
25 maer <strong>van</strong> eender maeghet ghebaerst<br />
O buucxken Reyn // Begrypelicker zyt<br />
dan dhemels Certeyn // Puer vat ghebenedydt<br />
dies men hu belydt // Lof ende danck +<br />
gods melodie<br />
30 oock breedere / dan der elementen be<strong>van</strong>ck<br />
zyt ghy marie // Dies /<br />
Want dhemels ne mochten begrypen den keest<br />
noch eerdsche moten<br />
dat ghy duer twerck <strong>van</strong>den helighen gheest<br />
35 goddelick beghoten<br />
Besloten // hebt in huwen buuck<br />
Maria vruchtbarich beluuck /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 111 v<br />
+ A o . 1529.<br />
+ // Reprinse
215<br />
+<br />
tsvaders bruudt // Tzuens moedre gent<br />
tshelichs gheest // end instrument<br />
// <strong>van</strong> mans zaet absent // al dit wrocht vry +<br />
Maria doe ghy // fyn<br />
5 spraect Ancilla domini<br />
Naer hu woordt moet my // zyn / Van mans /<br />
Dyn maegdelicke vruchtbaerheyt heeft gheoorcondt<br />
Rechts Aarons Roede<br />
die onghehouffent iuegdelick stondt<br />
10 ghy Reynste <strong>van</strong> Bloede<br />
Debora vroede // En salomons troon<br />
ons aduocatichste soon<br />
Moederlicxt <strong>van</strong> zoghe // oetmoedich ghevough<br />
Roe die den hertoghe // <strong>van</strong> moab slough<br />
15 // hoe zoud ick ghenough // nv bieden lof<br />
hu vruchtbareghe Cueren<br />
daer noyndt Leeraers vulscreuen of<br />
noch oock doctueren // hoe zoudick)<br />
Abigahel die dauids euelen moet<br />
20 en gramschap zvvichte<br />
Reyn voesterghe die huwen god hebt ghevoedt<br />
ghy dauids nichte<br />
Onwinnelick ghestichte // Salomons palaeys<br />
des vaders vrede en Paeys<br />
25 zuver beloke // Wellustich Pryeel<br />
dyn zoete Roke // ghaet bouen Canneel<br />
// en balseme gheel // Speghel onbesmet<br />
Ezechiels poorte<br />
Tafel daer god in screef de wet<br />
30 Tonsen confoorte / En balseme //<br />
Reviere daer huenich en melck huut vloeyt<br />
zeesterre clare<br />
eerde daer moyses op tarde ontschoeyt<br />
zyt ghy zebare<br />
35 gods care // gheconsacreerde maeght<br />
die zoo vruchtbaerich ghelaeght<br />
Onsen hals zyt nv // En tkyndeken thooft<br />
tserpent voor hu // vloot gheel verdooft<br />
// oorspronc dat berooft // vvas zynen schat +<br />
40 maegdeken Reene<br />
noyndt maegdelicker vruchtbaregher vat<br />
dan ghy Alleene // Oorspronck /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 112 r<br />
+ Repetitio<br />
+ Repetitio
216<br />
+<br />
Iherusalem gods stadt eerdsch paradys<br />
goddelicke scaprade<br />
vruchtbarich moederlick maegdelick Rys<br />
<strong>van</strong> Iessens zaede<br />
5 vruchtbaregher in daede // noyndt en wies<br />
ghy bedaude nat gedeons vlies<br />
noyndt huwer maer een // int eerdsche dal<br />
noch nemmermeer gheen // zulck wesen zal<br />
// tsInghels ghetal // hu weerde Reyn graen +<br />
10 en cunnen gheweten<br />
v<strong>van</strong>t ghy waert zonder erfzonde ontfaen<br />
duer gods secreten // Tsinghels<br />
Lof mensschelick kyndt / ende god niet min<br />
Wech Waerheyt en Leuen<br />
15 daer de propheten <strong>van</strong> tsweerelts beghin<br />
of hebben ghescreuen<br />
ghegheuen // hebt hu int eerdsche bestier<br />
duer huwer ghenaeden vier<br />
als heerder vercoren // gheen ander doen mocht<br />
20 die tschaepken verloren // hebt neerstich ghezocht<br />
maer iammerlick becocht // ghyt met wonden Roodt +<br />
dies onghewuene<br />
An tcruce storft ghy die bitterste doodt<br />
heere dauids zuene / Maer //<br />
Sint maertins cappelleken<br />
inde Vulderstraete.<br />
In Dit Capelleken dynct my ick noyndt en was<br />
<strong>van</strong> dat ick hadde mynen vullen was<br />
tghaet verloren dies hebber vp deernesse<br />
30 Ick gheloofter kerckwydynghe noyndt en was<br />
Nietmin Ic ionder al het offerwas<br />
datmer zal slyten / tsdaeghs naer de keermesse<br />
Sint anna kercke /<br />
Ter eeren der helighe zoete iesus name<br />
35 vp dat hy myns duer die name ghedyncke<br />
+<br />
ten outare tzelfste broederschip eersame<br />
Tnaeruolghende Refereyn ick aldaer schyncke<br />
Refereyn <strong>van</strong>den Name<br />
Iesus<br />
5 Doch heere hoe wonderlick es huwe Name<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 112 v<br />
+ Repetitio<br />
+ //Repetitio/<br />
+ 113 r
217<br />
In alle dat gheel eerdeRycke beseuen<br />
v<strong>van</strong>t huwe groote miltheyt Tot onser vrame<br />
tot bouen den hemelen es die verheuen<br />
heere Iesu christe oetmoedich ghebleuen<br />
10 Totter dood toe / iae totte der crucen doodt<br />
daer om heeft hu god / hu verheffende ghegheuen<br />
Een name zynde bouen allen namen groot<br />
zoo dat in die name iesu / zoo god ghebood<br />
hem alle knye bughe Als name vruchtbaer<br />
15 hemelssche / eerdsche / End al thelssche ConRoot<br />
end alle tonghen zouden belyden der naer<br />
dat die heere iesus christus es voorwaer<br />
in glorien gods zyns vaders eeuvvich onghehendt<br />
vviens name men oock eeuvvich es Eerende daer<br />
20 daer de chooren der inghelen zyn eeuvvich omtrent<br />
Ons hulpe es inden name des heeren Bekent<br />
die hemel eerde ghemaect heeft / dus wie dat deert<br />
Laet ons zyn name verheffen / v<strong>van</strong>t ongheschent /<br />
Iesus name Es ter Weerelt veel eeren weert<br />
25 Ghebenedydt zy den name des heeren<br />
<strong>van</strong> nv voortan Tot inder eeuwicheden<br />
pryselick moet die zelfste name vermeeren<br />
<strong>van</strong>der zonnen vpghanck tot zou ghaet Beneden<br />
v<strong>van</strong>t zaelich es die man tot elcker steden<br />
30 vviens hope / es inden name des heeren Crachtich<br />
Christus es een name der gracien zeden<br />
maer iesus es een name der glorien machtich<br />
daer en es gheen andere name warachtich<br />
den mensschen ghegheuen onder dhemele * / Niet<br />
35 dan iesus <strong>van</strong> nasareth daer wy eendrachtich<br />
in zaelich moeten worden / in gheen andere ziet /<br />
+<br />
tRycke deser weerelt / es iesu christo gheschiet<br />
want naer dien dat waeren vervult acht daeghen<br />
datmen tkyndt zoude besnyden Alsoot de wet Riedt<br />
zo hoorde men zyn name iesus ghewaeghen<br />
5 eer hy int Lichaem ontfaen was zonder vertraeghen<br />
heeft hem dIngel die name te nomene gheneert<br />
dus dit ghemerct zeghwy Clouck zonder versaeghen<br />
Iesus name es ter weerelt veel eeren weert<br />
Vp dat hy zyn volck zoude maecken zaelich<br />
10 <strong>van</strong> huerlieder menichfuldeghe zwaere zonden<br />
daer omme heet hy iesus alsvooren verhaelich<br />
als zuene des alderhooghsten god bevonden<br />
ende zoo <strong>van</strong> god ghenoomt / eeuvvich zonder gronden<br />
* Oorspronkelijk ‘dhemelen’; ‘n’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 113 v
218<br />
dat hy vrede zou des Rechtueerdicheyts wesen<br />
15 ende als eennen vasten thor Tallen stonden<br />
een Eere zyn / der goedertierenheyt ghepresen<br />
Eeuwelick huwe name gheduert mids desen<br />
name alder hoogst diemen can zyn huutdynckende<br />
wortel ende gheslachte <strong>van</strong> dauid wy Lesen<br />
20 zyt ghy / ende claer moorghensterre Blynckende<br />
heere iesu des weerelts zonden mynckende<br />
om huwer naeme wille / alder zekerste pandt<br />
dies eere zyn wy gheel huwe name schijnckende<br />
name inghestelt zoo / duer tshelichs gheest verstandt<br />
25 Name inder ghelooueghen herten diep gheplant<br />
<strong>van</strong>den welcken es gheen andere name begheert<br />
* Brynght dies tot zynen name glorie / Want<br />
Iesus name Es ter weerelt veel eeren weerdt<br />
Prinche<br />
30 Iesus Nazarenus my ghezondt maecken wilt<br />
Rechts zoo ghy / duer dyn helighe name vermuecht<br />
Eerlick zyt ghy onse vaste beschermende schilt<br />
// Xpresselick ons toevlucht By huwer duecht<br />
Inwendich wilt doch maecken myn ziele verhuecht<br />
35 Van zwaer zondighe ziecten es zou Bedrouft<br />
Duer huwe name Iesu Laeft ze doch met hu Iuecht<br />
Emmers datse doch troostbarich mach wesen ghetouft<br />
++<br />
Ouer my menichfuldich zyn zonden vergrouft<br />
Rechts ken Ick dies ouer my dyn Iusticien zvveerd<br />
Van mensschen namen heb Ick noyndt troost gheprouft<br />
Macht wesen Ick zvveert<br />
5 maer duer iesus name Cryght wat den menssche behouft<br />
dies zegghick tdeser causen Tot my tbloedt huutTheert<br />
Iesus name / Es ter Weerelt Veel eeren Weerdt.<br />
[Stelt vpde Name des heeren hu vast betrauvven]<br />
// Stelt vpde Name des heeren hu vast betrauvven<br />
zo en word ghy nemmermeer thenden Raede<br />
10 // tsheeren ooghen / Alle plaetsen anschauvven +<br />
Alle beede / die goede / end oock die quaede<br />
[Omme de godsvruchteghe mensschen eerbaer]<br />
Omme de godsvruchteghe mensschen eerbaer<br />
die ter tafel des heeren eens commen int iaer<br />
up datmer vrydom / inne de Choor // mercke<br />
15 ende niet en belemmere omtrent den outaer<br />
* ‘beg’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 114 r, r. 26 ‘nitro’, r. 27 ‘borith’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 114 r<br />
+ prouerbi .15.
219<br />
datser mueghen Inne contempleren voorwaer<br />
daer omme daer<br />
dit Refereyn Lesen mueghen inde voor // kercke<br />
ende een andre der by duer tghehoor // stercke<br />
Refereyn<br />
Wy Brooschzondeghe mensschen / Niet zuuer noch net +<br />
vvy zyn alle gheworden ghelyck besmet<br />
als een onReyn cleedt / zyn onse Rechtueerdicheden<br />
ghelyck een blat ghevallen / zyn wy niet bet<br />
25 wy dolen meest als schaepen / huuten vvech der vreden<br />
Al wascht ghy hu met nitro in deerdsche steden +<br />
en vermenichtfuldicht ghy dat cruud borith * claer<br />
nochtans / zyt besmet voor my / in hu boose zeden<br />
Dit zeght die heere huwen god / almachtich Voorwaer<br />
30 Besnydt hu dies den heere / Reyn oetmoedich eerbaer +<br />
Want wie Reyn es / diens werck es oock Rechte ghebleken +<br />
Wie Reynicheyt der herten Lief heeft eenpaer<br />
om die gracieusheyt zynder Lippen int spreken /<br />
++<br />
Den conyngh cryght hy tevriende Reyn onbezweken<br />
Cuenyngh der Cuenynghen die hemel eerde Regiert<br />
doch zondeghe mensschen vulderhande ghebreken +<br />
hu handen Reynicht <strong>van</strong>den vvercken quaet onghemaniert<br />
5 maect hu herten Reyn / die dobbelheyt <strong>van</strong> zinnen hanthiert<br />
ghenaect god / end hy zal hu ghenaecken dan +<br />
Laet hu cleedren altoos wit zyn / Liefmoedich gheviert<br />
Comt al Tsheeren tafel / met hu Bruloftcleed An<br />
Eist dat ghy met gheelder herten / keert totten heere +<br />
10 doet <strong>van</strong> hu die vreimde goden / Tot elcken keere<br />
Baalim ende astaroth (iae laetse verdreuen<br />
bereed hu herten totten heere / Reynhertich zeere<br />
zouct ghy hem oetmoedelick ghy vyndt hem int Leuen +<br />
maer verlaet ghij hem / hy word oock <strong>van</strong> hu ghebleuen<br />
15 doch een yeghelick keere <strong>van</strong> zyn weghen quaet +<br />
keert keert / doet penitencie / <strong>van</strong> hu zondich sneuen +<br />
bryselt en vermuerwt hu herten in oetmoedicheyts staet<br />
Want verkeerde ghedochten hartneckich obstinaet +<br />
die verscheeden <strong>van</strong> gode / maer gheproufde duecht<br />
20 berespt die onwyse / Want die wysheyts Raedt<br />
zal niet inghaen in een ziele der quaetwillegher luecht<br />
noch in een Lichaem wuenen / vul der eerdscher vruecht<br />
* Onderstreping met donkere inkt.<br />
+ Fol. 114 v, r. 11 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai/64<br />
+ iere 2 o<br />
+ iere 4 o<br />
+ prouerbi 21. et 22<br />
+ 114 v<br />
+ Iacobi./4<br />
+ Ecles .9<br />
+ .1 Regum .7.<br />
+ 2 parali .15.<br />
+ iere/35<br />
+ Ezech .18<br />
+ Sapien primo
220<br />
ende twelcke dat es onderdaenich der zonden<br />
Rust dies <strong>van</strong> quaet te doene / doet wel daer ghy mueght +<br />
25 tsmensschens herte es aerch / men macht niet ondergronden +<br />
Beziet hu weghen / Reynicht hu in tyden en stonden +<br />
en weet / wat ghy ghedaen hebt Beede wyf en man<br />
keert weder totter herten / Ouertarders bevonden +<br />
Comt al tsheeren tafel met hu bruloftcleed An<br />
30 Tsheeren avendmael gheloofuich comt int vercloucken +<br />
Te wyle ghy hem vynden mueght / zo wilt hem zoucken +<br />
zouct den heere Alle zachtmoedeghe der eerden<br />
Aluooren tRycke gods wilt te * zouckene Roucken +<br />
zouct my / en zult leuen / zeght dheere hooghst <strong>van</strong> weerden +<br />
35 Wyct af / Raect gheen besmetheyt / dier vele deerden +<br />
staet vp / ende ghaet / zonder god / es Ruste gheene +<br />
vliedt huut babylonien / dier hem In gheneerden +<br />
maer comt in tsheeren Aenschyn niet ydel onReene +<br />
+ +<br />
Comt met tbruloft cleed an veroetmoedicht cleene<br />
vp dat hu byden heere ghevraeght worde niet<br />
vriendt hoe zyt ghy hier inghecommen Alleene<br />
ende tbruloft cleed en hebt ghy niet an / zoomen ziet<br />
5 huwe cleederen verandert Tcleed der zonden huutschiet<br />
ghaet henen wascht hu zeuenwaerf inder iordane<br />
zo word hu vleesch weder ghezondt / dit bediet<br />
zeuenwaerf / leert zeuen doodzonden / of te dwane<br />
Laets dan pynen / met een vast betrauwen te ghane<br />
10 totten stoel des heeren gratien / elck zoo hij best can<br />
comt vry / al die belaeden zyt / Comt tzijnen vermane<br />
Comt al Tsheeren tafel / met hu bruloft cleed An<br />
Princhelicke christen<br />
Weist niet Wanhopich / eist dat ghy in zonden // sneeft<br />
15 worpt hu zoorghe inden heere / en tallen stonden // gheeft +<br />
ziet / die hem dienen / zyn niet standvastich gheresen +<br />
Want in zyn Inghelen hy quaetheyt ghevonden // heeft<br />
ende Eua zuenen zondich zyn wy mespresen<br />
Eist / dat wy ons zonden willen Belydende wesen +<br />
20 dheere es ghetrauwe / ende Rechtueerdich goet<br />
dat hy onse zonden / ons vergheeft mids desen<br />
ende Reynicht <strong>van</strong> alle onRechtueerdicheyt onvroedt<br />
Oock heeft hy ons ghewasschen In zyn dierbaer bloed +<br />
wordt gode veroetmoedicht / en verwacht zyn handen +<br />
25 hebt god Lief in al huwer daeghen spoet +<br />
* ‘R’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai primo<br />
+ iere 17<br />
+ iere/2.<br />
+ Esa/46<br />
+ Esai 55<br />
+ Soph/2<br />
+ Mathei/6.<br />
+<br />
Amos 5.<br />
+<br />
Esai 52<br />
+ Miche/2<br />
+ Iere 51<br />
+ Exod/23.<br />
+ 115 r<br />
+ Mathei. 22<br />
+ Psal .54.<br />
+ Iob 4<br />
+ 1 Iohan primo.<br />
+ Apo/ primo<br />
+<br />
Eccli 13<br />
+<br />
Ec .14.
+<br />
221<br />
tsmensschens neersticheyt bekent hy in allen Landen<br />
Wie den heere niet en zoucken / met goe verstanden +<br />
<strong>van</strong>den minsten totten meesten zullen steruende verpercken<br />
laets hem dies belyden ons zielwondighe schanden<br />
30 ende laet ons elck anderen doch Anmercken +<br />
tot verweckynghe der Liefden / ende goede wercken<br />
niet verlaetende noch gheenssins der tscheedene <strong>van</strong><br />
onser eendrachtegher vergaderynghen spercken<br />
maer duer tshelichs gheests bevlercken<br />
35 ende naer den Raedt ons moeder der heligher kercken<br />
eer ghy comt inden Ban<br />
Comt al tsheeren tafel / met hu bruloft cleed An /<br />
Iherusalem Capelle<br />
Binnen deser beloke / een weduwen huus staet<br />
daer ierusalems pilgrems / eens tsiaers Compareren<br />
dees weeukens / zomtyds zittende desolaet<br />
5 traenooghende / zwaermoedich zonder Raedt<br />
Recommandeer Ick / de broerkens die contempleren<br />
dat zyse altemets inwendich Consoleren<br />
Refereyn / Mathei .21.<br />
In dien tyden / doe als iesus naer zyn willende pas<br />
10 Iherusalem / naeckende by was / int ghaen<br />
ende hy tot Bethphage / ghecommen was<br />
twelcke was een dorpken / daer by ghestaen<br />
Totten bergh <strong>van</strong> oliueten // heeft doe ghezonden zaen<br />
twee <strong>van</strong> zijnen discipulen / zegghende claer<br />
15 // Ghaet in tcasteelken / naer myn vermaen<br />
dat daer ieghens hulieden es openbaer<br />
en ter stondt een Ezelinne / zo zult ghy daer<br />
vynden ghebonden / end een voolken mede<br />
ontbyndse ende Leedse / tot my der naer<br />
20 ende of hu yemandt yet zeght tdier stede<br />
iesus tspreken dede<br />
zeght / dheere heeft dese <strong>van</strong> noode goet Rondt<br />
en ter stondt zal hij huer laeten / dees vvetenthede<br />
Gheel tonser Leerynghe / sprack Christus mondt<br />
25 Vpdat * zou worden vervult / es dit gheschiet<br />
dat ghesproken es / duer den prophete vroedich<br />
zegghende / zeght den dochters <strong>van</strong> syon ziet<br />
huwe Conynck die comt met hu zachtmoedich **<br />
zittende vp een ezelinne / die heere Liefgloedich<br />
30 en tionghe voolken mede / zoot hem heeft ghegreyt<br />
* Tweede ‘dat’ doorgehaald.<br />
** ‘oet’ doorgehaald; ‘zacht’ bovengeschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 2. para/15.<br />
+ hebre/10.<br />
+<br />
115 v
222<br />
en die discipulen ghaende / ghewillich spoedich<br />
hebben ghedaen zoo als iesus beuel heeft gheseyt /<br />
+<br />
en die ezelinne / daer hy naer hadde ghebeyt<br />
en tIonghe voolken hebben zy gebrocht te zamen<br />
en hebben huerlieder cleederen daer vp gheleydt<br />
ende hem daer vp doen zitten / naer tbeste betamen<br />
5 hy hooghst <strong>van</strong> namen<br />
en veel schaeren des volcx hebben huut ionsteghen grondt<br />
huer cleederen ghespreed / inden wech zoo zy quamen<br />
Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt<br />
Ende dander tacken <strong>van</strong>den boomen sneden<br />
10 ende spreedense inne den wech tdier tydt<br />
en de schaeren die voorghijnghen met dancbaerheden<br />
ende naervolghden / Riepen zegghende verblydt<br />
Osanna den zuene dauid ghebenedydt<br />
es hy / die daer comt inden name des heeren<br />
15 Osanna int alder hooghste / in themelssche iolyt<br />
ende als hy hem wilde in iherusalem keeren<br />
es alle de gheheele stadt int vermeeren<br />
beroert gheweest / zegghende groot en cleene<br />
Wie es dese? / en tvolck zey / zoot den gheest wilde leeren<br />
20 dit es iesus Een prophete <strong>van</strong> Nasareene<br />
in tghemeene<br />
<strong>van</strong> nazareth galile / (Te caluaryen duerwondt<br />
al wat ons oyndt mensschen leerden in tdal <strong>van</strong> weene<br />
Gheel tonser Leerynghe sprack Christus mondt<br />
25 Prinche<br />
Inden tempel gods es hij gheghaen naer desen<br />
en wierp huut die coopers en vercoopers terstondt<br />
en sprack / myn huus zal een huus <strong>van</strong> bedynghen vvesen<br />
als een moordenaers speloncke / hebbet ghy mespresen<br />
30 Gheel tonser Leerynghe / sprack christus mondt<br />
Sint erasmus Cappelleken<br />
vp tproossche daer by /<br />
Zynde der schotsscher papen groote Canosie<br />
<strong>van</strong> ouden tyden gheweest de bekende<br />
35 veel vertheerders / Vp lettel incommens zyn die<br />
+<br />
bouen gheCruunt / en gheCruunt voor de knie<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 116 r<br />
+ 116 v
223<br />
dies dobbel casule vermach de prebende<br />
Tesser al wellecomme watmer offert of zende<br />
Tghezelschip <strong>van</strong>der oude<br />
.Boghe.<br />
Die <strong>van</strong>der oude boghe / Sint iooris ghilde<br />
die gheef Ick gheerne naer dat ick vermach<br />
boghen en pylen / die ick achterlaeten wilde<br />
maer / datmen myn huutfaert / ter cappelle hilde<br />
10 vvild ick wel / met dander Alder zielen dach<br />
end om doen gheen gheclagh // datse vroylick savueren<br />
Laet icxse ghewillich achter Twee paer hueren<br />
End vp dat hem Regule in goeder vsancie<br />
elck ghildebroeder der tafel vp zale<br />
15 heb hemlieden ghestelt dese ordonnantie<br />
by consente <strong>van</strong> tghezelschap int generale<br />
Ordonnantie<br />
Hooftman Conyngh deken ende den ghemeenen Eedt<br />
Tghezelschaps der edel oude Cruusboghe eerbaer<br />
20 om voortstaene hier ter zale Discordia wreedt<br />
end vp dat elck wie hy zy / hem te wachtene weet<br />
<strong>van</strong> Leuen inciuil in tsghildebroeders verghaer<br />
// hebben zy / met goede deliberatie voorwaer<br />
tnaervolghende article / nieu ghestatueert / gheordonneert<br />
25 hanthiert den boghe / ende viert Bachum der naer<br />
maer wat ghy vseert<br />
Altyds met Temperantia wel Accordeert<br />
Zo vvie hier eenich drynckglas oft ander drynckvaeten<br />
breken / schenden / of worpen zal Onmanierich<br />
30 duer dronckenschap / hoe edel hy zy <strong>van</strong> staeten<br />
hy zy gheestlick / weerlick / tzal hem niet baeten<br />
al ghebuerdet de faict oock mispelschierich<br />
+<br />
die zal de weerde <strong>van</strong> dien / zoo gheweest hanthierich<br />
dobbel moeten betaelen / eer huut hof hy zal ghaen<br />
diet anders mesvalt / ongheluckich / niet dranckghierich<br />
hem Regierich<br />
5 die zal mids inckel weerde betaelende / ontstaen<br />
Elck wacht hem mids desen ghestelden contracte<br />
gheen ouertreder zal hebben gratie<br />
maer moeten obedieren / huut cracht deser acte<br />
te vergheefs hy om ander prouisie iacte<br />
10 tsorteert effect hier zonder dissimulatie<br />
Schuut murmuratie /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 117 r
224<br />
.21. Meye .1559. Carnation<br />
Gheeraerd Drael duer zijn pijls bijvloghe<br />
zoot vele vrij Anzach<br />
15 die Wierd Conijngh der oude Boghe<br />
In Meije Vp Triniteijts dach<br />
Iour de la tressaincte trinite<br />
Aprez paix entre philippe Roy despaigne Accorde<br />
Conte de flandres cree<br />
20 et henry de france Roy<br />
Gerard Drael A de telle sorte tire<br />
du arcg a la balaistre / compaingnie danchienne foy<br />
Que estre leur Roy / est alors fortune /<br />
Ionghe Cruusboghe<br />
25<br />
Ouerghemerct dat tsmensschens memorie +<br />
faelgiert / ende Langhe blyft / Tgheschrifte<br />
Tnaervolghende Carnation / tsghezelschaps glorie<br />
ion ick hemlieden / By testaments ghifte<br />
Carnation<br />
30 Den zondach naer twee tienen en zeuene in Meije<br />
Als die <strong>van</strong> douay deden huer intreije<br />
++ Pieter dassonneville / haddes fraey // lof<br />
Schoot doe / der Ionghe Cruusboghe gaey // of<br />
En franchois<br />
Le xxviij e de May // Quand ceulx de douay<br />
5 Sabmedi deuant<br />
feisrent leur entree / A cheual * habile<br />
de la iosne confrairie / A obtenu le gay<br />
du Arcg a Labalaistre tirant<br />
En bruges Pierre Dassonneville<br />
[Tsmaendachs / om den wyn schietende beghonnen]<br />
10 Tsmaendachs / om den wyn schietende beghonnen<br />
tot onderghanck der zonnen<br />
die <strong>van</strong> douay / met veertien boghen<br />
hebben die <strong>van</strong> Brugghe den wyn gheWonnen<br />
de Nymphen Wildent den ionghers ionnen<br />
15 Tot onderghanck der zonnen<br />
+ Fol. 117 v, r. 1, 9 (naam) onderstreept.<br />
* ‘ha’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .28. meye .1559.<br />
+ 117 v
zo schotterlick huerlieder pylen vloghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
.16. Wedemaent .1560.<br />
225<br />
Zestiene Wedemaendt. Aries int hooft dominerende<br />
doe wierd / als Conyngh end hooft Rengnerende<br />
20 Pieter dassonneville Eendrachtich<br />
Want hy alsdoe schotterlick persisterende<br />
der ionghe Cruusboghe gay / zoo Anverende<br />
Als tweedewaerf sequentelick ofschoot warachtich<br />
duer fatale septres derde croone verwachtich /<br />
Aerdchieren<br />
+<br />
Tghezelschap <strong>van</strong> myn heere sint sebastiaen<br />
Al en bem Icker ghildebroedere gheen<br />
Ick gheefze dat zyt dancklick ontfaen<br />
Tnaerghescreuen dicht <strong>van</strong> Tcaeckebeen<br />
30 ick hebber / meer bierkens ghedroncken dan een /<br />
Van Tcaeckebeen<br />
In tyden voorleden / Gheen twyntich duust iaeren<br />
Als de brutale dieren in tweedracht waeren<br />
naer Cineas verclaeren.<br />
5 als dalder stercxste <strong>van</strong> memorien befaemt<br />
Tusschen brugghe en damme / met Ruesachteghe schaeren<br />
zyn daer een Cudde / groot en cleene Ruesen verzaemt<br />
Briareus was huerlieder Capiteyn ghenaemt<br />
hebbende vichtich hoofden ende hondert handen<br />
10 een gheweldich schietspel / wasser beRoupen ongheblaemt<br />
<strong>van</strong> gyganteghe Ruesen / huut wilde waranden<br />
Neptunus quammer vp een walvisch huut zyn waterlanden<br />
met zyn gheschot / Quammer ieghens hercules Coene<br />
den walvisch wierd duerschoten daer tzynder schanden<br />
15 mids den bystandt <strong>van</strong> Apollo te dien saeysoene<br />
daer nv tcaeckenbeen staet hiltmer victorieuse Noene<br />
groot wasse <strong>van</strong> doene // dese walvisch fier<br />
grof lanck wydt buter maeten<br />
End in teecken <strong>van</strong> dien heeft Neptunus hier<br />
20 // dit cakenbeen ghelaeten<br />
Zoroastes nygromanchienich Int caboel<br />
vpder speypoorte brugghe Scictte deenen doel<br />
ouer twater coel<br />
daer men tdesen tyden ondervaert duer de Reye<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
118 r
226<br />
25 en den ander doel stondt sterckvast in tghevoel<br />
daer de brugghe nv staet voor de damsche speye<br />
Momchus de Centaure / quam duer de ghendsche Leye<br />
als willende hem oock ten schietspele Quyten<br />
duer twater ghestept hem behoufde schip noch seye<br />
30 Boomen schoot hy voor schichten ieghens de Lapythen<br />
Polyphemus die waender oock int hoopken smyten<br />
maer Apollo hem als constichste schotter duerschoot<br />
Bryareus der Ruesen capiteyn wilde splyten<br />
dat zyn vader tytan was gheschoten stercke doodt<br />
35 Typhon zyn broeder quam daer oock inden noodt<br />
groot grootter dan groot // die met zeuen steppen schier<br />
steptte over zeuen straeten<br />
End in teecken <strong>van</strong> dien heeft Neptunus hier<br />
dit Cakenbeen ghelaeten /<br />
++ Neptunus zwemmende vp zyn Walvisch ghereden<br />
mids gladius marinus scherpvisschich <strong>van</strong> sneden<br />
oock tzynder beden<br />
Nerides de goddinnen der diepgrondeghe Marine<br />
5 Sagittari zyn schotters / hem oock bystand deden<br />
Tryton zyn zeetrompetter quammer oock ten fine<br />
tzeewater duerRuusschende duer tempeesteghe bruwine<br />
Eolus die haddere een ooghe int zeyl<br />
al zyn waterheyr Cracht was huutghelaeten in schyne<br />
10 Ieghens tRuesich gheschot / diet al schictten keyl deyl<br />
hoe veel elck schieten zoude / elck wiste zynen peyl<br />
Neptunus zat ghedoken achter tswalvischs necke<br />
gheenssins mochtmhem gheraecken / maer den walvisch veyl<br />
creegh meneghen schicht / in tlyf daer ter plecke<br />
15 hercules die speelder huer de quaetste kecke<br />
hy ghaf ze een lecke // zou wierp huut een ghetier<br />
tot ze zvvalt tzynder baeten<br />
End In teecken Van dien / heeft Neptunus hier<br />
dit CaeckenBeen ghelaeten<br />
20 De eenoogheghe Cyclopen als Iupiters Artisten<br />
waeren dies tonvreden vul fulmineuse Twisten<br />
met Vulcaniteghe Listen<br />
inden bergh Aethna veel blexems Afgryselick<br />
hebben zy ghesmeit / en zoo zy de wraecke wisten<br />
25 wierpen die int hoopken <strong>van</strong> verre Lyselick<br />
Brontes wien Vulcanus als dienlynck es spyselick<br />
zyn donders huut te clateren / heeft hem ghemoeyt<br />
By steropes oock tzynen dienste vpRyselick<br />
vvaendet daer met zynen Blexems al hebben verbroeydt<br />
30 Pyracmon / met zyn hanebilt vierich duergloeydt<br />
+ Fol. 118 v, r. 1, 2, 23, 26, 28, 30 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 118 v
227<br />
vvaende zoo de stercxste commen te baeten daer<br />
hydra waer huut serpentich ghespuugsels vloeydt<br />
bleeffer oock duerschoten <strong>van</strong> hercules voorwaer<br />
Neptunus capiteyn / der walvisschen verghaer<br />
++<br />
Creegher oock gheen ghespaer // hoe hem tmeeste dier<br />
dede bystandt bevaeten<br />
End In teecken <strong>van</strong> dien / heeft Neptunus hier<br />
dit CaeckenBeen ghelaeten<br />
5 Eer dit gheweldich schietspel wierd vulhendt<br />
Apollo stercke god der handboghen bekent<br />
met Dyana gent<br />
zynder zuster Als der Reynder handboghen goddinne<br />
die waerer oock schotterlick met hercules omtrent<br />
10 Ieghens Ruesen / walvisschen steldhem elck ten beghinne<br />
Chyron hippocentaurus / hooghmoedich <strong>van</strong> zinne<br />
Wiltmanierich drauende als alf man alf peerdt<br />
hercules schoot hem tzijnen Lichame inne<br />
een schicht inden voet totter dood toe ghedeert<br />
15 Orion een ionckman wasser oock begheert<br />
inde wapen tdesen schietspele quam tryumpheren<br />
zyn Lief Dyana beschermdhy / die hem gheweert<br />
veel Ruesen gheerne hadden / om der Reynste vyoleren<br />
Avendtuerdhem daer schotterlick zonder Cesseren<br />
20 om scorpio mineren // Wien hy broght int dangier<br />
hoe hy mochte Tantgaeten<br />
End in teecken <strong>van</strong> dien heeft Neptunus hier<br />
dit Caeckenbeen ghelaeten<br />
De schichten vloghen duusentich snel allevot<br />
25 de Cyclopense gyganten / schoyden naer huer Rot<br />
metter boghen gheschot<br />
Apollo bleef victorieux / mids alcon <strong>van</strong> Creten<br />
Nabuzardan prinslick cock / bereeder den pot<br />
vp tcakenbeen tbancket / bereedt was om Eten<br />
30 neghen musicale goddinnen zynder ghezeten<br />
daer of melpomene / de tmelodieuselick zynghen<br />
Copia heeft huer int Tafeldienen ghequeten<br />
mids Ceres diese met huer me wilde brynghen<br />
flora ter eeren <strong>van</strong> veel nieu schotter ionghelynghen<br />
35 heeft de tafel met Rieckende blomkens bestroyt<br />
Terpsichore / naer tbancket / deder vroylick sprynghen<br />
+ Fol. 119 r, r. 6, 7, 9, 11, 15, 28, 31-34, 36 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 119 r
228<br />
++ naer dat bachus beuel ghaf datmer hadde ghepoyt<br />
discordia / wierdter by vesta huutgheghoyt<br />
Neptunus bleef verschoyt // huut tschotters vergier<br />
met al zyn zeestaeten<br />
5 End in teecken Van dien heeft Neptunus hier<br />
dit caeckenbeen ghelaeten<br />
Princhelicke<br />
Aerdchieren naer ghefingierde historie<br />
in dit schietspel ghebuerde groote mortorie<br />
10 victorieuse memorie<br />
creghen Arethusa Neaera ghepresen<br />
en Calysto die behaelder oock prys en glorie<br />
schotterlicke dochters <strong>van</strong> Dyana mids desen<br />
vvat zeemonstren ofte Ruesen ieghens hemlieden Resen<br />
15 hebbense vvederstaen metter handboghen Treyn<br />
zy en spaerden boghen pylen schichten noch Pesen<br />
zy brochtense al tondere Clouckmoedelick Reyn<br />
zonderlynghe Neptunus / god der zee / en Capiteyn<br />
zyn walvisch daer hy vpReed / esser bleuen tondere<br />
20 dies teender ghedynckenesse in dit handboghen pleyn<br />
was tcaeckenBeen ghebrocht voor tmeeste wondere<br />
zichtent dat hy der dat liet / bleef tonghezondere<br />
ghy alle goet Rondere // die om dryncken wyn of bier<br />
oyndt int cakenbeen zaeten<br />
25 In teecken <strong>van</strong> dien / heeft Neptunus hier<br />
dit caeckenbeen ghelaeten<br />
Aucteur<br />
Nu omme verblyden de Ionghe aerdchieren<br />
vp tcaecbeen zomtyts / ydelende Cannen //zaen<br />
30 ion hemlieden een Liedeken huut myn Papieren<br />
Want den boghe / mach altyds niet ghespannen // staen<br />
+<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys Nieukercke gent<br />
.1549. Ghy hebbes wel <strong>van</strong> doene /<br />
Goetionstich Reyn +<br />
5 verblydt nv by manieren<br />
die in tdixmuudsche Pleyn<br />
+ Fol. 119 v, r. 2, 11, 12 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 119 v<br />
+<br />
120 r<br />
+ Tdixmude in tschietspel
229<br />
dedel handboghe hanthieren<br />
Elck waer een onser zy<br />
de die Lauderen wy<br />
10 ende tdier causen vry<br />
commen hulieden by<br />
notabel heeren ghy<br />
die vruecht doet multiplieren<br />
Dies Wy lauderen zaen +<br />
15 met ionsteghen vermoghe<br />
Sinte sebastiaen<br />
en dedelen handboghe<br />
vougsamelick Lof Prys<br />
wy nv alhier int Leuen<br />
20 Sint sebastiaen wys<br />
als gheestich Rudder gheuen<br />
// Clouck christen Rudder goet<br />
heeft hij ghesturt zyn bloedt<br />
Ter eeren Christus zoet<br />
25 voor tgheschot / vast ghemoet<br />
elcx schotters patroon vroedt<br />
om weeren onReyn sneuen // Dies vvy. /<br />
Apollo den afgod<br />
voormaels Clouck gheleken *<br />
30 der handboghen gheschot<br />
wiens schicht Conste duersteken<br />
Polyphemum ghereedt<br />
dien Ruese zeere wreedt<br />
wrekende zyn Leedt<br />
35 hy hem zo neder smeet<br />
victorieux becleedt<br />
Apollo doe ghebleken<br />
Dies Wy Lauderen zaen etc a<br />
+ Alcon bekent<br />
aerdich schotter <strong>van</strong> creten<br />
der handboghen gent<br />
had hij consteghe weten<br />
5 Alsoo een drake groot<br />
wech met zyn zuene vloodt<br />
de drake hy duerschoot<br />
zyn zuene / zonder noodt<br />
verlost hij <strong>van</strong>der doodt<br />
10 serpentich niet verbeten // Dies wy /<br />
* Oorspronkelijk ‘ghebleken’; ‘b’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Repeticie<br />
+ 120 v
Sebastianus snel<br />
zo gheestelick bequame<br />
hij heeft verwonnen wel<br />
gheloouelick Eersame<br />
15 // Al was hem gheschiet<br />
duer tgheschot verdriet<br />
alsdoe gheenssins ziet<br />
mocht hem dat deeren niet<br />
Lydzaemich hyt doen liet<br />
20 duer christus hooghe name // Dies wy /<br />
230<br />
Hercules sterck<br />
groot schotter in zyn tyden<br />
metter handboghen werck<br />
const hem zeluen bevryden<br />
25 Nessus centaurus stranck<br />
met zynen schichte dwanck<br />
tserpent hydra Lanck<br />
voor hem oock neder zanck<br />
en Chyron vroom / niet cranck<br />
30 die const hij oock bestryden // Dies wy /<br />
Oorlof alsnv<br />
Tot vp een wederkeeren<br />
nemen wy an hu<br />
edel notabel heeren<br />
35 // huut ionsten voorvvaer<br />
commen wy hier naer<br />
vvy <strong>van</strong> Brugghe daer<br />
++<br />
om met dhandboghe claer<br />
alhier Reyn openbaer<br />
bystandt / en vruecht vermeeren<br />
Dies vvy Lauderen zaen<br />
5 huut ionsteghen vermoghe<br />
Sinte sebastiaen<br />
en dedelen handboghe /<br />
Carnation +<br />
Apollo. VRaeght<br />
10 Wie / was expres / Bestschietende vry bouen dandere<br />
duer zynder handboghen / Reijn hanthieren<br />
Vp den vierden Iuni? /<br />
+ Fol. 121 r, r. 8-9, 10 ‘Wie’, 13-14, 16, 17 ‘Dy. Lequel’, 20, 22 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 121 r<br />
+<br />
.4. Iuni 1559.
231<br />
Diana. Andwoord.<br />
Glaude <strong>van</strong>der mandere.<br />
15 Want / Wierd doe Conijnck <strong>van</strong>den Ardchieren<br />
En franchois<br />
Dy. Lequel / des archies de bonne foy<br />
En Iuing iours quatre<br />
Alors bien deseruist / estre leur Roy<br />
20 glaude Vander mandere / connoistre ie doy<br />
fort le gay scauoit Abastre /<br />
[Nu heeft hem Euphrosyne met veel ionstich bestiers]<br />
++<br />
Nu heeft hem Euphrosyne met veel ionstich bestiers<br />
gheiont vierwaerf conynck tzyne / tzynder Laudatie<br />
Conynck der oude boghe / <strong>van</strong> darchieren en / coluevryniers<br />
25 en tsghezelschaps tshelighs gheest dertiene numeratie<br />
Van als ghevveist doende / met gheschicte gratie<br />
Zot Vanden ardchieren<br />
Hanno huerlieder zotien / moet oock hebben wat<br />
gheef ick al de zotsCapproentiens <strong>van</strong>der stadt<br />
vviens zotkens huuter mauwe dicwils loeren<br />
5 dhuuterste voerynghe / daer de catte vp zat<br />
hij macher al tsaemen / een CortRocte plat<br />
frissche zomer Wynter nachtskeerle me voeren<br />
Om dat hy brocteur es inde filosofollie<br />
weet ick hem boucken Een cleen groote pertie<br />
10 daer of datter diueerssche veel int ghetel * is<br />
inde duumdicke besmoutte Bibebrarie<br />
<strong>van</strong> meester megaston Rondibellis<br />
dat hy der naer hurcke te wyle hij wel is<br />
eerse <strong>van</strong> musen / Ratten / motten / worden verzwolghen<br />
15 dit zyn de principale die hier naer volghen<br />
Boucken inde filosofollie /<br />
Somme der ganscher theologastrie<br />
Speculum Lupanarizantium<br />
Iuramentum gansmachtidis<br />
20 Bribbelamentum Vetulorum Vetularum<br />
Lourdardus de vita Briguardorum<br />
Tartaretus de modo Caccandi<br />
Lapsimarsorium Iapsandi<br />
+ Fol. 121 v, r. 12 (naam), 17-27 (beginwoorden) onderstreept.<br />
* ‘e’ over oorspronkelijke ‘a’ (‘ghetal’) geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
121 v
232<br />
Horologium Quo eundi<br />
25 fierenbras super sartatecta Cusinarum<br />
Eit de molgie Musque Robi<br />
Decrotatorium Scholarium /<br />
++<br />
de Brodicorum vsu usque in prolio<br />
Ars honeste petandi / in Ebrietate<br />
TIntroiuit in tabernaCulo<br />
Lachrimante Oculo<br />
5 De Calcaribus Remouendis / decades .xi.<br />
per magistrum Albericumedas de Rozata<br />
In honorificabilitudinationibus / suffi /<br />
maneries Ramanandi et scopandi fundamenta<br />
clicque clacqui incerto auctore /<br />
10 Senechdochalia / sui ineptitudine philosoforum<br />
Poiltronismus Rerum italicarum / auctore<br />
malistro bruslefer /<br />
Caputium magistri Johannis lollardi<br />
Questio subtilissime Vtrum Chymera /<br />
15 in vacuo bombinans / possit comedere / Les<br />
secundas intentionas /<br />
Euticopion de seignor Myssaire<br />
Crommentaria Locquebaudi<br />
Messyre cathapulta Iouis Super<br />
20 domicilia smirmagh<br />
Albaribdim gotfano<br />
horas garlino Analiscomenon eme athios<br />
Athamusculus hyppocrytarum<br />
La cornamusa que non suena<br />
25 Tarraballationes broctorum drominorum<br />
colbibentium Aduersus Lyrippipium de obiectis<br />
hymeneis artibus et Rumpturis in maegdinalibus<br />
Walssche duudsche ende<br />
Vlaemsche Boucken<br />
Die ouerhoop thende<br />
zult mueghen zoucken<br />
++ De missewech Van hemeldycke<br />
Mostaertpot der Penitentien<br />
De gheconfyte Vastendagh.<br />
De zwynghelzwaf der duudsche pottaidge Broederen<br />
+ Fol. 122 r, r. 28-31 onderstreept.<br />
+ Fol. 122 v, r. 1-12, 15-30 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 122 r<br />
+ 122 v
233<br />
5 Der Baghutten preickstoel<br />
Den Rechten Wech naer Leedrobt.<br />
Raescops Calengier<br />
Tcabinet Der Oudbollegher Dynghen<br />
Tvergheef der maegdelicker verfommelynghe<br />
10 Tmaneloop <strong>van</strong> fouterghem<br />
Codicille der Nieuwe pompelbeeuwers<br />
De Vrbane quadriuie der latiale verbocinatie<br />
verclaersende de nocturne inquinamenten der Venereicque<br />
ende Nectareique collusien /<br />
15 Troozeblad in tbaghynen houeken<br />
De sommer potz felten Witdagh *<br />
A Dar Narren cofphen<br />
Tkemkeilcordelet Van pacientien<br />
Der platbroucx nastlynghghordel<br />
20 Den Libbezacq der Weycasen<br />
Broodcoorf Der SmickelBrocken<br />
Lucerne Der schaerwaecke<br />
Myffeldoze Der Trufatoryen<br />
Den pilgrem Drabbeduere<br />
25 Der Creuitsen Schemynckeldans mommerye<br />
Der olden fafphen souf<br />
het Salueatis Magistri nostri<br />
Le boutinet Des Vicontes<br />
Tmarmuzet Der houelynghen<br />
30 Tmiere nest der futselynghen<br />
++<br />
GardeRobe des finesses<br />
Les exhaustes de metalferrugine<br />
Tbreuier der narren Copscheerers<br />
Den tinteletin der Ionghferlynghen<br />
5 TWeyghernietien der cueckenmollen<br />
De groote Blaffe Van Wondeghem<br />
Tspectacle Van kyckicx Eerde<br />
Der galactipoten slabbedouck<br />
Het adulatoir der fleeuwerfletsynghen<br />
10 Tlaborinth Der superstitien<br />
De parsse der Aermen Bedelaers<br />
De Vernufte Blazenbalgh.<br />
Tpensecraem der mackelyfuen<br />
Ende veel meer andre cleen Copulaetiens<br />
15 hoe doude pupstekers hebben gheRueselt<br />
de zydweghe Lasciuie straetiens<br />
met vulle vaetiens // zeere DuerNueselt<br />
* Oorspronkelijk ‘Wuitdagh’; ‘u’ geschrapt.<br />
+ Fol. 123 r, r. 1-13 (beginwoorden), 18, 29 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 123 r
Coluevryniers<br />
234<br />
Vp dat Ick de Coluevryniers niet vergramme<br />
20 Gheef ze myn busse hoorne Cruud metten laetpoere<br />
int hof / hebbende staende ten vlamync damme<br />
de busse dieder hanght Tmynent binden vloere<br />
Gheef ick teender ghedynckenesse hannebroere<br />
Maer mids dat Barbara zy / oock <strong>van</strong> menich artiste<br />
25 patronesse / der hoogher Rhetoricale Consten<br />
Vp datment yeuwers wel te schickene wiste<br />
een Lof thuerer eeren / Vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />
Gheef ick thuerer Cappelle huut goeder ionsten<br />
Lof Van Sinte Barbara<br />
30 Lof barbara Reyne godsvruchteghe figuere<br />
Wiens vleesschelicke brooscheyt naer der natuere<br />
+<br />
heeft een dierbare peerle ghegenereert<br />
Want ghelyck de peerle in precieusen viguere<br />
inde zee / Byden hemelschen dauwe puere<br />
huut een snoode schelpe descendeert<br />
5 zoo zyt ghij inwendelick gheExstimeert<br />
Een peerle vul goddelicx dau ghevoedt<br />
in tshemels iherusalem hooghst gheexalteert<br />
wiens poorten blyncken <strong>van</strong> margueriten goet<br />
moralick maect ons oock de wyse salomon vroedt<br />
10 datmen byder peerlen claerheyt vul vruechden<br />
huwer virtuten lucht Anmercken moet<br />
dies zeghick ionstelick huter ionsten gloedt<br />
Lof Barbara Blynckende peerle vul duechden<br />
zantinnelicke princhesse<br />
15 Der Brugsche Coluevryniers patronesse<br />
Wel mueght ghy barbara worden gheleydt<br />
Byder peerle net gheConterfeyt<br />
als orientale zuver dierbaerst ghepresen<br />
v<strong>van</strong>t ghemerct certeyn huwe Proprieteyt<br />
20 ghy zyt de peerle die hy verbeydt<br />
<strong>van</strong> wien wy int heligh Euangelion Lesen<br />
het Rycke der hemelen / es ghelyck bewesen<br />
den peerle / het zyn gods Parabelen<br />
huwe precieusheyt die maect gheresen<br />
25 als peerle tot Rycdom den onabelen<br />
in wiens ghebruuck Bouen goud of sabelen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 123 v
235<br />
alle besitters oyndt zaelichst verhuegden<br />
Barbara ghy verblydt alle zondeghe Culpabelen<br />
als peerle den vynghere / dies zonder fabelen<br />
30 Lof Barbara etc a / Ghedoctrineerde meestresse /<br />
Alzoo de peerle by schriftuerlick oorconden<br />
perfectelick gheneist melaetsche wonden<br />
zoo cunt ghy Cureren der zielen bevlecxsels<br />
ghy zyt bouen andre zanttinnen bevonden<br />
35 de biechtmueghenste <strong>van</strong> onsen zonden<br />
dierbaer peerle in een simpel bedecxsels<br />
++<br />
In tsdaus beuanghen tspeerelts oorspronck verghaet<br />
alsoo wierd hu naeckende tsdunders bestrecxsels<br />
<strong>van</strong>den heydensschen tyrant Wreed obstinaet<br />
als ghy inden thorre Ordonnerende zaet<br />
5 het derde Lucht vul zalegher iuechden *<br />
hu peerlicke vrucht / nam doe den graet<br />
int beken / der waerheden dies noch ontfaet<br />
Lof Barbara etc a / En gheloouende kennesse /<br />
Princhesse<br />
10 Barbara goddinnens ghelycke<br />
Iubilerende int hemelsche eeuwich Rycke<br />
hoe zal ick hu lof singulierlick fonderen<br />
in my faelgiert verbale Practycke<br />
hoe wel icker ignorant naer kycke<br />
15 ick en can de diepte niet gronderen<br />
maer in tgenerale / mach ick vermonderen<br />
dat ghy zyt als peerle / Een eeneghe dracht<br />
Moeder der biechten int zondich Responderen<br />
ghepaert naer voormen / maer gheen zoo gheacht<br />
20 O peerle verlichtende / der fantazien nacht<br />
in tsbrudecoms Rynck die Catherinam ontwuechden<br />
hu biechtmueghentheyt / in onse crancheyt schacht<br />
dat wy zegghen mueghen / met alder macht<br />
Lof Barbara Blynckende peerle vul duechden<br />
25 By expresse<br />
Reyne maeght der Coluevryniers patronesse<br />
Carnation<br />
In Iunio Viere en Zeuene<br />
Meester pauvvels de graet / spaerde gheen cruud Loodt<br />
30 Als teerste Binnen zynen Leuene<br />
doe tscoluevryniers Eerengay ofschoot<br />
+ Fol. 124 r, r. 32 onderstreept.<br />
* Oorspronkelijke beginletters ‘vr’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 124 r
.II. a . Wedemaent 1559.<br />
+<br />
Hallebaerdiers<br />
236<br />
Die metter alfue lanche gheerne spelende iocken<br />
Leerlynghen omme de Leden te vervarsschene<br />
Ion ick naer myn doodt Twee groene waterstocken<br />
5 Om elck andren naer tlyf te darsschene<br />
Bollaerts<br />
Ghildebroeder bem ick oock <strong>van</strong>den Bollaerts<br />
<strong>van</strong> ghildeghelt ghaf ick noyndt eene myte<br />
en heesschen zyt noch niet / die goede Cnollaerts<br />
10 ick scheltze oock Van mynentweghe quyte<br />
De schotters Eer dat ic Reyse naer de woormen<br />
mids dat my noyndt huerlieder gheschot // deerde<br />
om schietbollen maecken in huerlieder voormen<br />
ion ick telken gaeydaghe Een Carre potEerde /<br />
Clercken <strong>van</strong>den voornoomden ghilden<br />
Dese clercken gheef ick zes din platteelen<br />
ken weet naulick Waer zy noch te pande staen<br />
Connen zyse achterhaelen / tzyn zeer schoon Iuweelen *<br />
Rhetoryck ghewon percheelen<br />
20 gheef ick / dat zyse tsamen ghelyck mueghen deelen<br />
daer in begrepen / den dienst <strong>van</strong> elcx capellaen<br />
Tsdaeghs als zy de zielmessen hebben ghedaen<br />
niet eer mueghense ontfaen<br />
anders waert mesdaen<br />
25 Ende ghiericheyt mochtse inde boete beslaen<br />
Al het offerwas datter ouer zal schieten<br />
Bid ick datse daeromme doch niet en kyfuen<br />
Want ick ordonnere al zou twisselwas verdrieten<br />
datmer vyndt zal moeten ter plaetsen blyfuen /<br />
* ‘Iu’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
124 v
237<br />
++<br />
Cappelle <strong>van</strong>den Clercken<br />
inden Burch.<br />
Ick zynde onvveerdich clerck / daer inde ghilde<br />
<strong>van</strong> sint Laureyns / schuldich ghildeghelt kenne<br />
5 de welcke ick wel oock wat gheuen wilde<br />
up datmer myn Weduwe / me quyte hilde<br />
Tnaeruolghende Nieu Lof <strong>van</strong> dedel penne<br />
Refereyn Lof. +<br />
Mercurius quintus in egypten eerst <strong>van</strong>d<br />
10 de schryflettren / Als der memorien pand<br />
Cadmus broghter zestienne In griecken daer<br />
die hy zelue fantazeerde / naer zyn verstandt<br />
Melicus <strong>van</strong>dter viere / en noch naer der handt<br />
inde destructie <strong>van</strong> troyen / viere voorwaer<br />
15 die Palamedes ordonneerde zeer vruchtbaer<br />
dies der schriftelicke conste / wierd doen een formaet<br />
hermippus die <strong>van</strong>dt deerste grammarie claer<br />
hesiodus Parabelen Reyn intricaet<br />
Apollo heeft Tsmedechynen practycke ghevaet<br />
20 Socrates tot philosophie Accordeerde<br />
Chyron stelde Chirurgie in deersten staet<br />
Orpheus de poetrie / Eerst ordonneerde<br />
ende Moyses der metren zangh componeerde<br />
met meer inuentien in tbeghin tsweerelts gheschiet<br />
25 maer Anaxagoras weerdich datmen Croneirde<br />
deerste bouck / metter handt schreef polidorus bediet<br />
Abraham Inuenteur der Astronomie hiet<br />
Cratinus een Comedieschryfuer by stonden<br />
waere dit al niet bescreuen / wy en wistens niet<br />
30 Empedocles Const natuerlicke dynghen oorconden<br />
der visschen natuere inder zee diepgronden<br />
vvat den mensschen goet zy / oft verboden om eten<br />
ende wat god meshaeght<br />
Duer de Penne / es hier of claerheyt bevonden /<br />
++<br />
Lof edel penne / Waer duere wy Weten<br />
gheestlicke ende weerlicke secreten<br />
Dies De Croone Draeght.<br />
Lof Wel edel penne schriftlicke formerynghe<br />
5 duer dyn ghebruuck godlicke ordonnerynghe<br />
Liefmoedich allen mensschen wordt gheopenbaert<br />
+ Fol. 125 r, r. 9, 11, 13 (beginwoorden en noot in margine) onderstreept.<br />
+ Fol. 125 v, r. 31-35 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 125 v<br />
+<br />
125 r<br />
+<br />
22 a . Iuni 1561
238<br />
Regiereghe der lettren / duer wiens studerynghe<br />
de memorie der mensschelicker Tracterynghe<br />
vervarscht word / ende gheel sterckgheduerich bewaert<br />
10 hoe zoude ons wesen Warachtelick verclaert<br />
de wonderwercken gods / in hemel eerde ghedaen<br />
hoe wist ons gheneghentheyt / gheerne wetende Aert<br />
dat wy <strong>van</strong> hem alleene / zullen oordeel ontfaen<br />
zijne vaste beloften / zyn bermhertich vermaen<br />
15 hoe wy hem eeren zouden / ende dienen int Leuen<br />
huterlicke tot gheen andere goden ghaen<br />
dan tot hem / die een god word Alleene bleuen<br />
hoe hy ons heeft zyn woord / eeghin zuene ghegheuen<br />
omme menssche te wordene inder eerden hy<br />
20 Ware dit al niet / eerst byder penne bescreuen<br />
voorwaer / daer of yet certeynlick en wisten wy<br />
Watter in * toud en nieu testament begrepen zy<br />
tsconyncx Dauids / en der mannen gods victorien<br />
hoe dheere god almachtich / staet ons eeuwich by<br />
25 duer Christum / erfghenamen ghemaect tot glorien<br />
ne waere dit bescreuen / ons crancke memorien<br />
faelgierden / end ons naercommers zoudent vergheten<br />
alsser wierde naer ghevraeght<br />
dus tresoriereghe <strong>van</strong> Allen historien<br />
30 Lof edel penne etc a<br />
Hoe Wisten wy Salomons wyse scientie<br />
Tertullianus Cyprianus diligentie<br />
Dionisius Areopagita tschryfuen<br />
Firmianus Lactantius Adsistentie<br />
35 Clemens Deerste kercke scryfuers intentie<br />
Al zynde Orthodoxelicke operatyfuen<br />
+ *<br />
hoe zoud ons Certeyne wetentheyt Beclyfuen<br />
dat Christus kercke vastelick staet ghefondeert<br />
hoe petrus scheipken wagghelt / niet tonder zal blyfuen<br />
ten waer ons by schriftuere Al gheapprobeert<br />
5 hoe dhelighe hebben voortyds ghetryumpheert<br />
duer tghelooue / en verwonnen ConynckRycken vast<br />
de gheReprobeerde secten ghesuppediteert<br />
Welcken opynatyfuelick vernuftheyt Anwast<br />
end hoe wisten wy der thien gheboden gods Last<br />
10 waeren zy in moyses taflen niet schriftlick bleken<br />
de twaelf articlen des gheloofs die als staende mast<br />
<strong>van</strong>den twaelf apostolen niet hebben bezweken<br />
Wat constwy <strong>van</strong> dhelighe sacramenten spreken<br />
die ons Christus heeft zeuenderhande ghelaeten<br />
* ‘tnieu’ doorgehaald.<br />
* ‘byblyfuen’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 126 r
239<br />
15 vvat vvist wy <strong>van</strong> in zyn avendmael tsbroods breken<br />
hem zelf ons daer in ghegheuen huut Charitaeten<br />
Wat wist wy <strong>van</strong>den vier huterste tonser Baeten<br />
ons vader Adam / had in tsdoods appel ghebeten<br />
dan duer schriftuere ghewaeght<br />
20 die oock condich maect de pyne der disperaeten<br />
Lof edel Penne etc a<br />
Duer dedel penne Artificiael instrument<br />
es ons de wet der ghenaeden ghemaect Bekent<br />
bescreuen by vier heleghe Euangelisten<br />
25 en duer de penne verbreed / als gheworden gheprent<br />
al der Weerelt duere / iae de heydenen verblendt<br />
mueghen wetenlick worden dies zy niet en wisten<br />
des iurisperiten En Ciuile Legisten<br />
gheestlick weerlicke Rechten Costumen en zeden<br />
30 de bescryfuynghe alder Wyse Componisten<br />
duer de penne daer of hebben wy Wetentheden<br />
de Municipale Rechten Tot paeys en vreden<br />
de Repuplicque Mids politica Regieren<br />
duer de penne in ConyncRycken Landen steden<br />
35 gheadministreert iusticie tallen quartieren<br />
Consultacien Raedt <strong>van</strong> oude Costumieren<br />
++<br />
ende dies dient tonderhouden der goeder politie<br />
hoemen elck naer zyn meriten zal Rechtlick punieren<br />
Tmemoriaelbouck daer of es de penne die<br />
de Consten der Astronomie Geometrie<br />
5 dat der gheelder Weerelt een Cosmographie blycke<br />
Philosophie Poetrie Sophistrie harmonie<br />
matelicke Architecture Musycke<br />
de elegante Oratorie Rhetorycke<br />
Homerus styl Eloquent / Bouen veel poeten<br />
10 oock <strong>van</strong> Centona de maeght<br />
vvy vyndent al byder Penne practycke<br />
Lof edel penne etc a<br />
Philadelphus Ptholomeus Conyngh zynde<br />
<strong>van</strong> egypten / een Librarie te maecken pynde<br />
15 binder stadt <strong>van</strong> Alexandrien zeer groot<br />
zoo gheel neerstich was hy te dien onderwynde<br />
zoo ick by gheloofweerdeghe bescreuen vynde<br />
datse vichtich duusent boucken in huer besloot<br />
met voorder neersticheyt dede meerder exploot<br />
20 Moyses boucken de schryfuen huut dhebreeusche tale<br />
end ouerstellen int griexsche / hy die gheboodt<br />
+ Fol. 126 v, r. 33 ‘Martirilogium’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 126 v
240<br />
tzeuentich Interpreteerders By speciale<br />
Vincentius schreef den speghel historiale<br />
Augustinus oock metter Penne const wercken<br />
25 hooghst scryfuer in materien Theologale<br />
dexcellentste docteur inder heligher kercken<br />
veel philosophen int natuerlick Bemercken<br />
hebben wonderlick zaecken / oock scryfuende verbreedt<br />
<strong>van</strong>der pennen beghinsel / Clercken / tot hedent clercken /<br />
30 wat zy bescreuen / Al en wetentwij * / ander weet<br />
Al dat dese voornoomde dus hebben bezweet<br />
es duer de penne / meestdeel wetenlick int wesen<br />
het Martirilogium hoe elck ouerleedt<br />
inden heere ghestoruen / mueght daer in lesen<br />
35 hoe christus es gheboren / ghestoruen / ** verresen<br />
end hoe <strong>van</strong> hem voorsproken was Byden propheten<br />
de *** goe beschermt **** qua plaeght<br />
Vyndwy al byder penne/dus eeuwich ghepresen/ Lof edel /<br />
+ Iohannes deuangeliste in pathmos heeft<br />
het Apocalips bescreuen / daer elck voor beeft<br />
omme dat exponeren inden gheestlicken zin<br />
Twelck ons hooghemelick te kennen gheeft<br />
5 hy / die was / die es / zyn zal / end eeuwich Leeft<br />
Alpha end O / zonder hende ofte beghin<br />
veel goddelick secreits / esser besloten in<br />
gheschiet of tghesciedene / Ten ghestelde tyden<br />
Paulus scryfbriefuen brynghen ons groot ghewin<br />
10 Leertter by / hoe onsen gheest Ieghens tvleesch moet stryden<br />
hopen vp iesum Christum den ghebenedyden<br />
ons stichtende int ghelooue godsvruchtich accoord<br />
Petrus epistolen Cunnen ons oock verblyden<br />
ons totter liefden treckende voort ende voort<br />
15 duer de penne es ons openbaer gods crachtich woord<br />
daer al ons hope vp Rust Troost en ghelooue goet<br />
duer schriftuere / Wordt <strong>van</strong>den predicanten ghehoort<br />
hoe christus voor ons ghesturt heeft / zyn dierbaer bloedt<br />
die al wat hy wil in hemel ende eerde doet<br />
20 duer zyn verdiensten zyn wy in gratien ontfanghen<br />
ande ghalghe des crucen Totter doodt ghemoet<br />
tot tsmensschens zaelicheyt vulbrocht zyn verlanghen<br />
te nieten ghedaen der stranghe wets bedwanghen<br />
nv zynde ter Rechter handt zyns vaders ghezeten<br />
* ‘t’ doorgehaald.<br />
** ‘ghe’ doorgehaald.<br />
*** ‘qua’ doorgehaald; boven de regel ‘goe’ geschreven.<br />
**** Over ‘goe’ werd ‘qua’ geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 127 r
241<br />
25 gheern anhoorende die claeght<br />
dus ion ick hu verbalick ende met Lofzanghen<br />
Lof edel penne etc a /<br />
EDel penne / elcke schryfpenne Certeyn zoude<br />
Waert. mueghelick doen beslaen in fijnen goude<br />
30 De staeten / des Weerelts / zyn hu schuldich Eerynghe<br />
Duer hu / men het schriftelick Bewys onthoude<br />
Elck mueghende leeren / dat liefde niet vercoude<br />
Naer dhelighe schriften moetmen al doen keerynghe<br />
Ende wantse ghescreuen es Tonser Leerynghe<br />
35 zullen die naervolghen / eendrachtich onghespleten<br />
schoonste daer dach vp daeght /<br />
duer de penne Cryghtse noch daeghelicx vermeerynghe<br />
++<br />
Lof edel penne Waer duere wy weten<br />
gheestlicke ende weerlicke secreten<br />
dies de Croone draeght<br />
Clercken <strong>van</strong>der burch<br />
5 Myn medeghezellen der Brugscher penne<br />
wel voordachtich myns zins / zoot Redene zy<br />
consenteer Ick voluntairlick / die ick meest kenne<br />
daert hemlieden belieft Assyse vry<br />
Te haelne een zester Rynsch wyns vp my<br />
10 Datser vry bycommen manck Recht en Crepele<br />
Epicurieneghe brassers zonder faelen<br />
maer zoudmer vpscheppen metten grooten Lepele<br />
ende meer dan myn presentwyn doen haelen<br />
die tdeen betaelt / zal oock tdander betaelen /<br />
Ionghe practizientkens aldaer<br />
Ion Ick Ieghens dat noodt es / dese supplicatie<br />
datmer vreimde zou vp den Rosbayaert zetten<br />
dan eenich <strong>van</strong> hemlieden / AnRoupende gratie<br />
dat myn heeren <strong>van</strong>der wet / thuerer hulpe Beletten<br />
Supplicatie<br />
.1556.<br />
An Myn Heeren Vander Brugscher stede<br />
Om blyfuen in possessien naer doude zede<br />
dats ons bede<br />
Vertooghen onderdanich de ionghe brugsche practizientiens<br />
25 hoe zy gheweist zyn in possessien Van ouden tyden<br />
en gheen ander Ionghers / dan zy vpcommende ingientiens<br />
+ Fol. 127 v, r. 15 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 127 v
242<br />
om vpden helighbloetdach den Rosbaeyaert bescryden<br />
Nu want die tlast heeft / hemlieden zou gheerne ontvryden<br />
met vreimdelynghen Annemende naer zyn Intencie<br />
+<br />
De supplyanten zoudent niet gheerne laeten lyden<br />
om de consequentie<br />
vvaer by zy mochten verliesen huerlieder preheminentie<br />
// Dit ghemerct verzoucken hulieder heeren adsistentie<br />
5 Supplyerende met Reuerentie<br />
hem die tlast heeft / expresselick willende beuelen<br />
dat emmers de ydoonste / ende nutst in eloquentie<br />
<strong>van</strong>den supplyanten / upden Roysbayaert voortan zullen spelen<br />
Indien ia / zoo zy hopen / zullen met Luder kelen<br />
10 huer figuerlick bewys / prompt ornaetlick Pronunchieren<br />
fraeylick agieren<br />
Mids ontfaende doude gaidgen / zonder eeneghe querelen<br />
zo mueghen zy ten dienste welghemoet obedieren<br />
en waerder yemandt die contradictie wilde verzieren<br />
15 ter voornoomde possessie / Esperant que nulz en treuue<br />
tsnoens ter maeltydt Lesschen costen / met blyde chieren<br />
End in tcas <strong>van</strong> Loochenynghe / Presenteren preuue /<br />
Aucteur<br />
Hebbende tvoornoomde Regiment gheabsolueert<br />
20 den zin gheperturbeert<br />
veel papiere minuutkens ghelacereert<br />
Wild ick ghaen touchieren myn eeghin dynghen<br />
qua boos omRynghen // heeft my ghevexeert<br />
Totter middelnacht heb ick gheoccupeert<br />
25 Maer tspyte // En ten verwyte<br />
die hem / als Inghele des lichts transfigureert<br />
ende menich gheest tempteert<br />
Beghonst ick met Dauid dit Psalmliedeken zynghen<br />
My verRoerende deed ick een Ratte versprynghen /<br />
Deus Laudem meam / ne<br />
tacueris //<br />
Dauids / .108. e Psalme /<br />
+<br />
Vpden Voys<br />
Ey oudt grysaert / al slaept ghy totter noene<br />
Ghy en hebt niet / dat my dient<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 128 r<br />
+<br />
128 v
Heere god / myn lof en zwyghet niet<br />
5 want die mondt der ongoddelichede<br />
es ouer my open ghedaen gheschiet<br />
die mondt oock der Bedrieghelichede<br />
En tseghen my spraecken zy mede<br />
met valssche tonghen / ende zy<br />
10 in alle plaetsen / ende telcker stede<br />
met nydeghe woorden / omRyngden my<br />
Zonder oorzaecke zoo ick besief<br />
streden zy Ieghens my Alleene<br />
daer vooren zy my zouden hebben lief<br />
15 verRieden my / maer ick badt in weene<br />
zy stelden ieghens my int ghemeene<br />
quaet voor goet alsdoe ter tydt<br />
en voor myn liefde / grootelicx niet Cleene<br />
stelden zy my / haet ende nydt<br />
20 Stelt ouer hem den zondaere zwaer<br />
ende Sathan bouen desen<br />
moet tzynder Rechter handt staen der naer<br />
tzijnen dienste gheheel gheresen<br />
Als hy ghevonnest word verwesen<br />
25 moet hy huutghaen verdomt versmacht<br />
en zyn ghebed als ydele mespresen<br />
moet hem tot zonden zyn gheAcht<br />
Zyn daeghen moeten weynich zyn<br />
zyn busschopdom / een ander daedich<br />
30 zyn kynderen weesen / vp zulck Termyn<br />
zyn wyf een weduwe Onberaedich<br />
zyn kynderen worden / oock onghestaedich<br />
broodbidden / zy haerlieder deel<br />
ende gheworpen troosteloos beschaedich<br />
35 huut al huer huusynghen gheheel<br />
243<br />
Die wouckeraere duerzoucken moet<br />
al zyn Ryckdom openbaerlick /<br />
+<br />
die Vreimde moeten oock metter spoet<br />
zyn aerbeyd / Beroouen zvvaerlick<br />
Ende daer naer / en moet eenpaerlick<br />
nyemandt zyn die hem bestaet<br />
5 en nyemand oock / en zy alsdan bewaerlick<br />
noch zynder Weesen toeverlaet<br />
Zyn naercommelynghen / hoe sterck ghezondt<br />
moeten te nieten zyn ghegheuen<br />
ende zyn name / die moet terstondt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 129 r
10 in een gheboorte / zyn huutghewreuen<br />
zyn vaders mesdaet / ghedachtich bleuen<br />
moet voor tsheeren aenschyn staen<br />
zyn moeders zonde / hoedaenich bedreuen<br />
moet worden oock / niet huutghedaen<br />
244<br />
15 Ieghens den heere / zyn altoos<br />
moeten zy worden / die my deerden<br />
end haerlieder ghedynckenesse boos<br />
huutegheRoeyt zyn vpder Eerden<br />
Want zy ghedachtich / Hem niet gheneerden<br />
20 zoot wel behoortste / vp elck saeysoen<br />
ende gheenssins / zy oock en begheerden<br />
dat zy bermherticheyt zouden doen<br />
Ende dallendeghe vp dat pas<br />
vervolghdy / ende den bedelaer tsaemen<br />
25 en die bedrouft <strong>van</strong> herten was<br />
zocht hy te doodene / Buten tbetamen<br />
tvloucken bemindhy zonder schaemen<br />
ende dat zal hem commen vrouch<br />
gheen ghebenedyden / wildhy tzynder vramen<br />
30 <strong>van</strong> hem wordse oock verre ghenouch<br />
Tvermalendyden dat track hy an<br />
ghelyck een cleedt in zyn omRynghen<br />
tvvelck zyn Inghewandt daer naer dan<br />
heeft als water connen duerdrynghen<br />
35 en tvermalendydens voortbrynghen /<br />
+<br />
dat hy tzynewaerts heeft gheReect<br />
als olye / (ofte alsulcke dynghen<br />
heeft hem zijn ghebeenten duerweect<br />
Laet hem wesen ghelyck een cleed<br />
5 daer hy hem mede zal moeten decken<br />
end als een gordel / daer by ghereed<br />
hem me gorden zal / Tallen plecken<br />
Dits twerck <strong>van</strong>den ghuenen die my beghecken<br />
met haerlieder achterclap<br />
10 ende Roeren / haerlieder quaede becken<br />
ieghens myn ziele / met hueren snap<br />
Maer doet met my heere / heere sterck<br />
hu wille / duer huwe name Crachtich<br />
v<strong>van</strong>t huwe bermherticheyt / ende werck<br />
15 es zoete / verlost my doch eendrachtich<br />
Aerm bem ick ellendich / end onmachtich<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 129 v
zo langhe ick hier ziet wuenen zal<br />
ende myn herte / dat es nv warachtich<br />
in my beroert int eerdsche dal<br />
245<br />
20 Ghelyck een schaeuwe wech henenvaert<br />
bem wech ghenomen hoe hoogh ghezeten<br />
en byder doodt / die nyemandt spaert<br />
als die sprynchanen / worde huut ghesmeten<br />
Cranck end onsterck zyn myn knyen versleten<br />
25 <strong>van</strong> vastene / dies myn cracht begheeft<br />
ende myn vleesch / (zoo ick can zelue weten)<br />
es magher / Als dat gheen vet en heeft<br />
End Ick bem gheworden huerlieder spot<br />
zy schudden haer hooft / als zy my zaeghen<br />
30 staet my by heere Mynen god<br />
gheneest my / met hu bermherteghe vlaeghen<br />
en zy zullen weten tot allen daeghen<br />
// dat dit hu hand es (hoe bezocht)<br />
twelcke ghy heere / gheel naer hu behaeghen<br />
35 hebt ghedaen / ende in my vulbrocht /<br />
+ Vermalendyden zo zullen zy<br />
ende ghy zult ghebenedyden<br />
die Ieghens my vpstaen heere ghy<br />
Laetse beschaemt zyn Tallen tyden<br />
5 // Maer huwen knecht zal hem verblyden<br />
die achterclap my doen int woord<br />
met beschaemtheyt (als die my benyden)<br />
moeten zy Anghedaen zyn voort<br />
En met haerder schanden ghecleed ghegord<br />
10 als met een wambaeys ghelyck ghebleken<br />
Ick zal den heere neerstelick vp en Cort<br />
belyden / zyn prys onder vele spreken<br />
<strong>van</strong>den aermen / es hy gheenssins gheweken<br />
maer stondze by ter Rechter handt<br />
15 vp dat hy <strong>van</strong>den quae vervolghers treken<br />
zoude verlossen myn ziele Want /<br />
Glorie zy den vader groot<br />
zyn zuene / daer naer goederthierich<br />
dhelighe gheest / Troost tonser nood<br />
20 drievuldich tsaemen / end onfaelgierich<br />
Alsoo die glorie / Manierich<br />
Was / Es / ende blyft / zonder hendt<br />
in eeuwicheyt / Liefmoedich ende vierich<br />
in een / Eengoddelick Consent /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 130 r
Aucteur<br />
Lof<br />
246<br />
Inden gheest ghemaent / end oock zynde gheRoert<br />
eer ick in myn testament / voorder procedeirde<br />
In Contemplatien / Liefmoedich vpghevoert<br />
Tnaervolghende / Te godewaerts ordonneirde<br />
Lof heere god almachtich die eeuwich leeft<br />
daer hemel / eerde / ende helle voor Beeft<br />
+<br />
diet al voedsel gheeft<br />
hu dancken wy / huwer weldaeden groot<br />
alder zonden vergheuer / die hier zondich sneeft<br />
die thandschrift / dwelck Ieghens ons was / huutwreeft<br />
5 Tserpent satanitich dies tonderdreeft<br />
end hoe dats spyt heeft<br />
zyt mildelic * verleenende ons daghelicx brood<br />
huut huwer Liefden schoot /<br />
// die hu AnRoupen staetse by ter nood<br />
10 die in hu hopen / worden niet beschaemt ghebleuen<br />
ghenaedich heere iesu christe / duer huwe dood<br />
ende wonden Roodt<br />
zyn wy erboren / ende hebber by beseuen<br />
een nieuwe Leuen<br />
15 dies zy hu glorie alleene ghegheuen<br />
ieghens tzondich sneuen // Maect my de stercke<br />
zo en zal ick ieghens gheen heyrCracht beuen<br />
ghij myn hulper en vulbrynghen / Tallen goeden wercke<br />
Ic ghelooue in die helighe Christene kercke<br />
20 Loochenende alle gruwel der Afgoderie<br />
pompeuse houeerdie<br />
der euangelyssche waerheyts partie<br />
vliedende huuten Babylonschen percke<br />
te ierusalem kiesende my Poorterie<br />
25 verlaetende Alle heydensche Ceremonie<br />
metten gheschuerde duuster tempels gordynen<br />
Iesus christus gheboren <strong>van</strong>der maghet Marie<br />
als eeuvvich ** Licht heeft ons commen beschynen<br />
In onse zonden te dienene wildhij hem Pynen<br />
30 en voor alle de zonden / des weerelts ghestoruen<br />
Tvyandich zaet heeft hy zyn cracht doen verdwynen<br />
ende wy verbannen inde eerdsche termynen<br />
metten ouerspeelsterghe Concubynen<br />
iesus christus metten zynen<br />
35 heeft onslieden / den hemelsschen paeys verworuen /<br />
* ‘daghelicx’ doorgehaald; ‘mildelic’ interlineair toegevoegd.<br />
** ‘t’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 130 v
++<br />
Myn Weduwe<br />
247<br />
Goetionstich wil icxse niet wesen Contrarie<br />
ken maeck <strong>van</strong> tgoed gheen werck / ick spint al te vlasse<br />
Ick laet huer volghen / gheel huer duwarie<br />
5 Aluooren / datse eerst huer pennynghen passe<br />
<strong>van</strong>den alder ghereedsten huut myn gheltCasse<br />
Alle Weduwen<br />
Midsgaders oock de myne der mede in begrepen<br />
gheef ick in testamente <strong>van</strong> nv voort An<br />
10 ghevoelense deerste nacht gheen doonepen<br />
voor tiaer / mueghen hebben / een ander man<br />
deen Rauwe zal dander vercoelen dan<br />
Myn kynderen<br />
Nu en Can ick my niet onvaderlick veynsen<br />
15 al es myn sterfhuus ghenough bezwaerst<br />
zo moet ick oock om myn kynderen peynsen<br />
dies gheefze / Al zouder zommich vp greynsen<br />
de schoone Partyen hier naer verclaerst<br />
Van drie groote Voluumboucken <strong>van</strong> Rhetorycken<br />
20 gheef ick elck <strong>van</strong> myn Ioncxste zuenen / eene<br />
den oudsten en Can ick niet veronghelycken<br />
gheef ick myn Viercantbouck minder Cleene<br />
houde die / wil hy <strong>van</strong> my te Leene<br />
vp datter tbeste by hem / zy huut ghesmaect<br />
25 dwelck ydel es / Thoudene <strong>van</strong> weerden gheene<br />
vvelck bouck / inhoud sticken / Al by my ghemaect<br />
Nu offer deis drie wilden twistich naer Rauelen<br />
datse elck naer zyn kiesynghe zou oorbooren<br />
neen / daer de .H vpstaet / zal hans zonder cauelen<br />
30 daer de .V. vincentken / achter en vooren<br />
en daer dees .v. vpstaet / victoorken toebehooren /<br />
+<br />
En staenze gheen <strong>van</strong> vieren an / de zulcke haect<br />
ende waect<br />
diese mueghelick naemen in dancke gheerne<br />
indien Ionste // totter conste // oock zy gheslaect<br />
5 maecker of al tsaemen Een keermes Lantheerne<br />
+ Fol. 131 r, r. 29-31 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
131 r<br />
+ 131 v
248<br />
Elck naer zyn verstandt / maelt vp zyn Queerne<br />
Pieter myn oudste zuene<br />
Testamentelick gheef ick myn oudste zuene<br />
vp dat hyr naer leue / binnen tsweerelts gheduene<br />
10 TRefereyn dat hier naer bescreuen staet<br />
zo word hy ghewapent ieghens al tghuene<br />
dat hem in ziel en Lyfue / zou mueghen doen quaet<br />
Refereyn<br />
Alleene god. lof danck ende glorie biedt +<br />
15 En ghebruuct In gheen ydelheyt zynen Name +<br />
naer dromers noch waerzegghers / vvilt hooren niet +<br />
Laet hu lenden vpgheschort zyn Alsoot betame +<br />
Stryd een goeden stryd des gheloofs bequame *+<br />
wie vervvint / zal niet steruen de tvveetste doodt +<br />
20 vvie ghelooft / zal zien gods glorie Eersame +<br />
Laet gheschieden / al hu dynghen met Liefden groot +<br />
metten hongherghen behoufteghen / eit zoo hu brood +<br />
vvilt gheloouich / ende niet ongheloouich wesen +<br />
vergheeft / en hu zal worden vergheuen ter noodt +<br />
25 den heere met vreesen dient hooghst ghepresen +<br />
vvie hem veroetmoedicht zal worden gheResen +<br />
vvie Rechtueerdicheyt volght / dheere zal hem beminnen +<br />
vonnest niet / niet ghevonnest word ghy mids desen +<br />
end hu herte wilt bewaeren / met neersteghe zinnen +<br />
30 weist verdraeghlic tot elck andren / ter weerelt binnen / +<br />
+ +<br />
ghebenedydse / die hu vermalendyden<br />
gheeft hu gelt tot woucker niet huut om winnen +<br />
Leent / maer daer <strong>van</strong> niet hopende / tgheenen tyden +<br />
vvacht hu / vvilt <strong>van</strong> alle ghiericheyt scryden +<br />
5 Benyd tquaede / ende tgoede bemint eerbaer +<br />
doet mannelick vveist sterck / ende met een verblyden +<br />
Bemint god bouen al / huwen naesten der naer / +<br />
Wilt dronckich worden / niet <strong>van</strong>den wyne +<br />
end en wilt int hooghe niet zyn verheuen +<br />
10 ende wilt niet zoucken Rechter te zyne +<br />
noch hu begheerten / naer ydel glorie gheuen +<br />
ende weist by hu zeluen niet wys int Leuen +<br />
peynst der gheveynsder hope die zal verghaen +<br />
weist niet byden weghe / grammoedich beseuen +<br />
* ‘eersame’ doorgehaald; ‘bequame’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .1. thimo primo<br />
+ Exodi .20.<br />
+<br />
iere/27<br />
+<br />
Luce/12.<br />
+<br />
.1. thimo/3.<br />
+<br />
Apo .2<br />
+<br />
Iohan 11.<br />
+<br />
.1. corin .16.<br />
+<br />
Thobi/4.<br />
+<br />
Iohan/20.<br />
+<br />
Luce 9.<br />
+<br />
Psal .2.<br />
+<br />
Mathei 23.<br />
+ prouerbi/15.<br />
+ mathei 7.<br />
+ prouerbi/4<br />
+ .1. thessa .5.<br />
+<br />
132 r<br />
+<br />
luce .6.<br />
+<br />
Leviti .25<br />
+<br />
Luce/6<br />
+<br />
Luce/12<br />
+<br />
Amos/5.<br />
+<br />
.1 Corin/16<br />
+<br />
Mathei 22. et Deutero/6.<br />
+<br />
Ephe 5.<br />
+<br />
Luce 12<br />
+<br />
Eccli 7<br />
+ Gala/5<br />
+<br />
Roma 12<br />
+<br />
iob .8.<br />
+<br />
Genesi 45.
249<br />
15 verwaent hu in gheen cleederen by hu anghedaen +<br />
ghevvillich zult elck andren therberghene ontfaen +<br />
die naect zyn vvilt met hu cleederen decken +<br />
hebt ghy spyse / mededeelt den behoufteghen zaen +<br />
niet beters dan gods vreese Tot allen plecken +<br />
20 <strong>van</strong> een verchiert vvyf / vvilt hu aenschyn trecken +<br />
ende wilt den ouden vriendt niet verlaeten<br />
en bekyft den ouders niet / noch vviltter me ghecken<br />
hu spyse laet zyn In * ghewichte by maeten<br />
Neimt Raed an die wys zyn / Tword thuwer baeten +<br />
25 ende vveist zachtmoedich om hooren gods woord +<br />
en bewandelt Cayms noch iorams straeten +<br />
zyt gram / maer en wilt niet zondeghen voort +<br />
vveist elck andren bermhertich / ende niet ghestoort +<br />
En vermalendydt den doofuen negheenssins daer +<br />
30 vvilt de weerelt niet beminnen / maer zuene hoort +<br />
Bemint god bouen al. / huwen naesten der Naer<br />
Schuut zotte / end al ongheleerde vraeghen +<br />
en verblydt hu inden heere tot alder stondt +<br />
+ +<br />
fame Roouer noch oorblaser vveist in hu daeghen<br />
Alle quaet / en ghae niet huut huwe mondt +<br />
schuut de menssche / die een ketter es in zynen grond +<br />
tghezelschap <strong>van</strong> een dansserghe vvilt niet hanthieren +<br />
5 vvilt gheenen Roof begheeren / noch zulcken vondt +<br />
zeght Ieghens twoord der waerheyt in gheender manieren +<br />
metten afgodisten dienaers vvilt niet Logieren +<br />
vvilt dalder hooghsten huwe beloften betaelen +<br />
wilt op deen den anderen gheen Lueghens verzieren +<br />
10 vvie lueghenen spreict zal verghaen en daelen +<br />
waer men goeden aerbeyd doet / daer zal niet faelen +<br />
vercoopt hu besittynghen / end aelmoessen doet +<br />
Als ghy gheEten hebt / vvilt tsheeren lof verhaelen +<br />
bedrouft negheenssins der vreimdelynghen moedt +<br />
15 vveist eendrachtelick in het ghelooue vroedt +<br />
die vader ende moeder vlouct die zal steruen +<br />
omme Rycke worden / hu niet werckende spoet +<br />
keert hu <strong>van</strong> Rycdom / die ghy niet mueght verweruen<br />
bezouct dat bouen es / smaect naer gheen eerdsche erfuen +<br />
20 zonder murmureren / doet al hu dynghen claer +<br />
Weist sobre ende vvilt gheen waeckynghe deruen +<br />
Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />
* Oorspronkelijk stond er ‘by’; ‘i’ over ‘b’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Eccli 11.<br />
+<br />
1 petri 4<br />
+<br />
Thobie .4.<br />
+<br />
Luce .3.<br />
+<br />
Eccli 23<br />
+ Ioh 9<br />
+ Thobi/4<br />
+<br />
Eccli 5.<br />
+<br />
Iude prima<br />
+<br />
Psal 4<br />
+<br />
Ephe .4.<br />
+ Leui/19<br />
+ 1 iohan/2.<br />
+<br />
.2. thimo 2<br />
+<br />
Philip 4<br />
+<br />
132 v<br />
+<br />
leuiti/19<br />
+<br />
Ephes 4<br />
+<br />
Tytum .3.<br />
+<br />
Eccli 9.<br />
+<br />
Psal .61.<br />
+<br />
Eccli 4.<br />
+<br />
1 Corin .5.<br />
+<br />
Psal 49<br />
+<br />
Collos .3.<br />
+<br />
prouerbi .19.<br />
+ ioh .14.<br />
+<br />
Luce/12.<br />
+<br />
Deutero/.l8.<br />
+<br />
Exodi .22.<br />
+<br />
1 petri 3.<br />
+<br />
Exodi 21<br />
+<br />
prouerbi 23<br />
+<br />
Collos 3.<br />
+<br />
Philip 2.<br />
+<br />
1 petri 2
Prinche<br />
250<br />
Zaelich es de man / die hoopt inden heere +<br />
25 want hope was noyndt beschaemt ghebleken +<br />
vvacht hu <strong>van</strong>der Pharizeen deesseme zeere +<br />
twelck gheveynstheyt es / naer tschriftuerlick preken<br />
Een zochte andwoorde Can gramschap Breken +<br />
Laet doch gheen gramschap met hu vernachten +<br />
30 vvilt gheen bedroch met huwen naesten spreken +<br />
end hu <strong>van</strong>den valsschen propheten wilt wachten +<br />
Ende nyemandt vvilt met ghewelt vercrachten +<br />
v<strong>van</strong>t den Roouers zal gods Rycke niet ghebueren +<br />
Een mondt die lieght / doet de ziele versmachten / +<br />
++ +<br />
Wee hu/twelck goet es/quaet zeght tzyne/tallen hueren<br />
vlied <strong>van</strong> alle Oncuusschelick besmueren +<br />
vveist god onderdaenich Staet den vyandt tseghen +<br />
ende laet ons god Lief hebben in een ghedueren +<br />
5 v<strong>van</strong>t ons eerst Lief thebbene / vvas hy gheneghen<br />
voor ons zonden es hy ghestoruen Bedeghen +<br />
veroetmoedicht hu onder zyn machteghe handt +<br />
Al hu zoorghe in hem worpende tallen weghen<br />
v<strong>van</strong>t hy heeft zoorghe voor hu / huut Liefden gheplant<br />
10 zouct ghy den heere / ghy vyndt hem clouck Tryumphant +<br />
vvie tot my comt / zal niet hongheren (zeght hy voorwaer +<br />
zouct aluooren tRycke gods / en met een goet verstandt +<br />
Bemint god bouen al. / huwen naesten der Naer<br />
Victoorken Myn ioncxste zuene<br />
15 Dezen Mynen zuene twaelfiaerich gheiaert<br />
als den moorghenstond om vpstaen huer openbaert<br />
ion ick Leeren tionghe voyseken dwynghen<br />
nuchtermonds / met dhanden tsaemen ghepaert<br />
knyelende / dit vlaemsch pater noster zal zynghen<br />
20 ende verstaen leeren zoo hemelsche dynghen<br />
Daer naer oock mede alle iongheskens<br />
hebbende ghezonghen / gode ter eeren<br />
Binden daeghe zalmen ghewenen de tongheskens<br />
datse Credo in deum in vlaemssche Leeren<br />
25 verstaende / met verstandt mueghen tgodevvaerts keeren<br />
Pater noster<br />
Vpden Voys <strong>van</strong>den stoorm voor Munster<br />
+ Fol. 133 r, r. 24: ‘Credo... deum’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Psal 33.<br />
+<br />
Roma 5.<br />
+<br />
Luce 12<br />
+ prouerbi 15<br />
+ Ephe/4<br />
+<br />
Leuiti 19<br />
+<br />
Mathei 7<br />
+<br />
Luce 3.<br />
+<br />
1 corin 6<br />
+<br />
Sapien primo<br />
+<br />
133 r<br />
+<br />
Esai .5.<br />
+<br />
1 corin .6.<br />
+<br />
Iacobi .4.<br />
+<br />
1 Iohan 4<br />
+<br />
1 petri .3.<br />
+<br />
1 petri/.5.<br />
+<br />
2 parali/15<br />
+<br />
iohan .6.<br />
+<br />
Mathei .6.
Onse Vader. die dhooghste zyt<br />
in scheppynghe ghebenedydt /<br />
+<br />
in liefden zoetst beseuen<br />
Rycxst erfuachtich talder tydt<br />
vvech Waerheyt ende Leuen<br />
Die zyt in dhemelen voorwaer<br />
5 tsdrievuldicheyts schoon speghel claer<br />
end oock des blydschaps Croone<br />
des zalicheyts schat openbaer<br />
god ende menssche in persoone<br />
Hu name ghehelicht zy talder stondt<br />
10 datse ons huenich zy inden mondt<br />
een haerpe in onsen Ooren<br />
godsvruchticheyt in ons hertsen grondt<br />
Tot al dat wy Oorbooren<br />
Hu Rycke Toecomme / twelcke pleyn<br />
15 es eeuvvich zeker en certeyn<br />
zonder Beroerlicheden<br />
vul vruechts inder inghelen chooren Reyn<br />
vul paeys en vaste vreden<br />
Hu Wille gheschie / diet al doet<br />
20 zoo als in dhemel heere goet<br />
tsghelycx zoo vpder Eerden<br />
al wat ghy bemint met Liefden vroedt<br />
dat wy dat oock anveerden<br />
End oock al tghuendt dat hu meshaeght<br />
25 dat wy dat schuwen onversaeght<br />
eer tzy der zielen griefte<br />
en dat wy mueghen oock ongheplaeght<br />
vervullen huwe Beliefte<br />
251<br />
Gheeft ons hedent ons daghelicx broodt<br />
30 Brood der Leerynghen huut hu schoot<br />
oock brood des duechts Warachtich<br />
Brood <strong>van</strong> berauvve in dhuterste noodt<br />
Bidden wy god Almachtich<br />
En vergheeft onse schulden zaen<br />
35 ieghens hu hoogheyt meest mesdaen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 133 v
Oock ieghens onsen naesten /<br />
+<br />
en ieghens ons zeluen hoe mesghaen<br />
heer god / vvilt hu doch haesten<br />
Al zoo vvy onse schuldenaers<br />
vergheuen mildelick niet schaers<br />
5 om tbroederlick verstercken<br />
al hadden zy ghedaen veel mesbaers<br />
met woorden ofte met Wercken<br />
End en brynght ons int verdriet<br />
<strong>van</strong> tbecuerlick sneuen niet<br />
10 des vleeschs noch eerdsch Beminnen<br />
noch dat vvy ons <strong>van</strong>den vyandt yet<br />
noch gheel Laeten vervvinnen<br />
Maer heere duer de name dyn<br />
naer dat ghy wilt ons vader zyn<br />
15 dyn kyndren tooght Ghenaede<br />
des tyds voorleden / nv / totten fyn<br />
verlost ons <strong>van</strong>den Quaede<br />
Want hu Alleene toebehoort<br />
De cracht end heerlichede voort<br />
20 Die hemel eerde mede<br />
ghemaect hebt met hu willende woord<br />
naer huwe mueghenthede<br />
Credo In Deum<br />
252<br />
Ick ghelooue in god den vader almachtich<br />
25 Schepper des hemels / en der eerden mede<br />
end in iesum Christum zyn eeghin zuene Crachtich<br />
onsen heere / die ontfanghen es Warachtich<br />
<strong>van</strong>den helighen gheest / (duer gods voorzienichede<br />
gheboren huut der maeght Maria (tonser vrede /<br />
30 Onder Pontio pilato Veel lydens ontfaen<br />
ghestoruen en begrauen / En ter helsscher stede<br />
hy tnederdaelen dede<br />
<strong>van</strong>den dooden / Ten derden daeghe vpghestaen /<br />
+<br />
Ende es vpghevaeren ten hemele zaen<br />
zit ter Rechter handt gods des vaders eersame<br />
<strong>van</strong> waer hy commen zal / om int huterste vermaen<br />
te oordeelen / Leuende ende doode bequame<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 134 r<br />
+ 134 v
253<br />
5 ick ghelooue inden heleghen gheest zoot betame<br />
de helighe Christenlicke ghemeente voorwaer<br />
de ghemeenschap der helighen duer christus Name<br />
vergheuenesse der zonden hoedanich hoe zvvaer<br />
de verRysenesse des vleeschs oock openbaer<br />
10 Ende dat eeuvvich leuen (Amen) der naer<br />
Tot Victoorken voornoomt<br />
Doe ick noch keerynghe<br />
vp dat zy ghevroomt<br />
En ghevppert met Leerynghe /<br />
15 Voort omme Leeren tscryfuene metter Penne<br />
vulbrynghe metten wercken tghescreuen alle bee<br />
ende tghuendt dat goet es / huut tquae wel kenne<br />
hebbe hem gheordonneert dit A: B: C<br />
Noch der naervolghende met claeren beschee<br />
20 diueerssche instructien om vvesen vailiandere<br />
huut Salomons prouerbien huuter wysheden zee<br />
ende <strong>van</strong> Leerynghen zaecken andere /<br />
A.B.C. Doctrinael<br />
Simpel Rhetoricael<br />
25 Alleene God Eere lof en glorie biedt<br />
god Vader / God zuene / God helich gheest<br />
een god drievuldich / ende drie goden niet<br />
Wien dat hemel eerde / ende helle vreest /<br />
+<br />
Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />
doet alsoo ghy wildet datmen hu daede<br />
draeght hu godsvruchtelick ende Eerbaer<br />
doet nyemandt schande Leed noch schaede<br />
5 Clouckelick ieghens becuerynghen vecht /<br />
Laet hu * <strong>van</strong> tvleesch gheenssins verwinnen<br />
staet vroom clouck in tghelooue vpRecht<br />
ende vvilt de weerelt doch niet beminnen<br />
Dancbarich zyt <strong>van</strong> dies hu god verleent<br />
10 medeelt den aermen <strong>van</strong> huwen goede<br />
metten blyden verblyd / met die bedrouft zyn Mevveent<br />
Betraut inden heere met vasten moede<br />
Eere ionste vriendschap vader moeder gheeft<br />
doetse bystandt in dhuuterste noodt<br />
15 ieghens hemlieden Liefmoedich Leeft<br />
ende sluut gheenssins voor vrienden Broodt<br />
Flaumoedich te gods dienste niet en zyt<br />
maer zo wanneer ghy des moorghens vpstaet<br />
danct god Loft den heere ghebenedydt<br />
* ‘h’ over ‘v’ geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 135 r
254<br />
20 dan neerstich tot huwen affairen ghaet<br />
Ghiericheyt en zouct niet te zeere<br />
dan eerlick winnen den cost om Leuen<br />
hebt ghyt wel inden name <strong>van</strong> god den heere<br />
wilt den behoufteghen / medeelende gheuen<br />
25 Hebt dat ghy steruen moet voor ooghen<br />
Staet vp huwe ioncheyt gheenssins want<br />
als een blomme des ackers / moet ghy verdrooghen<br />
De mensch es niet dan stof / eerde / en zant<br />
In al huwe wercken zyt gheel Rechtueerdich<br />
30 onthoud den aerbeyder niet zynen Loon<br />
god huwen hemelsschen vadre eervveerdich<br />
zal ghebreckelick laeten niet / huwen persoon /<br />
+<br />
Kendt wat ghy zyt / ende wat ghij zult worden<br />
verhoueerdicht hu gheenssins vp hu goedt<br />
zo haestelick macht zyn nederghetorden<br />
Liefzamich de minste als de meeste groet<br />
5 Laet gramschap met hu niet vernachten *<br />
tempert hu zeluen / ende weest tevreden<br />
<strong>van</strong> haet ende nydt / Wilt hu oock wachten<br />
daer paeys es / god es daer teeuweghen steden<br />
Met dronckaerts snossers / quaet in tRegiment<br />
10 ende die niet dan zondich Leuen hanthieren<br />
schuwet die wandeltter niet omtrent<br />
maer metten godsvreesende zult Logieren<br />
Nyemands goed noch schat zult ghy begheeren<br />
noch yet dieftlick nemen / hoe cleen dat zy<br />
15 dat huwe es / mueght matelick wel vertheeren<br />
Ieghens den nood / houd een Pennyngh By<br />
Om goud zeluer / bede / vriendschap ghifte<br />
en zult ghy niet doen eennen valsschen Eedt<br />
houd als een zeghele dyn handgheschrifte<br />
20 ende naer huwen staet / hu Redenlick Cleed<br />
Pacientich lydzamich zyt ende verduldich<br />
als hu ancomt ziecte ofte Tribulatie<br />
peynst dat ghyt verdient hebt menichfuldich<br />
als hebbende grootlicx mesbruuct gods gratie<br />
25 Quetst nyemands eere Fame noch Name<br />
Loftuter noch oorblaeser vvilt niet vvesen<br />
Leeft met dyn huusghezin Reyn bequame<br />
houd maete in allen dynghen ghepresen<br />
Raedt ende advys <strong>van</strong>den vvysen Neimt<br />
30 voorpeynst / ziet toe / eer ghy beghint<br />
<strong>van</strong> dwaese zotten altyds vervreimt<br />
* Eerste ‘n’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 135 v
255<br />
hanthiert die wys zyn / Wys wordt ghy ghezint<br />
Schoone woorden den vreimdelyngh en den Aermen<br />
zult altyds gheuen ende troosten ziet /<br />
+<br />
naer hu vermueghen Wiltse ontfaermen<br />
god almachtich zalt Loonen / en vergheten niet<br />
Tot huwen ghebuerkens Liefzaemich leeft<br />
staetse by in tyden en stonden<br />
5 als mueghelick hu naeste bloedt begheeft<br />
an dander zult bystandt dan hebben vonden<br />
Van boorghe voor yemandt Lichtueerdich tzyne<br />
excuseert hu wyslick comtter niet An<br />
tberaut / en tschaed dicvvils / dat byden wyne<br />
10 goethertich Lichtueerdich belooft een Man<br />
Wilt droncke dryncken altyds versmaeden<br />
met vriendekens machmen wel eerlick verblyden<br />
dronckenschap / es voesterghe <strong>van</strong> allen quaeden<br />
dwelck menich goet man heeft ghebrocht in Lyden<br />
15 Xpresselick schuut alle onEerbaer vrauwen<br />
hanthiert ghyse / hu in pericle stelt<br />
zy tooghen ghelaet / zoot schynt in trauwen<br />
maer de meeste Liefde trect naer hu ghelt<br />
Yeghelyck zult gheuen Andwoorde en tale<br />
20 naer datmen hu naer hu wetentheyt vraeght<br />
gheschicte Redenen / met corten verhaele<br />
zyn pryselick Want den anhoorders behaeght<br />
Zoorgfuldich zyt / ende niet en faelt<br />
thuus goet exemple tooghene / als thooft<br />
25 dyn schuldenaers eerlick en blyde betaelt<br />
zoo ontlast hu zeluen / en word weder ghelooft<br />
Tes goddelick duechdelick Pryselick<br />
dat de vadere des huusghezin<br />
hem blyde ghelaetich tooght altyds Wyselick<br />
30 al heeft hy nochtans groote zwaricheyt in<br />
Contrarie der waerheyt wilt nemmermeer spreken<br />
wacht hu <strong>van</strong> te belouene vele<br />
mesdoet hu yemandt / Laet dheere god Wreken<br />
Wacht hu <strong>van</strong> tuusschers / metten theerlynckspele /<br />
+<br />
Tytel <strong>van</strong> hooghe ende groote offitien<br />
te cryghene keertter of huwen Lust<br />
tschict den man zomtyds tot qua conditien<br />
peynst die Lettel Regiert / es meest gheRust<br />
5 Tra ghelick totten aermen schamel huusweecken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 136 r<br />
+ 136 v
256<br />
weest niet / maer vierich int visiteren<br />
god zal oock bermherticheyt thuwaerts huutReecken<br />
als ghy eens voor zyn oordeel zult Compareren<br />
Est mueghelick omme cryghen dhemelsche vruecht<br />
10 hu <strong>van</strong> zonden wacht / en keert <strong>van</strong> duecht niet of<br />
doetter hu beste toe / zoo ghy best mueght<br />
Alleene god almachtich / Biedt eere ende Lof<br />
Dit teender Leerynghe gheComponeert<br />
Es tot allen mensschen voor oude en Ionghe<br />
15 Nu eeuvvich tallen tyden zy ghelaudeert<br />
Elck die tot Leerynghe dwynght de tonghe /<br />
Leerynghen huten prouerbien<br />
Van Salomon/<br />
Prouerbi / primo<br />
20 Weert huwen voet / huut tzondaers paeden<br />
gheen wandelynghe / daer inne doet<br />
haer voeten Loopen totten quaeden<br />
ende haesten omme te sturtene bloedt<br />
.2. o<br />
Die upRechteghe zullen wuenen in tlandt<br />
25 En die onnoosel zyn / zullen daer in blyfuen<br />
maer dongodlicke zullender huut zyn gheplant<br />
en die quaet doen / zalmen der oock huut dryfuen /<br />
+ in tderde<br />
En zeght niet tot huwen vriendt int Leuen<br />
ghaet henen comt weder / moorghen zal ict hu gheuen<br />
Als ghyt nochtans mueght gheuen terstondt<br />
5 v<strong>van</strong>t / doet ghyt zoo / gheveynst / es huwen grond<br />
Niet quaets ieghens huwen vyandt velt<br />
als hy zyn trauwe vp hu heeft ghestelt<br />
Int 4. de<br />
Vaet goe onderwysynghe hu ghegheuen<br />
10 Bewaert hu herte met neersteghen Raede<br />
Laetse niet bewaertse / v<strong>van</strong>t tes hu Leuen<br />
ende of keert huwen voet <strong>van</strong>den quaede<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 137 r
In tvyfde<br />
257<br />
Der loozen vrauwen valscheyt zyt ouerdynckende<br />
15 vveister oock niet te naer een zittere<br />
Al zyn de Lipkens zoet / en tkeelken blynckende<br />
Thendeken word als alseme bittere<br />
Huer tonghen zyn scherp ghelyck een zweerdt<br />
Twelck an beeden zyden scherpsnydende deert<br />
20 Nedervvaerts ter dood zy haer voeten voortstellen<br />
huer ghanghen ghaen duere / Tot inder hellen<br />
Maect huwe weghen verre <strong>van</strong> haer<br />
Ter dueren huers huus / en comt niet naer<br />
in tzeuenste<br />
25 Schuut onEerbaer vrauwen tot zonden geneghen<br />
Al belouen zy hu veel schoons in groots<br />
v<strong>van</strong>t haerlieder huusen zyn helssche weghen<br />
daer men ondervaert inde Camer des doods<br />
int xi. e<br />
30 Wie Coorne verberght in zyn ghierich beghorden<br />
zal <strong>van</strong>den volcke vermalendydt worden /<br />
+<br />
Een valsch ghevvichte / om claer ghewaeghen<br />
Es den heere een Afgryselichede<br />
end een vul ghewichte zyn wel behaeghen<br />
doet zoo ghy wildet datmen hu dede<br />
5 Een onderzoucker die naer qua vruchten pluct<br />
die zalder int hende / zyn mede bedruct<br />
int .12. e<br />
Wie zyn Landt houffent en beAerbeydt<br />
die zal hebben / Broods planteyt<br />
10 Maer een de ghuene die Ledich ghaet<br />
die es / die dalder zotste staet<br />
.14. e<br />
Waermen goeden aerbeydt te doene bestaet<br />
daer es ghenough / zonder veel bespreck<br />
15 maer waer men met veel woorden ommeghaet<br />
daer es ghemeenelicke ghebreck<br />
Die onverduldich es / zal zotticheyt doen<br />
maer die voordachtich es / haet dat / vp elck saeysoen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 137 v
.15. e<br />
20 Tes beter ghenoodt te zyne voorwaer<br />
tot waermoes met Liefzaemichede<br />
dan tot eennen vetten osse daer<br />
haet ende nyd es / en groot onvrede<br />
.17. e<br />
258<br />
25 Een vroylick herte / maect Lustich tleuen<br />
den drouuen gheest tghebeente verdrooght<br />
Een die een vriendt es / Bemint zonder sneuen<br />
en zyn broeder inder noodt ionste tooght /<br />
Een die verkeert <strong>van</strong> herten es / en vyndt niet goets<br />
30 een zot es gheboren tot zyn tselfs schande<br />
gherust te zyne / ende vroylick goet moeds<br />
es een daghelicx wel Leuen in allen Lande /<br />
+ Int .19. e<br />
Huus En goedt mach <strong>van</strong>den ouders zyn bleuen<br />
maer een verstandich vvyf / Comt <strong>van</strong>den heere ghegheuen<br />
20. e<br />
5 Den vvyn maect spotters / En stercken dranck<br />
maect wiltheyt / en ghetemperde zinnen Cranck /<br />
En bemindt doch den slaep niet te couverlick ziet<br />
vp dat hu Aermoede verdrucke niet<br />
.22. e<br />
10 VVilt zyn gheenen vriendt <strong>van</strong> een toorneghen man<br />
oock met eennen Raesende man niet ghaet<br />
vp dat ghy zijne weghen niet leert voort an<br />
end huwer zielen dies / een verarghen ontfaet<br />
Costelicker es / eenne goede name<br />
15 dan veel Ryckdommen / hoe Eersame<br />
End een gracelicke ionste menichfout<br />
veel beter dan zeluere ende goudt<br />
Hoe de Rycke ghecleed zyn / en die aerme zyn Naect<br />
god dheere / heeft ze alle beede ghemaect<br />
20 .21. e<br />
Ieghens god den heere Tzy in wat Landt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 138 r
259<br />
En helpt wysheyt / Raedt noch verstandt<br />
Ontfermherticheyt end oordeel doen binden lande<br />
es den heere Liefuer dan offerhande<br />
25 Verheffynghe der ooghen / en verbreedynghe der herten<br />
es zonde / en brynght de ziele in smerten<br />
Wie Rechtueerdicheyt volght / en Bermherticheyt zeere<br />
gheRechtheyt vyndhy / Leuen ende Eere<br />
Wie zyn mondt ende tonghe bewaert<br />
30 zyn ziele hy <strong>van</strong> benautheden spaert<br />
Een de ghuene die hem laet ghezegghen<br />
die mach met eeren oock spraecke huutlegghen /<br />
+<br />
TWeynschen <strong>van</strong> die Ley es / hem zeluen doodt<br />
Want zyn handen en wilden niet doen<br />
hy weynscht wel daghelicx in zyn noodt<br />
maer leght niet te wercke in zyn saeysoen<br />
5 in Txxiij. e<br />
En eit met een nydich menssche gheen brood<br />
hy zal wel zegghen / Eit ende drynct<br />
en zyn herte wilde mueghelick wel hu * doodt<br />
dat hy niet en weet / hy te vonnessene dynct<br />
10 24 e<br />
Gheen ghetughe zyt zonder oorzaecke<br />
ieghens huwen naesten / met gheender spraecke /<br />
vreest den heere / En den conyngh mede<br />
mynghelt hu met meutmaeckers / tgheender stede<br />
15 25. e<br />
En hu Vyandt honghert / spyst hem huut ionsteghe aderen<br />
durst hy / met drancke wilt tzynewaerts helden<br />
Want colen zult ghy vp zyn hooft vergaderen.<br />
en god den heere / die zalt hu verghelden<br />
20 Met huwen vriendt handelt hu zaecke ziet<br />
openbaert een vreimde / hu verholentheyt niet<br />
Vp dat hyt niet en verwyte voort<br />
als hy al hu secreet / zal hebben ghehoort<br />
26 e<br />
25 Alsser gheen hout / meer an tvier es by<br />
zo ghaet tvier huut / naer zyn ordonneren<br />
insghelycx als een oorblaeser oock wech zy<br />
* ‘zyn’ doorgehaald; ‘hu’ bovengeschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 138 v
den tvvist houd vp / ende zal cesseren<br />
260<br />
Esser yemandt die dynct / dat wys es hy<br />
30 An een zot / es meer hopen / dan alsulcke zy /<br />
+ Prouerbi / 27.<br />
Laet. hu / een ander prysen / niet huwe mondt<br />
een vreimde / niet hu Lippen / te gheender stondt<br />
Beter zyn de wonden / des Liefhebbers ziet<br />
5 dan een bedrieghelick cussen / met nyde gheschiet<br />
29. e<br />
Wie Leckerlick <strong>van</strong> ioncx zyn Knechten vpvoedt<br />
zalse naermaels vynden wederspannich ghemoet<br />
Den houeerdighen volght vernederynghe zaen<br />
10 doetmoedeghe <strong>van</strong> gheeste / zullen eere ontfaen<br />
Wie vvysheyt bemindt groote wysheyt doet<br />
en verblydt zijnen vader in dat gheual<br />
maer zo wie dat een hoere vpvoedt<br />
zyns ghelts hij quycte worden zal<br />
15 Een man die met harden necke versmaet<br />
den ghuenen die hem berispt ter noodt<br />
zonder hulpe ofte Toeverlaet<br />
zal dien ouercommen een haesteghe doodt<br />
Die den menssche vreest word tonderbleuen<br />
20 maer wie hem vpden heere verlaet<br />
die menssche zal worden vpgheheuen<br />
huut zyn verdoolde zondeghen staet /<br />
Inde dertichste prouerbi /<br />
Een Landt onRustich word duer drie dynghen<br />
25 ende dat vierde / macht niet ghehynghen<br />
Eerst een Landt onRuste beghord +<br />
duer een knecht / eist dat hy conynck word<br />
Ten tvveeden een landt cryght onRustich lot +<br />
duer eennen aelwaereghen Brood dronckeghen zot<br />
30 Ten derden men daer onRusticheyt schaut +<br />
duer een hatelicke vrauwe / als zou word ghetraut<br />
Ende ten vierden int landt eersame +<br />
daer tionc wyf wordt / der vrauwen Erfghename /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 139 r<br />
+ .1.<br />
+ .2.<br />
+ .3.<br />
+ .4.
Andre<br />
++ Int .31. e<br />
261<br />
Waer dronckenschap Rengneert huut bier ofte Wyn<br />
niet secreits / en can daer warachtelic zyn<br />
5 Alle dat god doet<br />
Es zyn muegentheyt / ende wille goet<br />
In vvien zyn drie dynghen diet al verhuecht<br />
Mueghentheyt / Wysheyt / ende Duecht<br />
Welcke drie dynghen Bouen al ghepresen<br />
10 zyn al een wesen / met gode / end in gode<br />
daer de weerelt gheheel mids desen<br />
mede gheRegiert es / tzynen ghebode<br />
Vyf dieren int Compareren<br />
vyf zins bouen de menssche domineren<br />
15 De menssche heeft vyf Redenlicke zinnen<br />
als zien / Riecken / ghevoelen / hooren / en smaecken<br />
maer vyf dieren zynder ter weerelt Binnen<br />
die de menssche tbouen ghaen in dese vyf zaecken<br />
Linx duerziet al / niet mach hem ontmaecken<br />
20 De ghier stercxt Riect / <strong>van</strong> verre Roke ontfaet<br />
Tschemynkel smaect licht / end als yet wil ghenaecken<br />
der Copspinne Ter stondt tghevoelen bevaet<br />
Den Euer subtyl int hooren verstaet<br />
Elck dier te bouen ghaet /<br />
Andre<br />
Vader ende moeder hem neerstich spoeden<br />
huer kyndt vphelpen ionck cranck ghestel<br />
de vader den cost wint / de moeder cant voeden<br />
Cryghtser naermaels duecht of / zoo schicket wel /<br />
++<br />
Tkyndt te iaere ghecommen gheworden man<br />
zulcke vader vpdraeght hem zyn goedt mids desen<br />
om gheRust ghemackelick Leuen voort An<br />
ende laet zyn kyndt zelue zyn vader vvesen<br />
5 Tkyndt dan aldus hebbende dueverhandt<br />
de vader word oud cranck ende versteken<br />
men wyst hem voorby / Tkyndt doet gheen bystandt<br />
de vader verghaet dies / duer noods ghebreken<br />
+ Fol. 139 v, r. 19-24 (namen) onderstreept.<br />
+ Fol. 140r, r. 18, 20 ‘donnoosel’, 21 ‘Reden’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 139 v<br />
+ 140 r
Aucteur<br />
10 Vaders moeders hu zeluen quyt<br />
doet als de vroede<br />
met kynder Proffyt<br />
dyn kyndren Castydt<br />
Dats metter Roede<br />
15 zoo qua pertten weeren<br />
vry totten bloede<br />
Ten zal niet deeren<br />
262<br />
Den tydt Ieghenwoordich / duer alle quaet<br />
in tshuwelicx staet<br />
20 heeft qualick gheweint / donnoosel zyn kyndt<br />
naer Reden te hoorene / end hueren Raedt<br />
hebben zy versmaet<br />
Tkyndt vpgroeyende / dies talder boosheyt hem pyndt<br />
iusticie hem dan in zynen fluer vyndt<br />
25 en mids datter Recht en Redene om zende<br />
ghehanghen te drooghene word inden Wyndt<br />
zulck werck zulck loon Quaet leuen zulck hende<br />
En franchois<br />
Le tamps present / Par sa damne malice<br />
30 sans Raison ont instruict l * innocent<br />
dont est tombe a grand prejudice<br />
+<br />
es mains de la Rigoreuse iustice<br />
et est pendu seicher au vent<br />
Ander materien<br />
om naer te scryfuene<br />
Ter scholen ferien<br />
niet huut te Wryfuene /<br />
Ghenade en ghelooue purgieren de zonden<br />
duer iesum christum ghebenedydt<br />
onse ghenade / Rechtueerdich sterck bevonden<br />
10 zonder hem mueghwy niet doen / tgheender tydt<br />
Iesus christus es onse bermherteghe ghenaede<br />
die onslieden Ieghens god / zyn hemelschen vadre<br />
heeft verzoent / die waeren in mesdaede<br />
vvy hebbende / ghezondicht allegadere<br />
* ‘e’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 140 v
263<br />
15 Al onse Rechtueerdicheden die zyn<br />
als een vraumaendzuchtich vuyl onReyn cleed<br />
duer iesum Christum vp elck termyn<br />
Worden zonden vergheuen / als die zyn Leet<br />
Weerelt heeft hij verwonnen helle / dood / zonde<br />
20 tghuendt diesser te doene was heeft hy vuldaen<br />
Oud en nieu testament / Esser of oorconde<br />
die hy wil versteict hy / ofte mach ontfaen<br />
Een god der goden / god drievuldich in weerde<br />
Christus zyn zuene tzynder Rechter handt zit<br />
25 macht es hem ghegheuen in hemel end Eerde<br />
als onsen aduocaet voor onslieden Bidt<br />
Es hy met ons vvie mach ons deeren<br />
nyemandt / noch gheen tormenten zo groot<br />
Die tzynevvaerts keert / vvil hy oock begheren<br />
30 gheenssins willende der zondaeren doodt<br />
Maer dat hy bekeere omme eeuvvich Leuen<br />
ende met hem te zyne meErfghename /<br />
+<br />
zyns hemelssche Rycke / dwelck hij can gheuen<br />
die in hem gheloouen / duer zynen name<br />
Valerius maximus zoo heeft tbouck title<br />
daer dit verhaelt staet in tweede capitle<br />
inde zeuenste Bouck<br />
doet daer tbezouck<br />
zo dicwils ghy wilt tsiaers<br />
Breeder vyndt ghy verclaers<br />
Een ionckman zoude eens nemen Raedt<br />
10 An Socrates / Waddynghe dat hem goet dochte<br />
dat hy zou Annemen den huwelicken staet<br />
ofte niet huwen zoude / (hoe wel hyt vermochte<br />
Socrates Andwoordhem met woorden zochte<br />
welck ghij <strong>van</strong> beeden doet / tzal hu berauwen<br />
15 v<strong>van</strong>t huwt ghy niet / zooment manierlick plochte<br />
zult in eenicheyt leuen / tot een verflauwen<br />
gheen ghetraude generatie / zalmen <strong>van</strong> hu schauvven<br />
ende als hu afcomste / (Ter causen <strong>van</strong> desen<br />
zal hende nemen / Tzy mans ofte vrauwen<br />
20 vreimdelynghen zullen hu aeldynghers wesen<br />
End indien ghy hu ten huwelicke stelt<br />
in een eeuwich zoorghen / zyt nacht ende dach<br />
met claghijnghen daeghelicx zeere ghequelt<br />
hu wyf zal hu verwyten daer zou mach<br />
25 datse Rycker was dan ghy / ende met een gheclach<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 141 r
+<br />
264<br />
zalse cranckelick festieren hu vrienden en maghen<br />
ander mannen met een vriendelick ooghvpslach<br />
zullen om haer ghebruucken legghen Listich laghen<br />
onverzekert datse hu kynderen zal draeghen<br />
30 end al hadse kyndren / dit openbaer // es<br />
zo en zyt ghy niet verzekert / dit zyn de plaeghen<br />
of die huwe toebehooren / oft een ander de vaer // es /<br />
Aucteur<br />
Ionghe gheestkens moeten zomtyts den zin verscherpen<br />
naer wysheyt verblyden met een zotternie<br />
dies wil ick myn zuentken een Liedeken toewerpen<br />
5 om zomtyts te zynghene maer zonder partie<br />
Twelck ic wel wilde / dat meest gheschie<br />
principalick tsnavents alst vriest inde wynttere<br />
alsmer ghaet om keerssen of corte meersserie<br />
in huus niet alomme <strong>van</strong> als men vyndttere<br />
10 Altemets duer de wolcken de mane schynttere<br />
een Liedeken clynct dan zoo wel achter straeten<br />
menich goet theerknecht / gheweest een Pynttere<br />
thuus commende macher oock vruecht huut vaeten<br />
Liedeken Vander Benauthe<br />
Nieuvve Voys<br />
ghestelt. zonder verflauthe<br />
Naer myn Patoys.<br />
Ghy maendach drynckers groot ghetal<br />
danssende inde benauthe<br />
20 Als ghy sprynght zo waeghet al<br />
danst al huter benauthe ghezelle<br />
schoyt naer Ruetelaers cappelle<br />
Danst al huter benauthe<br />
Vrau Leghe die vpden Ruuckpot zit<br />
25 wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />
<strong>van</strong> tlecker Ley Euel zyt besmit<br />
danst al huter benauthe Brunelle // schoyt etc a /<br />
Die tsmaendachs by een schaepshooft poyt<br />
zittende inde benauthe<br />
30 Tsdysendaeghs / naer myn oomken schoyt<br />
Danst al huter benauthe ghezelle // Schoyt etc a /<br />
+ Die tlaetste pandeken hebt verteert<br />
slumende inde benauthe<br />
en thammeken hebt gheel vpghesmeert<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
141 v<br />
+ 142 r
265<br />
danst al huuter benauthe ghezelle // Schoyt etc a /<br />
5 Ian tylick ghuut die thuwe verloopt<br />
Commende inde benauthe<br />
thin <strong>van</strong>den boorde ghreed ghelt vercoopt // danst etc a /<br />
Zoorgloose die boorgbier anden weegh clampt<br />
Loopende naer benauthe<br />
10 Tvleesch huter stande verslampampt<br />
danst al huter benauthe brunelle // Schoyt etc a<br />
Ghy niet in dhandt end al ghemist<br />
zittende inde Benauthe<br />
die hebt al ieghens de mane ghepist // danst etc a<br />
15 Quistegoeykens Die thuwe verdoet<br />
Wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />
vileynich verpepert hu huwelick goedt // danst etc a<br />
Ioncxkens die Coopt een Iaerken dach<br />
zoo commende inde benauthe<br />
20 de winnynghe meer heescht danse vermach // danst etc a<br />
Ioncvvyfuekens schieloos zeere ghezint<br />
wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />
vertoyende meer dan ghy tsiaers wint // danst etc a<br />
Die dickwils voor den droomstock claeght<br />
25 truerende inde benauthe<br />
eer datmen hu daer de mauwe vaeght // danst etc a<br />
Meyskens die gent vpghestreken ghaet<br />
gheschoeyt al inde Benauthe<br />
ter bruloft ghetoyt buten huwen staet // danst etc a<br />
30 Cockinnekens die de bruudt ghaet bezien<br />
gherocht inde Benauthe<br />
Commende maegdeken thuus messchien<br />
danst al huter benauthe brunelle // Schoyt // etc a /<br />
+<br />
Ionckers die boomkens tellen // ghaet<br />
gherocht inde Benauthe<br />
wacht hu <strong>van</strong> pouers fellen // Raet // danst etc a<br />
Sluperkens ghaende met tclocxken huut<br />
5 wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />
Die knispaert ghaend houd vp tribuut // danst etc a<br />
Oorlof slampampers menich zot<br />
ghecommen inde Benauthe<br />
duer finanche en zwatelpot<br />
10 danst al huter benauthe ghezelle<br />
Schoyt naer Ruetelaers capelle<br />
danst al huter benauthe /<br />
Noteirt<br />
OmRynght hu hooft met Laurieren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 142 v
15 dect hu lyf / en wilt verchieren<br />
met ghesteentten / ende goud dierbaer<br />
// zyt ghy hedent in manieren<br />
eennen boer in dyn hanthieren<br />
Boer zyt ghy / en boer zult blyfuen claer<br />
20 Altyds voorwaer<br />
Myn .3. *<br />
Dochteren<br />
266<br />
Myne dochtren ghecommen eensdeels thueren Iaeren<br />
en const ick noyndt veel eerdsch schat vergaeren<br />
beveel hemlieden / dies spa ende vrough<br />
25 datse god beminnen / end huer eere bewaeren<br />
zo hebben zy schat ende goeds ghenough<br />
Van hemlieden drie / een / ofte twee<br />
als ick zal (hopick) zyn inder gods ghelee<br />
zullen huerlieder moeder bystaende blyfuen<br />
30 maer beveel hemlieden / By goeden beschee<br />
datser emmers achter niet en leeren kyfuen<br />
+ Ofte zynser inne te hooghe gheleert<br />
daeghelicx zynde / By huer ghezeten<br />
doch datter elck zynen zin Afkeert<br />
en datse die Lessen / eer zy worden vermeert<br />
5 Met myn Doodt // Beede tsaemen vergheten<br />
Componerynghe der Rhetorycken<br />
moet ick oock bezwycken /<br />
Van myn diueerssche spelen end Esbatementen<br />
zouder yemandt * nemen in gheen behaeghen<br />
10 dan dat hyder wilde zyn zeghel an Prenten<br />
Laetse dan Liefuer tscrudeniers draeghen<br />
en den versmader met sulpherhulst zyn poorte vaeghen<br />
Liefuer hy de conste / doch die OnEere // dede<br />
of gheue deerste die der naer commen vraeghen<br />
15 mueghelick wordttere verblydt zeere // mede<br />
Boucken en briefuen<br />
Boucken bullen ende ander diueerssche briefuen<br />
meest anghaende der prothocool practycke<br />
dat die anveerde diet mach Beliefuen<br />
20 diese oorbooren wil int ghelycke<br />
* ‘.4.’ doorgehaald; ‘.3.’ bovengeschreven.<br />
* Oorspronkelijk ‘nyemandt’; ‘n’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 143 r
ken schicker hem mede te wordene Rycke<br />
BeRompelde chaerters<br />
267<br />
Oude Chaerters gheteeckent by oude practizienen<br />
gheen Bartholus balduienen<br />
25 hoe zy voortyds <strong>van</strong>der penne de croone spienen<br />
betrautter gheen groot proffyt huut te vyndene<br />
vermangheltse / Wantse meersmannekens dienen<br />
omme huerlieder prondlynghe in te wyndene /<br />
+ Maer de alder claerste perfect ghescreuen<br />
die daer worden naer my ghebleuen<br />
Laet die doch / een poose tyds in wesene<br />
ende zomtyds den schamel schoolkyndren wilt gheuen<br />
5 omme der in huut te Leeren Lesene<br />
Oude prondelboucken tgheender aduantaigen<br />
ende diueerssche Papyraigen<br />
Veel / Lueremarcten <strong>van</strong> oude boucken<br />
hier ghebonden / daer ontbonden / verstroyt tallen houcken<br />
10 offer yet <strong>van</strong> proffytte waer in<br />
datmense nochtans touerziene wil Roucken<br />
spraeckense <strong>van</strong> baete / twaer alf ghewin<br />
En met diesser gheestlick in word bevonden<br />
zommich die macher hem stichten mede<br />
15 de Reste tsaemen ouer hoop ghebonden<br />
datment meestdeel schicke voor ydelhede<br />
houd tbeste // de Reste // ter heymelicker stede<br />
zend vry den prondel al te male<br />
om snuutcleers te zyne <strong>van</strong> Portegale<br />
Schilderyen<br />
Maect hu den prondel quyte ghereed<br />
de schilderyen mueghen Ionghe kynders verclampen<br />
oft tian vyndt ghy yemandt die abelheyt weet<br />
smedet yser te wyle tes heet<br />
25 doetter schoon wit varsch papier of stampen<br />
Gheen of lettel boucken heb ick in schriftuere<br />
die ick mochte iunnen In eenich Convent<br />
een deel <strong>van</strong> tleuen esser <strong>van</strong> Bonauentuere<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 143 v
268<br />
dien goeden ghemackelick vriendt bekent<br />
30 de Reste zyn meest onghescreuen gheprent /<br />
+ Pyndmer zommeghe boucxkens tontcoordene<br />
ghy zultter vynden / en twel zoucken gheschie<br />
dinstitutie <strong>van</strong> sinte franciscus oordene<br />
gheprent zonder preuilege / datmer mussels me zie<br />
5 Wie weet oft zulck hilde voor herezie<br />
ofte fantazie<br />
Inctpot pennen schriftooris<br />
Al myn pypers halaem Inctpot schriftooris<br />
// Pennen naer of ghesneden <strong>van</strong> myn broeders // tyde<br />
10 gheef Ick als dynckende / dat oorboor // is<br />
indiender in myn sterfhuus zo veel ghehoor // is<br />
Oudbolleghe clercken / <strong>van</strong> tsmoeders // zyde<br />
Comptoir inden burch<br />
Myn Comptoir inden burch (neen) gheleend comptoir<br />
15 ende my maer laeten ghebruucken by gratien<br />
gheef ick wederomme zyn naeste hoyr<br />
voor tbeseghen in myn Leuens spatien<br />
houd ick an my zeluen / de Reparatien<br />
Zitlys<br />
++<br />
20 Die en heb ick emmers niet te zeere versleten<br />
metten paidgen wasse dicwils becleedt<br />
gheduerich hebber niet altyds vpghezeten<br />
Cause / wel zom <strong>van</strong> myn mebroeders weet<br />
zomtyds barndemer hoorens / of tsteen wasser theet<br />
25 Hoort wat icker eens wiste te ghebuerene<br />
ende wat dese bouuekens hadden bedreuen<br />
dese wynckele es te huerene<br />
haddense vp het comptoir ghescreuen<br />
Tweewaerf vervarscht / ieghens eens huutghewreuen /<br />
Wassen schryftafele<br />
Buten In tpaeuken goedertiere weerdinne<br />
gheef Ic de wasse tafel inde voornoomde lys<br />
zou macher huer schuldenaers scryfuen inne<br />
5 zonder my / diese wille / ten eersten beghinne<br />
ende stae icker een Restken / ick schict grandmerchys<br />
+ Fol. 144 v, r. 27 ‘Vrau ... beschicx’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 144 r<br />
+<br />
144 v
Myn ghebuerkens<br />
269<br />
Myn liefue ghebuerkens zoot best betame<br />
inde straete daer ick wuenstich hebbe ghelogiert<br />
10 Laet ick die achter / Een goede name<br />
een minsame vriendhoudeghe fame<br />
zo eist dan / <strong>van</strong> my wel ghedrapiert<br />
Och inden hoop / had icker een voochdesse<br />
die voor my zoorgde spae ende vrouch<br />
15 of ick alle daeghe ghynck hooren messe<br />
Wanneer / ofte niet zou zoorghe drough<br />
ze was zo ghenoughelick alsse Louch<br />
Zou wachte myn huus met allen nauwe<br />
wiens tonghe ghenaecte gheen Copghespin<br />
20 tvvas zo neerstich een veynster iiffrauvve<br />
tsnuchtens tylick / tsnavents spa / zonder ghewin<br />
drougse zoorghe / wie tmynent ghijnck huut end in<br />
Voor datse dus wel heeft de waecke ghehouden<br />
icxse veel meer dan al dandere pryse<br />
25 end om dats eens myn wyf me hielp faelievouden<br />
gheef Icxse met dancbareghen bewyse<br />
Vrau al beschicx voor een devyse<br />
Myn bril<br />
Myn bril // ick wil // datmen die beweghe<br />
30 Want ict hooghe weghe<br />
den clerck <strong>van</strong>den schout / Vp een goet gheschien<br />
hy caterooght zoo ick te merckene pleghe<br />
dats hem gheworde / Bid ick ter deghe<br />
Eer dat hy leert duer de vyngheren zien /<br />
+ Blaeu Ians stehouder / vp dat hy niet claeghe<br />
moet ick oock yeuwers me maecken verblydt<br />
die ion ick den pacht <strong>van</strong>den Ouerdraeghe<br />
nv zynde ofte in toecommende tydt<br />
5 dat hy daer me doe / zyn meeste proffyt<br />
Rapiere<br />
Dats vvaer ende myn beRoeste Rapiere<br />
die gheloof ick noyndt gram menssche zach<br />
die gheef ick al staet ze my int deelen diere<br />
10 Crepelken / die ghelt te gaderne plach<br />
Banden an zyn gheltkiste / der of maecken mach<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 145 r
Aucteur<br />
270<br />
Om de Marctvvyfs end ander cleene tueterynghe<br />
wierd ick peynsende datse oock wat creghen<br />
15 maer vp datter zy gheen Ieghen Cnueterynghe<br />
de manshoofden dienende eere * ghedreghen<br />
zalmen eerst huerlieder testament Beweghen<br />
vleeschuus slutere<br />
Van vpden braembergh dien vleesschuus slutere<br />
20 die gheef ick tes een goet Cannetutere<br />
Al myn oude schoelaps Can hy der an gheraecken<br />
hy schanck my voortyds Coolbraeykens als goe Rutere<br />
hy zalder mueghen vlieghlappen of maecken<br />
Lapper vpden braembergh<br />
+<br />
25 Die gheerweerdighen persoon diemen halseken hiet<br />
die wist ick om wat te gheuene toevlechten<br />
dan deerste Reysse / datmen hem ziet<br />
vergheef ick hem dat hy my eens verRiedt<br />
<strong>van</strong> buten dryncken / met ander goe knechten /<br />
VischCoopers Cnapen<br />
Dese moutvlieghen / die <strong>van</strong>den ghebreke<br />
der droogher crauwaidge Lyden benauwen<br />
datmen die twee ofte driewaerf de weke<br />
5 Tusschen de schoers met bercken zalue streke<br />
Tes zeere ghezondt ieghens tnecke crauwen<br />
Quackzalue<br />
Meester ian vaeret wel ioncker clucht<br />
de welcke trect tant al lachende huut<br />
10 die gheef ick myn speghele zonder Lucht<br />
hy ghafme eens poer ieghens de gheluzucht<br />
Als ict wel bezach / zo wast Rattecruudt<br />
Fielten<br />
Voor Sint iooris de fielten inde zunne<br />
15 Leylecker stercke bouuen / zouckende goe daeghen<br />
Bidde / zoo ict hemlieden testamentelick iunne<br />
* ‘nd’ doorgehaald; er stond ‘eerend’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
145 v
271<br />
datse huerlieden handen Rechte draeghen<br />
Eer ze meester malin den Rick comt vaghen<br />
Want die veel dyncx vyndt / eer datment verliest<br />
20 met houfysers Luudtmer ouer te peerde<br />
en clemt in zyn graf / eer hyt verkiest<br />
in tkemp ghecnocht / hy <strong>van</strong> achter niest<br />
Ende hend zyn leuen / tusschen hemel end eerde<br />
Trompers Vp dhalle<br />
25 An dese Ruters Begheer ick doch een zaecke<br />
die up dhalle tsnachts houden de Waecke<br />
als zy commen By Raepsolaesen<br />
hemlieden Rustende met ghemaecke<br />
datse dan daer veel wyns huutblaesen<br />
Marctvvyfs<br />
Dese quackeltonghen / <strong>van</strong> myn alder beste goedt<br />
daer mede ick voortyds plach zyn een Pyntere /<br />
+<br />
gheef ick ionstich <strong>van</strong> Backers colen een hoedt<br />
diemen te bamesse bezoorghen moet<br />
Omme huerlieder Ruuckepots ieghens de Wyntre<br />
Tryakelwyf<br />
5 Van emula Campana Een dick wortelstick<br />
Tryakelwyf onder dhalle gheef ick<br />
eer datse beschimmele ofte Bederue<br />
zou ghaf my eens poerken <strong>van</strong> Ryseprick<br />
en <strong>van</strong> myn ghifte machse maecken conserue<br />
10 Als icker omme peynse my dynck ick sterue<br />
Penscramer<br />
Ghy voor sinte christoffels kercke<br />
die de schaeps Aenzichten daer vercoopt<br />
de schamel ghilden ghaende te wercke<br />
15 gheeft ze wel penssen toe ouerghehoopt<br />
maect datter goe Fame achter hu Loopt /<br />
Fonteyne vpde marct<br />
Den scheppere die ter grooter marct Regiert<br />
de Cisteerne kelder ter ghemeender baete<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 146 r
272<br />
20 ten onderhoude <strong>van</strong> dien datse niet faelgiert<br />
en zo langhe alsse staet wel verchiert<br />
ick acht goudin Leeuwen tsiaers achterlaete<br />
Breykens<br />
Dese haestich drabbeduere elck winnebroodt gheseyt<br />
25 telcx gheriefue ter marct ende vleeschuse staende<br />
om eennen cleenen pennyngh doen ghewilleghen Aerbeydt<br />
zomtyts dient de Ronde schyfue Afgheleydt<br />
alsse om een cort huwelick huut zyn ghaende<br />
dese ionick zoo icxse voormaels vermaende<br />
30 vvaer zy ghaen / commen / keeren / ende wien omtrent /<br />
+<br />
hueren loon ontfaende<br />
zyn hoorende doof / ende ziende blendt /<br />
Aucteur<br />
Nu vvild Ick wel hoe icker noode an Comme<br />
5 maecken een staetken <strong>van</strong> myn eerdschen goede<br />
slaent tsaemen te hoope / in eenne Somme<br />
die wat verspaert / Leeft als de vroede<br />
maer noyndt en was ick waen <strong>van</strong> dien bloede<br />
Mynen staet<br />
GheReede ghelt<br />
Eerst als <strong>van</strong> myn ghereeden ghelde Anghaende<br />
nyemandt / nemer naer groote verzinnynghe<br />
zultter lettel vynden / oft yemandt vermaende<br />
Tes meest al huut / in diueersche winnynghe<br />
15 Al queterynghe / Eerdsch goeds beminnynghe<br />
Cleederen ende habyten<br />
Naer Al myn habyten / dient tzijne gheen zouckere<br />
of tgheboufte eens liepe / eennen quaeden loop *<br />
een pertie esser tot myn ooms inde Wouckere<br />
20 daer zynse bewaert / Byden grooten hoop<br />
Maer dhuushuere / esser niet zeere goe Coop<br />
Zeluervverck<br />
Zeluer croesen / vercreghen zonder veel ghepyns<br />
een schaele daer langhe was naer ghehaect<br />
25 tot hyse ghecreghen heeft Binnen zyns<br />
* ‘hoop’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 146 v
273<br />
en mids dats een man zomtyds costen veel wyns<br />
heb icxse my ouer Lanck quycte ghemaect<br />
Iuvveelen<br />
Myn vvyf weet ick wel <strong>van</strong> iuweelen en baeghen<br />
+<br />
heefter niet vele / zoo ick hebbe Bekeken<br />
pater nosters <strong>van</strong> zeluere / vuer langhe daeghen<br />
en heeft ze niet Connen Andoen om draeghen<br />
Want zen conste gheen zeluere met voeten ghesteken /<br />
HuusRaedt<br />
Coedsen tafels kisten ende tresooren<br />
maer emmers gheen soorte <strong>van</strong> houttin taeliooren<br />
als ick verhuuse alsulcke Parcheelen<br />
al tsamen Laet ick / die naer tbehooren<br />
10 den schrynewercker / ieghens zyn Cnaep of deelen<br />
Oude stoelen bancken stampers mortieren<br />
versleten blasebalghen quaede veynster verieren<br />
die gheef ick ende ick bespreict expres<br />
datmer mede zal vroyelick vieren<br />
15 Alst paeys tusschen de vier oordenen es<br />
Thin. yser motaelwerck<br />
Nu omtrent bet dan onder tpond Thins<br />
tRooctter inde Cuecken niet wel myns zins<br />
Romatyck / waer by yser motaelvverck Tduereit<br />
20 zo eist omme der of cryghen Te meer ghewins<br />
Ouer langhen tydt / tsaemen inden Broodkoorf besteit<br />
Eerdewerck<br />
Van potten Cannen teelen ende zulcke prondelynghe<br />
esser emmers ghenough / wat baetet te helene<br />
25 die gheef ick al tsaemen wechdraeghens mondelynghe<br />
den kynders / omme blendePot mede te spelene<br />
daer esser zo vele / niet om te vervelene<br />
Barnynghe<br />
Vanden barnynghoutte Turfuen ende Rys<br />
30 en zalmer vynden gheen groote hoopen<br />
Tverlaedt de zolders te zeere / naer myn Advys<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 147 r
274<br />
+ tfasseel datmer vynd om cryghen dhoogste prys<br />
Begheer ick datmen / dat zal metten stocke vercoopen<br />
Indien myn weduwe heeft een ander vpzet<br />
doe huer advys / en vercoopet al metter belle<br />
5 daer toe ic achterlaet Aldus een biliet<br />
de venditie becondighen huut mynen voortstelle<br />
Clynckynghe<br />
Men gheeft te kennen datmen moorghen ten neghen hueren<br />
zal alle maniere <strong>van</strong> huusRaedt vercoopen<br />
10 Thuutkercke tot Royaert daer binder dueren<br />
ghy vyndter gheen fouraidge / dan ydel schueren<br />
* veel vodden en Lueren / dus wilt derwaerts Loopen<br />
oock veel oude pallullen met grooten hoopen<br />
om ghelt tontfanghene heeftmer groote haeste<br />
15 ghy vyndter schoon eerdewerck / en Cannen <strong>van</strong> stoopen<br />
Meest daer omme biedende word de naeste<br />
Clynckers<br />
De vier clynckers der brugscher stede<br />
indien zy wilden beyaerden / ouer my<br />
20 naer myn doodt / gheef icxse tdraghene mede<br />
behoudens myn weduwe tconsent der toe dede<br />
de Belle die an myn voorduere zy<br />
Somme totale<br />
int generale<br />
Van mynen staet<br />
gheen goet / maer quaet<br />
Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />
<strong>van</strong>d ick tconvent / ende inde buerse Niet<br />
tpack was zo zwaer men mochter my onder versmooren<br />
30 Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />
+<br />
myn WuenCasteel stondt oock vp crancke schooren<br />
Reparatie te doene ick om tghelts wille Liet<br />
Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />
<strong>van</strong>d ick tconvent / ende inde buerse Niet<br />
5 Mynen staet hebbende dus ouersleghen<br />
zoo tachter bevonden als vooren in tschryfuen<br />
* Een eerste ‘veel’ is doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 147 v<br />
+ 148 r
275<br />
alf <strong>van</strong>d ick my zwaermoedich gheneghen<br />
doe docht ick wat wil ick droufheyt pleghen<br />
Tgoedt es ter weerelt / ende tmoetter blyfuen<br />
10 Zieck tzyne inde buerse docht ick es cleen zaecke<br />
maer zieck zyn inde ziele dats meeste smerte<br />
zo docht ick als te godewaerts / doende spraecke<br />
my ghevoelende zielwondich Tallen onghemaecke<br />
zegghende / Vphief ick themwaerts myn herte<br />
Refereyn<br />
Lof brudegom der christenheyt Liefzamich gloedich<br />
medechyn / elcken om ghenesen zachtmoedich<br />
kender alder ziecten zalichmaecker alleene<br />
heydenssche goddeloosheyt / dwaelende onspoedich<br />
20 iuedsche ongheloouicheyt / noch onReyn Bloedich<br />
moeten hu buugsaem zyn / iesu <strong>van</strong> nasareene<br />
O hooghste Liefde zeker ouer al ghemeene<br />
Ick zieckzondich melaetsch / vul maendzuchteghe sproeten<br />
bevlect metten vleessche / in my ghezondheyt gheene<br />
25 <strong>van</strong>den toppe des hoofts / Belazert totten voeten<br />
Och wien zal ick om ghenesynghe ghaen begroeten<br />
al dat zonder hu hulpe es / mach my helpen niet<br />
dus heere keer ick thuwaerts / wilt my doch ghemoeten<br />
ghy kender alder gronden die de herten duerziet<br />
30 my ghenesynghe biedt // want hoe hooghe ghepresen<br />
Gheen ander * medechynmeester ** can my bet *** ghenesen<br />
Heere iesu Christe / god metter menscheyt becleedt<br />
doch nyemandt bet dan ghy / myn ghenesynghe weet<br />
duer hu / es onsen troost ouervloedich Bleuen<br />
+<br />
Abraham / huut zyn vaders landt Reysende bereed<br />
hebt hem menichwaerf vertroost by ende breed<br />
huut tzodomitich bederuen / hebt Loth gheheuen<br />
ghy zyt de wech de waerheyt end alleene tleuen<br />
5 heere / eist dat ghy wilt ghy my Reyneghen muecht<br />
die daer gheneest / die bedruct <strong>van</strong> herten beuen<br />
die al wat ghy wilt doet / gheeft my ghezonde vruecht<br />
heere duer huwe name verment myne Iuecht<br />
ghy die de heere god <strong>van</strong> allen vleessche zyt<br />
10 Raect my met dyn Liefuelicke Rechter hands duecht<br />
insturt my huwe gheest / my inwendich verblydt<br />
Lief heer ghebenedydt // <strong>van</strong> myn zieckzondich wesen<br />
* ‘dan ghij’ doorgehaald.<br />
** ‘en’ doorgehaald; ‘meester’ bovengeschreven in grijzere inkt.<br />
*** ‘niet’ doorgehaald; ‘bet’ overgeschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 148 v
276<br />
Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen<br />
Gheen ander medechyn gheestlicke beminde<br />
15 en can my bet ghenesen Thuwaerts de ghezinde<br />
huut Liefden zoo gheneghen tot alder spatie<br />
die de liefde zyt / en waert / eer yet beghinde<br />
vvie zal ons <strong>van</strong>der liefde gods / vp dat die dinde<br />
scheeden / vervolghynghe / ofte Tribulatie<br />
20 hongher Peryckel ofte tzweerds martirizatie<br />
neen / v<strong>van</strong>t ick bem des zeker certeynlick claer<br />
dat noch dood / leuen / noch Inghelicke natie<br />
noch gheen ander creatuere vooren ofte naer<br />
En mach ons scheeden <strong>van</strong>der liefden gods / voorwaer<br />
25 die in christo iesu es / Onsen heere bekent<br />
tvvy zoud ick dan <strong>van</strong> hu lief medechyn vruchtbaer<br />
<strong>van</strong> hu scheeden / die vul cranctten hu comme omtrent<br />
v<strong>van</strong>t wie my elders zendt // Tot dien of tot desen<br />
Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen<br />
30 Prinche<br />
Heere zulck wil my zenden totten mensschen om Raedt<br />
neen / zaelich es die menssche die hem vp hu verlaet<br />
Susanna / hebt verlost huutter schandelicke doodt<br />
vermalendydt / die vp mensschens betrauwen staet<br />
35 die hu afwyct / ende tot vreimde goden ghaet<br />
die hem zeluen cunnen helpen / huut gheender noodt /<br />
++<br />
heere thuwaerts com ick legghen thooft inde schoot<br />
Cruudt noch plaester / en mach my ghenesynghe verweruen<br />
maer hu Reyn woord / medechynmeester machtich groot<br />
can helpen / al myn crancten Ieghens teeuwich steruen<br />
5 Laeft my met huwe ghenaedeghe Conseruen<br />
inghiet olye <strong>van</strong> gratien in myne wonden<br />
heere mensschen Raedt / mocht ziel en Lichame bederuen<br />
maer hu com ick tooghen myn zielwondeghe gronden<br />
v<strong>van</strong>t ander tgheenen stonden // hoe stout int belesen<br />
10 Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen /<br />
Aucteur<br />
Omme voorts te weerene Fantazerynghe<br />
dede Componerynghe<br />
<strong>van</strong> een Liedeken zoot mynen gheest inzanck<br />
15 al <strong>van</strong>d ick my tachter / veel arguerynghe<br />
ydel vexerynghe<br />
ende tsgheests perturberynghe<br />
Weerd ick <strong>van</strong> my ende vroylick ick zangh<br />
+ Fol. 149 r, r. 20-22 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 149 r
277<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys<br />
Tes goeyken <strong>van</strong> cleender baeten<br />
ken hadder myn daghen noyndt vrauken zo lief<br />
ick en hadse mueghen Laeten /<br />
O Heere god Almachtich<br />
hemelsch vader ghebenedydt<br />
25 sterct myn ghelooue crachtich<br />
staet my by in tsdoods strydt<br />
v<strong>van</strong>t die my zondich gheheel belydt<br />
// wil gheerne Laeten tleuen<br />
al hebbens de pharizeen groot spyt<br />
30 Willet hemlyen vergheuen /<br />
+ Hu Heere god Alleene<br />
heb ick ghezondicht zvvaer<br />
myn verdiensten zyn cleene<br />
bevlect onduechdlic onclaer<br />
5 // in zonden bem ick ontfanghen voorwaer<br />
heere god goederthiere<br />
ick bem een dorre boom onvruchtbaer<br />
Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />
Veel grypwulfueghe caecken<br />
10 nv myne veruolghers zyn<br />
om barnen end om blaecken<br />
bloedsturtters vp elck termyn<br />
zupers der babylonssche wyn<br />
hebben tzvveerd vpgheheuen<br />
15 Al stroyen zy huerlieder venyn<br />
Willet hemlyen vergheuen<br />
Zy hebben my verboden<br />
Te lesene gods woordt<br />
als ick volgdhuer * Afgoden<br />
20 doe ghynct wel met my ** voort<br />
// Nu zynse nydich vp my ghestoort<br />
in deerdsche snoo duwiere<br />
hoe zy my leeden ghebonden gheCoordt<br />
Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />
25 Tfy Weerelt vul <strong>van</strong> zonden<br />
hoe hebt ghy bedroghen my<br />
ghecreghen veel doodwonden<br />
* ‘y’ doorgehaald.<br />
** ‘woo’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 149 v
heb ick om de wille <strong>van</strong> dy<br />
niet langher wil ick hu blyfuen by<br />
30 die noch daer inne sneuen<br />
doch heere god / ghenaedich ghy<br />
vvillet hemlyen vergheuen<br />
Weerelt Als ick hu laete /<br />
Scheed ick <strong>van</strong> een schoon niet<br />
35 maer volght my Charitate<br />
zo eist my wel gheschiet<br />
Tsweerelts vruecht als schaeuwe vliedt /<br />
+<br />
onder des doods baniere<br />
die kenne my als brooschzondich Riet<br />
Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />
Veel huutwendeghe wercken<br />
5 zo heb ick meest ghedaen<br />
zullen my die verstercken<br />
ick dyncke wel neenze waen<br />
Tot christum alleene wil ick ghaen<br />
met een herte cleen ghewreuen<br />
10 Al die perrtyelick ieghens my staen<br />
vvillet hemlyen vergheuen<br />
De babylonsche beeste<br />
hadde my gheern Ingheslict<br />
met gheveynsden tempeeste<br />
15 omRynghende my verdict<br />
om huer tanbeden tmywaerts gheknict<br />
maer ontzach die maniere<br />
doch heere god my te Rechte schict<br />
Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />
20 Heere god in drie persoonen<br />
doet met my alsoo ghy wilt<br />
ghy die ons wildet Croonen<br />
met huwer goe wille schilt<br />
// gheerne drynck ick den bitteren kilt<br />
25 totter doodt toe ghebleuen<br />
die my gheern hadden ghevleghen ghevilt<br />
vvillet hemlyen vergheuen<br />
Vp hu es al myn weynsschen<br />
heer god wien myn ziele betraut<br />
278<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 150 r
30 inzettynghen <strong>van</strong> meynsschen<br />
zyn gheel in my verflaut<br />
Myn zondich leuen my beraut<br />
ghevveist zo mispelschiere<br />
heere met gracien my bedaut<br />
35 Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />
Myn god ick thuwaerts keere<br />
haelt my huut tsweerelts forreest<br />
+<br />
in huwen handen heere<br />
Beueelick nv mynen gheest<br />
Myn zalicheyt zyt ghy alder meest<br />
zoud ick voor zweerd vier beuen<br />
5 Neen ick / dies bid ick noch die hu vreest<br />
Myn zonden wilt vergheuen<br />
Princhelick god drievuldich<br />
al wat ghy wilt ghy doet<br />
Bermhertich menichfuldich<br />
10 men eeuvvich hu kennen moet<br />
Ghezuvert zyn wy in hu heet bloedt<br />
ghebrocht huuten dangiere<br />
duer tsturtten <strong>van</strong> huwer bloedeghe vloedt<br />
Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />
279<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 150 v
Verantwoording<br />
5<br />
Dit tweede stuk <strong>van</strong> het Testament Rhetoricael <strong>van</strong> Eduard de Dene (Gent,<br />
Universiteitsbibliotheek, hs. 3330) sluit onmiddellijk aan bij het eerste, gepubliceerd<br />
in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1975 - Deel II, ook verschenen als Rederijkersstudiën X<br />
in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie <strong>van</strong> de<br />
Rijksuniversiteit te Gent’, deel XX.<br />
Een algemene inleiding tot het Testament Rhetoricael met volledige inhoudsopgave<br />
verscheen in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1969-1970, pp. 109-249, ook afzonderlijk<br />
verschenen als Rederijkersstudiën VII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />
Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent'’, nr. XVII.<br />
Voor de uitgave-techniek verwijzen we naar de Verantwoording bij het vorige<br />
stuk, Jaarboek ‘De Fonteine’ 1975 - Deel II, pp.5-7. Thans bieden wij de tekst <strong>van</strong><br />
fol. 150v tot fol. 317r.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
+<br />
Aucteur<br />
Procederende by oordene ten besten tzy doenlick<br />
ne wild ick <strong>van</strong> mynen testamente stateren<br />
maer eeneghe myn vriendekens ionstich Coenlick<br />
oock <strong>van</strong> Rhetorica wat mede stofferen<br />
20 daer naer testamentelick voorts Legateren<br />
ende ordonneren<br />
diueerssche staeten <strong>van</strong> mensschen / Elck een Refereyn<br />
vp datser inne mochten zomtyds Contempleren<br />
ende speculeren<br />
25 der naer wandelende naer den besten treyn<br />
Al ghemaect by my Binnen tbrugsche pleyn<br />
zom tanderen tyden in voorleden termyne<br />
maer omme den gheest verblyden certeyn<br />
meest nieuwe ghemaect Te desen fine<br />
30 ken hebbe niet om gheuen huut kiste of schryne<br />
<strong>van</strong> ghelde of ander testamentelicke iuweelen<br />
maer <strong>van</strong> Rhetorica conste al wast my Pine<br />
elck tzyne // By desen testamente zou deelen<br />
zo waer der yet crepelt / vvillet Rechtelick heelen /<br />
+ Eerst in memorien / wylent myne Beminde<br />
mebroeders / daer ick mede frequenteirde<br />
elck huerer / tot Rhetorica de ghezinde<br />
end in wien oock de conste / Constich floreirde<br />
5 Bem ghevveist daer toe de ghemoueirde<br />
eeneghe Een Epithaphium tschynckene<br />
elck in zyn oorden * / zoo hy der weerelt passeerde<br />
vpdatmen hemlieden / mach zyn ghedynckende<br />
Clynckynghe<br />
Ian de Scheerere<br />
.20. octobre xv. e xliij.<br />
Ian de scheerere. Wien blonckheyt heeft mesgreyt<br />
es an dolyebrugghe / nv ouerleden<br />
greffier ter munten der keyserlicker magesteyt<br />
15 Pensionaris <strong>van</strong>den maeckelaers bekent gheseyt<br />
vvylent deelman oock binnen der brugscher steden<br />
Gheestich prinche der Rhetoricale sneden<br />
prompt eloquent / huutende Redenen woord<br />
paeyselick zyns byzyns / vul aerdicheden<br />
20 schuwende calaengne Tvvist en discoord<br />
Men zal hem begrauen als menssche voort<br />
* ‘oorden’: eerste ‘o’ over andere letter (r?).<br />
7<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 151 r<br />
+<br />
150 v
tsint gillis naer noene / met vigelyen daer<br />
en dysendach ter hooghmestydt zoo dat behoort<br />
zyn huutvaert doen in een vriendelick verghaer<br />
25 // hy behoorde inde ghilde / tbleeck openbaer<br />
<strong>van</strong> sint iooris der ionghe Cruusboghe gent<br />
en ghildebroeder ghevveest / oock menich iaer<br />
<strong>van</strong> sint sebastiaen / metten ardchieren bekent<br />
oock was hy ghildebroeder Reyn excellent<br />
30 tsghezelschaps tshelichs gheest constich bedauwen<br />
als drie zanttinder heeft hij oock veel iaeren vulhendt<br />
welcx broederschap / ghehouden es / Tonser vrauwen<br />
+<br />
God laet hem zyn hemelsch Rycke anschauwen<br />
als deeuweghe zekerste melodie<br />
ende ghy / die noch wandelt int eerdsche benauwen<br />
Leist zonder verflauvven<br />
5 dats hem / end alle zielen / doch wel gheschie<br />
Een Pater noster end een Aue marie<br />
Zyn Epitaphium /<br />
O Rasch slumende doodt / elck moet voor hu wycken<br />
consten noch practycken<br />
10 en mueghen huwen strael voor by doen strycken<br />
elck es hu subiect / hoe hooghe <strong>van</strong> weerden<br />
den gheest <strong>van</strong> onsen prinche der Rhetorycken<br />
berooft hebt / huut desen Center der eerden<br />
die wy noo ontbeerden<br />
15 veel gheesteghe verstanden zyns byzins begheerden<br />
ghemerct zyn Recreatyfue scientie<br />
tbegryp zwaermoedich / moest vruecht anveerden *<br />
waer voys zyns Rhetorycken creegh audientie<br />
standvast onbevlect der Tolutiloquentie<br />
20 beraetzaem toevluchten <strong>van</strong> veel RhetoriCienen<br />
welludende was zyn morale inuentie<br />
zulcx dat die prysvveerdicheyt conste verdienen<br />
oock zo was hij een <strong>van</strong> Carmentis ingienen<br />
Correct schryfuer in tghuendt dies men hem voortleyde<br />
25 met die constenaers der pennen oyndt croone spienen<br />
machmen oock vercombienen<br />
Ian de scheerere Wien Blonckheyt mesgreyde<br />
Manlick ghepersoont / zebaer in Couraidgen<br />
in tsweerelts passaigen<br />
30 hem eerlick draeghende in habituaigen<br />
* ‘anveerden’: ‘v’ over ‘r’.<br />
8<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 151 v
de mestrooste const hy Lydzaemich beraeden<br />
claer middelaere vredich <strong>van</strong> trubbel kyfuaigen<br />
ghehuldich beschermere voor grief en schaeden /<br />
++<br />
diet an hem baeden<br />
oock was desen scheerere vul aerdeghe daeden<br />
verEent metter complexie sanguine<br />
promptelic in Sinalimphen en Retrograden +<br />
5 in Vierlaeyen tripertiten quam oock ten fine +<br />
daer of hadhy de wete keest en doctrine +<br />
Als constich ghebruuck hem ghaf doccupatie +<br />
dies weerdich gheintroniseert te zyne<br />
inne der athenen diepconsteghe statie<br />
10 hy had een Angheboren speciale gratie<br />
tpeerd Pegasus bescryder / Twelck constelick neyde<br />
tot Armonie hadhy oock inclinatie<br />
ende Recreatie<br />
Ian de scheerere. Wien blonckheyt mesgreyde<br />
15 Schuvvende erreuren der looser sophistrie<br />
huerer groote partie<br />
gheheelick een mespryser alder Amphibologie<br />
maer aerdich Neotericoteroniste<br />
tformaet der Philosophale Phisiognomie<br />
20 iugierd hem te zyne een Mercurialiste<br />
end ortographiste<br />
zoo hy was end een vougsamich Aretalogiste<br />
gheen tragedyschryfuer onbequame manieren<br />
Redyten Langh verhaelen hy te middelen wiste<br />
25 Anacephaleosis styl Const hy hanthieren<br />
zyn Reden elegantelic gent Allegieren<br />
oock een bevallich boerdelick Reyn florateur<br />
Waer bellona was / maect hy gheen blyde Chieren<br />
maer pax en Concordia weerden hem ghetruer<br />
30 paysdurstich tallen fine was hy in zynen fluer<br />
Audiencygheuer waermen yet constichst zeyde<br />
oock wylent zyn ghebuerkens een minsaemich ghebuer<br />
schuwende Ranckuer<br />
Ian de scheerere Wien blonckheyt Mesgreyde<br />
35 Prinche<br />
9<br />
Princhelick Ingien in sneden Rhetoricale<br />
gemme orientale<br />
+ Fol. 152 r, r. 15, 17-22 (rijmwoorden), 23 ‘tragedyschryfuer’, 25 ‘Anacephaleosis’, 27<br />
‘florateur’, 28-29 (eigennamen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 152 r<br />
+<br />
A<br />
+<br />
C<br />
+<br />
B<br />
+<br />
D
10<br />
++ gaue let der Roomsscher kercken cathedrale<br />
huuter welcke hem wilde niet laeten verleeden<br />
hoogh Beminder der wercken Artificiale<br />
Rhetorica const hy ornatelicxst becleeden<br />
5 v<strong>van</strong>t zynen tweeden<br />
was zulck wetenlic niet inde Vlaemssche breeden<br />
<strong>van</strong> Minerua adoptyfue zuenen Eene<br />
October twyntich moest hy huut eerdsch clima sceeden<br />
Alsmen x v . C schreef drienveertich ghemeene<br />
10 poeten Nymphen artisten tzynder sepultueren steene<br />
druckmoedich comt met Lachrimeuse zinnen<br />
elck voughem zoot dient / dat hy beweene<br />
desen Laureatus tsgheselschaps der drie zantinnen<br />
God gheue dat de drie infernale goddinnen<br />
15 elck huerer zyn ziele niet en verbeyde<br />
maer abrahams Rusteghen schoot mach ghewinnen<br />
ten hemel binnen<br />
Ian de scheerere Wien blonckheyt mesgreyde /<br />
Een Andre Voor zyn Sepultueren<br />
ghestelt /<br />
Hier light tvleesch begrauen <strong>van</strong> weerden Cleene<br />
waer of god alleene // de ziele weet<br />
ian de scheerere zoo hietmen ghemeene<br />
Brugsch Rhetorizien / gheboren in weene<br />
25 duer adams mesdaet By eua bereedt<br />
october drienveertich Tdoodvaervvich cleedt<br />
vveder lief of leedt // dat moest hy antrecken<br />
God gheue zynder zielen een zaelich verwecken<br />
Epitaphium.<br />
Donaes Van Wambeke +<br />
+ Twy du valsche Chymera. Moortdaedich en quaet<br />
doobete venynich Wreed fel end obstinaet<br />
wat mach hu onsen medebroeder hebben mesdaen<br />
Al was zyn generatie Een zondich zaet<br />
5 vvas hy niet verzoenelick in dhuterste graedt<br />
eer ghy therte hem duerstraelt hebt / zo haestich zaen<br />
// O doodt mocht hy hu ontvlieden / ontduucken ontghaen<br />
ach neen hy lacen waen<br />
maer hebt hem <strong>van</strong> tleuen berooft doodwondelick<br />
+ Fol. 152 v, r. 29, 30 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 152 v<br />
+<br />
26 nouember. .1553.<br />
+ 153 r
11<br />
10 gheenen gladiateur mocht hem hu wederstaen<br />
ghy hebt hem verRascht huut tleuen stondelick<br />
Elck menssche moet steruen duer cause zondelick<br />
dus eist oock gheen wondre / dat wel betame<br />
dat ghy ons ontgrepen hebt / openbaer Condelick<br />
15 naer Atropos feeste<br />
Donaes <strong>van</strong> Wambeke ianszuene by name<br />
Gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste<br />
Brugghelyngh gheboren in tiaer <strong>van</strong> gratien<br />
hostelier maeckelaer in naercommende statien<br />
20 wethouder als Raedt oock der voornoomder stede<br />
Redenaere ten Proosschen * in zyn tyds spatien<br />
toeziende deelman in tfaict <strong>van</strong> ReEdificatien<br />
der aerme bogaerdsche kyndren / gouuerneur oock mede<br />
tfortunenwiel hem dalen ende Rysen dede<br />
25 naer huer wanckelbaer zede<br />
Enthimemaniste vp veel vraghen int Leven<br />
Ciuil Philoblite vul goeder wetenthede<br />
den galactopoten vvilde niet zitten beneuen<br />
het epicedium liedt / dient nv <strong>van</strong> hem ghescreuen<br />
30 wien zulck gheern had of ghesproken zyn goe fame<br />
ende gheerne met Rhamnusia tonderghedreuen<br />
inuidieuse beeste<br />
Donaes <strong>van</strong> vvambeke ianszuene by name<br />
Gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste<br />
+ Goet schotter was oock int gheschot snel ter vloghe<br />
driewaerf conyngh gheweist <strong>van</strong>den ouden Cruusboghe<br />
Inhebbende veel gracien Recreatyfue<br />
tsghezelschaps tshelichs gheest deken tzynen vermoghe<br />
5 inde ghendsche feest Rhetoricale prologhe<br />
daer doende brugsche bystandt met zinnen vyfue<br />
eerbaer ghenoughelick met al zynen bedryfue<br />
paeysdursteghe olyfue<br />
oock man * <strong>van</strong> Leene <strong>van</strong>der burch <strong>van</strong> brugghe gent<br />
10 deken <strong>van</strong>der neerynghe / men hem oock toescryfue<br />
<strong>van</strong>den maeckelaers ghewilt / mids tghemeene consent<br />
ghestelt gheschict ghecoren / tot meer ander Regiment<br />
mids zyn goede gratien ende wesen bequame<br />
hem waeren Edel end onEdel zeer gheerne omtrent<br />
15 Rypverstandich ten keeste<br />
Donaes <strong>van</strong> Wambeke ianszuene by name<br />
Gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste<br />
* ‘pros’ doorgestreept; ‘Proosschen’ erna geschreven.<br />
* ‘man’ oorspronkelijk tweemaal geschreven; eerste ‘man’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 153 v
Reyn Princhelick<br />
12<br />
Ingien / was hy gheel duerluchtich<br />
20 zyns byvvesens was puer gheestbourdich cluchtich<br />
alst pas ghaf Const hy zijne wysheyt pleghen<br />
eerbaer in conuersatien zebarich godsvruchtich<br />
Idropisis begreep hem / dies gheel waterzuchtich<br />
es hij zwaermoedelick doodzieck bedeghen<br />
25 xxvj. en nouembre Tsdoods nepe ghecreghen<br />
huut dees eerdsche weghen<br />
ghehaelt / in txv. C drienvichtichste iaer<br />
naer christus gheboorte tlichaem eerlick ghedreghen<br />
ter eerden wierd in sint donaes ommeghanck daer<br />
30 God gheef hem een zaelich verRysen vruchtbaer<br />
dat hy der zonde ghestoruen zy / metten Lichame<br />
al es hy vooren / doch wy moeten al volghen naer<br />
minst ende meeste<br />
Donaes <strong>van</strong> wambeke ianszuene by name<br />
35 gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste /<br />
+<br />
Clynckynghe<br />
Andries de *<br />
wilde<br />
.4. Septembre xv. C Liiij /<br />
ALzoot de doodt. Costumelick doen wilde<br />
5 By cause <strong>van</strong> zonden huer macht ghegheuen<br />
nv <strong>van</strong> tleuen berooft heeft Andries de wilde<br />
ten vlamyncdamme wuenende / zynde int leuen<br />
ghezworen clerck met dandre ten vryen beseuen<br />
ende inghescreuen<br />
10 Sint iooris ghildebroeder der oude boghe daer<br />
oock diseynier voorwaer<br />
en tsghezelschaps tshelichs gheest mebroeder bleuen<br />
wylent proost <strong>van</strong> dien dertienen bekent openbaer<br />
der drie zanttinnen ghildebroeder oock menich Iaer<br />
15 met een bystandelick verghaer<br />
tsint gillis zalmen tlichaeme gheuen zyn eerde<br />
ter hooghmestydt begrauen / god gheue der naer<br />
dat Abrahams schoot zynder ziele Anveerde<br />
goet paeyselick hanthieren hy noode ontbeerde<br />
20 ghildebroeder tsint eeuwout wild oock tzyne verweruen<br />
Corts wordende als woormen aes de verteerde<br />
bereed dyn huus mensschen / hoe hooghe Eerweerde<br />
Al dat Leuen ontfaen heeft / dat moet eens steruen<br />
* Oorspronkelijk ‘va’; ‘d’ er doorheen geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
154 r
Zyn Epitaphium<br />
13<br />
25 De Wille des heeren die onsteruelick Rengneert<br />
heeft ghestatueert<br />
dat elck menssche moet steruen / hoe constich wetich<br />
hoe pompeuselick in weelden ghetryumpheert<br />
ghezien / ghepasseert<br />
30 Luchtzinneghe comedien en tragedien Poetich<br />
elck smaecken tmorseel moet / zeer bitterbetich /<br />
+<br />
Mids welcken zulck therte ghecryght duerstralich<br />
noyndt yemandt voorzach huer toecomst prophetich<br />
zou heeft versletich<br />
veel mensschen gheweist oyndt puysoenich Regalich<br />
5 Wreedzinnich andaelich<br />
den schult der natueren moet elck wesen betaelich<br />
tzy edel onEdel vreckghierich of milde<br />
in tsweerelts erfuen<br />
v<strong>van</strong>t weder hyt wilde ofte niet en wilde<br />
10 Andries de vvilde moest oock eenssteruen<br />
Teeckenende ghezworen clerck int openbaere<br />
wylent ter vierschaere<br />
tslands <strong>van</strong>den vryen neerstich practiquierende<br />
tsint iooris ghildebroeder ende dysenier te ghare<br />
15 noch ten voorleden iaere<br />
<strong>van</strong>der ouder Cruusboghe / die voortyds hanthierende<br />
oock was hy hem gheestich vriendhoudich manierende<br />
als tsgheselschaps tshelichs gheest mebroeder goet<br />
als proost <strong>van</strong> dien derthienen / eens tbeleed Regierende<br />
20 ter costumen furnierende<br />
<strong>van</strong> tiaerlicx mandaetbancket toufzamich ghemoet<br />
oock om tzyne ghespoet<br />
ghildebroeder der bloeyender drie blomkens zoet<br />
gheintituleert der drie zanttinnen ghilde<br />
25 maer wat mochter by verweruen<br />
v<strong>van</strong>t weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />
Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />
Om ghildebroeder tzyne Sint eeuwoudt buten<br />
had den bouck doen ontsluten<br />
30 ende wilder voortyds wesen zoo Inghescreuen<br />
daer dicwils ReCreerende daghen hueren Minuten<br />
der ghilde goe statuten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 154 v
14<br />
helpend onderhouden naer tvermueghen int leuen<br />
dicwils quammer bewandlen de groen wilde dreuen<br />
35 verscherpende den gheest zoo speculatyfuich<br />
+<br />
als musicien / int wilde / den voys vpgheheuen<br />
zoo zomtyds beseuen<br />
hem willende mevoughen gheel Recreatyfuich<br />
schicbaer byblyfuich<br />
5 Alst pas ghaf / Prudent en contemplatyfuich<br />
vroylick tot Reden Riedt / datmen vphilde<br />
en nv tleuen moet deruen<br />
Want weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />
Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />
10 Princhelick<br />
God leuen / Leuende eeuwich<br />
wy bidden fleeuwich<br />
der ziele doch <strong>van</strong> onsen meBroeder ghedynct<br />
Septembre viere / Lagh dood ter eerden Reeuwich<br />
15 hoe moedich Leeuwich<br />
tiaer vierenvichtich heeft hem tsdoods grepe omRynght<br />
Mebroeders hem goetionsteghe bedynghe schynct /<br />
Datse hem troostbaerich commen te baeten<br />
Sint gillis begrauen light tvleesch en stynct<br />
20 den gheest die blynct<br />
hopen wy in die hooghemelssche staeten<br />
huut Charitaeten<br />
Elck bereede zyn huus / die bewandelt de straeten<br />
ende peynst wy tsamen zyn broosch en spilde<br />
25 weeck eerdsche scherfuen<br />
want weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />
Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />
Clynckynghe<br />
Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste +<br />
30 Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / die light ouerleden *<br />
Ten magdaleenen / Rhetoricael artiste<br />
++<br />
prochiepape was hy ter voornoomde steden<br />
vul Ciuile zeden<br />
Eerweerdich priester vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />
veel puerile gheestkens tinstruerene wiste<br />
* Oorspronkelijk ‘begr’; doorgehaald en ‘ouerleden’ erna geschreven.<br />
+ Fol. 155 v, r. 21 ‘Ter...ste’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 155 r<br />
+<br />
.22. sporcle .1555.<br />
+ 155 v
15<br />
5 inde Literale Lesende vpRechte doctrine<br />
hemlieden stylerende / als goet ortographiste<br />
eerlick in conuersatien / Poetich mineruiste<br />
gods woord becondigher was oock ten fine<br />
// nu es hy verlost <strong>van</strong>der eerdsche Pyne<br />
10 daer inne hy brooschmensschelick heeft moeten slauen<br />
end om <strong>van</strong> eerden in eerden wederom ghekeert te zyne<br />
zalmen hem ter hooghmestydt ten magdaleenen begrauen<br />
vvilt sint quintins ghildebroeder daer met bedynghen lauen<br />
zoo dat men voor hem doet tsghelycx tdoene wilden wy<br />
15 vul ornate elegante scientificque gauen<br />
ghildebroeder tsghezelschaps tshelichs gheest / was hy<br />
Lydende verwinder der drie zanttinnen vry<br />
hooghweerdich <strong>van</strong> pryse<br />
<strong>van</strong>den coluevryniers Reyn barbariste ghestoruen zy<br />
20 schryfuende voor zyn devyse<br />
Ter weerelt gheen ste / blyfuende naer paulus bely<br />
tvleesch moet worden woormen spyse<br />
God gheue dat zyn ziele zaelich verRyse<br />
Aucteur<br />
25 Van ioncx gheweist myn handghezelle<br />
in meneghe goede ghenouchte en vruecht<br />
Dus was hij ghecloncken metter Belle<br />
Alomme bemindt om zyne duecht<br />
Tsaemen hebbende / dicwils ghetueght<br />
30 hy met my / ende ick met hem<br />
O heere god diet al vermueght<br />
Alst hu belieft / ick zyn naervolgher bem /<br />
++ Desen meester steuin <strong>van</strong>den gheenste voornoomt<br />
als goede handghezellen in tyden voorleden<br />
hebben tlyf / dicwils tsamen ghesterct ghevroomt<br />
naer Cereuisialis cueren en zeden<br />
5 God wil zynder ziele eeuwich bevreden<br />
hy voortyds myns ghedachtich in zyn oratorie<br />
dienende <strong>van</strong> Reciproque ionstelicheden<br />
ion ick hem dit Epitaphium / teender memorie<br />
Zyn Epitaphium<br />
10 Taurus Regierende den hals firmamentelick<br />
mids luna der mane / zoo influentelick<br />
<strong>van</strong> elcken menssche / hier leuende beneden<br />
+ Fol. 156 r, r. 10, 11 (eigennamen), 13 ‘document ... athenen’, 19 (eigennamen), 21 ‘Twee ...<br />
sporcle’, 22 ‘meester ... gheenste’, 23 ‘in ... vyfuenvichtich’, 30 ‘Enthimemaniste’, 31<br />
‘Rhetorica discipel’ onderstreept met grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 156 r
16<br />
ons document <strong>van</strong> athenen / doch hoe eloquentelick<br />
schicbaer prudentelick<br />
15 hem draeghende sacerdotael Reuerentelick<br />
twoord gods pronunchierende danhoorders gentelick<br />
Eylaes // heeft oock moeten zyn * obedientelick<br />
den cours der planeten in deerdsche steden<br />
in teecken taurus heeft hem Atropos bestreden<br />
20 zyn Leuens draet ofghesneden<br />
Tweentvvyntich sporcle / vp dapostel petrus dach<br />
Wie ? / meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / onverbeden<br />
in tiaer vyfuenvichtich / met doodvaerweghe Leden<br />
eereweerdich in zeden // En ciuile wetentheden<br />
25 doodlick bestoormt // ontvoormt // doe vp tReeustroo lach<br />
**<br />
// Tsanderdaeghs hem zyne bystandt begrauen zach<br />
ter hooghmestydt ter plaetsen hy parochypaep was daer<br />
elck gheestich laureatus zuchtich suspireren mach<br />
doen weewytich gheclach /<br />
30 fraey Enthimemaniste vp diueersch ghevragh<br />
Ach // en Rhetorica discipel gheweest menich iaer<br />
++<br />
Ornate elocutie in hem was middelbaer<br />
amoureux alder artificiale doctrine<br />
stercke Reminiscentie In hem was voorwaer<br />
Aretalogiste claer<br />
5 een mespryser alder Amphibologie zwaer<br />
tbouck pandecta scheen thebben ouerlesen ten fine<br />
Als panegyricus weerdich ghepresen tzyne<br />
hooghverstandich in poetryen ende moralen<br />
nv worden woormen spyse<br />
10 end hoe neerstich student in Rhetorica cueren<br />
Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / heeft oock moeten betalen<br />
den schult der natueren<br />
die Gheen ste ter Weerelt / schreef voor zyn devyse<br />
Eerevveerdich helich priester vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />
15 veel puerile gheestkens tinstruerene wiste<br />
in Leerynghen vpRecht goet<br />
hemlieden stylerende als goet ortographiste<br />
Poetich mineruiste<br />
niet als traubi in zyn vroylick diuiseren miste<br />
* ‘zyn’ interlineair toegevoegd.<br />
** Dubbele streep in zelfde grijze inkt als de onderstrepingen.<br />
+ Fol. 156 v, r. 3 ‘Reminiscentie’, 4, 5 ‘Amphibologie’, 6 ‘pandecta’, 7 ‘panegyricus’<br />
onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 156 v
17<br />
20 der brugscher Coluevryniers barbariste<br />
ghildebroeder begroet<br />
altyds wel blydeghelatelick in ieghenspoet<br />
hoe hem voormaels fortune contrarieren wilde<br />
dies der naer artistich ghefortuneert ghemoet<br />
25 proost / prinche / tzyne der Rhetoricienen ghilde<br />
oyndt vlietende blydechierich Liberael niet te milde<br />
Eerbaer in conversatien hem draeghende matelick<br />
Reynlick hem onderhoudende hoet zoylus schilde<br />
onder Lazarus suppoosten hem scickende statelick<br />
30 troostbaer batelick<br />
seruil * bedienstich hemlieden blyde ghelatelick<br />
elleuen iaeren gheweest heerder ende pasteur<br />
ghespreeczaem voysich / alst pas gaf ornatelick<br />
godsvruchtich Charitatelick /<br />
++<br />
yeghelicx ghewillich bystandt was int gheduer<br />
O du terrible terrebunde tenebreux Riguer<br />
hoe hebt ghy hem vertorden onder tsdoods protectie<br />
in hem doen verdwenen zyn vegitatiue fluer<br />
5 zynde Epikeisateur<br />
dies zyns bywesens nam menich de electie<br />
niet als penesticus hadhy daffectie<br />
dies alomme wellecomme in houen ende zalen<br />
vriendhoudeghe ghyse<br />
10 nochtans al hadmhem mueghen sterckordunich bemueren<br />
Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / heeft oock moeten betalen<br />
den schult der natueren<br />
die / gheen ste ter weerelt / schreef voor zyn devyse /<br />
Dezen gheenste was met tRechter been vacillerende<br />
15 schoon processien Rhetoricael ghevveist ordonnerende<br />
en nietmin laborerende<br />
als xenoprophite * / me doende personele bystandt<br />
vocael Psalmodianist gods dienst decorerende<br />
magdalena Lauderende<br />
20 in arithmetica const / smaldeelich Numererende<br />
menich schoon moraelspel ghevveist componerende<br />
historiael Reciteirder / men (daert diende) be<strong>van</strong>dt<br />
florerende olyfboom <strong>van</strong> Minerua gheplant<br />
gheen Pseudographiste want<br />
25 Orthodoxelicke waeren zyn operatyfuen<br />
oock diet an hem verzochten puurtuenlick elegant<br />
* Vóór ‘seruil’ staat ‘elleuen’ doorgestreept (cfr. r. 32).<br />
+ Fol. 157 r, r. 5 ‘Epikeisateur’, 7 ‘penesticus’, 17 ‘xenoprophite’, 18 ‘Psalmodianist’, 20<br />
‘arithmetica’, 23 ‘Minerua’, 24 ‘Pseudographiste’, 25 ‘Orthodoxelicke’, 27 ‘Carmentis’, 31<br />
‘Center’, 34 ‘iris’ onderstreept met grijze inkt.<br />
* ‘xenoprophite’: eerste ‘p’ over ‘t’ geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 157 r
18<br />
als Carmentis discipel conste properlic scryfuen<br />
dontbyndeghe alder dynghen / die niet laet blyfuen<br />
heeft hem commen ontlyfuen<br />
30 vehementelick voort dryfuen<br />
naer den Center der vermineuse habitacien<br />
Comt tzynder sepultuere Reyne fatale wyfuen<br />
comt echo claervoysich / met hu Nymphale generatien<br />
iris sturt traenen huut <strong>van</strong> Lamentacien<br />
++<br />
in deerdsche statien<br />
Atheniten comt hem oock by Lachrimeuselick<br />
Apollo bied hem den palmtack victorieuselick<br />
Croneert hem fameuselick<br />
5 Pictura leuert de behouuende * materialen<br />
met doloreusen advyse<br />
zyn taphos stofferende <strong>van</strong> doodvaerweghe Colueren<br />
Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / heeft oock moeten betalen<br />
den schult der natueren<br />
10 die gheen ste ter Weerelt / screef voor zyn devyse /<br />
Princelick<br />
Artiste in veel Rhetoricale wercken<br />
gaue let buugsamich der Roomscher kercken<br />
vry ** warachtich bekent<br />
15 ghildebroeder / onder tshelichs gheest bevlercken<br />
Laetende vervlieghen / duusterwolckeghe zwercken<br />
maer viril vaste staende vp petrus fundament<br />
als aerdich Neotericoteroniste gent<br />
had die wete omtrent<br />
20 Anachephaleosis styl oock ingheprent<br />
Tragedyscryfuer tzyne / schicter toe gheen Couraidge<br />
<strong>van</strong> goe eerbaer ouders vpghevoed en ghespent<br />
hy niet Lichtghierich verblendt<br />
plucte Liefuer vruchten ter Rhetorycken busschaige<br />
25 // doch dat hy ghepasseert es Elisius passaige<br />
hopen wy / zonder eenich wederstoots Blamen<br />
nv becleedt metter Liefden habituaige<br />
duer veel paciente Lydzaemeghe braemen<br />
beschauwende de ymaige<br />
30 des vaders des zuens / des helichs gheest tsamen<br />
O heere god drievuldich / alsoo by namen<br />
+ Fol. 157 v, r. 2, 3, 5, 7 (eigennamen), 18 ‘Neotericoteroniste’, 20 ‘Anachephaleosis’, 21<br />
‘Tragedyscryfuer’ onderstreept.<br />
* Vlek op ‘d’.<br />
** ‘vry’: ‘ry’ over ‘an’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 157 v
19<br />
maer eennen god onhendich / god der goden bouen al<br />
die in hu ghehoopt heeft / Laet hem niet beschamen<br />
++<br />
maer tzynder zielen vraemen<br />
schryft hem in tbouck des Leuens dhuutvercoorne ghetal<br />
vpheft hem <strong>van</strong> zynen doodzondeghen val<br />
vp dat hy in hu oordeel ten Principalen<br />
5 erboren / zaelich verRyse<br />
v<strong>van</strong>t om gheraecken Binnen ierusalems dueren<br />
Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste heeft oock moeten betaelen<br />
den schult der natueren<br />
die Gheen ste ter Weerelt / Screef voor zyn devyse /<br />
Epitaphium<br />
Ian de Stercke +<br />
De doodelicxste stercte / in een Rasch bestoormen<br />
heeft stercklick Ian de stercke / doodwondich bestreden<br />
met een snelvlieghich schicht / tleuen willen ontvoormen<br />
15 die schotterlick ardchier was / nv spyse der woormen<br />
inden Center der eerden / Rustende beneden<br />
verwachtende tverandren zyr vleesschelicke Leden<br />
om gheestelick in Christo te verRysene claer<br />
Sebastianus beminder vul Aerdicheden<br />
20 in schotterlicke zeden<br />
Reyn hanthierende den handboghe menich iaer<br />
den schult der natueren / nv betaelt heeft * voorwaer<br />
die elck Leuende noch schuldich es / wier ieghens vreest<br />
tiaer vyfuenvichtich xxviij maerte openbaer<br />
25 Beual hy tvleesch der eerden / En christo zynen gheest /<br />
De. dood. Verwint.<br />
// De. Stercke //<br />
+ Fol. 158 r, r. 24 ‘tiaer ... maerte’ onderstreept.<br />
* vlek op ‘ee’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 158 r<br />
+<br />
.28. maerte xv C Lv.
