14.09.2013 Views

download - Rene van Maarsseveen

download - Rene van Maarsseveen

download - Rene van Maarsseveen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Testament rhetoricael<br />

Eduard de Dene<br />

editie W. Waterschoot en D. Coigneau<br />

bron<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael, 3 delen (ed. W. Waterschoot, D. Coigneau et al.). In:<br />

Jaarboek ‘De Fonteine’ XXVI, XXVIII en XXX 1976-1980.<br />

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dene001test01_01/colofon.htm<br />

© 2003 dbnl / W. Waterschoot en D. Coigneau


Verantwoording<br />

5<br />

Het Testament Rhetoricael <strong>van</strong> Eduard de Dene (Gent, Universiteitsbibliotheek, hs.<br />

3330) wordt hierna door ons diplomatisch uitgegeven. Weliswaar betekenen sommige<br />

eigenaardigheden in de schrijfwijze <strong>van</strong> het Nederlands na het midden <strong>van</strong> de<br />

zestiende eeuw een grote belasting voor de moderne lezer, zodat wij er ons terdege<br />

<strong>van</strong> bewust zijn dat de aangeboden transcriptie enige eisen stelt aan het<br />

uithoudingsvermogen <strong>van</strong> eventuele belangstellenden. Het Testament Rhetoricael<br />

is literair en cultuurhistorisch <strong>van</strong> groot belang voor onze zestiende-eeuwse<br />

geschiedenis in het algemeen en voor de Brugse situatie in het bijzonder, zodat de<br />

uitgave <strong>van</strong> dit handschrift - een trouwens reeds lang gekoesterde wens <strong>van</strong> de<br />

Nederlandse filologie - ook een ruimer, historisch geïnteresseerd publiek zou kunnen<br />

aanspreken. Toch hebben wij de voorkeur gegeven aan de diplomatische<br />

uitgave-techniek, en wel om de volgende redenen:<br />

Vooreerst vereist de studie <strong>van</strong> het Testament Rhetoricael reeds een zekere<br />

vertrouwdheid met rederijkersteksten bij de lezer: De Dene is een moeilijk auteur,<br />

die vooral in zijn epitafen zulke staaltjes <strong>van</strong> ‘constighe’ stijl ten toon spreidt, vooral<br />

inzake woordvorming en syntaxis, dat hij zich zelf als het ware reserveert voor<br />

ervaren lezers, die de strikte eerbiediging <strong>van</strong> de authentieke tekstvorm wel op de<br />

koop toe zullen willen nemen.<br />

De tweede - en voornaamste - reden is dat wij hier staan voor de autograaf <strong>van</strong> een<br />

ervaren klerk. Het eerste element <strong>van</strong> dit argument zou reeds voldoende moeten zijn<br />

om bezwaren tegen de strikt diplomatische methode <strong>van</strong> de hand te wijzen: onze<br />

Nederlandse letterkunde is zo schaars gezegend met dergelijke exemplaren uit de<br />

pen <strong>van</strong> de auteur zelf, dat, bij eventuele uitgave, het respect voor de schrijver de<br />

voorrang verdient boven het gemak <strong>van</strong> moderne leesgewoonten. Daarbij komt nog<br />

in dit<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


6<br />

concrete geval dat De Dene zich bij het schrijven <strong>van</strong> zijn Testament Rhetoricael<br />

een waarachtig en onderlegd klerk ter vierschaar toont: de om<strong>van</strong>grijke codex, die<br />

binnen een periode <strong>van</strong> acht maand voltooid werd, is een fraai voorbeeld <strong>van</strong><br />

zestiende-eeuwse kopiistenarbeid: doorheen de 465 folio's heerst hetzelfde<br />

regelmatige, brede geschrift, zonder merkbare verschillen bij begin en einde <strong>van</strong> de<br />

schrijfarbeid. De Denes bedrevenheid uit zich het duidelijkst in de behandeling <strong>van</strong><br />

schachten en staarten, niet enkel in de begin- en eindregel <strong>van</strong> een pagina, maar ook<br />

midden in de tekst, waar hun opneming in een vorige of volgende regel dikwijls zeer<br />

talentvol geschied is. Deze virtuositeit <strong>van</strong> de auteur als schrijver heeft ons mede<br />

genoopt om deze codex strikt diplomatisch uit te geven als specimen <strong>van</strong><br />

zestiende-eeuwse schrijfkunst.<br />

Concreet betekent dit dat het schriftbeeld zo nauwkeurig mogelijk gereproduceerd<br />

wordt. Het gebruik <strong>van</strong> hoofd- en kleine letters, het aan- en <strong>van</strong>eenschrijven <strong>van</strong><br />

woorden is getrouw overgenomen. Vooral het behoud <strong>van</strong> de hoofdletters na een<br />

prefix midden in een samenstelling kan storend werken voor de moderne lezer. Toch<br />

is deze schrijfwijze vrij systematisch door De Dene gehandhaafd, en dus door ons<br />

gerespecteerd. Voor de interpretatie <strong>van</strong> I/J en i/j hebben wij de hoofdletter met<br />

bovenschacht, schuine dakstreep en tong als I weergegeven, en alle andere vormen<br />

als i. De spellingen u voor [v] en v voor [y] werden uiteraard gehandhaafd. Ook de<br />

interpunctie werd onveranderd overgenomen. Afkortingen zijn opgelost in cursief<br />

en letters in humanistisch schrift werden gespatieerd. In voetnoot staan paleografische<br />

en codicologische opmerkingen (aard <strong>van</strong> de correctie, toestand <strong>van</strong> het handschrift).<br />

Ook de oorspronkelijke bladspiegel is in de mate <strong>van</strong> het mogelijke gerespecteerd:<br />

elke nieuwe bladzijde is als lees-eenheid beschouwd, en de tekstregels zijn dan ook<br />

telkens opnieuw genummerd. Aangezien het notenapparaat hierbij onmiddellijk moet<br />

aansluiten, treft de lezer dit soms midden de huidige bladzijde aan. De eerbied voor<br />

de autograaf stoort ook hier alweer het gemak <strong>van</strong> de huidige leesgewoonten, maar<br />

wij hebben gemeend tot dit procédé te mogen overgaan om de reeds hiervoor<br />

uiteengezette redenen.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


7<br />

Als eerste inleiding bij deze tekstuitgave verwijzen wij naar ‘Eduard de Dene en zijn<br />

Testament Rhetoricael (1561)’ in Jaarboek De Fonteine 1969-1970, tevens verschenen<br />

als Rederijkers-studiën VII in de reeks Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />

Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent, nr. XVII. Thans bieden wij de tekst<br />

<strong>van</strong> fol. x 1 tot fol. 150. In twee volgende boekdelen nemen wij ons voor de resterende<br />

tekst te publiceren, waarna wij hopen als laatste aflevering de onontbeerlijke<br />

aantekeningen te laten verschijnen.<br />

Gent, september 1976.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


++<br />

// Myn Testament. //<br />

in Rhetorycken //<br />

Die zieckzondich stene //<br />

// yeghelick omtrent //<br />

5 Laettet blycken //<br />

// Elck hem zeluen wene //<br />

Die Rusten vpde eerdsche lene //<br />

muegher in speghelen //<br />

// hem daer naer Reghelen //<br />

10 Eer / den gheest verdwene. //<br />

Zonde stynct / als <strong>van</strong> tloock de kene //<br />

// Dat duechdelick smaect //<br />

Wilt niet Afvvycken. //<br />

ick die ter doodwaerts tcarreken Mene //<br />

15 // dicwils ghewaect //<br />

in tsconst practycken //<br />

Met Recht en <strong>Rene</strong> //<br />

// Kiest der huut tbeste //<br />

Laet vaeren de Reste //<br />

20 dat hinderlick schene //<br />

// Van hier totten hend //<br />

Binnen tsweerelts dycken //<br />

By my ghemaect //<br />

// Rasch. Vp. End//:<br />

25 .1561. // Hene. //<br />

[Metu et spe]<br />

Metu et spe<br />

occulta probantur<br />

+ Alle regels zijn onderstreept.<br />

8<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

[x 1 r]


+<br />

[Eerlicke hu Regiert]<br />

E erlicke hu Regiert<br />

D ies men hu gheest / Bewaert<br />

V roylick duecht hanthiert<br />

A nders goedynghen niet bezwaert<br />

5 R yplick toecommende dynghen anziet<br />

D e bedrieghlicheden vreesende zyt<br />

V leeschlicke begheerten vliedt<br />

S uverlicke Leeft altydt<br />

// D E s hu beuolen bewaeren es / Weder gheeft<br />

10 D och der neersticheyt volght met staeden<br />

E nde in Dronckenschap gheenssins Leeft<br />

N yemandt zo ne wilt versmaeden<br />

E lck die hem verheft zal dalen tot schaeden<br />

[Risus Nimius Cauendus]<br />

// R isus Nimius Cauendus<br />

15 A ge que Iusta sunt<br />

S aluta Libenter<br />

C ognosce te Ipsum.<br />

H umanarum Rerum Vicissitudo<br />

// V iolentiam oderis<br />

20 P acem Dilige<br />

// E xercitatio optimus Magister<br />

N e quid nimis<br />

// D onum quodcumque probato.<br />

E xperimento nihil certius<br />

25 N imia parcitas Vitanda<br />

// E ruditiores efficimur omnes Damno /<br />

9<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

[x 1 v]


10<br />

++<br />

Inde Capitale Lettren Daer<br />

thuvver Instrueringhe<br />

Vyndt Iuiste tIaer<br />

Deis boucx eerste componeringhe +<br />

5 M ortalia cogita //<br />

C ognatos Cole //<br />

C oncordiam sectare //<br />

// C ontemptio omnis stulta //<br />

C alumniam oderis //<br />

10 C onsilium post facta Inutile //<br />

L inguam Tempera //<br />

V ulgi Iudicium stultum. //<br />

I usticiam Colito //<br />

I ndustriam Adiuuat deus //<br />

[Seneca In libro]<br />

15 Seneca In libro<br />

De 4. or Virtutibus<br />

Si prudens es / Animus tuus Tribus temporibus<br />

Dispensetur<br />

.1. Presentia ordina //<br />

20 .2. Futura prouide. et //<br />

.3. Preterita Recordare //<br />

Doleo!/<br />

Quid de me / post fata / Dicent Homines<br />

Respondeo<br />

25 Intempestiua sollicitudo. / hoc a Iuuentute prouisum esse<br />

debuit / Qualis fere Vita hominum /<br />

Talis est Fama / //<br />

+ Alle regels <strong>van</strong> fol. x 1 v en fol. x 2 zijn onderstreept, behalve r. 18 <strong>van</strong> deze laatste bladzijde.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

[x 2 r]<br />

+<br />

Anno .1557.


++<br />

11<br />

[Pone domine Custodiam ori meo]<br />

// Pone domine Custodiam ori meo<br />

heere / Een bewarynghe mynen monde // stelt<br />

honor et gloria Soli deo //<br />

// Alleene tot god / Lof tallen stonde // helt<br />

5 als prinche der victoryen / die ons zonde // velt<br />

Medechynich gheneser / eer ons doodwonde // quelt<br />

// die tsmensschens / ghepeynsen oock totten gronde // telt<br />

Rechtueerdich Rechter / end om gheen Ronde // ghelt<br />

maer als hy wil wat Leift<br />

10 // Tvreest / Beift<br />

Ende / voor zyn woords / Faconde // smelt<br />

Totten Lecteur<br />

Bied saluut den Aucteur<br />

// Wat Componiste // yet speculeirt //<br />

15 ymaidgineirt //<br />

maect dicteirt // ofte fantazeirt<br />

preponeirt // sustineirt // Argueirt // solueirt<br />

concludeirt //<br />

Tsamen gheRammelt int vulbrynghen!<br />

20 // metter Dood / Wordet al ghepasseirt<br />

gheconsummeirt // Gheadnihileirt<br />

ghevilipendeirt // Ghesuppediteirt<br />

// Want zou es inne des weerelts omRynghen<br />

Dontbyndeghe / ende thende <strong>van</strong> allen dynghen<br />

25 .1561.<br />

[Got der almechtig hat mich erledigt]<br />

Got der almechtig hat mich erledigt<br />

Vser den gewalt meiner veindt /<br />

+ Fol. x 2 v, r. 1, 3, 12-16, 19, 23-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

[x 2 v]


12<br />

++<br />

Tafel of Regystre //<br />

Die tghetal Duerzoucke //<br />

Tinhoud by bewystre //<br />

Gheel Van Desen boucke //<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

. A .<br />

A.B.C. Vanden nieu ghehuwede<br />

A.B.C. Gheestelick / om Victorken<br />

myn Ioncxste zuene<br />

A r g ument <strong>van</strong> Socrates Ieghens eennen<br />

Ionckman / huwen ofte niet huwen<br />

A donis ionckman <strong>van</strong> vrau Venus bemindt<br />

A fgodisten Afgodrie / ende <strong>van</strong>den beilden<br />

A nghaende den Beildemaeckers<br />

A enigma ofte Raetsele / Tweederhande<br />

Aduocaten ende Rechters<br />

Amoureuse Minnaers<br />

Amoureuse discrete liefde<br />

Amoureuse Meyelynghen *<br />

Alle amoureuse dierkens<br />

Amoureuse solutie<br />

Amoureux testament<br />

Alle Eerdsche slampampers<br />

Alle Crychslieden ende Capiteynen<br />

Argumentich proces tusschen soberheyt ende<br />

Den Dronckaert<br />

Aristoteles Leert Ieghens Gramschap<br />

Achte clausulen intricaet Vanden ghecleede beesten<br />

+<br />

[x 3 v]<br />

Achtien metren goede Leerynghe<br />

Achtien poincten teender schoone vrauwe dienende<br />

Aerbeydt ende Ledicheyt / twee contrarien<br />

Aucteur verhaelt wercken des vleeschs<br />

Ande ghehuwede vraukens / Exempel <strong>van</strong> Penelope<br />

Aucteur / Noteirt ghulseghe ouerdaet<br />

Aucteur / noteirt Vriendschap metter tonghe<br />

Aucteur Pryst de Romeynen ieghens ledicheyt<br />

Aucteur / noteirt Paulus Besicheyt te Corinthen<br />

Aucteur / Discribeirt Ledichede<br />

+ Fol. x 3 r, r. 1-4 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘Meyerlynghen’; ‘r’ doorgehaald.<br />

folio.<br />

256.<br />

135.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

285.<br />

216 ende 218.<br />

219.<br />

181.<br />

200.<br />

287.<br />

296.<br />

300<br />

306.<br />

311.<br />

312<br />

340<br />

323.<br />

351<br />

319.<br />

f o 179<br />

.211.<br />

287.<br />

383.<br />

.243.<br />

252<br />

372.<br />

379<br />

381.<br />

381.<br />

+<br />

[x 3 r]


15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

13<br />

Aucteur noteirt Didimus neerstichede<br />

Aucteur vermaent te werckene schriftuerlick<br />

ende figuerlick<br />

Aucteur vermaent den slapaert Epimenides<br />

Aucteur vermaent tsmensschens verghanclick leuen<br />

Aucteur / Bidt god almachtich Refreynwys<br />

Aucteurs zekere goede vermaenynghe<br />

Aucteur verhaelt <strong>van</strong> heliogabalus cnaepen<br />

Aucteur Totten euangelyssche broeders<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

.B.<br />

Balade <strong>van</strong> thuuterste Oordeel<br />

Balade Amoureux testament<br />

Balade <strong>van</strong> twee amoureuse ghespeilneden<br />

Balade / de stadt sint quintins ghewonnen<br />

Balade / Slach te greuelynghe<br />

Balade / Argumentueux<br />

Balade / <strong>van</strong>den hertoghe <strong>van</strong> bruunswyck<br />

Tzelfde in Walssche<br />

Balade intricaet Vanden ghecleede beesten<br />

+<br />

[x 4 r]<br />

Balade <strong>van</strong> tcakenbeen in tschotters hof handboghe<br />

Balade <strong>van</strong>den dronckaerts<br />

Balade <strong>van</strong>den Wyne<br />

Balade Vanden Landskermessen<br />

Balade / daer by den aucteur adieu neimt<br />

Bethanyen / Bekeerde zondaressen<br />

Bedynghe Refereynwys<br />

Bedynghe / Vpden witte donderdach<br />

Bedynghe / De profundis clamaui in Walssche<br />

Bedynghe Ieghens ghiericheyt<br />

Bedynghe tot god almachtich / om sterck ghelooue<br />

Bedynghwys / Prologue <strong>van</strong>den Boucke<br />

Boghaerdsche schoolkyndren knechtkens ende<br />

meyskens<br />

Beghijnkens Ten Wynghaerde<br />

Benedicite ende gratie in Vlaemssche<br />

Baert Draeghers ende Baetzouckers<br />

Beneficianten Permuteirders<br />

Beildemaeckers ofte Beildesnyders<br />

Betrauwers vp Mensschen<br />

Boorghe Voor yemandt blyfuen<br />

382.<br />

383. ende 84.<br />

385.<br />

396<br />

436<br />

425.<br />

387<br />

409<br />

440<br />

438<br />

312.<br />

296<br />

331<br />

334<br />

274.<br />

277<br />

.280.<br />

179<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

118.<br />

336.<br />

344<br />

367.<br />

440.<br />

401<br />

423.<br />

418.<br />

160<br />

238.<br />

130<br />

Eerste blad<br />

52 ende 81<br />

59.<br />

56.<br />

286 ende 241.<br />

188.<br />

219<br />

222.<br />

203.