+<br />
Epitaphium<br />
Cornelis eueraerdt. +<br />
20<br />
TWy // ghy // die nv comt alhier ten beschauwe<br />
Als vrienden ghetrauwe<br />
5 ten graue / daer tvleesch light inder eerden beneden<br />
<strong>van</strong> Cornelis eueraerdt / met druck ende Rauwe<br />
Neen neen // die bewandelt noch deerdsche landauwe<br />
man ende vrauwe //<br />
ghetempert hu rauwe<br />
10 Elck menssche / moet steruen by natuerlicke zeden<br />
maer tes claeghlic / hy die was vul wetentheden<br />
claer Reyn / Lustich Rhetoricael mineruiste<br />
als vadre / met zyn consten es Ouerleden<br />
die vpghequeect heeft / menich aerdich Artiste<br />
15 Rhetorica veel spetien / hy zuver wiste<br />
vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />
in morale spelen en goede floratien<br />
den inghesturten gheest Liet niet ghaen te quiste<br />
maer met neersteghen Liste<br />
20 ghebruuct hy die alst pas ghaf in Recreatien<br />
Eerde was hy / dies heeft eerdsche habitacien<br />
als der woormen spyse<br />
god gheue by zyne almachteghe gratien<br />
als tsweerelts spatien<br />
25 met vier verghaen zullen in Afgryse<br />
Zyn ziele in Christo dan zaelich verRyse<br />
Epitaphium<br />
Dheer Claeys Colue +<br />
Gheboren menssche / <strong>van</strong>der vrauwe Leeft corten tydt<br />
30 hier in eeuwegher strydt<br />
ende wordt vervult met veel ketyfuicheden<br />
+<br />
Als een blomme bloeyt hy / wiens Iuecht sterflick ontglyd<br />
als een vluchtende schaeuwe hy voor by Lydt<br />
hebbende ter weerelt gheen blyfuende steden<br />
niet dan hoy / zyn al onse vleeschlicke Leden<br />
5 v<strong>van</strong>t nemmermeer en blyfuen wy in eennen staet<br />
Steruen moeten wy al by natuerlicke zeden<br />
als by cause <strong>van</strong> Adams onverhooricheyt quaet<br />
dheer claeys colue gheboren huut een sterflick zaet<br />
duer tsheeren mandaet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
158 v<br />
+<br />
.14. nouembre.<br />
.1556.<br />
+ 159 r<br />
+<br />
.21. nouembre .1557.
21<br />
10 heeft dies der natueren schult oock moeten betalen<br />
onser derthienen mebroeder elegant end ornaet<br />
inder elocutien graet<br />
Rhetoricael artiste matelick ten principalen<br />
Tsdoods Pestifere strael heeft hem commen duerstralen<br />
15 hem onslieden onthaelen<br />
haest beRoouende tleuen / onvoorzien voorwaer<br />
inden Center der eerden / heeft tvleesch moeten dalen<br />
om gheestelick in Christo te verRysene claer<br />
Broeders hy es vooren / ende wy volghen naer<br />
20 steruen es den Loon der zonden / wier ieghens vreest<br />
tjaer Lvij Eenentwyntich Nouembre * openbaer<br />
in dit eerdsche bezwaer<br />
voortyds Raedt der brugscher sede / ghaf zynen gheest /<br />
Epitaphium<br />
Pieter panne +<br />
PAN. NE. Conste noyndt pypen met zyn fleuten accoord<br />
Als wylent onsen Pieter panne voysich dede<br />
dese hutede musicalic Puurtuenlic voort<br />
<strong>van</strong> Rhetorica tvvoord // Zoo Redene ghehoort<br />
30 dander wynd (zonder verstandt) blies in ydelhede<br />
zyns bywesens was goet inborstich / Paeys vrede<br />
+<br />
bemindt hy / ghenouch goet mineruiste gent<br />
inde fiscale styl prudent<br />
inde practicale studien / moeyder hem mede<br />
meest cereuisialis discipel bekent<br />
5 Nu heeft tleuen inder eerden ontAeszemt ghehendt<br />
als veertien maerte omtrent<br />
tiaer xv C Achtenvichtich was ghescreuen<br />
<strong>van</strong> moeder zondich gheboren / zondich vpghespent<br />
duer cause <strong>van</strong> zonden / dies steruende bleuen<br />
10 dheere god / Bidden wy // wil hem gratie gheuen<br />
den gheest tzynwaerts keere / Tvleesch es woormen spyse<br />
vp dat hy erboren duer christus dood mach Leuen<br />
end als meErfghename in christo verRyse<br />
die met deerdsche wyse<br />
15 y. hoeveel behouft. De panne. Schreef voor devyse.<br />
Epitaphium<br />
Ian Liebaert. +<br />
Ian Liebaert / gheweist een Reyn Carmentis ingien<br />
* ‘N’ <strong>van</strong> ‘Nouembre’ over een ‘o’ geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
.14. maerte xv c . Lviij.<br />
+ 159 v<br />
+<br />
.2. Wedemaent<br />
.1559.
22<br />
Puurtuenlick by wien<br />
20 Als ghezworen clerck / Binnen deser brugscher stede<br />
meneghe acte / om bedwynghen de friuole partien<br />
en beschermen de wel gheobtineerde by dien /<br />
ghegrosseert was / Naer der minuten snede<br />
practicale zede<br />
25 Ter greffe menich iaer gheweist in ghedienstichede<br />
<strong>van</strong> wylent Eerweerdighen greffier ciuil bekent<br />
maertin snouckaert doude die zyn debuoir wel dede<br />
int Recht municipael Tot populaire vrede<br />
presentabel / in elocutien / ornaet / excellent<br />
30 der naer noch consequentelick ghebleuen omtrent<br />
Tot meester maertin snouckaert / den tweeden tdesen tyden<br />
<strong>van</strong> dier name / oock greffier / in zyn dienst lettel absent<br />
+<br />
heeft hy tleuen ghehendt<br />
zebaer / Orthodoxelick / god wil hem verblyden<br />
den anderen in wedemaendt was zyn * ouerlyden<br />
naer tsdoods bestryden<br />
5 Alsmen screef tiaer vichtienhondert int eerdsche slauen<br />
en neghenenvichtich / in een godsvruchtich bevryden<br />
Es tvleesch als der vvoormen spyse begrauen<br />
Christen mensschen gheeft / zoo de goe voorders ghauen<br />
Bedynghen vpoffert / naer der kercken Raede<br />
10 dat duer Christum gods ghenaede<br />
zynder ziele / end alle kersten zielen wil Lauen<br />
doet / zoo ghy wildet / men hu insghelycx daede<br />
Epitaphium<br />
Landslood Blondeel +<br />
15 Hier light. tvleesch begrauen <strong>van</strong> Landslood blondeel<br />
voormaels werckman ghevveist / met maetsers truweel<br />
groot constenare / schilder gheworden der naer<br />
Reyn naervolgher in pictura Apelles pincheel<br />
vvetenlick inde Architecture gheheel<br />
20 Lxv iaer gheleeft onder tzweerelts gorreel<br />
viere maerte / Smaecte tsdoods morseel<br />
Alsmen screef duust vyfhondert ende tzestich iaer<br />
hy es vooren wy moeten al volghen naer<br />
al dat Leuen ontfaen heeft / moet zeker eens steruen<br />
25 god maecke zynder ziele in christo claer<br />
dat die mach zaelich verRysen vruchtbaer<br />
huut alle bezwaer<br />
Omme metten vercoorne Themelsch Rycke verweruen<br />
* ‘zyn’: ‘z’ over ‘h’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 160 r<br />
+<br />
.4. Maerte xv C Lx /
+<br />
Refereyn<br />
23<br />
ALder mensschen zielen / ter weerelt ouerleden<br />
totten daeghe <strong>van</strong> heden<br />
heere wilt die doch deeuweghe Ruste gheuen<br />
5 en dat eeuweghe Licht / thuerlieder vreden<br />
huut donckere steden<br />
hemlieden mach beschynen int eeuvvich leuen<br />
zoo wy hopen ghy doet / want daer staet ghescreuen<br />
dat hoe wel wy al in adam steruende verghaen<br />
10 ter contrarien duer Christum / ons verlosser bleuen<br />
wy tsaemen wederomme al leuen ontfaen<br />
Christus es myn leuen / doet paulus vermaen<br />
ende steruen ghewin huut dit dal <strong>van</strong> weene<br />
ten Rechterstoele christi moeten wy al staen<br />
15 wy die in zyn bloedt zyn ghewasschen Reene<br />
ende die dit mesachten <strong>van</strong> weerden Cleene<br />
zullen metten onzaleghen gods Rycke derfuen<br />
stryd een goe stryd des gheloofs / want in tghemeene<br />
Zalich zyn die dooden / die inden heere steruen<br />
20 Ghedynct dyn huuterste in al huwe wercken<br />
wilt steruen Anmercken<br />
ende zult inder eeuvvicheyt zondighen niet<br />
want vele <strong>van</strong>den ghuenen crancke metten stercken<br />
in deerdsche percken<br />
25 die daer slaepen in tstof der eerden ziet<br />
die zullen wacker worden / alst den heere ghebiedt<br />
die zommeghe tot eeuwich Leuen voorwaer<br />
ende zommich tot beschaemtheyt end eeuwich verdriet<br />
maer de ghuene die zullen gheleert zyn daer<br />
30 zullen blyncken als tfirmaments claerheyt claer<br />
huer zaet end huer eere zal niet worden verlaeten<br />
huer Lichaemen / zyn in vreden begrauen der naer<br />
gods ghenaede en bermherticheyt bouen maeten<br />
es tot zynen helighen / thuerlieder baeten<br />
+<br />
zyn anschauwen zullen zyn huutvercoorne verweruen<br />
de doo Rechtueerdich / verdomt donRechtueerdeghe staten<br />
Zalich zyn die dooden / die inden heere steruen<br />
Want zy en zullen voort an te gheenen tyden<br />
5 hongher noch durst Lyden<br />
noch de zonne vp hemlieden niet nederghaen zal<br />
v<strong>van</strong>t tonbevlecte Lammeken thuerlieder bevryden<br />
zal in eeuwich verblyden<br />
hemlieden Regieren inder zalighen ghetal<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 161 r<br />
+<br />
160 v
+<br />
24<br />
10 en tot die Leuende fonteyne daer leeden al<br />
ende god zal ofwasschen haer tranen gheheel<br />
<strong>van</strong> haerlieder ooghen / als in tdoncker dal<br />
druck en gheween word der onzaleghen deel<br />
de Rechtueerdeghe zullen leuen int eeuvvich parcheel<br />
15 huer loon es by den heere / end huer ghedochte Reyn<br />
es byden alder vppersten tschoonste iuweel<br />
hier om zullen zy tRycke der schoonheden pleyn<br />
en die croone der hopen voorwaer Certeyn<br />
cryghen <strong>van</strong>der handt des heeren in erfuen<br />
20 onzaelich al die steruen inder zonden treyn<br />
Zalich zyn die dooden die inden heere steruen<br />
Prinche<br />
Ick zal haer weenynghen zeght dheere / in blyschap verkeeren<br />
vertroosten en verblyden <strong>van</strong> hueren Rauwe<br />
25 god es een Rechtueerdich Rechter / sterck in zyn vermeeren<br />
ende Lydzaem ons god / die ons wilde Leeren<br />
vp dat elck menssche Leuendich vp hem betrauwe<br />
dus sterft inden heere / Tzy man of vrauwe<br />
hu Rekenynghe / wilt effen voor hem ofkerfuen<br />
30 zouct hem ghy zult leuen / want in deerdsche landauwe<br />
Zaelich zyn die dooden / die inden heere steruen /<br />
Credo Videre bono domini<br />
Ie Croy Que les biens ie verray<br />
de dieu / et de ses bons seruans<br />
aprez ma mort / que ie seray<br />
5 Mys en la terre // des viuans<br />
A porta inferi<br />
Dentrer / en la porte infernelle<br />
deliure / les ames des iustes<br />
Seigneur / de puissance eternelle<br />
10 Qui congnois iustes / et iniustes<br />
De profundis clamaui<br />
Des Lieux profundz / et plains dobscurite<br />
ou iay este<br />
et suis comme en prison<br />
15 de Coeur piteux deuant ta deite<br />
iay presente<br />
Tant yuer comme este<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
161 v
a ta bonte / faisant mon oraison<br />
Chief de Raison<br />
20 escoute mon blason<br />
de ta maison // ou tu es Roy des Roix<br />
Par ton plaisir / exaulce moy ma voix<br />
Aucteur<br />
25<br />
Nu Laet vvy de doode Rusten inden heere<br />
25 ende wesende den leuende voorts ghedachtich<br />
Totter consten beminders / ick dies eerst keere<br />
oock totten constenaers gheneghen zeere<br />
Elck zal testamentelick wat zyn verwachtich<br />
Eerst<br />
Dertienen Vanden helighen gheeste<br />
Iaerlicx houdende. een mandaetfeeste.<br />
+ Dees eervveerdeghe notable dertien ghildebroeders<br />
iaerlicx vpden wittendonderdach onderhouden zy<br />
tsheeren avendmaels ghedyncknesse milde // voeders<br />
daer Rhetoriciens begroet zyn tcommene by<br />
5 dese ion ick Refereynen ghemaect by my<br />
ende tanderen tyden tdien daeghen ghelesen<br />
ontfaetse danckelick myn mebroeders ghy<br />
meghildebroeder in tghemeene ghezelschap / vry<br />
metten andren / zalt een ghedynckenesse wesen<br />
Refereyn<br />
Euangelion Iohannis .13. o<br />
Voor den feestdach <strong>van</strong> paesschen / stonde ten * pas<br />
Iesus wetende / dat zyn huere ghecommen was<br />
dat hy ** huut dees weerelt zou / totten vadere ghaen<br />
15 en de zyne Liefhebbende / eensdeels ghenas<br />
oock alle die de weerelt mocht hebben bevaen<br />
tot thende toe / met liefden / by heeft ze ghestaen<br />
End alst maeltyd des avonds was worden beseuen<br />
doe de vyand had ghezonden int herte zaen<br />
20 <strong>van</strong> Iudas scharioth / zyn discipel ghescreuen<br />
dat hy iesum zyn meester / verRaen zou int leuen<br />
iesus wetende / dat de vadre / huut themelsche conduut<br />
alle dynck in zyn handen/ hem hadde ghegheuen<br />
* ‘t’ over een ‘n’ geschreven (oorspronkelijk: ‘stonden’).<br />
** ‘hy’: oorspronkelijk ‘hu’; laatste been <strong>van</strong> ‘u’ verlengd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 162 r
26<br />
ende dat hy <strong>van</strong>den vadre gheghaen was huut<br />
25 en tot god ghaet / Es <strong>van</strong> tavondmael ouerluudt<br />
vpghestaen / en leyde neder zyn cleederen daer<br />
ende als hy / diet al tzynder wille besluut<br />
eennen Lynin douck/ hadde ghenomen voorwaer<br />
zo heeft iesus / hem willen schorten / der naer<br />
30 en watre int becken ghedaen naer tbetamen<br />
en beghonste oetmoedelick daer openbaer<br />
zyn disciplen voeten te wasschene tsamen<br />
+<br />
en te drooghene / hy hooghst bouen alle Namen<br />
met den Lynin douck / daer hy gheschort was mede<br />
tot symon petrus quam iesus / daer int verzamen<br />
ende pieter zeyd hem / met verwonderlichede<br />
5 heer / hoe wascht ghy my die voeten? / ick hebs onvrede<br />
pieter mochte dies dyncken / tzyn hooghe secreten<br />
iesus heeft gheandwoordt / en gheseyt hem tdier stede<br />
Dat Ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />
Tot Iesum zey pieter / ghij en zult hoet gheschiet<br />
10 inder eeuwicheyt wasschen myn voeten niet<br />
ende iesus heeft gheandwoord / hem allen by<br />
pieter eist dat ick hu niet en wassche ziet<br />
gheen deel zo en zult ghy dan hebben met my<br />
Pieter zeyd hem / och heere Liefuer dant zoo zy<br />
15 wascht ooc handen end hooft / niet myn voeten alleene<br />
die ghewasschen es / die en behouft niet / dat hy<br />
zyn voeten wassche / zey iesus / maer es gheel Reene<br />
Ende ghy zyt Reyn / maer niet al int ghemeene<br />
hy wist vvie twas / die hem zou verRaeden eer lanck<br />
20 dies zey niet al Reyn zyt ghy / groot en cleene<br />
dus * naer twasschen haer voeten / hy god / en menssche Cranck<br />
heeft zyn cleedren ghenomen / Twas zoo zynen danck<br />
ende weder an die tafel / ghezeten almachtich<br />
heeft gheseyt wederomme / weit ghy vry en vranck<br />
25 vvat ick hu ghedaen hebbe / die my noomt eendrachtich<br />
meester heere / en ghy zeght wel / want ick bemt warachtich<br />
dies heb ick my int wasschen huwer voeten ghequyt<br />
heere en meester / zo weist oock elck andren indachtich<br />
dat ghy deen des anders voeten oock wasschende zyt<br />
30 v<strong>van</strong>t ick heb hu een exempel / ghegheuen ter tydt<br />
om zoo ick hebbe ghedaen / zoud doen neerstich zeere<br />
want voorwaer voorwaer / hu segh ick ter weerelt wydt<br />
die knecht es niet meerdere / dan zynen heere<br />
* Oorspronkelijk ‘duer’; ‘s’ over ‘e’, ‘r’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 162 v
27<br />
noch den apostel niet meerder es nemmermeere<br />
35 dan die hem ghezonden heeft / dus hoe ghezeten<br />
ouerpeynst iesus woorden / voornoomt tallen keere<br />
Dat Ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten /<br />
++ Eist dat ghy dit weit / heeft iesus ghesproken voort<br />
zalich zyt ghy / eist dat ghy dat doet / maer hoort<br />
Ick en zegghe niet <strong>van</strong> hu allen mids desen<br />
want ic weet myn huutvercoren / maer vp dat elck woord<br />
5 der heligher schriftueren vervult zoude wesen<br />
die brood met my eit / heeft Ieghens my vpgheresen<br />
zyn hielen / hu nv zegghict / eer dat gheschien zal<br />
vp dat / alst es gheschiet / vvie contrarie Lesen<br />
dat ict bem / ghy dan wel / mueght gheloouen al<br />
10 voorwaer voorwaer zey noch Iesus int eerdsche dal<br />
die daer ontfanct / wien dat ick zal zenden<br />
ontfanght my / en die my ontfanght in zyn ghetal<br />
ontfanght hem die my ghezonden heeft zonder henden<br />
zyn disciplen / tverstandt / hier of doncker noch kenden<br />
15 end als iesus dees woorden heeft willen ontlaeden<br />
als ghestoort inden gheest / heeft gheseyt tdier benden<br />
voorwaer voorwaer zegghick hu zonder verspaeden<br />
dat een <strong>van</strong> hulieden my zal verRaeden<br />
zyn disciplen/ viel dit int hooren onzochte<br />
20 elck andren anziende / verwondert zulcker daeden<br />
want twyffelden <strong>van</strong> wien dat hyt zegghen mochte<br />
dit te wetene inwendich / Beroert elck wrochte<br />
Nu daer was een <strong>van</strong> iesus discipelen goet<br />
die in iesus schoot Ruste / dies pietere dochte<br />
25 dien te wynckene / end heeft hem gheseyt metter spoet<br />
<strong>van</strong> wien eist / <strong>van</strong>den welcken hy zegghynghe doet<br />
pieter hadde iesus woorden / noch niet vergheten<br />
maer onderzochtse / als hy sprack met woorden zoet<br />
Dat ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />
30 Dus als dese / die vp iesus borst / Ruste inden schoot<br />
den welcken iesus lief hadde Tot inde doodt<br />
zeyd hem heere / wie eist / iesus andwoorde gent<br />
die eist / die ick zal Reecken dit ghedopt broodt<br />
end als hy tbroodt ghedopt hadde / zy al omtrent<br />
35 heeft ghegheuen iudas symon schariothis bekent<br />
maer naer de brocke vpquam hem een groot ghequel<br />
v<strong>van</strong>t in hem es Sathan / gheghaen en belendt<br />
dies zeyd hem iesus / dat ghy doet / doet haestelick snel<br />
+ Fol. 163 r, r. 35 ‘iudas ... schariothis’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 163 r
28<br />
+ <strong>van</strong> dier zaeten / Nyemandt verstondt dit wel<br />
waer om hyt zey / want zommeghe meenden dien dach<br />
mids dat iudas de buerse drough / en nyemandt el<br />
dat iesus hem zey / Coopt / datter behouuen mach<br />
5 totten feestdach / of dat hy / zoo hy meer plach<br />
den aermen zoude gheuen / wat / onghecesseert<br />
daer om als de brocke / in hem ontfanghen lach<br />
es huutgheghaen terstond / en twas nacht gheordonneert<br />
// Nu es de zuene des mensschen gheclarificeert<br />
10 en god oock / in hem zey Iesus vp dat termyn<br />
hy sprack voorts noch / die alle herten grondeert<br />
kynderkens een weynich / zal ick noch met hu zyn<br />
ghy zult my zoucken / maer zoo ick dat iuedsche venyn<br />
heb gheseyt / daer ick ghae / ghy niet commen en mueght<br />
15 En zeghu nv / een nieu ghebodt gheef ick hu fyn<br />
dat ghy elck andren lief hebt / huut tshertsen iuecht<br />
daer in zullen zy / al kennen By dier liefden duecht<br />
dat ghy zyt myn disciplen / voor de waerheyt ghesmeten<br />
end eist dat ghy deen den andren met Liefden verhueght<br />
20 Dat Ic doe / Weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />
Prinche<br />
Als Iesus dus ghezaeyt hadde der Leerynghen zaet<br />
Symon pieter zeyd hem heere / waer eist dat ghy ghaet<br />
daer ic ghae / mueght ghy my / niet volghen nv<br />
25 zey iesus/ maer naermaels in een anderen staet<br />
zo zult ghy my volghen / dat belouick hu<br />
Pieter zey dies / met eenen ongheRusteghen gru<br />
Waeromme machic hu nv niet volghen dan<br />
clouck zal ick hu byblyfuen / niet vreeseloos schu<br />
30 maer myn leuen voor hu stellen / heere / daer ick can<br />
iesus heeft gheandwoord / hoe zult ghij Man<br />
hu leuen voor my stellen dat word noch wondre * /<br />
voorwaer voorwaer zey iesus / hu zegh ick An<br />
die haene zal niet craeyen / zyt dies oorcondre<br />
35 voor dat ghy my / zult Loochenen driewaerf byzondre<br />
Pieter mochte dies betruert zyn vul ouerghemeten<br />
++<br />
en den Reghel ouerpeynsen <strong>van</strong> bouen tot ondre<br />
Dat Ic doe weit gy nv niet / maer zult naermaels weten /<br />
Ghelesen Witte donderdaghe .25. Maerte<br />
xv C neghenendertich Ten huuse<br />
5 <strong>van</strong> Ian Van oost. doe proost /<br />
* ‘re’ in ‘wondre’ is over ‘er’ geschreven.<br />
+ Fol. 164 r, r. 5 (naam), 28 ‘Dat ... Lichame’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 163 v<br />
+ 164 r
Ander Refereyn<br />
29<br />
In dien tyden iudas iscarioth gheNaemt<br />
een <strong>van</strong>den twaelf disciplen iesu christi voorwaer<br />
ghijnck huut totten princhen der priesteren verzaemt<br />
10 vp dat hy iesum zoude verRaeden der naer<br />
en sprack wat wilt ghylieden my gheuen claer<br />
end ick zal hem hu leueren zonder Respyt<br />
zy boden hem dertich zelueren pennynghen daer<br />
belouende hem tghelt / ende worden verblydt<br />
15 Ende iudas voort an alsdoe <strong>van</strong> dier tydt<br />
zo zocht hy bequaemheyt omme dat hy<br />
zou verRaeden en leueren iesum ghebenedydt<br />
/ ende daer naer alst avendt gheworden * was by<br />
ende doe die huere gheCommen was vry<br />
20 iesus zat nedere int avendmael tdier stede<br />
voor zyn verscheeden wildhyt zoo doen / ende zy<br />
zyne twaelf apostolen zaeten met hem mede<br />
ende zeyde tot hemlieden huut een Liefmoedichede<br />
hertlick heeft my verlanght / tpaeschlam huut liefden groot<br />
25 met hulieden tetene / eer ick lyde / thuwer vrede<br />
hy nam tbrood / danckende / ende brack dat broodt<br />
hy ghaft hemlieden / ende zeyde zoot zyn wille ghebood<br />
Dat es myn Lichame / dat voor hu word ghegheuen<br />
neimt end eit sprack hy / voorziende tonser noodt<br />
30 en doet dat tmynder ghedynckenesse int leuen<br />
danckende heeft iesus den keilct vpgheheuen<br />
ende ghaf hemlieden dien / en zy droncker omtrent<br />
al te zamen daer huut / en zey hemlieden ghebleuen<br />
+<br />
dit es myn bloedt des nieuwe testament<br />
dat voor vele ghesturt word / diet gheloofuich kent<br />
als zy dus an tafel zaeten / beclaeghdhy huut ghenaeden<br />
en sprack / voorwaer zegh ick hu / dit int herte prent<br />
5 Een <strong>van</strong> hu / die myn brood eit / zal my verRaeden<br />
10<br />
Iesus christus kender huerlieder hertsen gronden<br />
wiste wel wie <strong>van</strong> hemlieden was den persoon<br />
Claeghlick mocht hy dies wel zegghen ten zeluen stonden<br />
Ick bem hu beschermer / ende zeer groote Loon +<br />
die almachteghe god <strong>van</strong>den hemelsschen troon +<br />
god <strong>van</strong> Abraham <strong>van</strong> isaac / ende iacob ghepresen<br />
die heere god dyns vaders / ialours zonder gheCroon +<br />
voor my en es gheen god ghevveest gheresen +<br />
* ‘gheworden’: oorspronkelijk ‘ghecommen’; ‘commen’ is doorgehaald, ‘worden’ interlineair<br />
bijgevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 164 v<br />
+<br />
Genesi 15.<br />
+<br />
Exodi 3. ende .20.<br />
+ Genesi 46<br />
+ Esai 43
30<br />
zo en zalder oock naer my gheen ander wesen<br />
15 ick ick bem die heere / die beveelt en ghebiedt<br />
Ick hebt vercondicht / end hu gheholpen bouen desen<br />
en behaluen my / en esser gheen zalichmaecker ziet<br />
gheen vreimde god / esser onder hulieden niet<br />
ghy zyt myne ghetughen / dat ick god bem ghebleken<br />
20 ick bem gheweest / eer dat den dach es gheschiet<br />
een gherechtich god / hulieden noyndt ter nood bezweken<br />
Al wat proffyttelick es Leer ick hulieden spreken +<br />
hulieden heb ick eennen cleenen tydt verlaeten<br />
maer met grooter bermherticheyt thuwaerts ghestreken<br />
25 wild ick hu tot my vergaderen huut Charitaeten<br />
ick hebbe een cleene tydt / hu mensschelicke staeten<br />
doe ick toornich was / iae maer een ooghenblick tyds<br />
myn aenschyn <strong>van</strong> hu verborghen / maer thuwer baeten<br />
met eeuwegher ghenaeden ontfaermt / dats meer proffyts<br />
30 die berghen zullen eer wycken wyts ende zyds<br />
eer myn goedertierenheyt zou <strong>van</strong> hu wycken crachtich<br />
v<strong>van</strong>t hebhu / hulieden om weeren veel haet ende Nyds<br />
met eeuwegher Liefden bemindt eendrachtich +<br />
ick verkiese hulieden / ende niet verworpe mesachtich<br />
35 Ic houd hu metter Rechter handt in myne paeden<br />
nochtans zweer ick by myzeluen / als god almachtich<br />
Een <strong>van</strong> hu die myn broodt eit / zal my verRaeden /<br />
+<br />
Contemplatiuelick mueghen wy voorts contempleren<br />
dat iesus dede zyn Apostolen menich goet vermaen<br />
te Rechte mueghende wel zegghen in tclachtich ordonneren<br />
O myn volck myn volck wat heb ick hu ghedaen +<br />
5 oft waer mede gheweist hu hinderlick zaen<br />
die peynse vp hu ghepeynsen der vreden Reene<br />
ghy zult my AnRoupen ende ghij zult ghaen +<br />
my bidden / end ick zal hu verhooren ghemeene<br />
ziet ick wil een nieuwe dyngh doen / vry niet cleene<br />
10 wat den menssche zy onmueghlic / ic dat al vermach +<br />
Ick bem deerste en die laetste / end eene god alleene<br />
zonder my mueght niet doen / doe ick hu ghewach<br />
bekent dan dat ick god bem / die alle dyngh oynd zach<br />
die bem hu zalicheyt hu deel / end hulieder Erfgoedt +<br />
15 die hu helicht / huwen troostere nacht ende dach +<br />
ick sterck hu ic help hu / wyct dies niet weist ghemoet +<br />
ick zegghe dat ghy goden zyt / ende thuwer spoet<br />
kyndren / der alderhooghsten bekent altemale +<br />
ick heb hulieden als kynderen vpghevoedt<br />
20 maer ick weet myn huutvercoorne in dhemelssche zale +<br />
Ghylieden die myn wet/ Tsaemen int generale<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai 45. ende 48. .54.<br />
+ iere / 31<br />
+ 165 r<br />
+ Miche .6.<br />
+ iere 29<br />
+ Esai 43.<br />
+<br />
Psal 34<br />
+<br />
Nu / 18<br />
+<br />
Esai 51 .41.<br />
+ Psal .81.<br />
+ Esai primo
31<br />
in huwer herten draeght / blyft doch eendrachtelick voort<br />
ziet ick verbreede die vrede by hu / en tprincipale<br />
ick wil hu troosten / ghelyck die moeder onghestoort<br />
25 haer kyndt troost / zegh ick hu als warachtichste Woordt<br />
ick can dooden en Leuendich maecken groot ghetal<br />
int middel <strong>van</strong> hulieden bem ick / als die dient / hoort +<br />
groet elck andren met een paeyscussen int eerdsche dal +<br />
alle vleesch om my taenbedene Commen zal +<br />
30 Weist ghetrauwe totter dood dies / zonder verspaeden +<br />
Want noch eens zegh ick hu Myn apostolen al +<br />
Een <strong>van</strong> hu die myn broodt eit / zal my verRaeden /<br />
Prinche.<br />
++ E n met dat iesus christus hadde twoord ghesproken<br />
D at een <strong>van</strong> hemlieden hem zou verRaedende zyn<br />
E s inden disciplen worden droufheyt beloken<br />
W ant yeghelick beghonste spreken vp dat termyn<br />
5 A ls zegghende / heere Bem Ict / iesus andwoorde fyn<br />
E en eist <strong>van</strong>den twaelfuen / die met my inden schuetel tast<br />
R echts tes waer / sprack iesus tgodlic claer aenschyn<br />
D us <strong>van</strong> hem ghescreuen staet / ghaet hy vast<br />
DE zuene des mensschen // maer wee quetslick dien ghast<br />
10 D uer welcken tsmensschen zuene ter iuedscher schare<br />
E erst verRaeden zal worden / Beter waert hem ghepast<br />
N oyndt dat die menssche gheboren en ware<br />
E n iudas andwoorde / die hem verRiedt int openbare<br />
stoutlick sprekende / Als een zonder mesdaeden<br />
15 ende sprack meester bem ict / iesus sprack in tclare<br />
ghy hebbet Recht gheseyt / dus voor den zondare<br />
Een <strong>van</strong> hu die myn broodt eit / Zal my verRaeden<br />
Ghelesen Witte donderdaeghe .28. Maerte<br />
xv c Zeuenenveertich Ten huuse<br />
20 <strong>van</strong> Matheeus De<br />
Queestere. /<br />
Ander Mandaet Refereyn<br />
ick witdonderdach Lesen wilde<br />
Ten huuse ionstich Certeyn<br />
<strong>van</strong> Andries De Wilde +<br />
Voor den Feestdach voor paesschen iesus christus almachtich<br />
wetende / dat zyn huere ghecommen was by<br />
dat hy ouerReysen zoude Liefmoedich eendrachtich<br />
huut deser weerelt / Totten vadere / Als * hij<br />
30 de zuene / hadde lief ghehad / de ghuene / zy<br />
+ Fol. 165 v, r. 24 jaartal in margine onderstreept.<br />
* ‘Als’: ‘A’ over ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
deute /32<br />
+<br />
Luce 22<br />
+<br />
.2. corin vltimo<br />
+<br />
Esai 66<br />
+<br />
Apo / 2<br />
+ 165 v<br />
+<br />
Witdonderdach .3. a<br />
April .1549.
32<br />
die inder weerelt waeren / Liefmoedeghe leerynghe<br />
heeft hemlieden vercondicht / teender troostbaerheyt vry<br />
+<br />
om verlichten huerer herten huut benauder verzeerynghe<br />
Kynderkens noch een Lettel tyds in vermeerynghe<br />
sprack hij bem ick met hulieden / en zult my zoucken Reyn<br />
ghelyck Ic den Ioden zeyde / doe ick thuwaerts keerynghe<br />
5 daer ick henen ghae /en mueghdy niet commen Certeyn<br />
end hulieden zegh ick nv / int eerdsche Pleyn<br />
Een nieu ghebod gheef ick hu om voort an beghinnen<br />
ghelyck ick hu hebbe lief ghehad / naer den zelfsten treyn<br />
dat ghy zoo elck andren liefhebt / ende wilt Beminnen<br />
10 daer in zullen zy alle ter weerelt Binnen<br />
kennen dat ghy myn warachteghe disciplen zyt<br />
Laet hu herten niet ontstelt zyn / noch huwe zinnen<br />
ghelooft ghy in god / in my ghelooft ghy / oock talder tydt<br />
in thuus myns vaders groot almachtich ghebenedydt<br />
15 zyn veel wuenynghen / waert anders ick hadt hu gheseyt<br />
Want ick gha gheel Liefmoedelick zonder Respyt<br />
om hu plaetse te bereedene By dhooghste magesteyt<br />
ende eist dat ick wech ghae duer myn liefmoedicheyt<br />
end hu plaetse zal bereed hebben / thuwer vrede<br />
20 zo com ick wederomme / en zal zonder huwen aerbeydt<br />
hu nemen tot my zeluen / vp dat ghy in warachtichede<br />
mueght zyn / daer ick bem in die hemelssche stede<br />
zoo ick bem die wech de waerheyt ende tleuen mede<br />
nyemandt comt totten vader / dan duer my dats claer<br />
25 en duer ander gheene<br />
Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer<br />
zegh ict oock ghemeene<br />
Zonder my en es gheen god Want bem god der goden<br />
totten hende des weerelts word ick by hu bleuen<br />
30 eist dat ghy my lief hebt onderhoud myn gheboden<br />
ick zal den vader bidden duer myn name verheuen<br />
end hy zal hu eennen anderen troostere gheuen<br />
vp dat die met hulieden inder eeuvvicheit blyfue<br />
Ick en zal hu gheen weesen laeten / maer int Leuen<br />
35 zal ick tot hulieden commen in liefmoedeghen motyfue<br />
+<br />
den trooster end helighen gheest in bedryfue<br />
die den vader zenden zal in mynen name<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 166 r<br />
+ 166 v
33<br />
die zalt hu al leeren / end ingheuen / huwe zinnen vyfue<br />
dat ick gheseyt en becondicht hebbe / thuwer vrame<br />
5 Vrede laet ick hu / Vrede gheef ick hu Bequame<br />
ick ghae ende comme tot hulieden / Waert zaecke<br />
dat ghy my lief hadt / Alsoot wel betame<br />
zo zoud ghy hu verblyden in myne spraecke<br />
dat ick totten vader ghae / ick die in Liefden blaecke<br />
10 v<strong>van</strong>t de vader die es meerder / dan ick bekent<br />
Nu voortan / tot dat ick by myn vader gheraecke<br />
zal ick niet vele / met hulieden spreken omtrent<br />
Want de prinche deser weerelt comt duusterlick verblendt<br />
end in my en heeft hy niet / staet vp / laets <strong>van</strong> hier ghaen<br />
15 ick bem een warachtich wynstock / vruchtbarich ghespent<br />
ende mynen vader / es den ackerman zaen<br />
Alle Rancken die in my gheen vruchten ontfaen<br />
zal hy afnemen / end alle die vruchten voortbrynghen<br />
zal hij zuueren / vp datter worden meer vruchten ofghedaen<br />
20 ghylieden zyt nv zyne / om dat woordt int omRynghen<br />
dat ick hu ghesproken hebbe / onder andere dynghen<br />
blyft in my / en tot myn liefde wilt hu dwynghen<br />
ick bem den wynstock / en ghylieden de Rancken daer<br />
int dal <strong>van</strong> weene<br />
25 Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer<br />
zegh ict oock ghemeene /<br />
Om mynen name / sprack christus voort Liefmoedelick<br />
<strong>van</strong> allen mensschen Benydt en ghehaet zult wesen<br />
end een haer <strong>van</strong> huwen hoofde / ghelooft dat spoedelick<br />
30 en zal niet verloren ghaen beloof ick ic hu / mids desen<br />
in hu lydzaemheyt besitten zult / hu zielen ghepresen /<br />
ghedynct myns woords / dat ick hebbe ghesproken<br />
en nv ghae ick tot hem / groot in liefden gheResen<br />
die my heeft ghezonden huut zyn hemelssche beloken<br />
35 Tes oorboirlick dat ick ghae / hu leedt word ghewroken<br />
v<strong>van</strong>t eist * dat ick niet en ghae / om weerelt zonde dommen<br />
voorwaer zeghick hulieden / hoe sathans cracht ghebroken<br />
zo en zal den vertroostere / Tot hulieden niet commen /<br />
+<br />
maer eist dat ick wech ghae / en zynde vpgheclommen<br />
zo zal ick hem tot hulieden zenden ter noodt<br />
end als die zal ghecommen zyn / zyn last vulsommen<br />
zal hy de weerelt straffen / <strong>van</strong>der zonde groot<br />
5 Voorwaer ghylieden zult screyen / en weenen voor hu doodt<br />
en ghylieden zult bedrouft zyn die met my verhuegden<br />
* Vóór ‘eist’: ‘ick’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 167 r
34<br />
zonder my mueght ghy doen gheenderhande exploot<br />
maer huwe droufheyt die zal verkeeren in vruechden<br />
ick bem <strong>van</strong>den vader vul Liefmoedeghe Iuechden<br />
10 huutgheghaen / en ghecommen inder weerelt Logieren<br />
wederom verlaet ick de weerelt / omme meer duechden<br />
ende ghae totten vadre huwe plaetse verchieren<br />
ziet de huere es ghecommen / by voorgheschicte * manieren<br />
dat ghy verstroyt zult worden / een yeghelick in tzyne<br />
15 my verlaeten alleene in hulieder hanthieren<br />
maer bem alleene niet / maer de vader es met my / Myne<br />
inder weerelt zult ghy hebben benautheyt / en Pyne<br />
maer betraut / de weerelt heb ick verwonnen ten fine<br />
dus vertroostende zyn disciplen / sprack openbaer<br />
20 iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />
Dat Ic tot hulieden zegghe / Allen menschen voorwaer<br />
zegh ict oock ghemeene /<br />
Prinche<br />
Doe sprack christus Talder liefmoedicheyt ghewuene<br />
25 inden gheest verheuen Totter inghelen schare<br />
Vader / de huere es ghecommen / verclaert huwen zuene<br />
vp dat huwe zuene hu insghelycx verclare<br />
ghelyck ghy hem hebt ghegheuen int openbare<br />
macht ouer alle vleesch in EerdeRycke<br />
30 vp dat alle de ghuene tsaemen Teenegare<br />
die ghy hem ghegheuen hebt / nyemendt en bezwycke<br />
maer het eeuwich leuen gheue / vry <strong>van</strong> verzycke<br />
en dit es dat eeuvvich leuen / zonder eenich Cesseren<br />
dat zy hu bekennen / als gheen huwer ghelycke<br />
35 den eeneghen warachteghen god int domineren<br />
ende oock den ghuenen kennen int Accorderen<br />
+<br />
die ghy ghezonden hebt / iesum Christum goet<br />
helighe vader // zoo was christus godsvruchtich contempleren<br />
Bewaertse in huwen name / en de handt niet of en doet<br />
die ghy my ghegheuen hebt / vp dat zy thuwer spoet<br />
5 mueghen een ghelyck wy zyn / int toecommende termyn<br />
end heeft voorts gheseyt / tot zynen discipulen vroedt<br />
Ghy weit dat naer twee daeghen / zal paesschen zyn<br />
en de zuene des mensschen / om Lyden groot ghePyn<br />
zal gheleuert worden / om ghecruust tzyne pynlick zwaer<br />
10 ziet toe waect en bidt groot en cleene<br />
* Oorspronkelijk stond er alleen ‘gheschicte’; ‘voor’ is interlineair bijgevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 167 v
35<br />
Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer *<br />
zegh ict oock ghemeene /<br />
Ander Refereyn<br />
Ghelesen Witdonderdach 22. en in<br />
maerte A o xvC drienvichtich<br />
Ten Huse Van Gillis de Cuussche<br />
Iesus christus god en menssche hier inder eerden<br />
metten mensschen wandelende en frequenterende<br />
willende ons sterfmensschelick deed anveerden<br />
20 hy de hooghste <strong>van</strong> weerden<br />
in wien hemelsch eerdsche macht was dominerende<br />
Vp zyn avendmaels dach / was niet Cesserende<br />
zyn disciplen voeten te wasschene Liefmoedich<br />
Symon petrus / wildet niet wel zyn Accorderende<br />
25 huut een Eerebewysynghe / en Liefde gloedich<br />
v<strong>van</strong>t hy kende dat hy was / gheloouende vroedich<br />
de Leuende gods zuene ghebenedydt<br />
iesus heeft hem gheseyt voorzienich Reyn spoedich<br />
gheen deel cryght met my / en ghy niet ghewasschen zyt<br />
30 heere sprack dies petrus vierich inden gheest verblydt<br />
Wilt alsnv niet wasschen dan myn voeten Alleene<br />
maer oock handen end hooft / heere tdeser Tydt<br />
en dheere wiesch huer alder voeten int ghemeene<br />
+<br />
knyebughelick ter eerden voor groot ende cleene<br />
tot een voorbewys onslieden hier int eerdsche dal<br />
end hoe wel / daer onghewasschen en ghebrack gheene<br />
Iesus sprack / Ghylieden zyt Reyn / maer niet Al +<br />
5 Ghylieden zyt Reyn / maer niet al / sprack iesus vry<br />
want wist wie twas / die hem zou verRaedende zyn<br />
daer met dandre Ieghenwoordich der wasschynghe by<br />
was ook me ghewasschen hy<br />
daer om sprack hy / niet al Reyn / zyt ghy vp dit termyn<br />
10 maer ghylieden / die my hebt by ghebleuen fyn<br />
in al myn temptacien / zyt Reyn nv warachtich<br />
om de woorden wille / die ick met een lief aenschyn<br />
hu hebbe ghesproken / daer ghylieden eendrachtich<br />
in gheloofdet / daer huut zyt ghylieden Reyn crachtich<br />
15 ghezuvert en gheReynicht / dus mocht hy doen vermaen<br />
en maecte hemlieden kenlick / zoo hyt was almachtich<br />
* Oorspronkelijk ‘ghemeene’ (cfr. r. 12); doorgehaald en ‘voorwaer’ interlineair bijgevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 168 r<br />
+ Iohan / 13
36<br />
hoe hij hem zeluen wilde helich maecken ghaen<br />
dats hem zeluen vpofferen / om de doodt ontfaen<br />
voor hemlieden / vp dat zy zouden zyn Reyn bekent<br />
20 maer niet al / hier huut doende iesus christus verstaen<br />
dat een yeghelick <strong>van</strong> hem allen doe zynde present<br />
niet baeten zoude zynder passyen Nieu testament<br />
v<strong>van</strong>t hy wiste / Wie huut zynder disciplen ghetal<br />
hem zou verRaeden / daer om / hemlieden allen omtrent /<br />
25 Iesus sprack / ghylieden zyt Reyn / maer niet al<br />
Ghylieden die zyt myn discipelkens vercoren<br />
ghylieden die my wildet gheerne volghen naer<br />
ghylieden Wien ick hebbe myn Rycke toeghezworen<br />
maer een beter ongheboren<br />
30 waer onder hulieden ieghenwoordich int verghaer<br />
ghylieden / die noch Lyden zult veel pynen zwaer<br />
end om mynen name Lyden vervolghynghe groot<br />
ghylieden / Wien ick zal commen vertroosten openbaer<br />
naer dat ick zal wesen verResen <strong>van</strong>der doodt<br />
35 ghylieden / diet al achter liet / schip scharre / net / boot * /<br />
+<br />
Ende zyt my naerghevolght int eerdsche pleyn<br />
hongher durst met my gheleden / gheghaen naect en bloot<br />
ghylieden / die zyt zout der eerden Certeyn<br />
ghylieden / die verwinnen zult Onzuverheyt vileyn<br />
5 ghylieden / wien ick zal in myn Rechter handt scryfuen<br />
ghylieden / naermaels in my gheloouende Reyn<br />
in myn naeme zult ghylieden serpenten verdryfuen<br />
ghylieden / wien ick standvastelick zal byblyfuen<br />
tot thende des weerelts / end hu wel bewaeren zal<br />
10 tot hemlieden naer den gheest <strong>van</strong>den contemplatyfuen<br />
Iesus sprack Ghylieden zyt Reyn / maer niet Al<br />
Prinche<br />
Maer Wylieden vast gheloouende in christo eersame<br />
Als ghedoopt en ghewasschen in zyn dierbaer bloedt<br />
15 zyn al tsamen Reyn ghezuvert / elck worden Erfghename<br />
Tonser alder vrame<br />
zynder hemelsche stede deeuwich vpperste goedt<br />
<strong>van</strong> onse zonden gheel ghewasschen inder liefden vloedt<br />
ende <strong>van</strong>der wet des doods zyn wy los ontbonden<br />
20 Eere lof glorie / hem elck dies Anbrynghen moet<br />
die ghewillich wilde draeghen / tzwaer pack onser zonden<br />
hy in wien noyndt smette noch bedroch was bevonden<br />
* Oorspronkelijk ‘boodt’; ‘d’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 168 v
37<br />
als onnoosel Lam An tcruce ter dood ghesleghen<br />
de gheele weerelt wierd ghezuvert duer zyne wonden<br />
25 die Ryfstroomich huutvloeyden gheel tonswaerts gheneghen<br />
wy zyn al Reyn duer hem in zyn bloedt ghedweghen<br />
daer eene druepel bloeds wasser crachtich toe ghenouch<br />
Roupende / Tes al vuldaen Onsen paeys wierd vercreghen<br />
hy die oetmoedich totter doodt onse qualen drouch<br />
30 Laets ons zeluen zuuer schicken in al ons ghevough<br />
houden dhandt anden plough // <strong>van</strong> Lyden<br />
En besnyden<br />
Onse herten <strong>van</strong> alder onReynicheyt mespresen<br />
++<br />
Gheel in Liefden Laet inwendich schoon blycken vrouch<br />
De Cuussche Reyn <strong>van</strong> herten / zullen * zalich wesen<br />
en ten fine / Als wy worden <strong>van</strong>der doodt verResen<br />
vvy metten al nietzaleghen vallen inden helsschen wal<br />
5 ende daer openbaer dan / Ter causen <strong>van</strong> desen<br />
niet gheseyt / Ghylieden zyt Reyn / maer niet al.<br />
Refereyn in tmandaetbancket ghelesen<br />
<strong>van</strong> ghysbrecht buuck doe proost<br />
hebbende / der mede / myn oorlof Bewesen **<br />
vvie anders wedde Certeyn hy verloost<br />
maer mocht ghebueren / ende vroost<br />
eens zo stranghe/ dat de hateconsten faelgierden<br />
daer zyn ***<br />
noch consten inden gheest ghedoost<br />
die myne Musae / dan gheerne hanthierden<br />
ende ieghens Rhamnusia sterck Banierden /<br />
3. a april .1560.<br />
Refereyn. +<br />
Hoort ghy ghenoode Van christo ghebenedydt<br />
een yeghelick ziet toe in dees bequame tydt<br />
20 dat hy zyn vaetken bezitte / dats therte claer<br />
met helichmaeckynghe Prysweerdich verblydt<br />
ende niet met lust der begheerlicheyt zwaer<br />
ghelyck alsoo dat die heydenen volghden **** naer<br />
die god den heere / niet en hebben ghekendt<br />
25 god heeft ons niet gheRoupen in onReynicheyt / maer<br />
tot helichmaeckynghe / zuver Reyn vpghespent<br />
vvascht hu herte dies / eer ghij hem / comt omtrent<br />
word ghewasschen / maect hu weerdich zonder ofscheeden<br />
hu qua ghedochten (zeght dheere/) <strong>van</strong> myn ooghen zendt<br />
30 Rust <strong>van</strong> quaet te doene / Leert weldoen verbreeden<br />
+ Fol. 169 r, r. 15 en nota in margine onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘zullich’; ‘ch’ doorgestreept, en uit ‘i’ ‘en’ gevormd.<br />
** Oorspronkelijk ‘wesen’; ‘Be’ interlineair bijgevoegd.<br />
*** Oorspronkelijk ‘es’, dat doorgehaald is; ‘zyn’ interlineair bijgevoegd.<br />
**** Oorspronkelijk ‘volghen’; ‘d’ bijgevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 169 r<br />
+<br />
Dertich maerte metten<br />
Bril Dichtende ghevroomt<br />
Ende ghelesen / naer consts<br />
wetten drie april Ter feeste<br />
voornoomt / .1560.
38<br />
+<br />
Wilt gheen Iock metten onweerdeghen leeden<br />
want wat ghemeenschap / es der Rechtueerdichede<br />
dats huer met onRechtueerdicheyt mach becleeden<br />
of wat ghemeenschap heeft tlicht met duusterheyts zede<br />
5 oft wat ouereencommen heeft Christus mede<br />
met Belial inde diephelssche duwieren<br />
of wat deel es den ghelooueghen in huer vrede<br />
met der onghelooueghen onweerdich hanthieren<br />
Gheenssins! / Elck es partyelick des anders manieren<br />
10 wie onweerdich wandelt / zal besmettynghe winnen<br />
nyemandt mach twee heeren dienen in zyn Regieren<br />
oft zal den eennen haeten ende dander beminnen<br />
ghy en mueght god niet dienen gheRust <strong>van</strong> zinnen +<br />
en den vyandt tsRycdoms / zoo tzynder tafel keren +<br />
15 zoo hyt willende ghebood +<br />
daer ghy tbrood des leuens / bereed vyndt binnen +<br />
dus schict hu weerdich Want <strong>van</strong> int beghinnen<br />
Wie onvveerdich dit brood eit / oordeele hem zeluen dood<br />
Naer Paulus Leeren<br />
20 Als ghy dit Brood eit / om Christus dood ghedyncken<br />
ghy en mueght den keilct des heeren niet dryncken<br />
ende den keilct des vyands / oock ne gheenssins ziet<br />
schuut babylons dranck Christus zal hu schyncken<br />
in tsacramentalic brood / zyn vleesch en bloedt om niet<br />
25 Laet hu lendenen zyn Reyn vpgheschort gheschiet<br />
end huwe Lantheerne in dhandt wilt brynghen<br />
met tclaer lichtende licht <strong>van</strong> Liefden / En vliedt<br />
<strong>van</strong> die quaet doen / Want zy smeden quaede dynghen<br />
vvilt hu weerdichlick dan tsheeren tafele dwynghen<br />
30 maer comtter niet als Oza / te gheenen stonden<br />
de Aercke wildhy met onzuver handen OmRynghen<br />
dies wierd <strong>van</strong>den heere Rasch versleghen bevonden<br />
Te meer/ eist dan om vreesen / huuter Liefden gronden<br />
onweerdich te nuttene Ondancbaerich ghemoet<br />
35 met bevlecter conscientie verhart in zonden<br />
tlichaem christi in tbrood / zynde zyn vleesch en bloedt /<br />
+<br />
Want zo wie zoo ons paulus vvaerschuwynghe doet<br />
dat / eit of drynct onweerdich / niet naer den betame<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 169 v<br />
+<br />
.A.<br />
+<br />
.C.<br />
+<br />
.B.<br />
+<br />
.D.<br />
+ 170 r
die/ eit en drynct hem zeluen / dat oordeel onvroedt<br />
en zal schuldich zyn des bloeds ende tsheeren Lichame<br />
5 dus elck menssche prouf hem zeluen Alvooren bequame<br />
eer hy zal willen weerdich tot tsheeren tafle ghaen<br />
en nutte dan <strong>van</strong>den broode / duer christus Name<br />
en dryncke <strong>van</strong>den keilcte / om zonden quyctschel ontfaen<br />
daer ghy anderssins onweerdich / als hooghlic mesdaen<br />
10 comt zo zwaer zondich groot<br />
En ghelooue hope Liefde / in hu niet vermeeren<br />
als onweerdich ten Rechterstoele christi zult staen<br />
v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> stonden an gheRynghe haestelic zaen<br />
Wie onvveerdich dit Brood eit / oordeele hem zeluen doodt // naer etc a<br />
39<br />
15 Vp dat. elck om dit brood eten best weerdich zy<br />
bouen allen wercken die huutwendich doen wy<br />
zo moeten wy ons zeluen inwendich ontwercken<br />
ons tselfs te buten ghaende / als eeghin onvry<br />
ons Rekende / en maeckende / een niet tallen percken<br />
20 vp dat wy Christo in tgheloofuich verstercken<br />
anghevesticht worden / end in hem gheEenicht wesen<br />
tzynder tafele duerlaeyt metter Liefden spercken<br />
Om tsacramentalic brood daer eten / naer desen<br />
Als weerdich zyn ghenoode vercoorne ghepresen<br />
25 niet hooghmoedich maer soberlick wys te zyne<br />
altyds zynde bezoorghsaem / inden gheest gheresen<br />
met die eenicheyt des gheests tot allen fine<br />
inden bandt der liefden met werckende Aenschine<br />
onslieden te houdene godsvruchtich eendrachtich<br />
30 vp dat wy ons zeluen tooghen zonder Pyne<br />
als schaepkens christi in ootmoedicheyt warachtich<br />
der welcker schaepkens eeghinheyt sterckcrachtich<br />
es / dat zylieden volghen in werck ende woordt<br />
hueren heerdre ende Leedsman huut weghen duusternachtich<br />
35 maer in tlicht v<strong>van</strong>delende / hem volghen Rechtevoort /<br />
++<br />
Ghedynct oock O mensschen / en Redene oorboort<br />
dat hu leden zyn Een tempel <strong>van</strong>den helighen gheest<br />
die in hu es / en <strong>van</strong> god hebt / huut liefden Accoord<br />
end en zyt hu tselfs niet / dus huut Liefden vreest<br />
5 v<strong>van</strong>t ghy zyt ghecocht / Tsamen minst ende meest<br />
om bezitten Abrahams schoot<br />
met eennen grooten prys / Wilt god dan weerdich Eeren<br />
draeght hem in hu Lichaem / schuut onweerdich tempeest<br />
want tbrood <strong>van</strong> tsheeren tafel / Als een Leuende keest<br />
10 Wie onvveerdich dit brood eit / Oordeele hem zeluen dood<br />
+ Fol. 170 v, r. 13, 16 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 170 v
Naer paulus Leeren<br />
Princhelicke Derthiene<br />
40<br />
Christus God ende menssche / wech waerheyt en Leuen<br />
word gheheeten ende es onslieden ghegheuen<br />
15 als een offrande Tweetzins tonsen onderstande<br />
Te wetene Bebloed ende Onbebloed beseuen<br />
tonsen eeuweghen trooste ghelaeten te Pande<br />
Eerst / heeft hy hem zeluen Een bebloede offerhande<br />
voor ons gheoffert / in tcruce als onnoosel Lam<br />
20 zonder smette / voor onslieden gheleden schande<br />
daer in hy de figuere des paeschlams vulquam<br />
verzoenende zynen vadre / duer tsmensschens val / gram<br />
maer in zyn avendmael / eer hy de dood wilde steruen<br />
heeft ghewilt / dat tzelfde / zoo hy tbrood nam<br />
25 Een onbebloede Offerhande zoude verweruen<br />
vp dat melchisedech offrande in tsweerelts eruen<br />
onder ghedaente des broods en wyn ghecelebreert<br />
haer vulmaectheyt ontfaen zoude / zonder bederuen<br />
en christus blyfuen warachtich priester gheconsacreert<br />
30 naer doordene <strong>van</strong> melchisedech gheordonneert<br />
eens ghestoruen / end int heleghe gheghaen Certeyn<br />
vp een plaetse in tIuedsche landt / zyn gheest gheExpireert<br />
zyn bebloede offrande / daer vulbrocht gheel Reyn /<br />
++<br />
maer hier word menichwaerf in tsweerelts pleyn<br />
zyn onbebloede offrande Gheoffert om Eten<br />
Eens dood gheoffert inde dood des crucen treyn<br />
nv daeglicx / dat wy zyn doods ghedyncken zouden weten<br />
5 Tot mededeelynghe der zaleghe secreten<br />
onzienlick in tbroodt<br />
Buten mensschens verstandt / machtich heere der heeren<br />
in vleesch en bloedt god en menssche onghespleten<br />
menssche prouft hu dies / om tzynder tafel zyn ghezeten<br />
10 Wie onvveerdich dit brood eit / oordeele hem zeluen doodt<br />
Naer Paulus Leeren /<br />
Aucteur<br />
Pieter dezanghere Myn goet Lief ghebuer<br />
Als ick by den Castaengneboome was wuenachtich<br />
15 ion ick een Refereynken / die <strong>van</strong> in zynen fluer<br />
Taelman tslands <strong>van</strong>den vryen was int gheduer<br />
+ Fol. 171 r, r. 16 ‘Taelman ... <strong>van</strong>den’, 25 ‘Supremo ... Regi’, jaartal in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 171 r
41<br />
ende goet onderlyngh payslick eendrachtich<br />
tsghezelschap tshelichs gheest Conyngh gheweest warachtich<br />
daer ick tnaeruolghende te zynder eeren stelde<br />
20 tes Redene ick zyns zy oock ghedachtich<br />
Der xiij. en tshelichs gheests / was een medeghetelde<br />
Refereyn +<br />
Verblydt hu // tes tydt nv // elck gheestich artiste<br />
Iubileert // tryumpheert // met dauid den psalmiste<br />
25 Supremo psallite Regi / dheere lofzangh Biedt<br />
hem vreest // alle gheest // vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />
hy weet // ghereedt // wat in hemel end eerde gheschiet<br />
dat begrepen // en gheschepen * // in tbeghin <strong>van</strong> niet<br />
god drievuldich // die wy schuldich // zyn tanbedene ghemeene<br />
30 duer de wolcken // tallen volcken // hy de herten duerziet<br />
++<br />
god vader / god zuene / god helich gheest / drie / Eene<br />
almachtich // warachtich / Crachtich / zuuer ende Reene<br />
dies mueghen // int verhueghen // wel zegghen telcken keere<br />
wy <strong>van</strong> ons zeluen cleene // vul zonden zwaer<br />
5 Supremo psallite Regi / Zynght Lof den heere<br />
En bes pieter die zaen Ghere ghelt zyn der naer<br />
Maer // volghtse al tIaer /<br />
Hem pryst // die ons wyst // spyst // en daghelicx voedt<br />
die wondere // Ondere // alle natien doet<br />
10 die // onse partie // heeft verwonnen en bedwonghen<br />
Biedt hem danck // met Lofzangh // huter herten goet<br />
Supremo psallite Regi / looft dheere alle tonghen<br />
Gloria in excelsis deo / dinghelen zonghen<br />
hemel eerde // tzynder weerde // en de helsche mede<br />
15 moeten hem // oetmoedich them // knyebughen oude metten Ionghen<br />
want hy es // expres // daer hy wil telcker stede<br />
vry // es hij // ons verlosser end alleene zaelichede<br />
wy zyn knechten // met Rechten // vp dat zyn lof vermeere<br />
mueghen wel tonser vrede // metten conyngh segghen claer<br />
20 Supremo psallite Regi / zynght Lof den heere<br />
En bes pieter die zaen ghere ghelt zyn der naer<br />
Maer // volghtse al tiaer.<br />
Supremo psallite Regi Es tsconyncx devyse<br />
tsghezelschaps tshelichs gheest // meest // datmense pryse<br />
* ‘gheschepen’: tweede ‘h’ over andere letter.<br />
+ Fol. 171 v, r. 5, 12, 23, ‘Supremo ... Regi’, 6 (tekst in humanistisch schrift) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Anno .1551.<br />
+ 171 v
42<br />
25 Supremo psallite Regi / ziet // ghebiedt // zyn onderzaeten<br />
int spoeden // altyds teenen goeden //onderwyse<br />
elcken // by den welcken // men zal wel doen / en tqua laeten<br />
Int beghinnen // alle zinnen // Aerm ende Rycke staeten<br />
Supremo psallite Regi / dhooghsten heere lof zynght<br />
30 hy zal hu // al nv // eeuwich eeuwich thuwer baeten<br />
ghedyncken // int blyncken // daer hem dhemele omRynght<br />
Biedt hem lof // Of // ten minsten hem dancbaerheyt toebrynght<br />
mensschen eerdich // hy eist weerdich // ende pryst hem zeere<br />
wiens wille dat al dwynght // Alle gheesten openbaer<br />
35 Supremo psallite Regi / zynght Lof den heere<br />
En bes pieter die zaen ghere ghelt zyn der naer<br />
Maer // volghtse al tiaer /<br />
++ Princhelick.<br />
Conyngh een huwer esser Cuenyngh der Cuenynghen<br />
Supremo psallite Regi / in dhemelsche wuenynghen<br />
Supremo psallite Regi / neghen Inghelen Chooren<br />
5 Supremo psallite Regi / zonder Ieghenstuenynghen<br />
alle die // ende wie // al dat zyne es oorbooren<br />
Supremo psallite Regi / huwe voysekens laet hooren<br />
dieren visschen / en <strong>van</strong> vueghelen / ghy Nachtegale<br />
Supremo psallite Regi / indianiteghe mooren<br />
10 niet mondich // oorcondich // maer met therte int principale<br />
Supremo psallite Regi / Alle Conynglicke zale<br />
ende by speciale // vp datmer duecht an Leere<br />
al dat aessem heeft inder heligher kercken verghaer<br />
Supremo psallite Regi // zynght lof den heere<br />
15 En bes pieter. Die. zaen. ghere ghelt zyn der naer<br />
Maer // volghtse al tiaer //<br />
Dheer Cornelis breydel<br />
In zynen tyden dekene<br />
Tghezelschaps <strong>van</strong>den helighen gheeste drie Iaer<br />
20 Rhetorica beminder / was oyndt de gheblekene<br />
goet man <strong>van</strong> eeren / om Ieghens te sprekene<br />
Blydechierich inne der Constenaers verghaer<br />
Te dien vpziene / oock als myn goet vriendt<br />
testamentelick teender ghedynckenesse<br />
25 <strong>van</strong> een Refereyn By my gheRhetoricient<br />
inder beste voughen zoot schickelicxst dient<br />
doe hem der mede Ionsteghe schynckenesse<br />
+ Fol. 172 r, r. 3-5, 7, 9, 11 ‘Supremo ... Regi’, 29 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 172 r
43<br />
Refereyn<br />
CORt. Nu. En LIStich BREYDELt hu.<br />
30 Zaelich / es die man die becuerynghe verdraeght +<br />
want als hy zal wesen gheprouft onversaeght /<br />
+<br />
des leuens croone zal hy ontfanghen voorwaer<br />
hier omme / doodt hu leden / zoot den heere behaeght<br />
die vp der eerden zyn vul onCuusscheyt zwaer<br />
schuut / onReynicheyts Lusten / qua begheerten daer naer<br />
5 wandelt naer den gheest clouckgheloouich vailiant<br />
ende die begheerlicheyt des vleeschs / dats claer<br />
die en zult ghy alsdan niet vulbrynghen / want<br />
het vleesch begheert ieghens den gheest in elck landt<br />
en de wysheyt des vleeschs / dat es de doodt<br />
10 wilt worden / niet als beesten dies zonder verstandt<br />
maer bewaert hu zeluen Reyn / ieghens tsvleeschs wederstoot<br />
waect / vp dat ghy valt in gheen temptacien groot<br />
v<strong>van</strong>t eist dat ghy naer tvleesch leift / zo zult ghy steruen<br />
neimt tquade huut hu zeluen wech / zoot word noodt<br />
15 die in tvleesch zyn / zullen gods Rycke niet verweruen<br />
vliedt al oncuussche zeden / in tsweerelts erfuen<br />
Alle zonde / de welcke (hoe buten betame)<br />
die den menssche dood / Tot een anders bederuen<br />
es buten tlichame / maer die oncuusheyts blame<br />
20 doet // die zondicht in zyn eeghin Lichame<br />
werct en staet dies int ghelooue / naer paulus heesch<br />
wie inden vleessche zyn / zyn god niet anghename<br />
Dies Cort nv en listich Breydelt hu ieghens Tvleesch<br />
EerdeRycke zal met verquistende Rauwynghe +<br />
25 verquist worden Ancxstelick met verflauwynghe<br />
ende met beRoouynghe / Berooft wesen<br />
inder weerelt / zult ghy hebben benauwynghe +<br />
wilt worden niet / ghelyck deser weerelt mids desen +<br />
v<strong>van</strong>t vriendschap deser weerelt / die es mespresen +<br />
30 als vyandschap voor god den heere almachtich<br />
en wie vriendt deser weerelt wil zyn gheResen<br />
wordt ghestelt te wesene gods vyandt tweedrachtich<br />
Wilt de weerelt niet beminnen noch wesen achtich +<br />
oock al tghuene dat inne der weerelt es / ziet<br />
35 eist dat yemandt Lief heeft / de weerelt / warachtich<br />
de liefde god des vaders / en es in hem niet /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ iacobi 4<br />
+ 172 v<br />
+ Esai 24<br />
+<br />
iohan 16<br />
+<br />
Roma .12<br />
+<br />
iacobi .4<br />
+ 1 Iohan 2
44<br />
+ Want al dat in de weerelt es / ende gheschiet +<br />
es Begheerlicheyt des vleeschs / en der ooghen mede<br />
hooghmoedicheyt des leuens / dwelck niet / en es yet<br />
huut den vadere / maer hute des weerelts zede<br />
5 de weerelt verghaet / end huer begheerlichede<br />
Maer die de wille gods doet / blyft eeuwich ghemoet<br />
staet vp ende ghaet / hier es Ruste noch vrede<br />
Wyct naer gheen ydelheyt / die gheen baete doet +<br />
maer ghaet duer den wech / der voorzienicheyt goet +<br />
10 ommeghord hu met wysheyt / niet eerdsch bepeerelt<br />
al de weerelt es in tquaede ghestelt onvroedt<br />
Dies Cort en Listich Breydelt hu ieghens de Weerelt.<br />
Laet houeerdicheyt Regieren niet huwen zin<br />
houeerdicheyt es <strong>van</strong> allen zonden tbeghin<br />
15 haet en nydt / zullen wesen verghanghelick zaen<br />
vergheeft / en vergheuynghe wordt hu ghewin<br />
haet dat quaet es / en Bemindt alle goet vermaen<br />
Laet de zonne vp hu gramschap niet onderghaen<br />
want eennen man die gram es / tvvist ontsteict hy<br />
20 wilt den slaep niet beminnen / maer waeckende staen +<br />
wie Ledich es / Aermoe staet hem altoos by<br />
en werct niet / vp datter hu Rycdom huut zy<br />
Begheerlicheyt / es wortele <strong>van</strong> allen quaeden<br />
vergadert huwe schatten inden hemele vry<br />
25 ghulsicheyt en droncke dryncken wilt oock versmaeden<br />
Laet hu cleedren altoos wit zyn in zuverheyts daeden<br />
Laet hu herte onbesmet zyn / staet den vyandt tseghen<br />
v<strong>van</strong>t dheere god Rechtueerdich / oock vul der ghenaeden<br />
zal huwe beschaemtheyt openbaeren en weghen<br />
30 die der weerelt ghehoorzaem niet zyn bedeghen +<br />
maer onRechticheyt gheloouen tot allen tyden<br />
dien zal gramschap ouercommen thuerlieder onzeghen<br />
ende Tribulatie zonder vermyden<br />
Ouer alle zielen der mensschen dan Lyden<br />
++<br />
die quaet doen / En dheere zalder ouer tdien stonde<br />
vier en sulpher laeten Reynen / An allen zyden<br />
Dies Cort en listich Breydelt hu ieghens de zonde<br />
5<br />
Prinche<br />
Wy steruen Alle gader hoe hooghe <strong>van</strong> weerden +<br />
end als water vallen wy inne der Eerden<br />
twelcke dat niet weder en comt noch en keert<br />
wel leuen doet wel steruen die hem zoo gheneerden<br />
maer der zondaeren doodt / es de quaetste vermeert /<br />
+ Fol. 173 v, r. 10-12, 14: eigennamen onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 173 r<br />
+ .1. Iohan 2.<br />
+<br />
Miche /.2<br />
+<br />
.1. Regum 2.<br />
+ prouerbi 20 21<br />
+ Roma 20<br />
+ 173 v<br />
+ .2. Regum. 14
45<br />
10 Caym wierd <strong>van</strong> Lamech versleghen ontEert<br />
ende Abel zynen broeder es ghestoruen wel<br />
de Ionghe thobias in gods vreese gheleert<br />
esser wel in ghestoruen vastbetrauwende snel<br />
Pharao versmoorde met zyn heyrcracht Rebel<br />
15 wiens herte gheel verhart was / Tzynder onbaeten<br />
Chore / dathan / en Abyron / die leden ghequel<br />
verzoncken inder hellen / duer de eerdsche straeten<br />
de menssche weet zyn hende niet / tzy <strong>van</strong> wat staeten<br />
Als een schaeuwe vp der eerden / zoo es ons leuen<br />
20 daer en es gheen vphouden / tpasseert zonder verlaeten<br />
want den byl / es ande wortel des booms vpgheheuen<br />
hier omme waect ende zyt bereedt ghebleuen<br />
want ghy de huere niet en weit Certeyn<br />
dat de zuene des mensschen / onvoorzien beseuen<br />
25 commen zal / en vonnessen gheel tsweerelts pleyn<br />
sterft eer ghy sterft / en maect hu met duechden Reyn<br />
bezitten mueght ghy Abrahams Rusteghen schoot<br />
Vleesch. Weerelt. Zonde. / houden ieghens hu ghemeyn<br />
Dies Cort en Listich Breydelt hu ieghens De doodt.<br />
Die <strong>van</strong> Damme<br />
Myn meesters <strong>van</strong> damme die ick voortyds diende<br />
Alst hemlieden beliefde / ter brugscher Conynghfeeste<br />
++<br />
die wil ick zoot Reden es / houden te vriende<br />
Al wes Ick oyndt voor hemlieden Rhetoriciende<br />
hebben my vuldaen met Liberalen gheeste<br />
Maer vp datse te bet mochten wesen bewaert<br />
5 <strong>van</strong> dontfangh nv de Laetsleden gheIaert<br />
<strong>van</strong> myn Iaerlicx pensyoen / nae doude * vsancie<br />
zo gheef ick hemlieden / hier naer verclaert<br />
By myn eeghin handschrift / generael Quictancie<br />
RefereynWys Quictancie<br />
10 Gheesteghe ghezinde // beminde // ghildebroeders<br />
Artisten // Mineruisten // der Anuntiatien<br />
niet tmywaert // ghy spaert // tzyne milde // voeders<br />
Int openbaere // ghewaere // der voorleden gratien<br />
Paeys vrede // thuwer stede // ionne voor salutacien<br />
15 der naer // tiaer // vruchtbaer // mids dinwoonders neerynghe<br />
daghelicxsche weerelt stept voorts in dominatien<br />
+ Fol. 174 r, r. 23, 24 ‘Van Damme’ onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘naer’; ‘d’ bijgevoegd, gedeeltelijk over ‘nae’, en ‘o’ over ‘r’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 174 r
46<br />
bezouckende Luxurieuse habitacien<br />
al doet de gheluferde groote hertzweerynghe<br />
Nietmin / <strong>van</strong> dien propooste doen voorts dontbeerynghe<br />
20 maer zendhu quictancie zoot wel es <strong>Rene</strong><br />
huut goeder inborst / met ionsteghe vlamme<br />
dus ludende / altyds thuwen dienste gheen spaerlynck<br />
Ontfaen by my Rasch Vp En // Dene //<br />
<strong>van</strong> hulieden dralaerts Van Damme<br />
25 Myn pensyoen <strong>van</strong>den ghezonden haerynck<br />
Aluooren Bedanckende myn heeren <strong>van</strong>der wet<br />
daer naer huerlieder / pensionnaris De Smet.<br />
niet gheerne vulcanitich / hopick tmywaerts tsmedene<br />
al heeft zulck myn esbatement tspelene belet<br />
30 zonder schimp / tgoeder meenynghe was tvpzet<br />
indien de zulcke wel verstonde Redene<br />
Deken ioos Wittebrood ion ick oock te bevredene<br />
+<br />
Wien ick betrauwe myn excuse thebbene ghedaen<br />
der naer Iaques de Cuenync / vruecht te bestedene<br />
als hij blootshooft int vleeschuus zal willen staen<br />
gheerne laet hy de conste Audientie ontfaen<br />
5 gheIonstich / datmer andre tsghelycx naer wene<br />
niet spelende als Lunatyck Smet int gramme<br />
my kennende vernought / <strong>van</strong> alsmen tzee daer vynck<br />
Ontfaen by my Rasch. Vp. En. Dene<br />
<strong>van</strong> hulieden dralaerts <strong>van</strong> damme<br />
10 Myn pensyoen <strong>van</strong>den ghezonden haerynck<br />
Elck ornaet gestich voysich personnaige<br />
Ruistich fraey ghemoet ghecommen vp tstaige<br />
om <strong>van</strong>der daghelicxsche weerelt spelen Tesbatement<br />
die bedanck ick hertelick in tdamssche passaige<br />
15 voorts huerlieder welwillende thuerer ad<strong>van</strong>taige<br />
die ter Conynghfeesten gheern hadden zyn omtrent<br />
Wanen wys zyn / es oock wel een wonderlick student<br />
dat hy tsweerelts bedryf / wil verstaen naer zyn zin<br />
zulck trect * hem an / een zaecke / waer by men kendt<br />
20 dat een es / datmen niet zou betrauwen / zyn der in<br />
Nietmin // daeromme Lietick niet Roeren den kin<br />
om tRynssche Nat ** souffen / wier Ieghens stene<br />
die my gheerne / ten vpstaene gheestich Camme<br />
therte myn / oyndt mesprysende zwaer // dynck<br />
25 Ontfaen by my etc a /<br />
* ‘trect’: ‘t’ over andere letter.<br />
** ‘Nat’: ‘N’ over ‘m’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 174 v
Princhelick<br />
47<br />
Schippermaet danck hu dancbaerich groot<br />
die myn ghezonden haerynck broght met huwen Boot<br />
wel mueght certeyn Een dralaert <strong>van</strong> damme wesen<br />
30 Ick plachse voor vastenavendt hebben tmynder noodt<br />
Broghtse nv inde vasten / maer ghiet gheen zwaerheyts Lood<br />
in tyds was die welghecommen tmynen huse ghepresen<br />
Als hy wil / zal ick helpen zynen durst ghenesen<br />
+<br />
met een drafwaterken goet <strong>van</strong> ghebrauwe<br />
daer Ruebrecht een kender of es <strong>van</strong> desen<br />
dier ons an zal helpen zoo ick best betrauwe<br />
hope hulieden visiteren / naermaels ten anschauwe<br />
5 Rustende gheestich vp de hemelssche Lene<br />
ten avendmale <strong>van</strong>den Apocalipsen Lamme<br />
twelck voor ons inder crucen dood openbaer // ghynck<br />
Ontfaen by my Rasch Vp. En. Dene<br />
<strong>van</strong> hulieden dralaerts <strong>van</strong> damme<br />
10 <strong>van</strong>den Laetsten ende andren ghezonden haerynck<br />
Superscriptie<br />
Eersame wyse discrete Cousyn vriend gheminde<br />
Ioos vvittebrood deken ter damsche statien<br />
tsgheselschaps tsheligh gheests Rhetoricale ghezinde<br />
15 gheseyt / maria ghildebroeders der Anunciatien<br />
dees quictancie / ontfaet by huwer gratien<br />
RhetoriCienen<br />
De gheesten der hoogher Rhetoricale conste<br />
in gheschicter doctrine ofte poetrie<br />
20 huut goeder inborst / en met grooter ionste<br />
<strong>van</strong>den tydt dat ick Rhetoriceren beghonste<br />
wes ick componeirde / Laet ick achtere die<br />
Dat zy ouer my offeren / ick niet en heessche<br />
hoe zoud icker hemlieden oock toe doen vermaen<br />
25 want ick ter weerelt zynde in leuenden vleessche<br />
heb ict niet eens ouer hemlieden ghedaen<br />
Nietmin doen zyt / danck moeten zy ontfaen<br />
ende zonder bezwaer<br />
Ion ick elck zonderlynghe waer zy ghaen of staen<br />
30 Tnaerghescreuen dichtken te volghene naer<br />
in tleuen Claer /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 175 r
48<br />
[Mindt Als deucalion Rechtueerdichede]<br />
++ Mindt Als deucalion Rechtueerdichede<br />
Leeft naer dyana / zuuerheyt pachtende<br />
vreest Lycaons wreedheyt / Eerd Ruste en vrede<br />
slacht Argus / met hondert ooghen wachtende<br />
5 vveist in huwe domheit niet Phaeton slachtende<br />
Aglauros afionsticheyt / wilt <strong>van</strong> hu stieren<br />
vp Cadmus vromicheyt / zyt gheestlick achtende<br />
verCrachtende<br />
Tsatanitich serpent / der helsscher duwieren<br />
10 Wapent hu ieghens Cupido banieren<br />
dat ghy Narcissus niet en ghelyct<br />
vvilt altyds Bachus Redenmatelick vieren<br />
dat hu Mars Lanche doch niet bestryct<br />
Ceres hu voedsel by maeten bedyct<br />
15 Regiert als Phoebus * huwe waghene wel<br />
ende niet als Bathon ghierigh verRyct<br />
vliedt Jupiters blexeme Ten es gheen spel<br />
Want Charons sceepken / es wachtende snel<br />
om hu by Plutho met blyder Mare<br />
20 ouer te voerene / Noyndt zaecke zo fel<br />
dan te commene in dhelssche vierschare<br />
Schuut duusternachticheyt. Wandelt int clare<br />
Ionghe RhetoriCienen<br />
Ghy edelionghe gheesten ingenieuselick<br />
25 Rhetorica disciplen Amoureuselick<br />
volght herodotus ende Tucidides naer<br />
wint den Laurier palmtack victorieuselick<br />
stelt Liefuelick hoosch Reyn curieuselick<br />
zoo Callisthenes als goet mercuriste claer<br />
30 isocrates / ende Naucrates voorwaer<br />
consten huerlieder Reden gheestich fraey Couchieren<br />
Lysippus inde oratorie was Cloucbaer<br />
zo was oock Policletus in zyn hanthieren<br />
// ziet wat ghy dicht / end in wat Manieren<br />
++<br />
ende waer / Voorpeynsende / Eer ghy concludeert<br />
matelick in Langde / dyn sillaben Regieren<br />
Leert obedieren<br />
Tluud inEptelick / wie daer in ouer passeert<br />
5 naer tbevyndt ghedescribeirt<br />
<strong>van</strong> die voortyds hebben gheRhetoriceirt<br />
Dat een Reghel dicht / wel zo Langh mach wesen<br />
+ Fol. 175 v, r. 1-7, 9-18, 26, 29, 30, 32, 33 (eigennamen) onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘Phebus’, ‘o’ tussengevoegd.<br />
+ Fol. 176 r, r. 7, 8, 19-21, 24-29 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 175 v<br />
+ 176 r
49<br />
zo langh. Als een aessem tverdraeghen consenteert<br />
Byden ouden poeten / en wast noyndt Mespresen<br />
10 huut ionsten // beghonsten // mynder aderen pesen<br />
thuwaerts te bughene dit aduertissement<br />
al hebick zelue dickmaels ghefaelt in al desen<br />
Nyemandt es met consten gheboren omtrent<br />
maer onconstich vpghespent<br />
15 Elck Leert tot inden hendt /<br />
4 Reglen begripende goet dicht goet zin<br />
.daer gods mueghentheyt begrepen es in.<br />
++<br />
I.S.<br />
Al. hertich. Drachtich<br />
20 n.d. nd. nd. nd. cleen Noch<br />
Gheen. ander. machtich<br />
M<br />
.N.<br />
.S. Zon. D. Dood.<br />
25 Declaratie<br />
hvv. fs. bpxfn. bl. ffnhfrtkch. ffndrbchtkch<br />
xkfrfndf. ffn. Clffn. npch. grppt.<br />
Bpxfn. hfm. ghffn. bndfr. mbchtkch.<br />
fn. pndfr. hfm. fs. zpndf. dppd. /<br />
Spelende personnaigen<br />
ELoquente // gente // Rhetoricale personnaigen<br />
om Rhetorica huuten Commende vp staidgen<br />
hoe In habituaigen<br />
5 Weest als Gracchus in huwe gesten ghemoet<br />
niet als Eschylus commende met fauvisaigen<br />
tooght tleuende aenschyn / met gheschicter Couraidgen<br />
Ciuil / stampende / noch wagghelende metten voet<br />
behendich als Roscius personnaidge goet<br />
10 zomtyds weenen/ dan alst pas gheeft Blyde<br />
Als ghy yet drouue speilt / Als gracchus doet<br />
hy zuchte / stelder de ooghen naer / tdien tyde<br />
als hy yet drouuelicxt * / speilde int wyde<br />
dat hy zyne vyanden weenen dede<br />
15 alst pas ghaf scheen hy zaen nathuerlick blyde<br />
naer den heesch der materien / schictter hem mede<br />
Leert Reden pronunchieren naer de matichede<br />
niet veel maroten noch grimmaidgen te vserene<br />
+ Fol. 176 v, r. 2 ‘Eloquente’, 5, 6, 9 (eigennamen) onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘drouuelicxst’; voorlaatste letter ‘s’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
176 v
50<br />
maer metten ooghen schicbaer Telcker stede<br />
20 es te Lauderene<br />
zonder Reden ende gesten te interRumperene<br />
dit iondick testamentlick te Legaterene<br />
Wien men yet speelwys pleight te Rollerene /<br />
Aucteur<br />
++<br />
25 Van mensschen machmen varyncx niet speelwys hanthieren<br />
ofte zulcke zouder me / stoken zynen tant<br />
zalmen / dan best mueghen / <strong>van</strong> Beesten agieren<br />
Neent! / Beter ghezweghen / en duumken in dhand<br />
Maer in alle Landt<br />
30 Als Loos Quant<br />
eer den gheest word terstond moe<br />
houd buerse toe mond // toe /<br />
Rhetorica blameirders<br />
De hateconsten. ende zulcke kerchulen<br />
pylaerbyters / die huter vruechden perck // schulen<br />
zonderlynghe / <strong>van</strong> Rhetorica zegghen Blamatie<br />
5 die gheef Ick almochtse tmywaerts sterck // mulen<br />
dit Refereyn te Lesene By huerer gratie<br />
Alle eeghin Liefhebbers / zulcke generatie<br />
Refereyn<br />
Wreeder dan Nero. / du ypocritich groetsele<br />
10 den consten wechwroetsele // Eriphysas ghebroedsele<br />
zyt ghy smadeghe tonghen<br />
der broederlicke liefde speciaelste boetsele<br />
daer dyn ghemoetsele *<br />
Ophiogenus vpvoedsele<br />
15 Comt anghespronghen<br />
huut Erichto der tooueresse ghewronghen<br />
dy weynssch ic gheclonghen // Rechte belials ionghen<br />
den Antropophagen<br />
tzijne der trogloditen Lackaeyen en paidgen<br />
20 dan voor hu gaidgen // Tantalus torment<br />
ghij <strong>van</strong> xantippe ghespent<br />
der Essenen / vrauwe ghebruuck en payment<br />
dessedones dyn herte te schossene by Reken<br />
Radamanthus helsch iuge zoo sentencie zendt<br />
+ Fol. 177 r, r. 10, 14, 16-22 (eigennamen) onderstreept.<br />
* ‘daer...’ links in margine bijgeschreven, met verwijzingsteken naar de juiste plaats na<br />
‘boetsele’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
177 r
51<br />
25 dat oock schorpioenich speecxsels vp hu zoude leken<br />
Ghy alle die blaemtte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />
Voort wyst hij hu <strong>van</strong> Monocheros ghegrepen<br />
of <strong>van</strong>den Catoblepen // wiens stercziende strepen<br />
Tvolck tleuen ontscrauen<br />
30 <strong>van</strong> Circes als een Cadauer spetie gheschepen<br />
daer thenden dy slepen<br />
om tzyne gheNepen<br />
<strong>van</strong> craeyen en Rauen<br />
++<br />
of met Vrias briefuen moest haestelick drauen<br />
in tdurstich slauen // hu in gallus vloed dan Lauen<br />
volck verwaeten<br />
Tghequel <strong>van</strong> alcman wien de Lusen aten<br />
5 zo mocht ghy laeten // varyabel oorconden<br />
dyn melaetsche gronden<br />
oft als Euripedes gheschuert <strong>van</strong> zyn honden<br />
ofte <strong>van</strong> tserpent Amphisibenam bestreken<br />
oft an Ixions wiel Eenpaerlick ghebonden<br />
10 hoordyt / dat hu de plaeghe <strong>van</strong> gauere moet steken<br />
Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />
End ick weynsch hu bloedzughich Nypsele<br />
Methifonies pypsele // ghy drooghende tRypsele<br />
der Constegher stale<br />
15 En perillus gheProuf / straetCroonghich zypsele<br />
plompt hu tonghich gheslypsele<br />
ofte twist begrypsele<br />
hebt Linxsche straele<br />
dat den beer <strong>van</strong> Calidonyen dy hale<br />
20 moortdadeghe male // ghevult met Regale<br />
ghy snoo Lusich ghevort<br />
Nessus hemde an tlyf / voort dy weyns ick gheschort<br />
daer mede trecken cort // met mydas weynssche begordt<br />
ten Centauren scholen<br />
25 donRuste Aletho / en Phrahetes beuolen<br />
Monichus gheschot dooghende een paer weken<br />
ontRaect ghy dies zo moet ghy verdolen<br />
byden Gymnosophisten / den hals daer breken<br />
Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />
30 Poliphemus die moet hu Regieren styf<br />
+ Fol. 177 v, r. 1, 2, 4, 7-9, 13, 15, 18, 19, 22, 24-26, 28, 30-33 (eigennamen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 177 v
52<br />
vuyl tonghe ghedryf // en Anveerden pentheus ghekyf<br />
ghy Archadisten bleue<br />
Euridices orpheus boel te halene twyf<br />
om zyn beclyf<br />
35 mids draeghende Sisiphus steen vp tlyf<br />
huter helsscher dreue<br />
oock Titius plaeghe ick hulieden gheue<br />
+<br />
Raedslieden eue // hebt canckereghe screue<br />
duer huwen Longhere<br />
dy gheiaerde famedronckich dyn naercommers ionghere<br />
alle Erisitons honghere // oft in corten daeghen<br />
5 met Actaeon Iaeghen<br />
hu zeluen als zoylus / totten beene vercnaghen<br />
oft hu zien an modecacx calchouen Peken<br />
ghy blameirders der consten / hebt dusentich plaghen<br />
hu gheRyngher vpcommende dan Loopende Beken<br />
10 Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />
Onprinchelicke vileynen<br />
Oft moest ghy den troyaen dolon volghen<br />
oft had Ie ten tyden <strong>van</strong> deucalion versmoort<br />
oft als Curtius <strong>van</strong>der Roomsscher eerde verzwolghen<br />
15 of <strong>van</strong> Charon gheworpen Rasch ouer tboordt<br />
als ganymedes <strong>van</strong>den Aerne vpgheschoort<br />
of met gyges den grootsten Ruese wat stryden<br />
die wreedzinnich met hondert handen comt voort<br />
ofte water te scheppene metten Belyden<br />
20 vp tmonster higia huut Affricqua Ryden<br />
of zwemmen in Phlegetons vloedt moedernaect<br />
zo mocht ghy wel lesen hu laetste ghetyden<br />
ghy alle die partyelick Ieghens conste waect<br />
den hals gheCraect<br />
25 dyn vrauwen mesbruuct dyn dochteren ontschaect<br />
In tghat <strong>van</strong> trysmaron zynde ghekeken<br />
dits hu testament nv thuwaerts ghemaect<br />
Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />
[Elegante ghebleken // zynde een meestresse]<br />
Elegante ghebleken // zynde een meestresse<br />
30 der andre zes Liberale consten / Clercgesse<br />
Musica zustere // Myn zin vpRustere<br />
Want een princhesse<br />
der poeten secreten oratueren voogdesse<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 178 r
53<br />
++ Van exordien / positien / diuisien / Narratien<br />
wel Redenen met matelicke conclusien<br />
zonder Confusien<br />
in wel Ludende gratien<br />
5 Reyn / by expresse<br />
Rhetorica<br />
Dat / in huer zeluen / Esse<br />
Ande Voornoomde Ende dier ghelycke<br />
zend ick dit Refereyn met een Langhe Pycke<br />
Emmers een Balade<br />
ghereect huut myn testaments scaprade<br />
Curieuze sophisten donnoosel aermen vexeirders<br />
eeghin baete studeirders<br />
hoort cnuvelt / en verstaet wel dies ick ionne dy<br />
15 Ick heb in dhanden <strong>van</strong> alsulcke persequeirders<br />
eens ghevallen gheweist / ongodlicke questeirders<br />
Boose trompeirdes<br />
Naer huer eeghin zin argueirders<br />
dits ghescreuen <strong>van</strong> my<br />
20 interpreteirt // ymagineirt //<br />
Wat verstandt dat zy<br />
Balade<br />
A o .1559.<br />
Onlancx / meer / dan omtrent / den bergh <strong>van</strong> Bramen<br />
25 Een ghepolysterden hoop / ghecleede beesten tsamen<br />
dats mannen zonder Redene / Alsulcke die<br />
hebben ghelucifereirt / Bouen tbetamen<br />
End hem Ieghens den Eerdwoorm / ghedreghen partie<br />
om den eerdwoorm verterden / met grooter Inuie *<br />
30 die nochtans an hemlieden secours vynden dochte<br />
++<br />
maer dees gheCleede beesten vul alder tyrannie<br />
Sophistrie / en baetzouckende Clercgie<br />
en verstonden niet Redenlicx watmer voortbrochte<br />
elck hem zeluen zochte<br />
5 dan dat den eerdwoorm zyn possessie vercochte<br />
end hem daer mede hielpe / huut zynder noodt<br />
doch eer dies den eerdwoorm An secours gheRochte<br />
+ Fol. 178 r, r. 7-9, 22-23, 24 ‘den ... Bramen’, 25 ‘ghepolysterden hoop’, 27 ‘ghelucifereirt’,<br />
28 ‘Eerdwoorm’ onderstreept.<br />
* Vóór ‘Inuie’ staat de beginhaal <strong>van</strong> een ‘E’, die doorgestreept is.<br />
+ Fol. 179 r, r. 12 ‘NamlooC’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 178 v<br />
+ 179 r
54<br />
greep hem vueghel gryp / en Liep wulfaert inden schoot<br />
den hoop ghecleede beesten <strong>van</strong>den eerdwoorm vloodt<br />
10 ende hebben hem troosteloos zoo ghelaeten<br />
Wulfaert / die sloucher by vp zynen poot<br />
maer dier Ieghens quam NamlooC / met liefden groot<br />
wilder dhandt an vaeten<br />
Quam als gheestelick menssche den eerdwoorm te baeten<br />
15 Den eerdvvoorm deder een magher petitie<br />
meest tzynder PreIuditie<br />
meenende zoo plucken troostbareghe vrucht<br />
maer dees ghecleede beesten vul alder malitie<br />
doende Philautia meest Sacrifitie<br />
20 en bleef verduustert als speghele zonder Lucht<br />
hoe den eerdwoorm heeft ghebeden ghestopen verzucht<br />
voor hemlieden gheknyebood * by / als Afgodiste<br />
duer den Raedt <strong>van</strong> Longue Robe / en gheveynsde clucht<br />
voor wien Redene vlucht<br />
25 hebbent den eerdwoorm ontzeyt / met singulieren Liste<br />
Mammon hiltter therte ghesloten inde kiste<br />
als sathanitich artiste<br />
daer mochte wel veel in / maer commen niet huut<br />
zoo hem elck ypocritelick te verbeildene wiste<br />
30 den eerdwoorm heeft clocke voor Statua gheluudt<br />
tcost vele te toyene de Babylonsche bruudt<br />
daer onder meest verwyft zyn dees ghecleede beesten<br />
des eerdwoorms Requeste was zonder virtuut<br />
inde marge apostillaire stond Nichil ghetuut<br />
35 dies pacientye Cruudt<br />
Mocht den eerdwoorm plucken / ter magher feesten /<br />
++<br />
Den Eerdvvoorm ziende dese moy ghepareirde<br />
quasi gheglorificeirde<br />
het dochtede hem / eerdsche goden te zyne<br />
deen Voorderde dander / ende Cortelick studeirde<br />
5 zoot Morosophorous speculeirde<br />
om des eerdwoorms possessie ghecryghen in tscryne<br />
maer dees ghecleede beesten * in mensschelicken schijne<br />
vernuft inden gheest En verduustert in tverstandt<br />
den eerdwoorm tanhoorene tot proffyctelicker fine<br />
10 mochten quaelick de pyne<br />
dies men hem <strong>van</strong> Cayphas tot Pylatum zandt<br />
Scheipsbrake Lydende / <strong>van</strong>dt nieuwers Landt<br />
de ooren <strong>van</strong> Compassien ghesloten waeren daer<br />
zulck meester zulck cnape / zulck schoof zulck bandt<br />
* ‘gheknyebood’: ‘b’ over ‘l’.<br />
+ Fol. 179 v, r. 5 ‘Morosophorous’ onderstreept.<br />
* ‘beesten’: ‘be’ over ‘m’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 179 v
55<br />
15 als ghezworen vpden tant<br />
eeghin liefde bleef den afgod <strong>van</strong> hueren outaer<br />
vvit beschilderde grauen / Boomen onvruchtbaer<br />
eeghin volck / als alleene voor hem zeluen ghemaect<br />
Ghecleede beesten dies / ende gheen mannen voorwaer<br />
20 v<strong>van</strong>t waeren in huer verghaer<br />
inwendich <strong>van</strong> Compassie ende Redene Naect<br />
De vloerduue hadder gheerne tusschen ghewandelt<br />
om tot voordeel <strong>van</strong>den eerdWoorm te cryghene spoet<br />
Mids der consanguiniteyt/ maer wierd niet ghehandelt<br />
25 wierden methamorphoselick verandert ghemoet<br />
vpden staende voet<br />
<strong>van</strong> Redenlick In onRedenlick ghecleede beesten onvroedt<br />
Een nachtscraeye diemen zeght dats veel verwint<br />
Lagh hueren hane ten halse / maer waen hoe Begroet<br />
30 Ieghens vleesch en bloedt<br />
Bleuen opinatyfuelick onRedenlick ghezint<br />
tschemynckel verwerrende datmer payslick spint<br />
heefter Rudelick ghebeyaerd vp des eerdwoorms thorre<br />
voorleden vriendschap wierdter an allen zyden ghedint<br />
35 Eeghin liefde wierdt bemint<br />
++<br />
Casandt / wasser dies qualick bedyct ieghens tschorre<br />
de ghecleede beesten schieden in partie schorre morre<br />
<strong>van</strong> mesyen vlooghher tusschen een groot ghecriel<br />
de eerdpadde zwal verspaect ghierigh dorre<br />
5 graeu vyleyneghe Corre<br />
de mol mochts niet zien / dies in een flaute viel<br />
En de Cocquetryse / wierper een stock int wiel<br />
Een vette Coe <strong>van</strong>den berghe <strong>van</strong> Samarien<br />
Loopende naer moyses calfs Electuarien<br />
10 hadde den eerdwoorm By in zyn pastuere verbeten<br />
de spiteghe vasti / Riedt hem veel Contrarien<br />
ten voordeele meest <strong>van</strong> huerer duwarien<br />
maer al veel Liefuer hadde clauerghars Gheten *<br />
gheeft / tpapegaeyken Leck / heeft hem zwyghende ghequeten<br />
15 Susurro den vleermuus quammer inne ghevloghen<br />
die hilt de waecke / ende wilde nieuwers of weten<br />
die nochtans veel secreten<br />
heeft tandren tyden huut des kerchuuls Lampte ghezoghen<br />
Et pourtant zey de wale / heeftmer ydel prologhen<br />
20 vpde zaecke <strong>van</strong>den eerdwoorm ghaen dobbel blaeuwen<br />
+ Fol. 180 r, r. 22 ‘haeuwen’, 26 ‘een ... vel’, 28 ‘Belle’ onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘Gheeten’; tweede ‘e’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 180 r
56<br />
zulck met een blaeu excuse / dade gheern zyn vermoghen<br />
maer tzijnent waeren gheel huutghedorsschen de haeuwen<br />
ionste bleef coud / nyemandt wilde Liefde Laeuwen<br />
en zoo vpvlederen de paeuwen<br />
25 den ghier pooghde den eerdwoorm tverwoedt vp te tyghene<br />
hebbende een schaeps vel subiect in zyn claeuwen<br />
Tusschen twee zunne schynen schaeuwen<br />
hoe de Belle clanck wast daer niet huut te cryghene<br />
Zoo tduueken lyd last / end onghequelt blyfuen Rauen<br />
30 den eerdwoorm en creegh gheen bermhertich lauen<br />
de ghecleede beesten waerent niet ter herten treckers<br />
Liefde was in hemlieden doodt ende begrauen<br />
phylacteria draghers / metten eerdwoorm gheckers<br />
Epicurieneghe gasten / Egypsche potleckers<br />
++ *<br />
verwyfde mannen / spinRockdraghers / ende zie tzweerd<br />
huer lysten verbreeders / nyemands eere deckers<br />
eerdsche neckers<br />
Schadelicke matrimoniale twistverweckers<br />
5 Broeders in kiste / dwelck den eerdwoorm meest deert<br />
Crassus Rycdom / elck huerer Rapen scrapen begheert<br />
mydas weynsch in hemlieden doch vulcommen zy<br />
werckhelighen die hu meest met Lippelesen gheneert<br />
therte verre <strong>van</strong> god zynde / maer mammon naer by<br />
10 Lettel mensschelick verstandt zo comt huut dy<br />
als mannen die hem connen met gheen Redenen vromen<br />
zyn niet weerdich mannen theetene al dyncket zulck vry<br />
maer met Socrates dynct my<br />
de zulcke machmen wel ghecleede beesten nomen<br />
15 Min gheacht / dan de Pantagruelsche dromen<br />
Den tvveedracht dus Ieghens den eerdwoorm gheresen<br />
Philargiria es meest waen de cause <strong>van</strong> desen<br />
ende dat Philantropia niet en can floreren<br />
veel den futselbouck / end in tboucxken <strong>van</strong> .2. blaeykens lesen<br />
20 daer Ouidius ons vele heeft of bewesen<br />
doet oock Liefde tot god / en des naesten Alterneren<br />
doch Ryckghiereghe (Augustinus) vraeght int mediteren<br />
Wat es dese hu ouervloedighe Begheerlichede<br />
als nochtans de wilde dieren / in tnatuerlick ordonneren<br />
25 hier mate in houden / en niet verslynden / tgheender stede<br />
dan als zy hongher lyden / En vervult der mede<br />
+ Fol. 180 v, r. 17 ‘Philargiria’, 18 ‘Philantropia’ onderstreept.<br />
* ‘tzweerd’: ‘z’ over ‘h’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 180 v
57<br />
spaeren yeghelick bermhertich / zonder mesdoen yet<br />
maer alleene de Ryckghiereghe / met zelden vrede<br />
wordt nemmermeer zat / grypt al wat mer ziet<br />
30 gheen menssche iondt hy bystand / noch vreest god niet<br />
spaert zyn / vader / noch zyn moeder hy niet en kendt<br />
weduwen verdruct hy / weesen doet hy verdriet<br />
den eerdwoorm gheen troost Biedt<br />
doch datmen zulck met een proscript huutzendt<br />
+<br />
metten ghecleede beesten gent<br />
Wonachtich den Gymnosophisten omtrent<br />
Concluderende<br />
De ghecleede beesten vertrocken al<br />
5 naer huerlieder wellusten in prospere fortune<br />
den eerdwoorm bleef wroetende int eerdsche dal<br />
met zynder aduerse in pouren ordune<br />
die gheen witbroodt heeft / ghedoet met tbrune<br />
wat yeghelick ghebueren mach / Nyemandt en weet<br />
10 zy en zyn / niet al helich die draeghen Crune<br />
onder schaeps wulle / ghaet wel een wulf ghecleedt<br />
Wel hem die met tliefden cleed comt Bereed<br />
Als dupperste iuge zal houden oordeels statie<br />
ende daer elck zal moeten / wient Lief zy * of Leed<br />
15 Rekenynghe gheuen <strong>van</strong> zynder villicatie<br />
de wel ghecleede zuller hebben / meer voordeels gratie<br />
dan die metten eerdwoorm hebben naect soberlick gheghaen<br />
naer dat wy scheeden huuter wellusten habitacie<br />
Ten Rechterstoele Christi moeten wy al staen<br />
20 om oordeel ontfaen<br />
hebwy dan Liefbermherteghe wercken ghedaen<br />
zo vaeren wy in Rusten buuten alle dangier **<br />
daer neen / zo hooren wy daer tstranghe vermaen<br />
der sentencie zaen<br />
25 Ghaet ghy vermalendyde int eeuwich Vier.<br />
Aucteur<br />
Dees Nuerswys Argumentueuse studenten<br />
vul provts en contraen met hueren hadde Renten<br />
<strong>van</strong> sillogismen niet te verzaedene<br />
30 die gheefick met haer Vniuersele Regenten<br />
De naervolghende twee Raedsels te Raedene<br />
* ‘zy’: ‘z’ over ‘o’.<br />
** Oorspronkelijk ‘allen dangiere’; de laatste letter <strong>van</strong> elk woord is doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 181 r
++ In sley ouer handt dicht<br />
Sley slicht ghewaeght<br />
Es dit // wient meszit<br />
verhit / ghevraeght<br />
AEnigma ofte Raedzele<br />
58<br />
Hy es Ghecommen / ende noyndt ghezien<br />
hy es ghevonnest / hoort dit bedien<br />
hy en dede noyndt zonde / Tes vreimt om horen<br />
Eeuwelick / es hij nochtans verloren<br />
10 <strong>van</strong> Achtere<br />
Etehcs. nee.<br />
TDander Raedsel.<br />
+<br />
De moedre Es in tvelt / en de zuene inde steden<br />
de zuene es sterck / de moeder vul Crancheden<br />
15 als zou bevrucht es / zou heeft tdraghen zo groot<br />
datse stock in dhandt te angrypene heeft noodt<br />
inde zomer ghecleed / maer inde wynter gheel naect<br />
de moedre wast / maer de zuene Laect<br />
de moeder es int Rume / en de zuene Light besloten<br />
20 hy crachtich zynde / duer hem zyn oorloghen ghesproten<br />
men trect hem <strong>van</strong> zyn moer / hem byndende ghePynd<br />
maer dicwils duer zyn cracht / hem alleene ontbynd<br />
groot gheworden zynde / es hy gracelick behoedich<br />
maer corts daer naer es hij sterck grammoedich<br />
25 Ia zo sterck dat hy eerdeRycke Leuende<br />
hem onderdaenich maect / oorspronck <strong>van</strong> quade gheuende<br />
zo zaen hij int waeter comt veraerghert hy<br />
bleeckvaerwich / ende wortter oock gheel flau by<br />
ziet daer hoe te bouen ghaet / een vrauwe ghenaemt<br />
30 de ghuene die veel verwaende maecken beschaemt<br />
Ned dreagnyW ne * .nyW.<br />
Aucteur<br />
Nu keeren vvy betvoorts in myn testaments bevaeten<br />
eerst an tgheestlick / en tweerlick Regiment der naer<br />
+ Fol. 181 v, r. 5, 11, 31 onderstreept.<br />
* ‘ne’: ‘n’ over andere letter (e?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 181 v<br />
+<br />
182 r
59<br />
zo wel Conyngh prinche Als gheestlicke prelaeten<br />
5 dan an tghemeene peuple Volck <strong>van</strong> allen staeten<br />
al meest subiect alderhande zonden voorwaer<br />
zom met een Refereynken Waerschuwende claer<br />
en zom met andre Rhetoricale Leerynghe<br />
goede cordiale ionste ende Liefde openbaer<br />
10 Es cause themliederwaerts tdoene keerynghe<br />
Biedende hemlieden gheschicte Eerynghe<br />
Met * goeder affectie<br />
vvatter zy mesbruuct ick stelt ter Correctie<br />
Gheestelicke hueuerheyt<br />
15 Paeus Cardinalen busschoppen prelaeten mede<br />
Regierders ghestelt in dhelighe kercke<br />
hulieder ion ick Liefde Gheene ghierichede<br />
ende goet voorbewys / an hulieden mercke<br />
Beschermt huwe schaepkens wel als de stercke<br />
20 eer den wulf binden percke // die comt omRynghen<br />
vvilt hem zelue besprynghen<br />
Ende cloucklick met tzweerd <strong>van</strong> gods woord huutdwynghen<br />
Refereyn<br />
Gheeft ghehoor ghy die menichte houd in handen +<br />
25 end in die schaeren der natien neemt behaeghen<br />
dat hu es ghegheuen macht / om met goe verstanden<br />
te bewachtene dyn volck voor griefuen en schanden<br />
Want dalder hooghste zal naer hu wercken vraeghen<br />
+ +*<br />
Onderzouckende ghepeynsen dyns Regiments daeghen<br />
of ghy / Als ghy heerders zynder scaepen waert<br />
Rechtueerdich hebt gheoordeelt / zonder vertraeghen<br />
en ghewandelt naer zyn wille / zoo zyn wet verclaert<br />
5 hulieden word hy haestelick gheopenbaert<br />
end een dat alder hartste oordeel / zal dan ghebueren<br />
vp de ghuene die de hueuerste blycken gheIaert<br />
den cleenen zullen worden bermherticheyts Cueren<br />
maer die machteghe in machtich ghepyn ghedueren<br />
10 god zal nyemandt ontzien / hy zy cleen ofte groot<br />
want groot ende cleene / Binnen tsweerelts mueren<br />
heeft hij zelue ghemaect / en verlost met zyn doodt<br />
en euen ghelyck draeght hy zoorghe in huere noodt<br />
dus heerders end andre die Regiment pachten<br />
15 vulbrynght doch huwen dienst / die hu god ghebood +<br />
* Oorspronkelijk ‘niet’; doorgehaald en ‘Met’ erna geschreven.<br />
* Verticale streep onder de eerste noot in margine tot r. 13.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Sapien vi/<br />
+ 182 v<br />
+ Sapien .6.<br />
+ Collos .4.
60<br />
ende neerstelick vp huwe schaepen wilt Achten +<br />
wilt niet den onachtsameghen huerlyngh slachten +<br />
die ziet commen den wulf / met een ghulselick gaepen<br />
de schaepen laet hy / ende vliedt <strong>van</strong> tbewachten<br />
20 dies grypt de wulf / ende verstroyt al de schaepen<br />
Maer een goet heerder / die en zal gheenssins slaepen<br />
maer vroom stellen zyn leuen / met een vercloucken<br />
voor zyn schaepen / als dhuerlynghen ende Cnaepen<br />
hem zeluen zullen / ende niet de schaepen zoucken<br />
25 wilt grammelick dyn schaepkens oock niet vervloucken<br />
noch wilt gheene versteken duer haet ende Nydt<br />
bemindtse ghelyck Brynghtse huut dolende houcken<br />
Stelt. hu leuen voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />
Bereedt. hu schaepen den wech / Maect effen den pat +<br />
30 Recht gheen Columpnen vp / die den heere versmaet +<br />
doet nyemandt ghewelt / om te cryghene schat<br />
wacht hu <strong>van</strong> yemandt / tonRechte te nemene wat +<br />
maer zyt tevreden met hu gaidgen / naer huwen staet<br />
doet weduwen noch weesen / gheen hinderlick quaet +<br />
35 v<strong>van</strong>t eist dat ghyse quetst voorwaer Rechtevoort<br />
zy zullen tot my Roupen / ende zonder verlaet<br />
zal ick haeren Roup anhooren ende claeghende woordt<br />
en myn thoorne (zeght de heere/) zal wesen ghestoort /<br />
+<br />
ende zulcke zal ick doen metten zweerde steruen<br />
Want tot stichtynghe des volcx zoo dat behoort +<br />
zyt ghy ghestelt / ende niet tot tsvolcx verderfuen<br />
maect den wech / laet nyemandt anstootynghe verweruen +<br />
5 noch met crachte dyn schaepen gheen ouerlast doet +<br />
laet nyemandt onbehoorlick ontgoeden ontErfuen<br />
Stryd totter doodt voor de gherechticheyt goet +<br />
om dyn schaepen te beschermene weist clouck ghemoet<br />
Anveerdt oock tonRechte besittynghen gheene<br />
10 eist dat ghyt doet / zo eit ghy zulcx vleesch ende bloedt<br />
en die wraecke behoort gode toe Alleene +<br />
Rechtueerdicht euen ghelyck / groot ende cleene<br />
Want wee den heerderen / die daer verstroyen zeere<br />
en verschueren de Cudde ghulsich totten Beene +<br />
15 <strong>van</strong> mynder goeder weedynghe / zeght de heere<br />
Laet gramschap hu niet verwinnen / te gheenen keere +<br />
maer den bedructen bystaet in huer onghelucken +<br />
end vp dat hu name als een goet heerder vermeere<br />
om ghelts wille / nyemandt en wilt verdrucken<br />
20 willen zomtyds de scaepen / wederspoorich tucken<br />
met wyse zoete schoone woorden hemlieden Castydt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ prouerbi/27<br />
+ iohan/10.<br />
+ Esai 62<br />
+ Deu/16<br />
+ Luce .3.<br />
+ Exod / 22<br />
+<br />
183 r<br />
+<br />
2 corin 10<br />
+<br />
Esai 57<br />
+<br />
Leuiti /25.<br />
+ Eccli 14<br />
+ Deu / 32<br />
+ iere 23.<br />
+<br />
Iob 36<br />
+<br />
Esai primo
61<br />
end eer datse de wulfuen verschueren ende plucken<br />
Stelt hu leuen / Voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />
Huvve scaepkens Bid ick doch heerders elcken<br />
25 mensschelick hanthieren vvilt ende feestelick<br />
ende neimt gheen occasie / By den welcken<br />
dat ghy die zoudt scheeren ende mueghen huutMelcken<br />
maer voedse neerstich / met goeder spysen gheestelick<br />
end eer datse de wulfuen in tbusch forreestelick<br />
30 <strong>van</strong> deser weerelt Briesschende omRynghen<br />
om die te verslyndene Roupt trompt Tempeestelick +<br />
om hulpe / diese huut tswulfs grepe dwynghen<br />
zouct te zeere niet tplacebo noch het offermyt zynghen<br />
maer becondicht neerstich der euangelien Iuecht<br />
35 Leeft Als ghetrauwe dienaers in allen dynghen +<br />
end als ghy tverloren schaep vynd inwendich verhueght<br />
Wee zeght de heere / die zochtelick int bedde zueght / +<br />
+<br />
die eit tschaep huter cudden / en Wyn drynct huut schaelen<br />
end hu met costelicke zalue / zoo ghy best mueght<br />
smeert / ghy Regierders Rycke in Syons paelen<br />
keert hu / die dus tryumpheert inder weelden zaelen<br />
5 end en verliest niet / met hu Bancketeerlick brassen +<br />
voor wien christus ghestoruen es / zonder faelen<br />
Scheert gheen schaepen / eer huer wulleken es vulwassen<br />
zouct oock niet te zeere Tgheldeken binder Cassen<br />
maer zouct der schaepen proffyt / In tzoorghfuldich pleghen<br />
10 zyn zy bespiet <strong>van</strong> wulfuen / vvilt cloucklick Bassen<br />
vreest noch vlucht / voughtter hu metten lyfue tseghen +<br />
dat ieremias prophecie / mach worden verzweghen<br />
<strong>van</strong>den minsten totten meesten / vyndtmen daghelicx Noch<br />
die neerstich tot ghiericheyt zyn gheneghen<br />
15 <strong>van</strong> propheten / totten priesteren / al doen zy bedroch<br />
en zy zoucken al hem zeluen / Ende niet och +<br />
dat iesu christi es. / dies de wulf schaepen verbyt<br />
dus ten fine / dat zy mueghen bewaert zyn / doch.<br />
Stelt hu leuen Voor de schaepen / Ghij die heerders zyt<br />
20 Prinche<br />
Zyt niet als heerders Te gheender steden<br />
daer Esayas of doet veel wetentheden +<br />
die blend zyn / ende en hebben niet gheweten<br />
zy zyn al stomme honden / in haerlieder zeden<br />
25 zy en Connen niet bassen / zy zien ydelheden<br />
zy beminnen den slaep Tweldryncken ende Eten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai 58<br />
+ 2 corin .6.<br />
+ Amos .6.<br />
+ 183 v<br />
+ Roma 14.<br />
+ iere vi<br />
+ Philip 2<br />
+ Esai 56
62<br />
zy bewimplen der heligher schriftueren secreten<br />
en zyn hoorende doof in haerlieder Regieren<br />
ende al afgheweken / <strong>van</strong> dupperste ghezeten<br />
30 totten laetsten / elck tot zyn ghierich hanthieren<br />
dan beclaeght dit god de heere in deser manieren<br />
Myn volck es gheworden een Cudde verloren +<br />
haer heerders hebbense verleed als grypende ghieren<br />
ende om der wullen wille / myn schaepen gheCoren<br />
35 Wee dien heerderen dan / datse zyn gheboren<br />
+ +*<br />
die hem zeluen zoo voeden tot alder stondt<br />
end hu cleedet metter wulle naer ofgheschoren<br />
tscaep dat zieck was / en maecte ghy niet ghezondt<br />
dat vet was / Spreict de heere duer ezechiels mondt<br />
5 slought ghy dood / maer myn cudde en voedet ghij niet<br />
en dat cranck was onvermueghen in tshertsen grondt<br />
By hu en es hem gheen verstercken gheschiet<br />
maer also langhe alsser was te melckene yet<br />
dien melck ghulsich te zupene waert ghy bedocht<br />
10 dat ghebroken was / hebdy ** niet ghebonden ziet<br />
ende dat verloren ghynck en hebdy niet ghezocht<br />
dat verworpen was / En hebt ghy niet thuus ghebrocht<br />
maer met felheyt / Myn schaepen ghesproken An<br />
En mids dat zy zyn al tsamen verstroyt gherocht<br />
15 end hu zeluen voedet / ende myn Cudde niet dan<br />
zo zal ick / zeght de heere / Alsoo ick can<br />
Myn Cudde <strong>van</strong> hulieder handen Begheeren<br />
end ick zalse doen vphouden / in myn ghespan<br />
dat ghyse niet meer zult voeden om twullescheeren<br />
20 dus heerders Eer hu god mach dus dreeghende deeren<br />
Voorziet hier inne zouct der scaepen ziele proffyt<br />
end hebbende decxels en cost tot tslichaems theeren +<br />
Stelt hu leuen Voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />
Weerlicke hueuerheyt<br />
25 Keyser Conynghen Princhen hertoghen en Grauen<br />
ouer Rycke ende Slauen<br />
Weerlicke hueverheyt / iugen doende Recht<br />
hemlieden zoud ick oock gheerne beghauen<br />
ick huerlieder onderdaenich dienare en knecht<br />
30 Neimt danckelick dat den gheest huutleght<br />
gheeft Rechtueerdich vonnesse zonder vitie<br />
Doet ouer diet verdienen discrete punitie<br />
voorpeynst dyn offitie /<br />
* Verticale streep onder de eerste noot in margine tot r. 19.<br />
** ‘hebdy’: ‘d’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ iere 50<br />
+ 184 r<br />
+ Ezech 34<br />
+ .1. thimo 6.
++<br />
Diligite iustitiam<br />
Qui iudicatis terram<br />
Refereyn. +<br />
63<br />
Ghy Rechtueerdighe Verhueght hu inden heere +<br />
5 verblyd vp hu zien tsheeren ooghen / By wien +<br />
ouervloedich de Rechtueerdicheyt bemint es zeere<br />
En zyn aenschyn heeft Rechtueerdicheyt Anghezien +<br />
huwe offrande / Neimt hy in dancke mids dien +<br />
v<strong>van</strong>t den Rechtueerdighen es een claer licht vpgheghaen +<br />
10 als een palmboom zal hulieden bloeyssels gheschien +<br />
end in eeuvvich ghedyncken / zult ghylieden staen +<br />
Beuelende huwen kyndren / doet oock vermaen<br />
dat zy doen oock gherechticheyt thuerer baeten +<br />
Maer ziet / dat die te godewaerts zy ghedaen +<br />
15 en wacht die te doene / voor mensschelicke staeten +<br />
zaeyt in Rechtueerdicheyt zonder oflaeten +<br />
ende wilt inden mondt der bermherticheyt maeyen +<br />
der zielen zalicheyt esser inne bouen maeten<br />
maer voor de doodt / en toordeel wilt die huutzaeyen +<br />
20 Tword hu beter dan goud / Cont ghyt zoo paeyen<br />
v<strong>van</strong>t die Rechtueerdighe binnen haer tsvaders Rycke<br />
zullen blyncken daer Alse der zunnen Raeyen +<br />
end eeuwich leuen binnen dien hemelsschen wycke +<br />
Met lofzangh ghetouft word daer huwer ghelycke +<br />
25 end als verheuen gheworden // Wordt ghij ghefestiert +<br />
dus ghehoort / dat dit zoo schriftuerlick blycke<br />
Rechtueerdicheyt bemindt / ghy die de Eerde Iugiert +<br />
Want. Rechtueerdicheyt die verlost <strong>van</strong>der doodt +<br />
den Rechtueerdighen word dat hy begheert ghegheuen +<br />
30 huere lippen mercken / wat wel behaeght ter noodt<br />
ende wysheyt wordt huut huerlieder mondt beseuen<br />
huer tonghe / Es als costelick zeluer verheuen<br />
+ +<br />
ende blydschap zal worden haerlieder verwachten<br />
als eeuwich fundament / zyn zy staende ghebleuen<br />
en verlost huute der Banghicheden Crachten +<br />
Watmen hemlieden doet / zyt bedrouft niet achten<br />
5 duer Rechtueerdeghe zo word verheuen een stede +<br />
en met hem gheen woorden Lueghenachtich vernachten +<br />
die Rechtueerdeghe hoopt in zyn doodt oock mede +<br />
Twerck der Rechtueerdicheyt zal wesen vrede +<br />
+ Fol. 184 v, r. 1-3, 4 ‘Ghy Rechtueerdighe’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
184 v<br />
+<br />
Sapien primo<br />
+ Psal 32.<br />
+ 33.<br />
+ Psal 10<br />
+<br />
50<br />
+<br />
96<br />
+<br />
.91.<br />
+ Psal Cxi.<br />
+ thobi/14<br />
+ 13.<br />
+<br />
Mathei 6<br />
+<br />
Ose / 10<br />
+<br />
Eccli .30.<br />
+ Eccli .14.<br />
+ mathei.13<br />
+<br />
sapien 5<br />
+<br />
prouerbi 10<br />
+ Eccli 2.<br />
+ Sapien primo<br />
+ prouerbi 10<br />
+ ende .11.<br />
+ 185 r<br />
+ prouerbi.10<br />
+ 11<br />
+<br />
10<br />
+<br />
13.<br />
+<br />
14.<br />
+ Esai 32.
64<br />
ende hueren dienst die zal zwyghijnghe wesen<br />
10 Leght gheen laghen noch zouct gheen ongodlichede +<br />
in thuus der Rechtueerdeghen / noch bouen desen<br />
En verwoest zyn Ruste niet / want zoo wy Lesen<br />
een Rechtueerdich zal zeuenwaerf binden daeghe<br />
vallen / ende staen wederomme vpgheResen<br />
15 dynct datmen dat tsmensschens broosscheyt toedraghe<br />
huerer huus blyfuen staende zal thueren behaeghe<br />
end huerlieder wortel zyn onbeRoert ghehanthiert<br />
ouermerct dit / ende voor donRechtueerdeghe plaeghe<br />
Rechtueerdicheyt bemindt / ghy die de eerde iugiert<br />
20 Der Rechtueerdegher zielen / zyn in gods handt +<br />
end anRoeren en zalse niet des doods Pyne<br />
die Rechtueerdeghe zullen BeErfuen tlandt +<br />
v<strong>van</strong>t zy ontfaermen / en wedergheuen ten fine<br />
ende huute der zondigher mensschen Bruwine<br />
25 zalse helpen en verlossen de heere goet<br />
ende zaelich maecken Want tallen termine<br />
zy hebben ghehoopt / in hem cloucklick ghemoet<br />
die Rechtueerdicheyt in zyn bewaerynghe doet +<br />
Rechtueerdich oordeel zal den zulcken ghebueren<br />
30 en die Rechtueerdeghe dynghen gheleert zyn vroedt<br />
Vynden / wat zy mueghen andwoorden tallen hueren<br />
die ongodlicke vreeseloos vlucht int ghedueren<br />
als hem nyemandt en Iaeght / ende cryght verflauwen +<br />
maer die Rechtueerdeghe als staende mueren<br />
35 zal ghelyck een leeu moedich zyn ende betrauwen<br />
Rechtueerdicheyt zalmen eeuwich onsterflick schauwen<br />
++<br />
Rechtueerdicheyt in alle dat goet es verhuecht<br />
end in een ouervloedich Rechtueerdich Bedauwen<br />
Certeyn / daer es bevonden dalder meeste duecht<br />
Want huerer vrucht Een boom es des Leuens Iuecht +<br />
5 wie onRechtueerdich es Wordt ongheacht ongheviert<br />
dus ghy O menssche gods volght Rechtueerdicheyts vruecht<br />
Rechtueerdicheyt bemindt ghy die de Eerde iugiert<br />
Prinche<br />
Want eist dat Rechtueerdichede volght ghij +<br />
10 zo zult ghyse vercryghen ende zultse Andoen<br />
als een Reyn ghestaedich cleedt der eeren vry<br />
ende zult met haer inwonen met herten Coen<br />
ende zou zal hu beschermen in elck saeysoen<br />
inder eeuwicheyt / ende zult vasticheyt vynden +<br />
15 inden dach der kennessen / ende als blat groen<br />
+ Fol. 185 v, r. 29 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ prouerbi 24<br />
+ Sapien 3<br />
+ Psal 36<br />
+ Sapien.6.<br />
+ prouerbi.28.<br />
+ 185 v<br />
+ prouerbi 11<br />
+ Eccli 27<br />
+ prouerbi/11
+<br />
65<br />
zult om vruchten voortbrynghen / hu dan bewynden<br />
Aaron die liet hem / omgordende Bynden +<br />
metten gordel der Rechtueerdicheden dats claer<br />
<strong>van</strong> ghelycken hu gord wie contrarie pynden<br />
20 hem te gordene / metter onRechtueerdicheyt zwaer<br />
wie ouertard <strong>van</strong> gherechtheyt tot zonden daer +<br />
den zulcken heeft god Totten zweerde bereed<br />
Weist vroom / trect an den nieuwen menssche voorwaer +<br />
die naer god gheschepen es / zoo paulus heet<br />
25 in Rechtueerde en helicheyt des waerheyts ghespreedt<br />
duer tghelooue de Rechtueerde Leeft in persoone +<br />
met tpanssier der Rechtueerdicheyt staet Anghecleedt +<br />
vp dat ghy mueght zegghen schriftuerlick schoone<br />
Voort an es my vpgheleydt der Rechtueerden Croone +<br />
30 doet ghy anders / metten helsschen wordt ghy ghelogiert<br />
maer gods Rycke onverghanclick Cryght ghy te Loone<br />
Hebt ghy Rechtueerdicheyt Lief / die de eerde iugiert +<br />
Refereyn<br />
Eerdsche conynghen. verstaet / ende word ondervvesen<br />
ghy de ghuene die oordeelt dat eerdeRycke<br />
dient den heere in vreesen / Ende bouen desen<br />
5 verblydt hu in hem / met een beuynghe ghepresen<br />
die een Conyngh was gheboren binden eerdschen wycke<br />
Een conyngh der glorien gheen zynder ghelycke<br />
heere der crachten sterck ende machtich Acquyt<br />
stercte <strong>van</strong> zynen volcke / te gheenen bezwycke<br />
10 der Ioden Conyngh iesus christus ghebenedydt<br />
hy zal zitten een Conyngh / eeuwich zonder tydt<br />
zyn volck cracht gheuen / ghebenedyden met vrede<br />
tot an des weerelts hende / heeft hy den stryd<br />
ende stryden wech ghenomen / ons verlost der mede<br />
15 <strong>van</strong> god den vadre ghezonden tonser zaelichede<br />
om dat wy duer hem zouden / gheloouen god zaen<br />
Een verwinder des doods / en der helsscher stede<br />
dat hy in ons zou de wercken des vyands ontslaen<br />
wiens Rycke blyft eeuwich / eeuwich zonder verghaen<br />
20 dominerende binnen die hemelssche wuenynghen<br />
diet al onderhoud<br />
dies belyden tzynder eeren / zoot goede verstanden // plochten<br />
Lof onvervvonnen Cuenyngh / Cuenyngh der Cuenynghen<br />
Wien Cuenynghen drie / drie offerhanden // brochten<br />
25 Mirre / WieRoock en Goud<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccli 45<br />
+ Eccli 26<br />
+ Ephe / 4<br />
+ Abacuc / 2<br />
+ Ephe / 6<br />
+ 2 thimo / 4<br />
+ Sapien/ primo/<br />
+<br />
186 r
66<br />
Desen Cuenyngh / ghaet al tsweerelts cuenynghen te bouen<br />
want die al ketyfuich worden gheboren aldaer<br />
den conyngh dauid zangh dies / om desen Cuenyngh louen<br />
ick bem ketyfuich worden / ende zondich bestouen<br />
30 want myn moeder heeft ontfaen my in zonden zwaer<br />
Christus gheboren cuenyngh / blyft een cuenyngh vruchtbaer<br />
al dijngh mueghende in dhemelsche en tsweerelts Ronde<br />
onse helicheyt Rechtueerdicheyt / es hij voorwaer<br />
in wiens mondt noyndt bedroch was / noch eeneghe zonde<br />
35 ghehelicht <strong>van</strong> zynder ontfanghenesse stonde<br />
Ander Cuenynghen worden <strong>van</strong> hem oock inghestelt /<br />
+<br />
ende zy instellen hem niet / dats clare oorconde<br />
want duer hem Rengneren Cuenynghen / Salomon vertelt<br />
<strong>van</strong> god den vadre gheschict / die alle onRecht velt<br />
duer hem ghebieden princhen in tsweerelts omRynghen<br />
5 Alder cuenynghen ende princhen cracht voor hem smelt<br />
v<strong>van</strong>t hy heeft die ouerheyt in alle dynghen<br />
zyn septer / dats zyn cruce / ieghens tsvyands bedwynghen<br />
dier bughende voor voud<br />
ende vleesch noch bloedt macher doen ieghenstuenynghen<br />
10 dies metten ghuenen / die hem huut verre landen // zochten<br />
Lof onvewonnen Cuenyngh etc a /<br />
Eerdsche Cuenynghen gheuen <strong>van</strong> huer Rycke een deel<br />
vp dat zy wat behouden / mueghent niet gheel gheuen<br />
Christus onsen cuenyngh / gheeft ons themelssche parcheel<br />
15 comt zeght hy Comt bezit dat Rycke gheheel<br />
twelck hu bereed es / <strong>van</strong> tbeghin des weerelts beseuen<br />
Comt stoutlick ghij zyt myn MeErfghenamen bleuen<br />
die heere heeft zynen stoel inden hemel Bereed<br />
en zyn heligh CuenynghRycke / int eeuwich Leuen<br />
20 zal heerschappie hebben ouer al by en Breed<br />
ander Cuenynghen Rengneren onlancx hoe machtich ghecleed<br />
hedent Leuende Conyngh / ende zaen moorghen dood<br />
maer Christus onsen Conyngh die elcx sterfdach weet<br />
zal eeuwich Rengneren onverwinlick conyngh groot<br />
25 zyns Rycke wordt gheen hende / dwelck zonder beghin sproot<br />
als de menssche vuldaen heeft / zal hy eerst beghinnen<br />
zyn wapenen zyn zyn helighe vyf wonden Roodt<br />
daer hy dhelsschen conyngh pharao me conste verwinnen<br />
en tsatanytich serpent vercorten wy zyn vinnen<br />
30 vast gheloouelick stout<br />
met tzweerd <strong>van</strong> gods woord gheefwhem veel cluenynghen<br />
vp dat wy niet vallen Tusschen zyn tanden // mochten<br />
Lof onvervvonnen cuenyngh. etc a /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 186 v
67<br />
Keyser prinslick Conyngh dit liet hy al gheschieden<br />
35 vp dat de prophecie onvervult niet en keere<br />
zy alle <strong>van</strong> Saba zullen commen ende bieden<br />
++<br />
hem / eere goud zeluer ende Wyeroock zylieden<br />
hem brynghende / Louen ende dancken den heere<br />
end alle cuenynghen / zullen hem anbeden zeere<br />
// Byden welcken drie cuenynghen / Reyn huutvercoren<br />
5 verstaen wy / tmensschelick gheslachte tonser Leere<br />
twelck <strong>van</strong> drie zuenen Noe / es ofgheboren<br />
tgoud beteeckent Christus conynghscap eeuwich toeghezworen<br />
Twieroock de godheyt / wien men sacrifitie doet<br />
die Mirre Tevergheefs was niet ghegheuen verloren<br />
10 Beteeckent christus steruelicke menscheyt goet<br />
<strong>van</strong> maria gheboren / Alder zuuerste Bloedt<br />
Lydende heet en Coud<br />
om ghenesen onser doodwondeghe Bluenynghen<br />
eer die in ons veel stynckende schanden // wrochten<br />
15 Lof onvervvonnen Cuenyngh / Cuenyngh der Cuenynghen<br />
Wien cuenynghen drie / drie offerhanden // brochten<br />
Mirre. Wyeroock en Goud.<br />
Conynck philippus<br />
Duerluchtich hooghgheboren spaensch conynck / en graue<br />
20 <strong>van</strong> vlaendren vermeerder tsRycx groot dominateur<br />
Tzynewaerts ghedienstich ick simpel slaue<br />
draegh hem by desen / Goet inborstich faveur<br />
end in teecken <strong>van</strong> dien / omme paeyselick gheduer<br />
ion hem dit cleen dichtken By voorme <strong>van</strong> Bedynghe<br />
25 An god almachtich / Tzynder landen bevredynghe /<br />
Refereyn<br />
God / Die Dauid nam / in zynder hoeden<br />
voor golyaths Vreeselick quaet verwoeden<br />
ende Sauls nydt<br />
30 ende Voor Absolon / zyns zuens ontvroeden<br />
++<br />
die zyn Croone wilde tontnemene spoeden<br />
straffelick int Berydt<br />
die oock iason met Victorien hebt bevrydt<br />
by schoon teeckenen An tghulden vlies ghezien<br />
+ Fol. 187 r, r. 7 ‘tgoud’, ‘Christus conynghscap’, 8 ‘Twieroock ... godheyt’, 27-30 (eigennamen)<br />
onderstreept.<br />
+ Fol. 187 v, r. 13 ‘Conyngh Philippum’, 28, 30 (eigennamen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 187 r<br />
+ 187 v
68<br />
5 die de israelsche kyndren / gheleeddet eenen Tydt<br />
in viereghen schyne omme Pharoo ontvlien<br />
// Heere wilt zoo gheleeden ons Conynglick ingien<br />
bewaerende als dede dinghel Raphael<br />
den ionghen thobias voor aercheyts gheschien<br />
10 dat bid ick hu heer god / met goeder herten snel<br />
Anhoordt myn bede met dauid / die by nathans beuel<br />
huwen thoorne verbadt / An elcken cant<br />
schict den Conyngh Philippum / oock alsoo wel<br />
Dat hy paeyselick Regieren mach alle zyn Landt<br />
15 Zoo de bruudt Als in Canticis staet ghescreuen<br />
haeren vriendt zochte met weenen zuchten Beuen<br />
end huut Liefden sprack<br />
Myn ziele begheerd hem / Bouen al die leuen<br />
zo ion ick altydts tzyne Onsen conyngh verheuen<br />
20 int paeyselick ghemack<br />
doch heere doet Tryphon <strong>van</strong> hem / die hem wrack<br />
an de israelsche / met verRaedschap groot /<br />
noch dat guwylion doch comme niet onder tdack<br />
zyns logyst / hem daer doen eeneghe Noodt<br />
25 Maer laet hem vry Reysen zonder wederstoot<br />
Alsoo iosue passeerde de iordane<br />
ende vvederkeerde met vruechden groot<br />
neimt onsen Philippum Alsoo by te staene<br />
doch heere maect hem Ioabs moortdaet tontghaene<br />
30 die Abner <strong>van</strong> achter duerstack metter handt<br />
Laet sinte Michiel zoo draeghen zyn <strong>van</strong>e<br />
Dat hy paeyselick Regieren mach alle zyn Landt<br />
Duerluchteghe vorsten des arendts vlercken<br />
Edel wyse heeren der Leeuwen percken<br />
35 Nederlanders Reyn<br />
++<br />
Gheestelick ende Weerlick der Roomsscher kercken<br />
met bedynghen wilt godsvruchtelick wercken<br />
voor ons Conynglick greyn<br />
helpt moyses zynen aerme vphouden Certeyn<br />
5 ghy wordt als israel verlost huut Rauwe<br />
Begheert den cloucken Abraham / ghy cryght hem int pleyn<br />
die melchisedech beschanck als prinche ghetrauwe<br />
Bidt dat helizeus. zydy man ofte vrauwe<br />
wederkeere vp dat wy worden verhueght<br />
10 Bidt dat onsen conyngh comme niet inde Landauwe<br />
der ismaheliten Als ioseph ontwueght<br />
+ Fol. 188 r, r. 5-7, 14 (namen), 31 ‘Viue bourgoengne’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 188 r
++<br />
69<br />
heere god hoort ons bede Want al ons vruecht<br />
staet alleene naest hu / An zyn onderstandt<br />
schict doch onsen philippum want ghyt vermueght<br />
15 Dat hy paeyselick Regieren mach Alle zyn Landt<br />
Godlick Prinche<br />
Der inghelen iubilatie<br />
Boet tghemeene verlanghen / weert murmuratie<br />
ende duchten zwaer<br />
20 zoo een ziecke verlanght naar Confortacie<br />
des medechyns / zoo verlanghen wy telcker spatie<br />
naer paeys vruchtbaer<br />
heere zend onsen conyngh salomons wysheyt Claer *<br />
Moyses en Calephs ghezonde zyn Leuen lanck<br />
25 duer hu name zyn macht sterct verre en naer<br />
oost / zuud / noord / west / Totter zonnen onderghanck<br />
fameuselick Regieren mach vry ende vranck<br />
Als bloeyende blomme der christenen princhieren<br />
zyn welwillende zy eere prys ende danck<br />
30 end hem ghetrauwe dienen met opene banieren<br />
duer hem wy leeuwen Viue bourgoengne Cryhieren<br />
als die met Lyf en goedt zyn in zyn verbandt<br />
god der vreden Laet hem huwen gheest zoo Regieren<br />
Dat hy paeyselick Regieren mach Alle zyn Landt /<br />
Aucteur<br />
Dat der gheestlicke hueuerheyt mach voorts touchieren<br />
zonderlynghe den stehouders end officieren<br />
vvild ick gheerne Testamentelick oock stofferen<br />
5 hoe zylieden de Waerheyt zullen hanthieren<br />
ende twoord des euangelion multiplieren<br />
in allen quartieren<br />
zal elck hier naer in zyn oordene passeren<br />
de waerheyt prysen / ende Lueghens confunderen<br />
Beneficianten permuteirders<br />
Eerevveerdeghe beminde die de pastorie<br />
<strong>van</strong> andren ouerneimt / ghenaemt Permutacie<br />
hulieden ion ick / end alle de ghuene / die<br />
beneficianten zom zyt / zonder Clercgie<br />
15 tnaeruolghende Refereyn tontfane by gratie<br />
* Oorspronkelijk ‘Naer’; ‘Cl’ is door de ‘N’ geschreven.<br />
+ Fol. 188 v, nota in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
188 v
Tquam huut een goet ionsteghe fantisatie<br />
Schuut murmuratie<br />
Refereyn<br />
70<br />
De Weerelt ghaet manck<br />
20 mids groote onghelucken<br />
Thooft es Cranck +<br />
de pylaeren hucken<br />
hedent tsdaeghs vyndt men minst schaepen meest bucken<br />
die <strong>van</strong> thienen vieren<br />
25 goet voortstel verzieren<br />
Weduwen en weesen<br />
ziet mense plucken<br />
en zyn zonder vreesen<br />
die gods volck verdrucken<br />
+<br />
de schaepen zom ieghens de heerders tucken<br />
de honghereghe ghieren<br />
dees aercheyt furnieren<br />
den schaepen / dient hulpe men hoortse niet tieren<br />
5 dies moeten logieren // metten wulfuen by Paeren<br />
<strong>van</strong> prelatueren Cryghen zom kynders Regieren<br />
die noch zyn scholieren // <strong>van</strong> volo de Caeren<br />
hoe zou zulck een ioncheyt veel zielen bewaeren<br />
trauwen douders verhaeren // ionghers cryghen eens macht<br />
10 interim schaepen dolen Tzyn daghelicxsche maeren<br />
De schaepen Worden meest om haer wulle verpacht<br />
Goe herten nv zien<br />
diueerssche temptacien<br />
thuutdraeghende ingien<br />
15 draeyt zonder turbatien<br />
Tgenerale Consilium cort gheen dolatien<br />
Oude duecht cesseert<br />
en nieu quaet Rengneert<br />
// Meest volghtmen tvleesch<br />
20 naer zyn inclinatien<br />
minst naer den heesch<br />
Van Baptisatien<br />
couver adulterie Cracht in defloratien<br />
noch augmenteert<br />
25 blyfuende onghevexeert<br />
Asmodeus heeft elcken zoo gheinflammeert<br />
dat den meester vzeirt //vvillen oock zyn paidgen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ A o 1532<br />
+ 189 r
71<br />
dan word tvleesch ghespleten datmer duere speculeert<br />
Leyaert tryumpheert // vp des aerbeyders gaidgen<br />
30 in pompeuse cleedynghen doende oultraigen<br />
houden Concubinaigen // dach ende nacht<br />
ducht ick zyn de causen / dat tallen passaidgen<br />
De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht<br />
Gheestelicke instrumenten<br />
35 <strong>van</strong> hoogher faemen<br />
weerlicke Regenten<br />
Thuwer schaepen vraemen/<br />
+<br />
ghij zyt als wachters ghestelt te zaemen<br />
dese wete doet<br />
Ezechiel Vroedt<br />
om trompene vast<br />
5 alsser vyanden Quamen<br />
en ghy slaperich wast<br />
wel mueght ghy hu schaemen<br />
v<strong>van</strong>t heerders des volcx / zoo zyn hu Naemen<br />
of Cryghense onspoet<br />
10 gods equiteyt goet<br />
zal <strong>van</strong> huwen handen heesschen haer bloedt<br />
achlacen wesen moet // zoo hy sprack hebt gheschoren<br />
de schapen / niet gheweed / maer hu zeluen ghevoedt<br />
doch dien ghiereghen vloed // laet vloeyen verloren<br />
15 Peynst wat ghy hebt thuwen staete bezworen<br />
en ghecoren // dies dyn schaepen zalicheyt wacht<br />
of tvolck zeyde noch variabel gheboren<br />
De schaepen Worden meest om haer wulle verpacht<br />
Prinche<br />
20 Hemelsch Vermaert<br />
Recht heerder der schaepen<br />
ons Bid ick bewaert<br />
wulfuen naer ons gaepen<br />
die tvleesch willen metter wulle vpRaepen<br />
25 och hooghste <strong>van</strong> staeten<br />
nv en voor tsweerelts daeten<br />
wilt ons byBlyfuen<br />
Als ons heerders slaepen<br />
oock mede verdryfuen<br />
30 des vyands Cnaepen<br />
die Roupen blasphemye den prochiepapen<br />
datse donderzaeten<br />
quaet exempel Laeten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 189 v
72<br />
en zelue zynt horribel stynckende vaten<br />
35 doch liet elck by maeten // zyn zondeghe zeden<br />
+<br />
god verwecte wel goe heerders tonser baeten<br />
maer in alle straeten // Es duecht ontgleden<br />
het hooft es zieck / end alle de Leden<br />
vyndt doch Remeden // heerders hu vailiant // biedt<br />
5 valscht gheenssins gods woordt om ghiften of beden<br />
Sophistrie // poetrie // Laet versneden // Want // ziet /<br />
Wy aerme scaepen En hebben tverstand // Niet<br />
Predicanten<br />
Gheestlicke Mannen die twoord gods becondeghen<br />
10 Weist clouck ghemoet in predicatien<br />
Straft abusen Vp datmen te min mach zondeghen<br />
hu ion ick dit Refereynken met Salutacien<br />
Refereyn<br />
Ghy Van Wien den stoel <strong>van</strong> Moyses es bezeten<br />
15 Roupt / end en houd niet vp / zoo deden de propheten<br />
verheft hu stemme als een trompet tallen stonden<br />
vercondicht mynen volcke / ende laetse weten<br />
haer ouertredynghe / en Iacobs huus haer zonden<br />
Schaemt hu niet theligh euangelion vermonden<br />
20 als ghetrauwe legaet / willet claer huut preken<br />
als ghezonden predicanten / helpt de waerheyt oorconden<br />
straft allen mensschen / haer zondeghe ghebreken<br />
schuut oudewyfsche fabulen wilt waerheyt spreken<br />
tooght dat huwe wysheyt in werck ende woord<br />
25 tot een yeghelicx stichtynghe Reyn onbezweken<br />
meerder zy / dan de fame diemen <strong>van</strong> hu hoort<br />
houd huwe wysheyt gheenssins verborghen voort<br />
Laet hu niet verleeden om tafelvriendt beclyfuen<br />
werct manlick ende in een godsvruchtich Accoord<br />
30 De Waerheyt des Euangelys Laet by hu blyfuen /<br />
+<br />
Doch heere god almachtich int hemelssche pleyn<br />
hoe schoone zyn die voeten vpde berghen Certeyn +<br />
der ghuenen die vercondeghen en preken vrede +<br />
oock der ghuenen die goet vercondeghen Reyn<br />
5 oock tsghelycx der ghuenen die preken zalichede<br />
maer den euangelie warachtichste zede<br />
zo en zyn zy niet alle ghehoorzaem ziet<br />
zommeghe preken Christum in dees eerdsche stede<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 190 r<br />
+<br />
190 v<br />
+<br />
Esai 52<br />
+ Roma.10.
73<br />
duer eenne goede wille / en de zommeghe Niet +<br />
10 maer vercondeghen Christum / huut een tvvistich bediet<br />
en niet Reynlick dus dan ghylieden eersame<br />
die zyt een huutvercoren gheslachte gheschiet +<br />
Conynclick priesterschap / helich volck bequame<br />
Bereedt den volcke den wech dan alsoot Betame +<br />
15 dat zylieden An gheen anstootynghe wryfuen<br />
maect effen den pat / End om christus name<br />
De Waerheyt des euangelys laet by hu blyfuen<br />
Maer mesbruuctter huwe macht niet in / naer desen<br />
Laet huwe Lendenen vpgheschort wesen +<br />
20 In die waerheyt in eenne Bereedynghe claer +<br />
<strong>van</strong> het Euangelion der vreden ghepresen<br />
Quetst den knecht niet / die werct inder waerheyt daer<br />
god zal met hu zyn dats warachtelick waer +*<br />
zyt ghy den volcke inden dynghen die god anghaen +<br />
25 en tooght ghy hemlieden / de manieren openbaer<br />
hoe zy god anbeden zullen / met een eerlick vermaen<br />
doet alle dynghen zonder murmureren zaen +<br />
alsoo dat nyemandt <strong>van</strong> hu en mach claeghen<br />
voedt gods kercke / niet om schandelick ghewin ontfaen +<br />
30 maer met eennen toegheneygden moet tallen daeghen<br />
wacht hu voor quaeden schyn / vliedt oncuusheyts plaeghen +<br />
onderhoud twoord des leuens / zonder twistich kyfuen +<br />
Schuut nieuwicheyt der woorden / maer zonder versaeghen +<br />
De vvaerheyt des euangelys / laet by hu blyfuen<br />
35 Ghaet al de weerelt duere tghelooue vermeeren<br />
ende preict het Euangelion zonder ommekeeren +<br />
Allen creatueren die ter weerelt Leuen<br />
++<br />
den ghuenen die thelich euangelion leeren<br />
dheere zal dat woord / met grooten crachten gheuen +<br />
tes nood / Wantter staet byden Psalmiste ghescreuen<br />
de waerheden zyn vermindert zoo zynght hy clachtich<br />
5 <strong>van</strong>den kyndren der mensschen / en nieuwers es beseuen +<br />
inder eerden bermherticheyt / noch waerheyt Crachtich<br />
schaemt hu niet tghetughenesse christi warachtich +<br />
maer werct met euangelion / naer gods cracht groot +<br />
die ons heeft verlost / en gheRoupen almachtich +<br />
10 met die helighe Roupynghe Troost tonser noodt<br />
naer ons wercken niet / maer naer zyn gracien exploot<br />
ons duer christum ghegheuen / Allen mannen en wyfuen<br />
voor die tyden der weerelt / dus bid ick totter doodt<br />
De vvaerheyt des euangelys / Laet by hu blyfuen<br />
* ‘waer’ oorspronkelijk ‘claer’; ‘w’ door ‘cl’ geschreven.<br />
+ Fol. 191 r, r. 15, 25 (beginwoord) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ philip primo.<br />
+ .1.petri.2.<br />
+ Esai/62.<br />
+ 1 corin / 9<br />
+ Ephes 6<br />
+<br />
Eccli .7.<br />
+<br />
Exodi /18.<br />
+ philip / 2.<br />
+ .1.petri.5.<br />
+ .1.thessa/ 5.<br />
+<br />
philip .2.<br />
+<br />
1 thimo.6<br />
+ Marci vltimo.<br />
+<br />
191 r<br />
+<br />
Psal 67.<br />
+ Psal.11<br />
+ Ose / 4.<br />
+ .2.<br />
+ Timoth. .1.
15 Princhelicke<br />
74<br />
Predicanten dier toe ghestelt // zyt<br />
in tsweerelts velt // vvydt /<br />
hu niet alleene om lof prys of ghelt // quyt<br />
maer preict twaerachtich woord / naar tschriftuerlic scryfuen<br />
20 al zoudmen hu ontLyfuen<br />
maect dat ghy metten goe heerders ghetelt // zyt<br />
voor de waerheyt ghequelt // strydt<br />
laet den gheest Recht dryfuen<br />
De vvaerheyt des euangelys / Laet by hu blyfuen<br />
Godsvruchteghe sermoenvolghers.<br />
+<br />
Alle goe deuote mensschen tsaemen merckelick<br />
die gheerne het heligh woordt gods hooren preken<br />
deuotarissen vraukens weduwen kerckelick<br />
hulieden ion ick al staettet niet clerckelick<br />
30 (noch Rhetoricael Werckelick)<br />
dit Refereyn zyt hoorders en doende ghebleken /<br />
Refereyn<br />
Broers / als alder liefste kyndren / gods naeruolghers zyt +*<br />
inde liefde wandelt / ghelyck christus / langhen tydt<br />
ons oock lief ghehadt heeft // end hem ouerghegheuen<br />
5 voor onslieden / Tot een ghifte / der weerelt wydt<br />
en offrande / god in een goe Roke ghebleuen<br />
voort oncuusscheyt OnReynicheyt / en ghierich Leuen<br />
Alst den helighen betaemt / onder hu en zy niet<br />
Leelicheyt / zotteclap noch bouverye bedreuen<br />
10 die niet betaemen / maer Liefuer dancbaricheyt biedt<br />
Want weit / dat alle oncuussche / OnReyne ziet<br />
noch ghiereghe // welck es dienst der afgoden quaet<br />
in christus en gods Rycke / gheen erfue gheschiet<br />
dus met ydel woorden / nyemandt bedrieghen hu laet<br />
15 dat gods gramschap / vp hu niet als wantrauweghe slaet<br />
vvilt hu haerder dies deelachtich niet bezwaeren<br />
ghy voortyds doncker / nv als Licht inden heere staet<br />
Zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />
In dien tyden / doe Iesus veel mensschen ghenas<br />
20 hy eennen stommen vyandt huutworpende was +**<br />
end als hy huutgheworpen was naer tbetamen<br />
zo heeft de stomme ghesproken vp tzelue pas<br />
* Verticale streep onder noot tot r. 16.<br />
** Verticale streep onder noot tot r. 35.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
191 v<br />
+ Ephes.5.<br />
+ Luce xi o .
dies de schaeren tsvolcx hebben verwondert al tsamen<br />
in Beelzebub prinche der vyanden namen<br />
25 huutworpt hy vyanden / zeyden zy zom tweedrachtich<br />
en andre die iesum tempterende Anquamen<br />
begheerden een teecken <strong>van</strong>den hemel warachtich<br />
maer kennende huer ghepeynsen / zey / al dyngh machtich<br />
Alle Rycke ghedeelt ieghens hem zeluen / zal<br />
30 verghaen / en tdeen huus vallen vp tdander onCrachtich<br />
Es den vyandt dan ghedeelt / ieghens hem zeluen Al<br />
hoe mach zyn Rycke blyfuen staende dan / zonder val?<br />
v<strong>van</strong>t ghy zeght dat ick vyanden nv zonder spaeren<br />
huutworpe duer beelzebub / hoort int eerdsche dal<br />
35 Zaelich zyn die hooren tvvoord gods. / En dat bewaeren /<br />
75<br />
+ Worp ick vyanden duer Beelzebub huut / ouerluudt +*<br />
zey iesus / in wien werpense hu kynderen huut<br />
daer omme zullen zy huwe Rechteren wesen<br />
en huutworp icxse / duer gods vynghers cracht en virtuut<br />
5 zo es in hu ghecommen gods Rycke ghepresen<br />
Als een sterck ghewapent wacht zyn voorhuus mids desen<br />
al de dynghen die hy bezit / zyn dan in vreden<br />
maer es daer een ouercommende gheResen<br />
stercker dan hy es / en verwint zyn Clouckheden<br />
10 al zyn wapenen ontneimt hy hem dan tdier steden<br />
inde welcke hy hem was Betrauvvende vry<br />
en deelt zyne Roouen / naer zyn beste zeden<br />
tzynder wille / voort zey iesus den volcke by<br />
die met my niet en es / die es ieghens my<br />
15 en die met my niet verghaert // in dhemelsche schaeren<br />
die verstroyt / dus hoortter wel naer mensschen ghy<br />
Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />
Prinche<br />
Wanneer <strong>van</strong> een menssche / eennen gheest onReene +**<br />
20 huutgheghaen es / zo wandelt hy int ghemeene<br />
duer plaetsen zonder watre / Ruste zouckende zaen<br />
niet vyndende / ick zal zeght hy groot of Cleene<br />
wederkeeren in myn huus / daer ick bem huut gheghaen<br />
als hy comt / met besems vyndt hyt verchiert Reyn ghedaen<br />
25 dan zo ghaet hy ende neimt met hem daer naer<br />
zeuen ander gheesten / quaeder dan hy dan ghestaen<br />
ende ingheghaen vvesende Wuenen zy daer<br />
* Verticale streep onder noot tot r. 16.<br />
** Verticale streep onder noot tot r. 34.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 192 r<br />
+ Luce xi o<br />
+ Luce xi o .
++<br />
76<br />
dies het laetste dan / <strong>van</strong> dien menssche voorwaer<br />
wordt aerghere dan dat eerste bedeghen<br />
30 Nu es gheschiet / doe iesus dese woorden sprack claer<br />
Een vrauwe vpheffende huer voys *** onverzweghen<br />
zeyd hem / Zaelich es dien buuck / die hu heeft ghedreghen<br />
en borsten die ghezoghen hebt / ghy (in hu iaeren)<br />
het es alsoo zey iesus / dus tallen weghen<br />
35 Zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />
Aucteur<br />
Ghemerct / dat zangh den gheest verblyd<br />
zwaermoedicheyt quyt<br />
heb ick vroylick Een liedeken vpgheheuen<br />
5 Ter eeren twoord gods ghebenedyd<br />
Twelcke talder tydt<br />
hoet den vyandt spyt // Onslieden proffyt<br />
Ende troost can gheuen<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys zo wie den keyser wil dienen<br />
zal hebben drie maenden soltz +<br />
Al die gods vvoordt beminnen<br />
hooren / En bewaeren der naer +<br />
zalicheyt / zy ghewinnen<br />
15 dits Christus belofte claer<br />
de waerheyt des euangelys voorwaer<br />
Laet by hu blyfuen / crachtich / maer<br />
ydel ongheleerde vraeghen<br />
wilt die <strong>van</strong> hu verIaeghen +<br />
20 Tallen daeghen /<br />
Die hu willen verdoofuen<br />
met menich bewimpelt woordt<br />
vvilt die gheenssins gheloofuen<br />
maer schuutse Rechtevoort<br />
25 zy houden de waerheyt ghebonden gheCoordt<br />
zyt gram / maer zondich hu niet en stoort<br />
Want hoe vernuftich schryfuen +<br />
gods woordt zal eeuwich blyfuen<br />
en beclyfuen<br />
*** Na ‘voys’ is ‘vpgheheven’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 192 v, jaartal in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
192 v<br />
+<br />
.10.meye 1545.<br />
+ Luce .11.<br />
+ 2.thimo.2<br />
+ Psal .4.
30 Christus wech Waerheyt en tleuen +*<br />
zyn woordt hij te houden ghebiedt +<br />
wat hy ons wilde gheuen<br />
es duer zyn woordt gheschiet<br />
+<br />
de waerheyt des euangelys ziet<br />
Laet by hu blyfuen ende vliedt<br />
die dat zaeyen tweedrachtich<br />
Mensschen zyn Lueghenachtich +<br />
5 God warachtich<br />
Om niet hebt ghij ontfanghen +<br />
der euangelyen grondt<br />
al wie daer naer verlanghen<br />
om niet gheuet / maectse ghezondt<br />
10 Leeft / datmen zegghe / Tot alder stondt<br />
de wet des waerheyt was in zyn Mondt +<br />
end heeft veel mensschen mede<br />
afghekeert <strong>van</strong> Booshede<br />
Thuerer vrede /<br />
15 O ghy slanghen gheslachte +<br />
hoe mueght ghij ghespreken goet<br />
als ghy in hu ghedachte<br />
quaet zyt / en zondich ghevoedt<br />
de waerheyt des euangelys zoet<br />
20 Laet by hu blyfuen sterck ghemoet<br />
en schuut oft zhu mespasten<br />
die babylonsche ghasten<br />
metten Lasten<br />
Zy leeren thuerer baeten<br />
25 Om den schandelicken ghewin +<br />
gheel huusen achter straeten<br />
verkeeren naer hueren zin<br />
gheboden der mensschen stellen zy in<br />
en gods gheboden achtmen min<br />
30 die leeren totter waerheyt<br />
doch heere keert dees zwaerheyt<br />
gheeftze claerheyt<br />
Zoo ons paulus wil Leeren<br />
een tydt zalder wesen zeght hy +<br />
35 gheel <strong>van</strong>der waerheyt keeren<br />
* ‘Iohan’: ‘a’ over ‘en’.<br />
77<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Iohan 14<br />
+<br />
Psal .18.<br />
+ 193 r<br />
+ Psal .115.<br />
+ Mathei.10<br />
+ malach .2<br />
+ mathei / 12<br />
+ Tytum primo<br />
+ 2 thimo / 4
+ huer ooren zullen zy<br />
// de waerheyt des euangelys vry<br />
Laet die altyds hu blyfuen by<br />
Laetter hu niet of verleeden<br />
5 noch wiltter oock niet ofscheeden<br />
maer verbreeden<br />
Apollo duer gods ghiften +<br />
die was een welsprekende man<br />
machtich inde gheschriften<br />
10 dies was onderwesen dan<br />
inden wech des heeren / zoo hyt ghewan<br />
en leerde neerstich <strong>van</strong> doe voort an<br />
al tghuene dat mids desen<br />
<strong>van</strong> iesu was ghepresen<br />
15 zoo wy lesen<br />
Het euangelion schoone +<br />
en schaem ick my in gheen pleyn<br />
sprack paulus in persoone<br />
spyts den benyders vileyn<br />
20 de waerheyt des euangelys Certeyn<br />
Laet by hu blyfuen int herte Reyn<br />
vviet waent in sticken teesen<br />
Leert weduwen ende vveesen<br />
zonder vreezen<br />
25 Wachters des volcx al tsaemen<br />
zyt neerstich int ooghemerck<br />
Roupt trompt / wilt hu niet schaemen<br />
bewaert der schaepen Perck<br />
vuldoet der Euangelisten werck +<br />
30 doet huwen dienst vulcommelick sterck<br />
gods woordt es niet ghebonden +<br />
gheneest der schaepen wonden<br />
om gheen Ronden<br />
Reyn Princhelicke gheesten<br />
35 Werct mannelick ende strydt /<br />
++<br />
Ieghens des vleeschs tempeesten<br />
elck andren sticht / waer ghy zyt<br />
die Waerheyt des euangelys wydt<br />
Laet by hu blyfuen Talder tydt<br />
5 Tzweerd <strong>van</strong> gods woord Angorden<br />
vvilt zoo ghewapent worden<br />
vvier vp Cnorden /<br />
78<br />
+ Fol. 194 r, r. 16, 17, 26 ‘vleesschelicke ... ghiericheyt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 193 v<br />
+ Actuum.18.<br />
+ Roma primo<br />
+ .2. thimo 4<br />
+ 2. thimo 2.<br />
+ 194 r
Lueghenaers<br />
En zulcke brabbelaers<br />
79<br />
Lueghensprekers mondspeilders ende lueghenconfyters<br />
10 wiens prasynghen schynen bynaest waer te zyne<br />
contrarie der waerheyt Tonghe verslyters<br />
gheef Ick dit Refereyn tallen termyne<br />
Als een huut mynder Rhetorica schryne *<br />
Teender discipline // die zomtyds voor ooghen<br />
15 Lueghens lieght / men zouder zacken by drooghen<br />
Refereyn<br />
Nolite mentiri inuicem +<br />
Christe ghy zyt alleene wech waerheyt en tleuen +<br />
maer lueghenachtich zyn alle mensschen ghebleuen +<br />
20 hoe Rycke hoe mueghende sterck wys voordachtich<br />
ghy heere wiens wet / es de waerheyt beseuen +<br />
hebt verlost my heer god des waerheyts almachtich +<br />
ziet de waerheyt / hebt ghij zelue bemint warachtich +<br />
dies ydelheyt en Lueghenen doet verre <strong>van</strong> my +<br />
25 oock drie partyen der waerheyt / doet <strong>van</strong> my crachtich<br />
dats vleesschelicke liefde / Vreese / ghiericheyt vry<br />
huwe waerheyt zeere thoudne gheboden hebt ghy +<br />
+<br />
Want hu waerheyt <strong>van</strong> gheslacht tot gheslachte gheduert<br />
end hu woord blyft eeuwich staende den hemel by<br />
in hu waerheyt veroetmoedicht hebt my ghenatuert<br />
Neimt <strong>van</strong> myn mondt niet twoord des waerheyts gheCuert +<br />
5 want mondt die lieght Certeynlick de ziele doodt +<br />
hu mesaecht oock tonghe lueghenAchtich besmuert +<br />
dies zulwy waerheyt beminnen / ende paeys ter noodt<br />
end hebben lief gheen Lueghenachtich ConRoot<br />
maer vpRecht ongheveynst zyn huut tshertsen grondt<br />
10 zulcx zoo dat <strong>van</strong> ons zegghe Cleen ende groot<br />
Wet ende waerheyt heeft gheweist in huerer mondt<br />
ende datmen niet en zegghe te gheender stondt<br />
gheen Rechtueerde noch waerheyt es in huer bedryfuen<br />
want al wierdt ghy voor de waerheyt ter dood ghewondt<br />
15 Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />
Vp die gherechteghe zien die ooghen des heeren<br />
Rechtueerde zal in eeuwich ghedyncken verkeeren +<br />
* ‘schryne’: ‘r’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Ad Collos .3. o<br />
+<br />
Iohan /14<br />
+<br />
Psal. 115<br />
+ Psal. 118<br />
+<br />
30<br />
+<br />
50<br />
+ prouerbi .30.<br />
+ psal.18.<br />
+ 194 v<br />
+<br />
Psal 18<br />
+<br />
Sapien primo<br />
+ prouerbi.6.<br />
+ psal 33.
80<br />
en der Rechtueerden huus zal blyfuen staende ziet +<br />
huerer wortel zal gheenssins beroersel vermeeren<br />
20 gheen Rechtueerdeghe bedrouft hem wats hem gheschiet<br />
wee hu dan die <strong>van</strong> diepten der herten hebt yet +<br />
vp dat ghylieden zoud verborghen des heeren Raedt<br />
of doet open huwen mondt / ende lueghenen vliedt<br />
ende oordeelt dat Rechtueerdich warachtlick staet<br />
25 want zo wie dat de waerheyt verborghen laet<br />
daer die dient tot ghelooue of tot zaelicheyt voedt<br />
vp hem Roupt hy gods gramschap / dus dan zulck quaet<br />
noch beminsel gheender Lueghens / met dyn broeder doet<br />
Want haere ghewoonte die en es niet goet +<br />
30 en wie int oordeel ghelt kendt / en doet niet wel<br />
v<strong>van</strong>t contrarie der waerheyt / word hy ghemoet<br />
end om een bete broods valt hy waerheyt Rebel<br />
nochtans de waerheyt / zou vonnest elcken snel +<br />
en ghevonnest en zal zou nemmermeer blycken<br />
35 zalich dan wie dat een vriendt vynd in zyn voortstel<br />
warachtich zynde themwaerts zonder bezwycken<br />
noch de waerheyt niet vercoopt / met valssche practycken<br />
om vette Lecker morseelen oft om Ronde schyfuen<br />
+<br />
want als zulck dat begheuen zal / als broossche dycken<br />
Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />
Der lueghenachteghen scriben greffie zwaer<br />
lueghenen zo heeft die gewrocht voor waer +<br />
5 doch <strong>van</strong> waerheyt noch oock der Bermhertichede<br />
noch gods kennesse word vaeryncx vp deerde claer +<br />
doch elck andren belieght niet / maer sticht vrede +<br />
want den Rechtueerdighen te gheender stede +<br />
gheen wet es ghestelt / Maer den lueghenaers al<br />
10 verheft hu niet in lueghenachtegher zede +<br />
der waerheyt contrarie / groot breed noch smal<br />
want den heere verdoen zal int eerdsche dal<br />
alle die Lueghens zullen sprekende wesen<br />
En tdeel / alder Lueghenachteghen wesen zal<br />
15 inden poel <strong>van</strong> tbernende vier bouen desen +<br />
en sulpher / Als ter tweeder doodt verknesen<br />
Dies gheenssins onbewaert dan / laet tsheeren woord<br />
Gods gracy kendtmen duer de waerheyt ghepresen +<br />
zyn begheeren / ende zyn goede wille voort<br />
20 doch wie esser zo vermetenlick dan nv ghestoort<br />
die verwinnen mach waerheyts Recht zoet bedauwen<br />
nyemandt / noch tgheenen daeghen es gheweist ghehoort<br />
sterck es den wyn / de Conynck stercker in trauwen +<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Cxi<br />
+ Esai 29<br />
+ Eccli 7<br />
+ Augusti /<br />
+ 195 r<br />
+ iere 8<br />
+<br />
Oze 4<br />
+<br />
Collos .3.<br />
+<br />
1 thimo/ primo<br />
+ iacobi/3<br />
+ Apo 21<br />
+ Collos primo.<br />
+ 3 esdre .3.
81<br />
ende daer naer zyn noch veel stercker de vrauwen<br />
25 zoo de schriftgheleerde ende oock Poeten scryfuen<br />
maer de waerheyt verwinnet al / zonder verflauwen<br />
Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />
Princhelick God<br />
Doet open huwe poorten / ende laet inghaen +<br />
30 tRechtueerdich volck / zoo doet esayas vermaen<br />
de welcke die bewaeren warachticheyt<br />
Al wie lueghen doet / en Lief heeft moet buten staen +<br />
want wie hem keert tot Lueghens te vergheefs hy aerbeydt +<br />
valssche Lippen zyn den heere Afgryselicheyt +<br />
35 zeght ieghens twoordt der waerheyt in gheender manieren<br />
vliedt / wie Lueghenachteghen eedt heeft gheseyt +<br />
strydt totter doodt omme gheRechtheyt hanthieren +<br />
en god zal hu vry los buten alle dangieren<br />
++<br />
vechtende voor hu / hu vyanden verwinnen<br />
zaelich die om Rechtueerdicheyt vervolgh obedieren +<br />
dus lueghens ofleght / spreect de waerheyt huut Minnen<br />
elck met zynen naesten / en met Rechtueerdeghe zinnen +<br />
5 volght dat Recht es / zo bezit ghij tlandt tsheeren weghen +<br />
ende mids dat de waerheyt vaeryncx buten en Binnen<br />
By gheheel vergheten es / ende verzweghen +<br />
Laets zyn totter eeuwegher waerheyt gheneghen<br />
ende schuwen / die altyds Leerende waecken<br />
10 maer nemmermeer / hoe neerstich zy zyn bedeghen +<br />
ter kennessen der waerheyt / niet en gheRaecken<br />
Schuut / leert paulus zulcdaneghe in huere zaecken<br />
ende laet christus woorden int herte beclyfuen<br />
v<strong>van</strong>t als de weerelt verghaen zal / met tvierich blaecken<br />
15 Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />
Aucteur<br />
Vleeschlick zin / Opinie / verblendt in tverstandt<br />
midsgaders vernuft inden gheest / wilt Luusteren<br />
dese viere gheuen Raedt / en bieden dhandt<br />
20 Omme de waerheyt verborghen en verduusteren<br />
Tghaetter Al auerecht meest ghekeerelt<br />
Opinien der mensschen Regieren de<br />
Refereyn<br />
De Weerelt zynde gheel nv int quaede ghestelt<br />
+ Fol. 195 v, r. 17, 18 ‘vernuft ... gheest’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai 26<br />
+<br />
Apo 22<br />
+<br />
prouerbi 10<br />
+ idem 12<br />
+<br />
Eccli .4<br />
+<br />
Zacha / 8<br />
+<br />
195 v<br />
+<br />
mathei .5<br />
+ Ephe / 4<br />
+ deute/16<br />
+ Esai 59<br />
+ 2 thimo 3.
82<br />
25 onderdaenich tghelt<br />
als wanckelbaer zynde ydel gheManiert<br />
veel houdense daeghelicx in huer bewelt<br />
dies Redene smelt<br />
Want gheel by opinien schyntse gheRegiert<br />
30 dedel waerheyt Light openbaer gheschoffiert<br />
<strong>van</strong> Wanen wys zyn / ende eeghin goetdyncken<br />
Redenen zyn nauwelick yeuwers ghehanthiert<br />
++<br />
Opinien / zietmen voor de waerheyt blyncken<br />
wanen wys zyn doet dargumenten clyncken<br />
opinatiuelick zoo ghehoort studieux<br />
Barthol caetst den bal voort / met een ooghen wyncken<br />
5 opinien voortbrynghen bezouck Curieux<br />
in hemelssche zaecken zeere scrupuleux<br />
om duer opinien ghecryghen ghewin<br />
zulck Regiert de weerelt met wille Rigoreux<br />
Want alzo menigh hooft Also menich zin<br />
10 Doch vp mensschelicke wysheyt / en sophistrie<br />
gheel der waerheyts partie<br />
zo staet trubbel meest / nv al tsweerelts Regiment<br />
Opinyen zaeyer in groote herezie<br />
mids ydel Clercgie<br />
15 en zulck hooft / zulck zin / gheuen tsamen tconsent<br />
deen eerdt beilden / <strong>van</strong> andere zynse gheschent<br />
Opinyen ieghens Recht en Redene stryden<br />
in eerghiereghe ouerheyt / es zulck verblendt<br />
Tzyn antechrist voorbareghe boose tyden<br />
20 Opinyen doender vele tonRechte Lyden<br />
als verduustert perplex int Redenlick verstandt<br />
deene Roupt / doet wech . dander wil hem bevryden<br />
opinyen der mensschen hebben douerhandt<br />
dedel Redene Light metter waerheyt in tzandt<br />
25 zulck dood / of gheeft tleuen / Alsoot hem valt in<br />
opinyen / Rengneren nv in alle Landt<br />
Want alzo menich hooft Also menich zin<br />
By natuerlicke Redenen zietment blycken<br />
dat duer practycken<br />
30 <strong>van</strong> opinyen / de weerelt gheRegiert zy<br />
als oorspronck <strong>van</strong> tweedracht in veel ConyncRycken<br />
zulck doende Afwycken<br />
<strong>van</strong> theligh ghelooue / daer wy onder zyn vry<br />
Want zulcx opinien / willen dat Leuen wy<br />
+ Fol. 196 r, r. 1 ‘Opinien’, 2 ‘wanen ... zyn’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 196 r
83<br />
35 naer huerer inzettynghen gheheel voorwaer<br />
ende zulck by opinyen Brynghent anders by<br />
huerer ordonnantien te volghene Naer<br />
+<br />
zulck ghebenedyd / dander wil verdommen zwaer<br />
deen es christen / en dander heretycq befaemt<br />
desen strydt der opinyen zo wanckelbaer<br />
maect de Weerelt met huer Regierders beschaemt<br />
5 Tghaetter meest al by opinyen / dat zulcke Raemt<br />
als Chistoffels / draeghtter zulck vp / noch zijnen kin<br />
opinyen der mensschen zyn twistich verzaemt<br />
Want alzo menigh hooft Also menich zin<br />
Prinche<br />
10 Alzo menigh zin Alzo menigh hooft<br />
de weerelt ghelooft<br />
zulck alsmen leert / Blyft in alsulck beclyfuen<br />
zulck met opinyen tleeck volcxken verdooft<br />
die bedect ouerslooft<br />
15 Wanen wys zyn doctrine / <strong>van</strong> Mans en wyfuen<br />
met opinyen / de zulcke wil tRecht ontkyfuen<br />
dies Reden ende waerheyt zyn Rechtueerdich verstoort<br />
deen wil den gheest vpwaerts / dander nederdryfuen<br />
de weerelt gheRegiert met opinyen voort<br />
20 Contrary <strong>van</strong> opinyen in tclare gods woord<br />
elck wil zyn opinye hebben verheuen<br />
Opinyen zyn <strong>van</strong>den Loftuters ghehoort<br />
om blyfuen in leylecker ghemackelick Leuen<br />
en die zeker waerheyt in Christo bescreuen<br />
25 bevlecken met opinyen / Eer meer dan min<br />
elck doetter <strong>van</strong>den zynen toe / int vutgheuen<br />
Want alzo menich hooft Alzo menich zin<br />
Prouerbi .29.<br />
Een prinche de ghuene die gheerne hoort<br />
30 der lueghenen vvoordt<br />
Al zyn dienaers zal hij hebben ongodlick voort<br />
Magister senten /<br />
Tes beter om de Waerheyt tormentelick wyghen<br />
dan veel beneficien / duer fletsynghe Cryghen /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 196 v
84<br />
+ Een verRaeder der Waerheyt / en es hy Niet<br />
Alleene / die int spreken lueghens hanthiert<br />
Maer oock es hy / een verraeder alst zoo gheschiet /<br />
die de waerheyt niet Vry en vranck pronunchiert * /<br />
5 De ghuene die tdeegh der pharizeen kneden<br />
en mueghen de Waerheyt gheenssins gheluchten<br />
Thooft zweert hemlieden / dies trueren de leden<br />
ende deen noch dander / Brynght voort goe vruchten<br />
NieuMaer vraghers<br />
10 OnRuste gheesten / vul onbeschaemt verstouten<br />
die gheen vreimde passanten mueght zien passeren<br />
zoud ie te vreden zyn / ghy moetse Becouten<br />
ghy meenende dat waer es / datshu Responderen<br />
en ghenomen dat zo ware / ne wiltter vp gloseren **<br />
15 tcomt zomtyds huut corderen // zulcx Nieumare ***<br />
ende beter gheloghen dan oft waer vvare<br />
dit Refereyn ion ick hu tdesen Iaere<br />
Refereyn<br />
Inder Weerelt. Es een eeghin volck alsoo zulck zecht<br />
20 die der weduwen huusen eten bouen Recht +<br />
Lueghenen voorzegghen zy ende zien ydelheden +<br />
zy mesleeden de schamele / meester en knecht<br />
onder tbedecxsels <strong>van</strong> Langhe ghebeden<br />
huer water zullen dryncken dies / in drouue zeden<br />
25 end in zoorghen zullen eten haerlieder broodt +<br />
zulck zecht datter veel zyn in deerdsche steden<br />
onghehoorzaem ydel clappers / en verleeders groot +<br />
Leerende om schandelick ghewin / zonder noodt<br />
tghuendt dat niet behoort / noch en dient gheploghen<br />
30 maer wat esser of / al zeght zulck Liefde es doodt<br />
Zulck zeght. de waerheyt Tware beter gheloghen /<br />
+<br />
Dit volck heeft nochtans <strong>van</strong>der Liefde gods yet<br />
maer naer der wetentheyt warachtelick niet +<br />
Besmet es conscientie / end huerlieder verstandt +<br />
zy zoucken al huer eeghin Rechtueerdicheyt ziet<br />
5 en der Rechtueerdicheyt gods / onderdanich niet / Want<br />
* Oorspronkelijk ‘pronunchieren’ in zeer zwarte inkt; gewijzigd in ‘pronunchiert’.<br />
** ‘gloseren’: ‘g’ over ‘p’.<br />
*** Oorspronkelijk ‘niemeru’ doorgehaald; ‘Nieumare’ interlineair bijgevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 197 r<br />
+<br />
marci 12<br />
+<br />
Ezech 13<br />
+ Ezech 12<br />
+ Tytum primo<br />
+<br />
197 v<br />
+<br />
Roma / 10<br />
+<br />
Tytum primo
85<br />
zy verkeeren / die Redenen in alle Landt +<br />
in eennen zangh <strong>van</strong> huerlieder mondt dats claer +<br />
de wet des heeren hebben zy verworpen in tzandt +<br />
ende haerlieder herte * volght huer ghiericheyt naer +<br />
10 zulck zeght zy hebben tbegheerlicke landt voorvvaer +<br />
ghestelt in een wildernesse / en tvolck bedroghen<br />
Lueghenachtich zyn de kyndren der mensschen / Maer +<br />
Zulc zeght de Waerheyt tware beter gheloghen<br />
Zulc zeght daer esser noch te deser tydt<br />
15 zy commen simpelick ghecleed in een schaeps habyt +<br />
en <strong>van</strong> binnen zynt strafgrypende wulfuen quaet<br />
als niet hebbende schynt elck ghedoogsamich Lydt<br />
nochtans alle dyngh bezittende in hueren staet +<br />
<strong>van</strong>den minsten totten meesten in Raedt ende daet +<br />
20 tot ghiericheden zyn zy al neerstich ghemoedt<br />
als een spyse broods verslynden zy tvolck onverzaed +<br />
end haer voeten / die zyn snel om te sturtene bloedt +<br />
in huerlieder mondt / en es oock gheen waerheyt goet<br />
zulck zeght hebben / lettel gheuen / zyn haer prologhen<br />
25 de waerheyt gods / es voor huer ooghen niet / dus hoe vroedt +<br />
Zulck zeght de Waerheyt Tware beter gheloghen<br />
Prinche<br />
Zulck zeght warachtelick vp zommich termyn +<br />
huer princhen int middel <strong>van</strong> hemlieden zyn<br />
30 als wulfuen die haerlieder Roof beiaeghen<br />
om zielen te verderfuen met haerlieder venyn<br />
en gheveynsdelick ** schijn<br />
ende naer te volghene ghierich ghewin tallen daeghen<br />
stomme honden zynt / waert dat zy wulfuen zaeghen<br />
35 zy en connen niet bassen / en zyn blendt <strong>van</strong> binnen<br />
zulck zeght / dat zy hueren kin / vp huer helicheyt draeghen +<br />
+<br />
zy zien ydelheyt zy slaepen / en den slaep beminnen<br />
zyn wetmaeckers en verbrekers / naer huer eeghin zinnen<br />
zulck zeght zom wil gheEert zyn / met knyen gheboghen<br />
zulck zeght wieder verliest / dat zy altoos winnen<br />
5 Zulc zeght de waerheyt Tware betere gheloghen<br />
Zulc Clappaert<br />
zeght<br />
* Oorspronkelijk ‘herten’; ‘n’ is doorgehaald.<br />
** ‘gheveynsdelick’: ‘h’ over een eerste, enigszins mislukte ‘h’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Roma / 10<br />
+<br />
Ezech 33.<br />
+<br />
Esai / 5.<br />
+<br />
Ezech .33.<br />
+<br />
zacha / 7/<br />
+ Psalm 61.<br />
+ mathei / 7.<br />
+ .1.Corinth. 6<br />
+ Iere / 6.<br />
+<br />
Psal/13.<br />
+<br />
Psal.4.<br />
+ Psal / 13.<br />
+ Ezech 22<br />
+ Esai / 56.<br />
+ 198 r
+<br />
86<br />
De Wachters der schaepen zyn stomme honden<br />
Elck vreest verliezen zyn Lecker beten<br />
10 Eeghin baete heeft nieuwicheyt vonden<br />
En die waerheyt zeght / Word ghesmeten<br />
Tghelt heeft ouer al meest macht<br />
Wille es Raedtsman tzommegher stede<br />
Recht / es bynaest gheworden Cracht<br />
15 Men vyndt veel gheveynsde helichede<br />
Liefde tot god Totten naesten der naer<br />
die zyn beede / onder de voeten ghetorden<br />
Symonnie en wouckere gheel openbaer<br />
zyn troonhouders / in haer plaetse gheworden<br />
20 De mesye wil nv den Arendt ghelycken *<br />
men acht belofte zeghel noch Eedt<br />
de wyse ploughen / Boeren weten practycken<br />
de groote dief Tcleene ter ghalghewaerts Leed<br />
Zulck die paeys stichten zou / zaeyt discoord<br />
25 de wet es tzommeghen plaetsen als Copghespin<br />
Tdeen Rycke es ieghens tdander ghestoort<br />
Elck Leuen wil naer zyn eeghin zin<br />
Die ons willen wasschen zyn zelue besmuert<br />
die ons willen wysen zyn stekeblendt<br />
30 De Leye sloct / dat den aerbeyder bezuerct<br />
dan datter gheleydt es / stichtmen ander fundament<br />
Princhelick god Regierder ouer alle Landt +<br />
thuwaerts claeghende / hert ende zin // es<br />
Voorziet hier inne / doch Bid ick Want<br />
35 De Weerelt suckelt / met al datter in // es /<br />
Aucteur<br />
Omme verblyden Een weynich de zinnen<br />
ende int wyse langhe ghestudeert<br />
Alle de ghuene die clappaerts Beminnen<br />
5 heb ick een zot Refereynken gheordonneert<br />
Zot Refereyn<br />
Een Clapmond vvys / een nuerswys / nv onlancx leden<br />
<strong>van</strong>der spanhaere zynde / wel eens ghesneden<br />
ouerdeken <strong>van</strong>den queeckers / en Clappaerts bekent<br />
10 vpden brugschen clapbanck / Tzittene ghebeden<br />
daer oud en Ionghe clappaerts hem quamen omtrent<br />
Twas wonder wat hy doe slouch huut zyn bollement<br />
end al wast hem verboden / vpde boete zwaer<br />
* Oorspronkelijk ‘Regieren’ doorgehaald; ‘ghelycken’ is erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Anno .1537.<br />
+<br />
198 v
87<br />
hy clapte mondwyselick / ia zeyde twas gheprent<br />
15 dat de meeste bouuen / zyn meest gheEert voorwaer<br />
ende met dat het zomtyds word scrickel iaer<br />
verzworen maendach zal dan vp een dysendagh sprynghen<br />
kaerleken zatter by / en zey tot een oud vaer /<br />
Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen! /<br />
20 Veel oude patroontiens nieu <strong>van</strong>der oude wet<br />
hoorden desen clappaert Clapspelen vp trompet<br />
<strong>van</strong> zyn tongheblat Clynckende als een Belle<br />
en zeyde / dat hy (om naer hem te hoorene Bet)<br />
in zyn tydt hadde Ledich weten staende de .L.<br />
25 Ia zey kaerleken / dat Riect naer tloock ghezelle<br />
Cooctter mussels me / Sprack hy ten onghelycke<br />
hoort voort Twee wyfs hoordent oock daer ten Relle<br />
ick heb eens sprack hy / gheslaepen in hemelRycke<br />
hoort an sprack kaerleken / ia wel wat Practycke<br />
30 een clappaert en heilt niet / al weet hy wonder dynghen<br />
hoe? / al zoudmen duersteken met een Luucksche * pycke<br />
Een clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen /<br />
++ Kaerleken vertrack doe met zynder prologhen<br />
doe quammer ouer dweers / een Clapcauwe ghevloghen<br />
stampende smoorende die Claptter wondere<br />
deen zey dat hy onder den bercken busch gheboghen<br />
5 wat Laps hadde creghen tzynen hemde ondere<br />
had ghys zo * veel sprack hy / waert te ghezondere<br />
doe heeft desen eerst mondwys clappaert Recht vpghestaen<br />
en sprack stoutlick als dan dander goet Rondere<br />
kir daer den thuun neirst es / zietmen meest ouerghaen<br />
10 och hoe vele esser sprack hy die onder tdeckspaen<br />
<strong>van</strong> ghelaghnoot tzyne zommich volck ouerbrynghen<br />
ia sprack een <strong>van</strong>den watre / ghequelt zynde zaen<br />
Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />
Prinche<br />
15 Een besnotte ionghMelckmule zeyde tes gheck<br />
diet een Letsken Redenlick had inden Beck<br />
die wildhem daer onder de Clappaerts moeyen<br />
en zeyde dat zulck mondwys hadde groot ghebreck<br />
<strong>van</strong>den key / int plecxken daer men slaet de Coeyen<br />
20 kir zey een oudt baersken / zwyght tot ghy mueght schoeyen<br />
huut tbreydelstraetken daer men de kynderschoen maect<br />
myn Ionghen schoyde ende ghijngh ouer hende groeyen<br />
* ‘Luucksche’: ‘k’ over ‘x’.<br />
+ Fol. 199 r, r. 12 ‘<strong>van</strong>den watre’, 29-33 onderstreept.<br />
* ‘zo’ oorspronkelijk tweemaal; de tweede maal doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 199 r
88<br />
den clapbanck ydelder / en tclappen wierd ghestaect<br />
daer wierd een gheheynsselt ghebrocht / die hadde gheCaect<br />
25 zey een clappaert veel buersen met langhe strynghen<br />
de Cretser hoordet / Tfy zey hy die dat spraect<br />
Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />
Aucteur<br />
++<br />
Van tgheestlick Regiment<br />
30 Es hier ghehendt<br />
Van die int Recht zyn ghezint<br />
hier naer Beghint<br />
Zoo voorts En ** voort myn voorNemen dint /<br />
Wethouders<br />
// Edel heeren <strong>van</strong>der Wet<br />
Eer tvonnesse gheschie<br />
Wel Vpde zaecken Let<br />
5 Hoort eerst Wederpartie<br />
// Ouerghifte noch inuie<br />
Den persoon ofte bede<br />
Maer Want god al zie<br />
Doet Rechtueerdichede<br />
10 // Goet oordeel telcker stede<br />
Zoo ghy Wildet zyn ghedaen<br />
Doet ghy anders zo mist ghi<br />
Ten Rechter stoele Christi<br />
// Zullen al moeten staen<br />
15 Om eens oordeel Ontfaen<br />
Naer tvverck bedreuen hier<br />
Rysen ten hemele zaen<br />
Oft dalen int helsche vier<br />
Metten verdomden schier<br />
Ander maniere<br />
Rechters ende aduocaten<br />
.2. Parali / 19 / deutero / 16.<br />
Ghy Iugen Anmerct doch wat ghy doet zaen<br />
want dat Recht der mensschen en doet ghy Niet<br />
25 maer <strong>van</strong> god / <strong>van</strong> wien hu zal worden ghedaen<br />
** ‘En’: ‘E’ over ‘v’.<br />
+ Fol. 199 v, r. 1-20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
199 v
89<br />
++ naer de gheIugierde zaecke by hu gheschiet<br />
// ghij en zult gheen presenten oock nemen ziet<br />
v<strong>van</strong>t die verblenden des Rechters ooghen voorwaer<br />
Anzien totten persoon hebt oock gheenssins yet<br />
5 Maer<br />
Ghy zult in al / ende ouer al Recht volghen Naer<br />
zoo doende verdient ghy den Loon vruchtbaer<br />
daer<br />
God dhemelssche iuge hu zal loonen claer<br />
Politiemeesters<br />
Ten fine tstads Regierders / Ende tghemeente<br />
Mueghen tsaemen leuen wel binden Lande<br />
deen den andren in Liefden doen gheen vercleente<br />
maer ghezaemdelick zyn Telcx onderstande<br />
15 zo heb ick ghedocht / en stelder tlyf voor te pande<br />
dat furnierende ter stockReghel naer ghescreuen<br />
de ouerheyt met tghemeente als vailiande<br />
zullen paeyselick Leuen<br />
God almachtich gheEerdt end elck tzyne ghegheuen /<br />
Refereyn +<br />
Daer de conynck een kyndt zy / Wee dat landt<br />
en wiens princhen / de ghuene / die daer vrouch eten<br />
wanneer dongodlicke Cryghen oock dueuerhandt<br />
zal tvolck zuchten / doet ons Salomon weten<br />
25 En daer tgodsvruchtich Regiment / word gheel vergheten +<br />
de Municipale Rechten en vseirtmen Niet<br />
discoort / vploop / beroer / zyn troonhouders ghezeten<br />
dies consequentelick den landen word schaedelick verdriet<br />
Philautia / met huer septer men domineren ziet<br />
30 Tslands hulpe / meest naer vreimde zinnen verkeert /<br />
++<br />
// Maer alsser godsvruchtich Regiment gheschiet<br />
groot proffyt voor den Landen wordter by vermeert<br />
end eendrachticheyt den styl der Republycque leert<br />
causerende / Zoo tslands proffytelicxste zede<br />
5 Godsvruchtich Regiment / eendrachtich telcker stede<br />
Duer godsvruchtich Regiment / Eendrachtich ghecnocht<br />
zo zullen de landen zyn in voorspoet vruchtbaer<br />
+ Fol. 200 r, r. 26 ‘Municipale’, 27 ‘discoort ... beroer’, 29 ‘Philautia’ en marginalia<br />
onderstreept.<br />
+ Fol. 200 v, r. 29 ‘zalich ... leuen’, 30 ‘een ... Rycke’, 31 ‘Een ... heyrcracht’, 32 ‘ghetrauwe<br />
... volck’, 33 ‘gheRuste weerelt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 200 r<br />
+<br />
Tardenburch Voor die<br />
<strong>van</strong>der wet 7 a septembris A o<br />
1558<br />
+ Myns Waeren Vanden<br />
Claeren .6. stede Cannen<br />
Wyns /<br />
+ 200 v
90<br />
ende tmeeste proffyt wordter by inghebrocht<br />
Ionste tot ghemeenen oorboir / zalder volghen Naer<br />
10 Ouervloedich proffyt vpder neerynghen Pylaer<br />
zal met paeyse en goe politie dan floreren<br />
schaedlicke inventien Perturberende zwaer<br />
der landen proffyt / zal Redenlick Cesseren<br />
de Landzaeten met dueverheyt wel Accorderen<br />
15 // maer ouercomtter dongodlick tweedrachtich tempeest<br />
Opinie / bouen Redene wil domineren<br />
zo zal tvleesch verwinnen verre bouen den gheest<br />
tslands proffyt dies faelgieren / dus proffytelicxst meest<br />
es voor de Landen / inder warachtichede<br />
20 Godsvruchtich Regiment / Eendrachtich telcker stede<br />
Salustius doet ons een warachtich vermaen<br />
dat eendrachticheyt / Cleen zaecken augmenteren doet<br />
en by tweedracht groote zaecken te nieten ghaen<br />
TRycke dat tweedrachtich es / dese leren moet<br />
25 Maer duer godsvruchtich Regiment / eendrachteghe spoet<br />
Aluooren gods Rycke neerstich zouckende Reyn<br />
alle vredeghe proffyten / ende Ryckdommen goedt<br />
zullen voor de landen augmenteren Certeyn<br />
// der Ouerheyt word een zalich lanck leuen int pleyn<br />
30 ende vreidzaem paeyselick / een bevrydt Rycke<br />
Een bewaert huus Stercke heyrcracht int ghemeyn<br />
een ghetrauwe * Raedt / een eerlick volck tallen wycke<br />
een gheRuste weerelt / Alsser niet en Bezwycke<br />
(als zynde tmeeste proffyt / voor de Landen mede)<br />
35 Godsvruchtich Regiment / Eendrachtich telcker stede /<br />
++ Prinche<br />
Duer dongodlicheyt en tweedracht Landen proffyt smelt<br />
elck voedt hem meest met eeghin zinlicker spysen<br />
om ghebruuckende bezittynghen meest <strong>van</strong> het ghelt<br />
5 den landen schaedlicke tweedrachten vpRysen<br />
zy dolen dies versuckelt metten onwysen<br />
als vernuft in tverstandt / ende zom ziende blendt<br />
Philantropia daelt / Philargiria can bysen<br />
elck schict hem strydbaer onder Mammons Regiment<br />
10 schalcke boosheyt Wordt onder veel natyen bekent<br />
Tdeen Rycke wordt ieghens tdandere ghestoort<br />
de landen dies onbewaert / en schaedlick gheschent<br />
* ‘ghetrau’ geschrapt vóór ‘ghetrauwe’.<br />
+ Fol. 202 r, r. 24, 26, 27 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 202 r
91<br />
<strong>van</strong>den godloosen end eeghin baete / Liefde vermoort<br />
schadelicxst voor de Landen / maer voorspoedich Rechtvoort<br />
15 es tmeest proffyt voor de landen zoot voormaels dede<br />
Godsvruchtich Regiment / eendrachtich telcker stede /<br />
Booze Rechters<br />
De alzulcke ter weerelt ducht ick noch presentelick<br />
en wist ick hemlieden wat voortbrynghen<br />
20 dan ouerpeynsende / ende consequentelick<br />
dat zylieden / By my ghedicht / testamentelick<br />
Tnaervolghende Dauids Psalm liedeken zynghen<br />
Liedeken<br />
Deus stetit in synagoga Deorum<br />
Vpden Voys<br />
het zat een snee wit vueghelken<br />
Al vp zyn eerste plume +<br />
God in die Sinagogue stondt<br />
der goden / maer thuerlieder blaemen<br />
30 int middel oordeeldhy tshertsen grondt<br />
<strong>van</strong> hemlieden / daer al te zamen /<br />
+ Hoe Langhe zult ghylieden onRecht<br />
duer ghiften valsschelick iugieren<br />
en taenschyn Annemen <strong>van</strong>den knecht<br />
vul alder zondeghe manieren<br />
5 Oordeelt die weesen in huere noodt<br />
die oock behouftich thuwaerts Caermen<br />
doet Recht / ziet naer gheen ghiften groot /<br />
doetmoedeghe / end oock den Aermen<br />
Verlost den aermen <strong>van</strong>den tyrant<br />
10 diese doet ouerlastichede<br />
verlost oock hute des zondaers handt<br />
Alle * nootdursteghe der mede<br />
Dit wisten zy / noch verstondens niet<br />
die daer als goden doe zaeten<br />
15 want huere groote quaetheyt ziet<br />
verblendese gheel bouen maeten<br />
* ‘Alle’: eerste ‘l’ over dezelfde letter in humanistisch schrift.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Psal .81.<br />
+ 202 v
In Duusterheyt wandelden zy<br />
onwetenlick in hueren zonden<br />
Tslands fundamenten dies daer by<br />
20 die zullen beRoert wesen <strong>van</strong>den<br />
Ick god der goden hebbe gheseyt<br />
tot hu ghy Rechters / ghy zyt goden<br />
kyndren der alder Hooghsten maiesteyt<br />
vp dat ghij houd al myn gheboden<br />
25 Nochtans Ghylieden / die anders doet<br />
zult oock als mensschen steruen<br />
end als een <strong>van</strong> thoueerdich bloedt<br />
der princhen / vallen en Bederuen<br />
Staet vp heer god ghebenedydt<br />
30 ghy ziet den Rechters onRechtueerdich<br />
Vonnest tlandt zelue / Tes meer dan tydt<br />
ende bekeertse / god Eerweerdich /<br />
Want ouerhandt ghy hebben zult<br />
ouer die heydenen ghemeene<br />
35 onse verlosser <strong>van</strong> Adams schult<br />
die zyt een Conyngh groot alleene /<br />
++ God Vader zuene end heligh gheest<br />
moet tsamen glorye wesen<br />
zoo die was <strong>van</strong>den beghinne meest<br />
En blyft noch eeuvvich bouen desen /<br />
92<br />
Proces volghers zelden Rycke<br />
Lueteraers en dier ghelycke<br />
Drie zacxkens Ionicxse met goeder intencie<br />
die onnooselick hebben een brocke ghezwolghen<br />
Een zacxken met ghelde / Een met patientie<br />
10 ende daer naer een met diligentie<br />
Wiens hoofden vul processen zyn/ om die vervolghen<br />
Boorgheblyfuers<br />
Eens vrienden / daer naer kyfuers<br />
Ghylieden die zyt goet inborstich ghegrondt<br />
15 Tot yeghelicx vriendschap ghereed terstondt<br />
met een woordt laet ghy hu een verbandt ontvlieghen<br />
+ Fol. 203 r, r. 9 ‘met ghelde’, ‘patientie’, 10 ‘diligentie’, 12 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 203 r
93<br />
niet te lichtueerdich boorghe blyft / tes ghezondt<br />
theefter zommich <strong>van</strong> drucke / doen sluten den mondt<br />
of duer schade / ander schadelick helpen bedrieghen<br />
20 om Rustelick wieghen // ziet toe in tyts<br />
dit Refereynken Leist ghy met meer proffyts<br />
pryst liefuer wat wyts // passeert ouer zyds<br />
maect hu zeluen niet tachtere<br />
Wacht hu de dienaers volghen hier achtere<br />
25 dan de ghe<strong>van</strong>ghenen / met huerlieder steenwachtere /<br />
Refereyn<br />
De fortuneuze keerynghe in tsweerelts Rengnatien<br />
by permutacien<br />
schicken de zommeghe tot dominatien<br />
30 den andren ieghenspoedich doende nederdaelen<br />
+<br />
diet dan nood heeft / Totten andren doet inclinatien<br />
tot hulpe ende bystandt verzouckende gratien<br />
boorghe tzijne / dicwils keerende ten principalen<br />
Vriendschap / deen dandre tdoene / inde noods qualen<br />
5 es godlick en duechdlick / voor meerder schaede<br />
// maer de ghuene die vriendschap / moet schadelick betalen<br />
Tes niet zoo zulcke wilde / dat men hem daede<br />
Als boorghe voor een andre / blyfuen vrough en spaede<br />
es dhuterste vriendschap/ in * ghetrauwe Bystandt<br />
10 die deen dander biedt<br />
elck wachter hem vooren / met voorzieneghen Raede<br />
Wie boorghe // blyft // zoorghe // styft.<br />
ende Vriendt word vyandt<br />
men daeghelicx ziet<br />
15 Zommigh duer boorghtucht moet ligghen ghe<strong>van</strong>ghen<br />
zonder troost ontfanghen<br />
voor ander Lieden schult in groote bedwanghen<br />
daer interrestz Lydende / ende schaede groot<br />
verbeydende garand / met zwaermoedich verlanghen<br />
20 de principale debiteur Loopt zomtyds zyn ghanghen<br />
de boorghe blyft zelue / dan gheel inden noodt<br />
zoudhy ontRaecken / diemen eerst binder dueren sloot<br />
hy moet Leeren huutTellen / daer int openbaere<br />
(Al zoudhy zelue niet houden / om te Coopene broodt)<br />
25 totter laetster myte / als oft voor zyn eeghin schult waere<br />
die ghekist doncker laeghen / Blyncken dan int Claere<br />
om de boorghtucht purgieren / voor alsulck vry // Quant<br />
* ‘in’: ‘i’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 203 v
94<br />
doch boorghtucht vliedt<br />
tes qua tydynghe / die om boorghe zyn / hoort Nieumare<br />
30 Wie boorghe // blyft // zoorghe // styft // etc a /<br />
Franciscus petrarcha. Reyn poete Eersame<br />
<strong>van</strong> hoogher fame<br />
considererende / dat boorghtucht brynght onvrame<br />
Ter ieghenspoedigher fortune / gheeft ons doctrine<br />
+<br />
Tes ghenoughelick zeght hij / en gheRustich bequame<br />
ongheboeyt voor andre / Tzijne in Lichame<br />
dies ontRaedt / naer tgoetdyncken gheen boorghe tzijne<br />
Bezicht hu eeghindom / Leert hy tallen fine<br />
5 heeft hu boorghtucht / doen vercoopen matrimoniale eruen<br />
wachtes voort / helpt schamel vrienden huut noods pyne<br />
medeeltse / goud / zeluer / wyn / eer zylieden bederuen<br />
Oly graen wuenste cleedren / en troost verweruen<br />
gheeft ze goeden Raedt / datse oock ghesticht ghij // plant<br />
10 en mestroost ze niet<br />
maect zoo vrienden / schuut boorghe zyn / want tot tsteruen<br />
Wie boorghe blyft // zoorghe styft etc a<br />
Prinche<br />
Dus Raedt. dees ornaet elegant poete voort<br />
15 in een beRaedtzaem Accoord<br />
andewaerf met hu Vriendekens / zult onghestoort<br />
hemlyen / medeelich maecken in al hu goedt<br />
Liefuer dan ghy voor boorghtucht / in tspreken twoordt<br />
voor andre wierdt beschaedicht ghebonden ghecoordt<br />
20 ghe<strong>van</strong>ghen / en voor andre / zoo schuldenaer blycken moet<br />
hebt hu zeluen eennen vriendt / ende die ionste doet<br />
huut dyn tselfs vry eeghin onbedwonghen wille<br />
ouergheeft hu vryheyt nyemandt / ofte vleesch ende bloedt<br />
zalt hu costen / ende commen by in gheschille<br />
25 zulck duer boorghtucht / kyct duer eennen yseren brille<br />
ende machter al vertheeren / zo langhe der zy // pandt<br />
dit dicwils gheschiet<br />
Die boorghe blyft // zoorghe // styft<br />
ende vriendt wordt vyandt<br />
30 Men daeghelicx ziet /<br />
Dienaers<br />
Thien officieren / diemen colfdraghers heet<br />
die gheef ick elcken ter goeder trauwe.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 204 r
95<br />
+ een nieuwe Cleerbeseme / oft een snuutcleedt<br />
als zy der lieden Cuusscheyt bemercken / ghereedt<br />
datse der mede vaeghen / huerlieder mauwe<br />
Steenvvaerdere ofte Cypier<br />
dan daer / Liefuer hier /<br />
Anden steenwaerder wild ick wel verwerfuen<br />
myn supplicatie te Anhoorene zaen<br />
dats / dat de ghe<strong>van</strong>ghenen / naer myn steruen<br />
mochten al tsaemen metten Lycke ghaen<br />
10 maer ick duchte/ ken zal niet verhoort zyn waen<br />
Zo bid Ick hem dan / eist hem Anghenamere<br />
Ick laetter te pande voor scrynen en Cofferen<br />
daer ick ghepoot bem / Tdynct my bequamere<br />
dat alleenlick de ghe<strong>van</strong>ghen <strong>van</strong>der doncker Camere<br />
15 Deen vooren / dander naer mochten commen offeren /<br />
Aucteur<br />
Ter Weerelt. es volck vry ghaende / nochtans zynde ghecoord<br />
men gheeft ze veel / en <strong>van</strong> thuere gheuen zy Niet<br />
zy hooren tsvolcx secreit / nyemandt thuerlieder hoort<br />
20 zy ghebruucken vrauwen / ende nyemandt dhuerlieder ziet<br />
huer kyndren worden ghehouden / zonder daer toe gheuen yet<br />
ende nyemands kyndren thoudene / zyn zy beluuckende<br />
ghewilleghe Aermoe / hebben zy Bespiet<br />
Schynende niet hebben / maer alle Dyngh ghebruuckende<br />
Ghe<strong>van</strong>ghenen<br />
Maer ander volck meen ick onghecoordt en ghe<strong>van</strong>ghen<br />
niet mueghende eylacen Alomme wandelen<br />
die eist Redene / dat zy <strong>van</strong> my wat ontfanghen<br />
Ghedynckende hoemer my eens conste handelen /<br />
++ Onder daer de vaentiens waeyen huten Noordoosten<br />
zy wel vryne maecken / en zyn in steens bedwynghen<br />
gheef ick vp datse mochten hem zeluen troosten<br />
Een Refereynken // ende Liedeken om zynghen<br />
Refereyn<br />
Wie tsmoorghens vpstaet / ne gheenssins en weet<br />
wat hem eer den avendt comt mach ghebueren<br />
zulck wordt ghehapt / <strong>van</strong> diemen heynsselaers heet<br />
ende Listelick ghevaeght An zyn vppercleedt<br />
+ Fol. 205 r, r. 12 ‘faulte dargent’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 204 v<br />
+ 205 r
96<br />
10 twelck menich goet Ruter dan moet betrueren<br />
end es hy dan gheghelt Als de freer Minueren<br />
faulte dargent / Als een poose zwaer<br />
die moet hy te danssene dan labueren<br />
daer men steegher pottaidge eit openbaer<br />
15 trauwen / dats een cleen zake / warachtelick daer<br />
en hoemer oock ghedoken Light / onder de schaelien<br />
tesser claer om Ruum danssen / warachtelick / maer<br />
Men zietter Al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien<br />
Menich fyn Ruter te zynen ondancke<br />
20 die zitter ende Lighter ghequelt <strong>van</strong>den steene<br />
al waere zyn buerse flau als de Crancke<br />
men zoudhem gheloofuen een inckel blancke<br />
hoe durstich hy zaete daer int ghemeene<br />
end al waer hy nochtans zeere Rasch te beene<br />
25 zy weten wel datmer niet ontloopen en mach<br />
v<strong>van</strong>t al betaeltmer huushuere / daer en es maer eene<br />
die daer de sluetels draeght alsoomen plach<br />
ick wane men noyndt zulck Logyst en zach<br />
men macher quaelick steken binnen venus baelien<br />
30 end hoe Lustich de zunne / daer schynt vpden dach<br />
Men zietter al duer brillen / <strong>van</strong> yseren traelien /<br />
++ Liefuer waer ick ghequelt <strong>van</strong>den quaetsten graveele<br />
dan <strong>van</strong> desen steene te zyne ghequelt<br />
men snydtter een man / hy cryghter of Beele<br />
ende Lettel ghelycx cryght hy ten deele<br />
5 de meester gheeft een drancxken niet zonder ghelt<br />
eer de pacient ghelaeft es / men Rouptter telt Telt<br />
ick wasser eens besneden met cleenen solaese<br />
eer dat ick was vry vranck vp myn voeten ghestelt<br />
hy sneedt my inde buerse / niet inde blaese<br />
10 Liefuer aet ick bueterbrood met schaepen Caese<br />
dan daer te zyne Een <strong>van</strong>den Caelien<br />
hoe sterck een <strong>van</strong> ghezicht es / hier in ick Raeze<br />
Men zietter Al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien<br />
Prinche<br />
15 Van Cruusbroers Renten /zynder lettel ontfanghers<br />
om pilgrimaedge ghaen / zynder groote verlanghers<br />
wieder sterft nyemandt / macher metten lycke ghaen<br />
Tlof wordter meest ghezonghen met bouen zanghers<br />
ende den Bailiu Die esser Capellaen<br />
+ Fol. 205 v, r. 29 ‘Toosthende ... brauwen’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 205 v
97<br />
20 Ende also gheRynghe als dat es ghedaen<br />
de coraelkens naer de vierschaere schoyen<br />
dan wordt dan een houtken ontsteken zaen<br />
daer elck mach vooren verwaermen zyn ployen<br />
verwaermt zynde / Zomtyds de graeuwe vloyen<br />
25 duer Ryden tlyf om huer victuaelien<br />
eer zulcx lucht ghebroken es / hoe zy Canoyen<br />
Men zietter al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien<br />
Tliedeken<br />
Vpden voys Toosthende in tstadt // Eylaes wat zullen wy brauwen<br />
/<br />
30 Al ligghen wy hier<br />
ten steene nv ghe<strong>van</strong>ghen<br />
onse paymenten * schier<br />
die mueghen wy verlanghen /<br />
+<br />
voor een eecken vier<br />
dryncken wy gheloyt bier<br />
zonder dangier<br />
<strong>van</strong>den vueghelgryp fier<br />
5 <strong>van</strong> zyn Bestier<br />
Hebben wy gheen bedwanghen<br />
Spyts ons herte daer<br />
spelen wy alle daeghe<br />
men wintter niet voorwaer<br />
10 dan een groot ydel maghe<br />
Poy poy Rouptmer claer<br />
maer / daer es een maer<br />
gheen dranck volghter naer<br />
tgheldeken openbaer<br />
15 moetter blycken al tiaer<br />
dats ons de meeste plaeghe<br />
Faulte dargent<br />
meest wy die poose danssen<br />
inde buerse Blendt<br />
20 zyn wy die gheerne schranssen<br />
An een tafelment<br />
der goeder cost omtrent<br />
vvie daer meest zendt<br />
men wellecomme kendt<br />
25 in ons magher convent<br />
Mueghwy niet slyngherCanssen<br />
* ‘paymenten’: ‘m’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 206 r
Meest vreck en vroedt<br />
zyn wy aldaer beseuen<br />
om hebben wel ghemoet<br />
30 maer flau om vele gheuen<br />
Elck hier zyn selfs cost doet<br />
alsoo hem dat dynct goet<br />
wie hem best voedt<br />
versterct vleesch ende bloedt<br />
35 en peynsen hoe ghegoedt<br />
Tmoet hier al zyn ghebleuen /<br />
+ Laets zoorghen niet<br />
Laet deyns en vreckaerts spaeren<br />
tcomt al euen eens ziet<br />
doch ouer hondert Iaeren<br />
5 Quae ghepeynsen vliedt<br />
doet een gheestich bediedt<br />
wat hu gheschiedt<br />
bezwaert hu gheenssins yet<br />
zynght een vroylick Liedt<br />
10 En laet fantazien vaeren<br />
Ons schuldenaeren stranck<br />
bewandelen de straeten<br />
als wy gheel daeghen Lanck<br />
fraey / de Biercanne vaeten<br />
15 ieghens huerlieder danck<br />
zitten wy vp den Banck<br />
spys ende dranck<br />
Cryghen wy int be<strong>van</strong>ck<br />
vry ende vranck<br />
20 ons nv dheynselaers Laeten /<br />
Drouftroostich kycken wy<br />
duer brillen <strong>van</strong> yser traelien<br />
nyemandt en esser vry<br />
al waer hy <strong>van</strong>den Caelien<br />
25 deen blyft den ander by<br />
zoot de costume zy<br />
Exempel doch an my<br />
oock me goe broerken ghy<br />
want tgroot proffyt <strong>van</strong> dy<br />
30 Light niet / onder de schaelien<br />
de Princhelicke loy<br />
als ons die mach ghebueren<br />
hebbende de Quoy<br />
zo mueghen wy savueren<br />
98<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 206 v
35 <strong>van</strong> tueghen gheeft den ghoy<br />
Ons princhelicken Roy<br />
++<br />
Roupende Poy Poy<br />
wie hem heescht tes al hoy<br />
wie hier wil spelen schoy<br />
Tghelt opent al de dueren<br />
99<br />
[De princhelicke loy hier bouen vermaent]<br />
5 De princhelicke loy hier bouen vermaent<br />
dats een bierCruucke <strong>van</strong> zes stoopen<br />
Als die vul byden ghe<strong>van</strong>ghenen traent<br />
Eer datser beCaent // zietmer varsch huutloopen /<br />
Een ander Liedeken<br />
Vpden Voys Zo wie den keyser wil dienen<br />
zal hebben drie maenden soltz<br />
Laet ons met vruechden leuen<br />
en vroylick zyn talder tydt<br />
die niet heeft zal niet gheuen<br />
15 maer blyfuen <strong>van</strong> ghiften bevrydt<br />
Laets dancken den heere ghebenedydt<br />
die ons <strong>van</strong> onse mesdaeden quyt<br />
die ons hier bouen Boorghen<br />
Laet die daer vooren zoorghen<br />
20 Niet beters in saeysoene<br />
en esser vp gheen termyn<br />
dan altyds wel te doene<br />
en daer naer blyde zyn<br />
tooght metten bedructen drouf aenschyn<br />
25 met die verblyden / drynct bier en wyn<br />
acht vp gheen vreimde goden<br />
Goe blydschap es niet verboden<br />
Van vloucken ende zweeren<br />
breydelt vast huwen mondt<br />
30 wilt vroyelicke teeren<br />
end houdet tlyf ghezondt<br />
// draeght gheenen nydt in tshertsen grondt /<br />
+ Fol. 207 r, r. 5-8, 10 ‘wie ... dienen’, 11 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 207 r
+ vergheeft / vergheuen word hu ter stondt<br />
<strong>van</strong> god den vader Crachtich<br />
die alle dynck es machtich<br />
Met huwen euen naesten<br />
5 schimpt ghect noch en spot<br />
en wilt hu oock niet haesten<br />
met hem te maecken den zot<br />
drynct hem liefuer toe /eennen vullen pot<br />
elck houd hem paeyselick in zyn Rot<br />
10 v<strong>van</strong>t daer paeys mach ghebueren<br />
Mars Briefuen moetmer schueren<br />
Laet vry den teerlyngh drauen<br />
om tydt corten / ende Cleen ghelt<br />
den dursteghen wilt Lauen<br />
15 eer hy <strong>van</strong> drooghtten bezwelt<br />
ghezaemdelick / vry een canneken velt<br />
een oortien / een derde / ofte den helt<br />
elck anderen wilt brynghen<br />
maer dronckenschap bedwynghen /<br />
20 Dat vvy veel zouden trueren<br />
daer mede Cryghwyt niet claer<br />
zyn dus ons Avonthueren<br />
tmoet zyn gheleden voorwaer<br />
Laets zoorghen / Die niet een inckel haer<br />
25 tcomt al euen eens / ouer hondert iaer<br />
Naer dit/ es ons BeRommen<br />
zal eens / een beter Commen<br />
Nyemandt hoe wys gheboren<br />
en weet zyn fortunen int landt<br />
30 gheeft gheenen moet verloren<br />
Laet scryfuen hoogh anden wandt<br />
zyt wys / en houd hu duumken in dhandt<br />
alst pas gheeft / vry hu moeye Pandt<br />
ghy weet bynaest myn meenen<br />
35 Tmach wesen zou zal hu Leenen<br />
++ Princhelicke teerknechten<br />
die hier ghe<strong>van</strong>ghen Light<br />
zyt vroylick zonder vechten<br />
maer alle ghenouchte sticht<br />
5 // zynght sprynght danst speelt ende dicht<br />
maer doch <strong>van</strong> alle schimpslaeghen zwicht<br />
100<br />
+ Fol. 208 r, r. 14 ‘twyntich grooten’, 15 ‘Rasch ... hene’, 18-22, 23 ‘Potdraghers’ en marginalia<br />
onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 207 v<br />
+ 208 r
zwaermoedicheyt <strong>van</strong> gheeste<br />
iaeght huut al huwer feeste<br />
Aucteur<br />
101<br />
10 Doe Icker huushuere ghaf / en gheen sluetels en drough<br />
ende daer men <strong>van</strong> huushuere nyemandt en pandt<br />
den tydt / end hoe langhe / my myn elder verwough<br />
huut tnaervolghende carnation / cryght ghij tverstandt<br />
TWee daeghen ghe<strong>van</strong>ghen / voor twyntich grooten<br />
15 Rasch.vp end.hene/ maeckende chiere<br />
Tiaer zult ghy in dese naer vier Reglen begrooten<br />
de costen bedroughen Een scellyngh / en viere /<br />
Carnation +<br />
Gheeft hu / en elcken nv tzijne<br />
20 Weest clouck ghemoet<br />
Eer dat hu ten fijne /<br />
steeghercost <strong>van</strong> binnen voedt<br />
Potdraghers <strong>van</strong>den steene<br />
Alias schumers / zoo ick meene<br />
25 Dese gasten die tsteegher waermoes beweghen<br />
daer maer een de sluetels draeght <strong>van</strong>den convente<br />
ouer lanck hebicxse goe ionste ghedreghen<br />
ick schyncze elck een vischspaen te Testamente<br />
vp tbeset <strong>van</strong> schuumtueghe / hebben zy Rente /<br />
++<br />
Aucteur<br />
passeert // contempleert<br />
voort in zyn Labuer<br />
Want vvy daeghlicx meest / als brooschzondeghe vaeten<br />
5 dheleghe kercke gods themple laeten<br />
en bezoucken zeuen tempels / Vul zonden binnen<br />
Eerst den tempel <strong>van</strong> Remon daer voortyds in zaeten<br />
alle houeerdighe hooghmoedighe zinnen<br />
Den tempel Baal vul ghierighs ghewinnen<br />
10 Den tempel <strong>van</strong> Astaroth vul onCuuschede<br />
Belis tempel vul Nydicheyt int beghinnen<br />
den tempel <strong>van</strong> Dyana vul ghulseghe zede<br />
Dagons tempel vul gramschap end onvrede<br />
+ Fol. 208 v, r. 7, 9, 11, 13, 14 (namen), 15 ‘zeuen doodzonden’, 30 ‘Momus’, 32-33<br />
onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
27.Wedemaent. 1545.<br />
+<br />
208 v
102<br />
ende den tempel Nesrath vul Ledicheyt vermaert<br />
15 Subiect zeuen doodzonden / wy in tsweerelts stede<br />
als daer toe gheneghen / huuter natueren Aert<br />
Liefuer onder den prinche deser weerelts standaert<br />
te volghene / dan tcruce christi sterckcrachtich<br />
te dier oorzaecke /worden hier naer gheopenbaert<br />
20 diueerssche Refereynen der ieghens bewachtich<br />
Zultse met verstande dies lesen voordachtich<br />
elck diese touchieren / wiltter niet of vervremen<br />
Theeft my labuer ghecost donckernachtich<br />
huut liefden warachtich<br />
25 doch wiltter Leerende tbeste huut Nemen<br />
Eerst Roeren wy <strong>van</strong> die houeerdich bremen<br />
huut onconsteghe lemen // vergadert onplaysant // ziet<br />
my docht curieuse conste / diend int gheestlick verstand // niet<br />
daer ick inne crepele Rasch my de Handt // biedt<br />
30 Van Momus dien quant // Vliedt<br />
Want als berespere venyneghen brandt // schiet<br />
Houeerdicheyt met huer grootsche paidgen<br />
ouermoedeghe ghepareerde Couraidgen<br />
Vut een <strong>van</strong> myn spelen <strong>van</strong>den zeuen doodzonden<br />
35 hoe dat houeerdich herte beromt en vermeit /<br />
++<br />
wil yeghlick Refereynwys gheerne oorconden<br />
vp dat ghy der houeerdicheyt condicien weit<br />
als den paeu ghaende vpghestreken gheleidt *<br />
Referen<br />
Van. Houeerdicheyt<br />
Ryfstroomich Corageuselick myn houeerdich herte<br />
blaect ** nv tot alder hoogheyt barnende gloedich<br />
Als myn wille faelgiert / het valt my smertich<br />
hooft <strong>van</strong>der weerelt waer ick gheerne voorspoedich<br />
10 Noch heb ick zeuen dochteren pruetsch ouervloedich<br />
die neim Ick ter hulpe <strong>van</strong> myn verchieren<br />
want al vought hem zommich buugsamich oetmoedich<br />
Ick Wilde Wel de Weerelt Alleene Regieren<br />
Eerghiericheyt es deerste die wil tryumpheren +<br />
15 huer volghen veel beminders int eerdsche besluut<br />
Bouen allen staeten wil zou domineren<br />
+ Fol. 209 r, r. 5 ‘Houeerdicheyt’, 13 ‘Ick ... Wel’, 14 ‘Eerghiericheyt’, 18 ‘Versmaetheyt’,<br />
22 ‘Eyghin’, 26 ‘vervvaentheyt’ onderstreept.<br />
* ‘gheleidt’: oorspronkelijk ‘gheleeidt’ ‘e’ na ‘l’ geschrapt met zeer zwarte inkt.<br />
** ‘blaect’: ‘c’ over ‘t’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 209 r<br />
+ 1
103<br />
dies met gheestelick en weerlick es zou nv de bruudt<br />
Versmaetheyt die steict de cleen cruuskens huut +<br />
huer dynct huers ghelycke es niet int hanthieren<br />
20 met dees tweetste Liefste dochtre / gheseyt ouerluudt<br />
ick Wilde Wel / de weerelt alleene Regieren<br />
Eyghin goetdyncken zoo es de derde ghenaemt +<br />
al datse zeght / het zy goet ofte quaet<br />
huer dynct dat alsoo best betaemt<br />
25 end zou volght ghemeenlick huer eeghin Raedt<br />
de vierde heet vervvaentheyt die houd oock staet +<br />
hebbende veel grootsch gracieuse manieren<br />
zou dynct datse Leeft <strong>van</strong> huer zeluen ontfaet<br />
Ick Wilde Wel de weerelt alleene Regieren /<br />
++ Princesselicke<br />
Berommynghe volght daer naer Certeyn<br />
die vertooght ende pryst huer zeluen openbaer<br />
Ouermoedicheyt myn zeste dochtere Reyn<br />
5 zeght huer thebbene / datse niet en heeft voorwaer<br />
ydel glorie de laetste watse doet in tiaer<br />
om daer of ghepresen zyn / es al huer verzieren<br />
met dees myn zeuen dochteren zonder ghespaer<br />
Ick Wilde Wel de Weerelt alleene Regieren<br />
Aucteur<br />
Dhoueerdighe natie ende groote Monseurs<br />
douermoedeghe Rycke als vpghezwollen teken<br />
verachtende huerlieder schamel simpel ghebuers<br />
wien zy knickende groeten / als zylieden spreken<br />
15 Thuerlieder waerts / es oock myn Ionste ghebleken<br />
dit Refereyn schynckende onbezweken<br />
als tsamen ghelapt met een grouue smeithamere<br />
om als een speghel tzyne in huerlieder EitCamere<br />
Refereyn gheordonneert<br />
Bevonden<br />
Twelcke aduerteert<br />
Twachtene <strong>van</strong> zonden<br />
+ Fol. 209 v, r. 1, 2, 4 (beginwoorden), 19-22 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 2<br />
+ 3.<br />
+ 4<br />
+ 209 v
104<br />
Wat houeerdicht ghy hu mensschen asschen eerdich stof +<br />
die nochtans min dan niet <strong>van</strong> hu zeluen vermueght<br />
25 als ypocriten zo zouct ghy des weerelts Lof<br />
vvilt ghy wel doen / ghaet dese ydel glorien of<br />
en volght oetmoedicheyt / moeder <strong>van</strong> alder duecht<br />
Peynst als een blomme des ackers verdrooght dyn Iuecht<br />
comt niet zoo vpgheblasen verwaent ter baene<br />
30 hoort zachtmoedelick twoord gods / en daer in verhueght +<br />
die alomme houeerdich wilt maecken den hane<br />
hoort wat god den heere / doet thuwen vermane<br />
+ +<br />
Alwaert dat ghij waert als een Arendt verheuen<br />
end hu voughdet onder de sterren te staene<br />
zo zal ick daer of trecken dyn houeerdich leuen<br />
alle tghuendt dat den mensschen es hooghe beseuen<br />
5 dat es gheel verworpen / voor god Almachtich +<br />
vvilt in hu zin houeerde gheen heerschappie gheuen +<br />
verlaet hu vpden heere / met herten eendrachtich<br />
ende niet vp hu verwaentheyt / zen es niet crachtich +<br />
maer wanckelbaerder dan een teerbughende Riet<br />
10 om cryghen hooghe staeten Loopt gheenssins iachtich<br />
peynst daer en es gheen grootter dan die god ontziet +<br />
hooghberommen in dyn moye Cleedynghen vliedt +<br />
want hoe ghetoyt / altoos moet ghy menssche ghelycken<br />
dies verheft hu inden dach huwer eeren Niet<br />
15 dynct zaelich / die aerme <strong>van</strong> gheeste blycken +<br />
doch onderzouckers <strong>van</strong> alle grootsche practycken<br />
bezicht Redene / eer ghij <strong>van</strong> houeerdicheyt splyt<br />
end als ghy vp tschamel volcxken / niet en wilt kycken<br />
Peynst doch wat ghij waert / wat ghy word / Wat ghy zyt<br />
20 Verheft hu niet te hooghe in huwe ghepeynsen<br />
vp dat hu cracht en worde niet neder ghesteken +<br />
vvilt vp tschaemel ghemeente / niet bytende greynsen<br />
Laetse thueren nood durste wat pachten ende cheynsen<br />
ouervaltse met gheen smaedich houeerdich spreken<br />
25 vveist elck andren zachtmoedich schuut verwaende treken +<br />
houd hu metten hooghmoedeghe / niet ghetelt<br />
v<strong>van</strong>t Christus heeft verheuen doetmoedeghe Reken +<br />
en die moghende heeft hy <strong>van</strong> huer stoelen ghestelt<br />
god wederstaet / den houeerdighen in huer bewelt +<br />
30 ende gratie gheeft hy / die zyn oetmoedich<br />
verhoueerdicht hu niet vp hu goedt ofte ghelt<br />
Rasch stellet hu een keerslicht in brande gloedich<br />
iesus christus zelue / met wonden diepbloedich<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccli 10<br />
+ Eccli .5.<br />
+ 210 r<br />
+ Abdie primo.<br />
+<br />
Luce 16.<br />
+<br />
Thobie 4<br />
+ prouerbi/ .3.<br />
+ Eccli 10.<br />
+ .11.<br />
+ mathei .5.<br />
+ Eccli 5.<br />
+ Ephes 4<br />
+ luce primo<br />
+ iacobi.4.
105<br />
heeft oetmoedich gheweest totter crucen doodt<br />
35 end hem tonswaerts vernedert ghewillich spoedich / +<br />
+<br />
ons menschlicheyt tanNemene / dien heere groot<br />
den oetmoedighen verleendt hy huer daghelicx brood<br />
als ghy houeerdeghe hemlieden gheel ofghaet<br />
als ghy niet en wilt anhooren / huer claeghende noodt<br />
5 doch verspughende / dat ghyse niet en versmaet<br />
Wie hem verblydt in zynen houeerdighen staet +<br />
zulcx verblyden es quaet Onmanierich in zeden<br />
Want wy zyn een Aes der woormen / een stynckende zaet<br />
anders niet dan een zack vul vuylicheden<br />
10 v<strong>van</strong>delaers onRustich in deerdsche steden<br />
onverzekert ghebruucken wy tsaemen den tydt<br />
dus baldadighe couraidgen duerhackelt duersneden<br />
Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word wat ghy zyt<br />
Houeerdicheyt den mensschen es niet ghescepen +<br />
15 noch gramschepe oock / den gheslachte der vrauwen<br />
maer ouervloedich Rycdom / ende cleedren die slepen<br />
dees gheuen tsmensschens herte / de moedeghe Nepen<br />
dat die Edel oetmoedicheyt moet verflauwen<br />
dan Ryster vp houeerdicheyt int anschauwen<br />
20 diese in hooghmoedicheyt zoo verblendt<br />
dat zulcke in tgrootdurstich noods benauwen<br />
zomtyds vader moeder broeder noch zuster en kendt<br />
Lucifer die claerlustich stondt an tfirmament<br />
die bouen gods sterren wilde zyn ghezeten +<br />
25 es ghevallen inder eerden verduustert gheschent<br />
zyn houeerde heeft hem huten hemel ghesmeten<br />
en dat adam heeft inden Appel ghebeten<br />
vvat deet hem anders doen / dan Rechte houeerdie<br />
om dat hy ziet goed ende quaet zoude weten<br />
30 en dan hebben mueghen ouer al heerschappie<br />
houeerdicheyt voor gode stynct als een prie<br />
zonder stemme zal hy de vpgheblaesne verschueren<br />
zy zullen zuchten in grooter melancolie +<br />
end huerlieder ghedyncken zal niet ghedueren<br />
+<br />
zy zullen oock met een vreeselick trueren<br />
in ghedachtenesse commen <strong>van</strong> hueren zonden<br />
welcke wroughynghe zal <strong>van</strong> hem zeluen ghebueren<br />
met goudin schat onlosselick noch zeluer ponden<br />
5 weert de sulcke * doch eerst in hu ooghen bevonden<br />
eer ghy cleene cruuskens tstof in huer ooghen verwyt<br />
ende bouen al houeerdeghe Tallen stonden<br />
Peynst. doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy zyt<br />
* ‘sulcke’: ‘su’ over ‘ba’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ philip.2.<br />
+ 210 v<br />
+ Iacobi 4<br />
+ Eccli .10.<br />
+ Esai 14<br />
+ Sapien.4.<br />
+ 211 r
Prinche<br />
106<br />
10 Vernedert hu oetmoedich tot allen daeghen<br />
hoe hooghe gheboren nochtans <strong>van</strong> kynds beene +<br />
den oorspronck zult ghy <strong>van</strong> veel zonden dwynghen<br />
en ghenaede die zal hu voor god omRynghen<br />
v<strong>van</strong>t die hooghe macht die es god Alleene<br />
15 Ten zy dat ghy word (zeght christus) als kyndren cleene<br />
dats oetmoedicheyt ongheveynst volghende naer +<br />
ende ghy niet bekeert word / zo blyft ghy in weene<br />
v<strong>van</strong>t zult in tRycke der heemlen niet inghaen daer<br />
ghedynct der dynghen die hu god heeft gheboden claer<br />
20 end hu vermeten <strong>van</strong> hemelssche dynghen wilt slaecken<br />
bezouct gheen Curieusheyt weest veel t ** eerbaer<br />
in gods wercken ende zyn diepgrondlicke zaecken<br />
laet dyn hoffen dyn boffen / end hu Blaescaecken<br />
kendt also wel den aermen / als Rycke <strong>van</strong> hauen<br />
25 laet hu niet te lichte te naer ghenaecken<br />
danct god zyt ghy in staete vul eerdsche ghauen<br />
peynst paeus keyser Conyngh hertoghen grauen<br />
huerer alder ghecryght <strong>van</strong>der doodt gheen Respyt<br />
dus eer ghy versteict aerme bluts aerme slauen<br />
30 Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word wat ghy zyt<br />
ysidorus<br />
+<br />
Die gheen Lof begheert<br />
gheenssins *** hem oock versmaetheyt deert /<br />
Aucteur<br />
Xerses de Conyngh <strong>van</strong> Perssen crachtich<br />
dhoueerdichste de Rycxste de machtichste machtich<br />
ten voorleden termyne<br />
5 was oetmoedigher dan nv veel mensschen * warachtich<br />
v<strong>van</strong>t zyns zynde ghedachtich // sprack al wast hem pyne<br />
Een Conyngh ken ick my / stof end asschen te zyne<br />
P a**<br />
petri .2. a<br />
Weist onderdanich alle mensschelicke creatueren<br />
10 om gods wille / Eert elcken wyf ende man<br />
Bemindt dat broederschap / in een minlick ghedueren<br />
Vreest god/ Eert daer naer den Conyngh dan<br />
Elck zoo hij best can /<br />
** ‘t’: oorspronkelijk ‘te’, ‘e’ geschrapt.<br />
*** Vóór ‘gheenssins’ ‘hem’ geschrapt.<br />
* ‘mensschen’: eerste ‘e’ over ‘a’.<br />
** ‘P a ’: ‘P’ over ‘.2.’; exponent ‘a’ is abusievelijk gehandhaafd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccli 10<br />
+ mathei 18<br />
+<br />
211 v
107<br />
Ghy Die hu daghelicx houeerdigh speghelt<br />
15 Laet den speghel des doods / by hu zyn bleuen<br />
want hoe hem zulck ouermoedich Reghelt<br />
een Blase vul wynds / es tsmensschens Leuen<br />
Vullicx ter nedre / hoe hooghe verheuen<br />
En franchois<br />
20 Vous oultrecuidans haultains et preux<br />
Speculez au miroir de la mort certaine<br />
Soyez humil / et a tous gracieux<br />
non orgueilleux<br />
Car comme vent / passe pompe mondaine<br />
Saudenieren Vander<br />
Weerelt /<br />
Ghy saudenieren wellustich pompeuslick ghekeerelt<br />
in zeuenzondighe dienst <strong>van</strong>den prinche der weerelt<br />
huut Liefden thuwaerts zo gheef ick dy<br />
30 Een cleen slicht dichtken / niet constich bepeerelt /<br />
+<br />
maer nochtans ghy<br />
vyndtter int corte wat de weerelt zy<br />
Refereyn<br />
Ons Leuen inder Weerelt es een kiste vul Aerbeydts<br />
5 een worstelynghe vul ancxsten vul zwaerheyts<br />
een plaetse vul dolynghen Tallen beschauwe<br />
een duustere speloncke / met niet veel claerheyts<br />
een gheschuerde bergh / een doornachteghe landauwe<br />
ongheluckeghe eerde / vul verdriets en Rauwe<br />
10 een Rieckende onvruchtbaer hof tallen steden<br />
een beroerte des volcx vul alder ontrauwe<br />
dal der traenen / ende zee der ketyfuicheden<br />
een ghezichte des droufheyts / vul quader zeden<br />
een vreeselicke wildernesse / es de weerelt ziet<br />
15 een crancke mueghentheyt / vul alder onvreden<br />
Daghelicx verghanck Schoon ghenoughelick niet<br />
Een heetblaeckende busch / wuenste der wreede dieren<br />
fonteyne der zoorghen <strong>van</strong> menegher manieren<br />
een ydelheyt ende valssche blysschap voorwaer<br />
20 steenachtich velt vul moortdadeghe duwieren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 212 r
108<br />
een zoet venyn / onzaelich last om draeghen zwaer<br />
verzierde boerde / onEerlicke vreese der naer<br />
een gheduereghe ziecte Tot alder tydt<br />
een onberaeden zekerheyt / vul bedrochs openbaer<br />
25 een onbegheerlicke aerbeydt / elck anders verwyt<br />
een zelden paeys / maer eenne eeuweghe strydt<br />
die gheveynsdelick lacht / loose grynynghe biedt<br />
een Laborinthof / vul haet ende Nydt<br />
Daghelicx verghanck / schoon ghenoughelick niet<br />
30 Onproffyct elicke weenynghe ydel verzuchten<br />
Palaeys vul alder boose gheruchten<br />
+<br />
schieloose tryumphe Bedrieghende moortdadich<br />
vul schoonder beloften Ten hende al cluchten<br />
een eeuweghe besicheyt onghenaedich<br />
een beschaemde schickynghe onghestaedich<br />
5 aerme ouervloedicheyt / een Rycke aermoede<br />
een beroerlicke schande / onproffytich beschaedich<br />
een beuende cracht vul quaeden bloede<br />
Tresoor meest vul <strong>van</strong> ieghenspoede<br />
zondich verkies / daer lettel duechts gheschiet<br />
10 wats de weerelt anders / dan zoo ick ghevroede<br />
Daghelicx verghanck / schoon ghenoughelick niet<br />
Prinche<br />
De Weerelt es meest vul ghepyns<br />
voor een druepel zoetheyts / een vat Azyns<br />
15 bitter galleghe traenen / zyn de Conseruen<br />
peryckel des doods / met veel samblantich schyns<br />
<strong>van</strong> datmer inne comt / Beghintmer steruen<br />
nyemandt en heefter verzekerde Erfuen<br />
Tes al zotte Wysheyt / meest datter blycke<br />
20 hoemer langher Leeft / machmer meer zonden verweruen<br />
maer een Lydende schaeuwe / es tsweerelts Rycke<br />
al watter in es / moet ten eerdschen slycke<br />
de doodt esser heere / wien nyemandt ontvliedt<br />
de weerelt es dies / hoe datmer naer kycke<br />
25 Daghelicx verghanck schoon ghenoughelick Niet<br />
Ander Refereyn *<br />
De daghelicxsche Weerelt met zyn wanckelbaer plume<br />
Baldadich duerweect als brooddronckeghe Crume<br />
houeerdich splytende prume<br />
30 met vernuft in tverstandt zietmen hem tryumpheren<br />
* ‘Refereyn’: ‘y’ over ‘n’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 212 v
109<br />
Loftuter zyn tafelvriendt / draeyt hem vp zyn dume<br />
met leckplatteel / en oorblaeser wandelt int Rume<br />
willende voort an met vrau venus ghaen boeleren /<br />
++<br />
in tboucxken <strong>van</strong> twee bladeren meest studeren<br />
wanen wys zyn die gheefter hem oock toe den Raedt<br />
met drie vrauwen ten hende wil hy MarIoleren<br />
ende zonder cesseren<br />
5 daer me houden dominatie / ende hooghen staet<br />
deerste Wellust tsvleechs / <strong>van</strong>den gheluferde ghehaet<br />
dander eerghiericheyt / die doch nyemandt en verveilt<br />
de derde Begheerlicheyt der ooghen / diet al vaet<br />
daeghelicxssche weerelt neimtter vp zyn toeverlaet<br />
10 De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />
Maer om dese drie vrauwen mueghen te Cryghene<br />
neimt Raedt an Loftuter zyn tafelvriendt ghetrauwe<br />
Loftuter voor de weerelt pyndt tstupen te Nyghene<br />
fletsblaescaeckich te hyghene<br />
15 hem excuserende in alsulck faict zeer nauwe<br />
maer vp dat de daghelicxsche weerelt anschauwe<br />
en ghebruucke der voornoomde schoone vraukens drie<br />
Capiteyn drabber / heyle Coppelleers zyn lauwe<br />
tzynen dienste neerstelick beschict hy de die<br />
20 de magher ghecleedde drabber / maecter in fantazie<br />
niet min gheen partie<br />
word hy der daghelicxsche weerelt dies tbeste doet<br />
hij draeft duere vp datter hem proffyt by geschie<br />
tes al Eens hoe menich leckplatteel gheraect an goedt<br />
25 heyle Coppelleers zyn wyf / wordter oock by ghevoedt<br />
al eist datse moet zwyghen dicwils / dat dient gheheilt<br />
De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />
Deze capiteyn drabber gheel tot tsweerelts bystandt<br />
Loopt duere Rasch / al waert eenen helsschen Vyandt<br />
30 zouckende de drie vrauwen vooren verhaelt<br />
Eerghiericheyt die hy ten eersten niet vry // <strong>van</strong>dt<br />
zat vp een zeuenhoofdeghe beeste hoogh * ghezaelt<br />
met paeuws ** plumen verchiert / eer hy langher heeft ghedraelt<br />
wellust des vleeschs quam oock ten houe gheReden<br />
35 vp een zueghe met zeuen mammen vlammich bestraelt<br />
ghehaerde en gheschoorne hebben huer niet ghefaelt<br />
+ Fol. 213 r, r. 6 ‘Wellust tsvleechs’, 7 ‘eerghiericheyt’, 8 ‘Begheerlicheyt der ooghen’, 18<br />
‘Capiteyn drabber’, 31 ‘Eerghiericheyt’ onderstreept.<br />
* ‘hoogh’ interlineair toegevoegd.<br />
** ‘paeuws’: ‘w’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 213 r
110<br />
+ zyn nevens huer ghepaelt<br />
en volgdense met hoopen vierich tallen steden<br />
huer by willende Anbeden<br />
doch twas wondere / Wat dese twee vraukens deden<br />
5 eerghiericheyt hadder menich vet schaep ghekeilt<br />
ende wellust des vleeschs noch ten daeghe <strong>van</strong> heden<br />
maect groote beroerte Tusschen de vier Leden<br />
De daghelicxsche Weerelt Gheel in tzotte speilt<br />
Prinche<br />
10 Begheerlicheyt der ooghen liep int wilde ghemeene<br />
Rasch te beene<br />
snellick elck end een Lieper met open zacken naer<br />
drabber <strong>van</strong>dse noyndt / een alf huerken alleene<br />
vp een vlieghende peerd zomtyds zittende Reene<br />
15 styf grepevast / met eennen mol in dhand voorwaer<br />
ende drabber de zyn beste / vry zonder ghespaer<br />
om de daeghelicxssche weerelt te beliefuene wel<br />
heyle coppelleers hilt de waecke wackerlick maer<br />
zou ontzettede hemlieden zaen / al Rydende snel<br />
20 gheerende niet el<br />
dan datset al ghecreghe naer huer voortstel<br />
Loerooghende west oost Ten zuden int noorde<br />
drabber quam onghecust thuus / Weerelt valt hem Rebel<br />
end ongheloont tzynwaerts bleef hy de ghestoorde<br />
25 als daghelicxssche weerelt hoorde<br />
<strong>van</strong> dabsentie der schoon drie vraukens Reyn ghebeild<br />
De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />
Den ongheoorzameghe<br />
O ypocriteghe Obstinaete verblende<br />
30 hartneckeghe als de israelssche Bende<br />
quaet onghebondelick<br />
duer adams bete Quam tsleuens hende<br />
+<br />
om Cayns mesdaet / die heere zende<br />
maledictie ongrondelick<br />
der deluvyen vloedt/ Voorsprack god mondelick<br />
tot Noe alleene<br />
5 voort plaeghdhy de gheheele weerelt zondelick<br />
groot ende Cleene<br />
zodoma Gomorra verzoncken in Weene<br />
al tsamen ghemeene<br />
duer tzondich beiach<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 213 v<br />
+ 214 r
111<br />
10 Loths wyf veranderde in eennen steene<br />
die omme zach<br />
Sichem ghenaecte groot handgheslach<br />
duer tontschaecken <strong>van</strong> Dyna in corten daeghen<br />
ten baet geen claeghen<br />
15 Ongheoorzaemheyt doet god meest de weerelt plaeghen<br />
Schuut ydolatrie ende Baals offranden<br />
eer ghylieden gheRaect in madians Banden<br />
fel ende wreedt<br />
Vreest doch Abymelech moortdadighe handen<br />
20 eer dat mars zyn bloedtghiereghe Tanden<br />
tot wraecken bereedt<br />
Want god sloot den hemel duer tzondich beleedt<br />
<strong>van</strong> Achab en iesabel<br />
duer ieroboams zonden zyn plaeghen ghespreet<br />
25 ouer israel<br />
merct zambry duersteken int ouerspel<br />
onghehoorzaem snel<br />
met Corby bloodt<br />
Anziet de bloedtghiereghe Athalia fel<br />
30 schoffierlick ghedoodt<br />
voor Chore / dathan / Abyron / de eerde ontsloot *<br />
en zonckender ** duere daert meneghe zaeghen<br />
dus om cort ghewaeghen<br />
Ongheoorzaemheyt / doet god meest de weerelt plaeghen /<br />
+ Doch zondighe melaetsche sturt Rauweghe traenen<br />
ghaet wascht hu met Naaman ter Iordanen<br />
ghy wordt ghezondt<br />
merct giesy ghierich gheveynst meswaenen<br />
5 gheplaeght wierdt / naer helyseus vermaenen<br />
melaetsch ter stondt<br />
Tweenveertich kynderen die waeren verslondt<br />
heliseum begheckende<br />
vreest zondelick tontstoppene dan huwen mondt<br />
10 gods gramschap weckende<br />
Absalon ieghens zynen vader huutTreckende<br />
hem zoo bevleckende<br />
twas zyns mesvals<br />
en hely tquaet zynder zuenen bedeckende<br />
15 Brack dies den hals /<br />
ende beede zyn zuenen met vele ghetals<br />
* ‘ontsloot’: ‘ont’ interlineair.<br />
** ‘zonckender’: boogje boven de eerste ‘n’ doorgestreept (oorspronkelijk foutief ‘u’).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 214 v
112<br />
bleuen doodt / dies was gods aercke ontdraeghen<br />
dus tallen daeghen<br />
Ongheoorzaemheyt / doet god meest de weerelt plaeghen /<br />
20 Prinche<br />
Om Holofernes peynst telcken keere<br />
by iudith onthooft / dus volght gods Leere<br />
in allen weghen<br />
Sennacherib god blameerde zeere<br />
25 hondert Lxxxv duust / mensschen den heere<br />
heeft dies versleghen<br />
voort duer israels ongheoorzaemich pleghen<br />
viereghe serpenten hemlieden omlaeghen<br />
dies zeghick tot alle grootshmoedeghe gheneghen<br />
30 Ongheoorzaemheyt doet god meest de weerelt plaeghen<br />
Gods ghebod verachters<br />
Hoort Christene ziele wat ick hu beuele<br />
dus Roupt christus Lief wilt myn wetten bewaeren<br />
+<br />
keert tmywaerts zeght hij die <strong>van</strong> Liefden quele<br />
een vreeslick Liefhebber Bem ick zonder spaeren +<br />
die bezoucke tsvaders mesdaet <strong>van</strong> veel iaeren +<br />
Anden kyndren <strong>van</strong> tderde tot int vierde Let<br />
5 der ghuenen die my haeteden int openbaeren<br />
maer ick doe oock myne bermherticheyt bet<br />
ouer veel duusenden / zy die myn wet<br />
en gheboden houden / met herte met zinnen<br />
en die my Lief hebben vpRecht onbesmet<br />
10 dus myn schoon Naerghemaecte Reyn zuvere net<br />
Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen<br />
Wandelt ghy in myn gheboden ghestaedich bleuen<br />
Reyn zal ick hu dan gheuen tot zynder tydt<br />
en daer naer / Tlandt zal zyn groeysels gheuen +<br />
15 en de boomen des velts worden vruchtbaer verblydt<br />
den darschvloer zal ghedueren oock zonder Respyt<br />
tot datmen den wynghaerdt zal lesende wesen<br />
ende totter zaeytydt Breed ende wydt<br />
zo zal zyn gheduerich het Wynghaerdt Lesen<br />
20 ende ghy zult dan / Lief bouen desen<br />
<strong>van</strong> huwen broode verzaetheyt ghewinnen<br />
ende zult zonder zoorghe myn Lief ghepresen<br />
binnen hu landt wuenen / dies hoe gheResen<br />
Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
215 r<br />
+<br />
Leuiti .19<br />
+<br />
Exod / 20<br />
+ Leuuti/26
113<br />
25 Hu vyanden zullen voor hu vallen in tzweerd<br />
en verdryfuen hu vyanden in corten daeghen +<br />
huwer vyfue myn Liefste lief / want ick begheert<br />
die zullen der vreimder een hondert verIaeghen<br />
ende huwer hondert / Clouck zonder versaeghen<br />
30 zullen der vreimder thien duusent verdryfuen<br />
ick zal hu laeten machtich zyn Ieghens huer slaeghen<br />
ende zal hu anzien lief / ende by hu blyfuen<br />
myn wuenynghen zal ick met hu verstyfuen<br />
end ick zal hu god zyn / myn Lief ghy der binnen<br />
35 maer doet ghy myn beuel niet / ick zal hu ontlyfuen<br />
ende by die ick bem zonder achterblyfuen<br />
Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen /<br />
+ Princhesse<br />
Eist dat ghy my lief hebt / bewaert myn gheboden<br />
zoorght niet Ick en zal hu gheen weesen Laeten +<br />
ende zouct gheenssins bouen my ander goden<br />
5 eist dat my yemandt lief heeft / zal myn woorden vaeten<br />
ende die my lief heeft / in dhemelssche staeten<br />
zal <strong>van</strong> mynen vader lief worden ghebleken<br />
en wy zullen tot hem commen / Lief thuwer baeten<br />
en by hem een woonstadt maecken / daer onbezweken<br />
10 Lief blyft doch in myn liefde / Wie anders preken<br />
ende Liefde thuwen naesten laet gheenssins dinnen<br />
ghy zyt myn lief doet ghy / dat ick thuwaerts wil spreken<br />
dus die wilde den septer huwer vyanden breken<br />
Lief doet ghy Myn beuel ick zal hu Beminnen<br />
Ander Refereyn<br />
Ghy zult huwen heere huwen god beminnen<br />
gheel huut huwer herten end oock int leuen<br />
liefzaemich thuwen naesten oock voughen hu zinnen<br />
duer moyses heeft ons god / Dees gheboden ghegheuen<br />
20 hy die ons heeft huut tsduusterheyts macht gheheuen<br />
Begheert en wil dat die zoo zyn ghedaen +<br />
inder eeuvvicheyt zullen zy zyn ghebleuen<br />
alle die de wille gods te doene Ontfaen<br />
zyn woordt zal blyfuen / hemel eerde zullen verghaen<br />
25 zyn Iock es licht om draeghen / zyn gheboden niet zwaer<br />
nochtans zom liefuer onder tsvolcx ydel wetten staen<br />
met verslytinghe <strong>van</strong> schoens Loopende openbaer<br />
al oft zy <strong>van</strong>den outaer // god haelen zouden<br />
doch hebben dese god lief / neen zy dynck my / Maer<br />
30 Zy hebben God Lief die zyn gheboden houden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Leuitici vt supra<br />
+ 215 v<br />
+ Iohan / 14<br />
+ Collos primo
114<br />
Leert ende onderhoudse dies tsamen eendrachtich<br />
alleene / metten woorde ofte tonghe Niet +<br />
+<br />
maer / met een ghelooue Werckende crachtich<br />
dat christus thuwaerts zegghe niet / wel toe ziet<br />
dit volck eist dwelck my Eere / metten Lippen biedt<br />
ende huerlieder herte es verre <strong>van</strong> my<br />
5 te vergheefs es my dan zulcke eere gheschiet<br />
v<strong>van</strong>t gheboden der mensschen zo leeren zy<br />
Wie ouertard / en niet blyft christus leerynghen by<br />
die en houden gods ghebod niet / int herte gheplant<br />
dus behoud elck andren in die gods liefde vry<br />
10 En veroetmoedicht hu onder zyn mueghende handt +<br />
houd zyn gheboden in tlandt // elck zonder verconden<br />
zo word ghy bekent / met zyne Liefhebbers / Want<br />
Zy hebben God lief die zyn gheboden houden<br />
v<strong>van</strong>t niet die de wet hooren daer onbesmet +<br />
15 ne zullen zyn Liefzaem by god bevonden<br />
maer de doenders ende werckers inne der wet<br />
zullen wesen gheRechtueerdicht tot zulcken stonden<br />
daer omme ghy alle Pharizeeusche gronden<br />
hoe mueght ghy hebben god Lief den heere ghepresen<br />
20 heere heere Roupt ghylieden met gheveynsde Monden *<br />
en <strong>van</strong> dat hy ghebiedt doet tminste <strong>van</strong> desen +<br />
ghy preict niet tontvreimdene / ghy willet doende wesen<br />
en ghy zeght dat men doen gheen ouerspel moet +<br />
en zelue doet ghyt / vp hu hoogheyt gheResen<br />
25 ghy versmaet afgoden / zelue god onEere doet<br />
zonder doen gods wille goet // wilt zyn wet ontvouden<br />
dies hebdy god niet lief / neen ghy / maer metter spoet<br />
Zy hebben God Lief die zyn gheboden houden<br />
Prinche<br />
30 Gods Liefde es een heerlicke wysheyt fyn<br />
en die byblyfuich hem in gods woorden Regieren +<br />
dees zeght Christus myn warachteghe disciplen zyn<br />
en zyn kynderen des Lichts by zulcke manieren +<br />
++<br />
maer die hem in gods gheboden niet en hanthieren<br />
ende dat een zulcke zegghe / dat hy god kendt<br />
die es een / <strong>van</strong>den lueghenachteghe scholieren<br />
en de waerheyt / die en es hem negheenssins omtrent<br />
* ‘Monden’: oorspronkelijk ‘gronden’; ‘M’ over ‘gr’.<br />
+ Fol. 216 v, r. 24-27 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
deu / 5.<br />
1 iohan 3.<br />
+<br />
216 r<br />
+ 1 petri .5.<br />
+ Roma 2.<br />
+ Luce.6.<br />
+ Roma 2.<br />
+ Eccli primo<br />
+ iohan .8.<br />
+ 216 v
115<br />
5 dus gods gheboden vast gheloouich int herte prent *<br />
en begheerter zoo met dauid in gheleert te zyne<br />
Gods gheboden die bemindhy tot in zynen hendt +<br />
gheel bouen alle goude Costelicke mine<br />
hy hadde god lief / dies wast hem cleene Pyne<br />
10 dat hy in gods gheboden hem wilde verbouden<br />
end hem <strong>van</strong> zonden wachten / Want tallen fine<br />
Zy hebben God lief die zyn gheboden houden<br />
Afgodisten<br />
Den afgodisten ende ydel pilgrimaige loopers<br />
15 vp tverre wandelen huer goedt vercoopers<br />
Gheef ick tnaervolghende Refereyn te Lesene<br />
die hem der ydelheyt zyn Ancnoopers<br />
ende vlieden <strong>van</strong> Christo de verResene<br />
Met dat ick schicke wil / metten mespresene<br />
20 helighe plaetsen te bezouckene quaet // zy<br />
maer te duchten es / zonder niet te wesene<br />
daer en vlieght onder tusschen Afgoderie zaet // by<br />
Nyemandt zo vaste / zaen wanckelbaer staet // hy<br />
[Conuertimini / et Recedite]<br />
+<br />
Conuertimini / et Recedite<br />
25 ab ydolis Vestris Ezech. 14.<br />
Conuertimini aD Dominum Vestrum<br />
Quia benignus et misericors est /<br />
iohel .2.<br />
Refereyn<br />
Ick bem zeght die heere / Een god almachtich +<br />
die hu huut Egipten gheleed heeft crachtich<br />
vp dat ghy haerlieder knechten zoud wesen niet<br />
5 end vp dat ghy zoud / voortghaen VpRecht warachtich<br />
zo hebIck ghebroken (dyns zynde ghedachtich)<br />
den septer der kethenen <strong>van</strong> hulieder Iock ziet +<br />
voor my en es / gheenen god ghemaect gheschiet<br />
en naer my zal zyn gheen bouen my gheResen<br />
10 ick bem die heere die blusschen can alle verdriet +<br />
en zonder my / en can gheen zalichmaecker wesen<br />
ick bem tlicht des weerelts / ende bouen desen<br />
die verRysenesse / ende dat eeuwich Leuen +<br />
Myn gheboden houd dies bouen al ghepresen +<br />
15 Want der voloken wetten zyn ydel beseuen +<br />
* ‘prent’: na ‘n’ ‘d’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal C.18.<br />
+<br />
217 r<br />
+ Genesi .17.<br />
+ Leuiti .26.<br />
+ Esai 43.<br />
+ Iohan 8<br />
+ .11.<br />
+ iere 10
116<br />
Betraut vp my ick bem hu verlosser ghebleuen<br />
dies gheen ander goden hebben zult bouen my +<br />
noch ghelycknessen maecken / Bouen my verheuen +<br />
<strong>van</strong> dat bouen in dhemel / onder vp der eerden zy<br />
20 noch <strong>van</strong> datter int waeter / onder de eerde es by<br />
en anbidse noch en dientse in gheender manieren<br />
maer zouct my / en ghylieden zult wesen vry<br />
ick leere hu behoorlicke dynghen hanthieren<br />
Metten Afgodistendienaers wilt niet Logieren +<br />
25 welcker voortstel es ghebuezelde fantazie +<br />
maer doch myn alder Liefste Als goede scholieren<br />
Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />
Onsen god es inden hemel doet dauid verstaen<br />
al wat hem belieft heeft / vulbrocht heeft hyt zaen +<br />
30 en der heydenen Afgoykens / zyn niet dan wercken<br />
<strong>van</strong> goud en zeluer / <strong>van</strong> mensschens handen ghedaen<br />
zy hebben monden / end en zullen doen gheen vermaen<br />
zy hebben ooghen / ende zy zullen niet Anmercken<br />
zhebben ooren / maer en hooren in gheene Percken<br />
35 zy hebben nuersen / ende zullen niet Riecken voorwaer /<br />
+<br />
zhebben handen / maer om tastene gheen verstercken<br />
zhebben voeten / maer zy wandelen hier noch daer<br />
en niet en zulzy Roupen / duer huer kelen dats claer<br />
dus die zulcke goykens maecken / tot tsvolcx anschauwen<br />
5 moeten worden ooc alsoo / warachtich der naer<br />
end oock alle de ghuene die daer vp betrauwen<br />
keert hu <strong>van</strong> zulcke goykens dan / mans ende vrauwen +<br />
tspreken met die zonder ziele zyn wilt hu schaemen<br />
ghy bidt den crancken om ghezondheyt / in dyn benauwen<br />
10 den dooden bidt ghy om Leuen / Tot huwer blaemen<br />
ghy AnRoupt hu tot een hulpe Buten tbetaemen<br />
Die zelfue onNut es / Zoo zyn ghelycke plach<br />
ghy bidt om den wech / dolende in hu verzaemen<br />
An hem / hy die doch zelue niet wandelen mach<br />
15 an een beilde / daer zaelicheyt noyndt in en Lach<br />
ghemaect <strong>van</strong> mensschens handen / doe alle wie<br />
vp dese en dier ghelycke / betrauwen nacht dach<br />
Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />
Houd hu an petrus scheepken gheloofuelick vast<br />
20 twyfelt gheenssins / Al mach bughen wat zynen mast<br />
weest clouck / eer hu dus tsheeren woord * comt omRynghen<br />
myn volck heeft zyn eere veranderlick ghepast +<br />
in een onhulpelick dynck / dies gheef ick Last<br />
ghy hemelen wilt hu tot verwonderen dwynghen<br />
* Vóór ‘woord’ ‘Raedt’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Esai 43.<br />
+<br />
Exod 2.<br />
+<br />
Esai .48.<br />
+<br />
1 corin .5.<br />
+ Psal 113 et C 34<br />
+ 217 v<br />
+ Sapien 13.<br />
+ iere .2.
117<br />
25 want myn volck heeft ghedaen twee quade dynghen<br />
zy hebben my verlaeten die in tdurstich slauen<br />
als fonteyne laette Leuende waeter huutsprynghen<br />
en zy hebben hem ghebroken putten ghegrauen<br />
putten / die gheen water houden / end hem niet Lauen<br />
30 weit ende beziet dan / hoe quaet dat blycke<br />
dat ghy den heere / en zyn goddelicke ghauen<br />
verlaeten hebt / ende zyns ** vreesens practycke<br />
keert te godewaerts / eer hu den tydt bezwycke<br />
hemel alder heemlen hemele eerde en grondt<br />
35 behoort den heere / dyns gods bermhertelick Rycke<br />
die hy slaet en castyd / maect hy weder ghezondt /<br />
+<br />
gheen kieser <strong>van</strong> persoonen / die tot ghiften noyndt stond<br />
weesen weduwen doet hy huer Recht vermeeren +<br />
god der goden / onsen alder ghenaedichsten vondt<br />
de vreimdelynghen / gheeft hy spys ende Cleeren<br />
5 onse hulpe staet dies inden naeme des heeren<br />
die hemel eerde ghemaect heeft / ende die<br />
ons noch daeghelicx voedt / dus wilt ghy wel keeren<br />
Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />
Prinche<br />
10 Elck keere weder <strong>van</strong> al zyne weghen quaet<br />
tonswaerts Roupende es dus des heeren Raedt +<br />
keert oock <strong>van</strong> huwer zeer quaeder ghedochten tydt<br />
ziet dat ghy naer gheen vreimde goden en ghaet<br />
Want dafgod die met handen (die meer schaedt dan baet)<br />
15 word ghemaect / die es zelue vermalendydt +<br />
en des ouerspels beghin / zoo schriftuere Belydt<br />
dat es / Tverzoucken <strong>van</strong>den afgoden hoort<br />
groote ydelheyt der mensschen dynckick om proffyt<br />
hebben die in eerdeRycke ghevonden voort<br />
20 Men draeghtse vp de schouderen / die niet een woord<br />
<strong>van</strong> paeyse vermueghen / maer wel <strong>van</strong> gheschille<br />
ende waer dat zy neder ghestelt zyn gheschoort<br />
in die plaetse daer blyfuen zy staende stille<br />
// dus ghaet dese af / Ende stelt huwen wille<br />
25 in dien god / die hem An * tcruce Liet Recken<br />
en smaecte voor veel mensschen tsdoods bitterste pille<br />
maer eert wel zyn figueren / zonder beghecken<br />
v<strong>van</strong>t die schaeuwe des doods zoude ons Bedecken<br />
en wy tot een vreimden god vphieffen ons handen<br />
** ‘zyns’: ‘s’ over andere letter.<br />
* ‘An’: ‘A’ over ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
218 r<br />
+<br />
deutero .10.<br />
+ iere 25<br />
+ Sapien 14
++<br />
118<br />
30 of verghaeten wy zyn name / die doode can wecken<br />
die Reyn en drooghte gheeft als hy wil in zyn landen<br />
en ghelooft gheen Afgodisten die tghelt ofblanden<br />
vp dat gy zyt gheen cause <strong>van</strong> huerer Symonie<br />
Bidt god / end eert zyn helighen met goe verstanden<br />
35 Keert hu zinnen Van alle Afgoderie /<br />
Aucteur<br />
Ghy lippelezers knyebughers popelaers mede<br />
voor alle beilden streckende By ghewuenthede<br />
Vraukens die de moye mannekemaeliekens groet<br />
5 ziet voor hu / tmach wesen / God der hemelsscher stede<br />
Berooft ghy / zyn eere / end afgoderie doet<br />
Tes vvel / Beilden zyn / der leecken boucken vermeert<br />
zulcken god eist / zulck als hu de beilde leert<br />
maer tbeild es god niet / die wonderlick werct<br />
10 dus als ghy tbeild anschaut / dat niet hoogher Eert<br />
dan / dat ghy / Een indachticheyt in tzelfde merct /<br />
Noteirt<br />
Socrates / heeft den volcke <strong>van</strong> Athenen gheleert<br />
dat zy / <strong>van</strong> byden goden / zouden zweeren gheene<br />
15 Noch oock by veel goden / ofte hildze ontEerdt<br />
Want kende / datter was / maer een god Alleene<br />
Ende dat alle goden <strong>van</strong> houtte en <strong>van</strong> steene<br />
niet dan figueren ende ydolen waeren<br />
Wierd dies ghe<strong>van</strong>ghen / en ghedwonghen / onReene<br />
20 Venyn te drynckene / en starf wys <strong>van</strong> iaeren<br />
Iere / .50.<br />
Babylon es ghewonnen / Bel wordt beschaemt<br />
ende Merodach es versleghen<br />
haer godekens Commen tot schanden gheblaemt<br />
25 ende haer beilden zyn tot puluer bedeghen<br />
Iere .2.<br />
O Iuda zo meneghe stadt ghy hebt<br />
Also meneghen Afgod / zo hebt ghy oock<br />
Dies christen mensschen te godewaerts stept<br />
30 oft anders / sterft ghy de tweetste doodt /<br />
+ Fol. 218 v, r. 22 ‘Babylon’, 23 ‘Merodach’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
218 v
119<br />
+ De Leeu <strong>van</strong> Iuda heeft zyn cracht gheopenbaert<br />
tbouck / dat ghesloten was Es openghedaen<br />
het Lammeken / duer wiens bloedt wy zyn bewaert<br />
dat heeft / duer zyn weerdicheyt tbouck ontdaen<br />
5 de zeghels gheopent / daer wy inghescreuen staen<br />
Beildemaeckers.<br />
Beildemaeckers schilders en die maecken afgoden<br />
daer by de simple mochten te verre Betrauwen<br />
ion ick oock een Refereynken / huut myn dicht custoden<br />
10 Tpincheelwerck / es cause <strong>van</strong> veel ydel Anschauvven<br />
Refereyn<br />
Zonder my en es gheen god / zeght die heere +*<br />
wie zynse dan die nv eennen god maecken<br />
end een beilde ghieten zullen neerstelick zeere<br />
15 die te gheennen proffyte / en zal gheRaecken<br />
// ziet alle haer ghezinne duer dese zaecken<br />
moet tot schande commen / warachtelick want<br />
tzyn meesters huuten mensschen / vul der lueghenen spraecken<br />
die beildesnyder die neimt een hout in dhandt<br />
20 hy metet met een Rechtsnoer An elcken Cant<br />
en met Rooder eerde zo teeckenet hy<br />
hy behauwet end hy metet / naer zyn verstandt<br />
naer die wynckelmaete / metten passer der by<br />
hy conterfeyttet naer een mans beilde vry<br />
25 naer een schoon menssche / die wuendt inden tempel ziet<br />
en hoe de smet een ysergoyken smedende zy<br />
Die beildemakers zyn al te gadere niet<br />
Die beildesnydere ghaet daer naer huut<br />
onder de boomen in twoudt ghestaen<br />
30 vp dat hy cederboomen ofhauwe Ruudt<br />
iae die hy zelue plantte / om proffyt ontfaen /<br />
++ +*<br />
Ende <strong>van</strong>den Reyn zyn vp ghewassen zaen<br />
die oock den lieden dienen om te barnen der naer<br />
daer men by mach waermen / end als meer ghedaen<br />
dat men stooct / ende brood mede bact voorwaer<br />
5 <strong>van</strong> tzelue hout maect hy eennen god openbaer<br />
ende anbidt hem / zyn tselfs handghewerck<br />
hy maect daer een beild of / warachtelick claer<br />
* Verticale streep onder nota in margine tot r. 31.<br />
+ Fol. 219 v, r. 24 onderstreept.<br />
* Verticale streep onder de nota in margine tot r. 33.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 219 r<br />
+ Esai 44<br />
+ 219 v<br />
+ Esai 44
120<br />
ende knielt daer vooren nedere Int ooghemerck<br />
deen helt verbrandt hy int vier hoe sterck<br />
10 en by die ander helt / dits vreimdt bediet<br />
cooct hy zyn vleesch end etet / in tsweerelts perck /<br />
De beildemaeckers zyn Al te gadere niet<br />
Hy braedter zyn ghebraedt by zoo ick verstae<br />
ende hy verzaet hem <strong>van</strong> dien zeer snel<br />
15 hy waermt hem der by oock / ende zecht Eyda<br />
ick hebbe my der by ghewaermt zo wel<br />
by tvier heb ick gheweest / vry zonder ghequel<br />
ende <strong>van</strong> tdander deel datter es ouerbleuen<br />
maect hy eennen god / met zynder handen voortstel<br />
20 vp dattet zy zyn godeken of beilde verheuen<br />
hy knielt daer vooren neder / dus in zyn leuen<br />
ende doetter zyn ghebed vooren zonder Respyt<br />
ende spreict metter herten daertoe ghedreuen<br />
verlost my want claerlick myn god ghy zyt<br />
25 zy en weten noch verstaen niet te gheender tydt<br />
v<strong>van</strong>t zy zyn dus verblendt / daert zoo gheschiet<br />
dat haer ooghen niet en zien / naer god ghebenedydt<br />
Die beildemaeckers zyn al te gadere niet<br />
Prinche<br />
30 Zy en ghaen In haer herten niet claerlick binnen<br />
daer en es gheen verstandt in noch wetenthede<br />
dat zy wel ouerzochten met voorzieneghe zinnen<br />
Ick hebbe deen helt verbrandt tmynder vrede /<br />
+<br />
en broodt ghebacken / ouer de colen mede<br />
vleesch ghebraeden / ende zoud ick dat ouerschot fyn<br />
my tot een gruwel maecken in deerdsche stede<br />
end ick voor eennen block zoude knielende zyn<br />
5 het zyn asschen / En bedrieghen vp elck termyn<br />
therte <strong>van</strong>den ghuenen / die hem derwaerts spoet<br />
tzyn gheltgoykens / niet dan een duechdelick schyn<br />
duer welcke Babels buucken worden vp ghevoedt<br />
de beste huerer alder gheen verlossynghe doet<br />
10 vvildse dan niet anbeden / maer daer of vliedt<br />
keert hu tot my zeght christus / die bem teeuwich goedt<br />
Die beildemaeckers zyn al te gadere Niet /<br />
Wanckelbaere Dvvaezen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 220 r
121<br />
Deser ghelycke vyndtmer vele Eylaes<br />
15 hebbende twanckelbaer zogh ghezoghen<br />
dat kieckens hoy eten zommich faes<br />
mids der blaescaecken stout gheRaes<br />
ende meer dan zom die gheloofuent iaes<br />
doch die Lichtlick ghelooft / word zaen bedroghen<br />
20 vp dat wy den gheest wat verblyden moghen<br />
(naer twyse gheploghen)<br />
ende die zwaermoedich / niet gheel verbotte<br />
dese ion ick goethertich thuerlieder waerts gheboghen<br />
zonder Langher prologhen<br />
25 huut ghenouchten Twee Refereynkens int zotte /<br />
Zot Refereyn<br />
Veel afgryselicker zot /dan Corebus zyn zy<br />
die hem vp zotte kyndren der mensschen verlaeten<br />
die verre ghaen ligghen wachten / dat zy hebben by<br />
30 met verslytynghe <strong>van</strong> schoens / maecken huer selfs onvry<br />
zotte bloessem verbeyders / <strong>van</strong> boonen met gaeten<br />
+<br />
die tot tsmekens loopen / en den grooten smet laeten<br />
huer secreit openbaeren / die voortzegghen dat zy weten<br />
processen betrauwen vp droncke Aduocaten<br />
met pachters <strong>van</strong> ouerdraeghen daeghelicx Eten<br />
5 vpde ghuene / die zyn met een smeecker bezeten<br />
veel zupen en Lecken / met die vaeghen de mauwen<br />
vp vraukens die tlynwaed / met corter mate meten<br />
Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />
Die verre willen zwemmen met duergaette blasen<br />
10 of met een lack schip duervaeren den zeeusschen Cant<br />
huerlier tresoriers maecken / <strong>van</strong> die gheerne Cabasen<br />
oft hem betrauwen / vp die huut end in Raesen<br />
die maetsen oft themmeren vp een stuvende zant<br />
die degyptenaers doen bezien huerlieder handt<br />
15 vp een zotte medechyns Raedt / derfuen bier en brood<br />
vp vreimde quackzaluen <strong>van</strong> verre buten tlandt<br />
vp vortte coorden danssen / gheheel zonder noodt<br />
vp vergheuenes bidders schynt met Leedschap groot<br />
ende daer naer / een man Teerssenbecken afhauwen<br />
20 zyn zy niet zot / die alsoo Loopen in haer doodt<br />
Zyn zy niet zot / die hem daer vp Betrauwen<br />
Die de Cadiaenen een bierghelach schyncken<br />
betrauwende te brynghene Bier <strong>van</strong> buten in<br />
oft daer vp te stoutelicker ghaen buten dryncken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 220 v
122<br />
25 oft al huerlieder betrauwen tstellene dyncken<br />
vp fietsers end oorblaesers Om eeghin ghewin<br />
vp grynders twelck niet ghaet beneden den kin<br />
vp een scrauende peerdt / Twelck al bytende lacht<br />
of de ghuene die zyn <strong>van</strong> zulck eennen zin<br />
30 dat zy hem betrauwen tghaene / vp thys <strong>van</strong>der nacht<br />
vp zotten die zyn zoo dwaeszinnich gheacht<br />
dat zy gheloouen twanckelbaer spreken <strong>van</strong> vrauwen<br />
vetzacx die ghaen danssen vp zolders ongheschacht<br />
Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen /<br />
++ Prinche<br />
Die hem betrauvven vp meneghe stonden<br />
vp tvueghelgheRoup of tghecraey <strong>van</strong>den haene<br />
vp waerzegghers mensschen vul lueghens bevonden<br />
5 vp sterrekyckers / die stranghe wynters oorconden<br />
vp een crepel peerd Commende ghewapent ter baene<br />
vp inckel zuelde schoens Pilgrimaidgen te ghaene<br />
vp iudas cauwen die heymelick tvolck ouerbrynghen<br />
die waenen dranck inhouden vp een Lekende Craene<br />
10 Crepels die vp woormgaeteghe cricken sprynghen<br />
Maegden vp tveel belouen <strong>van</strong> ionghelynghen<br />
vp * ontfanghers cnaepen die de necke Crauwen<br />
die naer der manen loop / doen natuerlicke dynghen<br />
Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauvven<br />
Andre zot Refereyn // Certeyn<br />
<strong>van</strong>den verflauwers<br />
Zotte Betrauvvers<br />
In Maegdoms droom / nv onlancx verwortelt gheleghen<br />
peerds pyne Lydende / onghevoelich bedeghen<br />
20 met dat ick trubbel dooldranck hadde ghedroncken<br />
wierd <strong>van</strong> een Cabouterken Rasch wech ghedreghen<br />
tot in tlandt <strong>van</strong> Buusbaurea daer cauwen proncken<br />
ick wierd ontwaecken / mids de zotsbellen dier cloncken<br />
<strong>van</strong> dier vp de weirhane dansten ouer tey<br />
25 hem betrauwende / dat zy niet nedervvaerts zoncken<br />
met datse waeren ghezeynt metten grooten key<br />
ick dit ziende / doe ieghens my zeluen zey<br />
naer dat hemlieden volgden veel zotte vroevrauwen<br />
yy. / y ghans gheberghten zulcke dasaerts vey<br />
30 Zyn zy niet zot / Die hem daer vp betrauwen<br />
Meester scrobbe / die dochter my wesen heere<br />
Ick zacher een Cafcoenvaegher zonder leere /<br />
+ Fol. 221 r, r. 15-17 onderstreept.<br />
* ‘vp’: ‘v’ over ‘b’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 221 r
123<br />
+ <strong>van</strong> tdeen cafcoen in tdander vlieghen aldaer<br />
en betraudhem vp een Rynghesken te groot niet zeere<br />
daer een cleen ghewyd steentien in stond zeer claer<br />
een peckzwarte <strong>van</strong>doyse die volgdhem naer<br />
5 met zout water bespeerst / en besteken met ians Cruudt<br />
maer tian hadse niet belesen gheweist voorwaer<br />
schrobbe hadse Certeynlic min dan penssen ghetruut<br />
ick zacher veel ontcleeden / Naecter dan een Puut<br />
elck docht hy ghynck onzienlick / nyemandt mochtse scauwen<br />
10 elck had een briefken anden hals / dies Riep ouerluudt<br />
Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />
Noch zach icker zommich betrauwen byzondere<br />
dat dochte my wesen tmeest zotste wondere<br />
tslot <strong>van</strong> dronckenborch beclommen daer de boeren<br />
15 end in ste <strong>van</strong> Leeren <strong>van</strong> bouen tot ondere<br />
craeckelynghen vlochten zy / om der vp Remoeren<br />
huerlieder harnasch daer zy me tstoorme voeren<br />
vvaeren gheCrude wafelkens an tlyf ghebacken<br />
ende ieghens tgheschot <strong>van</strong> die brandeghe Roeren<br />
20 clommen zy vp boomen / met de brooschste tacken<br />
en zom quammer gheReden vp wulle zacken<br />
duer vier en waeter / wanende zoo wonder brauwen<br />
tfy tfy / docht ick verlaeders <strong>van</strong> groote packen<br />
Zyn zy niet zot. / die hem daer vp betrauwen<br />
25 Prinche<br />
Noch Wasser een zotte soorte<br />
by Rae <strong>van</strong> Wanen wys zyn beclommen de poorte<br />
vp glasen plattynen / met zwaer ghepeicte stocken<br />
die <strong>van</strong> binnen schoten treffelick naer de behoorte<br />
30 hemlieden vp tlyf sulferpondeghe brocken<br />
die <strong>van</strong> buten vp clommen met vulbuspoers zocken<br />
daer zy hem vp betrauden / die <strong>van</strong> binnen deeren<br />
stelden hem in gloeysels zelue / dies zy vertrocken<br />
haelende voor dronckenburch zo veel appels als Peeren /<br />
+<br />
naer een sterrekyckers Raedt was huerlieder begheeren<br />
te doene / die voorzien hadde tsanders benauwen<br />
maer tviel gheel anders / Och zeyd ick / hoe zy zweeren<br />
Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />
Betrauvvers vp mensschen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 221 v<br />
+ 222 r
124<br />
Menigh simpel volcxken mestroost zouckende Raedt<br />
alf desolaet // disperaet<br />
zonder toeverlaet<br />
An mensschen / daer zy certeynlick faelgieren<br />
10 alsulck Refereynken hier naer ghescreuen staet<br />
huut myn Rapiamus Rhetoricale Papieren<br />
by manieren // zoot ionstichst mach gheschieden<br />
omme Wederionste bieden<br />
Ion ick hemlieden /<br />
Refereynken<br />
Die heere god Almachtich alder hoogst in weerden +*<br />
heeft neder ghezien Vanden hemele voorwaer<br />
vp de kyndren der mensschen hier inder eerden<br />
de welcke zyn <strong>van</strong> hem Afgheweken aldaer<br />
20 al tsaemen onproffytelick gheworden der naer<br />
daer en was oock niet eenne / dier yet goets dede<br />
niet een nochte gheen / huerer kelen openbaer<br />
als een opene graf vulderhande booshede<br />
Bedrieglicheyt was / huerlieder tonghen snede<br />
25 onder huere lippen draeghende venynich quaet<br />
huere mondt vul bitterheyts / Lueghenachtich mede<br />
hoe zalmen vp den mensschen dan nemen toeverlaet<br />
emmers mueghen gheloouen / die mids lueghens Raedt<br />
hueren naesten zom verdoouen / Te menegher tydt /<br />
30 Gheenssins! Want dier vp betrauwen / zyn vermalendydt /<br />
+ De mensschen zyn der ydelheyt ghelyck gheworden +<br />
niet dan ydelheyt zyn alle mensschen die Leuen +<br />
gheneghen talder quaetheyt <strong>van</strong> Ioncheyts omghorden +<br />
Ieghens een weldaet menichfuldelick sneuen +<br />
5 Want <strong>van</strong>den propheten of / staetter ghescreuen<br />
totten priesteren toe / al bedroch doen zylieden +<br />
vvie ziet men deen den anderen elck tzyne gheuen<br />
en <strong>van</strong> dat zy belouen vulcommynghe Bieden<br />
om eerghiericheyt zietmen daeghelicx ghescieden<br />
10 dat zulcke mensschen volghen / ende god Afghaen<br />
hoe zalmense gheloouen dan / die liefuer verRieden<br />
hueren naesten / dan hem zouden ghetrauwich bystaen<br />
alle dynghen zyn den ghelde meest onderdaen<br />
dus den mensschen gheloouen / machmen in tsweerelts lydt +<br />
15 Gheenssins / Want dier vp betrauwen zyn vermalendydt /<br />
Hoe zalmen den mensschen dan gheloouen mueghen<br />
vele mensschen die zyn wel Bermhertich ghenaemt +<br />
maer eennen man tot zyn euen naesten verhueghen<br />
* Streep onder de nota in margine tot r. 26.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal .13.<br />
+ 222 v<br />
+ Psal 143.<br />
+ .38.<br />
+ Genesi 6<br />
+<br />
et .8.<br />
+<br />
iere 6<br />
+ Eccles.10<br />
+ prouerbi 20
125<br />
vvie zal zulck eennen vynden ghetrauwelick verzaemt<br />
20 Alle mensschen die zyn lueghenachtich befaemt<br />
ende <strong>van</strong> des mensschen kyndren tot allen keere +<br />
hoe zalmense gheloouen dan (twelck niet en betaemt)<br />
zyn vermindert en vercleent de warachticheden zeere<br />
end een groote walghynghe zyn god den heere<br />
25 Lueghenachteghe tonghen / thueren naesten bevonden<br />
end ons ghelooue zal wesen / Naer paulus Leere +<br />
niet in wysheyt der mensschen / te gheenen stonden<br />
maer inde cracht gods / Alle mensschen zyn vul zonden<br />
dies hoemense gheloouen zal / dynckmy wient spyt /<br />
30 Gheensins / Want dier vp betrauvven zyn vermalendydt<br />
Prinche<br />
Hoort my mannen <strong>van</strong> iuda / spreict god almachtich<br />
ende ghy iherusalemsche bewuenders Reyn +<br />
ghelooft in huwen heere god Warachtich<br />
++<br />
ende ghylieden / zult zeker wesen Certeyn<br />
hoe zalmen dan mueghen in tsweerelts pleyn<br />
den mensschen gheloouen / die om eeghin proffyt<br />
hueren naesten zom verdoouen / mids der lueghenen treyn<br />
5 Gheensins! Want / dier vp betrauwen zyn vermalendydt /<br />
Rondeel<br />
Hoe zal Ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />
neen ghy niet / Principalick in dhuere des doods<br />
zy zoucken huer proffyt / minst huwer zielen baeten<br />
10 hoe zal ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />
huwen Christum wilt gheloofuich in therte vaeten<br />
de mensschen decken waerheyt om een bete broods<br />
hoe? / zal ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />
Neen ghy niet / Principalick in dhuere des doods<br />
Aucteur<br />
Nieuloopteghe voyaidgiers te water te lande<br />
omme doen offrande<br />
bezouckende veel plaetsen / ende offertter ghelt<br />
Anbidt god int herte thuwen onderstande<br />
20 Eert zyne helighen goederhande<br />
vp god almachtich alleene hu hope stelt<br />
Tdier causen vp datter den gheest zy toeghehelt<br />
eer hu Afgodrie quelt<br />
Slutende mids desen<br />
+ Fol. 223 r, r. 26-27 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal 115.<br />
+ 1 corin .2.<br />
+ 2. paral/20<br />
+ 223 r
25 ion hu dit Refereyn om goethertelick Lesen<br />
126<br />
[Credite in Domino Deo vestro]<br />
+<br />
Credite in Domino Deo vestro<br />
et securi eritis<br />
.2. parali .20.<br />
Refereyn<br />
Ghelyckerwys zoo Moyses in tyden voorleden +<br />
Tserpent heeft inder woestine verheuen<br />
zoo moet de zuene des mensschen met dancbaerheden<br />
5 verheuen worden eeuwich ende eere ghegheuen<br />
vp dat alle de ghuene die zyn ghebleuen<br />
in hem gheloouende / wel Eendrachtich<br />
niet verghaen zouden / maer hebben teeuvvich Leuen<br />
v<strong>van</strong>t zoo heeft god de weerelt bemindt warachtich<br />
10 dat hy zyn eeghin gheboren zuene machtich +<br />
ons ghegheuen heeft / die ons zoo wilde beminnen<br />
vp dat de ghuene in hem gheloouende Crachtich<br />
niet verghaen zouden / maer teeuvvich leuen ghewinnen<br />
wie in hem ghelooft met vast ghestaedeghe zinnen<br />
15 die en zal niet worden gheoordeelt daer<br />
ende teeuwich leuen wordt hy te binnen<br />
die ghelooft in gods zuene warachtelick claer<br />
wie hem niet ghelooft zal tleuen niet zien voorwaer<br />
maer gods toornicheyt / zal vpde zulcke blyfuen<br />
20 En die gheloouen zullen teeckenen volghen naer +<br />
met nieuwe tonghen spreken / en serpenten verdryfuen<br />
ende naer christus woorden tot huer beclyfuen<br />
al vvaert zoo dat yet doodelicx droncken zy<br />
niet schaedlick en zal dat hemlieden ontlyfuen<br />
25 maer huutworpen duvels duer zyn name vry<br />
die in gods name gheloofuen / ghegheuen heeft hy +<br />
macht omme dan kynderen gods te zyne<br />
huer handen zullen zy legghen vp ziecken by<br />
en zullen wel te passe wesen huut huerer pyne<br />
30 dus waect staet int ghelooue met cloucken schijne<br />
doet manlick al hu dynghen met liefden ghepresen<br />
end al tooghdemen hu goden <strong>van</strong> eerdscher Mine<br />
Wilt inden ghecruusten god / gheloouende wesen /<br />
+ Abraham die gheloofde an gode zeere +<br />
en tword hem tot gherechtheyt gherekent zaen<br />
pieter sprack ghy hebt woorden des leuens heere<br />
tot wien zouden wy anders dan mueghen ghaen +<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
223 v<br />
+ iohan/ vi<br />
+ Iohan 3.<br />
+ Marci 16<br />
+ iohan primo.<br />
+ 224 r<br />
+ Genesi 15<br />
+ iohan .6.
127<br />
5 en wy bekennen / met een vast gheloofuich vermaen<br />
dat ghy Christus gods Leuende zuene zyt<br />
pieter wiste wel tghelooue zoude vastelick staen<br />
en wie niet gheloofde wel staen te gheender tydt +<br />
ghelooft ghy niet zeght christus Ghebenedydt +<br />
10 dat ict bem / ghy zult in hu zonden steruen<br />
maer die in my ghelooft / warachtelick zonder Respyt<br />
al waer hy doodt oock / Tleuen zal hy verweruen<br />
en ghy gheloofdet / zult zien de hemelssche eruen<br />
end en zult negheenssins worden beschaemt +<br />
15 dus wilt den schilt des gheloofs niet deruen +<br />
ieghens tqua vierich gheschot / dwelck niet en betaemt<br />
neimt met hu den helm des zalicheyts ghenaemt<br />
ende tzweerd des gheests dwelck es gods woord<br />
al wierde zonde vleesch weerelt thuwaert verzaemt<br />
20 om bevechten / worden zy zelue <strong>van</strong> hu vermoort<br />
Maer wat tghelooue es / Aluooren wel hoort<br />
Tghelooue es / een vvesen der dynghen ziet +<br />
die ghehoopt worden / met vast betrauwen voort<br />
end een bewys der dynghen / onzienelick yet<br />
25 vvat ghepeyns esser dan * onder hulieden gheschiet<br />
ghy die nv zyt <strong>van</strong> ghelooue zo cleene +<br />
zaelich zyn die gheloouen / ende en zien niet<br />
dus belydt met huwen mondt ouer al ghemeene +<br />
den heere iesum christum <strong>van</strong> Nasareene<br />
30 en ghelooft in hu herte dat god bouen desen +<br />
hem verwect heeft <strong>van</strong>der doodt // Ende thuwen Leene<br />
Wilt inden ghecruusten god / Gheloouende wesen +<br />
vvie ghelooft. hem en zal niet zyn onmueghelick<br />
zonder ghelooue eist onmueghlick god behaeghen +<br />
35 ghelooue zachtmoedicheyt / es gode hueghelick / +<br />
+ +<br />
huut tghelooue / de Rechtueerdeghe leeft veel daeghen<br />
voorwaer zeght christus / wie myn woord hoort ghewaeghen<br />
end hem ghelooft / die my ghezonden heeft thuwer noodt +<br />
niet en comt hy inder verdommenessen plaeghen<br />
5 maer zal in tleuen ghaen / voor de doodt<br />
dynct tes gods werck / die zoo ghelooft cleen en groot +<br />
in hem die hy ghezonden heeft zo ghenaedich<br />
v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> ons zeluen hebben wy niet die zyn bloodt<br />
ten zy ons huuten hemel ghegheuen daedich<br />
10 duer gods gracy / zyn wy zaelich end onbeschaedich +<br />
duer tghelooue / ende niet huut ons verstercken<br />
tes gods ghifte / vp dat nyemandt vrouch of spaedich<br />
* Na ‘dan’: ‘h’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Esai .7.<br />
+<br />
iohan 8<br />
+ Roma/10<br />
+ Ephes .6.<br />
+ hebre xi<br />
+ mathei 16<br />
+ iohan 20<br />
+ Roma 10<br />
+ mathei 17 et marci .9.<br />
+<br />
hebre .11.<br />
+<br />
Eccli primo.<br />
+<br />
224 v<br />
+<br />
Abacuc .2.<br />
+ iohan 5<br />
+ iohan .6.<br />
+ Ephe / 2
128<br />
hem en zoude verwaenen vp zyne ghewercken<br />
Want als wy ons Rechtueerdicheyt ouerMercken<br />
15 doch als een vrauMaendzuchtich cleed zyn die bevonden +<br />
acht vp gheen gheltgoykens / noch oock vp clercken<br />
die met buesels waenen te Afnemene zonden<br />
maer ghelooft god ontwyfuelick tallen stonden<br />
end huwen loon zal worden niet ydel bekent +<br />
20 tsheeren ooghen anzien Alle landt ende gronden +<br />
en die an hem gheloofuen hy stercheyt zendt<br />
Elck huwer met thobias te zegghene inprent<br />
wy verwachten dat * leuen / dwelck god zo goet +<br />
dien zal gheuen / wiens ghelooue blyft ongheschent<br />
25 ende die daer in gheenssins veranderen doet<br />
<strong>van</strong> afgoden zeght iohannes / ghy hu wachten moet +<br />
v<strong>van</strong>t een vloobete cunnen zy niet ghenesen<br />
maer al zoudhet hu costen / dyns herten bloedt<br />
Wilt inden ghecruusten god gheloouende wesen<br />
30 Princhelicke<br />
Gheesten wilt gheenssins gheloouen<br />
wiens propheten ghepropheteert hebben om ghelt +<br />
die met handghewrochte goden / het volck verdoouen<br />
en wiens princhen oordeel / was tot ghiften ghehelt /<br />
+<br />
hu ghehoorzaem hu niet onder de zulcke stelt<br />
vviens priesters die hebben om loon gheleert<br />
peynst dat der volcken wetten zyn ydel ghetelt +<br />
der heyden goudin afgoykens oock niet en eert +<br />
5 maer ghelooft in iesum christum / en tzyne waerts keert<br />
die zecht wie dat my Loochent voor menschen / certeyn<br />
dat / dat Loochenen / vp zulcke zal worden vermeert +<br />
voor myn vader die daer es int hemelssche Pleyn<br />
ende voor huerlieder onghelooueghen treyn<br />
10 huer deel zal wesen / als zy scheeden <strong>van</strong> hier<br />
inden poel cryseltandich vul stancx onReyn +<br />
bernende <strong>van</strong> sulpher end onblusschelick vier<br />
dus zullen zy Logieren metten helsschen ghier<br />
inde tweede doodt / ende zonder steruen nochtans<br />
15 ghy vvederspannich / onghelooueghe schuut dit dangier<br />
eer dat ghy danst desen verdomlicken dans<br />
maer neimt huwen toevlucht vrauwen en Mans<br />
tot dien heleghen ghecruusten god / ende verResen<br />
daer naer ten derden daeghe dus vierich stappans<br />
20 Wilt inden ghecruusten god gheloouende vvesen<br />
* ‘dat’: ‘d’ over ‘l’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai 64<br />
+<br />
Eccli 2.<br />
+<br />
2 parali. .16.<br />
+ Thobi 2.<br />
+ 1 iohan 5.<br />
+ miche 3.<br />
+ 225 r<br />
+<br />
iere 10<br />
+<br />
Psal 134.<br />
+ mathei 10<br />
+ Apo .21.
129<br />
Den Verwaende Mensschen<br />
Corte bescryfuynghe<br />
<strong>van</strong> tsmensschens Lyfuynghe<br />
en broossche ontLyfuynghe<br />
Ter weerelt ketyfuich<br />
Corten tydt inblyfuich<br />
Considereirt. O. mensschen hier onsen corten tydt<br />
in ghedueregher strydt<br />
hoe hooghEdel gheboren / elck onser voor by Lydt<br />
30 als schaeuwe wynd en Roock in deerdsche landauwe<br />
++<br />
<strong>van</strong> duechden cleene // hoe sterck Rasch de flauwe<br />
gheboren in weene // <strong>van</strong> eender vrauwe<br />
vervult met veel ketyfuicheyt / die moeten vorten<br />
ons tselfs humueren / doen ons tleuen vercorten<br />
5 ons weedommen doen ons flauheyt ghedooghen<br />
ons hitte onnatuerlick / doet ons Iuecht verdrooghen<br />
veel spyse / doet zwellen / ons Lichaems be<strong>van</strong>ck<br />
vastynghe maghert ons / gramschap maect ons Cranck<br />
droufheyt doet ons verdwenen / ende zoorghe zwaer<br />
10 bedwynght ons / Rycdom doet ons berommen / der naer<br />
Aermoe doet ons mesacht zyn / verworpen mespresen<br />
Ionckheyt doet ons dolen / en oudheyt naer desen<br />
maect ons leden crom / en ziecte die breictse voort<br />
tbequelen maect ons thende / ende daer naer hoort<br />
15 Comt donvoorzieneghe dood die ons ommeRynght<br />
end al ons eerdsche ghenouchten gheel tonderbrynght<br />
dits twesen <strong>van</strong> een menssche / hoe schoon hy blynct<br />
dyn huuterste houeerdich verwaent vleesch ghedynct<br />
doodt zynde Snooder dan een prye ghy stynct /<br />
Ghierichede<br />
Ghiericheyts pleghen // met die onRustich slaepen<br />
dach en nacht gheneghen // om Raepen en scraepen /<br />
Aucteur<br />
Ghiericheyt dese duvelsche beminde madoone<br />
25 begheerlicke schoone<br />
naer der houeerdicheyt draeghende Croone<br />
Comt verzelschapt sterck als gheen Clouckere<br />
+ Fol. 225 v, r. 20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 225 v
130<br />
++ met Eere en gheltghiericheyt in persoone<br />
onthoudeghen <strong>van</strong>den zweeteghen aerbeyds Loone<br />
Midsgaders Roof/ diefte Bedroch / ende Wouckere<br />
meynEedicheyt ghewelt / Listich bezouckere<br />
5 ende hueren Raedtsman Singuliere Baete<br />
Mammon hueren afgod / en es gheen Rouckere<br />
<strong>van</strong> die milde zyn Te doene duecht Charitate<br />
maer alle de ghuene die vrouch ende Laete<br />
ghiericheyt hanthieren zonder ghenaede<br />
10 // keertter hu of / O mensschen <strong>van</strong> allen staete<br />
Begheerlicheyt / es wortle <strong>van</strong> allen quaede<br />
huer zeluen noch andre doetse duecht / maer schaede<br />
Auaro Nichil est scelestius<br />
Eccli . 10 .<br />
15 Dheere god almachtich heeft ghetooght ende tooght<br />
noch daeglicx tonswaerts milde liberaelichede<br />
vp dat wy ghiereghe mensschen in liefden verdrooght<br />
Tsghelycx zouden doen Tot onser zaelichede<br />
de naer verhaelichede // zalt bewysen<br />
20 hoe hy Liefmoedelick veel volcx wilde spysen<br />
Refereyn<br />
Vervolgh des euangelys naer iohannes leerynghe<br />
heere god / hu zy danck ende Eerynghe<br />
iohan / vi o . +<br />
25 Ouer zee <strong>van</strong> galileen tiberiadis ghenaemt<br />
in dien tyden zo es iesus wech gheghaen<br />
end hem volghden een groote schaere verzaemt<br />
want zaeghen zyn teeckenen / die hy dede zaen<br />
+<br />
Ande ghuene die waeren met ziecten bevaen<br />
Iesus teenen berghe vpgheclommen heeft hy<br />
ende zat by zyn disciplen als meer ghedaen<br />
dhooghtyd der Iueden paesschen was naeckende by<br />
5 daeromme als iesus zyn ooghen vry<br />
hadde ontfermhertelicke vpghesleghen<br />
ende hadde ghezien (Naer iohannes bely)<br />
dat comste <strong>van</strong> veel volcx vvas themwaerts gheneghen<br />
+ Fol. 226 r, r. 1 ‘Eere’, ‘gheltghiericheyt’, 3 (substantieven), 4 ‘meynEedicheyt ghewelt’, 5<br />
‘Singuliere Baete’, 13, 14, nota in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 226 r<br />
+<br />
A o .1541.<br />
+ 226 v
131<br />
hy zeyde tot Philippum zyn discipel bedeghen<br />
10 waer coopen wy brood datse mueghen Eten<br />
dit zeyde iesus hem tempterende tseghen<br />
Want vvat philippus doen zou / vvist hy de weten<br />
Philippus die heeft hem gheandwoord vrouch<br />
meester voor twee hondert pennynghen broodt<br />
15 en word nieuwer naer desen volcke ghenouch<br />
vp dat elck ontfanghe wat tzynder noodt<br />
hier vp andreas dede een andwoordich exploot<br />
en sprack als symon petrus broedere beleeft<br />
hier es een kyndt goederthiere en mynioot<br />
20 dat vyf gheersten brooden ende twee visschen heeft<br />
maer wat voedsel dit onder zo vele gheeft<br />
iesus zey doet zitten de mensschen al<br />
hy beualt zoo / daer hemelsch eerdsch / helle voor beeft<br />
veel gars inde plaetse was daer groot of smal<br />
25 nederzeten zyn / By vyf duust mans int ghetal<br />
ende als zy al tsaemen zyn nederghezeten<br />
iesus nam de brooden / hier int eerdsche dal<br />
Want Wat philippus doen zou vvist hy de weten<br />
Iesus naer tdancken zynen hemelsschen vadere<br />
30 deelde alle die waeren ghezeten daer<br />
insghelycx oock <strong>van</strong> * den visschen algadere<br />
also vele als elck hebben wilde voorwaer<br />
ende dese verzaedich zynde der naer<br />
tot zynen disciplen sprack hy int leuen<br />
35 vp datter niet en verquiste (dats claer)<br />
vergaedert de brocken daer zynde ouerbleuen<br />
+<br />
zy hebben vergaedert dies vul beseuen<br />
twaelf manden <strong>van</strong>den brocken daer hebben ghesyn<br />
huut vyf gheersten brooden / en twee visschen ghegheuen<br />
die daer ouerbleuen waeren vp dat Termyn<br />
5 den ghuenen die daer hadden gheEten fyn<br />
hier in toogde iesus zyn mueghende secreten<br />
al tooghdhy philippum een vraeghende Aenschyn<br />
v<strong>van</strong>t vvat philippus doen zou Wist hy de weten<br />
Prinche<br />
10 Als die mensschen hadden ghezien eendrachtich<br />
dat iesus zulck teeckene was vulsommende<br />
zo zeyden zy / dits de prophete warachtich<br />
die inder weerelt / daer es toecommende /<br />
* ‘<strong>van</strong>’ interlineair boven geschrapt ‘alle’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 227 r
Machteghe <strong>van</strong> goede<br />
132<br />
15 Ghy onverzaedeghe Rycke wien gheen Rycdom ghebreict<br />
Tsweerelts weelde bezittende met paeys en vrede<br />
hu Ion Ick ghy den aermen niet en versteict<br />
maer alsser eenich thuwaerts biddende spreict<br />
deeltse <strong>van</strong> huwen tydlicken goede mede<br />
20 en vp dat ghyse mocht hebben in ghedachtichede<br />
dit Refereyn gheef hu Nyemandt en zy vos<br />
ionstich by donatie diemen heet inter viuos /<br />
Refereyn<br />
Wel .an. ghy Rycke weent nv in deerdsche steden +<br />
25 huylt vp huwe toecommende ketyfuicheden<br />
hy Rycdommen zyn verRot in allen weghen<br />
hu cleederen zyn <strong>van</strong>den motten duerReden<br />
hu goud ende zeluere es Roestich bedeghen<br />
eer tRoest hu word tot een ghetughe gheneghen<br />
30 end huutEten hu vleesch zal / als viereghe gloedt /<br />
+ +<br />
vpder eerden zyn nv gheen bermherteghe pleghen<br />
dies ontfaermen nv / met dyn aermen broedere doet +<br />
weist verchiert / met broederlicker liefden goet +<br />
vp dat de Liefde gods in hu blyfuen mach<br />
5 v<strong>van</strong>t wie tgoedt deser weerelt heeft vulle vloedt +<br />
en zyn behouueden broeder ziet in tgheclach<br />
en <strong>van</strong> hem sluut zyn inwendighe leden nacht dach<br />
hoe blyft in hem die Liefde gods gheresen<br />
gheenssins / nv Rycke dus dan / naer Christus ghewach<br />
10 Onder hu en Laet gheen Bedelaers wesen<br />
Niet zondegher dan een ghierich menssche beseuen +<br />
niet onRechtegher dan tghelt beminnen int Leuen<br />
gheeft vroylick langhe leeft hy die ghiericheyt vliedt<br />
hy heeftet verstroyt / en den aermen ghegheuen +<br />
15 word <strong>van</strong> hu gheseyt / end zoo <strong>van</strong> hu gheschiet +<br />
doch liefde eenne bandt des vulmaectheyts bediet<br />
ionste gracelick es betere dan goud ghetast +<br />
dies gheenssins en bedruct den behouueden Niet<br />
om dat hy aerm es doet den aermen gheen ouerlast<br />
20 die zyn broeder hulpich bystaet / es een stede vast +<br />
ende die an elck anderen * houdende zyn<br />
ghelycke grendelen Anne die stede ghepast<br />
dus Rycke quyt hu zeluen spaert zomtyds wyn<br />
dyn broeders lichtlick medeelt / met een milde aenschyn<br />
25 Beter es goe name / dan veel Rycdoms ghepresen<br />
* ‘h’ geschrapt vóór ‘anderen’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ iacobi 5.<br />
+<br />
227 v<br />
+<br />
Oze .4.<br />
+<br />
Zach .7<br />
+<br />
.1. petri / 3<br />
+<br />
1 iohan 3.<br />
+ Eccli 10<br />
+<br />
2 corin 9<br />
+<br />
prouer / 28.<br />
Psal C .ii<br />
Collos .3.<br />
+<br />
prouerbi .22.<br />
+ prouerbi / 18
133<br />
bezouct hu ghelyckenesse / maer als broeder fyn +<br />
Onder hu En laet gheen bedelaers wesen<br />
Dat hu broeder behouft / leent / zonder woucker ter noodt +<br />
doet in tyden dyn Rycdom / hem wel voor de dood +<br />
30 v<strong>van</strong>t in een huere verstroyt es / groot Rycdom / Cleene +<br />
metten honghereghen behouueden Eit hu Brood +<br />
Laet hu manieren blycken <strong>van</strong> vrecheden Reene +<br />
wie twee Rocx heeft / Gheeft den gheen hebbende / deene +<br />
ter herberghen oock elck andren ghewillich ontfaet +<br />
35 hu gherechticheyt bereedt voor toordeel ghemeene +<br />
honghert huwen vyandt / hem onghespyst niet laet +<br />
+ +<br />
ziet of alle dynck gheluckich met dyn broeder ghaet<br />
weest een bewys der gheloofueghen int woordt +<br />
end int verkeeren der broederlicker liefden staet<br />
dies inder Liefden wercken Brynght vruchten voort<br />
5 Peynst wee die hem verghaert / dat hem niet toebehoort<br />
den veel ghegheuen word vele gheheescht wy Lesen<br />
dus Rycke gheeft naer hu veelheyt / ende west noch noordt +<br />
Onder hu en laet gheen Bedelaers wesen +<br />
Prinche<br />
10 Als ghy Noenmael oft avendmael maect in hu daghen<br />
Roupt hu vrienden ghebuers niet / Rycke noch maeghen +<br />
vp datshu niet weder nooden / ende zoo betaelen<br />
maer als ghy houd maeltydt / naer andre wilt vraeghen<br />
Roupt crepele blende / aerme crancke vul quaelen<br />
15 zalicheyt zal hu / Doet ghyt met liefden / niet faelen<br />
v<strong>van</strong>t twederomme betaelen en mueghen zy<br />
maer wordt betaelt wederomme ten Principaelen<br />
inde verRysenesse der Rechtueerdeghen by<br />
hoort dit woord vp de berghen <strong>van</strong> samaryen ghij +<br />
20 vette coeyen den aermen met onRecht verstuuckende<br />
ghaert schat in dhemel vercoopt hu besittynghen vry<br />
want Rycdom baet niet zydie in deerde duuckende<br />
hy zal hu verbidden voor tquaede mids desen +<br />
25 ghy die niet hebben schynt / nochtans al dyngh ghebruuckende<br />
Onder hu en laet gheen bedelaers vvesen<br />
Aucteur<br />
Hatto Eerdschbusschop te mens in duudschlandt<br />
was ghierich ende zeere onghenaedich mede<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ iob 5.<br />
+ leuiti/25<br />
+<br />
eccli 14<br />
+<br />
Apo 18<br />
+<br />
Thobi/4<br />
+<br />
hebre/13<br />
+<br />
Luce 3.<br />
+<br />
1 petri 4<br />
+<br />
Eccli 18<br />
+ prouer/25.<br />
+<br />
228 r<br />
+<br />
genesi 37<br />
+<br />
1. thimo 4<br />
+ Luce 12<br />
+ deute/15.<br />
+ Luce .14.<br />
+ Amos 4<br />
+ Eccli 29
134<br />
30 inden dieren tydt / doe daer Anden Rynsschen Cant<br />
veynsende veel aerm volcx te doene bystandt<br />
in een schuere hy te hoope verbarnen dede<br />
+<br />
dheere god almachtich vul Rechtueerdichede<br />
Liet naermaels desen hatto onghenadich ghepyndt<br />
inden Ryn gheworpen Omtrent mens der stede<br />
zeghtmen / dat hem de musen hebben verslyndt<br />
Prouerbi .11.<br />
Die tcoorne verborghen houd / den desen<br />
vermalendyd / Onder de Lieden zyn zal<br />
ende snel zal die ghebenedydynghe wesen<br />
vp thooft / <strong>van</strong>den ghuenen diet vercoopen al<br />
Prouer .14.<br />
Wie den behoufteghen Aermen leed doet<br />
die verwyt dat den heere Talsulcken keere<br />
Wie den heere ontfaermich es / ende goet<br />
die es de ghuene / die eert den heere<br />
prouerbi .11. Oze .10.<br />
De Ryckdommen zullen cleen noch groot<br />
inden dach der wraecken niet baeten<br />
Maer gherechticheyt / verlost <strong>van</strong>der doodt<br />
zaeyt dies in Rechtueerdicheyt zonder aflaeten<br />
Prouerbi.8. *<br />
VVysheyt heeft den wateren ghestelt een wet<br />
dat zy niet ouerghaen zouden haer paelen<br />
ghy Redenlicke ** mensschen Regiert hu bet<br />
in des heeren gheboden en wilt niet faelen<br />
25 Handelt als Minorite niet ghierich ghelt<br />
Weist als augustyn oock niet Luxurieux<br />
Als iacobite zoo niet ypocritich ghetelt<br />
end als Carmelyte niet presumptueux<br />
Eerdsch goedt vergaderen om Rycke tzyne<br />
30 Es anders niet dan druck en Pyne /<br />
* ‘Prouerbi’: tweede ‘r’ interlineair toegevoegd.<br />
** ‘Redenlicke’: ‘l’ over ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 228 v
+*<br />
+<br />
Palladas.<br />
Tgoud opent Alle dynghen<br />
De poorten / oock der hellen<br />
tdoet int wilde sprynghen<br />
5 <strong>van</strong> mannen zonde vulbrynghen<br />
Vrauwen / Dochters / en Ionghe ghezellen<br />
Diet naermaels bequellen<br />
alst te Laete zy<br />
in Rycdom ghierich tellen<br />
10 Brynght cleen baete // by<br />
135<br />
Ghiereghe zoorgfuldeghe<br />
Zoorghfuldeghe ghiereghe oude Patroonen<br />
hebbende den derden voet in vlaenderen<br />
hulieden wil ick oock testamentelick verschoonen<br />
5 die dynct nemmermeer in tyds vullen hu graenderen *<br />
vvillende gheel vullen kisten Couffers en Paenderen<br />
Tnaeruolghende Refereyn ick hulieden schyncke<br />
Bid ick dat elck huwer soorte ghedyncke /<br />
Refereyn +<br />
10 Ghy zoorghfuldeghe ghiereghe Als mammon een // was<br />
hoe muegdy naer tRycdom dus onverzaedich // Wroeten<br />
daer de weerelt nv / als een vertorden ontween // glas<br />
zo menichsins suckelt dit helpt beraedich // boeten<br />
Laet hu broosch zoorghen / dynct vp tonghenaedich // groeten<br />
15 des doods / ende vvat ghy alsdan zult mede // draeghen<br />
goud zeluer noch schat / maer <strong>van</strong> hier beschaedich // moeten<br />
daer woormen hu zullen naer tslichaems zede // Cnaeghen<br />
hu vrienden wien ghy liet in deerdsche stede // baeghen<br />
kisten vul Rycdoms / en groote diere // zaecken<br />
20 en zullen hu mueglick met messe noch bede // plaeghen<br />
maer dat zondich verdoen / en goede chiere // maecken<br />
dus die nacht ende dach met zulcken dangiere // waecken<br />
end hier voor ghebreck zoorght / dats elcken tant // beeft<br />
peynst tyds ghenouch mach tyds ghenouch my goedertiere // naecken<br />
25 voort ** dynct wat wil ick naer zoorghers maniere // blaecken<br />
Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een Cant // heeft<br />
* Ongenummerd blaadje tussenin gevoegd.<br />
* ‘graenderen’: ‘gr’ over ‘p’.<br />
** Een eerste ‘voo’, waarop inktvlek, is geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
228 + 1<br />
+<br />
229 r<br />
+<br />
Anno 1540.
136<br />
vvat vvil dy dan zoorghen goetgarende guten // Al<br />
of ghy touft taerme volcxken die groot ghebreck // lyden<br />
eer hu <strong>van</strong> godsweghe den helsschaert Cluten // zal<br />
30 en met viereghe wappers doen int vlammich peck // scryden<br />
hoort ghulseghe zoorghers / laet zulcdaen Leck // Ryden<br />
en zoorgheloos vvilt hu huut ghiericheyts Bende // gheuen<br />
ghenought hu / Van Creytene wilt huwen beck // Myden /<br />
+<br />
end acht eerdsch zoorghen / metten onghewende // scheuen<br />
v<strong>van</strong>t zoorgdy zonder noodt / ghy zult ten hende // Beuen<br />
voor dupperste Rechter die gheel tsmensschens staet // weet<br />
of waent ghij eeuwich als tsdoods ongheschende // Leuen<br />
5 Neen neen ghy / Al waert oock dyn naeste zaet // Leedt<br />
bezoorght tziels behoufte / niet naer tsweerelts Raedt // zweet<br />
in tghenoughen huwer nootdurst vredich playsant // Leeft<br />
peynst zoorghers bouen maeten omRynght sdoods quaet // cleedt<br />
also zaen als andre / Nietmin hoe haer die daet // Spreedt<br />
10 Zulck zoorght voor een broodt / die ghenouch an een cant // heeft<br />
Insghelycx ghy vreckaerts die tghelt in potten // Tassen<br />
volck die <strong>van</strong> habyten / zo menich Iuweel // hoopt<br />
en liefuer voor tdraeghen hebt / datse de motten // Brassen<br />
zommich die <strong>van</strong> wuensten zo menich parcheel // Coopt<br />
15 en taerme volcxken suptylick huut haerlieder deel // stroopt<br />
valtter by versteruen thuerlieder proffyte // yet<br />
bouen desen tsweerelts voorspoet thuwaerts gheheel // Loopt<br />
zoorghende / nochtans vp tverlies <strong>van</strong> een myte // ziet<br />
zoorght matelick ghiericheyt tsvyands spyte // vliedt<br />
20 voorpeynst gods oordeel / zyt niet buter maeten // brat<br />
v<strong>van</strong>t comtter yeuwers tvier in zytiet al quyte // Niet<br />
dan mueghelick zwelten ghy / vpder straeten // Pat<br />
vvat zal dan al hu Rycdom oft hu dan baeten // schat<br />
als ghy dus onvoorzien metter nuersen int zandt // sneeft<br />
25 niet anders dan tRusten in een <strong>van</strong> vier plaeten // vat<br />
dan dit ghemerct / zegh ick voor Alle staeten // dat /<br />
Zulck zoorght voor een broodt die ghenouch an een cant // heeft<br />
Prinche<br />
Wee hu Rycke / die hier hu vertroostynghen // hebt<br />
30 of de aermen me te deelene hu zinnen // helt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 229 v
137<br />
eer ghy duer ghiericheyt in dhelssche Roostynghen // stept<br />
v<strong>van</strong>t niet onRechtueerdigher dan beminnen // tghelt<br />
om tRycke der hemelen dies hu ghewinnen // stelt<br />
end eist dat veel Rycdoms men hu toevloeyen // ziet<br />
35 ende ghiericheyt om meer / hu noch <strong>van</strong> binnen // quelt /<br />
+<br />
therte daer vp te stellene / en vvilles hu moeyen // niet<br />
huut begheerlicheyts wortele Alle quaets groeyen // schiet<br />
ende Rycdom int oordeel zal ons niet mueghen // helpen<br />
Ia niet connen <strong>van</strong> duechden in ons doen bloeyen // yet<br />
5 noch oock tsbitterdoods dranckeghe tueghen // stelpen<br />
Stelpen<br />
vvilt hu dan alle wie ghierich in dhandt // cleeft<br />
Aucteur<br />
Conyngh achab/ hadde voormaels een wynghaerd<br />
10 neffens naboths wynghaerd / die hy gheerne ghepaert<br />
hadde An * zyn erfue / zoo hyt ghierich ordonneirde<br />
de quade felle iesabel / naer zulcker vrauwen Aerdt<br />
om hueren man gheliefuen / daer toe Conspireirde<br />
valsschen Raedt consenteirde<br />
15 Naboth teeghmen tverwoedt an Men hem persequeirde<br />
Listich creegh Achab / Naboths wynghaerdt goet<br />
iesabel schandeleuslick der weerelt passeerde<br />
zou brack den hals / en dhonden lecten haer bloedt<br />
// Doch mensschen draeght elck andren liefIonsteghen moedt<br />
20 zouct niet te zeere Erfue an erfue te palene<br />
zoo ghy wildet / dat men hu daede doet<br />
Liefde thuwen naesten voedt //<br />
hem niet gheveynsdelick groet<br />
Nyemandt hoe hooghghezeten keert wel te dalene<br />
25 doch veel palaeysen te houen te zalene<br />
end hier Rycdom vercryghen zyn verghanclicke zaecken<br />
als ons de doodt comt an te stralene<br />
omme der natueren schult te betalene<br />
in een wuenste moet wy dalen / der naer zonder slaecken<br />
30 daer onse nuerse den veurst zal gheraecken<br />
[Pieter Daelt]<br />
Pieter Daelt<br />
Symon paelt<br />
Loy declineirt<br />
Willeken Rengneirt /<br />
* ‘An’: ‘A’ over ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 230 r
++<br />
138<br />
Onghenadeghe ghiereghe<br />
Ghy gheltgaerders in couffers kisten thunnen<br />
wilt de schamel mede te deelene iunnen<br />
zyt zo nystich spaerich niet / als menich gheck<br />
5 diet naermaels zullen deelen / zullent verzunnen<br />
en zo langhe tgheduert voeden Leckerenbeck<br />
Ghy slacht den mol<br />
vvroetende inne der eerden hol<br />
ende nochtans eerde vreest thebbene ghebreck /<br />
10 Een voorbevvys gheef ick hu / v<strong>van</strong>t wie ghy zyt<br />
tschamel poeupel Twelcke inedie Lydt<br />
en de Rycke hemlieden niet zyn fauorable<br />
omme bystandt te doene / in Tyds * tzijnder ** tydt<br />
de alsulcke Rycke zyn inExorable<br />
15 Laet bermherticheyt hu met Liefden omRynghen<br />
end hu wilt <strong>van</strong> ouerghiericheyt Bedwynghen<br />
Dat bid ick hu by desen Testamentelick<br />
hulieden gheuende / om tot kennesse brynghen<br />
Eer hu de doodt Rasschelick comt besprynghen<br />
20 Tnaeruolghende Refereyn ionstich presentelick /<br />
Refereyn<br />
Omni petenti te // Tribue<br />
Luce .6. o<br />
Waer zyt ghy princhen des volcx / en die heerschappie<br />
25 hebben / vpde beesten die zyn vpder eerden<br />
die daer spelen metten vueglen des Luchts / en die<br />
Tot schatten zeluere ende goud Anveerden<br />
ende daer vp betrauvven als hooghst <strong>van</strong> weerden<br />
dies haerer vercryghen / en es gheen hende<br />
30 Laet af / want die hem oyndt zulcx gheneerden<br />
+<br />
en verlieten daer vp / zyn ghevallen gheschende<br />
doet opene dyn ooghen kendt aerme Ellende<br />
ghevoelt niet te hooghe in dyn beRommen<br />
stelt gheen hope in zulck Rycdoms onzekere bende<br />
5 maer in christo die hoocheyt es alder Rycdommen<br />
+ Fol. 230 v, r. 21, 22 onderstreept.<br />
* ‘Tyds’: ‘s’ over ‘t’.<br />
** ‘tzijnder’ verbeterd uit ‘zonder’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
230 v<br />
+ 231 r
139<br />
die ons alle dyngh Ryckelick gheeft zonder sommen<br />
om ghebruucken met Liefuer dancbaerichede<br />
ghaert schat dies in dhemel daer vrucht of mach Commen<br />
want nyemandt mach god dienen / ende mammon mede +<br />
10 Christus sprack tzynen disciplen in deerdsche stede<br />
voorwaer zeghick hu Lichtelicker eist zaen +<br />
dat een cabel duer een naelden / ooghe tghaen dede<br />
dan een Rycke zou int Rycke der hemelen ghaen<br />
v<strong>van</strong>t de Rycke meest qualick zonder zonde staen +<br />
15 wee hulieden dan die Rycke in syon Blyct +<br />
ende stelt hu gheel betrauwen Als meer ghedaen<br />
vp tgheberghte <strong>van</strong> samaryen / tot tleuen bezwyct<br />
wee oock Rycke die hier hu vertroostynghe stryct +<br />
dynct zalegher es tgheuen / dan tnemen int leuen<br />
20 gheeft den aermen dies / ende wordt ghy gheel ouerRyct<br />
Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />
Metter zelfuer maete ghy meit / wordt ghy ghemeten +<br />
den vroylicken gheuer wilt christus Beminnen<br />
Laet hu aelmoessens met gheen trompetten weten +<br />
25 maer doetse met zebaer Liefmoedeghe zinnen<br />
Ieghens huwen vyandt Cryght ghy Tverwinnen<br />
bouen den schilt <strong>van</strong> zulck eennen hoe Crachtich +<br />
en victorie bouen zyne glavye innen *<br />
dus gheeft vvel zyt ghy vele te gheuene machtich +<br />
30 Stelt hu schat in tghebodt des hooghsten voordachtich +<br />
ende tzal hu / en twyffels negheenssins / zyet<br />
al veel meer voorderen dan goud waerachtich<br />
maer en laettet dyn herte zyn gheen verdriet<br />
huwe handt zo en zult ghy toehouden niet +<br />
35 ieghens huwen aermen broedere te gheenen tyden<br />
maer doen hem die opene / ende Leenen yet /<br />
+<br />
Naer dat hy ghebreck heeft in zyn groot lyden<br />
deelt den aermen Afkeert gheen ooghen bezyden<br />
zo zullen gheel vul worden huwe schueren<br />
ende huwe wynParssen Tot dyns verblyden<br />
5 ouerloopynghe zullen met moste ghedueren<br />
Twater bluscht tbarnende vier in zyn Cueren +<br />
end aelmoessene wederstaet tzondich Laeyen<br />
ende god es haer anschauvver tot elcker hueren<br />
diese loonen zal / met zynder gratien Raeyen<br />
10 en ghedyncken / die hier den behouueden paeyen<br />
dat dien gheuer voor tvallen zy vastheyt ghebleuen<br />
maer die spaerlick zaeyt / die zal spaerlick maeyen / +<br />
* ‘winnen’ geschrapt vóór ‘innen’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Mathei 6<br />
+ mathei /19<br />
+<br />
Eccli 11<br />
+<br />
Amos 6<br />
+ Luce .6.<br />
+ luce /6<br />
+ Mathei .6<br />
+ Eccli 29<br />
+<br />
Thobi / 4<br />
+<br />
Eccli 29.<br />
+ deutero/15<br />
+ 231 v<br />
+ Eccli 3<br />
+ 2 corin 9
140<br />
Gheeft mildelick zo wordt hu oock mildelick ghegheuen<br />
Een die tot Bermherticheyt es gheneghen<br />
15 zal ghebenedydt worden warachtelick v<strong>van</strong>t +<br />
<strong>van</strong> zyn broodt hebben * die aermen ghecreghen<br />
dus deelt <strong>van</strong> huwen goede / metter milde handt<br />
vrecke zullen niet beErfuen gods Rycke landt +<br />
vvie den aermen gheeft zal gheen ghebreck verstranghen<br />
20 dynct heere tes al huwe ouer zee ende zant +<br />
en dat vvy hebben <strong>van</strong> huwen handen ontfanghen<br />
hebben wy hu ghegheuen Als de bedwanghen<br />
der aermen aermoede ghesecourst hebben wy<br />
want christus zeght / vvat ghy doet in deerdsche ghanghen<br />
25 Een <strong>van</strong> desen mynen minsten / dat doet ghy my<br />
dus ontrect der aermen aelmoessen niet / wat tzy<br />
noch dat ghy oock hemlieden niet spytelick groet<br />
v<strong>van</strong>t zy zyn (al Rouper vp dhooghmoedeghe tfy)<br />
also wel ghecocht als zy met Christus heet bloedt<br />
30 Als dorcas goede wercken <strong>van</strong> aelmoessen doet<br />
metten honghereghen breict hu broodt tallen stonden<br />
v<strong>van</strong>t tbroodt den kyndren te nemene / en es niet goet<br />
ende datmen dat worpen zal voor den honden<br />
Medeelt dyn aermen broeder huut hertsen gronden<br />
35 slacht niet de Rycke vrecke int ghierich slauen<br />
die Lazarum ontzey tafelbrocxkens gheen ponden<br />
dies starf de Rycke en wierd in dhelle begrauen /<br />
++ +<br />
datmen den aermen / zou <strong>van</strong>den maeltyden lauen<br />
mardocheus den ioden heeft ouer ghescreuen<br />
dit ghemerct dan / Raed ick hu Rycke <strong>van</strong> hauen<br />
Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />
5 De prinche Christus zeght.<br />
Ghaet ende vercoopt al dat ghy mueght hebben<br />
indien dat ghylieden vulmaect mueght wesen<br />
pompeuse Iuweelen Riemen Rynghen en webben<br />
en gheuet den aermen ghy wordt ghenesen<br />
10 end een schat inden hemel cryght ghy mids desen<br />
v<strong>van</strong>t Rycdom verghaet met groot iammers plaeghe<br />
end hu zeluer end hu goud hoe dierbaer ghepresen<br />
en zal hu niet verlossen ten huutersten daeghe<br />
peynst ter weerelt ne brochten wy iuweel noch baeghe<br />
15 Ia veel min dan niet / en wyt Ouermercken<br />
dus eist Recht dat elck onser oock niet huutdraeghe<br />
voorwaer anders dan zynder ghedaen goe wercken<br />
Maer hebwy voedtsel en dexels naer Raedt der clercken<br />
* ‘hebben’: eerste ‘b’ over ‘e’.<br />
+ Fol. 232 r, r. 34 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ prouerbi 22<br />
+ 1 corin /6 o .<br />
+ 1 para /29<br />
+ 232 r<br />
+ hester .9.
+<br />
141<br />
Laets te vreden zyn Als gheen ziel besmittynghe<br />
20 v<strong>van</strong>t christus disciple / mach hy niet Percken<br />
Elck die niet te buten ghaet zyn Besittynghe<br />
Als zacheus ten minsten Cryght die verhittynghe<br />
die den aermen <strong>van</strong> zyn goed gaf den Rechten helt<br />
end indrynct dan huuter schriftueren Pittynghe<br />
25 niet ongheRechtegher danne beminnen tghelt<br />
Peynst Naaman was Rycke / maer melaetsch ghequelt<br />
ende christus heeft den Rycken ydele ghelaeten +<br />
den honghereghen heeft hy goeds vervulsel ghestelt<br />
v<strong>van</strong>t der aermen toevlucht / es hy bouen maeten<br />
30 deelt hu ouerschot den aermen / het zal hu baeten<br />
ende alle dynghen worden hu zuver beseuen<br />
dus Rycke als ghy doen wilt hu Charitaeten<br />
Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />
Anno .1540.<br />
Den Milde zeeMan<br />
De zeemaets visschers metten leren hoozen<br />
die tempeestlick huut zeylen / metten vischboot<br />
om veel volcx te spysene / ende dicwils by poosen<br />
5 In stoorm <strong>van</strong> wynde Lyden peryckel groot<br />
Thuerlieder eeren noch voor myn doodt<br />
eer my den vaeck eens quam besprynghen<br />
gheoccupeert metten voornoomde dynghen<br />
Wild ick tnaeruolghende Liedeken zynghen<br />
Liedeken<br />
Vpden voys Naer den ouden aert // waen<br />
Als daer de kyndren me om mostaert // ghaen /<br />
De landsman Tallen stonden<br />
met moede leden Cranck<br />
15 hy es die voedt veel monden<br />
meest Ieghens zynen danck<br />
// de zeeman by Natueren<br />
tot elcken valt beLeeft<br />
v<strong>van</strong>t hoe hyt mach bezueren<br />
20 De zeeman milde gheeft<br />
<strong>van</strong> dat hy ghe<strong>van</strong>ghen heeft /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ luce / primo<br />
+<br />
232 v
142<br />
De zeeman mat en moede<br />
ghecommen nat an tlandt<br />
man metter langhe Roede<br />
25 Cryght eerst een visch in dhandt<br />
die noch om hebben gaepen<br />
ghy niet <strong>van</strong> daer en dreeft<br />
Baetzouckers / en tsheeren Cnaepen // de zeeman etc a<br />
Broer lollaerts ende costers<br />
30 in tblanden zeere frisch<br />
met Lesen pater nosters<br />
ghecryghen zy tzeemans visch<br />
+<br />
zy Cryghense zonder dynghen<br />
hoe ghy daer Ieghens keeft<br />
Pypers ende die zynghen // den zeeman etc a /<br />
De vveerden zeere ghierich<br />
5 die commen oock an Tboordt<br />
de mynders oock zeer vierich<br />
die volghen Rechtevoort<br />
om hebben end om Cryghen<br />
elck anden vischboot cleeft<br />
10 tot dat zylieden zwyghen // de zeeman etc a<br />
Bancknechten in taveerne<br />
cryghen een visch zeer schoon<br />
met schuuftueghen gheerne<br />
wordt des zeemans Loon<br />
15 die Liefuer naeyen dan spinnen<br />
fraey vp tghetauwe weeft<br />
die zoo huer broyken winnen // de zeeman etc a<br />
Quaczaluen en zuster luten<br />
die Roupen liefue maet<br />
20 gheeft ons wat lecx om fruten<br />
kendt onsen Aermen staet<br />
hem blyft een magher Coopken<br />
die styf <strong>van</strong> Gouden beeft<br />
hoe cleen dat es zyn hoopken // de zeeman etc a /<br />
25 De clerck met zyn practycken<br />
Cryght Eilbut of pladys<br />
den zeeman zietmen strycken<br />
een magher grand merchys<br />
elck maectter of een Rente<br />
30 hoe hy tempeestich sneeft<br />
eer zyn visch comt ter vente // de zeeman etc a<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 233 r
Hy es die vischt om haeryngh<br />
duer haeghel ende dau<br />
hy en es oock gheen spaerlynck<br />
35 <strong>van</strong> zynen Cabeliau<br />
al waer hy hem maer voorziende<br />
<strong>van</strong> mussel gheernaert Creeft<br />
143<br />
het moet al gheuen thiende // de zeeman etc a /<br />
+ Van des zeemans spysen<br />
heeft menich man te bet<br />
dies moet ick eeuwich prysen<br />
schip visscher ende net<br />
5 god wacht hem dies <strong>van</strong> griefue<br />
al dat hem nicht of Neeft<br />
en brynghen thuus met Liefue<br />
Want hy zo milde gheeft<br />
<strong>van</strong> dat hy ghe<strong>van</strong>ghen heeft<br />
Aucteur<br />
In Myn mole lagh<br />
by met een gheweentte<br />
tnaervolghende beclagh<br />
<strong>van</strong> tschamel ghemeentte<br />
15 dwelck totten ghebeentte<br />
zulck Rycke in // eit<br />
Met lettel woorden verstaende / den zin // weit<br />
Refereyn<br />
Wat zal tschamel ghemeentte varyncx ghaen maecken<br />
20 Tes al diere datmen te mondewaerts steict<br />
doet dit behoorlicke prouisie niet slaecken<br />
veel zal der ghaen slaepen met verhongherde caecken<br />
duer groote Noodzaecken<br />
doch tes een aerme bruloft daer broodt ghebreict<br />
25 tes meest al <strong>van</strong> ghebrecke dat tghemeentte spreict<br />
eerbaer herten / die en connen niet Lude thieren<br />
eist ons schult dat dierste dus vp ons Leict<br />
of zynt de schulden <strong>van</strong> die ons Regieren<br />
vvie weet de cause <strong>van</strong> deser manieren<br />
30 gheweist ghequelt met drie scerpsnydende zweerden<br />
+<br />
oorloghe / dierste / peste / en bouen dees dangieren<br />
Daer en Es * Gheen bermherticheyt vpder eerden<br />
* ‘Es’: ‘E’ over ‘s’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 233 v<br />
+ 234 r
144<br />
Tvolck es lastich vermoeyt<br />
en de spyse voor den beesten in tvelt ghegroeyt<br />
5 zietmen zommeghe mensschen duer Aermoe eten<br />
hoe vruchtbaer de ackeren hebben ghebloeyt<br />
de schueren zo vul zyn datter ouervloeydt<br />
Nyemandt wil zyn graen tzynder tydt huut Meten<br />
Symmonie die heeft gods Liefde verbeten<br />
10 ende wouckere heeft Liefde totten naesten doodt<br />
vueghelgryp die es nv int hooghste ghezeten<br />
ende tschamel ghemeentte Light inden noodt<br />
Thin yser motael / danst huut om broodt<br />
wy worden ouerReden met ghiereghe peerden<br />
15 maer al claeght zyn ghebreck zulck <strong>van</strong> honghere groot<br />
Daer en es Gheen bermherticheyt vpder ** eerden<br />
Tghemeentte vvint Lettel ende tmoet vele gheuen<br />
Tes Redene tribuut moet ghegheuen wesen<br />
maer alst al ghegheuen es / waer zalt by Leuen<br />
20 inden doobouck ghescreuen<br />
zommich drooghen broodt eit met Loocke ghewreuen<br />
want tzuvele es buten der Regule gheResen<br />
tghemeentte es thenden huutghemolcken mids desen<br />
ende vaeryncx nyemandt esser diet doet bystandt<br />
25 men zal der vaeryncx mueghen wel Requiem Lesen<br />
v<strong>van</strong>t machteloos ligghet metter nuersen int zandt<br />
de broodschapra heeft inghesloct tlaetste pandt<br />
ingheboren hulpe / es gheReyst zynder veerden<br />
de groote buersen hebben nv dueverhandt<br />
30 Daer en es Gheen bermherticheyt vpder eerden<br />
Prinche<br />
Vpder eerden gheen vrede<br />
maer inder Eerden *** es wel bermhertichede<br />
v<strong>van</strong>t zoo die voormaels plach brynghtse vruchten voort /<br />
++<br />
god verleent spys en dranck zoo hy oyndt dede<br />
de vreimde gasten voeren onse Leeftocht mede<br />
Weynich esser die vp tRoupen <strong>van</strong>den Aermen hoort<br />
Tdeen Rycke es ieghens tdandere verstoort<br />
5 dies broederlicke Liefde / die moet verghaen<br />
gods wet / en der natueren zyn in discoordt<br />
end om eeghin proffyt moeydt hem menich in tgraen<br />
** Vóór ‘vpder’ ‘inder’ geschrapt.<br />
*** ‘Eerden’: ‘E’ over ‘ee’.<br />
+ Fol. 234 v, r. 11, 14 ‘Vla andren’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 234 v
145<br />
menich zoude ter slachtydt een cleen beestken slaen<br />
dede Rycquaert bystandt / diet an hem begheerden<br />
10 maer neen hy warachtelick zekere Waen<br />
Daer en es gheen Bermherticheyt vpder eerden<br />
Noteirt<br />
Vlaendren ghy moet hu name verandren<br />
ghy mueght wel heeten voort an Vla andren<br />
15 v<strong>van</strong>t wie in vlaendren vvil zyn ghepresen<br />
moet vlaen ofte ghevleghen wesen /<br />
Eerghiereghe<br />
Ghylieden vul <strong>van</strong> eerghiereghe vitien<br />
gheerne tytel draeghende <strong>van</strong> veel offitien<br />
20 ende groote benefitien<br />
Omme moyses stoel bezitten / ofte salomons Lys<br />
laet af dat bid ick / maer doet Petitien<br />
an god verleender <strong>van</strong> zaleghe Conditien<br />
Zoo hu myn Refereyns stockReghel maect wys<br />
Eccli .7.<br />
+<br />
Noli querere ab homine Ducatum<br />
Et a Rege cathedram honoris<br />
Refereyn<br />
Mynen god / vp hu heb ick ghehoopt vast zeere<br />
en laet my dies nemmermeer worden beschaemt +<br />
verlost my duer huwe Rechtueerdicheyt heere<br />
5 en my zaelich maect / die zyt een groot god ghenaemt<br />
my tot een god end een beschermer weist zoot betaemt<br />
v<strong>van</strong>t ghy zyt myn toevlucht ende vasticheyt goet * /<br />
verlost my huut tzondaers handen (doch ongheblaemt)<br />
der onRechtueerdighen / en die der wet Ieghens doet<br />
10 v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> mynder Ioncheyt an / voorts vp ghevoedt<br />
heere zyt gheweist myn hope in alle myn noodt<br />
niet verre / dies <strong>van</strong> my weist / maer duer hu heet bloedt<br />
Laet my besitten Abrahams Rusteghen schoot<br />
hu bermherticheyt es tot anden hemele groot<br />
15 end huwe waerheyt es Totten wolcken beseuen +<br />
heere zyt myns ghenaedich / gheerne smaeck ick de doodt<br />
* ‘goet’ interlineair boven geschrapt ‘groot’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
235 r<br />
+ Psal .7.<br />
+ Psal 65.
146<br />
v<strong>van</strong>t hu bermherticheyt es veel beter dan tleuen +<br />
een groot conyngh zyt ghy ouer alle goden verheuen<br />
v<strong>van</strong>t in huwe handt zyn die handen der Eerden +<br />
20 hope <strong>van</strong> allen henden des weerelts ghescreuen<br />
verhoort my god / myn zaelichmaecker vul weerden +<br />
dat ick dancbaerich te zegghene mach anveerden<br />
gheloft zy god die afghekeert heeft niet myn ghebedt +<br />
noch zyn bermherticheyt / zoose myn crachten begheerden<br />
25 maer heeft my die ghegheuen Reyn zuuer onbesmet<br />
dat inder doodt / ick nemmermeer ontslaepe Belet<br />
verlicht myn ooghen zoo / god die weet vvat therte meent +<br />
bid ick hu / end alsmen slaen zal des oordeels trompet<br />
Tytel Doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />
30 God maect my doch ghezond / v<strong>van</strong>t ick bem ghezoncken<br />
int vuyle slym der zondigher diepten voorwaer +<br />
gheenen grondt esser / Laet my dies niet verdroncken<br />
ghy weit al myn onwysheyt / Reyn goddelick pylaer<br />
Myn schulden zyn hu niet verborghen / maer openbaer<br />
35 verlost my <strong>van</strong> myn benyders Tot allen steden<br />
ende trect my huute die diepten onclaer<br />
der watren <strong>van</strong> des vleeschs wellusticheden<br />
om huwen name wille myn god vul vreden<br />
zult my ghenaedich wesen gheel mynder mesdaet<br />
+<br />
heere god ghy zyt ons hooft / ende wy hu leden<br />
dies doch huwe broossche ledekens niet en versmaet<br />
maer duer hu bitter Lyden die tsaemen bystaet<br />
heere god end heere der heyrcrachten Crachtich<br />
5 zaelich es die menssche die hem vp hu verlaet<br />
want heere wat ghy doen wilt ghy zyt Almachtich +<br />
heere / naer hu goede wille / zyt myns ghedachtich +**<br />
die thuwen volcke waerts oyndt ghedreghen hebt ghy<br />
met hu zaelicheyt wilt ons bezoucken eendrachtich<br />
dat wy beschauwen tgoed huwer huutvercoorne vry<br />
10 dat in die blyschap / ons oock een verblydynghe zy<br />
ende met hu erfdeel mueghen verhueghen wel<br />
met onsen vaderen hebben ghezondicht wy<br />
onRechtueerdelick ghedaen / en gheleeft Rebel<br />
ons vadren in egipten hu wonderlick voortstel<br />
15 niet verstonden zy / maer waeren hartneckich versteent<br />
niet min heere al blyck ick schuldich in alsulcdaen ghequel<br />
Tytel doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />
Doet. <strong>van</strong> my heere / der onRechtueerdighen wech +***<br />
20 ende iont my huwe wet Tot myns verblyden<br />
oordent voor myn zinnen / een verstandich belegh<br />
** Verticale streep tot r. 12.<br />
*** Verticale streep tot r. 38.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .62.<br />
+ .49.<br />
+ 74<br />
+ 65.<br />
+ Psal .2<br />
+ Psal 68.<br />
+ 235 v<br />
+<br />
Psal 83<br />
+ e<br />
Psal C v.<br />
+ Psal C xviij e
147<br />
hertlick hu wet bewaeren zal ick tallen tyden<br />
ende heere myn ooghen wilt keeren Bezyden<br />
dat zy gheen ydelheden doch en Anschauvven<br />
25 heere laet hu bermherticheyt my bevryden<br />
want deerde es vul <strong>van</strong> dyn ontfaermich bedauwen<br />
Laet / al dat hu meshaeght in my verflauwen<br />
want ick begheerde / wat ghy hebt beuolen ziet<br />
neight myn herte zoo ick hu wel mach betrauwen<br />
30 tot hu ghetuughnessen / ende tot ghiericheyt Niet<br />
Myn maecxsels es <strong>van</strong> huwen handen gheschiet<br />
dat ick hu gheboden leere / gheeft my doch verstandt<br />
v<strong>van</strong>t myn deel eist heere / wie datter of vliedt<br />
dat ick houden zal hu * wet in myn herte gheplant<br />
35 heere naer myn ionstich beste vermueghen / Want<br />
myn eerdsche broossche cranckheyt es hu bekent<br />
de wet dyns monds / es my beter ouer alle Landt<br />
dan veel duusent sticken gouds of zeluer / my omtrent /<br />
+ +*<br />
Maect myn vleesch vast en met huwer vreesen prent<br />
verlicht hu aenschyn doch ouer huwen knecht<br />
naer hu bermherticheyt / my een leuen Inzendt<br />
en verlost my heere <strong>van</strong>der mensschen onRecht<br />
5 End als ick moet voor hu / ontlaeden myr zonden vrecht<br />
dat tpacxken niet <strong>van</strong> duechden / blycke zeere vercleent<br />
end hoe my den vyandt met eerghiericheyt bevecht<br />
Tytel doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />
Prinche<br />
10 God Heere der ontfaermicheyt / god mynder vaderen +<br />
die Alle dynghen hebt ghemaect met hu woord<br />
tooght ons doch huwe bermherteghe Aderen<br />
ende wilt ons gheuen huwe zaelicheyt voort +<br />
hu toornicheyt afkeert / zyt zy tonswaerts ghestoort<br />
15 peynst ghepeynsen der paeys vp ons / niet <strong>van</strong> wraecken<br />
heere zyt bermhertich ende myn ghebedt verhoort +<br />
ende laet ons paeys duer huwe macht ghenaecken +<br />
in hu voetpaeden vvilt mynen ghanck vulmaecken +<br />
dat myn voetsteppen slibberen te gheender stondt<br />
20 heere wyct my <strong>van</strong> alle quaetdoenders zaecken<br />
want gheen waerheyt / en esser in huerlieder mondt<br />
als een open graf huer kele / ydel tshertsen grondt<br />
dies gheen vrede can in myn ghebeentte blyncken<br />
* ‘hu’ interlineair boven geschrapt ‘myn’.<br />
* Verticale streep tot r. 5.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 236 r<br />
+ Psal C 18<br />
+ Sapien .9.<br />
+ Psal 84.<br />
+<br />
iere 29<br />
+<br />
Psal 4.<br />
+ C 21.