25<br />

30<br />

++<br />

5<br />

10<br />

20<br />

25<br />

C<br />

14<br />

Capelle Vanden helighen gheeste ende de xiij e<br />

Capelle sint iooris steghere Vpde marct<br />

Capelle <strong>van</strong>den helsenaers Tsint saluators<br />

Capelle Sint amandts<br />

Capelle Vanden Schilders<br />

Capelle <strong>van</strong>den Pypers<br />

Capelle Sint Loyshius<br />

Capelle Sint eeuwouds buten<br />

Capelle Vanden drie zanttinnen<br />

+<br />

[x 4 v]<br />

Capelle Sinter niclaeus<br />

Capelle <strong>van</strong>den Backers / ende clerck aldaer<br />

Capelle ter Derder oordene<br />

Capelle <strong>van</strong>den maeckeliers ten vlamyncdamme<br />

Capelle Vanden Schiplieden<br />

Capelle Vp den stuuenbergh gheseyt hemelRycke<br />

Capelle ter Calomme<br />

Capelleken <strong>van</strong> sinte maertins inde vulderstraete<br />

Capelle <strong>van</strong> iherusalem<br />

Capelle <strong>van</strong>den clercken ende clercken <strong>van</strong>der Burch<br />

Capelleken <strong>van</strong> sint Erasmus Vp tproossche<br />

Carnation Conyngh <strong>van</strong>den ouden boghe +<br />

Carnation Conyngh <strong>van</strong>den ionghe boghe +<br />

Carnation Conyngh Vanden Ardchieren +<br />

Carnation Conyngh <strong>van</strong>den Coluevryniers +<br />

28. ende 162.<br />

38<br />

40<br />

41.<br />

43.<br />

43<br />

45<br />

49<br />

89<br />

106.<br />

109<br />

112<br />

115<br />

125 ende 27<br />

116.<br />

117<br />

+ Gheeraerd Drael<br />

117<br />

+ P e . Dassonneville<br />

121<br />

+ glaude <strong>van</strong>der mandere /<br />

124<br />

Carnation doe ick ghe<strong>van</strong>ghen was<br />

208<br />

Carnation Bourgoensch Crucewys<br />

324<br />

Carnation / Een herte inde middele<br />

325<br />

Carnation <strong>van</strong> Cleuen ende gheldersche<br />

326<br />

327 *<br />

Carnation groot / Van Buenen<br />

Carnation <strong>van</strong>den Paeys / Oock een int zotte<br />

Carnations diueerssche <strong>van</strong> terwanen ende andere steden330<br />

Carnation <strong>van</strong> Conyngh philippus Victorie<br />

333<br />

Carnation als dit Rhetoricael testament vuldaen was 451.<br />

Capiteynen <strong>van</strong>den zevene doodzonden<br />

389<br />

Christus / Waeromme eerst voor ons verResen 422<br />

Cleenmoedeghe in tribulatien<br />

395.<br />

Clappaerts Tusschen man ende wyf<br />

262<br />

+ Nota in margine onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘326’; ‘6’ verbeterd in ‘7’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ M e . pauwels de graet


30<br />

Coppelessen ende Lichte vrauwen<br />

Cortsen broeders<br />

Corte beschryfuynghe <strong>van</strong>den verwaende mensschen<br />

Cornelis breydel Refereyn<br />

Conyngh Philippus<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

285.<br />

309<br />

225.<br />

172<br />

187


35<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

15<br />

Credo in Deum in Vlaemssche<br />

Cypier ofte Steenwaerdere<br />

Colfdraeghers Dienaers<br />

Cloosters en kercken Graeu broerkens<br />

+<br />

[x 5 r]<br />

Ende Predicaren<br />

Clooster Augustynen broeders<br />

Clooster Caermers Broeders<br />

Cloostere Vanden Eechoutte<br />

Cloostere staelysers / Willemynen / Colletten<br />

Cellebroeders cloostere<br />

Costere <strong>van</strong> sint iacobs kercke<br />

Clusenaers<br />

Conclusie <strong>van</strong> desen boucke<br />

D<br />

Dauids zeuene psalmen<br />

Dauid strydBaer<br />

Dialogue <strong>van</strong>den twee amoureuse ghespeilneden<br />

Descriptie Van vrau Venus<br />

Dienaers Colfdraeghers<br />

Dertien dach Refereyn<br />

Descriptie Vanden vleesschelicke Minnaers<br />

Duvelssche dochteren by onRechtueerdicheyt<br />

Doodslaeghers<br />

Dronckaerts Logende<br />

Dialogue <strong>van</strong> Soberheyt ende dronckaert<br />

E<br />

Epitaphium ende Clynckynghe .I. de scheereren<br />

Epita / Donaes <strong>van</strong> wambeke<br />

Epithaphium ende clyncken Andries de wilde<br />

Epi / ende clyncken M. e steuin <strong>van</strong>den gheenste<br />

Epithaphium ian De stercke<br />

Epitaphium Cornelis Eueraert<br />

+<br />

[x 5 v]<br />

Epita / Dheer claeys Colue<br />

Epitaph / Pieter panne Ende<br />

<strong>van</strong> ian lyebaert<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

134<br />

204<br />

15.<br />

17<br />

27<br />

48.<br />

49<br />

56<br />

73.<br />

397.<br />

451<br />

401<br />

323<br />

296<br />

283<br />

204<br />

186.<br />

283<br />

310<br />

320.<br />

342<br />

349<br />

151<br />

153<br />

154<br />

155<br />

158.<br />

158<br />

159.


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

16<br />

Epitaphium Landslood Blondeel<br />

Epitaphium Groot ende cleene Vanden aucteur<br />

Epygramma ofte .4. metren<br />

Euangelion Vanden vyf gheerste broeykens<br />

Euangelion vpden kerstdach<br />

Euangelion Vpden kerstnacht<br />

Euangelion 4. den zondach naer xiij dach<br />

Euangelion Vpden dertien dach<br />

Euangelion Van tvrauken <strong>van</strong> Cananee<br />

Euangelion .18. en zondach naer Trinitatis<br />

Euangelion zondachs daer naer<br />

Euangelion vpden paeschdach<br />

Euangelion Den tweeden Derden ende 4. den<br />

zondach inden aduent<br />

Eerdsche v<strong>van</strong>delaers<br />

Eerghiereghe ende Eeghin baet zouckers<br />

Exempel <strong>van</strong>den Ryckman tsnuchtens inbytende<br />

Exempel Totten ledighen mensschen<br />

F<br />

Figuere <strong>van</strong>den getrauwen dienaere<br />

G<br />

Ghilde oude Cruusboghe<br />

Ghilde ionghe Cruusboghe<br />

Ghilde Vanden ardchieren / aldaer<br />

Ghilde Vanden Coluevryniers<br />

160<br />

447.<br />

353<br />

226.<br />

413 ende 415<br />

376<br />

416.<br />

417.<br />

318.<br />

422<br />

419.<br />

410.11.12.<br />

389.<br />

234 ende 241.<br />

346.<br />

387.<br />

386.<br />

117<br />

117<br />

123<br />

+<br />

[x 6 r]<br />

Ghilde Vanden hallebardiers<br />

Ghilde <strong>van</strong>den Bollaerts<br />

Ghilde clercken <strong>van</strong>den voornoomden ghezelschepen<br />

124<br />

Godshuus Sinte iulyens<br />

42.<br />

Godshuus Ten Magdaleenen<br />

Lazarus ziecken aldaer<br />

42<br />

Godshuus Sint ianshuus<br />

48<br />

Godshuus Sint iacobs sinte katherine p. 49<br />

ro<br />

Godshuus Sint ioob inde ezelstrate<br />

81<br />

Ghasthuus Ten blende lyeden<br />

73.<br />

Ghiericheyts Regiment<br />

225.<br />

Ghiericheyt contrarierende / Leerynghen<br />

228<br />

Ghiereghe zoorgfuldeghe<br />

229<br />

Ghierich eerdsbusschop Te mens<br />

228.<br />

Ghierich Conynck Achab<br />

230.<br />

Ghiereghe Gheltgaerders<br />

231.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

17<br />

Ghiereghe Eerghiereghe<br />

Ghiericheyt / straft paulus<br />

Gheestlicke Leerynghen<br />

Gheestlicke hueverheyt<br />

Gheestelicke Liefde<br />

Gheestlicke amoureuse dhelighe scriftuere<br />

Ghehuwede<br />

Ghehuwede tyelick<br />

Ghe<strong>van</strong>ghenen<br />

Ghetrauwe dienaere hoedaenich zyn moet<br />

Gods ghebod verachters<br />

Gramschaps Regiment<br />

Gramschap wraeckghierich<br />

Gramschaps Medechyne<br />

Gramme Roerzouckers<br />

Ghulsicheyt Regiment<br />

Ghulsich groot slockere<br />

+<br />

[x 6 v]<br />

Ghulseghen afgod Bel<br />

Groot dronckaert martialis<br />

Ghulsicheyts conclusie<br />

H<br />

Helighe scriftuere / gheestelick Lief<br />

Heliogabalus beual zyn knechten besicheyt<br />

Historie in walssche <strong>van</strong> Bruunswyck<br />

Historie dauids ten Augustynen<br />

Historie <strong>van</strong>den verloren zuene Ten cellebroeders<br />

Historie <strong>van</strong> thobias int Corte<br />

Huwelicken staet<br />

Huusman ofte Vader des huusghezinde<br />

Houeerdicheyts Regiment<br />

Houerdicheyts descriptie / met huer .7. dochteren<br />

Houeerdicheyt / contrarie vyf metren in walssche<br />

I.<br />

In Principio erat verbum in Vlaemssche<br />

ionghe kynders leerynghe<br />

ionghe Minnaers<br />

Ionghers ende Mannen<br />

Ionghe Mannen<br />

Ionghe Dansserkens<br />

Ionghe ghehuwede Vraukens<br />

234<br />

241<br />

140<br />

182.<br />

244<br />

247.<br />

251<br />

256.<br />

204<br />

386.<br />

215.<br />

317.<br />

320<br />

320.<br />

321<br />

335.<br />

340<br />

340<br />

340<br />

373<br />

247<br />

387<br />

280<br />

17.<br />

56.<br />

251<br />

250<br />

253.<br />

209<br />

209<br />

211.<br />

415<br />

140<br />

289<br />

261<br />

259<br />

262<br />

266<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

ionghe Weduwen<br />

ionghe Rhetoricienen<br />

K +[x 7 r]<br />

18<br />

Kercke Sint donaes / Sint saluators<br />

Onser vrauwen ende Sint gillis<br />

voor vermaen midsgaders clocludere<br />

ende waswyf aldaer / Sint baselis<br />

tscepenhuus voor tvrye / ende nietken<br />

de naeysterghe Al tsaemen f o<br />

Kercke Sint saluators<br />

Kercke Onser vrauwen<br />

Kercke Onser vrauwen Organiste<br />

Kercke Sint iacobs ende Costere<br />

Kercke Sint Wouburghen<br />

Kercke Sint gillis<br />

Kercke Sinte Cruus<br />

Kercke Sinte Cruus costere<br />

Kercke Sint Anna<br />

Kercke sinte pieters / sint ians ende sinte kerst<br />

L<br />

Leerynghe omme ionghe kynders<br />

Leerynghe ieghens haet ende nydt<br />

Leerynghe Ieghens ghulsicheyt<br />

Ledicheyt moeder <strong>van</strong> allen quaede<br />

Legende <strong>van</strong>den dronckaerts<br />

Landskermessen Regiment<br />

Liefde Bescryfuynghe<br />

Liedeken pater noster naer de lettre<br />

Liedeken Pater noster huutgheleydt<br />

Liedeken Salue Rex<br />

Liedeken Salue Regina<br />

Liedeken Aue Maria<br />

Liedekens<br />

+ [x 7 v]<br />

Lofzangh tot god almachtich<br />

in te domine speraui<br />

Dominus illuminatio mea<br />

verba mea auribus percipe<br />

Cantate domino canticum nouum<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