148<br />
in myn vleesch daer en es niet met allen ghezondt<br />
25 ketyfuich bem ick gheworden / myn wonden styncken<br />
dus eer Ick doch flaumoedich mach nederzyncken<br />
maect my ghezondt / met hu Rechter handt / end ick zal +<br />
<strong>van</strong> gheslacht tot gheslachte / hu naeme ghedyncken +<br />
die myn conyngh zyt myn hulper / en myn god bouen al +<br />
30 gheneest myn begheerten zondich / groot in tghetal<br />
dies ick beschuldicht bem / word gheerne by my beweent<br />
end als Ick zal moeten sceeden huut eerdsche dal<br />
Tytel doch Van zaelicheden myn ziele verleent /<br />
+<br />
Zotghiereghe Zotten<br />
Refereyn<br />
Twee dvvaeze slimme zotten huut Corebus landt<br />
groot zot was deene / dander cleen zot ghenaemt<br />
5 zyn ghewandelt gheCommen gent hand en dhandt<br />
ouerkycken/ en beschicken de brugsche Pandt<br />
als veynstercauwen gaepende stout onbeschaemt<br />
ten hende zyn zy daer inde Reke verzaemt<br />
daer veel zotte schilderie hyngh te tooghe<br />
10 groot zot vpwaerts ziende / zoot veel zotten betaemt<br />
zat een oud zot / Ionghe zots broeden by ghedooghe<br />
hy clammer naer al was hem een letsken hooghe<br />
handt of sprack den coopman / laet wesen den Brief<br />
bey zietme doch dees zottebollen bee drooghe<br />
15 Al dat zotten zien dat es huerlieder gheRief<br />
Cleen zot zacher dick zot met een sceeue bulte<br />
daer veel zotten huutkeken / elck met een Capproentien<br />
zot willeken hadde zyn tassche ter vulte<br />
<strong>van</strong> menich gheschoren zotyselick ghedrulte<br />
20 oock waerer zottinnekens / en menich zot floentien<br />
zottelick ghecleed naer tnieu zotte fatsoentien<br />
tscheen dat elck zonder vlercken zou huutvlieghen / Maer<br />
een gheschoren LancRockzotien tsnootste Cappoentien<br />
hilt de weerelt vp zyn duumken draeyende daer<br />
25 groot zot verhief hem zeluen / ende clauerder naer<br />
ola Riep den coopman / en zyn vossesteert vp hief<br />
bey wat zegghick <strong>van</strong> dese zots / nv zie ick wel claer<br />
Al dat zotten zien dat es huerlieder gheRief<br />
Zy vreesden meer dien vossesteert dan stock of zwepe<br />
30 dies zyn zy ghewandelt / tot voor een ander stal<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal 59.<br />
+<br />
44.<br />
+<br />
43.<br />
+<br />
236 v
149<br />
groot zot / creegh een schilderye in zyn grepe<br />
daer scalck vondeken huut track om Coopmanschepe<br />
en twee zotte legisten speelder beertel en Bal<br />
Cleen zot greep een douck oock / de zotste <strong>van</strong> al<br />
+<br />
daer twee zotten in stonden als poorterssche slauen<br />
twee zulcke Ronde Controleurs / die zot ende mal<br />
vp tgraf danssen als huer meester light begrauen<br />
maer den coopman die moester tian achter drauen<br />
5 de zottinnen vochter omme / dies weerdhy tgrief<br />
ghans gheberghten Riep hy kyck hier / doch welcke ghauen<br />
Al dat zotten zien / dat es huerlieder gheRief<br />
Prinche<br />
Groot zot vertrack huuter pandt voor tschelleken<br />
10 achteromme naer de pottemarct doende vespreye<br />
Cleen zot dat volghdhem als slim ghezelleken<br />
ende Liep * duer de potten naer een waterbelleken<br />
tot ouer de caeye / twelck hy zach inde Reye<br />
wel Riep doe tpottewyf / hoe speilt ghy int keye<br />
15 wie zach noyndt dusdaneghe zotte begheerte<br />
groot zot spranck oock int waeter te zynen greye<br />
wanende een paelyngh grypen by den steerte<br />
v<strong>van</strong>en wys zyn Anziende al dit zot gheveerte<br />
hoe zeyt hy end al quamer of gheen meskief<br />
20 warachtich end al waert oock een Leelicke beerte<br />
Al dat zotten zien / Dat es huerlieder gherief<br />
Rondeel<br />
Der zotten ghetal. Es menegherhande<br />
Binden lande<br />
25 die niet ** al Iuiste Capproentiens draeghen<br />
de cleeren zyn wys / zy <strong>van</strong> zotten verstande<br />
der zotten ghetal es menegherhande<br />
Binden Lande<br />
zulck zot maect eere / <strong>van</strong> zyn tselfs schande<br />
30 in zotheyts Rande<br />
Tastende / naer zyn schaeuwe veel daeghen<br />
der zotten ghetal Es menegherhande<br />
Binden lande<br />
Die niet al Iuiste Capproentiens draeghen /<br />
* Oorspronkelijk ‘Liepen’; ‘en’ geschrapt.<br />
** ‘niet’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 237 r
+<br />
Aucteur<br />
150<br />
Van ghiericheyt hebbende veel ouergheslommert<br />
peynsd ick om my zeluen Als een diet naerst // ghaet<br />
myn hertkin wierd oock zotbegheerlick Becommert<br />
5 Tot dies in tnaerRefereynken verclaerst // staet<br />
Refereynken<br />
Dat myn oomken Nu hadde een mildheyt vp handen<br />
dat hy alle der schamele ghilden panden<br />
gheel ghewilligh zonder ghelt ghynghe wedergheuen<br />
10 die best tzynder tafel zou Roeren de tanden<br />
ende wackerlicxst dryncken zou / zonder beuen<br />
ende dat dit eens tsiaers Rechts in zyn leuen<br />
vroylick mochte zoo ghebueren vreimdelick ghecleed<br />
end al dander die staen inden doobouck ghescreuen<br />
15 datse in stoue ghijnghen danssen nat onbezweet<br />
dat zy tbuucxken oock creghen al vul bereedt<br />
wat zeghtdys oft myn oomken zoo Avonthuerde<br />
waert niet wat vreimds / iaet zeker by myn eedt<br />
Dat vvaere Wat vreimds / end zoo ghebuerde<br />
20 Dat de mans wiens wyfuekens quallicke * sluten<br />
zouden draeghen een baghijne met Langhe tuten<br />
ende zulcke vraukens omme de vreimdichede<br />
hemlieden wilden houden zo langhe in muten<br />
tot zy vergaedert waeren al vp een stede<br />
25 dat daer elck om best dan zyn dansken dede<br />
met een meercatte vp tschoere fraey ouer tey<br />
dan Coppelaere myne steert den ** speilman mede<br />
Coolkercx dansten of de Coeyen metten langhen Rey<br />
en wie hier in ghebraecke ofte waere te Ley<br />
30 datmen die peck wit zwart zyn troengne besmuerde<br />
tiacop thuene ioorinloyszin / alsoo ick eerst zey<br />
Dat waere vvat vreimds / End zoo ghebuerde /<br />
+ Dat alle kamuse ende keuerbecte<br />
deluwe besproette Bootzuese beplecte<br />
eens tsiaers metten buschop Reden / om een verblyden<br />
en wieder naer * himde / me hoyde oft ghecte<br />
5 datse properlick pronckende zouden Lyden<br />
dat oock zouden alderkynderdach ommeRyden<br />
* ‘quallicke’: ‘u’ over ‘e’.<br />
** ‘den’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />
* ‘h’ geschrapt vóór ‘naer’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
237 v<br />
+ 238 r
151<br />
die quaet ghaerne spinnen / met een Lee vlas vp thooft<br />
ende alle venus maertelaers / Ten zeluen tyden<br />
in oorden ghynghen / met een Roo Capproen gheslooft **<br />
10 ende elck wien gheene Weerdinne ghelooft<br />
met een sulferpriem in dhandt achter straete truerde<br />
dats al auerecht ghynghen / wien de mudse verdooft<br />
Dat vvaere wat vreimds End zoo ghebuerde<br />
Prinche<br />
15 Dat zomtyds een man oock in tiaer<br />
al waer hy gheen beildsnyder bekent openbaer<br />
daer hy wilde mochte maecken Antycken en Ioyen<br />
en dat veel RauCapproenen / zom om draeghene zwaer<br />
frissche langhe keerels wierden vul Ployen<br />
20 dat veel huusen wierden elcx Ruetelaers vloyen<br />
dat broer dieryck wilde wel metten ouden man staen<br />
datmen den Rynsschen baey mocht assyse vry Poyen<br />
end altyds zonder ghiften ter bruloft stout ghaen<br />
datmen <strong>van</strong> goe oude schulden / dede gheen vermaen<br />
25 maer elck schultheesscher openbaer de briefuen schuerde<br />
end om ghelt deelen dede den trommel vpslaen<br />
Dat vvaere vvat vreimds / End zoo ghebuerde<br />
Aucteur<br />
Die vreimde vreimdtheyt Can brynghen voort<br />
30 <strong>van</strong>den vreimden hy dicwils vreimdt ghelt ontfaet<br />
de vreimde vervreimen / meest buter poort<br />
Als huerlieder vreimde vreimdtheyt word versmaet /<br />
++ Al dat Crune scheert / Es meest al ghierich<br />
al dat manck ghaet / dat es fierich<br />
Al dat Crepel es / dat es fel<br />
En dat qualick spreict / zynght ghemeenlick wel<br />
Ieghens Ghiericheyt.<br />
Heere god verleent my Tmynen onghelucke<br />
zo veel goeds niet / dwelck doet hu gratie vergheten<br />
oock zo lettel niet / dat ick mynen naesten verdrucke<br />
maer tmynder nootdurst / Bid ick om dryncken end eten<br />
10 en cleedren om decken myn Lichaemlicke secreten /<br />
** ‘vp’ geschrapt vóór ‘gheslooft’.<br />
+ Fol. 238 v, r. 5 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 238 v
De plattebuerssen<br />
152<br />
Deze C aluwe knechten thuutkercke gheteert<br />
Al vp ghesmeert<br />
metter weerdinne ghelooft noch weert<br />
15 Wiens buerseken ydel es / ende meestdeel plat<br />
heb ick een Refereynken te ionne begheert<br />
Broeders anveerd<br />
beclaeght de cause dat hulieden deert<br />
ende fantazie weert<br />
20 dat ghylieden beRoyt zyt / en bachten nat<br />
Dan niet <strong>van</strong> my vercreghen / Es beter wat<br />
Ghehadt /<br />
Refereynken<br />
Vrau groote buerze <strong>van</strong> iudas gheslachte<br />
25 die heeft nv de weerelt gheheel in pachte<br />
waeckende zoorghfuldich als ander lyen slaepen<br />
Tdraeyt al vp huer duumken by daeghe by nachte<br />
Raepen ende scraepen zyn bee huer Cnaepen<br />
zien die yeuwers honghereghe vliegskens Gaepen * /<br />
++<br />
met duumCruudt wetense die te lockene<br />
vrau groote buerse / die ziet dan * huut om Raepen<br />
daer zou de honghereghe weet mede te Mockene **<br />
tdier causen dan / zonder der mede te Iockene<br />
5 dat vrau groote buerse weet dese pleghen<br />
en fyn hansken de duudsche / weet laken te slockene<br />
Daer om heb Ick een plaeghe in myn buerse Creghen<br />
De gheldeloose plaeghe myn buerse induut<br />
omme dat vrau groote buersens / buerse sluut<br />
10 met twee stercke lere snoeren tot alder tydt<br />
tdeen heet groot ghewin / zonder dat comtter niet huut<br />
ende tdander snoer / dat es ghenaemt Eeghin proffyt<br />
en huer buerse niet eens noch <strong>van</strong> ghiericheyt splyt<br />
zo zal waen myn buerse / noch plat Langhe vouden<br />
15 vrau groote buers es dobbel gheboomt ende wydt<br />
want zou heefter vele dier dhandt an houden<br />
vrau groote buerse Laet charitate verCouden<br />
tot Raepen ende schraepen / zyn huer zinnen gheneghen<br />
end om datse me spelen / diet beteren zouden<br />
20 Daer om heb Ick een plaeghe in myn buerse Creghen<br />
* ‘Gaepen’: ‘G’ over ‘R’.<br />
+ Fol. 239 r, r. 11 ‘groot ghewin’, 12 ‘Eeghin proffyt’ onderstreept.<br />
* ‘dan’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />
** ‘Mockene’: ‘M’ over ‘l’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 239 r
153<br />
Vrau groote buerse gheEerde playsante<br />
die wandelt ter buerse ten houcke Te cante<br />
zou heeft groot vervolgh huut allen steden<br />
zes quaelick om <strong>van</strong>ghen vry zonder wante<br />
25 mids dat Compassie langh es ouerleden<br />
zou Cnappetter al zulck zoudse by anbeden<br />
alsoo Looptter zulck aerm ende bystier naer<br />
ende my ian tachterszuene Laetmen met vreden<br />
tes in buers Eclips / en ten staetter niet claer<br />
30 waer tgheldeken om cryghen es / Tes openbaer<br />
men zalt tot vrau groote buerse beweghen<br />
trauwen tesser wel bewaert / wats daer of / Maer<br />
Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen<br />
Prinche.<br />
++ Om dat Ick hebbe zomtyds oock zonder lust<br />
de iiffrauwe metter eender oore gheCust<br />
als dhauere in tlyf was ghedaen een quaet coopken<br />
int nieuwe leyleckerlandt te dicwils gheRust<br />
5 ende met vrau gaeuweloos gheloopen een Loopken<br />
zomtyds ghemaect oock een quaet hoopken<br />
end om dat ick in Euots fraey fraeyer dan fraey<br />
hebbe helpen verghieten zo menich stoopken<br />
<strong>van</strong> dien edelen wynghuereghen Rynsschen baey<br />
10 om dat ick oock gheerne ghedaen heb Assay<br />
<strong>van</strong> cleene Ionghe vueghelkens weeck ghebeent<br />
ende die gheCooct inne der keerssen Laey<br />
Alsoot de Cuere <strong>van</strong>der penssemarct verleent<br />
voorwaer ick meent // en tdyncke my ter deghen<br />
15 Daer om heb ick ic een plaghe in myn buerze Creghen<br />
Noteirt<br />
Zo vvie vp vrau groote buerse tamboert<br />
om leenen zonder Croys. Dats een slicht zouckere<br />
Zou es met Iudas buerse Dobbel ghevoert<br />
20 Hebbende .2. buerzekens symonie en vvouckere<br />
Refereyn<br />
Der Splytemytbuersen<br />
die zonder virtuut // Leuen<br />
+ Fol. 239 v, r. 7 ‘Euots’, 17-20, 22-25 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 239 v
ziende Lancx der nuersen<br />
Eer zy yet huut gheuen /<br />
154<br />
Ach goetherteghe ghevaere / elck letkin truert<br />
hu mette die es zo deerlicke gheschuert<br />
gheeft doch een pennyngsken thuerer ghezonde<br />
+<br />
ia wanneer quamt huer / Ey theeft langhe gheduert<br />
hu daeghen en zaeght ghy yselicker wonde<br />
Tesser al Raeu vleesch twee palmen int Ronde<br />
och ghevaere zaeght ghyse <strong>van</strong> ziecten hyghen<br />
5 zou gheeut en ze gaept tonsent weecxken vp tsponde<br />
niet Liefuelicx en canse in tdlyf ghecryghen<br />
zou heeft my dicwils gheclaeght dies moest Ict zwyghen<br />
dat huer en twat smerte onder therte hilt<br />
Twas ioncheyt docht ick dus ghevaere ick zal Nyghen<br />
10 Ghaet in hu buerse En gheeft Datie wilt<br />
Visiteirtze gheen meestre zeght hoet gheschiet<br />
Ba en zoud niet ghevaere / Anders waert al Niet<br />
maer tmeester ghelt dat moet Ick biddende wesen<br />
zou light zomtyds datmer gheen lyf an en ziet<br />
15 maer Ick hope den meester die zalse ghenesen<br />
v<strong>van</strong>t hy wordt met allen <strong>van</strong> huer ghepresen<br />
dats teeckene <strong>van</strong> ghevoelen tsghenesens Exploot<br />
oock zechtse fraey moedich <strong>van</strong>dse huer gheResen<br />
met dat hy huer deerste substantie in ghoot<br />
20 zalt veel costen ghevaere / ken weets vp myn dood<br />
diueerssche iunctuerkens heeft hy open ghedrilt<br />
of ick een Lipken ghaue / Tian ghevaerlick ghenoot<br />
Ghaet in hu buerze En gheeft datie wilt<br />
Tgoet datse gheluest heeft ghevaere dats wondre *<br />
25 By daeghe by nachte <strong>van</strong> bouen <strong>van</strong> Ondre<br />
en de meester zey Twas al beschimmelt zweet<br />
ghevaere zou wordes thien Iaer te ghezondre<br />
waen ghevaere Tmeysken es <strong>van</strong> natueren te heet<br />
heb icker cost en pyne mede / dats god diet weet<br />
30 dies weynschicxse dicwils in tskerchofs Paelen<br />
neen ghevaere dat ware hu ten minsten Leedt<br />
zou zalt noch naermaels metten Lyfue inhaelen<br />
zyt gheRust en gheeft wat om tsmeesters betaelen<br />
de Reste zal ick vuldoen al waert eennen schilt<br />
* Oorspronkelijk ‘wonder’; ‘e’ geschrapt en huidige eind-‘e’ toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 240 r
155<br />
++ hoe vele ghevaere / kir hoe mueght ie dus draelen<br />
Ghaet in hu buerze En gheeft dat ie wilt<br />
Prinche<br />
Ghevaere wat te gheuene wil ick gheerne doen<br />
5 hu hertelick bedanckende vp dit saeysoen<br />
oft anders waer ick <strong>van</strong> beleeftheden Rude<br />
maer ghevaere hu buerse heeft een vry fatsoen<br />
en tes noch myn bruudbuerse <strong>van</strong> als ick hude<br />
wa es / wa Iaet tian / al seghict hier Lude<br />
10 en hebse zichtent ghedreghen om datse wel stoet<br />
och myn man wast dier dicwils veel lecx in dude<br />
oock stoffeerdhyse met cnoppen dien goeden bloedt<br />
maer ghevaere ick bids hu met grooter oetmoedt<br />
vvat ghelieft hu dat ick gheue myn zinnen stilt<br />
15 bey ghevaere bem ick scheppeghe in hu goedt<br />
Ghaet in hu buerze / En gheeft Datie wilt<br />
Aucteur<br />
++<br />
Ande Eeghin Baetzouckers<br />
Niet dan huer staet Rouckers<br />
20 vvel Willende tsweerelts schat ouerwelfuen<br />
Peynsende voor nyemandt dan voor hem zelfuen<br />
Van Redenlicken dranck ende spyse om eten<br />
in tyds huwen huuse zoorghfuldich voorziet<br />
Ende huwe beesten wilt niet vergheten<br />
25 want zy hongheren / ende Connent heesschen Niet<br />
Costelick bruloft houden / es schae zonder eere<br />
maer tes eerlicke cost voor den Crych ghedaen<br />
Cost om vrienden thelpene es Redenlick zeere<br />
Cost an quistgoeykens ghehanghen es verloren waen<br />
.1. Thimo .6.<br />
Warachtich zeght paulus / goddelicke * eere<br />
niet te vreden te zyne / Es groot ghewin<br />
v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> ons zeluen (gheel ketyfuich zeere)<br />
5 en hebben wy ter weerelt ghebrocht niet in<br />
Tes oock openbaer / naer ghelycken zin<br />
dat wyr niet huut en mueghen draeghen<br />
+ Fol. 240 v, r. 18-21 onderstreept.<br />
+ Fol. 241 r, r. 11-20, nota in margine naast r. 18 onderstreept.<br />
* Vóór ‘goddelicke’ ‘tes’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 240 v<br />
+<br />
241 r
dan onse naectheyt Zom een doodcleed min<br />
vvoormen aes wordende in corten daeghen<br />
10 die eens de weerelt zaeghen<br />
156<br />
[Oncuuscheyt met hueren staet]<br />
Oncuuscheyt met hueren staet<br />
dies de Liefde des vleeschs anghaet<br />
Ende die zijn ** bekent<br />
Als duer den schicht <strong>van</strong> Cupido verblendt<br />
15 Onder huer Regiment<br />
den Capiteyn Asmodeus omtrent /<br />
Aucteur aduerteirt<br />
die onCuusschelick zueghen<br />
By tnaervolghende ghenoteirt<br />
die schuwen Mueghen ++<br />
25<br />
O Mensschen gheschepen naer gods zuuer beilde<br />
vvacht hu <strong>van</strong> al oncuuscheyt / duer christus name<br />
ouerpeynst Tryumpherende in wellusts weilde<br />
hoe zou tleuen cort / ende bederft dat lichaeme<br />
schendt duechden / Breict de wet gods eersame +<br />
verteert Rycdom / dood de ziele / beneimt mensschens cracht<br />
cranct tghezichte / ende voor tydt onbequame<br />
Brynght den menssche tot ouderdom / dan mesAcht /<br />
++ +<br />
O vier <strong>van</strong> onCuusscheyt Een heet zondich vier slacht<br />
hu mondt es ghulsicheyt / de vlamme houeerdichede<br />
de spercken // der gheCorrumpeirde woorden Iacht<br />
de Roock een quade name Tot elcker stede<br />
5 Aermoede zyn de asschenen in grooter onvrede<br />
O ionghe * Creathueren mannelicke ** ghezellen<br />
vvacht *** hu voor oncuuscheyt der verkeeren mede<br />
huer hende / dat es die pyne der hellen<br />
[Allen mensschen ter weerelt binnen]<br />
Allen mensschen ter weerelt binnen<br />
10 in oncuuscheyts treyn<br />
die meer tvleesch dan den gheest beminnen<br />
ionick Een Cleyn /<br />
Refereyn<br />
** ‘zijn’ interlineair toegevoegd.<br />
+ Fol. 241 v, r. 24, 25 onderstreept.<br />
* ‘ionghe’: ‘i’ over ‘n’.<br />
** ‘mannelicke’: ‘m’ over ‘p’.<br />
*** Vóór ‘vvacht’ ‘wasch’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Prudentia carnis<br />
mors est<br />
+<br />
Roma .8.<br />
+ Aristo/<br />
+ 241 v<br />
+ Bernardus
157<br />
[Die dicvvils certeyn // Tvleesch in zonden laeft]<br />
Die dicvvils certeyn // Tvleesch in zonden laeft<br />
15 Brandblaeckende iaqueloos suft ende draeft<br />
in vleesschelicke Liefde de zinnekens quist<br />
dwaes moe mat gheloopen vermoeyt verslaeft<br />
ten hende te vergheefs vvat ghy oyndt ghaeft<br />
en hopende den principalen Loon noch ghemist<br />
20 niet beters en wist / ick testamentelick<br />
hulieden gheuen Obedientelick<br />
om wandelen gentelick<br />
dan tnaervolghende Refereyn Presentelick<br />
[Fiat cor tuum immaculatum]<br />
25<br />
Fiat cor tuum immaculatum +<br />
Omni Vita tua dilige deum +<br />
[Doch ghy kerstene mensschen / eensdeels verdooft]<br />
Doch ghy kerstene mensschen / eensdeels verdooft<br />
Weerelt vleesch beminnende bouen maeten<br />
keert hu tot god den heere / end an hem ghelooft<br />
+<br />
Bemindt hem huut gheelder herten en zonder verlaeten<br />
keert hu tmywaerts Roupt hy tot onser baeten<br />
want Ick heb hu verlost in myn ordonneren<br />
met gheen ghelt / maer met bloedeghe wonden en ghaeten<br />
5 Comt dies in myn blydschap wilt my niet tempteren<br />
comt in iherusalem gods stadt doch tryumpheren<br />
daert nemmermeer nacht word noch licht zal ghebreken<br />
<strong>van</strong> Lanteerne noch zonne / Want hy zonder Cesseren<br />
als god zal verlichten die hemelssche Reken<br />
10 Een croone voor asschen wordt thuwaerts ghebleken<br />
voor weenen wordt hu olye / tsblydschaps bewesen *<br />
en lofzangh voor den gheest des droufheyts Treken<br />
smaect dat hemelsch niet dat eerdsch es / ziele ghepresen<br />
Comt my durst Roupt christus / myn durst wilt ghenesen<br />
15 en durst ghy Clopt en bidt vastgheloouich ghemoet<br />
milde zal ick hu tdrynckene gheuen mids desen<br />
huuter fonteynne des leuende watere zoet<br />
verwint ghy zult besitten myns vaders goedt<br />
ende metten Rechtueerdighen zult ghij ghecroont // zyn<br />
20 hu tot een god zyn / vleesschelicke Liefde Afdoet<br />
Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn.<br />
Comt. Roupt christus alle die zyt belaeden<br />
ende hulieder Last zal ick helpen draeghen<br />
* ‘bewesen’: in plaats <strong>van</strong> ‘w’ oorspronkelijk een andere letter (b?); bij de correctie is een vlek<br />
gemaakt; de eerste ‘e’ is overgehaald en de ‘w’ is moeilijk te ontcijferen.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal C.18.<br />
+ Eccli 13<br />
+ 242 r
158<br />
bemindt hem / wiens liefde / tonswaerts es zonder verzaeden<br />
25 Laets hem beminnen dan al ons Leuens daeghen<br />
want de Liefde gods naer salomons ghewaeghen<br />
es een heerlicke wysheyt vry <strong>van</strong> verzycke<br />
Bemindt hem vastgheloouich zonder versaeghen<br />
die god bouen in dhemel end vp deerde blycke +<br />
30 onder de wet gheuers es gheen zyns ghelycke +<br />
Tot wien es ghecommen ons claeghelick zuchten +<br />
in bermherticheden es hy zeere Rycke +<br />
vreest niet / met hu bem Ic zeght hij / wilt gheenssins duchten<br />
Totter crucen doodt oetmoedich hem wildhy pluchten<br />
35 als hy tonswaerts <strong>van</strong>den vadre gheghaen was huut /<br />
+<br />
voor ons ghestoruen ghewillich / en zonder vluchten<br />
Als wy noch waeren onder Tzwaer zondich tribuut +<br />
voor ons gheoffert / want hyt wilde zonder gheluudt +<br />
pacientich stom / als tlam voor den ghuenen diet scheeren<br />
5 gheleden gheerne / voor alle zondaeren Ruudt<br />
ons smerten te draeghene was al zyn begheeren<br />
ghelooft hem / met gheen lueghens mach hy hem gheneeren<br />
die als god ende menssche wilde ghepersoont // zyn<br />
Dus bemindt god / nyemandt en zal hu deeren<br />
10 Bemindt hem die hu bemindt Ghy zulles gheloont // zyn<br />
Bemindt god huwen heere / ghy mensschen eerdich<br />
die ons met zynder Liefden eerst wilde omRynghen<br />
hy es ghenaedich goedertierich ende Rechtueerdich<br />
tes cracht dies dat wy voor alle dynghen<br />
15 duer zyn liefde / vvy ons liefde themwaerts dwynghen<br />
die al onse zonden can huutegronden<br />
end al mocht ons tvyandich ConRoot besprynghen<br />
oft bedrieghers ons volghen teeneghen stonden<br />
Laets vluchten in christus diepbloedighe wonden<br />
20 by hem / om ons onRechtueerdicheden ontfanghen<br />
Tlam gods es hy dwelck afdoet tsweerelts zonden<br />
voor ons ghetrocken gheCoort ghebonden ghe<strong>van</strong>ghen<br />
en schandelick tusschen twee moordenaeren ghehanghen<br />
zyn lichaem den slaenders ghegheuen tdien tyden<br />
25 zendt hy ziecten/ laets ghaen gheen wanhopende ghanghen<br />
maer ontfaen huut Liefden tot een verblyden<br />
v<strong>van</strong>t die christus bemindt / straft hy / en wil castyden<br />
dus hebben wy tgoede ontfaen zonder sommen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
iosue /2<br />
+<br />
iob 36<br />
+<br />
1 Regum 9<br />
+<br />
Ephes .2.<br />
+<br />
242 v<br />
+<br />
Roma 5<br />
+<br />
Esai 53
159<br />
waer om zouden wy niet zomtyds wat mueghen lyden<br />
30 duer wien onser zonden quyctschel es Anghecommen<br />
vreest niet die tlichaem dooden / maer die verdommen<br />
ziel en lichaem mach / datse ter hellen ghetroont // zyn<br />
begheeft de liefde tsvleeschs / maer christene blommen<br />
Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn<br />
35 Prinche<br />
++ Gheestelicke prelaeten // Regierders der weerelt<br />
volck <strong>van</strong> allen staeten // hoe moylick ghekeerelt<br />
zouct god / end hu herte zal wesen verhueght<br />
en bemindt hem voor eerdsche Iuweelen bepeerelt<br />
5 end het zal hu inbrynghen de meeste duecht<br />
Bemindt oock huwen naesten / zoo ghy best mueght<br />
weist hem niet in zyne noodzaecken diere<br />
doch te wyle ghy zyt noch in huwe Iuecht<br />
Bemindt god den heere wiens edel maniere<br />
10 Bermhertich es en milde Vreidzaem huut dangiere<br />
een god end een vadre <strong>van</strong> allen mede<br />
Ouer al duer al in al zoo goedertiere<br />
Comt myn gheminde / Roupt hy comt maecken chiere<br />
in dat huus myns vaders der hemelsscher stede<br />
15 veel schoon wuensten zynder dats warachtichede<br />
gheen ooghe heeft ghezien / noch noyndt oore ghehoort<br />
noch mensschen herte noyndt tminste begrypen dede<br />
dies hy bereedt heeft die hem bemindt onghestoort<br />
ziet deerde zal verghaen / maer blyfuen zyn woordt<br />
20 met cleederen der zalicheyt wil hy ons cleeden<br />
keert doch totten aldermachtichsten dan Rechtevoort<br />
voor eerde / zo wil hy ons steenen bereeden<br />
en voor die steenen / Reyn gulden beken verbreeden<br />
vviens hemelssche glorie mach niet verschoont zyn<br />
25 God es tbeghinsel en thende dus zonder of scheeden<br />
end eer hu ouercommen waewyteghe weeden<br />
Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn /<br />
Aucteur<br />
Nu vp dat vvy hem beminnen / en tvleesch mochten haeten<br />
30 Oncuusscheyt Laeten<br />
als niet wel tsamen connende dienen twee heeren<br />
Ionick de vleeschghezinde Thuerlieder baeten<br />
de vvercken des gheests huut Charitaeten<br />
+ Fol. 243 r, r. 27-28 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 243 r
160<br />
++ Int corte / doch hier naervolghende Leeren<br />
end vp dat zy <strong>van</strong>den wercken des vleeschs mochten keeren<br />
zullen die oock vynden der naer ghescreuen<br />
Den gheest alleene Wat wy vermeeren<br />
5 hier in tdal <strong>van</strong> Weene<br />
Omme naermaels zyn verheuen<br />
Can tleuen // Gheuen /<br />
Wercken Des gheests<br />
Voormaels Paulus tot die <strong>van</strong> galathen briefde<br />
10 tzyne wercken des gheests Twaelfderhande manieren<br />
Deerste wortel <strong>van</strong> allen goede De Liefde +<br />
zonder welck / ander duechden hebben gheen verchieren<br />
De tvveede es blydschap gheuende tRegieren +<br />
dat een gheestlick menssche vroylick dapper god dienen zal<br />
15 De derde es Paeys / doende in tsweerelts hanthieren +<br />
de menssche / een gheRust herte houd bouen al<br />
De vierde Verduldicheyt verdraeght al ongheual +<br />
De vyfste vrucht des gheests es Langhmoedichede +<br />
bewyst die grootheyt des moeds int eerdsche dal<br />
20 om der toecommende goeden tverwachten mede<br />
De zeste. goetheyt / die nyemandt noyndt schade dede +<br />
maer allen mensschen wel wil / ende welvaeren Biedt<br />
De zeuenste / Goedertierheyt tot vriendscaps vrede +<br />
noodende / zoetspraeckich / maetich / <strong>van</strong> manieren ziet<br />
25 De achtste. zachtmoedicheyt Alle beroerten vliedt +<br />
der gramschap stillende / ende verzoetende snel<br />
De neghenste Ghetrauheyt * / zonder faelgieren yet +<br />
tonsen naesten / Beloften verbandt ** houdende wel<br />
+ +<br />
De tienste / manierlicheyt die alle voortstel<br />
der vpgheblaesen houeerdie huute sluten Can<br />
De elfste behendicheyt Waer by / in alle ghequel +<br />
hem can <strong>van</strong> alle Boosheyt wachten / wyf ende man<br />
5 De tvvaelfste / Reynicheyt / daer oyndt duecht by beghan +<br />
die een Reyn herte godsvruchtich zonder vercouden<br />
in een Reyn Lichaeme / neerstich onderhouden /<br />
Wercken des vleeschs /<br />
+ Fol. 243 v, r. 11, 13, 15, 17 (woorden in humanistisch schrift), 18 ‘Langhmoedichede’, 21<br />
‘De ... goetheyt’, 27 ‘Ghetrauheyt’ onderstreept.<br />
* ‘Ghetrauheyt’ interlineair boven rasuur.<br />
** Vóór ‘verbandt’ ‘en’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 243 v<br />
+ .1.<br />
+ 2<br />
+ 3.<br />
+<br />
4<br />
+<br />
5<br />
+ 6<br />
+ 7<br />
+ 8<br />
+ 9<br />
+ 244 r<br />
+<br />
10<br />
+<br />
11<br />
+ 12
161<br />
De vvercken des vleeschs die zyn openbaer<br />
10 Als hoererynghe / onsuuerheyt / onschamelheyt mede<br />
onCuuscheyt / Afgodrie / Toovrie / Vyandscap der naer<br />
strydynghe / Bitterheyt / gramschap / kyfuaidge zwaer<br />
Tweedracht / Secten / doodslaghen / Nydt end onvrede<br />
dronckschap / Brasseryen / en dier ghelyck wellustichede<br />
15 ghelyck ick voorzeyt hebbe Paulus tvermaen biedt<br />
die alsulcke sticken doen in des weerelts stede<br />
die en zullen naermaels tRycke gods hebben Niet<br />
// maer die christo toebehooren / zecht hy voorts ziet<br />
hebben haer vleesch ghecruust / metten begheerten der zonden<br />
20 die inden vleessche zyn / dats daer in wandlen yet<br />
Thuerlieder * verdriet<br />
dese mueghen god behaeghen te gheenen stonden /<br />
Gheestlicke Liefde<br />
Ghemerct yeghelick menssche ter weerelt moet stryden<br />
25 zonderlynghe ieghens zyn eeghin vleesch Cranck<br />
ouercommen hem temptacien ten diueersschen tyden<br />
zo moetter ieghens zyn Een gheestlick bevryden<br />
++<br />
maer an wiens hulpe zal zulck nemen den ghanck<br />
An Iesum christum Reyn brudegomme vry en vranck<br />
die zyn gheestlick amoureuse zal blydlick ontfaen<br />
zo wie tzynewaerts keert Twordt zynen danck<br />
5 metter herten zou tnaervolghende zegghende ghaen<br />
Als kerstene ziele zoo int verstaen /<br />
Refereyn<br />
O trauhertich. beminde in liefden ghezeghelt<br />
in wien huer de gheloouende ziele speghelt<br />
10 Christe Reyn brudegomme Lammeken onbevlect<br />
ghy wesende myn toevlucht Bermhertich gheReghelt<br />
vierich zynde thuwaerts inden gheest vpghewect<br />
onder de schaeuwe huwer vlueglen my bedect<br />
dat my myn ommestaenders in ghetaele groot<br />
15 (wiens netten ieghens my zyn zondich huutghestrect)<br />
Niet angrypen / zoo doende mynder zielen noodt<br />
doch schoon lief brudegomme / duer hu bloedighe doodt<br />
hebt myn vyanden onder dyn voeten vertorden<br />
Bedect ontfanght my in huwer ghenaeden schoot<br />
20 die een brudegom der Christenheyt zyt gheworden<br />
eer zy tmywaerts porden // die oyndt ieghens my stonden<br />
Bedect my schoon Lief inde ghaeten huwer wonden<br />
* Rasuur vóór ‘Thuerlieder’.<br />
+ Fol. 244 v, r. 23 ‘Contemplatyfuich’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 244 v
162<br />
Contemplatyfuich gheest eersame die Andwoord huut tsbrudegoms Name<br />
25 Edel christen ziele. Myn naerghemaecte beilde<br />
in de wet der gratien heb ick hu ghestelt<br />
wie mach hu dan deeren / die my noyndt verveilde<br />
nyemandt Roupt christus hu vyanden zyn ghevelt<br />
want heb ick hu niet / metten huutvercoorne ghetelt<br />
30 die my gheestelick by mynder Rechter handt vaet /<br />
+<br />
ende trect my naer hu / dies myn liefde thuwaerts smelt<br />
als erboren zynde / huut een onsteruelick zaet<br />
och lief heb ick hu / met een liefwerckende daet<br />
gheErft en ghemaect myn erfghename Niet<br />
5 dies hu als my / dhemelssche poorte open staet<br />
en huut die poorten des doods heb hu gheheuen ziet<br />
och lief wat mocht ick meer doen / ten es thuwaerts ghesciet<br />
en bouen al die <strong>van</strong> my waert verscheeden ghezint<br />
Lief / heb ick hu / in my niet ghegreffyt ghehint<br />
10<br />
Gheestlicke amoureuse<br />
Bedect my onder hu Rechter hands ghenaede<br />
bedect my schoon lief / doet met my vrouch en spaede<br />
huwe willende wille / zoot hu gheel dynct Goet *<br />
bedect my / my blootduechdich / huut adams zaede<br />
15 bedect my heere helpt my / schoon lief tmywaerts spoet<br />
een teecken an my bid ick doch ** ten besten doet<br />
bedect my / want Booslistelick bem ick bespiet<br />
<strong>van</strong> tsatanitich serpent Twelck onder de voet<br />
<strong>van</strong> hu my gheerne worpen zoude / schoon lief ziet<br />
20 Bedect my huerer thien duust zal ick vreesen niet<br />
al stonder meerder heyrcracht / oock ieghens my daer<br />
myn mesdaeden zyn ieghens huwe hoogheyt gheschiet<br />
veel meer dan der zyn zandekens / ter zee voorwaer<br />
maer al es tpack zwaer // duer hu oetmoedeghe gronden<br />
25 Bedect my schoon lief / inde ghaeten huwer wonden<br />
Contemplatyfuich gheest<br />
In my ghegreffyt ghehint / dats in my gheEenicht<br />
als myn medeghetraude int gheloof eendrachtich<br />
end vp dat ghy mocht wesen / ghezuvert gheReenicht<br />
30 heb ick hu niet ghedweghen in myn heet bloedt crachtich<br />
* Vóór ‘Goet’ is ‘doet’, waar<strong>van</strong> de ‘d’ tot ‘G’ gecorrigeerd werd, geschrapt.<br />
** ‘doch’: ‘d’ over ‘t’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 245 r
163<br />
+ heb ick hu in my niet ghegreffyt Warachtich<br />
huwen paeys / en <strong>van</strong> beeden * ghemaect een Accoord<br />
ick die es / die was / en zal blyfuen / almachtich<br />
heb hu / huut tnederste / tot in dhemel niet anhoord<br />
5 end alst tyd was edel ziele / neder daelt Rechtvoort<br />
Ick onsterflick gheworden sterflick / twelck vp hu zient<br />
end ick helich in wercken / ghetrauwe in myn woord<br />
heb ick hu my zeluen niet ghemaect eennen vriendt<br />
die bem midden onder hu / als een die daer dient<br />
10 vp dat ick hu een god zy / die hu ziele bemint<br />
Lief heb ick hu in my niet ghegreffyt ghehint<br />
Gheestlicke amoureuze<br />
Inde gaeten huwer wonden bedect my schoon lief<br />
dats duer hu bitter passie / al myn zondich grief<br />
15 zuvert ende vergheeft / alsoo bid ick hu dit<br />
ghedynct huwer beloften / in huwer Liefden brief<br />
Brudegomme die ter Rechter handt dyns vaders zit<br />
in tghelooue my ghetraut hebt Liefmoedich verhit<br />
Bedect my en becleedt my / met huwer liefden heet<br />
20 schoon lief bouen der snee/ zal ick dan worden ghewit<br />
bedect ghy myn boosheden ick dit ghelooflick weet<br />
bedect my die omghordt hebt tmensschelick cleedt<br />
daer in ghy der crucen doodt hebt willen steruen<br />
Bedect ontfanct anhoort my / Ten Rechten weghe leed<br />
25 Christe <strong>van</strong> nazareth Laet my toevlucht verwerfuen<br />
eer my bederfuen / verweghen zondighe ponden<br />
Bedect my schoon Lief // inde gaeten huwer wonden<br />
Contemplatyfuich gheest<br />
Die eerst Wandeldet inne die schaeuwe des doods<br />
30 Als verdoolde schaepken heb ick hu niet ghezocht /<br />
+<br />
die waert doe sathanitich ommeRynght vul noods<br />
heb ick hu hem niet ontTrocken / en tmywaerts ghebrocht<br />
heb ick hu niet met my zeluen / steruende ghecocht<br />
vp dat ghy duer my / end ick in hu zoude leuen<br />
5 heb ick in die wynpersse niet alleene ghewrocht<br />
vuldoende twerck der Liefden daer / ziele verheuen<br />
hu verlosser zalichmaecker beschermere Bleuen<br />
end ick die des wets hende bem / heb ick hu niet gheel<br />
vry ghemaect / end in myn Rechter handt ghescreuen<br />
* ‘beeden’: ‘b’ over ‘bl’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 245 v<br />
+ 246 r
164<br />
10 omme mede mocht bezitten hu hemelsch Erfdeel<br />
ghy nv ontlast <strong>van</strong> babylons zwaerdienstich gorreel<br />
en sterck in my gheloouende veel foortsen verwint<br />
Lief hebick hu in my niet ghegreffyt ghehint<br />
Gheestlicke amoureuze<br />
15 Princhelick Lief<br />
Hu bermherticheyt Es inder eeuwicheyt<br />
schoon schoonste Lief / myn god myns zalicheyts ghezeyt<br />
en vvilt doch niet versmaeden twerck <strong>van</strong> huwen handen<br />
laet my in hu hopen / die naer huwen toevlucht beydt<br />
20 bedect my omRynght my / eer ick comme tot schanden<br />
doch met myne voorvaders inde eerdsche Landen<br />
heb ghezondicht tot hemel eerde Luchts bestyncken<br />
almachtich lief die hebt ghebroken myn Banden<br />
myn voorleden mesdaeden wilt gheenssins ghedyncken<br />
25 bedect my vphoud my laet my niet neder zyncken<br />
ghedynct der bermherticheyt wanneer ghy toornich zyt<br />
Laet my tmantelCleedt / huwer ghenaeden Anblyncken<br />
bedect my / voor al dat ieghens huwe wille strydt<br />
end vp dat ick verblydt // by hu mach zyn ghevonden<br />
30 Bedect my schoon Lief. Inde gaeten huvver vvonden.<br />
++<br />
Contemplatyfuich gheest<br />
Princhesse<br />
Ick Die de wortel (zeght christus) <strong>van</strong> dauid blycke<br />
hebick hu oock niet / als vruchtbaer plantsoen gheplant<br />
5 vp dat hu verEeneghen / <strong>van</strong> my niet Bezwycke<br />
tot tsweerelts hend end eeuwich blyf hu Liefste pandt<br />
edel ziele blyft in my dies / als ick in hu Want *<br />
ghelyck de wynRancke / can gheen vruchten voortbrynghen<br />
<strong>van</strong> huer zeluen / ten zy datse vast inden bandt<br />
10 <strong>van</strong>den wynstock blyfue / Bouen ander dynghen<br />
alsoo noch ghy oock / mueght gheen vruchten omRynghen<br />
ten zy ghy in my Blyft vast gheloofuich omtrent<br />
Lief heb ick hier toe niet / Ieghens tsvyands besprynghen<br />
dyns te buten ghaende / hu wille in my gheprent<br />
15 End ** vp dat hu niet bedrieghe tlooslistich serpent /<br />
(dit kendt //) om hu te hebbene <strong>van</strong> my ghedint<br />
Lief heb ick hu in my niet ghegreffyt gheint<br />
+ Fol. 246 v, r. 21 ‘Scriptura’ onderstreept.<br />
* Rasuur (gheplant) vóór ‘Want’.<br />
** Rasuur (dit kendt) vóór ‘End’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 246 v
Myn<br />
Gheestlicke amoureuze<br />
+<br />
165<br />
20 Deze myn Amoureuse zeer verre befaemt<br />
dheleghe Reynne Scriptura ghenaemt<br />
oyndt ongheblaemt<br />
myn bemintste // verzintste // onder der zunnen<br />
die gheerne zom ontEerden / maer eer zelue beschaemt<br />
25 huut eennen goetinborstighen gheest gheRaemt<br />
zoot best betaemt<br />
Wil ick een Refereyn testamentelick iunnen /<br />
Refereyn<br />
O Hooghste lief beminde Reyn heleghe schriftuere<br />
varyncx bekent gheel der weerelt duere<br />
huut al myr zielen crachten ick hu Beminne<br />
5 der godlicker wercken ghestaedeghe figuere<br />
memoriaelbouck <strong>van</strong>den eersten beghinne<br />
ghy myn troost myn toeverlaet / myn liefste vriendinne<br />
vul schoonder beloften zo tontfane als ontfaen<br />
toegheschict den gheloofueghen tot hueren ghewinne<br />
10 dies blyft myn Liefste gheminde zonder ofghaen<br />
och dat valssche verstanden Ieghens hu vpstaen<br />
ende daghelicx mesbruucken / naer huer zinlicheden<br />
och lief tes schande / en zeer onEerlick mesdaen<br />
ghy tshelighs gheest doctrine / vul zuuer zeden<br />
15 och lief vul vreden // wien dat hu therte zeere // groet<br />
Och lief tes schande / datmen hu die onEere // doet<br />
Och lief tes schande ia groote schande blamelick<br />
och datmen hu handelt zo onbetamelick<br />
hu als gemme des christenen ghelooue claer<br />
20 tresoriere der godlicker secreten namelick<br />
der Christen kercke vroom vast ghestaedich pylaer<br />
vvet / ordonnantie / gratie / ende der naer<br />
Regule / bewys / vpRechte Leerynghe Certeyn<br />
naer de welcke moeten wandelen en leuen voorwaer<br />
25 die hu beminnen / metter werckende liefde Reyn<br />
Och lief dat hu zo menich sophistich vileyn<br />
vvil handlen eeghinzinnich / die zyt puer onbevlect<br />
vul gheestlick verstands / zuuer keest zuuer greyn<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
247 r
166<br />
zonderlynghe de ghuene hu doctrine suspect<br />
30 hu vleeschlick ontdect // en daer toe tallen keere / spoet<br />
Och lief tes schande datmen hu die onEere // doet<br />
O Lief heleghe schriftuere in myn herte gheplant<br />
onverwinlick onbevlect als zuver dyamant<br />
in hu beslutende toude ende nieu testament<br />
35 vul gratien duer tshelighs gheest hooghemelsch verstandt /<br />
++<br />
onslieden ghelaeten tonsen trooste gheel omtrent<br />
in hu zyn drie goddelicke duechden bekent<br />
Ghelooue / Hope / Liefde ofte Charitaete<br />
alder philosophen conste hoe wys vp ghespent<br />
5 platonicque Tulliaensche Commen te Laete<br />
want meestdeel huerer / metten apocryfuen staete<br />
ontEeren hu / studenten der prophane Clercgie<br />
den gheest en tvleesch stryden / om singuliere baete<br />
Midswelcken consequentelick volght herezie<br />
10 O groote partie // dyns / wien ick vermeere / goet<br />
Och lief tes schande datmen hu die oneere // doet<br />
Princhesse<br />
Zulck morosophorous Wanen wys zyn Alleene +<br />
O helighe scriftuere wil hu stellen ghemeene<br />
15 subiect een eerdsch ydel Geographiste<br />
dyn verstandt huutlegghende vermeitlick onReene<br />
tzelf onclaer verduusterende als Alchemiste<br />
doch elck huwer beschermheere /es Euangeliste<br />
dat der Liefden ferie / en ghetughe zyt ghij<br />
20 <strong>van</strong> christus Liefde tonswaerts / eer wy te quiste<br />
sathanytich benydt waeren / wel weten wy<br />
oock dat gheboren / ghestoruen verResen es hy<br />
end vpgheclommen tzynen hemelsschen vadre<br />
zommeghe bevlecte secte Brynghent anders by<br />
25 elck waent thuwer onEere zyn schande ontladre<br />
maer bouen al es hy aergher dan verRadre<br />
zulck blasphemich bescadre // <strong>van</strong> huwer leere // zoet<br />
Och Lief tes schande / datmen hu die oneere // doet<br />
Aucteur<br />
30 Noch thuerer laudatie in een gheestlick verstandt<br />
moet ick myn voornoemde Amoureuse schyncken<br />
+ Fol. 247 v, r. 13 ‘morosophorous’ en nota in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 247 v<br />
+ grece
167<br />
++<br />
een middelbaer Refereynken ghemaect voor dhandt<br />
zynde inde west Cant<br />
omtrent ghistele moest ick huer ghedyncken<br />
Refereyn<br />
5 Myn trauhertichste Reyne gheschepene beilde<br />
wiens bywesen gheenssins my noyndt en verveilde<br />
zonderlynghe lief / duer huwen voys bequame<br />
waer in Ick gloryere / ende scheppe weilde<br />
als zynde bouen andre my Anghename<br />
10 Tresoriere myns gheests / zo verre dat betame<br />
en mids huwen voys / my luud zo zoet int hooren<br />
ick en can my hier in lief / Liefste eersame<br />
niet ghenough verblyden / doende druck verstooren<br />
dat ghy die zoo ornatelick cont oorbooren<br />
15 troostbarich zynde als hemelsch gheluud ghebleken<br />
ontslutende de alder best sprekende trezooren<br />
ynghelicke tonghe gheduerich in tspreken<br />
dies onbezweken // stellende twyffel bezyden<br />
Ick en can my hier in lief / niet ghenough verblyden<br />
20 Als Precieuse gemme schoon Orientale<br />
die zoo Reyn Liefvoyselick in tspeciale<br />
discretelick voorzienelicke tryumpheert<br />
verstandich punctuerende / dats tprincipale<br />
matich ortographistelick gheordonneert<br />
25 hier in heb ick verblyden / dwelck te bouen passeert<br />
alle verblydynghe / duer veel ander gratien<br />
ende dat Resonanche heeft vast gheconfirmeert<br />
huut een hertkin Reyn zuuerst in generatien<br />
Ick en can my hier in lief thuwer Laudatien<br />
30 inder waerheyt gheenssins ghenouch verblyden niet<br />
voys / die my den gheest duerdrynght telcker spatien<br />
++<br />
Wanneer der huutspraecke ieghens my duer gheschiet<br />
tdier causen ziet // Tmynder zinnen bevryden<br />
Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden<br />
Vroom ghestapeleert staende vpRecht in tverstandt<br />
5 vastgheloouich metten zweerde / <strong>van</strong> gods woord in dhandt<br />
Clouck ieghens den prinche der lueghenen strydbaer<br />
Rozier zoetluchtich * in iherico gheplant<br />
duer wiens voys / volght alle troostbaericheyt Naer<br />
+ Fol. 248 r, r. 5 ‘Myn trauhertichste’ onderstreept.<br />
+ Fol. 248 v, r. 29 ‘O ... schriftuere’ onderstreept.<br />
* ‘zoetluchtich’: ‘z’ over ‘g’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 248 r<br />
+ 248 v
168<br />
O myn lief / dat ghy huwen voys Reynvoysich claer<br />
10 tmywaerts zo prysweerdelick cunt ontsluten<br />
ick en can my hier in lief Voorwaer Voorwaer<br />
ghenouch verblyden in myns zielen cracht conduten<br />
dat ghy duer huwen voys / O myn lief Cont huten<br />
al dat totten ghelooue dient / die secreten<br />
15 en wat wercken / dat oock huten ghelooue spruten<br />
zouckende dat hemelsch es / ydelheyt vergheten<br />
den wech der waerheyt weten / Leeren in myn tyden<br />
Ick en can my hier in lief / Niet ghenouch verblyden<br />
Princhesse<br />
20 Duer huvven ** voys Woorden spreict ghy<br />
waer by / der troostbaer beloften verzekert zy<br />
end in Christo betrauwen zal zonder Afscheeden<br />
huwen voys blyft gheel inder warachticheyt by<br />
huwen voys es vervloghen in tsweerelts breeden<br />
25 vvat gracien hu anderssins mueghen becleeden<br />
in huwen voys Can ick my niet verblyden ghenouch<br />
waer mede ghy Reynmatelick cunt beleeden<br />
Leerynghe ter zaelicheyt spa ende vrouch<br />
O helighe schriftuere / wien ick oyndt ionste drough<br />
30 als myn liefste beminde intherte Binnen<br />
+<br />
dyns inhouden als dalder troostbarichste ghevough<br />
doet my hu inwendich inden gheest Beminnen<br />
hier in lief metten zinnen // moet ick noch Belyden<br />
Ick en can my hier In lief / niet ghenouch verblyden.<br />
Aucteur<br />
Nu volghen vvy voort. // zoot best behoort<br />
<strong>van</strong>den maegden oude vrauwen<br />
ende weduwen fyn<br />
Ende daer naer staphans // <strong>van</strong> vrauwen en Mans<br />
10 die mids tsamen trauwen<br />
inden huwelick zyn<br />
De ionghe ghezellen // Ende ionghe meyskens<br />
loopende Brat<br />
vrau venus brunellen // lyskens * en Leyskens<br />
15 en die huer wederpaer eennen trap OntTellen<br />
Zullen oock hebben Wat<br />
** ‘huvven’: oorspronkelijk ‘hiu...’, eerste ‘v’ over tweede been <strong>van</strong> ‘u’.<br />
* Vóór ‘lyskens’ ‘leys’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 249 r
MaegDelicke staet.<br />
169<br />
Paulus Exalteirt den maegdelicken staet<br />
Weerdicht verdiendlicxst / bouen al tes Recht<br />
20 maer die wil / mach huwen / hij doet gheen quaet<br />
Beter huwen dan barnen / als de zelue zeght /<br />
.1. Corinth .7.<br />
De ghuene die zyn dochter huwet wel doet<br />
maer doet beter / de ghuene diese huwet niet<br />
25 die ** niet ghehuwt es / heeft zoorghe der dynghen goet<br />
die <strong>van</strong> onsen heere zyn / omme die beliefuen vroed<br />
ende <strong>van</strong> die ghehuwet es / word anderssins gheschiet /<br />
++<br />
heeft zoorghe <strong>van</strong>den dynghen deser weerelt ziet<br />
De man / hoe hy zyn huusvrauwe / zal behaeghen<br />
De vrauwe / zonder zonder voorder te peynsene yet<br />
dan om hueren man behaeghen oock tallen daeghen<br />
5 die tvleesch bemindt Can dheere god gheen liefde draghen<br />
Man ende vvyf zyn met thuwelick ghebonden<br />
Een maeght onghebonden / vry talder spatie<br />
Man en wyf zyn onder de wet tallen stonden<br />
maer / eenne maeght / die es onder de gratie<br />
10 Een maeght /die haer Reynicheyt god vpgheoffert heeft<br />
en ghewyelt es / <strong>van</strong> alsdoe dan voort An<br />
die Leeft ghetrauwet zo langhe zou Leeft<br />
end es ghetrauwet <strong>van</strong> een onsteruelicken man<br />
Eist zaecke nv dat zou daer naer dan<br />
15 vvil trauwen naer de wet des huwelicx zede<br />
zo doet zou ouerspel / ende niet ontghaen Can<br />
zou en word / een dienstmaeght des doods der mede<br />
Eccli .26.<br />
Bevvaert dyn zuverheyt <strong>van</strong> herten / met nauwen liste<br />
20 want die duecht en es te weerderen niet<br />
Daerom Matheus * apostel end Euangeliste<br />
liefuer hadde / dat hem tsteruen zoude zyn gheschiet<br />
dan dat de Conyghinne Ephigenia ziet<br />
(naer datse god / voor dhelighe kercke int leuen<br />
25 als bandt in hemel en der eerden / die nyemandt ontvliedt /<br />
** Vóór ‘die’ ‘die ghuene’ geschrapt.<br />
+ Fol. 249 v, r. 23 ‘Ephigenia’ onderstreept.<br />
* ‘Matheus’: ‘u’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 249 v
170<br />
huer trauwe en belofte / hadde ghegheuen)<br />
// zoude huwen metten conyngh Irtacus verheuen<br />
die nochtans beloofde hem <strong>van</strong> zyn wet tontgordene<br />
Ende met al zyn volck kersten te wordene<br />
Apoca. 14<br />
Die metten vrauwen niet besmet zyn / en maeght bleuen<br />
zonder vlecke / voor den troon gods / zulcke staet<br />
++<br />
zynghende / daer eenen nieuzangh vp gheheuen<br />
voor god / ende voor tlam / Int eeuwich leuen<br />
ende volghen dat lammeken waer dattet ghaet<br />
Huvvelicke Staet<br />
5 Thuwelick Es eerlick onder alle staeten +<br />
Ende dat bedde / zonder smette / Bouen al<br />
maer god zal / die oncuussche menshen * verlaeten<br />
ende die ouerspeelders hy oordeelen zal<br />
Teerste Religioen dats thuwelick bequame<br />
10 als heligh oorboirlick want god sprack wylent eer<br />
daer zy twee verzaemt zyn / in mynen name<br />
daer bem ick inden middel / wat wildy meer<br />
Adam end Eua wesen ons den wech<br />
datmen tmensschelicke gheslachte moet vermeeren<br />
15 zonder Redene / en voughter gheen ontzegh<br />
alsment mach doen met god / ende met eeren<br />
Naer dat adam end eua hadden ghezondicht<br />
Beetzeb theldimanim was thuerwaerts tverclaersen<br />
zoot huer teender penitentien was Becondicht<br />
20 Dats in pyne zult ghy huwe kynderen Baersen<br />
Huus Erfue ende Rycdom menichfout<br />
mach ons wel <strong>van</strong> ons ouders zyn bleuen<br />
maer een wys wyf Prysvveerdigher dan goudt<br />
Wordt alleenlick <strong>van</strong>den heere ghegheuen<br />
Thobie<br />
Die thuvvelick Anveerden hier in tleuen<br />
ende god daer huut sluten / dach ende nacht<br />
end ** hemlieden der wellusticheyt ouergheuen<br />
+ Fol. 250 r, r. 4 onderstreept.<br />
* ‘oncuussche menshen’ (?) interlineair in zeer zwarte inkt boven rasuur.<br />
** ‘end’: oorspronkelijk ‘ende’, laatste ‘e’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 250 r<br />
+ hebre. 13.
Ouer zulcke / zo heeft de vyandt macht /<br />
171<br />
++ Goet es dat huwelick / daer de weerelt duere<br />
in generatien wordt vermenichtfuldicht by<br />
maer beter es tmaegdom / in zulcken viguere<br />
Waer duer dhemelssche glorie vercreghen zy<br />
5 In deerste eeuvve duer de gods gratie<br />
ghemerct zy natuere ghauen statie<br />
Onse voorders hebben gheweist vruchtbaer<br />
om vermeersen de mensschelicke generatie<br />
want zonder Seth abel ende Caym tdier spatie<br />
10 Adam hadde noch dertich kynderen voorwaer<br />
Iayr israels zeuenste Rechtere daer<br />
hadde oock tsghelycx dertich zuenen in tleuen<br />
Thespis <strong>van</strong> athenen die volghder naer<br />
<strong>van</strong> hem zyn vichtich dochteren ghebleuen<br />
15 maer tsghelycx noyndt dan <strong>van</strong> Roboam ghescreuen<br />
dese hadde Thien huusvrauwen ghepresen<br />
dertich Concubynen hem toeghegheuen<br />
xxviij zuenen / Veertich dochters bouen desen<br />
huuten welcken / es groote generatie gheResen<br />
20 deene tot tgoe / ende dandre tot quaede<br />
huut des huwelicx staet Comt tbeste wesen<br />
Met meerder zalicheyt / Eere / ende minst schaede<br />
Scheppers huus<br />
25 Te Wiens huse dat ick myn hudach * hilt<br />
heeft myn Ionste themlieder waerts ghewilt<br />
ion ick thobias historie By speciale<br />
dat men die / zoo icxse eens maecte ghebrilt<br />
in twaelf parcken doe schilderen in huerlieder zale<br />
ick consentere datmen den werckman betale<br />
Thobias historie<br />
By corter memorie.<br />
+ Fol. 250 v, r. 9-11, 13, 15 (namen in humanistisch schrift), 16 ‘Thien huusvrauwen’, 17<br />
‘Concubynen’, 18 ‘xxviij zuenen’ onderstreept.<br />
* Rasuur (brulo) vóór ‘hudach’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 250 v
172<br />
++ Thobias int slauen // Niet gheerne ghelaten<br />
vvilde doode begrauen // huut Charitaten<br />
Waerm zwaluwen dreck // viel in zyn ooghen<br />
Blendheyts ghebreck // moest hy ghedooghen<br />
5 De ionghe thobias vry // Met dinghel Raphael<br />
naer tstadt <strong>van</strong> meden zy // Beede wandelen wel<br />
By tygris vloedt // Een groote visch huutghynck<br />
Die thobias wel ghemoet // Byden wammen vynck<br />
Thobias in duechden // heeft Sara ghetraut<br />
10 Manierlicke vruechden // heeftmer Anschaut<br />
Thobias en Sara zaen // hebben met ghestadicheden<br />
Ter nacht beede vpghestaen // En god dheere ghebeden<br />
Raphael thobiam heeft // by Sara ghelaeten daer<br />
thobias hem thandschrift gheeft // te Rages Reysder mede naer<br />
15 Daer ontfaende de sommen // <strong>van</strong> gabelo ghetelt<br />
zyn tsaemen ghecommen // En ter bruloft ghestelt<br />
Dat thobias langhe toufde // eer hy wederomme keerde<br />
zynen vader hem bedroufde // en zoorghe in hem vermeerde<br />
Thuus Es hy gheRaect // met dinghel die hem diende<br />
20 en thobias die maect // zyn vader weder ziende /<br />
Raphael es wech ghevloghen // ter eerden vallende tdier tydt<br />
hebben zy met knyen gheboghen // dheere god ghebenedydt<br />
Inder hueren zynder doodt // thobias zyn zuene Riep<br />
god te vreesen hem ghebood // der naer hy in vreden sliep<br />
Ghehuvvede +<br />
Verstandich verstaet // ende vaste staet<br />
ghy Eersame wesende in tshuwelicx staet<br />
daer myn tydt oock in mede ten hende ghaet<br />
30 <strong>van</strong> my niet ghehaet<br />
als eenen staet <strong>van</strong> eeren louelick pryselick<br />
daer nyd end onEere niet es vpRyselick<br />
+<br />
<strong>van</strong> my testamentlick danckelick ontfaet<br />
onthoudende Vaet<br />
tghuendt dies hulieden paulus minlick Raed<br />
inder leerynghen graed<br />
5 myn naervolghende Refereyn es bewyselick<br />
die zyn huwelick zoo wel houd<br />
tot hy word oud<br />
Doet wyselick /<br />
+ Fol. 251 r, nota in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 251 v<br />
+ 251 r<br />
+<br />
Aucteur
Refereyn<br />
173<br />
10 Ghy mannen hebt hu huusvrauwen lief int leuen<br />
zoo als christus zyn kercke ghehadt heeft lief +<br />
ende heeft hem zeluen voor haer ouerghegheuen<br />
vp dat hyse zoo helich te maeckene besief<br />
die mans zullen haer huusvrauwen in alle meschief<br />
15 Lief hebben / als huerlieder eeghin Lichaeme<br />
vvie zyn huusvrauwe bemindt naer paulus brief<br />
die bemint hem zeluen / Want zoot betame<br />
noyndt hadde yemandt zyn vleesch onbequame<br />
in haet / maer onderhoud / Als * dheere de kercke doet<br />
20 verzaemt met elckandren / naer vvetentheyt eersame +<br />
eere tot dyn wyf draeghende goethertich ghemoet<br />
Als ** tot een broossche vaetken / end huer vriendlick groet<br />
eere Reuerentie zult weder ghewinnen<br />
zoo weeren haet en Nydt<br />
25 Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen<br />
En ghy vrauwen / huwe mans onderdanich zyt / +<br />
30<br />
Sara hueren man Abraham was onderdanich +<br />
hem heetende heere *** / met eerweerdichede<br />
tsghelycx zult naervolghen niet Bittertraenich<br />
want <strong>van</strong>der vrauwe / es die man thooft telcker stede +<br />
End alsoo iesus christus Onse paeys en vrede<br />
+ +<br />
Thooft <strong>van</strong>der kercken es Certeynlick claer<br />
ende ghelyck die kercke tsghelycx oock mede<br />
es onderdaenich / dheere iesu christo voorwaer<br />
dier ghelycke alle vrauwen zullen openbaer<br />
5 hueren mans onderdaenich zyn in allen dynghen<br />
ghy mannen zultter niet Ieghens zyn bittere / maer<br />
vriendlick / met elck andren goe liefde vulbrynghen<br />
<strong>van</strong> vpRysynghe der woorden / wilt hu bedwynghen<br />
weist tzynewaerts toufzaemich met herte en zinnen<br />
10 hem niet Lichte verwyt.<br />
Ghy Vrauvven wilt hulieder mannen beminnen<br />
en ghy mannen huwe huusvrauwen Vriendelick zyt<br />
Van haer lichaeme / heeft die vrauwe gheen macht +<br />
maer die man in behoorlicke tyden en stonden<br />
15 tsghelycx zo en heeft oock de man gheene cracht<br />
* Oorspronkelijk ‘als’; ‘A’ over ‘a’.<br />
** ‘Als’: ‘A’ over ‘al’.<br />
*** Rasuur (Eere?) vóór ‘heere’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Ephes. .5.<br />
+ .1. Petri .3.<br />
+ .1. petri .3.<br />
+ genesi. 18.<br />
+ Ephes. .5.<br />
+ 252 r<br />
+ Ephes. .5.<br />
+ .1. Corinth. 7
174<br />
maer om kyndren vercryghen / naer der natueren wet<br />
ouer zyn lichaem / maer de vrauwe / zonder zonden<br />
ende in gheschicter ordonnantie bevonden<br />
vp dat ghy hulieden zomtyds schict in tghebed<br />
daer Naer * wederom verzaemt / huut eerbaer gronden<br />
20 dat hu Sathanas temptere niet / Pryslick belet<br />
om hu onCuusscheyts wille / die thuwelick besmet<br />
en dan walghelick voor den ooghen gods zou wesen<br />
maer om kyndren vercryghen / naer der natueren wet<br />
als twee zielen in een Lichaeme ghepresen<br />
25 zult elck andren vriendhoudich zyn / en bouen desen<br />
deen den andren verlaeten noch hu trauwe dinnen<br />
maer in tshuwelicx tydt<br />
Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen<br />
En ghy vrauwen huwe mans onderdaenich zyt<br />
30 Princhesselicke<br />
Vrauvven duer kyndren generatie +<br />
zult behouden worden / Vliedt murmuratie<br />
Blyft ghy int ghelooue / en der liefden treyn /<br />
+ +<br />
in helichmaeckynghe met manierlicke gratie<br />
niet quaet sprekende / ende zuver zynde Certeyn<br />
ghetrauwe in alle dynghen Lichaemelick Reyn<br />
Dyn huusghezinde bezoorgsamich hanthieren<br />
5 vvel vermueghende / als dyn mans wederpaer en greyn<br />
tzynder verblydynghe hu * eerlicke verchieren +<br />
maer niet in vlechten of gouds wellusteghe manieren<br />
maer in tzelue / dat behoorlick es den vrauwen<br />
zulckerwys men daer in en dyn eerlick Regieren<br />
10 die eere gods duer goede wercken mach schauvven +<br />
Schuut ialousie / ende wilt elck andren betrauwen<br />
met goeder ghenouchte thuwen huusen Binnen<br />
alst pas gheeft verblydt<br />
Ghy Vrauvven Wilt hulieder mannen beminnen<br />
15 En ghy mannen huwe huusvrauwen vriendelick zyt /<br />
Aucteur<br />
Zyt zuver / als Penelope icarus dochtre<br />
dhuusvrauwe <strong>van</strong> vlysses Reyn zuver Aerdt<br />
huer met ghiften te ontEerene menich zochtre<br />
* ‘N’ over andere letter.<br />
* ‘hu’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .1. Timothe/ .2.<br />
+ 252 v<br />
+ .1. Timoth. .3.<br />
+ .1.Petri/ .3.<br />
+ .1. Timoth / .2.
175<br />
20 maer hoe ghesmeect / wat belooft / nyemandt an gherochtre<br />
huer man twyntich iaer ghederft / heeft haer eere bewaerdt /<br />
Doodt dies huwe leden die zyn vpder Eerden +<br />
oncuusscheyt / besmettynghen qua begheerlicheden<br />
vleesschelicke wellusten / wilt gheenssins Anveerden<br />
25 in zuuere ghepeynsen Bezit huwe Leden<br />
ende wilt niet hoereren te gheenen steden<br />
zoo als zommeghe hebben ghehoereirt / Ach<br />
ende wierden gheplaeght / om dat zy mesdeden +<br />
Omtrent xxiij duust / storuer vp eennen dach<br />
30 Nu voort myns Beghins<br />
ion ick ook wat Den Vader des huusghezins<br />
+ Al eist dat den staet / <strong>van</strong> alle weerlicke dynghen<br />
en den huutghanck <strong>van</strong> allen handel int omRynghen<br />
al meest zyn der fortunen / onderworpen bleuen<br />
gheenssins dies te min ne zalmen Afdwynghen<br />
5 en daer om achterlaeten / Een Regle <strong>van</strong> leuen<br />
Anghemerct dan hoe wel in een huus zy beseuen<br />
den cost en tghewin ghelyck te zyne daer<br />
zo mach nochtans duer een haest onghluc anghedreuen<br />
den staet <strong>van</strong> dien huuse verderuen openbaer<br />
10 Ende dus by consequentie zo volghter Naer<br />
een onachtzaem ende zoorgheloos mensschen staet<br />
es een gheel vervallende huus voorwaer<br />
midswelcken tgheheel huusghezinde te nieten ghaet<br />
Donachtzaemheyt des huus Regierders twelck zeere schaedt<br />
15 tes een gheweldich vier int huus ontsteken<br />
Onderzouct dies neerstelick vp dat hu baet<br />
tRegiment dyns huusghezins / zoo zoorgfuldich bleken<br />
v<strong>van</strong>t minst schande zo eist by maniere <strong>van</strong> spreken<br />
in tyds schaede te voorstaene met neerstichede<br />
20 dan by verzwymenessen onAchtsame ghebreken<br />
gheel te verghaene / Dan commen tot ketyfuichede<br />
Tes claerlick dies Een groote voorzienichede<br />
voor een vader des huusghezins dat dicwyls hy<br />
ouerzie al zyn dynghen / hoe dat daer mede<br />
25 ghestelt es / en claer wete / hoet met zynen staet zy<br />
zoo voorstaet hy in tyds schande / end eere blyft hem by<br />
Den huusman<br />
Aucteur<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Collos .3.<br />
+ .1. Corinthe. .10.<br />
+ 253 r
176<br />
Ghy ionghers noch ghecleed metten eersten wambaeyse<br />
30 ende gheerne ghecryghen zoud oock een wyf<br />
doch en haest hu niet wilt ghy leuen met Paeyse<br />
Anziet goed noch schoonheyt waen aerm ketyf<br />
+<br />
maer heeftze wysheyt discretie in tlyf<br />
om zulck eenne cryghen wilt stupen en nyghen<br />
dit ion ick hulieden en belouet hu styf<br />
Duecht eere / ende goedt zultter by vercryghen<br />
Refereyn<br />
Den huusman verblydt hem met gheest ende zinnen<br />
in paeyselicke neerynghe / ten lande Binnen<br />
in ieghenspoet vyndende troostbaerich vermaen<br />
dat hem fortune toevloeydt / tnoodzaeckelick winnen<br />
10 ende alle zyne zaecken voorspoedich voortghaen<br />
om proffyt ontfaen<br />
dat ieghens hem kyfuaigen noch tvvisten vpstaen<br />
maer elck hem eendrachtelick ieghens hem quyt<br />
zyn kynderkens hem zynde buughsaemich onderdaen<br />
15 met een duechdelick vpwassen tot alder tydt<br />
hier of heeft hy verblyden in zyn bevrydt<br />
Tes claer / kend en Lydt<br />
maer bouen veel verblydens hoe blyde ghemoet<br />
Den huusman Certeynelick alder meest verblydt<br />
20 al hadhy anderssins in alle zyn voorNemen spoet<br />
In een eerbaer Wyse / stercke huusvrauwe goet<br />
Zou es hem een verblyden in druck ende Rauwe<br />
maer wie zal ghevynden zulck een stercke vrauwe<br />
haer prys es verre / en <strong>van</strong>den laetsten paelen<br />
25 haer mans herte verlaet hem / vp haer ter trauwe<br />
ende neerynghe zal hem ghebreken noch faelen<br />
en zonder draelen<br />
zou doet hem goet / ende gheen quaet verhaelen<br />
zyn leuen lanck / end aerbeydt met hueren handen<br />
30 ghelyck een Coopmans schip / in tghelyckelick taelen /<br />
+<br />
es zou / twelck zyn brood brynght huut verre landen<br />
zou staet tsnachts vp / ende met goe verstanden<br />
bin huer huusghezins Randen<br />
gheeft zou voedsel ende spyse / om tzyne ghevoedt<br />
5 dies zegh ick dat den huusman bouen Rycke panden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 253 v<br />
+ 254 r
177<br />
meest verblydt wat hem anders blydelick groet<br />
In een eerbaer Wyse stercke huusvrauwe goet<br />
Met sterckheyt can zou huer lendenen omRynghen<br />
huer handen huutstreckende / tot stercke dynghen<br />
10 end huer handen open doende totten aermen ziet<br />
totter spille can zou haer vyngheren dwynghen<br />
end en eit haer brood met Ledicheyt niet<br />
gheen wanckelbaer Riet<br />
gheen man wordt dies edel inder poorten gheschiet<br />
15 zou can huer zeluen maecken een Reyn verchieren<br />
witte zyde / twelck teecken der eerbaericheyt biedt<br />
ende purpur dats haer cleed in Liefde hanthieren<br />
stercheyt ende verchierynghe By manieren<br />
int huusghezins Regieren<br />
20 dats tvppercleedt <strong>van</strong> deser stercke vrauwe vroedt<br />
dus met goeder Redenen / die gheen lueghens vieren<br />
den huusman verblydt meest in vleesch ende bloedt<br />
In een eerbaer Wyze stercke huusvrauwe goet<br />
Prinche<br />
25 De zuenen <strong>van</strong> deser vrauwe fine<br />
stonden vp / ende presense zaelich te zyne<br />
end huer man die Loofdeze oock der naer<br />
zou mercte naer een acker te dien termine<br />
zou cochtse ende plantte der eennen wynbergh daer<br />
30 wyselick eerbaer<br />
<strong>van</strong>den vruchten / <strong>van</strong> haer eeghin handen voorwaer<br />
en veel dochteren vergaderden thuerer vrede<br />
veel Rycdommen tsaemen warachtelick maer<br />
ghy ghaetse al te bouen in deerdsche stede<br />
35 ghy stercke wyse vrauwe dits warachtichede<br />
+<br />
want huere zede<br />
verwint Alle * zwaermoedicheyt onder de voet<br />
den huusman dies / al hadhyr cleen goeyken mede<br />
verblydt meest / als hy tcleedt <strong>van</strong> Redenen andoet<br />
5 In een eerbaer Wyse stercke huusvrauvve goet.<br />
Onderdaneghe mans<br />
Dusdanighe goe mensschen / wien noyndt goe dienst schilde<br />
goede Iobbers in Bonifacius ghilde<br />
* ‘Alle’: ‘A’ over ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 254 v
178<br />
onderdaenich hueren vraukens By nachte by daeghe<br />
10 ick met een Refereynken oock voorzien wilde<br />
dat zyt zoo vulbrynghen ieghens qua wyfs plaeghe<br />
Refereyn<br />
Vrau stranghe Als baliuiinne <strong>van</strong> prochien drie<br />
die heeft voortgheRoupen huer liefste manneken<br />
15 Floen staessen Coppin ianssin ghenaemt / <strong>van</strong> Coxie<br />
maer <strong>van</strong> clein vps weghe scheltmen hanneken<br />
hoort / sprack zou / eer ghy ghaet om een Canneken<br />
myn gheboden tonderhouden / moet hu ghebueren<br />
Eerst moet ghy claer / ghelyck een Olypanneken<br />
20 telcken alst my goet dynct Myn cueckene schueren<br />
zomtydts tbouczack voor my draeghen een Coppel hueren<br />
pruetsch als een pronckcauken achter der straeten<br />
dit ghebied ick hu dus By myn nieuwe Cueren<br />
gheerne sprack hy wyfueken / al zoud ict bezueren<br />
25 Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />
I Tem noch moet ghy wasschen ende water Pitten<br />
end haspen / als ghy hebt ghewrocht moe en mat<br />
oft ic zal ie Rasch in hu PaRuucke zitten<br />
en verluchten die Rechts <strong>van</strong>den plumen wat<br />
30 als ghy niet en wint / zult ghy maer eten alf zat<br />
als ghy wel hebt ghewonnen / tghelt moet ie my gheuen<br />
ende vyndt ghy dan om poyen hu buerseken plat /<br />
++<br />
een placxken cryghtie zoo mueght ghy ieghens my leuen<br />
en ghy moet / eer ghy vp myn ghetauwe mueght weuen<br />
my cussen driewaerf / achter eens / tmynder baeten<br />
dus ziet voor hu / laet niet tghebod voorscreuen<br />
5 neen ick sprack den floen / om nichten noch om neven<br />
Dat ghy my ghebiedt Lief / En zal ick niet Laeten<br />
I Tem noch moet ie ick ghebiedt als vrau stranghe<br />
altoos alst my lust / oock slaepen met my ghaen<br />
ghy tyelick vpstaen / maer ick wel slaepen langhe<br />
10 v<strong>van</strong>t thuuswerck dat moet wesen by hu ghedaen<br />
steen ick zieck Loopen Rasch om den capellaen<br />
dat hy my commen doen wil zyn onderstandt<br />
gheuen dat myn hertien wil / naer myn vermaen<br />
verspaeret / en ghedoet ghy metten Rugghen cant<br />
15 tot myn oomkens beleendt vry hu laetste pandt<br />
+ Fol. 255 r, r. 33 ‘Dat... niet’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 255 r
+<br />
179<br />
dat ick wynken mach dryncken huut Rynssche vaeten<br />
oft doet ghyt niet ick geef hu de nuerse in dhandt<br />
och iae ick lief zey floen / ghewillich gheerne / want<br />
Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />
20 Prinche<br />
Ende voorts noch manneken voor tlaetste artycle<br />
zal ick mueghen ghaen wandlen waer dat ick wille<br />
thuus moet ghy dan bewaeren <strong>van</strong> allen Perycle<br />
zoo dat ie niet een voetien tardt ouer de zille<br />
25 passeert hu tydt / an een ontheyterde ghaerne spille<br />
onthoud wel wat ick hu te doene Beual<br />
com ick late thuus / spreict schoone Los buten gheschille<br />
oft ick maecke <strong>van</strong> hu bolleken een Caetsebal<br />
al vough ick my dat ghy staet int ghetal<br />
30 <strong>van</strong>den hoornebeesten / ofte hooghduudsche staeten<br />
weist verduldich in hu Lyden / Wel lief ick zal<br />
stelt hu zinnekens gheRust ick belouet hu Al<br />
Dat ghy my ghebied lief / en zal ick niet laeten<br />
Refereyn<br />
Onder een Roodtse in madocxol<br />
daer diueerssche beesten hadden den bol<br />
zoo noch veel Ezels doen by ghedooghe<br />
5 hilt groote feeste / Eennen noordschen drol<br />
Tschemynckel en hadder gheenen Lol<br />
omdat hem zyn wyf Rechts zat in de ooghe<br />
den hond die by hem zat ten tooghe<br />
sprack als een die veel mouts int lyf // ghiet<br />
10 Ick brynght hu Martico / myn kele es drooghe<br />
sus sprack tschemynckel / Eer icx my pooghe<br />
Ick zoud wel doen hond / zaeghick myn wyf // niet<br />
Al zoud icker om strecken al myn vinnen<br />
wy moeten ons vpvullen totten kinnen<br />
15 sprack den hond / wilt brassen en dryncken<br />
al ziet gy hu wyf daer zitten grimmen<br />
hier es tryumphe / ende Cuere <strong>van</strong> simmen<br />
grypt een ander / en ghaetter me flyncken<br />
zoetelick Canis ick zel my bedyncken<br />
20 om dat myn wyf vp my zo styf // ziet<br />
martico / Laet doch een bacxken zyncken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
255 v
+<br />
180<br />
verstaet (sprack dandre) woorden die clyncken<br />
Ick zoud wel doen hond / zaeghick myn wyf // niet<br />
Martico ghy hebt zo Reyn een Cransken<br />
25 al waert gheschoren vp een Balansken<br />
sprack den hond gheen gentere dan ghy<br />
ghy moet noch tavendt worpen een Cansken<br />
ende met wat nypens Reyen een dansken<br />
al tumelende maecken toer et demy<br />
30 belonct marmootken Cruupt tsimmeken by<br />
Ieghens de Iuecte haer hu ghewryf // Biedt<br />
doe sprack tschemynckel dits emmers vry<br />
v<strong>van</strong>t voor conclusie / noch seghick dy<br />
Ick zoud wel doen hond / zaegh ick myn wyf // niet<br />
35 Prinche<br />
Tschemynckel subtyl ende loos<br />
daer ic den hond by int ghekyf // liet<br />
met lachende caecxkens sprack altoos // ick zoud etc a /<br />
Den Oude vrauvven<br />
Alle oude matroonen / ende oude vrauwen<br />
zullen betamelick in cleedynghen wesen<br />
onderdanich / tot veel wyns / zalmense niet schauwen<br />
5 alle goet onderwysende / ter goeder trauwen<br />
gheen quaet <strong>van</strong> andren sprekende / tes mespresen<br />
vvyselick den Ionghen vrauwen naer desen<br />
Onderwysen / huer mans thebbene Lief voorwaer<br />
oock tot huer kyndren / tzyne met Liefden gheResen<br />
10 wys te zyne / zuver / Thuus bewaerende Eerbaer<br />
goet / onderdaenich / tot haer lieder mans der naer<br />
vp dat het woord gods niet en zy gheblameirt<br />
Paulus stelt desen Reghel aldus zeer claer<br />
duer den wille des heeren zoo * gheordonneirt<br />
15 Oude vrauwen testamentelick dit accepteirt /<br />
Oude Weduvven<br />
De ghuene die een weduwe zy waerachtich<br />
(hebbe hope in god) Alleene zynde ** ghelaeten<br />
zy gheduerich in bedynghen altyds eendrachtich<br />
20 nacht ende dach / wel huer zeluen bewachtich<br />
v<strong>van</strong>t die in wellusten es (tzy <strong>van</strong> wat staeten)<br />
die es leuende doodt Te zynder onbaeten<br />
* Vóór ‘zoo’ ‘d’ doorgestreept.<br />
** ‘zynde’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
256 r
Ionghe Weduvven<br />
+<br />
181<br />
Ghylieden zult altydts mans ghezelschap schuwen<br />
25 Ten zy als goe weduwen / zyt in dyn manieren<br />
daer neen / Paulus Raedt datse zullen huwen<br />
dat zy kyndren winnen / end haer huusRaedt Regieren<br />
ende gheene Ledicheyt en hanthieren<br />
noch <strong>van</strong> huuse te huuse in onledicheyt ghaen<br />
30 dat zy gheen clappeyen zyn / Lueghens verzieren<br />
clappende / de tonghe zy zeer gheneghen zaen<br />
Dynghen / die niet gheoorlooft tzyne dienen ghedaen /<br />
Tyelick ghehuvvede<br />
Ghy die tyelick ghehuwet zyt onder tiock ghedwee<br />
Alsmer thuwent niet langher onghelooft // smeere<br />
ick gheef hulieden ionstich dit A B C e e<br />
5 omme zomtyts te Lesene ieghens de hooftzweere<br />
A.<br />
Als Ick Was in myn Ionghe Iuecht<br />
oudt omtrent den achtiensten Iaere<br />
doe waend ick my ghaen stellen ter duecht<br />
10 end ick nam an / Een oordene zwaere<br />
Die thuwelick heet int openbaere<br />
B<br />
Blydelick zonder te ontziene yet<br />
zo ghyngh ick inne die oordene snel<br />
15 daer ick nv gheenen vruecht in / ziet //<br />
// en can ghecryghen / iolyt noch spel<br />
Thuwelick / valt my gheheel Rebel<br />
C.<br />
Claeghen drouuen zoorghen zuchten<br />
20 quelt my meest Tmynen onghemaecke<br />
hier vooren had ick lettel duchten<br />
alsmen <strong>van</strong> thuwelick my eerst de spraecke<br />
huwen / vp hu Roup ick nv Wraecke<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
256 v
D<br />
182<br />
25 Dat ick doch thuwelick niet meer ontzach<br />
dat alle wyse Lieden nochtans ontzien<br />
dies waer ick weerdich / dat ick nacht dach<br />
crupen moest ouer handen en knyen<br />
Thuwelick es een / <strong>van</strong> myn zvvaerste partyen<br />
30 E<br />
Eeuvvelick Raed ick onder tsweerelts bende<br />
thuwelick te schuwene / Elcken man /<br />
+<br />
want dese quae wyfs zyn donbekende<br />
dicwils verhaelense tsmans Legende<br />
my Raut dat ick thuwelick oyndt beghan<br />
.F.<br />
5 Frisch behaeghlick was ick eer ick quam<br />
Inne die oorden vul grooter Ellenden<br />
altyds blyde / zelden nemmermeer gram<br />
waer ick my nv keere / ofte my wil wenden<br />
Thuwelick doet myn vroylicheyt schenden<br />
10 .G.<br />
Ghierich ontschaemel ende vreck<br />
soberlick in eten ende dryncken blycken<br />
dus moeten zy doen die zyne * in tstreck<br />
inde oordene des huwelicx practycken<br />
15 Thuwelick doet my dolende strycken<br />
H.<br />
Huvven ghy slaet my zonder Roede<br />
huwen ghy maect my tleuen moede<br />
huwen ghy brynght niet dan Ieghenspoet<br />
20 huwen ghy maect my ontzint de verwoede<br />
huwen ghy houdt my onder de voet<br />
I<br />
Ick ghae ten spele my vertooghen<br />
vp dat ick my zoude mueghen vermaecken<br />
25 thuwelick brynght my dan voor ooghen<br />
* ‘zyne’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 257 r
183<br />
dat ick moet peynsen / om ander zaecken<br />
thuwelick maect my gheel maegher caecken<br />
K<br />
Kattyf. dynck ick in mynen moet<br />
30 nv bem ick alle de weerelt schuldich<br />
gheel tachtere / es gheghaen myn goedt<br />
dies bem ick zwaermoedich end onverduldich<br />
ick zitter inden middel in menichfuldich /<br />
+ L.<br />
Lacen nv moet ick nauwe obedieren<br />
ende legghen / Thooft inden schoot<br />
<strong>van</strong> die ick zelue plach voortyds Regieren<br />
5 myn herte es zvvaerder / dan een loodt<br />
ghaende / staende / Bem leuende doodt<br />
M<br />
Mocht. ick eens myn huwelick vercoopen<br />
al waert noch ouer zeuen Iaer<br />
10 ick zouder mede Ter marctwaerts loopen<br />
maer neen ick dit ghaet my veel te naer<br />
dus blyf icker by in Lydene zwaer<br />
N<br />
Nu zie ick wel ick bem bedwonghen<br />
15 in groot onRuste ende ongheual<br />
Ionghers / steken achter my huut de tonghen<br />
deen Roupt wyhotz / dander maect gheschal<br />
Bem ict niet / metter tydt / mueghlick worden zal<br />
.O.<br />
20 O Wonderlick huwelick bouen wondere<br />
met hu / es my niet veel vruechts gheschiet<br />
thuwelick houd myn ghenouchten tondere<br />
al dat ionck vermaecklic es / <strong>van</strong> my vliedt<br />
huwen / vvaer icker niet / ken quamer niet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 257 v
25 P<br />
184<br />
Pyne Ancxst vreese tot allen stonden<br />
Lyd ick aerm tyelick ghehuwet man<br />
Ick wild Ick waere / eens alf ontbonden<br />
ick hope der my voorts huut te cryghene dan<br />
30 maer nyemandt dan de doodt die breken Can<br />
Q<br />
Quellaige ghekyf pruetel Commerynghe<br />
hoor ick voor sermoenen meest alle daeghe<br />
creytynghe tot veel stofferynghe<br />
35 als andere zyn ter Tryumpherynghe<br />
zit ick thuus / met een ydel maeghe /<br />
+ R<br />
Ramp Roy euelen proncken ende vloucken<br />
dats den goeden dach diemen tmynent gheeft<br />
myn wyf zalt vp een stroyken zoucken<br />
5 om my te versnurckene / Man die leeft<br />
Ter weerelt / gheen meerdere Lyden heeft<br />
S<br />
Solaes iolyt vruecht en alle spel<br />
vrydom myns tselfs Te mynder vromen<br />
10 marIoleren / Bancketeren / vry zonder ghequel<br />
dat heeft my thuwelick al Benomen<br />
dies zwaere ghepeynsen my meest bedromen<br />
T.<br />
Troostbaer gheneghentheyt tzommeghe tyden<br />
15 ghebuert my <strong>van</strong> myn wederPaer<br />
thien duusent verdriets voor een verblyden<br />
zyn my dies ouervallende zwaer<br />
int huwelick volght alle zoorghe naer<br />
V<br />
20 Voor myn huwelick was ick bequame<br />
om talder vroylicheyt een te zyne<br />
ghehuwet keerle es nv myn Name<br />
veracht versteken Tallen termyne<br />
Thuwelick doet my hert zweerende Pyne<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 258 r
25 W<br />
185<br />
Weildich was ick voor myn huwen<br />
zeere fyn wellecomme Tot allen steden<br />
nv moet ick veel goet ghezelschap schuwen<br />
en de liefkens die my veel vriendschap deden<br />
30 met andren laeten in ghenoughelicheden<br />
X<br />
Xantippe socrates kyfachtichste wyf<br />
huerer ghelycke heefter zomtyds ghetraut<br />
vp een Inckel haer stichten een dobbel ghekyf<br />
35 de man word ghehoerezuent en gheRabaut<br />
zulck haestelick traut / dwelck langhe Raut /<br />
+ Y<br />
Yeghelick. die hem thuwelicke voughen<br />
moeten AnNemen * een zoorghfuldich leuen<br />
In gheenen vreimden ackere meer ploughen<br />
5 maer het tribuut matrimoniael gheuen<br />
den ghuenen / daer thuwelick / om es bedreuen<br />
Aucteur<br />
Zochtzinnich thuwen wyfue zonder quae bemoedynghen<br />
zyt zonder IalouzieEghe persequerynghe<br />
10 gheenssins huere parafranele goedynghen<br />
die doende Dilapederynghe<br />
maer brynghen neerstich ter Augmenterynghe<br />
Zes int huwelick te zyne goet<br />
als man ende wyf hem voughen Eendrachtich<br />
15 elck andren verdraeghende blyde ghemoet<br />
elck anders secreit nyemandt doende clachtich<br />
zulck huwelick es Prysweerdich warachtich<br />
Tyelick ghehuvvede<br />
Contrarie twiel <strong>van</strong> avonthueren draeyende<br />
20 vyndt ick my nv inden noordersschen wyndt<br />
tzoete zephyrus wyndeken es my ontwaeyende<br />
dies de felle discordia my therte pyndt<br />
Troostbaere fortune vp anderen gryndt<br />
* ‘AnNemen’: ‘A’ over ‘a’ en ‘m’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 258 v
186<br />
Title der amoureusheden Croone<br />
25 drough ick voortyds zeer victorieuselick<br />
thuwelick dwynght my in persoone<br />
die af te laeten vallen / hoe Amoureuselick<br />
ick die Liefmoedich drough / melodieuselick<br />
Tra ghelick eist nv te laete verzucht<br />
30 hoe ick myn ooghen / met traenen mach cleeden<br />
v<strong>van</strong>t hoe gheclaeght Bevreest beducht<br />
ten baet in dese eerdsche Breeden<br />
Die god tsaemen ghevought heeft / gheen menssche mach scheeden /<br />
+ Est mueghelick dan naer tbeste vermueghen<br />
zal int huwelick nemen elck Pacientie<br />
die hem can in zyn Lyden verhueghen<br />
Lyden zal hy zelue doen vyolentie<br />
5 ende god almachtich / word zyn adsistentie<br />
Aucteur<br />
Een maeght vp hueren huwedach meest simpel ghebleken<br />
gracelick in tspreken<br />
paeyselick zochtzinnich / oetmoedich ghedwee<br />
10 maer alsser den dam / word in ghesteken<br />
wordt ze / als een VpRysende beroerde zee<br />
met weewytegher wee // word de man dan bedaut<br />
Tschynt dat een man maer een Lammeken traut<br />
zoo zy ghaen steppende / Ter eerster messe<br />
15 Alst al bruud huut es / men naermaels schaut<br />
Dat zou word zyn meestresse // Voogdesse<br />
welsprekende Clercgesse<br />
Dus onder de man zaen / verandert esse /<br />
Den Ionghe Mannen<br />
20 Ghy Ionghe Mannen / den ouden onderdaenich zyt<br />
ende zynde onderdaenich / deen den anderen ghy<br />
hebt oetmoedicheyt in hu ghevesticht tdier tydt<br />
god almachtich dhoueerdighe wederstaet hy<br />
maar doetmoedeghe zendt hy gratie by<br />
25 weist sober wilt hu zeluen gheuende wesen<br />
in alle dynghen dat een goet Exemple zy<br />
in leerynghe / gheheelheyt weselick ghepresen<br />
in goede woorden / zonder verwyt naer desen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 259 r
+<br />
187<br />
end omme te commene in eenen wysen Treyn<br />
30 vreest god den heere / myn Refereyn wilt Lesen<br />
Dwelck ick hulieden ionnende bem Certeyn<br />
Refereyn<br />
Een es die hooghste maecker <strong>van</strong> allen dynghen<br />
zeere tontziene als Conyngh almachtich<br />
bouen der wysheyt troone heeft hy tbedwynghen<br />
5 een heerschappende god / groot in zyn omRynghen<br />
de welcke wy om vreesen / zyn moeten achtich<br />
v<strong>van</strong>t de vreese des heeren / die es warachtich<br />
een glorie / en bequamelicke blydschap mede<br />
een Croone der verhueghynghen / want eendrachtich<br />
10 tsheeren vreese / zal verhueghen der herten stede<br />
tes een Croone der wysheyt vervullende vrede<br />
vruecht can zou in Lancheyt der daeghen gheuen<br />
// dus wie den heere vreesen met dancbaerichede<br />
inden huutersten zal die zyn wel ghebleuen<br />
15 en ghebenedydt ten daeghe zyns doods verheuen<br />
want vreese des heeren can zonde verIaeghen<br />
die den heere vreest zalt wel verghaen int leuen<br />
vulle wysheyt eist / god vreesen tallen daeghen<br />
ghelooft in god end hoopt in hem dies / zonder versaeghen *<br />
20 houd zyn vreese vast / ende vercryghter in grysheyt<br />
want naer dheligher Schriftueren claer ghewaeghen<br />
De vreeze des heeren / Es tbeghin der wysheyt<br />
Zaelich es zulck vreesende menssche ghepresen<br />
in des heeren vreese / Es stercheyts betrauwen<br />
25 voor becuerynghen beschermt / worden wy ghenesen<br />
vreesen wy god / ons zullen veel goe dynghen wesen +<br />
en tsheeren inghel zal ons verlossen huut Rauwen<br />
ende ziet des heeren ooghe zal schauwen<br />
vpde ghuene die hem vreesen tot alder tydt<br />
30 ende die hopen vp dat bermhertich bedauwen<br />
des heeren iesu christi eeuwich ghebenedydt<br />
tot zulcken <strong>van</strong> gheslacht tot gheslachte wydt<br />
es zyne bermherticheyt zeere gheneghen<br />
vreest / die ziel en Lichaem zenden mach zonder Respyt<br />
35 ter hellen eeuwich onghenaedeghe weghen<br />
* ‘versaeghen’: ‘h’ over ‘l’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
259 v<br />
+ Thobie /
188<br />
+ zyt vromelick ter eeren gods dan gheneghen<br />
eer dyn huus zy averecht ommegheworpen zaen<br />
niet beters esser / dan tsheeren vreese vercreghen<br />
want tsheeren inghel zal zulcken Rondtsomme staen<br />
5 dus vreest den heere vasticheyt zuldy ontfaen<br />
en gheen quaet zal hu ghemoeten / duer die advysheyt<br />
quaet te schuwen / es verstandt / maer hoe ghedaen<br />
De vreeze des heeren Es tbeghin der wysheyt<br />
Heere god vroom beschermer <strong>van</strong> adams weesen<br />
10 die veelheyt huwer goetheyt / die es zo groot<br />
die ghy verborghen hebt / den ghuenen die hu vreesen<br />
de chieraidge dyns huus vul claerlichtende Reesen<br />
heb ick lief ghehadt heere Troost mynder noodt<br />
ghelyck een vadre doet / een ontfaermich exploot<br />
15 ouer zyne kyndren tsghelycx heere ghy<br />
ontfaermt ghy die hu vreesen tot inder doodt<br />
want ghy kendt ons maecxsels hoe broosch dat zy<br />
ghy heere zyt myn zaelicheyt weet ick vry<br />
en myn licht / wien zoud ick anders vreesen dan<br />
20 vreesen die tlichaem dooden / zy verre <strong>van</strong> my<br />
maer god vrees ick / die ons allen behouden can<br />
v<strong>van</strong>t de wille zynder vreesers in tsweerelts ghespan<br />
zal god die heere doen onbezweken<br />
iob heeft zelue gheseyt als Rechtueerdich man<br />
25 als vpzwellende vloeden ouer my ghestreken<br />
heb ick god ghevreest daeghen maenden en weken<br />
dus dan wy grouue zondaers / en vul mesprysheyt<br />
laets god vreesen / en dolende dwaesheyt versteken<br />
De vreeze des heeren Es tbeghin der wysheyt<br />
30 Prinche<br />
Zaelich zyn al die den heere vreesen voorwaer +<br />
ende vp zyne weghen wandelen Claer<br />
v<strong>van</strong>t ghy zult <strong>van</strong> huwer handen aerbeydt eten<br />
zo zydy zaelich / end hu zal wel vvesen daer<br />
+ +**<br />
hu wyf zal zyn als een wynstock vruchtbaer<br />
ande weeghen dyns huus doet Dauid weten<br />
hu kyndren als nieu olyftackplanten ghezeten<br />
Rondtsomme huwer tafele Tallen keere<br />
5 ziet ghebenedydt word zoo dien man ghemeten<br />
** Verticale streep onder de nota in margine tot r. 11.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 260 r<br />
+ Psal C 27<br />
+ 260 v<br />
+ Psal C 27
189<br />
warachtich de ghuene die vreest den heere<br />
end vp dat hy noch meerder loon vermeere<br />
huut syon zal hy hu ghebenedyden<br />
tziene tgoedt <strong>van</strong> ierusalem / dit ghelooft zeere<br />
10 alle die daeghen dyns Leuens tyden<br />
en ziet huwer kyndren kyndren zonder vermyden<br />
paeys ouer israel met iolysheyt<br />
vreest den heere / en wilt voor de waerheyt stryden<br />
De vreeze des heeren / Es tbeghin der vvysheyt<br />
Prouerbi .15.<br />
Duer bermherticheyt ende ghelooue vermeeren<br />
worden de zonden ghezuuert verstaet<br />
maer ziet / duer die vreese des heeren<br />
zo wyct een yeghelick menssche <strong>van</strong> tquaet<br />
Mannen ende Ionghers<br />
+<br />
Ionghe mannen ghecommen in des huwelicx staet<br />
duer onEerbaer ghezelschap zomtyds verleed<br />
wacht hu naer / Tnaervolghende Refereyns Raedt<br />
met donCuussche wandelaers niet ommeghaet<br />
25 nyemandt zo wys die zyn ghebuerynghen weet<br />
Oock ghy Iongheskens met teerste wambaeys ghecleedt<br />
steppende ter weerelt maer ouer de zille<br />
wiens bloedt / es tot quaeder wulpsheyt heet *<br />
heb hulieden oock tzelfde Refereyn bereedt<br />
30 Ontfaettet in dancke de ghuene die wille<br />
zulck nut naer veel zoets / een bitterlicke pille /<br />
Refereyn<br />
Hoort alle Ionghe wulpsche noch groene <strong>van</strong> Iaeren<br />
schuut alle quaet ghezelschap Tot alder tydt<br />
Laet ydel ongoddelicke woorden vaeren<br />
5 maer wilt hu metten ghuenen voughelick paeren +<br />
die anRoupen met een herte Reyn / god ghebenedydt<br />
en ghelooft niet alle gheesten waer dat ghy zyt +<br />
<strong>van</strong> een menssche dat een ketter es / wilt afstaen +<br />
prouft alle gheesten / want inder weerelt wydt +<br />
10 veel valsche propheten zynder huutgheghaen<br />
* ‘bereed’ vóór ‘heet’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
261 r<br />
+ 2 thimoth .2<br />
+<br />
1 iohan 2<br />
+<br />
Tytum .3.<br />
+<br />
1. Iohan. 4
190<br />
vveist in als god den heere behaeghende zaen +<br />
end in alle goede wercken Brynght vruchten voort<br />
vvilt der weerelt niet beminnen / laet dat onghedaen +<br />
noch al tghuendt dat der weerelt oock toebehoort<br />
15 en laet hulieder herten niet worden ghestoort +<br />
schuut die <strong>van</strong> twist end aercheyt voortbrynghen yet +<br />
v<strong>van</strong>t alle die zodaenich zyn / naer paulus woordt<br />
dienen hueren buuck / en den heere Christo niet<br />
een lettel deessems verzuert / dat gheele deech ziet +<br />
20 end een schurft schaep / bederft de ghezonde schaepen<br />
wie metten quaeden wandelt / alle duecht <strong>van</strong> hem vliedt +<br />
maer metten helighen Zalmen hu helich betraepen<br />
vliedt alle baetzouckers naer tghulselick gaepen<br />
Die hoffen boffen ende quaet verwaendelick blaesen<br />
25 die <strong>van</strong> gods dienaers maecken ghulseghe paepen<br />
en die hem zeluen nochtans meest / met quaet aes Aesen<br />
quaet vercryghen / doet zulcx naercommers tgoed verdwaesen<br />
dan pluct iusticie huerlieder Ioncheyts iuut<br />
dies Raed ick hu / schuut zulcke Raepsblaesen<br />
30 end eer dat ghy griefuen / ende schanden besluut<br />
Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />
Quaet ghezelschap / end onEerbare vrauwen schuut<br />
Laet strydynghe der wet schuut ongheleerde vraeghen +<br />
kyfuaigen ende Rekenynghen der gheslachten +<br />
35 onproffytlick en ydel zyn zy Tallen daeghen<br />
maer groeyt in gods kennesse zonder versaeghen +<br />
god danckende den vadre huut al huwe Crachten<br />
+<br />
die ons weerdich heeft ghemaect / duer zijne machten<br />
tot erfdeel der helighen Int hemelsch licht claer<br />
zit niet inden Raedt <strong>van</strong> die ydelheyt pachten +<br />
end en ghaet niet in / metten quaetdoenders daer<br />
5 volght een ongherechtichs mensschen weghen niet Naer +<br />
ghaet <strong>van</strong> een wyse vrauwe wech tgheender hueren<br />
maer vliedt der valsscher vrauwen antrecken / want voorwaer<br />
die tpeck gheraect / die zalder hem an Besmueren<br />
die tperyckel schuut * / hem zal gheen peryckel ghebueren<br />
10 strydt met een vreimdt wyf oock niet inden wyn<br />
Neimt gheen Afgoden dienaers binnen huwer dueren<br />
maer laet gherechteghe mannen huwe gasten zyn<br />
en inder vreesen gods / verhueght hu fraey ende fyn<br />
ende gheenssins den ouden vriendt niet en verlaet<br />
15 wacht hu neerstelick <strong>van</strong> allen quaeden schyn +<br />
gheen vergaderynghe volght / om te doene quaet<br />
zaeyt huwen acker niet / met diueersschelick zaet<br />
* Vóór ‘schuut’ ‘bemint’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Collos primo.<br />
+ 1 Iohan. 2<br />
+<br />
Iohan/14<br />
+<br />
Roma/6.<br />
+ 1 corin .6<br />
+ Psal 17<br />
+<br />
2. thimo .2<br />
+<br />
Tytum .3.<br />
+ Collos primo<br />
+ 261 v<br />
+ psal 25.<br />
+ prouerbi 3.<br />
+ 1 thessa .5.
191<br />
schuut doch nieuheyt der woorden / die menich doen dolen<br />
zaelich zal hij zyn die simpelick henen ghaet<br />
20 Bewaerd wel gods gheboden / hu zynde Beuolen +<br />
Luxurieuse locketten ende tuyschdobbelscholen<br />
schuut die / want daer wortel des quaetheyts huutspruut<br />
quaet ghezelschap heeft god veel zielen ghestolen<br />
end eer ghy daer deelt der slaeghen wondighen Buut<br />
25 Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />
Quaet ghezelschap / End oneerbaere vrauwen schuut<br />
Gheen gheschil ouer wech vvilt metten grammen maecken +<br />
vliedt der onCuusscher vrauwen OnRedenlick Ravot<br />
vvilt de duere <strong>van</strong> huer huus negheenssins ghenaecken<br />
30 oft als bitter alsem zult ghy thendeken smaecken<br />
haer ghanghen die ghaen duere tot in thelssche Cot<br />
maect hu weghen <strong>van</strong> huer verre / eer ghyr vp versnot<br />
v<strong>van</strong>t haer voeten loopen nedervvaerts Totter doodt<br />
haer voetsteppen / zyn zeer onghestaedich en zot<br />
35 toufzaemich tot ghedueren de schyfuekens Roodt<br />
huer tonghe / Es als een scherp zweerd doende noodt<br />
+<br />
dwelck dat an beeden zyden diepe snydynghe doet<br />
gheeft een wyf de macht dyns leuens niet / ofte bloodt<br />
word ghy / ende zou bouen hu / dan ghemoedt<br />
met gheene dansseresse gheerne stelt den voet<br />
5 ghaet metten stouten verre niet achter tlandt<br />
kyft met gheen quae ghetongde mensschen / ten es niet goedt<br />
hebt met gheen ongheleerde ghemeenschap / want<br />
Lichtelick mochten zy met hu stoken den tant<br />
al en zaeghen zy <strong>van</strong> hu nochtans niet dan dueght<br />
10 Oncuussche ouerspeilders / diefuen Roouers vailiant<br />
vvilt met dusdaneghe niet eten / daer ghyt vermueght<br />
noch met ghiereghe vervlouckers / oft ghy word onthueght<br />
noch oock metten onghelooueghen gheen Iock Leeden<br />
prouft alle dynck / houd tgoede / zo crygdy vruecht<br />
15 en wie ongheschict wandelt / <strong>van</strong> dien broer wilt scheeden<br />
ende wilt hu leuen niet / naer zulcx leuen Reeden<br />
vviens hendeclocken men met houfysers Luudt<br />
vvacht hu <strong>van</strong> qua Respeelen / die hem vreeseloos cleeden<br />
end eer hu den teerlyngh / maect naecter dan een puut<br />
20 Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />
Quaet ghezelschap / End oneerbaere vrauwen schuut<br />
Prinche<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ prouerbi 28<br />
+ Eccli .8.<br />
+ 262 r
192<br />
Wacht hu voorzienlick wel <strong>van</strong>den valssche propheten +<br />
die zomtyds in scaeps cleederen Commen tot dy<br />
25 end invvendich zo zynt / dit moet ghy weten<br />
grypende wulfuen die donnoosele Eten<br />
en <strong>van</strong> allen Lasten willen zy wesen vry<br />
wacht hu voor de scriben / die langh ghecleed commen by +<br />
die gheerne vp de marct zyn ghegroet / ghepresen<br />
30 die zoucken dat hem ter tafelen tvoorzitten zy<br />
en die ter synaguogen zoucken tzijne gheresen<br />
en de welcke dusdaenich verslynden int wesen<br />
der weduwen huusen met onRedenlicheden<br />
Ia mesleedense looselick bouen desen<br />
35 onder tbedecxsels <strong>van</strong> Langhe ghebeden<br />
++<br />
wacht hu oock <strong>van</strong>den deessem tot elcker steden<br />
der pharizeen ypocritich gheveynst bedwanck<br />
oock <strong>van</strong> herodes deessem / wacht al hu Leden<br />
en <strong>van</strong> Loftuters / die gheerne dienen om danck<br />
5 den cleenmoedighen troost / end ontfanght die zyn Cranck +<br />
Laet gheen aerch huwen broeder int herte zyncken +<br />
schuut ghulseghe verquisters in heeten dranck<br />
ende wat ghy doet / hebt altoos een achterdyncken<br />
Schuut de spyteghe Vasti / laet brezaida flyncken<br />
10 end oock alle bachus / ende venus scholieren<br />
schuut snossen / die den laetsten pennyngh verdryncken<br />
nachtloopers Ledichghanghers oude Putieren<br />
end hoe ghy doolt ofte suckelt in hu Regieren<br />
ongheoorzaemich tast niet naer tverboden Fruut<br />
15 dats ouertard gods ghebod in gheender manieren<br />
end als ghy tsmoorghens ghaet thuwer dueren huut<br />
Ghy ionghe mannen ghehuvvet ofte onghehuvvt<br />
Quaet ghezelscap / End oneerbare vrauwen schuut<br />
Aucteur<br />
20 Ghy ionghe dansserkens weeck in tverstandt<br />
ziet in tyds toe / Wat hu gheschiet<br />
der hoeren eers / des dobbelaers handt<br />
Peerds voet / noch oock Wulfs tant<br />
Betrautter gheene <strong>van</strong> vieren niet<br />
25 Oft hu word schande / schae / of verdriet<br />
dies dees * Wyselick vliedt<br />
Worpt slaet / steict / tard / dreeght / eennen hondt<br />
zaen Rasch ter stondt<br />
+ Fol. 262 v, r. 22 ‘hoeren eers’, ‘dobbelaers handt’, 23 ‘Peerds voet’, ‘Wulfs tant’ onderstreept.<br />
* ‘dees’: ‘s’ over andere letter (b?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ mathei/7<br />
+ marci .12.<br />
+ 262 v<br />
+ 1 thessa 5 //<br />
+ zacha / 7
193<br />
zult hem verzoenen / met een Been<br />
30 hanght an een hoere vyf duusent pondt<br />
als zheeft ghepluystert huwer buersen grondt<br />
+<br />
al lacht hueren mondt<br />
ende deen ooghe weent // hoe ghy anders meent<br />
zen ghaef om hu voeren / niet eennen stront *<br />
Al zoud ghy vortten inden steen<br />
5 huerlieder ia / es een vullicx Neen<br />
Aucteur<br />
Clappaerts die list<br />
zoucken / Comt An<br />
Om maecken tvvist<br />
10 Tusschen wyf ende man<br />
Niet dan // tsRefereyns stocReghele +<br />
Als naervolghende speghele<br />
hu gheuen en Can<br />
Refereyn<br />
15 Ghy die den buck Rydt hoe muecht ghy de pyne<br />
daghelicx claeghende man ende wyfs daet<br />
zendt eerst om bekycken dyn trubbel Oryne<br />
Recht omme by dien gheIugiert te zyne<br />
hoe dat met hu eeghin affairen staet<br />
20 tschynt volght een man ghilden / ghy peynster huut quaet<br />
mids dat wyf dan onder ambochten verkeert<br />
vvats dan / wyf dat menich pennyngsken Baet<br />
zou heefter oock mede Tycketacken gheleert<br />
dies bid ick doch vriendelick Clappaerts / Eert<br />
25 mach thuwen laste / met veel gheweens // zyn<br />
mond toe end indien ghy wysheyt vermeert<br />
Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens // zyn<br />
Doch al es wyf zomtyds int zwarte gherocht<br />
al en heeft ze nochtans gheen vriendt ouerleden<br />
30 al weynscht man niet een incker haerken ghewrocht<br />
al slact man den cnoop ter trauwe ghecnocht<br />
* ‘stront’: tweede ‘t’ over ‘d’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 263 r<br />
+ .1533.
194<br />
+ in tknielen doende vrau venus ghebeden<br />
al weet man zynen vbi niet <strong>van</strong> leepe zeden<br />
wyf es daer of een Meestresse bekende<br />
al vought hem man tot diueerssche dwaesheden<br />
5 wyf doet als zantinne huuter gulden Legende<br />
al ketst wyf verscheeden / met andere Bende<br />
ghy zoorghende oft man mochte veel vercleens // zyn<br />
kir peynster niet omme / Want altoos ten hende<br />
Laet man ende vvyf doen zy zullens wel eens // zyn<br />
10 Of al ghaet wyf huut hueren huuse dryncken<br />
tIan mueghelick staen thuerent gheen tappen by<br />
dynct man ghaet oock / om zyn nootdurst wel flyncken<br />
al doet wyf dit grammelick om vulders dyncken<br />
die wel stille zwyght / Trompt huer des paeys ghecry<br />
15 al eist dat wyf zomtyds tantgaetende zy<br />
dat man de traenen ten hoofde huutleken<br />
al wil wyf / man parten spelen hu ofte my<br />
man zalt wyf gheheel huuter herten steken<br />
of al ghaet twyf zomtyts vrau al verneims spreken<br />
20 te wylen man een dichtkin dicht / al macht met Reens // zyn<br />
oft al waere wyf / alder spytichst ghebleken<br />
Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn<br />
Prinche<br />
Al es man en wyf zomtyds in gheschille<br />
25 dat man ziet met eennen donckeren Brille<br />
en dat wyf veel ghebreken oock binnen beens // zyn<br />
moeyes hu niet clappaerts / want thuerlieder wille<br />
als ghy zelue onpaeys zult hebben binder zille<br />
Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens // zyn<br />
Andre Refereyn ghezonden Eens<br />
An een clappaert ionghers doende veel vercleens<br />
Ghy die hu <strong>van</strong>teirt tzyne Recht ortographiste<br />
Rethoryckelick artiste // Prompt ende eloquent<br />
+ *<br />
twy ghy dyn discretie dus zwatelt te Quiste<br />
want voor een alghemiste // wel zyt ghy Bekent<br />
noch binden ghedynghe wordense hu omtrent<br />
<strong>van</strong> die ghy intituleert / danssers of Bynghelen<br />
5 en zullen hu snoo gutestick irreuerent<br />
* Vóór ‘Quiste’ ‘quistere’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 263 v<br />
+ 264 r
195<br />
by actie personnele wel Rynghelen<br />
al poyense buuscamp ten zyn gheen inghelen<br />
maer als ghy ghebreckelick vpsprekende ketyf<br />
verdraeghes hu / daer ghy dyn schimp waent mynghelen<br />
10 En laet Ionghers vpcommen / want ghy hebt een wyf<br />
Dyne phisiognomie gheeft merckelick hute<br />
dat ghy by tribute // ghebruuct hu zinnen<br />
staenze peyns ick te pande / voor tspel <strong>van</strong>der lute<br />
doen ghy laeght in mute // onder iobs vinnen<br />
15 Liet ick declaratie breedere ghevvinnen<br />
zoot met hu naer dyn Phisiognomie staet<br />
beter waert ghy metten Archadisten binnen<br />
v<strong>van</strong>t tes al schimpeghe boosheyt daer ghy me omghaet<br />
vpgheblaesen int Riemken droogh houeerdich zaet<br />
20 de Rauen of vulcanus stichten om hu ghekyf<br />
dus kyct vp hu zeluen desen speghel ontfaet<br />
En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf<br />
Hoe draeyt hu grootsch vleesch vp der houeerden spille<br />
als ghy tart buter zille // om innewaerts passeren<br />
25 hu verwaent eerssenbecken / blyct zelden stille<br />
huut dwaezer wille // wilt alomme speculeren<br />
quansuus ick ghae hooghe lasten tracteren<br />
de simpel verachtende volghende de meeste<br />
die met wien ghy waent wel Accorderen<br />
30 hu houden als huerlieder zotken tdier feeste<br />
kir hoe mueghdy de pyne puer botte beeste<br />
ghy zoudes hu schaemen hadie eere int Lyf<br />
Leert eerst hu Ethimologie ten keeste<br />
En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf<br />
35 Prinche<br />
++ Princhier <strong>van</strong>den queeckers zyt vp elcx ghebreken<br />
baldadich int spreken // wiens trypzack bynaest splyt<br />
dat Ionghers bezoucken Consteghe treken<br />
ghy wetet hoe wreken // dit doet hu groot spyt<br />
5 dan melcMulen en danssers ghy die nomende zyt<br />
zom gheuende te zwelghene Lavueteghe brocken<br />
hoort doch wat ons een verbruudt keerle verwyt<br />
die zelue noch varsch quylt <strong>van</strong> tmammelocken<br />
tlavuet noch wel metter sausse zult slocken<br />
10 maar al mocht ghy duer zulck ondiscretich bedryf<br />
<strong>van</strong> huut brugghe te landewaerts zyn vpghetrocken<br />
+ Fol. 264 v, r. 14-18, 20 ‘voorzichtich’, 23, 26, 28, 33, 35 ‘ghetempert’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 264 v
196<br />
Laet ionghers Vpcommen Want ghy hebt een vvyf<br />
Aucteur<br />
Om leuen in Vruechden<br />
De Manlicke ingienen<br />
De naerghenoomde vier duechden<br />
Te Beminnene dienen<br />
++<br />
Prudentia<br />
Talder tydt<br />
20 voorzichtich Reene +<br />
Ende simpel zyt<br />
Als tduufken cleene<br />
Iustitia<br />
Telcker stede<br />
25 wys ghemaniert<br />
Gherechtichede +<br />
in als hanthiert<br />
Fortitudo<br />
Sterckheyt bevaet +<br />
30 met gheestlicke zinnen<br />
gheenssins hu laet<br />
<strong>van</strong> tvleesch verwinnen<br />
Temperantia<br />
Teenen voorbewyse<br />
35 ghetempert ghepresen +<br />
Laet hu dranck en spyse<br />
in ghewichte wesen<br />
Die dese * viere // duechdlicke ymaidgen<br />
Can volghen naer<br />
40 Als goedertiere // in alle passaidgen<br />
Es een vroom pylaer /<br />
Aucteur<br />
Tpruetelvvyf praetelt<br />
<strong>van</strong> hueren man<br />
met een oude Comere<br />
5 dat hy al verzwaetelt<br />
dat hy cryghen can<br />
<strong>van</strong> bouen Nere<br />
* ‘dese’: ‘s’ later ingelast.<br />
+ Fol. 265 r, r. 1 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 1.<br />
+ .2.<br />
+ 3.<br />
+ 4.<br />
+<br />
265 r
Den welcken // Telcken // elcken // stoffere<br />
Certeyn<br />
10 verhit // met dit<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
Refereyn<br />
197<br />
Ey ey ghevaerken Eylacen my gruut<br />
dat ick leue / Tes al quaet knye en Rebbe<br />
waeromme ghevaere zytie niet ghehuut<br />
15 kir ia ick in tsneckers name / om al dat icx hebbe<br />
myn man nam my ghistre myn beste webbe<br />
waer ghynck hy er me / in vreimde caboelen<br />
dan comt hy quaet zot / of droncken ter crebbe<br />
<strong>van</strong> zyn handelynghe heb ick hart ghevoelen /<br />
20 hy maeckes my al quycte / Bancken en stoelen<br />
ick en behoude vaeryncx hooftcleed noch Baghyne<br />
kir ghevaere laettet goet zyn / den pap zal Coelen<br />
wat hy dede ghevaere / al mueghdyer me loelen<br />
Ick liet noch al goet zyn / Behild ick tmyne<br />
25 Maer neen Ick / ghy en zaeght noyndt vuylder snossere<br />
buten eist een weerelt / en thuus een Reghelaere<br />
tes een caetsere / een schietre / een Roldre / een clossere<br />
een myffelaere / een dronckaert / een tuusscher / een keghelaere<br />
een vrauwe Iaghere / een vloyere Een speghelaere<br />
30 diet al verquist dat ick hebbe verspaert<br />
ick zalt noch claeghen den gheestelicken zeghelaere<br />
en den promoteur / eer desen dach verIaert<br />
hy zal weten / waer dat myn goedt bevaert<br />
dat hy dus verloopt met zynder Concubyne<br />
+<br />
zo zal hy wech loopen / eist dat ghyt zoo claert<br />
men Roucx ghevaere / al liep hij ter ghalghewaert<br />
Ick liet noch al goet zyn / behild ick tmyne<br />
Kir iae ghy ghevaere dus zyt verduldich<br />
5 verduldich / hy es een vuyl belytre<br />
hy es zeck vaeryncx al de weerelt schuldich<br />
end ick moet betalen / wie werd myn scaloos quytre<br />
vp den wyn en bierbanck zyn tydt verslytre<br />
hy was eerghister ghepand / om schult <strong>van</strong> Renten<br />
10 ken gheloofs niet / hy was by willeboords mytre<br />
en by zyer croodse met al den Ornamenten<br />
Achaermen hu catheylen werden goet om venten<br />
ick zegghe hy Rumet al / Bee coffer en scryne<br />
kir laettet goet zyn ghevaere / wilt Ruste in hu prenten<br />
15 al liep hy int huterste <strong>van</strong> Occidenten<br />
Ick liet noch al goet zyn / Behild Ick tmyne<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 265 v
Princhesselicke<br />
198<br />
Gheuaere maect gheen obstacle<br />
Ieghens hem / en peynst dat ghy <strong>van</strong> nv voort an<br />
20 gherekent werd voor een oudt tabernacle<br />
en hy es wellustende // waddynghe eist dan<br />
ghy hebbes wel tachtentich ick en doe nochtan<br />
ghy doet / ghy lieght / bey hoe luud die snaere<br />
hadie niet inde spiersche Reyse / huwen zesten man<br />
25 En iaeick die starf daer maertelaere<br />
die liet * my veel goeds / dat was myn Caere<br />
maer dees bouue brynghet al ter Ruwyne<br />
ick werde bystier / ghyn werd / ick werde ghevaere<br />
al liep hy met aechte truwe ofte Claere<br />
30 Ick liet noch al goet zyn / Behild ick tmyne<br />
[Van medechynen gheleert / als den wyse]<br />
+<br />
Van medechynen gheleert / als den wyse<br />
<strong>van</strong> tweemael gheCoocte spyse<br />
ende <strong>van</strong> eennen quaeden wyfue der me<br />
Libera nos Domine /<br />
Ionghe ghehuvvede vraukens<br />
De ionghe madoonties die wyfueroentiens<br />
vviens mannekens zyn goe laetelyen floentiens<br />
dat huerlieder vraukens een Liedeken Cnuelen<br />
5 nau steppende vp inckel ghezuelde schoentiens<br />
met hoye vullende tsmans Capproentiens<br />
comtmer an / thierende / of menze zou duerbuelen<br />
vpdat dese zulcke me mochten huelen<br />
Een Liedeken alf vlaemsch alf walsch ghescakiert<br />
10 dier voortyds plach me omtrent gheerne snuelen<br />
ion ick om zynghen Reynhertich ghemaniert<br />
Liedeken<br />
Tant que viuray<br />
zo bem ick noch niet doodt<br />
15 Ie seruiray<br />
tvrauken in hueren schoot<br />
iusques a tant<br />
dat huer buucxken word groot<br />
// Par son playsir<br />
20 nam icxse by der handt<br />
pour mon desir<br />
* Vóór ‘liet’ ‘v’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
266 r
Leed icxse an eennen Cant<br />
nous feismes bonne chiere<br />
wy screuent anden wandt<br />
25 // Son alyance<br />
was een dobbel kansse<br />
zou was by my<br />
end ick daer by<br />
en ma playsance<br />
30 was ick ten dansse<br />
Puys que ainsy // Doe waeren wy<br />
Par bon vouloir<br />
waeren wy vroylick daer<br />
gentil debuoir<br />
35 dede zou tmywaerts claer<br />
+ *<br />
Fort Amoureux<br />
Toufde zou my voorwaer<br />
Le bon accoeul<br />
huers Lichaem gracieux<br />
5 tristresse doeul<br />
verIough victorieux<br />
nous feismes bonne chiere<br />
met herten Coragieux<br />
// Son alyanche ** etc a /<br />
10 Du bon du Coeur<br />
goethertich ghemaniert<br />
Ioyeulx Labuer<br />
hebben wy ghehanthiert<br />
et gentillesse<br />
15 minsaemich daer verziert<br />
// Par hardiesse<br />
creegh ick <strong>van</strong> huer consent<br />
et sans Rudesse<br />
tusschen vier aermkens gent<br />
20 nous feismes bonne chiere<br />
an venus Tafelment<br />
Son alyanche etc a<br />
Princesse myn<br />
pour tousIours tryumpher<br />
25 dyn claer aenschyn<br />
me faict perseuerer<br />
in huwe liefde heet<br />
madame par Amours<br />
gheen ick en weet<br />
* ‘Amoureux’: ‘A’ over ‘am’.<br />
** ‘alyanche’: ‘y’ over andere letter (e?).<br />
199<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 266 v
30 de qui *** iattens secours<br />
dan <strong>van</strong> hu ghereed<br />
oft anders nuyct et Iours<br />
zo moest Ic draeghen tcleedt<br />
de doeul / en noir velours<br />
35 Son alyanche /<br />
+<br />
was een dobbel kansse<br />
zou was by my<br />
end ick daer by<br />
en ma playsanche<br />
5 vvas ick ten dansse<br />
Puys que ainsy / doe waeren wy /<br />
Andre liedeken<br />
Elas que ie me Mariay<br />
ie puis bien mauldier la Fortune<br />
10 Contenter ma femme ie ne scay<br />
car elle se donne a tous commune<br />
elle na iamais que vng au Cop<br />
Mais ie ne suis point tout seul wyho /<br />
200<br />
Al doen ick Int wercken myn debuoir<br />
15 zou zeght ten dooght al niet een luere<br />
al Rommel Ick zomtyds in haer Comptoir<br />
ten claertter niet / wat dat ick schuere<br />
zou zeght een ander weet bet den keer<br />
maer al heet ick hanneken / men vyndter meer /<br />
20 Elle me faict garder la maison<br />
disant Ie voy a les beghynes<br />
sen allant auecques vng Compaignon *<br />
elle me faict garder Les pattynes<br />
elle boyt du vin / elle faict grand gro<br />
25 mais ie ne suis point Tout seul wyho<br />
Dan ghaetse tsmoorghens ter kercken waert<br />
en comt niet thuus voor hoogher noene<br />
esse dan met huer ghezellen verghaert<br />
tes wonder vvatter es te doene<br />
30 zy ghelaet haer als een brudeken theer<br />
maer al heet ick hanneken / men vyndtter meer<br />
*** Oorspronkelijk ‘quoy’; ‘o’ is doorgehaald en nadien is de ‘y’ geschrapt, waarbij de (bredere)<br />
streep door ‘o’ als ‘i’ moet gelezen worden.<br />
* Vóór ‘Compaignon’ is het afkortingsteken voor ‘com’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 267 r
Quand ie luy blasme ce vylain faict<br />
par mon serment elle ne tient Compte<br />
+<br />
Disant veilIaert Layssez ce plaid<br />
vng aultre fera mieulx / que tu monte<br />
ie ne ouyz iamais vng aultre motz<br />
Mais ie ne suis point tout seul wyho<br />
201<br />
5 Och dat ick dit huwelick noyndt bestond<br />
de huere mach ick zeer wel Beclaeghen<br />
ander tasten de borstkens / en Cussen de mondt<br />
Ick ziet ick zwyghe ick moet verdraeghen<br />
ick stae en grolle ghelyck een beer<br />
10 Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer<br />
Elle hante gens de tous estatz<br />
chascun le baise et Accole<br />
soit gentil homme moysne ou prelatz<br />
elle est a tous chascun friuole<br />
15 elle boyt Le vin par demy potz<br />
Mais ie ne suis point tout seul wyho<br />
Al eist voor my een lyden zwaer<br />
men vyndter meer naer myn Bevoelen<br />
die hanneken heeten / hier en tdaer<br />
20 ghemeene Rauwe / doet wel Coelen<br />
zulck heet nv ian / hiet voortyds gheer<br />
Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer<br />
Prince ie suis wyhotz connus<br />
Ce nest pas chose difficile<br />
25 Si ien suis vng Lon treuue plus<br />
de cha de la auant La ville<br />
on treuue des gens / bien ainsy sotz<br />
Mais ie ne suis point tout seul wyho /<br />
Prinche<br />
30 De name ian es zeer goet<br />
men vyndter meer hier binder stede<br />
Iae deen helft meer / dan mer kersten doet<br />
tgheualt te brugghe / end elders mede<br />
hier mede schudicx mynen gheer<br />
35 Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 267 v
+<br />
Ander liedeken<br />
202<br />
Ziet hier een manneken // al met twee tuten<br />
noyndt zulck een hanneken // het comt <strong>van</strong> Buten<br />
zyn wyfueken dynct ons quaelick sluten<br />
5 vecy ian ioly iehan<br />
vecy ian ioly iehan<br />
vecy ian que iayme tant /<br />
Moyses ymageken // hier in presente<br />
zulck personageken // maect hem zyn prente<br />
10 Tes <strong>van</strong>den ouden testamente // Vecy etc a<br />
Dit goelick Ruterken // heeft die maniere<br />
als een Cornuterken // maect gheerne Chiere<br />
zyn wyfueken valt hem goedertiere // Vecy etc a<br />
Noyndt lacker velleken // es <strong>van</strong> bedryfue<br />
15 dan dit ghezelleken // heeft teennen wyfue<br />
Zou wint haer costiens metten lyfue // Vecy etc a<br />
Als dit lack doontien // speilt binder gordynen<br />
huer man Ieroontien // wacht de pattynen<br />
zyn hoornekens Lancx te meerder schynen // Vecy etc a<br />
20 Als iiffer cleyntien // Comt huut taveerne<br />
dit slimme veyntien // draeght de Lanteerne<br />
zyn wyfueken zoo vercnaepet gheerne // Vecy etc a<br />
Tsnuchtens tylick // ter eerster messe<br />
zoo gheerne vrylick // zyn vrauken esse<br />
25 daer of zou es gheel de voochdesse // Vecy etc a<br />
Alsmer ghaet poyen // en wesen blyde<br />
dit ghildeken schoyen // Can an deen zyde<br />
thuus commende te platteelkens tyde // Vecy etc a<br />
Oorlof adieukens // hebt ghoe betraukens<br />
30 die thuwent nieukens // hebt Ionghe vraukens<br />
Wiens wyfkens sluten niet al te Naukens<br />
vecy ian ioly iehan<br />
vecy ian ioly iehan<br />
vecy ian que iayme tant<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
268 r
+<br />
Een ander liedeken<br />
Myn Wyfueken Es myn wyfueken<br />
End ick bem hueren man<br />
Lack es in huer Bedryfueken<br />
5 waddynghe Lighter An<br />
// Onder eennen hoop gendaermen<br />
can zou huer wackerlick verwaermen<br />
dees neerynghe zou Can<br />
Zou ghaet als de pronckCaukens<br />
10 in een fraey clocxken // snel<br />
steppende zeer Naukens<br />
zulck kendt dit mocxken // wel<br />
Tsnuchtens tylick tsnavents laete<br />
RynckelRoyet achter straete<br />
15 Tes een Leylecker vel<br />
Garnaetiens en zulcke fruutiens<br />
zou huter mauwe gheeft<br />
met ionghe mispelghuutiens<br />
zou dicwils zondich sneeft<br />
20 Caerperkers metten wyn int zoken<br />
can zou meesterlicke coken<br />
dees gracyen zou heeft /<br />
Zou draeght trypen pantouffelkens<br />
omtrent een duumken breed<br />
25 met twee Fluweele mouffelkens<br />
huer handekens zyn Becleed<br />
Tsnuchtens vrough ter eerster messe<br />
vyndse huere Coppelesse<br />
die hueren Vbi weet<br />
30 Dit aerdich zoete doontien<br />
comt haestich Rechtevoort<br />
daer huer menich persoontien<br />
ontbiedt maer met een woord<br />
met hanneken pierken Copken claeyken<br />
35 wintse inden mey een zomer baeyken<br />
met fluweele gheboordt<br />
Ze doet wel huer besoengneken<br />
secretelick ghemaniert /<br />
203<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
268 v
++ tes Iammer dat dit schoon troengneken<br />
hem niet bet en Regiert<br />
tcan hem lodderlick pareren<br />
alst ter buersse wil passeren<br />
5 Tcomt amoureux verchiert<br />
Appelkens <strong>van</strong> Araengnen<br />
end ander liefuelick fruut<br />
Brynghtse dicwils huut spaengnen<br />
in hueren schoot gheduut<br />
10 <strong>van</strong> huer wercxken es zou milde<br />
zou gherieft een schaemel ghilde<br />
Om eennen vlieghuut<br />
Princhelicke mannen<br />
die dus meshuwet zyt<br />
15 wilt druck huut therte bannen<br />
en passeert huwen Tydt<br />
es hu wyfueken Lack <strong>van</strong> Aerde<br />
blyfter mede de ghepaerde<br />
Peynst hy verwint die Lydt /<br />
Een ander liet<br />
huut Rapiamus bondeken<br />
om der mede ziet<br />
danssen een Rondeken.<br />
Een Nieu huepssche ghehuwede vrauwe<br />
25 <strong>van</strong> eennen Rycquaert zeer bemint<br />
gheerne wouf hy vp haer ghetauwe<br />
dicwils wasser oock toe ghezint<br />
Omme tsaemen Marioleren<br />
ghijnghen wandelen huter ste<br />
30 end om tbancket daer fraey stofferen<br />
droughen den wyn met flasschen me<br />
Zelueren Croesen ende schaelen<br />
waerer oock ghebruneirt wit<br />
elck zochter venus cheyns betaelen<br />
35 in Liefden waeren zy bee verhit /<br />
+ Fol. 269 r, r. 20-23 onderstreept.<br />
204<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 269 r
+ Zy Reysden ter ghestelder hueren<br />
<strong>van</strong> spyse voorzien zonder bezwaer<br />
maer twee ghezellen <strong>van</strong> Avonthueren<br />
die volghdense <strong>van</strong> verre naer<br />
5 Omme dien Rycquaert minnen leeren<br />
end huutRechten die vrauwe Lack<br />
duvels hoofden en duvels Cleeren<br />
droughen zy me in eennen zack<br />
205<br />
Zy laeghen ghedoken achter een haeghe<br />
10 Te wylent dat Rycquaert besich was<br />
daer Rees vp een dondervlaeghe<br />
en tblexemde zeere vp dat pas<br />
Ieghens tempeest Luden de clocken<br />
dus hebben dees twee ghezellen zaen<br />
15 haer duvels hoofden Anghetrocken<br />
haer duvels cleeren oock anghedaen<br />
Daer dander twee laeghen dees ghezellen<br />
de bruloft ghynghen bestoormen zy<br />
duer dicke duer dinne met hueren bellen<br />
20 Rommelden totser quamen by<br />
Rycquaert hadde groote vaere<br />
duer dit duvelssche gheluudt<br />
zy liettent daer al Teenegaere<br />
en schoyde wech met zyn zoete bruudt<br />
25 Tvvas der ghezellen begheeren<br />
datse naemen zoo den vlucht<br />
zy ghynghen dryncken en vroylick smeeren<br />
zy vonder den haeszack metten bucht<br />
Rycquaerts keerle croesen en flasschen<br />
30 eer zy mochten zyn bekent<br />
eer mense mochte daer verRasschen<br />
staeckent In hueren zack al gent<br />
Anderssins ghijnghen zy hem vercleeden<br />
dander bleuen int Loopen moe<br />
35 met pack ende zack onder hem beeden<br />
Schoyden zy naer taveerne toe /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 269 v
+ De vveerdinne was goederhande<br />
zo was hy oock Ian goede weerdt<br />
Rycquaerts keerle bleeffer te pande<br />
voor zes guldens daer vertheert<br />
5 Waer zy met tzeluerwerck bevoeren<br />
en Rycquaerts tassche bezeluert wyt<br />
zullen wy hier naermaels Roeren<br />
ende vulzynghen / een ander tydt<br />
Oorlof elck amoureuse ghilde<br />
10 die venus wercxken meest behaeght<br />
als ghy wandelen ghaet int wilde<br />
Secretelicke te neste draeght /<br />
Een andere liedeken<br />
Tzoud Een meysken ghaen om wyn<br />
15 Tsnavents inde mane<br />
huer volgd eennen knispaert fyn<br />
Tot voor by de Craene<br />
verschiet niet hier // sprack knispaert fier<br />
maer vrauwelick dier<br />
20 pyndt doch tstille tstaene<br />
hu heb ick ghewacht // om dese nacht<br />
Schoon Lief met my te ghaene<br />
206<br />
Ten mach niet wesen tmeysken sprack<br />
myn morken zou my quellen<br />
25 knispaert * clouck naer zyn ghemack<br />
int wiel ghyngh hyse vellen<br />
Laet staen laet staen // Laet ghaen laet ghaen<br />
Riep tmeysken zaen<br />
ghy zoudt my zeker zeer doen<br />
30 mindt ghy my nv //zo zweer ick hu<br />
ien zullet my niet meer // doen<br />
Tschilde tmeysken niet een haer<br />
knispaerts frobbeleren<br />
Int wafelCraem ghijnghen der naer<br />
35 zeer vroylick Bancketeren /<br />
* Vóór ‘knispaert’ ‘cl’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 270 r
+<br />
den wyn gheCruud // droncken zy huut<br />
als een vrau Bruudt<br />
zat tmeysken goederhande<br />
An venus braem // int wafelCraem<br />
5 den wynstoop bleef te Pande<br />
Onder vveghe zoot gheviel<br />
naer amoureuse chieren<br />
in tvoornoomde Cranewiel<br />
ghynck hy tmeysken festieren<br />
10 ziet knispaert ziet // wats myns gheschiet<br />
aldus om Niet<br />
mueght ghy my ghaen te keere<br />
Twierd hueren danck // dies hyse schanck<br />
een stootter voor huer Eere<br />
15 Knispaert track <strong>van</strong> danen voort<br />
tot vp de vlamyncbrugghe<br />
tmeysken by huer selfs accoordt<br />
viel daer ouer Rugghe<br />
knispaert bezweet // ghaf huer ghereedt<br />
20 daer coud end heet<br />
en niet daer tseghen zeyse<br />
maer Liettet zaen // innewaerts ghaen<br />
Als voor de derde Reyse<br />
Cnispaert bleef dit meysken by<br />
25 zoot quam by ghevalle<br />
inde stoue ghynghen zy<br />
slaepen bachten walle<br />
Peynst hoe dat voer // dit meyskens moer<br />
die vp tclyncksnoer<br />
30 de duere heeft ghelaeten<br />
als tmeysken fraey // hilt huer labaey<br />
die zonder wyn daer zaeten<br />
Tmeysken was en bleef ghepropt<br />
met blyden vpzette<br />
35 voor tstoue heefter een gheclopt<br />
met een Ronde Bonnette<br />
end om ghewin // Lietmen hem in<br />
+<br />
naer zynen zin<br />
wild hy een vrauken hebben<br />
207<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 270 v<br />
+ 271 r
knispaert ter stondt // die was goet Rondt<br />
Liet tmeysken by hem Crebben<br />
5 Eerlick schietter knispaert of<br />
v<strong>van</strong>t zyn Lust Cesseirde<br />
dander sprack hem danck en Lof<br />
dat hy hem zoo stoffeirde<br />
eer knispaert ghijnck // den ionghelynck<br />
10 een gouden Rynck<br />
<strong>van</strong> zyn handt wildhy blooten<br />
en lietse daer // dits claer en waer<br />
Te pande voor twaelf grooten<br />
Princhelicke meyskens gent<br />
15 wackerlick te Beene<br />
alsmen hu tsnavents om wyn huutzendt<br />
en ghaet doch niet alleene<br />
Ia want knispaert // Clouck onvervaert<br />
naer zynen Aert<br />
20 zou tooghen oock zyn treken<br />
end in hu schilt // iae en ghy wilt<br />
zoud hy zyn Lanche steken<br />
Liedeken Amoureux<br />
Vpden voys Nieukercke gent<br />
25 Waer zyt ghy nv<br />
myn liefste lief ghebleken<br />
Ick comme tot hu<br />
alsnv om troost ghestreken<br />
Schynct my ter noodt<br />
30 doch troost huut huwen schoot<br />
Leuende doodt<br />
zo Lyd ick wederstoot<br />
groot // Onghevough<br />
doen my nyders gheRuchten /<br />
+<br />
Lief // ! Een troost es ghenouch<br />
voor dusentich verzuchten<br />
Troost. my schoon Lief<br />
den gheest die zal verfraeyen<br />
5 myn zuchtende grief<br />
mueght ghy Alleene paeyen<br />
// huwen troost goet<br />
myn alder Liefste zoet<br />
208<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 271 v
209<br />
vernieut myn bloedt<br />
10 iae tlichaem spyst en voedt<br />
doet // my doch huten plough<br />
die gheenen troost Can pluchten // Lief etc. a<br />
Lief Eennen troost certeyn<br />
myn zuchten mach ghenesen<br />
15 hu troostbaerhede Reyn<br />
die houd ick hoogst ghepresen<br />
// Bouen alle vruecht<br />
Iae gheel des zomers Iuecht<br />
Lief / diet vermueght<br />
20 troost my by huwer duecht<br />
verhueght // My vrough<br />
gheen zwaerheyt zal ick duchten // Lief etc. a<br />
Elck aderken dat gloost<br />
om troost <strong>van</strong> hu verweruen<br />
25 gheeft doch tionck herte troost<br />
of tmoet mestroostich steruen<br />
doch myn schoon Lief eerbaer<br />
voor duusent zuchten zwaer<br />
een troost <strong>van</strong> hu voorwaer<br />
30 es al ghenouch dats claer<br />
Maer // wien oyndt verwough<br />
vrau venus zware vruchten // Lief etc. a<br />
Vroom ende sterck<br />
zo zal ick hu byblyfuen<br />
35 tooght een ghenaedich werck<br />
Reyn fluer <strong>van</strong> allen wyfuen<br />
++<br />
Myn bede doch Anhoort<br />
end een troostelick woordt<br />
Iont my Rechtevoort<br />
duer tIonstelick accoordt<br />
5 verstoort // die drough<br />
tmywaerts / gheveynsde cluchten // Lief etc a<br />
Veel zuchtens en verdriet<br />
quellen my buter maeten<br />
end huwen troost ziet<br />
10 mach my alleene baeten<br />
Tzuchten my druckich dwynght<br />
als elck Lichtvroylick sprynght<br />
schoon lief doch myns ghedynct<br />
maer een inckel troost schynct<br />
15 vvynct // die doogskens dwough<br />
doe my nyders deen vluchten // Lief etc a .<br />
+ Fol. 272 r, r. 29 ‘Liedeken’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 272 r
Princhesse Fier<br />
zoetzinnich <strong>van</strong> manieren<br />
helpt huut dangier<br />
20 een <strong>van</strong> huwen scholieren<br />
// hu blyf ick onderdaen<br />
om troost vercryghen zaen<br />
menich zuchtende traen<br />
heb ick om hu ontfaen<br />
25 Waen // die voormaels Lough<br />
helpt my den gheest verluchten<br />
Lief! / Een troost es ghenough<br />
voor duusentich verzuchten /<br />
210<br />
Liedeken naer de Nieuwe patoys<br />
om zynghen met een sterck vpgheheuen voys<br />
Weist clouck myn huutvercoren<br />
die venus discipelen zyt<br />
gheeft den moet niet verloren<br />
vulbrynght des lusts apetyt /<br />
+<br />
ioncvraukens fraey gheboren<br />
hebt gheenen zoorghe noch ducht<br />
Commen ons nyders storen<br />
wy zetten die vreckaerts voren<br />
5 want zy iaeghen niet dan den bucht<br />
Maer tsmoorghens vrough te wyne<br />
naer dat god es ghegroet<br />
vulcomt venus doctrine<br />
dan tspreken ghaet tliefuerlynck zoet<br />
10 zulck heeft veel ghelts in tscryne<br />
daert zo menich Luchtzinnich verteert<br />
elck schuwe tsvreckaerts lyne<br />
al waerer een vulle dousyne<br />
zen zyn niet eennen Rutere weert /<br />
15 Als Vreckaert zit voor duere<br />
den Ruter drynct bier en wyn<br />
den vreckaert Biedtmen tzuere<br />
den Ruter / dat blyde aenschijn<br />
den Ruter es de Cuere<br />
20 daer de vreckaert moet achter staen<br />
met ghiereghen Labuere<br />
ghecryght hy zyn Coorne in tschuere<br />
daer de ghilden vp spelen ghaen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 272 v
vreckaerts die Ruters schuwen<br />
25 zy maecken zo lettel solaes<br />
zy dryncken metten Puwen<br />
hueren cost / es vinneghen Caes<br />
tghelt zy in potten duwen<br />
dan comt die doodt / diese haestelick velt<br />
30 men laet corts of <strong>van</strong> Luwen<br />
de weduwen met Ruters huwen<br />
Aldus gheraecken de ghilden an ghelt<br />
vvy en willen voort an niet spaeren<br />
sprack tvrauken dat edel Iuweel<br />
35 zou haelde deyers by Paeren<br />
en maecte den Ruter Candeel<br />
+<br />
god wil den vreckaert bewaeren<br />
zelden wrocht hy naer myn ghevough<br />
speilt ghy wel vpde snaeren<br />
Laet wercken en zoorghen vaeren<br />
5 ick hebbe ghelt ende goeds ghenough<br />
wilt Ruistich hu gheneeren<br />
en goet fraey ghezelschap hanthiert<br />
wilt vloucken noch oock zweeren<br />
in tbeste wynt ende Biert<br />
10 vvilt stout alomme theeren<br />
den borst smeert / end en doet gheen quaet<br />
Cunt ghyt <strong>van</strong> my begheeren<br />
ick zal de ghelaegskens weeren<br />
v<strong>van</strong>t zyt myn troost en toeverlaet<br />
15 Die dit eerst zijnghen wilde<br />
dat was een huepsch vrauken fyn<br />
met Ruters zou gheerne Bilde<br />
elck vreckaert deed huer ghepyn<br />
<strong>van</strong> herten was zou milde<br />
20 v<strong>van</strong>t zou haddet zeer wel in dhandt<br />
een gulden huer weynich schilde<br />
zou schoyde metter ghilde<br />
En vercochte Landt ende Zandt /<br />
Aucteur<br />
211<br />
25 Zo vvie een schoon wyf heeft willen trauwen<br />
en niet can onderhouden / naer hueren heesch<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 273 r
212<br />
Dicwils heeftmen dit mueghen schauwen<br />
Noodt / stelt ter vente huer eeghin vleesch<br />
En Franchoys<br />
++<br />
30 Qui a espouse Belle femme et gente<br />
et na de quoy le nourir / est deceu<br />
Necessite meet chair humaine / en vente<br />
Comme pluiseurs lont souuent apperceu * /<br />
Ouerspeilders<br />
Onvulmaect zullen des ouerspeilders kyndren zyn<br />
en tzaet <strong>van</strong> dat boose bedde / zal zyn verdreuen<br />
end hoe wel zy mueghen langhe leuen fyn<br />
5 voor niet zullen zyn gheacht beseuen<br />
end huer laetste ouderdom / zonder eere bleuen<br />
Aucteur<br />
Dusdaneghe ouervlieghers ende Pupstekers<br />
ion ick thuerlieder Amoureuse // vveilde<br />
10 ouerspeilsteghe Ruwe Comptoiren vpBrekers<br />
de naerghenoomde mesmaecte Morueuse // Beilde<br />
Ex officina textoris<br />
Vander leelicke Vetustina es bescreuen<br />
Dat was / een schoon Leelicke vuyle zwadde<br />
15 hebbende drie tandekens hooghuut gheheuen<br />
maer drie haeren waeren inden Croock ghebleuen<br />
de borst als een crekele / graeu als een padde<br />
de beenen als een miere / ende bouen dien zhadde<br />
de borstkens als een waterzack / end een mondeken<br />
20 als een Cocodrille wytgaepende cladde<br />
een berompelt voorhooft / tscheen een Sulferbondeken *<br />
hueren zangh was / vp menich stondeken<br />
als puwen ofte mugghen / die tvolck tsnachts plaeghen<br />
tghezichte als een nachthuul / wie zou een zondeken<br />
25 met dees schoonleelke beilde auenthuerlick waeghen<br />
Als een stynckende buck ** Roocxse tallen daeghen<br />
en meer andre ghebreck moest thueren behouue // zyn<br />
zou was schoone <strong>van</strong> Leelicheyt bouen al huer maeghen<br />
* Oorspronkelijk ‘aperperceu’; afkortingsteken voor ‘per’ verbeterd tot ‘p’.<br />
+ Fol. 273 v, r. 13 ‘Vetustina’, 15 ‘drie tandekens’, 16 ‘drie haeren’, 17 ‘borst... padde’, 18<br />
‘beenen... miere’, 19 ‘borstkens... waterzack’, 20 ‘Cocodrille’, 21 ‘berompelt voorhooft’, 23<br />
‘puwen... mugghen’, 24 ‘tghezichte... nachthuul’ onderstreept.<br />
* Vóór ‘Sulferbondeken’: ‘supf’ doorgehaald.<br />
** ‘buck’: ‘b’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
273 v
++<br />
213<br />
Toncruudt hadmer mueghen met besems / of vaeghen<br />
30 die dit beildeken ontschaecken zou / moest wel een bouue // zyn<br />
en tzoude wesen drouue / zijn *** in tsneckers Name<br />
indient // Me Vriendt<br />
Den Promoteur vername /<br />
Venus legisten<br />
Legisten die in venus volume studeren<br />
met die Peripatetice Ambuleren<br />
maer zyn int Enbracheren // zonder syncopade<br />
5 vp dat ghyr mocht zelue bet of Argueren<br />
venerieren<br />
Gheef hulieden deis mixte theutonicque Balade<br />
Balade<br />
10 Scientie die es <strong>van</strong> ouds ghedescribeirt<br />
conste vercreghen by langher demonstratie<br />
vvete by Redenen gheprouft gheConfirmeirt<br />
elcx wetelicx twyfels / bewys ende declaratie<br />
By argumentacie // wiens Blamatie<br />
donwetende altyds meest Procureirt<br />
15 zy Ignorant / By puerer negatie<br />
ofte priuatie<br />
of anders tot haer onghedisponeirt<br />
// Ende ter contrarien die ghestilleirt<br />
gheindoctrineirt *<br />
20 practizien es / of clerck speculatyf<br />
zal dies vermonden / dus es <strong>van</strong> my gheproponeirt<br />
vvie dat meest mint / weder den man of tvvyf<br />
Minne / mach wesen dynct my gheinterpreteirt **<br />
vierich begheer / des herten delectacie<br />
25 of tziens / of tshoorens appetyt ongheordonneirt<br />
Blendt / onghenaedich / der mensschen tribulatie<br />
wiens molestatie // (Ter dolatie)<br />
den man zoetmondich meest seduceirt<br />
*** ‘zijn’: ‘z’ over ‘W’.<br />
+ Fol. 274 r, r. 24 ‘vierich begheer’, 27 ‘wiens molestatie’, 28, 32 ‘vierich begheer’ onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘gheindroctrineirt’; ‘r’ na ‘d’ is doorgehaald en voor de duidelijkheid is boven<br />
‘r’ na ‘t’, die bedekt wordt door de krul <strong>van</strong> het afkortingsteken voor con in r. 18, een andere<br />
‘r’ interlineair toegevoegd.<br />
** ‘gheinterpreteirt’: ‘r’ na ‘p’ over ‘e’; de ‘e’ daarna is ingelast.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
274 r
214<br />
als nuttelicxste materie / tzynder estimatie<br />
30 ende generatie<br />
v<strong>van</strong>t de man in hitten *** twyf Excedeirt<br />
// als vierich begheer / dan solliciteirt<br />
ofte inquereirt<br />
te vyndene zyn nuttelicxste Combustyf<br />
ten manne / tbegheer meest inclineirt<br />
Dus schynt / dat meest / mint man / dan twyf /<br />
++ Tvvyf. Coud ende wack natuerlick gheformeirt<br />
es Repugnant / des viers Elementacie<br />
tvalt difficil / eer zou wordt gheinflammeirt<br />
v<strong>van</strong>t coud ende wack / schuwen een habitacie<br />
5 als qualificatie // By Combinatie<br />
der minnen / haer siedge Abandonneirt<br />
tswyfs zuvers / by tsviers euaporatie<br />
ende emundatie<br />
Minne es / ongheCorrumpeirt<br />
10 Venereicque legisten laet / Meest. / niet onghenoteirt<br />
tes gheEquiuoceirt<br />
ick neimt hier Aduerbie Comparatyf<br />
ten andren / wast dicwylst by my ghevseirt<br />
Zeerst / dan de man / schynt / minnende / Twyf<br />
15 Princhelicke<br />
Legisten ghy zyt Argumentatyf<br />
ende zeere actyf<br />
tes best <strong>van</strong> huwer Contemplatie<br />
hier of te gheuene diffinityf<br />
20 demonstratyf<br />
in wien zy tsminnen meeste inflammatie<br />
myne speculatie // ofte ymaginatie<br />
ne es dies te zyne indicatyf<br />
noch decisyf<br />
25 Odieux es alle comparatie<br />
*** ‘hitten’: ‘h’ over ‘v’.<br />
+ Fol. 274 v, r. 10 ‘Meest’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 274 v
215<br />
want / indignatie<br />
spruut // huut // tsghelyckens negatyf<br />
Diffamatyf<br />
Ick en vveet wie meest / mint / Man of wyf /<br />
Aucteur<br />
+<br />
An tlyf gheheuen // den buuck ghewreuen<br />
in tlenden zweet<br />
zulcdaenich hanthieren // Zietmen faelgieren<br />
Eer datment weet //<br />
Refereyn<br />
Naer dien dat god / die heere almachtich +<br />
hadde den menssche ghescepen Crachtich<br />
en stelde int paradys * der wellusticheden<br />
5 ten es niet goet / zoo sprack hy warachtich<br />
dat de menssche zy alleene in tsweerelts steden<br />
Laet ons hem maecken / een hulpe der vreden<br />
ende god themmerde / doe ten beghinne<br />
Een wyf <strong>van</strong>der Rebbe / <strong>van</strong> adams leden<br />
10 twelcke wyf / was gheheeten Manninne<br />
om dat zou <strong>van</strong>den man was ghecommen inne<br />
daeromme zal een man vader moeder verlaeten<br />
ende an zyn wyf houden / met vieregher minne<br />
en twee in een vleesch zyn / tot behulpeghe baeten<br />
15 dies zegh ick tdeser daeten // zoot dheere voorzach<br />
Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach.<br />
Die mensschen leuende in tsweerelts breeden<br />
mueghen <strong>van</strong>den wyfue niet zyn verscheeden +<br />
maer met alder neersticheyt / die themwaerts brynghen<br />
20 vvaert dat een man goud en zeluer <strong>van</strong> Beeden<br />
end oock hadde vergaedert alle schoone dynghen<br />
ende zaeghe een wyf in huer omRynghen<br />
<strong>van</strong> gheschictheyt end oock <strong>van</strong> ghedaentten goet<br />
zo zal hyt al verlaeten / duer tswyfs bedwynghen<br />
25 ende zal mercken vp haer Reyn wesen vroedt<br />
en anschauvvense / met openen monde zoet<br />
ende zalse meer themwaerts Locken der by<br />
dan goud ende zeluer / dwelck nochtans veel doet<br />
en dan eenich costelick dynck wat het zy<br />
30 Dies segh ick vry // om <strong>van</strong> vrauwen doen gheclagh<br />
Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach.<br />
* ‘paradys’: tweede ‘a’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
275 r<br />
+ Genesi .2.<br />
+ .3. esdre .4.
216<br />
Ende omme tswyfs wille al waer hy Can<br />
de man die verlaet zynen ** vader voort An +<br />
die hem heeft vpghevoedt / en zyn landschap der naer<br />
35 ende vought hem tsaemen an twyf Alsdan<br />
ende met twyf verlaet hy zyn ziele voorwaer.<br />
+<br />
hij en ghedynct vader noch moeder dats claer<br />
noch Landschap noch alle Ryckdom hoe groot<br />
Twyf es de mans hulpe / in alle Bezwaer<br />
zyn beghin. zyn leuen / ende hulpe totter doodt<br />
5 tsmans Ruste troostbaere / toufzaemeghe schoot<br />
speghel <strong>van</strong> vruechden / minnelicxsten ontfanck<br />
moederlick toevluchten in nathuerlicker noodt<br />
tsmans melyf / dwelck hem god den heere schanck<br />
dies int eerdsch be<strong>van</strong>ck // zegh ick zoo ick plach.<br />
10 Tvvyf zou de man best deruen / dan de man twyf mach<br />
Prinche<br />
Byden man verstaen wy Redene<br />
Ende byden wyfue de zinlichede<br />
om zyne ghenouchte me te bestedene<br />
15 hem zeluen der mede wel te bevredene<br />
zoo mueghzy tsamen winnen goe vruchten mede<br />
Twyf blyft tsmans hulpe <strong>van</strong> ouder zede<br />
als twee zielen in een Lichaemelick Lyf<br />
dies zegh ick ende tdynct my warachtichede<br />
20 Best zoude twyf de man derfuen / dan de man tvvyf<br />
Refereynvvys wie my versnacte<br />
int niet ghedooghen<br />
By deser naervolghende Acte<br />
Wilt zotlick betooghen / +<br />
25 De mutsebreyeghen <strong>van</strong> stuuenbergh bekent<br />
meest ziende Blendt<br />
die heb ick vooren gheleydt / een argument<br />
wie best deruen zou twyf de man / of de man twyf<br />
een oude Lossche babilte / die quam my omtrent<br />
30 in bouvrye vpghespent<br />
vooren crepel achter lam / inde Coppelynghe styf<br />
/ En zeyde / wieder ieghens stichte ghekyf<br />
dat de man tvvyf / negheenssins mach deruen<br />
v<strong>van</strong>t een man zonder wyf / es een versteken verblyf<br />
** ‘zynen’: ‘y’ verbeterd uit ‘n’ (tweede been verlengd).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 3. esdre 4<br />
+ 275 v<br />
+<br />
5 september .1545.<br />
Tardenburch
217<br />
+ maer een alf Lichaeme / om Venus werck verweruen<br />
een mes zonder schee / end in tsweerelts erfuen<br />
by een man zonder wyf / men ghemack noyndt en zach<br />
een man zonder wyf / Laet zyn Iueght afkeruen<br />
5 dies zegh ick spracxse / ende wilder vp steruen<br />
Tvvyf zou de man best deruen / dan de man tvvyf mach<br />
Een man zonder wyf die moet Iaqueloos schoyen<br />
en dooldranck poyen<br />
al waer hy eennen ghoock zo zietmer me hoyen<br />
10 kir een man zonder vvyf / die es nieuwers gheacht<br />
vvie zoude dan mueghen zyn keerleken ployen<br />
naer tspondeken schoyen<br />
hem daer helpen vercheynsen Vrau venus pacht<br />
end hoe zoudhy verweruen oock goeden nacht<br />
15 zo spracker een oude tantTreckeghe daer<br />
ende tvvyf de man als een Raeu eyken wacht<br />
v<strong>van</strong>t twyf es tsmans hulpe ghestelt voorwaer<br />
een man end een wyf dats een vriendelick paer<br />
twyf es tghetauwe / de man den inslach<br />
20 dies en mach deen zonder dander niet / maer<br />
int derfuen / zo zegh ick hier nv openbaer<br />
Twyf zou de man best deruen / dan de man twyf mach<br />
Tes onlancx ghebuert Bin de vlaemssche paelen<br />
spracxse zonder draelen<br />
25 dat een gentelman ghynck buter myle malen<br />
end een wyf an hem zeluen nochtans had hy<br />
<strong>van</strong> een ander mans wyf vvildhy niet faelen<br />
hy ghyncker in zaelen<br />
ende <strong>van</strong>dtter hem Ruistich ontcleedt der by<br />
30 tswyfs man die quammer te naerghanghe vry<br />
ende zach een ander tzijnent Lossen zyn graen<br />
hij hilt zyn ghedoogh / maer watter meer of zy<br />
des naecte mans cleederen heeft hy Anghedaen<br />
damaste keerle en Rock / docht hem moyelick staen<br />
35 zyn goudin kethen anden hals oock vp dien dach<br />
dus hadde dees man tvvee wyfs / naer myn vermaen /<br />
++<br />
zo blycket hier huute Certeynelick zaen<br />
Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach<br />
Prinche<br />
Desen hans de duudsche Liet twyf marioleren<br />
5 hy ghynck tryumpheren<br />
+ Fol. 276 v, r. 20-30 en datum in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 276 r<br />
+ 276 v
218<br />
hy Ruusschte int damast clouck zonder cesseren<br />
en Liet den ander zyn wyfs Cappelle bezynghen<br />
hy schoyde naer taveerne dits om Corderen<br />
om vruecht stofferen<br />
10 zo deedhy als een heere daer halen en brynghen<br />
zyn ghebuers verwondert <strong>van</strong> zyn moye dynghen<br />
vraegden hem hoe dat hy zoo was ontslopen<br />
ick bem nv in hem sprack hy / int omRynghen<br />
<strong>van</strong> eennen die Light in myn wyf gheCropen<br />
15 den wyn wierd wel eens vp den lyfcoop ghezopen<br />
tdamaste cleedt bleeffer voor tgheele ghelach<br />
tdeser causen dan ende tvoorghaende nopen<br />
zo dynct my expresselick / en zoud oock hopen<br />
Tvvyf zou de man best dienen / dan de man twyf mach.<br />
[Vanden hertoghe <strong>van</strong> Bruunswyck / maer]<br />
20 Vanden hertoghe <strong>van</strong> Bruunswyck / maer<br />
Eist Lueghene of waer<br />
God verleen ons / een goet Coorne iaer<br />
hy als ghetrauwe standvastich pylaer +<br />
hadde bynaest duer ontrauwe wankelbaer<br />
25 Ontpaert ghevonden zyn wederpaer<br />
maer quam in tyds naer<br />
in tsbrulofts verghaer<br />
daer een ander schicte trauwe<br />
zynder huusvrauwe<br />
30 dhertoghe de naeste was dats claer<br />
Godsvruchteghe mensschen heeft men oyndt ghevonden<br />
Ter eeren gods gheReyst / ouer zee ende zandt /<br />
+<br />
een hertoghe <strong>van</strong> bruunswyck in voorleden stonden<br />
die vvilde ghaen bezoucken theligh landt<br />
oorlof nam hy an zyn edel vrauwe playsant<br />
huer bevelende / al zyns huus secreten<br />
5 Ende es om Reysen te peerde ghezeten<br />
VoortRydende zoo hy hadde inden zin<br />
zyn Cnaepe ende zyn volck tsamen<br />
zyn commen zo verre te Landewaerts in<br />
tot dat zylieden An de zee quamen<br />
10 daer ghynghen zy tschepe naer tbetamen<br />
inde zee zynde / zoot wilde wesen<br />
Esser een groot tempeest vpgheresen<br />
Dedel hertoghe maecte gheen gheschillen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Actum Anno .1543.<br />
+ 277 r
219<br />
dat * hem de benautheyt <strong>van</strong> zyn volck deerde +<br />
15 zyn cnaepe deedhy zyn peerdt villen<br />
en liet hem der in naeyen / zoo hyt begheerde<br />
hier in lach hy ghewapent / met zynen zweerde<br />
alsoo verbeydende goe Aventhuere<br />
Tzoete mocht commen / docht hy naer tzuere /<br />
20 Inde zee dryfuende mast cabels bezweken +<br />
veel daeghen victaelge faelgierde ter nood<br />
dies moesten de peerden den hals of steken<br />
ende aeten tvleesch <strong>van</strong> honghere groot<br />
tempeestich Lydende veel wederstoot<br />
25 in duusentich periclen vul ancxst en ducht<br />
anders niet ziende dan zeewaeter en Lucht /<br />
Zulcke ancxst ende vreese had hy noyndt gheploghen<br />
tschip bedarf om zyncken inden grondt<br />
Een vueghelgryp die quammer ghevloghen<br />
30 die den hertoghe greep ter stondt<br />
alsoo hy int vel lach ghenaeyt ghezondt<br />
end heeft hem ghevoert / huut dat passaige<br />
in een vreimdt landt / vul wilder busschaidge<br />
Als hem den vueghelgryp daer brochte<br />
35 zyn zweerd lach met hem int vel ghenaeyt<br />
met grootter subtylheyt hy huutgherochte<br />
hem ziende / de vueghelgryp wierdt ontpaeyt /<br />
+<br />
daer Ieghens te strydene / was hy verfraeyt<br />
ende heeft daer clouck zonder verflauwen<br />
vueghelgryps Rechter claeu ofghehauwen<br />
De vueghelgryp vervloogh thueren onghemaecke<br />
5 dhertoghe doe zynde int busch Alleene<br />
hy zach een leeu vechten Ieghens een draecke<br />
die fellick groot was / de Leeu te cleene<br />
dies hielp hy den leeu / daer huten weene<br />
ende dhertoghe / naer zyn Ridderlick pleghen<br />
10 heeft daer die felle draecke versleghen<br />
De leeu zynde verlost huut die tempeesten<br />
quam totten hertoghe ghedwee en vry<br />
hem tooghende alle toufzaemeghe feesten<br />
waer dat hy ghynck den leeu bleef hem by<br />
15 hoe Langhe dat int busch was hy<br />
* ‘dat’: ‘t’ over ‘n’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .B.<br />
+ .A.<br />
+ 277 v
daer of en vyndtmen gheen tydt bescreuen<br />
hoe langhe dat hy daer heeft ghebleuen<br />
220<br />
Maer dedel hertoghe voorzienich en stout<br />
die ouerdochte zeer vreimde zaecken<br />
20 met zijnen zweerde ofhieu hy hout<br />
dat hy huut tbusch mochte gheRaecken<br />
eennen hoirt ghyngh hy der of maecken<br />
daer hy me mochte zonder wee<br />
Eenichssins ouervaeren die wilde zee<br />
25 Den Leeu zyn aes zochte zonder verblaeuwen<br />
ende hielp zynen meestere neerstelick daer<br />
thout vergaderen met zyn Claeuwen<br />
ende was hem zeere bedienstich voorwaer<br />
dat ghedaen zynde / doe der naer<br />
30 thooft Leydhy nedere Te dien keere<br />
ende wierdt slaepende by zijnen heere<br />
Dhertoghe wilder niet langhe blyfuen<br />
int busch / dies was hy <strong>van</strong>den zinne<br />
vpden hoirt te ghaene / ende laeten dryfuen<br />
35 inde gods ghelee te zijnen ghewinne<br />
+<br />
hy dochte den leeu was te busschewaerts inne<br />
zouckende wat hy mochte Eten<br />
ende dat hy zyn meester zoo zoude vergheten<br />
Eer dat dhertoghe vp dien dach<br />
5 teeneghaer ofvoer <strong>van</strong> die stede<br />
den leeu naer hem commen gheloopen zach<br />
ende broghte met hem een Conyn mede<br />
den leeu groote pooghernye dede<br />
als zyn meester steken zou <strong>van</strong>den Cant<br />
10 hy spranck vp den hoirt / ende Liet het Landt<br />
Zo verre zo langhe dhertoghe voer<br />
vp zynen hoirt die in zee zwam<br />
met eennen stocke zo hilt hy tRoer<br />
tot dat hem een groot schip naer quam<br />
15 doe liet hy den hoirt / en daer in clam<br />
ende den leeu in tschip oock spranck<br />
zoo quamen zy ouer tzeewatre stranck<br />
Dhertoghe te lande gheArriueirt<br />
de leeu en deed hem gheen verlaet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 278 r
20 zoo hy duer tlandt es ghepasseirt<br />
wierdt hy bespronghen <strong>van</strong> Roouers quaet<br />
hy steldhem ter weere in cloucker daet<br />
en weerd hem zoo metten zweerde bloodt<br />
dat twee Roouers daer bleuen doodt<br />
221<br />
25 Dhertoghe voornoomt <strong>van</strong> edelen bloede<br />
met zynen Leeu / es duer een busch gheghaen<br />
hem luste te Rustene / want hy was moede<br />
dies vougdhem nedere ter eerden zaen<br />
den Leeu by hem / Clouck by ghestaen<br />
30 dhertoghe dochte zoo hy Lach en sliep<br />
dat dus een stemme themwaerts Riep<br />
Staet vp hertoghe / en thuuswaerts keert<br />
boodschap zo brynghick hu waerachtich<br />
blyft ghy hier langher hu druck vermeert<br />
35 hu wyf verliest ghy / end hu goedt machtich /<br />
+<br />
haest hu staet vp / zyt dit voordachtich<br />
v<strong>van</strong>t ick zeghu in goeder trauwe<br />
Corts zal erhuwen dyn edel huusvrauwe<br />
Dhertoghe stondt vp naer dat verstandt<br />
5 ende om schuwen meerdere dangier<br />
zynen leeu streeck hy metter handt<br />
aldus sprekende / Och edel dier<br />
Laet ons gherynghe scheeden <strong>van</strong> hier<br />
mynen moet es bedruct nv zeere<br />
10 Tot ick comme daer ick bem Landheere<br />
Al truerende ghynck hy naer de behoorte<br />
zyn zinnen die hadden Lettel ghepaeys<br />
totdat hy quam an deerste poorte<br />
<strong>van</strong> zynen slote ende palaeys<br />
15 tghepeyns maect hem veel hooftghedraeys<br />
hy clopter vooren styf ter Cuere<br />
zo datmen hem opene dede de duere<br />
Doe hy tusschen de tvveetste poorte quam<br />
Liet zynen druck wat neder zijncken<br />
20 troost in hem zeluen ter herten nam<br />
ende badt om eens te mueghen dryncken<br />
eennen Ionghelyngh wild hem schyncken<br />
ghewillich huut een ionsteghe grondt<br />
Een pot vul wyns haeldhy ter stond<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 278 v
25 Dhertoghe dranck al huter schaelen<br />
waer of hy lauenesse ontfynck<br />
daer naer Liet hy inden wyn daelen<br />
een alfuen schoonen vyngherlyngh<br />
hy verzochte anden Ionghelyngh<br />
30 dat hyse der bruud draeghen zoude<br />
zou was ghemaect <strong>van</strong> fynen goude<br />
Doe dhertoghinne den Rynck zach<br />
die den ionghelyngh huer quam draeghen<br />
versaeght beRoert / meer dan zou plach<br />
35 stack omme den tafel ende scraeghen<br />
+<br />
totten hertoghe / Es zou vpgheresen<br />
end als hueren man Vriendschap bewesen<br />
Dhertoghe die toogde oock zyn eere<br />
alle zwaermoedicheyt hy verghat<br />
5 v<strong>van</strong>t hy ghaf den Ionghen heere<br />
die zyn wyf zoude hebben ghehadt<br />
zyn eeghin dochtre / ende bouen dat<br />
goeds ghenough ghaf hy der mede<br />
Thuerer Ruste ende paeyselichede<br />
222<br />
10 Dhertoghe ghecreegh zyn landt en wyf<br />
elck was verwondert daer zynde verghaert<br />
ghezaemdelick Leefden voorts zonder ghekyf<br />
zyn vromicheyt wierd zeer verre vermaert<br />
<strong>van</strong> alle man Eere gheopenbaert<br />
15 Langhe wyle daer naer starf hy<br />
den Leeu die bleef hem altyds by<br />
In een tombe wierd hy begrauen<br />
der bouen hyngh vueghelgryps claeu en tzweerd<br />
den leeu en wilde <strong>van</strong> daer niet drauen<br />
20 vp tgraf te blyfuene heeft hij begheerd<br />
zyn meesters doodt heeft hem ghedeerd<br />
v<strong>van</strong>t at noch dranck <strong>van</strong> Rauwe groot<br />
naer tshertoghen zyns meesters doodt<br />
Dhertoghe <strong>van</strong> bruunswyck tzyn claere zaecken<br />
25 begheerde voor zyn doodt een Bede<br />
datmen een Pyroon zoude maecken<br />
ende stellen inde middel <strong>van</strong>der stede<br />
en daer vp zetten tzynder ghedachtichede<br />
eennen Leeu vp dat Fyne // was<br />
30 <strong>van</strong> goude zo groot / als de zyne // was<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 279 r
223<br />
Dhertoghinne vulquam dit al<br />
in eeuwegher memoryen gent<br />
hy wast weerdich int eerdsche dal<br />
<strong>van</strong> edelen huuse was hy Bekent /<br />
++<br />
aldus nam zynder Rengnatien hendt<br />
int tghetal hopen wy / die den heere dienden<br />
God werct wonderlick in zyn Vrienden<br />
Aucteur<br />
5 Om de meersman Waelkens oock wat te stofferene<br />
en te Testamenterene<br />
<strong>van</strong> twondre in dit huwelick gheschiet<br />
heb Ick gheavonthuert slicht te Translaterene<br />
in een cuecken walschken tvoornoomde Bediet<br />
10 Al en accordeert den zin iuiste tsamen niet<br />
ende hebber wat waerschynich Anghelapt /<br />
Tot historyen dient zomtyds ghefingiert yet<br />
dat verwonderen biedt<br />
houdet voor een gheconfyte lueghene gheclapt /<br />
[Histoire Merueilieuse]<br />
15 Histoire Merueilieuse<br />
Du ducq de bruunswycq nommez<br />
Lequel par Fortune Fortuneuse<br />
en pluseurs perilz fust preseruez<br />
Aux lecteurs<br />
20 Fort Inconstante est Rengnation mondaine<br />
la fortune fameuse donne aulcuns plaine<br />
bonne Felicite<br />
aultres beaucop tribulations amaine<br />
Crainte / doeul / promesse incertaine<br />
25 et nulle prosperite<br />
Aulcuns Riches deuenir a mendicite<br />
et aultres poures paruenir a Richesse<br />
aulcuns mectant en paix et Tranquillite<br />
+<br />
Eulx veuliant enuironner de toutte Largesse<br />
aulcuns dominateurs en Royale noblesse<br />
aultres La face eulx Retourner<br />
+ Fol. 279 v, r. 15-19 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 279 v<br />
+ 280 r
de sorte que telz totallement oppresse<br />
5 et comme bien inconstante deesse<br />
Eulx faire perir en abysme de mer<br />
224<br />
Dung amoureux de fortune auons en memoire<br />
Jadiz tryumphateur en haulte Victoire<br />
publicquement<br />
10 ayant Renommee selon Antycque histoire<br />
accoutrez de La belle fortuneuze gloire<br />
bien Richement<br />
Vng ducq de bruunswycq Cestoit alors present<br />
Lequel Fortune esleut tousiours preseruer<br />
15 de pluseurs perilz luy Liura pacificquement<br />
Dont victorieusement bien debuait tryumpher<br />
Auquel ducq vng lyon ensuiuist sans cesser<br />
par grande Fidelite que auoit vers luy<br />
a cause que Le dict ducq eust voullu Resister<br />
20 Le grand serpent / veuliant Le lyon suppediter<br />
Dont ce Lyon / son maistre preserua Aussy<br />
Le lyon Veult nature noble Naturer<br />
Lequel tous aultres Animaulx doibt passer<br />
fort et puissant<br />
25 maint noble prinche faict le lyon figurer<br />
et en ses armes Respectiuement blasonner<br />
comme noble playsant<br />
Le lyon en fidelite est Fort Constant<br />
a ses bienFacteurs aussy Amyable<br />
30 Que plus est iusques a la mort memorant<br />
que vers luy aulcun a este Pytoiable<br />
Le lyon / est entre les nobles Laudable<br />
comme de noble pardurant Couraige<br />
par nature aux nobles oncques Fauorable<br />
++<br />
parquoy le lyon est aggreable<br />
vers Roix et prinches en tout passaige<br />
Le lyon doncques bien doibt estre nomme<br />
Exemple de fort grande fidelite<br />
5 au mondain terroir<br />
Comme par Lhistoire vous sera demonstre<br />
son maistre Tant fidelement adsiste<br />
selon son pouoir<br />
iusques a la mort faisant tel debuoir<br />
10 comme de Raisonnable entendement<br />
Plus a plain sa fidelite polrez scauoir<br />
+ Fol. 280 v, r. 17-20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 280 v
225<br />
si cest oeuure toy plaist Lysre diligentement<br />
dont aymez lecteurs lysez moy entierement<br />
vous y trouuerez grande fidelite ouyr<br />
15 ce sera bon passe temps Et finablement<br />
Pour Lesprit triste Au coeur ResIouir<br />
Lhistoire<br />
Commence<br />
En transitoire<br />
Eloquence<br />
Vng Ducq de bruunswycq entra en mer<br />
Adfin la terre saincte Visiter<br />
a sa dame doulce Amie<br />
Premierement prend le Congie<br />
25 par grandz tempestes luy arriuez<br />
fust sans Retour sept ans passez<br />
Le ducq soy meismes encloire fist<br />
en peau dung cheual Lequel acquist<br />
dung de ses cheuaulx par famine consommez<br />
30 son espee et coutiel luy myz Auprez<br />
Vng gryphon en La nauire Abordee<br />
La entierement prins / et sen est envolee /<br />
+ Ainsy en son nydz vouloit Enporter<br />
estant en vng isle / Encloz en mer<br />
Au boys de doeul / sans adsistence<br />
print Le dict ducq sa Pacience<br />
5 Audict peau se tient quoy / constant<br />
La bonne fortune illecq attendant /<br />
Sentant Que en bas la Reposoit<br />
auecq son couthiel le peau defaisoit<br />
hardiement soy en hault dressa<br />
10 Les pauillons du gryphon a mort frappa<br />
en main son espee print par Couraige<br />
entrant aucht boys / fist son passaige<br />
La / ou il entra bien incontinent<br />
trouua Le fort venineux serpent<br />
15 Lequel alencontre vng lyon cowbatoit<br />
Le ducq le Lyon lors adsistant<br />
de sorte que par sa hardiesse<br />
Le Combatz de entre eulcx Cesse<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 281 r
226<br />
Le Ducq par bien constante noblesse<br />
20 Ledict venineux serpent Oppresse<br />
que oultre les playes quil donna sans cesser<br />
Luy voulust La cheue Coupper<br />
Le lyon de ce luy veuliant * Recompenser<br />
vint le ducq doulcement Accoler<br />
25 Le ducq plus auant audict boys Retire<br />
voyant du loing flotter Nauire<br />
des abres pluseurs Rameaux couppa<br />
dont il vng flot de bois forma<br />
par lequel a la nauire venir pensa<br />
30 Le lyon Auprez de luy demoura<br />
Ainsy par fort grande diligence<br />
de parfaire le flot print Lexigence<br />
la nauire luy sembla plus pres venir<br />
dont se hastant a Lacomplir<br />
+<br />
lequel estoit par son souhaict<br />
incontinent totallement parfaict /<br />
Adfin de enuiron la nauire estre<br />
Ledict flot en la mer vouloit mectre<br />
5 Le lyon lest son maistre poursuiuy<br />
portant vng Conin auecques luy<br />
ainsy flotant Le ducq desole<br />
est a la deuantdicte nauire arriue<br />
De la nauire le gubernateur<br />
10 fust le dyable en forme dung nauieur<br />
connoissant que le ducq de bruunswycq cestoit<br />
luy dysant et finablement aduisoit<br />
depesche toy vers vostre maison sans tarder<br />
vostre dame se veult demain a aultre marier<br />
15 Le ducq entra en ceste Nauire<br />
esbahy de ce que le dyable ouyt dire<br />
Le dyable se veuliant entreprendre<br />
Ledict ducq en * sa maison Rendre<br />
et au meisme Iour la deliurer<br />
20 si luy vouloit son ame donner<br />
Le ducq et le dyable Finablement<br />
se sont accordez que le meisme Iour present<br />
* Gaatje (roest) net boven ‘l’.<br />
* ‘en’: ‘e’ over ‘a’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 281 v
Le dyable le ducq deliurer debuoit<br />
deuant la porte / de la ville cestoit<br />
25 ainsy accorde / entre iceulx<br />
Asscauoir le ducq et le dyable eulx deux<br />
Saulf que le dyable / et par condition<br />
auecq le ducq deliuroit aussy son lyon<br />
et que plus est / en telle sorte<br />
30 Le ducq dormant / mectre deuant la porte<br />
le dyable pareillement tout Accorda<br />
auecq le ducq et Lyon alors enuola<br />
227<br />
Ainsy le dyable se veuliant entreprendre<br />
estoit daduys vers la ville condescendre<br />
35 mais le lyon voyant la terre son soulas<br />
salist parauant sus la terre en baz<br />
+<br />
veuliant selon sa nature gemir<br />
dont le ducq Reueilla de son dormir<br />
Le ducq libere / de la dyabolicque beste<br />
a son Lyon lors fist grand Feste<br />
5 vers la ville se sont ilz Allez<br />
dedens la ville ensemble Entrez<br />
Le ducq fort pensant Au Coeur<br />
entrer en la maison / Ou il fust seigneur<br />
Auecq son lyon fort Lamentant<br />
10 sont ilz tousIours allez Auant<br />
deuant son palais sont ilz Venuz<br />
ou ilz ne fusrent encoires Congnuz<br />
Illecq entendant (non a sa perte /)<br />
La porte luy / se fust ouuerte<br />
15 Vng iouuenceau venant a lhuys<br />
Au ducq nauoit nulle connoissance<br />
voyant le Lyon estoit confuz<br />
ayant de bon heur nulle esperance<br />
Le ducq a ce iouuenceau pria<br />
20 que vne fois de boire luy donna<br />
Le iouuenceau son messaige fist agreable<br />
a iceulx qui fusrent assiz a la table<br />
et chascun au Coeur Contristoit<br />
quand le iouuenceau du lyon parloit<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 282 r
25 mais non obstant / on luy commandoit<br />
Que le demandeur / a boire lon porteroit<br />
Le ducq du boire lequel on apportoit<br />
a son soulaz bon traict / Beuuoit<br />
et laissa a la Coupe tomber secretement<br />
30 moyctie dung anneau dor / non pas dargent<br />
Ledict iouuenceau Commandant Luy<br />
que a la dame des noepces porteroit Ainsy<br />
Quand la duchesse Icelluy anneau veist<br />
grande tremblance et melancolie feist<br />
35 debouta la table et le fist tomber<br />
incontinent vers la porte vouloit aller<br />
+<br />
a cause que par lanneau Congnoissoit<br />
que cestoit son mary quelle la trouueroit<br />
Le ducq son mary la vouloit Rechepuoir<br />
Luy monstrant Amoureux debuoir<br />
5 adsiste de noble Compaingnie<br />
alors cessa toutte melancolie<br />
et se sont ensemble au Palais entrez<br />
ou maintes tryumphes fusrent demenez<br />
Le ducq ayant entre sans blasme<br />
10 Le sire de noepces de sa dame<br />
trouua la en sa Presence<br />
Lequel au ducq fist Reuerence<br />
Ciudant que par sept ans Passez<br />
Le ducq eust este Trespassez<br />
15 Le ducq ne monstra nul Ranceur<br />
donna sa fille au iosne Seigneur<br />
Lequel a sa dame marier Ciuda<br />
desquelles deux amyablement la<br />
fusrent les noepces sollempnisez<br />
20 en haultes tryumphes lors preparez<br />
Le ducq En paix sans auoir guerre<br />
Reauoit sa dame Seignourie et terre<br />
dont chascun fust fort esbahy<br />
grande Renommee estoit de luy<br />
25 Long tamps aprez il trespassa<br />
Le lyon Auprez de luy demoura<br />
Le ducq ayant la mort souffri<br />
sa noble Lignaige deplouroit luy<br />
228<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 282 v
Seigneurs et dames fisrent complaintes<br />
30 deploure / des nobles maintes<br />
et specialement sa dame Samie<br />
Deuotement ayant fini la vie<br />
Selon lordonnance de saincte eglise<br />
fust le corps en honnourable guise<br />
35 enterre / comme nobles faire se soulloit<br />
chascun des adsistens doeul menoit<br />
Le lyon aussy present vouloit estre<br />
Car comme fidel / ne laissa son maistre /<br />
++ Vne tombe fust faicte en sa Memoire<br />
et en signe de sa noble victoire<br />
son escu et espee dessus luy<br />
Fusrent y myz alors Aussy<br />
5 et le lyon par fidele nature<br />
demoura la Sans prendre nourriture<br />
Le ducq de bruunswycq deuant sa mort<br />
demanda vngne chose Tresfort<br />
dung Pyron luy faire vouloir<br />
10 Au moyen de la ville / et selon le pouoir<br />
y mectre dor Vng semblable Lyon<br />
Comme il estoit vyfz / et de telle Fachon /<br />
Aucteur<br />
229<br />
Teender memorie // dese historie<br />
15 Danckelick ontfaet<br />
Man ende vrauwe // mesbruuckende trauwe<br />
in tshuwelicx staet<br />
Zoo gherynghe niet deerste trauwe verlaet<br />
en tot andre ghaet /<br />
Vleeschelicke minne<br />
daer menich naer loopt<br />
ende onder de kinne<br />
De mudse Cnoopt<br />
vele esser onder ghehoopt<br />
25 Vleesschelicke liefde Int wilde Regnerende<br />
onghebondene met die zyn onghebonden<br />
Onder Asmodeus standaert oock tryumpherende<br />
ende nochtans certeynelick niet zonder zonden<br />
+ Fol. 283 r, r. 20-24, 27 ‘Asmodeus’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 283 r
230<br />
Onder dese zyn veel disciplen bevonden<br />
30 als hoereirders boeleirders Susanna bouuen<br />
putiers Roffyaenen vul onCuussche gronden<br />
Coppelaers Coppelessen die meneghe bedrouuen<br />
++ *<br />
pattynwachters die tswercx vulbrynghen vertouven<br />
platteeldraeghers die onvvetenlick vleesch tsamenbrynghen<br />
nachthulen / ouervlieghers / die gheerne prouuen<br />
omme ionghe zoldermeeryekens besprynghen<br />
5 ende daer toe zoucken alle Listeghe dynghen<br />
ten hende pockenaers iobpenaers vortericx groot<br />
in tgasthuus ligghende matten hooren zynghen<br />
keertter of Laet hu ander wysheyt omRynghen<br />
dochters ende ionghelynghen<br />
10 Want de vvysheyt des vleeschs / dat es de doodt<br />
Aucteur<br />
Refereyn Wys Waerschuvven<br />
vvil ick hulieden gheuen<br />
die zonder huwen<br />
15 in daghelicxsche OnCuuscheyt leuen<br />
Waer by de meneghe Comt in sneuen +<br />
die hem meest Venus onderdaenich gheuen /<br />
Refereyn<br />
Vrau venus vleeschlicke ghepareirde pompeuse<br />
20 <strong>van</strong>den kyndren des weerelts de Amoureuse<br />
Lack humidieuse<br />
duer Saturnus <strong>van</strong>den schuum der zee ghegenereirt<br />
mids huer zuene Cupido de Libidineuse<br />
beschietende straelich de Luxurieuse<br />
25 vele thuerer Liefden verhit inflammeirt<br />
de maegdelicke Reynicheyt schend en vyoleirt<br />
die venus met Ceston huer gordelken byndt styf<br />
huer ghebruucxsels de natuerlicke Iuecht Corrumpeirt<br />
verleedende zo menich Iongh man dochter wyf<br />
30 huer conditien Lichtueerdich zyn schieloos Lascyf<br />
mans begheerich baldaedich wacke substantie<br />
+ Fol. 283 v, r. 12-17, 19 ‘Vrau venus’, 22 ‘Saturnus’ en datum in margine onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘verwachten’; ‘wachten’ doorgestreept, ‘touven’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 283 v<br />
+ Anno .1561. .24 ougst
231<br />
++<br />
gheen verkieseghe tspersoons Venus biedse al tlyf<br />
dies maect menich ketyf<br />
voortstellende onCuusschelicke Petulantie<br />
anziende gheen wettelicke ordonnantie<br />
5 maer helpt vulbrynghen / zoo zou theeft inden zinne<br />
dies mach zou wel ghenaemt zyn / naer haer vsancie<br />
snoo contenancie<br />
Vrau Venus der vleeschelicker liefde goddinne<br />
die ouer al vlieght<br />
10 met een zoet venyn // onder een vriendelick schyn<br />
Gheel de Weerelt bedrieght<br />
Tvvee duuekens voert venus in huer Banieren<br />
zoo de duufkens becken / gheerne zouctze tvertieren<br />
veel lacke Camerieren<br />
15 zyn huer subiect vleeschlick volghende naer<br />
onverzadeghe grondquelm / ghulsegher dan ghieren<br />
als zou teenegher tryumphen / huer wil verchieren<br />
<strong>van</strong> twee witte zwanen word ghevoert aldaer<br />
in teecken dat zou meest verwect es / dats claer<br />
20 tot alle schoone Mannelicke personnaidgen<br />
den boom Myrthus bemintse te ziene vruchtbaer<br />
in huer pryeel gheplant thuerer aduantaigen<br />
wiens Roke inflammeirt end ontsteict de Couraigen<br />
tot alle voluptueuse delectatien<br />
25 Biblis heeft dies ghetrocken onder huere gaidgen<br />
willich zonder oultraigen<br />
met huer broeder thebben vleeschlicke conuersatien<br />
Pasiphae doncuuschte <strong>van</strong> vrauwen natien<br />
om vulbrynghen tsvleeschs ghenouchte huer * de sluten inne<br />
30 Een ghemaecte houttin coe ** / dies blyft talder spatien<br />
vul onReyne gratien<br />
Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne etc a /<br />
Dies Venus met hueren vleeschlicken Apetyte<br />
heefter menich bedroghen ghebrocht ten verwyte<br />
35 den hermophrodite<br />
mercurius maecte om huer vleeschlick behaeghen<br />
Butes wan Erix oock thuere lusts proffyte<br />
+ Fol. 284 r, r. 25 ‘Biblis’, 28 ‘Pasiphae’, 33 ‘Venus’, 35 ‘hermophrodite’, 36 ‘mercurius’, 37<br />
‘Butes’, ‘Erix’ onderstreept.<br />
* ‘huer’ is met grijzere inkt interlineair toegevoegd.<br />
** ‘binnen in een stier’: doorgehaald en met grijzere inkt (als r. 29 ‘huer’) boven geschreven:<br />
‘Een ghemaecte houttin coe’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 284 r
232<br />
++ om huer vleeschlick gheliefuen hy hem alsoo quyte<br />
midswelcken naermaels vele zyn commen In plaeghen<br />
Phyllis ontzint / verhyngh haer zonder vertraeghen<br />
Isiphile versmoorde / Dydo bleef te Brande<br />
5 Aminthas verdweinde duer tderfuen in zyn daeghen<br />
<strong>van</strong> dyana zyn liefste lief doe binden Lande<br />
Troylus liet inden strydt zyn manlick lyf te pande<br />
Orpheus zochte zyn lief in dhelle diligent<br />
Semiramis buten nathuerlicken verstande<br />
10 ontziende gheen schande<br />
verliefde vp haer kyndt / met een vleeschlick consent<br />
venus ende den wyn / maecken wijse verblendt<br />
gheel berooft int verstandt word hy diese beminne<br />
dies zo es ouer de gheheele weerelt Bekent<br />
15 en zal zyn totten hendt<br />
Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne etc a .<br />
Prinche<br />
Veel oncuussche ghepeynsen brynght zou int ghedochte<br />
zo wie zou inden bandt huerer liefden eens Cnochte<br />
20 noyndt Lichte ontRochte<br />
hy wierdt hendelick tzynder schoffiericheyt ghequelt<br />
venus was die onCuussche practycken oyndt zochte<br />
die eerst int eylandt <strong>van</strong> Cypers inbrochte<br />
dat de maegden metten Lichame daer wonnen ghelt<br />
25 de indoysen onEerlick openbaer int velt<br />
hebben metten mannen onCuusschelick verkeert<br />
die <strong>van</strong> Trachyen ymaginatien * voortstelt<br />
end in onCuuscheyt veel Leelicheden gheleert<br />
de Agathyrsen in Lasciuien oock vermeert<br />
30 de Araboysen thanthierene ghemeene vrauwen<br />
dat ondre andre mensschen natuere wordt ontEert<br />
duer gheCorrumpeirde minne Cant venus brauwen<br />
hueren brandt es ontsteken in alle Landauwen<br />
elck zouctse te clokeren onder den kinne<br />
35 gheestlick weerlick oud ionck / eer tmach beRauwen<br />
+<br />
yeghelick wachtes hem wiltse niet betrauwen<br />
Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne<br />
die ouer al vlieght<br />
+ Fol. 284 v, r. 3-9, 23, 25, 27 (alle namen, behalve 4 ‘Dydo’) onderstreept.<br />
* Vóór ‘ymaginatien’ ‘i’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 284 v<br />
+ 285 r
233<br />
met een zoet venyn // onder een vriendelick schyn<br />
5 Gheel de weerelt Bedrieght /<br />
Aucteur<br />
Adonis in zyn ioncheyt schoon Amoureux<br />
Wien venus de goddinne drough liefde groot<br />
Een wilt euerzwyn Tzynewaerts furieux<br />
10 heeft hem in zyn Ionghe Iuecht ghedoodt<br />
Zulcke waent Rusten in vrau venus schoot<br />
end inde ionghe daeghen veel vruechts ghebruucken<br />
Wordt Rasschelick in Atropos * feeste ghenoodt<br />
die hem doodvaerwich doet de ooghen luucken<br />
Coppelessen<br />
Onder de dochteren <strong>van</strong> israel ghepresen<br />
zal gheen hoere wesen vp gheen termyn +<br />
Noch onder de zuenen <strong>van</strong> Israel naer desen<br />
zal gheenssins oock gheen hoerIaghere zyn<br />
20 Alle oude Coppelessen / en de ghuene die<br />
als sluperkens gheerne ouer Rugghe vielen<br />
vp dat mense hier vp de eerdsche stie<br />
in loon naer werck tryumpheren zie<br />
zo ion ick hemlieden Inde maeckerye<br />
25 Een schoon open osbaere met drie wielen<br />
Lichte Vraukens<br />
Den vraukens <strong>van</strong>den Lichten leuene<br />
en wist Ick emmers wat te gheuene<br />
wuenende in twaelfuaert straetken<br />
30 dan weynsschen eens tzyne de wel ghewreuene<br />
omme daer naer niet meer te sneuene<br />
Liefuer te huwene / alsulck lack gaetken<br />
An Landsboer ofte zeeussche maetken<br />
+<br />
Vier Rondeelen gheketent<br />
Zoo meer zommeghe wetent /<br />
Thooft vul processen / Gheseyt hardebolle<br />
proces beghonnen heeft Ieghens Redene<br />
5 dat hy heeft ontghunnen zyn CueckenMolle<br />
thooft vul processen gheseyt hardeBolle<br />
* ‘Atropos’: ‘A’ over andere letter (h?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Deutero / .23.<br />
+<br />
285 v
++<br />
234<br />
wil niet betaelen <strong>van</strong> huer maegdelicken tholle<br />
nochtans consenteirder vp / zyn vleesch te bestedene<br />
Thooft vul processen gheseyt hardeBolle<br />
10 proces beghonnen heeft ieghens Redene<br />
Meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />
heeft hem ghecoren voor huer middelaere<br />
End hy een ghelubde tzynen bevredene<br />
meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />
15 hij es wat Ruudachtich de Besnedene<br />
Liefuer hadhy de ghelubde / omtrent huer waere<br />
meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />
heeft hem ghecoren / voor huer middelaere<br />
In euots int gheweste omtrent sinte Claere<br />
20 daer zyn partyen an beeden zyden vergaedert<br />
Cuecken Molle met huer middelaere te ghaere<br />
in euots int gheweste Omtrent * sinte claere<br />
hy accordeerdese zhoorde noyndt beter nieuMaere<br />
met een vruchtken heeft zhem corts ghevaedert<br />
25 in Euots int gheweste / omtrent sinte claere<br />
Daer zyn partyen / an beeden zyden vergaedert<br />
Emmers hardebolle / en ghalt gheen pekele<br />
<strong>van</strong> zyn CueckenMolle es hys Afghebleuen<br />
Dicwils wierdtse daer naer Een garsCrekele<br />
30 Emmers hardebolle / en ghalt gheen Pekele<br />
noode zoudhy zyn Palullen slaen vp een hekele<br />
ende thien pondt <strong>van</strong> meesterye gheuen<br />
Emmers hardebolle en ghalt gheen pekele<br />
<strong>van</strong> zyn Cueckemolle / es hys afghebleuen<br />
Aucteur<br />
Alle Reyne Eerbaere Cuussche vrauwen ter eeren<br />
weerdich datmen in huerlieder ghezelscap mach verkeeren<br />
ende met gheschicte Redene vruecht hanthieren<br />
5 Ion ick een Refereyn om huerlieder prys vermeeren<br />
doncuussche laetende metten vileyns Logieren<br />
Refereyn<br />
Wech Cleopatra ghy luxurieuse // vrauwe<br />
Comt weerdeghe hester myn ferie verchieren<br />
* ‘Omtrent’: ‘O’ over ‘ve’.<br />
+ Fol. 286 r, r. 8-21, 23-33 (namen) en nota in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
286 r
235<br />
10 wech messalina / Periculeuse // trauwe<br />
Comt Rachel die ick als damoureuse schauwe<br />
wech wanckelbaer brezeda / vul <strong>van</strong> dangieren<br />
Comt edele Susanna Reyn <strong>van</strong> Manieren<br />
vvech Raab in iherico voor alle man<br />
15 comt iudith ghy doet ghenouchte hanthieren<br />
vvech helena die troyen brocht int schoffieren +<br />
Comt hier Abysach tmynder tafelen An<br />
vvech dina daer bloedsturtynghe by Beghan *<br />
comt by ons abygahel hopelick <strong>van</strong> gheeste<br />
20 wech spyteghe vasti / huut dit ghespan<br />
comt Sara al truert ghy / waddynghe eist dan<br />
Reyn vrauvvelick ghezelschap verchiert een Feeste<br />
Comt Arthemisia Reyn huutvercoren // Beilde<br />
wech Agar die sara eennen trap ontTelt<br />
25 comt Ruth want hu es Angheboren // weilde<br />
vp dat oock medea / <strong>van</strong> hier verloren // speilde<br />
Comt Creusa hu hier ter tafelen stelt<br />
vvech dalyda daer sampsons cracht by smelt<br />
Comt wyse Rebecca weist tonsen Raede<br />
30 vvech die virgilius inde mande heeft ghequelt<br />
comt Lucresia want eere hu tleuen ghelt<br />
vvech onEerbaer Phirne Lack <strong>van</strong> daede<br />
comt eerbaere Delbora <strong>van</strong> edelen zaede<br />
Wech iesabel quaede Venyneghe Beeste<br />
++<br />
Comt paeyselick mycol by huwer ghenaede<br />
wech valssche Athalia Bloedghiereghe quaede<br />
Reyn vrauvvelick ghezelschap verchiert een feeste<br />
vvech Venus die vulcanus in truerynghen // steict<br />
5 Comt ghetrauwe Dydo dese feeste becleeden<br />
vvech policana die vul besmuerynghen // bleict<br />
wech oock Calphurnia die <strong>van</strong> zuerynghen // spreict<br />
comt wyse Cassandra wilt <strong>van</strong> ons niet scheeden<br />
vvech schimpeghe Echo / ghy moet my verleeden<br />
10 comt edel Polixena ons wellecomme zyt<br />
wech Proserpina by Plutho den wreeden<br />
Comt pallas wilt hu ter maeltydt bereeden<br />
wech puthifars wyf zouct elders iolyt<br />
Comt Philomena dit ghezelschap verblydt<br />
15 wech Circes vul <strong>van</strong> bedroghe de meeste<br />
comt by ons vrau Ceres Tes meer dan tydt<br />
* Vóór ‘Beghan’ is ‘g’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 286 v, r. 1-2, 4-16, 20, 21 (namen), 25-28, 32 ‘Busiris’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ media breuis<br />
+ 286 v
236<br />
wech Iuno al hebtdys int herte spyt<br />
Reyn Vrauvvelick ghezelschap verchiert een feeste<br />
Princhesse<br />
20 Pandora Comt Reene // schoone<br />
wech xantippe ghy cryght hier gheene // Croone<br />
te kyfachtich zyt ghy vul quaeden tempeeste<br />
wech oock Bellona / niet weerdich Eene // boone<br />
Reyn vrauwelick ghezelschap verchiert een Feeste<br />
Baertdraghers omme Venus gheliefuen<br />
het Oncuussche wicht<br />
huut myn verworpene Suckel Briefuen<br />
ion ick hu dit ghedicht /<br />
Ghy puppepareirders Al waert ghy de Bruudt<br />
30 verwyfde ghetuut<br />
veel voeren maeckende met hulieder Baerdt<br />
Busiris baerdt altyds beclact was Ruudt<br />
ende ghyncker langhe zoo mede gheiaert /<br />
++<br />
Van Euanders baerdt mochtmen zyn vervaert<br />
dats vp de eerde sleipte / zoo wasse Lanck<br />
vcalegons knevelbaerdt / was <strong>van</strong> zulcker Aerdt<br />
datse stack vul neten / vry ieghens zynen danck<br />
5 Iopas baert / als een ghevlochten thuun Int be<strong>van</strong>ck<br />
Mopsus wand den zynen driewaerf Rondsomme dhandt<br />
Charon had een gheeten baert / oud versleten cranck<br />
maer Entellus baert was vreimdcoluerich gheplant<br />
ghespekelt * en Rood / Bruun en wit / anden Cant<br />
10 hoe schoone of playsant // ghy daer toe vyndt weten<br />
omme die te doen groeyene int staen tryumphant<br />
werct manlick vveist verwyft zoo niet in tverstandt<br />
alle schoonheyts vermeten<br />
<strong>van</strong> Adams moer vvord alle schoonicheyt GheEten<br />
15 Byder doodt verbeten<br />
Damoureuze minnaers int schauwen<br />
metten vleeschlicke zinnen<br />
inde schoone vrauwen<br />
Achtien poincten Beminnen<br />
20 TWee wimbraeuwen bruun int zien // ghenoughelick<br />
es voor alle mannen / Tzy Ionck of oudt<br />
+ Fol. 287 r, r. 1, 3, 5-8 (namen), 16-19 onderstreept.<br />
* ‘ghespekelt’: ‘k’ over ‘gh’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 287 r
237<br />
een bruun blomken / tusschen witte dien // ghevoughelick<br />
verwect lust / <strong>van</strong> wys blood / Blonck of stout<br />
Tvvee bluesende caecxkens / als coluerich // Rood<br />
25 ende een Rood mondeken / dat blydelick // lacht<br />
dit maect tsmans gheest / zeere becuerich // groot<br />
dies hij hem ter liefden ghetydelick // schacht<br />
Tvvee harde borstkens / die zyn om Rusten // goet<br />
eennen harden liggher / Ter tycke // desen<br />
30 es pryselick alsmen vrau venus lusten // doet<br />
daer elck secreit mach / met zijns ghelycke // wesen<br />
Tvvee langhe zyden zyn ghepresen ** // staende<br />
ende eenen langhen hals / als de zwane // wit<br />
achter straeten zebaer en weselick // ghaende<br />
35 Eender vrauwe pleight wel te staene // dit /<br />
++ Tvvee zochte handekens / Een buucxken // zochte<br />
noyndt man / en verveilde tghevoelen // naect<br />
als hy vp tbuucxken int struucxken // wrochte<br />
daer viereghe Lust in zulck vercoelen // slaect<br />
5 Een cort kinneken te maeten // dallende<br />
es pryselick wier me te Brugghe // mallen<br />
Twee corte hielkens / ter baeten // vallende<br />
doen de meyskens / lichtelick ouer Rugghe // vallen<br />
An vvelcker vrauwe dees achtien punten // blycken<br />
10 es weerdich <strong>van</strong> mannen ghepresen // Tzyne<br />
maer zouder willen naer / boer oft clunten // kycken<br />
Eensdeels zoud my deeren / end eensdeels wesen // pijne<br />
Niet dat my by Afionsticheyt zoude // deeren<br />
quaemt zulck ter ooren zulck vp my Ronssen // mochte<br />
15 maer huut vreesen dat hyder al zoude // weeren<br />
en daerdeghe nichte Te zeere verslonssen // mochte<br />
Princhelicke<br />
Ruisteghe Venus scholieren // Reyn<br />
Wat vruechden ter weerelt hoe Rasch gheschiet // zaen<br />
20 tbewandlen der velden / en der Roozieren // pleyn<br />
En waeren gheen vrauwen / Ten waere al niet // waen<br />
** ‘ghepresen’: ‘l’ over ‘n’; nadien geschrapt en boogje boven ‘e’ geplaatst.<br />
+ Fol. 287 v, r. 24 ‘Hiera’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 287 v
Refereyn<br />
238<br />
In Reyn nette gheblanckette ghepincheelde beildekens<br />
als de schoone Hiera Van vpziene blydelick<br />
25 de manlicke Couraidgen anschicken weildekens<br />
diueersch vruechdelick int Leuen tydelick<br />
daer in vynd ick veel speculatyfuen strydelick<br />
my nopende therte Tot veel amoureusheden<br />
zwaer om verdraeghen en qualicker Lydelick<br />
30 de zinlicke crachten gheel maeckende tonvreden<br />
// maer als zy damoureuse vrauwelicke Leden<br />
zyn schickende / onderdaenich ghetrauwe den mans<br />
daer in vynd ick tresoor der amoureuser zeden<br />
+<br />
ende zulcx veruolghen niet ghelaeten ken Cans<br />
maer waeckende onRustich te verwerfuene stappans<br />
zo amoureux dat mense in als mach betrauwen<br />
Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />
5 Ghetrauvve in woorden noch veel ghetrauwer int werck<br />
ghetrauwe In tontlaedene vrau venus vrechten<br />
ghetrauwe / mispelschierich niet int ooghemerck<br />
ende niet doende Ieghens damoureuse Rechten<br />
Liefde met wederliefde tsaemen vaste vlechten<br />
10 ende datse troostbaerich oock zyn <strong>van</strong> manieren<br />
ionst bewysende damoureuse Ruters knechten<br />
veel amoureusheyt vynd ick in zulck hantieren<br />
datse blydghelatelick hemlieden verchieren<br />
zoete facondich Liefmoederlick <strong>van</strong> spraecken<br />
15 voorzienich belettende toecommende dangieren<br />
daer in vynd ick certeyn veel amoureuse zaecken<br />
maer wat amoureusheyt zy meer connen maecken *<br />
datmense als de ghetrauwe dydo mach schauwen<br />
Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauvven<br />
20 Int Redenlick ghebruucken liefmoedich lichamelick<br />
vynd ick veel amoureuse Tryumpherynghen<br />
als icker zoo wesen mach mede verzaemelick<br />
Talder amoureusheyt zyn de studerynghen<br />
de lusten doen Rysen tot veel mariolerynghen<br />
25 daderkens ontsluutende der inwendigher Iuecht<br />
naer tvechten en stryden volghen Bancketerynghen<br />
eerst hebbende der amoureusen dranck ghetueght<br />
ick vynder inne diueersch amoureuse vruecht<br />
zonderlynghe in moederlicke vraukens vruchtbaer<br />
* ‘maecken’: oorspronkelijk ‘smaecken’, ‘s’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 288 r
239<br />
30 zo toufzaemich zynde huut Reynionstegher duecht<br />
datmer wacht naer tuutiens / noch tghesceelt ghepelhaer<br />
ick vyndt voor veel vrau Amoureusheden / maer<br />
alsser der ghetrauwicheden gheenssins verflauwen<br />
Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />
35 Prinche<br />
++ Princesselicke Reyn ghefatsoende wyfuekens<br />
gaeye fiermoedeghe vrauwen en vraukens<br />
den mans ontstellende fraey huere schyfuekens<br />
gente <strong>van</strong> lyfuekens // ende steppende Naukens<br />
5 al pronckende ghaende al waerent steenCaukens<br />
al iockende Roupende wacht doch ons doucxkens<br />
diese te naer comt gheuense snaukens<br />
dese bytebaukens // ende meneghe vloucxkens<br />
tastende stoutelick naer pryckende Broucxkens<br />
10 in zeer doncker houcxkens // zulcdaneghe dreelkens<br />
int danssen hem wrynghende al waerent snoucxkens<br />
int Ronde keerende als cleene Pimperneelkens<br />
Ick vynder inne veel amoureuse deelkens<br />
en bouen dien ghetrauwe zyn in al datse brauwen<br />
15 Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />
Aucteur<br />
Van myn boelken eens was / trauwen eer ick hude<br />
daer ick voortyds Vrau Venus dienst ouer lude<br />
Ex Eerbaritate / niet in wulpscher glorie<br />
20 moet ick oock wat verhaelen / zoot ionste indude<br />
Met een Refereynken Teender memorie<br />
Refereynken<br />
Ghy Myn Nymphe schoone dyaniteghe beilde<br />
als Sophonisba myne ghestadichste weilde<br />
25 hu betrauwende een tweede Sulpitia te zyne<br />
met dydo verzelschipt die my noyndt en verveilde<br />
als my zeluen dyns vvesende / ende ghy my Myne<br />
hoe comt nv / twelck my doet zieckzuchteghe Pyne<br />
dat ghy andre bemindt / als wanckelbaerich Riet<br />
30 heeft hu Circes gheschoncken <strong>van</strong> hueren Venyne<br />
dat ghy als wanckelbaer brezaida nv omme ziet<br />
hoe lief eist doch mueghelick / dat dit zoo gheschiet<br />
+ Fol. 288 v, r. 16, 19 ‘Ex Eerbaritate’, 22, 23-26, 30, 31 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 288 v
240<br />
++ ende zal ick niet // meer <strong>van</strong> hu ghewinnen // vruecht<br />
hoe lief eist oock doenlick dat ghy liefde mesbiedt<br />
Hoe lief Eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />
Hoe lief wien Ick tliefde cleedt oyndt wilde anstroopen<br />
5 vvien Ick alle goetionsticheyt wilde vphoopen<br />
ende tschynt dat ghy zoo my Argus doet verstaen<br />
metten stadiodromiten my wilt ontloopen<br />
Ia ofte mueghelick volghen Philippides zaen<br />
als voor hu myn proposita veel stryden ghedaen<br />
10 hu betrauwende als Daphne te zyne gent<br />
volght Rhodope niet / maer met penelope tghaen<br />
als Clitomachus zalick hu oock wesen omtrent<br />
inwendich ghevoelen / my oock tydynghe zendt<br />
dat ghy nv verblendt // wilt huut liefden dinnen // duecht<br />
15 hoe lief die in liefden zyn tsamen vpghespent<br />
Hoe lief eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />
Doch lief waer heb ick dit ghevveist verdienich<br />
heeft hu zoroastres peyns Ick nygromanchienich<br />
betoouert / Certeynlick bynaest ick ghelooft<br />
20 zo moet my als een verlaeten simpel ingienich<br />
Tserpent Dipsas Pinssen an handen voeten hooft<br />
doch Demogorgon my in huwen Center beRooft<br />
oft laet my metter leelicke Vetustina paeren<br />
Och lief vvie heeft hu dus ontweeffelt verdooft<br />
25 ghy scientificque goden vvilt dies verclaeren<br />
myn iuecht smelt / en my groeyer of gryse haeren<br />
als ick hoor openbaeren / ghy elders binnen // tueght<br />
zo hoor Ick wel hoe dat ick hebbe ghevaeren<br />
Hoe lief eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght /<br />
30 Princhesse<br />
Wien ick hilt als Biblia eersame<br />
standvastich gheduerich int beminnen bequame<br />
ghehuldich tmywaerts tzyne Tot inde doodt<br />
hoe lief eist mueghelick nv tmynder onvrame<br />
35 dat ghy andren beminnen mueght / huut liefden groot /<br />
+ Fol. 289 r, r. 6-8 (namen), 9 ‘proposita’, 10-12, 21-23 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 289 r
241<br />
++ tschynt iaet / die my voormaels zelue liefde boodt<br />
ende tooghdet my samblanteghe goede Manieren<br />
twy my Cupido alsdan niet gheel en duerschoot<br />
zo waer ick verlost huut al dese dangieren<br />
5 mesweeght duer de Laborinteghe duwieren<br />
verschuert <strong>van</strong>den dieren // O al mynder zinnen // iueght<br />
hoe lief die my dus mesverght in Liefde hanthieren<br />
Hoe lief Eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />
Aucteur<br />
10 Ionghe minnaers Tracterende venus materie<br />
Wiens zinnekens wanckelbaerich speculeren<br />
ghepeynsen studeren<br />
ion ick dese naervolghende Rethoricael Ferie<br />
<strong>van</strong> Refereynen Amoureux int ordonneren<br />
15 Lesende mueghter inne den tydt passeren<br />
Fantazien suppediteren<br />
end vp dat de Liefde blyfue / dier es beghunnen<br />
als ghy dyn Liefuerlynck ghaet visiteren<br />
Consoleren<br />
20 huuter mauwe mueght huer een dichtken iunnen<br />
Tes blood den ionghe minnaers / gheen abelheyt Cunnen /<br />
Refereyn<br />
Twy ghy Rhamnusia onweerdighe clercgesse<br />
mynder zinnen voogdesse<br />
25 <strong>van</strong> my zyt vervremende als Liefste bequame<br />
keert af anhoordt huer niet / myn edel Princesse<br />
zyt onderdaenich Venus en Cupido Lesse<br />
weest hu tselfs meestresse<br />
als brezaida crycht wanckelbaerich gheen fame<br />
30 Laet vervlieghen totten hemel huwe troostbaer Name<br />
neimt Euphrosyne thuwen amoureusen Raede<br />
Macht wesen Lief ontsluut huwen troost Eersame<br />
++<br />
doet tmywaerts lief / zoo ghy wildet men hu daede<br />
zyt niet versteent verhart vul grooter onghenaede<br />
macht vvesen beghint / Allyncx voort wilt beghinnen<br />
Leght ionst int werck / dynct oft hu pandora Baede<br />
5 dit bid ick doch / vp dat weedom in my mach dinnen<br />
Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen<br />
+ Fol. 289 v, r. 22, 29 ‘brezaida’ onderstreept.<br />
+ Fol. 290 r, r. 4 ‘pandora’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 289 v<br />
+ 290 r
242<br />
Macht vvezen / twy waer om zoud niet mueghen wesen<br />
myn meMaecxsels ghepresen<br />
als ick thuwen dienste zy <strong>van</strong> moedre gheboren<br />
10 Ick manlick ghy vraulick / deen om danders ghenesen<br />
huut een amoureusheyt Amoureux vpgheResen<br />
waer by mids desen<br />
Lief an hu te zoucken troost heb ick huutvercoren<br />
och laet my mestroostich niet gheel ghaen verloren<br />
15 vveist mynder ghenaedich Lofzame marioleyne<br />
want haecke naer troost By venus septer ghezworen<br />
Alsoo den hert haect naer de waterFonteyne<br />
macht vvesen Lief zyt my troostbarich ten pleyne<br />
mynder herten tresoriere / mynder vyf zinnen<br />
20 Wie * esser myn partie / in doodsmaeckeghen greyne<br />
ialouzie / end al waert zoo / doch om wedertroost innen<br />
Macht vvesen lief / Laet my huwen troost ghewinnen<br />
Macht vvesen lief Anhoordt myne supplicatien<br />
drouue Oratien<br />
25 macht wesen my huwen troost ghewinnen laet Lief<br />
zyt myns ghedachtich lief / By huwer gratien<br />
ick begheert duer alle de Nymphale natien<br />
die veel spatien<br />
hebben de mestroosteghe gheholpen huut meschief<br />
30 hertlick begheer zend hu Missiue en Brief<br />
duer damoureuse wient heeft ghecost vleesch en bloedt<br />
macht vvesen lief vvilt stelpen myn mestroostich grief<br />
Laet my huwen troost ghewinnen / wilt ghy twesen moet<br />
macht wesen lief / dus wanhope my twyfelen doet<br />
35 en vast betrauwen zeght iae / met thuwaerts Beminnen<br />
++<br />
doch om huwen troost vercryghen / hoe hu ander groet<br />
behoudens Eer end eed / Paert my int herte Binnen<br />
Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen<br />
Princhesse<br />
5 Ghevvinnen huwen troost my laet / lief wesen macht<br />
Troostbaerich acht<br />
damoureuse begheerte huut tshertsen gronde<br />
huwe oogskens <strong>van</strong> compassyen Tmywaerts schacht<br />
doch laet my dyn lief vvesen <strong>van</strong>der eerster dracht<br />
10 niet gheveynsdelick Lacht<br />
* ‘Wie’: ‘W’ over ‘vv’.<br />
+ Fol. 290 v, r. 21-24 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 290 v
243<br />
Laet my huwen troost ghewinnen huut huwen monde<br />
Anders crygh ick int herte diepwondichste Wonde<br />
en moeten leuen in vele ontroostbaerheden<br />
huwen troost lief es myne zekerste ghezonde<br />
15 huwen troost es mynder vyf zinnen een Bevreden<br />
huwen troost medeelt my inde eerdsche steden<br />
eer Atropos my Comt hier tleuen of spinnen<br />
eist mueghelick lief met alle Buugsaem leden<br />
Bid ick noch / och doch / ghelooft gheen qua zottinnen<br />
20 Macht vvesen Lief laet my huwen troost ghewinnen<br />
Refereyn ghestaedich groot<br />
Amoureuselick<br />
Beclaeghende zyn Liefs doodt<br />
Lachrimeuselick<br />
25 Ach teedre Complexie Int leuen sanguine<br />
Ligghende verstoruen in doodvaerweghen schyne<br />
ghemerct deser weerelt hu ouerlydynghe<br />
gheel mynder liefden zoetheyt verkeert in Bryne<br />
want my wierd anwassende zieckzuchteghe Pyne<br />
30 als ick dyns sterfdach hoorde zeker Tydijnghe<br />
Nietmin / hoe huut tghezichte / myns zins bevrydynghe<br />
hu en zal ick vergheten niet nemmermeer / maer<br />
Lachrimeuslick beweenen / zonder verblydynghe /<br />
++<br />
al weygherdet / my Redene te doene openbaer<br />
Lief zoud ick hu vergheten / neen ick trauwen voorwaer<br />
Liefuer waer ick <strong>van</strong> tserpent hydra verbeten<br />
end hoe hu Lichaem ontvoormt zy / doodelick onclaer<br />
5 inden Center der eerden / moet volghen der naer<br />
Ach lief hoe zoud ick hu Connen alsoo vergheten<br />
Zoud ick dyns vergheten neen ick om gheen glorien<br />
al light ghy vp tReeustroo der eerdscher mortorien<br />
ghelaeten <strong>van</strong> dyn naeste bloedtvrienden en maeghen<br />
10 want Mnemosyne goddinne der vaster memorien<br />
schonck ick Liefuer offrande thuerer Ciborien<br />
om tzyne dyns ghedachtich Ten eeuweghen daeghen<br />
end al moest ick hu zien wech ter eerdewaerts draeghen<br />
Liefuer bleef ick hu als tgrafs bewachter omtrent<br />
15 vvat goden oyndt wanckelbaer liefuers dryncken zaeghen<br />
huter Fonteyne Lethe Vul vergheetheyt Bekendt<br />
nemmermeer word dyns ghedyncken <strong>van</strong> my Absent<br />
+ Fol. 291 r, r. 10, 16, 18, 30, 31 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 291 r
244<br />
ghy die als Centona hadt consteghe weten<br />
end hoe voormaels de zulcke om pyne en torment<br />
20 huer lief verghaeten / in een oogheblicktyds ontwendt<br />
Ach lief hoe zoud Ick hu connen Alsoo vergheten<br />
Mocht Ick hu inde sneewitste snee begrauen<br />
om de Reynste ghecryghen lief / zoud ick noch slauen<br />
en hu bestroyen met penseen ghepeynsen bequame<br />
25 met vriendelick omRyngsels dyn lichaem begauen<br />
Met Ryfstroom huutsturtende traenen my Lauen<br />
Liefste lief zoetmondichste gheAeszemt eersame<br />
prysweerdichste amoureuste vrauwe name<br />
zoud ick hu vergheten / hoe zoud Liefde ghedooghen<br />
30 waere Zeusis leuendich hoogh constenaer by fame<br />
zoud ick hu Phisiognomie * tdoen maeckene Pooghen<br />
om figuere dyns aenschyns thebben voor ooghen<br />
want anzien doet ghedyncken Tzy waer ghezeten<br />
lief die noch in myn herte bloeydt zonder verdrooghen<br />
35 die my constet met alder troostbaericheyt zooghen<br />
Ach lief hoe zoud ick hu Connen alsoo vergheten /<br />
+ Princesselick<br />
Lief in des weerelts forreest<br />
puer hert Ionstelick schynct hu adieu den gheest<br />
zonder oorlof / eens myn secourereghe Reale<br />
5 amoureuste Rycdom / mynder verkiesynghe meest<br />
wortel / plantte / boom / loof / Iuecht vrucht en keest<br />
Boetenesse / mynder benautheden quale<br />
troonhoudeghe tspaeys Ciceronich ter taele<br />
zebaerste * schoone maegdelicxste <strong>van</strong> vrauwen<br />
10 schicbaerichste ghelichaemt zoetluchtichste zaele<br />
der vruechden groeysels / verdwynsels <strong>van</strong> Rauwen<br />
onser beeder liefden Reynghuerichste bedauwen<br />
voormaels tresoriere / mynder herten secreten<br />
een glysterende gemme duerluchtich int schauwen<br />
15 zonder hu ghedyncken / die draeghe tcleedt <strong>van</strong> Rauwen<br />
Ach lief hoe zoud ick hu connen alsoo vergheten<br />
Refereyn strydende // ieghens nyders grief<br />
Venyneghe pille<br />
Eenpaer verblydende // in zyn Lief<br />
Om huer oogskens wille /<br />
* ‘Phisiognomie’: ‘h’ over ‘s’.<br />
* ‘zebaerste’: ‘b’ over ‘beb’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 291 v
245<br />
Noyndt. dieperdruckich was my den moedt<br />
myn vleesch ende bloedt // hertzweerynghe doet<br />
met dat dus de lieden myn daet Blameren<br />
om dat ick hebbe een vrauwelynck zoet<br />
25 <strong>van</strong> Ruder ofcomste iae en lettel ghegoedt<br />
myn trauwe ende Liefde ghaen Consenteren<br />
deen zeght wy en zullen niet Accorderen<br />
zou en es niet kybich noch gent <strong>van</strong> Leden<br />
tschynt blyde schoon oogskens huer wat stofferen<br />
30 dats oock de properheyt <strong>van</strong> al huer zeden<br />
dander zeght zou es vul Simpelheden<br />
huer wesen zal tot gheen vroylicheyt dueghen<br />
want alle amoureusheyt es huer ontgleden<br />
maer wat zy snappen / wel bem icx te vreden<br />
35 Huer blyde schoon oogskens / doen my verhueghen /<br />
+ Als minzaemich knecht / heb ick twerck vuldaen<br />
ende zondre ofghaen // Tot tsdoods vermaen<br />
zo zalse myn Lief huutvercoren blyfuen<br />
huer blyde schoon oogskens zo vriendelick staen<br />
5 al wilde my tzwaermoedich zweerd verslaen<br />
by foortse moet ick alle vruecht bedryfuen<br />
al heeft ze gheen gratie als andere wyfuen<br />
<strong>van</strong> veel bet te sprekene als menich man<br />
al esse oock gheen vrauwe int pruetselick kyfuen<br />
10 Iae / of <strong>van</strong>den schoonsten niet / waddynghe eist dan<br />
al Canse huer niet voughen in tsweerelts ghespan<br />
ghetuut en ghetoyt / naer tbrugsche * vermueghen<br />
dit my gheen verleedynghe gheuen en Can<br />
v<strong>van</strong>t al hadse maer een nachtdoucxken An<br />
15 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />
Huer blyde schoon oogskens die Connen verchieren<br />
huer simpel manieren // ende my festieren<br />
v<strong>van</strong>t bruun ghenatuert vlieghenze in huer hooft<br />
zy dyncken my zynde Een hemelsch logieren<br />
20 veel claerder blynckende dan de saphieren<br />
oorspronck die hebben myn zinnen Berooft<br />
niet dat my leedt es / negheenssins ghelooft<br />
v<strong>van</strong>t noyndt en creegh icker schaede by / maer<br />
als ick duer Fantazien perplex zat verdooft<br />
25 hiltse my <strong>van</strong> alzulcke quellaigen Claer<br />
zom zegghense datse loopt hier en tdaer<br />
schossen brossen en Busen veel slomme tueghen<br />
wats dan ick en achte dat niet een haer<br />
* ‘tbrugsche’: ‘g’ over ‘y’ (of u?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 292 r
246<br />
v<strong>van</strong>t hoe ick ghestoort bem / altyds voorwaer<br />
30 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />
Prinche<br />
Noch zyn huer blyde schoon oogskens voorscreuen<br />
myn steruen en leuen // Toevlucht in sneuen<br />
al achtense zulcke niet zynde schoone<br />
35 al mochte my zyn de weerelt ghegheuen<br />
+<br />
met al den ghenouchten hier voortyds bedreuen<br />
al goeds ghenough heb ick huer oogskens te loone<br />
dies danck ick hu der fortunen matroone<br />
diese eerst hebt ghezonden An mynen Cant<br />
5 int herte myn spand se der liefden Croone<br />
dit vuest den nyders moortdadighen Brandt<br />
en zegghen noyndt was ongheweinder in tlandt<br />
zou can totter noene te bedde zueghen<br />
end al waert zoo / O goden doet my bystandt<br />
10 doch datse my nyemandt ontweldighe / Want<br />
Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />
Andere Amoureux Refereyn<br />
Alle Vueghelkens die inden mey mueghen Ruten<br />
wilt tsaemen paeren<br />
15 ende helpt my de liefde myns liefkens huten<br />
wilt hu melodieux gheclanck ontsluten<br />
haerpen ende luten // Laet vruecht huutspruten<br />
Rect vry nv dyn snaeren<br />
doch dat ick niet en hebbe in myn bewaeren<br />
20 der poeten eloquentie int openbaeren<br />
dat es my groot Leedt<br />
myn lief mocht ick vulPrysen in tlieflick verclaeren<br />
maer / wat zegh ick vulPrysen / dat Laet ick vaeren<br />
ick en zoude god weet<br />
25 al waere my een Inghelicke tonghe ghereedt<br />
twaere my onMueghelick want zoo ick besief<br />
zou es der liefden staple / dies huut liefden heet<br />
Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief<br />
Thuerer wille zoud ick lyf ende goedt willeCueren<br />
30 want zou eist my weerd<br />
al doetse my mids liefde Liefmoedich trueren<br />
al can zou met woorden myn herte duerPueren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 292 v
247<br />
veel Lydens bezueren // den heesch der Natueren<br />
es diet al begheerdt<br />
35 ick vyndese zo eerbaer dat my gheenssins deert<br />
+<br />
vvat icker omme lyde / hoe huer therte ontbeert<br />
noch bem Icx te vreden<br />
Al worden de crachten mynder zielen vertheert<br />
duer haer absentie die als snydende zweerd<br />
5 duerwondt myn * leden<br />
tvliedt al / als ick dyncke vp haer schoonicheden<br />
gheen liefuer ter weerelt noyndt herte verhief<br />
want bouen allen vrauwen / als huer tallen steden<br />
Noyndt nyemandt en hadde / noch my zelven zo lief<br />
10 Noyndt prysweerdegher lief <strong>van</strong> my verheuen<br />
tot elcker stonde<br />
naer grooten druck Can zou my blydschap gheuen<br />
zonder haeren troost / zo en mach ick niet Leuen<br />
zou houd verdreuen // al myn ancxstelick beuen<br />
15 als myne ghezonde<br />
huer ieghenspoedt waere my een steruelicke wonde<br />
ende my helpt de spraecke <strong>van</strong> hueren monde<br />
huut tsdroufheyts ban<br />
al waert dies dat ick te weynsschene vonde<br />
20 een vpperConyghinne des weerelts Ronde<br />
in een gulden ghespan<br />
en ghebruucken wat dat oyndt alexander wan<br />
en myn lief niet / liefuer ledick duustwaerfuen grief<br />
want zoo myn liefde / myn lief / wel liefhebben Can<br />
25 Noyndt nyemandt en hadde / noch myn zeluen zo lief<br />
Prinche<br />
Myns liefs wesen heeft / een liefuelick antrecken<br />
In vougsamegher tydt<br />
maer de vermalendyde venyneghe becken<br />
30 die tallen saeysoene Reyn liefde beghecken<br />
ende list ontdecken // om spreeden huer strecken<br />
breedt ende wydt<br />
die zaeyen huer zaet huut / haet ende Nydt<br />
zegghende dat zou tmywaerts (dits dat my spyt)<br />
35 gheen Liefde draeght<br />
neen zou en es zulcx niet / maer huer Lyfzamich quyt /<br />
* ‘myn’: ‘m’ over andere letter (n?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 293 r
248<br />
++<br />
daer wil ick totter doodt toe om leuen strydt<br />
clouck end onversaeght<br />
zou es de liefmoedichste daer dach vp daeght<br />
dies in minnen verhit / huuter liefden brief<br />
5 zoo ick myn lief Lief hebbe / als vooren ghewaeght<br />
Noyndt nyemandt en hadde noch my zeluen zo lief<br />
Andre Refereyn<br />
Met zephyrus wyndeken zoetluchtich bewaeyt<br />
puer zocht Ick tverdwynen mynder fantazien<br />
10 dies heeft my Minerua Raedt inneghezaeyt<br />
tanRoupene Themis Tgoddinnelick ingien<br />
vruechtdurstich ter stondt met gheboghene knyen<br />
anRiep icxse / daer alle myn zinnen naer queilden<br />
eer ict wiste duer bede ter causen <strong>van</strong> dien<br />
15 <strong>van</strong>d ick my int eerdsche pryeel <strong>van</strong> weilden<br />
daer zach ick veel Liefuelicke schoone beilden<br />
elck hadder tryumphe byzondre Bequame<br />
de goden goddinnen puer hemelick speilden<br />
ten troone <strong>van</strong> vesta goddinne Eersame<br />
20 och docht Ick daer een Leeft dus zonder blame<br />
end alomme mach by zyn zonder ofscheeden<br />
Wie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden<br />
De neghene Musicale goddinnen<br />
bedreuen veel liefuelicheyt daer ten steden<br />
25 Eerst Clio deder veel gloryen winnen<br />
Euterpe bedreeffer de Lustelicheden<br />
Thalia ghaf alle Reyn groeyende zeden<br />
melpomene tmelodieuselick zynghen<br />
Eratho liet alle stuerheyt met vreden<br />
30 Terpsichore koos tliefuelick danssen en sprynghen<br />
Polymnia conste huer kele bedwynghen<br />
ter note / als der musycken Regente<br />
vrania was / als een hemelsch omRynghen<br />
Calliope eerdemen als dexcellente<br />
35 En <strong>van</strong> desen stondt ick dienstknecht ten Regimente<br />
ick deet oock ghewillich / Want ick moet Breeden<br />
vvie zoude zulck liefuelick byzyn verleeden /<br />
++ Pandora die vrauwe zo liefuelick schoone<br />
die zach ick <strong>van</strong> goden goddinnen verheuen<br />
+ Fol. 293 v, r. 8, 10, 11, 19, 25-31, 33-34 (namen) onderstreept.<br />
+ Fol. 294 r, r. 4-7, 18, 20, 22, 28 (namen), 34 ‘Ruwyne’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 293 v<br />
+ 294 r
249<br />
elck ghaf huer zyn eeghin ghiften te Loone<br />
Pallas / die zach ick huer / huer wysheyt gheuen<br />
5 venus die ghaf huer / huer schoonheyt int leuen<br />
Apollo den grondt <strong>van</strong>der Liefue musycke<br />
Mercurius / en heeft oock niet achter ghebleuen<br />
die ghaf huer zyn Eloquente practycke<br />
alle tLiefuelick by zyn <strong>van</strong> EerdeRycke<br />
10 wierdt daer doe vertooght Reynzienlick claer<br />
end als dat passeerde voorts <strong>van</strong>der ghelycke<br />
vernieude dat tsanderdaeghs weder voorwaer<br />
dus ter goeder trauwen verandwoordt my / daer<br />
zulck met zulck liefuelick byzyn mach weeden<br />
15 vvie zoude zulck Liefuelick bysyn verleeden<br />
Prinche<br />
Myns liefs liefuelick byzyn was daer niet gheRynghelt<br />
zou leede my naer Tagus die liefue vloedt<br />
die met goude zandekens es Ondermynghelt<br />
20 vp Veseuusbergh ghijnghen wy coelen den moet<br />
daer de wynen groeyen huuter maeten goedt<br />
die ons Euphrosyne quam blydelick schyncken<br />
als goddinne <strong>van</strong> gratien die droufheyt verzoet * /<br />
zou ghaf my al dat therte conste ghedyncken<br />
25 want wild ick huut venus cruucxken wel dryncken<br />
<strong>van</strong> tliefuelick ghevoel creegh ick tghebueren<br />
en mochten dan doogskens <strong>van</strong> moetheden Pyncken<br />
Aurora verlangde den nacht zeker hueren<br />
wie zou dan versmaeden zulcdaneghe Cueren<br />
30 daer liefuers zo Liefuelick zyn onder hem beeden<br />
vvie zoude zulck liefuelick bysyn verleeden<br />
Refereyn<br />
Duer liefde verdraeghter zo menich pyne<br />
quelende ghaende perplex ter Ruwyne / Ruine<br />
+<br />
mans ende Vrauwen<br />
en veel ongheRusteghen dranck ten fine +<br />
v<strong>van</strong>t dicwils tonRechte mesacht te zyne +<br />
Can liefde brauwen<br />
5 dolynghe ontweghen in vreimde landauwen<br />
hopen en duchten<br />
* Oorspronkelijk ‘verzoeten’, ‘en’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 294 v<br />
+<br />
.B.<br />
+<br />
.A.
250<br />
Lichtheyt <strong>van</strong> zinnen / zwaer last in Rauwen<br />
en zwaer verzuchten<br />
duer liefde pluct menich zulcdaneghe vruchten<br />
10 met zwaere ghepeynsen ende groot verdriet<br />
verdraeghende nyders valssche gheRuchten<br />
en al mueghelick ten hende verdreghen om niet<br />
maer al dit verdraeghen huut liefden gheschiet<br />
v<strong>van</strong>t anders die Creghe zulcdaenich plaeghen<br />
15 En vvaere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />
Tzvvaer groot onghemack tmestroostich trueren<br />
voor lettel zoetdoms veel leeds bezueren<br />
eenne langhe tydt<br />
tnachtRustich verlies / twelck oock veel hueren<br />
20 menich verdraghelick int ghedueren<br />
duer Liefde Lydt<br />
end onlustich flaumoedich den gheest verslyt<br />
in melancolie<br />
of dat hem oock tzweerd diepwondich duersnydt<br />
25 <strong>van</strong> Ialouzie<br />
ghestaedich in liefden / al valt hem partie<br />
duer wien hy ghewilligh verdraeght dit claer<br />
dat meer es duer liefde / de ghuene die<br />
verdraeght zo veel Ieghenspoets menich Iaer<br />
30 zo dynck ick zo peyns Ick / ende tes oock waer<br />
al tbitterlick weenen ende tclaghelick claeghen<br />
En vvaere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />
voor heete paeysdursticheyt inden noodt<br />
verdraeghende twistich drooghe exploot<br />
35 niet onverduldich<br />
thartneckich weygheren <strong>van</strong> tlieflick conRoot,<br />
daer ghewortelde liefde oyndt ionste Boodt /<br />
++<br />
Reyn menichfuldich<br />
by dien tot grooter beroerte baerschuldich<br />
tslyfs instrument<br />
nochtans ghebleuen discreit ghehuldich<br />
5 tot inden hendt<br />
als menich duer liefde / dit es omtrent<br />
Iae / ende duer liefde Cryght veel vercleens<br />
en dan lief duer liefde dit niet en kendt<br />
onverdraeghelick eist Certeyn ick meens<br />
10 en duer liefde verdraghelick / v<strong>van</strong>t meer dan eens<br />
het bysen het beersschen tketsen en tiaeghen<br />
En vvaere duer liefde vvie zoud verdraeghen<br />
+ Fol. 295 r, r. 27-30 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 295 r
Prinche<br />
251<br />
Duer liefde waeren oock zomtyds gheneghen<br />
15 end om verdraeghen ghewillich bedeghen<br />
zantten zantinnen<br />
en duer liefde hebben oock vele verdreghen<br />
naer poetryen in dese eerdsche weghen<br />
goden goddinnen<br />
20 Nymphen matroonen veel consteghe zinnen<br />
Leeck ende gheleert<br />
en zommich duer liefde / om liefde ghewinnen<br />
ontgoedt OntEert<br />
vvaeren dese al tsaemen hier weder ghekeert<br />
25 tnieu voorleden verdragh / dit moet ick vraeghen<br />
En vvaere duer liefde / wie zoud verdraeghen<br />
Refereyn lief amoureux zot<br />
hiernaer verclaert<br />
vp een zyn lief eens versnot<br />
Nu met andre Paert /<br />
Therte straelich duerpinst als <strong>van</strong> een vloo // Bete<br />
zonder hu eens lief / Ick niet gheerne Noo // schete<br />
ghy en zoud my zeluen moeten houden thooft<br />
Als ick Cattecruudt metten bueter en broo // Ete<br />
+<br />
dynck Ick in hu Minne te ligghene gheschooft<br />
hebt myn zinnen by <strong>van</strong> buten ende binnen berooft<br />
ghelyck een hoenderdief bezouct schuer en poeste<br />
een zotte baghijne hebt my ouergheslooft<br />
5 dies als ghy vooren niest ick <strong>van</strong> achter oeste<br />
ick verbarn in hu liefde / maer vond men / ick moeste /<br />
gheen ander dan ghy / Ande heyse verschouden<br />
iae iaet vry / daer mede ick vlieghe ten Roeste<br />
Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden<br />
10 Een ander schynt iont ghy te bezittene tstoelken<br />
zyn schichten te schietene int amoureux doelken<br />
ende my met vyngheren / voor by te wysene<br />
<strong>van</strong> dyn gheveynsden aert heb ick een ghevoelken<br />
my biedende garnaetiens omme my te spysene<br />
15 kir tamoureux wyndeken staet hopick te Rysene<br />
dat twielken <strong>van</strong> fortunen / mach tmywaerts draeyen<br />
inden calueren beilck weynschick hu te bysene<br />
hu dan laeten met samblanteghe liefde Paeyen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 295 v
252<br />
al beraeyt ghy ander met huwer liefden Raeyen<br />
20 tRuboucxken met twee bladeren laeten ontvouden<br />
Ick vynde dyns ghelycke / om der mede Labaeyen<br />
Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden<br />
Adieu eens myn lief adieu in vlaemssche oorlof<br />
<strong>van</strong> liefde weitier niet een Puncteloos boor // of<br />
25 innocente gheheel Van vrau venus doctrine<br />
besteidt ander zyn pryckmorseel in hu voorschof<br />
ghy mueght worden zyn / maer myn boel es myne<br />
dies scheed ick <strong>van</strong> hu finalick tallen fine<br />
zoo ghy te Raede zyt / nv voort an doet<br />
30 al waent ghy my paeyen met dobbelen gryne<br />
niet gheel thuwer wille zyt gheweist ghemoet<br />
therte zonder meenen / hu met een adieu groet<br />
Liefuer neen dan iae / dat wy eens verzaemen zouden<br />
een verloren twee vercoren / daer me deelick myn bloedt<br />
35 Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden /<br />
++ Princhesselicke<br />
Couraidge hooghmoedich spytich<br />
gheen liefde wil ick wesen thuwaerts verslytich<br />
daed ict / ick fondeirde vp een stuuende zandt<br />
5 Adieu die eens thuwaerts was Apetytich<br />
zo lief heb ick met hu onpaeys / als met hu bestandt<br />
wat waendy es niet dyns ghelycke in tlandt<br />
zyt ghy de gracieuste bouen allen vrauwen<br />
neen neen ghy / een andre heb ick vast by der handt<br />
10 mynder zinnen tresoriere / Reyn blydelicxst beschauwen<br />
zoud ick zonder hu waent ghy blyfuen in Rauwen<br />
neen ick trauwen // maer cloucklick daer in verbouden<br />
v<strong>van</strong>t vul vraulicke figueren / zyn tsweerelts Landauwen<br />
Dies zal icker wel mede myn zinnen behouden<br />
Rondeel<br />
Ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />
<strong>van</strong> de ghuene / die eens was myn Lief<br />
Al naer een andere wil ick my wenen<br />
ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />
20 huer ghestichte staet vp wanckelbaer lenen<br />
stenen // zuchten voortyds / om huer besief<br />
Ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />
<strong>van</strong> de ghuene / die eens was myn lief<br />
+ Fol. 296 r, r. 26-30 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 296 r
253<br />
Discrete amoureuze liefde<br />
Balade<br />
Van ghespeilneden twee // Amoureux<br />
hebbende vp tfaict <strong>van</strong> minnen ghegloost<br />
Deene by in liefden verwonnen alRee<br />
Victorieux<br />
Es zou gheworden duer danders troost<br />
Aucteur<br />
Onlancx in tsdaeghs openbaerynghe<br />
als tschyn der zonnen Rees huten troone<br />
+<br />
hoord ick zo vriendelick een vergaerynghe<br />
<strong>van</strong> twee Liefue maegdekens schoone<br />
Ionck ende wellustende <strong>van</strong> persoone<br />
vvaeren zy beede Alsoo my dochte<br />
5 Ick begheerde niet meer goeds te Loone<br />
dan ick met hemlieden verzeylt zyn mochte<br />
Ick zaghse Beede zy en zaeghen my niet<br />
omme weldoen berghdick my zeluen daer<br />
zo mochten zy elck anderen claeghen vry // yet<br />
10 vvat hem ter herten ghyngh zo naer<br />
// deene sprack ghespeilne / ghy zyt zo zwaer<br />
hu oogskens die zyn bevaen met weene<br />
es hu yet lettende / druck ofte vaer<br />
Ontdecket wy zyn doch hier Alleene<br />
15 Dander sprack och liefue ghespeilne<br />
Ick kenne hu hertelick ende ghetrauwe<br />
dies stel Ick myn hertken thuwen beveilne<br />
helpt doch draeghen myne Rauwe<br />
de weerelt es my schier te nauwe<br />
20 myn Rocke wordt nemmermeer vulsponnen<br />
v<strong>van</strong>t venus Alder goddinnen Vrauwe<br />
heeft my gheheel end al verwonnen<br />
Deene amoureuze<br />
Ghespeilne zulck last heeft menich ghedreghen<br />
25 die thende ghecreghen goet ontlaeden<br />
maer diet niet wel te draeghene pleghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 296 v
werden wylent gheloont / met schaeden<br />
die yeuwers zwemmen wil of baeden<br />
moet vp stroom oft vp diepte gloosen<br />
30 die hem al willens laet verRaeden<br />
hem ghebuert Lyden Eer langhe poosen<br />
254<br />
Dandre<br />
Bem Ick bedroghen dats onverwoethede<br />
maer lacen tghezichte heeft my bedroghen<br />
+<br />
des wercx En heb ick gheen ghevroedhede<br />
want ick en hebbes noyndt eer gheploghen<br />
zoudhy my paeyen met looser prologhen<br />
zoo zegghende woorden <strong>van</strong> Confoorte<br />
5 wordt my nv hulpe <strong>van</strong> hu ontToghen<br />
Noyndt herte en leedt alsulcke verstoorte<br />
Deene<br />
Myn hulpe myn troost myn Raedt myn weten<br />
ghespeilne en zal hu niet faelgieren<br />
10 al zyt ghy in venus stock ghezeten<br />
vvilt dies niet onghetempert Tieren<br />
Pyndt dat ghy thertken <strong>van</strong> hem mueght stieren<br />
eist dat ghy ducht mesleedt te zyne<br />
die stede gheeft / de quaede manieren<br />
15 Tschynt hy bereed hem zeluen ter Pyne<br />
Dandre<br />
Hoe zoud ick myn hertken <strong>van</strong> hem ghedwynghen<br />
die my bemindt bouen alle die Leuen<br />
ende alle der weerelt chierlicke dynghen<br />
20 connen my voor hem gheen blydschap gheuen<br />
nochtans zo doet myn hertken Beuen<br />
vreese <strong>van</strong> bedrieghen ten Lesten<br />
dat traenen my dickwils in myn ooghen cleuen<br />
Maer hope / die slaetter toe ten Besten<br />
25<br />
Deene<br />
Tes beter met vreesen achter trecken<br />
dan by hope tian schaede beghaen<br />
te kennen zyn goet des vryers strecken<br />
an twerck can men haer minne verstaen<br />
30 Minnaers die trauwe zyn onderdaen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 297 r
255<br />
zyn eerbaer schamele ende Reyn <strong>van</strong> herten<br />
vyndt ghy contrarie zyn vermaen<br />
En ghy / hem ghelooft / ghy comt in smerten<br />
Dandre<br />
35 Voorvvaer ken Can * my niet ghebreken<br />
therte es te zeere Tot hem gheneghen<br />
+<br />
zyn ghaen zyn keeren zyn zien zyn spreken<br />
schynt vul <strong>van</strong> liefden Tot my ghesleghen<br />
zyn zuchten zyn stenen / zyn zulcdaen pleghen<br />
ende zomtyds wat moys te gheuene my<br />
5 zyn schoon ghelaet dit moet ick weghen<br />
Certeyn ick bemder bedroghen by<br />
Deene<br />
Een maeght die ghifte gheeft die biedt // haer<br />
een maeght die ghifte neimt vercoopt // haer<br />
10 een maeght die schuwen wille verdriet // zwaer<br />
en zal nemen noch gheuen hoe dat mer loopt // naer<br />
een maeght die anders doet / die stroopt // haer<br />
in tstreck <strong>van</strong> lydene in tspot der Lieden<br />
een maeght die gheerne An eere Cnoopt // haer<br />
15 en zal ghifte nemen noch ghifte Bieden<br />
Dandre<br />
Onnooselheyt ende gheen mesdaet bewaenen<br />
doet dicwils doen twaere beter ghelaeten<br />
Ick dancke hu het duechdelick vermaenen<br />
20 alle wyse maegdekens zoudent vaeten<br />
Maer een dynck dyncke my buter maeten<br />
ende daer Ick in twyfele nacht ende dach<br />
dat es dat hy zouct Listen en gaeten<br />
my alleene / te sprekene / waer dat hy mach<br />
25<br />
Deene<br />
Schuut dat / of claerlick ghy comt in tnet<br />
alsoo dyna / iacobs dochtere dede<br />
de welcke <strong>van</strong> Sychem was besmet<br />
duer twandelen zonder voorzienichede<br />
* ‘Can’: ‘C’ over ‘m’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 297 v
30 daer of vielen inder zuuerheden snede<br />
tbesneden volck ten derden daeghe<br />
wildy eere hebben / ende welvaert mede<br />
zo schuut des nyders listeghe laeghe<br />
256<br />
Dandere<br />
35 Hy zeght hy en can my voor alle meynsschen<br />
zyn herte ontdecken noch Openbaeren<br />
+<br />
maer al zyn Roupen Crysschen en weynsschen<br />
Es / dat wy tsaemen Alleene waeren<br />
zonder mesdoen / Es zyn verclaeren<br />
Eylacen ick en weet niet el dan duecht<br />
5 verstond ick <strong>van</strong> hem dorperghe Niemaeren<br />
zo en was noyndt therte alsoo onthueght<br />
Deene<br />
Thamar met Amon heymelick sprack<br />
zynder quaetheyt niet zynde vroedere<br />
10 diese naer tverCrachten <strong>van</strong> hem stack<br />
nochtans was hy haer alfue Broedere<br />
Laet wyshede wesen dyn behoedere<br />
Merct * hoe dese quamen in drucke<br />
volght Redene als twyse kyndt der moedere<br />
15 Of ghy comt al ten zeluen onghelucke<br />
Dandre<br />
Voorwaer myn herteken es verbolghen<br />
als ict mach zegghen onbeschaemt<br />
of hy my wille ter eeren volghen<br />
20 Twy ne doet hy my heesschen alsoot betaemt<br />
Een minnaere die naer eere Raemt<br />
zal den vrienden tooghen zyn meenynghe<br />
maer neen hy / dies my niet wel vraemt<br />
ick duchte hy staet naer myn vercleenynghe<br />
25<br />
Deene<br />
Ghespeilne hebdy zulcke kennesse<br />
dat ghy voor ooghen die faulte ziet<br />
merct dan den druck end oock de schennesse<br />
daer iason de schoone medea in liet<br />
30 merct oock de droufheyt ende tzwaer verdriet<br />
* Vóór ‘Merct’ ‘mect’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 298 r
dat helena by Paris verwarf<br />
maer wat zou leedt ick en claegse niet<br />
want zou huer zelfuen by weilden bedarf<br />
257<br />
Dandre.<br />
+<br />
Byder gods gracyen zo zoud ick hopen<br />
ick en zal my zeluen niet Bederuen<br />
maer venus strael gheeft my zulcke nopen<br />
Ick en can myns zins niet wel ontErfuen<br />
5 zoud ick onghetrauvvicheyt verweruen<br />
zo waere my daventuere te fel<br />
myn vrienden zaeghen my liefuer steruen<br />
dan dat ick anders voere dan wel<br />
Deene<br />
10 Hoe voer dido die Conyghinne<br />
die Eneam betraude eere ende trauwe<br />
hy lietse bedruct beschaemt <strong>van</strong> zinne<br />
zou doode haer zelfuen <strong>van</strong> grooter Rauwe<br />
Olimpias die hooghe mueghende vrauwe<br />
15 was duer tbetrauwen bedroghen Grootelick<br />
en wilt ghy zelue niet toezien nauwe<br />
ghy zult hu vynden int Lyden blootelick /<br />
Dandre<br />
Die niet te Raeden es / Es niet tehelpene<br />
20 dat es een zegghen <strong>van</strong> ouden Tyden<br />
Ick en zaeghe my zeluen niet te stelpene<br />
<strong>van</strong> hem ten waere duer hu * Castyden<br />
maer ouerghemerct dat bitter Lyden<br />
dat meneghe edele vrauwe ghewan<br />
25 by minnen zo wil icx my vermyden<br />
Of ten zy dat trauwe eerst wercken Can<br />
Deene<br />
Dats vvel gheseyt / ghij moest oock mercken<br />
Dat Minne vleesschelick zonder Bandt<br />
30 en can noch eere noch zaelicheyt wercken<br />
die zoo sterft / zyn loon es den helsschen Brandt<br />
dus houdt altoos den dinne in dhandt<br />
* ‘zyn’ doorgehaald en ‘hu’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 298 v
trect weder dyn herte thuwaerts ghereedt<br />
Reynicheyt es Alzulck Een ** pandt<br />
35 datse zustere <strong>van</strong>den inghelen heet /<br />
+<br />
Dandere<br />
Ghespelene By huwen advyse<br />
twelck alsoo duechdelick es ende goet<br />
zo bem ick <strong>van</strong> anderen onderwyse<br />
5 god gheue dat ict wel vesten moet<br />
Al zoudt my costen vleesch ende bloedt<br />
Ick zal myn hertken <strong>van</strong> hem keeren<br />
ende minnen een die my trauwe doet<br />
zo zal ick gode / en myn vrienden Eeren<br />
10<br />
Deene<br />
Die looze ommeslaeghen zouct<br />
en tghebod der helegher kercken spaert<br />
Certeyn zy werden zeere vervlouct<br />
eer den Candeeldach wordt verIaert<br />
15 ghespeilne by desen hu oock Bewaert<br />
Laet hu verschalcken noch versuptylen<br />
die hertelick mint / naer trauwen Aerdt<br />
zal trauwe vynden in alle wylen<br />
258<br />
Dandere<br />
20 Voor vvaer dat es een warachtich slot<br />
de ghetrauwe naer gheen huutwendicheyt vraeght<br />
huwe loon / zy die almueghende god<br />
ghy hebt myn Lyden gheheel verIaeght<br />
nv ghaen wy tsaemen onversaeght<br />
25 die naest gode zyt myn Confoort<br />
ick wilde dat elcke Reyne maeght<br />
Onser beeder questie hadde ghehoort<br />
Aucteur<br />
Dus ghynghen te gadre zy onder hem beeden<br />
30 heymelick bleef ick in dat Rozier<br />
ende ick en wilde <strong>van</strong> daenen niet scheeden<br />
ten waere beworpen in een Papier<br />
** Vóór ‘Een’ is een eerste ‘een’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 299 r
259<br />
ick wilde dat elcke maeghet schier<br />
Raedt name an die zou duechdelick kende<br />
35 daer comtter zo meneghe int dangier<br />
Ten waere gheen noodt / hier mede een hende /<br />
++<br />
Zot Refereyn<br />
Van tsheerders bedryf<br />
die Certeyn<br />
wat vreimds had in tlyf.<br />
5 Een amoureux Ioncxken <strong>van</strong> Venus baroentkens<br />
vryede een maegdeken zeer simpel <strong>van</strong> gronde<br />
en daer hy er me wandelde Twasser al groentkens<br />
zy zaeghen <strong>van</strong> varren tvvee landsche fatsoentkens<br />
een scaepheerder vryende een melckeghe int Ronde<br />
10 doe sprack dat meysken ick wil ment my ontbonde<br />
twy es ghuent heerder zo vul Iockender treken<br />
doe sprack dat Ioncxken zeer hoosch <strong>van</strong> monde<br />
Lief tsmelckeghers tubbe ware tsheerders ghezonde<br />
dies zoudhy er gheerne zyn holetken in steken<br />
15 Bey eire / en can huer de melckeghe niet wreken<br />
Ick en weets niet hij / laet zulck vraeghen verleydt // zyn<br />
Kir zie eir liefken Ten mach niet al gheseyt // zyn<br />
Wa hurtte hy my zeydse ick hurttede hem wedere<br />
waer naer zo mach de melckeghe haeyen<br />
20 can zou hem niet corten daer zynen vedere<br />
viele haer tubbe de melck sturte nedere<br />
zoude dan tongheluck niet thaerwaerts draeyen<br />
kir lief zeyd hy zy zullen elck andren wel paeyen<br />
haer beeder begheerte moet voor hu secreit // wesen<br />
25 de melckeghe es vroylick / en zoucket Labaeyen<br />
en theerderken wil haeren ackere Bezaeyen<br />
daer weit ghy tslot / zult ghyr me ghevreidt // wesen<br />
vvat zaller groeyen Laet in my tgheweit // wesen<br />
Ia ia / al hu vraeghen moet <strong>van</strong> my Becreyt // zyn<br />
30 Kir zie eir liefken / Ten mach niet al ghezeyt // zyn<br />
Neen macht niet gheseyt zyn / watter of zal groeyen // zaen<br />
zo wilt my tmotyf <strong>van</strong> dier melckeghe * verclaeren<br />
my wondert waer mede zou haer mach moeyen // ghaen<br />
want onghemolcken laetse al haer Coeyen // staen<br />
35 ende zou es in tsheirders scaeps cot bevaeren /<br />
+ Fol. 299 v, r. 1-4 onderstreept.<br />
* ‘melckeghe’: ‘l’ over ‘r’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
299 v
260<br />
++ Lief zeyd hy dat zal ick hu ghaen openbaeren<br />
de melckeghe heeft al haer Lammeren doodt<br />
en zou heeft een zwart beytken <strong>van</strong> twyntich Iaeren<br />
dat vvil zou met tsheirders Ram doen paeren<br />
5 om der mede te commene huut huerer noodt<br />
Lief drough zou een beytken / kir iaes in haeren schoot<br />
hoe mach al dit vraeghen by hu ghepleyt // zyn<br />
kir zie eir liefken Ten mach niet al gheseyt // zyn<br />
Prinche.<br />
10 Tmaegdeken hadder of cleen verstandeken<br />
de melckeghe was in tsheerders Bandeken<br />
daer corts een vruchtken moest of verbeydt // zyn<br />
zou zachse wandelen ghaen hand an handeken<br />
sprack tmaegdeken / es nv bezaeyt haer Landeken<br />
15 kir zie eir liefken Ten mach niet al ghezeyt // zyn<br />
Amoureuze Meyelynghen *<br />
die hem zomtyds in tkeye // dwynghen<br />
Ghylieden die binder maendt <strong>van</strong> meye<br />
Meyliedekens gheerne zynght in tgroene<br />
20 vul dorperheden tot allen mesgreye<br />
als offer niet dan boosheyt ware in saeysoene<br />
Lust hu emmers zanghewys wat te doene<br />
zeker liedekens heb hulieden gheordonneirt<br />
gheestlick en weerlick der me Reynhertich Coene<br />
25 Te veldewaerts inne tsaemen tryumpheirt<br />
gheeft god eerst tzyne / dan eerlick ReCreeirt<br />
Liedeken<br />
Vp den voys<br />
Nieukercke gent<br />
Gheestelick nv plant<br />
30 mey <strong>van</strong> gheduericheden<br />
dats gods woord / Elcx bystandt<br />
stelt in dyns herten steden<br />
+<br />
maer houffent eerst hu landt<br />
gheloouich elcken Cant<br />
doch anden plough slaet dhandt<br />
+ Fol. 300 r, r. 16, 17 onderstreept.<br />
* ‘Meyelinghen’: na tweede ‘e’ ‘r’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 300 r<br />
+ 300 v
niet in tstuuende zant<br />
5 zaeyt niet gods * woorden want<br />
zoo wint ghy vrucht der vreden<br />
Gods woordt / es een verkandt<br />
zynder beloften zeden<br />
Plant nv int herte vast<br />
10 alsnv gods woordt waerachtich<br />
huwen grond wordt ontlast<br />
<strong>van</strong>den quae Cruden crachtich<br />
vp deerdschen cheyns niet past<br />
hoe dat zulcx vp hu bast<br />
15 met tzweerd / dien helsschen gast<br />
<strong>van</strong> gods woord clouck toetast<br />
houd hu vroom anden mast<br />
<strong>van</strong> gods woord sterck almachtich<br />
dwelck hy verleent dat brast<br />
20 met dancbaerheyt eendrachtich<br />
Kendt huuten broode niet<br />
mueghwy alleene Leuen<br />
maer huut dien woorde ziet<br />
dwelck ons gods mondt wil gheuen<br />
25 vviens woord Rechtlick gheschiet<br />
vverct al dat hy ghebiedt<br />
gheenssins ghebonden yet<br />
en es zyns woords Bediet<br />
tsvolcx woordt es wanckel Riet<br />
30 gods woord word eeuwich bleuen<br />
tot troost in ons verdriet<br />
en Leerynghe ghescreuen<br />
VerRaeders <strong>van</strong> gods woordt<br />
zynt diet veronghelycken<br />
35 en wantrauvvich gheschoort<br />
staen zy / Die gods woordt wycken<br />
oetmoedich twoord Anhoordt /<br />
+<br />
Weist gram / maer niet ghestoort<br />
zeylt hu yemandt an Tboordt<br />
die gods woordt houd gheCoort<br />
Liefzaemich Rechtevoort<br />
5 trect hem <strong>van</strong> die Practycken<br />
vvie twoord gheveynst versmoort<br />
Tzal onverwonnen Blycken<br />
261<br />
* Begin <strong>van</strong> ‘w’ onmiddellijk na de ‘s’ <strong>van</strong> ‘gods’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 301 r
Elck wie huut gode zy<br />
staet gods woordt niet tontbeerne<br />
10 Twas dauids voeten vry<br />
een lichtende Lanteerne<br />
dus vrome Christen ghy<br />
blyft den gods woorde By<br />
v<strong>van</strong>t hu mensschen / en my<br />
15 ghewillich Christus hy<br />
met zyn claer woords bely<br />
vvild ons voortbrynghen gheerne<br />
dies zyn gheworden wy<br />
vry los huut dhelsche queerne<br />
20 Huut een ontsterflick zaet<br />
zyn wy wedergheboren<br />
duer gods woordt es de daet *<br />
<strong>van</strong> zekerheyt ghezworen<br />
Elck <strong>van</strong> zyn zondich quaet<br />
25 quytschel duer twoordt ontfaet<br />
v<strong>van</strong>t Dupperste prelaet<br />
die kendt der herten staet<br />
duer zyn tselfs woord en Raet<br />
schict hy nyemandt verloren<br />
30 al wie dat tot hem ghaet<br />
Ontfanght hij huutvercoren<br />
Plant gods woordt clouck ghemoet<br />
Laet dat in therte groeyen<br />
Christus vruchtbaerich bloedt<br />
35 zalt coeldauwich bespoeyen<br />
en doch den mey huut doet<br />
clouckhertich metter spoet<br />
die gheene vruchten goedt /<br />
+<br />
die gheene vruchten goet<br />
gheeft / maer huer zeluen voedt<br />
plant greffyt gods woord zoet<br />
dat mach vruchtbaerich bloeyen<br />
5 den stroom der helsscher gloedt<br />
zal hu niet ouervloeyen /<br />
Oorlof die minnaers zyt<br />
en gods woord gheerne lesen<br />
al hebbens nyders spyt<br />
10 gods woord zal eeuvvich vvesen<br />
* ‘daet’: ‘a’ over ‘e’.<br />
262<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 301 v
voor twoordt ghebenedydt<br />
als Christen Rudder strydt<br />
acht gheenen ypocryt<br />
zyn tonghe noch habyt<br />
15 hoe zommich twoordt Benydt<br />
bewimpelt bouen desen<br />
peynst hy verwint die Lydt<br />
Bewaert gods woordt ghepresen /<br />
Meyliedeken Amoureux<br />
263<br />
20 Ghelyck den Mey // met vulder vruecht<br />
es in zyn Iuecht<br />
naer onsen grey // zyt oock verhueght<br />
vp dat ghy mueght<br />
ghy vraukens zoet Reyn amoureux <strong>van</strong> zinnen<br />
25 den mey es nv in zyn saeysoen<br />
de spruutkens groen<br />
verhueghen doen<br />
Alsoo der blomkens Roke comt <strong>van</strong> binnen<br />
vrauwen tooghen looselick schyn <strong>van</strong> Minnen<br />
30 tgheschiet<br />
Ghetrau als wanckel Riet<br />
Hoe lustich staet // nv menich pleyn<br />
*<br />
met blomkens Reyn<br />
maer ** waeytter quaet // een wynd vileyn<br />
+<br />
tverderft certeyn<br />
de blomkens die zoo Iuechdelicke stonden<br />
tsghelycx zo keeren euen gaey<br />
de Vraukens fraey<br />
5 met eennen draey<br />
Wanneer zy een vernieuwen hebben vonden<br />
tooghen zy fier ghelaet met dobbel gronden<br />
tghebuert<br />
daer menich man om truert<br />
10 Elck lustich gheest // zynght fraey en fier<br />
int groen Roozier<br />
maer zwaer tempeest // Brynght in tdangier<br />
zo menich dier<br />
naer meye zwyght de zoete nachtegaele<br />
* ‘Int groen Roozier’ doorgehaald.<br />
** ‘zwaer tempeest’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 302 r
15 zulck zyn de vraukens meer dan zom<br />
<strong>van</strong> zinnen dom<br />
gheworden stom<br />
verzwyghende schoon amoureuse taele<br />
vergheten zy haer liefste principaele<br />
20 zeer Coel<br />
en kiesen een ander boel<br />
264<br />
Des meys Anschau // niet en vernoeyt<br />
die Lustich bloeyt<br />
den coelen dau // heeft oock bespoeyt<br />
25 al tcruudt dat groeyt<br />
De zonne tooght haer schoon claerlustich schynen<br />
maer duuster wolcken volgher naer<br />
die tschynsel claer<br />
benemen daer<br />
30 Sghelycx * de vrauwen onder loose grynen<br />
de fraeye Ruters doen haer vruecht verdwynen<br />
Tvermaen<br />
Es dan / ghy mueght wel ghaen<br />
Princesse vvie / my Ionstich dwangh<br />
35 tot desen zangh<br />
tsmeys melodie // zal nemen ghangh<br />
<strong>van</strong> hier eer langh<br />
Sghelycx zo zal ons iuecht en vruecht begheuen<br />
+<br />
Wanneer ons naect de wynter groot<br />
dat word ter noodt<br />
de bitter doodt<br />
verzekert eist ons allen toeghescreuen<br />
5 god wil ons dan verleenen teeuwich leuen<br />
Adieu<br />
dan werdet al een Nieu<br />
Een andre Meyliedeken<br />
Ghedanct gheloft zy god<br />
10 gheEerd zy zyn ghebod<br />
Talder tydt onvernoeyt<br />
By wien ghebenedydt<br />
tot tsmensschens Apetyt<br />
de veldekens staen duergroeyt<br />
15 En coeldauvvich bespoeyt<br />
* ‘Sghelycx’: ‘g’ later toegevoegd en ‘h’ over ‘s’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 302 v
den bloessem waer huut spruut<br />
tliefbancketeirlick fruut *<br />
end alderhande Cruudt<br />
hem om best Riecken moeyt /<br />
20 Elck Vueghelken gent Net<br />
zyn zoete Becxken wet<br />
om zynghen huepsschen zangh<br />
de nachtegael houd Choor<br />
als zy doen huer debuoir<br />
25 nachten en daeghen Langh<br />
des wynters straf Bedwangh<br />
maect den mey los en vry<br />
en brynght daert doenlick zy<br />
tdeen boelken tdander by<br />
30 Tot Venus schoon ontfangh<br />
Hertkens dan Corageux<br />
huut Liefden Amoureux<br />
vroylick in tgroene ghaet<br />
elck andren zoot behouft<br />
35 minsaemelicke Touft<br />
naer amoureusen Raedt<br />
Vreest gheene nyders quaet<br />
+<br />
en schuut melancolie<br />
weert alle fantazie<br />
vp datter troost gheschie<br />
Die damoureuse baet<br />
5 Met dyn zoetmondich dreel<br />
int Lustelick pryeel<br />
toufzaemich Bancketeirt<br />
dyn wederpaer ghedynct<br />
end huer een zoentien schynct<br />
10 zoot liefde ordonneirt<br />
zynght sprynght en marIoleirt<br />
fraeymoedich onbevreest<br />
smaect daer der liefden keest<br />
met eennen blyden gheest<br />
15 Reynhertich Tryumpheirt<br />
Tooghtshu een blyde aenschyn<br />
schynct huer den coelen wyn<br />
265<br />
* Oorspronkelijk ‘Cruudt’; ‘C’ en ‘d’ doorgehaald, ‘f’ na ‘C’ toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 303 r
v<strong>van</strong>t die den gheest verhueght<br />
met amoureusen Rel<br />
20 touft oock hu moncxken wel<br />
ten besten / dat ghij mueght<br />
en zou by huerer duecht<br />
tloerooghen ouerzendt<br />
houd dat voor een Consent<br />
25 <strong>van</strong> liefden vast gheprent<br />
Ghebruuct Vrau venus iuecht<br />
Princhesse Reyn eerbaer<br />
dyn princhelick pylaer<br />
Liefde ghestaedich draeght<br />
30 om gheenderhande goedt<br />
dyn Lief ontrauwe doet<br />
elck minnaer dat behaeght<br />
en quaet ghepeyns verIaeght<br />
huut huwer hertsen grondt<br />
35 Draeght eennen hoosschen mondt<br />
ghij zult blyfuen ghezondt<br />
Als nyders zyn gheplaeght /<br />
++<br />
Meyliedeken Cluchtich<br />
naer tbanckets scranssen<br />
daer mede mueght Luchtich<br />
Een Rondeken danssen +<br />
266<br />
5 Ruterkens Coene // ontwect hu om verblyden<br />
In Saeysoene // den mey es nv ten Tyden<br />
dies wilt dan fier bescryden // der blommekens ghespruut<br />
in spyte diet benyden // Ghaet met hu boelken huut<br />
Verre buter paele<br />
10 Leedze in hu bestieren<br />
zouct der admirale<br />
welRieckende Roozieren<br />
// Daer ghylieden logieren<br />
mueght huut tsvolcx ghecraey<br />
15 elck anderen festieren<br />
inder natueren baey<br />
Opent binnen tpleynken // Amoureux omRynghen<br />
doet hu zoetmondich greynken // Een liedeken zynghen<br />
haer vyngherkens wilt wrynghen // ghy cryght loensschen ontfangh<br />
20 zucht niet comt hu besprynghen // Der zonnen onderghangh<br />
+ Fol. 303 v, r. 1-4 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
303 v<br />
+<br />
Anno .1547.
Want comt die een deelken<br />
<strong>van</strong>den avendt schyncken<br />
berght hu int pryeelken<br />
wilt <strong>van</strong> huer niet flyncken<br />
25 al mochten doogskens pyncken<br />
neimt daer hu Ruste net<br />
zo hoordy tsmoorghens Clyncken<br />
tsnachteghaels mottet<br />
267<br />
Hu gente zoete moncxken // tooght amoureuse zeden<br />
30 Als een vrau venus ioncxken // wilt huwen tydt besteden<br />
En laetse niet met vreden // houd vp alst hu verveilt<br />
<strong>van</strong> bouen tot Beneden // Ioct Troetelt ende speilt<br />
Dect tRieckende serueetken<br />
spreed zeer dinne stuutiens<br />
35 daer toe dyn aerdich dreetken<br />
Schelt Liefuelicke fruutiens<br />
+<br />
vertelt haer vreimde Cluutiens<br />
met een gheestich Bediet<br />
vvacht ghepelhaer noch tuutiens<br />
doet dat tghepeyns hu Biedt<br />
5 Princesselicke Iuechden // <strong>van</strong> twee neghen iaeren<br />
vought hu tot venus vruechden // eer tleuen mach ontvaeren<br />
Laet deyns en danssers plaeren // drynct wyn helpt schueren thoen<br />
want in dit eerdsch bezwaeren // En muegdyt iongher doen<br />
Andre meyliedeken<br />
Voys Vpde buyssonnette<br />
Des meys saeysoen heeft nv Virtuut<br />
<strong>van</strong> tloof en Cruudt<br />
vvaer huut dat spruut<br />
groot menichte <strong>van</strong> blommekens Reyn<br />
15 ghy amoureux oock nv ontsluut<br />
dyn Reyn conduut<br />
met Venus iuut<br />
In tlustich liefuelick groene pleyn<br />
daer mueght ghy nv verblyden certeyn<br />
20 met dyn Loensch liefuelick wederpaer<br />
v<strong>van</strong>t zou es tamoureuste greyn<br />
bouen iuno of pallas eerbaer<br />
daer en es gheen maer<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 304 r
speilt zoo ick hu zey<br />
25 Met dyn Liefueken inde coele mey<br />
268<br />
Tsmeys Iuecht verhueght elck lustich gheest<br />
in tgroen forreest<br />
want onbevreest<br />
zynght de nachtegale stercken zanck<br />
30 Tsmoorghens zeer vrough ter liefden keest<br />
Minsaemheyt teest<br />
minst ofte meest<br />
zynght oock tliedeken naer hu liefs danck<br />
de nachten zyn cort den dach es Lanck /<br />
+<br />
Bedryft iolyt huut liefden goet<br />
met Armonye snaerspel gheclanck<br />
pluct hu Liefste daer blommekens zoet<br />
dynen Lust dan boet<br />
5 en danst eennen Rey<br />
Met dyn liefueken inde coele Mey<br />
Tsmeys dau die nv ter tydt bespoeyt<br />
Al tcruudt dat groeyt<br />
en Lustich bloeydt<br />
10 alsoo men wel ziet An elcken cant<br />
den minnaer oock in Liefden vloeyt<br />
die als dan gloeyt<br />
hem niet vernoeyt<br />
tzyne by zyn Liefste tryumphant<br />
15 Amoureuslick gent ende playsant<br />
als meyerlynghen zyn Bekent<br />
margiolerende handt in dhandt<br />
elck ander schynckende een present<br />
<strong>van</strong> blommekens gent<br />
20 en zyt dan niet Ley<br />
Met dyn Liefueken inde Coele mey<br />
Prinche eer hu den mey ontglydt<br />
besicht dien tydt<br />
v<strong>van</strong>t gheen Respyt<br />
25 en zal hu noch my niet ghebueren<br />
hu princesse zal zyn verblydt<br />
en ghy hu quyt<br />
twordt hu proffyt<br />
zou en zalder niet omme trueren<br />
30 al eist datse hu comt beCueren<br />
met haer blomken amoureux fier<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 304 v
269<br />
en wilt huer daer om niet zueren<br />
bluscht fraeyelicke dan der minnen vier<br />
int groen Roozier<br />
35 weist oock niet te key<br />
Met dyn liefueken Inde Coele mey /<br />
++<br />
Gheestlicke amoureuse an allen canten<br />
in Christo Bemint<br />
Zalmen den naerghenoomde mey plantten<br />
gheestelick ghezint<br />
Refereyn +<br />
Verhuecht hu // ter duecht nv // in contemplatien<br />
nv in dit vruchtbaerich saeysoen <strong>van</strong> gratien<br />
duer den heere iesum chtistum ghebenedydt<br />
den wynter es gheleden Te deser spatien<br />
10 vul stranghe habitacien<br />
ons blomkens zyn voortcommen ouer al de weerelt vvydt<br />
Bermherticheden des heeren Bloeyen tdeser tydt<br />
als een zomer vul Lieflicke Roken zeere<br />
de vueghelkens des hemels die zynghen verblydt<br />
15 end alle dat aeszeme heeft looft den heere<br />
dus gheminde in christo / ick thuwaerts keere<br />
hu Ionnende met een gheestelick verstandt<br />
voor eenen mey groot<br />
Den boom <strong>van</strong> tcruce christi int herte gheplant<br />
20 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt /<br />
Met penseen en vyoletten <strong>van</strong> Roken zoet *<br />
Bid ick dat ghyr die an plantten moet<br />
dats om desen mey peynsen nacht en dach zult ghy<br />
wat vrucht ons daer an ghegroeyt es goet<br />
25 Christus duerwondt bebloedt<br />
een verlosser voor vele zo wel hu als my<br />
een vrucht / verzoende dat al hadden mesdaen wy<br />
als een blomme int velt an tcrucen hout verheuen<br />
bloeyende vul zoeter Roken zynen vader was hy<br />
30 als een offrande zoo voor onslieden bleuen<br />
dusdaneghen mey ion Ick hu ghegheuen<br />
end omme die ontfaen zuvert an elcken cant<br />
dyn houeken ter noodt<br />
den boom <strong>van</strong> tcruce christi int herte plant<br />
35 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt /<br />
+ Fol. 305 r, nota in margine onderstreept.<br />
* ‘zoet’: ‘z’ over ‘g’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
305 r<br />
+<br />
A o .1559.
270<br />
++ Met vyfwondeghe Roosen Roodt int verchieren<br />
zoetgueregher in Roken dan vyolieren<br />
ofte Rieckende blomkens huuter eerden groeyende<br />
Cypres thymon balseme Lauwerieren<br />
5 Iuegdeghe Egglentieren<br />
hoe medicinael / hem in Roken moeyende<br />
den dau <strong>van</strong> gratien die esse bespoeyende<br />
de zonne der Rechtueerdicheyt esse Beschijnende<br />
maer tcruce christi / es zoetghuerichst bloeyende<br />
10 als florerende olyfboom niet verdwynende<br />
desen mey om plantten zyt oetmoedich Pynende<br />
die ontfaende godsvruchtelick met Reynder handt<br />
zonder wederstoot<br />
den Boom <strong>van</strong> tcruce christi in therte plant<br />
15 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt<br />
Gheestlicke<br />
Princesse ontfanct met Reuerentien<br />
desen mey in hu camerken <strong>van</strong> conscientien<br />
ende zomtyds bespoeyt met hertRauweghe traenen<br />
20 ondervought hu Buugsamich met Obedientien *<br />
tot stichtende intencien<br />
huut Liefzaeme charitate doe hu dit vermaenen<br />
ydel plantynghe wilt huut dyn houeken Plaenen<br />
vviltter zaet <strong>van</strong> duechdlicker Roken in zaeyen<br />
25 zo zult ghy vast zekerlick zonder waenen<br />
thuwer zielen vercierynghe / goe vruchten maeyen<br />
verblydt inder Crucen mey / met een gheestlick verfraeyen<br />
Contempleirt daer in omRynght / metter liefden Bandt<br />
tot inde doodt<br />
30 den mey <strong>van</strong> tcruce christi in therte plant<br />
verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt<br />
[Ghezonden An eenne Religieuse]<br />
++<br />
Ghezonden An eenne Religieuse<br />
<strong>van</strong> een gheestelick Amoureux<br />
in zulcker oordene zyn Amoureuse<br />
35 ghelyck als hy was Religieux /<br />
Aucteur<br />
Alle Reyne Amoureuse gente dierkens<br />
met opene ghemonstreirde Colierkens<br />
+ Fol. 305 v, r. 32-35 onderstreept.<br />
* Vóór ‘Obedientien’ is ‘Reuerentien’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 306 r, r. 17, 18 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 305 v<br />
+<br />
306 r
271<br />
steppende drie stepkens in twee sauchierkens<br />
5 vp dat zy int verbeyden niet worden heynsch<br />
die ion ick voorspoet / om verhueghen de nierkens<br />
<strong>van</strong> huerlieder wederpaer / thebbene weynsch<br />
Nachtloopers<br />
Dusdanighe menich Iongh ghezelleken<br />
10 in peryckele wandelende tsnachts Tontyde<br />
liefuer in huus zyt / Eer luudt tschelleken<br />
zoo zyt binnen den goeden Bevryde<br />
zomtyds vp dat hu den gheest verblyde<br />
end als ghylieden by avende ghaet<br />
15 Om zynghen tnaervolghende Liedeken ontfaet /<br />
Liedeken<br />
Vpden voys Toosthende in tstadt<br />
Eylaes wat zullen wy brauwen /<br />
Huvven god kent<br />
20 die weildich zit voorspoedich<br />
hem lof danck eere zendt<br />
huut therte zeer Liefmoedich<br />
Peynst om den hendt<br />
waer ghy wandelt omtrent<br />
25 nyemands fame schendt<br />
maer vreest thelssche torment<br />
end hu <strong>van</strong> zonden spent<br />
duer zyn wonden diepbloedich<br />
Eer ghy huut ghaet<br />
30 wilt hu met tcruce vermen<br />
voor onvoorzienich quaet<br />
Christus zal hu beschermen<br />
end in huwen staet /<br />
+<br />
godsvruchticheyt niet laet<br />
noch oock en versmaet<br />
der Christen kercke Raedt<br />
zaeyt huut berauvvich zaet<br />
5 Christus zal dyns * ontfermen<br />
Cort es den tydt<br />
<strong>van</strong> elck menssche beseuen<br />
* ‘dyns’: ‘d’ over ‘z’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 306 v
als Roock zo Lydt<br />
hier / ons cranck broossche leuen<br />
10 Die draeghen haet en Nydt<br />
hu doch eendrachtich quyt<br />
eer ghy bestreden zyt<br />
<strong>van</strong> tsdoods slumende strydt<br />
v<strong>van</strong>t om ghelt gheen Respyt<br />
15 En can de doodt ghegheuen<br />
Leift Cleen en groot<br />
zoo ghij zoud willen steruen<br />
huwer zonden Noodt<br />
Rechtueerdich wilt afkerfuen<br />
20 doet wel voor de doodt<br />
wie hongher heeft / Breict broodt<br />
die ghaen naect en bloodt<br />
tooght ontfaermich exploot<br />
bezitten abrahams schoot<br />
25 Mueght ghy daer by verwerfuen /<br />
Zoo ghy wildet / doet<br />
dat hu een ander dede<br />
ende duer christus bloedt<br />
doet doch ontfaermichede<br />
30 zyt ghy wel gheghoedt<br />
den aermen medevoedt<br />
weist clouck ghemoedt<br />
troost dus dyn broeder zoet<br />
huwer plaeghen gloedt<br />
35 mueght ghy der blusschen mede<br />
Schuut alle dranck<br />
daer tvvist mach huute Rysen<br />
voedt hu / als ghy zyt Cranck<br />
met gheestelicker spysen<br />
++<br />
gheeft god den heere danck<br />
vreest hem dyns leuens lanck<br />
zynght hem Lofzangh<br />
in dyns herten Be<strong>van</strong>gh<br />
5 Vreest oock zyn oordeel stranck<br />
daer hy elck zal verwysen<br />
Quaet ghezelschap schuut<br />
pyndt in tyds of te staene<br />
272<br />
+ Fol. 307 r, r. 30 ‘clunten... caneghem’, 31 ‘pluentien’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 307 r
eer datter gramschap spruut<br />
10 daer ghy mueght Ruumt de baene<br />
met pacientich Cruudt<br />
dyn wreken inne duut<br />
Tvechten buten sluut<br />
tbeneimt zo menichs iuut<br />
15 en peynst met gheelder huudt *<br />
zo eist goet slaepen tghaene<br />
Princhelick pylaer<br />
ons hope en Toevluchten<br />
wien themelssche verghaer<br />
20 eerdsch ende helssche duchten<br />
doch vooren ende naer<br />
houd ons voor plaeghen zwaer **<br />
vvy zullen oock voorwaer<br />
gheerne wesen dancbaer<br />
25 beschermt ons leuens iaer<br />
Voor twisteghe gheRuchten<br />
Refereyn<br />
273<br />
VVel myn truete myn moncke myn liefste myn minne<br />
vvaer schoyt ghij zo neerstelick tstedewaerts inne<br />
30 sprack clunten <strong>van</strong> caneghem doe ouerluudt<br />
pluentien manckzet / ghemoetende zyn liefue vriendinne<br />
Ick ghae zey pluentien wandelen wat vp myn Cruudt<br />
neen neen / ten es dat niet / tschynt datie my schuut<br />
tIansoy Ick en doe niet / kyct welck een bescheet<br />
35 maer wie heeft my ghezeyt datIe zyt de Bruudt<br />
+<br />
tian die hu dat gheseyt heeft Lieghter an duer zyn zweet<br />
wa liefue pluentIen meentIe dat ick dat niet en weet<br />
och iae ick liefste schoone / zoetste bouen alle blommen<br />
nv wel myn lief / al waert zoo hebt ie me zo leedt<br />
5 Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen<br />
Ter bruloft pluentien Lief / dat doet myn bloed verstooren<br />
Ick meende zelue brudecom tzyne aluooren<br />
hoe zytie de bruud dan / Bruud huut al met my<br />
Ia bruud ie vaer belouick zalder of hooren<br />
10 dat met een ander huwen bruutdach zult houden ghy<br />
* ‘huudt’: ‘d’ over ‘w’.<br />
** ‘zwaer’: ‘z’ over andere letter (I?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 307 v
274<br />
nv wel myn clunten lief / neimt dat alsoo zy<br />
ter bruloft te commen zultie daer om niet laeten<br />
neen tspyt my te zeere / spyt hu dat / Iaet dynct hu vry<br />
ick waende wel de naeste zyn / ouer twaelf straeten<br />
15 doch hoeneer es huwen bruutdach tmynder onbaeten<br />
tsmaendaeghs voor syncxen / zalmen elck de wete sommen<br />
dies zecht my clunten Lief alsdan huut Charitaeten<br />
Lief als ick huwe zult ghy niet ter bruloft commen<br />
Neen quaem icker het zoude my te zeere spyten<br />
20 het waere my een schande end in tverwyten<br />
elck end een mocht my worpen daer vp myn broodt<br />
kir tmocht een boone / vvilt vp hu lipkens byten<br />
Laet clappeyen commeren / en comt Light in myn schoot<br />
Ia tian dat waere proper ick waere Liefuer doodt<br />
25 wat zou de brucom zegghen <strong>van</strong> huwen hudaeghe<br />
niet een woordeken weet ick Comt tword zonder noodt<br />
ghy staet noch in myn gratie tmynen behaeghe<br />
och of ick hu dan myn bruud voor ander bruden zaeghe<br />
Ick zouder my als een dalder frayste Berommen<br />
30 nv dat mach niet wesen / dies ick hu noch eens vraeghe<br />
Lief als ick huwe / Zult ghy niet ter bruloft commen<br />
Princesselick pluentien ia ick met meer hanssen<br />
ende commen een oorlof pooseken danssen<br />
maer veel Liefuer zelue zoud ick met hu huwen<br />
35 hu brocom es een quaet veynt <strong>van</strong> veel vrome Lanchen<br />
++<br />
hy sal hu noch al dromende thooft eens in duwen<br />
dan met Lere clocken ouer hu ziele Luwen<br />
dat ick niet anghaen zoude / had ick nemmermeer ghepeynst<br />
Nietmin pluentien ick wil * alle zwaricheyt schuwen **<br />
5 en kiesen een ander wat baet ghegrimt ghegreynst<br />
maer pluentien oft zoo quame / zeght my ongheveynst<br />
Ia dat mueghelick zal / om int vleeschuus mommen<br />
end vp dat hu liefde worde <strong>van</strong> my vercheynst<br />
Lief als ick huwe zult ghy niet ter bruloft commen<br />
Aucteur<br />
Venus Ianckerkens ketserkens drauerkens alomme<br />
vvitbeckich bestouen als de ionghe domme<br />
metter witte Cordtsen blomme<br />
thooft naer stekende / daer ghy vyndt open de pot<br />
15 ghylieden moet oock hebben wat huter somme<br />
<strong>van</strong> myn Refereynkens diemen heet zot<br />
+ Fol. 308 r, r. 25 ‘medea’, 26 ‘medusa’ onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘wilalle’; gescheiden door een dubbele streep.<br />
** ‘versteken’ is doorgehaald; ‘schuwen’ is interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 308 r
275<br />
Theeft Remedie / om cryghen nieu haer gheschot<br />
Calaengne meyskens dies niet Lichte begheerdse<br />
vvacht hu <strong>van</strong> tgheestelick gheetecot<br />
20 maegdekens <strong>van</strong> hu weertse<br />
maer als tgaeyken of es / schiet vry naer de peertse<br />
Zot Refereyn<br />
Hoort. al ghy ghildekens ende veel ioncwyfs hoort<br />
comt al in myn kethel / elck zeght anderen voort<br />
25 Roupt medea methamorphosighe goddinne<br />
Comt medusa word myn hulpe / met een inckel woordt<br />
mids den smeder Vulcanitich in heeter Minne<br />
comt ghildekens comt. Comt ten eersten beghinne<br />
senypoerken zult indryncken meer dan een Onche<br />
30 in myn kethel moetie zitten dan totten kinne<br />
end hu blootshooft ontdecken dan in myn Fronsse<br />
+<br />
ghy zult schynen vernischt duer apelles ponche<br />
comt al waert ghy <strong>van</strong>den hoofde totten voeten besmet<br />
comt ghildekens in tyds Comt doch eer ick Ronsse<br />
In myn Ketel comt ghildekens Cuusch ick net<br />
5 Comt ghildekens comt / Comt al in myn kethele<br />
bezitten myn brandeghe heetcoeleghe zethele<br />
niet een haer zult ghy hebben / dat hu doet spyt<br />
<strong>van</strong> dat ick hu voorlichame wat benethele<br />
ghy wordtter gheel verauerecht in corter tydt<br />
10 Comt ghehaerde oft alf gheschoorne / wie dat ie zyt<br />
of die thaerken te crueckelen pleight vp stocxkens<br />
<strong>van</strong> die moeyte word verlost ghy / Comt hu zeluen quyt<br />
comt oock ghewimbraeude Corthieleghe * mocxkens<br />
Comt schoeliekens <strong>van</strong>den Neapolitaenssche brocxkens<br />
15 al zyt ie onReyn besmatert oncuusschich onder zet<br />
Comt ick zal hu ouersloouen keelcoordeghe clocxkens<br />
In myn kethel comt ghildekens Cuuschick net<br />
Comt Alle wiltIaeghers in venus warandekens<br />
Comt ghildekens comt Ionghe Lammertandekens<br />
20 comt die zeer gheerne tRuwe schortcleedt Angord<br />
comt die den dach meest huutdraeghen met mandekens<br />
Comt / in myn kethel word ghy gheCuuscht vp en Cort<br />
* ‘Corthieleghe’: ‘C’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 308 v
276<br />
vp dat ghy myn laeuwenesse ghewaere wordt<br />
der huutcommende zult schynen nieuboren Ioncxkens<br />
25 comt oock paruucke draegherkers / naer myn kethel Port<br />
ick zal den busch ontsteken met heetdompeghe voncxkens<br />
comt oock schieloose ghetoyt ghepelhaerde moncxkens<br />
comt comt / oock ghenoodt / onder myn voysich trompet<br />
zonderlynghe ghy / om ** caelwe worden bloncxkens<br />
30 In myn kethel comt ghildekens Cuusch *** ick net<br />
Prinche<br />
Comt oock in myn kethel duer myn Voorduerken<br />
die te Roodtroengich draeght een Coluerken<br />
++<br />
twelck Roosproetich bemasschelt te oudbollich staet<br />
comt ick zalt hu wel beteren / min dan in een huerken<br />
zo vullicx ghy <strong>van</strong> myn sopelorien ontfaet<br />
comt ghildekens comt comt / doet eens mynen Raedt<br />
5 comt vry grouue craeghalsen / hoe vroom ghezwanst<br />
alle wie besloten cortsen hebt / hoe inghewortelt quaet<br />
comt worpt ghemoet in myn kethel bemommeCanst<br />
speilt Duuckerken met tbolleken / en binnen danst<br />
Comt ick zalt ie dan * vpden cam ofNypen Bet<br />
10 hoe dickhareghe toppen Ruloctich ghecranst<br />
In myn kethel comt ghildekens Cuusch Ick net<br />
Cortsen Broeders<br />
lam sluts end onsterck<br />
veel ziecten voeders<br />
Comt naer Venus werck<br />
Ghy die <strong>van</strong> fiebures quartaine ghequelt mocht wesen<br />
En acht vp senypoer Rute nasqua Nepte<br />
myn Refereyn alsse commen wilt Lesen<br />
alsse achter blyfuen / zult ter stondt ghenesen<br />
20 hebt ghevonden als een ongheordonneirde Recepte<br />
zo wie in zyn Ioncheyt oyndt gheerne stepte<br />
daer venus liefuerlynghen hadden verghaer<br />
voor een cleen vruecht volgder veel verdriets naer<br />
ende creegh voorwaer // zo wel huut als in brugghe<br />
25 drupende nuerzen / ooghen zypende onclaer<br />
ende cromme Rugghe /<br />
** Vóór ‘/ om’ is een eerste ‘om’ doorgestreept.<br />
*** ‘Cuusch’: ‘C’ over afkorting <strong>van</strong> etc.<br />
+ Fol. 309 r, r. 12-15 onderstreept.<br />
* ‘dan’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 309 r
277<br />
Refereyn <strong>van</strong> den Cortsen<br />
Tfy hu schieloose cortsen der ghulseghen Roede<br />
duernypende myn adren / hoe comt ghy my deeren<br />
30 huwen oorspronck / comt huut eenen quaeden bloede<br />
de Rassche te beene / maect ghy vluchs moede<br />
hu hygaeten int hooft / doet vloucken en zweeren /<br />
+<br />
wat ieghens natuere zy wilt ghy doen theeren<br />
huut end in Clappeye / die huut een vuylen crop spruut<br />
vervultheyt <strong>van</strong> maeghen / ende noch meer begheeren<br />
dit zyn hu Rechte zibbezacx gheseyt ouerluudt<br />
5 ghy zyt een quaede beeste / want myns leuens iuut<br />
duerRydt ghy snooBrandeghe slymeghe vinne<br />
tschynt oftmer ghebraen eyers in myn maeghe fruut<br />
zo hanthiert ghy my menichwaerf thuwen beghinne<br />
zomtyds / zendt ghy my in / de beuende Minne<br />
10 dan zonder coorde touter Ick / dach ende nacht<br />
nietmin / Niet gheachte dan voor een zottinne<br />
DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />
Als een onvoorzieneghe stranghe verRaedeghe<br />
zo zyt ghy my dapperlick gheCommen vp tlyf<br />
15 der huepscher cost doet ghy walghen versmaedeghe<br />
bottecakeghe zwelte / Twaer om hu beclyf<br />
ghy doet meest begheeren Tzy man ofte wyf<br />
zwabbelynghe smaeckende naer zout noch smout<br />
tot boomsnaetsynghe al waert der zwynen verblyf<br />
20 hier toe brynght ghy huwe cortseghe verweecte stout<br />
en begheeren zulck tpoyen <strong>van</strong> tIuegdeghe mout<br />
oock wyn / zoot zulck by potten glaeskens huutbliesen<br />
ghy doetser of vervreimden / ghy laf in ziecten oudt<br />
Ia my daet ghy wey voor bruschkeytien kiesen<br />
25 tscheen oft ghy my noch wildet inden ougst vervriesen<br />
zoo ghy my hebt Clippertandich vercracht<br />
al croopt ghy inden eersdaerm / om gheen plaetse verliesen<br />
DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />
Een onbeschaemde Lurpe zyt ende Rabrakeghe<br />
30 <strong>van</strong>den ghaende leden / oock tstaende let naer dien<br />
der onghetempertheyt een tsaemen Raeckeghe<br />
Broeder dierycx ingien een slutse slaeckeghe<br />
dies zyn Fraterkens hanghen / Beneden zyn knyen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 309 v
++<br />
278<br />
+ tfy zieckzuchteghe lerwe / met hu Acxpartyen<br />
in beschimmelt zvveet / doet ghy de leuer verzyncken<br />
vveycaes Laffen Bru / blaeuwe pottagerien<br />
die wilt ghy meest tmynen banckette schyncken<br />
5 wech spys es huwen weynsch / huwen Roup comt dryncken<br />
tzy grusen bier cisteerne / ghy wordter me tevreden<br />
end om een goet morseel / doet ghy niet eens dyncken<br />
dan begheeren alderhande Aelwaericheden<br />
zommich wilt ghy doen dryncken <strong>van</strong> buter steden<br />
10 claer bekewaeter ende zom huut eender gracht<br />
maer cortsen al quelt ghy my in alle myn leden<br />
DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />
Princesse<br />
Van hooftzweere ende tantzweere fel<br />
15 Cortsen zyt ghy Contagieuse beeste<br />
vvie ouer hu claeght / met een beuende vel<br />
men achtes niet / zulck houdet voor kynder spel<br />
cortsen zuveren wel / ende doen groeyen snel<br />
zulcken troost gheuen my de ghezonde <strong>van</strong> gheeste<br />
20 maer of ick in mynder bonnetten Leeste<br />
zweerynghe lyde / Raescoppich bezwaer<br />
zal my nyemandt claeghen oock / minste noch meeste<br />
tiansoy zo zwygh ick dan huut causen eerbaer<br />
maer oft my dan de tantzweere quelt voorwaer<br />
25 es dat oock gheen pyne / spreict by ghevoelynghe<br />
Neent / zegghen de zulcke / eens de weke al tIaer<br />
tandzweere / dats maer een Caeckenspoelynghe<br />
een wyndeghe huutwoelynghe<br />
de cortsen schijnt Dats maer een leuervercoelynghe<br />
30 die veel end ander ziecten huut tlyf versmacht<br />
tian cortsen end alsoo zy / ziet zonder Loelynghe<br />
zoo ghezondt gheAcht<br />
DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht /<br />
Aucteur<br />
Myn daeghen en quelde my Felder //<br />
Cortse //<br />
Flauhertich was zou Myns //<br />
5 Be Rie Eghe //<br />
Comtse noch eens myn Elder //<br />
vortse //<br />
+ Fol. 310 v, r. 21-24, 29 ‘ypocrisie’, 32 ‘Symonie’, 33 ‘houeerdicheyt... zinne’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 310 r<br />
+<br />
310 v
En thienmael tmywaerts Rebelder //<br />
wortse //<br />
10 Zou zat my vp tlyf als een zwyns //<br />
Bezie Eghe /<br />
Rondeel<br />
279<br />
Pocken masels Leimpten cancker tvlederchijn<br />
Cortsen hooftzweere Tandzweere mede<br />
15 Cyatica artycke Bleeckvaerwich int aenschyn<br />
Pocken masels Leimpten Cancker tvlederchyn<br />
Clapooren tethers en meer brandich Venyn<br />
hier of es de moeder meest ghulsichede<br />
Pocken masels Leimpten Cancker tvlederchyn<br />
20 Cortsen hooftzweere Tandzweere mede /<br />
Duuelsche generatie<br />
huut onRechtueerdichede<br />
Daer tsweerelts natie<br />
ghepaert es mede<br />
25 In Doude vaders exempelbouck vyndtmen bescreuen<br />
dat den duvel by onRechtueerdicheyt zyn Minne<br />
tien dochteren hadde Ter weerelt ghegheuen<br />
Tien soorten <strong>van</strong> volcke daer noch kyndren of leuen<br />
ypocrisie verheuen<br />
30 schicte hy Religieusen ten eersten beghinne<br />
Priesters ende clercken als huerlieder Vriendinne<br />
Iondhy Symonie zyn tvveetste dochtere<br />
Monseurs Ionckers / houeerdicheyt <strong>van</strong> zinne<br />
++<br />
gheene dan de die best gheuen mochtere<br />
De poortrye / om met minst verlies leuen zochtere<br />
Es wouckerye ghegheuen die begheerlicke schoone<br />
de Cooplieden met Loosheyt dieser an brochtere<br />
5 creghen tromperye ofte bedroch in persoone<br />
de ouderlynghen ghiericheyt noch spannende Croone<br />
hebben doudste dochtre ghecreghen onReene<br />
de aerbeyders al warenser niet iuist toe ydoone<br />
creghen maegtschendynghe / groot ende cleene<br />
10 ofte Sacrilege te Leene<br />
de dienstboden als Fynder dan dander gheene<br />
heeft hy onghetrauwe dienst gheiont voorwaer<br />
ydel glorie / end OnCuuscheyt / alle man ghemeene<br />
+ Fol. 311 r, r. 3, 5, 6, 9, 10, 12, 13 (namen <strong>van</strong> zonden), 20, 21, 29, 30 ‘Duerluchteghe’<br />
onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 311 r
280<br />
heeft dese keten loopen int wilde openbaer<br />
15 noch daeghelicx Rengnerende hier en tdaer<br />
<strong>van</strong> elck end een Begheerlick zynse bekent<br />
talder onduecht gheneghen / dies voughen hem der naer<br />
onder tveendel <strong>van</strong> Asmodeus Regiment<br />
Die tot oncuussche begheerten veel mensschen verblendt /<br />
Amoureuse<br />
Argumentueuze<br />
TWy ghy // my vraegdet tanderen tyden<br />
in tnaervolghende Refereyn begrepen de vraeghe<br />
achterlaet hu inden stocReghel om verblyden<br />
25 Solucie / machse zyn thuwen behaeghe<br />
Daer neen / Leghter om weten toe ander laeghe<br />
of smact de prondelmarct achter een haeghe<br />
doet ghyt ick wildser tot domsdaeghe Laeghe<br />
Refereyn<br />
30 Duerluchteghe Minerua paysdursteghe Nichte<br />
my Venus scholier inzendt <strong>van</strong>den Lichte<br />
++<br />
huwer scientificq minnelicxste bediet<br />
doch huwer consultacie niet tmywaerts zwichte<br />
vp dat ick mach weten int eerdsche ghestichte<br />
vvaddynghe welck dat es / tslot <strong>van</strong> minnen / ziet<br />
5 my huwe bystandt Biedt<br />
Reyn minnelick scholier / Vp dat ghy zoud niet<br />
onghedoctrineirt mestroost blyfuen / tdesen tyden<br />
vveist zinbuugsamich tmywaerts / troost word hu gheschiet<br />
v<strong>van</strong>t ick wil hu medeelich zyn ende verblyden *<br />
10 nv zonder afglyden<br />
hoort die hem Reyn minnelick willen bevryden<br />
Ick zegghe solueir hu / met amoureuse zinnen<br />
zoot de goden goddinnen ende Nymphen belyden<br />
Steruen in Liefden / dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />
15 De knye <strong>van</strong>der vrauwe minlick buugsamelick<br />
dat es de sluetel certeyn bequamelick<br />
tot minnelicke weilde doet die passeren<br />
Vrau venus document Vesta betamelick<br />
standvast totter dood toe zoo Anghenamelick<br />
+ Fol. 311 v, r. 18 ‘Vrau venus’, ‘Vesta’, 20 ‘euphrosine’, 23 ‘ghestadeghe minne’, 25<br />
‘vroedelick helen’, 33 ‘loon... minnen’ onderstreept.<br />
* ‘verblyden’; ‘v’ over ‘b’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 311 v
281<br />
20 met euphrosine tsaemen dit accorderen<br />
end ordonneren<br />
Want tfondament / <strong>van</strong> dit slot om tryumpheren<br />
es ghestadeghe minne voor mannen en wyfuekens<br />
ende den muer / eer die nyders Razeren<br />
25 es vroedelick helen damoureuse bedryfuekens<br />
der vruechden schyfuekens<br />
end eer daer vp Resen diueerssche ghekyfuekens<br />
Vriendlick vpzien als schichten die cunnent verwinnen<br />
ende finaelick voor die gente <strong>van</strong> Lyfuekens<br />
30 Steruen in liefden / dats tslot <strong>van</strong> minnen<br />
In gheduereghe liefde Tbeddeken Reene<br />
Liefzaemelick elck anderen daer ghemene<br />
heet Loon <strong>van</strong> minnen Naer twillende Consent<br />
de wachters <strong>van</strong> tslot der minnen alleene<br />
35 int corageuselick voornemen niet Cleene<br />
++<br />
zyn / die hem standvastich houden in tRegiment<br />
hertwillich gent<br />
die zoo Reciprocelick zyn vpghespent<br />
winnen gaidgen <strong>van</strong> menich zoet zoentien aldaer<br />
5 maer Rhamnusia gheel de muraidgen schent<br />
causerende der minne tzyne wanckelbaer<br />
certeyn voorwaer<br />
Reyn amoureux scholier volght dese lesse naer<br />
hoe int leuen doet intreye ter staple binnen<br />
10 met beghin ende middele / tmach wel vvesen / maer<br />
Steruen in Liefden dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />
Amoureux voorspoedich Prinche in aerdicheden<br />
al wat oyndt damoureuse minnaers deden<br />
als een cort solaes eist al haestich verghaen<br />
15 Sophonisba / sulpitia zyn ouerleden<br />
Rhodope daphne dido zyn oock bestreden<br />
den doodlicken strael hebben zy moeten ontfaen<br />
hoe in minnen ghestaen<br />
oft in minlick solaes zyn debuoir elck ghedaen<br />
20 conclusiuelick was de minne niet gheel vulbrocht<br />
dan <strong>van</strong>den ghuenen omRynght <strong>van</strong> tscheedende vermaen<br />
en ghebleuen totter dood toe in minnen ghecnocht<br />
standvastich bedocht<br />
+ Fol. 312 r, r. 15, 16 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 312 r
282<br />
tbeghinsel der minnen wel gheduerich wesen mocht<br />
25 tot de wanckelbaer brezeda keerde de zinnen<br />
minne Retrograderende / dus hoe minlick ghewrocht<br />
Steruen in Liefden dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />
Amoureux testament.<br />
Vpden natten men tlichtelick drupen // ziet<br />
30 anders en es my gheenen troost verschenen<br />
dan voor tzoete my het zuere om zupen // Biedt<br />
dies moet ick claeghen zuchten ende stenen /<br />
+<br />
ick en can myne waghene niet ghemenen<br />
hy en ontvalt my nv hier nv daer<br />
beroerte die wil my gheel omme lenen<br />
therte labuert om der Liefste eerbaer<br />
5 Ancxst Iaeght in my / zo groote vaer<br />
met vernoeye maeckende zulck een gheruchte<br />
dat ick altyds voor tsteruen duchte<br />
Alende vreese met drucke ghemynghelt<br />
besprynghen my gheenssins weet ick werwaert<br />
10 <strong>van</strong> Twyfele zo word ick gheRynghelt<br />
Ialousye die en heeft my oock niet ghespaert<br />
Envye met nyders wapene ghepaert<br />
zyn sterck voorzien met schimpers * Engiene<br />
in myn leuen / en was ick noyndt zoo vervaert<br />
15 elck <strong>van</strong> hemlieden pyndt my te bespiene<br />
zy mueghen wesen wel zy Achtiene<br />
vp my alleene dus staet my nauwe<br />
Ontfaermt zou myns niet de liefste vrauwe /<br />
Myn lyf dat vynd ick vul alenden // al<br />
20 vp dat hope tmywaerts niet en Arriueirt<br />
ken weet waer ick my keeren of wenden // zal<br />
want haerlieder stoormen niet en cesseirt<br />
eylacen word ick doch gheAccepteirt<br />
ghe<strong>van</strong>ghen / zonder meer / ick en viele niet clachtich<br />
25 voorziet god niet / ick worde gheadnitseleirt<br />
v<strong>van</strong>t haerlieder slaeghen vallen my te machtich<br />
deen schiet / dander slaet / de derde warachtich<br />
steict / dus tschoonste dat my ghebuert<br />
dats / dat myn herte totter doodt toe truert<br />
* ‘nyders’ is doorgehaald en ‘schimpers’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 312 v
283<br />
30 Te godevvaert my therte ondanckelick valt<br />
mids wanhope / Twelck mynder zielen grieft<br />
myn bloedt duer dit zeer wanckelick walt<br />
dies ongheRusticheyt my therte duerclieft<br />
+<br />
maer tghuendt dat hem / ende haer ghelieft<br />
dat moet wel zyn Want ick hebbe bezworen<br />
haeren dienst / totter doodt / dies blyft loyael ghebrieft<br />
tlyf lustich thaerwaerts / als lief vercoren<br />
5 hoe ick eerst gherochte / minnaers wilt horen<br />
an tquelen / en waer my de Crancheyt beghan<br />
ende hoe my de zieckheyt eerst ghynck An<br />
Eerst schoot in tghezichte <strong>van</strong> mynen ooghen<br />
mids Venus zeer heet ende vierich Raeyende<br />
10 <strong>van</strong> daer zo zanck dallendich dooghen<br />
totter herten / en daer bleef vast Laeyende<br />
in grooter beRoerte en lemmer draeyende<br />
blyfuende ontRust / ende zeere onthueght<br />
myn ghepeynsen gheheelick thaerwaerts waeyende<br />
15 dat dede my schyn <strong>van</strong>der Reynder Iuecht<br />
int eten noch dryncken / zo en had ick vruecht<br />
als Ic * niet anschaude die blomme Lofzame<br />
die mynder herten Valt zo Bequame<br />
Flau zynde alendich ghetroost zeer weynich<br />
20 doe zo wierd ter stondt myn adren naeckende<br />
tghesichte der weerdigher blomme Reynich<br />
dat viereghe Ionste in my wierdt blaeckende<br />
int herte zo groote Vlamme maeckende<br />
dat peynsde om steruen / maer niet om leuen<br />
25 als yechticheyt myns zins In drucke waeckende<br />
zo moesten my / alle myn leden beuen<br />
hope en was my oock niet Beneuen<br />
met dauwe <strong>van</strong> trooste / duer zulcke smerte<br />
en mocht ick niet strycken / myn ziecke herte<br />
30 Vp haer zo Roup ick / die my verweruen // doet<br />
al desen druck die my comt omtrent<br />
eist oock haer gheliefte dat ick steruen // moet<br />
als Reyn subiect zo bem icx Content /<br />
* ‘Ic’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 313 r
284<br />
++ maer eerst wil ick maecken myn testament<br />
voorzienlick / ende elck daer in bescheeden<br />
naer zynder weerde / ende duer liefste gent<br />
my ghewilleghelick / te steruene ghereeden<br />
5 als secretareghe / zo wil ick oock Leeden<br />
memorye / met my zou wordes Bedanct<br />
Tes noodt / eer zieckheyt / my meer verCranct /<br />
Trueren verzuchten / peynsen merancolie<br />
in my en es anders gheene playsanche<br />
10 dit zyn nv myn beste Compaignie<br />
Ick en hebbe hier vruecht Iolyt noch sanche<br />
naer dat haer anders / niet en deert de kanche<br />
zo wil ick peynsen om my te hoedene<br />
ende maecken properlick myn ordonnanche<br />
15 alsoo ick best can / naer mynen bevroedene<br />
hoe ick ghestelt zy / es wel te Bemoedene<br />
in druck wroet ick als doen de vigghen<br />
Eerst ghyngh ick truerende / nv moet ick ligghen<br />
Mynen huutersten wille in goeder Redene<br />
20 zal ick hu openbaeren / met druckeghen zinne<br />
Alder eerst myn ziele om wel te bestedene<br />
schynck ick der hemelsscher Conyghinne<br />
dan bid ick trauwe / ende ghestadeghe Minne<br />
de keersse te houdene in myn ouerlyden<br />
25 en dat elck <strong>van</strong> hemlieden als goede vriendinne<br />
my pynen te cleedene / naer tsdoods bestryden<br />
zy weten myn secreit best / <strong>van</strong> ouden tyden<br />
ende zyn oock cause / dat moet men gheheel // weten<br />
dat ick nv moet / dat bitter morseel // Eten<br />
30 Voort gheef ick elcken die hem om my bedrouft<br />
troost <strong>van</strong> liefue / in gheRechteghen leene<br />
onbegrepen <strong>van</strong> schimpers alsoot behouft<br />
dan bid ick trauwe ende ghestadicheyt Reene<br />
dat zy my in een vat legghen / zoo iet meene<br />
35 ghewrocht <strong>van</strong> Palm bladeren puerlick<br />
++<br />
in teeckene / dat met grooten Weene<br />
zin verstannesse ende memorie Cuerlick<br />
myn vleesch been ende aderen stuerlick<br />
+ Fol. 313 v, r. 23 ‘trauwe’, ‘ghestadeghe Minne’, 31 ‘troost... liefue’ onderstreept.<br />
+ Fol. 314 r, r. 17 ‘Ghestadicheyt’, 18 ‘Reynicheyt’, 20 ‘Eere’, 22 ‘Simpelheyt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 313 v<br />
+ 314 r
waeren wynter ende zomer al euen wackere<br />
5 groene / als den pynboom inden Ackere<br />
285<br />
Wanneer Ick aldus Int vat ghebrocht // zy<br />
een Bare wil ick hebben naer myn behaeghen<br />
die begheer ick datse <strong>van</strong> pynboome ghewrocht // zy<br />
in teeckene dat pyne meest alle myn daeghen<br />
10 myn toespyse was / noch begheer ick int claeghen<br />
zes Rynghen ande Bare zwart Bewonden<br />
hier toe zo heb ick tspyte / <strong>van</strong> diet becnaghen<br />
om my te draeghene zes Vrauwen vonden<br />
ende voor haerlieder aerbeyd / in tyden en stonden<br />
15 elck een acoleyen hoedeken / twelck es verclaersende<br />
dat my duer ghestadicheyt / de dood was naersende<br />
Ghestadicheyt moet Anden eersten cant // staen<br />
ende Reynicheyt vul Eeren groeyende<br />
zal neffens haer Ter slyncker handt // ghaen<br />
20 Eere / De weerde vrauwe vul duechden bloeyende<br />
inden middel voor de baere / word zou haer moeyende<br />
te ghaene / maer Simpelheyt <strong>van</strong> zoeten ghelaete<br />
zal neffens haer commen / dus word men druck schoeyende<br />
dan comt achter hem vieren / met schoonen staete<br />
25 vrau Trauwe / hope wil Ick datse tsteertken * vate<br />
v<strong>van</strong>t tghuendt dat de eerste viere ordonneren<br />
dat moeten dandere twee Consenteren<br />
Simple vul eeren ende ghestaedich<br />
die minnen willen / moeten zy emmers wesen<br />
30 dus hebben zy tvooren ghaen dees vrauwen ghenaedich<br />
dan slaetter haer handt an / vrau trauwe ghepresen<br />
worden dan dees vyfue oock yet verknesen<br />
<strong>van</strong> twyfele / schendende alle duecht warachtich<br />
of word ialouzye ieghens hemlieden gheResen<br />
++<br />
vvillende beletten hemlieden zyn eendrachtich<br />
vrau hope / hem beeden vallende te machtich<br />
die Comtter stappans dan toe ghaende<br />
met zoeten trooste / houd zyse staende<br />
5 Cupido Raedt wel / al en es hy gheen // gheldre<br />
dat mach ick wel segghen in mynen last<br />
vp myn vat ghebreict dan / ziet noch een // Peldre<br />
* ‘tsteertken’: ‘r’ over ‘t’.<br />
+ Fol. 314 v, r. 2 ‘vrau hope’, 4 ‘zoeten trooste’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 314 v
286<br />
die wil ick dat ghemaect zy / <strong>van</strong> graeu damast<br />
mids desen zo mach elck wesen vast<br />
10 dat <strong>van</strong> aerbeyde / zich tent ick haer eerst beghonste<br />
te kennene / myn leuen / was vul ghetast<br />
totten hende / Twelck dede myn groote ionste<br />
v<strong>van</strong>t graeu beteeckent aerbeydt / dies huut myn wonste<br />
in venus temple / zal ick worden ghedreghen<br />
15 daer gherechteghe Minnaers te Ligghene pleghen<br />
Dan Bid ick Venus die gheminde // Vrauwe<br />
dat zou met haeren zoeten mesnieden<br />
vvil achtere tlyck ghaen doch inde // Rauwe<br />
v<strong>van</strong>t vraeghter yemandt wat macht bedieden<br />
20 dat ziel ende Lichame zo haestelick schieden<br />
<strong>van</strong> dees Ionghen amoureux / ghy zullet berechten<br />
veel bet dan yemandt <strong>van</strong>den anderen lieden<br />
dies zullen zy druck int herte vlechten<br />
Biddende ouer alle minnaers knechten<br />
25 hem zeluen elck wachtende <strong>van</strong> zulcken staete<br />
v<strong>van</strong>t alsmen der inne es / dan eist te laete<br />
Voort wil ick fonderen tot eeuweghen tyden<br />
een daeglicxsche dienst goet <strong>van</strong> manieren<br />
daer of bid ick dat venus tlast wil bevryden<br />
30 ende zelue oock metten lyfue bestieren<br />
voort zou end haer ghezinde / niet om verfieren<br />
die bid ick noch / ende tdyncke my tzienste<br />
dat zy alle * minnaers doen publihieren<br />
een pensee ** te offerne ten zeluen dienste<br />
++<br />
elcken wys maeckende Reyn gheingienste<br />
hoe dat ghestaedicheyt in my gheCnocht // was<br />
Ende mids Venus Totter doodt gherocht // was<br />
Elck laete om bidden / wel zyn verstandt // zyncken<br />
5 voor huwen aerbeydt Venus zoete ghezinde<br />
zo wil ick elcken eennen Dyamant // schyncken<br />
in teeckene dat myn liefste gheminde<br />
was hart <strong>van</strong> trooste / twelck myn Vruecht dinde<br />
maer de zesse die my zullen ter temple draghen<br />
10 wel te informerene ick my onderwinde<br />
myn graf te bestroyene wel behaghen<br />
met blomkens verdryfuende droufheyts plaghen<br />
* ‘alle’: tweede ‘l’ over andere letter (e?).<br />
** ‘myte’ doorgestreept; ‘pensee’ interlineair toegevoegd.<br />
+ Fol. 315 r, r. 8 ‘hart... trooste’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 315 r
Roozen Goudblommen Van allen contreyen<br />
Maer myn begheerte / es meest Acoleyen<br />
287<br />
15 Mids dat ghestadicheyt / meer ghevelt // heeft<br />
myn lyf ende oock tonder ghestreden<br />
dan eeneghe zieckheyt / die my ghequelt // heeft<br />
v<strong>van</strong>t al wildese gheenen troost in my kneden<br />
de liefste blomme zeere proper <strong>van</strong> zeden<br />
20 waer ick wys ick mochte eer lanck termyn<br />
een ander kyesen / ende wesen tevreden<br />
maer duer ghestadicheyt / en macht niet zyn<br />
ick en canse niet vergheten Want ghelyck den Robyn<br />
haer lipkens / eenpaerich an haeren mondt // blaecken<br />
25 zou mach my doen steruen / oft oock ghezondt // maecken<br />
Der liefster die vp my doet desen druck legghen<br />
twelcke zou lettel acht minnaers Loyale<br />
Ick moet verdraeghen danck wil ick tgheluck // zegghen<br />
haer schynck ick myn herte int speciale<br />
30 want <strong>van</strong> ghepeynsen dalder huterste pale<br />
es vul <strong>van</strong> zoetheden ende Reyne vigueren<br />
maer die <strong>van</strong> binnen wel kende myn zale<br />
hy en vonder niet inne dan allendeghe Cueren<br />
zuchten claeghen / zonder troost Beroerlick trueren<br />
+<br />
stenen Caermen / om Vruecht tontbeerne<br />
maer zulck alst es / ick gheeft haer gheerne<br />
Voort elcken minnaere die zonder veynsen<br />
ghetrauwelick mint / die wil Ick oock schyncken<br />
5 dat hy weten zal / alle zyns liefs ghepeynsen<br />
die zou in daeghen ofte weken mach dyncken<br />
noch alle ioncvrauwen / om tsdrucx ontflyncken<br />
die in minnen eenpaerich perseuereren<br />
end vpder liefste haer troosteghe oogskens quyncken<br />
10 die moet ick een ghifte / oock ordonneren<br />
den zangh <strong>van</strong>den nachtegale die Conforteren<br />
(can druckeghe zinnen / zy in velden of straeten)<br />
die schynck Ick hemlieden tot haerer baeten<br />
Zo Wat minnaer met envie schimp of discoort // leift<br />
15 ialousye twyfle of Wanhope vileyn<br />
ende al dat Reyne minne ghestoort // heeft<br />
Ban ick eeuwich huut haeren ooghen Certeyn<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 315 v
288<br />
ghebiedende ter eeren myn liefste greyn<br />
den loosen minnaers tot elcker huere<br />
20 absent te blyfuene allen Vraukens Reyn<br />
ende voort ongheRust al haer leuen duere<br />
och zy stellen zo menich hertken ter luere<br />
want haerlieder dienst es al Bedrieghen<br />
Van hondert woorden / zy de Tachtentich lieghen<br />
25 Voort wat nyders om quaetheyt Roeren haer tonghen<br />
ende valscheyt stoken Binnen venus Baenen<br />
die wild ick wel datse in sticken spronghen<br />
als zy <strong>van</strong> onslieden yet willen vermaenen<br />
Noch weynsch ick hemlieden de ooghen vul traenen<br />
30 die met zulcker nydicheyt zyn tonswaerts ghehelt<br />
als dat zy ons yeuwers te wachtene wanen<br />
dat zy totter doodt toe moeten blyfuen ghequelt<br />
v<strong>van</strong>t mids nyders zyn minnaers zeere ontstelt<br />
zy cryghender int herte of quetselicke grouuen<br />
35 dat mueghen zy wel zegghen diet daghelicx prouuen /<br />
++ Alle Reyne minnaers die quaelick mueghen<br />
Ieghens dalder liefste / mids nyders gheruchten<br />
spreken / daer zy elck andren in verhueghen<br />
schynck Ick een vergier vul Reynder luchten<br />
5 met trauwe besloten vry voor nyders duchten<br />
daer zy ghenouchte spreken moghen en zwyghen<br />
duer tminnelick ooghen verzycken verzuchten<br />
<strong>van</strong> Rechter schaemte / elck andren nyghen<br />
tcoluer veranderen duer tminnelick wyghen<br />
10 elck andren om te vergrammene schuwen<br />
end huut Rechter liefden Tvyngherken duwen<br />
O ghy Nydeghe herten hu openbaeren // stilt<br />
ick bidde dan gode den vppersten wachtere<br />
dat hy dit vergier voor plaeghen bewaeren // wilt<br />
15 voor dorperheyt valscheyt oft eeneghen lachtere<br />
ende dat hy vry mach blyfuen der vruechden lachtere<br />
by zynder liefste duer tminnelick Pleghen<br />
och mocht ick noch zughen duer zulck een trachtere<br />
zo waere alle druck <strong>van</strong> my ghedweghen<br />
20 maer al esser natuere wel toe gheneghen<br />
ten ghelieft haer niet de vrauwe mynioot<br />
dus blyf ick allendich Tot in myn doodt<br />
Voort om tbeschudden <strong>van</strong> twyfelicke Banden<br />
ende dat mach vulhendt zyn al mynen wille<br />
+ Fol. 316 r, r. 27 ‘discretie’, 28 ‘Trauwe’, 30 ‘ghestadicheyt’, 31 ‘schamelheyt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 316 r
289<br />
25 zo wil ict vier vrauwen gheuen in handen<br />
als testamentaressen vry <strong>van</strong> gheschille<br />
Deerste es discretie Zebaerich ende stille<br />
dander es vrau Trauwe / niet om verbouden<br />
de derde es de weerdste Rechte als een spille<br />
30 ghestadicheyt gheheeten Ionstich zonder vphouden<br />
De vierde es schamelheyt die int verCouden<br />
my dicwils ghestelt heeft / duer tIonstelick ionnen<br />
Want zou heeft alle myn leden duerRonnen<br />
An hu alle viere die excellent // zyt<br />
35 begheer Ick ter eeren der liefster <strong>van</strong> al<br />
dat ghy int onderhouden doch diligent // zyt<br />
+<br />
<strong>van</strong> dat hier voorscreuen es / schuut Ledicheyts val<br />
ende in een ghedyncken myns drucx gheschal<br />
schynck ick hu blomkens <strong>van</strong> Colueren viere<br />
waer by elck claerlick wel weten zal<br />
5 <strong>van</strong> mynder zieckheyt al de maniere<br />
Eerst trauwe de Lelye wit / thuwen bestiere<br />
gheef ick hu in teeckene / Wie mint in trauwen<br />
Dat Reynicheyt in hem niet en mach verflauwen<br />
Ende ghy vrau schamelhede der herten dooze<br />
10 slutende de zinnen / met zwyghens Boeyen<br />
hu gheef Ick de Rieckende Roode Rooze<br />
mids dat ghy Roodvaerwich doet tlichaem bloeyen<br />
ghy vrau discretie / die hu wilt moeyen<br />
met helene / al dat den minnaere deert<br />
15 in hu mach Reynicheyt / ende schaemte oock groeyen<br />
dies gheef ick hu / de ghespekelde gentyle expeert<br />
Wit ende Rood / in teeckene wie hu begheerdt<br />
al waere zyn herte hart als den steene<br />
in hem es wel schaemte / ende Reynicheyt Reene<br />
20 Ick bidde Cupido dat hem vervelen // moet<br />
dat ick in myn leuen Eenpaerlick truere<br />
ghestadicheyt die my bouen al noch quelen // doet<br />
gheef ick de vyolette Blaeu <strong>van</strong> lazuere<br />
Want blaeu es <strong>van</strong> zo stercker natuere<br />
25 blyfuende gheduerich in elcken saeysoene<br />
insghelycx zo zal al myn leuen duere<br />
myn ionste altoos blyfuen oock euen groene<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 316 v
290<br />
tzy tsnachts des moorghens / oft achter de noene<br />
ten betert met my niet <strong>van</strong> eennen haere<br />
30 Want ick moet steruen / der minnen maertelaere /<br />
Iae quame de doodt / maer neenze wachaermen<br />
dies ick veel te meer allenden dryncke *<br />
in drucke zo moet ick weenen en Caermen<br />
als ick om de hartheyt der liefster dyncke<br />
35 och wildese noch boeten myn quetselicke myncke<br />
ick wierde ghenesen ghezondt en Fraey<br />
+<br />
maer lacen al eist dat ick in drucke zyncke<br />
zou blyft in tleuen altyds euen gaey<br />
hope / zouct tmywaerts nv oock dilay<br />
die my plach te gheuene / goe discipline<br />
5 Aldus verliest myn herte al zyn medechine<br />
In dezer allende niet om verfellen<br />
weynsch ick der liefster acht daeghen lanck<br />
om weten / oft zou my dan zoude laeten quellen<br />
die om haeren wille / moet blyfuen dus Cranck<br />
10 niet dat ick beclaeghe myns lichaems Bedwanck<br />
zou eist wel weerdich / ende duustwaerf meer<br />
dus wil ict verdraeghen al vallet my stranck<br />
ende nemen tot hope vast mynen keer<br />
ick beuele Cupido myn bitter zeer<br />
15 int herte ghestaeckytst met Venus stylen<br />
dat hy haer wil loonen in tyden en wylen<br />
Manlicke minnaers hoe dit slicht in consten // es<br />
E lck keeret in tbeste ieghens schimpers nydt<br />
I n liefden het zeker ghestelt huut ionsten // es<br />
20 K endt eerbaer Reyne Liefde in alder tydt<br />
I n hu zal wel gheworden troostelick iolyt<br />
D ie eerst was mestroostich vul qualen ghesteken<br />
E erweerdeghe liefzame / zonder lanck Respyt<br />
Corte ionste laet vp huwen dienaere Leken<br />
25 EDel Waerd * mocht ick zwemmen inder vruechden beken<br />
De Re Dene schoone princhesse Vailiande<br />
Tuught hu wederliefde zy tmynen onderstande<br />
* ‘dryncke’: ‘r’ interlineair toegevoegd.<br />
* ‘EDel Waerd: ‘l’ in gotische cursief.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 317 r
Aucteur<br />
291<br />
Ghehendt es hier // Die int amoureux vier<br />
30 zom oncuusschelick Blaecken<br />
voorts zullen hier naer // volghen partich zwaer<br />
Grammoedicheyts zaecken<br />
Der naer tot ghulsicheyts Regiment gheraecken /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
Verantwoording<br />
5<br />
Dit derde stuk <strong>van</strong> het Testament Rhetoricael <strong>van</strong> Eduard de Dene (Gent,<br />
Universiteitsbibliotheek, hs. 3330) bevat het laatste deel <strong>van</strong> de tekst (fol. 317v -<br />
451r). Het sluit aan bij het eerste (fol. x1r - 150v), gepubliceerd als Jaarboek ‘De<br />
Fonteine’ 1975 - Deel II, ook verschenen als Rederijkersstudiën X in de reeks ‘Uit<br />
het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent'’,<br />
nr. XX, en bij het tweede stuk (fol. 150v - 317r) in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1976-1977<br />
- Deel II, tevens Rederijkersstudiën XII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor<br />
Nederlandse Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent’, nr. XXII.<br />
Zoals in de Verantwoording <strong>van</strong> het tweede stuk verwijzen wij voor een algemene<br />
inleiding tot het Testament Rhetoricael naar Jaarboek ‘De Fonteine’ 1969-1970, pp.<br />
109-249 (Rederijkersstudiën VII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />
Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent’, nr. XVII) en voor de<br />
uitgave-techniek naar de Verantwoording bij het eerste stuk, Jaarboek ‘De Fonteine’<br />
1975 - Deel II, pp. 5-7.<br />
In een volgend Jaarboek zullen de historische commentaar <strong>van</strong> de heer A. Schauteet<br />
en andere verklarende aantekeningen bij de tekst worden gepubliceerd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
++<br />
Gramschap<br />
Eccli .28.<br />
Homo Iracundus Incendit litem<br />
Psal .4.<br />
Irascimini/ Et nolite peccare<br />
Gramschap stranghe beerte<br />
om quaet te sprekene<br />
Es meest een Begheerte<br />
om een ander te Wrekene<br />
10 Vermalendyde dochters duuelssche ghelekene<br />
worden <strong>van</strong> huer gheboren / Eerst der herten hoveerdie<br />
kyfuaidge / spyticheyt / ander te verstekene<br />
onweerdicheyt / Roupen / Blasphemye / deis drie<br />
zyn oock <strong>van</strong> huer grammoedeghe Genealogie<br />
15 vploopende <strong>van</strong> zinnen / huut quaetheyt staen beuen<br />
huer zeluen gheel ontstellende / des paeys partie<br />
spyteghe woorden / schimptoenamen gheuen<br />
ghebreken verwyten / By anderen bedreuen<br />
als die gheenssins ghetempert es in werck noch Woord<br />
20 niet gherust tot ze zinneloos zy ghekeuen<br />
zulcx es gramschap met diesser toebehoort<br />
zouckende onpaeys Twist ende discoort<br />
Brandstichten moort // Oorlooghsche ghyse<br />
Sathan die tsmensschens bloedt verstoort<br />
25 ontsteket tot Tweedracht voort ende voort<br />
gheen Redene oorboort<br />
maer dat hy gheel de payslicke vrede mespryse<br />
Euelen ende Rampen zyn gramschaps * devyse<br />
Cabbelen vloucken pulckeren zweeren<br />
30 met Cnueterpoer Reedtmer de beCnorde spyse<br />
++<br />
en me ioncker <strong>van</strong> pronckenBurch schyncter muulpeeren<br />
Nisschebollen dulcops die commer teeren<br />
daer gramschap es als een verwyfde beeste<br />
Ronssenaers haselaers clemmers begheeren<br />
5 ende moeten oock wesen te deser feeste<br />
keert of met blyden gheeste // zouct tpayslick landt<br />
+ Fol. 317 v, r. 1-5, 6 ‘Gramschap’, 24 ‘Sathan’, 28 ‘Euelen’, ‘Rampen’ onderstreept.<br />
* ‘gramschaps’: ‘h’ over andere letter (beginhaal <strong>van</strong> k of s?).<br />
+ Fol. 318 r, r. 11-12 onderstreept.<br />
7<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
317 v<br />
+ 318 r
8<br />
ende laet de zunne met hartneckeghen tempeeste<br />
ouer huwe gramschap niet onderghaen Want<br />
Gramschap verstoort end ontstelt dat verstandt<br />
Refereyn<br />
Epistel Vpden .18. en . zondach<br />
Naer drievuldicheyts dach +<br />
Broeders / Voor hu danck ick myn god altydt<br />
<strong>van</strong> die gratie gods die hu es ghegheuen<br />
15 duer den heere iesum christum gheBenedydt<br />
dat ghylieden / in allen dynghen int leuen<br />
zyt in hem Rycke gheworden ghebleuen<br />
in alle woorden / ende alle kennesse mede<br />
ghelyckerwys tghetughe iesu christi verheuen<br />
20 in hu heeft ghevesticht gheweest / thuwer vrede<br />
Alsoo dat hu in eenegher gratien zede<br />
niet en ghebreict / dats wel ende warachtich<br />
verwachtende die claere openbaerichede<br />
ons heeren iesu christi / die hy eendrachtich<br />
25 zal vestighen oock / diet gheel es Almachtich<br />
gheel totten hende toe / zonder mesdaet<br />
inden daeghe des toecomst / die wy zyn verwachtich<br />
ons heeren iesu christi / Want zonder verlaet<br />
god es ghetrauwe / duer wien ghy gheRoupen staet<br />
30 in tghezelschap zyns zuens / daer alle droufheyt dint<br />
dies huut Liefden / niet huut vreesen / om schuwen quaet<br />
Huvven god huwen heere / end hu naesten Bemindt /<br />
+ Euangelion matthei . 22 .<br />
Die pharizeen hoorende dat iesus tdien tyden<br />
den saduceen hadde ghestopt den mondt<br />
te zaemen gheloopen zyn zonder vermyden<br />
5 ende een huut hemlieden / met valsscher grondt<br />
welck een docteur des wets was / gheveynst onghezondt<br />
tempterende den heere iesum Reyn onbesmet<br />
heeft hem ghevraeght / Ende zeyde ter stondt<br />
Meester / Welck es dat meeste ghebod inder wet<br />
10 iesus sprack themwaerts Liefmoedelick net<br />
Ghy zult lief hebben huwen god huwen heere<br />
huut al huwer herten / huut al huwer zielen bet<br />
huut al huwe ghedachten Tot elcken keere<br />
Dats tmeeste en teerste ghebod thuwer leere<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
.1. Corin .1.<br />
+ 318 v
15 Ende dat tweede es oock der ghelycke<br />
ghy zult Liefhebben / ende Beminnen zeere<br />
huwen naesten als hu zeluen in EerdeRycke<br />
in dese twee gheboden zoot openbaer blycke<br />
hanght de gheele wet / ende propheten ghezint<br />
20 doch broeders eer den heere zyn oordeel strycke<br />
Huvven god huwen heere / end hu naesten Bemindt<br />
Doe die pharizeen vergaedert in huerlieder secreten<br />
heeft iesus hemlieden ghevraeght een weten<br />
zegghende Wat dynct hu <strong>van</strong> christo ghepresen<br />
25 Wiens zuene eist / zylieden perplex onghemeten<br />
zy zeyden dauids zuene / dynct hy ons wesen<br />
iesus die sprack tot hemlieden mids desen<br />
hoe hiet dauid hem inden gheest heere / Claer<br />
zegghende die heere / (Alder hooghst gheresen)<br />
30 die heeft gheseyt tot mynen heere voorwaer *<br />
zit an mynder Rechterhandt openbaer<br />
Totter tydt dat ick stellen zal huwe vyanden<br />
een voetbanck huwer voeten / daer omme dan / daer<br />
eist dat dauid hem een heere noomt in zyn verstanden<br />
35 hoe eist dan zyn zuene bekent inde Landen<br />
ende nyemandt mochte iesum verandwoorden yet<br />
noch nyemandt huut hemlieden / thuerlieder schanden<br />
+<br />
dorst hem <strong>van</strong> dien dach voort / meer vraeghen niet<br />
// hoe wys gheleert zy schenen in huer Bediet<br />
tmoest al voor iesum bughen diet al verwint<br />
dus broeders wat Liefde / onder hulieden gheschiet<br />
5 Huvven god huwen heere / End hu naesten Bemindt<br />
Princelicke<br />
Liefhebbers der heligher Schriftueren<br />
Leist ouerleist Erleist / Tot alder hueren<br />
ghy vyndt als ghy gheestich te gronde thint<br />
10 dat den heere ghebiedt / ende gheeft in Cueren *<br />
zegghende die ontsloot dhemelssche Dueren<br />
den wetbrief wilde schueren<br />
Huvven god huwen heere / End hu naesten Bemindt<br />
Aucteur<br />
15 Grammoedeghe zachtmoedicheyt niet obedientelick<br />
vp dat gods gramschap niet vp hu daele<br />
9<br />
* ‘voorwaer’: ‘w’ over ‘n’.<br />
* ‘Cueren’: ‘C’ over een eerste, gevlekte ‘C’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 319 r
Paeys<br />
Myn voornoomde Refereyn Testamentelick<br />
ion ick hulieden tsaemen int generaele<br />
20 Descriptie met hueren staet<br />
Gheel contrarie des gramschaps quaet<br />
Noteirt<br />
10<br />
Paeys / es een moeder der liefden of Minne<br />
Liefde / blydschap / paeys / ende Lydzaemhede<br />
25 zyn vier ghezusters <strong>van</strong>den eersten beghinne<br />
als dochters tshelichs gheests / huut dhemelsche stede<br />
Paeys es een ioncvrauwe / vul vredegher zede<br />
die altyds metter minne wil Leuen<br />
met blydschap blyfuen / in eendrachtegher vrede<br />
30 En met Lydzaemheyt Wuenen zonder begheuen<br />
++<br />
TWistmaeckers ende zulcke ghasten<br />
Danof Bellona es voogdesse<br />
die oyndt zelden met vrede Brasten<br />
Ionick dees naervolghende lesse<br />
5 Zaelich zyn zy die zoucken en beminnen vrede<br />
schuut de plaetse daer ghy meent twist en tweedracht zy<br />
steken / Ieghens dyns ghelycke / es groot dwaeshede<br />
en Ieghens de ghuene / die grooter es / dan ghy<br />
es verwoetheyt / houdter hu dies of vry<br />
10 ende hem te stellene / met grammen verstande<br />
ieghens dien / die minder es dan ghy / Es schande<br />
Een huus / vernielen gramschap / end hoveerdie<br />
paeys en liefde / Brynghet vp met vruechden<br />
stryd Ieghens de onduecht / als oorloogsche partie<br />
15 end hebt altyds stercke paeys met duechden<br />
Grooter ConyncRycken voorwaer Regiert hy<br />
die zyn zinnen in vreden Regiert ten besten<br />
(inden gheest / moeten tsamen dit kennen wy)<br />
dan of hy Regierde / <strong>van</strong> oost totten westen<br />
20 Vrede Es zuuerheyt <strong>van</strong> verstande<br />
simpelherticheyt / Ruste des moeds vrouch laete<br />
De plaetse der Liefden Goederhande<br />
ende de ghezellinne <strong>van</strong> Charitate<br />
Aristo / libro primo Ethicorum<br />
+ Fol. 319 v, r. 20 ‘Vrede’, 21 ‘simpelherticheyt’, 24 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
319 v
25 Het es Betere iniurie verdraeghen<br />
dan yemandt hinderen teeneghen daeghen<br />
11<br />
De zelue tot zyn leerionghen Alexandrum /<br />
+<br />
Hoe groote ghestoortheyt dat hu herte bevaet<br />
dien niet Ieghenstaende / Nochtans behoort ghy<br />
30 voor alle mensschen te tooghene blyde ghelaet<br />
Tot allen tyden / ende waer dat zy<br />
Iacobi prima et 3. a Epist /<br />
Alle menssche / die zy haestich int hooren<br />
traegh tot gramschap / ende traegh int spreken<br />
eist / dat yemandt met woorden / doet gheen verstooren<br />
5 Alsulck / es een vulmaect menssche ghebleken<br />
die zoo / als met een breydel / hem zeluen can breken /<br />
VVacht hu <strong>van</strong> murmuratie die niet en baet +<br />
ende spaert hu tonghe <strong>van</strong> achterclap Quaet<br />
.1. iohan 4<br />
10 Wie zeght. / thebbene god lief int openbaere<br />
ende haet zynen broeder / Tes een lueghenaere<br />
Matthei .6.<br />
VVie een ander zyn mesdaet vergheeft int leuen<br />
god dhemelsch vader / zal hem oock de zyne vergheuen<br />
Wraecghiereghe gramschap<br />
Dheere god zal hem wrekende niet onderwynden<br />
an zyne beminde huutvercoren ghebleken +<br />
Maer <strong>van</strong>den heere zal hy wraecke vynden<br />
warachtich de ghuene / die zal willen wreken +<br />
Doodslaghers<br />
Gheen doodslaegher zult wesen vp eenich termyn +<br />
wie ghesturt zal hebben tbloed <strong>van</strong>den mensche / alst * zy<br />
tonRechte // zyn bloedt zal ghesturt wordende zyn<br />
want god den menssche naer zyn beilde ghemaect heeft ** hy<br />
* ‘alst’: lange s over finale s.<br />
** Inktvlek op ‘h’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
320 r<br />
+ Sapien primo<br />
+ Luce 18<br />
+ Eccli 28<br />
+ Mathei 19
Broederlicke straffynghe /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
12<br />
Eyst dat hu Broeder Ieghens hu heeft ghezondicht +<br />
ghaet berespt hem tusschen hu end hem Alleene<br />
eyst dat hy hu hoort / dies ghij hem vermondicht<br />
end huut liefden becondicht<br />
30 dynen broeder zult ghy hebben ghewonnen Reene /<br />
+<br />
Maer hoort hy hu niet / noch niet wil Bughen<br />
Neimt dan noch een ofte twee hu by<br />
vp dat inde mondt <strong>van</strong> twee of drie ghetughen<br />
Alle woord blycke / en standvastich zy<br />
5 Eyst dat hy / die niet en hoort / zegghet der kercke *<br />
end eist / dat hy de kercke niet en hoort<br />
hij zal hu als een ongheloofuich Tallen percke<br />
en verclaerst / als een openbaer zondaere voort /<br />
Onzen hemelsschen vadre / die vader eerweerdeghe<br />
10 doet vpghaen zyn zonne / vp goe ende quaede<br />
Ende zendt zijnen Reghen vp die Rechtueerdeghe<br />
end onRechtueerdeghe / huut grooter ghenaede /<br />
Yeghelick menssche / ziet toe / en verstaet<br />
huut een cleen gramschap Comt dicwils groot quaet<br />
15 huut gramschap haet // ende onweerdichede<br />
Spruten tweedracht / Crych. end aercheyt mede<br />
Gramschap es verderfuenesse <strong>van</strong> allen duechden<br />
de menssche / Spade gram te wordene / Behoort<br />
ghereedt tot bermherticheyt / in al zyn iuechden<br />
20 standvast in ieghenspoet / tooghende Vruechden<br />
Wys ende ghemaetich in Voorspoet voort /<br />
Recepte ende medechine<br />
Ieghens Gramschap tallen fine<br />
Drie Remedien zyn / om gheen gramschap Cryghen<br />
25 Tscheeden <strong>van</strong> tbywesen / die gram zyn ghemoed<br />
zoet andwoorde gheuen / Bekyft men hu zwyghen<br />
zo zult ghy temperpaeyselick houden hu Bloed /<br />
Noteirt<br />
Byden hemel zweeren Wy gheenssins moeten<br />
30 want tes den troon gods / Noch by die eerde<br />
* Oorspronkelijk ‘kercken’; ‘n’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Mathei 18<br />
+ 320 v
13<br />
+ Want het es den voetstoel <strong>van</strong> zynen voeten<br />
noch by iherusalem / want tot ons verzoeten<br />
Tes de stadt <strong>van</strong>den grooten God eerweerde<br />
By hu hooft en zult zweeren oock cleen noch groot<br />
5 want een haer mueght ghy wit maecken noch Roodt<br />
maer hu woord zy iae iae / ende neen neen altydt<br />
in gods name zult oock zweeren / in gheender noodt<br />
die heere leeft inder waerheyt gheBenedydt<br />
Aucteur<br />
10 Gramme verwarde Roerzouckers oud en ionghe<br />
twist verweckende Daer paeys was in tpleyn<br />
vp dat ghylieden Leert dwynghen de tonghe<br />
ion ick hulieden Tnaervolghende /<br />
Refereyn.<br />
15 Wie zal myne. Mondt een bewaerynghe gheuen<br />
ende vp myne lippen in dit broosch leuen<br />
een vaste zeker zeghele / doen verweruen<br />
vp dat ick niet vallende worde Beseuen<br />
ende myn tonghe my zoo zoude Bederfuen<br />
20 // heere ghy als Conyngh der hemelsscher Erfuen<br />
stelt doch een bewaerynghe mynen monde<br />
Twordt my tmedicinaelste Voor alle conseruen<br />
ende stelt mynder Lippen Een duere int Ronde<br />
want wie veel woorden besicht / als diepe ghewonde<br />
25 zal hy zyn ziele quetsen als de verwoedste<br />
waer veel woorden zyn zal ghebreken gheen zonde<br />
wie zyn Lippen wel Regiert / es dalder vroedste<br />
de doodt / en tsmensschens leuen zyn alder zoetste<br />
staet inder tonghen handt / tot Ruste of veel sneuens<br />
30 dies zoo de wyseman tuught de ghemoedste<br />
Een Vreidzame tonghe / Es een boom des Leuens /<br />
+ Alle natueren <strong>van</strong> beesten Vueglen serpenten<br />
worden ghetemt / <strong>van</strong> mensschen / iae d * Elementen<br />
elck huerer /onderdaenich den menssche bystaet<br />
maer gheen mensschen tzy buten of binnen Conventen<br />
5 Connen themmen die tonghe onRustelick quaet<br />
een oorblaeser ende der dobbel tonghen Raedt<br />
huerer loon es thebbene vermalendydhede<br />
want zou heefter met huer gheveynst zaeyende zaet<br />
verstoort vele / die waeren hebbende Vrede<br />
10 zaelich es hy dan die in de eerdsche stede<br />
* ‘d’: oorspronkelijk ‘de’; ‘e’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 321 r<br />
+ 321 v
14<br />
<strong>van</strong> een schalcke tonghe / Bedect can blycken<br />
vvie zyn mondt bewaert / bewaert zyn ziele mede<br />
een die zwyght / en wel ghezinde / zal eere strycken<br />
vvie eerdsch es / spreict gheerne <strong>van</strong> eerdsche wycken<br />
15 ontstichtende die hem zyn zittende nevens<br />
maer in alle Landauwen ende ConyncRycken<br />
Een Vreidzame tonghe / Es een boom des leuens<br />
Hoort paulus des apostels schoon declaratien<br />
Laet al huwe woorden wesen in gratien<br />
20 en met zoute ghemynghelt Waer dat het zy<br />
vp dat ghy mueght smaecken tot elcker spatien<br />
hoe een yeghelyck zult moeten andwoorden ghy<br />
gheene quaede woorden Laet ghaen huut dy<br />
Alle bitterheyt ende grammelick pleghen<br />
25 alle onweerdicheyt ende hooghRoupens vry<br />
en blasphemye laet zyn <strong>van</strong> hu verzweghen<br />
maer wilt ghy bewandlen Rechtueerdeghe weghen<br />
vvilt tot elck anderen Vriendelick wesen<br />
elck andren vergheuende gheerne gheneghen<br />
30 ghelyckerwys oock god heeft hulieden ghenesen<br />
en duer Christum hu vergheuen heeft / Bouen desen<br />
vergheeft / end hu zal gheworden vergheuens<br />
en dynct hoe datmen schriftuere mach ouerlesen<br />
Een Vreidzame tonghe / Es een boom des Leuens<br />
+ Prinche<br />
Wie schatten vergadert met lueghenen tonghen +<br />
es ydel zonder herte / Dies zal worden ghesteken<br />
tot die strecken des doods benaut bedwonghen<br />
5 end hem zullen ouercommen diueerssche ghebreken<br />
een die zynen gheest niet can houden Int spreken<br />
es ghelyck een opene stadt zonder mueren<br />
Laet murmurerynghe gheheel Bezweken<br />
spaert hu tonghe <strong>van</strong> achterclap Tallen hueren<br />
10 v<strong>van</strong>t Rekenynghe zalder moeten ghebueren<br />
<strong>van</strong> elcx ydel woordt vp des oordeels dach<br />
niet <strong>van</strong> een doncker Reden of des ghepeyns Cueren<br />
Alsdanne te vergheifs niet gheghaen en mach<br />
dus wat menssche wie om leuene zouct beIach<br />
15 en bemindt goede daeghen tanschauwene ziet<br />
verbiede zyn tonghe <strong>van</strong> tquaede ghewach<br />
noch dat gheen bedroch / zyn lippen spreken niet<br />
vought hu met achterclappers negheenssins yet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 322 r<br />
+ prouerbi
15<br />
haer ongheual zal Lichtlick vpstaen met veel beuens<br />
20 maer hoortse die doen in tspreken oorboirlick bediet<br />
Een Vreidzame tonghe / es een boom des Leuens<br />
Socrates<br />
De Menssche By natueren / heeft maer eenen mondt<br />
ende twee Ooren / daer by hy oorcondt<br />
25 dat de menssche zy tweewaerf hoorende ghebleken<br />
Ieghens dat hy / maer eens zal spreken<br />
dats / een Redenlick menssche zal toebehooren<br />
altyds / meer dan tsprekene / hy zal liefuer Ooren /<br />
Oorlooghslieden<br />
30 Mannen <strong>van</strong> Wapenen nyemandt tonRechte slaet<br />
Doet oock gheenssins gheen onghelyck tgheender tydt +<br />
met tghuendt dies ghy <strong>van</strong> hu soldye ontfaet<br />
payslick ghaet ende staet<br />
houd hu der mede ghepaeyt / en te vreden zyt /<br />
++<br />
InWendighen strydt<br />
Daer int eerdsche velt<br />
De mensche *<br />
Talder tydt<br />
Mede es gheQuelt<br />
5 Als een stryd inder eerden / zyn ons leuens tyden<br />
In al meest Lyden<br />
nemmermeer inden gheest / wel gheRust voorwaer<br />
vvy hebben altyds inwendighe vechtende stryden<br />
met Lettel bevryden<br />
10 TVleesch Ieghens den Gheest dats openbaer<br />
Strydt eeuwich eenpaer<br />
Groote miltheyt / wil vertheeren zonder ghespaer<br />
bouen den staet Tryumpheren / Bancketeren<br />
om gheEert gheacht te zyne / der naer<br />
15 Spareghe vreckheyt / Wil gheenssins Cesseren<br />
<strong>van</strong> Raepen ende scraepen / om tRycke domineren<br />
Oncuusscheyt wil Rusten in ghemacklicker zeden<br />
met alle solaesheyt Rustbaer Recreeren<br />
ymagineren<br />
20 om ghecryghen bet des vleeschs wellusticheden<br />
ghiericheyt wil slauen / aerbeyden tallen steden<br />
om Rycdoms schatten vergaderen zonder grondt<br />
De zoorgheloose ledeghe slaepen met vreden<br />
met slappe leden<br />
25 om niet vermoeyt te wordene te gheender stondt<br />
+ Fol. 322 v, r. 1-4, 10 ‘TVleesch’, ‘Gheest’, 12, 15, 17, 21, 23, 26, 28, 30, 32 (beginwoorden)<br />
onderstreept.<br />
* ‘De mensche’ later toegevoegd in lichtere inkt en niet onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Luce .3.<br />
+<br />
322 v
16<br />
Gramschap wil waecken / om vynden den vondt<br />
wraecke te doene / en zyn naesten verdriet<br />
Houeerdicheyt wil Rysen / met vpsprekender mondt<br />
om hebben heerschappye die ouer al ghebiedt<br />
30 Nydicheyt wil nederdalen / om drouuich tzijne ziet<br />
wien vruecht gheschiet<br />
Leckerghulsicheyt in spys en drancx ouerdaet<br />
sober maticheyt vliedt<br />
vvilt al verslynden zonder vermyden yet<br />
35 om der of vervult zyn onRedenlick verzaet /<br />
++<br />
gheveynstheyt wil abstineren / om niet tzijne versmaet<br />
Dus strydt elck tot tghuendt de menssche es gheneghen<br />
Van Ioncx beene gheinclineirt Tot alle quaet<br />
zulck dynct paeys thebbene in zijnen staet<br />
5 Daer hem zyn tselfs vleesch bestrydt in allen weghen<br />
vermydes hu O mensschen / eer ghy word ghesleghen<br />
met tzweerd <strong>van</strong> punitien / duer zonden plaeghe<br />
verwint tvleesch zoo hebbende Victorie vercreghen<br />
zult victorieux verRysen ten hutersten daeghe<br />
10 end hu vyanden hebben de nederlaeghe<br />
Allen CrychLieden<br />
Vorsten Capiteynen die hu ter oorloghe gheneert<br />
draeght Rechte tzweerd<br />
te haeste doet ommaidge niet in mars temple<br />
15 voorpeynst hu / eer ghy paeys ende vrede deert<br />
Eendrachticheyt / Coopmanschip neerynghe weert<br />
Neimt anden Conyngh dauid een voorExemple.<br />
Aucteur<br />
Dauid dheleghe Conyngh <strong>van</strong> israhel<br />
20 Tzynen volcke zachtmoedich ende niet Rebel<br />
<strong>van</strong> zynen vyandt Saul heeft veel moeten lyden<br />
ieghens den Ruese goliath dede oorloogschs vpstel<br />
al was hy groot fel<br />
die de israelyten dede groot ghequel<br />
25 maer om ghewin ofte Eere wilde dauid stryden<br />
dan om de eere gods / ende tsvolcx bevryden<br />
een voorbewys voor alle die oorloghe beghinnen<br />
dat zy anders te doene hemlieden vermyden<br />
+ Fol. 323 r, r. 1 ‘gheveynstheyt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 323 r
17<br />
in oorlooghs tyden<br />
30 maer zoo als dauid dede voughen de zinnen<br />
Al verliest ghy eerdeRycke / mueght dhemel winnen /<br />
++<br />
Aucteur<br />
Met goeder Cause en Rechte<br />
doet schriftuere verstaen<br />
machmen commen ten ghevechte<br />
end harnasch zyn Anghedaen<br />
Om oorloogsche ghyse<br />
als voorzieneghe vvyse<br />
ieghens den vyanden slaen /<br />
Inder helegher schriftueren Vyndtmen ghenarreirt<br />
10 tdien Tyden ghepasseirt<br />
Oorloghen zynde ghedaen duer diueerssche oorzaecken<br />
Twelck Recht en Reden daghelicx noch consenteirt<br />
Eerst ieghens tlandt / daer god word gheblasphemeirt +<br />
end ontEeren / duer die daer in Afgoderye waecken<br />
15 Daer men tvolck ziet <strong>van</strong> gods dienst Afkeeren en slaecken +<br />
daer de ghetrauheyt <strong>van</strong>den weerlicken heere begheift<br />
dies ioram en Iosaphat oorlooghs Lanssen braecken +<br />
Ieghens den Conyngh Moab onRechtlick ghesneift<br />
daer tvolck wederspoorich in commotien Leift<br />
20 zoo als Ieghens siba oorloghe es vpgheResen +<br />
Tlandt daer men de quaetdoenders beschermt heeft<br />
dies ieghens Gabaa / strydt bereed moeste wesen +<br />
Ende daer men den prinche quaet doet / wy lesen<br />
met openbaer iniurie commende te Naer +<br />
25 zoo dauid heeft oorloghe ieghens * ammon ghepresen<br />
die dauids cnaepen baerden de scheeren OnEerbaer **<br />
tzynder cleenichede / Dies vervolgdhem dauid zwaer<br />
ende grootte heyrCracht ieghens Ammon zandt<br />
Dauid Ieghens isboseth maect oock groot verghaer +<br />
30 omme dat hy Bezat zyn eeghin Landt<br />
wederhiesch tconyncRycke met ghewapender handt<br />
Twelcke dauid <strong>van</strong> god den heere was ghegheuen<br />
om de vyanden tslands verdryfuen / Tot elcken Cant<br />
+ Fol. 323 v, r. 2-7, 13, 14 ‘duer ... waecken’, 15 ‘ziet ... dienst’, 16 ‘ghetrauheyt ... weerlicken’,<br />
17, 18, 20, 22, 25, 28, 29 (namen) onderstreept.<br />
* ‘ieghens’: ‘i’ over ‘R’.<br />
** Oorspronkelijk ‘openbaer’; ‘open’ doorgehaald en ‘OnEer’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
323 v<br />
+ deutero.12.<br />
+ deutero.13.<br />
+ 4 Regum .3.<br />
+ 2 Regum .20.<br />
+ iudicum .20.<br />
+ 2 Regum .10.<br />
+ .2.Regum.3
18<br />
++ mach den oorloogschen standaert zyn oock vpgheheuen +<br />
zoo Ieghens Philistynen dauid stelde tleuen<br />
oock omme den vyanden verdrucken en verIaeghen +<br />
die in yemands eeghindom gheern onghelyck Bedreuen<br />
5 zoo de kyndren <strong>van</strong> israhel deden in huer daeghen +<br />
Ieghens Seon ende og diemen hoorde ghewaeghen<br />
machtich conynghen der Amorreen te zyne<br />
ieghens die / die tslands vyanden ionst toedraeghen<br />
en hemlieden helpen stercken / ten oorloogschen fine<br />
10 zoo Dauid neerstich dede ten voorleden termine +<br />
Ieghens syriam damasci om dat hy zoo onvroedt<br />
met eennen gheveynsden onghetrauwen anschyne<br />
Tot Adadezer was behulpsaemich ghemoedt<br />