256<br />

175.<br />

37.<br />

38<br />

44<br />

47.<br />

73.<br />

86.<br />

87.<br />

106.<br />

109.<br />

112.<br />

38.<br />

140<br />

377.<br />

336<br />

382<br />

342.<br />

367.<br />

375.<br />

f o .2.<br />

133.<br />

3.<br />

4.<br />

3.<br />

f o 4.<br />

9.<br />

26<br />

79<br />

77


Ad te Leuaui oculos meos<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

83


10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

19<br />

Domine in virtute tua letabitur Rex<br />

Exultate iusti in Domino<br />

in te domine speraui dauids 70 Psalme<br />

Cum inuocarem te deus justicie mee<br />

Diligam te Domine<br />

Laudate pueri dominum<br />

Ad dominum cuum tribularer / Clamaui<br />

Deus laudem meam ne tacueris<br />

Dauids zeuene penitentiale Psalmen<br />

Liedeken <strong>van</strong> tsweerelts temptacien<br />

<strong>van</strong> thelich bloedt in walsche ende vlaemssche<br />

Een andere liedeken <strong>van</strong> theligh Bloedt<br />

<strong>van</strong>den helighen Sacramente<br />

Liedekens Leyssewys<br />

Liedekens drie<br />

Andere Liedekens<br />

Liedeken gheestelick<br />

<strong>van</strong>den helighen Cruce<br />

Liedeken <strong>van</strong>den edelen handBoghe<br />

Drie gheestlicke Liedekens<br />

Liedeken gheestelick<br />

<strong>van</strong>der Benauthe / Boerdelick Liedeken<br />

Liedeken <strong>van</strong>den ghe<strong>van</strong>ghenen<br />

<strong>van</strong>den zeeman<br />

Liedeken <strong>van</strong> Vecy Iehan<br />

Liedeken huut dauids Lxxxi. e psalme<br />

+<br />

[x 8 r]<br />

Ander Liedeken gheestelick<br />

Liedeken <strong>van</strong>den hannekens<br />

Liedeken Alf walsch alf vlaemsch<br />

Liedeken <strong>van</strong> een ghehuwede<br />

Liedeken <strong>van</strong>den Knispaert<br />

Liedeken Vander verRysenesse<br />

<strong>van</strong>den Paeys<br />

Amoureux Liedeken<br />

<strong>van</strong>den vreckaerts<br />

Gheestlick Meyliedeken<br />

Amoureux Meyliedeken<br />

Ander Meyliedeken<br />

Dansliedeken Vanden Mey<br />

Een ander Meyliedeken<br />

Liedeken Vpde nachtloopers<br />

Ander liedeken<br />

Dronckaerts zangh<br />

Liedeken vpden stoorm <strong>van</strong> Munster<br />

84<br />

90<br />

95.<br />

96<br />

100<br />

103<br />

104<br />

128<br />

401<br />

34<br />

54<br />

55.<br />

75.<br />

59 ende 65.<br />

67 ende 69<br />

80. 85 89. 91. 94.<br />

105<br />

109.<br />

120<br />

110. ende Cxi.<br />

149.<br />

142<br />

208<br />

232<br />

266.<br />

202<br />

192<br />

266<br />

tot 270<br />

420<br />

328<br />

271<br />

272<br />

300<br />

302<br />

303<br />

304<br />

306<br />

351<br />

352<br />

354<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

Een ander Liedeken<br />

VastenAvendt Liedeken<br />

Lof <strong>van</strong>der taerwe<br />

Lof <strong>van</strong>den wyne<br />

M<br />

20<br />

Myn testaments beghin metter prologhe<br />

Myn begrauynghe en de <strong>van</strong>den<br />

ouerleden wouckeraere<br />

Myn iaer ghetyde Beset / Crune lettre /<br />

pardoenbriefuen ende prochiepape tsamen<br />

Myn Weduwe ende alle andere weduwen<br />

Myn kynderen zuenen<br />

+<br />

[x 8 v]<br />

Myn drie Dochteren<br />

Myn Rhetoricale Componerynghe<br />

Bouxken Briefuen / Chaerters schilderyen<br />

inctpot / Pennen / Scriftooris / Comptoir<br />

inden burch ende anderssins<br />

Myn ghebuerschip<br />

Myn Bril ende Rapiere<br />

Myn boelken Eens was<br />

Mynen Langhen Adieu<br />

Myn Somme totale Van myn staet<br />

Myn ghereede ghelt Cleederen habyten /<br />

Barnynghe ende andere zaecken<br />

De Clynckynghe mynder venditie<br />

Myn Testamentarissen<br />

Machteghe <strong>van</strong> goede<br />

Maegdelicke staet<br />

Mannen ende Vrauwen<br />

Maertsbier Drynckers<br />

Morael Totten ledeghen mensschen<br />

Morte Paeyen<br />

Mensschen Betrauwers<br />

Milde zeeman<br />

Meersmannekens<br />

Meyplantynghe Gheestelick<br />

Missiue an VastenAvendts discipelen<br />

Missiue An Poyknechten te hutrecht<br />

N.<br />

Nydicheyts Regiment ende diueerssche<br />

Leerynghen daer ieghens<br />

366.<br />

371<br />

342<br />

343.<br />

6<br />

12.<br />

13<br />

131<br />

131 tot 142.<br />

143.<br />

.143 ende 144<br />

144<br />

145.<br />

289<br />

440<br />

147<br />

146<br />

147<br />

146<br />

447<br />

227<br />

249<br />

261<br />

345.<br />

385.<br />

354<br />

222.<br />

232<br />

280<br />

305.<br />

370<br />

354.<br />

375.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

+<br />

Nieumaer Vraeghers<br />

+<br />

[x 9 r]<br />

Nieuloopteghe Voyaidgiers<br />

Nachtloopers<br />

Nydeghe Grammoedeghe<br />

Nydicheyts Bescryfuynghe<br />

Nydeghe Tonghen<br />

O<br />

21<br />

Oncuuscheyts Regiment<br />

Ouerspeelders<br />

Obstinaete zondaeren<br />

Ongheoorsaemeghe<br />

Onderdaeneghe Mans<br />

Organiste Tonser vrauwen<br />

Oude vrauwen<br />

Oude weduwen<br />

Oorloghe om diueerssche zaecken te<br />

mueghen doene<br />

Oorloogshlieden<br />

P<br />

Paeschliedeken<br />

Paeys descriptie<br />

Paeyslick Rondeel<br />

Penitenten Clusenaers<br />

Processie generale<br />

Processie generale<br />

Poyknechten<br />

Poetich exemple ieghens Ledichede<br />

Pieter de zanghere Conynghfeeste Refereyn<br />

Policye Meesters<br />

Predicanten<br />

Procesvolghers<br />

Potdraeghers Vanden steene<br />

+<br />

[x 9 v]<br />

Platte Buersen<br />

Prologhe <strong>van</strong>den zevene Doodzonden<br />

Permuteirders <strong>van</strong> Benefitien<br />

* Oorspronkelijk ‘212’; geschrapt en ‘179’ erboven geschreven.<br />

179 *<br />

223<br />

306<br />

376<br />

375<br />

380<br />

242<br />

273<br />

445.<br />

214<br />

255.<br />

47<br />

256<br />

323<br />

322<br />

420<br />

319<br />

324<br />

397<br />

326 ende 327<br />

333.<br />

347.<br />

383.<br />

171<br />

201.<br />

190<br />

203.<br />

208<br />

238<br />

208<br />

188.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

+<br />

5<br />

10<br />

Q<br />

22<br />

Quetst hu met gheen ghiericheyt heerders der scapen<br />

Quictancie Refreynwys die <strong>van</strong> damme<br />

Refereynen<br />

A<br />

Ad patres nostros Zyn dese vooren<br />

Alleene zy god Eere ende glorie<br />

Al dat zotten zien / dat es huerlieder gherief<br />

Ach lief hoe zoud ick hu cunnen alsoo vergheten<br />

Al datte en dynct my gheen Abelheyt wesen<br />

Afkeerende <strong>van</strong>den schoonhemelsschen weghe<br />

Al doode my god / Noch zalick hopen<br />

B<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />

Bemint hem die hu bemint ghy zulles gheloont zyn<br />

Bedect my schoon Lief / inde gaeten huwer wonden<br />

C<br />

Christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt An<br />

Comt al tsheeren tafel met hu bruloft cleed An<br />

+<br />

[x 10 r]<br />

Comt al tsamen huuten houcke der duusterheden<br />

Clouck en lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht<br />

Christus / es ons paesschen gheoffert verResen<br />

D<br />

De duusterheden hebbent begrepen Niet +<br />

Die beloften Lief zalick nemmermeer vergheten<br />

Die niet ghewasschen es / en heeft gheen deel met my<br />

Dat hy paeyslick Regieren mach alle zyn landt<br />

De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht<br />

De waerheyt des euangelys Laet by hu blyfuen<br />

Daghelicx verghanck schoonghenoughelick niet<br />

De daghelicxsche weerelt gheel int zotte speilt<br />

De Beildemaeckers zyn Al te gadre niet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

14.<br />

174.<br />

8<br />

28<br />

236<br />

291<br />

364<br />

390<br />

426<br />

132.<br />

242<br />

244<br />

30<br />

86<br />

115<br />

393<br />

397<br />

421<br />

f o primo<br />

+ In principio erat verbum<br />

70<br />

72<br />

187<br />

188<br />

190<br />

212<br />

213<br />

219


15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

23<br />

Daer en es gheen bermherticheyt Vpder eerden<br />

Dat waere wat vreimds / end zoo ghebuerde<br />

Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen<br />

Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />

De vreese des heeren / Es tbeghin der wysheyt<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

Dies zalicker wel mede myn zinnen behouden<br />

Den boom <strong>van</strong> tcruce christi in therte plant<br />

DuerRyd vry den trypzack maer therte doch wacht<br />

Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt es<br />

Droncke man droncke dynck etc a<br />

Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet<br />

Dan gruut my ieghens thuusewaert ghaen<br />

Dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods etc a<br />

E<br />

Emanuel iesus christus onsen heere<br />

Een clappaert can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />

233<br />

238<br />

239<br />

255<br />

259<br />

288<br />

295<br />

305<br />

309<br />

347<br />

* 353.<br />

362<br />

360<br />

435.<br />

74<br />

198<br />

+<br />

[x 10 v]<br />

En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf 264<br />

En waere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />

294<br />

Een vreidzame tonghe es een boom des Leuens 321<br />

Eylaes / vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken 341<br />

Een lecker beitien es vullicx gheten<br />

356<br />

Een vrauwe / meest nood es / den dienst <strong>van</strong> een vuldere 357<br />

Een kynd es ons gheboren end onslieden ghegheuen 416<br />

F<br />

Fraeye bachus disciplen drynct een vroylicken dronck 361<br />

Felle pyne / zullen de quae ghezeyde Lyden<br />

445.<br />

G<br />

Ghy zyt petrus / en vp desen steen<br />

zalick myn kercke funderen<br />

Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect<br />

Ghij hebt my ghetraut lief wie zal my scheeden<br />

Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt<br />

Gheen ander dan ghy Can my niet ghenesen<br />

Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />

Godsvruchtich Regiment eendrachtich telcker stede<br />

39<br />

42<br />

97<br />

115.<br />

148<br />

177<br />

201<br />

* Oorspronkelijk ‘335’; laatste twee cijfers geschrapt en ver<strong>van</strong>gen door ‘53’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


25<br />

++<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

24<br />

Gheenssins / want dier vp betrauwen / zyn vermalendyd222.<br />

Gheeft mildelick zo word hu oock milde ghegheuen 231<br />

Ghaet in hu buerse / en gheeft datie wilt<br />

240<br />

Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen 252<br />

Ghy ionghe Mannen ghehuwet ofte onghehuwt 261<br />

H.<br />

Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen<br />

Helpt neerstich desen boghaerd der ionghe scholieren<br />

+<br />

[x 11 r]<br />

heere / ghy zult hu gheplantte wynghaerd bewaeren<br />

Hoe lief / eist mueghelick ghy ander beminnen mueght<br />

Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Huwen god huwen heere end hu naesten bemindt<br />

Huwen naesten wilt / als hu zeluen Beminnen<br />

heere wilt niet wasschen myn voeten alleene etc a<br />

Het moet eens zyn / dat wy al steruen<br />

Heere god beschermt ons <strong>van</strong> die eeuweghe doodt<br />

I<br />

36<br />

52<br />

58<br />

289<br />

291<br />

318<br />

378<br />

418<br />

425<br />

433<br />

In principio erat Verbum<br />

Refereynwys int<br />

eerste blad<br />

Iesus name / es ter weerelt veel eeren weerd 113.<br />

Ick wilde wel de weerelt alleene Regieren<br />

209<br />

Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden 247<br />

in een eerbaer wyse stercke vrauwe goet<br />

254<br />

Ick liet noch al goet zyn behild ick tmyne<br />

265.<br />

In myn kethel comt ghildekens cuusch ick net 308<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

358<br />

In een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden 413<br />

iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer 411<br />

In huwen handen heere beveel ick mynen gheest 448<br />

K<br />

Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />

Kir zie eir Liefken / ten mach niet al gheseyt zyn<br />

L<br />

Lof maria ghezuvert naer moyses wet<br />

Lof moeder maria vul gratien vloeyende<br />

daer of dhooftlettren <strong>van</strong> tRefereyn spellen<br />

+ Fol. x 11 r, r. 17-18 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

216<br />

299.<br />

27<br />

16


30<br />

++<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

25<br />

het Aue maria in Latyne /<br />

Lief heb ick hu / in my niet ghegreffyt gheint<br />

Lof heligh gheest Alder wonderlicxst Werckende<br />

+<br />

[x 11 v]<br />

Lof <strong>van</strong> Dhelighe Drievuldicheyt +<br />

f o 245. *<br />

31<br />

33<br />

+Noteirt<br />

Lof Vanden helighen Sacramente<br />

44 ende 71.<br />

Lof wonderlick wonder noyndt wonder zoo groot 93.<br />

lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />

98<br />

lof Crucen boom draeghende zalichste vrucht 106.<br />

Lof Barbara blynckende peerle vul duechden 123<br />

Lof Vander Edele Penne<br />

125.<br />

Lof onverwonnen Conyngh der Cuenynghen 186<br />

Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

342<br />

Lof dan wynghaerd / daer men zo goede wyn huutclaert 344<br />

Lief doet ghy myn beuel / ick zal hu beminnen 215<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn 262<br />

Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen 307<br />

M<br />

Magdalena lydsaemich duer tshelichs gheest wercken47<br />

Men zietter al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien 205.<br />

Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen 290<br />

Met inde middelmaete wel thuus te brynghene 359<br />

Machmen wel doen en vroylick gherustelick leuen 395<br />

Myn liefste vriendinne heb ick hu niet ghenesen 399<br />

N<br />

Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief<br />

O<br />

Onghehoorzaemheyt / doet god meest de weerelt<br />

plaghen<br />

Onder hu / en laet gheen bedelaers wesen<br />

* Deze regel is later in grijzere inkt bijgevoegd.<br />

+ Fol. x 11 v, r. 8 ‘Vander... Penne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

194<br />

292<br />

214<br />

227


+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

+<br />

26<br />

Och lief tes schande datmen hu die oneere doet<br />

+<br />

[x 12 r]<br />

Och zoud wel doen / hond zaegh ick myn wyf niet<br />

Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen<br />

O hemelsch vadre verlost ons / <strong>van</strong> allen quaede<br />

P<br />

Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy<br />

zyt<br />

Q<br />

Quetst hu / met gheen ghiericheyt heerders der schapen14<br />

R<br />

Rechtueerdicheyt bemint ghy die de eerde Iugiert<br />

Reyn vrauwelick gheselschip verchiert een feeste<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

S<br />

Spes mea domine /A Iuuentute mea<br />

Stelt hu leuen voor de schaepen ghy die heerders zyt<br />

Steruen in Liefden dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />

Schict hu al tsheeren tafel in liefde verzaemt<br />

T<br />

Tytel doch <strong>van</strong> zaelicheden myn ziele verleent<br />

Twyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach<br />

Traeghelick keert hu te godewaerts niet<br />

V<br />

Vrau Venus / der vleeschlicker liefden goddinne<br />

Gheel de weerelt Bedrieght<br />

vroylick inde harde Bolle continueirt<br />

+<br />

[x 12 v]<br />

<strong>van</strong> een vul vat zo had ick Liefuere<br />

Van zulck een cabouterken was noyndt ghehoort<br />

vonnest my naer hu ghenaede / niet naer myn zonden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

247<br />

255.<br />

415.<br />

423.<br />

210<br />

184<br />

286<br />

370<br />

11.<br />

182<br />

311.<br />

88<br />

235<br />

275.<br />

387<br />

284<br />

354<br />

360<br />

365<br />

436


5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

+<br />

W<br />

27<br />

Wie boorghe blyft // zoorghe styft // ende vriendt word203<br />

vyand<br />

v<strong>van</strong>t also menich hooft Also menich zin<br />

196<br />

vvilt inden ghecruusten god gheloouende wesen 223<br />

Want wat philippus doen zou / wist hy de weten 226<br />

vvie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden 292<br />

vvel eens zo ghafseme <strong>van</strong>der taerte<br />

357<br />

Want liefde des naesten en werct gheen quaet 376<br />

Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut392<br />

Z<br />

Zyn bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse<br />

Zalich zyn die ten avendmale des Lams<br />

82<br />

gheRoupen zyn<br />

107<br />

Zaelich zyn de dooden die inden heere steruen 160<br />

Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren 191<br />

Zulck zeght de waerheyt / tware beter gheloghen 197<br />

Zy hebben god Lief die zyn gheboden houden 215<br />

Zyn zy niet zot die hem daer up betrauwen<br />

220 ende 221<br />

Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een cant229<br />

heeft<br />

Zien commen in een Wolcke als god almachtich 410<br />

Zaelich die word niet gheschandaliseert in my 411<br />

Rondeelen<br />

Rondeel Vp gheen mensschen verlaeten<br />

+<br />

[x 13 r]<br />

Rondeel Der zotten ghetal<br />

Rondeelen viere ghekethent<br />

Rondeel Andre zin<br />

5 Rondeel by Equiuoque<br />

Rondeel AueRecht<br />

Rasch. Vp. En. Dene Refreynwys<br />

Rhetorica Wat zy<br />

Rhetorica Beminders *<br />

10 Rhetoricienen Poetich testament<br />

Rhetoricienen ionghers<br />

Rhetoricale intricate .4. Metren<br />

Rhetoricienen personnaidgen<br />

Rechters ende Aduocaten<br />

15 Refereyn gheestlick<br />

Reyne eerbaere Vrauwen<br />

* ‘Beminders’: oorspronkelijk ‘l’; ‘B’ erover geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

223<br />

237<br />

285<br />

310<br />

348<br />

351<br />

449.<br />

177<br />

177<br />

175.<br />

175.<br />

176<br />

176<br />

200.<br />

245<br />

286.


Rekenynghe ten huutersten oordeele<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

438.


20<br />

25<br />

+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

S<br />

28<br />

Salomons diueerssche prouerbien<br />

Saudeniere <strong>van</strong>der weerelt<br />

Sermoen volghers<br />

Sceppers huus<br />

Scrupuleuse gheesten<br />

Schriftlicke Leerynghen<br />

Splytemytbuersen<br />

Steenwaerdere ofte Cypier<br />

Soorte <strong>van</strong> volcke ghecoordt ghaende<br />

Socrates noteirt <strong>van</strong>den Afgoden<br />

Socrates ander Leerynghe<br />

Supplicatie ionghe practizientiens ter<br />

+<br />

[x 13 v]<br />

burch omme vp Rosbayart te zittene<br />

Soberlick leuen verhaelt Boetius<br />

Socrates Leerynghe ieghens clappaerts<br />

Stryd inwendich<br />

T<br />

Traecheyts Regiment ende leerynghen<br />

daer Ieghens<br />

Terwane ghewonnen ende hueren oorspronck<br />

Twistmaeckers tusschen man ende wyf<br />

Tpruetelwyf Preuetelt<br />

Twee vier Regulen<br />

Twaelf clausulen <strong>van</strong> het Oordeel<br />

Testament Vander Doodt<br />

Troostynghe der zondaeren<br />

V<br />

Vaeder des huusghezin<br />

vlaendren verandert<br />

Vier zaecken contrarie der waerheyt<br />

vyf dieren den mensche in vyf zaecken te bouen<br />

ghaende<br />

victorie Leeu <strong>van</strong> iuda<br />

Victorie te greuelynghe<br />

Vlaemssche Franssoysen<br />

verwaende mensschen corte beschryfuynghe<br />

Verdoolde Mensschen<br />

Vrau Venus bescryfuynghe<br />

136<br />

212<br />

191<br />

250<br />

394<br />

249 ende 250<br />

240<br />

204<br />

218<br />

349<br />

127<br />

346<br />

322.<br />

322.<br />

380<br />

329<br />

262<br />

256<br />

238<br />

438<br />

427.<br />

399.<br />

253.<br />

234<br />

195.<br />

139<br />

219<br />

334<br />

328<br />

225<br />

339<br />

283.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


+<br />

5<br />

10<br />

15<br />

20<br />

25<br />

30<br />

++<br />

5<br />

Vleesschelicke minne<br />

Venus Legisten<br />

Vier duechdelicke ymaidgen<br />

29<br />

+<br />

[x 14 r]<br />

vier metren Rhetoricale<br />

Vier metren walsch ende vlaemsch<br />

vier metren <strong>van</strong> venus werck<br />

Vetustina Een leelicke vrauwe<br />

vraeghe wat tslot <strong>van</strong> Minnen es<br />

vastenAvends disciplen<br />

Vier zonderlynghe quaetheden <strong>van</strong> Nero<br />

W<br />

Waerheyt heeft zonderlynghe vier partyen<br />

vvaeromme Christus eerst voor ons verresen<br />

vvat een weerd weerdt es<br />

vvie meest mindt man ofte twyf<br />

Weerelt Watse zy<br />

Walssche vyf metren ieghens hoveerdicheyt<br />

vvethouders Testament<br />

Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />

Wyn Refereyn<br />

Witdonderdach Refereynen.<br />

Eerst<br />

Tot Jan <strong>van</strong> oost<br />

Tot Mattheeus de Queestere<br />

Tot Andries de wilde<br />

Tot Gillis de Cuussche<br />

Tot Ghysbrecht buuck<br />

Wercken des gheests<br />

vvercken des vleeschs<br />

Weerlicke Regenten<br />

Wanckelbaere dwaesen<br />

vveerelts Abuusen<br />

Z +[x 14 v]<br />

Zeuene dauids psalmen<br />

Zeuene doodtzonden conclusie<br />

Zeuene Reglen die zulck clappaert zeght<br />

Zesse dynghen doen godlicken troost vercryghen<br />

Zondaers ende Zondaressen<br />

+ Fol. x 14 v, r. 23, 24, 26-27 onderstreept; r. 26 ‘p’ in ‘O’ geschreven.<br />

283<br />

274<br />

264<br />

265<br />

273<br />

274<br />

273<br />

311.<br />

369<br />

380<br />

195.<br />

222<br />

348<br />

274<br />

212<br />

211.<br />

199<br />

351<br />

343<br />

162<br />

164<br />

166<br />

167<br />

169<br />

243<br />

244<br />

184<br />

220<br />

230<br />

401<br />

391<br />

198<br />

400<br />

392<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


10<br />

15<br />

20<br />

++<br />

30<br />

Zondaeren Troostynghe<br />

Zot Vander handboghe Testament<br />

Zotte boucken inde filosofollie<br />

Zotte Betrauwers<br />

Zotghiereghe Zotten<br />

Zoorgfuldeghe Ghiereghe<br />

Zusterkens <strong>van</strong> tshelichs gheesthuus<br />

Zusterkens of baghynkens ten wynghaerde<br />

Zusterkens ten Castaengneboome<br />

Zusterkens inden ouden zack<br />

Zusterkens buten der Ezelpoorte<br />

Zusterkens Carmelytessen ten vlamyncdamme<br />

Zusterkens tsinte claeren<br />

Zusterkens ter potterye<br />

Zusterkens Tsint obrechts<br />

T // S // R // al<br />

.I.<br />

eeuvvich inden. Al. hemel // S. //I<br />

25 // M //<br />

p<br />

Inder Weerelt. zyn Wy<br />

.1561.<br />

[Rhetorica. heeft thuerer adsistentie]<br />

399<br />

121<br />

122.<br />

221<br />

236<br />

229<br />

41<br />

58<br />

67<br />

73.<br />

82<br />

89<br />

92<br />

98<br />

110.<br />

+<br />

[x 15 r]<br />

[ingeplakt: middenstuk <strong>van</strong> de uitslaande plaat, behorende bij de Spelen <strong>van</strong><br />

sinne... Ghespeelt... binnen der stadt <strong>van</strong> Andtwerpen... int Iaer ons Heeren M.D.LXI,<br />

Antwerpen, 1562. Afgebeeld is Rhetorica op een pedestal tussen Prudentia en<br />

Inventio.]<br />

Rhetorica. heeft thuerer adsistentie<br />

gheestighe vvysheyd ende inuentie<br />

Liefde Redene<br />

[Hieronder is een ingeplakt stuk verdwenen, en wel het resterende linker stuk <strong>van</strong><br />

de voormelde plaat, voorstellende Pax, Caritas en Ratio.]<br />

+ Fol. x 15 r, r. 2 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


++<br />

Aucteur<br />

31<br />

In Recompense veel ydelheden<br />

In wulpsche sneden<br />

Voortyds by my ghedicteirt<br />

5 In vleeschlicke huutzichtynghe<br />

HebIckomden gheest stellen te Vreden<br />

met neersteghe zeden<br />

Dit testament gheordonneirt<br />

Tot betere stichtynghe<br />

[Exerce probitatem]<br />

10 Exerce probitatem Datum serua<br />

Vtere virtute Alienis abstine<br />

Respice futurum Dolum time<br />

Voluptatem tempera Sobrius esto<br />

DEpositum Redde<br />

15 Diligentiam adhibe Ebrietatem fuge<br />

NEminem vitupera<br />

Vnde. es. Redde. vade.<br />

In dese vier woorden lettre meer noch Min<br />

Es Iuist Eduardus de deene Der in<br />

20 . 1561 .<br />

+ Fol. x 15 v, r. 1-9, 19 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

[x 15 v]


32<br />

+<br />

15 + 61<br />

Psal. 63.<br />

ExauDi. DEus oratioNEm. meam.<br />

De hooghste gheintroneirde Magnificentie<br />

5 drievuldeghe Preheminentie<br />

Eenvoudighe prouidentie<br />

God vader / god zuene / god helich gheest / almachtich<br />

als ouer al hebbende superintendentie<br />

Wien buugsaem vvesen moet / eerdsche prudentie<br />

10 Ornate / elegante / Ciceroneghe inuentie<br />

der athenen eloquentie<br />

der Legisperiten Reminiscentie<br />

al wat zy firmamentelic // Thuwer Reuerentie<br />

oock knyebuuglick zyn / hoe Edel wyscrachtich<br />

15 // O tdien f[i]ne * int hooghe // myn ooghe // Warachtich<br />

bem thuwaerts eendrachtich<br />

oetmoedich vpheffende / Thuwer ghenaede<br />

Iehouah zebaoth // zyt myns ghedachtich<br />

Trahe me //Post te.<br />

20 ick die Wandel duusternachtich<br />

vergheeft / Wordter yet meszeyt <strong>van</strong> blaede te blaede<br />

Fiat / hopende / Tmynder supplicatie verwachtich<br />

al Com ick spaede<br />

heere zult my verlossen <strong>van</strong>den quaede<br />

[Vp tbetrauvven <strong>van</strong> dien zo wilick beghinnen]<br />

25 Vp tbetrauvven <strong>van</strong> dien zo wilick beghinnen<br />

mids tshelichs gheest gratie / en drie zantinnen<br />

Bede / Catherina / Barbara / Magdaleene<br />

Wiens ghildebroeder / huut een godsvruchtich beminnen<br />

ick zy onweerdich onReene<br />

++<br />

als simpel Archadiste Ruud plomp <strong>van</strong> zinnen /<br />

Myn Rhetoricael testamentken cleene<br />

Zynde oock Memoriael Bouck eene<br />

Maer eer ick my vvilde pooghen te begrypene yet<br />

5 voor een eerste beghin / ick eerdschCrupende woorme<br />

vvilde ter eeren gods (zonder wien / vermueghen Niet)<br />

Stellen naer de lettre / het Euangelion ziet<br />

In principio erat verbum<br />

* Gaatje in het papier (roest) op de plaats <strong>van</strong> de ‘i’.<br />

+ Fol. 1 v, r. 8 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

1 r<br />

+ 1 v


33<br />

Dies myn ooren sloughen storme *<br />

10 Begrypende gods eeuwicheyt / en zyn mensschelicke forme<br />

Refereyn.<br />

Inden beghinne Was twoord warachtich<br />

Ende twoord was by god ** ghebenedydt<br />

ende god was dat woord Almachtich<br />

15 dit was In tbeghinsel / By god altydt<br />

Alle dynghen / zyn duer hem ghemaect bevrydt<br />

en zonder hem esser niet ghemaect beseuen<br />

Een god in drie persoonen / diet al verblydt<br />

datter ghemaect es / in hem was tleuen<br />

20 ende tleuen was tlicht der mensschen ghebleuen<br />

ende tlicht schynt inne die duusterheyt ziet<br />

maer hoe claerlichtende / dit licht was ghegheuen<br />

de duusterheden / hebbent begrepen niet<br />

Daer was een man ghezonden / <strong>van</strong> god Certeyn<br />

25 Wiens name Iohannes was zonder blame<br />

dees es ghecommen in een ghetughenesse Reyn<br />

om ghetughenesse gheuen / <strong>van</strong> tlicht Eersame<br />

++<br />

vp dat zy alle zouden / duer hem gheloouen bequame<br />

iohannes / die en was tlicht niet / maer<br />

om dat hy zoude / Tonslieder vrame<br />

ghetughenesse gheuen / <strong>van</strong>den lichte claer<br />

5 het was / een warachtich licht voorwaer<br />

Twelck alle mensschen verlichten biedt<br />

die daer inder vveerelt comt / nochtans / daer<br />

de duusterheden / hebbent begrepen niet<br />

Tvvas inde Weerelt / en de weerelt / es duer hem ghemaect<br />

10 En die Weerelt en heeft hem niet ghekendt<br />

hy es in zyn eeghin gheCommen naect<br />

en de zyne hebben hem niet ontfanghen omtrent<br />

Ende alle zo vele alsser hem Excellent<br />

hebben ontfanghen / dien ghegheuen heeft hy<br />

15 Macht omme gods kynderen te wordene gent<br />

desen / die in zyn name gheloouen vry<br />

dewelcke die niet huuten bloede zy<br />

noch hute den wille des vleeschs * gheschiet<br />

noch hute den wille des mans der by<br />

20 de duusterheden hebbent begrepen niet<br />

* Oorspronkelijk ‘stoorme’; tweede ‘o’ is doorgehaald.<br />

** Na ‘god’ is ‘altydt’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 2 r, r. 24 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘mans’; doorgehaald en ‘vleeschs’ erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 2 r


Prinche<br />

34<br />

Maer die huut god huer gheboorte begorden<br />

dien zal ghebueren / machtichste zede<br />

Ende Twoord es vleesch ghevvorden<br />

25 en ghewuendt in onslieden in deerdsche stede<br />

En wy hebben ghezien zyn glorie mede<br />

een glorie / als boetende / al ons verdriet<br />

<strong>van</strong> een eenighen gheboren / des vaders vrede<br />

vul gratien ende Warachtichede<br />

30 De duusterheden / hebbent begrepen Niet /<br />

[Noch wierd ick bet voorts inden gheest verwect]<br />

++ Noch wierd ick bet voorts inden gheest verwect<br />

de crachten mynder zielen poogder toe tdwynghene<br />

eer ick <strong>van</strong> myn voornemen yet hebbe ontdect<br />

Eerst god almachtich Pater noster te zynghene<br />

Vpden Voys<br />

het zat een sneewit vueghelken<br />

Al vp zyn eerste plume<br />

Ons vader die in dhemelen zyt<br />

ghehelicht zy huwe name<br />

10 hu Rycke toecom ons ghebenedydt<br />

dat bidden vvy heer god Eersame<br />

Hu vville moet gheschieden daer<br />

heer god / als hooghst <strong>van</strong> weerden<br />

zoo inden hemel / Als oock der naer<br />

15 tsghelycx beneden inder Eerden<br />

End heere god die in ons noodt<br />

zyt ons vervvinder Coene<br />

gheeft ons doch hedent ons daeghlicx brood<br />

Alsoo ghy dat wel weit te doene /<br />

20 Vergheeft / wat wy hebben mesdaen<br />

hoe groot / hoe menichfuldich<br />

zoo wy vergheuen / ghewillich zaen<br />

de ghuene die ons oock zyn schuldich<br />

In gheen becuerynghen brynght ons niet<br />

25 Tot onser zielen schaede<br />

+ Fol. 2 v, r. 4 ‘Pater noster’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 2 v


35<br />

maer heere die blusschen muecht ons verdriet<br />

verlost ons doch <strong>van</strong>den Quaede<br />

++ Want hu alleene toebehoort<br />

die Cracht end heerlichede<br />

die hemel end eerde / met hu Woord<br />

ghemaect hebt / naer hu wetenthede<br />

[Dheere iesu Christe huwe liefue zuene]<br />

5 Dheere iesu Christe huwe liefue zuene<br />

als victorieuste Cuenyngh der Cuenynghen<br />

hy duer zyn bitter dood / zynde de ghuene<br />

die ons (Bermhertich ghewuene)<br />

Erfghenamen * ghemaect heeft / ter hemelsscher wuenynghen<br />

10 Die wild Ick oock omme verIubileren<br />

hy die metten mensschen/ heeft willen verkeeren<br />

een Salue Rex / ghaen Componeren<br />

En zangh / zoo hier naervolght / tzynder eeren<br />

Vpden Voys<br />

het daeghet huuten oosten<br />

het Lichtet ouer al<br />

Ghegroet zyt heere der heeren<br />

iesu christe Een Cuenyngh goet<br />

bermhertich wilt tonsevvaerts keeren<br />

20 Ons Leuen / ons zoeticheyt zoet<br />

Ghegroet zyt zonder hende<br />

Ons hope / ons troost zeer groot<br />

tot hu / Roupen wy vul ellende<br />

als kyndren <strong>van</strong> Eua ter noodt<br />

25 Tot hu Roupen wy / En zuchten<br />

wy caermen hier ouer al<br />

wy weenen zeer / ende wy duchten<br />

hier inne der traenen dal<br />

+ Fol. 3 r, r. 12 ‘Salue Rex’, 14-16 onderstreept.<br />

* ‘Erfghenamen’: ‘f’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 3 r


+ Eya daer om alleene<br />

Ons voorspraeck end aduocaet<br />

hu ooghen Bermhertich ghemeene<br />

Tonsevvaerts nederslaet /<br />

5 Ende wyst ons daer bouen<br />

dyns hemels vaders aenschyn<br />

ghebenedyden / ende Louen<br />

zullen vvyt / eeuwich zyn<br />

O heere goedertiere<br />

10 O zoete christe die /<br />

bermhertich zyt in hu maniere<br />

O zuene der maeghet marie<br />

Princelic god ghepresen<br />

onse vrome verwinder Coen<br />

15 vvilt onslieden behulpich wesen<br />

v<strong>van</strong>t zonder hu / mueghwy niet doen<br />

[Dus Concluderende / wierd weder varsch voorwaer]<br />

36<br />

Dus Concluderende / wierd weder varsch voorwaer<br />

den tydt / en dochte my niet te langhe<br />

dat maria / gods helighe moedre eerbaer<br />

20 maeght voor tbaersen / int baersen / zuuer claer<br />

ende oock der naer<br />

ick groeten zou / met eenen Liefmoedighen zanghe /<br />

Aue Maria<br />

Vpden voys<br />

Gheldeloos ghy doet my Pyn<br />

ghy doet my pyne dooghen<br />

Maria speghel der oetmoedt<br />

ick nv te huwaerts keere<br />

die zyt vul gratien / Weist ghegroet<br />

30 Met hu / es den uppersten heere /<br />

+ Ghebenedydt zyt ghy Certeyn<br />

Bouen al ander vrauwen<br />

naer tbaersen / bleeft ghy maeght gheel Reyn<br />

gheen weedom / mocht hu dies verflauwen<br />

5 Ghebenedydt zy oock de vrucht<br />

in hu buucxken ghedreghen<br />

dats iesus Christus voor wien dat vlucht<br />

den helsschen vyandt / Tallen weghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 3 v<br />