Om <strong>van</strong>den vyanden tontnemene tslands vriend goet<br />
15 zalmen zulcken andoen oorloogsche Bedwanghen +<br />
zoo abraham ieghens vier Conynghen waegde Tbloedt<br />
de welcke Loth zynen neue hadden ghe<strong>van</strong>ghen<br />
om dier ghelycke causen inde eerdsche ghanghen<br />
mach oorloghe wesen ghedaen en ghesticht<br />
20 niet om Rycdom vergadren / en dobbel sault ontfanghen<br />
daer peryckel der zielen en Lichaem in light<br />
Beter paeys gheobtineirt / en dat oorloghe zwicht<br />
Christus heeft ons pays ghelaeten / Pays es zyn ghebod<br />
daer oorloogschen twist zy vlieght tsvyands schicht<br />
25 Maer Voorwaer daer paeys es / daer es god<br />
Rondeel<br />
++<br />
Paeys es cause Van duecht en Vruecht<br />
Want daer paeys es daer es god<br />
Paeys verblydt elcx hertsen Iuecht<br />
30 paeys es cause <strong>van</strong> duecht en vruecht<br />
Christus die schanck ons by zynder duecht<br />
paeys / en ghaf ze voor een ghebod<br />
Paeys es cause <strong>van</strong> duecht en Vruecht<br />
Want daer paeys es / Daer es god /<br />
Contre Rondeel<br />
Ende die <strong>van</strong> onpaeys heeft beschot<br />
heynken peck wuentter met zyn ghezellen<br />
kyf kyf ende Ramp houder huer Ravot<br />
+ Fol. 324 r, r. 2 ‘Philistynen’, 3 ‘den ... verdrucken’, 4 ‘yemands eeghindom’, 5 ‘kyndren ...<br />
israhel’, 6 ‘Seon ... og’, 7 ‘conynghen ... Amorreen’, 10, 11, 13, 16 (namen) onderstreept.<br />
+ Fol. 324 v, r. 11 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
324 r<br />
+<br />
2 Regum .3.<br />
+<br />
2 Regum .8.<br />
+ Numeri .21.<br />
+ 2 Regum .8.<br />
+ Genesi 14<br />
+<br />
324 v
5 die <strong>van</strong> onpaeys heeft beschot<br />
Myn heere <strong>van</strong> grimberghe Roertter de Pot<br />
OnRuste comtter de oirloidge stellen<br />
Ende die <strong>van</strong> onpaeys heeft Beschot<br />
heynken peck wuentter met zyn ghezellen /<br />
19<br />
Aucteur<br />
De Bourgoensche natie<br />
Om voorleden tydt ghedyncken<br />
huut ionsteghe gratie<br />
Wil hemlieden de naervolghende sticken schicken<br />
Ende daer ghy de huutstekende lettren ziet<br />
zin alleene demonstratyfuelick Bediet +<br />
*<br />
C lemt Vroylick in Vruechden Vry bourgoenssche knechten<br />
A lderhande Iuecht die es noch In zynen ** fluer<br />
R uterlic hu Verwinnich NV laet niet bevechten<br />
20 O ntdoet vromlic Elck huwer Een / en wilt vpRechten<br />
L ustich Blyde Brugschen standaert int gheduer<br />
V oorziet hulieden Oock Openlick zonder ghetruer<br />
S oo ghy clouckelick Vry Vranck hu waent verweeren ***<br />
I nt harnasch CoRte knechten vought hu als staende muer<br />
25 M et macht moet Ghy Ghewillich Conyngh franssoys deeren<br />
P yliaidge moord end Ooc des Oorloghen gheneeren<br />
E s al zyn voortstel End Alle Moortdaedichede<br />
R echts als tweedeN Saul Nu es al zyn begheeren<br />
A ls die den Goeden Dauid de Groote onvrede<br />
30 T yrannelic Neimt hy in zyn Noothulpe mede<br />
O penbaErlick zeer veel turcken En zulck volc verwoet<br />
R aesende besprynght hy Casteel dorp en stede<br />
Als durstich (zoot schynt) naer der kerstenen Bloedt<br />
++<br />
Te coragieuser grammoedich dese dullicheyt doet<br />
om dat valssche wanenweters willen zegghen dit iaer<br />
dat ons keyser zoude doodt zyn / Neen vlamyngh zyt ghemoet<br />
V V ara c hti ch ons ke ij ser Leeft Clouck v oor v v aer<br />
5 M et gheen bez vv aer.<br />
Aucteur<br />
In tcruce Van bouen nederwaerts beghinnende<br />
* Van r. 17 tot en met 31 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andries-kruis: VIVE<br />
BOVRGOENGNE.<br />
** ‘zynen’: laatste ‘n’ verbeterd uit ‘r’.<br />
*** ‘verweeren’ over ‘Bewaeren’.<br />
+ Fol. 325 r, r. 14 ‘28 meye’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
A o .1543.<br />
+ 325 r
20<br />
zyt ghy Viue Bourgoengne verzinnende<br />
inde capitale lettren <strong>van</strong> Bouen neder ghaet<br />
10 Carolus imperator staet<br />
inde twee laetste Reglen // Cunt ghyt wel peghlen<br />
De M C .L. * W V ende i Al<br />
<strong>van</strong>den iaere Bewysen tghetal<br />
.28 meye. Een andre. 1543.<br />
15 //I ammer cracht Roof ende groote moord Bloedeli C<br />
M ueghende kaerle / beschut word vroedeli C<br />
P uer dat wy hu noch cryghen int Ooghemer C<br />
E delick achtentwyntich in meye Behoedeli C<br />
R eyn te gennes (gode lof) Altyds voorspoedeli C<br />
20 A rriueirdet in hu stede end ytaliaensche per C<br />
T es wel gods gratie / ende oock zyn wer C<br />
O uer hu te tooghene zyn Bystandt zedeli C<br />
R echts een tweeden Dauid / blyct ghy verwinder ster C<br />
// C oenlick <strong>van</strong>den heere veel gratien Bestedeli C<br />
25 A l hu voortstel es duechdich voorzienich Edeli C<br />
R egierende Plus oultre dyn landen zeer we L<br />
O ock huwen vervolghers hilt ghy gheerne vredeli C<br />
L iete Saul of <strong>van</strong> hu te doenne Gheque L<br />
V an mars banieren end oock <strong>van</strong> Bellona fe L<br />
30 S o hopen wy verlost noch te zyne by h u<br />
// Q uaemt ghy in huwe nederLanden Sne L<br />
V an ons wierde verIaeght ducht vreese Gr u<br />
I n langhe Iaeren niet zoo tghemeente Alsn V<br />
N aer hu Roupende verlangde dat kennen w ij<br />
35 T es Recht oock die <strong>van</strong> ons maect oorloghe sch u<br />
++<br />
v laendren dient ghy gheCommen nv thuerer nood b ij<br />
S oo voortyds huut spaengnen / eens waert commende gh ij<br />
I a vranck ende vr ij<br />
I n ende duer sauls dyns vyands pryee L<br />
5 I onstich wient tspyte z ij<br />
Danck zy god / en wel ghecommen keyserlick Iuwee L<br />
Carolus Comste heeft paeys gheplant<br />
huut spaengnen Commende in vlaender landt /<br />
* Carolus keyser Plus oultre inder gods ghelee<br />
10 Naer trubbel Veel Passaidgen En wyndich wederstoot<br />
V ry vranck zyt ghy IngheCommen Nu Duer de zee<br />
I n hu Landt Van vlaenderen Ghezondt / zonder noodt<br />
* ‘.L.’ interlineair toegevoegd.<br />
+ Fol. 325 v, r. 34 onderstreept.<br />
* Van r. 9 tot en met 24 vormen de vet gedrukte letters een hart waarin het volgende te lezen<br />
is: bovenaan ‘Plus oultre’; <strong>van</strong> boven naar onder (links) en <strong>van</strong> onder naar boven (rechts)<br />
‘VIVE BOVRGOENGNE’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 325 v
Testament Rhetoricael:<br />
verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 324 verso<br />
t.o. 20<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
Testament Rhetoricael:<br />
verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 325 verso<br />
t.o. 21<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
21<br />
V eel venyneghE tonghen zeydeN ghy waert doodt<br />
E nde zommeghe Beliefdet te zegghenE voor waer<br />
15 L acen zeer Quae OnRendelick Roupend Oock die groot<br />
e s Cause nV gheweist <strong>van</strong> Groot drucx mesbaer<br />
M oord Cracht brandt Roof / ende AldeRhande Bezwaer<br />
P ooghde ons AfGryselick den Vransch conyngh te doene<br />
E nd es te velde Openbaerlick gheCOmmen dats claer<br />
20 R echts omme huwE landen Beschadeghen in saeysoene<br />
E nd of zyn tselfs volck Niet En waere zo Coene<br />
V an zyn gheel OnGodlic Voortstel thelpene vulcommen<br />
R aedt zo zocht hy An turckeN. In zyn dullicheydt groene<br />
End hy esser oock mEt. Vele te velde gheclommen<br />
25 Conyngh franchoys eens zynde EN. Dieu int vulsommen<br />
als alder christenlicxste Conyngh hu doe ziende toenyghen<br />
hoe bevlect ghy nv de Lelye zuverste der blommen<br />
dat ghy dus onbehoorlick wilt Cryghen ende wyghen<br />
Canse den arendt noch eens in zyn claeuwen ghecryghen<br />
30 hy zalse in zyn vlaemsch pryeel gheerne Ontfaen<br />
ziet toe dat ghy niet noch eens Roupt zonder zwyghen<br />
Clouc ke lic. vi nd ic Mij nv ghe v aen<br />
Dynct hoe ghy voor Pavia dien Roup hebt ghedaen<br />
Vp sinte mathys dach. .1524.<br />
[Tcarnation in zyn ghetal letters tot dertien en drie]<br />
++<br />
35 Tcarnation ** in zyn ghetal letters tot dertien en drie<br />
gheeft <strong>van</strong> tIaer ooghemerck<br />
dat franciscus fransch conyngh ghe<strong>van</strong>ghen voor Pavie<br />
was / hoe beleghert sterck /<br />
Carnation<br />
Lustich achtentwijtich Meije // Reijn tscepe ghestoffeirt<br />
Es Carolus tonsen greije / vry te gennes ghearriueirt<br />
En den achtsten wedemaendt tot cloucker verblijdijnghe *<br />
5 Doe hadde brugghe de warachteghe Tijdijnghe<br />
Processye generale<br />
.17. Wedemaendt 1543.<br />
M erckelick es nv in tlandt <strong>van</strong> vlaenderen<br />
C ommende moeyte ende groote onvrede<br />
** Inktvlek over ‘r’.<br />
+ Fol. 326 r, r. 6, 7 onderstreept.<br />
* ‘verblijdijnghe’: ‘b’ over ‘v’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
326 r
22<br />
10 C onyngh franchoys wil ons slaen in spaenderen<br />
C racht doende zynen broeder ende zuster mede<br />
C onfuselick vernielende Casteel en stede<br />
L anghende gramMoedich naer der vlamynghen bloedt<br />
L acen het es doch wel eenne simpele zede<br />
15 V p volck te strydene / dat hem niet mesdoet<br />
v erghetende veel paeysen en beloften goet<br />
W reedelick die hem christenlicxste Cuenyngh scryft<br />
X pressellick met Turcken ende volck dul verwoedt<br />
W aerachtich hij nv zyne Armeye verstyft<br />
20 I ammer Cracht Brandt moordt / eist al dat hy bedryft<br />
I hesus Christus wil hem tot kennesse spaeren<br />
I n veel plaetsen es menich man om hem ontlyft<br />
En vyanden ghemaect / Die goede vrienden waeren<br />
Dus offer (zoo wy hopen) goe hertkens int verghaeren<br />
25 waeren / die verbaeden des oorlooghs stranghe torment<br />
nu zeuenthienne wedemaendt verwachtich ** goe niemaeren<br />
int openbaeren<br />
es processie ghedreghen ten Predicaeren // int convent<br />
Met theligh Sacrament /<br />
Carnation<br />
.6. octobre 1543.<br />
Den vorst <strong>van</strong> cleuen // wierdt paeys ghegheuen<br />
zesse in octobre<br />
naer tskeysers bevechten // Metten Landsknechten<br />
35 Zo hadhyt sobre /<br />
++<br />
Andre Carnation<br />
Dhertoghe <strong>van</strong> Cleuen // woudhem niet gheuen<br />
ten Bourgoensschen palaeyse<br />
den strydt hy verloos // dus Radeloos Coos<br />
5 Begheerte tot Payse<br />
Aucteur<br />
Waelken praelken die qualick verstaen de vlaeme<br />
moete zooc wats hebben en se Quoy<br />
zoud ic die oublye nennyn non nostre dame<br />
10 zy beminse par le corp bieu Leur Roy<br />
** ‘verwachtich’: ‘v’ over beginhaal <strong>van</strong> andere letter (h ?).<br />
+ Fol. 326 v, r. 23, 24 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
326 v
Zesse octobre 1543.<br />
23<br />
Le ducq des cleuois // Qui par franc chois<br />
en sa Aliance<br />
Cuidant conquerre // Ordonna guerre<br />
15 par crainte possible / ou doultrecuidance<br />
par lempereur charles / Chief en sa terre<br />
a obtenu paix et Accordance<br />
et humblement / a Laccord danche<br />
de La trompette imperiale<br />
20 Dont il ne Reste que auoir France<br />
et nauigation Orientale<br />
Pour causer vne paix generale<br />
La Voeult<br />
happe qui poeult<br />
++<br />
25 Suiuez Raison et Conseruez iustice<br />
Soyez humains a grandz et A petis<br />
Aprez le Coeur a Regir la pollice<br />
en Refrenant tous mondains Apetyz<br />
Au bien publicq soyez fort ententifz<br />
30 moderement faictes tout par Deliurance<br />
en vostres affaires ne soyes trop hastifz<br />
Par ce moyen Aurez vous paix en France /<br />
.Carnation.<br />
* R ust V redich weist bourgoensche n V nv Iuut mild E lick danC<br />
O otmoedich I nt herte god almacht I ch huut M I nnen<br />
T onser V rame zendt hy V rede onse daeghen L anck<br />
5 A ccorderend E den conynck E n om goe Paeys G hewinnen<br />
R oof Cracht B ataelge B loedich moet voort A N dinnen<br />
E nd Oorl O ghe O ock wreedzinnich E X preslick mede<br />
P aeys end Een V aste V rede Met verhueghend E zinnen<br />
M en openbaerlick R oupt nv met Ghe R ustichede<br />
10 I ammer / En G root G rief / gaf oorloghe meneghe S tede<br />
S chendende Gro O t O orboir in de V laemsche Cant<br />
V ranckerycke E s nv F oorts E lick by keyserli C ker zede<br />
L ustich ghedwo N ghen R asche N tot voor Parys I n tlandt<br />
O nderdanich G eel Fr A anciscus G heeft ** carolum t R yumphant<br />
15 R edenlick zy N begheerte N *** tsame N volghende N aer<br />
A lsdoe d E n inghelschen C onijnck d E n keyser D E bystandt<br />
C reegh ingheland buenen I n der vppe / Sc H ietende zwaer<br />
den andren in Octobre S o was Te Brugghe openbaer<br />
+ Fol. 327 r, r. 36 ‘In deerste’, ‘Carolus’, 37 ‘Henricus’, 38 ‘Franciscus ... Francie’ onderstreept.<br />
* Van r. 2 tot en met 16 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andrieskruis: VIVE<br />
BOVRGOENGNE.<br />
** Oorspronkelijk ‘leeft’; ‘h’ over ‘l’.<br />
*** Na ‘begheerteN’ is ‘volgh’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
327 r
24<br />
Paeys ter hallen C erteynelick huute ghelesen<br />
20 End omtrent oock **** V velcker tydt maer bet dan een iaer<br />
gheel ghelderlandt moe S te den keyser onderdanich wesen<br />
ghenade zy dies R iep E n E X presselick tot desen<br />
Al hadden zy den F ransschen Conyngh ter baete<br />
Carolus end hen R icus zyn payslick gheresen<br />
25 franciscus moet d A len tot mindren staete<br />
Tsmaendachs zeste N octobre tdier daete<br />
Tprysweerdich bloed C hristi wierdt ghedreghen<br />
tsint Saluators I n deuoten ghelaete<br />
danckbaer T E ***** gode gheneghen<br />
30 Dat wy // nu vry<br />
Eendrachtich<br />
hebben paeys<br />
6 a .. octobris. int vlaemsche palaeys 1544<br />
Vercreghen<br />
Aucteur<br />
In deerste Capitale lettren Carolus Ryst daer<br />
Thenden Reglen Henricus Ryst oock der naer<br />
maer Franciscus Rex Francie ****** in nedren graet<br />
Subiect hemlieden onder tbourgoensch Cruce staet<br />
++<br />
Carnation Vanden pays<br />
Ende<br />
Processie generale +<br />
5 M achtich kaerle keyser Vanden Roomsschen Rycke<br />
V ermeerder des Rycx tslands beschermer ghebleken<br />
C rachtich heeft ouervallen de vrancxsche practycke<br />
C louck hemlieden bespronghen / Bin hueren dycke<br />
V an lutsenburch tot voor Parys ghestreken<br />
10 C ouraidge heeft dies den vrancxschen conyngh bezweken<br />
v v ant vernemende tskeysers Armeye crachtich<br />
v ulstandelick begheerdhy / en deder om spreken<br />
v oortan paeys te zyne / met hem eendrachtich<br />
v v elcke paeys en vrede / Alsnv warachtich<br />
**** Middenin de tekst staat een kruis bestaande uit de hoofdletters (in vet) VSEFR (r. 20-24,<br />
vertikaal) en REX (r. 22, horizontaal).<br />
***** ‘TE’: ‘T’ over ‘te’.<br />
****** ‘desolae’ is doorgehaald.<br />
+ Fol. 327 v, r. 3 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
327 v<br />
+<br />
6 a october 1544
25<br />
15 v ast ghesloten es / met vrydom duer elck anders weghen<br />
W ij dies clemmende dancbaerich / tot god almachtich<br />
C hristus helich bloedt wierd tsint saluators ghedreghen<br />
v room te Blangy / hertoghe Maximiliaen gheleghen<br />
v echtende vpde Franchoysen victorie<br />
20 I nsghelycx daer oock ghedreghen / int deuotich pleghen<br />
I n tIaer neghenentzeuentich noch in memorie<br />
L of zy god den heere Danck ende glorie<br />
v v ant nyemandt bet dan hij voor onslieden strydt<br />
v alt hem bughelick ter eerden Eerdt zyn Ciborie<br />
25 v v ilt hem bidden om paeys / Onser daeghen tydt<br />
zouct tRycke gods aluooren / dan payselick verblydt<br />
Carnation alsdoe<br />
Wel Wat zeghtIe nv <strong>van</strong>den paeis //<br />
Clais //<br />
30 Waen. Niet met alle //<br />
.Calle. //<br />
Aucteur<br />
+<br />
Ter eeren den pays // sprynghende int wambays<br />
Alsdoe met blydevoyseghe tonghen<br />
35 By tshelichs gheest broeders // Payslicke voeders<br />
Tnaervolghende Liedeken was ghezonghen<br />
Liedeken <strong>van</strong>den paeys<br />
Vroylick vroylick // Blyde poylick<br />
nu verhueght gheest en verstant +*<br />
oorloghe moet wesen schoylick<br />
5 paeys es moylick<br />
Commen wederom int Landt<br />
ghezonden / Byder hoogher handt<br />
// dies zy god danck<br />
ons leuen Lanck<br />
10 zonder verghanck<br />
nv hopen wy<br />
dat ons den paeys zal blyfuen by<br />
Mars ouerdaet // en zynen Raedt<br />
Bellona die doet sturten bloedt<br />
15 Roof Cracht ende moortdaedich quaet<br />
met hueren staet<br />
* Nota in margine later toegevoegd in grijzere inkt en onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
328 r<br />
+ Ghemaect voor die <strong>van</strong>den<br />
helighen gheeste ende<br />
ghezonghen Teender intreye<br />
vpden burch daer mede<br />
ghewonnen wierd den<br />
vvynPrys
heeft paeys gheworpen onder voet<br />
26<br />
Bourgoengnen weist nv clouck ghemoet // Dies zy etc a .<br />
De Vrancxsche macht // hooghe wyndt slacht<br />
20 die met een zoete Reynken daelt<br />
den keyser hebben zy veracht<br />
maer zyne Cracht<br />
heeft huer verdiensten nv betaelt<br />
zy die hadden zyn landt ontPaelt / Dies zy etc a .<br />
25 Doch nv voort an // zal den Coopman<br />
neerynghe gheel brynghen voort<br />
strydt en ghevecht die trecker <strong>van</strong><br />
dit maecken can<br />
paeys end Eendrachtich Accoordt<br />
30 zulck cryght weir dat hem toebehoort // Dies zy etc a<br />
Taccorderen // doet cesseren<br />
ende maect oorloghe theer<br />
dat paeys nv wil domineren<br />
Tryumpheren<br />
35 gheen trommel slaet Alaerme meer<br />
Want paeys danst nv der vruechden keer //<br />
Dies zy god Danck etc a ./<br />
+ Nu mars zweerden // die ons deerden<br />
zullen tot ploughysers zyn<br />
Ruters met oorloogsche peerden<br />
die gheneerden hem Int harnasch clouck en fyn<br />
5 verkiesen nv Paysdurstich wyn // Dies zy /<br />
Thenten pauwelioenen pycken<br />
end artylierye int velt<br />
moeten nv ter neder wycken<br />
paeys practycken<br />
10 heeft ze an deen zyde ghestelt<br />
Paeys hebben wy int vlaemsch bewelt // dies zy /<br />
Prinslick Regent // keyser bekent<br />
<strong>van</strong>den Roomsschen Rycke claer<br />
duer god eeuwich Omnipotent<br />
15 hebt hu Consent<br />
gheschict tot desen paeys voorwaer<br />
paysdurstich langder franchoys naer<br />
dies zy god danck<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 328 v
ons leuen Lanck<br />
20 zonder verghanck<br />
Nu hopen wy<br />
dat ons den paeys zal blyfuen by<br />
Aucteur<br />
27<br />
Les vvalons de bruges / natifz franchois<br />
25 Adfin que en mon testament ayent Lieu<br />
Leur donne comme par aultre Fois<br />
considere que nay pas daultre Croix<br />
De deuant terwane mon Croix sainct Andrieu<br />
Vlaemsche Franchoysen<br />
30 Mids dat de letter moeder zy <strong>van</strong>der memorie<br />
<strong>van</strong> veel zaecken gheschiet onder der zonnen<br />
achterlaet ick hulieden / al eist hu gheen glorie<br />
den oorspronck <strong>van</strong> terwane / huer contrarie victorie<br />
En wanneer byden keyser Carolus ghewonnen /<br />
++<br />
Oock diueerssche carnations wil ick hu laeten<br />
die ghy voorts huwer neefkens huutdeelen mueght<br />
Wanneer hesdyn ghewonnen wierd vyndier de daeten<br />
zo wel Lesende / als in zijnghende vruecht<br />
5 Betvoorts te cleenen pryse zonder hu te verschattene<br />
als ghylieden vertrect <strong>van</strong> hulieder Clapbanck<br />
ion ick tsnavents hu te Lesene de drouue mattene<br />
die de ste <strong>van</strong> sinte Quintins ghewonnen zynde Zangh<br />
En noch teender ghedyncknesse ende conclusie<br />
10 hoe de vlamynghen es victorie gheschiet<br />
(ten franchoysen groote schae en Confusie<br />
int westlandt voor greuelynghe gheschiet<br />
Van TerWane<br />
TereWane Viue Viue Bourgoengne leift<br />
Claeghende / hueren oorspronck te kennen gheift<br />
Tes drie duust iaeren en hondert leden<br />
dat Ick ghenaemt was voor teerste beghin<br />
Morinum als eenne vul sterckicheden<br />
voorvechteghe / naer der troyanen zin<br />
20 de Conynck morineus / tot zyn ghewin<br />
heeft my doen stichten alsdoe vp tpas<br />
tzynder ghenouchte / ende stelder hem in<br />
eer datter een Conynck * <strong>van</strong> vranckeryck was<br />
+ Fol. 329 r, r. 29 ‘Aganipus’ onderstreept.<br />
* ‘i’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 329 r
28<br />
Roome en hadde alsdoe ten tyden<br />
25 Conynck keyser noch ander Regiment<br />
parys hadde gheen ouerhooft int bevryden<br />
ende onbewuendt was de stede <strong>van</strong> ghendt<br />
daer naer quam my / Een Regierder omtrent<br />
Aganipus ghenaemt / my welghecommen<br />
30 als myn beschermer sterckmoedich Bekent<br />
heeft my onderhouden <strong>van</strong> alle Rycdommen /<br />
++ Maer Brabanton <strong>van</strong> bretaengnen groot<br />
ziende my zoo hooghe Domineren<br />
heeft my ouervallen / dies leed Ick noodt<br />
commende om my Examineren<br />
5 ende heeft my ghedaen mineren Raseren<br />
bynaest verbrandt / maer tot zyn oorbooren<br />
Brunehault heeft my ghedaen Repareren<br />
stercker en schoonder dan noyndt te vooren<br />
Naer hem had ick een Conynck quenardus * ghenaemt<br />
10 die my onderhilt in grooter edelhede<br />
in tryumphen ende weelden verre befaemt<br />
in eeren met alder voorspoedichede<br />
Therulphus zyn zuene vul Ryckelichede<br />
heeft naer hem als Conynck my wys beraedich<br />
15 clouckzinnich gheRegiert / in paeys en vrede<br />
maer zyn ouerlyden was my beschaedich<br />
Corts daer naer zonder langhe Beyden<br />
quam Iulius Cesar met grooter macht<br />
zyn Crysvolck te beene zyn peerden neyden<br />
20 heeft my onder zyn subiectie gheBracht<br />
maer vreesende / of Ick hem / duer een anders cracht<br />
mochte zyn ghenomen / Tot zynder Blame<br />
my gheel te destruerene / heeft hy gheAcht<br />
en te heeten Terre vaine / ghaf my de Name<br />
25 Van vranckerycke diueerssche Cuenynghen<br />
hebben eerlick my wedervp ghemaect der naer<br />
maer <strong>van</strong>den wandelen veel ieghenstuenynghen<br />
heb ick moeten Lyden / En groot Bezwaer<br />
veel <strong>van</strong> mynen kynderen vermoorden daer<br />
30 hebben my ghedestrueirt en ghepilgiert<br />
alsmen screef neghen hondert Lxxvi iaer<br />
was ick tmynder onwille zoo ghehanthiert<br />
+ Fol. 329 v, r. 24 ‘Terre vaine’ onderstreept.<br />
* ‘quenardus’: ‘n’ over ‘r’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 329 v
Testament Rhetoricael:<br />
verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 327 recto<br />
t.o. 28<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
Testament Rhetoricael:<br />
verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 331 recto<br />
t.o. 29<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
29<br />
Dus anderwaerf ligghende dat vp dat nedere<br />
Clotarius Christenlick conyngh int leuen<br />
++<br />
dede my <strong>van</strong> nieus vpmaecken wedere<br />
ende in my een schoone kercke verheuen<br />
Mildelick tmynder Cyraidge ghegheuen<br />
veel schoonder iuweelen / zoot heeft ghebleken<br />
5 maer de vlamynghen hebben een nydt Bedreuen<br />
die schendense / en hebber tvier in ghesteken<br />
Ende Alsmen xv C. dertien Iaer screef<br />
quam voor my den Conynck <strong>van</strong> Inghelandt<br />
Keyser maximiliaen doe zyn bystandt bleef<br />
10 ende creghen ouer my de hueverhandt<br />
iaeren maenden en daeghen / hilden my vailiant<br />
maer vp zeker conditien / en bespreken vertelt<br />
wierd ick terwane Clouck tryumphant<br />
in handen <strong>van</strong>den vrancxsschen Conynck ghestelt<br />
15 TIaer xv C. drienvichtich in april derthiene<br />
was byden bourgoensche wapenschauwen ghedaen<br />
trocken huut sint omaers met cloucken ingiene<br />
Carolo Roomsschen keyser zijnde onderdaen<br />
thenten pauwelioenen quamen voor my slaen<br />
20 voor my Terrewane Twelck my heeft mesgreyt<br />
<strong>van</strong> Ruters Landsknechten const ick niet ontghaen<br />
v<strong>van</strong>t sterckelick wierd ick Rondtsomme Beleydt<br />
Ick weerde my langhe zoo ick best mochte<br />
maer den Arendt heeft my ouervloghen sterck<br />
25 Carolus keysers armeye my tonderbrochte<br />
Twintich wedemaend Creegh ick loon naer werck<br />
doe wierd Ick ghewonnen int ooghemerck<br />
<strong>van</strong>den duudschen ende <strong>van</strong>den spaengIaerden<br />
Viue bourgoengne was den Roup in myn perck<br />
30 Perone myn zuster oock niet gheerne spaerden<br />
Carnation<br />
TWintigh Wedemaend onder de borgoensche <strong>van</strong>e<br />
Es ghewonnen clouckelick de stede Terrewane.<br />
.20. Wedemaendt .1553.<br />
+ Fol. 330 r, r. 18 ‘onderdaen’, 29, 34 (gespatieerde tekst) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 330 r
+<br />
Carnation<br />
<strong>van</strong> terwane En hesdyn<br />
Plus oultre. Bourgoengne viue<br />
viue lempreur viue / Adieu hesdin<br />
5 Soubz cesar / las terre<strong>van</strong>e Captiue<br />
du tout vous Ruiner aurez la Fin<br />
Een andre<br />
Tfij // Dij<br />
30<br />
Potz Elementen laet fellic strauen de loere walen<br />
10 dat wir balde in hesdeijn vrij Eijn goede Buut halen<br />
Een . andre<br />
Wat. woudes sint feltin tsa wel vp<br />
Fluchs en Feijn<br />
Potz martel dat dij bloede den Cup<br />
15 valt an op hesdeijn<br />
Carnation zynghende<br />
Schoon hesdijn en terrewane<br />
hoe sterck was hu Bewelt<br />
En maectet zeere den * hane<br />
20 licht neder nv nv ghevelt /<br />
Andre<br />
Quare Fremuerunt gentes<br />
Ter causen by dat terrewane waen / nv clouckelick ghehent // es<br />
Een andre<br />
25 A la mort vilains Tue tout Tue tous franchois<br />
Taratantara Ta // Tsa hesdijn tsa<br />
Rendez vous a Cesar charles Qui aultrefois<br />
Ta Fortresse gaingna /<br />
Noteirt<br />
30 De .M. de C. de vv. v. ende elck .i. der naer<br />
Altsamen ghegadert ** int ghetal maect tiaer /<br />
* ‘den’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />
** Vóór ‘ghegadert’ is ‘gheg’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
330 v
Eduard de Dene, Testament rhetoricael
++<br />
Processie Generale<br />
.6. ougst 1553.<br />
31<br />
* V V eest danckbaer god almachtich V an zynder gratie<br />
Sinte L oys Fiertere Die v v as omme ghedreghen<br />
5 zesten in ougst C oenelick C laer was de statie<br />
in sint saluators kercke M et een godsvruchtelic pleghen<br />
Bourgoensche C lemt I n C ouraidgen te velde gheleghen<br />
Alsdoe v v as dyn heyr I nde vrancxsche L andauwen<br />
v an terwane Tot In hesdyn victorie v v el vercreghen /<br />
10 Doende voorts de vrancxsche macht gheel verflauwen<br />
Onsen keyser Plus oultre hopen wy noch schauwen<br />
wien wy als eennen Tweeden dauid ghelycken<br />
nyemandt zal zynen verzoenden vyandt Betrauwen<br />
dies comt hem daeglicx volck an huut veel ConyncRycken<br />
[Sinte quintin ste in Vreden]<br />
15 Sinte quintin ste in Vreden<br />
nv ghewonnen onderdanich<br />
Andre vrancxsche steden<br />
Essere oock toe vermanich<br />
Psal Cxxvi. o<br />
20 Nisi dominus custodierit Ciuitatem<br />
frustra vigilat qui custodit Eam<br />
.27 ougst .1557.<br />
Nisi / ten zy ziet moet ick als stede claeghen<br />
dat meer mynder ghelycke worden onderdaen<br />
25 philippum / nv mynen Conynck in zyne daeghen<br />
zy zullen ducht ick loon / als ick hebbe ontfaen<br />
Ick waende in myn vermeten zo sterckmoedich staen<br />
+<br />
beleghen zynde / zy die my meenden doen ontzet<br />
meest versleghen zyn / ghe<strong>van</strong>ghen zeer lettel ontghaen<br />
thooft faelgierde my / dies beifde in my menich let<br />
vrienden twyntich duust mannen verloos icker of Bet<br />
+ Fol. 331 r, r. 1, 2 onderstreept.<br />
* Van r. 3 tot en met 9 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andries-kruis: <strong>van</strong> links boven<br />
naar rechts onder VLCMCL vv en <strong>van</strong> links onder naar rechts boven: v vv CMC vv V.<br />
Daarbij moeten de drie ‘I’'s geteld worden in r. 7-9, die hier eveneens vet gedrukt zijn.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
331 r<br />
+ 331 v
32<br />
5 Dominus doe myn Conynck end heere machtich<br />
schicte my nochtans wel commen te baeten<br />
met eender armeye sterckbeleghert crachtich<br />
gheadsisteirt metten fluer <strong>van</strong> zyn edele staeten<br />
maer eylaes onghetroost wierd ick ghelaeten<br />
10 tpassaige tmynen secourse / was hem benomen<br />
Ick wierd dies lancx zo flauwer / cranck buter maeten<br />
de bourgoenssche zach ick alle daeghe vervromen<br />
My dochte zy vermochten wel myn ommedromen<br />
Custodierit Bewaert hy niet bet zyn ander steden<br />
15 en wordense met huuterste ghewelt ghecreghen<br />
de zulcke mochte wel / gheel thuerer onvreden<br />
zo terwane Light / worden gheel tonder bedeghen<br />
Ick zieder veel welwillende zynde gheneghen<br />
desen Conynck Philippum <strong>van</strong> Inghelandt<br />
20 ende graue <strong>van</strong> vlaendren in alle zyn weghen<br />
te doene / met lyf ende goedt bystandt<br />
Al Rust den arendt / de leeu heeft den standaert in dhandt<br />
Ciuitatem gheen stede nochtans zo sterckelick<br />
dan Ick sint Quintin / stede der Frontieren<br />
25 <strong>van</strong> vranckerycke zynde / zoot wel was merckelick<br />
daer veel edelen hebben in ghecommen logieren<br />
wiens couraidgen / ghauen my een nieu fortifieren<br />
maer eylaes / dit claegd ick / dit heeft my verdroten<br />
<strong>van</strong> vrienden zach ick veendel standaert noch Banieren<br />
30 v<strong>van</strong>t gheel Rondtsomme lach ick besloten<br />
Beuende / es my dies therte verschoten<br />
// Frustra veel sticken te vergheefs gheleydt<br />
<strong>van</strong> grooter artilgerye Tmynder muraidge<br />
twasser al aprez boire de gratie gheseyt<br />
35 als myn vrienden was / gheel benomen Tpassaige<br />
++<br />
en tzwaerste / daer ick in verloos myn Couraidge<br />
eer zy waeren in oordene elck anderen By<br />
<strong>van</strong>den bourgoensschen / in vechtender oultraige<br />
waeren straffelick gheel zelue ouervallen zy<br />
5 Le grand elaes mochten doe wel zynghen wy<br />
Vigilat hy waet noch slaepende gheel niet<br />
Carolus den keyser fortuneux gheluckich groot<br />
Abbeuille / Bapasme / monstreul / hem ontziet<br />
hesdyn brocht hij tondre inne dhuuterste noodt<br />
10 Och had ick eerst gheleyd thooft inden schoot<br />
my ouerghegheuen ghebeden om ghenaeden<br />
+ Fol. 332 r, r. 8 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 332 r
33<br />
Ick en waere dus ghequetst ghewondt totter doodt<br />
grootelicx ghekeert tmynder vrienden schaeden<br />
vreimde gasten ydelen tmynent de scapraeden<br />
15 Qui de ghuene die hem oyndt Rebelleirden<br />
Ieghens zyn hueuerhooft / die zachmen daelen<br />
twaer beter Pax / Concordia de zaecke tracteirden<br />
dat zy vrede mochten cryghen De vrancxsche waelen<br />
ofte commen de bourgoenssche voorder in huer paelen<br />
20 zoo ict zie / ghevoele / ende naer myn Advys<br />
zy zullender Redenlick tbancket Betaelen<br />
tlandt gheweldich ouerRydende tot voor Parys<br />
zynght da pacem nobis domine / zyt ghy wys<br />
Custodit Philippus noch ghepeynsen bewaert<br />
25 des ouerlast hem ghedaen te Lande ter zee<br />
dynct vooren ghewesen / naer gheleert onvervaert<br />
eens mynen conynck / heeft hu nv ghebonden alree<br />
my / hu stede was / gheel onder hem ghedwonghen ghedwee<br />
hij ghecommen huut eennen victorieusen bloede<br />
30 voor zyn eerste beghin / heeft hy tzweerd huter schee<br />
om zyn vyanden crancken / Can hy int goede<br />
hy volght Plus oultre / met cloucken moede<br />
Eam Perone myn zustere eylaes<br />
die Recommandeer ick nv in myn hende<br />
35 datse niet Rebellere / zalset doen hope iaes<br />
anders bleuese / gheel ghescoffiert de gheschende /<br />
+<br />
want indien mer de wacker spaengnaerts vp zende<br />
zy zullender vp doen oorloogsche Besoengne<br />
doch ghy Edel end OnEdele vrancxsche bende<br />
schict datse tot ghenaede keere de troengne<br />
5 Adieu France Myn Roup es nv Viue bourgoengne<br />
Viue bourgoengne Bourgoengne viue viue<br />
dat moet ick nv Roupen Te deser tydt<br />
onderdanich huwer maIesteyt / met goede met lyfue<br />
die Carolus des keysers eeghin zuene zyt<br />
10 ende gheel myn verwinder ick kendt ick Lydt<br />
dies mynen nieuwen heere / wien ick bezweere trauwe<br />
Viue bourgoengne met my tsaemen verblydt<br />
elck edel bourgoensch herte / inde vlaemssche landauwe<br />
goe onderzaeten zoucken / ghediensticheyt nauwe<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 332 v
Carnation +<br />
Deuant sainct quintin en vermandois<br />
Cuidant nous nous Liurer la guerre<br />
Fusrent tresbien frotte ses Franchois<br />
20 de par nostre philippe Roij dangleterre<br />
34<br />
Andere doe de stede ghewonnen was<br />
xxvij in ougst den Fransman Zvveegh<br />
Clouclick doe Quyntin een oorband creegh<br />
Ende nederneegh /<br />
Aucteur<br />
++<br />
Si dieu Ne garde La Cite<br />
Qui seullement dessus elle Regarde<br />
Comme prinche de haulte auctorite<br />
En vain veilie Celluy qui la garde<br />
30 Eerst ougst .1557.<br />
Processie generale<br />
Philippus onsen Conynck te velde gheleghen<br />
Eerst ougst processye generale ghedreghen<br />
met thelighe weerdeghe Sacrament<br />
5 vp dat gods gracie hem wierde vercreghen<br />
tot goeder victoryen in zyn strydende weghen<br />
De stacy was inder predicaeren Convent<br />
.10. a Augusti<br />
Voor sint quintins vp Laurentius dach<br />
10 Lietter meneghen fransman tleuen<br />
Philippus onsen Conynck wan den slach<br />
veel fransche edelen ghe<strong>van</strong>ghen bleuen<br />
Carnation inde eerste Regle<br />
Clouckmoedich weist alsnv / nv bourgoensche thuwen weghen<br />
15 Vp sinte laureyns dach // menich franssoys Lach<br />
Tusschen sint quintins / ende La Fere versleghen<br />
+ Fol. 333 r, r. 14 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
.10. a Aougst .1557.<br />
+<br />
333 r
35<br />
Ander gheschiedenessen binder zelfster weken<br />
ion ick den Fransman in zyn mauwe steken /<br />
Corts daer naer by dholanders zeelanders in zee<br />
20 huutschietende ter weere veel frissche // Clooten<br />
franssoysen huut om visschen met huerlieder gheRee<br />
waeren huerer ghe<strong>van</strong>ghen / wel hondert vissche Booten<br />
En zoo ick <strong>van</strong> een zeemaet verstondt int betrau<br />
voor waerachtich / dies wy hier preuue // spaeren<br />
25 dats huut waeren om <strong>van</strong>ghen nieuwen Cabeliau<br />
zoose iaerlicx costuumlick naer terre neuue // vaeren<br />
De vvelcke naer tzouttent tusschen paesschen en syncxen<br />
wel verzepen gheCooct in tdinne bueter zop<br />
men in vlaenderen smeert Byden edelen Rynsschen<br />
30 welcker tueghe / de graetten spoelt huten Crop<br />
Ick hebbese oock weten de zommeghe Brassende<br />
met een pierchelleken <strong>van</strong> groenen Aerde<br />
met een bieseloocxken / alst zoo es Passende<br />
oft oock wel huutghepuert / metten mostaerde /<br />
++<br />
Processie generale<br />
.24. ougst<br />
Sint berthelmeeus dach noch eens ghedreghen was<br />
processie generale int anschauwen<br />
5 daer menich in Bedynghe toe gheneghen was<br />
de statie ghehouden was Tonser vrauwen<br />
Memorie<br />
Eender victorieuse victorie<br />
P yndt god te danckene E nde gheeft hem de glorie<br />
10 H ebt moedt en Couraidge T ot huwen Conynck voorwaer<br />
I n ougst vp sint laureyns dach C reegh hij hooghe victorie<br />
L astich vallende den fransman O mtrent sint quintins daer<br />
I n handen ghe<strong>van</strong>ghen M et meer edelen der naer<br />
P ooghdemen den Connestable E erst / <strong>van</strong> vranckRycke cryghen<br />
15 P ynlick bleeffer versleghen S oot wel es openbaer<br />
V an viellers de Graue F ransoysen moesten buugsaem nyghen<br />
S chendende darmeye totten L aetsten fraey int wyghen<br />
+ Fol. 333 v, r. 28 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
333 v
36<br />
R uuterlick zoo volghden A ltyds de bourgoensche sterck an<br />
EX preslick nyemandt sparende N icht meer dan twee fyghen<br />
20 A l bynaest de vier D uust peerdevolcx bleeffer dan<br />
N och omtrent vichtich veendlen R utervoetknechts / en <strong>van</strong><br />
G root artillerye xx. sticken I n ons bewelt ghecreghen<br />
Lie fue broeders voor de zielen E lck zy tbiddene gheneghen<br />
de groote lettren an beeden zyden bewysen<br />
25 Philippus Rex Anglie<br />
Et Comes FLandrie<br />
PSal .17.<br />
Per<br />
.8.<br />
+<br />
Wien wy bourgoensche eeren en Prysen<br />
Seq<br />
.10.<br />
Victorie<br />
Var<br />
.9.<br />
.7.<br />
Inimicos meos / etPre<br />
com<br />
.1.<br />
By greuelynghe in vlaendren gheschiet<br />
daer de vrancxsche legher huer heyrCracht liet /<br />
.13. Hoymaendt .1558.<br />
5 Dheere god almachtich hooghwonderlick in wercken<br />
Can de zyne verstercken<br />
om blydelick vertroosten die waeren in Rauwen<br />
de mestroosteghe binnen de vlaemssche percken<br />
ouerdect by onder de vrancxsche vlercken<br />
10 hebben de victorye int merckelick anschauwen<br />
dhoogmoedeghe franssoysen in groot benauwen<br />
Westvlaendren waenden zy hebben gheschoffiert<br />
maer dwaesen / duer een wanen wys zyn betrauwen<br />
zyn vechtender handt / versleghen ghepilgiert<br />
15 Waer? / Woensdach den xiij. en in hoymaendt voorleden<br />
tIaer achtenvichtich Deden<br />
de franssoysen beleghertheyt omtrent de Reviere<br />
<strong>van</strong> Greuelynghe met al huer sterckicheden<br />
meenden met vlaemssche bueter te maecken chiere<br />
Hendam<br />
.2.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
.6.5.<br />
ILlos<br />
.3.4.<br />
+<br />
334 r
37<br />
20 maer onsen Conynck philippus heeft zyn baniere<br />
zo vromelick ieghens hemlieden doen vp Rechten<br />
zijnen Capiteyn Egmont by oorloogsche maniere<br />
heeft vechtender handt hueren legher commen Bevechten<br />
al hadden zy veel vroom zwarte Ruters knechten<br />
25 De Francxsche legher was by een alf myle lanck<br />
ende hadden stranck<br />
vyf of zes gheschots ieghens onsen legher ghedaen<br />
Dheere <strong>van</strong> Nyeuer leedt <strong>van</strong> Reysen moe / niet Cranck<br />
maer vromelick heeft de Bourgoenssche by ghestaen<br />
30 onse peerden zyn duer de Reviere gheghaen<br />
totter zale int water / met eennen cloucken moede<br />
+<br />
naer werck zulck loon / moesten Franchoysen ontfaen<br />
meenende tryumpheren met quae Beroofden goede<br />
hebben de Reviere ghevaerwet met hueren bloede<br />
De bende <strong>van</strong> Lazarus zwendel clouck ghemoed<br />
5 en <strong>van</strong> Muenichouzen goet<br />
als duudsche / en waeren daer noch gheenen nood<br />
zy volgden achter om sturten tvranssche bloedt<br />
de Casselaers wierden oock te beene te voet<br />
vp gheRust end hebben hemlieden begroot<br />
10 Franssoysen hadden zy <strong>van</strong> huwer comsten exploot<br />
end huwer meenynghe yet gheweten<br />
dat moet ghylieden kennen yot inde Doodt<br />
ghy en waertter niet alleene treffelick ghesmeten<br />
Maer vrauwen kynders / hadden hu metten tanden ghEten *<br />
15 Eist nv niet te laete ghepilgiert gheRooft<br />
met hu hueverhooft<br />
dat ghyr brocht / dat ghyr haeldet / hebt zelue verloren<br />
hu ydel betrauwen heeft hu zelue verdooft<br />
tschaep ghy waendet scheeren blyft zelue gheschoren<br />
20 Tfy den verRaeder / hu es gheen voordeel vercoren<br />
schynct hem nv tbancket dat hij ouervlieghe<br />
de gheLapte schoen hebben tsaemen eedt ghezworen<br />
den franschman tcranckene / eer hy voorder bedrieghe<br />
wat faict eist / tkyndt te slaene inde wieghe<br />
25 Nu Francxsche Bende oorlof nemende<br />
niet langher hopen wy ghy Bremende<br />
met Calys / nichtmeer dan ghy met dunkercke daet<br />
huwen capiteyn de termes / es hu ontvremende<br />
hy es onsen ghe<strong>van</strong>ghen / dwelck hu niet en baet<br />
30 de capiteyn hennebault Wreedt Franssoyselick zaet<br />
* Oorspronkelijk ‘gheEten’; eerste ‘e’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 334 v
38<br />
met meer andre zyn onder tbourgoenssche bewaeren<br />
dheere <strong>van</strong> villebon / die bourgoengne de veel quaet<br />
midsgaders sineerpont / die quam oock in tbezwaeren<br />
Duer gods gracie verbeydende betere Nieumaeren /<br />
+<br />
Van Ghulzichede quaet<br />
Noodende hueren dronckghulseghen staet /<br />
Waer zyt ghy nv alle vrome smetsers en brassers<br />
veel spysen vertassers // der kelen vulpassers<br />
5 moutvlieghe / mueghal / schossen ende Brossen<br />
venus ghepareirde lackghulseghe mossen<br />
droncke snossen<br />
Bebierde clossen // ende dursteghe Camerieren<br />
wyndrynckers end huutblasers <strong>van</strong> alfue bieren<br />
10 dan int Riemken logieren // onder Beelzebub Banieren<br />
vvaer zyt ghy die als meschverckens tleuen hanthieren<br />
veel spyse schoffieren // en niet anders verzieren<br />
dan metten buuck an tbardt te zittene<br />
driebuuckeghe knechten die weit te vittene<br />
15 om dranck huut te pittene // wien dat het deert<br />
die huut een thonne biers Rasch tschimmel weert<br />
* den borst clouck smeert // ende Luchtzinnich theert<br />
faictes moy Raison Comt oock ick begheert<br />
maer ie me plains / laet die achter bleuen<br />
20 al dat hem met gaepen ende ghieten gheneert<br />
comt alle lavekelen laets vroylick leuen<br />
comt laet ons wyn nemen zonder begheuen<br />
ende laet ons <strong>van</strong> dronckenschap worden vervult<br />
Lydt ghy durst Tword hu selfs schult<br />
25 Wat wilwy verspaeren wat wilwy zoorghen<br />
Laets dryncken / zoot nv es zo wordet moorghen<br />
comt cortiens end alf bieren / Te mynder vrede<br />
Comt zelden zat / Brynght Leckepynte mede<br />
eennen vullen die zal met ons Tryumpheren<br />
30 spys en dranck es ghemaect om tkeelgat passeren<br />
Waer staet verboden / dat wildick wel weten<br />
datmen niet vroylick zal dryncken end eten<br />
Comt alle Leckerbeten // laets couverlick ghebruucken<br />
* Grote vlek op de rechterhelft <strong>van</strong> de bladzijde, ter hoogte <strong>van</strong> r. 18 tot 22, die echter de<br />
leesbaarheid <strong>van</strong> de tekst niet wezenlijk hindert.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
335 r
39<br />
+ spys * en dranck beluucken // in onse Buucken<br />
Comt alle bancknechten Clouck hu spoet<br />
die nacht ende dach meest tlichaem voedt<br />
veel drancx in doet<br />
5 en de iiffrauwe met eender oore groet<br />
maect vleesch en bloedt<br />
niet voor een cort leuen / ende dat goet<br />
al waer den buuck ydel es moet men trueren<br />
daer de tafel ghedect es / daer can ick labueren<br />
10 en vroylick savueren // te biere te wyne<br />
Laets schyncken en dryncken naer Bachus Cueren<br />
Want tes zo langhe in de Eerde tzyne<br />
Aucteur Tot alle ghulseghe<br />
Ghy ghulseghe zacken naer ghetempertheyt keert<br />
15 hoort wat ons een heydensch philosophe Leert +<br />
tes wel een beeste zeght hy tdien stonde<br />
de ghuene die de wille volght <strong>van</strong> zynen monde<br />
ende wie hem vervult met spys ende dranck<br />
die zouct meer zyn dood / dan tleuen eer Lanck<br />
20 ypocras beschryft ons oock tonsen bewyse<br />
dat ouervloedicheyt <strong>van</strong> dranck ende spyse<br />
Bederft ziele Lichaem / end alle duechden<br />
En pytagoras Regule / in tsleuens iuechden<br />
was eten dryncken / ende spreken by maeten<br />
25 tfy hu ghulseghen buuck bespugher der straeten<br />
schaemt hu / die wilt nochtans christenlick leuen<br />
Talder eerste ghebod Ter weerelt beseuen<br />
dat god almachtich wilde den mensschen gheuen +<br />
verbood hy de ghulsicheyt zoo wy Lesen<br />
30 <strong>van</strong> alle boomen des paradys / sprack hy mids desen<br />
zult ghy etende wesen<br />
maer <strong>van</strong>den boom der kennessen deedhy bediet<br />
des goets ende quaets zult ghy eten Niet<br />
+<br />
want wat dach / ghy daer of zult eten verwerfuen<br />
sprack god tot Adam de doodt zult ghy sterfuen<br />
maer adam en gheloofdet niet / als donwyse<br />
dies wierdt hy gheiaeght huten Paradyse<br />
5 v<strong>van</strong>t Ieghens god ghebod / hy ghulsich sneifde<br />
maer zo langhen tydt als hyder in Leifde<br />
in soberheyt / in gloryen was zyn besluut<br />
end als hy at <strong>van</strong> tsheeren verboden Fruut<br />
wasser huutgheworpen in tdal <strong>van</strong> weene<br />
10 Ouerpeynst dit ghulseghe int ghemeene<br />
* ‘spys’: roestvlek over ‘py’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 335 v<br />
+ Aristo<br />
+ Genesi.2.<br />
+ 336 r
Luce 21<br />
40<br />
VVacht dat huwe herten niet worden bezwaert<br />
met ghulsicheyt en dronckaerts beesteghen Aert<br />
vvilt oock niet ghierich in allen maeltyden wesen +<br />
15 v<strong>van</strong>t huut veel spysen Comt crancheyt gheresen<br />
Brassen ende dryncken es by Manieren<br />
te weten tot een nood Lichaemlick voedtsele<br />
vvie meer dan zyn behoufte neimt / veel dangieren<br />
ende meer zuers volghter naer dan verzoetsele<br />
Ambrosius libro de ieiunio<br />
Tbeghin des mensschens leuen / es water en brood<br />
ons voorvaeders waeren soberlick te vreden<br />
watter nv <strong>van</strong> visschen ter zee zwemt / hoe groot<br />
vvat vueghel inder Lucht vlieght in waerheden<br />
25 en wat etelick wilt inder eerden Beneden<br />
Wy Connent al in onsen Buuck besteden<br />
Aucteur<br />
Dronckenschap heefter vele ghebrocht int gheween<br />
dus alle dronckaerts my kennende beschuldich Een<br />
30 ion ick voor een testament / huuter liefden grondt /<br />
+<br />
te ouerlesen dees twaelf clausulen / Ander gheen<br />
Twordt der buersen proffyt / en der zielen ghezondt<br />
TWaelf Clausulen Vanden<br />
Dronckaerts /<br />
5 Wech ghy Marcus anthonisten wech baldadighe zacken<br />
snoode ghulseghe dronckaerts die groote Backen<br />
int Lichaem besteidt<br />
hu zeluen vptassende veel onghemacken<br />
duer hu ghieten gaepen ghulpen ende innesmacken<br />
10 ghy Redene ontvreidt<br />
huwer gheesteghe vyf zinnen beestelick ontLeidt<br />
die hu Redenlick zyn <strong>van</strong> gods gheest ghegheuen<br />
duer hu dronckeghe tonghe veil twisten smeidt<br />
alle tweedracht meit<br />
15 in onmatelicheyt talder quaetheyt ghedreuen<br />
hu vermoordende tleuen<br />
Beesten zonder name inder eerden ghescreuen<br />
Christum Loochent ghy // ende Bachus huwen Afgod<br />
drynckende dat zenuwen / ende aderen Beuen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccli 37<br />
+ 336 v
41<br />
20 doet ghy sacrifitie metten vullen pot<br />
in tydt verlies hu scherp verstandt maeckende bot<br />
ghy wiens kermessen / zyn meest hauwen en kerfuen<br />
keert meschverckens keert / huut tbabylonsche Cot<br />
Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />
25 Merct de boosheyt voortyds / duer dronckenscap gheschiet<br />
ende nuchter monds hu tot die Figueren Biedt<br />
<strong>van</strong> toude testament<br />
was Adam ende eua duer ghulsicheyt niet<br />
gheiaeght huten paradyse / end Anziet<br />
30 oock noe excellent<br />
Lach in zyn tabernakel gheel ontEert gheschent<br />
duer dronckenschap met zyne schamelheyt bloodt<br />
end onwetende heeft Loth bee zyn dochters Bekendt /<br />
+<br />
by drancke blendt<br />
droncke Absolon stack Ammon zijnen broeder doodt<br />
tzynder tafel ghenoodt<br />
Esau zyn eerste benedictie groot<br />
5 ende Leen vercocht hy duer ghulsichede<br />
de kyndren <strong>van</strong> israel <strong>van</strong> themelssche Broodt<br />
hadden de walghe inder woestynen stede<br />
begheerende vleesch huut Brooddronckegher zede<br />
ende tsheeren plaeghe es vp hemlieden gheResen<br />
10 dus dronckghulseghe buucken / eer ghyr deelt mede<br />
Sober zyt ende wilt waeckende wesen<br />
Ela een machtich Conynck <strong>van</strong> israel<br />
droncke zynde / was versleghen <strong>van</strong> zambry snel<br />
zynen dienaere<br />
15 den capiteyn Sisara <strong>van</strong>der vrauwe iahel<br />
wierdt totter dood thooft duernaeghelt fel<br />
int openbaere<br />
de princhen ende hoofden der wet int claere<br />
vergaedert inden thempel <strong>van</strong> dagon tsaemen<br />
20 Brassende drynckende Sampson met al tzwaere<br />
den tempel teenegaere<br />
vvierp hy omme / dies versmoorden daer int verzaemen<br />
confuus vul blaemen<br />
holofernis oock drynckende buten tbetaemen<br />
25 wierd <strong>van</strong> iudith in zyn thente thooft afghesleghen<br />
tfy walghelicke dronckaerts dan / wilt hu schaemen<br />
ghy waent dryncken / wordt zelue ghedroncken bedeghen<br />
hoe naer hadder nabal by / zynen doodt ghecreghen<br />
dronckenschap verquisten doet vaderlicke Erfuen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 337 r
42<br />
30 dronckenschap weert de vreese gods Tallen weghen<br />
Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />
Hier Voortyds ghezonden een prophete des heeren<br />
anden conynck ieroboam / maer moeste wederkeeren<br />
zonder eten of dryncken /<br />
+<br />
ende hy en dedes niet / dus quam int verzeeren<br />
een Leeu verschuerd hem / * vpden wech inde Cleeren<br />
end als pryen die styncken<br />
was tlichaem vpden wech gheworpen / om ghedyncken<br />
5 hoet dheere meshaegde / dat hy hadde zoo mesdaen<br />
Iobs kyndren die quamen om dranck inzyncken<br />
ten huuse schyncken<br />
<strong>van</strong> hueren oudtsten broedere daghelicx gheghaen<br />
dies dheere zaen<br />
10 wierdt vergramt / ende wildese plaeghelick slaen<br />
brasserende tsaemen met dranck end ouerEten<br />
de vier weeghen <strong>van</strong>den huuse / eerst Rechte ghestaen<br />
vvierden haestlick tempeestelick te gader ghesmeten<br />
thuus ommegheworpen / en dier waeren ghezeten<br />
15 ter tafel om schocken brocken / ter causen <strong>van</strong> desen<br />
zynder onder versmoort / dronckaerts laet ick hu weten<br />
Sober zyt / Ende wilt waeckende wesen<br />
Balthazar Conynck <strong>van</strong> babylonien crachtich<br />
hadde ghenoodt duusent edele machtich<br />
20 tzynder tafle breed<br />
met zyn wyfs ende Concubinen dronckiachtich<br />
drynckende den wyn ouervloedich versmachtich<br />
wierdt ontsteken heet<br />
in dronckenschap / dies goudin zeluer vaeten ghereed<br />
25 zyn cnaepen te halene alsdoe heeft bevolen<br />
die zyn vader Nabugodonosor wreedt<br />
zonder eenich bescheed<br />
hadde inden tempel te iherusalem ghestolen<br />
en droncker huut onverholen<br />
30 maer balthazar quammer corts daer naer in dolen<br />
een hand openbaerd hem daer binden wycke<br />
schreef Mane. thetel. phares tzynder droncker scholen<br />
Bediedende het haestich verghaen <strong>van</strong> zyn Rycke<br />
end hy vervult metten vuyldronckeghen slycke /<br />
* Na ‘hem’ fungeert de doorgestreepte schacht <strong>van</strong> een letter als schuine streep.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 337 v
43<br />
+ was inder nacht vermoort / ende moestet al derfuen<br />
tdeser causen dan dronckaerts / ende dier ghelycke<br />
Gheen Dronckaerts / zullen gods Rycke verwerfuen<br />
In tyden Noe zy aeten zy droncken<br />
5 in wellust ouerdaedich zy elck andren schoncken<br />
en bedoruen terstondt<br />
in loths tyden aten droncken / zy / ende verzoncken<br />
Vier sulfer Reyndet huut dhemel by groote voncken<br />
hemlieden onghezondt<br />
10 zommich starf noch hebbende tvleesch inden mondt<br />
want vyf steden verzoncken in Corter hueren<br />
Symon ende zyn twee zuenen dronckich duerwondt<br />
ter tafel buuckich Rondt<br />
moesten duer ptholomeus de doodt bezueren<br />
15 end in tdaeghelicx ghebueren /<br />
Cyrillus had een zuene / duer dronckeghe Cueren<br />
hy vercrachtede zyn moedere zynde bevrucht<br />
zyn vader / vermoord hy / ende wildhem Besmueren<br />
zyn zuster tvercrachtene zonder eeneghe ducht<br />
20 dies mochte wraecke Roupen wel / hemel eerde Lucht<br />
v<strong>van</strong>t twee zyn Ander * zusters / heeft hy zoo wy lesen<br />
totter dood toe ghequetst / dus dronckaerts verzucht<br />
Sober zyt Ende wilt waeckende wesen<br />
De Rycke Vrecke die daghelicx leckerlick at<br />
25 in Purpure ghecleed tzynder tafele zat<br />
word begrauen inder hellen<br />
v<strong>van</strong>t voor zyn duere Lazarus ligghende Badt<br />
om zyn tafel Crumen / ende nyemandt ghaf hem wat<br />
<strong>van</strong> zynen ghezellen<br />
30 metten ghulseghen dronckaerts machmen oock wel tellen<br />
den grooten keyser alexander / de welcke onverdient<br />
in dronckenschap onwetenlick in een quaet voortstellen<br />
duer tsvyands quellen<br />
Stack Clitum dood zynen alderen liefsten Vriendt /<br />
+<br />
twelck hem was verCombient<br />
zynde nuchtermonds Redenlick doe gheingient<br />
dit hoorende / verwonderdhy der felder mesdaet<br />
hem zeluen tleuen wildhy nemen / (die croone spient)<br />
5 dat hy hadde ghedaen / Alzulcdaenich groot quaet<br />
Metten dronckaerts niet te etene dies paulus Raedt<br />
tzyn vyanden <strong>van</strong> gods cruce / die dronckaerts sterfuen<br />
* ‘Ander’: ‘An’ over andere letter (l?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 338 r<br />
+ 338 v
44<br />
vvelcker god hueren buuck es / dus tdroncke dryncken laet<br />
Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />
10 Alle dronckaerts worden <strong>van</strong> gode versteken<br />
versmaet <strong>van</strong>den Inghelen in dhemelssche Reken<br />
<strong>van</strong>den mensschen beghect<br />
gheconfundeirt <strong>van</strong>den vyandt vul walghelicx spreken<br />
<strong>van</strong> duechdelicke wercken ghelaeten bezweken<br />
15 gheel vuylzondich beplect<br />
Bespoghen ghaende besmatert besmout en beplect<br />
ende dronckenschap es vaeder <strong>van</strong>der hoveerdie<br />
moeder <strong>van</strong> allen quaede die gheen Eere en dect<br />
alle gramschap wect<br />
20 zuster <strong>van</strong> ouerdaedicheyt ghulsichste prie<br />
soberheyts partye<br />
voesterghe <strong>van</strong> allen ziecten / ende der afgoderie<br />
dies huter stadt <strong>van</strong> sparta de Licurgus bannen<br />
alle ghulseghe cokers / ende bouen dien / vvie<br />
25 vynders waeren/ Van ouerdaets huutdrynckende Cannen<br />
en die nv niet droncke dryncken / achtmen voor gheen mannen<br />
metten zulcken ghenaemt / die oyndt dronckaerts presen<br />
doch eer tsheeren boghe wordt sterck thuwaerts ghespannen<br />
Sober zyt ende wilt waeckende wesen<br />
30 Dronckaerts maecken <strong>van</strong> hueren buuck een latrine<br />
de welcke gods themple behoorde te zyne<br />
tfy vuyle dronckaerts tfy<br />
ionadab verboodt zyn kyndren den dranck <strong>van</strong> Wyne<br />
+<br />
Benadab dranck droncke in Voorleden termine<br />
hem wesende by<br />
Tweendertich conynghen / en verwonnen zyn zy<br />
tzynder hulpe daer gheCommen met grooten liste<br />
5 wyn / noch crachteghen dranck gheenssins dranck hy<br />
de meeste vry<br />
onder vrauwen gheboren Sint ian baptiste<br />
want hy wel wiste<br />
dat dronckenschap was moeder <strong>van</strong> allen twiste<br />
10 waer by dat dedel Redene Light onder de voet<br />
wyn en vrauwen doen dolen menich Mineruiste<br />
Wyn veel ghedroncken Bitterheyt der zielen spoet<br />
ontstelt tlichaem / verliest Reynicheyt / doet sturten bloedt<br />
wynen ende bieren zyn meest dronckaerts conseruen<br />
15 en want dronckenschap der zielen groet onRecht doet<br />
Gheen Dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 339 r
45<br />
Pyttacus Mytilenus Een <strong>van</strong>den zeuen wysen<br />
<strong>van</strong> griecken willende dronckenschap mesprysen<br />
die beesteghe conditie<br />
20 steld een wet / zo wie duer droncke ghysen<br />
yet mesdede / datmen die zou tot elcx afgrysen<br />
doen dobbel Punitie<br />
gheen dronckaert behoort thebben in wette officie<br />
oock een groote gramschap es een droncke vrauwe<br />
25 waeren zy zom gheen dronckaerts die doen Iusticie<br />
dese felle malitie<br />
wierde huterlick ghestraeft binnen tsweerelts Landauwe<br />
telcx Exempel nauwe<br />
want dronckenschap brynghtter zo menich in Rauwe<br />
30 beroert thooft / verstoormt de tonghe / verkeert de zinnen<br />
maect Roo ooghen / quaeden aeszem verbrekende trauwe<br />
dronckenschap vercranct tghezondt herte <strong>van</strong> Binnen<br />
oorspronck <strong>van</strong> zonde / scha en schandelick ghewinnen<br />
materie <strong>van</strong> veel ghebreken/ niet om ghenesen<br />
35 een zoete zonde / zoet venyn / diese Beminnen<br />
Sober zyt ende wilt waeckende wesen /<br />
+ Wee hu die vrouch vpstaet om dronckaerts manieren<br />
tachteruolghene int dryncken wyn ende Bieren<br />
tot tsnavents laete<br />
ontsteken tot twalghelick onCuusschich hanthieren<br />
5 In hu maeltyden haerpen Tamboeren fluten lieren<br />
zyn <strong>van</strong> cleender baete<br />
in ydelheyt ghebruuct ghy den wyn zonder maete<br />
ende niet en ziet ghy an god des heeren wercken<br />
dies verdrynctter zom / zom dood ghesteken vp tstraete<br />
10 in dronckeghen staete<br />
versmoorende in zonden machment duchtende mercken<br />
zo wel Leecke als clercken<br />
die hem voeden dus in tslym der zonden als tvercken<br />
zyn wolcken zonder waeter in allen Landen<br />
15 wilde zeebaeren vul beRoerlick verstercken<br />
huutworpende huutschumende huer eeghin schanden<br />
duusterdolende sterren buten matelicke Randen<br />
dronckaerts die longher leuer daermen duerscherfuen<br />
murmureirders hooftclaghers ende zonder verstanden<br />
20 Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />
Prinche<br />
Hoort dronckaerts wat dexempelbouck thuwaerts belydt<br />
<strong>van</strong> eennen hert die tzyn meesters tafel tdier tydt<br />
de Croesen huut dranck<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 339 v
46<br />
25 als de maeltydt ghedaen was / eens ghedroncken heeft hyt<br />
dat hy droncke wierd / ende zoo zynde verblydt<br />
hy hubbelde en spranck<br />
en viel ouer een block ghestrect ligghende * lanck<br />
duer ** dronckenschap moest daer zyn been verstuucken<br />
30 daer naer wildhy <strong>van</strong> tselfs / noch duer eenich bedwanck<br />
dus hem vyndende Cranck<br />
gheen ander dryncken dan claer waeter ghebruucken<br />
hoort ghulseghe buucken<br />
die wyn bier by coppen glaesen schaelen en Cruucken<br />
+<br />
zo veel inneimt dat hu de ooghen huutweenen<br />
Laet huwen dranck ghetempert zyn / in dyn beluucken<br />
eer ghy drynct versmacht dat ghy breict hals ende beenen<br />
wilt ghy wys zyn Renunchiert alle Bachus leenen<br />
5 drynct niet dat dyn aders staen ghespannen als pesen<br />
end hoe hu ander * / dronckaerts verachten vercleenen<br />
Sober zyt ende Wilt Waeckende vvesen<br />
Aucteur<br />
Volght Martialis niet naer in tdronckich bedryf<br />
10 Beminde vyf vrauwen / welcker namen int bescryf<br />
hadden tsamen iuust vierentwyntich lettren inne<br />
also meneghe schaele wyns dranck hy int lyf<br />
thuerer eeren docht hy zoo tbetooghene Minne<br />
Silenus teeren drie gratien elck goddinne<br />
15 en de neghene musicale goddinnen weerde<br />
dranck .x ij. croesen in dies versmacht buten zinne<br />
viel <strong>van</strong> zynen ezel zandRudder in deerde<br />
Nouellius te drynckene oock hem gheneerde<br />
mids bachus Raed dranck altoos drie coppen zuver huut<br />
20 Waer by hy Tricongius te heetene anveerde<br />
Bonosus nam veel wyns in / in zyn besluut<br />
Doch yeghelick menssche alle dronckaerts schuut<br />
Van een ghulsich slockere<br />
Wy lesen <strong>van</strong> een groot ghulsich slockere<br />
25 gheen pottaidge brockere<br />
eens ter tafele <strong>van</strong> Aurelianus ghenood<br />
als vroylick smeerder vry gheen mammelockere<br />
binden daeghe Een gheel euerzwyn binnen schoot<br />
een weir / een middelbaer vercxken niet groot<br />
* Na ‘ligghende’ is ‘stranck’ doorgehaald.<br />
** ‘duer’ oorspronkelijk ‘dueer’; eerste ‘e’ geschrapt.<br />
* ‘ander’ oorspronkelijk ‘anders’; ‘s’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 340 r
47<br />
30 Met een groote Cruucke vvyns temperende de zinnen<br />
+<br />
zyn toespyse at hy vry niet zonder broodt<br />
vierwaerf .xxv. brooden speildhyder Binnen<br />
// Zoude yemandt an zulck een tafelvriendt winnen?<br />
daer men de maeltydt om twee placxkens theert<br />
5 Neent / niet gheerne zaegh ick hem oock lueterkinnen<br />
daer hy gast zoude wesen / end ick de weerd<br />
doch ghulsicheyt heefter menich ghedeert<br />
Vanden ghulseghen afgod<br />
Bel<br />
10 In babylonien was den grooten Afgod Bel<br />
daer tvolck hem groote feeste dede<br />
alle daeghe zo was hy voorzien zeer wel<br />
vp een groote tafel dede men hem voortstel<br />
<strong>van</strong> twaelf schoon brooden / end elleuen schaepen mede<br />
15 en zes groote cruucken wyns aldaer ter stede<br />
meenende dat al by hem wierdt vertheert<br />
maer de priesters des tempels duer looshede<br />
hebben tzelue thuerlieder verdoene gheanveerd<br />
dies wierden huutgherecht mids Punitien zweerd<br />
Aucteur<br />
Alle eerdsche slampampers int generale<br />
macke lyfuen inde Babylonssche zaele<br />
met Liefde dyns zelfs meest dominerende<br />
hulieden gheef Ick met Corten verhaele<br />
25 Tnaervolghende Refereyn zyn studerende<br />
Refereyn<br />
Naer tsteruen wy gheworden alder woormen spysen<br />
zullen oock al tsaemen metten dooden verRysen<br />
end int oordeel voor Christus Rechterstoel dan staen /<br />
+<br />
een yeghelick Rekenynghe daer moeten bewysen<br />
en naer zulck werckende leuen zulck loon ontfaen<br />
dit behooren zy ghedyncken / Eer trompet zal slaen<br />
Staet vp ghy dooden comt Comt ten oordeele daer<br />
5 Eerst de ghuene die ons behoortsten doen vermaen<br />
end alle gheslachten der mensschen voorts der naer<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 340 v<br />
+ 341 r
48<br />
die als antechristianen wandlen openbaer<br />
zy die christus wet breken / inzetten nieu ghebod<br />
zy die andre verlaeden met groote packen zwaer<br />
10 als meschverckens maeckende <strong>van</strong> hueren buuck huer god<br />
broosch slymzondich wroetende int babylonssche Cot<br />
eeghin baetzouckers / willende Liefde vermyncken<br />
maer wat esser of / eylaes elck in zonden verRot<br />
Eylaes vp tverRysen / voorwaer zy niet en dyncken<br />
15 Vp tverRysen eylaes niet en dyncken zy Certeyn<br />
zy de ghuene zoo voortsteppende int eerdsche pleyn<br />
Adamiten vruchtpluckers / naer huer eeghin zinnen<br />
zy die met bloedeghe handen ende voeten onReyn<br />
met Symonie / Woucker tghemacklick leuen winnen<br />
20 zy die den mensschen meer vreesen dan god beminnen<br />
oyndt gheerne vpden vleeschpot <strong>van</strong> egypten brasten<br />
zy die stoutlick tarden gods thempele Binnen<br />
met belazerde handen thelighe Antasten<br />
zy Sardanapaliteghe verwyfde gasten<br />
25 heliodorus disciplen tempel Roofghierich<br />
zy die weduwen weesen verdrucken verlasten<br />
naer huer eeghin goetdyncken / hem zeluen Regierich<br />
zy de ghuene Asmodeo volghende vierich<br />
bevleckende natuere / als bucken die styncken<br />
30 zy ende dier ghelycke Leuende onManierich<br />
Eylaes vp tverRysen / voorwaer zy niet en dyncken<br />
Zy als ghevoede caluers <strong>van</strong> Samaryen vet<br />
wiens ooren verstopt zyn voor des oordeels trompet<br />
als verdoolt gheel int verstandt / en vernuft inden gheest<br />
+<br />
die hem zeluen ordonneren een vry eeghin wet<br />
offer gheen god en waere leuende onbeVreest<br />
zy die afgodisten naervolghen alder meest<br />
om tcouverlick slampampen gods woordt onachtzaem zyn<br />
5 dwelck donnoosel word ontTrocken ontpluct ontTeest<br />
Tongodlick brood etende onder tduechdelick schijn<br />
zy die tusschen broeders stroyen tweedrachts Venyn<br />
zy die liefde tonderhouden ende Charitate<br />
de waerheyt loochenen om lecker beten en wyn<br />
10 als dolende sterren zouckende eeghin baete<br />
zy alle eerghiereghe om commen tot staete<br />
daer zy als eerdsche goden gheerne zouden blyncken<br />
zonder achterdyncken / hier in dolende Laete<br />
Eylaes Vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken<br />
15 Prinche<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 341 v
49<br />
Zy alle Epicurieneghe vermeters<br />
schossers brossers onverzadeghe drynckers eters<br />
daer in stellende meest / schijnt huerlieder betrauwen<br />
als Saduceen * der verRysenesse vergheters<br />
20 eylaes tzal de zulcke ducht ick naermaels Rauwen<br />
als zy god almachtich als iuge zullen schauwen<br />
en me verRysende moeten Compareren zy<br />
daer een yeghelicx excuse zal moeten flauwen<br />
Ieghens duust woorden / niet een mueghen andwoorden wy<br />
25 tbouck onser conscientien zalder wesen by<br />
daer al ons Regiment wordt openbaer ghescreuen<br />
doch hebt ghy dies gheen achterdyncken / de ghuene ghy<br />
die hier zo ongodlick end onMensschelick leuen<br />
eylaes elck blyft verhart / al es tzweerd vpgheheuen<br />
30 als inder tyd Noe / alle vvellust indryncken<br />
huut causen en dat alle dees voornoomde sneuen<br />
voor gheen plaeghen beuen<br />
hebbende alle vreese huutghewreuen<br />
Eylaes Vp tverRysen Voorwaer zy niet en dyncken /<br />
++<br />
Dronckaerts legende ofte ferie<br />
inhoudende meest Potatiue materie<br />
Refereynlof <strong>van</strong>der taerwe<br />
Tmoet eerst zyn ghebrast<br />
dynct my / om gheuen vaerwe<br />
Eer men drynckdruepels tast +<br />
Lof edel taerwe graen tsvolcx begheerynghe<br />
dyns goetcoops cryghen paeyt sober neerynghe<br />
en dieren tydt<br />
10 maer als wy <strong>van</strong> hu cryghen Weerynghe<br />
hongher benaut ons dies een hertzweerynghe<br />
ons dan bestrydt<br />
den fluer den keest / en de blomme ghy zyt<br />
tot tslichaems vraeme<br />
15 ende dyn ouervloedicheyt therte verblydt<br />
der ghemeenten name<br />
graen bouen alle granen ter noodt bequame<br />
vvit brood Regiert brood / en den huusbacken Cant<br />
can men huut hu cryghen / Reyn graen eersame<br />
20 naer tsbackers verstandt<br />
den Coopman brynght hu ouer zee ende zandt<br />
bespeerst beclact<br />
om hu zou tvolck waeghen zyn laetste pandt om Roeren den tant *<br />
* Oorspronkelijk ‘Sas...’; ‘d’ over ‘s’.<br />
+ Fol. 342 r, r. 3-6 onderstreept.<br />
* ‘om Roeren den tant’ later toegevoegd in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
342 r<br />
+<br />
A o .1552.
Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />
25 Daer men dat goede Brood of Bact<br />
50<br />
Cost bouen allen costen wat theercost wy cryghen<br />
ontbeeren wy broodt niet weert twee fyghen<br />
ander spyse zy<br />
Brood doet tgheroup der honghereghen zwyghen<br />
30 men zietter naer loopen met maeghen die hyghen<br />
es dit niet vry<br />
doch tes een aerme bruloft dit weten wy<br />
daer broodt ghebreict<br />
de Rugghe Cant staet den slavoenen by<br />
35 die weilde versteict /<br />
+<br />
Van taerwebrood Regiertbrood den ambochtsman spreict<br />
als hyt mach cryghen Van binnen of Buten<br />
<strong>van</strong> wittebroodt ende follaerts ter veynster gheReict<br />
spreed men kynder stuten<br />
5 ghewapende Rudders machmer oock of fruten<br />
met eyers ghepact<br />
maer ter schapra wy gheerne taerwen brood sluten<br />
Comt huter muten *<br />
Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />
10 daer men dat goede broodt of bact<br />
De backer en muelnaer niet als de Domme<br />
dat zyn de verkiesers <strong>van</strong> taerwe Blomme<br />
in huer hanthieren<br />
zom bultse vpRechtich / zom staende vp tcromme<br />
15 hoet zy den crygher es tmeel wellecomme<br />
maer by manieren<br />
Och taerwe graen mueght ghy ons niet verdieren<br />
in dhuterste noodt<br />
zo mach hem tghemeente te bet pronunchieren<br />
20 <strong>van</strong> huusbacken broodt<br />
ende dies te bet den backer macht backen groot<br />
al woughet te zwaer oock ten word gheen zonde<br />
hy macht oock wel verandwoorden voor zyn dood<br />
vviet zoo bevonde<br />
25 doch taerwe graen / ghy zyt daer te menegher stonde<br />
menich Coopman om iact<br />
te peerde te voet / gheel tlandt int Ronde<br />
Dies ick vermonde *<br />
Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />
30 Daer men dat goede broodt of Bact<br />
* Dit vers is later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />
* Dit vers is later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 342 v
Prinche<br />
51<br />
Edel taervve hoe verblydet ghy onsen moedt<br />
als wy hu cochten om een Croone thoedt<br />
zes placxkens de maete<br />
35 doe wierden de honghereghe buucken ghevoedt<br />
elck moeyt hem int graen nv / dies dynck ick dit doet<br />
+<br />
ons dese onbaete<br />
Tword varyncx verkutst <strong>van</strong> straete te straete<br />
om eeghin ghewin<br />
maer voorstept prouisye hier in niet te laete<br />
5 naer mynen zin<br />
vvy cryghen de taerwe noch dan die ghelt min<br />
want verwachten een <strong>van</strong>den vruchtbaerichste iaeren<br />
de schueren * worden vul noch te Landewaerts in<br />
int openbaeren<br />
10 fyne cansterlyncbackers wilt gode danck paeren<br />
en als dierste slact<br />
Backers ende brauwers gheen graen wilt spaeren<br />
wilt hu eere bewaeren **<br />
Lof hebbe die edel taervve ghezact<br />
15 Daer men Dat goede *** brood of bact<br />
Lof Vanden Wyne<br />
Daer menich goet teerknecht<br />
Tallen Termine<br />
naer zyn begheer // Leght /<br />
20 Wech magher petauken zeere nisch <strong>van</strong> hoofde<br />
dyn dienaers zinnen maect ghy de verdoofde<br />
te vele ghesouft<br />
Comt hans <strong>van</strong> cuelne fraey venus gheloofde<br />
verweckende den zwans die qualicke sloofde<br />
25 claerlustich gheprouft<br />
v<strong>van</strong>t trubbelen petau most den gheest bedrouft<br />
en vult de maeghe<br />
maer eennen die tlyf metten Rynsschen most touft<br />
die schuert zyn Craeghe<br />
30 den Rynsschen claeren baey / By goeden ghelaeghe<br />
verwect den gheest ende scherpt tIngien<br />
Iae als zijnen dranck by nachte by daeghe<br />
mach maetich gheschien<br />
* Een eerste ‘sch’ is doorgehaald wegens vlek op de ‘h’.<br />
** Later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />
*** ‘goede’: ‘d’ over een eerste (mislukte?) ‘d’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 343 r
+ Beane zuuer hoogh Checoluert mids dien<br />
prys Ick voor waghebaert<br />
end Asoye tsnuchtens een Canne met drien<br />
Lof Dan Wynghaert<br />
5 Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />
52<br />
Naer datmen my tsmoorghens tvarsch eyken doppe<br />
in bastaert ick gheerne een Rosteyken zoppe<br />
v<strong>van</strong>t tmaect nieu bloedt<br />
Beoene ick niet gheerne int Lichaem proppe<br />
10 maer elzaeter / voor alle ghebrau <strong>van</strong> hoppe<br />
pryst mynen moedt<br />
huut een Ruemerken es zyn savueren goet<br />
voor qua luchts styncken<br />
Rommenye es godspennynck dies veel in doet<br />
15 <strong>van</strong> droncke dryncken<br />
maer die hem int inbyt can properlick schyncken<br />
by cleen zwalpkens innemen / dats tlyf ghezond<br />
al lietmer voor eecken vier oock inzyncken<br />
een bueterpondt<br />
20 zulck ghewichte in twee cannen dat maect den mondt<br />
voor qua misten bewaert *<br />
en tzuvert der aderen humuereghen grondt<br />
Lof dan Wynghaert<br />
Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />
25 Een pilietken als magher sluts vrancxsch ardcierken<br />
ghelyck ick by zommich brugsche Bierken<br />
zeer din en plat<br />
maer maleveseye / naer leckaerts manierken<br />
ghecooct en ghebrandt met wit Papierken<br />
30 dat es goet nat<br />
tmaect tkeelgat ter spysen ontfangh zeer glat<br />
tdrooght flumen bellekens<br />
Spaensch wyn diemen brynght / om dat hy es brat<br />
in gheetevellekens<br />
35 die dient den ghebaerden gheen melck ghesellekens<br />
maer beter warachtich hemlieden gheweert<br />
+<br />
of zy wierden te nisch naer Venus cellekens<br />
in hueren steert<br />
garnate zoet wynken es <strong>van</strong> boeren begheert<br />
gheenssins ghespaert<br />
5 int zoppen elck huerer veel pyntiens vertheert<br />
Lof dan Wynghaert<br />
* Oorspronkelijk ‘bezwaert’; ‘z’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 343 v<br />
+ 344 r
Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />
Prinche<br />
53<br />
Liefst drynct menich man Roowyntueghen styf<br />
10 maer twitte nat prysen de vrauwen int lyf<br />
alst mach ghebueren<br />
ick laets my zoo dyncken al en bem ick gheen wyf<br />
en gascoengne paeyselick zonder ghekyf<br />
zoud ick Liefst savueren<br />
15 of met wyn <strong>van</strong> Caniacke <strong>van</strong> goeder natueren<br />
de blaese spoelen<br />
wyn daniou schynt doet wel de maeghe schueren<br />
ende wel huutdroelen<br />
den aucherois die doet de leuer vercoelen<br />
20 zynde verhit<br />
ende griecke doet therte verwaermen ghevoelen<br />
Warachtich es dit<br />
Lecker wynken helpt menich cortsich besmit<br />
ende hoestich bezwaert<br />
25 Tfy dan galactipoten verre <strong>van</strong> my zit<br />
Ende Lof der Wynghaert<br />
Daer men zo goede wyn huutclaert<br />
Balade Vanden Wyn /<br />
Naer dat my laetswaerf een bachus knecht vraegde<br />
30 daer men den wyn dranck sterck ende styf<br />
Waeromme meest tbierdryncken my behaegde<br />
+<br />
zo zeyd ick hem de cause / naer myn motyf<br />
ghemaecte wynen <strong>van</strong> man ofte wyf<br />
die en zal ick ghieten niet in myn vel<br />
ze steken vul sulfers ende Corosyf<br />
5 Maer ghegroeyde Wyn drynck ick wel<br />
Een man zou wyn te drynckene verleeden<br />
mids de veel wynbrauwende Truwanten<br />
zou heeft zo veel te Lyden eer zyr of scheeden<br />
tmoetter al vp leuen / kelderknecht en serganten<br />
10 dies blyfuen een <strong>van</strong> Cereuisialis callanten<br />
en met waghebaert spoel ick de maghe * snel<br />
gheen ghezwabbelde wyn mach ick <strong>van</strong> allen Canten<br />
Maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />
Alzoo hy savuerlick comt <strong>van</strong>den stocke<br />
15 dats den knecht die de caecken duergloeyt<br />
* Oorspronkelijk ‘magheswel’; ‘swel’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 344 v
54<br />
voor wien ick gheerne den bucht huut docke<br />
en die zomtyds te drynckene my niet vermoeyt<br />
de ghemaecte wyn leuer ende longher verbroeyt<br />
des drynckers ghezondicheyt esse Rebel<br />
20 veel liefuer waer Icker mede bespoeyt<br />
maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />
Ghegroeyde wyn Reynmatelick ghetueght<br />
en heeft noyndt yemandt quaet bedreuen<br />
maer ghemaecte wyn die nerghens toe duecht<br />
25 can gheenssins vp Venus ghetauwe doen weuen<br />
ick drancker eens Ieghens myn herte int leuen<br />
int voorghespan creegh ick een cranck ghestel<br />
men zoudder catten me hebben vergheuen<br />
maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />
30 Tvvelcken tyden ick wil vroylick poyen<br />
de waghebaerts dranck es by my beghost<br />
tes een slaepzalue ieghens de vloyen<br />
ende bouen alle wynen de ** blaese best Lost<br />
de zulcke wyn drynct diemen heet most<br />
+<br />
tschynt zeepzop tzyne ende niet el<br />
ken machs niet al had icxse zonder myn cost<br />
maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />
De vvynen zyn zomtyds gram vp huer Moer<br />
5 dies moetter den zwabbelaer tusschen plansschen<br />
die word wel ghedroncken <strong>van</strong> meneghen Boer<br />
dan esser noch wyn om de cleene hanssen<br />
daer wouter wynghaerds bastaerdekens in danssen<br />
hoe zoud ick die dryncken ten es gheen spel<br />
10 Liefuer zoud ick by gheloyden waghebaert schranssen<br />
maer ghegroeyden wyn drynck ick wel<br />
Princelicke fyne Bachus knechten<br />
drynct claeren ghegraenden dranck thuwer crebben<br />
zo wie tlichaeme zoo can bevrechten<br />
15 dranck die ghegraent es / Cleeft ande Rebben<br />
hy omgord de Lendenen met staende webben<br />
al cryghtter of zommich een Buuckich ghezwel<br />
voor ghemaecte wyn zoud ick die Liefuer hebben<br />
maer ghemaecte wyn drynck ick wel<br />
** ‘de’: ‘d’ over andere letter (e?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 345 r
Maertsbier Drynckers<br />
55<br />
Nu bem ick gheneghen hier naer ter stondt<br />
<strong>van</strong> veel goe theerknechten ick me <strong>van</strong>der Bende<br />
de maertianisten drie Buuckich Rondt<br />
te discriberene huerlieder legende<br />
25 Twelck ick Refereyn wys an hemlieden zende<br />
Refereyn<br />
Zom grootsche drooghe baldadighe snossen<br />
zom wreeuwers zom goede knechten en Ruters<br />
zom baetzouckers / om tvroylick schossen en brossen<br />
30 zom haghebynders / ende Lacke mossen<br />
+<br />
zom tuusschers zom Raescops zom groote Cornuters<br />
zom vreimde bubben zom wulpsche vermuters<br />
zom futselaers dichters <strong>van</strong> anders Cueren<br />
zom fletsers pluumstryckers ende loftuters<br />
5 ende zom wilde wouters <strong>van</strong> Aventhueren<br />
zom Rechts by ghelde ghelyck freer Minueren<br />
ende zom die naer tzeeussche gheberghte flyncken<br />
zom in wien bloeyen diueerssche humueren<br />
Zulck zynse die daeghelicx maertsbier Dryncken<br />
10 Zom teer zom vroom zom deluwe zom bluesende<br />
zom sluts <strong>van</strong> leden zom magher zom vet<br />
zom zoot wel blyct veel flumen luesende<br />
zom apetytelick kuesemuesende<br />
zom onghetempert en zom wesende bet<br />
15 zom ghaende besmatert zelden gent ende net<br />
zom beter in deerde waen dan in tzout<br />
zom dapper pupstekers naer doude wet<br />
zom cleenmoedich zebaer zom gheestich zom stout<br />
zom dinne <strong>van</strong> hoofde zom heesch en verCout<br />
20 meest die om zochte te Leuene dyncken<br />
Rechts bierbuucken weerende tschimmel huut tmout<br />
Zulck zynse die daghelicx maertsbier dryncken<br />
Zom quaede Betaelders zom lettel gheacht<br />
zom daer men mochte Cronycken of prenten<br />
25 zom fraeye beschermers eens anders vacht<br />
zom voor haer zeluen <strong>van</strong> cleender macht<br />
zom in groote tueghen vailiande studenten<br />
zom zelden vercryghers <strong>van</strong> erfue of Renten<br />
zom wys gheingient zom plomp <strong>van</strong> bestiere<br />
30 zom cooplyen die heymelick huer pandekens venten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 345 v
56<br />
zom mondspeilders ende zom <strong>van</strong> spraecke diere<br />
ghetrauwe bancknechten onder Bachus baniere<br />
daer men dassaulten / met thinne trompen doet clyncken<br />
ia walghers <strong>van</strong> dobbel ende inckelen biere<br />
35 Zulck zynse die daghelicx Maertsbier dryncken /<br />
+ Prinche<br />
Zom datse mueghen quaelick alomme ghaen<br />
al hebbense nochtans vrome stypers <strong>van</strong> beenen<br />
zom personnaidgen met veel volcx eerlick ontfaen<br />
5 int huus daer zessenveertich vaentiens vp staen<br />
oft eilmannen waeren / zou menich boer Meenen<br />
altyds durstich die gheen assyse vercleenen<br />
zom die zeer zelden in dhooghmesse clappen<br />
ten waere om tvrydom <strong>van</strong>den groote steenen<br />
10 end om dat mense daer niet en zoude happen<br />
zom huut wiens troengnen men tbier zou tappen<br />
mids dat zyt elck andren zo couuerlick schyncken<br />
ende diet by alfue potten gheel inlappen // zulck etc a /<br />
Aucteur +<br />
+<br />
15 Inde eerste oudheyt des weerelts / leden lanck<br />
eer de diluvie was / en de weerelt verdranck<br />
De mensschen nemmermeer vleesch en Aeten<br />
noch wyn droncken / maer int eerdsche be<strong>van</strong>ck<br />
aeten alleene / hoe zy waeren <strong>van</strong> staeten<br />
20 Tghuendt dies de eerde / talle mensschen baeten<br />
huut huere eeghinne natuere voortbrochte<br />
die onghehouffent onbeAerbeydt was ghelaeten<br />
en vasteden totten avendt / zoo elck best mochte<br />
zonder eten ofte dryncken / ende dan elck zochte<br />
25 zyn avendmael te doene / maetich blyde fyn<br />
met eecklen en castaengnen / dus boetius dochte<br />
dat de mensschen zoo leuende / in tvoorleden termyn<br />
veel stercker vromer waeren / dan wylieden nv zyn<br />
Dronckaerts tleuen dyn // Tot soberhede keert<br />
30 Schuut alle ghulsichede Tes der zielen Venyn<br />
Ghy cranct hu zeluen / ende god almachtich ontEert<br />
Zoo scriftuere in diueerssche passaidgen Leert /<br />
Exemple<br />
Men leist <strong>van</strong> een Ryckman die niet en conste vasten<br />
want daeghelicx zo heeft hij een inbyt ghedaen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 346 r<br />
+<br />
Boetius de consolatione<br />
philosophie/<br />
+<br />
346 v
57<br />
maer tsnuchtens als hy at / veel aerme gasten<br />
5 deedhij / met hem tsghelycx oock eten zaen<br />
// Ziet heere god sprack hy / als ick zal staen<br />
ten oordeele / ende ghy my daer verwyt<br />
dat ick tsnuchtens hebbe gheten / zo zal ick doen vermaen<br />
dat ghy tsmoorghens tsghelycx hebt met my geinbyt<br />
10 Want zelue heere god ghebenedydt<br />
ghy hebt ghesproken zo wie dat den aermen voedt<br />
datment niet alleene doet / hemlieden tdier tydt<br />
Maer heere god datmen hu zeluen dat doet /<br />
Aucteur<br />
15 Die Rechtueerdeghe iob vreesde anders gods oordeel<br />
zo stout niet / als dese Rycke man ghebleken<br />
v<strong>van</strong>t hy sprack nyemandt zalder hebben voordeel<br />
noch een inckel woord / daer ieghens duusentich spreken *<br />
[De zulcke vast met verdiensten cleene]<br />
De zulcke vast met verdiensten cleene<br />
20 die hem zeluen eit totten Beene<br />
Poyknechten<br />
Theerknechten ende vpRechte bierloyers<br />
als zy hebben de hauere int Lyf<br />
ion ick een Refereynken / der mede schoyers<br />
25 Thuusewaerts elck naer zyn vraukin of wyf<br />
dat Lesende ieghens tpruetelghekyf<br />
Refereyn<br />
+ Myn ooghen laetswaerf twee lieden zaeghen // zaeghen<br />
daer mans wyfs by ten diueersschen stonden // stonden<br />
zy deden elck andren In corten daeghen // daeghen<br />
int busch daer Rysen by groote laeghen // laeghen<br />
5 ende die zy neerstich daer zom in bonden / Bonden<br />
eeneghe waerer die schalcke vonden // vonden<br />
verlanght niet / sprack deene dat ick hu laete // laete<br />
zom becrabbelt hemlieden met bloedeghe wonden // wonden<br />
met Iocken hilden zy buter Maete // maete<br />
10 doe peynsd ick oft * ick in een ander zaete // zaete<br />
daer brood Bier cost / <strong>van</strong> als planteyt // es<br />
* Oorspronkelijk ‘steken’; ‘pre’ over ‘te’ in zwartere inkt.<br />
* Vlek op ‘o’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 347 r
58<br />
v<strong>van</strong>t als ick daer tcanneken by den vaete // vaete<br />
dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />
Maer als veel blonckaerts met ezels // ooren // hooren<br />
15 dat Ruters onder de huepste daecken // daecken<br />
oft eennen zwalp wyns met gheiunde booren // booren<br />
end als liefs gheminde met guldene spooren // spooren<br />
<strong>van</strong> spyte zy beestich in deerdsche braecken // braecken<br />
Ick zacher eens twee / die met groene staecken // staecken<br />
20 elck wilder om prys daer de luudste thieren // thieren<br />
diet verlost zou nemmermeer nueten in craecken // craecken<br />
noch zyn mesdach zoudmen oock met gheen vieren // vieren<br />
maer wat acht icx / hoe herten hinden of zulcke dieren // dieren<br />
goeden dranck altyds in myn keelken ghespeyt // es<br />
25 meestdeel als ick mach by alfue Bieren // bieren<br />
Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />
Zaegh ick een weerd / bier / met ander weerdinnen // dinnen<br />
zyn onghelyck zoud ick in strangher taelen // taelen<br />
of ick dede hem te Rechte met blyden zinnen // Zinnen<br />
30 maer hielp hij eens lustich myn liefste minnen // Minnen<br />
met zwyghynghe zoud ick oock in zyn paelen // Paelen<br />
en niet gheerne ten kyfuachteghen daelen // daelen<br />
Al mochtet my meer dan coeyen ghelden // ghelden<br />
+<br />
maer my liefuer Vriendhoudich in huepsche zaelen // zaelen<br />
eer boeren Boomen in busschen of velden // velden<br />
al zaegh ick kyfuers straf ouer schelden // schelden<br />
niet een Inckel traentien dies <strong>van</strong> my ghescreyt // es<br />
5 maer hoe ick met myn conRoote mach zelden // zelden<br />
Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />
Prinche<br />
Om dat ghy zomtyts te bet dryncken zoud<br />
zo stroyt vp hu spyse goet varsch zout<br />
10 thuwer eeren desen Raedt thuwaerts gheleyd // es<br />
menich goet theerknecht / eist diet zoo houd<br />
al es hy <strong>van</strong> daeghen Oud<br />
ende by een eecken hout // met een vroylicken cout<br />
<strong>van</strong> wient becreyt // es<br />
15 alst weder es Coud<br />
Drynct dan zyn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 347 v
Rondeel by Equiuoquen<br />
59<br />
TDyncke my wesen alsnv schoon weir<br />
Ick wandelde waer ick doch bet te voet<br />
20 Leent my een pondeken ghy cryghet weir<br />
Tdyncke my wesen alsnv schoon weir<br />
Liefuer had ick een vet schaep / dan een blaeu weir<br />
oock waerer een man best mede ghevoed<br />
Tdyncke my wesen alsnv schoon weir<br />
25 Ick wandelde waer ick doch bet te voet<br />
Rethoricale // Equiuocale // vier // metren<br />
ghestelt vp papiereghe vier// sletren<br />
+<br />
Met // dat ick neder zat byden viere<br />
zochte // myn man Twee boomen snoucken<br />
30 Bet // dan naer de clocke viere<br />
Brochte // doe thuus / twee frissche snoucken /<br />
Weerden ende Weerdinnen<br />
Die hem hooghe Vermeten<br />
hem zeluen houdende groot <strong>van</strong> weerden<br />
gheef ick dit Refereynken zonder vergheten<br />
5 Biddende dat zyt danckelick Anveerden<br />
Refereyn.<br />
Een Weerd houdende wyn ofte Biertaveerne<br />
ofte daer de taveerne hem zeluen houden mach<br />
vercoelende den heeten dranck metter cisteerne<br />
10 zyn gasten ghewillich en bedienstich gheerne<br />
die doen maelen de Queerne<br />
als smetsers verdrynckende een goet ghelach<br />
diet zoo * daghelicx claerssen nacht ende dach<br />
die dienen <strong>van</strong> hem wel ghetouft met liste<br />
15 anders waer hy niet weerd weerdt tzyne int ghezach<br />
Indien hy zoo onweerdich als weerd zelue miste<br />
maer wat een weerd weerdt es zulck gheerne wiste<br />
die weerd es / en wel cunnende de gasten spysen<br />
hy en es / al zit hy de weerdinne vp haer kiste<br />
20 Niet een oortien meer weerd / dan hem de gasten prysen<br />
Maer es zulck weerd een blyde liberael gheselle<br />
zo es hy weerd weerdich inde ghilde ghescreuen<br />
die goe knechten houden in milde maertens Cappelle<br />
* ‘zoo’: ‘oo’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
348 r
60<br />
end al droncken end aten zy tot naer de schelle<br />
25 dat hy dan zyn Belle<br />
niet doet clyncken om gheldeken / daert niet es om gheuen<br />
maer boorghbier can tappen daer de Ruters by Leuen<br />
wel de veselynghe verstaet / <strong>van</strong> die willen boorghen<br />
doch dats een weerd / weerdich dat hy weerd es verheuen<br />
30 want de gasten laetter by vyoolken zoorghen<br />
maer als hy wilt betaelt zyn / eer comt den moorghen<br />
+<br />
zulcke gasten met vynghers dan achter hem wysen<br />
dies zegh ick eennen weerd es / al zoudhyr an verwoorghen<br />
Niet een oortien meer weerd dan hem de gasten prysen<br />
Zomtyds heeft een weerd voor tvat tvooren dryncken<br />
5 heer weerd vooren en bachten totmer Rekenen ghaet<br />
deene biedt hem een mockaeyken / dander wil hem schyncken<br />
elck laetter couverlick den dranck inzyncken<br />
zonder achterdyncken<br />
watmer brynght tes al goedt zegghen zy heer weerd iaet<br />
10 ghelt hy me / dan eist een man die Redene verstaet<br />
maer tian haelt hy dicwils schuuftueghen te openbaer<br />
zo es hy / als <strong>van</strong> alle Bancknechten versmaet<br />
Rechts voor eennen platbrouck gheRekent daer<br />
al waert oock een dobbel ghilde / een milde vry haer<br />
15 end al schreif hy maer een bier voor twee eecken Rysen<br />
een weerdt en es <strong>van</strong> tnieuwe tot int oude iaer<br />
Niet een oortien meer weerd dan hem de gasten prysen<br />
Prinche<br />
Al liep hem een weerd inder gasten dienst moe<br />
20 naer Venus vleeschuus wel doende een messaidge<br />
end al hietmen dobbel Ian dat keerende int goe<br />
hedent gheuende tvercken ende moorghen een Coe<br />
houdende mondt toe<br />
al zaeghy ligghen spelen twee huer personnaidge<br />
25 <strong>van</strong> zulcke vergaderynghe nemende gheen gaidge<br />
ende niet eer commende voor datmer Clopt<br />
Al * heeft hy oock nochtans die ad<strong>van</strong>taidge<br />
dat hy zomtyts tioncwyf de weerdinne meest propt<br />
Ia al taptedhy de cannen vul ouerghezopt<br />
30 zomtyts doende de gasten vroylick verIolysen<br />
nochtans en es hy / al waer elck een varsch eyken ghedopt<br />
Niet een oortien meer weerd/ dan hem de gasten prysen /<br />
* ‘Al’: ‘A’ over ‘al’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 348 v
++<br />
Aucteur<br />
61<br />
Zulck zoorght in Wedemaendt naer Rype keerssekens<br />
zulck zoorght in hoymaendt om hoyen en ghecken<br />
zulck doet zynen ougst in met nissche Veerssekens<br />
5 zulck bewandelt in september sint aeckaerts plecken<br />
zulck zoorght in october om een Coeyken thuus trecken<br />
zulck zoorght in nouember om most dryncken ghepresen<br />
zulck peynst in december alder kynderdachs kecken<br />
zulck zoorght in Lauwe wieder conyngh zal wesen<br />
10 zulck es in sporcle met waslicht gheresen<br />
zulck zoorght in maerte / wie hem maertsbier schyncken // zal<br />
zulck zoorght in april / voor tverzenden naer desen<br />
Zulck zoorght in meye waer hy tswynterdaeghs dryncken // zal<br />
Socrates<br />
15 Droncke te drynckene doch ontbeert<br />
Want wiens zinnen in wyne wallen<br />
De zulcke es ghelyck een Peerdt<br />
dwelck <strong>van</strong> hem doet zyn meester vallen<br />
Argumentich proces<br />
ghestelt in Rethoricale snede<br />
Wie <strong>van</strong> hem beeden de beste es<br />
Dronckenscap ofte Soberhede<br />
Dronckaert<br />
Wech Soberheyt wech met al huwen bedryfue<br />
25 Ieghens hu word ick gheel in ghekyfue<br />
alle boosheyt es huut hu Rysende<br />
ghy doet fantazeren met drouuen lyfue<br />
ghy vyndt Loosheden meer dan vyfue<br />
daer ghy huwen naesten me zyt verknysende /<br />
+<br />
maer ick die tlyf bem vroylick spysende<br />
Ick ghae duer de weerelt / naer myn wellusten<br />
Als buucxken vul es / wil thoofdeken Rusten<br />
Soberheyt<br />
5 Al eist onbehoorlick Roosen voor vercken<br />
te stroyen/ zoomen an hu mach mercken<br />
+ Fol. 349 r, r. 2-13 (namen <strong>van</strong> maanden) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
349 r<br />
+ 349 v
62<br />
nochtans moet ick hu de waerheyt verclaeren<br />
schriftuere vermaent / zynt leecke of clercken<br />
wyn veel ghedroncken doet gramschap wercken<br />
10 en dronckaerts leuen zelden Langhe Iaeren<br />
Brooddroncke zot laet hu ghulsicheyt vaeren<br />
dronckaerts connen gheen wysheyt vulbrynghen<br />
die soberlick Leift / doet wyslick zyn dynghen<br />
Dronckaert<br />
15 Huvve wyshede / die comt huut soberhede<br />
zyn schalcke vonden ende nieuwichede<br />
ende singuliere Loose practycke<br />
daer ghy binnen des weerelts stede<br />
iammerlicke quelt donnoosele mede<br />
20 zy blyfuen tondere ende ghy word Rycke<br />
// maer ick die meest naer de Canne kycke<br />
myn ghepeynsen zyn daghelicx dat ick hyghe<br />
hoe ick wyn ende bier huten vaete Cryghe<br />
Soberheyt<br />
25 Ende als ghy tlyf hebt vul ghepoyt<br />
ghy potten cannen glaesen om verre ghoyt<br />
dan wilt ghy Potsmartelen ende Campen<br />
zomtyds vierich / naer venus tempele schoyt<br />
maeckende hu zeluen tachter ende BeRoyt<br />
30 mids hu dryncken ende lecker slampampen<br />
hu groetenessen zyn meestdeel euelen en Rampen<br />
Redene mach gheenssins dan by hu wuenen<br />
Zwatelpot en bottecroes Zyn bee hu zuenen<br />
+<br />
Dronckaert<br />
Maer al hebt ghij eennen ghetemperden gheest<br />
in tbouck der zuerynghen studeert ghy meest<br />
ketsende dravende omme tvolck bedrieghen<br />
5 ghy soberheyt beschoeyt der ghiericheyts Leest<br />
om scrapen ende Raepen / maect ghy tempeest<br />
al eit * ghy lettel slacht dhonghereghe vlieghen<br />
maer ick daghelicx zat / ken wil niet lieghen<br />
met gaepen ende ghieten es meest myn gheneeren<br />
10 Want bachus kyndren / mueghen gheen nat ontbeeren<br />
Soberheyt<br />
* ‘eit’: ‘i’ over ‘e’ in donkerder inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 350 r
63<br />
Te Rechte heeft Seneca gheleert onderwesen<br />
scryfuende Lucilio een propoost ghepresen<br />
hoe dronckenschap es ghewilleghe Raserye<br />
15 veel quaets by hoopen / zoo men mach lesen<br />
es huut dronckenschap oyndt gheResen<br />
ontschamelheyt ghekyf haet en partie<br />
voortbrynghende alle snoo Bouverie<br />
elck pryst nv ghulsicheyt ionck end oudt<br />
20 Liefde tot soberheyt / es gheel vercoud<br />
Dronckaert<br />
Zelue zyt ghy voesterghe <strong>van</strong> allen quaede<br />
meest doende huwen euen naesten schaede<br />
alle valssche treken ymaginerende<br />
25 met voorzieneghe loosheyt ghaet ghy te Raede<br />
nacht ende dach vrouch ende spaede<br />
als ick inder taveernen bem Mariolerende<br />
goe vruecht ende vroylicheyt ordonnerende<br />
end al ghae ick soberlick inde Cleeren<br />
30 dassyse / en den tapper / houd ick in eeren<br />
Soberheyt<br />
Dronckaert ghy zyt maer een zondeghen zack<br />
daer Redene noyndt noch verstandt in stack<br />
baldadicheyt ende onbesuuste gheruchten<br />
+<br />
Eeckeplancken dicke duerzittende vlack<br />
logierende zoorgheloos onder hu dack<br />
een dorre boom Rechts zonder vruchten<br />
gheen eere cauelen dan tkeelgat verluchten<br />
5 hu drynckende eerssenloos ende versmacht<br />
dat ghy dan vriendt noch vyandt wacht<br />
Dronckaert<br />
Soberheyt An hu mach nyemandt winnen<br />
die sober zyn hebben meest vrecke zinnen<br />
10 peynsende meer quaets dan zeuen schemynckels<br />
partye <strong>van</strong> weerden ende fraeye weerdinnen<br />
subtyle verRaedschap doet ghy beghinnen<br />
heymelick voortsteppende vp loose schynckels<br />
maer Ick die bezoucke meest bachus wynckels<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 350 v
15 dryncke thooft vul / tdoet wel slaepen Iaet<br />
ende die wel slaept / en doet gheen quaet<br />
64<br />
Soberheyt<br />
Als ghy versmacht droncke dan hebt ghetueght<br />
als een meschvercken light ghy en zueght<br />
20 zonder Redene ofte eenich verstandt<br />
voor tydt vermoordende tsleuens iuecht<br />
als ghy meer verdroncken hebt / dan tbetalen vermueght<br />
hu ghelooue ghescreuen wordt anden wandt<br />
schichten schiet ghy huut an elcken Cant<br />
25 walghelick vlieghende By groote brocken<br />
die de zwynen ende Beesten vpslocken<br />
Dronckaert<br />
Als ghy soberheyt thooft hebt ydel ghevast<br />
watmen hu doet / hu altyds mespast<br />
30 teerssenbecken verwart staet te zulcken tyden<br />
bullen briefuen visiteirt ghy tot anders Last<br />
thooft vul processen die vp elcken bast<br />
wordt ghy ghenaemt in tsvolcx vermalendyden<br />
++<br />
huut hu En comt doch gheen verblyden<br />
als ick vpden bierbanck Bem fraey ghezeten<br />
Peynst ghy hoe ghy zult tschamel volcxken eten<br />
Soberheyt<br />
5 Ghy zyt Rechts een driebuuckich vat<br />
Altyds durstich ende nemmermeer zat<br />
Bachus ende Cereuisialis onderzaeten<br />
den buuck drynct ghy dicke maer tbuerseken plat<br />
Leuer longher en daermen twordt al een gat<br />
10 zo drynct ghy hu te barsten zonder Aflaeten<br />
als tsvyands mommers suckelt dan achter straeten<br />
bewynt bebiert droncker dan een snippe<br />
hu bancket houdende dan in een grippe<br />
Dronckaert<br />
15 Dyonisius syracusanus machtich<br />
als hy met plato was worden tweedrachtich<br />
Anveerde dronckenscap voor Philosophie<br />
marcus antonius / was die niet Crachtich<br />
een dronckaert vernaemt / bouen ander warachtich<br />
+ Fol. 351 r, r. 15 ‘Dyonisius’, 18 ‘marcus antonius’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 351 r
+<br />
65<br />
20 een hooft / een prinche / Een speghel onser partie<br />
een bouck maect hy <strong>van</strong> tsdronckaerts melodie<br />
wech soberheyt Tkeelgat beghint my te iueckene<br />
Rasch schoy ick naer Bona dies Cueckene<br />
Soberheyt<br />
25 ADieu besmatert dronckaert end ick verhuse<br />
naer abstinentie myn oude Cluse<br />
hu ydel clap staet my niet langher An<br />
hu keelgat gaept als een watersluse<br />
de voorghuele es Rechts een CoorneMuse<br />
30 die elck <strong>van</strong> beeden niet verzaet wesen Can<br />
Een dronckaert es / daer me scheed icker <strong>van</strong><br />
tsvyands instrument / clouck ende Coene<br />
Omme zyns onwetens / alle quaet te doene /<br />
Bancknechten<br />
Cornelis neuen // ende zulcke ghezellen<br />
die hemlieden begheuen // in Bachus cellen<br />
drynckende // Clynckende // Dronckaerts bellen<br />
5 gheef ick dit Rondeelken in tnaervolghende bescryf<br />
dat zyt punctueirlick doch lesen en spellen<br />
als zy hebben <strong>van</strong> deighs de hauer in tlyf<br />
Rondeel. +<br />
Culeg silenroC Gheluc cornelis<br />
10 Lew edeog team wel goede maet<br />
nait stad nee moC tIan dats een Com<br />
Culeg silenroC geluc cornelis<br />
coo edem NeppoC ooc mede Coppen<br />
ne eknord seam en dronke maes<br />
15 Culeg silenroC geluc cornelis<br />
Lew edeog team vvel goede maet /<br />
Droncke teneurs<br />
Die int Riemken slaepen<br />
slampampers Iongleurs ende schotsche paepen<br />
20 die tkeelgat weten niet te Bedwynghene<br />
dan zonder verdrieten // ghieten en gaepen<br />
Ieghens den vaeck diese mochte betraepen<br />
gheef hemlieden een Liedeken tzijnghene<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
351 v<br />
+<br />
A. Retro.
Liedeken<br />
66<br />
25 Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />
en brynght ons goe Pottaige<br />
dat eerste bier was veel te plat<br />
ten hadde gheen Couraidge<br />
Weerdinneken etc a . +<br />
30 VVy hebben een durstich keelgat<br />
ten mach gheen drooghe fouraidge<br />
dus drynck wy daeglicx tbuucxken zat<br />
in bachus hermitaige // Weerdinneken etc. a /<br />
+<br />
De minste tueghe een claverblat<br />
Alsoo * es ons vsaige<br />
elck onser gaedert gheenen schat<br />
dan tslichaems a<strong>van</strong>taige // Weerdinneken etc a .<br />
5 Alst al ghepoyt es moe en mat<br />
gheworden pouers paidge<br />
naer thuseken metten cruce dat<br />
word dan ons pilgrimaidge // Weerdinneken etc a /<br />
Wy hebbens beter eens ghehad<br />
10 vraulicke personnaidge<br />
brynght ons <strong>van</strong> daer de cat vp zat<br />
schoon amoureux visaige // Weerdinneken etc a<br />
Zo langhe dat wy hebben wat<br />
<strong>van</strong> spaeren speelwy schuvaidge<br />
15 wy zitten eecke plancken glat<br />
met sober habituaidge // Weerdinneken etc a<br />
Wie vvast die laetst voor my bad<br />
hier an des tafels staidge<br />
Ick brynght den laetsten dieder at<br />
20 om winnen Bierbuucx gaidge // Weerdinneken etc a .<br />
Zomtyds bezoucken wy venus bat<br />
in een doncker passaidge<br />
al wordwyr omme bachten nat<br />
wy schoyen naer bruwaidge // Weerdinneken etc a .<br />
25 VVy hebben hier gheen zeker stad<br />
voor een vruecht veel quellaige<br />
Laets vroylick zyn / maer niet te brat<br />
doende Bachus hommaidge // Weerdinneken etc a .<br />
* ‘Alsoo’: ‘A’ over ‘al’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Reprinse<br />
+ 352 r
+<br />
67<br />
Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />
30 en brynght ons goe Pottaige<br />
Dat eerste bier was veel te plat<br />
ten hadde gheen Couraidge<br />
Ander liedeken<br />
Laets maecken goede Chiere<br />
en zynghen ouerluudt<br />
tgraen es niet zo diere<br />
5 zoot was wylent schiere<br />
Poy poy manneken poy // Van desen biere +<br />
Poy poy manneken poy // de Canne al huut<br />
Zulck Deyn heeft die maniere<br />
dat hy de Canne schuut<br />
10 maer Venus Cameriere<br />
maect hem de bystiere // Poy poy etc a .<br />
Zo vvie den banck hanthiere<br />
niet voor een Bier * ghecruudt<br />
alsulck een Balsemiere<br />
15 helpt ons totter niere / Poy poy / etc a .<br />
Tsvvynters Byden viere<br />
tmaertsbier es de iuut<br />
drynct dat goederthiere<br />
en zoorght niet een ziere // Poy poy etc a<br />
20 Clouck. fraey als de fiere<br />
een alfuen pot in duut<br />
in Bachus duwiere<br />
slacht gheen vrecken ghiere // Poy poy etc a<br />
Prinche tiereliere<br />
25 Capean tuerlututuut<br />
eer tkeilgat cryght een cliere<br />
drynct ten besten Biere // Poy poy etc a<br />
Aucteur<br />
Als de maghe word vuchtich bespeyt<br />
30 omme den gheest wat mueghen verblyden<br />
Dientter wel een Refereynken gheseyt<br />
Tweerdinneken te hutene daer int bevryden /<br />
* ‘bruud’ geschrapt, ‘Bier’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
352 v<br />
+ Reprinse
+<br />
Refereyn<br />
68<br />
Lammin slutsen toors zuene gheboren <strong>van</strong> Cocxie<br />
weent traenen met tuten/ Duer groote fantazie<br />
dat hem zyn wyfueken meest daeghelicx verwyt<br />
5 dat hy droncker dan een snippe drynct / dies groote partie<br />
es zou themwaerts draeghende / ende hem Benydt<br />
dat ghebreck meshaeght huer meest / teeuwegher tydt<br />
ende zou verwytet hem / daert veel volcx hoort<br />
droncke snosse verslinnende myns wynckels proffyt<br />
10 ghulpende tulpende beestelick versmoort<br />
droncke teneur meest zynghende discoort<br />
Liefuer laeg ick by eennen zwyne gheplaeght<br />
dit verwytshem met handen ghewronghen verstoort<br />
want dit ghebreck meest der vrauwe meshaeght<br />
15 Droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght<br />
Tsmans droncke dryncken / es een meshaghende ghebreck<br />
dies de vrauwe doetter of huer voorBespreck<br />
eerst ende laetst / wat de man mach hanthieren<br />
zou verwyttet hem end houtter me hueren gheck<br />
20 v<strong>van</strong>t een dronckman Can gheen nuchter vrauwe festieren<br />
een droncke man loopt zomtyds dan elders Logieren<br />
huutzichtende zyn blomme / thuus brynghende tgruus<br />
en daeden die meshaeghende droncke Manieren<br />
besoorghen zoudhyt Liefuer zyn wyfueken thuus<br />
25 de vrauwe principalick dan duer dit abuus<br />
verwyttet den man ende ouer hem Claeght<br />
v<strong>van</strong>t het huer meshaeght / meest blyfuende confuus<br />
ende huer conscientie inwendich Cnaeght<br />
droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght /<br />
30 Een dronckaert es verzworen <strong>van</strong> allen vrauwen<br />
oud leder en can hy noch Iongh leder tauwen<br />
v<strong>van</strong>t heeft gheen vaste standt ouer hende<br />
zyn bollement suselt zyn leden verflauwen<br />
dies word hy huutghemonstert met slutsaerts bende<br />
35 ende de ghebreken <strong>van</strong> een dronckaerts Legende<br />
+<br />
bescreue men niet in veel handen papiers<br />
ende wat vrauwe eennen dronckaert voorkende<br />
zou hadder of meshaeghen zoo zynde vul biers<br />
een dronckaert es een casse Vulderhande dangiers<br />
5 die tgheender amoureusheyt Rechte ionste draeght<br />
onbeclokert zassaem met veel onbesuustich ghetiers<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 353 v<br />
+<br />
353 r
69<br />
daer de vrauwe pruetselick of es versaeght<br />
droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght /<br />
Prinche<br />
10 Een Dronckaert. die hem daghelicx droncke tueght<br />
als een meschvercken hy puffende blaesende Zueght<br />
Roupende tierende eueldaedich versmacht<br />
inde zake slack die gheenssins ter tycke dueght<br />
om als grondenaer vercheynsen vrau Venus pacht<br />
15 een dronckaert es een Afgod gheel zonder cracht<br />
die in Venus thempele niet offeren Can<br />
Tes een groot mans ghebreck Vanden vrauwen mesacht<br />
v<strong>van</strong>t een dronckaert vp tghetauwe Cander vp noch An *<br />
sluts in tweuen es hy / ende cranck in tvoorghespan<br />
20 prinche tzoud hu blycken indien ghyt zaeght<br />
die niet en schynt zulck een ghebreckelick man<br />
maect dat ghy inder vrauwen dienst niet vertraeght<br />
Droncke man droncke dynck daer gheen Vrauwe naer vraeght<br />
Epigra.<br />
25 De man die heeft ghebreken zom onbequame<br />
maer de vrauwe onvulmaect es (in tcluchtich spreken<br />
Want inde Rechte middle <strong>van</strong> hueren Lichaeme<br />
Certeynlick drie principale sticken ghebreken<br />
Bancliedeken / Voys Vpden stoorm<br />
Van munster /<br />
Wy schamel ghilden ouer al<br />
vynden niet dan groot ongheual<br />
+<br />
de ghilde ghaet gheel verloren<br />
Rycke caetst Ryckaert toe den bal<br />
Rut die es caluwe gheschoren<br />
Dier tydt heeft ons bystier ghepreict<br />
5 den drouuen stier light ons en steict<br />
hy steict ons duer de Rebben<br />
die bystier es hem vele ghebreict<br />
vvie zouder vruecht in hebben<br />
Den stier waer beter verre in ghuen velt<br />
10 dan wy bystier dus zyn ghequelt<br />
* ‘niet weuen en Can’ geschrapt, ‘Cander ... An’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 354 r
met verhongherde Caecken<br />
wy zouden brassen hadden wy ghelt<br />
wy cundere niet an gheRaecken<br />
Myne en tsyne zyn de bruudt<br />
15 Te bystier velde Comen zy huut<br />
daer danst elck zyne poose<br />
<strong>van</strong> gheldeken hoortmer gheen gheluudt<br />
Men speelttere de gheldeloose<br />
Vetman gille <strong>van</strong> ons vervreimt<br />
20 magherman gheschuerlapt breimt<br />
en niete dient ons ghetrauwe<br />
tes bystiers werck diet wel verneimt<br />
dats es gheworden vrauwe /<br />
Cranck loon heeft ons tachter gheteert<br />
25 daer es niet couders dan den eerdt<br />
ende stockvisch om Buecken<br />
al esser gaudeamus begheert<br />
Tes Requiem al inde Cuecken<br />
TVaert Lippen zeere datmer smal papt<br />
30 alle dynck mondt wel watmer Cnapt *<br />
Al eist gheen Leckaerts spyse<br />
tesser al <strong>van</strong> tgheetien dat burghe niet tapt<br />
Oomken heeft dies de Calandyse<br />
Roege bontamps wierd <strong>van</strong> ons schu<br />
35 en milde maertin ghecreegh den gru<br />
Mulum Labium was tonvreden /<br />
++<br />
ten es gheen wonder al trueren wy nv<br />
ian brassaert die es ouerleden<br />
Adieu sint maertins avendt haelt most<br />
adieu verzworen maendachs cost<br />
5 hadden wy meer wy Ghauent<br />
adieu Roy boyt gheRoupen gheschost<br />
vvaer houden wy nv vastenAvendt<br />
Leene heeft eens voor al gheseyt<br />
eist datmer niet pieter by pauwels Leyt<br />
10 zen wiltter niet meer zenden<br />
och waer wy ghepandt alsoot ons greyt<br />
Bystier te zyne zou wel henden<br />
70<br />
* ‘hapt’ doorgehaald, ‘Cnapt’ erna geschreven.<br />
+ Fol. 354 v, r. 27 ‘haulce Panche’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 354 v
Och edel arendt clouck ende fyn<br />
hu Roupwy an als Conynck dyn<br />
15 end hooft <strong>van</strong> allen Diere *<br />
vvilt ons doch nv ter noodt by zyn<br />
Ende lossen <strong>van</strong> desen stiere<br />
Die dit liedeken heeft ghedicht<br />
<strong>van</strong> ghelde was zyn buerse Licht<br />
20 hebbende groote gheschillen<br />
ieghens de cruusbroers / als aerm wicht<br />
keeck hy duer ysere Brillen<br />
Missiue<br />
71<br />
Bevveight hy mynen weynsch wilt quyten<br />
25 Alle diligentie nv int virtuut // leght<br />
maect hu bode / de snelste <strong>van</strong> den stadiadromiten<br />
Adresseirt hu an Seig. r haulce Panche Tuutrecht<br />
Saluut ionstelick ghescreuen liefue beminde<br />
in wien bachus preuilege noyndt en Dinde<br />
30 maer met Cereuisialis daeghelicx voorwaer<br />
de cueren en statuuten als dursteghe ghezinde<br />
wel clouck onderhoudende zonder bezwaer<br />
Respectiuelick claer /<br />
+<br />
te brugghe doen oock tbeste alst pas gheeft daer<br />
maer niet zoo ghylieden eendrachtich persisteirt<br />
den eennen dach vooren en den anderen naer<br />
Vroylick inde harde Bolle continueirt<br />
5 ende meest potatiue causen tracteirt<br />
Ian de zvvarte Als pater <strong>van</strong>den daele<br />
groeten wy goetIonstich / ende bouen breeder spraecke<br />
dat hy hem <strong>van</strong> zyn Nonnekens / dats tprincipaele<br />
indien hy hem verstuucke inde Ruwe zaele<br />
10 wel coesteren doe / Tzyns lichaems ghemaecke<br />
eer hem onlust ghenaecke<br />
Verburch / ende haeghe / zomtyds houdende nachtwaecke<br />
Ionnen wy met Bachus croone tzyne gheCroneirt<br />
ghij beminnende de zwarte Cont en kenlicke zaecke<br />
15 vroylick inde hardebolle continueirt<br />
ende meest potatiue causen tracteirt<br />
* Oorspronkelijk ‘Dieren’; ‘n’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 355 r
72<br />
Ian Van Rauezv<strong>van</strong> leghter oock goet fondament<br />
met heyndricke zyn proper meeght Bekent<br />
dat hy de zeepe doch niet verdiere<br />
20 Loopt hy huer bloodshoofts int vleeschuus omtrent<br />
huer valle ghenadich ende zy goederthiere<br />
hem zeluen viere<br />
Willem Van doornicke gheerne maeckende chiere<br />
omtrent tinghelssche mout ghestaedich bancketeirt<br />
25 ende zoo wy hopen / Naer daghelicxssche maniere<br />
Vroylick inde hardeBolle continueirt<br />
ende meest potatiue causen tracteirt<br />
Princhelicke<br />
Bernaerdt inde hardebolle weerdt<br />
30 hu groeten wy met helyken hu slachzweerdt<br />
datte wel smeert<br />
en Quyct doch hu constientie in bier ende wyn<br />
gheuet niet te sterck elck onser dat begheert<br />
de ghasten zullen te langher ghetempert nuchter zyn /<br />
+<br />
Want stercke dranck doet den hoofde ghepyn<br />
tdien vpziene dientter inne gheconsidereirt<br />
doet dat ghy prysweerdich een lanck termyn<br />
vroylick inde hardebolle continueirt<br />
5 Daer men thuwer Vierschaere<br />
Vpde Biersnaere<br />
meest potatiue causen tracteirt<br />
Superscriptie *<br />
De alhuwe / oetmoedich / als of ick een lam // bleke<br />
10 hu dienaere goetionstich iacob malebrancke<br />
Midsgaders oock Siluester Van Wambeke<br />
Wien ick te desen <strong>van</strong> zyn voortale // dancke<br />
Mortepaeyen<br />
TafelVrienden ende platteelvaeghers<br />
15 Broodcoorf Beencnaeghers<br />
in bona dies Cuecken den zot gheerne maecken<br />
Als lettel inbrynghers / meest veel huutdraeghers<br />
naer smickelbrockvraeghers<br />
Iae ghenouch pensseIaeghers<br />
20 die met cluchten en boerden gheerne spoelen de caecken<br />
// Ion ick vp datse te min mueghen vaecken<br />
* De tekst <strong>van</strong> r. 8-12 staat op een afzonderlijk blaadje papier, dat tussen fol. 355 en 356<br />
ingelast is (onglet zichtbaar tussen fol. 343 en 344).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 355 v
73<br />
dees naervolghende zot Refereynkens te leerne<br />
dan tspit te wendene / en twafelyser te keerne<br />
Refereyn<br />
25 Staes monckefroy met schoelie vrau Ruumscuetels paidge<br />
slock pensse ende Droncke oliuierken<br />
dese maecten int brassen ende etynghe Raidge<br />
ter bruloft <strong>van</strong> leckemytens cameRierken<br />
deen Ruumder een plattheel dander een sauchierken<br />
30 ande beste morseelen wildense hem pooghen<br />
ende die beghotense met een alf Bierken<br />
om datse inde maeghe niet zouden verdrooghen<br />
Corre wilde dit quaelicke ghedooghen<br />
end heeft hemlieden in dhoore gheBeten<br />
35 tast hebbelick toe vvilt schaemtte tooghen<br />
tian zeyden zy alsser wat Lecx staet voor ooghen<br />
Een lecker beetien / es vullicx gheten /<br />
+ Tslampamperken met zyn driehoucte stiltien<br />
Dat helt tsbruuds tafle zyn vroylick Labaey<br />
en knuvelder wackerlick <strong>van</strong> een ziltien<br />
zoo vercoelende / zyns leckers keelgats laey<br />
5 ende daer naer speeldet met eennen zwaey<br />
den pryckere <strong>van</strong> eennen Cappoene binnen<br />
Corre die zach dit / dies zeydshem fraey<br />
hoe? zullen wy niet een beetien ghewinnen<br />
hoe zeyde tslampamperken Rust doch hu zinnen<br />
10 ghy weit doch wel iae wilt ghyt weten<br />
dat / tzy <strong>van</strong> steedsche zotten of landsche zottinnen<br />
end oock <strong>van</strong> alle die Caerden en spinnen<br />
Een lecker beetien / es vullicx gheten<br />
Mueghal met zynder peersscher troengne<br />
15 pueselende <strong>van</strong> als hy zyn maegsken vulde<br />
meest wandeldhy an een ghebraeden loengne<br />
te wylent de muselaer speilman Rulde<br />
tslampamperken oock wel ter deghe smulde<br />
en pluysterde an een ghebraeden Cuentien<br />
20 de ghebraeden vellekens ende zulck verghulde<br />
ghaf hy bederft me dit zyn oudste zuentien<br />
dit loeroogde ouerdweers een pluentIen<br />
dat neffens tsbruuds blootvrauwen was ghezeten<br />
en tzeyde deelt ons mede / kyct welck een duentien<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 356 r
74<br />
25 tslampamperken sprack naer zyn oude ghewuentIen<br />
Een lecker beetien Es vullicx gheten<br />
Prinche<br />
Int Afdienen <strong>van</strong> tsbruuds tafele<br />
Een zeer cleen mandeken begreep touerschot<br />
30 de dienaers vonder in een drooghe wafele<br />
maer zy ghauense den schyncker voor zyn beschot<br />
de bottelgier en was int bezoucken niet bot<br />
offer gheen lecker beetIens en waeren in mandekens<br />
hy keerde duerNueselde en zochte allevot<br />
35 dat hy tsbruuds pryckmorseel vaette met zyn handekens<br />
+<br />
De binnen dienaers vul veel verstandekens<br />
hadhen by tpryckmorseel huut dhanden ghesmeten<br />
och zeydhy ghestolen brocxkens tusschen de tandekens<br />
die smaecken zeer wel / end in alle Landekens<br />
5 Een lecker beetien / Es vullicx gheten<br />
Andre Refereyn .1543.<br />
Van een vulders dienst heeft een vrauwe meest nood<br />
By cause groot<br />
v<strong>van</strong>t hy mach vullen haer ydele steden<br />
10 Lynwaetkiste Cleerscapra / oock wel vullen den schoot<br />
dit can hy al met zyn bequame zeden<br />
de buerse vullen dooghen vullen met wetentheden<br />
oock dhandvullen met veel goet dyncx dats claer<br />
de oore vullen alsoo zyn voorders deden<br />
15 de coedse vullen met zochte vulsels aldaer<br />
tcapproen oock met hoye vullen voorwaer<br />
dees dienst vermach alsulck een vuldere ziet<br />
en den buuck vullen dats tprincipaelste der naer<br />
doch als den buuck ydel blyft zo eist al niet<br />
20 dus als een vulders dienst zo bequame gheschiet<br />
al stond hy int werck met een lere Culdere<br />
bouen tscupers dienst hoe hy veel nats inghiet<br />
zo dynct my naer myn voornoomde Bediet<br />
Een vrauwe meest noodt es / de dienst <strong>van</strong> een vuldere<br />
25 VVant een huepsche fraeye vrauwe / een frissche tassche<br />
met een ydel flassche<br />
daer Rood ofte wit wyn mach inne ghebreken<br />
een Cuper die macher fraey als de Rassche<br />
huut tprime gaetien wat Laeten inleken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 356 v
75<br />
30 en macher een middelbaer tapken In steken<br />
naer dat hy te doene mach zyn ghecostuumt<br />
maer een vulder bequame die tooght zyn treken<br />
die stopt en vult de flassche dats ouerschuumt<br />
niet een haerken belet hem het wordter gheRuumt<br />
35 oock vult hy bet de pilse / dan oyndt voeraer plach<br />
+<br />
ende waer desen vulder int vleesschuus sluumt<br />
niet een mesye daer tusschen vlieghen en mach<br />
om vuldaen tzyne doet meest een vrauwe gheclach<br />
en tdeser nood vought hem thaerwaerts gheen cruldere<br />
5 dan een vulder / zyn dienst maect altoos werckendach<br />
v<strong>van</strong>t hy vult haer ydelheyt / dies doe ick ghewach<br />
Een vrauwe meest noodt es / de dienst <strong>van</strong> een vuldere<br />
Een polderclerck Bescryfuende parchemyn<br />
<strong>van</strong> noode zyn<br />
10 mach hy een vrauwe in huer waterconduten<br />
als toeziender <strong>van</strong> alsulcken wercke fyn<br />
waer slusen speyen Busen meest quaelick sluten<br />
maer als die duere draeghen <strong>van</strong> binnen of Buten<br />
huer es <strong>van</strong> nooden dan eennen vuldere Iaet<br />
15 die valtter met tlyf tseghen dat de ooren tuten<br />
en stackytst dien wacken grondt als bequaemste Raedt<br />
ghevoelt hy dat den quelm ghulsich open staet<br />
zo ordonneert hy datmer pylen in hyen moet<br />
de polderclerck mach kycken hoe twerck voortghaet<br />
20 maer de vulder es de ghuene die twerck vuldoet<br />
end alst dus dan ghevult es de Cuper verwoet<br />
en de polderclerck / die word zo lancx te duldere<br />
dat hem zyn dienst ghecost heeft vleesch ende bloedt<br />
end alsoo niet can vullen dus tdeser spoet<br />
25 Een vrauwe meest noodt es / de dienst <strong>van</strong> een vuldere<br />
Prinche<br />
Een Cupers dienst es wellecomme<br />
omtrent de Bomme<br />
met zyn Auegheer Redenlick doende zyn dynghen<br />
30 een voeraer duernaeyt wel de pilsen alomme<br />
hij ghispt en ghoyt datter de motten huutsprynghen<br />
maer wat dienst / ghebreictter ter noodt tvulbrynghen<br />
niet dan een beghunnen ydel onvulbrocht werck<br />
maer als de vulder comt twerck omRynghen<br />
35 vullende vuldoet hyt al styf ende sterck /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 357 r
76<br />
+ ende dat insghelycx oock een polderclerck<br />
een vrauwe ghedient heeft zyn leuen lanck<br />
end huer dynghen ongheheffent Int ooghemerck<br />
open blyfuen staende ieghens hueren danck<br />
5 zijnen dienst valt dies oock te huerwaerts cranck<br />
of tvuldoen moetter volghen <strong>van</strong> smetser of smuldere<br />
al es zyn huutgheuen grof / <strong>van</strong>den vullen ontfanck<br />
wist oock een vrauwe gheerne / dies in huer be<strong>van</strong>ck<br />
Een vrauwe meest nood es de dienst <strong>van</strong> een vuldere /<br />
Refereyn Vander taerte +<br />
Raedt waer ick laetst braste veyndt zyt ie zo coene<br />
ien Raedet niet / wed ick hu om twee placken<br />
inde byter peyns ick of te gods Int groene<br />
15 Neen / twas tot milde martyne te doene<br />
die hadde een taerte inde zunne ghebacken<br />
Iae veyntIen hoe Cunt ghy my zoo verlacken<br />
Beyt / en in huer herte spien ick eens Croone<br />
en moest ick alsdoe bot huut Roelken packen<br />
20 tian dan es niet zoetiens / noch oock niet schoone<br />
hoe ghaf ze ie dan <strong>van</strong>der taerte in persoone<br />
maer wat ghy vraeght buter schieloose maerte<br />
Kir iaese doch eerre / dat icx huer loone<br />
vvel eens zo ghafseme <strong>van</strong>der Taerte<br />
25 Zou ghaf my dranck wel ghestoffeert met poere<br />
zou ghaf my tailioorken morseelwys Becleed<br />
men speelder met thooghe gheluudt vp tschoere<br />
<strong>van</strong>den Ruusteghen tart <strong>van</strong> venus vloere<br />
daer of ghaf ze my een lesse huepsch * en ghereedt<br />
30 zou ghaf my ter deghe doe coud end heet<br />
zou ghaft my al toe al gheliet ick my mal<br />
maer wat zou my meer ghaf / dats ick diet weet<br />
Ia en wat zou my oock te doene Beual<br />
zou ghaf my lavuet lancx dweers en smal<br />
++<br />
maer tian ick en maecter in gheen bezwaerte<br />
en zou ghaf my veel lecx oock / maer bouen al<br />
vvel eens zo ghafzeme Vander taerte<br />
Zou ghaf my een garnaetien oock huter mauwe<br />
5 een ghebacken vischken oock moest ick ontfaen<br />
* Vóór ‘huepsch’ beginkrul <strong>van</strong> een andere letter.<br />
+ Fol. 358 r, r. 14 ‘quaerte’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 357 v<br />
+<br />
A o .1539.<br />
+ 358 r
77<br />
fygheskens huuter vuust ghaf my die vrauwe<br />
ghesuuckerde vlaeykens / oock vp myn trauwe<br />
ende zonder candeel Const ick gheenssins ontstaen<br />
zou ghaf my veel smeerpeerkens zonder vermaen<br />
10 zou ghaf my schoon woorden / ende niet te straf *<br />
doe zeyd ick ick wil in een cloosterken ghaen<br />
doe ghafzeme huut clucht een mandeken draf<br />
oock ghafzeme coel Roosewaeter / niet laf<br />
end om dit Refereyn / maecken / Een quaerte / Chaerte<br />
15 maer al watse my ghaf / ofte niet en ghaf<br />
vvel eens zo ghafzeme <strong>van</strong>der taerte<br />
Prinche<br />
Gheern had icxse oock tsmoorghens var taerte ghegheuen<br />
maer ze was gheten zhads gheten ** een goeden smul<br />
20 wel zeyd ick esser gheen Reste gheBleuen<br />
tian ziet de platteel Riect zes gheten Int leuen<br />
een end Ick hebbens gheten ons Buucxken *** vul<br />
oock hebber of / dat ghyt weit schoon Cadul<br />
veel wyfs gheten kynders gheten ende veel mans<br />
25 maer niet veel paps gheten / elck was te Crul<br />
dit mueghdy gheloouen Rasch ende stappans<br />
bey docht ick <strong>van</strong>der taerte huer ghegheuen ken cans<br />
of ken hadder zelue of ghedaen ghespaerte<br />
dus spytet my eeuwelick / ende nochtans<br />
30 Wel eens zo ghafzeme <strong>van</strong>der taerte<br />
Refereyn Vp verzenderkens dach<br />
Twelck den eersten April te zyne plach /<br />
++ Tsa LichtVoet myn lyfCnaepe fraey ende fier<br />
met beel beraus houd ick myn bruloft schier<br />
dies moet ie den boonacker up ghaen pleyen *<br />
Eerst wil ick hu zenden naer twestquartier<br />
5 Te Curtrycke zult ghy doen backen Pasteyen<br />
om Conynen moet ghy te dunkercke Reyen<br />
om drynckers te winnocxberghe der naer<br />
in thilleghembusch zult ghy hauwen de meyen<br />
Cappoenen moet ghy coopen te meessene zwaer<br />
10 te moerbeke vyndt ghy goe Room voorwaer<br />
bestiert my dit / ghy zult de bruloft wenden<br />
wel meester ghy zeght wel / maer daers een maer<br />
Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />
* ‘Laf’ doorgehaald, ‘straf’ erna geschreven.<br />
** ‘gheten’: ‘n’ over ‘t’.<br />
*** ‘Buucxken’: ‘B’ over ‘v’.<br />
+ Fol. 358 v, r. 5-10, 15-22, 28 (namen), 31 ‘hekelaers ... Ofstaede’, 32 ‘vuerne’, 33<br />
‘drooghaerts’ onderstreept.<br />
* ‘scheyen’ doorgehaald, ‘pleyen’ erna geschreven.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 358 v
78<br />
Neen Ick kir ick zond een quack Liefuer waer ick dood<br />
15 Reyst toosthende om mostaert / zou wordter noodt<br />
te dentelghem zult ghy de PapEters spreken<br />
bezoorght oock zout <strong>van</strong> biervliet in een sluussche boot<br />
laet my musselkens <strong>van</strong> Brugheers oock niet ghebreken<br />
noch blanckebergsche gheernaert Voor een paer weken<br />
20 brynght peperlooc <strong>van</strong> eecloo dat de bruud wel mach<br />
bespreict te Coolkercke waermoes Rasch onbezweken<br />
Raepen vyndt ghy in brabandt zoot voortyds plach<br />
// tian meester ick waen ick noyndt tsghelycx en zach<br />
end hier gheseyt / eer ick wil wech belenden<br />
25 met dat iuiste nv es verzenderkens dach<br />
Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />
Voorvvaer / neen Ick lichtvoet houd dat in pachte<br />
meent ghy dat ick de lueghenaers <strong>van</strong> ardenburch slachte<br />
neen ick niet Twaere emmers quaelick ghedaen<br />
30 Dus hoort noch tmynder bruloft by daeghe by nachte<br />
en vvil ick hekelaers <strong>van</strong> Ofstaede ontfaen<br />
Laet de slaepers <strong>van</strong> vuerne / oock an deen zyde staen<br />
noodt oock gheen drooghaerts <strong>van</strong> Werueke Niet<br />
Tuusschers <strong>van</strong> theemseke Laet die voor by ghaen<br />
++<br />
oock de platte ghezellen <strong>van</strong> sledynghen ziet<br />
Douermoedeghe <strong>van</strong> Ronsse ooc voor by schiet<br />
zultie lichtvoet / en Casselsche vechtende Benden<br />
maer meester / in al wat ghy my te doene ghebiedt<br />
5 Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />
Prinche<br />
Kir LichtVoet trect duere / ghewillich wilt schoyen<br />
te meenen daer zult ghy gheloyden Cnol poyen<br />
en <strong>van</strong> danen zult ie Reyen dit moet ie weten<br />
10 dat de kynders <strong>van</strong> ypre tghars commen stroyen<br />
de blootvrauwen Vyndt ghy in tstoue ghezeten<br />
Daryncbarners <strong>van</strong>den vryen / Bidt die int vermeten<br />
gheen grootsprekers <strong>van</strong> thoroudt ofze maecten gheschil<br />
de Reppelmondsche tholnaers / zeght vry myn secreten<br />
15 om tsbrulofts thol ontfanghen / elck als hy wil<br />
tian meester doet dat zelue / v<strong>van</strong>t zonder Bril<br />
zaegh ick niet / hoe ick dit last zou vulhenden *<br />
dat meer es / Tes nv deersten dach <strong>van</strong> April<br />
Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />
+ Fol. 359 r, r. 1 ‘sledynghen’, 2 ‘Douermoedeghe ... Ronsse’, 3 ‘Casselsche’, 8 ‘meenen’, 10<br />
‘kynders ... ypre’, 12 ‘Daryncbarners’, 13 ‘thoroudt’ onderstreept.<br />
* ‘vulhenden’: ‘l’ over ‘h’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 359 r
79<br />
Refereyn<br />
Zulck dronckaert clynckende Bachus Belleken<br />
Doet <strong>van</strong>den vraukens gheerne een Relleken /<br />
Een Vprecht man Wiens zaecke niet qualick staet<br />
die mach een vrauwe blydelick behaeghen<br />
25 een man daer de vrauwe goet payment of ontfaet<br />
en goet onderstandt doet int middelbaer claeghen<br />
een man die niet gheerne <strong>van</strong> huus zou draeghen<br />
datmen thuus wel besicht tot alder stondt<br />
een blyde man zonder drouftroosteghe plaeghen<br />
30 Clouck werckman vpder amoureusheden grondt /<br />
+<br />
aldusdanich een vulmaect man int lyf ghezondt<br />
mach een vrauwe wel verblyden dats claer en waer<br />
eenne man ter tycke goet zeeus goet Rondt<br />
en inder vrauwen taswerck zynde een vreimt haer<br />
5 hier me verblydmen al een vrauwe / dat ken ick maer<br />
meest machmense verblyden / om druck te bedwynghene<br />
Met inde middelmaete wel thuus te Brynghene<br />
Tcloucboerdelick Rellen <strong>van</strong> Inghaende zaecken<br />
een vrauwe verweet tot verblyden Voort<br />
10 <strong>van</strong> eennen man huepsch en calaensch ter spraecken<br />
iae en <strong>van</strong> wien zou gheerne zeer dicwils hoort<br />
eenne man ghetrauwe zynde in werck ende woordt<br />
een schoone man / een gente man / een smul <strong>van</strong> een man<br />
een man die de voorme zoo can houden Accoord<br />
15 dat hy knechtkens met ghecrueckelt haerken maken Can<br />
een Ruters man / ende noyndt inder vrauwen Ban<br />
een man fraey gheschoeyt vpder steentarders leest<br />
een Liefuin en gheen slutsin int voorghespan<br />
dusdaneghe verblyden al der vrauwen gheest<br />
20 maer een vrauwe dynct my machmen verblyden meest<br />
al pynder om yemandt huut tvel te sprynghene<br />
Met inde middelmaete wel thuus te brynghene<br />
Dat een man Eene vrauwe amoureuselick pryst<br />
als moncke schoone prosse Myn Care myn Minne<br />
25 tzyn causen dat in huer verblydynghe Ryst<br />
datse stept auantgaerdich als een Leeuwinne<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 359 v
80<br />
en dat zulck een man <strong>van</strong> huer gheen floers en spinne<br />
noch datse frisch ghecleedt ghaet doet gheen quellaigen<br />
maer dat hy zelue verblydt met herte met zinne<br />
30 in haer nieuwe ghefatsoende habituaidgen<br />
de Cuecken wel voorziende voor ander passaigen<br />
<strong>van</strong> vleessche <strong>van</strong> smoutte ende <strong>van</strong> goet Nat<br />
twelthuusbrynghen verblydt der vrauwen Couraidgen<br />
in huer blende schuetel hebben zy gheerne wat /<br />
++<br />
v<strong>van</strong>t huerlyen hertken es begheerlick / dies dynct my dat /<br />
men vraukens meest verblydt / zonder veel te dynghene<br />
Met inde middel maete wel thuus te brynghene<br />
Prinche<br />
5 Dus verblydtmen meest een vrauwe zin ende moet<br />
Ia daert in deser maeten dus mildelick gheschiet<br />
v<strong>van</strong>t de middelmaete Es tallen spele goet<br />
dats touervloedich / maer doch veel te Lettel Niet<br />
dies inde middelmaete huwe ionsticheyt Biedt<br />
10 voorziet den vrauwen zoo / <strong>van</strong> * dies huer behouft<br />
v<strong>van</strong>t wat Blydschap zou hoort ofte ziet<br />
inde middelmaete zoo es zou blydst ghetouft<br />
al zaete zou zwaermoedich inwendich Bedrouft<br />
Touf inde middelmaete Cant meestdeel ghenesen<br />
15 ende daert dus gheschiet / heb ick dicwils gheprouft<br />
daer zal een gheel huus vul verblydynghe wesen<br />
dus concludeir ick noch ter causen <strong>van</strong> desen<br />
dat huer tmeeste verblyden staet te ghehynghene<br />
Met inde middelmaete wel thuus te brynghene<br />
Refereyn<br />
Dronckaerts in haerlieder prologhen meest<br />
Maecken <strong>van</strong> drynckene ghulsich tempeest +<br />
Wel packebier hoe staet met huwen Bedryfue<br />
en hebt ghy noch tinbyt niet Binden lyfue<br />
25 zegt weit ghy niet hoe de waghebaert smaect<br />
wa ghildeken / al <strong>van</strong>de clocke vyfue<br />
twaelf pyntiens die heb ick voor tvat ghecraect<br />
myn Lipkens die heb ick Rechts nat ghemaect<br />
in alsulcke pottaidge bestier ick myn schat<br />
30 maer / brast ghy nemmermeer / wa tfy / diet spraect /<br />
+ Fol. 360 r, r. 20 en nota in margine onderstreept.<br />
* ‘<strong>van</strong>’: ‘v’ over andere letter (a?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 360 r<br />
+<br />
Nota .1. cleen manneken te<br />
brugghe zoo ghenaemt<br />
tbecken clynckende <strong>van</strong>den<br />
verloren goederen achter<br />
tstraete Twelcke zeere<br />
dranck/Want als .7. zo achte<br />
pynten biers vp een corstken<br />
broods int lyf hadde/ zeyde<br />
alsdoe maer zyn tanden<br />
ghespoelt thebbene/
81<br />
+ oyndt heb Ick den brauwer te lief ghehadt<br />
Comt ghaenwe dan mede / noch weet ick wat<br />
<strong>van</strong> een cantkin maertsbier / weist myns gheriefuere<br />
<strong>van</strong> een Cantien zechtie / neen ghildeken * / Tnat<br />
5 <strong>van</strong> een vul vat dat had ick Liefuere<br />
VVats <strong>van</strong> een Cantien vul twee musselschelpen<br />
niet voor een vul vat knecht / dat mach helpen<br />
daer vloeyen de druepels in hueren fluer<br />
een cantien en zoude myn drooghte niet stelpen<br />
10 hoe creghe myn hertkin dan eenigh savuer<br />
maer packebier / theeft der balsemen ghuer<br />
ghaenwe doch omme doen ghaen den Bekere<br />
ken mach certeyn / Tes mueghelick al zuer<br />
ten es dat wed ick om eennen Clekere<br />
15 of hebt ghyr gheen zin toe / Neen ick pupstekere<br />
waeromme / tian tzou my zyn een griefuere<br />
want ghildeken Bier te drynckene zekere<br />
<strong>van</strong> een vul vat dat had ick Liefuere<br />
Iawel eerre Minne. BoI. moetie bedrouuen<br />
20 du bist een vry wyf En quaelick om touuen<br />
ghaenwe de man dan verbarnen zyn houtien<br />
tot Ioorkens <strong>van</strong> vyfuen den Iuecksteert prouuen<br />
hu daeghen en dronct ghy gheloyder moutien<br />
Bruun als een beyere Puer weresmoutien<br />
25 gheen betere / omme stoppen de motteghaeten<br />
maer essere een vul vat / kir welck een Coutien<br />
maer ghistere en wast metter Iueght ontlaeten **<br />
zo en eist niet vul dan / neent huuter maeten<br />
bey zal ict ie moeten wesen een Briefuere<br />
30 neen bier (Bouen bier huut ontghunnen vaeten<br />
<strong>van</strong> een vul vat dat had ick Liefuere<br />
Prinche<br />
Zo en vveet ick hu dan gheenen beteren Raedt<br />
dan packebier hebt ie wel Bucht dat ie ghaet /<br />
+<br />
in Blanckeberghe fraey spoelen hu Craeghe<br />
daer vynd ghy een vul vat / hu toeverlaet<br />
zoo hoord ick een wynRouper Roupen <strong>van</strong> daeghe<br />
* Oorspronkelijk ‘tghildeken’; ‘t’ geschrapt.<br />
** Oorspronkelijk ‘verlaeten’; ‘ver’ doorgehaald en ‘ont’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 360 v<br />
+ 361 r
82<br />
ende gheerne word ick <strong>van</strong> huwen ghelaeghe<br />
5 met dat ghy zo vroylick een Canneken velt<br />
Neen ghildeken ick hebbe een drooghe maeghe<br />
dies heb ick gheerne veel nats voor tghelt<br />
twy ghy dan altoos <strong>van</strong> een vul vat Relt<br />
// god ghedyncke de ziele <strong>van</strong> Paes de cliefuere<br />
10 al hadmen <strong>van</strong> Cantiens dranck vooren ghestelt<br />
<strong>van</strong> een vul vat hadhy oock Liefuere<br />
Refereyn<br />
Dronckaerts omme dicwils doen wrynghen de Craenen<br />
<strong>van</strong> Bier ofte Wyn<br />
in alle feesten zy yeghelick vermaenen<br />
Tot zy drynckende zyn<br />
Spyts alle den Nymphen goddinnen en goden<br />
goede ghenouchte en es niet verboden<br />
in tsleuens iuecht<br />
20 goe theerCost ghebraeden ofte oock ghezoden<br />
bestroyt * huut poer de duucx Custoden<br />
den gheest verhueght<br />
ende daer vp eenen goeden zwalp wyns ghetueght<br />
het schimmel can die huuter maeghe weeren<br />
25 doch alle goe poyknechten / By ionstegher duecht<br />
zoot ghy vermueght // wilt blydelick theeren<br />
dats tsbrudecoms begheeren<br />
benyders deyns en vreckaerts die ghenouchte deeren<br />
ende vroylicheyt berespen <strong>van</strong> oudt ende ionck<br />
30 Schafter niet vp / maer om zwaericheyt weeren<br />
+<br />
in hu voortstel<br />
fraeye Bachus disciplen / drynct een vroylicken dronck<br />
De Bruudt en de brucomme ionnent hu wel<br />
Correghe vileynnen wien oyndt Mespasten<br />
5 daer waeren vergaedert Rechtzinneghe ghasten<br />
sterck ende styf<br />
ypocriten die eeuwelick willen doen vasten<br />
schuut die alst pas gheift / vvilt tlichaem ballasten<br />
en voedet tlyf<br />
10 smeert clouckelick den borst vry zonder ghekyf<br />
elck snyde een vinne in smaecx ghedueren<br />
wech <strong>van</strong> hier rabeeuwers / met hu tonghe ghedryf<br />
om vroylick beclyf // vvilt gheenssins Trueren<br />
* Oorspronkelijk ‘bestroeyt’; tweede ‘e’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 361 v
83<br />
maer tdeser hueren<br />
15 elck anderen een droncxken wilt toesavueren<br />
Iont der goddinne Venus dan eennen lonck<br />
Laet vaeren beroerte twist ende Rancueren<br />
zulcdaenich ghequel<br />
fraye Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck<br />
20 De Bruudt en de Brucomme ionnent hu wel<br />
Snyder ende schyncker doch een goe mockaey snydt<br />
/ Esser yemandt nuchter / maect dat hy inbyt<br />
vvilt dyns ghedyncken<br />
tes hueghelick te brassene met Apetyt<br />
25 vp dat hier den brucom gheen durst en Lydt<br />
Schyncker wilt hem schyncken<br />
den Rynsschen claeren baey can hy wel dryncken<br />
wel vaer hy die tgoed ghebruuct in zyn leuen<br />
Laet smullen laet busen dat dooghen pyncken<br />
30 tcanneClyncken // es <strong>van</strong> Bachus verheuen<br />
Laet boeren weuen<br />
vvilt gheene zwaermoedicheyt plaetse gheuen<br />
licht vroylick den beker met eennen zwonck /<br />
+<br />
al zouder al onse benyders omme beuen<br />
valtse stoutlick Rebel<br />
fraey Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck<br />
De Bruud en de brucomme ionnent hu wel<br />
5 Princesse<br />
Vrau bruudt weert Melancolie<br />
stelt hope in deerre <strong>van</strong> huwer Partie<br />
Clouckmoedich staet<br />
handelt niet watter <strong>van</strong> benyders gheschie<br />
10 drynct vry een clauerblaeyken / weert fantasie<br />
en den durst verslaet<br />
Tspyts elcken die tcouverlick brassen versmaet<br />
end huut vinnicheyt boomkens meest tellen ghaen<br />
spys en dranck es voor den mensschen / voorwaer ten baet<br />
15 een chierken iaet // mach zomtyds wel wesen ghedaen<br />
doch brudecomme zaen<br />
en wilt ghy te couuerlick gheen dranck ontfaen<br />
maer maetelick verlucht den beschimmelden Ponck<br />
fraey fraey Laet gheen cannen doch ydel staen<br />
20 ghiet wyn int vel<br />
fraey Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck /<br />
De Bruudt en de Brucomme ionnent hu wel<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 362 r
84<br />
Refereyn<br />
Dronckaerts Dursteghe lauekelen<br />
Brandich heet<br />
Gheennen dranck macher vervelen<br />
Tot datmer scheed /<br />
Huut crachte <strong>van</strong> vrau ghybens buersesnoer<br />
nv gracieux zynde hueren Onderzaeten<br />
30 Tzy flockemont drimmer eilman of Boer<br />
+<br />
oock alle wulpssche danssers vp Venus vloer<br />
doe ick gratie dat zy oyndt <strong>van</strong> huer verghaeten<br />
en milde zots gheuende tvolck garnaeten<br />
veel BanckeRompaeden in tyds bedocht<br />
5 Drynckers by ghehycte pynten en maeten<br />
oude dasaerts metter mudse gheCnocht<br />
slockPensse / meest <strong>van</strong> hu zeluen bezocht<br />
doe ick gracie / dat ghy metten ban ontstaet<br />
huut vlaendren / maer of ghy durst cryghen mocht<br />
10 Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet /<br />
VVachters <strong>van</strong> gheheele ofte alfue Cannen<br />
ende niet en paeyen huerlieder wederpartie<br />
doe ick gratie datmense niet en zal Bannen<br />
maer by tusschenspraecke <strong>van</strong> dronckabel Mannen<br />
15 zullen ontstaen mids poyende Pottekens drie<br />
voorts alle de ghuene / en de zelue wie<br />
ghecloostert gheCapt es / ghecryghe terstondt<br />
naer eten / gracie <strong>van</strong> vastene / en die<br />
zelue gracie / gheef ick oock Drooghemondt<br />
20 end als ghy wel brassen mueght / tlyf tzyne ghezondt<br />
dies moet ghy my haelen myn toeverlaet<br />
maer oft ghy onder weghe gheen herberghe vondt<br />
Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet<br />
Ionghe meyskens huuthusich huutketsende vlugghe<br />
25 doe ick gracie voor alsulcdaenich mesbruuck *<br />
<strong>van</strong> niet ghecastyt tzyne ouer Rugghe<br />
behoudens datmense hier zynde te Brugghe<br />
met adams Roe goyen zal styf vp den buuck<br />
oock ion ick hu gratie droncke Luuck<br />
30 dat ghy langhe dicke tueghen noch ouergaept<br />
dies ** beveel ick vp tbeclemmen <strong>van</strong>den Ruwen struuck<br />
dat ghy noch eer Avendt int Riemken slaept<br />
ghy tafelvrienden die den cost fletsich Raept ***<br />
* Oorspronkelijk ‘mesbruucken’; ‘en’ geschrapt.<br />
** ‘dies’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />
*** ‘Raept’: ‘a’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 362 v
85<br />
+ alst tydt om ghaen es doet doch mynen Raedt<br />
end vp dat ghij gracelick pardoen betraept<br />
Drynct eens naer gratie Eer dat ghij ghaet<br />
Princhelicke<br />
5 Ruters die straffe busschen verkiest<br />
daer in ouerdaet doende foortse ende Cracht<br />
dat ghij by dien middele thooft niet en verliest<br />
doe ick grade warachtich / ia wordet beniest<br />
behoudens tian dat ghys hu voort an wacht<br />
10 en zo wie meest vulle backen acht<br />
vroylick huutdrynckende als Bachus maet<br />
waer ghy ter maeltydt zyt dach ende nacht<br />
Drynct eens naer gratie / Eer dat ghij ghaet /<br />
Aucteur<br />
15 Beuuez du vin si le vous plaist<br />
serez dehetz // En Vostre ingin<br />
Beuuez en hardiment vng bon traict<br />
cest mon souhaict // A toutte fin<br />
Responce<br />
20 Certes ie ne boy pas du vin<br />
sil ne me soit Certiffie naturel<br />
dont de la cereuoise / soir et matin<br />
ie me contente Sans vng vin tel<br />
[Dronckaerts vpden bierbanck zittende daer]<br />
Dronckaerts vpden bierbanck zittende daer<br />
25 huut Rommelen zomtyds Al clappende waer<br />
Refereyn<br />
Datmen een man met dobbel woorden beschaemt<br />
of datmen hem anders heet dan zoot betaemt<br />
Als zweper ghuut vetzack / blaeubeck en luere<br />
+<br />
of datmen de zulcke hatecousse naemt<br />
snosse dueghniet Clunten coelpap of sluere<br />
ian tartzochte melckmule <strong>van</strong> Iabbens partuere<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 363 r<br />
+ 363 v
86<br />
sloery tryse of platteellecker int Cot<br />
5 schoelie baetzouckere <strong>van</strong> duere te duere<br />
stamer Catte griele bottecroes zwatelpot<br />
Esele hannin schudde Bouue / en groot zot<br />
glorieux verwaent gheerne zynde ghepresen<br />
vlasteue of loetecaey / zo helpe my god<br />
10 Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />
Datmen vele belooft ende lettel vulcomt<br />
dat hem een <strong>van</strong> anders wercken beRomt<br />
en Remoeren en balghen wil Tallen tyden<br />
datmen vp sober knechten te groot last somt<br />
15 en datmense schict ande maegherste zyden<br />
dat zommeghe zo gheerne tbucxken Ryden<br />
en ghelagh doen betaelen / een die maer comt ghaende<br />
of gheesten doende zwaermoedeghe verblyden<br />
datmense beghect en veel schimps zyn ontfaende<br />
20 ende datmen eennen man zijnen Cop es ofslaende<br />
met dat hy Roupt heer ontfaermt myns te desen<br />
ofte eennen man gheesselt styf ghebonden staende<br />
Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />
Den Hond te vloyene Tcabaes te draeghene<br />
25 en de Leuer te slickene zonder zout<br />
Coram nobis eennen man te plaeghene<br />
Om * ander lyen schult een menssche te daeghene<br />
by mannen <strong>van</strong> machte ontschaemel en stout<br />
eennen banck te brekene Tzy steen ofte hout<br />
30 den buck te doen vystene groot <strong>van</strong> stancke<br />
het fovynken te maeckene menichfout<br />
vp tduumken te spelene / wien vallet te ** dancke<br />
baetzouckers Reghelaers vervult met drancke<br />
die vp haer poorterschip ghaen gheResen<br />
++<br />
maect driendertich myten een Ruters blancke<br />
Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />
Prinche<br />
PoortWachter tzyne de lieden wroughende<br />
5 <strong>van</strong> tbuten dryncken ende nemende Tnat<br />
vvit schepen tzyne den heere ghenoughende<br />
Tvolck accuserende dat hem es voughende<br />
int vechten / die schryft hy int quaetste blat<br />
* ‘Om’: ‘O’ over ‘ee’.<br />
** ‘te’: ‘t’ over ‘d’.<br />
+ Fol. 364 r, r. 17-20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 364 r
87<br />
den hondslaegher hem dyncke hy es oock wat<br />
10 den beersteker / dat es een werckman bevonden<br />
den mueraere en houd ick voor dit noch voor dat<br />
belyters en ghyleghen gheveynst bewonden<br />
een wyf die langhe heeft gheloopen voor dhonden<br />
wel Connende schieten met Lueghen pesen<br />
15 die een man tuutkens stelt tallen stonden<br />
Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />
[Dronckaerts met menich Rootroengich faes]<br />
Dronckaerts met menich Rootroengich faes<br />
vry * drynckende gheen Carperkeyte<br />
slaen altemets huut een vreimdt gheRaes<br />
20 daer tnat ten monde ter nuersen huutspeyte<br />
Refereyn<br />
Ghebuer tmynent wandelt al te vreimt een ghedrulte<br />
ende tes een Cabouterken zoo zeght myn wyf<br />
theeft vooren achter en ter zyden een Bulte<br />
25 tschynt proffytelick en schimpich es zyn bedryf<br />
tbrochte eens tmynent eennen zack vp tdlyf<br />
die was ghelaeden al vul goudin Reaelen<br />
om schults wille had ick noyndt zichtent ghekyf<br />
want tghynck zelue alomme voor my betaelen<br />
+<br />
tian ghebuerken dats goet macht hu niet faelen<br />
neent trauwen / dat weet ick wel want dits zyn woord<br />
als hu ghelt huut es ick zal nieuwe haelen<br />
brast stout en vruechdelick Leift onghestoort<br />
5 <strong>van</strong> zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort<br />
Zomtyds mueghen wy quaelick secretelick clappen<br />
al hyngher lyf an tzoud elcken vertellen<br />
en myn wyf die waende laetst bier ghaen tappen<br />
de thonne was ghevult met ghebraen appelschellen<br />
10 oock ghynck zou eens twee hennen te vettene stellen<br />
tmaectter vp een nacht of Cabuus colen groot<br />
nv anderdaeghs hynghet veel handthauen <strong>van</strong> Bellen<br />
voor myn duere diet met twyntich sloten sloot<br />
tmaecte my eens twee zwarte schaepen Roodt<br />
15 <strong>van</strong> spyte dat ick hadde zyn weytien vermoort<br />
eist waer oock ghebuerken / tian iaet vp myn doodt<br />
dies weet ick wel / dat naer zulck een Accoord<br />
<strong>van</strong> zulck een cabouterken was noyndt ghehoort<br />
* ‘vry’: ‘y’ over ‘o’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 364 v
88<br />
Doe Vp eennen tydt zo ghynck ick huut Eten<br />
20 thuus commende fyn goudin <strong>van</strong>d ick potten en Cannen<br />
kethelen standen en Cupen vul ghelts ghemeten<br />
al myn cameren met zydin lakene bespannen<br />
Cuere <strong>van</strong> spyse was binder beloke ghebannen<br />
gheen weildegher veyntIen dan Ick in tlandt<br />
25 theeft zovele ghedaen ande notable Mannen<br />
dat ick heere bem gheworden <strong>van</strong> Breskinszandt<br />
elck stof dat wordt tmynent eennen Dyamant<br />
ende wat ick begheere ick ghecryght Rechtevoort<br />
tian ghebuerken zo zweer ick vp mynen tant<br />
30 dat waer ick noyndt wandelde zuudt ofte Noordt<br />
<strong>van</strong> zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort<br />
Prinche<br />
Myn vvyf liet eens tsnachts huer cleeren te bleeckene<br />
+<br />
ende tsmoorghens meende zou metten daeghe<br />
die omme te spoelene vp te Reeckene<br />
thadde baenst ghemaect <strong>van</strong> de meeste laeghe<br />
Papier <strong>van</strong>der Reste ick weynschtet de plaeghe<br />
5 doe keeck ick oft yeuwers mocht Ligghen in mute<br />
iaet inde beghietschuetel bachter haeghe<br />
zat het besich om tofstellen <strong>van</strong>der grute<br />
pact hu <strong>van</strong> hier Riept * / eer ick hu Clute<br />
maer met crucen heb icker my ieghens gheschoort<br />
10 dit ziende zo vlooght teenen clyncgate hute<br />
ende zichtent zwam aermoede An myn boort<br />
Van zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort /<br />
NachtDronckaerts<br />
De ghuene die gheerne Roeren de biersnaere<br />
15 vvaerme ghezeten vast in een vierschaere<br />
gheef ick dit Refereynken te Lesene<br />
Huut Recreatien ick gheen papier // spaere<br />
tware my leed ick een spaerich ghier // waere<br />
de ghespannen boghe / dient zomtyds tontpesene<br />
Refereyn<br />
In tlyf. en had ick noyndt vreese noch gru<br />
als ick mochte slampampen ten vullen brasse<br />
zo en doe ick oock noch ten tyde <strong>van</strong> nv<br />
ken maecke nieuwers werck of ick spint al te vlasse<br />
25 een moeseken etic theet waeterCasse<br />
* ‘Riept’: ‘R’ over ‘C’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 365 r
89<br />
dat can dus vercoelen myn gruwelick bloedt<br />
maer als daderen vul zyn / en tbuucxken te passe<br />
dat bancken voor lieden zyn <strong>van</strong> my ghegroet<br />
dan gruut my tian voor alsulcdaenich ghemoet /<br />
+<br />
zo dat ontloopt myn grouf vrine zaen<br />
en Iuiste Alst ghebuert dat den dranck my dit doet<br />
Dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />
Van quaetheden dan myn wyfs voorhooft fronst<br />
5 als zou my dus ziet commen zo dronckich beghaet<br />
ze knuetert ze Roupt zou thiert en zou Ronst<br />
met woorden fel word ick <strong>van</strong> huer verslonst<br />
ende wisselt my zonder payement een ducaet<br />
eist datse tsint Ians ten hoofde dan ghaet<br />
10 vuustpardoen deeltse my vp dat saeysoen<br />
dat ghebuert my iaerlicx meer dan eens Iaet<br />
maer lacen wat zoud icker omme doen<br />
Ick verdraeght als eennen onnooselen floen<br />
en ghaet ofspoelen metten edelen Rynsschen traen<br />
15 maer ghae ick Int scheeden niet Recht in myn schoen<br />
Dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />
Waerom eist dan dat Ick dus gru ghedooghe<br />
mochte yemandt vraeghen ter goeder trauwen<br />
VVaeromme / Myn wyf byndt my te tooghe<br />
20 vp een cussen voor duere in een zethel hooghe<br />
dat elck mynen droncken staet mach anschauwen<br />
dan heb ick tmynent overe veel veynstercauwen<br />
die begaepen my Lydende dursteghe weeden<br />
dies grypen my zomtyds By beede myn mauwen<br />
25 ende ghaen my weder naer der taveerne leeden<br />
dan ghaen wys <strong>van</strong> deighs om drynckene Reeden<br />
maer peyns ick dat de stock achter duere zal staen<br />
Ieghens dat ick thuus comme / als ick dan moet scheeden<br />
dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />
30 Prinche<br />
Dese knechten die zitten my vp en vullen<br />
++<br />
by derdedeelen oortiens ende alfue bieren<br />
en te wylen zy dapperlick brassen en smullen<br />
wackerlick boes ick dan bachus Ampullen<br />
+ Fol. 366 r, r. 24-26 en datum in margine onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 365 v<br />
+ 366 r
90<br />
om thuus ghaen en peyns Ick in gheender manieren<br />
5 dan ghae ick ter eeren den keysere vieren<br />
dat ick vooren ter zyden end achtere bluese<br />
dan zittense myn hooft zo duts en tieren<br />
dat ick averecht bynaest myn spyse luese<br />
ghevoel ick dan thebbene een langhe Nuese<br />
10 om thusewaert ghaen / doe ick dan gheen vermaen<br />
v<strong>van</strong>t als ick dus hebbe ghezien de Ruese<br />
Dan gruwet my tseghen thusewaert ghaen /<br />
Aucteur<br />
Dronckaerts omme den tydt ouerbrynghen<br />
15 Tlyf zynde ghevoed<br />
Altemets met dischCant een Liedeken zynghen<br />
<strong>van</strong> vreimder dynghen // Alf zot alf vroed<br />
dies ion ick hemlieden thuerlieder spoet<br />
een Liedeken omme den gheest verlichten<br />
20 twelck ick eens / <strong>van</strong> ardenburch commende te voet<br />
ghaende met een melckeghe / inwendich conste dichten<br />
Liedeken<br />
Vpden Voys <strong>van</strong>den stoorm <strong>van</strong> Munster // Ofte<br />
<strong>van</strong> meester ian <strong>van</strong> poucke<br />
Die den voys ghemist / dat hyse zoucke<br />
Binnen droncke tenuers zanghBoucke +<br />
O hooghste god die de liefde zyt<br />
die alle mestrooste verblydt<br />
In benautheyt ghezeten<br />
30 Liefde des naesten te deser tydt<br />
Die / es nv gheel vergheten /<br />
+ Liefde tot god light onder de voet<br />
Twelcke Symonie meest doet<br />
en onder tschyn int vervulen<br />
<strong>van</strong> helicheden gheveynst ghemoet<br />
5 vele boosheden schulen<br />
Liefde ten naesten Inde noodt<br />
es vaeryncx gheel ter weerelt doodt<br />
wouckerye es verheuen<br />
tword poorters neerynghe zulck exploot<br />
10 Daer veel eensdaeghs by leuen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
.Anno. .1557.<br />
+ 366 v
Nyemandt vp gods gheboden acht<br />
vpRecht ghelooue light vercracht<br />
zulck wil ons twoord gods weeren<br />
de schaepen worden verkutst verpacht<br />
15 meest omme twulle scheeren<br />
De machteghe <strong>van</strong> goede meest<br />
zyn <strong>van</strong>den aermen nv bevreest<br />
zy en mueghense niet anschauwen<br />
tvleesch verwint ieghens den gheest *<br />
20 Ouer mans ende vrauwen<br />
Zulck die gheveynsdelick sluumt<br />
den vleeschpot <strong>van</strong> Egypten schuumt<br />
ghemackelick byden viere<br />
Leckerlick leuen zyn zy ghecostuumt<br />
25 Minst zoorght die maect de beste chiere<br />
Der aermen Roup nyemandt Anhoort<br />
tdeen Ryck es Ieghens dander ghestoort<br />
tweedrachten Multiplieren<br />
Roouen brandschatten diefte moort<br />
30 ziet men noch daghelicx hanthieren<br />
Met graen verkutsen zommich sneeft<br />
end al daer de menssche by leeft<br />
verdierst in allen landen<br />
nyemandt tghemeente hulpe gheeft<br />
35 Ten heeft ghelt Brood noch panden /<br />
+ Zulck ydel buuckx en drooghen Mondt *<br />
wordt <strong>van</strong> ghebreken onghezondt<br />
dies zy naer tghasthuus Loopen<br />
Tesser al wech datter wel stondt<br />
5 Daers niet meer om vercoopen<br />
Al vvilden zy brood vvinnen ziet<br />
de neerynghe en esser Niet<br />
wat zullen de schaemel maecken<br />
mans wyfs en kynderen Lyden verdriet<br />
10 met verhongherde Caecken<br />
Coopmanscepe heeft cleen bestier<br />
elck wil nv worden een Rentier<br />
om ghemaclick leuen leeden<br />
daer vlieght zo meneghen ghulseghen ghier<br />
15 Binnen de weerelts Breeden<br />
* Vóór ‘gheest’ is ‘vleesch’ doorgehaald.<br />
* Vóór ‘Mondt’ is ‘b ... d’ doorgehaald.<br />
91<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 367 r
Nietmin hoet met de zulcke ghaet<br />
elck die zal kennen zijnen staet<br />
met dat hy heeft zyn tevreden<br />
gheestelick weerlick tdoolt al Iaet<br />
20 als thooft zieck es Trueren de Leden<br />
Princhelick god almachtich meest<br />
wien hemel eerde / end helle vreest<br />
de duusterheyt wilt verlichten<br />
zendt in ons Regierders vpRechten gheest<br />
25 Dat persecutie mach zwichten<br />
Dit ** liedeken ghemaect heeft hy<br />
die gheerne Christo waeren by<br />
verlost <strong>van</strong> tsvleeschs Lichaeme<br />
ontbonden / zo mocht hy wesen vry<br />
30 Duer zyn helighen Naeme<br />
Aucteur<br />
+<br />
92<br />
Keermeszouckers slampampers bekende<br />
huerer volght hier naer de legende /<br />
Vanden Landskeermessen<br />
Der landskeermessen Regiment<br />
In dies hier naervolght Totten hendt<br />
mueght ghy by goeder moeten lesen<br />
5 Ick ionnet hu voor een testament<br />
Maer wacht hu / ende <strong>van</strong> dryncken spent<br />
ofte cryght weedom der plaetsen omtrent<br />
daer men tcoeyken den hamer vpzendt<br />
die der best poyt wordtter ghepresen<br />
10 maer hoet mach wesen // drynct datie light<br />
Tbuucxken word zwaer / maer tbuerseken Licht /<br />
Balade<br />
Wel.hem. die wat gheluckich es gheboren<br />
den cost wordt zommeghe zuer ghewonnen<br />
15 Tes aerm landt daer vriendschap gheel es verloren<br />
naer staet zal vriendt eens vriendschap ionnen<br />
die niet en hebben ofte niet en Connen<br />
zullen volghen zoo de zulcke pleghen<br />
** ‘Dit’ verbeterd uit ‘De’ in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
367 v
93<br />
waer men comt onder tschyn der zonnen<br />
20 vergaederynghen vyndtmen in allen weghen<br />
naer dat prochien dorpen zyn gheleghen<br />
mids keermessen omghanck zoo mach den worp // zyn<br />
comt tlandsvolck deen den anderen tseghen<br />
Daer gheen keermes es / moet een aerm dorp // zyn<br />
25 Met dat de landslieden zelden verzaemen<br />
tbier int hooft Loopt buter Reghele<br />
ter keermesse durfuen zy dat niet schaemen<br />
oortiens alfbieren drynctmer zonder peghele<br />
dickwils blycket an de gheluwe zeghele<br />
30 die daer deene laet ende dander medraeght<br />
kyck inde Canne dats daer de speghele<br />
+<br />
ick brynght hu ick wachts wordtter meest ghewaeght<br />
esser tbier gheloyt tvolck zit onversaeght<br />
ende scheppen vp <strong>van</strong> vryer sticken tdier hueren<br />
zelden zat drynct / tot dat tsmoorghens daeght<br />
5 in landskeermessen zietmen wonder ghebueren<br />
Loopen en Caetsen clossen hubbelen sprynghen<br />
tkeelgat lauen en smetsen met grooten hoopen<br />
pypen en Reyen danssen discoort zynghen<br />
deene den anderen zyn keermesse Coopen<br />
10 Doerendey zietmer pluentien tschortcleed ontcnoopen<br />
ende vryen datse duere noch veynstere zien<br />
zomtyds ghaende verborghen tsaemen loopen<br />
de oogskens bedeckende met hueren knyen<br />
tes wondere watter al mach gheschien<br />
15 nyemandt wordtter ghequetst <strong>van</strong> venus slaeghen<br />
goe keermessen zynt certeynlick by wien<br />
Dat zy tbuucxken Rondt thuusewaerts draeghen<br />
Tes goede maniere voor vrauwen en mannen<br />
voor knechten ende meyskens menegherhande<br />
20 de keermessen clynctmer met ydele Cannen<br />
bezouckende elck ander Te watre te Lande<br />
zulcke haeltter eere / en de zulcke schande<br />
zulcke gheefter Raedt om schermutsen en vechten<br />
zulck esser ontsteken met zulcken Brande<br />
25 willende Venus tuutiens ontvlechten<br />
Ionghe meyskens tropplen naer de groote knechten<br />
daer tloerooghen ouerzendt de missiuekens<br />
tspit zy voor de Cueckene vpRechten<br />
men taster en wroetter naer de Ronde Schyfuekens<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 368 r
94<br />
30 Daer de tafel ghedect staet vul spys en dranck<br />
en vrau slampampeghe daer zit Bereedt<br />
zulck poyknecht becommert hem dan met zangh<br />
ander die verwyt De zulcke zyn Leedt /<br />
+<br />
den meesten Roup esser drynct huut doet bescheed<br />
tes zelden keermesse daer en ghebuert wat<br />
deen es zachtmoedich dander <strong>van</strong> bloede heet<br />
zulck dryncter den buuck vul maer tbuerseken plat<br />
5 Drynct vroylick de brauwer die haect naer tvat<br />
dats den Roup <strong>van</strong> weerdinne en weerdt<br />
zulck loopt hem ter bare moe ende mat<br />
Brassende dan / al waert <strong>van</strong> een peerdt /<br />
Als hannen en leyse dan tsnavents ghaen melcken<br />
10 ende moeten haer beestkens gaede slaen<br />
zo Iocken ende spelen zy daer oock telcken<br />
dat dicwils <strong>van</strong> vele wordt gheerne ghedaen<br />
eer tIaer / zietmer tcuersken pryckende staen<br />
tnuerseken wordt scherp / en tbuucxken Rondt<br />
15 dit comtter of <strong>van</strong> ter keermesse ghaen<br />
thuusewaerts tsnavents inden avendstondt<br />
den ionghe meyskens eist zeere ghezondt<br />
als hannen met leyse doen huer besoengneken<br />
Leyse cryght een vruchtien / een Cussemondt<br />
20 ende hannen cryght een vaderlick troengneken<br />
Deen dorp bezouct dander tzynder keermesse<br />
<strong>van</strong> ouer thien mylen verre ende naer<br />
om zynen vriendt touuen heeft elck begheernesse<br />
milde maertin tooghter hem gheel openbaer<br />
25 Pasteyen Roffoelen ende taerten aldaer<br />
hammen worsten baeckenspeck moetmer oock schauwen<br />
Zulck drynct hem zo dultotich int verghaer<br />
dat hy ieghens zyn vriendt wil een hauken hauwen<br />
zulck doet een coopken diet dicwils berauwen<br />
30 dan maectmer tsanderdaeghs een vuyl paeyseken<br />
zulck laetter cap en cuevel / ende voormauwen<br />
Thuusewaerts danssende int wambaeyseken<br />
Also langhe alsser tkeermesVaentien huutsteict<br />
acht daeghen gheduerende Binder octaue<br />
+<br />
tesser al <strong>van</strong> keermesse datmer spreict<br />
elck verhueghter hoe aerm een slaue<br />
tverghaertter al ziecke ghezonde en ghaue<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 368 v<br />
+ 369 r
zulck worper thuus ter veynster hute<br />
5 ende die daer best zyn keelgat laue<br />
die en esser gheacht vry met gheenen ghute<br />
de Rullepype prysense voor haerpe of lute<br />
Coolkercx danssende Vp dat saeysoen<br />
de coyen verwaeyen zy binder mute<br />
10 Meest liefuer in taveerne dan int sermoen<br />
Vastenavendts Disciplen<br />
95<br />
Deser vyndtmer vele end een groot ghetal<br />
Tydt verliesers in vleeschlicker wellusten<br />
hemlieden Ion ick dies hier naer volghen zal<br />
15 metten ghuenen / die dan gheerne tcanneken Custen<br />
hem zeluen Andoende veel onRusten<br />
Aucteur<br />
An alle Vastenavendt voeders<br />
Luxucrapuleuse studenten<br />
20 humidieuse masele Broeders<br />
metten slampampende adherenten<br />
zulck eens hadde Renten<br />
doende assaulten vp bachus thenten<br />
met capiteyn dotant zonder eeneghe gratie<br />
25 onder Beelzebub Veendels Regimenten<br />
thuwaerts ghebied ick Salutacie<br />
hu vergaederynghe es een ghulseghe Natie<br />
Refereyn<br />
Ghy vastenavendt Regierders vul alder baldadicheyt<br />
30 Tot soberheyts versmaedicheyt /<br />
+<br />
slampampende zoorgheloos oft waer den laetsten dach<br />
tschynt den buuck blyft ydel zonder verzaedicheyt<br />
natuere meer verlastende / dan die verdraghen mach<br />
tsa tsa tes vastenavendt / laets dryncken goet ghelach<br />
5 Roupt ghylieden en doet contrarie voorwaer<br />
hoe cant vastenavendt zyn wie noyndt slichter dijnck zach<br />
die eit en drynct den nacht ouer openbaer<br />
Tschynt oft al moest versloct zyn / verteert voor zyn iaer<br />
tsa tes al vastenAvendt inzwelght nv heetbroodt<br />
10 doch zommich als ghy groot ghebreck lydt der naer<br />
Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 369 v
96<br />
Laets schyncken laets dryncken tsa tes al vastenavendt<br />
hadwy meer wy ghauent<br />
Laet niet ouerschieten propt vul den penszack<br />
15 waerom zoudwyt niet doen / theerlynghen Beslauent<br />
Laet de buers huuttheeren in vastenavends ghemack<br />
schost brost / theert smeert / schynct drynct een vullen back<br />
vrau slampampeghe pyndt tbuerseken tontCnoopene<br />
tsa tes al vastenavendt / maect vry hu keelkens wack<br />
20 niet gheerne te pyntene veel liefuer te stoopene<br />
pyndt maeghen en daermen te ouerhoopene<br />
end alst al versmetst es goud zeluer thin lood<br />
niet hebbende om tsanderdaeghs een pekelhaerynck tcoopene<br />
Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />
25 Als Vastenavendt heeft gheydelt meest de scapraeden<br />
thuwer grooter schaeden<br />
dat ghyr tsanderdaeghs in vyndt te brassene Niet<br />
daer ghy huwen schaemel nootdurst me mocht verzaeden<br />
en datmer den olybeker langhe ydel ziet<br />
30 Roupt dan vastenavendt datse hu troost biedt<br />
diet hu heeft helpen Iaeghen duer tkeelgat inde daermen<br />
als voor een doofmans duere / word hu Roupen gheschiet<br />
v<strong>van</strong>t vastenavendt can de zulcke niet ontfaermen<br />
doch die vastenavendt vierden binnen tsweerelts baermen<br />
35 tsanderdaeghs met ydel buucken lyden hongher groot /<br />
+<br />
daer hout noch turf in huus zy / om coken en waermen<br />
Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />
Als Vastenavendt hu heeft zoo bemommeCanst<br />
dat ghy int hemdeken danst<br />
5 niet wetende waer keeren / noch wetende waer wenden<br />
ende dhongerssche Ieghens hu ligghen * beschranst<br />
die hu huusghezinde <strong>van</strong> honghere schenden<br />
datter leene niet zonder pandt wil zenden<br />
keerle cuevel manthel cappe / naer myn oomkens neimt scoy<br />
10 als ghyr dus me vaert ghy vastenavendsche Benden<br />
Roupt dan naer vastenavendt steltter vp huwen foy<br />
Als ghy hu zom thuutkercke Vyndt tappende Roy<br />
ghequetst ghecrepelt ghehauwen duerwondt totter doodt<br />
end in huwen Roup anders niet en Riept dan poy poy<br />
15 Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt /<br />
Princhelicke<br />
Epicurieneghe slampampers<br />
veel spysen instampers<br />
* ‘ligghen’: eerste ‘g’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 370 r
97<br />
vastenavends disciplen bespoghen bebraect<br />
20 Raescoppeghe draeytops Twistvlouckeghe Rampers<br />
vviens maeghe niest <strong>van</strong> vooren dat dachterpoorte craect<br />
die <strong>van</strong>den vastenavendt gheel huwen afgod maect<br />
<strong>van</strong> tafle ter tafle met cleenen Apetyte<br />
Twas al <strong>van</strong> eten dryncken dat ghy meest spraect<br />
25 tsnavents laete ten banckette / tsmoorghens vrouch ten inbyte<br />
vastenavendt vierende met soberen proffyte<br />
dat ghy tsanderdaeghs beschaemt staet met caken Root<br />
inde buerse niet Vyndende een inckele myte<br />
Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />
Aucteur<br />
Vastenavendt maect de zulcke zynen bucht quyte<br />
ende vele zo naer zonder schult te betalene<br />
dat zy niet en behouden een inckel myte<br />
om tsanderdaeghs een .†. voor thooft te halene<br />
+<br />
Vastenavends Disciplen ander aduerteren<br />
ende Animeren<br />
Tot Brassen ende busen doende electie<br />
dat zy insghelycx slampampen zonder cesseren<br />
Die willende brynghen onder huer protectie<br />
Saluut die altyds zyt durstich en wackere<br />
<strong>van</strong> weghen Vastenavendt nv huwen eerdschen god<br />
bespoeyt nv met drancke dyns lichaems Ackere<br />
Laet hu minste tueghe zyn een vullen pot<br />
10 brast ende smetst goe teercost nv allevot<br />
zyt vroylick vp Venus ghetauwe weuende<br />
schept vp <strong>van</strong> vryer sticken / schiet huwen zot<br />
vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />
Ruters die schendt menich cappoens craeghe<br />
15 ende den Rynsschen baey Clouckelick dryncken<br />
eecke plancken duerzittende tot tsmoorghens ten daeghe<br />
daer men dassaulten / met thinnen trompen doet clyncken<br />
wilt nv om Bachus preuilegen dyncken<br />
ter tafel ghemaetst als mueren leuende<br />
20 faictes moy Raison / dotant wilt schijncken<br />
Woensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />
De ghuene die slyngheren menich Cansken<br />
ende metten theerlyngh tghelt verdoet<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
370 v
dat de zulcke * moet zoucken fynansken<br />
25 ende verpepert zyn parafernele goedt<br />
Clouckzinnich vry noch het beste doet<br />
zyt daeromme gheenssins sneuende<br />
maer weist als leeuwen clouck ghemoet<br />
vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />
98<br />
30 Schuut nv Corre die twisteghe Rampeghe<br />
die met een lecker morseel darf theerren<br />
maer bezouct nv me vrau slampampeghe<br />
ende wilt den borst daer vettelick smeerren<br />
+<br />
Talder bancketerynghe wilt hu gheneeren<br />
die elck andren zyt nichtende of nevende<br />
helpter tschimmel huut alle vleeschspyse weeren<br />
Woensdaeghe moettet hu zyn Begheuende<br />
5 Ghy Vander pensemarct edel greynen<br />
zwelght spierynghen <strong>van</strong> Cappoenen in<br />
buetertse dicke ende wiltse BeReynen<br />
met groote Rynssche backen / naer Bachus zin<br />
Laet in tkeelgat groeyen gheen Copghespin<br />
10 een wafelmeelken Laet zyn huutzeuende<br />
poyt clauerblaeykens / maer emmers niet min<br />
Woensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />
Ghy Die in Bona dies cueckene wuendt<br />
Besmout besmatert ghelyck een Beyte<br />
15 die meest Ieghens alle soberheyt stuent<br />
viert vastenavendt / wie dat becreyte<br />
maer emmers negheenssins drynct Carperkeyte<br />
doet zoo ghy oyndt waert de verheuende<br />
schost brost dat ter kelen en nuersen huutspeyte<br />
20 vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />
Paters nonnen baghijnkens ende zusterluten<br />
die de vynghers inde buetre te wasschene pleghen<br />
vvilt noch goe Lecker beetiens ter panne fruten<br />
bezouct elck anders caeren in allen weghen<br />
25 moutvlieghe altyds durstich gheneghen<br />
drynckende tbier ghebuetert Cleuende<br />
Lardeirt den peysterzack hoe ghecreghen<br />
vvoensdaeghe moettet ghy zyn begheuende<br />
* ‘zulcke’: ‘z’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 371 r
Princesselicke<br />
99<br />
30 Vraukens elck venus moncxken<br />
die gheerne een Billeken slyngheren fraey<br />
+<br />
huut caluwaerts mammeken drynct een droncxken<br />
<strong>van</strong> dien Rinsteghen natuerlicken baey<br />
Laet nv huutblusschen den brandighen laey<br />
ontfanct int vleeschuus clouck niet beuende<br />
5 den Rinsteghen dandeRick / want vraukens fraey<br />
VVoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />
Vastenavend Dansliedeken<br />
Met puffende maghen // droncke subbelen<br />
vastenavends daghen // muegher me hubbelen /<br />
10 Hoort alle die zyt <strong>van</strong> Bachus bende<br />
end hu naer vastenavendt dwynght<br />
eer datmen hu de zomer zende<br />
doch hu ghelt niet gheel verdrynct<br />
maer properlick by maeten schijnct<br />
15 fraey ghezondt wordt ghy ghepresen<br />
en wat ghy doet / dit ouerdynct<br />
Moorghen moet ghy sober wesen<br />
Die versmeert nv groot ghelach<br />
en metten theerlyngh tghelt verdoet<br />
20 daer ghy meer dan eennen dach<br />
thuwen huuse by leuen moet<br />
vroylick huwen durst nv boet<br />
theert vougsaemich bouen desen<br />
hoe ghy tdlyf baldadich voed<br />
25 Moorghen moet ghy sober wesen<br />
Drooghe kelen by Manieren<br />
die zo gheerne by pyntiens poyt<br />
souft noch hedent alfue Bieren<br />
vry deen danders keerleken ployt<br />
30 Rasch om bucht Tot myn oomkens schoyt<br />
+<br />
es hu Credo huutghelesen<br />
zwelghet tmaertsbier nv gheloyt // Moorghen etc a /<br />
Die noch Rycke zyt <strong>van</strong> hauen<br />
touft nv Venus moy gheCranst<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 371 v<br />
+ 372 r
5 Laet den theerlyngh dapper drauen<br />
huwer alder Lustich Canst<br />
Momt zynght sprynght hubbelt en danst<br />
Laet ghenouchte zyn gheResen<br />
100<br />
drynct bacxkens huut / Brast ende schranst // Moorghen etc a /<br />
10 Fraey Ioncvvyfuekens ende Cnaepen<br />
die gheerne vette morseelen smult<br />
vvilt alshedent wyde gaepen<br />
hu buucxkens voor zes weken vult<br />
dan natuerlicke blomme huutbult<br />
15 Laet hu helpen ende ghenesen<br />
doet ghyt niet tword hu tselfs schult // Moorghen etc a<br />
Pupstekers die om den naeycoorf vechten<br />
ende Venus zyn onderdaen<br />
vvilt den standaert vroylick Rechten<br />
20 en bloodshoofts noch int vleeschuus ghaen<br />
smetst saussyskens en Coolbraen<br />
Laet nv soberheyt verknesen<br />
drynct int Lyf den Rynsschen traen // Moorghen etc a<br />
Die om hebben doet den heesch<br />
25 en gheerne tlecker keelgat voert<br />
eer ghy eit hu laetste Vleesch<br />
Laet vp hu vleesch zyn ghetamboert<br />
end huwe Blende schuetel Roert<br />
nyemandt zalmer omme vesen<br />
30 hu dranck wel buetert ende poert // Moorghen etc a.<br />
Oorlof pier pauwels claeys en philips<br />
end elck wie hoort ons vroylick Liedt<br />
tes in ons buerse zeer groot Eclips<br />
+<br />
Want wy en zien der een cruce Niet<br />
nochtans al eist Dat zoo gheschiet<br />
crancken willen wy droufheyts pesen<br />
en wesen Rechts vroylick zoomen ziet<br />
5 Maer moorghen willen wy wyser wesen<br />
Aucteur<br />
Vpden vastenavendt laete vyndtmen zommeghe ghasten<br />
naer datse tlyf niet meer hebben connen Ballasten<br />
het ouerschot doen zy den Aermen gheuen<br />
10 My dyncke dat zulck naer de schaeuwe tasten<br />
<strong>van</strong> vpRecht aelmoessen thebbene bedreuen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 372 v
101<br />
//Maer de ghuene die der lief de wil ancleuen<br />
gheuende den behoufteghen / met milder handt<br />
zyn nootdurst / en houde zelue tsoberlick leuen<br />
15 hy doet bet / dynct my in vpRechter verstandt /<br />
Noteirt<br />
Sober zyt ende Vigileirt<br />
Vp zommich Babylon feestdach die lecker beten<br />
Dier worden ghEten *+<br />
20 en groote backen huutghedroncken verweckende twist<br />
worden tsnavents al dronckich / meest huutghesmeten<br />
en den dranck onManierlick huutghepist<br />
//hebben dan die brasserdrynckers / Liefmoedich ghemist<br />
den aermen behoufteghen int ghedyncken<br />
25 ter nootdurst tschyncken<br />
Wiens herte traenooghich heescht zonder wyncken<br />
den bitteren galledranck Tot het onder ghist<br />
ducht ick zullen zy naermaels moeten huutdryncken<br />
ende metten quae ghezeyde nederwaerts zyncken<br />
30 want om zaelich blyncken<br />
Gods verleende goed / dient niet brooddronckich verquist /<br />
++ Schuut een medechyn in wysheyt vpgheblasen<br />
De ghuene die heeft Lettel Experientie<br />
een dronckaert zynde / dan veel Raesen en praesen<br />
die an hu verzoucken wil prouuens inventie<br />
5 hoe hy andren ghenesen zal Tdier intencie<br />
niet // ontbiedt // hem // ziet // vliedt // hem<br />
Als pestilentie<br />
Aucteur<br />
Nu <strong>van</strong>der ghulsicheyt Concluderende<br />
10 daer onder dronckenschap es Dominerende<br />
vp datter een yeghelick doe Afkeerynghe<br />
zo heb ick gheweist noch fantazerende<br />
een schriftelick Refereyn ordonnerende<br />
daer zy in mueghen zyn speculerende<br />
15 Elck dronckaert ionnende teender Leerynghe<br />
Refereyn +<br />
* Oorspronkelijk ‘GheEten’; eerste ‘e’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 373 r, r. 17 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 3. a May .1561.<br />
+ 373 r<br />
+<br />
.19. a octobris. 1541.