+ 4 r


Salue Regina<br />

vpden voornoomden voys /<br />

Conyghinne Weest ghegroet<br />

der ontfermherticheden<br />

Ons leuen / zoetheyt / end hope goet<br />

ghegroet weist noch in eeuvvicheden<br />

15 Maria thuwaerts Roupen nv<br />

om met hu mueghen wuenen<br />

Wilt / voor ons bidden / Bidden wy hu<br />

wy ballynghen / als Eua zuenen<br />

Tot hu zuchtende Roupen noch<br />

20 met Weenende vermaenen<br />

Bidt voor ons huwen zuene doch<br />

die leuen hier int dal <strong>van</strong> traenen<br />

End ons aduocate weist<br />

keert tonswaerts huwen ooghen<br />

25 de vrucht dyns buucx diet al gheneist<br />

naer tsleuens hende wilt ons tooghen<br />

O goedertierenste marie<br />

O zachtmoedichste mede<br />

O zoetste bidt dat ons gheschie<br />

30 die alder meeste zaelichede /<br />

37<br />

++ Gods baerseghe Bidt clouck en fyn<br />

elck onser zonder tvvist // zy<br />

en tsaemen weerdich mueghen zyn<br />

der goe beloftenessen Christi<br />

[Vp dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe]<br />

5 Vp dat myn voornemen bet wierde ten voortghanghe<br />

wierd anderwaerf verwect / tvvilde zyn was myn dyncken<br />

dat ick dheere god / Binden eerdschen be<strong>van</strong>ghe<br />

zou Tnaeruolghende Kyrie eleyson / en Lof schyncken<br />

Vpden Voys<br />

Adieu ghenouchte solaes en vruecht<br />

met al dat ghij vermuecht /<br />

Lof god drievuldich almachtich eeuwich goet<br />

Wien dat elck louen moet<br />

groote ghenaede doet<br />

+ Fol. 4v, r. 8 ‘Kyrie eleyson’, 10-11 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 4 v


15 ouer tgheel mensschelicke gheslachte<br />

hemel ende eerde ghy wel Regiert<br />

Bermhertich ghemaniert<br />

ghenaede ghy hanthiert<br />

Niet / en esser buten huwen machte<br />

20 vvie thuwaerts doet / om hulpe clachte<br />

met ghenadighen / crachte<br />

ghy die anhoordt<br />

En duer hu beloofde woordt<br />

ghenaedich Rechtevoort<br />

25 Eeuvvich ghy int ghedueren blyft<br />

eeuwich zonder tydt<br />

die alle dieren voedt en lyft<br />

God ghebenedydt<br />

38<br />

En ware duer hu groote ghenaede ziet<br />

30 die ghy daghelicx biedt /<br />

+<br />

wy waeren tsaemen niet<br />

heere god <strong>van</strong> israel groot eersame<br />

de zunne <strong>van</strong> gratien tonswaerts vpRyst<br />

den Rechten wech ons wyst<br />

5 dyn crachtich woordt ons spyst<br />

gheestlick en Lichaemlick duer huwen name<br />

Themelsch firmament alsoot betame<br />

tonser alder vrame<br />

vp dat de menssche zy<br />

10 zyn cours laet hebben ghy<br />

hu dies eeuwich Louen wy<br />

en waere duer hu Rechter handt<br />

die ons doet duecht<br />

Alle vleesch wierde zaen stof en zant<br />

15 Want ghyt vermueght<br />

Lof god der heyrCrachten <strong>van</strong> israel<br />

god der goden nyemandt el<br />

mach ons te doene wel<br />

zonder wien mach yemandt yet doende wesen<br />

20 duer huwer ghenaeden groot ghetal<br />

hier inder traenen dal<br />

vruchten der eerden al<br />

gheeft bloeysel en groeysel heer god ghepresen<br />

Wat ons noodzaeckelick bouen desen<br />

25 es tot ons ghenesen<br />

dat ghenaedich consenteert<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 5 r


Wynter zomer passeert<br />

wederom nieu ordonneert<br />

met zonne mane ende sterren<br />

30 ghy dach en nacht verlicht<br />

Dus * lof <strong>van</strong> by end oock <strong>van</strong> verren<br />

zy hu ghesticht /<br />

39<br />

B. Godsvruchtich louen hu god almachtich sterck<br />

<strong>van</strong> al hu wonderlick werck<br />

35 ghedaen in tsweerelts Perck /<br />

+<br />

ende doet noch daghelicx in allen steden<br />

voor wien hemel eerde end helle vreest<br />

zonderlynghe hu louen meest<br />

Warachtich inden gheest<br />

5 O god ghy ons hooft zyt / en wy hu leden<br />

die ons ghestelt hebt in paeys en vreden<br />

duer veel ghenadicheden<br />

claer goddelick aenschyn<br />

die vp elck termyn<br />

10 Bouen al hu wercken zyn<br />

Christo huwen zuene wy danckynghe doen<br />

knyebughelick expres<br />

duer gods ghenaede onslieder Rendzoen<br />

int cruce worden es<br />

15 A. Die ons verleent ons daghelicx broodt<br />

huut huwer ghenaeden schoot<br />

vrouch en spaede tonser noodt<br />

ons hebbende hu zeluen voor ghifte ghegheuen<br />

gheene ghenaede tonswaerts vpspent<br />

20 Want tot des weerelts hend<br />

ghenadelick omtrent<br />

vvilt ons heer god zyn by ghebleuen<br />

Alleene wech waerheyt ende Leuen<br />

voor tsatanitich beuen<br />

25 ons vroom bystaet<br />

Lof bouen Lof ontfaet<br />

vergheuer onser mesdaet<br />

// duer Iesum christum hu zuene claer<br />

huwe Liefste bemint<br />

30 thuwer Rechter handt zittende daer<br />

huwe gramschap verwint<br />

* Hoofdletter ‘D’ over een eerste, doorgehaalde ‘dus’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 5 v


40<br />

Glorie danck eere end eeuvvich lof<br />

zonder scheeden der of<br />

bieden wy zondaers grof<br />

35 heere god vader almachtich eene<br />

++<br />

hu zuene die Christus name draeght<br />

zy glory oock ghewaeght<br />

en daer naer onversaeght<br />

den helighen gheest / hooghwyser gheene<br />

5 zoo die glorie was ghemeene<br />

eeuwich groot niet Cleene<br />

int hemelsch be<strong>van</strong>ck<br />

en blyft zoo eeuwich lanck<br />

eeuvvich zonder verghanck<br />

10 // Ghy die zyt Alpha end O<br />

zonder beghin<br />

Elck bughen moet thuwen ghebo // hoe edel zin /<br />

Ofte<br />

Heer god die ons voor plaeghen grief<br />

15 daeghelicx beschermt<br />

Alle die hu hebben met herten Lief<br />

doch vastgheloouich vermt /<br />

Myns testaments beghin<br />

zoot my Viel In.<br />

Woensdach 14 Meye<br />

Anno .1561.<br />

Nu neghene goddinnen musicale<br />

my adsisteert binder eerdsche pale<br />

dat ick voortghae in Rhetorycke<br />

25 zonder dyn hulpe speciale<br />

++<br />

ende Isocrates zoete strale<br />

ick moet bezwycken<br />

in myn betraepen<br />

Eschines Comt huut huwer zale<br />

5 Hyperides ende int generale<br />

Lelius Wilt my bestrycken<br />

Cicero Comt oock tmynen verhale<br />

Cerbo dat dyn vloeyende tale<br />

(eer dat ick fale)<br />

10 My hulpich mach blycken<br />

// Ach / anderssins zonder hulieden practycken<br />

+ Fol. 6 r, r. 18-21 onderstreept.<br />

+ Fol. 6 v, r. 1 ‘Isocrates’, 4-8 (beginwoord), 12 ‘Homerus’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 6 r<br />

+ 6 v


41<br />

met my zo moet Homerus slaepen<br />

Nietmin als een <strong>van</strong> Rhetorica discipelCnaepen<br />

ongheleert brooschEerdich<br />

15 end als die naer de conste mach gaepen<br />

zalder naer tasten // Int Componeren<br />

al bem icx nochtans om die zyn anveerdich<br />

inEpt end onweerdich<br />

Ende naer den simpelen styl dicteren<br />

20 Elck mercurialiste / Mineruiste<br />

ende yeghelick Artiste<br />

daer Rhetorices gratien inne floreren<br />

Bidde dat zyt danckelick<br />

al crepelet manckelick<br />

25 Willen de ionste voor daet accepteren<br />

[Vp eennen Moorghenstondt deed ick Reecxsele]<br />

Vp eennen Moorghenstondt deed ick Reecxsele<br />

naer myn Lichaems custode / langhe ghekeken<br />

ick streeck myn ooghen met nuchter speexele<br />

ende hebbe my inde Luwers ghesteken<br />

30 de wel ghecleede / heeft noyndt pand bezweken<br />

Ick gaeptte ick gheeude ende ick greep<br />

myn angordynghe druckmoedich ghefaest<br />

++<br />

Myn maghe pufte en myn buuckvueghel peep<br />

zy hadde gheerne gheweist gheAest<br />

hy wuent wel / die den backer wuent naest<br />

Cort vpghespoelt zonder veel lanck gheslips<br />

5 zoud ic dronckaerts Pater nostre Lesen<br />

tvvas in myn buerse zulck wonder Eclips<br />

ken zacher een Cruce niet in / mids desen<br />

zo de zaecke ghebuert / zen mach anders wesen<br />

Hoe docht Ick niet te vyndene een Inckel placxken<br />

10 tvvas vp therte een pacxken // naer myn verstandt<br />

doe zocht ick naer myn Iaer almanachxken<br />

tot dat ict emmers ghecreegh in dhandt<br />

Tes te laete waeter ghebrocht naer Brandt<br />

Zouckende ghijnck icker toe zitten zaen<br />

15 om weten vermist inden gheest ghequelt<br />

in wat planete ick was vpghestaen<br />

Tvvas Woensdach xiiij. meye ghetelt<br />

Tes cranck betrau diet vp tmaneloop stelt<br />

+ Fol. 7 r, r. 17 ‘Woensdach... meye’, 27 ‘Brachius homo’, 28 ‘prope taurum’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 7 r


42<br />

Vp ascentioens avendt int iaer gheIuust<br />

20 XV c Eenentzestich ghescreuen<br />

ziende waer de mane was / ick was ontCruust<br />

Ick <strong>van</strong>dse int teeckene gemini bleuen<br />

Planeten zijn de qua quaet / en goet / die wel leuen<br />

De mane in Gemini ic creegher in verwaermen<br />

25 eylaes docht ick dits gheen planete goet<br />

en mids die planete meest Regiert de Aermen<br />

als Brachius homo <strong>van</strong>d ick my ghegroet<br />

wie prope taurum es / Es een aerm bloedt<br />

Doch gemini wel eens myn Aermen bedwanck<br />

30 Twas voor my een quaet planetich teecken<br />

++<br />

want al beyd ick totter zonnen onderghanck<br />

zen consten myn handen gheen ghelt doen Reecken<br />

Tes verloren gheschuuffelt / als tpeerd niet wil zeecken<br />

Flauhertich dies zynde alf leuende doodt<br />

5 weewytich my drie occasien deerden<br />

ken hadde in huus Ghelt bier noch broodt<br />

myn leden huer moeders buuck begheerden<br />

zulck zouct blaeu excusen <strong>van</strong> cleender weerden<br />

Ick weynsschte zoo de kynderen tzegghene pleghen<br />

10 verlost end int papen pitken te zyne<br />

fantazie bespranck my / en Ick vachtter tseghen<br />

pacientie trooste my inde Pyne<br />

Tscheipken moet volghen / de treckers lyne<br />

Diueersche ghepeynsen ieghens my vphiefuen<br />

15 ydelbuersich was / ick <strong>van</strong> twyf begreynst<br />

entwat zouckende / <strong>van</strong>d ick onder myn briefuen<br />

daer in stondt ghescreuen / Ick lyd ongheveynst<br />

Memorare nouissima / vp dyn huuterste peynst<br />

Ick beghonst om veel vreimde ghezellen // dyncken<br />

20 die zomtyds waeren / als ick waen bestreden<br />

dus peynsende / zo hoord ick de bellen // Clyncken<br />

datter een <strong>van</strong> dien was haest ouerleden<br />

de doodt spaert nyemandt / in tsweerelts steden<br />

Ende inden gheest wierd ick verwect mids dien<br />

25 huut Liefden om bede noch oock om ghiften<br />

+ Fol. 7 v, r. 6 ‘Ghelt ... broodt’, 29 ‘Heer ... Rubs’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 7 v


dat ick hadde ghekent menich goet ingien<br />

elck huerer poetich goet Rhetoricien<br />

die dus te stellene by gheschriften<br />

Refereyn<br />

43<br />

Heer gillis Rubs priester / der consten voedere<br />

30 ende Religieux Ten zoetendale<br />

++<br />

heer Ian de Rue / gheboren <strong>van</strong> eender moedere<br />

ghevppert binnen der Rhetorycken zale<br />

heer claeys bollaert / priester der kercke cathedrale<br />

<strong>van</strong> sint saluators gheestich zangher bekent<br />

5 Meester Steuin <strong>van</strong>den gheenste / Int speciale<br />

goet componiste int moraliseren gent<br />

ian de scheerere Laureyns bardt waeren excellent<br />

dese consten de conste artistich oorbooren<br />

heer thilman samuel int graeu broers Convent<br />

10 v<strong>van</strong>delde der consten een weynich omtrent<br />

Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />

Cornelis coolman Pieter de mil brugsche clercken<br />

cornelis eueraert Clerck <strong>van</strong>den ardchieren<br />

Iacob kempe / andries de smet / dese deden wercken<br />

15 gheestich beraeyt met tshelichs gheest vlercken<br />

de conste consten zy Reynmatelick hanthieren<br />

Pieter maertins had oock gracieuse manieren<br />

die voor devyse schreef / Buerse zonder ghelt<br />

in Spaert niet meer / deed hy constich logieren<br />

20 niet een letter meer noch min / dan zyn name spelt<br />

Iooris hellinck heeft menich fraey liedeken ghestelt<br />

voysich / anghename <strong>van</strong> veel volcx int hooren<br />

Pieter <strong>van</strong>der helst / dient oock mede ghetelt<br />

maer hoe constich / de doodt heeft ze neder ghevelt<br />

25 Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />

Boudevvyn <strong>van</strong> cokelare tegheldecker was hy<br />

een zeer goet florateur / ende bourdich mede<br />

guyoot <strong>van</strong>der Reviere / quam oock ter consten by<br />

ghestelt meneghe leysse / wel weten wy<br />

30 obseruerende maetlick de musicale snede<br />

ian moenaert clerck ten vryen zomtyts wat dede<br />

tsint donaes an Iooris verdonct cappelle daer<br />

hanght een lof / ter eeren <strong>van</strong>der drievuldichede<br />

Twelck by hem ghemaect es / ouer menich Iaer<br />

+ Fol. 8 r, r. 1, 3, 5, 7, 9, 12-14, 17, 21, 23, 26, 28, 31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 8 r


44<br />

++ Iacob huussins was een goet personnaidge / maer<br />

Alaerd appe / franssoys boucke / deden druck verstooren<br />

Wouter blasen / oock een Redenlick facteur voorwaer<br />

alst god belieft / als nuetien / moet Ick volghen naer<br />

5 Ad patres nostros / zyn dese vooren<br />

Prinche<br />

Daer was oock Claeys <strong>van</strong> belle<br />

goet musicien / zangher in diueerssche chooren<br />

al te bourdich cluchtich / was hij <strong>van</strong> voortstelle<br />

10 zo goet een theerknecht / maer watmer of Relle<br />

Ad patres nostros / Es hy oock vooren<br />

Doch om niet vergheten meester maertin de busere<br />

weert gheRegistreert tzyne in dese ferie<br />

hy wasser eens / Oock gheworden verhusere<br />

15 heeft me helpen spelen / menich schoon misterie<br />

gheschict bouchouder / verstaende zyn materie<br />

Weder docht ick zyn die zoo monster ghepasseirt *<br />

met dier laetst ghecloncken was / heb ick ghefantazeirt **<br />

omme naer mollengys legher te treckene<br />

20 hedent hem / moorghen my / (hoe langh gheRengneirt *** )<br />

mach my de doodt oock pynen te neckene<br />

ieghens tsdoods comste clynctmer gheen beckene<br />

Dus ghemerct dan / het zy gheen zeker Rentken<br />

ter weerelt Rusten / vp een onzeker Lene<br />

25 zo peynsd ick om stellen dit weeck testamentken<br />

ende nammer eennen moed in Rasch Vp // En // Dene //<br />

elck zie dat hy Rechte / zyn carreken mene<br />

Maer eer ick componerende zou voorder passeren<br />

nopende myn testaments ydele zaecken<br />

30 zo quam my zoo my docht den gheest inspireren<br />

dat ick met een oetmoedelick Contempleren<br />

noch / alder eerst zoude dit Liedeken maecken<br />

ende zynghende Craecken /<br />

+ Fol. 8 v, r. 1-3, 7 (namen) onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘ghepasseert’; veranderd in ‘ghepasseirt’.<br />