102<br />
Wee hu der houeerdigher Ephrayms croone +<br />
ende die afvallende blomme schoone<br />
20 der eeren / <strong>van</strong> al haerlieder verblydynghe<br />
die vp thooft des alder vetste dal in persoone<br />
doolden <strong>van</strong>den wyne / daer zonder vermydynghe<br />
want metten voeten thuerlieder nederstrydynghe<br />
zal huerlieder Croone vertorden wesen<br />
25 vyndtmen dan noch zulcke mensschen voor douerlydynghe<br />
Laet tschossen brossen met tdroncke dryncken mespresen<br />
Tzyn vyanden <strong>van</strong> gods cruce alsoo wy lesen<br />
welcker god dat huerlieder buuck es bekent +<br />
den werckman en wordt ook niet Rycke gheresen<br />
30 hy / die <strong>van</strong> tdroncke dryncken hem niet en spent / +<br />
+ +<br />
maer groot ghebreck zal wesen hemlieden omtrent<br />
die wyn beminnen ende lecker morseelen daer<br />
Dronckenschap maect twist ende paeys zou schendt +<br />
huut dronckenschap volght alle onRedelicheyt naer<br />
5 en waer dronckenschap dueverhandt heeft dats claer<br />
daer en blyft niet secreits noch heymelick yet<br />
dies Raedt salomon om wysheyt winnen voorwaer<br />
wilt den conyngh wyn gheuen te drynckene Niet<br />
vp dat ter aventueren niet tdryncken gheschiet<br />
10 dat zy mochten ontdecken haerlieder secreten +<br />
der ellenden kyndren zaecken veranderen ziet<br />
noch oock dat zy den Rechten niet zouden vergheten<br />
in alle maeltyden ghierich weist niet ghezeten<br />
end en wiltter niet ouer alle spyse tasten +<br />
15 v<strong>van</strong>t daer huut / en droncke dryncken moetmen weten<br />
met ziecten zult ghy tlichaeme dan ouerlasten<br />
vvie heefter wee / wie zynt die wonden mespasten +<br />
die hemlieden zyn zonder oorzaecke ghegheuen<br />
en zynt niet zeght Salomon die zelfste ghasten<br />
20 die inden wyn thanthierne als dronckaerts Leuen<br />
ende dryncken dat zenuwen ende aderen Beuen<br />
dat de ooghen pulen laeten zy tnat inzyncken<br />
maer wilt ghy ghezondt zyn / ende zaelich ghescreuen<br />
Tfy Dronckaerts tfy Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />
25 VVant. tRycke gods / en zullen zy niet verweruen +<br />
die hem zeluen dus met droncke dryncken bederuen<br />
oock die brasseryen ende dier ghelycke hanthieren<br />
dronckenschap doetter vele in zonden steruen<br />
dus metten dronckaerts tetene wilt niet logieren +<br />
30 Wee hu die daer vrouch vpstaet / en dronckaerts manieren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai 28.<br />
+ Philip .3.<br />
+<br />
Eccli .19.<br />
+<br />
373 v<br />
+<br />
prouerbi .21.<br />
+ idem .31<br />
+ prouerbi .3.<br />
+ Eccli.37.<br />
+ prouerbi.23.<br />
+ galath.5 o .<br />
+ .1. Corinthe.5.
103<br />
naervolght / om dryncken tot tsnavendts laete +<br />
vp dat ghy mocht <strong>van</strong>den wynen ende stercke bieren<br />
heet zyn / tot allen onCuusschen staete<br />
++ +<br />
In hu maeltyden haerpen zyn <strong>van</strong> cleender baete<br />
Lieren fleuten tamboeren / oock ende wyn dan<br />
in ydelheyt ghebruuct ghyt gheel zonder maete<br />
ende god des heeren wercken en ziet ghy niet an<br />
5 vvee hulieden oock tsaemen / tzy wyf ofte man +<br />
die zynen vriendt te drynckene gheeft / en plach<br />
doende daer in valscheyt // en zoo elck best Can<br />
maectzhem droncke / datmen zien zyn naectheyt mach<br />
Schuut deser ghezelschap doch nacht ende dach +<br />
10 end alle wie dat hem tot dronckenschap stelt<br />
die te vooren gheuen wynich oft een bierich ghelach<br />
Laetse met hu thuwer tafel niet wesen ghetelt<br />
ziet den wyn niet an hoe goeden coop dat hy ghelt /<br />
als hij Iuechdich es / ende <strong>van</strong> Coluere Roodt<br />
15 en tcoluer In glas of croes hem om blyncken versnelt +<br />
hij ghaet zocht in maer ten hende doet wederstoot<br />
ghelyck een slanghe zal hy hu doen bytende noodt<br />
end als tserpent Basiliscus huutsturten venyn<br />
Dronckenschap heeft menich duusent mensschen ghedoodt<br />
20 end haestich doodse / die noch droncke drynckende zyn<br />
Jonadab beual zyn kyndren / niet te drynckene wyn +<br />
of zy die dryncken wilden oock bouen tbetamen<br />
Benadab dranck droncke / met cuenynghen fijn +<br />
tot tweendertich / die hem te hulpe quaemen<br />
25 en zyn verwonnen ghebleuen / daer int verzaemen<br />
dus vp dese en meer andre exemplen wilt dyncken<br />
end eer hu ouervallen mach / eenich beschaemen<br />
Tfy dronckaerts tfy Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />
Inden tyden Noe zy aeten ende droncken<br />
30 in wellust ouerdaedich zy elck andren schoncken +<br />
en die watervloedt heeft ze bedoruen ter stondt<br />
in loths tyden aeten droncken zy / ende verzoncken<br />
+<br />
vier sulfer Reyndet huten hemel hemlyen onghezondt<br />
zommich starf noch hebbende tvleesch inden mondt<br />
dus mensschen wacht hu / dat hu herten by aventhueren +<br />
met dronckenscap niet bezwaert worden inden grondt<br />
5 dat hu dien dach onvoorzienich niet en doet trueren<br />
vvyn / tot vroylicheyt gheschepen es / in zyn ghueren +<br />
+ Fol. 374 r, r. 21, 23 (namen) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai .5.<br />
+ 374 r<br />
+ Esai 5.<br />
+ Abacuc/ 2<br />
+ prouerbi 23<br />
+ Ibidem<br />
+ iere 35.<br />
+ 3 Regum 20<br />
+ luce 17<br />
+ 374 v<br />
+ Luce.21.<br />
+ Eccli 31
104<br />
ende niet tot dronckenschap <strong>van</strong>den beghinne<br />
wyn matelick ghedroncken alst zoo mach ghebueren<br />
Brynght verhueghen der zielen / en tslichaems inne<br />
10 en veel ghedroncken onMatelick niet met zinne<br />
maect creytynghe gramschap / en veel vallynghen doet<br />
Dronckenschap maect tverstandt / en de buerse dinne +<br />
duer dronckenschap zulck boomen voor mensschen groet<br />
dronckenschap heefter menich OntEert en ontgoedt<br />
15 die voormaels hooghbefaemt en ghepresen Bleken<br />
duer dronckenscap light wysheyt gheel onder de voet<br />
Laet dronckenschap Raet paulus dies <strong>van</strong> hu bezweken<br />
maer bidt dus god den heere der hemelssche Reken<br />
heere neimt <strong>van</strong> my des buucx begheerlicheden<br />
20 zo begheerdy meer gherustheyt dan men can spreken<br />
en zult mueghen ghetempert dan leuen met vreden<br />
want ouerdaet en dronckenschap tallen steden<br />
zyn tsvyands mommers / end alle des weerelts spot<br />
als de sobere castyden huer wulpssche leden<br />
25 als meschverckens / vetten de dronckaerts int cot<br />
huerer zangh es ick brynght hu ick wachs een vullen pot<br />
dus dryncken zy om prys ende schyncken om danck<br />
diet niet doen / es metten zulcken gherekent zot<br />
of nacht en dach moest hy zitten oock vp den Banck<br />
30 Sint ian baptista dranck gheen wyn noch crachteghen dranck +<br />
ghy zult waeter by maeten zeght ezechiel schyncken +<br />
te meer dan wyn / dus om tontghaene dhelsschen stanck /<br />
Tfy dronckaerts tfy / Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />
Prinche<br />
++ Hoort ghy dronckaerts al tsaemen ende wilt ontwaecken +<br />
weent en huylt die den wyn In zoeticheyt smaecken<br />
want <strong>van</strong> hu mondt es hy verghaen end ouerbrocht<br />
slacht niet zommeghe lecker wynghulseghe caecken<br />
5 die ionghe maegdekens hebben om wyn vercocht<br />
maer tot soberheyt <strong>van</strong> drynckene weist bedocht<br />
zo mueght ghy ten avendmaele christi blyncken<br />
Anschauwende die hemel end eerde heeft ghewrocht<br />
O menssche gods Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />
Nydicheyt<br />
Doende huer zeluen meest smerte<br />
willende wel Eten een anders herte<br />
Liefde noch Charitate mach zou gheluchten<br />
Leuiathan // huer inzaeyen can<br />
15 alle boose gramNydeghe vruchten<br />
+ Fol. 375 r, r. 17-19 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Experientia<br />
+ Luce/primo<br />
+ Ezech 4<br />
+ 375 r<br />
+ Iohel primo
Eccles .9.<br />
Odium et Inuidia / simul<br />
peribunt //<br />
Aucteur<br />
105<br />
20 Nydicheit / es als een woorme int hout gheseten<br />
beroestheyt int ysere / als een motte Int Cleed<br />
want zoo dees hem zeluen inde materie Eten<br />
zoo eit de nydeghe menssche hem zeluen ghereed<br />
Nydicheyt heeft blydschap in ander lieden Leed<br />
25 ende Droufheyt inne haerlieder voorspoedt * /<br />
++<br />
Aldus benyde Caym / Abel dien hy dood smeet<br />
zynen Broeder zynde / sturtede zyn Bloedt<br />
ende Saul duer nydicheyt oock ghemoed<br />
vervolgde den helighen conyngh dauid zeere<br />
5 maer god dheere / heeft hem bewacht en behoedt<br />
Nydeghe dit gheef Ick thulieder Leere<br />
Liefde /<br />
Die noyndt yemandt griefde<br />
Die es Een Reviere des paeys of Vloed +<br />
10 zoete Reyn <strong>van</strong> charitaeten / ende dau <strong>van</strong> gratien<br />
zaet <strong>van</strong> eendrachticheyt / begheerte des volcx goedt<br />
ende vrucht der Minnen / tot elcker spatien<br />
huterlicke Liefde / onder alle Natien<br />
es god zelue / vul ghenaedich virtuut<br />
15 Daer alle Liefmoedicheyt es int besluut<br />
Sapien / 2 o .<br />
Dhelighe schriftuere straft de nydicheyt groot +<br />
want inder weerelt gheCommen es openbaer<br />
Duer nydicheyt des Vyands / de .Dood.<br />
20 en die <strong>van</strong> zynen deele zyn volghen hem naer<br />
Laets begheeren dies / gheen ydel glorye / Maer<br />
met elck andren zyn Liefmoedich verblydende<br />
zachtmoedich vriendhoudich zonder eenich bezwaer<br />
Elck andren niet terghende noch Benydende<br />
* Vóór ‘voorspoedt’ is ‘ieghe’ doorgehaald.<br />
+ Fol. 375 v, nota in margine naast r. 17-20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 375 v<br />
+ Augustinus .Ad Martianum/<br />
+ Noteirt Wel considereirt<br />
snel
Aucteur<br />
106<br />
Een nydich menssche die en heeft niet alleene Nydt<br />
Ieghens die grooter dan hy es Maer<br />
Ieghens alle de ghuene heeft hy oock spyt /<br />
++<br />
die zyns ghelycke / ende minder dan hij zyn / daer<br />
vp die meerder * dan hy zyn / draeght nyd dats claer<br />
om dat hy zo groot of zo machtich es Niet<br />
Ieghens zyns ghelycke draeght hy oock nyd voorwaer<br />
5 om dat hy niet meerder es dan zylieden / ziet<br />
vp die minder zyn dan hy / heeft oock nydich verdriet<br />
<strong>van</strong> zoorghen dat zy mochten worden ghelyck hy<br />
daer omme tot allen mensschen hy zyn nydicheyt biedt<br />
een nydich menssche barnt binnen en buten waer hy zy<br />
10 //Een nydich menssche es te vreden / dats vry<br />
dat hy zelue verlies heeft / Tes groote onghenaede<br />
omme eennen anderen te doene schaede<br />
Die tvat des nyds draeght teeneghen fine<br />
Die zelfste zal hebben eeuweghe Pine<br />
Aucteur<br />
Nydeghe grammoedeghe<br />
Als nyemandts Vriendt<br />
dynckende / als maer voor hu zeluen gheboren<br />
Ick bem hulieden gheuende twelck hu dient<br />
20 Dese twee naervolghende Refereynen vercoren<br />
Epist / Dominica 4 a . post Epipha /<br />
A o .1544.<br />
Ad Roma / 13.<br />
Beminde broeders / en zyt nyemandt yet schuldich<br />
25 dan dat ghy deen den anderen zult Beminnen<br />
wie zyn euen menssche lief heeft / goethertich ghehuldich<br />
die heeft de wet vervult in zulcdaenich beghinnen<br />
Want en ghy tot die Liefde Reyn vought hu zinnen /<br />
+ Fol. 376 r, r. 22 onderstreept.<br />
* ‘meerder’: ‘meer’ over ‘n...’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 376 r
107<br />
+ gheen ouerspel doen zult / noch oock gheen doodslach<br />
ghij en zult oock niet stelen / noch yemands goed dinnen<br />
noch gheen valsch ghetughe zegghen In hu ghewach<br />
huwer naesten dynck begheeren oock / nacht noch dach<br />
5 Ia / bemindt ghy huwen naesten zoo dat behoort<br />
end eist datter / noch een ander ghebod wesen mach<br />
dat word begrepen warachtelick in dat woordt<br />
huwen naesten zult beminnen als hu zeluen voort<br />
christus dupperste waerheyt gheeft ons dees Raet<br />
10 gheel tvulbrynghen des wets / Es tliefzaemich accoord<br />
Want Liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />
Euangelion Vpden zelfsten dach<br />
In dien tyden Iesus christus god en menssche voorwaer<br />
In een scheepken clemmende / oetmoedich ghepresen +<br />
15 hem zyn ghevolght zijne discipelkens naer<br />
ende ziet / Eenne groote beroerte naer desen<br />
die esser gheworden inder zee gheresen<br />
zoo / dat tscheepken wierdt bedect <strong>van</strong>der baeren vpslaen<br />
Iesus sliep / en die discipulen aldaer int wesen<br />
20 Commende tot hem / hebben hem ghewect zaen<br />
zegghende verlost ons heere / wy verghaen<br />
ende zeyd hemlieden daer int ghemeene<br />
vp dat zy zouden vast sterck gheloouende staen<br />
wat zyt ghy vreesende / ghy <strong>van</strong> ghelooue cleene<br />
25 doe vpstaende iesus christus <strong>van</strong> Nasareene<br />
beual den wynden / en der zee / als vpperste prelaet<br />
huut een Liefzaem beuel / ende anders gheene<br />
v<strong>van</strong>t liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />
Naer dat Iesus den wynden ghebood en der zee<br />
30 als god almachtich crachtich ende ghebenedydt<br />
een groote Rusticheyt esser gheworden alRee<br />
en die mensschen verwonderden hem tdier tydt<br />
++<br />
hoedaenich es dese / zeyden zy zonder Respyt<br />
v<strong>van</strong>t die wynden ende oock der zee der by<br />
die zyn hem ghehoorzaem breedt ende wydt<br />
dese mueghentheyt gods waeren ziende zy<br />
5 ende doen hy het waterken / es ouercommen vry<br />
//int landschap datmen gerasenorum heet<br />
daer / duer zyn liefmoedeghe wille heeft hy<br />
zyn liefmoedeghe ghenadicheyt milde verbreedt<br />
daer waeren vyanden zynde bouen maeten wreedt<br />
10 die beual hy inde verckers / zegghende ghaet<br />
+ Fol. 377 r, r. 19-22 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 376 v<br />
+ Matthei .8.<br />
+ 377 r
108<br />
en zy ghynghen /) mensschen trect an der liefden cleedt<br />
Want liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />
Princhelick<br />
Iesu Christe Conynck heere der heeren<br />
15 Liefzaemich wildet ghy inder weerelt verkeeren<br />
hu meest en minste ghebod / onder liefde staet<br />
Liefde thuwaerts / tonsen naesten oock / wildet ghy leeren<br />
v<strong>van</strong>t liefde des naesten / en werct gheen quaet /<br />
Rondeel<br />
oft viercante tafele<br />
Pryckmorseel<br />
der vp / noch Wafele.<br />
+<br />
Liefde die es ducht ick / ter weerelt dood<br />
ken ziese in kercken noch oock In clusen<br />
25 houdse yemandt in zyn singuliere schoot<br />
Liefde die * es ducht ick ter weerelt dood<br />
achlacen wy hebbense grooten nood<br />
haet ende nydt zaeyt veel Abusen<br />
Liefde / es ducht ick ter weerelt dood<br />
30 ken ziese in kercken / noch oock in clusen /<br />
Andvvoorde<br />
Woucker die heeft ze ghedaen verhusen<br />
by vis ende volo Onnutte dienstknechten<br />
ons daghelicxschen dranck zyn vreimde veriusen<br />
5 woucker heeft Liefde ghedaen verhuusen<br />
hadden wy meer / men zoude ons meer plusen<br />
maer om tlaetste pandt / tian zouden wy noch vechten<br />
woucker die heeft ze ghedaen verhusen<br />
by vis ende volo Onnutte dienstknechten<br />
Duesme mixte<br />
Hoet. ghaet // of staet // Ter weerelt binnen<br />
quaelic // Principaelic // leuende meest<br />
Ten zy // dat hy // huut een Beminnen<br />
god crachtich // almachtich // Tquae cruudt comt * dinnen<br />
15 men duchten moet // oock vruchten goet<br />
zullen lyden tempeest<br />
* Oorspronkelijk ‘dies’, ‘s’ doorgehaald.<br />
* ‘moet’ doorgehaald, ‘comt’ interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
377 v
109<br />
elck schict den gheest // om Raepen en scraepen<br />
Zulcx als den heerder es / zyn de schaepen /<br />
Aucteur<br />
+<br />
20 Gheen haet in dyn herte vrouch noch laete<br />
hebt Ieghens huwen broeder tzou de ziele schaeden<br />
haet verwect twist / maer die Charitate<br />
Can bedecken certeynlick alle mesdaeden<br />
VVie zyn broeder haet dat es een moordenaere<br />
25 wie hem zot heet zal weerdich zyn des viers pine<br />
hebt hu vyanden lief gheel int openbaere<br />
ghebenedydt die hu vloucken met blyden aenschine<br />
Bid voor die hu vervolghen Tallen termine<br />
vpdat ** ghylieden kynderen wordt der by<br />
30 <strong>van</strong> huwen vadere / Die inde hemelen zy /<br />
Refereyn<br />
Zoo ghy vvilt dat hu de mensschen zullen doen +<br />
zo doet hemlieden weder oock dies ghelycke<br />
helpt huwen naesten naer hu macht in elck saeysoen +<br />
5 verblydt <strong>van</strong> huwen dooden vyandt te gheenen wycke<br />
vveist elck andren ontfaermich hier vp eerdeRycke +<br />
zoo god ons alder vaeder es ontfaermich bekent<br />
oordeel niet / op dat gheen oordeel thuwaerts blycke<br />
vergheeft / vergheuenesse zal hu worden omtrent<br />
10 met zulcker maeten ghy meit in hu Regiment<br />
naermaels met zulcker maeten zult worden ghemeten<br />
ontfanct crancke / den cleenmoedeghe troostynghe zendt<br />
sticht deen den anderen waer dat ghy zyt ghezeten +<br />
hebt huwen heere huwen god lief vulmaect onghespleten<br />
15 end huwen naesten als hu zeluen metten wercken der naer +<br />
v<strong>van</strong>t mensschen de gheheele wet ende propheten<br />
in dese twee gheboden zo hanght die voorwaer<br />
een yeghelick zyn naesten helpen zal / hier en tdaer +<br />
ende zegghen zynen broedere dat hy vroom zy<br />
20 die niet lief en heeft / Blyft inde dood dats claer +<br />
en zo wie zyn broeder haet / Een doodslaegher es hy<br />
vvilt elck andren niet Lief hebben mensschen ghy<br />
metten woorde noch oock metter tonghen zede<br />
maer staet deen den anderen minsamelick by<br />
25 metten wercke ende oock metter waerheyt mede<br />
** ‘vpdat’: ‘d’ over een eerste, gevlekte ‘d’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
378 r<br />
+ luce .6.<br />
+ Eccli 29.<br />
+ Luce .7.<br />
+ .1. thessa.5.<br />
+ mathei 22.<br />
+ Esai 41<br />
+ 1 Iohan 2.
30<br />
110<br />
Doet dyn broeder gheen ouerlast tgheender stede +<br />
hebt lief huwen naesten met herte met zinnen<br />
want Liefde dect zonden / dus thuwer zaelichede +<br />
Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />
Leert <strong>van</strong> my zeght den heere die bem goethertich +<br />
oetmoedich en waerachtich in alle myn weghen<br />
wie zyn broeder haet / es In duusterheyt smertich +<br />
en wie hem lief heeft / blyft claer int licht bedeghen +<br />
oock wie minsaemich es tot zynen naesten ghenegen *<br />
+ +<br />
zo liefzaem als themzeluen / certeynlick meer es dat<br />
dan alle tgheel ghebrande offerhandich pleghen<br />
en sacrifitien ghedaen het zy in wat stadt<br />
Alder liefste zoo ons christus heeft lief ghehadt<br />
5 behooren wy elck andren lief thebbene zeere +*<br />
al wie lief heeft / es gheboren huut tgoddelick vat<br />
en die niet lief en heeft / kendt god te gheenen keere<br />
want god es die liefde / wien ick dies danck vermeere<br />
en gods liefde es zoo tonswaerts gheopenbaert<br />
10 dat hy zyn gheboren zuene christum den heere<br />
tonswaerts ter weerelt ghezonden heeft nederwaert<br />
om dat wy duer hem leuen zouden onbezwaert<br />
want die verzoenynghe es hy voor onse zonden<br />
hebben wy elck andren lief / huut Rechtionstegher Aerdt<br />
15 zo verblyd god in ons Tallen tyden en stonden<br />
en zyn Liefde es in ons vulmaect bevonden<br />
want duer liefde totten naesten Comt gods liefde an +<br />
En die menssche zuuert zynder ooghen gronden +<br />
om god te ziene / die zyn naesten beminnen Can<br />
20 Liefde / es der zonden dood / voor wyf ende Man +<br />
en liefde can duechdelick leuen ghewinnen<br />
Christen mensschen die zom nydich zyt Raed ick dan<br />
Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />
Christus heeft huut liefden tleuen voor ons ghestelt +<br />
25 dies zullen wy voor ons broeders oock stellen tleuen<br />
vvetende dat wy ouerghevoert zyn ghetelt<br />
<strong>van</strong>der doodt tot tleuen / die dus lieflick ancleuen +<br />
hebt lief dan huwen naesten gheel zonder begheuen<br />
alle dier met zyns ghelycke can Lieflick verblyden +<br />
30 Reden waert dies dat de mensschen niet achterbleuen +<br />
zy en hadden huers ghelycke lief oock tallen tyden<br />
wilt deen den andren doch niet vermalendyden<br />
Maer wilt verdraeghelick wesen tot allen zaecken +<br />
* Vóór ‘ghenegen’ is ‘bed’ doorgehaald.<br />
* Verticale streep in margine <strong>van</strong> r. 6 tot r. 16.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Leuiti 19<br />
+ prouerbi .10.<br />
+ Leuiti/19 et gala .5.<br />
+ Mathei.11<br />
+ .1. Iohan/2.<br />
+ 378 v<br />
+ marci/12<br />
+ .1. iohan .4.<br />
+<br />
gregorius<br />
+<br />
ysidorus<br />
+ propertius<br />
+ .1. iohan 2.<br />
+ 1 Iohan .3.<br />
+ mathei.5.<br />
+ Eccli 13.<br />
+ .1. thessa 5.
111<br />
+<br />
wilt oock gheen quaet voor quaet gheuen / vechten noch stryden<br />
maer wilt altyds dat goet es volghen ende ghenaken<br />
voor elck anderen Int bidden vromelick waecken<br />
Ia bidden voor de ghuene die hu doen quaet +<br />
5 en wilt wel doen die nydich nochtans thuwaerts blaecken *<br />
vp dat ghy tshemelsch vaders kyndren bescreuen staet<br />
want hy zyn zonne vp goe en quae schijnen laet<br />
en zend Reyn vpde Rechtueerde huut liefden vierich<br />
oock laet hy Reynen vp alle onRechtueerdich zaet<br />
10 vp dat wy allen mensschen zouden zyn goedertierich<br />
vveder zy leefden Ieghens ons Onmanierich<br />
ofte leefden Lieflick vreidzaemich onghestoort<br />
vvilt den mesdoenders niet berespen / met woorden schoffierich<br />
maer blameirt zulcke brooscheyt daert nyemandt en hoort +<br />
15 tusschen hu end hem alleene / zebaer Rechtevoort<br />
kennesse zal te zochtere in hem Beghinnen<br />
Laets doen als voor ons zeluen / want tes christus woordt<br />
Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />
Prinche<br />
20 Al spraeck Ick met mensschen en der inglen tonghen +<br />
end ick die Edel Liefde en hebbe niet<br />
als een clocke zonder clepel Bem ick bedwonghen<br />
(als een Psalter zonder deuotie ghezonghen)<br />
al wist Ick <strong>van</strong> alle verborghentheden tbediet<br />
25 al had ick al dat in prophecien es gheschiet<br />
en dat ick int ghelooue zoo waere ghemoet<br />
dat ick berghen mochte verstellen / nochtans ziet<br />
heb ick gheen liefde / als een niet ligh ick onder voet<br />
al ghaef Ick ten aermen voedsel oock alle myn goed<br />
30 ende lede tormenten oock zeer onghenaedich<br />
heb ick gheen liefde zo stryd ick al ieghenspoet /<br />
+<br />
en ten es my niet proffyctelick maer beschaedich<br />
want liefde es lydzaem vriendelick niet eueldaedich<br />
noch zou en zouct haer zeluen niet tgheenen daeghen<br />
niet vpgheblaesen eerghierich onverzaedich<br />
5 noch en verblydt huer niet in des boosheyts plaeghen<br />
maer als zou de waerheyt mach hooren ghewaeghen<br />
zo verblydt zou ende wordt inwendich verhueght<br />
al ghelooft zyt / alle dynghen can zou verdraeghen<br />
Al hoopt zyt / al lydt zyt / huut lieflicker duecht<br />
* ‘blaecken’: ‘bl’ over andere letter (w?).<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 379 r<br />
+ Mathei 5.<br />
+ Mathei 18.<br />
+ .1. Corin/13.<br />
+ 379 v
112<br />
10 dies mensschen dan te wylen ghy zyt in hu Iuecht<br />
vvint tshemels vruecht<br />
hebt liefde thuwen naesten Laet liefde niet dinnen<br />
maer zoo ghy best mueght<br />
Huvven naesten wilt / als hu zeluen beminnen<br />
Aucteur<br />
Veel vrienden metter tonghe ziet<br />
vynd ick / maer metten wercken gheene<br />
Wie eist / die nv zulck Vriendschap biedt<br />
dat vriendt voor andren Comt in weene<br />
20 of ter noodt yet Leene<br />
Vriendschap metter tonghe es zeere cleene<br />
een hondt biedt vriendschap met zijnen steert<br />
omme tcnaeghen maer <strong>van</strong> eennen drooghen beene<br />
zijns meesters Vriendtschap hy begheert<br />
25 //Die nv <strong>van</strong> mensschen vriendtschap ontbeerdt<br />
mach dies niet te wanhopich greynsen<br />
maer zy Lydzaemich * vp zynen heerd<br />
Ende keert fortune / macher dan om peynsen<br />
[Inuie/En Vie]<br />
Inuie / En Vie<br />
30 Par mort / se deslie /<br />
+<br />
Nydeghe Tonghen<br />
houden Liefde Bedwonghen<br />
Bemindt Ieghens huwen broeder gheen lueghens voor dhandt<br />
ende tot huwen Vriendt der ghelycke niet doet +<br />
5 en wilt niet lieghen <strong>van</strong> alle lueghenen want<br />
die ghewoonte <strong>van</strong> het zelue / en es niet goet<br />
.1. petri 3<br />
Zo vvie dat wel leuen te beminnene achte<br />
ende goede daeghen wil zien ghebleken<br />
10 dat hy <strong>van</strong> tquaet zyn tonghe wachte<br />
en zyn lippen / datse gheen bedroch en spreken<br />
Prouerbi .15.<br />
Die tonghe der wysen kennesse verchiert<br />
der zotten mondt schuumt altoos wysheyt huut<br />
* ‘Lydzaemich’: ‘z’ over ‘s’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
380 r<br />
+ Eccli 7.
15<br />
int herte des verstandeghen wysheyt Logiert +<br />
wie straffynghe haet / Blyft een zot zeer Ruudt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ prouerbi 12 ende 14
En Franchois<br />
La langue des sages Orne la science<br />
La bouche des folz / iecte hors la follie<br />
20 Au Coeur du prudent / Repose sapience<br />
Qui hayt les corrections / il faict folie<br />
Nydeghe quaetheyt<br />
113<br />
Nero wesende Roomsch keyser int leuen<br />
heeft zonderlynghe vier quaetheden bedreuen<br />
25 Eerst Roome / met viere ghedaen ontsteken<br />
zeuen daeghen en nachten zoo barnende bleuen<br />
huut causen / zoo dhistoryescryfuers spreken<br />
dat hem by dien / zou kennesse zyn ghebleken<br />
++<br />
hoe groot dat tvier was onder der zonnen<br />
<strong>van</strong> als troyen barnde / doe zynde ghewonnen<br />
Daer naer vulbrynghende tweetste quaet<br />
dat hy tmeeste deel der senatueren Raedt<br />
5 dede dooden binnen der Roomsscher stede<br />
tderde zyn eeghin broedere / Als moordaet<br />
heeft hem vermoort / Ieghens nathuerlicke zede<br />
Tvierde / dat hy zyn eeghin moeder dooden dede<br />
vp dat hy wreedzinnich der toe gheneghen<br />
10 De plaetse zoude zien / daer hy hadde gheleghen /<br />
Traegheyt<br />
Traeghledicheyt <strong>van</strong> allen duechden treckende<br />
<strong>van</strong> Belial quaeden gheest gheinflammeirt<br />
int hende tot wanhopen verweckende<br />
15 Ledicheyt es moedre ghediscribeirt<br />
<strong>van</strong> alle quaetheyt / die zou genereirt<br />
Genesi. 3. o<br />
Inden zvveet dyns aenschijns zult hu brood eten<br />
Totter tydt weder inder eerden keert ghij<br />
20 <strong>van</strong>der eerden ghecommen zyt / moet ghy weten<br />
ende / om dat ghy stof zyt / daer by<br />
zult oock weder keeren in stof / alst zy<br />
Iob .5. .Ad thes / 3.<br />
Zoo hem vpheffen om vlieghen de vueghelkens ziet<br />
25 Es de menssche gheboren tot aerbeydt int leuen<br />
+ Fol. 380 v, r. 11-13 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 380 v
114<br />
eist datter yemandt zy / die wil aerbeyden niet<br />
dat hy oock niet en ete / heeft paulus bescreuen /<br />
++<br />
Augustinus de Ciuitate dei libro 4 o<br />
Capi /16.<br />
Voortyds merckende dedele Romeynen eendrachtich<br />
dat alle quaet voortbrocht wierd huut ledichede<br />
5 veel goden dies / die zy meenden warachtich<br />
den mensschen stierende tot besicheyt machtich<br />
ende werckene crachtich<br />
die hebben zy ontfanghen Binder Roomsscher stede<br />
En tot die zelfste goden / naer huerlieder zede<br />
10 als goden tot tghemeene oorboort ghekeert<br />
hemlieden templen ghesticht / in constegher snede<br />
ende met alder neersticheyt daer gheEert<br />
Maer de goddinne <strong>van</strong> Rusten die <strong>van</strong> besicheyt vliedt<br />
die wilden zy gheenssins ontfanghen niet<br />
15 Certeynlick binnen huerlieder stede / Maer<br />
buten der stede / zoo eist gheschiet<br />
Augustinus bediet<br />
wierd huer eennen tempel ghesticht aldaer<br />
gheen goden wilden zy hebben binnen voorwaer<br />
20 die de mensschen mochten tot Ruste trecken<br />
noch oock eeneghe andre claer openbaer<br />
diese tot Ledicheyt / mochte verwecken<br />
Ghemerct dies dan de Romeynen int leuen<br />
gheen ledeghe wilden hebben inbleuen<br />
25 Binnen huerlieder stede Te meer stercker hy<br />
god almachtich die ons heeft gratien ghegheuen<br />
zal de ledighe doen verworpen onvry<br />
ouerdynct dit alle Ledighe leyaerts ghy<br />
yeghelick wie hij zy<br />
30 zal huutghaen tzynen wercke leecken en clercken<br />
duer dauid den Psalmiste dit leeren wy +<br />
Dat de menssche / es gheboren * om wercken<br />
Prouerbi. vi o<br />
Ghy die gheenderhande werck wilt betraepen<br />
35 hoe langhe zult ghij traeghledighe slaepen<br />
+ Fol. 381 r, r. 33 onderstreept.<br />
* ‘gheboren’: ‘o’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
381 r<br />
+ Psal Ciij
115<br />
++<br />
Wanneer zult ghy <strong>van</strong> huwen slaep vpstaen<br />
noch een weynich zult ghy slumen / ende slaepen ghaen<br />
een weynich die handen slaen in malcanderen<br />
om een weynich te slapene / maer tzal veranderen<br />
5 in hu wercken snel zyt / met handen en voeten +<br />
ende hu en zal gheen ziecte ghemoeten<br />
Want allen mensschen int generaele +<br />
es ledicheyt / een ziecte pestilentiale<br />
Blyft ghy ledich dan / ziecte / die zal hu dommen<br />
10 Aermoede / die zal hu oock ouerCommen<br />
ghelyck een wandelaere nv voort * an<br />
en ghebreck ghelyck een ghewapent Man<br />
Ryst dies huten slaepe / zonder veel gheschals<br />
Eer zylieden alle drie / hu commen vpden hals<br />
Int Werck der apostolen<br />
Capi. 18.<br />
Ghy traeghledighe wilt hu neerstich bevroeden<br />
Paulus wildhem oock te werckene spoeden<br />
zoo hij voortyds <strong>van</strong> Athenen te Corinthen quam<br />
20 een iode ghenaemt aquila hy daer vernam<br />
mids dat hy <strong>van</strong> zijnen handwercke was<br />
thenten te maeckene / aldaer doe vp tpas<br />
Wrochte Paulus ende Aquila tsamen<br />
Twy wilt ghy hu dan Leyledighe schamen<br />
Aucteur<br />
Schuwet ledicheyt eer hu Ancomt verdriet<br />
Therte der ledighen Can anderssins peynsen niet<br />
dan dat den buuck anneghaet ende spyst<br />
die tdaeghelicx leckere etynghe pryst<br />
30 <strong>van</strong> Belial dies tot veel quaets ghestiert<br />
Als boose gheest <strong>van</strong> elcken die ledicheyt hanthiert<br />
++<br />
in tbedde hy der zulcken ghepeynsen Regiert<br />
tot onCuusscheyt / ende alle onEerbaere zeden<br />
voortleedende ter zaelen der ghulsicheden<br />
naer dronckaerts taveerne / dan oock gheschie<br />
5 vp tstraete zittende talder gheckernie<br />
+ Fol. 381 v, r. 9 ‘ziecte’, 10 ‘Aermoede’, 12 ‘ghebreck’, 30 ‘Belial’ onderstreept.<br />
* ‘voort’: ‘v’ over andere letter (e?).<br />
+ Fol. 382 r, r. 8 ‘confusie ... verstandt’, 9 ‘Poorte ... droufheyt’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 381 v<br />
+ Eccli.31.<br />
+ Platho<br />
+ 382 r
116<br />
tvolck bespottende / dits dat zy Winnen<br />
vervreimdt hu <strong>van</strong> ledicheyt / met al huwe zinnen<br />
zou es confusie <strong>van</strong> des mensschen verstandt<br />
Poorte der droufheyt / die thuerwaerts tart binnen<br />
10 en wilt den slaep doch niet Beminnen<br />
dat aermoede thuwent niet worde gheplant<br />
zyt neerstich doet tbeste metter werckende handt<br />
neersticheyt es moeder <strong>van</strong> Rycdom dats claer<br />
de cloucke zyn in ouervloedicheyt vailiant<br />
15 maer een traeghe zal ghebreck lyden voorwaer<br />
tgheluck helpt hem zeluen certeynlick daer<br />
de ghuene hem zeluen helpt met neerstichede<br />
alle gheesteghe gheleerde bescryfuent / maer<br />
die ledich es / om aermoede / es zyn Bede<br />
Eccles .9<br />
Neerstich wesen zult tallen saeysoene<br />
Al wat hu voor handen comt te doene<br />
doet dat vroyelicke thuwer noodt<br />
ghaet dan met blydschap eten hu Broodt<br />
25 ende drynct huwen wyn met goeden moede<br />
zult wel doen / en bewacht zyn <strong>van</strong> ieghenspoede<br />
Aucteur<br />
Ledicheyt Maect <strong>van</strong> allen duechden Naect<br />
Ledicheyt <strong>van</strong> meneghe een Roouere maect<br />
30 een steyter Een blasere een dief een lieghere<br />
een Rommere een bottere / een volcx bedrieghere<br />
een verdoolt schaep / gheen goede Raet // kendere<br />
een Listich baetzouckere / thende een straetschendere<br />
++<br />
een ontzweerere Loosheyts studeirdere<br />
een putier / Bancbouue / een vertasseirdere<br />
een lutsere een boorghere // een quaet bedynckere<br />
een lettel zoorghere // daeghlicx droncke drynckere<br />
5 ghestolen schapen huut haerlieder vacht // stroopere<br />
een baldadich duegheniet ende een nachtloopere<br />
tontyde vp tsheeren straete maeckende Beroerte<br />
voortstellende twist ende alle Remoerte<br />
dusdaneghe disciplen becleedende eecken<br />
10 Raderen en ghalghen Can ledicheyt queecken<br />
eereloos vreeseloos / draghende tdieftlick cabaes<br />
+ Fol. 382 v, r. 26 en nota in margine naast r. 27-28 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 382 v
117<br />
ten hende wordende Der woormen Aes<br />
die zwart ghepluumt vlieghen ouer den ackere<br />
ionghers wachttes hu / tot wercken zyt wackere<br />
15 eer iusticie pluct huwer ioncheyts greyn<br />
Want zeere goet eist / Bennen menssche certeyn +<br />
dat hy vp dat hij <strong>van</strong> gheen aerbeydt vervreme<br />
dat iock <strong>van</strong>der ionckheyt an / VpNeme<br />
Een werckman die es weerdich zynder spysen +<br />
20 Een leich sterck ghezondt bouue / zalmen voorby wesen<br />
Iacobi primo<br />
Alle menssche zy haestich int hooren ghebleken<br />
Traegh tot gramschap / ende traegh int spreken<br />
zulckerwys ghy Ledege / die tot gheen wercken dooght<br />
25 wilt ghy ledigh wesen / daer in hu traecheyt tooght /<br />
Seneca Epist .88.<br />
++<br />
Wy Vynden dat didimus een goet latiniste +<br />
in Ledicheyt vry Lettel tyds verquiste<br />
Want zo neerstich was hij in zyn leuen<br />
30 Dat hy heeft vier duusent boucken ghescreuen /<br />
Aucteur<br />
Van Werckene mach nyemandt wesen onbeschuldich<br />
maer altyds der toe ghehuldich<br />
want de Elementen planeten menichfuldich<br />
5 zyn gheen tydt Ledich / maer altydt werckende<br />
elck in tzijne / den tydt versterckende<br />
als nacht ende dach / ons onderscheedende<br />
zonne ende mane / zyn ons Bereedende<br />
tydt / dat de vruchten groeyen ende bloeyen<br />
10 schaemt hu traeghledicheyt Laet hu vernoeyen<br />
maect * dat gheen <strong>van</strong> hulieden meer Ledich zy<br />
werckende zult quaede ghepeynsen vermoeyen<br />
ende <strong>van</strong> quae begheerten mueght oock worden vry<br />
Ongheluck comt dicwils by traeghledicheyt by<br />
15 maer zelden comt ongheluck / by neerstichede<br />
een traegh menssche / <strong>van</strong> god verwacht bystandt hij +<br />
daer wy / nochtans moeten wercken in deerdsche stede<br />
Anden plough moeten wy dhandt steken mede<br />
ende ons zoorghfuldelick neerstich gheneeren<br />
20 vvaect dies / en de zwaerheyt / <strong>van</strong> twinnen thuwer vrede<br />
Schict ieghens de Lichticheyt <strong>van</strong> tvertheerren<br />
+ Fol. 383 r, r. 16, 17 ‘nochtans ... stede’, 22, 23, 25 ‘aerbeydt’, 27 ‘murcea Plutho’, 29<br />
‘Aerbeydt’ onderstreept.<br />
* ‘maect’: ‘c’ over ‘t’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Iere/in trenis 3 o<br />
+ mathei.10.<br />
+ Didimus neerstichede<br />
+<br />
383 r<br />
+ .N. o
Poetich Exemple<br />
Den intarders Murcea Temple<br />
118<br />
Anhoordt Doctrinale fictie / tot tzins behaeghen<br />
25 hoe aerbeydt hier voortyds in voorleden daeghen<br />
brudegomme ghemaect was / om leuen te zochtere<br />
metter schoone murcea Plutho Dochtere<br />
goddinne der Ledicheyt Miniootich playsant<br />
Welcke Aerbeydt huer by hercules tryumphant<br />
30 een tsweerelts slaue / vele Bruudsticken zandt<br />
Eerst drie vaeten vul zweets / Een ezel een hane<br />
Schilt ende zweerd / Twee spooren ick wane/<br />
+<br />
Een bouck / ende een thonne vul waeckynghen<br />
drie scrynen vul zoorghen zonder eeneghe slaeckynghen<br />
die thuerwaerts ghezonden al waeren ghebleken<br />
maer die Ledicheyts goddinne wildese versteken<br />
5 gheenssins * wildeser blyfuen wesich // mede<br />
Mids dat waeren alle ghiften <strong>van</strong> Besichede<br />
en zou Ledicheyts goddinne / niet zouckende tzuere<br />
meest tzoete zonder pyne / dats huer natuere<br />
zegghende dat aerbeyd alsdoe vp Tpas<br />
10 huer (die des Rycke plutho dochtre was)<br />
behoortste thebben ghezonden / duer dal en weghelkens<br />
zochte beddekens Snuutcleerkens speghelkens<br />
ghebrocquette verdegaerden Pompeuse Clieren **<br />
goetRokeghe zoetluchteghe fumieren<br />
15 Ia zochte handschoeykens Ryngheskens baegskens<br />
fyne hemdemaukens halscleerkens met gulden Craegskens<br />
en tdier ghelycke // Want hier inne faelgierde aerbeydt<br />
es hy <strong>van</strong>der goddinne der Ledicheyt ontzeyt<br />
ende Aerbeydt ghelaeten met verstoorden zinne<br />
20 Twelcke veel quaets brochte naermaels ter Weerelt inne<br />
zonder man zou bleuen / Rengneirde thueren heessche<br />
ter weerelt in weilden gheel naer den vleessche<br />
met hueren twee cnaepen thueren vermueghene<br />
deene Bedroch dander ghenaemt Lueghene<br />
25 met eender cameriere die zou hueren staet beual<br />
Ypocrisie ghenaemt de meeste <strong>van</strong> al<br />
waer mede zou haer behielp telcker spatien<br />
Ende aerbeyd staende buten Ledicheyts gratien<br />
bedruct zynde <strong>van</strong> huerer Repudiatie<br />
30 versmaedynghe ofte Refutacie<br />
es <strong>van</strong> huer zaen<br />
* ‘gheenssins’: ‘i’ over ‘e’.<br />
** ‘Clieren’: ‘i’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 383 v
119<br />
++ zonder veel dilaeys // Naer het pallaeys<br />
<strong>van</strong> pallas der wysheyts goddinne gheghaen<br />
in een voornemen met cloucken beschicke<br />
ende ghaf Aerbeydt daer ten huwelicke<br />
5 Agenoria goddinne der neerstichede<br />
mids tconsent <strong>van</strong> hueren vadere Bezichede *<br />
ende zoo hy der mede // int huwelick Bedeegh<br />
Aerbeydt by neersticheyt zyn wyf ghecreegh<br />
zeuen schoone dochteren daer of dient vermondicheyt<br />
10 Leuen / Victorie / Duecht / Ghezondicheyt<br />
Vruchtbaerheyt // Lusticheyt / ende Waerheyt der naer<br />
zoo dat Iupiter vpperst god / der goden voorwaer<br />
ziende tsweerelts staet Openbaer<br />
By ledicheyt alsoo tonder Bleuen<br />
15 heeft Aerbeydt in zynen staet verheuen<br />
hem gheuende tzynder hulpeghe begheerynghe<br />
Pales de goddinne die <strong>van</strong>dt de Landsneerynghe<br />
Larunda het thimmeren / Arachne tweuen certeyn<br />
Doris tschipmaecken waer hute Certeyn<br />
20 alder eerst den treyn // <strong>van</strong> coopmanschepe es gheresen<br />
Mineruam ghaf hy hem oock bouen desen<br />
goddinne der studerynghen de ingenieuse<br />
daer mede yeghelick wordt de fameuse<br />
Totten Ledighen Voort<br />
Dese Leerynghe behoort<br />
Hoort thuwer vermanynghen diesser best dient<br />
ghy traeghe ledighe quaet boos gheIngient<br />
werct aerbeydelicke zonder begheuen<br />
dat ghy mueght <strong>van</strong> tghuendt dat huwe es / leuen<br />
30 want alle Ledich menssche tot zynder schanden<br />
+<br />
die leeft meest huut diefachteghe handen<br />
Gheen excuse vyndt ghy in tsweerelts percken<br />
altyds esser werck / emmers als ghy wilt wercken<br />
Want Ledeghe zyt ghy om zeylen ghereed<br />
5 de zee light opene wydt ende Breed<br />
vought ghy tot Landsneerynghe hu verstandt<br />
verre lanck en by alomme vyndt ghy landt<br />
+ Fol. 384 r, r. 8 ‘Aerbeydt’, ‘neersticheyt’, 10, 11 ‘Vruchtbaerheyt’, ‘Lusticheyt’ onderstreept.<br />
* ‘Ledichede’ geschrapt, ‘Bezichede’ erna toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 384 r<br />
+ 384 v
120<br />
Deis leerynghe / heeft een griecx poete begrepen +<br />
Allen mensschen es oock groot onledicheyt ghescepen<br />
10 end vp alle adams kyndren een iock zwaer +<br />
<strong>van</strong>den daeghe des huutghancx voorwaer<br />
<strong>van</strong> haerlieder moeders Lichaeme<br />
totten dach der begrauynghen bequame<br />
in alder creatueren eerdsche moedere<br />
15 Dats / vp dat elck mocht wesen vroedere<br />
<strong>van</strong> doe / dat wy gheboorte verwerfuen<br />
es ons twercken angheboren / tot dat wy sterfuen<br />
Ledicheyt es ziele ende lyf bedrieghende<br />
een vueghel inde Lucht wechvlieghende<br />
20 die es zekere emmers <strong>van</strong>den Nette<br />
tsghelycx es de menssche vry <strong>van</strong> belette<br />
der zonden / die hem om wercken gheeft<br />
Sampson zoo dhelighe scriftuere inheeft<br />
vechtende verwan hy de Philistinen<br />
25 maer als hy hem ghyngh tot Ledicheyt Pinen<br />
Inden schoot slaepende <strong>van</strong> Dalyda<br />
schoerze hem zyn haer af / ende wierd der Na<br />
bedwonghen ghe<strong>van</strong>ghen ende Blendt ghemaect<br />
vp wien oyndt Ledicheyt heeft ghedaect<br />
30 slaeperich onwetenlick zyn doodlick bleuen<br />
<strong>van</strong> vele diueerssche zo vyndtmer bescreuen<br />
Sisara wierdt slaepende <strong>van</strong> Iahel vermoort /<br />
+<br />
Isboseth <strong>van</strong> Rechab ende Banaa voort<br />
Holofernes inder nacht / was oock dood bevonden<br />
Maer dauid bleef onghequetst <strong>van</strong> zonden<br />
zo langhe hy wat goets te werckene plach<br />
5 ende als hy vp zyn veynstere Ledich lach<br />
ende bersabe zach // Wrocht hy ouerspel<br />
ende manslacht ieghens tsheeren gods beuel<br />
Niet beters dan waecken ende neerstich wesen<br />
figuere hebwyr of ten propooste <strong>van</strong> desen<br />
10 hoe Saul in zyn thente ten voorleden iaeren<br />
Abner / en zyn bewaerders slaepende waeren<br />
niet waeckende neerstich / maer Leich int vercouden<br />
dat zy Saul hueren Conyngh bewaeren zouden<br />
zo dat Dauid aldaer by nachte quam<br />
15 ende Sauls spietsen ende waterbeker nam<br />
alsdoe / doe dauid der mede wechghaende<br />
heeft <strong>van</strong> verre gheRoupen staende<br />
Zuenen des doods zyt ghylieden verclaert +<br />
Want ghy huwen heere Conyngh niet hebt bewaert<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Phocylides<br />
+ Eccli 40/<br />
+ 385 r<br />
+ .1. Regum .26.
121<br />
20 Ghy ledighen Aerdt // Claer by deser figuere<br />
blyct / dat wy moeten waecken tot elcker huere +<br />
onsen conyngh te bewaerne / neerstich te zyne<br />
dat zyn de gratien met neerstegher Pine<br />
die ons verleendt heeft god Conyngh almachtich<br />
25 dat wy die ter perfectien brynghen warachtich<br />
Elck naer / dat hy ons gratien heeft ghegheuen<br />
deene / tot een Contemplatyfuelick Leuen<br />
dander tot alderhande handAerbeydelicks wercken<br />
naer dat elck inne des weerelts percken<br />
30 <strong>van</strong> gode vercoren word / zal hij neersticheyt doen<br />
neerstich zynde ter waecke vp elck saeysoen<br />
want tRegiment des weerelts / dat moet gheschieden<br />
+<br />
alsowel by ambochts als gheestelicke lieden<br />
ziet neerstelick toe dan dach ende nacht<br />
dat ghy den tydt waer neimt / en zoorgfuldicheyt acht<br />
dat ghy den traeghledeghen knecht niet en slacht<br />
5 die zyn meesters pennyngh inden eerden graefde<br />
ende tot ghewinne niet en beslaefde<br />
//Dats ghy alle mensschelicke generatien<br />
wien god heeft ghegheuen diueerssche gratien<br />
dat ghy die niet huut en deelende zyt<br />
10 Ter gods eeren / Tzynder tydt<br />
daer naer thuwen naesten / end hu tselfs proffyt<br />
besich zynde werckende / elck naer zyn ghauen<br />
deen int gheestlick / dander int ambachtlick slauen<br />
Eerlicxst winnende brood / zoo ghy best wetende // zyt<br />
15 Om dat ghy <strong>van</strong>den aerbeydt etende // zyt<br />
<strong>van</strong> huwen handen / zo zal hu wel // zyn<br />
ende zaelicheyt / zal hu zonder ghequel // zyn<br />
dies yeghelick zy neerstich daer toe ghehult // vry<br />
int zweet <strong>van</strong> huwen handen zo zult ghy<br />
20 eten hu broodt Twordt bequame den heere<br />
Dat ziecte Aermoe en ghebreck <strong>van</strong> hu keere /<br />
Aucteur<br />
Vanden slapaert Epimenides vynden wy<br />
<strong>van</strong> zyn vader ghezonden In tvelt hem by<br />
25 om een schaep Rasschelick zonder spaeren<br />
onder weghe in een .Ol. verdoolde hy<br />
daer hy slaepen wierd / sliep .Lvij. Iaeren<br />
wordende ontwaect / maecte groot mesbaeren<br />
tschaep thuus te draeghene / heeft neerstich ghezocht<br />
30 meende maer een weynich naer zyn verclaeren<br />
gheslapen hebben / Dies maer hem zeluen thuus ghebrocht<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .Morael.<br />
+ 385 v
122<br />
++ daer naer / te philosopherene wierdt hij bedocht<br />
zoo eeneghe zegghen / anders / niet ick bescreift<br />
in doctrine zeere neerstich / metten zinnen ghewrocht<br />
Tsaemen hondert Lvij Iaeren gheleift<br />
[Een Vader met Liefmoedeghen vermane]<br />
5 Een Vader met Liefmoedeghen vermane<br />
voortyds tot zynen zuene / aldus sprack hy<br />
Zuene / ick bid hu ziet toe / dat den hane<br />
niet vrougher * wacker en worde dan ghy<br />
Figuere Vanden dienaere ghetrauwe<br />
hoe hy zynen meester zal dienen nauwe<br />
Een Die hem wil ten dienste gheuen<br />
moet wesen ghelyck / als hier naer bescreuen<br />
Vp dat een vader des huusghezins mach<br />
in behoorlicken tyden nacht ende dach<br />
15 <strong>van</strong> hem ghedient zyn wel ghepresen<br />
zo dat hy oock naermaels mach meester wesen<br />
Eerst die hem stelt een dienlyngh tzyne<br />
zal hebben den mondt <strong>van</strong> eennen zwyne<br />
vp dat hij eten mach te Bet<br />
20 watmen hem vooren stelt magher en vet<br />
gheen lecker morseelen / en zal hy prysen<br />
noch verkiesen oock Curieuse spysen<br />
wie Lecker spyse bemindt in zyn tyden<br />
die zal ** zeght salomon ghebreck Lyden +<br />
25 en wie vetticheyt bemindt oock ende wyn<br />
die en zal zeght hy oock niet Rycke zyn<br />
de ooren Van een ezel zal hy hebben voort<br />
als eenne die alle zaecken Anhoort<br />
en tsecreit <strong>van</strong> zyn meester niet openbaeren<br />
30 zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren +<br />
De Rugghe Vanden Ezel / om als de stercke /<br />
+<br />
onderdaenich te zijne tot allen wercke<br />
ghy alle die traegh zyt wilt hu keeren +<br />
ende ghaet totter miere zou zal hu leeren<br />
Laet al hu werck zyn met liefden Rechtueerdich +<br />
5 Want de werckman die es zynder spysen weerdich +<br />
werct te wylen ghy dach hebt / met een verhueghen<br />
den nacht zal commen als nyemandt zal wercken mueghen<br />
+ Fol. 386 r, r. 18 ‘mondt ... zwyne’ onderstreept.<br />
* ‘vrougher’: ‘v’ over ‘w’.<br />
** ‘zal’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 386 r<br />
+ prouerbi .21.<br />
+ Luce xi o .<br />
+ 386 v<br />
+ prouerbi.6.<br />
+ .1. Corin/16.<br />
+ matthei.10.
123<br />
De voeten Van een osse der naer anghedaen<br />
vp dat hy in zyn werck mach vulstandelick staen<br />
10 Betraut vp god / en blyft in hu plaetse claer +<br />
Want een zot / es als de mane wanckelbaer +<br />
maer wie totten hende ghestaedich blyfuen<br />
zaelicheydt zal de zulcke Beclyfuen +<br />
End een dienaere daer men zal neerstich naer vraeghen<br />
15 die moet zyn handen / zuuer ende Rechte draeghen<br />
die Rechtueerdicheyt * werct zal worden verheuen +<br />
en zaligher es tgheuen dan tnemen int leuen +<br />
end vpdat hy voort zy vpRecht Vonden<br />
zyn tonghe zal hij houden ghebonden<br />
20 ende als hy hem voughen zal willen ter spraecken<br />
zie voor wien / waer / ende <strong>van</strong> wat zaecken<br />
end vp dattet zijnen meester end elcken behaeght<br />
en spreke niet eer / voor datmen hem vraeght<br />
Want zoo dauid de Psalmiste ons doet bediet /<br />
25 een Clappaert word vpder eerden ghevoordert niet<br />
gheen twist binden huuse zal hij ** verwecken<br />
en ghetrauwelick zyns meesters eere decken<br />
oock mede tsghelycx ten gheenen saeysoene<br />
hem schaede doen / noch oock te laeten doene<br />
30 een dienaere die dit te doene acht<br />
tzal hem zeluen proffyt zyn / ende wesen gheacht<br />
met alle notable ende goe verstanden<br />
ende mueghen duerwandelen allen Landen<br />
++<br />
Want ghetrauwelick dienen tallen termine<br />
maect dicwils den dienaere meester te zyne<br />
Luce .12.<br />
De knecht die daer bekent heeft de wille zyns heeren<br />
5 ende hem niet bereedt en heeft tot die weghen<br />
Noch wilde / naer zijne wille keeren<br />
die zal met vele worden ghesleghen<br />
Exemple<br />
Voortyds heliogabalus hoe anders gheel zondich<br />
10 hadde vry ghemaecte slauen ten dienste staende<br />
die hy noode Ledich zach eenich stondich<br />
dies altyds hemlieden yet / te doene vermaende<br />
vp eennen tydt beual hy de twee huutghaende<br />
* Inktvlek over ‘he’.<br />
** ‘hij’: stipjes op de ‘ij’ in bruinere inkt.<br />
+ Fol. 387 r, r. 9 ‘heliogabalus’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Eccli .11.<br />
+<br />
Eccli 17.<br />
+ Matthei.10.<br />
+<br />
Eccli 20<br />
+<br />
in actis/20.<br />
+ 387 r
124<br />
zyn beuel te doene met neersteghe zinnen<br />
15 <strong>van</strong> deen wildhy elleuen duust vlieghen zyn ontfaende<br />
dus ghebood hy die vergadren / om zyn vriendschap winnen<br />
Een andre also vele Coppe ghespinnen<br />
vp dat zy hem daer inne me mochten occuperen<br />
Liefuer dan ledich tzyne / tzynen dienste binnen<br />
20 was zoo zyn meenynghe int ordonneren<br />
hy <strong>van</strong>dtse Ledich eerst den tydt Passeren<br />
zegghende zy wisten niet te doene int bemerck<br />
dies omme dats hemlieden niet zouden excuseren<br />
heeftze huutghezonden te vuldoene tvoornoomde werck<br />
Aucteur<br />
Van hooghe end vpgheblasen herte den dienaere *<br />
<strong>van</strong> hu als toecommenden vyandt verIaeght<br />
oock die met hu fletsen waer dat waere<br />
versteict hem / ende naer zijnen dienst niet vraeght<br />
30 daer ghy huwen dienaer oft oock eenen ghebuer zaeght<br />
die hu zochte prysen in huwe presentie /<br />
+<br />
wederstaet de alsulcke / ende niet en traeght<br />
want dyncken hu bedrieghen met loos inuentie<br />
maer / naer der ouden philosophen sentencie<br />
eennen dienaere / die hem lichtelick schaemt<br />
5 ghelyck hu zuene Bemindt die alsoot betaempt /<br />
Aucteur<br />
Bouen alle de voornoomde goede bewysen<br />
vp dat ghy traeghledicheyt mocht mesprysen<br />
ende neersticheyt tot duechden by hu zy gheschiet<br />
10 midsgaders hu mochte gheestelick spysen<br />
omme huter weerelt ten hemele Rysen<br />
Myn ionste hu tnaervolghende Refereyn biedt<br />
testamentelick ziet<br />
Traghelick keert hu te godewaerts Niet<br />
Refereyn<br />
Non tardes conuerti ad Deum /<br />
Et ne differas de die in diem Eccli .5. +<br />
* Oorspronkelijk ‘der dienaeren’; ‘n’ over ‘r’ in ‘der’ en laatste ‘n’ in ‘dienaeren’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 387 v<br />
+<br />
Actum in die animarum<br />
post cenam A o .1541.
125<br />
Hoe groot zo es die ghenaede des heeren<br />
den ghuenen die ghewillich tot hem bekeeren +<br />
20 v<strong>van</strong>t die vpden heere hopen dien es hy goet +<br />
hy can ons behoorlicke dynghen Leeren<br />
zynder wysheyts ghetal en es nyemandt vroed +<br />
dus keert hu themwaerts / ende gheen zonden doet +<br />
ende voor hem doet Rechtueerdicheyts zede +<br />
25 gheloouende standvastelick clouck ghemoet<br />
dat hij met hu zal doen zyn ontfaermichede<br />
ick maecke licht / scheppe duusterheyt / ende vrede +<br />
ick die heere (zeght hij) doe al dese dynghen /<br />
+<br />
Mynen Raedt zal eeuwich staen / ende oock mede<br />
myn wille zal gheschieden / wat ick wil vulbrynghen<br />
Ick bem die stercke god / dyns vaders / elcx bedwynghen +<br />
Ick bem hu god (zeght hij) wilt niet Afwijcken<br />
5 ick heb u ghesterct als vrome ionghelynghen +<br />
keert hu tmywaerts / ende ghij zult zaelich blycken<br />
Alle henden der eerden / ende ConyncRycken +<br />
Want ick bem hu god / en daer en es ander gheene<br />
Ick bem die duere / die duer my in zullen strycken +<br />
10 die zullen zyn behouden met * my ghemeene<br />
een goet heerder bem ick iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />
ick bem die moorghensterre / Blynckende claer +<br />
Broodt des leuens / ende dauids wortle alleene +<br />
ick bem die ick bem / onveranderlick voorwaer<br />
15 hu deel bem ick inden hemel / end hu erfgoed daer +<br />
End eer Abraham worde / zo bem ick ziet +<br />
dus mensschen zouct den heere / ende volght hem naer +<br />
wat dyns gheschiet +<br />
Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />
20 Ghaet huut tmiddel dies <strong>van</strong> babylonien ach +<br />
zondaers / dat elck zijne ziele behouden mach<br />
<strong>van</strong>der gramschap des heeren gods thoorne groot<br />
ende comt / laet ons vpghaen zonder verdrach<br />
vpden bergh des heeren als troost tonser noodt +<br />
25 vereenicht hu met god / ghelooflick totter doodt<br />
ghij zultter by vercryghen de beste vruchten +<br />
neimt de wet <strong>van</strong> zijnen monde voor daghelicx broodt<br />
in hu herte stelt zyn Redenen zonder vluchten<br />
verblydt hu in hem met beuen ende duchten +<br />
30 hoopt in hem ende dient hem huut tshertsen iueght<br />
zouct zyn Rycke / ende wilt voor hu zonden zuchten +<br />
Offert hem offrande met Rechtueerdicheyts duecht +<br />
zouct den heere / Te wylen ghij hem vynden mueght +<br />
Ende duer den wech der voorzienicheyt ghaet / +<br />
* Vóór ‘met’ ‘d’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Eccli .17<br />
+<br />
Trenorum 3.<br />
+<br />
psal 9.<br />
+<br />
Eccli .17.<br />
+ Thobie/13<br />
+ Esai/45.<br />
+ 388 r<br />
+ Genesi 46.<br />
+ Esai/41.<br />
+ idem 45.<br />
+ Iohan/10.<br />
+<br />
Apoca/<br />
+<br />
iohan/.6.<br />
+ Exodi/3.<br />
+ malach .3.<br />
+<br />
Nu / 18<br />
+<br />
iohan/ 8<br />
+ iere 51<br />
+ Esai.2.<br />
+ iob .22.<br />
+ Psal / 2.<br />
+<br />
Mathei .6.<br />
+<br />
Psal 4<br />
+<br />
Esai 55<br />
+<br />
prouerbi .9.
126<br />
+ ende duer den wech der voorzienicheyt ghaet +<br />
ende wyct vp dat ghy mueght wesen verhueght<br />
<strong>van</strong>den thenten der ongoddelicke mensschen quaet<br />
ghaende totten dienste gods In Rechtueerdicheyt staet +<br />
5 wie vp hem betraut die zal de eerde beErfuen<br />
en wie den heere niet en zouct / maer blyft obstinaet +<br />
die zullen <strong>van</strong>den minsten totten meesten sterfuen +<br />
tot wien zouden wy anders eer wy bederfuen<br />
mueghen ghaen / ende ons gheel in handen gheuen +<br />
10 dan tot christum / die ons zonden mach gheel ofkerfuen<br />
en die woorden heeft / des eeuwich onhendelick leuen<br />
Laet hu handen zyn te godewaerts vpgheheuen<br />
ende hem lof eere en dancbaericheyt biedt<br />
vp dat ghy mueght in tsleuens bouck zyn ghescreuen<br />
15 doch eer tydt ontvliedt<br />
Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />
Bekeert hu Roupt god huut bermherteghe gronden<br />
ende bewyst berau <strong>van</strong> al huwen zonden +<br />
en die boosheyt zal hu tot gheen vallynghe wesen<br />
20 maect dat in hu zy een nieu herte bevonden<br />
v<strong>van</strong>t tzondaers doodt en wil ick niet maer zyn ghenesen<br />
Bekeert hu tmywaerts Roupt hij noch bouen desen +<br />
gheel huut al huwer herten vroom zonder Afglyden<br />
met vasten weenen claeghen te mywaerts gheResen<br />
25 end hu cleedren niet / maer hu herten wilt snyden<br />
bekeert hu dies totten heere in tsleuens tyden<br />
hy es bermhertich lanckmoedich en goederthiere<br />
bouen tsmensschens vermueghen / laet hy nyemandt Lyden<br />
als milde zonden vergheuer es zyne maniere<br />
30 ons heeft hy bemindt / huut eeuwegher Liefden diere<br />
hier om zeght hy / ons zynde bermhertich * ghenaedich +<br />
heb ick hu tot my ghetrocken <strong>van</strong>den helsschen ghiere<br />
en myn bloedt huutghesturt / voor hu leuen mesdaedich<br />
++<br />
Noch zeght hij / mach een vrauwe zo stuerberaedich<br />
huer kynderen vergheten / Buuten den betame +<br />
zoo dat zou niet ontfaerme vrouch ende spaedich<br />
de zuene <strong>van</strong> huer moederlicke Lichaeme<br />
5 end al verghaete zou hem oock dus onbequame<br />
ziet gheenssins zal ick hu zeght christus vergheten<br />
hy god almachtich / om de wille <strong>van</strong> zynen name<br />
Laet ons dese troostbaere belofte weten<br />
dies zondaers ontziet tzweerd / eer ghy wordt ghesmeten<br />
10 keert te godewaerts eer hu den vyandt bespiet<br />
* Vóór ‘bermhertich’ ‘ghenaedich’ geschrapt.<br />
+ Fol. 389 r, r. 17-25 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 388 v<br />
+ Nu / 16.<br />
+ Eccli 2.<br />
+<br />
Esai 55.<br />
+<br />
2 parali / 15.<br />
+ iohan .6.<br />
+ Ezech.18<br />
+ iohel .2.<br />
+ iere .3.<br />
+<br />
389 r<br />
+<br />
Esai 49.
127<br />
weist traghelick tot zonden / hoe hooghe ghezeten<br />
maer naer myn bediet<br />
Traeghelick keert hu te godewaerts niet<br />
Prinche<br />
15 Zouct den heere alle zachtmoedeghe der eerden +<br />
den Rechtueerdichsten zachtmoedichsten hooghst <strong>van</strong> weerden<br />
ende vliedt <strong>van</strong> lucifer houeerdighe zinnen<br />
keert hu tot die hem oyndt oetmoedich gheneerden<br />
Schuut Mammon en die ghierichede beminnen<br />
20 keert hu tot Eerdsch Versmaden <strong>van</strong> buten en binnen<br />
Schuut Asmodeus onCuusschelick bedryf<br />
keert hu tot zuuer leuen om dhemel ghewinnen<br />
Schuut Sathan die grammelick sticht ghekyf<br />
keert hu tot zachtmoedicheyt man ende wyf<br />
25 Schuut Beelzebub ghulsicheyt tallen hueren<br />
keert hu tot Abstinentien dwynght tvleesschelic lyf<br />
Schuut leuiathan met al zyn nydeghe Cueren<br />
keert hu tot gheen Wraecke laet die ghebueren<br />
naer de wille des heeren / Want zou hem toebehoort<br />
30 Schuut Belyals traecheyt ende Ledich besmueren<br />
ende keert hu tot gods dienste doch Rechtevoort<br />
Schuut iesabels venynicheyt twistich discoordt<br />
++<br />
volght de paeyselicke mycol deendrachteghe nichte<br />
schuut de valsche athalia / ende naer myn woord<br />
volght Abygahel die dauids gramschap zwichte<br />
//Maer bouen al omme commen ten hemelschen lichte<br />
5 volght christum den heere Int eerdsche dal<br />
ende helpt zyn cruce draeghen zoet <strong>van</strong> ghewichte<br />
keert hu themwaerts / ende thuwaerts hy oock keeren zal<br />
staet vp en keert <strong>van</strong> huwen zwaerzondeghen val<br />
eer ghy huten schoonhemelschen wech suckelt yet<br />
10 peynst die ten alfuen keert / die en doolt niet al<br />
end al lydt ghy verdriet<br />
Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />
Eerdsche Wandelaers<br />
Ghy fantasticque gheesten vernuft en verduustert<br />
15 die in verre landen Curieusheyt duerpluustert<br />
ende commende thuus metten zinnen verkeert<br />
verdraeght hu dies / zyt niet zo onghemuustert<br />
Bid dheere zoo / als hu dit Refereyn Leert<br />
+ Fol. 389 v, r. 20, 21 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Sopho.2.<br />
+ 389 v
128<br />
Refereyn<br />
Estote imitatores Christi<br />
Via Impiorum tenebrosa. +<br />
Wee hu ghy boose mannen <strong>van</strong> beeden staeten<br />
die huten Rechten weghe zyt dolende zeere +<br />
en bewandelt meestdeel Cayms en Iorams straeten<br />
25 ghy verdoolde die hebt gheel de wet verlaeten<br />
<strong>van</strong> huwen god die alder hoogsten heere<br />
keert themwaerts vp dat hy oock thuwaerts keere +<br />
Want hy ontfaermt / al wie huer zonden berauwen +<br />
+ +<br />
daelt <strong>van</strong> tquaede / maer clemt vp met weldaets leere<br />
maect hu een herte gheestich nieu zonder verflauwen<br />
der steruenden doodt wil god niet schauwen<br />
maer vvil dat hy keere ende weder mach leuen +<br />
5 zeght dies met een vastgheloouich betrauwen<br />
Vadre / voor wien hemelsch eerdsch helssche Beuen +<br />
hu zuene theetene / Bem ick niet weerdich beseuen<br />
v<strong>van</strong>t ghezondicht inden hemel heb ick menichfuldich<br />
en voor hu die my sceppenesse hebt ghegheuen<br />
10 keert tzijnewaerts * / hu kennende zoo beschuldich<br />
en zeght heere god ghenaedich vierich ghehuldich<br />
ick bem ghelyck een man zonder hulpe ghebleken +<br />
om hu Cranckheyt niet te zeere weist onverduldich<br />
Bidt den heere / en zyn gratie zal thuwaerts leken<br />
15 tooght hem claer hu quetsueren end huwe ghebreken<br />
die ** ghy hebt in quae dolende weghen ontfanghen<br />
vreest den heere huwen god volght hem onbezweken<br />
hij eist die hu mach helpen huut dolende ghanghen +<br />
zouct wysheyt huer Rechter handt Can tleuen verlanghen +<br />
20 laet kyndscheyt / ghaet den wech der voorzienicheden<br />
der ongherechteghen wech Schuut die als slanghen +<br />
ghaet Inden wech der heydenen / oock tgheenen steden +<br />
maer met dauid bidt thuwer zielen vreden +<br />
heere Leedt my in huwen wech ter deghe +<br />
25 dat ick Inghae in huwe warachteghe zeden<br />
zo en wandel ick niet meer met dolende Leden<br />
Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />
Christus es voor ons ghepassyt der naer ghestoruen<br />
ende dat wy zyn voetsteppen zouden volghen naer<br />
30 zulck een bewys hebben wy an hem verworuen<br />
der ongoddelicken wech zal wesen Bedoruen<br />
* ‘tzijnewaerts’: ‘ij’ verbeterd uit ‘n’.<br />
** ‘die’ in margine toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Ephes 5.<br />
prouerbi .4.<br />
+ Eccli 41<br />
+<br />
zach. primo<br />
+<br />
Eccli 12<br />
+<br />
390 r<br />
+<br />
Esai primo<br />
+ Ezech 18<br />
+ luce / 15.<br />
+ Psal 87<br />
+<br />
deu / 13<br />
+<br />
prouerbi .3.<br />
+<br />
.9.<br />
+<br />
.3.<br />
+<br />
Mathei.10<br />
+ Psal .85.
129<br />
maer wie christum volght wandelt in gheen duusterheyt daer +<br />
zyn weghen zyn vpRecht Waer inne voorwaer +<br />
+<br />
de Rechtueerdeghe zullen wandelen ziet<br />
der ongoddelicken wech / es doncker niet claer<br />
dus waer zy vallen zullen / en weten zy niet<br />
Wandelynghe es <strong>van</strong> Noe met gode gheschiet +<br />
5 als beminnende zyn heere huut liefden crachtich<br />
v<strong>van</strong>t hy wiste wel zonder te twyfuelen yet<br />
tsheeren weghen zynde Bermhertich warachtich +<br />
ghy hartneckeghe verdoolde / zyt dit wel achtich<br />
in al den weghen wandelen wilt zonder dolen<br />
10 (vp dat ghy mueght leuen in welvaeren machtich)<br />
die hu den heere huwen god heeft beuolen<br />
al hebben zieck ellendich hu ooghen ghequolen +<br />
ghelyct niet meer / die den effen wech voor by lyden<br />
ende ghaen duer doncker weghen naer valssche scholen<br />
15 maer naer den ouden bywech Vraeght tallen tyden<br />
es hy goet daer in wandelt / en niet bezyden<br />
ende zult huwer ziele vercoelynghe vynden<br />
vvilt inden boosen wech / niet behaeghlick verblyden<br />
vliedse ghaetter niet duere / wier hu toe pynden<br />
20 peynst der mensschen Iaeren lyden als vlieghende wynden<br />
en dat ghy wandelt eennen wech int zoete of tzuere<br />
daer ghy / tzy aerme of die noyndt Rycdommen schrynden +<br />
nemmermeer wederomme zult commen duere<br />
dus wy die hier als pelgrems zoucken avonthuere<br />
25 om verweruen zaelicheyts gheluck en zeghe<br />
den Rechten wech te ghaene / Es de beste cuere<br />
biddende / dat ons tsaemen gheenen wech ghebuere<br />
Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />
Comt alle die daer aerbeydt ende zyt verlaeden<br />
30 comt tmywaerts / zoo Roupt christus ick zal hu vermaecken<br />
keert betrauwelick ghewillich Rasch zonder verspaeden<br />
v<strong>van</strong>delt simpelick als beschermt duer zyn ghenaeden<br />
zo mueght ghy dan ten hemelsschen weghe gheraeken<br />
Christus es den wech tleuen vul warachteghe zaecken +<br />
+<br />
en de weghen die ter Rechter handt zyn hy kendt<br />
ghedynct den heere dies in al hu weghen en spraecken<br />
om te spoedeghen hu weghen word hij oock omtrent<br />
metten zondaeren hu <strong>van</strong> te etene spent +<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal primo<br />
+ iohan/ 8<br />
+ 390 v<br />
+ Genesi .6.<br />
+ Psal/24<br />
+ Psal 87.<br />
+ iob .16.<br />
+ iohan .8.<br />
+ 391 r<br />
+ Thobie.4.
130<br />
5 ghy mensschen ghecocht / met christus heet bloedt<br />
wordt niet dienaers der mensschen / maer zonder hendt<br />
dienaers christi hem int volghen / met Rechter oetmoedt<br />
ziet voor hu in wat wech ghy wandelynghe doet<br />
v<strong>van</strong>delt met die Rauwich zyn ende Bedrouft<br />
10 huwen naesten byden weghe troostbaerich groet<br />
ende vp den wech hu herte welschickende prouft<br />
ghaet met nyemandt wien mesleedynghe heeft ghetouft<br />
want met zulcke ghy wandelt / gheRekent ghy word<br />
maer zouct den heere Die weet wat den mensche behouft<br />
15 end hu voetsteppen <strong>van</strong> dolende weghen vpschort<br />
den byl es an den wortlen der boomen gheport<br />
<strong>van</strong>den ghuenen die gheene goe vruchten voortbrynghen<br />
doet vruchten <strong>van</strong> berauwe / dies Rasch vp en Cort<br />
eer men hu als onvruchtbaer boom comt omRynghen<br />
20 end afhauwende zal moeten ten viere brynghen<br />
en verbarnen inder hellen diepste donckere stanck<br />
ghaet in duer de nauwe poorte voor alle dynghen<br />
niet duer de wyde poorte / wiens wech breed es Lanck<br />
v<strong>van</strong>t zou es leedende totten verdomlicken ghanck<br />
25 dies beraut my dat icker in te wandelen pleghe<br />
elck pryst tRume / en vryheyt tsvleeschs vry en vranck<br />
end ons Leedsmannen ducht ick ghaen zomtyds manck<br />
Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />
Prinche<br />
30 Clemt ten berghe des heeren met een herte net +<br />
ghaet daer / end en wilt niet meer zondeghen ghy<br />
zaelich zynse Die vpden wech onbesmet<br />
+<br />
ende wandelen Inne des heeren wet<br />
want den zulcken zal hy commen ghehulpich by<br />
wandelt Rechte Te wylen ghy tlicht hebt vry<br />
ghaet wascht hu ter Iordanen ghy wordt ghezondt +<br />
5 vp dat hu vleesch weederomme gheReynicht zy<br />
<strong>van</strong>den hoofde totten voeten in dyns herten grondt<br />
staet vp ghy die daer slaept dan in corter stondt<br />
vvilt hu tot christum keeren / end hy zal hu verlichten<br />
ende bidden huut eenne dancbareghe mondt<br />
10 dat hy wil <strong>van</strong> hu zyne gramschap zwichten<br />
dat hy een Reyn herte in hu wilt stichten +<br />
end in hu Inghewandt vernieuwe / een vpRechten gheest<br />
dat hy hu niet verworpe <strong>van</strong> huwe ghezichten<br />
met dauid wilt zoo bidden / ghy <strong>van</strong> adam verweest<br />
15 dan zult ghy mueghen wandelen onbevreest<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Esai.2.<br />
+ 391 v<br />
+ 4 Regum .5.<br />
+ Psal 50
131<br />
dit Raed ick hu quaet waert dat ict verzweghe<br />
die noch dolende wandelt in tsweerelts forreest<br />
duer doncker valssche weghen Vul venynich Tempeest<br />
Afkeerende <strong>van</strong>den schoonhemelschen Weghe<br />
Aucteur<br />
Vanden zevene doodzonden nv concluderende<br />
metten Circonstantien vul zondich quaet<br />
die daer ondere zyn Resorterende<br />
voorts heb ick gheweist ymaginerende<br />
25 om zondaers te schickene huten zondeghen staet<br />
huut liefden / den zulcken gheuende Raedt<br />
tot een contemplatyfuelick verwecken<br />
met zoet schriftlicker leerynghen / twelck menich baet<br />
eer zy worden desolaet<br />
30 Den zondaers / zalmen met zoeticheyt trecken /<br />
+<br />
huut tsvyandts strecken // eer god wierde verbolghen<br />
de Refereynen ionnende die hier naer volghen<br />
Zondaers ende Zondaressen<br />
Alle zondaers zondaeressen int generale<br />
5 omme naermaels besitten de hemelsche zale<br />
heb ick oock een testament willen bereeden<br />
tnaervolghende Refereyn met corten verhaele<br />
Twelck ick hulieden gheue voor myn scheeden<br />
Refereyn<br />
10 Zondaers wederkeert <strong>van</strong> al huwe quaetste weghen +<br />
end hu Rechtueerdicheyt voor god den heere doet +<br />
<strong>van</strong> dyn afgoden zyt oock te keerene gheneghen +<br />
hebt betrau en ghelooft Teuangelie goet +<br />
ghenaect god / ghy cryght zyn ghenaeckynghe zoet +<br />
15 keert hu themwaerts hy zal hu den gheest verlichten +<br />
vveist ghedachtich wat ghy zyt / weist clouck ghemoet +<br />
hoe ghy theyrcracht der zonden mueght gheestelick slichten<br />
weist sober ende wilt <strong>van</strong> gheen waeckynghe zwichten<br />
want den vyandt hu partie zouct * dyn omRynghen<br />
20 hoe hy metter macht zynder becuerynghen schichten<br />
hu onvoorzien mochte zielwondich besprynghen<br />
grypt tzweerd <strong>van</strong> gods woord in dhandt / vvilt hem daer me dwynghen<br />
sterct hu met zulcke dynghen // vecht voor gods liefste bruudt<br />
vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />
* ‘zouct’: ‘c’ over ‘d’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 392 r<br />
+ 4 Regum .17.<br />
+ iere .35.<br />
+ Thobi/13<br />
+ Ezech 14.<br />
+ Marci/primo<br />
+<br />
iacobi .4.<br />
+<br />
Psal .33.
132<br />
25 Worpt. heerschappie houeerdich eerst huut huwen zin +<br />
want zou es <strong>van</strong> god en den menssche ghehaet<br />
zouct niet dat hoogher hu es / zouct oetmoedich ghewin<br />
eer ghy word onderworpen met Lucifer quaet<br />
onder gods handt almachtich oetmoedich staet<br />
30 want zo wie hem veroetmoedicht zal worden verheuen<br />
en ghiericheyt hoe daenich die zyn mach versmaet /<br />
+ +<br />
niet onRechtegher dan tghelt beminnen int leuen<br />
en zalegher dan tnemen zo was oyndt tgheuen +<br />
zaelich es de Rycke / die naer tgoedt niet stryct by +<br />
verworpt ghulsicheyt end alle brooddronckich sneuen +<br />
5 ende dat dyn voedsels spyse By ghewichte zy +<br />
wacht hu oock wel Leckerwynghulseghe ghy<br />
maer wilt ghy zyn vry // <strong>van</strong> zulck zondich tribuut<br />
Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />
Weert. gramschaps dienst metten ghelooueghen schilt<br />
10 peynst zoete andwoorde doet gramschap breken +<br />
ende wordt ghij gram gheenssins zondighen wilt +<br />
volght moysen de zachtmoedichste oyndt ghebleken +<br />
weist zachtmoedich / als ghy gods woord hoort preken +<br />
gramschap doet verminderen des mensschens daeghen +<br />
15 vvilt traecheyts diensterghe <strong>van</strong> hu versteken<br />
en zyt tot goede wercken neerstich zonder vertraeghen<br />
en gheen ziecten zullen hu Anloopende plaeghen<br />
traeghe / ghaet dies totter miere / end huer leerynghe ziet<br />
ende vought hu Liefzaemich met een verdraeghen<br />
20 dat ghy dyn broeder / vvilt nydich ouerlasten niet<br />
vergheeft / vergheuenesse zal hu worden gheschiet +<br />
Bemindt tgoede tqua vliedt // grypt gheen verboden fruut +<br />
vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />
Princhelicke<br />
25 Couraidgen meest leuende naer tvleesch<br />
wacht hu <strong>van</strong> alle Oncuusschelicke zeden<br />
bewaert hu zeluen zuuerlick / es paulus heesch<br />
Castydt hu Lichaem / zoo hy en de zyne deden +<br />
doet versteruen huwe Leden vpde eerdsche steden +<br />
30 vvilt niet worden als beesten zonder verstandt +<br />
doncuussche ouerspeilders / zal in Rechtueerdicheden +<br />
god den heere vonnessen ouer alle Landt +<br />
sterft / eer ghy sterft / den sterfdach int herte plant /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccli 10 ende .3.<br />
+<br />
392 v<br />
+<br />
Eccli 10<br />
+<br />
Actuum .20.<br />
+<br />
Eccli .31.<br />
+<br />
Luce 21<br />
+<br />
Ezech 4.<br />
+ prouerbi 15.<br />
+ Psal 4<br />
+ Nume/12.<br />
+<br />
Eccli .5.<br />
+<br />
Eccli .30.<br />
+<br />
Luce .9.<br />
+<br />
Amos .5.<br />
+<br />
.1. thimo 5.<br />
+<br />
1 Corin .9<br />
+<br />
Collos 3.<br />
+<br />
Psal 31<br />
+<br />
1 corinthe 10.
133<br />
+ peynst wat ghij zyt stynckende zack vul zonden<br />
Bidt gheloouich al es onReyn hert end handt<br />
heere / en ghy wilt zuveren mueght ghy myn gronden<br />
neimt hu hope end hu troost Vp christus wonden<br />
5 end huut liefden tallen stonden // spyts dhelsschen druut<br />
vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />
Aucteur<br />
Tfirmamentich beleed<br />
gheen cours en houd<br />
10 de wynter word heet<br />
de zomer word Coud<br />
om zeluer en goud<br />
tghelooue Cranct<br />
Trauwe voudt<br />
15 cracht es stout<br />
paeys men ghemist<br />
Oorloghe Twist<br />
elck nv ontfanct<br />
Tvolck es versteent<br />
20 Eere vercleent<br />
dierste verlanct<br />
hoe comt dit by<br />
tdyncke my<br />
datter plaeghe zy<br />
25 Om datter lettel god <strong>van</strong> zyn * gratien danct /<br />
Verdoolde mensschen<br />
+<br />
Ghy versuckelde verdoolde die meest schuut tlicht<br />
keert keert ende laet huwe zonden berauwen<br />
schuut duusterheyt / int clare wandelt onghezwicht<br />
30 te wyle ghy tlicht hebt Willet anschauwen<br />
Myn Refereyn naervolght / ter goeder trauwen<br />
mans ende vrauwen // zoo goe christene deden<br />
Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden /<br />
Refereyn<br />
Ghy Duusterzondeghe mesdadich vul noods<br />
wiens vleesch den gheest doet veel wederstoots<br />
ons leuen vpder eerden es gheduereghen strydt<br />
5 vvy wandelen onder de schaeuwe des doodts<br />
* Vóór ‘zyn’ ‘d’ geschrapt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 393 r<br />
+<br />
393 v
134<br />
gheboren <strong>van</strong>der vrauwe / Leuende corten tydt<br />
Comt keert hu totten heere ghebenedydt<br />
end hij zal hu verlichten als god almachtich<br />
doet tcleed der Liefden an / als bruloft habyt<br />
10 keert huut babylonien tesser duusternachtich<br />
ende wandelt int licht / Liefmoedich eendrachtich<br />
te wyle ghy tlicht hebt in deerdsche steden<br />
Ryst huuten slaepe / werct mannelick crachtich<br />
Comt tsaemen huten houcke der duusterheden<br />
15 Hebt gheen quaede ghedochten inder herten custode<br />
v<strong>van</strong>t quaede ghedochten verscheeden <strong>van</strong> gode<br />
maer beproufde duecht berespt die onwyse zwaer<br />
mensschen wetten zyn ydel vought hu tsheeren ghebode<br />
die den wech es / Tleuen / en de waerheyt claer<br />
20 de doodt en heeft hy niet ghemaect voorwaer<br />
noch inder lenenden verghaen / en verblydt hij niet<br />
hy schiep alle dynghen duer zyn woordt * openbaer **<br />
vp datse wel wesen zouden beschut voor verdriet<br />
vvie den heere naervolght Certeynelick ziet<br />
25 die wandelt in gheen duusterheyt / maer ghaet in vreden<br />
clemt vp den bergh des heeren / ende die tlicht vliedt<br />
Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />
Om wel. leuen het onwetende wesen verlaet<br />
ende vpden wech der verstandenessen ghaet<br />
30 comt vpder goddeloosen wech gheenssins ghy<br />
v<strong>van</strong>t zy en slaepen niet / voor datse quaet<br />
hebben ghedaen / dit vaste weten wy<br />
wyct <strong>van</strong> hemlieden ghaet dien wech voor by<br />
v<strong>van</strong>t der goddeloosen wech die es doncker beseuen<br />
+<br />
ende weten niet waer zullen vallen zy<br />
maer der gherechtegher wech blynct int leuen<br />
ghelyck een licht dat vooren ghaet verheuen<br />
ende licht totten vullen dach toe es gheleden<br />
5 tsheeren weghen zyn bermhertich / dus alle die sneuen<br />
Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />
Prinche<br />
Wy hebben al tsaemen dits openbaerheyt<br />
ghedoolt en gheweken <strong>van</strong>den wech der waerheyt<br />
10 en de zonne des verstands / es ons niet vpgheghaen<br />
* ‘woordt’: ‘t’ over ‘s’.<br />
** Oorspronkelijk ‘vermaen’ geschrapt; ‘openbaer’ erna toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 394 r
135<br />
wy zyn moede gheworden Mids zondeghe zwaerheyt<br />
inden wech der ongherechticheyt zaen<br />
vvy hebben zwaere weghen ghewandelt waen<br />
en tsheeren wech gheweten niet / om vruecht vermeeren<br />
15 ghy versuft in eeghin wysheyt dan / ende daer vp staen<br />
Laet of ende ten Rechten weghe wilt keeren<br />
had ghylieden ghewandelt vpden wech des heeren<br />
vroylick waert ghy ghebleuen end in zekere zeden<br />
der ongodlicken wech zal verghaen / dus om leeren<br />
20 Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />
Scrupuleuze gheesten<br />
Dusdaneghe hoe hemlieden gheleert wordt ghepreict<br />
Blyfuen altyds beroert ende ongheRust<br />
huut Liefden bid ick hulieden fantazien Breict<br />
25 naer dit Refereyn doende / hopick word ghesust<br />
Refereyn<br />
Hartneckeghe vernufte gheel <strong>van</strong> gode ghekeert<br />
bekeert hu totten heere end huwe zonden laet +<br />
eer dat doncker word hem loft danct ende Eert<br />
30 dan dees naervolghende zaecken te doene leert /<br />
+<br />
zo mueght ghy wel doen en leuen in vroylicheyts staet<br />
Vreest god / en zyn gheboden te doene ontfaet +<br />
betraut hu niet gheel vp huwe gherechticheden<br />
bidden end aelmoessen tdoene / niet en versmaet<br />
5 kyft ieghens een machtich menssche te gheenen steden +<br />
hebt zoorghe voor een goede naeme vul vreden +<br />
ende gheenssins den aermen doch ouerlast doet<br />
keert hu aenschyn <strong>van</strong> een verchierde wyfs leden<br />
openbaert niet elck hu herte / ten es niet goet<br />
10 hebt nemmermeer Raedt metten zotten onvroedt<br />
ende wilt naer hu vermueghen elck tzijne gheuen<br />
v<strong>van</strong>t dit / met Liefden doende goethertich ghemoet<br />
Machmen wel doen en vroylick gherustelick Leuen<br />
En vvilt dronckich worden niet inden wyn +<br />
15 daer oyndt tvvist end onCuusscheyt es huut gheschiet<br />
eer de ziele wordt ghequetst met zulcdanich Venyn<br />
voor de quale medechyne wilt doende zyn +<br />
end hu quetsuere tooght zonder te deckene yet<br />
versmaet huwen broedre om gouds wille niet<br />
20 en gheen zaecken belooft bouen huwe macht<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccli 17<br />
+<br />
394 v<br />
+<br />
Eccles vltimo<br />
+<br />
Eccli .7.<br />
+<br />
idem 14<br />
+ Ephe.5.<br />
+ Eccli 18
136<br />
ghebruuct des leuens met huwen wyfue ziet +<br />
de welcke ghy bemindt naer huwe Cracht<br />
end hu wel <strong>van</strong>den valsschen propheten wacht<br />
schuwet zotte end alle ongheleerde vraeghen +<br />
25 zonder tvvist al hu dynghen eendrachtelick schacht +<br />
datmen zelden behoorlick can over hu claeghen<br />
end hebt god lief geheel al dyns leuens daeghen<br />
daeghelicx belydt hem dyn zondich sneuen<br />
v<strong>van</strong>t warachtelick zoo zonder eenich versaeghen<br />
30 machmen wel doen / En vroylick gherustelick leuen<br />
Verblydt hu inden heere tot allen stonden +<br />
en wederomme segh ick hu wilt hu verblyden<br />
gheeft gheen wanhopende droufheyt dyns hertsen gronden<br />
als <strong>van</strong>der slanghen aenzichte vliedt <strong>van</strong> zonden +<br />
+ *<br />
zyt <strong>van</strong> eerdsch dynck zoorgfuldich te gheenen tyden<br />
maer eenen goeden stryd des gheloofs wilt stryden +<br />
hu spennende <strong>van</strong> vleesschelicke Manieren +<br />
oordeelt nyemandt / vvilt oock niet vermalendyden +<br />
5 maer volght altyds dat goet es in hu hanthieren +<br />
int zachtmoedich sober leuen wilt hu Regieren +<br />
hoopt ghestaedich inden heere / ende vp gods woordt<br />
vvilt ieghens de waerheyt gheen lueghens verzieren<br />
schuut alle vreimde nieuheyt der woorden voort +<br />
10 weist verdraeghende tot allen Leift onghestoort<br />
dan god gheuende dwelcke god es toeghescreuen<br />
oock gheuende den keyser dat hem toebehoort<br />
Mach men wel doen En vroylick gherustelick Leuen<br />
Prinche<br />
15 Doet zoo ghy wildet datmen hu daede<br />
ende helpt vougsaemelick de weerelt verstercken<br />
bewacht deen den andren voor schande en schaede<br />
vergheeft of yemandt dat an hu Baede<br />
haet nydt ende wraecke Laet <strong>van</strong> hu verpercken<br />
20 staet vast in tghelooue doet liefde wercken<br />
oft anders crancken loon zoudghyr of ghewinnen<br />
Leeft als ghetrauwe dienaer der heligher kercken<br />
Bid god Eert zyn heleghen met Redenlicke zinnen<br />
end huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />
25 ende wilt al wat ghij zult nemen ter handt<br />
inden naeme iesu christi vulhenden beghinnen<br />
hebbende zyn hope int herte gheplant **<br />
<strong>van</strong> veel onderwyndens ontlast hu verstandt<br />
* Oorspronkelijk ‘stonden’ geschrapt; ‘tyden’ erna geschreven.<br />
** ‘gheplant’: ‘p’ over een eerste, mislukte ‘p’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Eccles .9<br />
+<br />
Mathei/ .7<br />
+<br />
.1. thimo.2<br />
+ philip/4<br />
+<br />
Eccli 21.<br />
+<br />
395 r<br />
+<br />
.1. thimo .6.<br />
+<br />
1. petri 2<br />
+<br />
Mathei .7.<br />
+<br />
.1. thessa .5.<br />
+<br />
Ad Titum 2.<br />
+ .1. thimo.4.
+<br />
137<br />
hooghe twyfelheyt houdende gheel verdreuen<br />
30 bewaerende dyn edel Christendoms pandt<br />
huut broederlicker liefden zoo Raed ick hu / Want<br />
zoo / machmen wel doen / En vroylick gherustelick Leuen /<br />
Aucteur<br />
Cleenmoedeghe in tribulatien zynde<br />
wien tsweerelts quellynghen dicwils ouerwaeyen<br />
Leist myn Refereyn / hoe ghequelt de ghepynde<br />
5 Ick hope ghy zultter hu zeluen mede paeyen<br />
wy die hier noch ploughen zaeyen ende Maeyen<br />
inden vredelicken tydt / noch (gode lof) voorspoedich<br />
moeten bet verdraeghen / dan die hebben connen zaeyen<br />
en vreimde de vruchten ghemaeyt ouervloedich<br />
Refereyn<br />
Ghy christene Natien an elcken cant<br />
ghy goddelicke vruchten elck In zyn Iuecht<br />
gheeft my ghehoor / end als een Roose gheplant<br />
up Reviere der wateren maect hu verhueght<br />
15 hebt Roke als Lybanus daer ghyt vermueght<br />
ghy blommen bloeyt naer der Lelyen zeden<br />
gheeft Roke ende by huwer duecht<br />
brynght bladeren voort <strong>van</strong> dancbaericheden<br />
danct eert god ontziet hem tot allen steden<br />
20 ende hem in zijne wercken ghebenedydt<br />
hy Rechtueerdich en ghenadich vul paeys en vreden<br />
hem in zijnen name grootmaeckende zyt<br />
end hem inde stemme huwer Lippen belydt<br />
dat oyndt al zyn wercken zyn goet ghebleuen<br />
25 die hem in onse noodzaecken noch daeghelicx quyt<br />
dies ken ick dan in desen nieuzondeghen tydt<br />
Tes wel gods gratie dat wy noch Leuen<br />
Stranghelick heeft god die <strong>van</strong> egypten gheplaeght<br />
om dat zylieden ieghens hem hadden mesdaen<br />
30 hy sprack / quaet ghewoormte heeft ze doe verIaeght<br />
en veranderde huer wateren in bloede zaen /<br />
+<br />
haer visschen doodende / ende moesten ontfaen<br />
haghel voor Reyn ende viervlammen groot<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
395 v<br />
+ 396 r
138<br />
haer wynstocken verslouch hy / en de boomen ghestaen<br />
bin haer paelen / die brack hy dus creghen noodt<br />
5 <strong>van</strong> huer eerste gheboorne / nyemandt ontvloot<br />
god den heere die slougse bin haerlieder lande<br />
haer vruchten zyn <strong>van</strong>den sprynckhaenen ghedoodt<br />
end hadden benautheden menegherhande<br />
vvy mueghens ons dies wel spreken schande<br />
10 en god dancken die hebben veel zonden bedreuen<br />
ende nochtans ghespaert huut doodlicken bande<br />
dies zeg ick en stelder tlyf vooren te pande<br />
Tes wel gods gratie dat wy noch leuen<br />
Punitien by plaeghen in tyden voorleden<br />
15 heeft god laeten gheschieden als zynde ghestoort<br />
Eerst Caym verslaegher zyns broeders leden<br />
wierd zelue daer naer <strong>van</strong> Lamech vermoort<br />
de steden zodoma Gomorra versmoort<br />
Sichen deerlick <strong>van</strong> Iacobs broeders versleghen<br />
20 al dat manlick in tstede was / daer naer voort<br />
zy zyn oock tot vermoordynghe gram * bedeghen<br />
Pharao hartneckich tot moysen gheneghen<br />
met zyn heyrCracht inder Roo zee verdranck<br />
Nadab Abihu Brandeghen doodt ghecreghen<br />
25 Chore dathan en abyron / ter hellen elck zanck<br />
iahel duernaeghelde Sysara stranck<br />
duer zyn heerssenen / dies heeft oock de doodt beseuen<br />
zo ken ick dan myns leuens daeghen lanck<br />
en zegghe / zyn dese dus ** huut tsweerelts ghanck<br />
30 Tes wel gods gratie dat wy noch leuen<br />
Princhelick<br />
God heere ghij zyt *** de ghuene<br />
die hebt ouer tsteruen ende Leuen macht<br />
ons stercte onsen toevlucht oyndt zoo ghewuene<br />
+<br />
ghy zyt de god die wonderlicheden schacht<br />
ons tyden zyn in huwer handen Cracht<br />
hu macht hebt ghy den volcke ghemaect bekent<br />
en duer huwen name alder stercxst gheacht<br />
5 es verlossynghe hemlieden gheweist omtrent<br />
tes Redene dat wy dan tot inden hendt<br />
hem eere Lof ende dancbaericheyt gheuen<br />
* ‘gram’: ‘m’ over ‘n’.<br />
** Vóór ‘dus’ ‘h’ doorgehaald.<br />
*** ‘zyt’: ‘y’ over een eerste, gevlekte ‘y’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 396 v
139<br />
v<strong>van</strong>t wat gratie Ons den menssche toezendt<br />
ofte hoe tvolck deen den anderen schendt<br />
10 Tes wel gods gratie dat wy noch Leuen<br />
Aucteur<br />
TVerdriet my heere // zeere dit verghanglick leuen<br />
ende dese onghevalleghe Pilgrimaidge<br />
dit leuen als een aerm cort leuen bescreuen<br />
15 ommevallende ende zieckzuchtich beseuen<br />
onzeker aerbeydelick ende vul quellaige<br />
besmet bevlect onReyn in tsweerelts passaige<br />
Een leuen als een vrauwe des quaets ten fine<br />
conyghinne dhoueerdighen hooghe Couraidge<br />
20 vul dwalynghe ketyfuicheyt ellende Pine<br />
twelck gheen leuen behoorste gheseyt te zyne<br />
maer de doodt in welck Leuen al tsamen dat wy<br />
In een oogheblick tyds steruen / ghaen te Ruine<br />
duer veel diueerssche ghebreken ons tselfs onvry<br />
25 mids veel manieren des doods / ons commende by<br />
O menssche ghedynct lettel hebbende ghedaen // goet<br />
sterft eer ghy sterft / hoe iuechdich dyn vpgroeysel zy<br />
Ziet hoe dit leuen Als een blomme verghaen // moet<br />
Tsmensschens leuen vpder eerden es eenen stryd<br />
30 ghenought hu met nootdurst ende dexelcleeren<br />
Menssche ghedynct dat ghy asschene zyt<br />
Ende zult wederomme in asschene verkeeren /<br />
+ Daer en es niet zekerder dan de doodt<br />
gheen medelyden heeft ze metten Aermen<br />
de Rycke en bewystze gheen eere groot<br />
want vp gheen <strong>van</strong> beeden en heeftze ontfaermen<br />
Penitenten clusenaers<br />
Ghy die hu zeluen gheghaen zyt gheel te buten<br />
hu af wilt sluten<br />
<strong>van</strong> tsweerelts hanthierynghe in penitentien<br />
den vyandt met zyne tempterende guten<br />
10 light niet in muten<br />
maer om hu omRynghen doet diligentien<br />
dus ion ick hu Refereynwys adsistentien<br />
volght den stockReghel clouck inden gheest<br />
al doet hu tvleesch veel vyolentien<br />
15 hebt god voor ooghen met Reuerentien<br />
ende niet en vreest /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 397 r
Refereyn<br />
140<br />
Ghy Cleenmoedeghe in ieghenspoet onverduldich +<br />
waer es huwe vreese end hu stercte mede<br />
20 huwe lydzaemheyt die ghy gheerne ghehuldich +<br />
ghewillich om lyden ghehouden zyt schuldich<br />
ende vreest daer ieghens tot elcker stede<br />
Wee hem die heeft verloren ghedoogsaemheyts zede<br />
ende zaelich die man die becuerynghen verdraeght<br />
25 v<strong>van</strong>t als hy zal gheprouft zyn / dits warachtichede<br />
tsleuens croone tontfanghene wordt hy ghedaeght<br />
staet den vyandt ieghens clouckelick onversaeght<br />
maer ghenaect god ende hij zal hu ghenaecken<br />
vreest niet tverwyt der mensschen / noch daer naer vraeght +<br />
30 strydt een goe strydt des gheloofs voor alle zaecken +<br />
+ +<br />
volght verduldicheyt sober weist ende wilt waecken<br />
want die vyandt hu ieghenpartye ommeghaet<br />
als een briesschende leeu met ghulseghe Caecken<br />
om wien hy mach verslynden / zouct hy dus quaet<br />
5 den welcken vast int gheloof zynde wederstaet<br />
en die vp gods betrauwen meest * bouen al acht<br />
dus werct sterck inden heere naer paulus Raedt<br />
ende wilt antrecken duer zynder stercheyts macht +<br />
gods wapenynghe / vp dat ghy mueght staen gheschacht<br />
10 Ieghens die laeghen <strong>van</strong> alle tvyandich ConRoot<br />
metten zweerde des gheests / dats met gods woords cracht<br />
want ieghens bloed en vleesch es ons gheenen strydt noodt<br />
maer Ieghens die heerschappien ende machten groot<br />
dus vecht daer Ieghens vroomlick als ionghelynghen<br />
15 vecht oock strydbaerich al zoud ier voor blyfuen doodt<br />
ieghens gheestelicke schalcheyt in dhemelssche dynghen<br />
al wiltmen hu metter doodt <strong>van</strong> tghelooue brynghen<br />
vecht vroomlick / want christus es myn leuen zeght<br />
ende steruen myn ghewin / dus in wat omRynghen<br />
20 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />
Verblydt hu inden heere altyds onghehendt<br />
ende wederomme zegh ick wilt hu verblyden<br />
hu manierlicheyt zy allen mensschen bekent<br />
die heere es nae by end onslieden omtrent<br />
25 Laet zoorgfuldeghe dynghen dies voor by scryden<br />
laet hu begheerten bekent zyn / by god in tyden<br />
ende weist vulstandich wie ieghens hu Resen<br />
v<strong>van</strong>t zo wat menssche die zonder Afglyden<br />
totten hende vulstandich blyft / zal zaelich wesen +<br />
* ‘meest’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Anno .1540.<br />
+ iob 4<br />
+<br />
Esai .51<br />
+<br />
.1. thimo.6.<br />
+ 397 v<br />
+ 1 petri.5.<br />
+ Ephes .6<br />
+ Matthei 10.
141<br />
30 ouervloedich zyt in tsheeren werck bouen desen<br />
vveist standvastich wat menschen werk thuwaerts keere<br />
wetende / dat hu aerbeydt tot dyns ghenesen<br />
doch niet te vergheifs en es inden heere<br />
+ +<br />
de lydzameghe die zal verdraeghen zeere<br />
tot inder tydt / ende naermaels voor zulck ghepyn<br />
zo zal hem vp dat hy goeden loon vermeere<br />
die wedergheldynghe goe vroylicheyt zyn<br />
5 dus lydt Lydsaemelick met een ghewillich aenschyn<br />
den thoorne en gramschap / die hu vpcommen zal<br />
v<strong>van</strong>t hu vyandt hu vervolght heeft met zyn Venyn +<br />
maer zult haestelick zien zijns verderfuens val<br />
Bid voor die hu doen verdriet an / in tsweerelts dal +<br />
10 ende neimt die propheten met een vierich verhitten<br />
voor een bewys des Lydens ende Lydsaemheyt al +<br />
die in tsheeren name spraecken zonder besmitten<br />
ende wilt dranck huut Iobs verdraeghlicheyt pitten<br />
die verdrough hoe hij ghequelt was versteken ontgoedt<br />
15 in verduldicheyt zult ghy hu ziele bezitten +<br />
In zwyghynghe ende hope huwe sterckheyt doet<br />
hoe veel quaets dat hu bestoormde weist clouck ghemoed<br />
niet inde menichte Light der victorien Recht<br />
maer in tvaste betrauwen / dus duer christus bloedt<br />
20 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />
Staet / en wilt niet meer tiock des diensts anveerden +<br />
vvilt den vyanden gheenssins oock plaetse gheuen +<br />
den heere gheeftze sterckheyt hier vpder eerden +<br />
alle die oyndt huut gheelder herten begheerden<br />
25 an hem te gheloouene vroom clouck int Leuen<br />
Laet Lydzaemheyt in hu vernedren ancleuen +<br />
Van grooter wysheyt zo wordt ghy dan gheRegiert +<br />
ouervaltmen hu met onRecht / zeght zonder beuen<br />
totten gheesselen ziet bem ick bereedt ghemaniert<br />
30 v<strong>van</strong>t god die es ghetrauwe in wat hy hanthiert +<br />
dies en zal hy dats warachtich / en claer voor ooghen<br />
den menssche laeten becueren / hoe den vyandt hem stiert<br />
Niet voorder bouen dan hij zal connen ghedooghen +<br />
+ +<br />
maer wanneer hem een stercke wil ghewapent pooghen<br />
int bewaeren zyn voorzale / dats gheel therte vry<br />
alle dynghen hem vredich bezitten tooghen<br />
maer es hem een zyn stercker ouercommende by<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 398 r<br />
+ Eccli primo<br />
+ Baruch 4.<br />
+ Luce.6.<br />
+ iacobi.5.<br />
+ Luce.21.<br />
+ gala/5.<br />
+<br />
Ephe / 4<br />
+<br />
2 parali/ 6<br />
+<br />
Eccli.11.<br />
+<br />
prouerbi.14.<br />
+ Psal .37.<br />
+ .1. corin .10<br />
+ 398 v<br />
+ Luce.11.
142<br />
5 end hem verwint / dan zyn wapenen ontNeimt hy<br />
in welcke hy betraude / end hy deelt zyn Roouen<br />
dus ghy princhen staet vp / ende wilt grypen ghy<br />
In al huwe dynghen den schilt <strong>van</strong> tgheloofuen<br />
vvilt den helm des zalicheyts vp thooft sloofuen<br />
10 Laet hu ghewapent als tweselken met Rute schauwen<br />
Ieghens tserpent basiliscus / ghy zullet verdoofuen<br />
dat zyn ghezichte dyn leuen niet zal doen flauwen<br />
zyt vromer dan zulck een dierken in zyn benauwen<br />
quae serpenten te vercranckene / doet gheen ghespaer<br />
15 in Ieghenspoet weist Lydsaemich Mans ende vrauwen<br />
mans verdraeght tot allen zaecken hier ende daer +<br />
Betraut in god in hu plaetse blyft / als vroom pylaer +<br />
twyfelt niet met alle wynden / strydt als gods knecht +<br />
Laet hu gheenssins <strong>van</strong> tquaede verwinnen / Maer +<br />
20 Clouck en Lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht<br />
Princhelicke<br />
Verwinders <strong>van</strong> veel Becuerynghen<br />
vvat christus hu belooft alsnv Anhoord +<br />
ick zal hu zeght hy blydelick zonder truerynghen<br />
25 te etene gheuen vul zoetter savuerynghen<br />
<strong>van</strong> dat hout des leuens Rasch Rechtevoort<br />
twelck es int middel des paradys onghestoort<br />
myns gods / end hu gheuen oock tsleuens croone<br />
wie verwint met een vastgheloouich Accoordt<br />
30 hemelsch brood te etene cryght hy te Loone<br />
end een blynckende steen hem gheuen schoone<br />
ende daer In ghescreuen een nieuwe Naeme<br />
welcke nyemandt en weet dan zulcke ydoone<br />
diese daer ontfanghen zal zoo Eersame<br />
35 die verwint met schoon witte cleedren bequame<br />
wordt cleedynghe tzynewaerts dan gheschiet +<br />
Ende zyn name zal ick zoot wel Betame<br />
+<br />
doen hute den bouck des leuens Niet<br />
end ick zal zynen naeme belyden ziet<br />
voor myn vadere ende voor zyn Inghelen Reyn<br />
end hy en zal voortan / niet buten ghaen yet<br />
5 maer hem maecken een Columne in myn troon certeyn<br />
en tzitten met my gheuen in myn gods tempel Pleyn<br />
Alsoo als Ick verwonnen hebbe / dit ouerlecht<br />
die verwint zalt al besitten / dus in wat ghemeyn +<br />
Spyts dhelsschen vileyn<br />
10 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ .1. thessa .5.<br />
+<br />
Eccli .11.<br />
+<br />
Eccli 5.<br />
+<br />
Roma .12.<br />
+ Apoca 2<br />
+ Apo 3.<br />
+ 399 r<br />
+ Apo .21.
Psalmo .70.<br />
Tu es patientia mea<br />
.Domine.<br />
Aucteur<br />
143<br />
15 Zyt sterck Lydtsaemich in alle verdriet<br />
hoopt standvastich niet haestelick ducht<br />
vveist als den haese flauhertich Niet<br />
die <strong>van</strong> tRuusschen <strong>van</strong> een Blaeyken vlucht<br />
Troostynghe ende Minlick verclaeren<br />
voor alle zieckzondeghe zondaeren<br />
+<br />
Hoort ghy melaetsche mensschen quaetgrondich<br />
die vertwyffelt staet in veel fantaserynghe<br />
quelt hu niet te zeere al leeft ghy doodzondich<br />
keert totten heere / Schict zoo hu ordonnerynghe<br />
5 gheeft den vyandt gheen stede noch zyn tempterynghe<br />
AnRoupt tshelichs gheest inspirerynghe<br />
hy es troostbaerich al dat Leift onder de zonne<br />
zoo myn Refereyn doet de instruerynghe<br />
Twelck ick alle Zondeghe ziecken Ionne<br />
30 Dheere god staetse by inder Noodt<br />
Die hem AnRoupen met betrauwen groot /<br />
Refereyn<br />
Ghy myn liefste vercoren Vriendinne eersame<br />
Myn meInghelichaemde tot huwer vrame<br />
myn eeghin naerghemaecte Reyn ghevoormde beilde<br />
Comt myn gheRopene bruudt Roupt christus bequame<br />
5 gheloouende ziele die my noyndt en verveilde<br />
noyndt lief Lieftallicker in liefden zoo queilde<br />
als ick om hu hebbe / ghequeilt totter doodt<br />
huwen soon die my lieflick int anhooren speilde<br />
heeft my ghetrocken thuwer dienst / huut myns vaders schoot<br />
10 om hu heb ick huutghesturt myn helich bloedt Roodt<br />
vp dat ghy end ick beede een wesen zouden<br />
duer huwe liefde tmywaerts / myn wederliefde groot<br />
en bermherticheyt blyft thuwaerts gheel zonder verCouden<br />
hu willende behouden // Ter causen <strong>van</strong> desen<br />
15 Myn liefste vriendinne heb Ick hu niet ghenesen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
399 v
144<br />
Myn liefste Vriendinne in tghelooue wilt sterck staen<br />
myn bermherticheyt en zal <strong>van</strong> hu niet wech ghaen<br />
die eens verre waert zyt my naer by gheworden +<br />
ghelyck een wolcke hebhu boosheden huutghedaen<br />
20 naer hu durste my / Eer ye beghinnen porden<br />
helle doodt (hoe sathan en de zyne Cnorden<br />
hu die weynich zyt minder dan dinghelen verschoont)<br />
heb ick hu die niet / onder myne voeten vertorden<br />
Ick god eeuwich en menssche doe sterflick ghepersoont<br />
25 heb ick hu niet metter schilt / mynder wille ghecroont<br />
huwen voorwech gheopent / naer tliefhemelsche pleyn<br />
zonder hu verdiensten hu niet zaelich ghetroont<br />
en dat meer es / dit moet ghy wel kennen Certeyn<br />
als ghy zondich waert onReyn // zieck melaetsch int wesen<br />
30 Myn liefste Vriendinne heb Ick hu niet ghenesen<br />
Hu die dood dolende waert / nv leuendich vonden +<br />
die zieck totter dood waert / by cause <strong>van</strong> zonden<br />
heb ick hu niet ghenesen myn Liefste Vriendinne<br />
+<br />
Al hu smerten ghedreghen zwaerzondeghe ponden<br />
hu / die Ick om myn tselfs naeme zeere Beminne<br />
heb Ick hu niet vercoren <strong>van</strong>den eersten beghinne<br />
hu wiens schulden ick hebbe ghequeten gheel claer<br />
5 heb Ick hu niet / Wien in eeuwicheden verzinne<br />
hu my zeluen ghetraut inder Crucen outaer<br />
hu die tdolende scaepken waert zo menich iaer<br />
als kyndt der hoogher gramschap / duer myns vaders ban<br />
heb Ick hu inlandt niet vercreghen / al was tstick zwaer<br />
10 v<strong>van</strong>t die hu Antast / Tast den appel mynder ooghen An<br />
vvat wilt ghy quellen dan // ick zynde verResen<br />
Myn liefste Vriendinne heb ick hu niet ghenesen<br />
Princesselicxste<br />
Liefste Vriendinne verheuen<br />
15 de wetbrief die Ieghens hu eerst was ghescreuen<br />
tot huwer ontlastynghe / heb Ick die niet gheschuert<br />
heb Ick niet mynen Rugghe den slaenders ghegheuen<br />
ghewillich gheerne huwe zoetenesse Bezuert<br />
heb Ick hu niet der ghenaeden wet ghewilleCuert<br />
20 voorwaer heb ick niet al huwe quaelen gheleden<br />
hu smerten zelue ghedreghen / my es voorts ghebuert<br />
ghewond tzyne om huwe onRechtueerdicheden<br />
Ick die hu lief des paeys zy Liefhebber vul vreden<br />
Ick met wiens bulen ghy gheheel al ghenesen zyt<br />
25 heb Ick hu niet / die <strong>van</strong> thooft totten voeten beneden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ B<br />
+ A<br />
+ 400 r
145<br />
in myn lichaem niet gheheels / en hadde tdier tydt<br />
hu ghezondt bevrydt // end als medechyn ghepresen<br />
Myn Liefste Vriendinne / heb Ick hu niet ghenesen<br />
Aucteur<br />
30 Zoo ons godsvruchteghe leeraers vermaenen<br />
By zes dynghen word godlicken troost vercreghen /<br />
+<br />
Eerst Byder vreese gods / By deuote traenen<br />
By tribulatien verdraghynghe tallen weghen<br />
By veroetmoedynghe zyns tselfs bedeghen<br />
By eerdschen troost te schuwene int omRynghen<br />
5 ende ten zesten / Tot contemplerynghe gheneghen<br />
Van goddelicke ende Vpperste dynghen<br />
Bekeerde Zondaeressen<br />
Te Bethanien<br />
Ghemerct dees zusterkens zyn hier vooren vergheten<br />
10 en byden andren ghemaect gheen mentie daer<br />
wil ick my thuerwaerts oock maecken ghequeten<br />
vp datse <strong>van</strong> myn testament tsghelycx weten<br />
Met dies <strong>van</strong> mynder factuere hier zal volghen Naer<br />
Aucteur<br />
.Ad. Collos.3.<br />
Leert ende vermaent hu zeluen tot zanghen<br />
Lofzangh ende gheestlicke Liedekens mede<br />
Inder ghenaeden / Laet die ontfanghen<br />
En den heere zijnght in huwer herten stede<br />
Dauids zeuen psalmen<br />
Penitentiale<br />
vp datse hemlieden contemplatyfuelick dwynghen<br />
ion ick / datse die deuotelick int speciale<br />
met punctueirlicken inwendighen verhaele<br />
25 zullen zomtyds inden gheest met dauid zynghen<br />
Ten fine gods Eere der inne Vulbrynghen /<br />
+<br />
Dauids eerste psalme der penitentien<br />
met dandre zesse in Consequentien<br />
Allen zondaers Tot adsistentien<br />
vul gheestlicke troostbaere excellentien<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 400 v<br />
+<br />
401 r
146<br />
Domine Ne In Furore Psal .6.<br />
Vpden voys Och light ghy nv en slaept<br />
myn Lief die Ick Beminne<br />
Och heere straft my Niet<br />
in huwer toornicheden<br />
10 noch my tcastyden Biedt<br />
god / in hu gramme zeden<br />
// Maer myns ghenaedich zyt<br />
ziecte wil my vercleenen<br />
maect my ghezondt bevrydt<br />
15 verstoort zyn alle myn Beenen<br />
En myn ziele die es voorwaer<br />
zeer verscrict / maer hoe langhe<br />
heere / zalt zyn der naer<br />
tot ick dyn troost ontfanghe<br />
20 heer god hu ommekeert<br />
verlost myn ziele / naer desen<br />
maect my ghezondt vermeert<br />
Duer hu bermhertich wesen<br />
Want heere al die zyn doodt<br />
25 end inder hellen zijncken<br />
hu sterckheerschappie groot<br />
mueghen zy niet ghedyncken<br />
Aerbeydt heb ick gheAcht<br />
tot zuchten wild ick my Rasschen<br />
30 myn beddeken telcker nacht<br />
zal ick byzondere wasschen<br />
Ende myn legher Reyn<br />
met traenen vuchtich maecken<br />
myn ooghe / die es certeyn<br />
35 beroert <strong>van</strong> toorneghe zaecken /<br />
+<br />
ick bem gheworden oudt<br />
Tusschen myns vyandts percken<br />
wyct al <strong>van</strong> my hoe stout<br />
Die daer boosheden wercken<br />
5 Want dheere die heeft verhoort<br />
myn weenende bedwanghen<br />
mynder ghebeden woordt<br />
heeft hy oock willen ontfanghen<br />
// in een beschaemt ghepyn<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 401 v
10 Laetse vervaert zyn zeere<br />
die myn vyanden zyn<br />
zeer haestelick / god heere<br />
Gloria patri<br />
Vader zuen helig gheest<br />
15 moet glorie ghebueren<br />
<strong>van</strong> oud ionck minst en meest<br />
eeuvvich tot allen hueren<br />
zoo dat was int beghin<br />
nv es / en zal beclyfuen<br />
20 tsghelycx eer meer dan min<br />
zal die gheduerich blyfuen<br />
147<br />
Tweede psalme<br />
Beati quorum Remisse sunt<br />
iniquitates Psal .31.<br />
Vpden voys<br />
vvilt al ter bruloft commen<br />
de brudegom / naer hu beyt<br />
Ofte<br />
Prinche de grand puissance<br />
Noble ducq de bourbon<br />
Zaelich zyn zy ghepresen<br />
wiens mesdaeden Bevlect<br />
vergheuen zyn bewesen<br />
+<br />
wiens zonden oock zyn bedect<br />
Die man es oock zaelich vonden<br />
de welcke den heere / doch<br />
niet en toeRekent zonden<br />
5 Noch inden gheest heeft Bedroch<br />
VVant Als ick zweegh god heere<br />
myn beenen veroudert zyn<br />
doe ick Riep dicwils zeere<br />
des gheele nachts Termyn<br />
10 v<strong>van</strong>t hu handt groot <strong>van</strong> machte<br />
ghevoel ick dat zoo zy<br />
by daeghe end oock by nachte<br />
Die es verzwaert vp my<br />
In myn ellendicheden<br />
15 bem ick ommeghekeert<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 402 r
o heere duer v bermherticheden<br />
syt myns ghenadich hoe sondich vermeert *<br />
Myn mesdaet hoe bedreuen<br />
ghaf Ick hu te kennen ziet<br />
20 myn onRechtueerdich Leuen<br />
En heb ick verborghen Niet<br />
Ick zal den heere almachtich<br />
Ieghens my (heb ick gheseyt<br />
Belyden / wel voordachtich<br />
25 al myn onRechtueerdicheyt<br />
En die boosheyt mynder zonden<br />
heere god hebt my ghequyt<br />
om twelcke / bidden bij stonden<br />
goe mensschen alst es Tydt<br />
30 Maer nochtans om dees zaecken<br />
wordt hem gheen Ieghenspoet<br />
hem zullen niet ghenaecken<br />
veel waeters Ouervloedt<br />
// <strong>van</strong> huut lydens verstranghen<br />
35 myn vruecht zyt en toevlucht<br />
<strong>van</strong> al die my om<strong>van</strong>ghen<br />
verlost my zonder ducht /<br />
+ Hu verstand zal ick Rysen<br />
heere / zoo doet ghy tvermaen<br />
end hu gheel onderwysen<br />
inden wech die ghy zult ghaen<br />
5 End ick zal oock myn ooghen<br />
vast thuwaerts voughen playsant<br />
// vvilt hu niet beestich tooghen<br />
In welcken es gheen Verstandt<br />
Metten thoom int Rasschen<br />
10 ende met des breydels gru<br />
dwynght men de Caeckharnasschen<br />
die niet en ghenaecken hu<br />
Veel gheesselen behooren<br />
dhartneckeghe zondaers / Maer<br />
15 die inden heer / Alsvooren<br />
hoopt / cryght bermherticheyt claer<br />
VVilt tsaemen hu verhueghen<br />
Rechtueerdeghe Bekent<br />
148<br />
* 16-17: deze verzen zijn in een heel onduidelijk geschrift en met zwartere inkt genoteerd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 402 v
weist vroylick naer tvermueghen<br />
20 Inden heere excellent<br />
Oock alle die <strong>van</strong> herten<br />
te zaemen zyn vpRecht<br />
gloryeert veriaeght smerten<br />
en den heere Lofzangh zeght /<br />
25 Gloria patri *<br />
Glorie zy ghewuene<br />
den vadre onbevreest<br />
end oock der naer zyn zuene<br />
en den helighen gheest<br />
30 Alsoo die glory schoone<br />
es / blyft / end eeuwich was<br />
eeuvvich ten hoogsten Troone<br />
naer themelssche Compas<br />
149<br />
Ofte oock vpden voys<br />
35 Fernandus wys <strong>van</strong> zinne // gods gracie wil hem Me /<br />
++<br />
Derde Psalme<br />
Domine ne in furore/<br />
Psal .37.<br />
Vpden voys Och! moeder zey zou moeder<br />
ghy weit hoet met my staet<br />
Ofte Vpden voys<br />
Den admirael zeer fyntich<br />
die zeylde der Rasschelick an +<br />
Wilt my niet straffen heere<br />
10 doch in huwer Toornicheyt<br />
berespt my oock niet zeere<br />
in huwer verbolghentheyt<br />
want huwe pylen crachtich<br />
die zyn my ghesteken by<br />
15 end huwe handt almachtich<br />
die hebt ghy oock warachtich<br />
vaste ghemaect ouer my<br />
In myn vleesch tdeser stede<br />
<strong>van</strong> hu grammoedich Aenschyn<br />
* ‘patri’: ‘r’ over andere letter<br />
+ Fol. 403 r, r. 4, 5, 7 en nota in margine, 8 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
403 r<br />
+<br />
Actum ann o .1542.
20 es gheen ghezondichede<br />
end inde ghebeenten myn<br />
duer myn broosch zondich wesen<br />
gheen vrede gheraecken en Can<br />
myn mesdaeden mespresen<br />
25 zyn ouer myn hooft gheresen<br />
ende vallen my Lastelick an<br />
Van myn dwaes achterdyncken<br />
zyn myne wonden onReyn<br />
gheworden / En zy styncken<br />
30 oock bem ick gheworden Certeyn<br />
ketyfuich / Crom / vul Rauwen<br />
dies bem Ick naer tsweerelts heesch<br />
bespot in myn Benauwen<br />
oock en can men Anschauwen<br />
35 gheen ghezondicheyt in myn vleesch<br />
Vernedert en vul smerten<br />
ghevoel ick my zondich zwaer<br />
+<br />
huut tzuchten mynder herten<br />
Riep Ick Lude tot hu voorwaer<br />
<strong>van</strong> tsnavents totten moorghen<br />
es al myn begheeren tot hu<br />
5 Myn zuchten en myn zoorghen<br />
es <strong>van</strong> hu niet verboorghen<br />
vvilt my dies vertroosten nv<br />
Myn cracht wil gheel verdrooghen<br />
Myn herte lydt ancxst en verdriet<br />
10 en dat Licht mynder ooghen<br />
Och .dat en es by my. Niet<br />
Myn Vrienden / en myn maeghen<br />
zyn ieghens my ghemaect<br />
end hoe dat ick mach claeghen<br />
15 veel nachten ende daeghen<br />
Gheenen troost heb ick ghesmaect /<br />
Die my bywesen mochten<br />
zyn verre <strong>van</strong> my ghaen staen<br />
en die myn ziele zochten<br />
20 die hebben ghewelt ghedaen<br />
End ydelheyt zy spraecken<br />
de ghuene die zochten quaet<br />
Bedrieghelicke zaecken<br />
150<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 403 v
te dynckene zonder slaecken<br />
25 hebben zy niet versmaet /<br />
Maer gheenssins wildick hooren<br />
als een dooue was Ick ghemoet<br />
end als een stomme vooren<br />
die zyn mond niet open en doet<br />
30 Andwoorde groot noch cleene<br />
ghecreghen zy huut myn mondt<br />
want heer in hu Alleene<br />
zo es myn hope Reene<br />
Te verhoorene my terstondt<br />
35 Ick sprack dat niet en moeten<br />
myn Vyanden wesen verblydt /<br />
+ *<br />
Al slibberen myn Voeten<br />
heer in huwe weghen wydt<br />
v<strong>van</strong>t ghecastydt te zyne<br />
daer toe bem ick bereed<br />
5 heer god tallen termine<br />
en gheerne Lyd ick Pine<br />
v<strong>van</strong>t myn zonden zyn my leed<br />
Myn onRechtueerdich sneuen<br />
zal ick hu verclaerssen snel<br />
10 ende myn zondich Leuen<br />
vvil ick oock bedyncken wel<br />
maer heere god ghehuldich<br />
myn leuende nyders stranck<br />
benyden my onbeschuldich<br />
15 en zy zyn menichfuldich<br />
Tmywaerts zeere Wreed ende wranck<br />
Die goet. met quaet betaelen<br />
dese deden my Achterclap<br />
om dat ick zonder Draelen<br />
20 tgoe volghde / niet hueren qua snap<br />
vvilt my dies niet verlaeten<br />
heer god zoo dat Betaemt<br />
maer my huut Charitaeten<br />
hulpsaemich / Comt te baeten<br />
25 heer god myns zaelicheyts ghenaemt /<br />
Gloria patri<br />
Glorye moet gheworden<br />
vaeder zuen / heligh gheest<br />
* ‘slibberen’: eerste ‘b’ over ‘e’.<br />
151<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 404 r
Eer.ye. beghinnen porden<br />
30 zo waert ghy in glorien meest<br />
en zult onhendich Leuen<br />
die goddelick Tryumpheirt<br />
Lof danck moet ick hu gheuen<br />
die waert / zyt / en ghebleuen<br />
35 End eeuwelick eeuvvich Rengneirt /<br />
152<br />
++<br />
Vierde psalme die dauid zangh<br />
Doe hy hem tot berauwe Dwangh.<br />
Miserere mei Deus /<br />
Psal .50.<br />
Vpden voys Zo wie den keyser wil dienen<br />
zal hebben drie maenden sault<br />
Heer god zyt myns ghenaedich<br />
naer huwe Bermherticheyt groot<br />
myn onRechtheyt Mesdaedich *<br />
10 vvilt die doch huutwasschen ter noodt<br />
naer hu menichfuldich ontfaermich exploot<br />
vvascht my doch heere (duer christus doodt<br />
<strong>van</strong> myn mesdaedeghe gronden **<br />
En Reynicht my <strong>van</strong> myn zonden<br />
15 VVant gheel claer onverzweghen<br />
myn quaetheyt beken ick vry<br />
en myn zonde Tallen weghen<br />
die es altoos ieghens my<br />
Alleene ghezondicht zo heb ick dy<br />
20 mesdaen voor hu ooghen / vp dat ghy<br />
duer dyn woord zoud verwinnen<br />
Toordeel <strong>van</strong> broossche zinnen<br />
Ziet Want in onRechtheden<br />
zo es myn be<strong>van</strong>ghen ghedaen<br />
25 end in zondeghe leden<br />
heeft my myn moeder ontfaen<br />
ziet heere / wiens waerheyt zal eeuwich staen<br />
de waerheyt bemindt ghy end huer vermaen<br />
diese ons wilt openbaeren<br />
30 end hu wysheyt bedect / verclaeren<br />
Met ysope zult my bespoeyen<br />
zuver worden / zal ick by dit /<br />
+ Fol. 404 v, r. 5-6 onderstreept.<br />
* Vóór ‘Mesdaedich’ is ‘v...’ doorgehaald.<br />
** Vóór ‘gronden’ is ‘zond’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
404 v
153<br />
+ oock my om wasschen moeyen<br />
ende bouen der snee ghewit<br />
zo zal ick dan worden Reyn onbesmit<br />
ghy zult myn ghehoor vruecht gheuen verhit<br />
5 en die beendren tallen tyden<br />
hu veroetmoedicht / verblyden<br />
Keert doch hu aenschyn heere<br />
<strong>van</strong> alle myr zonden gloedt<br />
dat scheppenesse vermeere<br />
10 in my een Reyn herte goedt<br />
end alle myn mesdaeden huut doet<br />
vernieut in myn Inghewand heere vroedt<br />
doch eennen gheest vpRechtich<br />
Dat bid ick met handen knechtich<br />
15 Van hu Reyn claer ghezichte<br />
verworpt my doch gheenssins yet<br />
hu helighen gheest Lichte<br />
vvilt die <strong>van</strong> my nemen oock niet<br />
gheeft my (dat bid ick) die vruechden ziet<br />
20 <strong>van</strong> huwer zaelicheyt / end inghiet<br />
my sterckheyt <strong>van</strong> dien gheeste<br />
die vpperst es / ende die meeste<br />
Dan myn heer god almachtich<br />
den mensschen fel end obstinaet<br />
25 zal ick leeren Eendrachtich<br />
huwe weghen end huwen / Raedt<br />
en mids dien zullen de zondaers quaet<br />
heer god myn beschermer en toeverlaet<br />
tot hu bekeert dan worden<br />
30 die eerst naer zonden porden<br />
Verlost my <strong>van</strong> zonden bloedich<br />
ghy die myn zaelicheyts god zyt<br />
myn tonghe zal oetmoedich<br />
verblydende zonder Respyt<br />
35 hu gherechticheyt louen / tot alder tydt /<br />
+<br />
Myn lippen heer god doet opene wydt<br />
Ende myn mondt met spraecken<br />
zal dyn lof kennelick maecken<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 405 r<br />
+ 405 v
VVant hadt ghy hier int leuen<br />
5 ghewilt ick had hu Certeyn<br />
een offerhande ghegheuen<br />
maer gheen brandoffer hoe Reyn<br />
heere god hu verblydt int eerdsche pleyn<br />
dan een herte ghebryselt oetmoedich cleyn<br />
10 en dien offer onbezweken<br />
zult ghy gheenssins versteken<br />
154<br />
Naer hu goet willeCueren<br />
doch heere doet syon wel<br />
vp dat iherusalems mueren<br />
15 mueghen worden ghethemmert snel<br />
dan zult danckelick nemen (ghy nyemandt el)<br />
gherechticheyts offer / dan doen vpstel<br />
dyns outaers (Tzulcken daeghen<br />
Caluers naer hu behaeghen<br />
20 Gloria patri<br />
Gheloft zy god den vadre<br />
en zyn eenighe zuene me<br />
dhelighen gheest Algadre<br />
elck en tsaemen tot elcker ste<br />
25 zoo dat was / eer ye beghinnen de<br />
ende nv end eeuwich in eeuwegher vre<br />
onhendich naer tbetamen<br />
in eeuwicheden Amen<br />
Requiem eternam<br />
30 Heer al die hier zyn ghebleuen<br />
<strong>van</strong> leuende lyfue ter doodt<br />
die zielen wilt doch gheuen<br />
in Abrahams Rusteghen schoot /<br />
+<br />
voorts bidden wy heere almachtich groot<br />
dat teeuwich licht duer hu wonden Roodt<br />
huut donckere ghestichten<br />
huer zielen mach claer verlichten<br />
Vyfde psalme<br />
Domine exaudi, orationem meam<br />
Psal C.I.<br />
Vpden voys Hoe Lude Riep god met milden moe<br />
duer Esaias zinnen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 406 r
155<br />
Ofte<br />
Wanneer der die Ruter niet clappen en wil<br />
zo toght men an dat Cransken +<br />
Verhoort. myn ghebet doch heere god ghy<br />
Laet myn Roupen hu behaeghen<br />
15 ende dyn aenschyn keert niet <strong>van</strong> my<br />
in myn benaude daeghen<br />
vought tmywaerts hu ooren betvoort<br />
in wat dach ick mach claeghen<br />
doch haestelick my verhoort<br />
20 VVant myne daeghen die zyn verghaen<br />
ghelyck een Roock wech henen<br />
en myne ghebeentten / die zyn oock zaen<br />
verbrandt drooghe verschenen<br />
Als hoy ghesmeten bem bloodt<br />
25 myn hert es gheel verdwenen<br />
<strong>van</strong> drucke verghat ick myn Broodt<br />
En myn ghebeentte om dit verdriet<br />
an myn vleesch wilde Cleuen<br />
ghelyck een pellicaen / Bem Ick ziet<br />
30 ter woestinen beseuen<br />
oock als een huylvueghel der nacht<br />
inder wuenynghen bleuen<br />
Rechts tsghelycx bem Ick gheacht /<br />
+ Ick hebbe ghewaect en bem worden fyn<br />
als een mussche Binden daecke<br />
myn vyanden my bespottende zyn<br />
daeghelicx hoe ick waecke<br />
5 en die my bespotten der naer<br />
al had zy gheen Oorzaecke<br />
Ieghens my zweeren zy daer<br />
Met weenynghe myngheld ick mynen dranck<br />
ghelyck broodt at ick asschen<br />
10 Tgram * aenschyn huwer onghenaeden stranck<br />
dat wilde my verRasschen<br />
ende verworpen ter stondt<br />
heer wilt my zuver wasschen<br />
en weder maecken ghezondt<br />
15 Ghelyck een schaeuwe doet hueren schoy<br />
myn daeghen zyn gheweken<br />
ende gheel drooghe word ick als hoy<br />
* ‘Tgram’: ‘m’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 406 v<br />
+<br />
Actum Anno 10 .1542.
maer ghy heer god ghebleken<br />
blyft eeuwelick ghenatuert<br />
20 hu ghedyncken onbezweken<br />
Tallen gheslachte gheduert<br />
Ghy zult vp staen tes meer dan tydt<br />
ghy zult syon ontfaermen<br />
tes tydt dat ghy huer ghenaedich zyt<br />
25 want haer steenen bin huer Baermen<br />
behaeghen hu knechten wel<br />
al Roupt syon wachaermen<br />
Ontfaermen zult ghy huer snel<br />
Hu name die heydenen alle ghelyck<br />
30 zullen vreesende wesen<br />
end alle die princhen <strong>van</strong> EerdeRyck<br />
dyn glory hoogh Ghepresen<br />
want dheere ghethemmert heeft<br />
Syon / daer hy mids desen<br />
35 zienlick in gloryen leeft /<br />
+ Tot een oetmoedich ghebet zeer claer<br />
nederzaeght ghij <strong>van</strong> Bouen<br />
dies dienet ghescreuen openbaer<br />
inder gheslachten houen<br />
5 ende dat volck tsaemen al<br />
zal god den heere Louen<br />
datter noch gheschepen zyn zal<br />
VVant <strong>van</strong> zyn heligher hooghen troon<br />
can hy tanschau Anveerden<br />
10 dheere ziet oock huut zyn hemele schoon<br />
tot hier neder vpder eerden<br />
om hooren de gheboeyde vul noods<br />
en lossen by zyr weerden<br />
Die kynderen waeren des doods<br />
15 Vp dat zy becondeghen zouden certeyn<br />
in syon tsheeren name<br />
ende zyn Lof in iherusalem Reyn<br />
alsoo dat wel betame<br />
Tes groote Redene / want<br />
20 weerdich heer god Eersame<br />
zyt ghyt / in alle Landt<br />
156<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 407 r
157<br />
VVanneer dat tvolck quam met accoord<br />
en die Cuenynghen eendrachtich<br />
Louen en dienen Reyn onghestoort<br />
25 den heere god Almachtich .o.<br />
hy heeft hemlieden gheseyt<br />
Boodschapt my zydys machtich .o. +*<br />
Mynder daeghen Cleenicheyt<br />
Och heere int middel myns iaeren teer<br />
30 my Roupt niet / maer wilt spaeren<br />
voor alle gheslachten waert ghij Eer<br />
end eeuwich zyn hu Iaeren<br />
end eerdeRyck <strong>van</strong> tbeghin<br />
In tmaecken const verghaeren<br />
35 Oock dhemel / en datter es in /<br />
++ Zy zullen verghaen Rasch en ghereed<br />
buugsaem zoo wolcken dryfuen<br />
zy zullen verouden ghelyck een cleed<br />
maer ghy zult eeuwich blyfuen<br />
5 ende ghelyck een habyt<br />
veranderlick mesclyfuen<br />
zullen zy / metter tydt<br />
Ghy blyft den heere die wat ghy wilt doet<br />
wiens iaeren niet Cesseren<br />
10 de kynderen huwer knechten goet<br />
die zullen Tryumpheren<br />
tsghelycx oock haerlieder zaet<br />
want in hu ordonneren<br />
heere / dyn dienaers bystaet<br />
15 Gloria patri<br />
Glorye den Vadre onghehendt<br />
ende zyn eeghin zuene<br />
den helighen gheest tsghelycx omtrent<br />
<strong>van</strong> tbeghin zoo ghewuene<br />
20 zoot es / en blyft noch zoot plach<br />
In eeuweghen gheduene<br />
Rengnerende nacht en dach<br />
* Deze opmerking, die de rijmen in r. 25 en 27, aangeduid door het verwijzingsteken .o., betreft,<br />
is genoteerd in een kleiner geschrift en onderstreept.<br />
+ Fol. 407 v, r. 23, 24, 25 ‘te Domine’, 26, 27, 29, 30 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ N o faulte / non excusable<br />
+ 407 v
158<br />
Zeste psalme<br />
De profundis Clamaui ad<br />
te Domine / psal C.29. *<br />
Vpden voys Christene wilt ommaidge doen<br />
des paesschens offerhande<br />
Ofte Vpden Voys<br />
Het zat een snee wit Vueghelkin<br />
Al vp zyn eerste plume<br />
++ Huuter diepten tot hu heer goet<br />
heb Ick gheRoupen zeere<br />
dyn ooren doch tmywaerts opene doet<br />
myn stemme wilt anhooren heere<br />
5 Eist dat ghij heere wilt nemen waer<br />
al ons zondich meshaeghen<br />
dat zal ons vallen zo ouer zwaer<br />
heer god. Wie zalt mueghen verdraeghen<br />
Maer want ghenaede by hu zy<br />
10 end om huwer wets wille<br />
heere zo heb iet verdreghen vry<br />
int herte heymelick al stille<br />
Myn ziele verdrough in zyn woord<br />
Als vry warachtegher gheene<br />
15 myn ziele was oock hopende voort<br />
in myn ghetrauwen god Alleene<br />
Van als den dagheraet schynt wel<br />
tot men den nacht mach schauwen<br />
Alsoo wel neerstich moet israhel<br />
20 vp god den heere gheel Betrauwen<br />
V<strong>van</strong>t by hem es ontfaermicheyt<br />
voor hem wie zondich Quele<br />
(en duer zyn dierbaer bloedt huutghespeyt)<br />
By hem es verlossynghe vele<br />
25 End hy god heere bouen al<br />
duer zyn veel groote ghenaeden<br />
hy israhel verlossen zal<br />
gheel huut alle zyne mesdaeden<br />
* ‘9’ over ‘4’.<br />
+ Fol. 408 r, r. 29 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 408 r
++<br />
Gloria patri<br />
30 Glorie moet den vader zyn<br />
Zuen / end heligh gheest mede<br />
zoot was int beghin / oock vp dit termyn<br />
en blyfuen zal in eeuwichede<br />
Actum Anno.1542.<br />
159<br />
Vpden zeluen Voys Requiem eternam etc a .<br />
Heer deeuweghe Rust hemlieden gheeft<br />
zynder zielen in Pynen<br />
en dat dyn licht dwelck eeuwelick Leeft<br />
5 hemlieden claerlick mach beschijnen<br />
Zeuenste psalme<br />
Psal.C42.<br />
Domine exaudi orationem<br />
meam / Auribus etc a /<br />
VpDen voys Vanden stoorm Van Munster<br />
Ofte<br />
Wie wil hooren een goet nieu Lied<br />
Van dat te ghendt corts es gheschiet<br />
Van Meester ian Van poucke /<br />
15 Heere doch myn ghebet verhoort<br />
verneimt myn clachtich bidden voort<br />
met huwen ooren heere<br />
end om dyn waer Rechtueerdich woordt<br />
hoort my / die thuwaerts keere<br />
20 End om huwer gherechticheyt<br />
inne dyns oordeels magesteyt<br />
vvilt met hu knecht niet strycken<br />
v<strong>van</strong>t al die daer leeft claer ghezeyt<br />
moet onRechtueerdich blycken<br />
25 Heer god wilt my dies bystaen want<br />
vervolght zo heeft / mynen vyandt<br />
myn ziele / groot <strong>van</strong> weerden<br />
end heeft myn leuen als wreed tyrant<br />
vernedert / totter eerden<br />
+ Fol. 408 v, r. 12, 13, 14 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
408 v
30 Hy stelde my naer zyn beiach<br />
zoo men ter weerelt dooden plach<br />
in eenne doncker stede<br />
+<br />
Myn gheest es benaut / Myn herte lach<br />
verstoort in groot onvrede<br />
Ghedachtich wierd ick voorleden tydt<br />
In al hu wercken Wierd ick verblydt<br />
5 ouerdocht met verstanden<br />
end Ick sprack die myn heere god zyt<br />
<strong>van</strong> tmaecsel mynder handen<br />
Myn clouck beschermer voor meskief<br />
Tot hu myn handen ick vphief<br />
10 myn ziel / es tot hu hooghe<br />
ghelyck een landt zoo ick besief<br />
gheel zonder water drooghe<br />
Heere vvilt my verhooren zaen<br />
want mynen gheest die es verghaen<br />
15 keert niet dyns aenschyns straelen<br />
dat ick niet worde als die ghedaen<br />
Ter hellen Nederdaelen<br />
Laet my vrough hooren bid Ick dy<br />
doch huwe bermherticheyt vry<br />
20 die in hope thuwaerts kniele<br />
myn wandelwech bekent maect my<br />
Tot hu hief ick myn ziele<br />
Trect my <strong>van</strong> myn vyanden boos<br />
tot hu heb ick toevlucht altoos<br />
25 Leert my doen naer hu wille<br />
v<strong>van</strong>t zyt myn god / die Ick oyndt vercoos<br />
heymlick int herte stille<br />
En my zal leeden huwen gheest<br />
In tRechte landt clouck onbevreest<br />
30 en bouen dese zaecken<br />
in hu Rechtueerde / duer hu name meest<br />
zult my Leuendich maecken<br />
Myn ziele zult ghy huut verdriet<br />
als my ancxst ende druck gheschiet /<br />
160<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 409 r
+ ghetrauwelick huutleeden<br />
end In huwe Bermherticheyt ziet<br />
Myn Vyanden verscheeden<br />
En ghy zultse vernielen al<br />
5 die myn ziele bieden mesval<br />
en stoormelick bevechten<br />
v<strong>van</strong>t heer Ick bem int eerdsche dal<br />
Doch een <strong>van</strong> huwen knechten<br />
Gloria patri<br />
10 Glorie zy den vader dan<br />
ende zyn zuene mensch en man<br />
den helighen gheest tsamen<br />
zoot was int beghin / en blyft voort an<br />
in eeuwicheden Amen<br />
Aucteur<br />
161<br />
Alle godsvruchteghe mensschen eendrachtich<br />
Euangelysche beminders in hope Crachtich<br />
Vpden steen christi Vastgheloouelick staende<br />
Bidick dies hier meer naervolght warachtich<br />
20 omme wandelen huut weghen duusternachtich<br />
teender memorie zyn willende ontfaende<br />
der inne contempleren inder eerden ghaende<br />
ydel clap schuwende telcker spatien *<br />
Dyn ** mebroeders stichtende / zoo paulus vermaende<br />
25 es hu gratie verleent / huutdeelt huwe gratien<br />
Liefmoedich verkeerende Onder alle natien<br />
zonder murmuratien // elck andren Beminnende /<br />
staet vaste wederstaet tsvleeschs temptacien<br />
met contemplatien // in schriftelicke Recreatien<br />
30 duer Tribulatien<br />
in dese eerdsche verghanclicke habitacien<br />
Tot Atropos word dyns leuens draet Afspinnende<br />
huut die turbatien<br />
Word ghy dhemelssche Croone Winnende /<br />
+<br />
Euangelien drie zondaghen inden aduent<br />
Danof tvierde hiervooren folio.115. *<br />
staet bekent/<br />
* Dit vers staat verticaal in margine links.<br />
** ‘Dyn’: ‘yn’ over andere letters.<br />
* Het cijfer ‘.115.’ is met blekere inkt later ingevuld.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 409 v<br />
+<br />
410 r
Vpden tvveeden zondach +<br />
162<br />
In dien tyden Alst iesus zoo wilde iunnen<br />
5 hy tot zyn liefue discipelkens tspreken dede<br />
daer zullen zeyt hy teeckenen zyn inder zunnen<br />
inde mane / ende oock inde sterren mede<br />
en verdriet der mensschen In deerdsche stede<br />
mids confusie ende ongheregheltheyt zwaer<br />
10 <strong>van</strong> tgheluudt der zee / en der vloeden onvrede<br />
diepgrondelick zynde beroert openbaer<br />
en die mensschen die zullen verdwynen der naer<br />
<strong>van</strong> vreesen ende verwachtynghe der Dynghen<br />
die der weerelt dan zullen ouercommen daer<br />
15 v<strong>van</strong>t die crachten der hemelen duer een bedwynghen<br />
ende gods ghehynghen<br />
zullen worden beroert in huerlieder omRynghen<br />
en dan zullen zy den zuene des mensschen crachtich<br />
met zyn magesteyt / die hy met hem zal brynghen<br />
20 Zien commen in een wolcke als god almachtich<br />
Als deis dynghen om gheschieden beghin zyn maeckende<br />
ziet vp / ende heft vp hu hoofden goet Rondt<br />
v<strong>van</strong>t huwe verlossynghe die es naeckende<br />
en zeyd hemlieden een ghelyckheyt / die warachtichste mondt<br />
25 Beziet den fygheboom gheplant inden eerdschen grondt<br />
ende alle boomen waer ghy wandelt ofte ghaet<br />
als zy vruchten voortbrynghen / alsdan ter stondt<br />
zo weit ghy dat den zomer te commene staet<br />
Alsoo / als ghy dese dynghen (naer christus Raet<br />
30 ziet gheschieden / zo zult dan weten ghy<br />
warachtich zonder twyfel / dat niet ongheloouich laet<br />
+<br />
dat dan het Rycke gods naer es by<br />
voorwaer zeg ick dy<br />
dit gheslachte zal niet voor by ghaen vry<br />
eer dees dynghen gheschiet zullen zyn eendrachtich<br />
5 den conyngh der conynghen dan zullen wy<br />
Zien commen in een wolcke / als god almachtich<br />
Hemel eerde verghaen zullen / maer myn woorden ziet<br />
zullen niet verghaen sprack christus verheuen<br />
wacht hu dat by aventhueren hu herten Niet<br />
10 bezwaert en worden met ghulsicheyts sneuen<br />
en dronckheyt en zoorgfuldicheyt <strong>van</strong> dit leuen<br />
dat hu onvoorzien niet ouercomme dien dach<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 410 v<br />
+<br />
Luce .21.