** Oorspronkelijk ‘ghefantazeert’; veranderd in ‘ghefantazeirt’.<br />

*** Oorspronkelijk ‘gheRengneert’; veranderd in ‘gheRengneirt’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 8 v


+<br />

In te domine speraui<br />

.Psal. 30<br />

Vpden Voys<br />

Och moeder zeyt zou moeder<br />

Ick comme / tot hu om Raedt /<br />

In hu heer hooghst <strong>van</strong> namen<br />

heb ick myn hope gheleyt<br />

en laet my niet beschamen<br />

doch inne der Eeuvvicheyt<br />

10 in hu Rechtueerdichede<br />

vvilt my verlossen vry<br />

om my verlossen mede<br />

comt haestelick tmynder vrede<br />

End hu ooren buught tot my<br />

15 Weist my heer god almachtich<br />

tot een beschermer gheplucht<br />

maect my behouden crachtich<br />

in een huus der toevlucht<br />

want myn stercte alleene<br />

20 ghy ende myn toevlucht zyt<br />

end om hu name Reene<br />

zult my leeden huut weene<br />

End vpvoeden talder tydt /<br />

Ende ghy zult my leeden<br />

25 duer hu hooghverRysen groot /<br />

huut dien streck tsvyands spreeden<br />

der onvoorzienegher doodt<br />

Twelck streck zy my met liste<br />

hebben verborghen daer<br />

30 maer zoo ick oyndt wel vviste<br />

eer ick verghae te quiste<br />

zyt ghy myn beschermere claer<br />

In huvven handen heere<br />

Beuelic dies mynen gheest<br />

+<br />

ghy hebt my verlost zeere<br />

god der warachticheyt meest<br />

// Ende ghy wilt versmaeden<br />

al ydelheyt onghemaniert<br />

5 die gheen proffyt Can Raeden<br />

maer Inbrynght groote schaeden<br />

Al de ghuene diese hanthiert<br />

45<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

9 r<br />

+ 9 v


Inden heere ghenaedich<br />

heb ick ghehoopt Clouck en fyn<br />

10 daer om zal ick ghestaedich<br />

verblyden en vroyelick zyn<br />

Dancbarich in myn daeghen<br />

in huwe bermherticheyt groot<br />

duer myn oetmoedich claeghen<br />

15 myn ziele naer hu behaeghen<br />

verlostet ghy huter noodt<br />

End hebt my niet besloten<br />

in mynder vyanden bewelt<br />

myn voeten / Onverdroten<br />

20 hebt / in een bree plaetse ghestelt<br />

vvilt myns ghenaedich wesen<br />

v<strong>van</strong>t worde ghequelt alsnv<br />

myn ooghe bouen desen<br />

toornich verstoort gheresen<br />

25 ziel en Lichaem Claegh Ick hu<br />

Want In tsdroufheyts omgorden<br />

zo esser myn Leuen verghaen<br />

myn cracht / es cranck gheworden<br />

verstoort dies myn beenen staen<br />

30 Bouen al myn vyanden<br />

gheel myn ghebuerschap omtrent<br />

Bem ick tot mynder schanden<br />

een vreese tallen Landen<br />

voor hemlieden nv bekent<br />

35 Die my <strong>van</strong> buten zaeghen<br />

die vloden <strong>van</strong> my terstondt<br />

vergheten tallen daeghen<br />

+<br />

gheel in huer hertsen grondt<br />

Ick bem worden versteken<br />

zoo een bedorfuen vat zy<br />

Want ick heb hooren spreken<br />

5 mesprysende ghebreken<br />

die veel waeren omtrent my<br />

Als zy my dus Anquamen<br />

hilden zy Ieghens my Raet<br />

en dochten al te zamen<br />

10 myn ziele / Te doene quaet<br />

in hu hoopt ick eenpaerlick<br />

en zeyde / ghy zyt myn god<br />

46<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 10 r


myn tyden openbaerlick<br />

zyn in hu handen claerlick<br />

15 Naer hu willende ghebod<br />

Lost my <strong>van</strong> die Booswichten<br />

en mynder vervolghers onRecht<br />

en laet hu aenschyn Lichten<br />

doch heer ouer huwen knecht<br />

20 duer hu Bermhertichede<br />

behoudt my alsoot betaemt<br />

want ick anRiep hu mede<br />

dies heere tmynder vrede<br />

Laet my worden / niet beschaemt<br />

25 Beschaemtheyt moet ghebueren<br />

gheel dongoddelicke Iacht<br />

end in thelssche besmueren<br />

daer worden gheleed mesAcht<br />

En stom moeten zy blycken<br />

30 de valssche lippen / die<br />

gherechtheyt veronghelycken<br />

en grootsch houeerdich strycken<br />

zynde vul / verRaederie<br />

Hoe groot es zonder zoorghen<br />

35 die veelheyt der zoeticheyt<br />

<strong>van</strong> die ghy hebt verboorghen<br />

+<br />

die vreesen hu Magesteyt<br />

En ghy hebt int anschauwen<br />

den kynderen ongheslaect<br />

der mensschen / zonder flauwen<br />

5 die in hu vast betrauwen<br />

dese zaelicheyt vulmaect /<br />

En ghy zultse bewaeren<br />

in huwe bewaerynghe wel<br />

<strong>van</strong> die verstoorde schaeren<br />

10 der mensschen quaet ende Rebel<br />

en ghy zultse beschermen<br />

<strong>van</strong> alle quae tonghen boos<br />

en my daer Ieghens vermen<br />

hoe spytich dat zy termen<br />

15 v<strong>van</strong>t ghij zyt myn hulpe altoos<br />

Ghebenedydt manierich<br />

zy dheere die eeuvvich leeft<br />

47<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 10 v


zyn bermherticheyt vierich<br />

my wonderlick ghemaect heeft<br />

20 Als therte was zvvaermoedich<br />

ick sprack verworpen ick bem<br />

daer om hebdy my spoedich<br />

verhoort gheweest behoedich<br />

heere <strong>van</strong> iherusalem<br />

25 Den heere wilt beminnen<br />

ghy helighen ouer al<br />

die ghelooueghe zinnen<br />

hy zelue behouden zal<br />

die houeerdicheyt pleghen<br />

30 die zal hy verghelden stranck<br />

en ghy die tallen weghen<br />

tot hope zyt gheneghen<br />

Mannelick werct / weest niet Cranck<br />

Glorie zy den vader<br />

35 oock zuene en dhelighen gheest<br />

Een god zoo allegader<br />

+<br />

waert ghy in glorien meest<br />

En zult eeuvvich Rengneren<br />

gheel eeuwelick zonder tydt<br />

de weerelt zal Cesseren<br />

5 maer eeuwich domineren<br />

Zult ghy god ghebenedydt /<br />

[Voorts beghonst ick in myn doormter scryfuende stille]<br />

48<br />

Voorts beghonst ick in myn doormter scryfuende stille<br />

myn wyf huut om zurckel ghynck als de ghestoorde<br />

ick screef / En dit es myn huuterste wille<br />

10 alsoo hier naer volght <strong>van</strong> woorde te woorde<br />

oock maeckende myn staet met goeden accoorde<br />

Eerst als Ick ter weerelt zy ouerleden<br />

myn ziele / can <strong>van</strong> niet veel duechts berommen<br />

ick beveelze naer de hemelssche steden<br />

15 An god almachtich <strong>van</strong> daer zes ghecommen<br />

vvien god behouden wil / vvie zal die verdommen<br />

Vast gheloofuich weet oock dat myn verlosser Leeft<br />

end als ick metten dooden huter eerden verRyse<br />

dat ick hem dan de ghuene / die zonden vergheeft<br />

20 zal zien // ick die worden moet woormen spyse<br />

die hopende vp god betraut / doet als de wyse<br />

Zoo ick vast betrauwende doe eeuwich eeuwich<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 11 r


49<br />

want heere ghy hebt my Noyndt * gheloghen<br />

maer tzelfde belydende thuwaerts fleeuwich<br />

25 waert oyndt myn hulpe / dies betrauwende Leeuwich<br />

Thuwaerts spreeck ick / metter herten knyen gheboghen<br />

Refereyn<br />

Heere god die zyt myn sterckheyt ick moet hu beminnen<br />

myn verlosser myn vasticheyt ende toevlucht<br />

30 die oock zyt / twelck ick kenne met herte met zinnen<br />

+<br />

vp dat ghy tgheslachte des mensschen mocht winnen<br />

en tsvyands cracht dinnen<br />

der bloedegher Crucen boom zalichste vrucht<br />

Al wat ghy wildet doen in hemel eerde lucht<br />

5 inde zee / end in alle diepgrondeghe gronden<br />

dat hebt ghy ghedaen / en vougsaemich gheplucht<br />

v<strong>van</strong>t wat ghy oyndt daet / was wel ghedaen bevonden<br />

alle dynck / es hu oock mueghelick tallen stonden<br />

en gheen macht en esser / dan <strong>van</strong> hu god alleene<br />

10 die ons brooscheyt kendt / en vergheeft onse zonden<br />

duer hu name iesu christe <strong>van</strong> nasareene<br />

ende / dat ghy dies vermueght ick woormken cleene<br />

betrauwes my / die noch in deerdsche ste // gha<br />

dies houd ick hu te zyne int dal <strong>van</strong> weene<br />

15 Spes mea deus / A iuuentute mea<br />

God ghenaedich wien myn herte dancbaricheyt biedt<br />

ghy en hebt doch ghezonden alsoo wy lesen<br />

Christum huwen eeghin zuene inder weerelt / niet<br />

vp dat hy zoude / de weerelt verdommen ziet<br />

20 maer ghenadelick gheschiet<br />

vp dat de weerelt duer hem zou behouden wesen<br />

oock es ghecommen de zuene des mensschen ghepresen<br />

om behouden / tvvelcke was verloren aldaer<br />

en heeft ons huut grooter liefden ter causen <strong>van</strong> desen<br />

25 Reyn ghewasschen <strong>van</strong> ons zonden in zyn bloedt voorwaer<br />

in hem leuen wy / Roeren / en zyn in hem dats * claer<br />

heere god die gheen lust hebt in ons bederfuen<br />

naer onweder / maect datter volght stillicheyt naer<br />

en naer weenynghen / doet ghy verhueghen verwerfuen<br />

30 gheeft my tydt en vermueghen in tsweerelts erfuen<br />

om tRedenlick vuldoen / wien dat ick oynd de // scha<br />

dat bid ick hu / Want ghy zyt tot ick zal sterfuen<br />

Spes mea domine / A iuuentute mea<br />

* ‘niet gh’ is doorgehaald; ‘Noyndt’ erna geschreven.<br />

* Oorspronkelijk ‘voorwaer’, dat doorgehaald is; ‘dats’ is erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 11 v


+<br />

50<br />

+ Heere wilt hu handwerck doch niet versteken<br />

hu bermherticheyt / die zal eeuwich ghedueren<br />

hu erfghename bem ick in dhemelsche Reken<br />

Vader anhoort hu zuene knyebughelick spreken<br />

5 doet gratie leken<br />

ende laet my hulpe duer huwen name ghebueren<br />

heere weist ghenaedich myns tooght ghenaedeghe Cueren<br />

gheen ander god / es in dhemel noch vpder Eerden<br />

dan ghy / die my mueght helpen huut tzondich Trueren *<br />

10 en my bewaeren / <strong>van</strong> die oyndt myn val begheerden<br />

doch de zonden mynder Ioncheyt / of my die deerden<br />

god der goden / Abrahams god ghebenedydt<br />

ghedynctse niet / duer huwe doodt hooghst <strong>van</strong> weerden<br />

maer laetse zyn vergheten / my die ghenadelick quyt<br />

15 dat my niet in dyns toornegher gramschaps tydt<br />

tzweerdt huwer iusticien scherpste sne // sla<br />

dat bid ick hu almachtich god / Want ghy zyt<br />

Spes mea domine / A iuuentute mea<br />

Prinche<br />

20 Heere god almachtich Conynck sterck ende groot<br />

ghy die cont den conynghen zalicheyt gheuen<br />

die dauid huwen knecht verlostet huter noodt<br />

vvilt my aermer snoo knecht / duer hu wonden Roodt<br />

ende crucen doodt<br />

25 weerdich maecken / tbouck des leuens tzyn inghescreuen<br />

want onder hu almachteghe handt verheuen<br />

vvil ick gheerne my voughen / als knecht oetmoedich<br />

ende daer ick can huutwortlen tgroenzondich leuen<br />

niet huut vreesen / maer liefden huwer passie bloedich<br />

30 doch heere god myn ziele vvilt vvesen behoedich<br />

dat die in hu oordeel / niet tmynder onvre // sta **<br />

doet zoo ick hu betrauwe / die blyft voorspoedich<br />

Spes mea Domine / A iuuentute mea.<br />

Begravynghe<br />

Myn dood lichaeme / zynde <strong>van</strong> weerden gheene<br />

datmer me bedryfue gheen pompeuse maniere<br />

maer commet zoo / begraue / met een costken cleene<br />

5 te wetene tsint ianshuus inde Carniere<br />

Tcruce christi / zy myn standaert / en voor Baniere<br />

* ‘sneuen’ is doorgehaald; ‘Trueren’ is erboven geschreven.<br />

** Twee letters zijn doorgehaald op het einde <strong>van</strong> het woord.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 12 r<br />

+<br />

12 v


51<br />

Ryck oom doodt zynde / een <strong>van</strong>den brugsche publicanen<br />

Waer begraeven? / vp tghewyde niet / zoud Ic wanen +<br />

Neen waeromme / hy was openbaer wouckeraere<br />

10 Wats dan / de crucen / ghaen zomtyds wel voor de <strong>van</strong>en<br />

Light hy inder eerden / hy heeft plaetse waert waere<br />

EerdeRycke / es god des heeren / gheel teenegaere<br />

en de vulheyt <strong>van</strong> dien Al ghelyck <strong>van</strong> weerden<br />

Laet de doo / de doo begrauen / int openbaere<br />

15 al hadhy gheweist symoniacq int Claere<br />

Giezite moordenaere // Afgodiste tooueraere<br />

of die metten ouerspeelders / hueren naesten deerden<br />

Tlichaem was huter eerden / tmoeste weder inder eerden<br />

Veel Eerdsche pomp ick niet en begheere<br />

20 Thelpt de Leuende meer dan de dooden ziet<br />

datmer eenne vroylicke maeltydt smeere<br />

dat bid ick te achterlatene emmers niet<br />

Behoudens / datmer den aermen metdeelne Biedt<br />

Sterf Ick vooren / zo en wordtter gheen kiesen<br />

25 en myn weduwe darf niet te min verhueghen<br />

Want zou en zal zekerlick niet meer verliesen<br />

Schick ick dan vier lieden draeghen mueghen<br />

Wat vviltse veel traenooghen Slomme tueghen<br />

Dectze my met fluweele / eens naer myn doodt<br />

30 gheen zarck of ander stoffe begheer ick vp tlyf<br />

Twaer gheel verloren cost / wat waert oock noodt<br />

naect quam ic ter weerelt / en scheeder huut bloodt<br />

Nietmin / stelt ter discretie <strong>van</strong> die eens was myn wyf /<br />

+ Zeere veel schuldenaeren om tzyne onverduldich<br />

en zullen myn / weduwe niet breken thooft<br />

als ick tghelt ghaf Betaeld ick ghehuldich<br />

ende dat ick oock bem niet vele schuldich<br />

5 dat comt by ick en was noyndt veel ghelooft<br />

Eeneghe zegghen Als de mensschen steruen<br />

hoe Rycke hoe machtich zy zyn voorwaer<br />

<strong>van</strong> goede <strong>van</strong> ghelde Van gronde <strong>van</strong> erfuen<br />

ter weerelt moeten zyt al laeten daer<br />

10 Tes al ghaet vooren / wy volghen naer<br />

Maer Ick hope tzal anders met my gheschien<br />

dat ick myn gheestlick ghelooue zal mede draeghen<br />

twelcke <strong>van</strong> gheenen menssche zal worden ghezien<br />

ende achterlaeten / noch meer bouen dien<br />

15 dan voor duust guldens iuweelen en baeghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .26. April 1558.<br />

+ 13 r


Iaerghetyde ende bezet<br />

52<br />

Gheen Iaerghetyden begheer ick noch eenich beset<br />

voor dat doude besetten / eerst zyn ghedaen<br />

end oock houd ick my An tghemeene ghebed<br />

20 zo wordter zonder dienst / Noodt gheen capellaen<br />

Tsterck ghelooue doet de menssche ouer twater ghaen<br />

en duer een vier zaen<br />

Crunelettre<br />

Dats waer * // bey twaer goet datment zoo // wiste<br />

25 myn Cruunlettre Light in een lere Custode<br />

doch datmense slute me in myn dookiste<br />

machse my helpen als ick comme voor gode<br />

wat beters? als icxse me draeghe als bode<br />

Pardoenbriefuen<br />

30 Van pardoenbriefuen doe ick te wetene<br />

hebbende macht om verlossen huut dhelle.<br />

+<br />

en tontbyndene / huut des vagheuiers kethene<br />

inde vasten vleesch bueter eyers mueghen tetene<br />

zultter niet een vynden zoo ick telle<br />

Verslytinghe <strong>van</strong> schoen / om der naer te loopene<br />

5 vermochte mynen staet niet Ick vertelt<br />

al had icxse oock weten / tmywaerts te hoopene<br />

Noyndt en <strong>van</strong>d icker toe ghoet ghelt<br />

ken hebber oock niet iuuste / tbetrau vp ghestelt<br />

Wat zoud ick oock dordonnantien der heligher kercken<br />

10 eenichsins Laetten alsoo alterneren<br />

die wel doet hem volghen weldaets wercken<br />

tghelt doetter vele dolen in tsweerelts percken<br />

Onder tschyn <strong>van</strong> duechden veel zonden passeren<br />

Prochiepape<br />

15 Nu naer oude testamentelicke manieren<br />

myn prochiepape zoud ick gheerne beghauen<br />

maer wat weet ic / hoe ick my noch mochte Regneren<br />

of my een <strong>van</strong> dander drie elementen schoffieren<br />

Zo en weet ick niet / Waer ick mach worden begrauen<br />

* Oorspronkelijk ‘was’; ‘as’ is doorgehaald en ‘aer’ is erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 13 v


20 Dus bid ick hertelic by deser theme<br />

ende datmen hem emmers doe tghezech<br />

indien dat ick huter prochie vervreme<br />

dat hy doch de pacientie neme<br />

met dat hy heeft tanderen tyden wech<br />

53<br />

25 Nietmin hem / end al dandre oock capellaenen<br />

huutReeckers der heligher sacramenten<br />

in myn testament Can ick hu niet huutplaenen<br />

maer schyncke met een Liefmoedich vermaenen<br />

Tnaervolghende Refereyn met hu Adherenten<br />

Refereyn<br />

Dyns naesten huus zult ghy gheenssins begheeren<br />

noch eenich dynck (zeght den heere) dat hem toebehoort /<br />

+<br />

maer hebbende voedsels tot tslichaems theerren<br />

ende dexsels / Laet hu daer me ghenoughen voort<br />

want alle wie Rycdom willen zeylen an tboordt<br />

vallen in tsvyands streck end in becuerynghen<br />

5 in hinderlicke begheerten / met zinnen ghestoort<br />

dan verdryncken Int verdommen zyn zulcx ghebuerynghen<br />

Begheerlicheyt / es wortel <strong>van</strong> qua besmuerynghen<br />

duer welcke zommich hebben <strong>van</strong> tghelooue ghegleden<br />

end hebben haer zeluen / voor zoetheyt bezuerynghen<br />

10 ghemynghelt / in veel en diueerssche droufheden<br />

Maer ghy O mensschen gods / schuut dese zeden<br />

volght Rechtueerdicheyt ende godsvruchticheyt naer<br />

de liefde / tghelooue / metten wercken / vul vreden<br />

zachtmoedicheyt / end alle verduldicheyt zwaer<br />

15 zouct dat bouen es / ende daer Christus voorwaer<br />

eeuvvich zittende es / An die gods Rechter handt<br />

v<strong>van</strong>t goud ende zeluere / dats warachtich claer<br />

heeft veel mensschen bedoruen / ouer zee ende zant<br />

ende wie tot eerdsche zaecken voughen haer verstandt<br />

20 end om hebben / onverzadelick Raepen en scraepen<br />

tzyn vyanden <strong>van</strong> gods cruce / dies in wat Landt<br />

Quetst hu met gheen ghiericheyt heerders der schaepen<br />

Maer met gods woord / clouckmoedich dyn scaepkens bewaert<br />

om Rycke worden / Brynght hu in gheen verdriet<br />

25 Laet hu ooghen niet vlieghen duer ghiericheyts Aert<br />

tot Rycdom die ghy gheenssins mueght cryghen Niet<br />

Alle ghifte tonRechte te nemene vliedt<br />

in verzoenynghe <strong>van</strong> des doodslaeghers noodt<br />

duer ghiericheyt der afgoden dienst gheschiet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 14 r


54<br />

30 moeder es zou <strong>van</strong> veel wouckerynghen groot<br />

voesterghe <strong>van</strong> symonie / wiens diepgrondeghe schoot<br />

onverzaedich / Nemmermeer / zeght tes ghenouch<br />

tghelt es der buersen spyse / gheen vleesch noch Brood<br />

en ghiericheyt es hongher der herten spa en vrouch<br />

35 Priesters clercken costers / Boeren achter den plough<br />

+<br />

End alle die ter weerelt hebben Regiment<br />

Iudas buerse hemlieden noyndt en verwouch<br />

ghiericheyt es In thooft <strong>van</strong> hem allen bekendt<br />

Tfy zotten / die begheerd / dat hu hinderlick schendt<br />

5 als begheerlicheyt / ontfanghen heeft in huer gronden<br />

zulck wien zou es durstich by onghespent<br />

dien baerst zou / ende die brynghtse voort zonden<br />

En die zonden zynde vulbrocht bevonden<br />

die brynght voort de doodt in meesters en cnaepen<br />

10 dus / eer hu ter hellen weghen ghelt ghiereghe ponden<br />

Quetst hu / met gheen ghiericheyt heerders der schaepen<br />

Om hebben elcx handen staen open om ghierichst<br />

brynght ghelt brynght ghelt / al der zulcker bellen clyncken<br />

de lanckghehaerde en gheschoorne / zyn al om vierichst<br />

15 om schoon zwaergheRonde munte / es al huer dyncken<br />

Alsser bucht in dhandt es / ghewillich zy flyncken /<br />

gheerne tes al thuwen besten / zo zegghen zy dan<br />

en eist een schamel kyndsbedde / zonder beschyncken<br />

Ick zalt doen zegghen zy / en ick moete cryghen Can<br />

20 Och tot dese spreect dus god den heere An<br />

Wie esser onder hulieden die sluut de dueren<br />

end ontsteect myn outaer in myns tempels ghespan<br />

om niet / en zonder loon yet laeten ghebueren<br />

zelden yemandt / Want meest der mensschen Cueren<br />

25 houden in <strong>van</strong> vele nemen ende Lettel gheuen<br />

nochtans zalegher tallen tyden ende hueren *<br />

zal het gheuen zyn / bouen het nemen verheuen<br />

Wie tgoud lief heeft / wordt ongheRechtueerdicht bleuen<br />

v<strong>van</strong>t ghebreck laeten zy den behouueden Lyden<br />

30 goud en zeluer dwynghtse / tot een eerghierich leuen<br />

al zoudser omme thien peerden den hals ofRyden<br />

maer ouerdochten zy dese brooscheerdsche tyden<br />

naer Rycdom zouden zy niet zo ghulselick gaepen<br />

dies Raed ick dat hu ziele mach eeuvvich verblyden<br />

35 Quetst hu / met gheen ghiericheyt / heerders der schaepen /<br />

* Oorspronkelijk ‘Tyden’, dat doorgehaald is; ‘hueren’ met grijzere inkt erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 14 v


++ Princhelicke<br />

55<br />

Heerders gheestelick weerlick<br />

ghiften die verblenden des Rechters ooghen<br />

om ghiften tontfanghene / weist niet begheerlick<br />

5 of ghy bedrieght hu zeluen end andere deerlick<br />

ghiften deden giesy Melaetscheyt ghedooghen +<br />

naer die ydelheyt vvilt hu gheenssins pooghen<br />

die hu baeten noch verlossen can / hoe ghyr om waect<br />

ziet dat ghy <strong>van</strong> tsheeren tempel in dyn ghierich tooghen<br />

10 gheen speloncke der moordenaeren en maect<br />

Coelt matelick den moet die zoo heet ghierich blaect<br />

tes beter een weynich met vreese des heeren<br />

dan een groot schat daer menich menssche naer haect<br />

en de welcke nochtans doet onRuste vermeeren<br />

15 maer hoort / te wat schat wy ons zullen keeren<br />

vergaedert hu schat in dhemelssche Erfuen<br />

dus heeft ons meester christus zekerst willen leeren<br />

schat / daer die Roest noch motten zullen bederfuen<br />

en daer diefuen gheen gravynghe naer verwerfuen<br />

20 en connen / om stelen / hoe datzyt betraepen<br />

ende Rycdom / die hu niet can afcoopen tsterfuen<br />

Quetst hu met gheen ghiericheyt / heerders der schaepen<br />

Cloosters en kercken<br />

+<br />

Wat zoud ick veel stellen Cloosters of kercken<br />

25 naer myn doodt / eist myne niet / zoo zegghen zy<br />

gheef Ict in myn leuen / Tot een verstercken<br />

metter waermer handt / en esser twyf by<br />

Tbloedt vercruupt / dies vercoud tgheuen in my<br />

Nochtans om de maniere zal ick my vercoenen<br />

30 ende wil de vier oordenen zyn ghedachtich<br />

meer dan thien Iaeren / naer huerlieder sermoenen<br />

heb ick gheleeft / dat es waerachtich<br />

Al bem ick als menssche anders Lueghenachtich<br />

Graeu Broerkens<br />

Eerst de graeubroerkens ten brande stoutst<br />

naer Christus gheboorte Twaelf hondert zes Iaer<br />

wierd doorden inghestelt / dies zynse oudtst<br />

5 en der predicaeren oordene voorwaer<br />

Beghonste omtrent Elleuen Iaeren der naer<br />

+ Fol. 15 r, r. 6 ‘giesy’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 15 r<br />

+ .4. Regum 5.<br />

+<br />

15 v


56<br />

De oordene der Augustinen befaemt<br />

achtenveertich Iaeren doe naer dat pas<br />

de caermers oorden / onse vrauwe broeders ghenaemt<br />

10 Achtentvvyntich Iaer daer naer / zoot lest betaemt<br />

als de ioncxste <strong>van</strong> vieren doe inghestelt was<br />

Maer doordene des huwelicx bin tsweerelts bedelfue<br />

omme zaet vermenichfuldeghen zoo begrepen<br />

heeft god almachtich inghestelt / en ghemaect zelue<br />

15 (Vp datter veel oncuusscheyt by ommewelfue)<br />

Naer dat hy de weerelt wel hadde gheschepen<br />

Aluooren dies deerste ghedachtich / dander oock<br />

mids dat icker eens an deen zyde doock<br />

vp dat elck huerer tmywaerts claghe spaert<br />

20 es tmynent ghelt / dat noyndt haer handen Roock<br />

dat zyt Commen haelen voor een thonne Waghebaert /<br />

De predicaeren<br />

+<br />

Myn zeuen spelen <strong>van</strong>den helighen sacramente<br />

By my Tanderen tyden gheComponeert<br />

25 ghedaen spelen binder voorkercke <strong>van</strong>den convente<br />

heb ick hemlieden te gheuene gheordonneert<br />

indient myn weduwe Accoodeert<br />

Elck zonderlynghe spel staet ghecoteert<br />

zoo elck ghespeilt was in diueerssche iaeren<br />

30 Biddende als ick den weerelt zy ghepasseert<br />

Myn ziele in huer bedynghen me zullen paeren /<br />

Ghilde onser vrauvven hoeyken<br />

Dese ghilde daer ick bem ghildebroeder Inne<br />

int zelue convent tonser vrauwen outare<br />

gheef ick tnaeruolghende Lof met ionsteghen zinne<br />

5 Want ick huer om Christus name beminne<br />

Ghebenedydt bouen allen vrauwen vruchtbare<br />

Lof<br />

Van Maria diemen eeuwich moet prysen<br />

Want heeft voortbrocht tzondaers medechijne<br />

10 Alle dhooftletteren iuuste bewysen<br />

het gheheele Aue maria in Latijne<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

16 r


. 1544 .<br />

57<br />

Ave Ic groete / hu zoete // Boete // In Rauwen<br />

Maria vroedste // ghegroetste // ghemoetste // melodie<br />

15 Gracelick ghespruut // huut // iesse iuut // bouen vrauwen<br />

Ia zuver Reyne // Pleyne // fonteyne // Marie<br />

Puer ghewaecht // moeder maeght // die draeght // gods clercgie<br />

Lene alleene // in Weene // Eene // aduocate<br />

Als gheloont // gheCroont // ghetroont // in gods heerscappie<br />

20 Doch wiens Iuecht // vruecht // duecht // daer es vrouch en laete<br />

Machtich // waerachtich // ende Crachtich // in staete<br />

.I. Ryckelick // Blyckelick // onghelyckelick // schat<br />

Nu ghebenedydt // zijt // Talder tydt // ende daete<br />

Schoon vruchtbaerste // zebaerste // end eerbaerste // vat<br />

25 Tempel troon niet min // daer salomon wys zin // in// zat<br />

Cuusschende al wat // dat // brat // sneefde / zondich vp groeyende<br />

Lof moeder maria / vul gratien vloeyende /<br />

Vyolette // nette // zonder smette / oyndt bewaert<br />

Minlick fier // Roozier // en bestier // alder gratien<br />

30 Benemende groot // noodt // eer tvolck stoot // bezwaert<br />

Dicw ils verhit // dit // verbidt // tsweerelts statien<br />

Ta melick wondere // byzondere // ondere // Natien<br />

+<br />

Tresoor // oorboor // ende // oock Restoor // bedeghen<br />

Van al // ons mesval // in dit dal // <strong>van</strong> dolatien<br />

In weerde // vp deerde // gods begheerde // hier tieghen<br />

Mach niet // ziet //yet // thuwer ghelycke verweghen<br />

5 Vry spegle // zegle // ende Regle // om leuen<br />

Liefue vrauwe // ghetrauwe // ten flauwe gheneghen<br />

Raedt verwecxsels // dexels // of trecxsels // voor sneuen<br />

.I. olyfboom ghetelt // int velt // ghestelt verheuen<br />

Beseuen // ghescreuen // ghebleuen // Reyn bloeyende<br />

10 Lof moeder maria vul gratien vloeyende * /<br />

V gracieux // precieux // ende Amoureux // wesen<br />

Schoon Roede // <strong>van</strong> voorspoede // Tallen goede // gheport<br />

Et dwynght // tonderbrynght // ommeRynght // by desen<br />

Beneden wel // snel // tsvyands voortstel // vp en cort<br />

15 Dauids nichte // vroom ghestichte // met lichte // begord<br />

.I. slot // daer god // groot ghebod // dede huut Minnen<br />

Crachtich pylaer // daer // mesbaer // tzondaers by blyft gheschort<br />

Tusschen tsvaders Raedt // en adams quaet // zaet // Binnen<br />

Fraey lof <strong>van</strong> Cherubinnen // seraphinnen / zanttinnen<br />

* Oorspronkelijk ‘b’ voor ‘vloeyende’, die doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 16 v


58<br />

20 V dies ghebuert // onghetruert // twelck gheduert // zonder hendt<br />

Casteel // gheheel // Pryeel // ne gheenssins om winnen<br />

Touf gheseyt // die wel greyt // der triniteyt // omtrent<br />

Vwer vrucht // elck dynck ducht // eerde Lucht // firmament<br />

Soo gent // beghent // ghespent // was hu god bespoeyende<br />

25 Lof moeder maria / vul gratien vloeyende<br />

Vroyelick princesse // meestresse // voogdesse<br />

Eerzamer // bequamer // ghenamer // nye ghewrocht // was<br />

Natuerlick // figuerlick // schriftuerlick // Clercgesse<br />

Troost custode // die <strong>van</strong> gode // By bode // verzocht // was<br />

30 Iae dyn wesen // ghepresen // huutghelesen // bedocht // was<br />

Soo eer twoordt // Accoordt // brochte voort // Creatuere<br />

T doen dyn oetmoeds zede // dede // dat vrede // vulbrocht // was<br />

Vry wyse Sara // Rebecca // Saba // schoon natuere<br />

In dancke // vruchtbaer Rancke // neimt myn crancke // factuere /<br />

+<br />

Iesus voesterghe // Coesterghe // Bidt dat al wel zy<br />

Christus corporale // zale // principale // Partuere<br />

Als ghevonden // Tallen stonden // <strong>van</strong> zonden vry<br />

Maeght voor tbaersen // in tbaersen // en naer tbaersen // ghy<br />

5 En waer by // my // te dy // noch om zegghen bem moeyende<br />

Lof schoone maria / vul gratien vloeyende<br />

Augustinen broeders<br />

De Augustinen broeders datse duecht gheschie<br />

ende ouer my niet Te zeere te claghene<br />

10 gheef ick eennen vossesteert / ofte besemens drie<br />

Ten fine <strong>van</strong> huerlieder bestouen Librarie<br />

die Lettel betorden es / nochtans te vaeghene<br />

Maer ter eeren <strong>van</strong>den convente aldaer<br />

ion ick hemlieden gheen pecuniel ghewin<br />

15 v<strong>van</strong>t icx niet en vermach huut myn buerse / maer<br />

vp dat ic stae in huerlieder bedynghe / beghin<br />

inden ommeghanck / zoo ghy tconvent comt In<br />

heb ick hemlieden eens gheConponeirt<br />

Bediet der glaseveynstren In Rhetorica zin<br />

20 zoo dauids historie schriftuerlick accordeirt<br />

Achterlatende Copie ieghens toude Corrumpeirt /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 17 r