163<br />
v<strong>van</strong>t als een streck omRynghende beseuen<br />
zal hij ouercommen Rasch met een ooghvpslach<br />
15 vp alle die daer zitten / (doet christus ghewach<br />
vp taenschyn der eerden / hoedaenich gheresen<br />
daer om waect altyds biddende / elck zoo hy best mach<br />
vp dat ghy mueght weerdich ghevonden wesen<br />
tontvliene mids desen<br />
20 alle dese dynghen die als vooren ghelesen<br />
daer toecommende zyn / ende staen warachtich<br />
voor den zuene des mensschen / als zy hem ghepresen<br />
Zien commen in een wolcke Als god almachtich<br />
Naer dat die Prince christus die wy zyn eerende<br />
25 dit sprack tzynen disciplen Tot tsgheests verstyfuen<br />
tsdaeghs was hy inne den thempel Leerende<br />
maer huutghaende / tsnachts inden bergh wildhy blyfuen<br />
De welcke ghenaemt was Den bergh der olyfuen<br />
inden dagheraet quam tot hem al tvolck ghemeene<br />
30 vp dat zy hem inden thempel thuerlieder beclyfuen<br />
altsaemen hooren zouden groot ende Cleene<br />
Christen mensschen hier zynde noch int dal <strong>van</strong> weene<br />
+<br />
vveist sober bidt en waect / gheloofuich Voordachtich<br />
ten laetsten daeghe zult de zuene des mensschen Reene<br />
Zien commen in een wolcke Als god Almachtich *<br />
Euangelion VpDen<br />
Derden ZonDach inden<br />
ADuent / +<br />
In dien tyden als iohannes hadde ghehoort<br />
de wercken christi / Ligghende in banden smal<br />
zendende twee <strong>van</strong> zynen discipulen voort<br />
10 heeft hem gheseyt / zyt ghy de ghuene die commen zal<br />
of verbeyden wy een ander hier int eerdsche dal<br />
en iesus andwoordende zey hemlieden der naer<br />
ghaet ende wederbootschapt iohanni al<br />
tghuendt dat ghy ghehoort en ghezien hebt claer<br />
15 Blende zien Crepele wandelen voorwaer<br />
melaetsche worden ghezuvert / dooue hooren der by<br />
de dooden staen vp / en den aermen eenpaer<br />
vvordt ghebootschapt teuangelion openbaer<br />
Maer zaelich die niet wordt ghescandalizeirt in my<br />
20 Naer dat zylieden wech ghynghen zaen<br />
tot die schaeren des volcx daer zynde breed<br />
beghonste iesus <strong>van</strong> Iohannes te doene vermaen<br />
* ‘Almachtich’: ‘A’ over ‘w’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 411 r<br />
+<br />
Mathei .11. 5
164<br />
vvat zyt ghy in die woestyne huutgheghaen<br />
om zien een Riet gheroert Vanden wynde ghereet<br />
25 of te zien een menssche met zochte cleedren ghecleed<br />
zyt ghylieden huutgheghaen ter causen <strong>van</strong> desen<br />
ziet / die zochte ghecleede zoomen claerlick weet<br />
die zullen in die huusen der cuenynghen wesen<br />
maer wat zyt ghy huutgheghaen gheresen<br />
+<br />
te ziene / Een prophete / zeker zegh ick dy<br />
ende meer dan een prophete es hy ghepresen<br />
Zaelich die niet word ghescandaliseirt in my<br />
Dese es Vanden welcken datter es ghescreuen<br />
5 Ick zende myn bode Voor hu aenschyn ziet<br />
die huwen wech zal voor hu bereeden int leuen<br />
voorwaer zeghick hu dede christus bediet<br />
Onder die gheborene <strong>van</strong> vrauwen niet<br />
gheen meerder vp ghestaen es / zeghick certeyn<br />
10 dan iohannes baptista / warachtich gheschiet *<br />
nochtans die minste int Rycke der hemelen pleyn<br />
es grooter dan hy / En <strong>van</strong>der daeghen treyn<br />
<strong>van</strong> iohannes baptista Tot deser tydt vry<br />
ghewelt Lydt tRycke der hemelen Reyn<br />
15 en die gheweldeghe nement / in huerlieder ghemeyn<br />
Zaelich die niet word / ghescandaliseirt in my<br />
Prinche<br />
Want alle die propheten ende die wet<br />
hebben tot iohannem toe ghepropheteirt<br />
20 en eist dat ghyt ontfanghen wilt onbesmet<br />
hy es helyas die commen zal gheordonneirt<br />
wordt niet geschandaliseirt<br />
die ooren heeft om hooren / dat hy hoorende zy<br />
zoo sprack christus / hy die alle herten grondeirt<br />
25 Zaelich die niet word ghescandaliseirt in my<br />
Euangelion Vpden vierden<br />
zondach inden aduent / +<br />
Van ierusalem zonden die Iueden tdien tyden<br />
tot Iohannem priesters ende Leuiten ziet<br />
* Oorspronkelijk ‘Tot deser tyd / warachtich’; vóór ‘warachtich’ is ‘Tot deser tyd’ doorgehaald,<br />
en erna ‘gheschiet’ bijgevoegd; beide correcties in zwartere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 411 v<br />
+<br />
iohan / primo
165<br />
++ om hem te vraghen wie zyt ghy / end hy wilde belyden<br />
end en heuet niet gheloochent negheenssins yet<br />
en hy heeft beleden / ick en bem christus niet<br />
en zy hebben hem ghevraeght /Wat zyt dan ghy<br />
5 zyt ghy helyas / ick en bemt niet / sprack hy zyn bediet<br />
zyt ghy die prophete / neen / gheandwoord heeft hy<br />
daer om hebben zy hem gheseyt zeght vry<br />
wie zyt ghy / dat wy andwoorde mueghen gheuen<br />
den ghuenen <strong>van</strong> wien dat ghezonden zyn wy<br />
10 vvat zeght ghy <strong>van</strong> hu zeluen / hy sprack int leuen<br />
Een stemme bem Ick inder woestine ghebleuen<br />
<strong>van</strong> hem die Roupt / Schict den wech des heeren daer<br />
zoo Esaias de prophete gheseyt heeft ghescreuen<br />
Iohannes volgde christum in oetmoedicheyt Naer<br />
15 En die ghezonden waeren ter causen <strong>van</strong> desen<br />
waeren huter bende der pharizeeusche zede<br />
hebben hem gheseyt waeromme / wilt ghy doopende wesen<br />
zyt ghy christus niet / helyas / noch prophete mede<br />
iohannes heeft gheandwoord / zegghende tdier stede<br />
20 Ick doope int water / maer int middel hy onder hu staet<br />
die ghylieden niet en kendt tot huwer vrede<br />
dat es de ghuene / die naer my zal commen iaet<br />
die voor my es gheweist / tsmensschens toeverlaet<br />
wiens ick niet weerdich / en bem Waerachtich<br />
25 tontbyndene de Riemen <strong>van</strong> zyn schoen waer hy ghaet<br />
in bethanyen dees dynghen gheschiet zyn eendrachtich<br />
ouer de iordane daer sint ian doopte crachtich<br />
ten anziene <strong>van</strong>den volcke daer openbaer<br />
en duer gratie <strong>van</strong> god / den heere almachtich<br />
30 Iohannes Volghde christum in oetmoedicheyt naer<br />
Tsdaeghs daer naer / ziet iohannes iesum ghebenedyd<br />
tot hem commende / en heeft gheseyt metter spoet /<br />
+<br />
ziet dat lam gods / zeyt hy zynde verblydt<br />
ziet / die de zonde Des weerelts of doet<br />
dit es / daer Ick of zeyde zydes * ghylieden vroedt<br />
daer es / Een man naer my ghecommen ghebleken<br />
5 die voor my es gheweist / als een heere goet<br />
want hy was / eer dan ick / ende blyft onbezweken<br />
end ick en kenne hem niet / maer naer thuutwendich spreken<br />
vp dat hy openbaer mach worden in israhel<br />
bem Ick ghecommen doopende in tswaeters beken<br />
10 en iohannes ghetuught heeft zegghende snel<br />
+ Fol. 412 r, r. 12 ‘Schict ... daer’ onderstreept.<br />
* ‘zydes’: ‘z’ over ‘g’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 412 r<br />
+ 412 v
166<br />
Want ick hebbe ghezien den gheest zeere wel<br />
inne die ghedaente Van een duue voorwaer<br />
<strong>van</strong>den hemel nederdaelende / met een goet vpstel<br />
Iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer<br />
15 Prinche<br />
En die gheest es vp hem ghebleuen omtrent<br />
sprack iohannes certeynlick en wilde verhaelen<br />
ende ick en hebbe hem niet ghekendt<br />
maer die my ghezonden heeft zonder faelen<br />
20 om te doopen int water / heeft my willen taelen<br />
en die heeft my gheseyt Binden eerdschen gheduene<br />
vp wien dat ghy den gheest / zult zien nederdaelen<br />
ende vp hem blyfuende dat es de ghuene<br />
die daer doopt metten helighen gheest ghewuene<br />
25 en ick hebt ghezien / ende ghetuught oock claer<br />
dat dit (sprack iohannes) es De gods Zuene<br />
wier ieghens stuene<br />
Iohannes volghde Christum in oetmoedicheyt Naer<br />
Aucteur<br />
30 Voorts volghen wy huutvercoren // om verzoenen adams Val<br />
hoe Christus wierdt gheboren // int eerdsche dal /<br />
++<br />
Epistolen ende euangelien<br />
Naer der lettren keest<br />
veel zoetRokegher dan bloeyende confelien<br />
verhueghende den gheest /<br />
Inder kerstnacht eerste Messe +<br />
Alder liefste broeders / die goddelicke gratie<br />
en <strong>van</strong> onsen zaelichmaecker die gratie mede<br />
es openbaer nv allen mensschen / Tot Recreatie<br />
die onslieden Leert Loochenende alle booshede<br />
10 ende weerlicke begheerlicheyt / Wy tonser vrede<br />
soberlick ende Rechtueerdelick beseuen<br />
ende oock zouden in vougsamegher zede<br />
godsdienstelick inne deser weerelt Leuen<br />
verwachtende die helighe hope verheuen<br />
15 en die toecomst der gloryen / Van onsen god groot<br />
end ons zalichmakers iesu Christi ghegheuen<br />
hem zeluen voor onslieden / als troost tonser noodt<br />
+ Fol. 413 r, r. 5 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
413 r<br />
+<br />
Epist.
167<br />
vp dat hy ons verlossen zoude met zynder doodt<br />
<strong>van</strong> alle ongheRechticheyt / zondich zwaer<br />
20 ende Reyneghen hem zeluen / met zyn bloed Root<br />
Een anghename volck / hem bequame der naer<br />
een naervolgher <strong>van</strong> goede wercken voorwaer<br />
zeght ende vermaent dit / in een lieflick omghorden<br />
In christo iesu onsen heere / die openbaer<br />
25 In een ghedaente des dienlyncx / Wilde menssche worden<br />
Euangelion<br />
Het es gheschiet daer es in dien daeghen<br />
Vanden keyser augusto Een ghebod huutgheghaen<br />
dat zoot gheordonneirt was / naer Lucas ghewaeghen<br />
30 de gheele Weerelt zoude worden bescreuen zaen<br />
// En dees eerste beschryfuynghe die es ghedaen<br />
+<br />
ende <strong>van</strong> Cyrino Rechter <strong>van</strong> siria gheschiet<br />
zy zyn alle gheghaen / naer tzelue vermaen<br />
om een yeghelick belyden in zyn stede ziet<br />
ende ioseph in ghebreke dies zynde niet<br />
5 heeft hij hute die galileesche Cant<br />
Neerstich vpgheclommen zonder letten yet<br />
<strong>van</strong> die stede nasareth Tot tiuedsche landt /<br />
in dauids stadt / ghenaemt Bethleem / Want<br />
hy <strong>van</strong> dauids huus / ende huusghezin was bekent<br />
10 vp dat hy oock daer zou belyden / naer tghebods verstandt<br />
met maria zyn ghetraude wyf / by hem omtrent<br />
De welcke daer al zwaer was / met een vrucht beglent<br />
in huer voorzien / eer ye beghinnen porden<br />
want christus was de vrucht / die mids huer consent<br />
15 in een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden<br />
En tes gheschiet doe in bethleem waeren zy<br />
dat die daeghen vervult zyn / om baersen ghewuene<br />
Maria wierdt daer moeder <strong>van</strong> smerten vry<br />
ende heeft ghebaerst huer eersten gheboren zuene<br />
20 end hem in doucxkens ghewonden de ghuene<br />
die als god ende menssche veel mensschen ghenas<br />
end hem gheleyd in een crebbe / Binden eerdschen gheduene<br />
mids dat in dherberghe / voor hem gheen plaetse was<br />
en daer waeren heerderkens Alsdoe vp tpas<br />
25 die daer in die contreye wilden waeckende wesen<br />
en die inghel des heeren ziet (zoo ick Las)<br />
heeft by hemlieden ghestaen gheResen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 413 v
168<br />
En die claerheyt des heeren heeftze bouen desen<br />
ommeschenen / ende hebben ghevreest tdier tydt<br />
30 met een groote vreese / ende dinghel ghepresen<br />
wilt niet vreesen / zeydhy hemlieden zonder Respyt<br />
maer te Rechte mochten zylieden wesen verblydt /<br />
++<br />
ende alle vreese zyn <strong>van</strong> hemlieden vertorden<br />
want in dier nacht / iesus christus ghebenedydt<br />
in een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden<br />
Prinche<br />
5 VVant ziet sprack dinghel ick boodschap hulieden vercoren<br />
een groote blydschap welcke alle volck wesen zal<br />
want hulieden es hedent Warachtich / gheboren<br />
een zalichmaecker christus / die heere bouen al<br />
inde stad <strong>van</strong> dauid / Binnen teerdsche dal<br />
10 ende dit zal hu wesen / tot een teeckene fyn<br />
ghij zult vynden een Ionck kyndeken / in doucxkens smal<br />
ghewonden / in een crebbe Byder moeder zyn<br />
en ter stondt esser gheweist vp tzelue termyn<br />
metten inghel / een menichte <strong>van</strong> een hemelsch heyrcracht<br />
15 god louende / en zegghende met een blyde aenschyn<br />
Glorie zy god In die Vpperste macht<br />
ende inne der eerden zy vrede gheschacht<br />
den mensschen die <strong>van</strong> goeden wille Blycken<br />
// iherusalem staet vp / wordt verlicht dies gheacht<br />
20 hu licht es voort ghecommen nv zonder bezwycken<br />
iesum christum Looft en danct in allen wycken<br />
die tot tsmensschens verlossen (hoe dhelssche Cnorden /<br />
oetmoedich totter dood / huut zyn hemelsche Rycken<br />
in een ghedaente des dienlyncx / wilde menssche worden /<br />
Inder moorghenstondt<br />
ofte Dagheraet messe. +<br />
Alder liefste broeders / die goedertiere vrede<br />
en die mensscheyt <strong>van</strong> god / ons zalichmaecker ziet /<br />
+<br />
es elcken openbaer nv in deerdsche stede<br />
maer huut die wercken der Rechtueerdicheyt niet<br />
die by onslieden ghedaen zyn gheschiet<br />
maer naer zyn bermherticheyt duer zyn name<br />
5 heeft hy ons zaelich ghemaect huut tverdriet<br />
+ Fol. 414 r, r. 16 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 414 r<br />
+<br />
Epist /<br />
+ 414 v
169<br />
duer tbadt der wedergheboorten bequame<br />
mids vernieuwynghe des helichs gheests eersame<br />
de welck hy ouervloedich huuter liefden vloedt<br />
in onslieden huutghesturt heeft tonser vraeme<br />
10 Duer iesum christum onsen zalichmaecker goet<br />
vp dat wy gherechtueerdicht / duer zyn gratie zoet<br />
erfghenamen tsamen / zouden worden beseuen<br />
naer die hope / die ons al tsaemen gheeft moed<br />
Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich leuen<br />
15 In dien tyden die heerderkens tsaemen spraecken +<br />
ende zeyden Laet ons tot Bethleem ghaen<br />
ende laet ons bezien / als wy daer ghenaken<br />
dat Woord / tghuene datter gheschiet es zaen<br />
Twelcke dheere ons vertooght heeft / ende ghedaen<br />
20 en zyn hemlieden haestende gheCommen aldaer<br />
ende hebben maria tmoedermaegdelick graen<br />
met ioseph te zaemen ghevonden der naer<br />
ende tkyndt in eenne Crebbe gheleydt voorwaer<br />
als zy dit zaeghen / zy hebben bekent <strong>van</strong> twoordt<br />
25 dat hemlieden <strong>van</strong> dit kyndt was gheseyt openbaer<br />
ende alle de ghuene diet hebben ghehoort<br />
die hebben hem verwondert daer Rechtevoort<br />
<strong>van</strong> tghuendt dies hem <strong>van</strong>den heerders gheseyt was bleuen<br />
laets met christo onsen heere dan houden Accoord<br />
30 Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich leuen<br />
Ende naer dien dat waeren vervult acht daeghen<br />
+<br />
datmen zoude tkyndt besnyden / naer de wets bedwanghen<br />
iesus / zoo hoorde men zyn Name ghewaeghen<br />
twelck ghenoomt was <strong>van</strong>den Inghel zonder vertraeghen<br />
eer hy inden Lichaeme was ontfanghen<br />
5 Dheere heeft ghehoort onse verzuchtende verlanghen +<br />
ende es zyn verbandt gheworden ghedachtich<br />
twelck hy huut Liefden / ende gheen verstranghen<br />
hadde ghemaect met Abraham crachtich<br />
met ysaac oock ende iacob eendrachtich<br />
10 en dheere ansach die kynderen <strong>van</strong> israel<br />
ende hy verlostese als god almachtich<br />
duer iesum christum zyn wy verlost nv oock wel<br />
dheere zandt zyn volck verlossynghe snel<br />
dauid heeft zyn liedeken zoo vpgheheuen +<br />
15 Christus drough al onse smerten / ende ons ghequel<br />
Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich Leuen +<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Euangelion<br />
+ 415 r<br />
+ Exodi .2.<br />
+ Psal .110. o<br />
+ Esai 53
Prinche<br />
170<br />
Daer in heeft gods Liefde Bermhertich * liefgloedich<br />
gheopenbaert in onslieden / huuter Liefden schoot<br />
20 dat god zyn eeghin zuene gheboren / oetmoedich +<br />
inder weerelt ghezonden heeft tonser noodt<br />
vp dat wy duer hem leuen zouden / cleen ende groot<br />
hy buugde den hemel ende es ghedaelt +<br />
ende met zyn dierbaer passye ende bitter doodt<br />
25 zynen vader ghepaeysiert / end ons schult Betaelt<br />
// hu herte zy niet versaeft / noch met vreesen duerstraelt<br />
beeft noch en gruwelt oock te gheenen Tyden<br />
wyct niet achterwaerts voor hem / als een die faelt +<br />
want die heere huwen god / tot dyn bevryden<br />
30 ghaet met hu / omme clouck voor hu stryden<br />
dees beloften / zyn al tonsen trooste ghescreuen<br />
iesus christus es gheboren / ende wilde Lyden<br />
Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen<br />
+<br />
Euangelion vpden kerstdach<br />
Ter hooghmesse /<br />
In principio erat Verbum / dat hoogh misterie<br />
der menschwordynghe christi / den mensschen vruchtbaer +<br />
5 vooren in dese boucks tafel ferie<br />
Vyndt ghy waert int Langhe staet daer<br />
Naer de Lettre claer<br />
Aucteur<br />
Christus gheboorte was een Beghin<br />
10 Tot tsmensschens zaelicheyt ende vrede<br />
zyn leuen een leerynghe / zyn doodt ghewin<br />
die ons al tsaemen brocht tleuen in<br />
zyn vpvaert opende ons dhemelssche stede<br />
Euangelion ofte blyde<br />
tydynghe Vpden dertien dach<br />
Refereyn +<br />
In dien tyden als Iesus dan was gheboren<br />
te bethleem in tsconyncx herodes daeghen<br />
ziet conynghen gheCommen zyn huutvercoren<br />
* Oorspronkelijk ‘gheopenbaert’; doorgehaald en ‘Bermhertich’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 1. Iohan 4.<br />
+ Psal .17.<br />
+ Deutero.20.<br />
+<br />
415 v<br />
+ iohan primo<br />
+<br />
Matthei .2. o
171<br />
20 huut ooste / te iherusalem / zegghende int vraeghen<br />
waer es die / die wy zo gheerne zaeghen<br />
die gheboren es conyngh der ioden voorwaer<br />
ende zeyden stoutelick zonder vertraeghen<br />
want wy hebben ghezien zyn sterre claer<br />
25 int ooste schynende ende blynckende Eenpaer<br />
ende wy zyn ghecommen om hem Anbeden<br />
Herodes den conynck dit hoorende naer<br />
+<br />
was beroert / end al iherusalem met hem tonvreden<br />
vergaderende princhen der priesterlicker zeden<br />
en an gheleerde des volcx / onderzouck heeft ghedaen<br />
waer christus gheboren zou zyn in waerheden<br />
5 ende dese spraecken tot hem / naer zyn vermaen<br />
in bethleem iuda / naer onslieder verstaen<br />
v<strong>van</strong>t zoo eist duer den prophete ghescreuen<br />
maer al herodes voortstel / bleef tondere waen<br />
Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />
10 En ghy Bethleem inne * dat iuedsche landt<br />
ghy zyt niet de minste in gheender manieren<br />
onder alle de princhen <strong>van</strong> iuda / Want<br />
huut hu zal huutghaen / een leedtsmans hanthieren<br />
die myn volck <strong>van</strong> israel zal Regieren<br />
15 herodes heymelick doe Roupende zonder Respyt<br />
de conynghen voornoomt / in een neerstich bestieren<br />
heeft hy onderzocht huerlieder sterre tydt<br />
die huer hadde gheopenbaert verre ende wydt<br />
dies herodes / wien therte int verlanghen pynde<br />
20 zandt den conynghen naer bethleem / zegghende verblydt /<br />
ghaet / ende vraeght neerstelick <strong>van</strong>den kynde<br />
ende als ghyt ghevonden hebt / al waer zynde<br />
Laet my wederweten / en comt doets my Rappoort<br />
vp dat ick commende / end icker tkyndt vynde<br />
25 hem minnelick annebeden mach Rechtevoort<br />
welcke cuenynghen / hebbende herodes ghehoort<br />
hebben omme vertrecken ghereedschap Bedreuen<br />
maer hoe herodes fletse / om tkyndt thebben vermoort<br />
Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />
30 Ende ziet de sterre die hadden ghezien<br />
de conynghen int ooste / Als blynckende glas<br />
voorghynck hemlieden / alsoo dat wilde gheschien<br />
tot dat zy commende stondt bouen / daer tkyndeken was<br />
* Vóór ‘inne’ is ‘Iuda’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 416 r
172<br />
++ die sterre ziende / elck doe <strong>van</strong> drucke ghenas<br />
en verblydt zyn gheweist met grootter Vruecht<br />
thuus inghaende / daer vonden zy vp tzelue pas<br />
tkyndt met maria zyn moeder / vul alder duecht<br />
5 nedervallende / anbaeden tkyndt goddelicke iuecht<br />
en hebbende gheopent huer schoot menichfout<br />
hebben tkyndt gheoffert ghiften / zoo elck heeft vermueght<br />
Te wetene Mirre Wieroock ende Goud<br />
en inden slaep / ontfanghende andwoordelicken Cout<br />
10 dat zy niet weder zouden tot herodes keeren<br />
duer een anderen wech Onbevreest ende stout<br />
zyn weder in huer Landschap ghekeert met Eeren<br />
in herodes moest doe groot verlanghen vermeeren<br />
die tkyndeken zochte / om beRoouen tleuen<br />
15 maer wat Raedt zyn princhen hem mochten leeren<br />
Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />
Prinche<br />
Ghegheuen // ghebleuen // als tsmensschens behoedere<br />
vvaer // naer // doude vaders hadden langhe ghebeyt<br />
20 ghecoestert // ghevoestert // by maria zyn moedere<br />
diet cloucxkens // vp doucxkens // vp hoy heeft gheleydt<br />
god der goden // gheboden // milde end onbeCreyt<br />
minnelick // voorzinnelick // huer borstkens zoet<br />
Tzoch ghuesende // luesende // huuten borstkens voorseyt<br />
25 was byden welcken // Telcken // tskynds durst wierdt gheboet<br />
prophetelic // discretelic // zoo voorts vppeghevoedt<br />
dach en nacht // tkyndt bewacht // voor dangier of ghequel<br />
dicwils cussende // sussende // met grootter oetmoedt<br />
zoot behoufde // hem toufde // zou moederlick wel<br />
30 die vleesch doodt // weerelt groot // heeft verwonnen snel<br />
duer tlaeten // tonser baeten // zyn bloedt precieux<br />
dies wy // vry // huut een goetionstich voortstel<br />
+<br />
Bieden danck // eeuvvich lanck // der moeder amoureux<br />
die <strong>van</strong> tkyndt // naer tbevyndt // was zeer Curieux<br />
moeder maeght // onversaeght // Reyn <strong>van</strong> hem ghebleuen<br />
dies belyde // Tallen tyde // noch huut herten Coragieux<br />
5 Een kyndt es ons gheboren End onslieden ghegheuen<br />
Euangelion Vpden Tweetsten<br />
zondach inde Vastene<br />
Van tVrauken Van Cananee +<br />
+ Fol. 416 v, r. 8 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 416 v<br />
+ 417 r<br />
+<br />
Mathei .15.
173<br />
In dien tyden doe als iesus / nv was gheghaen<br />
10 huut Genesareth der galyleesche zee / der naer<br />
Quam In die landen tyri ende sydonis zaen<br />
ende ziet / een Cananeesche vrauwe voorwaer<br />
<strong>van</strong> dien henden ghecommen ter plaetsen daer<br />
zoo wy in dhelighe Euangelion lesen<br />
15 // heeft tot iesum gheRoupen / zegghende claer<br />
heere dauids zuene vvilt myns ghenadich wesen<br />
myn dochter / es <strong>van</strong>den vyandt ghequelt mespresen<br />
end een woordt heeft huer iesus gheandwoord niet<br />
zyn disciplen tot hem ghaende / Baeden hem mids desen<br />
20 zegghende / ontslaetse! / v<strong>van</strong>t zou / naer ons Roupt / ziet<br />
en iesus andwoordende / Es zyn zegghen gheschiet<br />
Ick en bem niet ghezonden in deerdsche steden<br />
dan tot die verloren schaepen / gheenssins yet<br />
des huus <strong>van</strong> israel / thuerlieder vreden<br />
25 // En tvrauken es ghecommen / end heeft iesum anghebeden<br />
zegghende / heere helpt my / huut ghenadeghe * gronden<br />
iesus andwoorde / naer zyn vermueghende zeden<br />
ende zeyde / Ten es niet goet bevonden<br />
dat men tbroodt der kynderen teeneghen stonden<br />
++<br />
hemlieden zoude nemen / Tot eeneghen keere<br />
ende dat worpen zou / Voor den honden<br />
Tvrauken andwoorde / heeft gheseyt Emmers heere<br />
v<strong>van</strong>t dhondekens eten <strong>van</strong>den cruumkens zeere<br />
5 die <strong>van</strong> huer tsheeren tafele vallende zyn<br />
doe heeft iesus gheandwoordt / tonser alder leere<br />
// O vrauwe hu ghelooue / es groot ende fyn<br />
hu gheschie / alsoo ghy wilt / Vp dit termyn<br />
en huer dochter wierd ghezond / <strong>van</strong> dier tydt Voort<br />
10 Mensschen Cranck int ghelooue / hier naer hoort<br />
Bemindt gods Woordt /<br />
Vpden VVittedonderdach<br />
Bedynghe /<br />
15 Heere god ick aerm zondaere zondich besmet +<br />
buugsamich val ick thuwen voeten Beneden<br />
eer ick thuwaerts vpoffere myn ghebet<br />
dien ick tzyne ghezuvert in dinwendeghe leden<br />
Biddende zoo myne goe ouders deden<br />
20 omme Rusten in Vreden /<br />
Refereyn<br />
* ‘ghenadeghe’: ‘enad’ over andere letters.<br />
+ Fol. 417 v, r. 12, 13 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 417 v<br />
+ Aucteur
174<br />
Heere wilt alshedent doch wasschen myn voeten<br />
die naer tzondich gheneghen daeghelicx wroeten<br />
als met eerdscher betardynghen * zynde besmuert<br />
25 ghy heere die betaelt hebt ons tvvisteghe boeten<br />
die wy hadden ieghens god huwen vadere verbuert<br />
ghy hebt ons een ghenadeghe gratie gheCuert<br />
+<br />
om schicken ons voeten inden wech der vreden<br />
end hu woordt dat eeuwich blyft ende gheduert<br />
es mynder voeten licht vul der claericheden<br />
heere treckt my huut tslyck der zondeghe steden<br />
5 vphoudt my dat icker niet in mach verzyncken<br />
By hu es die fonteyne des Leuens zeden<br />
doch dat ick die ancomme / wilt myns ghedyncken<br />
dus heere vvilt ghy my dyn wasschynghe schijncken<br />
Ick bid hu iesu christe Van Nasareene<br />
10 die bem zondich verdooft<br />
heere / wilt niet wasschen myn Voeten alleene<br />
Maer oock handen end hooft<br />
Ghy heere god breker onser zondegher banden<br />
ick bidhu vvilt wasschen oock beede myn handen<br />
15 <strong>van</strong>den qua wercken ieghens hu / en myn naesten mesdaen<br />
Ick kenne my vul zonden / ende Leelicke schanden<br />
v<strong>van</strong>t myn moeder heeft my in zonden ontfaen<br />
om ghewasschen tzijne / mach ick nieuwers bet ghaen<br />
dan christe tot hu ick warachtelick weet<br />
20 myn Rechtueerdicheden Voor huwen ooghen staen<br />
onweerdich end onReynich / als een bevlect cleedt<br />
// heere dies duer hu ghenaedeghe liefde heet<br />
die ghy toogdet vp huwen avendtmaels dach<br />
zuvert mynder wercken zonden / zy zyn my leedt<br />
25 en wilder voorts of wachten zoo ick best mach<br />
begheerlick met petro noch doende ghewach<br />
eer myn ziele wordt hier int dal <strong>van</strong> weene<br />
<strong>van</strong>den vyandt berooft<br />
heere wilt niet wasschen myn Voeten Alleene<br />
30 maer oock handen end hooft<br />
Heere helpt my end Ick zal worden ghezondt<br />
wascht oock thooft <strong>van</strong> mynder herten ghepeynsen grondt /<br />
* ‘betardynghen’: ‘r’ over andere letter.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 418 r
175<br />
+ end oock al myn onReyne belemmerde zinnen<br />
stelt eenne bewaerynghe voor myn mondt<br />
dat Ick gheenssins mach twoord dyns waerheyts dinnen<br />
wascht myn conscientie buuten ende Binnen<br />
5 want alleene vermueght ghyt myn god ghepresen<br />
en wanneer ghy my wilt om wasschen beghinnen<br />
Ick zal bouen der snee ghewit Reyn wesen<br />
keert of hu aenschyn heere doch bouen desen<br />
<strong>van</strong> myn zonden / end al myn mesdaeden huutdoet<br />
10 Laet ontfanghelick myn stemme zyn thuwaerts gheresen<br />
Anhoordt my om de wille <strong>van</strong> hu name goet<br />
en christe duer thuutsturten dyns dierbaer bloedt<br />
Ick bidhu / ick wiens ziele met duechden gheene<br />
es ouerslooft<br />
15 Heere / wilt niet wasschen Myn Voeten alleene<br />
Maer oock handen end hooft<br />
Prinche<br />
Heere god wascht my ghy zyt dies machtich<br />
in hu heere gheloof ick end hope warachtich<br />
20 ghy myn god die behouft myne goedynghen niet<br />
ghy myn toevlucht ende myn beschermere crachtich<br />
als ick bem <strong>van</strong> myn ieghenpartyen bespiet<br />
myn scheppenesse / es <strong>van</strong> huwen handen gheschiet<br />
alsoo ghy my wildet ghemaect te zyne<br />
25 dies bid ick / doch dyn handwerck hu liefde biedt<br />
dat ick anschauwe / dyn hemelsch werck ten fine<br />
en zuvert my <strong>van</strong> misteghe doncker bruwine<br />
dat my claerlick huwe * weghen zyn mueghen bekent<br />
verlicht myn ziele <strong>van</strong> alle zwaermoedeghe Pine<br />
30 hu alleene heb ick ghezondicht in myn Regiment<br />
dus als ghy my wilt commen om wasschen omtrent /<br />
++<br />
ghy die zyt ons hooft / Wy hu ledekens cleene<br />
zoo elck onser ghelooft<br />
Heere Wilt niet Wasschen Myn voeten alleene<br />
Maer oock handen end hooft.<br />
Epistel ende Euangelion<br />
Vpden paesschenDach. +<br />
* Na ‘huwe’, en oorspronkelijk <strong>van</strong> dit woord deel uitmakend, is een letter (r?) geschrapt.<br />
+ Fol. 419 r, r. 10 ‘ons ... ghepresen’, 16 ‘Marci .16.’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 418 v<br />
+ 419 r<br />
+<br />
.1.Corin. .5.
176<br />
Broeders Reynicht den ouden deessem tdeser tydt<br />
vp dat ghy een nieuwe mynghelynghe mueght wesen<br />
ghelyck / zoo ghylieden onghedeessemt zyt<br />
10 Want ons paesschen / es christus gheoffert ghepresen<br />
aldus laets duechdelick maeltyden / mids desen<br />
niet inden ouden * deessem / noch der quaeden mede<br />
ende der schalckheyt / maer huut zonden verResen<br />
in onghedeesemde brooden / Tot onser vrede<br />
15 der Reynicheyt ende warachtichede /<br />
Euangelion Marci .16.<br />
Inne dien tyden. Maria Magdaleene<br />
maria Iacobi / ende salome tdier stede<br />
hebben cruden ghezocht / vp dat zy ghemeene<br />
20 Commen zouden / ende zaluen Iesum daer mede<br />
en zeer vrouch den eersten dach dits warachtichede<br />
des sabboths / totten graue gheCommen zyn zy<br />
als de zonne vpgheghaen was / naer huere zede<br />
ende zeyden / tot elck anderen / den graue by<br />
25 Wie zal ons den steen nv afRollen vry<br />
<strong>van</strong>der duere des grafs / en toeziende voorwaer<br />
zaeghen zy den steen ofgherolt / zeer groot was hy<br />
++<br />
end in tgraf gheghaen zynde / hebben der naer<br />
een Ionghelyngh ghezien Ter Rechter zyde / daer<br />
zittende ghecleedt (Doe alsoo eist gheschiet<br />
met een wit lanck blynckende cleedt zeer claer<br />
5 ende zyn veruaert gheworden / maer den inghele ziet<br />
sprack tot hemlieden / en vreest niet / zoo dedhy tbediet<br />
ghy zouct iesum <strong>van</strong> nasareth die ghecruust es bloot<br />
hy es vpghestaen / end hy en es hier Niet<br />
ziet de plaetse / daer zy hem hadden gheleyd doodt<br />
10 maer ghaet zeght zyn disciplen / en petro ter nood<br />
dat hy hulieden in galileen zal voorghaen<br />
daer zult ghy hem zien / Dheere almachtich groot<br />
Alsoo hy gheseyt heeft / zalt wesen ghedaen<br />
Paeschliedeken<br />
Victime paschali laudes<br />
Vpden voys Tze nuerenborch daer staet eyn hous<br />
Daer woont eyn schoon ioncvrauwe<br />
Ofte Vpden Voys<br />
Het zat een snee wit Vueghelkin<br />
Al vp zyn eerste plume<br />
* ‘ouden’: schacht <strong>van</strong> ‘d’ overgehaald.<br />
+ Fol. 419 v, r. 14, 15, 16 ‘Tze ... hous’, 17, 19, 20 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 419 v
Christene wilt ommaidge doen<br />
des paesschens offerhande<br />
Tlam heeft de schaepen verlost zeer coen<br />
huut die vyandeghe vvarande<br />
25 VVant christus dat onnoosel bloedt<br />
ghewillich zynen Vadre<br />
als die des weerelts zonden of doet<br />
Den zondaers heeft verlost Algadre /<br />
+ De doodt en tleuen in strydt groot<br />
vechtende zynde Crachtich<br />
des leuens Leedsman eerst ghedoodt<br />
Rengneirt nv Leuende warachtich<br />
5 Zeght ons Maria wat hebt ghy<br />
in huwen wech zien verkeeren<br />
de inglen die waeren ghetughen vry<br />
met christus zweetdouck ende cleeren<br />
Christus graf <strong>van</strong> die eeuwich leift<br />
10 en die glorye schoone<br />
die int verRysen hy ghedaen heeft<br />
Anzien heb ick oock in persoone<br />
Christus myn hope es vp ghestaen<br />
tot tsmensschens zaelichede<br />
15 de zyne die es hy voorgheghaen<br />
in galyleen / met paeys en Vrede<br />
Dat christus weten wy ter tydt<br />
<strong>van</strong>der doodt es / verResen<br />
die ons verwinder en Conyngh zyt<br />
20 wilt ons dies ontfaermhertich wesen<br />
Meer te gheloouen es Marie<br />
als waerachtich ghewaeghen<br />
dan de schaepen der iueden die<br />
bedrieglick es / Tot allen daeghen<br />
25 Remis hebwy <strong>van</strong> allen qua<br />
christus / gheeft ons tbevryden<br />
dies zynghen wy nv Alleluya<br />
Dats looft den heere Tallen tyden<br />
177<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 420 r
Heydenen looft dies talder stondt<br />
30 den heere in zyn verRysen +<br />
ghy volck oock met dancbaregher mondt<br />
Den heere louen wilt en prysen<br />
+ Want zyn groote Bermherticheyt<br />
zo wie hem zondich speghelt<br />
ende des heeren Waerachticheyt<br />
Blyft ouer ons vaste ghezeghelt<br />
5 Die dit Liedeken heeft ghedicht<br />
die hoopt tot allen keere<br />
Vaste gheloouich onghezwicht<br />
in Christo iesu onsen heere<br />
Refereyn<br />
178<br />
10 Eist dat Wy zegghen / wy en hebben gheen zonde<br />
zo bedrieghen wy ons zeluen / tot alder tydt<br />
en die waerheyt en es in ons niet tzulcker stonde +<br />
zoo iohannes dien helighen Apostel belydt<br />
Daer en es oock gheen menssche ter weerelt wydt +<br />
15 Rechtueerdich / en die gheen zonde en doet<br />
v<strong>van</strong>t ons Rechtueerdicheden zyn een zondich habyt +<br />
als een maendzuchtich vraucleed verworpen onder voet<br />
Wanneer wy oock al tsaemen / met zinnen vroed<br />
dat ons beuolen es / mochten hebben ghedaen +<br />
20 elck onser nochtans segghen ende kennen moet<br />
hoe duechdelick goet<br />
dat wy noch als onproffytelicke knechten staen<br />
als maer ghedaen hebbende / naer tvermaen<br />
<strong>van</strong> dies wy te doene schuldich waeren<br />
25 wat zullen wy dan doen / Tot wien zullen wy ghaen<br />
om troost ontfaen<br />
Anders dan tot christum Voorspraecke der zondaeren +<br />
by zijnen vadre in dhemelsche schaeren<br />
en zonder wien Wy niet mueghen doende wesen<br />
30 maer vp dat hy ons Leuendich zoude spaeren<br />
Christus es ons paesschen gheoffert / verResen<br />
+<br />
Vergheit die ionste <strong>van</strong> hu boorghe Niet<br />
want hy heeft zyn ziele voor hu ghegheuen +<br />
ghedynct den heere iesum christum ziet<br />
dat hy <strong>van</strong>den dooden verResen es bleuen +<br />
5 huuten zaede <strong>van</strong> dauid / nv int eeuwich leuen<br />
ende welcke christus niet meer en zal steruen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal C xvj.<br />
+ 420 v<br />
+ .1. iohan primo.<br />
+ Eccles 7<br />
+ Esai 64<br />
+ Luce .17.<br />
+ .1. iohan 2<br />
+<br />
421 r<br />
+<br />
Eccli 29<br />
+ .2. thimoth 2
179<br />
de wetbrief die ieghens ons was ghescreuen +<br />
heeft hy ghecasseirt / ende willen bederuen<br />
zyn meErfghenamen tzyne wildhy verweruen<br />
10 gheuende zyn Leuen tdierbaerste iuweel +<br />
tot een verlossynghe / voor vele in tsweerelts erfuen<br />
om tzondich ofkerfuen<br />
als Lam of doende des weerelts zonden gheheel<br />
die voortyds mesdaedich waeren een groot Deel +<br />
15 zyn ofghewasschen helich ghemaect Bequame<br />
die waeren ghebannen huut themelsch pryeel<br />
onder tsvyands gorreel<br />
zyn Rechtueerdich ghemaect nv / duer christus name<br />
ende duer den gheest <strong>van</strong> onsen god Eersame<br />
20 v<strong>van</strong>t zoo wy wel vaste gheloouende Lesen<br />
Christus es ghestoruen / maer zoot betame<br />
Christus es ons paesschen gheoffert verResen<br />
Hoe omRynghende dat onsen vleeschvyandt waect<br />
Onse hulpe staet inden naeme des heeren +<br />
25 die hemel Eerde met datter in es / heeft ghemaect<br />
die ons daghelicx voedsel oock doet vermeeren<br />
die ons can alle Liefzaemicheyt Leeren<br />
hy wien Onser tyden zyn in zyn handen<br />
hy dalder Rechtueerdichste die hem wilde keeren +<br />
30 Totten onRechtueerdeghen in allen Landen<br />
ende boorghe willen blyfuen voor onse schanden<br />
iae boorghe niet alleene / maer tonser noodt<br />
+<br />
die ghijnghen als ghe<strong>van</strong>ghen in dhelsche banden<br />
heeft hy onse panden<br />
zelue ghelost / en betaelt met zyn bitter doodt<br />
vvarachticheyt ende bermherticheyt groot<br />
5 elck andren te ghemoete gheghaen zy zy +<br />
Rechtueerdicheyt en vrede zoot dheere gheboodt<br />
huut dhemelssche schoot<br />
die hebben elck anderen ghecust der by<br />
in teeckene dat verzoent waeren wy<br />
10 Van god des vaders gramschap / en bouen desen<br />
vp dat wy zouden wesen zyn kyndren vry<br />
Christus es ons paesschen gheoffert / verResen<br />
Prinche<br />
End hy zal gheRechtueerdicht worden Alleene +<br />
15 ende blyfuen inder eeuwegher eeuwichede<br />
een onverwonnen conyngh <strong>van</strong> Nasareene<br />
ons toevlucht ons behouder in vaster vrede<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Collos 2<br />
+ Matthei 20<br />
+ .1. corin/6<br />
+ Psal 123<br />
+ Psal 30<br />
+ 421 v<br />
+ Psal 84<br />
+ Eccli 18
180<br />
den streck die ons veel bedwanghen dede +<br />
heeft hy ghebroken / ende wy zyn los gheworden<br />
20 helle doodt zonde in deerdsche stede<br />
heeft christus gheel onder de voeten ghetorden<br />
het mensschelick cleed wildhy omghorden<br />
waer in hy ons doch wilde maecken zaelich<br />
huut liefden tonswaerts / eer ye beghinnen porden<br />
25 hoe dhelsche Cnorden<br />
huut zyn hemelsch Rycke was hy nederdaelich<br />
ende watmen <strong>van</strong> hem mochte wesen verhaelich<br />
dat heeft hy vervult end onslieden ghenesen<br />
ghewillich Liefzaem gheerne ende principaelich<br />
30 Christus es ons paesschen gheoffert / verResen /<br />
[Broeders nv vernieut inden gheest / naer tbetamen]<br />
++<br />
Broeders nv vernieut inden gheest / naer tbetamen<br />
En weit ghylieden niet dat wy alle tsaemen<br />
Die zyn ghedoopt in christo iesu ghebenedyd<br />
in zyn dood ghedoopt zyn / Als zyn meErfghenamen<br />
5 want tsaemen zyn / met hem begrauen ende bevryd<br />
Duer het doopsel / in die doodt / Teeuwegher tydt<br />
Vp / zoo christus <strong>van</strong>den dooden es verResen claer<br />
duer die gloryen des vaders / huuter zonden stryd<br />
wy oock zouden verRysen / zoo Reyn Vruchtbaer<br />
10 in nieuwicheyt des leuens / hem wandelen naer<br />
want eist dat mede ingheplant zyn worden wy<br />
// ter ghelyckenessen / Van zynder dood voorwaer<br />
der verRysenessen worden ingheplant derby<br />
// Eist dat wy zyn ghestoruen / met christo vry<br />
15 zo gheloofwy tsamen / met christo zullen leuen<br />
Wetende / dat christus verRysende hy<br />
<strong>van</strong> die dooden / niet meer sterft / maer onsterflic bleuen<br />
Wien macht es in hemel ende eerde ghegheuen<br />
hy / die helle / dood / zonde / inden cruce verwan<br />
20 De dood en zal (voor wien hemelsch eerdsch helsche beuen<br />
ouer hem / gheen heerschappie / meer hebben voort An<br />
Want dat hy ghestoruen es / God menssche en man<br />
dat es hy / der zonden eens ghestoruen warachtich<br />
maer dat hy Leeft eeuwich / daer noyndt beghinsel beghan<br />
25 dat leift hy gode / eeuwich eeuwich Almachtich<br />
Alsoo ghylieden acht hu zeluen Eendrachtich<br />
ghestoruen der zonde / int ghelooue ghepresen<br />
Want! / Vp dat hy ouer doode en Leuende crachtich<br />
heerschappie zoude hebben / (zyt dit ghedachtich +<br />
30 Daeromme Es christus eerst / Voor ons verResen /<br />
+ Fol. 422 r, r. 28 ‘Vp ... crachtich’, 29 ‘heerschappie ... hebben’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Psal 123<br />
+ 422 r<br />
+ Noteirt
++<br />
Aucteur<br />
181<br />
Hemel ende eerde int gheloouende bevaeten<br />
Duer drievuldeghe liefden / dier godlick toeporden<br />
Christus tghedoode Lammeken / Tonser baeten<br />
5 heeft de doodt onder zyn voeten ghetorden<br />
dit kende firmianus / Liet dit meterken worden +<br />
als gheestich Rethoricien // Wy buerelende Boues<br />
Et de fauce lupi //<br />
// Subtrahit Agnus oues<br />
Euangelion<br />
Vpden xix. en zondach naer drievuldicheyts dach. +<br />
In dien tyden iesus in een scheipken clemmende<br />
Es ghecommen in zyn stede naer touervaeren<br />
daer te vooren veel vyanden inde verckens themmende<br />
15 daer eerst veel mensschen of bezeten waeren<br />
ende ziet / zy brochten tot hem int openbaeren<br />
eennen ichteghen int bedde ligghende cranck<br />
iesus ziende huer ghelooue / sprack zonder spaeren<br />
totten gichteghen / zuene / betraut in tbe<strong>van</strong>ck<br />
20 hu zonden worden hu vergheuen eeuwich lanck<br />
Ende zommich <strong>van</strong>den scriben ziet gheveynst ghepareirt<br />
als eeghin goetdynckers / om lof ende danck<br />
zeyden in haer zeluen Dese Blasphemeirt<br />
en als iesus ghezien hadde / diet al * grondeirt<br />
25 haerlieder quae ghedochten / doe gheseyt heeft hij<br />
waerom dynct ghy quaet in hu herten verstorbeirt<br />
welck zo es Lichtere te zegghene my<br />
die zonden die worden hu vergheuen vry<br />
+<br />
of te zegghen staet vp / ende wandelt int leuen<br />
dat ghy mueght weten / dat de zuene des menschen hier by<br />
macht heeft vpder eerden / om de zonden vergheuen<br />
doe zeyt hy tot den gichteghen / die heere verheuen<br />
5 Staet vp neimt hu bedde / ende in hu huus ghaet<br />
hy es vpghestaen / end in zyn huus gheghaen beseuen<br />
die schaeren dit anziende / hebben ghevreest die daet<br />
ende hebben god almachtich / daert al onder staet<br />
gheglorificeirt / die zodaneghe macht<br />
10 den menssche heeft ghegheuen / die bouen al baet<br />
want al dat buten god es / dats zonder cracht<br />
en ydel gheacht /<br />
+ Fol. 422 v, r. 8, 9 onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk tweemaal ‘al’; eerste ‘al’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
422 v<br />
+ lactantius firmi/<br />
+ 423 r<br />
+<br />
Mathei .9.
182<br />
Rethoricale bedynghe<br />
huut ionsten ghemoet // Ter liefden verzoucke<br />
Tot yeghelicx bevredynghe<br />
Die den aucteur doet // <strong>van</strong> dese zijnen boucke<br />
Refereyn<br />
De zinnen en tghedochte In * tsmensschens Voetsteppen<br />
<strong>van</strong> ioncheyts tydt voort zyn meest tot quaet gheneghen<br />
20 heere / vvilt dies een herte Reyn in onse moet // scheppen<br />
v<strong>van</strong>t huut therte ghaen quae menichfuldeghe pleghen<br />
doodslaeghen / scalcheyt tot oncuuscheyt bedeghen<br />
blasphemien / Valsch ghetughen end ouerspel<br />
houeerdicheyt / ghiericheyt / bedroch int ontweghen<br />
25 dees / en meer andre / den menssche besmetten fel<br />
dies bid ick hu noch heere / end an nyemandt el<br />
vvilt niet verre <strong>van</strong> ons doen hu ontfaermicheden<br />
+<br />
want my hebben in een grof ontellick Voortstel<br />
veel quae dynghen omme<strong>van</strong>ghen in deerdsche steden<br />
myn mesdaeden zyn zulckerwys ouergleden<br />
dat zy myn duechts ghezichte gheel hebben ouerslooft<br />
5 ende zyn vermenichfuldicht / met alle myn leden<br />
al veel meer dan ick hayrs hebbe / vp myn hooft<br />
en myn herte heeft my gheel verlaeten verdooft<br />
dies my oordeelt / en myn zaecken wilt tusschen scheeden<br />
<strong>van</strong> dat onheleghe volck / dwelck gheenssins ghelooft<br />
10 en <strong>van</strong>den valsch bedrieglicke mensschen wilt Leeden<br />
v<strong>van</strong>t ghelyck een hert / wil zyne begheerten Reeden<br />
totten waterfonteynen zeer viereghelick zaen<br />
zo heeft myn ziele / met een betrauwich verbreeden<br />
heere god / oyndt begheerynghe thuwaerts ghedaen<br />
15 de quaede ken ick zult ghy doen quaelick verghaen<br />
heere wilt ons dies verlossen Van zulcke schaede<br />
ende eer vvy zullen moeten ten oordeele staen<br />
O hemelsch Vadre verlost ons <strong>van</strong> allen quaede<br />
Een goet. menssche brynght huut goe scat vruchten // goet<br />
20 end een quaet / brynght huut qua schat Qua vruchten voort<br />
dies bid ick thuwaerts heere / wien dat ick duchten // moet<br />
dat ick wycke <strong>van</strong> tquaede / naer salomons woordt<br />
Laet my doch zonder zondeghen wesen ghestoort<br />
vpde ghuene die my hebben ghetorden te naer<br />
25 v<strong>van</strong>t wraecke hu alleene heere god toebehoort<br />
ghy die <strong>van</strong> allen quaeden verlost voorwaer<br />
* ‘In’: ‘I’ over ‘v’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 423 v
183<br />
al de ghuene wie quaet doet die haet tlicht claer<br />
dwelck christus es / Tlicht bouen lichten lichtende<br />
doen wy gheen quae zaecken in tgheele iaer<br />
30 der quae zaecken omRynghen / wordt <strong>van</strong> ons zwichtende<br />
zyn wy gheen quaeder dynghen zaet huutzichtende<br />
en dat inden acker niet der gherechticheyt zaeyen<br />
Dat quaet onser zielen zaelicheyt slichtende<br />
+<br />
zullen wy zeuenvoudich niet wederom maeyen<br />
maer wie onnooselick Leeft zonder ommewaeyen<br />
den heere zal beroouen zulcken <strong>van</strong> goeden niet<br />
heere zyt ons doch ghenaedich / ghy mueght ons paeyen<br />
5 v<strong>van</strong>t mensschens hulpe ydel es / hoe die gheschiet<br />
vvy weten / nyemandt en mach ons deeren yet<br />
zyt ghy heere met onslieden by huwer duecht<br />
Onsen toevlucht heere / zyt ghy gheworden ziet<br />
eer dan de berghen ghemaect waeren / end alle iuecht<br />
10 dies heere om besitten huwe hemelssche vruecht<br />
doch en verlaet ons niet / die zyn gheel thenden Raede<br />
maer bidden hu / ghy die al wat ghy wilt vermuecht<br />
O hemelsch Vadre verlost ons <strong>van</strong> allen Quaede<br />
Beminders quaeder dynghen die zyn de dood // weerdich<br />
15 verdoen zult ghyse heere / Die lueghenen spreken<br />
en die houeerdich Leifden in dit conRoot // eerdich<br />
zyn verstroyt in haer herten ghedochten ghebleken<br />
der ypocriten hope / word gheheel bezweken<br />
wee hemlieden die in Cayms wech zyn ghetorden<br />
20 haet en nydt zullen zyn als verghanglick versteken<br />
en gheen deel zal huer meer inder weerelt worden<br />
gramschap / en can gheen ghenaede beghorden<br />
verworpen zal zyn den onproffyctelicken knecht<br />
Wacht hu <strong>van</strong> ghiericheyt / wie hem daer oyndt toe porden<br />
25 tes de wortle <strong>van</strong> allen quaeden / zoo paulus zeght<br />
om wouckeren gheenssins huwe goedynghen inlecht<br />
noch met crachte doet dyn broedere gheen ouerlast<br />
neimt gheen ghiften / die crommen der iusticien Recht<br />
vvie hu aerbeydt / eer ghy slaept / zyn verdienden loon past<br />
30 met Nabuzardan negheenssins ghulselick brast<br />
houd hu oock <strong>van</strong> tghezelschap die zeere dryncken<br />
naer dhuusvrauwe <strong>van</strong> hu naesten / oock niet en tast<br />
vvilt traeghelick oock niet te godewaerts dyncken<br />
++<br />
schuut zonden / die Walghelick voor gode styncken<br />
en veronghelyct weduwen noch weesen gheene<br />
end en wilt nyemandts eere noch faeme vermyncken<br />
+ Fol. 424 v, r. 10 ‘Onse Vader’, 12 ‘die ... dhemelen’, 14 ‘hu ... ghehelicht’, 17 ‘hu ...<br />
toecomme’, 19, 23, 26 ‘En ... schulden’, 30 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 424 r<br />
+ 424 v
184<br />
dit beveelt ons schriftuere ouer al ghemeene<br />
5 maer mids dat wy zondaers grof zyn Tot duechden cleene<br />
eer dat tonser begrauynghe Word te spaede<br />
wy bidden hu hier in dit dal <strong>van</strong> weene<br />
O hemelsch vadre verlost ons <strong>van</strong> allen quaede<br />
Prinche<br />
10 Onse Vader die dhooghste in sceppynghe zyt<br />
in liefden alder zoetst / ende Rycxst eruachtich<br />
die zyt in dhemelen / tsdrievuldicheyts speghel altydt<br />
Croone tsblydschaps / der zalicheyts schat warachtich<br />
hu name zy ghehelicht / heere god Almachtich<br />
15 dats ons huenich inden mond zy / een haerpe in de ooren<br />
een deuotie int herte / en thuwaerts eendrachtich<br />
hu Rycke toecomme / dwelck es zonder verstooren<br />
eeuwich zeker / en vul vruechts / duer dinghelen chooren<br />
hu wille gheschie / als in dhemel / zoo vpder eerden<br />
20 dat al wat hu meshaeght / dat wyt niet en oorbooren<br />
vvat ghy bemindt / wy met liefden dat oock anveerden<br />
end hu beliefte vervullen / god hoogst <strong>van</strong> weerden<br />
heere gheeft ons doch hedent ons daghelicx Brood<br />
Broodt der leerynghen / zoot hu naervolghers begheerden<br />
25 Brood des duechts / Brood <strong>van</strong> berauwe in dhuterste noodt<br />
En vergheeft ons onse schulden / die wy zo groot<br />
ieghens huwe hoocheyt dicwils hebben bedreuen<br />
oock ieghens onsen naesten int zondich exploot<br />
end oock ieghens ons zeluen in al ons Leuen<br />
30 Alsoo wy onse schuldenaeren vergheuen<br />
die ons hebben yet mesdaen met woorden of wercken<br />
End en brynght ons niet in tbecuerlick sneuen<br />
+<br />
des vleeschs / noch tot al tsweerelts ydel bemercken<br />
noch dat wy ons <strong>van</strong>den Vyandt niet laeten verstercken<br />
maer bidde god almachtich duer huwe ghenaede<br />
Nu / in voorleden / oft in toecommende Percken<br />
5 O Hemelsch Vadre verlost ons <strong>van</strong> allen Quaede<br />
Aucteur<br />
O ghy al eerdsche catyfueghe mensschen leert<br />
Pooght alle zaecken wel / touerlegghene vry<br />
om ouerpeynsen / wat wy zyn / thuwaerts inkeert<br />
10 waer toe / dat altsaemen / oock gheboren zyn wy<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 425 r
++<br />
185<br />
hoedaneghen Reghel / dat ons inghestelt zy<br />
hoe Rasch dat gheel metten menssche / es ghedaen<br />
Dat de menssche zo snelhaestich sterft / hoe tcomt by<br />
hoemen schat goed / en ghelt zal employeren zaen<br />
15 Waer an / dat wy onse zinnen (zult oock verstaen /<br />
behoorden te legghene / Voor ander zaecken<br />
doch hoe zuer (dat een lettelken ghelts ontfaen<br />
den mensche word / om eerlick duergheraecken<br />
Leert oock * wat ghy / met een wysneerstich waecken<br />
20 <strong>van</strong> gods weghe / tghemeene welvaert talder tydt<br />
vader ende moedere / met werckende spraecken<br />
ende voorts alle die hu anghaen /) schuldich ** zyt<br />
Godsvruchtich zeere / hu oock te pooghene quyt<br />
Te wetene / wat <strong>van</strong> hu begheert god almachtich<br />
25 Ouerpeynst oock / eer ghy der weerelt ouerlydt<br />
tot wat staete ghy zyt gheRoupen eendrachtich<br />
vreest den dach duusternachtich // wandelt niet als Blende<br />
zulck werck zulck loon / zulck leuen zulck hende<br />
Hy doet wel die <strong>van</strong> zonden hem houd de ghespende /<br />
Aucteur<br />
Dus hebbende ghehendt myn contemplatie<br />
Moeten steruen / ende hopen / in corter spatie<br />
zyn my beede Sommierlick ghecommen omtrent<br />
5 Deen * bedroufde / en dander ghaf my confortacie<br />
Nochtans hopende / Ghaf ick tot tsteruen consent<br />
TVleesch Creegh by / ouer den gheest dominerynghe<br />
emmers den gheest obtineirde tryumpherynghe<br />
Belydende / en daer de conclusie vp bleef<br />
10 dat wy al moeten steruen / en doen passerynghe<br />
en want Litera scripta / manet / ick schreef<br />
Refereyn<br />
Gheboren menssche Vander vrauwe leift corten tydt<br />
ende word vervult met veel ketyfuicheden +<br />
15 als een blomme bloeyt hy / wiens Iuecht sterflick ontglydt<br />
als een schadewe vluchtende hy voor by Lydt<br />
als hebbende ter weerelt gheen blyfuende steden +<br />
niet dan hoy zyn al onse vleesschelicke Leden<br />
Want nemmermeer en blyfuen wy in eennen staet +<br />
20 steruen moeten wy al by nathuerlicke zeden<br />
als by cause <strong>van</strong> adams onverhooricheyt quaet<br />
* ‘oock’: vlek over ‘k’.<br />
** ‘schuldich’: ‘d’ over een eerste, mislukte ‘d’.<br />
+ Fol. 425 v, r. 3 ‘Moeten ... hopen’ onderstreept.<br />
* ‘Deen’: oorspronkelijk ‘Deend’, ‘d’ doorgehaald en laatste been <strong>van</strong> ‘n’ verlengd.<br />
+ iob 14<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
425 v<br />
+ Iob 14<br />
+ hebre 13.
186<br />
dies elck onser voor der zonden loon / Tsteruen ontfaet<br />
asschen zyn wy / weder zullen wy in asschen verkeeren<br />
als Roock ende wyndt / gheel ons Leuen verghaet<br />
25 maer of wy leuen oft steruen wy zyn des heeren<br />
elck bereede doch zyn huus / om wel steruen leeren<br />
ende wandelt / ten tyden / ghy tlicht mueght schauwen<br />
laet wercken <strong>van</strong> liefden in hu meest vermeeren<br />
gheeft huwer dienst Rekenschap / ter goeder trauwen<br />
30 dies ghij mesRekent mesbruuct hebt / mans ende vrauwen<br />
want / naer tsteruen / en mueght ghij voorts meer Regieren /<br />
+<br />
Anden wortel / den byl es ghestelt om ofhauwen<br />
wiens boom gheen vruchten duechdlick brynght int verchieren<br />
menssche weist bereedt om steruen in al hu manieren<br />
v<strong>van</strong>t ter hueren / als ghy niet meent de doodt verweruen<br />
5 zal tsmensschens zuene commen / die nyemandt zal vieren<br />
dus om tsteruen peynst / want hoe wy tleuen hanthieren<br />
Het moet eens zyn / dat wy al steruen<br />
Contre Refereyn<br />
Ghebenedydt zy god die vader onsheeren +<br />
10 iesu christe / Een vader der bermherticheden<br />
een god der alder troost / tonswaerts willende keeren<br />
een Rycke god in alle bermherteghe zeden<br />
duer zyn groote liefde / als een god der vreden<br />
daer mede lief onslieden / zoo ghehadt heeft hy<br />
15 doe wy dood waeren / mids onse zondeghe leden<br />
heeft ons met christo leuendich ghemaect en vry<br />
Duer wiens ghenaede tsamen behouden zyn wy<br />
ghebenedyd zy god dan / hemelsch vader almachtich<br />
duer wiens ghenaede / onse wedergheboorte zy<br />
20 tot een leuende hope / zyn erfdeel verwachtich<br />
duer die verRysenesse iesu christi crachtich<br />
<strong>van</strong>den dooden onsterflick onbevlect vpghestaen<br />
een beschermer die in hem ghelooft warachtich<br />
onderhoudende alle die daer vallen zaen<br />
25 al wilde my nv dies / een gheel heyrcracht verslaen<br />
thenden Raede ghevoelende wanhopende nopen<br />
standvastich wil ick blyfuen / want zonder ofghaen<br />
Al doode my god / Noch zal ick hopen<br />
Tsteruen zyn wy zeker / maer den tydt onzekere<br />
30 v<strong>van</strong>t gheboren zynde beghinnen steruen wy<br />
De natuerlicke dood / es ons leuens brekere<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 426 r<br />
+ Hope
187<br />
+ elck onser dat es een lueghen sprekere<br />
dies der ydelheyt zyn wy gheleken by<br />
vvy zyn huut niet gheboren / der zonden onvry<br />
en niet worden wy / dan woormen aes ghebleuen<br />
5 hedent zyn die doodt mueghlick moorghen ick en ghy<br />
dits den troost die wy mueghen elck andren gheuen<br />
gheene zynder <strong>van</strong> mensschen / die eeuwelick Leuen<br />
hoe Rycke hoe mueghende hoe sterck <strong>van</strong> crachte<br />
al steruelicke mensschen zyn wy bescreuen<br />
10 als zynde gheboren huut een eerdsche gheslachte<br />
vpghevoedt met zoorghen / ende Rasch in onmachte<br />
Paeus keyser conyngh princhen hertoghen grauen<br />
hebben / gheen ander beghin der gheboorten in pachte<br />
dan die in tzweet huer aenschyns / den cost beslauen<br />
15 hier om hebben tsghelycx by nathuerlicke ghauen<br />
alle mensschen totten leuene eennen inghanck<br />
end een ghelycken huutghanck / hoe Rycke <strong>van</strong> hauen<br />
de gheleerde sterft / als dongheleerde Cranck<br />
wat menssche Leifter / die binnen tsweerelts be<strong>van</strong>ck<br />
20 de dood niet zal zien / Tot zyn leuens ofkerfuen<br />
nyemandt / al Leifden wy thien duusent iaeren Lanck<br />
v<strong>van</strong>t weder dat wyt willen / ofte Ieghens onsen danck<br />
Het moet eens zyn / Dat wy al steruen<br />
Ziet al doode my god in dit eerdsche schoon pleyn +<br />
25 nochtans zo zal ick hopen in hem alder meest<br />
die macht des doods en leuens heeft hy certeyn<br />
hy leed tot die poorten des doods onbevreest<br />
en wederomme der huut / contempleir ick inden gheest<br />
hy slaet castyd ende maect wederom ghezondt<br />
30 Rustbaer vrede gheeft hy / naer lydzaemich tempeest<br />
alle zondeghe ghe<strong>van</strong>ghen ontbyndt hy ter stondt<br />
De blende maect hy ziende inder herten grondt /<br />
+<br />
ende heft wedervp die zyn nederghesleghen<br />
alleene goet // noyndt was bedroch in zyn mondt<br />
Al onse zondeghe smerten heeft hy ghedreghen<br />
in christo ons gheopent Die hemelsche weghen<br />
5 als toeghanck tonsen hemelschen vadere daer<br />
zyn bermherticheyt es groot tot an dhemel bedeghen<br />
hy ghedynct dat wy stof zyn onzuver vruchtbaer<br />
ziet al doode my god / met stranghe plaeghen zwaer<br />
Ick zynde vul zondeghe Lasarye duerdropen<br />
10 al spaerde my god dheere / ende bouen dien voorwaer<br />
Al doode my god Noch zal ick hopen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 426 v<br />
+ Hope<br />
+ 427 r
188<br />
O Doodt hoe bittere zo es hu ghedyncken<br />
zulck een menssche / wie vrede heeft in zyn goedt<br />
den gherusten man wiens weghen wel gheschict blyncken<br />
15 ende die noch mach blydelick eten en dryncken<br />
o dood / dien zyt ghy bitter zyn hertsen bloedt<br />
maer den behouueden mensschen vul noods flau ghemoet<br />
en vul zoorghen / Van oudheyt versuft crepel Blendt *<br />
ende wiens ketyfuich leuen / es al ieghenspoet<br />
20 O dood dien es hu oordeel al goet omtrent<br />
volcx Regierders huwen sterfdach int herte prent<br />
vvilt toordeel des doods ontzien gheenssins niet<br />
peynst wat ghy waert wat ghy zyt / Anziet den hendt<br />
dynct die voor hu gheweist zyn / es oock tsteruen gheschiet<br />
25 en wat <strong>van</strong> mensschen / naer hu mach commen yet<br />
tsdoods Raschslumende strael zalse oock verwinnen<br />
De dood es thende <strong>van</strong> alle eerdsche dynghen ziet<br />
end als de menssche vulhendt heeft / zal god beghinnen<br />
Alle dynck zynen tydt heeft ter weerelt Binnen<br />
30 maer twoordt des heeren dat blyft eeuwich gheplant<br />
vreest god houd zyn gheboden / met herte met zinnen<br />
Want dat den mensschen toebehoort in alle Landt<br />
+<br />
Dat de doodt oock niet en touft / hebt doch verstandt<br />
vveist doch vp huwe stercte wilt slapynghe derfuen<br />
sterft eer ghy sterft / ontgord den zondeghen Bandt<br />
end hu zonden voor de doodt / wilt belyden / Want<br />
5 het moet eens zyn Dat wy al steruen<br />
Hopen zal ick vreesende voor gods aenschyn +<br />
v<strong>van</strong>t die ooghen des heeren zyn tallen tyden<br />
ouer al de ghuene die hem vreesende zyn<br />
een beschermer der mueghentheyt sterck bevryden<br />
10 een vasticheyt des crachts in alle Lyden<br />
bedecxsel der hitten / end een schadewe ziet<br />
des middachs / om contemplatyfuelick verblyden<br />
end een afbiddynghe des mesdaets om Niet<br />
een hulpe des vals / end huut alle verdriet<br />
15 verheffende de ziele verlichtende de ooghen<br />
gheuende ghezondheyt / ende tleuen gheschiet<br />
duer hem / ons doende ghebenedydynghe dooghen<br />
ghelyck een vruchtbaer olyfboom zonder verdrooghen<br />
inden huuse gods / zo hopick den heere omtrent<br />
20 betrauwende hy zal my zyn lief aenschyn tooghen<br />
hy die de broossche herten alder zondaeren kendt<br />
hopen zalick hoe dat my tsatanitich serpent<br />
* Vóór ‘Blendt’ is ‘manck’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 427 v<br />
+ Hope
189<br />
gheern hadde met Looser wanhope becropen<br />
ach neen dat zy verre / want in wat doodlick torment<br />
25 Al doode my god / Noch zal ick hopen<br />
Prinche<br />
Ghedynct god huwen heere in dyn Ioncheyts daeghen<br />
eer die daeghen huwer quellynghen commen An<br />
werct gherechticheyt / eer hu de doodt comt Iaeghen<br />
30 want gheene spyse vyndtmer in dhelssche plaeghen<br />
waer mede den behouueden mocht helpen dan<br />
+<br />
schuut begheerlicheyt des vleeschs / elck zoo hy best can<br />
hooghmoedicheyt des leuens / begheerlicheyt der ooghen<br />
Werct duechdelick in tyds Beede wyf ende man<br />
eer hu daeghen als blomme des ackers verdrooghen<br />
5 dyns steruens tydt can hu gheen menssche betooghen<br />
v<strong>van</strong>t in gods handt zyn tsmensschens tyden claer<br />
ziet de Rechter staet voor duere / dus wilt hu pooghen<br />
dat hy wel mach commen / onder hu dack bet naer<br />
ende bidt met iob als vast vroom ghestaedich pylaer<br />
10 heere spaert my / myne daeghen zyn niet vp erfuen<br />
<strong>van</strong> gheduericheyt verzekert / dit ken ick voorwaer<br />
maer als ict ouermercke wy broossche scherfuen<br />
het moet eens zyn Dat wy al steruen<br />
Prinche<br />
15 Doch eennen boom die hoopt al es hy ofghehauwen +<br />
zyn tacxkens spruten weder in een vpgroeyen<br />
tsghelycx wilick hopen / ende vastelick betrauwen<br />
end al doode my god / nochtans hopende bloeyen<br />
myn hope es inden heere / zonder vermoeyen<br />
20 v<strong>van</strong>t al wandeld ick int midden der schaeuwe des doodts<br />
quaet te vreesene zal ick my gheenssins moeyen<br />
want zyt met my / end hu bermherticheyt in groots<br />
zal my naervolghen / alle die daeghen myns noodts<br />
die ontfaermt alle mensschen huut liefden goet<br />
25 god der heyrcrachten beschermer voor veel wederstoots<br />
die al wat hy wil in hemel ende eerde doet<br />
die de vremdelynghen daghelicx spyst ende voedt<br />
die wondre in Egipten heeft ghedaen bedreuen<br />
plaeghende pharao fel hartneckich verwoet<br />
30 inde Roo zee versmoorende lietter veel tleuen<br />
Al zaeghick gods iusticien zweerdt vpgheheuen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 428 r<br />
+ Hope
190<br />
+ gheenssins mueghelick tzyne <strong>van</strong> my ontslopen<br />
end In zynder gramschaps thoorne den slach wilde gheuen<br />
hoe int zondich sneuen<br />
Al doode my god noch zal ick hopen<br />
Aucteur<br />
Nu omme veel cleenmoedeghe te conforterene<br />
Vreesende de doodt alomme omtrent<br />
den gheest pynde voorts te Laborerene<br />
tnaervolghende sticxken / ick in zonden verblendt<br />
10 tzelf achterlaetende voor myn principael testament<br />
gheRammelt tsaemen <strong>van</strong> my leeck vlaemsch student<br />
Testament Vander Doodt<br />
Prologue<br />
Aerm ende Rycke // Tmoet al ten slycke<br />
15 naer Atropos erfuen<br />
Dus hoe ghecleedt // Dyn huus bereedt<br />
v<strong>van</strong>t ghy moet steruen<br />
Ende gheen delay machmer ieghens verweruen<br />
Alle Christene mensschen ende adams weesen<br />
20 die inne der weerelt alsnoch verkeeren<br />
vvilt doch te zeere de doodt niet vreesen<br />
v<strong>van</strong>t of wy leuen of steruen / wy zyn des heeren<br />
ende totten hebreen wilt ons paulus leeren<br />
dat den mensschen / eens te steruene es in ghestelt<br />
25 dus mensschen vliedt zonden laet tghelooue vermeeren<br />
Tghelooue / baet in tsteruen voor schat of ghelt /<br />
+ Myn Daeghen sprack voortyds iob Rechtueerdich<br />
zyn snelder dan een looper / voor by ghebleuen<br />
maer steruen wy / Wy steruen den heere weerdich<br />
ende leuen wy / oock wy den heere Leuen<br />
5 v<strong>van</strong>t onder zyn godlicke handt verheuen<br />
zo staen wy al tsaemen (die nyemandt grieft)<br />
omme met ons te doene / diet al can gheuen<br />
Tghuendt / dat zyn werckende wille belieft<br />
En daer moeten wy wesen gheel in ghetroost<br />
10 zonder murmureren met dancbareghe zeden<br />
v<strong>van</strong>t wat hy oyndt dede / zuud west / noord oost<br />
tbleeck oyndt wel ghedaen in Vougsaemicheden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 428 v<br />
+ 429 r
191<br />
Duer ieremiam spreict hy die heere der vreden<br />
ghelyck dat die poteerde / in allen Landen<br />
15 In tpottebackers handt es / tsghelycx tallen steden<br />
zyt ghy huus <strong>van</strong> israel in mynen handen<br />
TWeede bouck der conynghen onslieden Leert<br />
hoe hoogheboren oft hoe vaste wy staen<br />
dat ghelyck twaeter dat niet weder en keert<br />
20 wy insghelycx al steruen / en ter eerden verghaen<br />
Ende Dauid die doet ons oock een vermaen<br />
datter nyemandt en leift int eerdsche dal<br />
hoe sterck oock hy zyn mach / ofte hoe ghedaen<br />
de ghuene die de doodt niet steruen en zal<br />
25 Gheen blyfuende stadt maer een passaidge<br />
en es ons maer inder weerelt gheschiet<br />
in dit leuen ghaen wy al Pelgrimaidge<br />
end onslieden borgherschap / en es hier Niet<br />
maer inden hemele zoo ons paulus bediet<br />
30 <strong>van</strong> waer wy oock verwachten int openbaeren<br />
iesum christum ons behouder / en den heere ziet<br />
Die ons verworpen Lichaemen zal verclaeren<br />
Tot vvelck ons vaderlandt hemelssche Recht +<br />
wy niet commen / en mueghen dan duer de doodt +<br />
35 die den ghelooueghen nochtans / zoo christus zeght +<br />
gheen doodt maer eennen slaep es / by nathuerlicke Noodt *+<br />
Want christus duer zyn doodt / en vyf wonden Roodt / +<br />
+ +<br />
heeft de doodt gheheel huere cracht benomen<br />
ende zoo ghebroken tsdoods hart exploot +<br />
zoo dat de ghelooueghe int steruen vromen +<br />
Duer oseas den prophete / in tvoorleden termyn<br />
5 sprack hy O dood ick zal hu doodt wesen<br />
end O helle ick zal huwe bytynghe zyn<br />
ende ick zalse oock <strong>van</strong>der doodt ghenesen<br />
dies den ghelooueghen Ter causen <strong>van</strong> desen<br />
de doodt gheen doodt es / maer een duerghanck vry<br />
10 end een begheerlick verhuusen / waer by gheresen<br />
<strong>van</strong>der doodt / in tleuen verhuusen wy<br />
Voorwaer voorwaer spreict christus zegh ick hu<br />
wie myn woordt hoort / end hem ghelooft int beminnen +<br />
die my ghezonden heeft / heeft teeuwich leuen nv<br />
* Oorspronkelijk ‘doodt’; ‘N’ over ‘d’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Mathei .9<br />
+<br />
Marci 5.<br />
+<br />
Luce 8<br />
+<br />
iohan .11.<br />
+<br />
.1. corin/15.<br />
+<br />
429 v<br />
+<br />
.1. thessa 4<br />
+<br />
.1. Regum 7<br />
+ Regum 2<br />
+ iohan 5.
192<br />
15 en der verdommenesse zal hy niet commen Binnen<br />
maer duer de doodt tsleuens inghanck winnen<br />
noch heeft hy voorts tonsen trooste gheseyt<br />
die daer leeft / end in my met herte met zinnen<br />
Ghelooft / zal niet steruen inder eeuwicheyt<br />
20 VVant dheere es vriendelick in al zyn wercken<br />
en zoo Dauid zynght Rechtueerdich in zyn manieren<br />
end een ongrondeerlick bermhertich verstercken<br />
blyct in al zyn werckende goet hanthieren<br />
vvie en zal dan in dit eerdsch broosch Regieren<br />
25 ghewillich zijnen sterfdach voughen inden zin<br />
ende segghen met paulo / spyts dhelssche ghieren<br />
Christus es myn leuen / ende tsteruen ghewin<br />
VVie zou tsteruen niet begheeren die noyndt Rustich sliep<br />
in dit ketyfuich leuen / dan vul wederstoots<br />
30 en Roupen ic allendich menssche / zoo paulus Riep<br />
wie zal my Lossen <strong>van</strong> desen Lichaeme des doods<br />
tverdroot oock dauid bedrouft in groots<br />
hier zo langhe te blyfuene in deerdsche bende<br />
Wee mynder / dat ick wuene / sprack hy vul noods<br />
35 in die hutten <strong>van</strong> Cedar dus in allende /<br />
+ TDynct my sprack hy mynder zielen een langhe tydt<br />
dat Ick ghehouden worde ieghens mynen danck<br />
onder den ghuenen / die der payslicheyt hebben nydt<br />
huut eerdsch beroeren tzyne had hy verlanck<br />
5 Laets ghewillich dies ontcleeden / ons Lichaem cranck<br />
laetende dees wuenste Daer menich in sneeft<br />
de weerelt es bedrieghelick / ende tes een inghanck<br />
daer / hoemer langher wuendt / meer in zonden wuendt<br />
Als ghebannen zyn wyr in een vreimt landt<br />
10 ghe<strong>van</strong>ghen / om onse voorvaders zonden<br />
Der traenen dal / moet oock wel wesen want<br />
beroerte druck en ancxst wasser oyndt bevonden<br />
men cryghter niet dan zielwondeghe wonden<br />
tes de staple <strong>van</strong> alderhande ziecten plaeghen<br />
15 en die de weerelt wel ouerziet / Tallen stonden<br />
zach noyndt gheen schoonder niet in zyn daeghen<br />
Een menssche gheboren <strong>van</strong>der vrauwe<br />
die Leeft zoo iob zeght <strong>van</strong> tyde Cort<br />
met veel iammers wordt hy vervult met Rauwe<br />
20 die als een blomme verdwynt / en verdorfuen word<br />
teer zoorghlick int vpwassen / ende vullicx vort<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 430 r
193<br />
naect zyn wy gheboren / in tsweerelts Breeden<br />
ende wy zondich <strong>van</strong> onser moeder begord<br />
Naect moeten wy oock <strong>van</strong>der weerelt scheeden<br />
25 Wat zoud ons hier om blyfuen dan mueghen trecken<br />
Daer alle ghenouchte als Roock passeert<br />
Rycdom en can daer gheen doode verwecken<br />
maer Rycdom ziele ende Lyf Corrumpeirt<br />
Al hadwy alle tsweerelts schat ghesommeirt<br />
30 in tsteruen ziet macht ons gheenssins baeten<br />
end hoe eerghierich voortyds ghetryumpheirt<br />
Als hu maer gheleendt zynde / moet ghyt Laeten /<br />
+ Ouerpeynst dan wel eer ghy dyn ooghen luuct<br />
vermuerwet dyn herte eist zondich versteent<br />
of ghy dat goedt wel hebt ghebruuct<br />
dwelck hu god dheere heeft milde verleent<br />
5 vyndt ghy hu beschuldich tmesbruucken beweent<br />
ende voor Recht / Bidt hem om gratie<br />
eer dat hy comt / en Roupe eer dat ghyt Meent<br />
Gheeft Rekenschap <strong>van</strong> huwer villicatie<br />
Wat baeten hu dan baeghen ende gulden webben<br />
10 end huwer wille broodDronckich vulbrynghen<br />
veel iaeren die ghy gheleeft mueght hebben<br />
dyn Raepen scraepen ende tfortselick dwynghen<br />
en wat schaedet hu oock naer dese dynghen<br />
of ghy quyte waert worden al huwe schat<br />
15 dat Aermoe en lyden hu quame besprynghen<br />
Of versmaetheyt der weerelt gheleden hadt<br />
VVant al lyden wy in deser weerelt Pine<br />
mueghen niet daer omme wesen cleenmoedich bezwaert<br />
dit Lyden es niet weerdich der heerlicheyt tzyne<br />
20 die an ons wordt hier naermaels gheopenbaert<br />
v<strong>van</strong>t wy alle Leden in christo verghaert<br />
edel onEdel / boeren zo wel als Cuenynghen<br />
zullen zyn meErfghenaemen / met hem ghepaert<br />
v<strong>van</strong>t in zyn vaeders huus / zyn veel wuenynghen<br />
25 Zouden wy niet willen steruen dan allegadre<br />
als ons duer de doodt zal warachtich ghebueren<br />
tbesitten onser erfue daer dhemelsche vadre<br />
vvy ansien zullen zonder eenich besmueren<br />
nv zien wy duer een speghel te deser hueren<br />
30 in een doncker woord binnen tsweerelts ghestichte<br />
maer dan zullen wy duer gods willecueren<br />
zien / <strong>van</strong> aensichte tot Aenzichte /<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 430 v
194<br />
+ Dan zullen wy eerst kennen daer veel of bescreuen es<br />
die vulmaecte blydschap Bouen alle vruecht<br />
ende weten waddynghe dat teeuwich leuen es<br />
daer men eeuwelick onhendelick inne verhueght<br />
5 dan zullen wy eerst kennen die goddelicke duecht<br />
dat hy es alleene Een god warachtich<br />
die iesum christum zyn eeghin zuenlicke iuecht<br />
Ghezonden heeft ter weerelt huut liefden crachtich<br />
Die blydschap zal daer zo ouervloedich blycken<br />
10 zoo paulus zecht totten Corinthen voort<br />
dat noyndt oore hoorde / noyndt ooghe mocht kycken<br />
dwelck god heeft bereed duer zyn claer woord<br />
den ghuenen die hem lief hebben onghestoort<br />
noch noyndt es ghecommen in tsmensschens herte<br />
15 zulcke vruecht / dus hoe ghedood of vermoort<br />
wilt gheenssins vreesen Lichaemlicke smerte<br />
Want zoo dapostel petrus doet claerlick ghewach<br />
eenen dach es byden heere / als duusent iaer<br />
en duusent iaer es daer / als eennen dach<br />
20 v<strong>van</strong>t den gheuer der vruechden die wuenter claer<br />
dies zynght * dauid / dat veel beter es daer<br />
eenen dach te zyne in des heeren zaele<br />
dan duusent iaer in ander plaetsen voorwaer<br />
v<strong>van</strong>t daer es vulmaecte vruecht generale<br />
25 Die vruecht zal daer tot gheen faelgieren Rasschen<br />
gods vercoorne zulder hongheren noch durstich zyn<br />
de traenen zal hy <strong>van</strong> huer ooghen wasschen<br />
ende wesen vry en vranck huut tsdoods ghepyn<br />
Als de quagheseyde derfuende gods aenschyn<br />
30 zullen leuen zonder steruen in dhelsche mortorie<br />
de wel ghezeyde leuen / in eeuwich termyn<br />
daer weilde zonder schand es / end eeuweghe glorie<br />
Nu mochte <strong>van</strong>den mensschen zyn vercombient<br />
hoe com ick daer / end hoe zal ick die vruecht ghenaken<br />
+<br />
Ick bem een zondich menssche / ken hebt niet verdient<br />
neen ghy / dat zyn der kennessen spraecken<br />
maer wie eist diet mach verdienen / om daer gheraecken<br />
nyemandt / dit zyn der schriftueren Rechten<br />
5 v<strong>van</strong>t al doen wy dat wy schuldich zyn / zonder slaecken<br />
zo zyn wy noch al tsaemen onnutte knechten<br />
* ‘zynght’: ‘y’ over ‘e’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 431 r<br />
+ 431 v
195<br />
Oock spreict ons zaelichmaecker ons alder zoen<br />
hy die hem wil met gheen beRommen verstercken<br />
dat hy <strong>van</strong> hem zeluen niet can ghedoen<br />
10 maer de vader die in hem woondt / doet de wercken<br />
zeght dit christus <strong>van</strong> hem zeluen int oetmoedich mercken<br />
hy / in wiens mondt vonden was noyndt Bedroch<br />
wat wilwy ons berommen in tsweerelts percken<br />
wy die vpghevoedt zyn met zondich zoch.<br />
15 VVat zullen wy dan doen mensschen zondich<br />
ziet / oordeelen zelue ons hartneckich Leuen<br />
en zegghen liefue heere huut herten goetgrondich<br />
had ick naer myn verdienste / verdomt moest ick beuen<br />
want hu lichte gheboden / my om houden ghegheuen<br />
20 heb ick gheenssins ghehouden naer huwen heesch<br />
end hoe wel hu iock om draeghen / es zoete * ghebleuen<br />
ick heb gheleeft / naer de zinlicheyt <strong>van</strong> myn vleesch<br />
Maer hu godlick woord hebt ghy my ghelaeten<br />
ende dat huut onverdiender ghenaeden ** goet<br />
25 zonder welck woord ick eeuwelick tmynder onbaeten<br />
hadde moeten zyn verloren in dhelssche gloedt<br />
gods woordt es medechine / der zielen zoet<br />
v<strong>van</strong>t noch plaester noch cruudt can die ghenesen<br />
maer hu godlick woord heere / es dat al doet<br />
30 dat de belazerde ziele ghezond zal wesen<br />
Twoord gods es leuendich ende crachtich meest<br />
scherper dan tzweerd an beeden zyden snydende<br />
+<br />
tduersnydt tot tverscheeden des ziels ende gheest<br />
oock eist duer maerch ende zenuwen lydende<br />
dier vp betrauwen dien eist bevrydende<br />
gheen creatuere can der vooren onzienlick tooghen<br />
5 gods woord zal blyfuen eeuwich / gheenssins vermydende<br />
Ende alle dynck es bloote voor zynen ooghen<br />
Hebben wy dan hu goddelick woordt crachtich zeere<br />
waer duere wy ghetroost zyn oock principaelich<br />
oock verzekert dat ghy menssche zyt worden heere<br />
10 om dat ghy den zondaeren zoud maecken zaelich<br />
en <strong>van</strong> allen dooden / diemen mach zyn verhaelich<br />
sterft an tcrucen hout / die alder versmaetste<br />
met doornen ghecroont / thooft nederdaelich<br />
huutsturtende druepel dyns bloeds de laetste<br />
* ‘zoete’: ‘z’ over andere letter.<br />
** ‘ghenaeden’: vlek over ‘h’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 432 r
196<br />
15 Eist zaecke dat ghy dan Reyn oetmoedich bekent<br />
dat ghy int ghetal der zondaeren staet<br />
en vast gheloouelick betraut tot inden hendt<br />
dat christus es ghestoruen voor huwe mesdaet<br />
Christus heeft vp hem ghenomen hoe groot ofte quaet<br />
20 dyn zonden mueghen wesen / ende zaelich word ghy<br />
want ghebenedydynghe / die man ontfaet<br />
die vp gode vastgheloouich vast betrauwende zy<br />
En die in christo niet betrauwen / doen hem veel vercleens<br />
hy die des doods / ende leuens heeft macht<br />
25 v<strong>van</strong>t voor onse zonden es hy ghestoruen eens<br />
esser yemandt die hem noch eens te steruene wacht<br />
dat zy verre / dus zyn doods offrande acht<br />
ofte es ons Rechtueerde / duer de wet verworuen<br />
die duer moysen was ghegheuen / nv zonder cracht<br />
30 zo es christus dan te vergheefs ghestoruen<br />
Ziet tonser Rechtueerdicheyt es christus verResen<br />
Christus ons behouder en verlosser mede<br />
ende zonder hem mueghen wy niet doende wesen<br />
hem es ghegheuen macht in hemel end eerdsche stede<br />
+<br />
god de vader heeft zyn zuene lief tonser vrede<br />
dat hy wil dat een yeghelick naer zyn ghebod // doe<br />
wy behooren christum toe / in warachtichede<br />
Ende christus behoort warachtelick god // toe<br />
5 Christus had ons lief eer ye beghinnen porden<br />
dien / diemen iesus <strong>van</strong> Nasareth heet<br />
onse Rechtueerdicheyt es hy gheworden<br />
ons verlossynghe ende helichmaeckynghe breed<br />
Dies / wy wiens Rechtueerden / zyn als onReyn cleed<br />
10 staen nv onder tscrucen standaert victorieux<br />
v<strong>van</strong>t christus die heeft ons ghewillich Bereedt<br />
gheRechtueerdicht in zyn bloedt precieux<br />
Vlied dies alle onghelooueghe besmettynghen<br />
worpt hu zoorghe inden heere hoe hu tvleesch tempteirt<br />
15 v<strong>van</strong>t thandgheschrifte der strangher inzettynghen<br />
dwelck ieghens onslieden was gheordonneirt<br />
heeft hy an tcruce ghevesticht / ende gheCasseirt<br />
iae an deen zyde ghenomen / dit claer ghelooft<br />
ende tonser victorie / zoo paulus accordeirt<br />
20 heeft hy dheerschappyen ende machten berooft<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 432 v
197<br />
Dien paulus als apostel huutvercoren vat<br />
die zo vastgheloouelicke conste stryden<br />
en doe gheenssins bevreest <strong>van</strong> een Ruusschende bladt<br />
die gheloofde dit zelfde zonder vermyden<br />
25 v<strong>van</strong>t <strong>van</strong>den mond des leeus (zoo wildhy belyden<br />
bem ick verlost / ende duer tsheeren practycke<br />
<strong>van</strong> alle quaede wercken /ende tot een bevryden<br />
Onderhouden tot zyn hemelsche Rycke /<br />
Als hu de doodt dan comt bestoormen<br />
30 vveist hier inne ghetroost zoo dat betame<br />
peynst tlichaeme dat es spyse der woormen<br />
+<br />
maer de ziele die zal leuen duer christus name<br />
v<strong>van</strong>t hy es ghestoruen den vadre bequame<br />
vp dat tmensschelick gheslachte behouden blyfue<br />
en zoo vaste beseghelt tot onser vrame<br />
5 met zyn helighe bloedeghe wonden vyfue<br />
Wilt dan huwe ooghen te hemwaerts vpslaen<br />
die naer den zondaers durste ende hadde verlanghen<br />
als hy hyngh an thoud des crucen metten aermen ontdaen<br />
haeckende den mensschen te mueghen ontfanghen<br />
10 dus die noch betarden dees eerdsche ghanghen<br />
tghedyncken zynder passyen / met een verzuchten hout<br />
thooft buught hy thuwaerts in huwe bedwanghen<br />
met therte gheopent / om dat ghyr in vluchten zoud<br />
Hy es den wech het leuen ende waerheyt<br />
15 eeuwich dominateur in dhemelssche secreten<br />
nyemandt comt totten vader in deeuweghe claerheyt<br />
dan duer christum alleene / doet iohannes weten<br />
Christen mensschen ghelooft dan Reyn onghespleten<br />
zonder twyfelen eer hu den vyandt verdooue<br />
20 vp dat hu ten hende niet worde verweten<br />
Wat twyfelt ghylieden cleene <strong>van</strong> ghelooue<br />
Refereyn ghemaect by my<br />
Die eens Venus pachter // was<br />
doe de peste tmynent by<br />
ende oock tmynent achter // was +<br />
Heere god bermhertich ghenaedich lanckmoedich<br />
<strong>van</strong> grooter ghenaeden ende warachtich +<br />
ghy die bewaert ghenaede ghewillich spoedich<br />
30 int dusende Let / end huut liefden gloedich<br />
vergheeft die mesdaet ende zonden almachtich<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 433 r<br />
+<br />
Anno .48. .17. ougst<br />
+ Exodi 34
198<br />
+<br />
ick bidde dat ghy oock onse zonden crachtich<br />
ende mesdaeden Afneimt tallen tyden<br />
heere ghy zyt onse vaeder / ende wy eendrachtich<br />
zyn twerck <strong>van</strong> huwen handen zoo wy belyden +<br />
5 word niet zo zeere gram / maer tot ons bevryden<br />
en ghedynct onser onRechtueerdicheden niet<br />
ziet anschaut doch dat wy an allen zyden<br />
al hu volck zyn / maer wy hebben ghezondicht ziet +<br />
heere staet vp / end onslieden hu hulpe biedt<br />
10 en verlost ons om de wille <strong>van</strong> huwen name<br />
hu inder weerelt commen dat es gheschiet +<br />
Om den zondaers te Roupene thuerer vrame<br />
myn aenschyn thuwaerts vpheffen ick my nv schaeme<br />
ons mesdaet es ouer ons hooft / gheel bloodt +<br />
15 doodelick vermenicht / dies bidden wy eersame +<br />
Heere god beschermt ons Van die eeuweghe doodt<br />
Heere dit heeft elck zekerlick die hu dient +<br />
ende eist dat in prouuynghe zy zyn leuen<br />
zo zal hy dan worden gheCroont als vriendt<br />
20 maer eist in lyden zwaermoedich gheingient<br />
zo zal hy verlost worden zonder begheuen<br />
en eist dat zy in een mesdaedelick sneuen<br />
zo zal hy mueghen thuwer bermherticheyt commen<br />
v<strong>van</strong>t heere ghy en hebt gheenen lust verheuen<br />
25 in onse verderuenessen ende verdommen<br />
doch heere onse schulden zyn bouen sommen<br />
tot inden hemele ghewassen openbaer<br />
quaelick hebben wy ghedaen in ons beRommen<br />
ende hebben ofgheghaen hu gheboden der naer<br />
30 ontfaermt onser dies god alder dynghen voorwaer<br />
alle dynghen zyn hu mueghelick god der vreden<br />
Anziet ons ende tooght ons dat Licht zeer claer<br />
<strong>van</strong> huwe menichfuldeghe ontfaermicheden<br />
+<br />
heere god al zynder plaeghen inde eerdsche steden<br />
Laet die maer Lichaemelick wesen ter noodt<br />
end hoe haestich met sterften ghequelt zyn wy leden<br />
Heere god Beschermt ons <strong>van</strong> die eeuweghe doodt /<br />
5 Gheneest my heere / zo zal ick worden ghezondt<br />
maect my behouden end ick zal behouden wesen +<br />
heere god zyt myns ghenaedich Want ick oorcondt<br />
doodzondelick zyn wy al tsaemen ghewondt<br />
heere beschaemtheyt behoort ons mids desen +<br />
10 huwe knechten en propheten by hu ghepresen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 433 v<br />
+ Esai 64<br />
+ daniel 9<br />
+ Psal 43<br />
+<br />
Mathei 9<br />
+<br />
1 esdre 9<br />
+ Thobie 3.<br />
+ 434 r<br />
+ iere 17<br />
+ daniel 9
199<br />
Die ghesproken hebben in huwen name twoordt<br />
niet ghehoorzaem gheweist / maer veracht verknesen<br />
ende meer naer den valsschen propheten ghehoort<br />
Laet huwen thoorne wech ghaen doch Rechtevoort<br />
15 end heere wilt doch onse verwoestheyt anschauwen<br />
Laet hu verzoenen heere / hebben wy hu verstoort<br />
om hu tselfs wille beydt niet zoo wy betrauwen<br />
O myn god huwe name <strong>van</strong> mans ende vrauwen<br />
es angheRoupen Binnen der steden mueren<br />
20 ende duer gheen ander name / onder themelsch bedauwen<br />
noch vp eerden ne mach ons zaelicheyt ghebueren +<br />
weist ghenaedich onser zonden dat ter avonthueren<br />
dheydenen niet segghen / waer es nv hueren god groot +<br />
end al doet ons peste dierste end oorloghe trueren<br />
25 Heere god Beschermt ons <strong>van</strong> die eeuweghe doodt<br />
Princhelick god<br />
Ick bem ghelyck een man zonder hulpe bekent +<br />
in zonden vpghespent<br />
doch een teecken heere an my int goede doet<br />
30 dat zyt zien die my haeten en benyden omtrent<br />
ende zelue beschaemt moeten worden verblendt +<br />
dat ghy my gheholpen hebt heere goet /<br />
++<br />
en my vertroost / want wat ghy wilt wesen tmoet<br />
vveist ghenaedich dies my menssche becleed zondich Ru<br />
Want vadre ick hebbe in vleesch ende Bloedt +<br />
zinnelick vpghevoedt<br />
5 ghezondicht inden hemele ende oock voor hu<br />
ick en bem niet weerdich / als gheel <strong>van</strong> duechden schu<br />
te heetene hu zuene Vader diet al verhueght<br />
maer maect my een <strong>van</strong> huwen huerlynghen nv<br />
eer bitter ghalle waeter wordt by my ghetueght<br />
10 Doch heere en ghy wilt / ghy my zuveren mueght +<br />
en by huwer duecht<br />
heere verleent ons doch Ons daghelicx brood<br />
huut huwen schoot<br />
ende bouen alle plaeghen / om winnen tshemels vruecht<br />
15 Heere god / Beschermt ons voor die eeuweghe doodt<br />
Aucteur<br />
Vreest Vyandt weerelt vleesch niet / noch tsweerelts lyden<br />
noch oock wat ziecten / die de Leden Crommen<br />
maer vreest hem huut liefden Tot allen tyden<br />
20 die de ziele behouden mach ofte verdommen<br />
+ Fol. 434 v, r. 21-24 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Actuum aposto /<br />
+ Psal 78<br />
+ Psal 87<br />
+ Psal 85<br />
+ 434 v<br />
+ Luce 18<br />
+ Mathei 18
Refereyn Troostbaerich<br />
om twyfel verdoofuen<br />
Allen mensschen eenpaerich<br />
Die vpRechtlick gheloofuen<br />
200<br />
25 Broeders nv es Christus <strong>van</strong>der dood verResen<br />
onder die slaepen / die eerstelynck gheworden daer<br />
want duer eenen menssche / die doodt / mids desen<br />
en duer een menssche verRysynghe des doods der naer<br />
v<strong>van</strong>t ghelyck zy alle steruen in adam voorwaer<br />
30 zullen Leuendich in christo ghemaect worden zy<br />
+<br />
in zynder ordonnantien een yeghelick claer<br />
Die eerstelynck christus Aluooren weten wy<br />
ende daer naer die christum toebehooren vry<br />
welcke zullen zyn tot zynder toecommender tydt<br />
5 daer naer / het hende / Wanneer het Rycke hy<br />
zal ouerleueren / god den vadere ghebenedydt<br />
tot hy alle zyn vyanden ter weerelt wyt<br />
Legghe onder zyn voeten / ende Tonderdreuen<br />
ghewelt end alle hueverheyt // Zonder Respyt<br />
10 en die laetste vyandt oock / dats de doodt onse stryd<br />
Dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods ghaen in tleuen<br />
Dapostel paulus een vercoren vat tonser vrede<br />
doet ons <strong>van</strong> een verholentheyt / dus bediet<br />
wy zullen alle verRysen naer gods wetenthede<br />
15 maer al ghezaemdelick worden verandert niet<br />
ende dat word in een oogheblick tyds gheschiet /<br />
totter tydt dat het laetste trompet zal slaen<br />
want dat trompet zal zulck gheluud gheuen ziet<br />
de dooden zullen dan onverghanghelick vpstaen<br />
20 ende wy dan zullen worden verandert zaen<br />
v<strong>van</strong>t dese verghanghelicheyt anne doen moet<br />
dat onverghanglick es / en die sterflicheyt ontfaen<br />
ende andoen die onsteruelichede goet<br />
dan vervult worden / Twoord wel ghescreuen vroedt<br />
25 die doodt es verslonden in victorie bleuen<br />
ende wy dan ghewasschen in christus heet bloedt<br />
waer duere wy ghezuvert zyn huut liefden zoet<br />
dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods ghaen int leuen<br />
Ons borgherschap es inden hemele bekent<br />
30 <strong>van</strong> welcken wy oock zyn gheel zeker verwachtich<br />
den behouder iesum christum des heeren zonder hendt<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 435 r
+<br />
201<br />
de welcke zal verclaeren / als mueghende machtich<br />
dat Lichaeme onser nieticheyt warachtich<br />
vp dat het dan ghelyck worde den Lichaeme<br />
+<br />
zynder claericheyt / naer der werckynghe crachtich<br />
daer hy oock mede can duer zyn stercke name<br />
alle dynghen onderworpen / naer zyn wille eersame<br />
eist dat dan den gheest des ghuens certeyn<br />
5 die iesum verwect heeft / Tonser alder vrame<br />
in hu woondt / zo zal oock de zelfste * die christum Reyn<br />
verwect heeft <strong>van</strong>der doodt / int eerdsche pleyn<br />
maecken Leuendich hu steruelick Lichaem beseuen<br />
en die nv zien in een speghel in een donckeren treyn<br />
10 dan <strong>van</strong> aenschyn zien tot aenschyn / en naer dit ghemeyn<br />
Dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods ghaen in tleuen<br />
Prinche<br />
Wy christen al te saemen in christo Ghedoopt **<br />
moeten slaepen de doodt als Loon der zonden<br />
15 de strecken ons bedwancx zyn ghebryselt ontcnoopt<br />
hoe groote ouertredynghen mesdaedich ghehoopt<br />
christus heeftze verzoent met zyn bloedeghe wonden<br />
Tverloren dolende schaepken heeft hy ghevonden<br />
om dat beweghen / duer een bermhertich bedauwen<br />
20 int Rycke god zyns vaders ten eeuweghen stonden<br />
aldaer wy zullen thout des leuens anschauwen<br />
god almachtich met ons wuenen / dits ons betrauwen<br />
wy zullen zyn volck zyn / hy ons god der ghelycke<br />
Al onse traenen ofwasschen / <strong>van</strong> mans ende vrauwen<br />
25 en de doodt zal niet meer zyn Binnen dien wycke<br />
ende alse / die zonne / in huerlieder vaders Rycke<br />
zullen dan die Rechtueerdeghe blyncken verheuen<br />
dan wordt dat dhant des heeren bekenlick blycke<br />
den ghelooueghen / ende naer dat hy vonnesse strycke<br />
30 Dan zullen vvy Vanden slaep des doods ghaen int leuen /<br />
Aucteur<br />
O Heere god als Ick ligghen zal ouer Rick<br />
Strydende ieghens tsvyands verscrick<br />
gheeft my kennesse dat ick mach inwendich lesen<br />
* ‘zelfste’: ‘z’ over ‘e’.<br />
** Oorspronkelijk ‘eendrachtich’; geschrapt, en ‘Ghedoopt’ interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 435 v<br />
+<br />
436 r
202<br />
5 dit naervolghende Refereyn doch * dat bid ick<br />
oft yemandt huut mynder name / zoot best zal wesen<br />
Refereyn<br />
Doch in huwen thoorne straft my niet heere<br />
noch wilt my niet in huwe gramschap castyden<br />
10 maer bidde dat hu wille Te mywaerts keere<br />
dat ick duer hu bermherticheyt mach verblyden<br />
v<strong>van</strong>t inder doodt zyn gheene die hu belyden<br />
en wie zal hu inder hellen dan zyn ghedachtich<br />
maect my dies ghezond heere zonder vermyden<br />
15 dat ick met hu leue myn god warachtich<br />
myn vernedren ansiet onder myn vyanden crachtich<br />
ghy die my verheft huute die poorten des doods<br />
myn lydzaemheyt zyt ghy heere god almachtich<br />
hope <strong>van</strong> mynder ioncheyt / die bem vul noods<br />
20 myn beschermer zyt ghy voor veel wederstoots<br />
<strong>van</strong> huuten buuck <strong>van</strong> myn moeders Lichaeme<br />
verworpt my niet bid ick met begheerten in groots<br />
in myns ouderdoms tydt heere god eersaeme<br />
verlaet my niet als myn cracht cryght onvraeme<br />
25 hu groote miltheyt vermenichfuldicht hebt ghy<br />
myn goedynghen zyn hu / weet ick wel niet bequame<br />
dus met dancbaerheyt ick thuwaerts Roupende zy<br />
och god ontfaermt dies mynder dat bid ick dy<br />
want de menssche die heeft my gheheel vertorden<br />
30 alle den gheheelen dach stranck bevechtende my<br />
dies moedeloos en Raedeloos bem ick gheworden<br />
+<br />
verhoort my god in myn zondich ommeghorden<br />
tquaedt verweight myne duecht <strong>van</strong> ontellicke ponden<br />
dus met hope en liefde bid ick / dier my toeporden<br />
Vonnest my / naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />
5 God naer hu groote bermherticheyt zyt myns ghenaedich<br />
en naer die veelheyt der ontfaermicheden <strong>van</strong> hu<br />
doet of myn ongherechtheyt my zynde beschaedich<br />
ende wascht my <strong>van</strong> mynder mesdaet bid ick nv<br />
Reynicht my / <strong>van</strong> al myn zonden zo heb ick gru<br />
10 v<strong>van</strong>t ick bekenne myn quaetheyt groot ende cleene<br />
myn zonde ieghens my es / altoos grof en Ru<br />
ende heeft my ghevolght zoo / <strong>van</strong> kynds beene<br />
O god hu zo heb ick ghezondicht Alleene<br />
* Een eerste ‘doch’ is doorgehaald, en hetzelfde woord is interlineair toegevoegd.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 436 v
203<br />
en veel quaets heb ick voor huwen ooghen ghedaen<br />
15 ziet in onduechden Bem ick ontfanghen onReene<br />
ende myn moeder heeft my in zonden ontfaen<br />
ziet / lief hebt ghy ghehadt des waerheyts vermaen<br />
en my ghemaect hu verborghen wysheyt openbaer<br />
heere met ysope wilt / my bespeerssen zaen<br />
20 end ick zal zuver worden / my wasschen der naer<br />
end ick zal bouen der snee ghewit zyn daer<br />
myn ghehoor zult ghy vruecht en ghenouchte gheuen<br />
en den beendren veroetmoedicht / hem verblyden claer<br />
keert doch hu aenschyn of / <strong>van</strong> myn zondich sneuen<br />
25 doet alle die mesdaeden huut / By my bedreuen<br />
en god wilt in my scheppen doch een herte Reyn<br />
Laet in myn inghewandt eennen vpRechten gheest Leuen<br />
quaede mensschen zal ick Leeren hu weghen Certeyn<br />
verlost my <strong>van</strong>der bloedegher zonden Treyn<br />
30 god die zyt myns zaelicheyts god bevonden<br />
end als ghy metten viere vonnessen zult tsweerelts pleyn<br />
Vonnest my Naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden /<br />
+ Tot hu heb Ick myn ziele vpgheheuen noch<br />
myn god vp hu heb ick gheel myn betrauwen<br />
Laet my niet worden beschaemt / dat bid ick doch<br />
dat myn bespottende vyanden my niet verflauwen<br />
5 gheen beschaemtheyt / zullen hu belyders anschauwen<br />
hu voetsteppen leert my / wyst my huwe weghen<br />
myn god myn zaelichmaecker / toevlucht in Rauwen<br />
ghedynct dies heere vp dyn ontfaermich pleghen<br />
end vp hu ontfaermicheden tonswaerts gheneghen<br />
10 die gheweist zyn <strong>van</strong> des weerelts beghinne<br />
doch tghedyncken mynder zonden / houd dat verzweghen<br />
maer om hu goetheyts wille die ick beminne<br />
ghedynct myns met eenen ontfaermeghen zinne<br />
bewaert myn ziele / en vergheeft my / es noch myn Bede<br />
15 Myn zonden zyn dicke / en myn duechden zyn dinne<br />
zyt myns ghenaedich die aerme bem / eenich mede<br />
ghy zyt den heere mynen god des paeys en vrede<br />
een vreeslick Liefhebber die bezouct tsvaders mesdaet<br />
anden kyndren <strong>van</strong> int derde ten vierden Lede<br />
20 der ghuenen / alle die hu hebben versmaet<br />
maer doet oock met huwer bermherteghe Raedt<br />
ouer veel duusent huwe Bermherticheyt<br />
die hu beminnen / en wie vast gheloouende staet<br />
en ghewillich hu gheboden houden onbeCreyt<br />
25 duer Esayas den prophete / hebt zelue gheseyt<br />
ick bemt zelue / die hu zonden mach hutegronden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 437 r
204<br />
dus bid ick doch myns Roupen tanhoorene verbeydt<br />
Vonnest my naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />
Princhelicken<br />
30 Ghecruusten god tonsewaerts vierich<br />
doch hoe wonderlick es huwen name bekent /<br />
+<br />
ouer al eerdeRycke zo goedertierich<br />
end hu groote mildheyt eeuwich onghehendt<br />
verheuen bouen themelssche firmament<br />
vp dat ghy zoud bederuen / den wraeckghiereghen grof<br />
5 huut den mondt der Ionghe kynderkens vpghespent<br />
ende zughelynghen hebt ghy vulmaect hu Lof<br />
Den mensschen broosch aerme droogh eerdsch zondich stof<br />
hebt ghy een weynich minder ghemaect verschoont<br />
dan den inghelen hu louende int hemelssche hof<br />
10 met verchiersels end eere hebt ghy hem ghecroont<br />
ende hem ghestelt zo edelick ghepersoont<br />
heere god ouer al huwer handen wercken<br />
die zo goethertich Leeft / ende Rechtueerdich ghetroont<br />
beschermt my doch altoos onder huwe vlercken<br />
15 dat ick by hu myn erfuenesse mach Anmercken<br />
ende dan in huwe zalicheyt wesen verhuecht<br />
tes in hu spyts alle ghestriepte clercken<br />
want niet onmueghlic es hu / maer al dynck vermueght<br />
heere wilt hu volck dan spaeren by huwer duecht<br />
20 die bermherticheyt wilt / ende niet offrande<br />
en gods kennesse liefuer huut gheloouende iuecht<br />
dan brandoffer voor al onser zonden schande<br />
myn hope en stercte zyt ghy in tsweerelts warande<br />
die bid alsvooren duer hu diepbloedeghe wonden<br />
25 heere die hu laete dit testament te pande<br />
Vonnest my / naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />
Aucteur<br />
Alle mensschen ter weerelt in weilden leuende<br />
in zonden sneuende<br />
++<br />
Vp datter goe vrucht mach hute dryfuen<br />
bem ick hemlieden met een adieu gheuende<br />
<strong>van</strong> toordeel / Myn naervolghende schryfuen<br />
Dan laet ick gods vrede By hemlieden blyfuen<br />
5 Beede mannen en wyfuen<br />
Tot datse de doodt zal commen ontlyfuen<br />
+ Fol. 438 r, r. 7-10 onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 437 v<br />
+ 438 r
Van thuterste oordeel<br />
Eene Balaede<br />
Daer nyemandt Voordeel<br />
Zal hebben, Wiet baede +<br />
205<br />
O Mensschen Onachtsameghe Creathueren<br />
waent ghy gheen Rekenynghe gheuen speciaelick<br />
meent ghy min dan alle ontfanghers verbueren<br />
<strong>van</strong> gods ghiften by hu ghebruuct zo quaelick<br />
15 Ten oordeele zalmen niet dynghen verbaelick<br />
het wordter ghedaen zeer cort zonder Respyt<br />
ouerpeynst hu gherynghe want principaelick<br />
zult niet meer Regieren / dies hu zeluen quyt<br />
Rekenynghe <strong>van</strong> dyn ontfangh gheuende zyt<br />
20 voor des oordeels Tydt /<br />
Om Drie poincten / moet elck gods oordeel vreesen<br />
oudt ionck groot cleene nyemandt wordter ghespaert<br />
hoe edel hoe mueghende hoe Aerme weesen<br />
elcx Rekenynghe wordt daer gheheel verclaert<br />
25 <strong>van</strong> dies hem gods goetheyt heeft gheopenbaert<br />
in ziele in lyfue / ende <strong>van</strong> allen goede<br />
dus int effen calculeren hu zeluen bewaert<br />
neerstelick zynde altyds vp hu hoede<br />
eer dat hu god zende tsdoods viereghe Roede<br />
30 Zweerdich ten bloede /<br />
++<br />
Teerste poinct der vreesen <strong>van</strong> gods oordeele<br />
es Reden te bewysene groot ende smal<br />
<strong>van</strong> Zesse zaecken / Eerst <strong>van</strong>den iuweile +<br />
huwer zielen / die ghy in dit eerdsche dal<br />
5 niet en hebt bewaert voor den zondeghen val<br />
maer tlichaem ghelaeten als vrauwe Domineren<br />
end hu ziele als slaue / in tslichaems stal<br />
peynst / dat al gheel tsweerelts tryumpheren<br />
mach / ter weerde niet ieghens een ziele proffiteren<br />
10 Om naermaels iubileren<br />
Ten tvveetsten zult ghy daer moeten bewysen +<br />
of ghy tslichaems esele onderdaenich der zielen<br />
ghecastydt / en ghevoedt hebt / met gheestlicker spysen<br />
ofte ghelaeft metter penitentien oetmoedich knielen *<br />
15 // ick duchte neen ghy / maer laeten vernielen<br />
<strong>van</strong> alle baldaedicheyt / dies traegh te gods dienste<br />
peynst / Rasch loopen tsdoods onghestaedeghe wielen<br />
+ Fol. 438 v, r. 3 ‘Zesse zaecken’ onderstreept.<br />
* Oorspronkelijk ‘gheCrielen’; doorgehaald, en ‘oetmoedich knielen’ interlineair toegevoegd<br />
in grijzere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 438 v<br />
+ 1<br />
+ 2<br />
+<br />
Anno .1549.
206<br />
dus hu zeluen stelt / niet als gods onvrientste<br />
maer beghint te Rekenen / het word hu tzientste<br />
20 gheestwyse gheingientste /<br />
De derde zaecke <strong>van</strong> Rekenynghe vry dies ghelooft +<br />
zult moeten <strong>van</strong> huwen euen menssche gheuen<br />
zonderlynghe die ghestelt zyt een hueverhooft<br />
int gheestelick end oock int weerlick Leuen<br />
25 ziet dat hu Regiment zoo blycke ghescreuen<br />
dat hu Rekenynghe mach huutCommen claer<br />
anders zult ghy oock in dhelssche pyne beuen<br />
doet gods wet onderhouden / ende volght die naer<br />
beschermt weduwen en weesen huut lasten zwaer<br />
30 als vroom clouck pylaer<br />
De Vierde wordt <strong>van</strong> al huwe ghewercken +<br />
<strong>van</strong> huwe ghepeynsen ende ydele woorden<br />
peynst hier vp achterclappers / leeck ende clercken<br />
die nauwelick naer gods ghebod noyndt hoorden<br />
+<br />
maer doet zo menich mensschens fame vermoorden<br />
hoe beclaetert zal hulieder Rekenynghe blycken<br />
steltse net met berauwe / Tot dyns accoorden<br />
ende wiltse wel neerstelick ouerkycken<br />
5 god zal zyn oordeel Rechtueerdelick strycken<br />
Van aerme totten Rycken<br />
Ten vyfsten zult niet gheuen Redene alleene +<br />
<strong>van</strong> al huwe quaede ghewercken en zonden<br />
maer <strong>van</strong> hu achterghelaeten duechden ghemeene<br />
10 die ghy hadt mueghen doen in tyden en stonden<br />
<strong>van</strong> hu verloren tydt / zalmen daer oock vermonden<br />
v<strong>van</strong>t ter weerelt niet weerdigher noch precieux<br />
nochtans minst gheacht in tsmensschens gronden<br />
dan den tydt es / dus peynster omme hoe Coragieux<br />
15 te wyle dat den iuge hu es gracieux<br />
Lydtsaem victorieux<br />
De zeste zaecke die ghy Rekenen moet +<br />
es <strong>van</strong> tinsturten der gheestelicker dynghen<br />
oock Lichaemlicke schoonheyt / ende tydelick goed<br />
20 ende dat hu god te Leuene laet ghehynghen<br />
ziet wat acquyten dat ghy hier of zult ouerbrynghen<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 3<br />
+ 4<br />
+ 439 r<br />
+ 5<br />
+ 6
207<br />
dat ghy hem hebt dancbaerich ghelooft ghedanct<br />
O mensschen / en laet hu gheen tydt ontsprynghen<br />
peynster omme / Eer hu de dood tleuen cranct<br />
25 want elck naer wercken / (daert al an hanght<br />
Daer / loon ontfanght /<br />
Tweetste Redene / der Vreesen / Worden controleurs<br />
tot zeuen toe / die elcken zullen Condemneren<br />
de conscientie / Vyandeghe Temptateurs<br />
30 de goe inghelen / zullen hem zeluen excuseren<br />
Dat wy / <strong>van</strong> zondighen / niet en wilden cesseren<br />
+<br />
Alle creatueren / Aerme onnoosel mede<br />
die veel iniurien moesten passeren<br />
onse zonden / en gods passyen tormentelichede<br />
zullen hu controlueren thuwer schaemten tdier stede<br />
5 end onzaelichede<br />
De derde Reden es / thooren der stranghe sentencie<br />
die totten zondaers zal wesen ghepronunchiert<br />
ghaet vermalendyde huut myn presentie<br />
int eeuwich vier dwelck hulieden es bestiert<br />
10 metten vyandt en zyn inglen blyft ghy ghelogiert<br />
Dus mensschen hu Rekenynghe ghereed wilt maecken<br />
eer hu deeuweghe dood zeer straflick hanthiert<br />
en steltse net zonder eenich cabaesen of caecken<br />
dat dander sentencie mach vp hu daecken<br />
15 Daer veel naer haecken<br />
Comt bezit end ontfanght myn ghebenedyde<br />
het Rycke myns vaders Twelck hu was bereedt<br />
<strong>van</strong> tbeghinsel des weerelts / Weist nv hier blyde<br />
v<strong>van</strong>t ick was gheel naect / en ghy hebt my ghecleed<br />
20 dat ghy myne minste weldaet / zoo ick wel weet<br />
mensschen dit zyn christus woorden / gheen ydel historie<br />
zyt dancbaerich Laet hu wesen dyn zonden Leed<br />
zo mueght ghy duer christus doods victorie<br />
als meErfghenaemen leuen ter eeuwegher glorie<br />
25 in dhemelssche consistorie<br />
EDel * prinche der hooghster onverghanclicxste staeten<br />
Waert / zyt / ende blyft / in eeuwicheden almachtich<br />
De Ontfaermeghe wercken zullen meest Baeten<br />
De behoufteghe / ghedaen huut Charitaeten<br />
30 Ne gheenssins die ongheloont laeten waerachtich<br />
zyt bermhertich dies deen andren huut liefden crachtich<br />
zoo Christus ons lief heeft ghehadt totter doodt /<br />
* ‘EDel’: oog <strong>van</strong> ‘e’ afgeschilferd; ‘l’ geschreven in gotische cursief.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 439 v
+ ghy zultter certeyn duere zyn verwachtich<br />
te besittene Abrahams Rusteghen schoot<br />
vry los huut alder noodt /<br />
Aucteur<br />
Mynen langhen adieu<br />
Niet oudgestich<br />
in tiaer ghemaect nieu<br />
xv. C ende tzestich +<br />
208<br />
Mynen langhen adieu neem ick nv end oorlof<br />
10 An een yeghelick menssche zoo men die heet<br />
ken weetter niet een inckel puncteloos boor // of<br />
VVanneer ick vertrecke / Een esser diet weet<br />
Elck menssche moet hem maecken om tsteruen bereed<br />
die hier noch Rusten vp tsweerelts broossche Lene<br />
15 dits den Adieu huut Recreatien becleedt<br />
gheRammelt tsamen By my Rasch Vp En // Dene<br />
Den adieu<br />
ADieu poorters <strong>van</strong> Brugghe Adieu heeren <strong>van</strong> ghendt<br />
Adieu kyndren <strong>van</strong> ypre wydt verre Bekent<br />
20 adieu daryncbarners <strong>van</strong>den vryen mede<br />
Adieu schotters <strong>van</strong> douay ende daer omtrent<br />
adieu speerebrekers der Rysselsche stede<br />
notecraeckers <strong>van</strong> orchies / naer doude zede<br />
Ledichghanghers <strong>van</strong> Oudenaerde ghepresen<br />
25 adieu insghelycx oock zoo ick dandere dede<br />
pasteyEters <strong>van</strong> Curtrycke mids desen<br />
Adieu Cupers <strong>van</strong> damme / adieu moet wesen<br />
++<br />
witvoeten <strong>van</strong> aelst Beenhauwers <strong>van</strong> male<br />
hudevetters <strong>van</strong> gheerdsberghe hooghe gheresen<br />
voorvechters <strong>van</strong> Cassele int speciale<br />
Vachtpluckers <strong>van</strong> poperynghe Principale<br />
5 slaepers <strong>van</strong> vuerne hebt oock huwen toer<br />
RaepEters <strong>van</strong> waes / elck end int generale<br />
Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />
ADieu Van dermonde mackeleters daer<br />
pilsnaeyers <strong>van</strong> nieneven openbaer<br />
10 drynckers <strong>van</strong> winnocxberghe / zoutzieders <strong>van</strong> biervliedt<br />
Rocheters <strong>van</strong> muenickeRee der naer<br />
adieu mostaert Eters diemen toosthende ziet<br />
+ Fol. 440 v, r. 1, 2 ‘hudevetters ... gheerdsberghe’, 3 ‘voorvechters ... Cassele’, 8 ‘Van ...<br />
mackeleters’, 9 ‘pilsnaeyers’, 10 ‘drynckers ... zoutzieders’, 25 ‘grootsprekers ... thorout’,<br />
26 ‘Lueghenaers ... ardenburch’, 27 ‘maldeghem’, ‘Candeeleters ... meenen’, 28 ‘ketelboeters<br />
... middelburch’, 29 ‘Crudeniers ... oostburch’, 30 ‘Lynwadiers ... thielt’, 31<br />
‘Rootbierdrynckers’, 32 ‘Peperloocketers .. eecloo’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 440 r<br />
+<br />
.1560.<br />
+ 440 v
209<br />
BueterEters <strong>van</strong> dixmude / en vergheet ick niet<br />
Adieu metten conynEters <strong>van</strong> dunkercke goet<br />
15 adieu drapeniers <strong>van</strong> Comene / myn ionste Biedt<br />
adieu oock ande vulders <strong>van</strong> Caperycke vroedt<br />
En den schipghaernemaeckers <strong>van</strong> oudenburch / moet<br />
oock adieu gheseyt zyn / ken cans my bedwynghen<br />
CabeliauEters <strong>van</strong> nieupoort / zyt oock ghegroet<br />
20 Saeyweuers <strong>van</strong> hondscote / ghistelsche houelynghen<br />
drooghaerts <strong>van</strong> werueke int ommeRynghen<br />
Caerdemaeckers <strong>van</strong> deynse / vp huerlieder vloer<br />
ghy saudeniers <strong>van</strong> greuelynghe / laet hu niet Besprijnghen *<br />
Adieu eer ick Reyse naer adams moer<br />
25 Adieu oock grootsprekers <strong>van</strong> thorout ghy<br />
Lueghenaers <strong>van</strong> ardenburch / den wiltiaghers by<br />
<strong>van</strong> maldeghem / Candeeleters <strong>van</strong> meenen voort<br />
ketelboeters <strong>van</strong> middelburch / Adieu <strong>van</strong> my<br />
Crudeniers <strong>van</strong> oostburch / insghelycx adieu hoort<br />
30 Lynwadiers <strong>van</strong> thielt / twelck menich oorboort<br />
oock mede Rootbierdrynckers <strong>van</strong> haerlebeke<br />
ghy Peperloocketers <strong>van</strong> eecloo verstoort /<br />
++ *<br />
keermeshouders <strong>van</strong> Rousselare meneghe weke<br />
Cappoen eters <strong>van</strong> meessene / waert nood tbleke<br />
met menich smetsere ende goet gheselle<br />
ande wynzupers <strong>van</strong> hulst ick adieu spreke<br />
5 Snoucketers <strong>van</strong> Acxele Caesmaeckers <strong>van</strong> belle<br />
de teghelbackers <strong>van</strong> stekene / oock mede thelle<br />
RoomEters <strong>van</strong> moerbeke / ghy zonder Poer<br />
ende WaermoesEters <strong>van</strong> coolkercke snelle<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />
10 Adieu hoppewinders <strong>van</strong> okeghem sterck<br />
adieu ouermoedeghe <strong>van</strong> Ronsse int werck<br />
papEters <strong>van</strong> denterghem daer in onverzaet<br />
ganssedryfuers <strong>van</strong> laerne scherp int bemerck<br />
Te zele daer vyndtmen de vlasbooters iaet<br />
15 adieu stiermans <strong>van</strong> wendune / elck met zyn maet<br />
ende ghy musselEters <strong>van</strong> bouchoute Reyn<br />
* Oorspronkelijk ‘met huwe [...] dynghen’; doorgehaald en ‘laet .. Besprijnghen’ interlineair<br />
toegevoegd met donkerder inkt.<br />
+ Fol. 441 r, r. 1, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 15-18, 20, 21, 23 (woordgroep, bestaande uit spotnaam<br />
+ <strong>van</strong>/te (r. 18) + plaatsnaam) onderstreept, evenals r. 2 ‘Cappoen eters’, 8 ‘WaermoesEters’,<br />
13 ‘ganssedryfuers’, 14 ‘vlasbooters’, 19 ‘dienaers .. anne’, 22 ‘<strong>van</strong> ... steene’.<br />
* Oorspronkelijk ‘Ruyssele’; verbeterd tot ‘Rousselare’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 441 r
210<br />
Visschers <strong>van</strong> blanckeberghe / oock adieu ontfaet<br />
adieu putoorEters te waestene int pleyn<br />
Adieu dienaers <strong>van</strong> sint anne ter mude certeyn<br />
20 verzeylders <strong>van</strong> heyst ten zeeusschen gronde<br />
Cokermaeckers <strong>van</strong> Ruusle / <strong>van</strong> vlaeters tgreyn<br />
die <strong>van</strong> sint ians steene / oock adieu tallen stonde<br />
Compoosteters <strong>van</strong> loo Thoolnaers <strong>van</strong> Reppelmonde<br />
adieu eillynghen tsaemen / metten AckerBoer<br />
25 adieu dus namelicke Vlaendren int Ronde<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />
ADieu voorts noch ende wederom oorlof adieu<br />
al dat oud was / ende zichtent gheworden nieu<br />
adieu an ** al dat zy binden brugsche Mueren<br />
30 adieu alle brauweryen / daer men goet mout brieu<br />
<strong>van</strong> tschoon schepminnewaeter duer de drie dueren<br />
adieu visschers die ter Reye / naer paelyngh Pueren<br />
++<br />
Adieu moeten oock binden vichtien daeghen ontfaen<br />
die <strong>van</strong>den heligh bloetdach zoo langhe tzal ghedueren<br />
ghecleedt onghecleedt / ende baervoets ommeghaen<br />
adieu zomerkelder daer de acht Leeuwen vpstaen<br />
5 de Carperkeyte drynctmer vry <strong>van</strong> Assyse<br />
adieu / an alle de marctwyfs doende vermaen<br />
dats hemlieden clokeren met ghewoonlicker spyse<br />
oorlof nemen zo bem ick oock <strong>van</strong>den advyse<br />
an dappelmanden Radys en menich musselvoer<br />
10 De vueghelmarct pottemarct ick insghelycx bewyse<br />
Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />
ADieu tsint donaes an der musycken zanck<br />
sint saluators verchiert metten ommeghanck<br />
als busschoppelicke kercke / oock oorlof neem ick<br />
15 tonser vrauwen daer es de thorre lanck<br />
adieu <strong>van</strong> sint gillis der clocken gheclanck<br />
oock an alle die daer wuenen in tquartier stick<br />
och doch ick hebber voortyds verwaermt den Rick<br />
maer / dats al gheweist in diebus illis<br />
20 niet meer eylaes eylaes / doe ick derwaerts beschick<br />
v<strong>van</strong>t metten drie leden nv tmynent gheschil is<br />
An meester andries schoolmeester <strong>van</strong> sint gillis<br />
** ‘an’ interlineair toegevoegd.<br />
+ Fol. 441 v, r. 22 ‘meester andries’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 441 v
211<br />
neem ick oock adieu eer ick zal moeten ghaen<br />
Summus amicus meus ex millis<br />
25 tandren tyden heeft my zomtyds boorghbier huutghedaen<br />
ick gheloofuer noch vyf of zes bierkens staen<br />
dat hy daer in maecke doch gheen Beroer<br />
ick zalse hem betaelen tmynder weircomste zaen<br />
Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />
30 ADieu Alle Lapperdeys <strong>van</strong> vreimden ordune<br />
knyebooters meest voor knye draeghende Crune<br />
iabbens cloetens cluntens vodden Vrau vulen<br />
+<br />
ghesoffraende moriaenen wat streckende vp tbrune<br />
adieu Breebaerden maeckende groote Mulen<br />
adieu alle die onder tcloterspaen schulen<br />
wiens capeeukens zyn becleed met een bieseken wit<br />
5 adieu die by nachte gheerne steken Bulen<br />
metten vuusten weerende / daer zulck tsdaeghs vp zit<br />
adieu die met tleylecker euel zyt besmit<br />
adieu alle oude suffaerts / en Ionghe ghesellekens<br />
adieu cisteernen Daer men salus populi huutpit<br />
10 adieu alle kercken cloosters godshuusen Cappellekens<br />
adieu alle cortghehielde ende Lackevellekens<br />
die consenteert zwyghende / met eennen Loer<br />
ghy clappeykens wiens tonghen clyncken als Bellekens<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />
15 ADieu Alle platbroucx ende walsche grauen<br />
aerme iosueen / Aerme bluts Aerme slauen<br />
popelaers kerckhuuls smadeghe verwyters<br />
Adieu an alle die oyndt liefuer namen dan ghauen<br />
vloerduven prachers ende Lyse verslyters<br />
20 adieu laete bancketeirders / ende vrough inbyters<br />
adieu zoldermeerykens / spaenssche ihennetiens<br />
adieu alle voorvechters hauwers ghoyers smyters<br />
alle pistaveernekens ende sluuplocketiens<br />
Adieu patouffelaers / met ghekeilcoorde bonnetiens<br />
25 adieu Ionghe gaepcaukens draeghende bandekens<br />
adieu lavuetgheuers huuter handt schufletiens<br />
adieu alle quistegoeykens ende Lammertandekens<br />
adieu stoffel duerdraegher in alle Landekens<br />
Bona dies Saluete Bonne vie Bon ioer<br />
30 tytiens die hebben huutgheleydt huer Randekens<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 442 r
212<br />
Adieu * alle clospoorten ende Rollebaenen<br />
adieu <strong>van</strong> allen thorren draeyende weirhaenen<br />
+<br />
Adieu mortepaeyen Loftuters en Fleeuwers<br />
alle maegher tueghen / die tbier laeten beCaenen<br />
adieu alle mallaerts schimpbecte gheeuwers<br />
adieu spaenssche wandelaers straete besneeuwers<br />
5 adieu an alle de bruudcommen ende die bruwen<br />
adieu vynckenaers vyncken / ende Rutsepeeuwers<br />
adieu ioncker post / met die huulkens schuwen<br />
adieu vul vreimde bubben ende Loose cockuwen<br />
adieu an alle waghenaers / elck met zyn Panneel<br />
10 adieu breykens / die ter bruloft zonder huwen<br />
zomtyds waerm vleesch tsaemen brynght zonder platteel<br />
adieu slockers <strong>van</strong> menich lecker pryckmorseel<br />
adieu maegdekens / tot tmaegdom ter nuersen steert huut zwoer<br />
adieu / alle die hebben int dulhuuseken deel<br />
15 Adieu / Eer ick Reyse / naer adams moer<br />
ADieu adieu / adieu / An alle weerden weerdinnen<br />
die liefuer veel naeyen dan quaet ghaerne spinnen<br />
aechte kendt truwe wel met Loose iannekens<br />
oorlof alle hooghduudsche buten tslands of Binnen<br />
20 <strong>van</strong> huerlieder wyfs weghe heetende hannekens<br />
adieu alle speckspaen nieuwe verghoten mannekens<br />
die in venus fournoys / zyt zo zoetiens versmeit<br />
wiens dranck men verwaermt noch / in steenen Cannekens<br />
tot datse styfboorich worden weder gheleidt<br />
25 zulcke Liefuer noch een ghebraen appelken eit<br />
dan asenuetkens craecken noyndt zynde verkutst<br />
mids datse noch zo weecxkens zyn gheel ontvreidt<br />
dat tcaeckharnasch es gheel huter zwe ontschutst<br />
die delleboghe gheerne oyndt hebben ghelutst<br />
30 adieu oock an zo menich fraey hoppen Broer<br />
die inde wynter voor tvier gheerne tcanneken clutst<br />
Adieu / eer ick Reyse Naer adams moer<br />
+ Alle thorren adieu / Clippels clockstrynghen clocken<br />
adieu den auerechten BoI met al zyn pocken<br />
adieu <strong>van</strong> alle clapBancken de Relders<br />
adieu alle longue Roben / ende corte Rocken<br />
5 adieu an alle goede wyn ende coele Bierkelders<br />
adieu an alle die begrauen zyn zonder Pelders *<br />
adieu an alle goevpRechtzinneghe Ruters<br />
* ‘d’ over ‘ll’.<br />
* ‘Pelders’: ‘P’ over ‘k’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 442 v<br />
+ 443 r
213<br />
adieu an alle iobs boden veel Lieden quelders<br />
an alle Pannestokers ende keerssesnuters<br />
10 adieu / An alle bynghels ende groote Cornuters<br />
an alle schufelscapraen ende Pensseiaeghers<br />
adieu Rekenaers / huerlieder ghelagh infruters<br />
adieu LancRocx trysen ende Bouckzackdraghers<br />
schoelien ghuten lueren plattheel straetevaghers<br />
15 adieu die vpcoppelt zo menich Buersesnoer<br />
adieu vrau alverneims / ende ghy naer Niemaervraghers<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams Moer<br />
Adieu die voortyds Leeplick ter loidge Morelde<br />
adieu verheuen weduwe Vandenvelde<br />
20 driehouckich cuecken houdende ter Rauen cost<br />
adieu huse verkutsers volghers <strong>van</strong>den wynghelde<br />
adieu wynterspreeuwen ghaende ghezoct en ghedost<br />
adieu die gheerne den besloten pennyngh verlost<br />
ende laeten hem verluchten Rasch onder den man<br />
25 adieu ioncker huulken gheseyt meester post<br />
die gheen lamptezughers kerckhuuls gheluchten Can<br />
adieu venus slutsepesen int voorghespan<br />
te wulpschelick huuthebbende gheschoten hu schichten<br />
adieu myn oom <strong>van</strong> Leentiens weghe / en adieu dan<br />
30 <strong>van</strong> adams weghe / al myn ooms moeyen neven nichten<br />
adieu constenaers die cappe ende kuevel verdichten<br />
adieu Reynhuut zeylders / adieu die zit an tRoer<br />
oock witmuenicken / die gheerne twafelmeil huutzichten<br />
Adieu / eer ick Reyse naer adams moer /<br />
++ Adieu an al die oyndt ieghens de mane pisten<br />
adieu brugsche stochouders vier gheef an vul listen<br />
die met Leuende ende doode hueren ougst in doen<br />
adieu die haer Parafernele goedynghen verquisten<br />
5 Adieu / meest thuus brynghende / verslytynghe <strong>van</strong> schoen<br />
adieu ghaernepotspinneghen oock int Cotthoen<br />
adieu die Iaerken dach liefst coopen dan vercoopen<br />
zottinnen die den stock volghen / meer dan tsermoen<br />
zottinnen doch wantter dhonden wech of Loopen<br />
10 adieu an al de bouenzanghers met grooten hoopen<br />
die ter besloten steenCappelle zyn in tbedwynghen<br />
adieu an al dhooghconters daer / die met ydel stoopen<br />
Liefuer zouden den baes / gheel plat beneden zynghen<br />
adieu visschers bachten nette die noyndt gheernaert vynghen<br />
15 crevitse dans danssers met een dobbelen toer<br />
en ghy hoofden vul processen die om een veiste dynghen<br />
Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />
+ Fol. 443 v, r. 4 ‘Parafernele’, 21 ‘horologium ... eundi’, 23 ‘Albaribdim gotfano’, 24 ‘de ...<br />
trufatoryen’, 25 ‘le ... vicontes’ onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 443 v
214<br />
Adieu an alle morosophourous hadde Renten<br />
adieu an alle Epicurieneghe studenten<br />
20 inde duumdicke besmoutte Bibebrarie<br />
horologium quo eundi noch niet in prenten<br />
adieu an dat edel boucxken bughender knie<br />
Albaribdim gotfano / en de ghuene Die<br />
de myfeldose der trufatoryen gheerne lesen<br />
25 le boutinet des vicontes der gheluferde partie<br />
adieu an dat Voluumken <strong>van</strong> menich ghepresen<br />
an tmiereNest der futselynghen naer desen<br />
an tkempkeilcordelet <strong>van</strong> Penitentien<br />
den Raescops calengier / moet oock adieu wesen<br />
30 oock an der beghutten preickstoel met diligentien<br />
dan esser noch een boucxken huut Reuerentien<br />
voor de buckvysteghen ende zom Ruud plomp loer<br />
Tartaretus de modo caccandi vul sentencien / Adieu etc a<br />
+ Adieu an alle doude ende nieuwe Cuenynghen<br />
de iongh end oude boghe metten houelicke wuenynghen<br />
der handboghen ardchieren metten Conynghlicke staeten<br />
An * tcaeckenbeen aldaer / mids des stoels ommestuenynghen<br />
5 met al dier in zitten zullen / ende oyndt in zaeten<br />
Coluevryniers halbardiers wil ick niet achterlaeten<br />
zonderlynghe an tscoluevryniers hof daer ick ghepoyt<br />
hebbe / ande steenen tafel / ander plaetsen ghelaeten<br />
mids dat icker theerknechten <strong>van</strong>d ghezeghelt gheloyt<br />
10 ande bollaerts / Voor wien hondt catte vueghel schoyt<br />
als zy schietende huutslynghren tsterck ghebolde clyt<br />
an Coram nobis houeken / al was icker noydt<br />
neem ick oorlof / daer men douervlieghers castyd<br />
adieu an tleeuken <strong>van</strong>der halle / twelck hoet zulck spyt<br />
15 ghetooght word / den coopers <strong>van</strong> het hitsico snoer<br />
en tbreydelstraetken / daer menich vreimd haer duerlydt **<br />
Adieu / Eer ick Reyse / naer adams moer<br />
Adieu Alle die zyn hier vooren vergheten<br />
in alle de braryen pannen Drooplepels speten<br />
20 naer twithuus de daeghelicxsche voyaidgiers<br />
adieu an alle die dobbel practycke weten<br />
<strong>van</strong> buten in te brynghene Veel wyns en Biers<br />
adieu alle laetst huutghezonden Pyonniers<br />
adieu an elck die de luus in de oore heeft<br />
25 Adieu symoniaquen *** metten foenanchiers<br />
die vetbuuckich vp tzweet en bloedt <strong>van</strong> menich leeft<br />
* ‘An’: ‘A’ over ‘an’.<br />
** ‘duerlydt’: ‘lydt’ overgehaald (eerste versie in te bleke inkt).<br />
*** Oorspronkelijk ‘symoniacquen’; ‘c’ doorgestreept in donkerder inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 444 r
215<br />
adieu meester coster die tpaes <strong>van</strong> achter gheeft<br />
oock an zyn leerknecht die de hondscodde draeght<br />
adieu an alle dat gheerne vp tRu ghetauwe weeft<br />
30 adieu an alle wien de vpRechte artycke plaeght<br />
adieu zuuelhuus daer men de pupstekers daeght<br />
adieu an alle dat noyndt baerdt en schoer<br />
adieu blende / met die ghy liefuer ziende zaeght / Adieu /<br />
+ Princelicken<br />
ADieu An al de brugsche Brugghen<br />
aexterooghen vlieghuten hoornebeesten mugghen<br />
ande baervoete broederkens waerm ghaende ghezoct<br />
5 Adieu an alle ghebultte Cromme Rugghen<br />
adieu galactipoten al inden melck ghebroct<br />
adieu die dicwils tlavuet metter sausse insloct<br />
adieu eerbaer mannen die gheerne vaeghen de mauwen<br />
adieu an die tschemynckel thuus houden ghebloct<br />
10 adieu der fielten pachtgoed staende by onser vrauwen<br />
adieu ter straetewaerts werckers meest veynstercauwen<br />
daer een vueghel niet voor by vlieght Laetter een plume<br />
adieu gheetleeders die dicwils met beele berauwen<br />
adieu ghetrauwe biertappers vul metten schume<br />
15 adieu subtyle Ledersnyders metter Loo Dume<br />
adieu Cock crauwel pot lepel hanghel heyse<br />
adieu die noch weecken degypsche zoppen Crume<br />
adieu eer ick Rume<br />
Adieu eer ick naer * Adams moer<br />
20 Reyse.<br />
Aucteur<br />
Es ydelheyt hier Inne gheoorboort<br />
in werck ende woord // wilt het onydel vullen<br />
huut goeder meenynghe // tot nyemands vercleenynghe<br />
25 es tzelfde ghefaselt / om fantasie verdullen<br />
keeret ten besten diet leist of lesen zullen<br />
Den obstinaete zondaeren<br />
Dobstinaete onghelooueghe hartneckeghe zondaeren<br />
die wanhopen ende niet vastgheloouich staen<br />
* Vóór ‘naer’ ‘Reyse’ doorgestreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 444 v
+<br />
216<br />
30 gheef ick tnaervolghende in een testaments bewaeren<br />
Donghelooueghe / zullen zwaere pynen ontfaen /<br />
Refereyn<br />
God de heere die en heeft de doodt niet ghemaect +<br />
noch inder Leuenden verlies / en verblydt hy niet<br />
maer Roupt bekeert hu / en bewyst berau ongheslaect<br />
5 <strong>van</strong> al hu boosheden / daer ghy noch inne waect +<br />
worptse wech daer ghy in ouertorden hebt yet<br />
ten Rechtueerdighen es niet christus Roupen gheschiet<br />
maer ghecommen om te Roupene den zondaeren +<br />
zondaers keert dan / Christus zal thuwaerts keeren ziet<br />
10 of naermaels comt ghy in een onhendich bezwaeren<br />
en god als Iuge zal thuwen laste verclaeren<br />
ghaet ghy vermalendyde in dat eeuwich vier<br />
twelck den vyandt en zyn Inglen / eeuweghe iaeren +<br />
onblusschelick bereed es / heetbarnende schier<br />
15 thelsch fournoys zalder blaecken als ghulseghen ghier<br />
om nieuwe pynen te smedene den ghepynden<br />
en ghy mensschen die verhart ongheloouich bleeft hier +<br />
als een spyse des viers zal hu dhelle verslynden +<br />
ende nemmermeer ghenaede noch verlossen vynden<br />
20 Want iob zeght wie nedervaert inder hellen +<br />
om wedervpcommen mach hy hem niet bewynden<br />
noch in zyn huus of plaetse / eenen voet meer stellen<br />
maer men zalse met een yser Roede daer quellen<br />
en ghelyck een pottebackers pot dach en nacht<br />
25 zalmen in sticx smyten die quagheseyde ghezellen<br />
wiens aenschyn zwart word / als tpotgruusels ongheacht +<br />
Die de weerelt hier hadden alder machtichst ghepacht +<br />
zullen Lyden de machtichste pynen oock +<br />
en met pynen onhuutsprekenlick worden versmacht<br />
30 die oyndt wanckelbaerich ongheloofuich doock<br />
ouer hem zal vallen een colenvierich ghesproock<br />
vast besloten in dien caerckere zonder tyden<br />
ende eeuwich zonder henden inden helsschen Roock<br />
Felle pyne zullen de quaeghezeyde Lyden /<br />
+ Iae pyne bouen pyne / Pyne zonder Cesseren<br />
Den hemel zal ontdecken haerlieder zonden<br />
pyne die in nieuwe pynen zal Dobbeleren<br />
hulijnghe / gheween / en gheen ander tryumpheren<br />
5 zullen zy hebben in die peckdonckere gronden<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
445 r<br />
+ Sapien primo<br />
+ Ezech.18.<br />
+ Mathei .9.<br />
+ Mathei .25.<br />
+ Ezech.21<br />
+ Esai 9<br />
+ iob primo.<br />
+<br />
Naum 2<br />
+<br />
iohel 2<br />
+<br />
Sapien primo<br />
+ 445 v
217<br />
Als in een landt vul ketyfuicheden bevonden<br />
daer vervaerlicheyt word eeuwich binnen leuende<br />
een sterck vier zalse verslynden teeuweghen stonden +<br />
Blaeckende pynlick ende straf ancleuende +<br />
10 Nochtans zalt hemlieden gheen licht zyn gheuende +<br />
want zonne mane sterren daer niet helpen mach<br />
maer eeuwich in afgryslicheyt wesen Beuende<br />
vul weewyticheyt met een zwaerzuchtich gheclach<br />
duusent iaer zal zulck dyncken daer eenen dach<br />
15 elck zal Ieghens zynen naesten verwondert wesen +<br />
en diemen voormaels schoone wit int aenschyn zach<br />
zullen Rood dan als een vier zyn zonder ghenesen<br />
dat meer word en mestroostegher bouen desen<br />
zy zullen hongheren / ende gods knechten zullen eten<br />
20 durstich gaepende zullen zy zyn vpgheresen +<br />
maer gheen lauenesse zullen / dan gods knechten weten<br />
beschaemt worden de Quaeghezeyde ghezeten<br />
als gods knechten in gods aenschyn zyn zullen verhueght<br />
Den heere louende drievuldich end onghespleten<br />
25 als droufheyt tsgheests / word der onghelooueghen vruecht<br />
vuyl gallewatre wordt by hemlieden ghetueght +<br />
end huer spyse wordt alseme bittere quaet<br />
oft zen haddent bet verdient / met gheloouender duecht<br />
doe zy ter weerelt Leefden in huer zondighen staet<br />
30 dies Teuangelion ghelooft / en tot christum ghaet +<br />
zyn aenschyn en zal hy niet keeren bezyden<br />
keert te godewaerts ghelooflick / Want zonder aflaet<br />
Felle pyne zullen de Quaegheseyde Lyden /<br />
+ Huer beken zullen daer worden bekeert in peck +<br />
huer stof in sulpher in bernende peck haer landt<br />
onblusschelick zalt barnen in een eeuwich bespreck<br />
end hebben zy daer dan <strong>van</strong> durste ghebreck<br />
5 inne die helssche alderhittichste Brandt<br />
des vulle droufheyts keilct totten ghisteghen Cant<br />
die zullen zy moeten daer hute dryncken +<br />
Dies metten Rycken vrecken om onderstandt<br />
wel Roupen vader Abraham wilt ons ghedyncken<br />
10 doch lazarum te zendene wilt ons nv schyncken +<br />
dat hy zyn vynghere steke int watere vry<br />
om ons tonghen vercoelen die durstich styncken<br />
v<strong>van</strong>t ghepynicht in grooter vlammen zyn wy<br />
maer worden onghehoort / dies huer Roup word An my<br />
15 vermalendyd zy den dach daer ick in was gheboren +<br />
dat oock myn moeders Lichaeme vermalendydt zy<br />
dat ick daer in te versmoorene was niet gheCoren<br />
och bem icker huutghecommen / om tzyne verloren<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
Psal 20<br />
+<br />
2 Regum 23<br />
+ Sapien 17<br />
+ Esai .13.<br />
+ Esai 65<br />
+ iere 9.<br />
+ Marci primo.<br />
+ 446 r<br />
+ Esai 34<br />
+ Ezech 23.<br />
+ Luce 16<br />
+ iere 21
218<br />
als bewuender der helsscher diepdoncker stallynghen<br />
20 dies zullen claeghlick Roupen / als aerme verzworen<br />
berghen open ghaet dect ons met ouervallynghen +<br />
huerer pynen verbreeden daer zonder smallynghen<br />
end om steruen en zien zy daer nemmermeer doodt<br />
maer dat zy moeten wesen gods aenschyns ballynghen<br />
25 dat doetse pyne Bouen dalder pynlicxste noodt<br />
tvier des heeren es ontsteken duer thoorne groot +<br />
en tzal bernen inder hellen onderste steden<br />
dus ghedynct vp christus bloedeghe wonden Roodt<br />
zyt gheloofuich / keert hu <strong>van</strong> ongoddelicheden<br />
30 v<strong>van</strong>t doet ghyt niet / thuwer pynelicker onvreden<br />
met zulcx zalmen elck pynlick ter hellen bestryden +<br />
als hy bezondicht blyft / ende naer dhelssche zeden<br />
Felle pyne zullen de Quaeghezeyde Lyden /<br />
+ Prinche<br />
Dyn huterste ghedynct in al huwe wercken<br />
end in deeuwicheyt ghy niet zondighen zult +<br />
vreest den heere / zyn gheboden wilt ouermercken<br />
5 hem alleene dient / zyn voys hoort / hu ziele zalt stercken +<br />
hy Roupt thuwaerts dat den hemel mach worden vervult +<br />
doet <strong>van</strong> hu vreimde goden / eer ghy word verdult +<br />
end als ghy hem mueght vynden zouct god den heere +<br />
wordt verlicht / tot hem ghaet / end afquyt huwe schult +<br />
10 zouct doch aluooren tRycke gods tallen keere +<br />
hu ziele zal leuen ende steruen nemmermeere<br />
zouct ghy den heere met een vastgheloouich betrauwen +<br />
ghy zult hem vynden / zouct ghy hem neerstelick zeere<br />
dus bereedt daer hu herte toe zonder verflauwen +<br />
15 ende zouct ghy hem niet / het zal hu berauwen +<br />
want / <strong>van</strong>den minsten totten meesten zult steruen<br />
ende metten quaeghezeyden gods aenschyn niet schauwen<br />
noch oock hebben deel in zyne hemelssche erfuen<br />
Doch mensschen wilt hu zeluen niet gheel bederfuen<br />
20 maer tzynder gratien stoel / zyt om ghaen gheneghen +<br />
vp dat ghy bermherticheyt mueght verwerfuen<br />
ende by hu zy Bequaeme hulpe vercreghen<br />
v<strong>van</strong>t blyft ghy in huwe quaetdolende weghen<br />
end hartneckich ondancbaer in hu zonden Leeft<br />
25 wel mueght peynsen dat god toornich vp hu bedeghen<br />
thuwaerts gramlick zyn zweerd vpgheheuen heeft +<br />
en zyn boghe ghespannen bereed / dus beeft<br />
end eer hy hu zyn plaeghen der zielen zend<br />
hu quaet leuen hem gheheel in zyn handen gheeft +<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ Osee 10<br />
+ deutero 32.<br />
+ Sapien.11.<br />
+ 446 v<br />
+ Eccli 7<br />
+ deutero/13<br />
+<br />
iob .33.<br />
+<br />
.1. Regum 7<br />
+<br />
Esai 55<br />
+<br />
Psal 33<br />
+<br />
Mathei 10<br />
+ Psal 68<br />
+<br />
.2. parali 15<br />
+<br />
.1. para/22<br />
+ hebre 4<br />
+ Psal 7<br />
+ Sapien primo
219<br />
30 en met simpelder herten hem wandelt omtrent<br />
tot inden hendt<br />
end hem bouen alle goden / den ghecruusten god kendt /<br />
+<br />
dat ghy metten welghezeyden mueght naermaels verblyden<br />
keert doch te wylent ghy Leeft / of int helssche torment<br />
Felle pyne zult met de Quaeghezeyde Lyden<br />
Aucteur<br />
5 Indien / eens myn wyf was / als ick wech bem / wild yet<br />
yeuwers doen stellen Teender memorie<br />
zo wild ick wel indien dat gheschiet<br />
dit Epithaphium en gheen andere Niet<br />
ghestelt zy / zonder pompeuse glorie<br />
Myn Epitaphium<br />
Hier light tvleesch begrauen / Van die eens was<br />
vul zondich ghebras<br />
nv gheworden / der woormen spyse voorwaer<br />
Tleuen wierd hem ontAeszemt / als vier in tvlas<br />
15 slymzondich ghevoormt / niet dan ydel gheblas<br />
in tleuen hebbende gheen zeker compas<br />
broosscher dan glas<br />
Masse <strong>van</strong> eerdsscher materie vergaedert zwaer<br />
Ter eerden / moet dies Tvleesch wederkeeren daer<br />
20 als tot zynder moeders buuck / tes natuerlicke <strong>Rene</strong><br />
doch al wat tleuen ontfaen heeft / volght steruen naer<br />
hoe Liefzaemich paer<br />
als Roock verghaet oock / elcx leuen openbaer<br />
Rasch Vp End // Hene.<br />
Aucteur<br />
Ofte waere dit te lanck of te groote cost<br />
zo laet ict zonder veel meer ghebods // dryfuen<br />
Doet tnaeruolghende naglen / An muer of post /<br />
++<br />
tzal mueghlick yemandt / om de minne gods // schryfuen<br />
of laetment / thooft Rust ick met ander zots // lyfuen<br />
Myn ander Epitaphium<br />
Eduwaerd De Dene / heeft betaelt natueren schult<br />
5 Wanneer?<br />
+ Fol. 447 v, r. 10 (woorden in humanistisch schrift), 19 ‘Reden’, ‘discretie’, 20 ‘goetdyncken’<br />
onderstreept.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 447 r<br />
+ 447 v
220<br />
Int iaer maend dach / als zyn tydt was vervult<br />
Niet eer.<br />
Myn testamentarissen<br />
Hier naer / dient der conclusien spetie<br />
10 kiesende de testamentarissen Myn<br />
Redene / goetdyncken ende Discretie<br />
die bid ick om vulcommen myn testament fyn<br />
ick hope zy zullender Ten sterfhuuse zyn<br />
Voor moeyte sallaris tale wedertaele<br />
15 end <strong>van</strong> myne * weduwe te adsisterene<br />
gheef ze <strong>van</strong> nv / myn wyfs Bueterschaele<br />
Omme alle zaecken int generaele<br />
end speciale<br />
met Reden en discretie te balancherene<br />
20 Midsgaders met goetdyncken / oock taccorderene<br />
Aucteur<br />
+<br />
Dus commende ten hende daert al toe tendeirt<br />
<strong>van</strong> god almachtich wil ick niet vervremen<br />
den gheest / zinnen / herte / themwaerts concludeirt<br />
25 die eeuwich tryumpheirt<br />
inder naervolghender manieren gheComponeirt<br />
Wildick Eenen gheestelicken adieu Nemen<br />
Myn zonden weghen als Lood / myn duechden als Lemen /<br />
Vanden vlasse<br />
30 knyebughelick zonder offrande <strong>van</strong> Wasse<br />
Bidhu / dat my zaelich doen Anwasse **<br />
Refereyn<br />
Ick Weet dat myn verlosser Leeft bouen al +<br />
en dat ick zal ten huutersten daeghe zaen<br />
huuter eerden verRysen / ende wederomme zal<br />
5 met mynen velle worden ommevaen<br />
ende zal in myn vleesch alsoo ghedaen<br />
god zien / den welcken ick zelue voorwaer<br />
zal zien / en myn ooghen hem anschauwende staen<br />
en gheen ander god dit es zoo myn hope claer<br />
* ‘myne’ interlineair toegevoegd.<br />
** r. 29-31 later bijgevoegd; het schrift is anders, meer lopend, en de inkt is donkerder.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
448 r<br />
+ iob.
221<br />
10 want myne Rechtueerdeghe hulpe eenpaer<br />
es <strong>van</strong>den heere / huut gheen mensschens Regieren<br />
doch straft my niet in huwe toornicheyt daer<br />
ghy god die onderzouct herten en Nieren<br />
die ons metter croone hebt willen verchieren<br />
15 alse metter schilt <strong>van</strong> huwer wille goet<br />
Ouer ons zy hu bermhertich hanthieren<br />
alsoo elck onser hope te huwaerts doet<br />
ghelyck een groen vruchtdraeghende olyfboom zoet<br />
inden huuse gods heb ick ghehoopt onbevreest<br />
20 in gods bermherticheyt eeuwich / dies clouck ghemoet<br />
ende zonder zwaerheyt<br />
in huwen handen heere beueel ick mynen gheest<br />
Die my verlost hebt Myn god der waerheyt<br />
Mensschens hulpen zyn ydel/ niet weerdich om prysen<br />
25 doet ons dies bystandt heere doch inden noodt<br />
In god zo willen wy sterckheyt bewysen<br />
end hy zal te nieten doen / onser vyanden stoot<br />
in my O god zyn huwe beloften groot<br />
Myn zaet zal hu dienen / myn ziele zal hu leuen<br />
30 de welcke ghy hebt verlost <strong>van</strong>der doodt<br />
en myn voeten hebt ghy <strong>van</strong>den val vpgheheuen<br />
vp dat ick behaeglick zou worden ghebleuen<br />
inder leuenden Licht voor god almachtich<br />
ick ghelooue oock zonder twyfuelick sneuen<br />
+<br />
dat ick zien zal des heeren goeden warachtich<br />
in tlandt der leuenden / naer ons verwachtich<br />
want veel hemelssche wuensten zyn daer bereed<br />
myn hooft zyt ghy verheffende Crachtich<br />
5 heere god myn Liefhebber met Liefden heet<br />
hu aenschyn es vul gratien ick certeynlick weet<br />
in hu stel ick dies myn hope dan alder meest<br />
end als de ziele zal worden <strong>van</strong> tleuen ontcleedt<br />
huut tsweerelts aerbeydt<br />
10 in huwen handen heere beueel ick mynen gheest<br />
die my verlost hebt Myn god der waerheyt<br />
Zaelich es de man die hoopt inden heere<br />
dus ghy alle die in hem hopende zyt<br />
werct manlick Laet therte ghesterct zyn zeere<br />
15 v<strong>van</strong>t zulcken zal om<strong>van</strong>ghen bermherticheyts tyd<br />
die heere god almachtich ghebenedydt<br />
zal verlossen de ziele <strong>van</strong> zynen knechten<br />
end alle die in hem hopen zonder Respyt<br />
zullen niet mesdoen tzyn gods ghescreuen Rechten<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 448 v
222<br />
20 eist dat wy onse hope te godewaerts vlechten<br />
wat ons de mensschen doen / zullen wy vreesen niet<br />
al wierde men ons Lastich / ghekethent in hechten<br />
huut tsheeren hope / en willen wy vlieden ziet<br />
Ontfaermicheyt es groot ouer ons gheschiet<br />
25 ghy heere abrahams god / stercxst ghenadich bedauwen<br />
myn zaelicheyt myn toevlucht in alle verdriet<br />
dus al doodet ghy my / in hu zalick betrauwen<br />
v<strong>van</strong>t een boom die hoopt / al es hy afghehauwen<br />
zyn tacxkens spruten weder / tblyct in tsweerelts forreest<br />
30 maer hoe der gheveynsder hope mach gheel verflauwen<br />
<strong>van</strong> deeuweghe claerheyt<br />
in huwen handen heere Beveelick mynen gheest<br />
Die my verlost hebt myn god der waerheyt /<br />
+ Prinche<br />
Eist dat ons eerdsche huus weten wy vry<br />
deser eerdscher wuenynghen wordt ontbonden<br />
een themmeraidge huut god zo hebben wy<br />
5 een huus niet met handen ghemaect bevonden<br />
maer eeuwich inden hemel vp vaste gronden<br />
der beloften christi zekerlick ghefondeirt<br />
dus laets zyn dancbaerich ende schuwen zonden<br />
ende hopen inden heere vierich onghecesseirt<br />
10 der bedructen toevlucht es hy gheordonneirt<br />
end een hulper in onse Noodzaeckelicheden<br />
Vp tsheeren hope zyn ons vaders clouck ghepasseirt<br />
ende zy zyn verlost met ghezondicheden<br />
zy hebben ghehopet zonder twyfelicheden<br />
15 ende zy en zyn niet beschaemt ghevelt<br />
in vrede in dat zelfde met Rustelicheden<br />
zal ick slaepen // Want heere naer hu ghewelt<br />
hebt my zonderlynghe in hope ghestelt<br />
ende hope beschaemt niet voor eenich tempeest<br />
20 dus hoe dat my tvleesch of de weerelt quelt<br />
met openbaerheyt<br />
in huwen handen heere Beueelick mynen gheest<br />
Die my verlost hebt Myn god der waerheyt /<br />
Aucteur<br />
25 Slutende Myn simpel Componerynghe<br />
als zynde / een <strong>van</strong> tsweerelts onwyse<br />
in teeckene myns wercx confirmerynghe<br />
naer myn vermueghende speculerynghe<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 449 r
+<br />
heb ick Aerm zondeghe woormen spyse<br />
30 Refereynsche ghyse<br />
Dit onderteeckent / met mynder devyse /<br />
Refereyn<br />
223<br />
EDEl * heere ghy Regiert my vast onbezweken<br />
in die plaetse der weydinghen ghestelt hebt my<br />
dies weet ick wel niet en zal my ghebreken<br />
5 vpder vermaeckynghen watren ick vpghevoedt zy<br />
ghy hebt bekeert myn ziele dit weet ick vry<br />
ende oock my gheleed zo wel bequame<br />
vp die weghen huwer Rechtueerdicheyt ghy<br />
om de wille <strong>van</strong> huwe Bermherteghe Name<br />
10 Dus al wandeld ick / myn heere god eersame<br />
al gheheel int middel mynder schaduwen doodt<br />
gheen quaet en zal ick vreesen / Te mynder onvrame<br />
want heere ghy zyt met my in alle myn noodt<br />
hu Roede end huwen stock <strong>van</strong> machte groot<br />
15 die hebben vertroostynghe my ghegheuen<br />
my een tafel in myn anzien / bereedt hebt Minioot **<br />
ieghens die my quellende zyn beseuen<br />
hu bermherticheyt / es myn naervolghen ghebleuen<br />
heere / alle die daeghen myns leuens Lanck<br />
20 in dyn huus zal ick wonen / end eeuwelick Leuen<br />
in lancheden der daeghen / huut eerdsche be<strong>van</strong>ck<br />
dus myn ziele zeght hu heere dies eeuwich danck<br />
en bidde gheeft my cracht ieghens huwe vyanden<br />
met Recht en <strong>Rene</strong><br />
25 dat zy my niet en <strong>van</strong>ghen in huere waranden<br />
Rasch. Vp. End. Hene.<br />
WAERT den vyandt mach spyten / tot zyns bedwynghen<br />
Lof zalick god den heere in myn leuen lesen<br />
dien god / god ende menssche Lof zal ick oock zynghen<br />
30 also langhen tydt / als dat ick hier zal wesen<br />
ick wil my niet verlaeten vp princhen gheResen<br />
+<br />
Noch oock vp der mensschen kynderen mede<br />
inden welcken en es gheen troostich ghenesen<br />
anders dan huut zulcx betrau vermalendydhede<br />
maer vp hu heere god der Liefden en vrede<br />
* ‘EDEl’: ‘l’ in gotische cursief.<br />
** ‘Minioot’: oorspronkelijk ‘My...’; ‘y’ gewijzigd tot ‘i’ en eerste been <strong>van</strong> ‘n’.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
449 v<br />
+ 450 r
224<br />
5 ghy die de waerheyt / inder eeuwicheden bewaert<br />
die Recht doet / welcke Lyden tonRechte snede<br />
en die wie honghert / ghy spyse om etene ghaert<br />
die ontbyndt die ghe<strong>van</strong>ghenen zynde bezwaert<br />
Och ghy heere die de blende maect ziende wel<br />
10 die den nederghesleghen vpRecht ende spaert<br />
die Rechtueerde bemindt gods ghenaedich voortstel<br />
ghy god die my verlost hebt huut tsdoods ghequel<br />
die bewaert vreimdelynghen ende weesen tsaemen<br />
die weduwen ontfanghen ghehulpich zult snel<br />
15 en negheenssins zult / die in hu hopen beschaemen<br />
heere iesu hu nv bid ick ghy hooghst <strong>van</strong> naemen<br />
diemen zou mueghen in dhemel oft eerde huutspreeden<br />
myn troostbaer Lene<br />
dat ghy myns zyt ghenaedich als ick moet scheeden<br />
20 Rasch. Vp. End. Hene<br />
DE stemme <strong>van</strong> my heere god wilt Anhooren<br />
daer ick mede gheroupen doch bem tot hu<br />
myns ghenaedich zyt / en wilt hu gheenssins verstooren<br />
noch myns straffen in dyns toornegher gramschaps gru<br />
25 keert hu aenschyn <strong>van</strong> my niet dat bid ick nv *<br />
ende <strong>van</strong> huwen knechte doch niet en ghaet<br />
inne huwer gramschap my dan maeckende schu<br />
maer wilt myn hulper wesen / zonder eenich verlaet<br />
doch huwer ghelyckenesse heere / niet en versmaet<br />
30 ghy god myn zalichmaecker vrouch ende spaede<br />
ghelaeten heeft my myn vaeder ende moederlick zaet<br />
maer ghy hebt vpghenomen my in ghenaede<br />
al verhief huer een strydt daer <strong>van</strong> eeneghen quaede<br />
ieghens my hopen zal ick vast inden heere<br />
+<br />
of al light ieghens my een heyr / als wel te Raede<br />
zal myn herte vreesen nochtans te gheenen keere<br />
want ghy heere zyt myn stercte / Bermhertich zeere<br />
Myn god in wiens handen zyn myne Tyden<br />
5 staet vp myn god / Wien ick nv dancbaerheyt vermeere<br />
en met huwer ghezonde wilt my verblyden<br />
vvilt huwe erfuenesse gheBenedyden<br />
Regiertse en verheftze tot in deeuwicheyt<br />
eer de vrucht verDweine<br />
10 en bewaert my duer dyn dierbaer bloedt huutghespreyt<br />
Rasch Vp End. Hene<br />
* Vóór ‘nv’ ‘hu’ doorgehaald.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 450 v
225<br />
NEimt myn zonden of Princelick god der goden<br />
myn ooghen zien thuwaerts met vasten betrauwe<br />
zoo de ooghen des Ioncwyfs end andre Dienstboden<br />
15 vpde handen zien <strong>van</strong> huerlieder vrauwe<br />
Tot dat ick ghenaede <strong>van</strong> hu Anschauwe<br />
want maer een Rechter esser / ende stelder der wet<br />
die my mach behouden huut alder Rauwe<br />
ofte zenden in dat verdommelick Net<br />
20 de wet die es duer moysen ghegheuen / maer bet<br />
Duer hu iesu christe gheschiet es gratie<br />
ende waerheyt gheduerich vry vranck onbelet<br />
die in traenendal waeren ghedoode natie<br />
gheen woord es hu onmueglick teenegher spatie<br />
25 ghy Abrahams god / alle dynck machtich en sterck<br />
Oordeelt my dies heere Tmynder Recreatie<br />
naer hu bermherticheden ende niet naer myn werck<br />
want als een onReyn cleedt in tsweerelts perck<br />
heere / al myn Rechtueerdicheden Blycken<br />
30 Waer vp wil ick dan aerm donckerzondich zwerck<br />
my verlaeten als ghy zult hu vonnesse strycken<br />
dan thuwaerts god heere der hoogster Rycken<br />
want hu alleene heere ken ick my beschuldich<br />
++<br />
die zondich stene<br />
maer die te beweenene bem ick ghehuldich<br />
Rasch. Vp End. Hene.<br />
Conclusie<br />
5 Aucteur<br />
Hier mede // tot vrede * // Myn testament ick slute<br />
Eer my de Dood myn Licht huutsnute<br />
Den tydt ghebruuck ick by Tribute<br />
schier<br />
10 zeker heb ick niet een Minute<br />
hier<br />
ghae ick stae ick hoe ick Rute<br />
ghaep ick slaep ick hoe ick ghute<br />
Lesende wysheyt / of zotte clute<br />
15 // zoet gheluud <strong>van</strong> schalmeye oft Lute<br />
my melodieuslick in de ooren tute<br />
eit ick stick ofte spreed ick stute<br />
ende wat vruecht ter weerelt sprute<br />
Tghaet eens // ick meens // al vp de grute<br />
20 Met een snick met een mist Vlieght tleuen hute<br />
+ Fol. 451 r, r. 21, 24, 25 onderstreept.<br />
* ‘tot’ later toegevoegd en ‘vrede’ verbeterd uit ‘mede’, beide in lichtere inkt.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+ 451 r
Carnation +<br />
226<br />
Corts vpden Woensdach kerstnacht elleuen hueren // bij<br />
Dit testament / vulhend was / int Labueren // vrij<br />
[EDElick. BeWAERD.]<br />
+<br />
EDElick. BeWAERD.<br />
25 DE.ReDENE<br />
+ Fol. 452 en 453, genummerd door dezelfde oude hand, bleven blanco.<br />
Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />
+<br />
24 a December .1561.