Prologue<br />

59<br />

De Conyngh Dauid Een Reyn gheestelick legiste<br />

godsvruchtvoysich Psalmiste<br />

25 heeft ouer tvolck <strong>van</strong> Israel gheRengneert<br />

dwelck hy payslick zachtmoedich te Regierne wiste<br />

vry vranck <strong>van</strong> tvviste<br />

dies <strong>van</strong>den Conyngh Saul vervolght ghepersequeert<br />

+<br />

Wreedzinnich ghevexeirt<br />

// Een voorbewys / wel wesen mach ghefigureirt<br />

den Regierders des gheestlick ende weerlick Regiment<br />

in zonden heeft hy ghevallen / maer niet gheperseuereirt<br />

5 zoo zyn historie accordeirt<br />

maer oetmoedich vpghestaen als warachtich penitent<br />

wyselick en duechdelick zyn leuen ghehendt<br />

als een ghetrauwe heerder / heeft zyn volck bemint<br />

hoogh prophete / in goddelicke zaecken bekent<br />

10 die Lydt verwint<br />

Een man naer gods herte / was hy ghezint<br />

Deerste glaseveynstre inhebbende<br />

drie parcken /<br />

Eerste parck<br />

15 Samuel quam ten huuse <strong>van</strong> isai / om daer<br />

Een <strong>van</strong> zyn kyndren / zaluen Conyngh ouer israel<br />

zeuen wierder hem ghepresenteert / vroom strydbaer<br />

ende gheene <strong>van</strong> dien / behaegde hem wel<br />

2. e parck<br />

20 Maer Dauid wachtende de schaepen int velt<br />

die wiertter toe gheRoupen ende ghehaelt<br />

Conyngh ghezalft / ouer israel ghestelt<br />

ende den gheest gods / Es vp hem ghedaelt<br />

3. e parck<br />

25 Dauid zynde oetmoedich met gheboghender knie<br />

<strong>van</strong> samuel ghezalft goethertich onversaeght<br />

duer tspelen zynder haerpe / zoete melodie<br />

heeft den quaden gheest <strong>van</strong> Saul veriaeght /<br />

+ Tvveetste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Saul met zyn heyrCracht sterck vergadert<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 17 v<br />

+ 18 r


60<br />

ziende goliath de vrome Ruese groot<br />

5 die hem daer vertoogde vullyfuich gheAdert<br />

wierden <strong>van</strong> hem veruaert / noch zonder noodt<br />

2 e parck<br />

Dauid met victaelie / naer zyn broeders ghezonden<br />

es ghecommen int heyr / end heeft vernomen zaen<br />

10 Wat gaidgen dat zulcken tontfaene stonden<br />

die den grooten Ruese goliath / zoude verslaen<br />

3. e parck<br />

Totten Conyngh saul / dauid zynde ghebrocht<br />

heeft de wapenen saul / Anghedaen certeyn<br />

15 dies zynde onghewuene / heeft middel ghezocht<br />

dat hyse wederomme huut dede Reyn<br />

Derde veynstere<br />

.1. e parck<br />

Dauid huuter beke vyf keysteenen Nam<br />

20 een <strong>van</strong> dien / naer goliath slyngheren begheerde<br />

hy gherocht hem int voorhooft / hoe moedich gram<br />

Es duer dien worp / ghevallen ter Eerde<br />

2. e parck<br />

Dauid dus met zynen slynghersteene<br />

25 hebbende goliath ter neder ghecreghen<br />

heeft hem daer zelue / metter handt Alleene<br />

clouck met zyn selfs zvveerd thooft afghesleghen<br />

3. e parck<br />

Dauid commende met thooft te ierusalem binnen<br />

30 <strong>van</strong>den dochterkens / es hem wellecomme gheIuust<br />

+<br />

spelende / zynghende / met louelicke zinnen<br />

Saul heefter duust versleghen / maer dauid tien duust<br />

Vierde veynstre<br />

.1. e Parck<br />

5 Dauid met zyn haerpe voor saul speilde<br />

omme den quaeden gheest <strong>van</strong> hem verdryfuen<br />

Saul meende dauid / (dies hem tspelen verveilde)<br />

met een lanche duersteken / ende zoo ontlyfuen<br />

.2. e parck<br />

10 Dauid metten Ruters knechten <strong>van</strong>den zynen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 18 v


61<br />

daer theyrCracht vergadert was tdien steden *<br />

heeft versleghen Twee hondert Philistinen<br />

de welcke / die hy al heeft Besneden<br />

.3. e parck<br />

15 Dese voornoomde mannen besneden zynde<br />

naer manierlicke costume gheordonneert<br />

dauid die in een becken tdoen legghene Pynde<br />

den conyngh Saul / voor een ghifte ghepresenteert<br />

vyfste veynstre<br />

20 Eerste parck<br />

Ionatas / Saul zuene goederthiere<br />

Tot dauid goethertich gheneghen bedocht<br />

heeft dauid duer middel bequame maniere<br />

in zyn vaders gratie wederomme ghebrocht<br />

25 2. e parck<br />

Dauid ieghens de phylistinen vechtende<br />

heeft hem vroom geweert / ende niet gheducht<br />

zyn heercracht / was hy daer Ieghens vlechtende<br />

zommich heefter versleghen / ander namen de vlucht /<br />

+ 3. e parck<br />

Vanden knechten <strong>van</strong> Saul met hueren staeten<br />

wierd dauid in zyn huus / beleyd zeer nauwe<br />

maer heymelick ter veynsteren huut ghelaeten<br />

5 in een mande / <strong>van</strong> michol zyn huusvrauwe<br />

Zeste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Michol saul dochtre als voorzieneghe stoutte<br />

voor dauid hueren man / heeft den Raed bespiet<br />

10 Te legghen in zyn bedde / Een beilde <strong>van</strong> houtte<br />

de knechten daer zouckende / vonder dauid niet<br />

.2. e parck<br />

Saul / heeft dies michol zyn dochtere ontboden<br />

end huer straflick anghesproken tdien saeysoene<br />

15 dat dauid zynen knechten zoo was ontdoken<br />

duer de voornoomde veynstre / By hueren toedoene<br />

3. e parck<br />

Saul knechten quamen in Naioth bespieden<br />

* Oorspronkelijk ‘steeden’; de tweede ‘e’ is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 19 r


om dauid te <strong>van</strong>ghene wel ghemonteirt<br />

20 maer / den gheest gods / Es ouer hemlieden<br />

ghedaelt / Ende hebben ghepropheteirt<br />

Zeuenste veynstre<br />

62<br />

.1. e parck<br />

Saul zelue / daer commende propheteirde mede<br />

25 Ionatas / ende dauid hebben ten anschauvve<br />

Elck andren dhandt ghegheuen / met payslichede<br />

Minlick deen den andren belouende trauwe<br />

.2. e parck *<br />

Saul ter maeltydt An de tafel zittende<br />

30 met Abner ende Ionatam tsamen ghebleken<br />

heeft zyn zuene Ionatam / tzynwaerts verhittende<br />

willen grammoedich / met een lanche duersteken /<br />

+ .3. e parck<br />

Dauid en Ionatas / vriendhoudich alle bee<br />

omhelsende / hebben trauwe vernieut en vermeert<br />

dauid es gheghaen inder gods ghelee<br />

5 en ionatas / naer de stadt zijns vaders ghekeert<br />

Achtste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid Commende der stede <strong>van</strong> nobe in<br />

Achimelech upperpriester heeft hem ghegeuen broodt<br />

10 oock tzweerd <strong>van</strong> goliath / Doech / naer zynen zin<br />

heeft dit gheopenbaert / den conyngh saul / groot /<br />

.2. e parck<br />

Dauid voor den Conyngh Achys ghebrocht<br />

heeft hem ghelaeten / Als zot dul ende gheck<br />

15 spughende quylende / Als huten zinnen mesRocht<br />

ghelyck een beseten menssche hebbende ghebreck<br />

.3. de Parck<br />

Dauid inde speloncke <strong>van</strong> Odolla hem berghende<br />

zyn vader moeder ende maegscap mede<br />

20 met veel bedructe mannen hem Ionste verghende<br />

zyn tot hem ghecommen teender troostelichede<br />

* Inktvlek onder ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 19 v


Neghenste veynstre<br />

63<br />

Eerste parck<br />

Saul staend int busch / metter lanche int velt<br />

25 Doech / heeft themwaerts Reuerentie bedreuen<br />

hoe dat Achimelech (heeft hy hem daer vertelt)<br />

dauid ontfanghen hadde / en goliath zweerd ghegheuen<br />

.2. e parck<br />

+<br />

Saul tdeser causen / dit grammoedich anhoorende<br />

de achimelech verslaen / met al zyn priesters ghemeene<br />

Twelck te doene / hoe hem saul was verstoorende<br />

nyemandt doen en wilde dan Doech Alleene<br />

5 .3. e parck<br />

Elck <strong>van</strong> sauls knechten te beclemmene begheerde<br />

de ste <strong>van</strong> nobe / twelck de ste <strong>van</strong>den priesters was<br />

hebbense gheRaseert Te viere te zvveerde<br />

met al tghuendt / datter in was / vp tzelue pas<br />

Tienste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid vp een bergh / <strong>van</strong> Saul hem beleyd <strong>van</strong>dt<br />

maer tydynghe heeft saul <strong>van</strong>den bode ontfaen<br />

hoe dat de phylistinen waeren in zyn Landt<br />

15 dauid heeft hy daer ghelaeten / en track derwaerts zaen<br />

.2. e parck<br />

Saul inde speloncke zyn ghevouch maeckende<br />

daer dauid met zyn volck schuulde tdier steden<br />

dauid heeft Saul zoo naer gheweest naeckende<br />

20 dat hy hem heeft een stick <strong>van</strong> zyn manthel ghesneden<br />

.3. e parck<br />

Saul huuter speloncke der naer wech ghaende<br />

onwetende hebbende dit ghedooght<br />

dauid heeft achter hem gheRoupen staende<br />

25 ende hem tstick <strong>van</strong> zijnen manthel ghetooght<br />

Elleuenste veynstre<br />

.1. e parck<br />

Nabal houdende eenne maeltydt groot<br />

dauid heefter ghezonden zom <strong>van</strong> zyn knechten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 20 r


64<br />

+ Om spyse ende dranck / doe tzynder noodt<br />

spytlick was hem gheweyghert / yet <strong>van</strong> zyn gherechten<br />

2 e Parck<br />

Dauid zelue derwaerts ghaende gramlick ghemoet<br />

5 om dit te wrekene Abigail quam hem in staeden<br />

Nabals wyse voorzieneghe / huusvrauwe goet<br />

met spyse en dranck vp ezels ghelaeden<br />

.3. e Parck<br />

Nabal zynde ghestoruen / voormaels dauids pertie<br />

10 end abigail zittende inde Rauwe<br />

dauid heefter an ghezonden / <strong>van</strong> zyn knechten drie<br />

begheerende huer / ter huwelicker Trauwe<br />

Tvvaelfste veynstre<br />

Eerste parck<br />

15 Dauid Binnen behoorlicken tyde der naer<br />

Om zonderlynghe zaecken dier hem toeporden<br />

heeft thuwelicke ghenomen Abigail eerbaer<br />

end es zyn ghetrauwede huusvrauwe worden<br />

2 e Parck<br />

20 Saul met zyn heyrcracht slapende bekent<br />

dauid zyn tweetstre Clouck Int vervromen<br />

daer ghecommen / <strong>van</strong> Sauls bedde omtrent<br />

hebben zyn Lanche / ende Cop ghenomen<br />

.3. e Parck<br />

25 Dauid paeyslick wechghaende zonder Erch<br />

Saul wist niet / dat dauid hem gheweest hadde by<br />

ende dauid staende vp eennen hooghen Berch<br />

Sauls Lanche en zyn Cop / hem ghetooght heeft hy<br />

+ Dertienste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Saul met zyn volck ende die hem diende<br />

hem sterckelick bystaende / om tzijne bewaert<br />

5 het heyrCracht der philistinen Anziende<br />

vvierdt zeere verscrict ende vervaert<br />

.2. e parck<br />

Saul der naer ghecommen teender plecken<br />

Tot een waerzeggheghe hem ghegreyt<br />

10 doet Samuel den prophete verwecken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 20 v<br />

+ 21 r


65<br />

de ghuene / die hem zyn doodt heeft voorseyt /<br />

.3. e Parck<br />

De amalechiten hebben dauids wuenste verbrandt<br />

kyndren vrauwen me gheleed / ende tgoedt Ontdreghen<br />

15 maer dauid thuus commende / met cloucker handt<br />

heeft hemlieden vervolght / ende tsamen versleghen<br />

veertienste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Dauid met desen buyt eerlick leuende<br />

20 voorzienich discreit wys ende vroedt<br />

heeft die ghedeelt / Een yeghelick gheuende<br />

zyn huusvrauwe wedere / kyndren en goedt<br />

.2. e Parck<br />

Sauls zuenen zyn versleghen <strong>van</strong>den philistinen<br />

25 end hy <strong>van</strong>den schotters wesende duerwondt<br />

in zyn mes ghevallen wildhem doodlick Pynen<br />

Zoo zyn schiltdraegher oock dede daer terstondt /<br />

.3. e Parck<br />

+<br />

De philistinen pilgierende naer huer beste weten<br />

met wreede bloetghiericheyt zynde be<strong>van</strong>ghen<br />

Sauls hooft / hebben zy Ofghesmeten<br />

en tlichaeme ter poorten huutghehanghen<br />

vichtienste veynstre<br />

Eerste parck<br />

De mannen <strong>van</strong> iabes galaath ter wachte<br />

hebben met een goet Ionstich neerstich slauen<br />

Sauls Lichaem en zyn kyndren ofghedaen by nachte<br />

10 die verbrandt / ende de ghebeentten begrauen<br />

.2. e Parck<br />

Dauid / wien god dheere altyds gheleede<br />

naer zijne gheschicte mannelicke staet<br />

met zijne huusvrauwen alle Beede<br />

15 es ghecommen in hebron / naer tsheeren Raedt /<br />

.3. e parck<br />

Alle de goede notable mannen Certeyn<br />

<strong>van</strong> tgheslachte <strong>van</strong> Iuda tsaemen eendrachtich<br />

hebben dauid / doe zynde in hebron Reyn<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 21 v


66<br />

20 voor huerlieder Conyngh / ghezalft vvarachtich<br />

Zestienste veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Abner <strong>van</strong> Saul vpperveltheere<br />

voert Isboseth sauls zuene / gheRaeckende<br />

25 duer het heyr clouclic / en ten zeluen keere<br />

hem Conyngh ouer israel maeckende /<br />

+ .2. e Parck<br />

Twaelf vrome mannen <strong>van</strong> Abners volcke<br />

en twaelf <strong>van</strong> Ioab / huut heyr <strong>van</strong> dauid bescreuen<br />

Tsaemen schermutsende / onder tshemels wolcke<br />

5 zynder alle vierentwyntich ghebleuen<br />

.3. e Parck<br />

Abner vliende <strong>van</strong> ioab met zynder heyrCracht<br />

Asahel / Ioab broeder / heeft clouck abner bestreken<br />

maer hoe dapper hy hem hauwende keruende bevacht<br />

10 vvierdt hy zelue / met een lanche <strong>van</strong> achter duersteken<br />

Zeuentiende veynstere<br />

.1. e Parck<br />

Abner vpperveltheere <strong>van</strong> isboseth ghepresen<br />

presenteert dauid de Croone <strong>van</strong> israel<br />

15 de welcke heeft ioab verRaederlick naer desen<br />

An een poorte / <strong>van</strong> achter duersteken snel<br />

.2. e Parck<br />

Dauid eerlick heeft Abner begrauen doen<br />

zelue achter ghaende / hem eere bewysende<br />

20 zyn cleederen schuerende in een druckich saeysoen<br />

ende tfaict <strong>van</strong> ioab zeere mesprysende<br />

.3. e parck<br />

Isboseth Conynck <strong>van</strong> israel slaepende<br />

gheen quaet bemoedende Rechtevoort<br />

25 Banaa ende Rechab / hem zoo betraepende<br />

hebben hem moortdadich Vp zyn bedde vermoort<br />

Achtienste veynstre<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 22 r


67<br />

+ Eerste parck<br />

Tfaict hebbende ghedaen / end hemlieden beRommende<br />

als een vroom voortstel hebbende gheordonneert<br />

Naer dauid / neerstich In hebron Commende<br />

5 hebben hem daer / thooft <strong>van</strong> isboseth ghepresenteert<br />

.2. e parck<br />

Dauid tfaict mesprysende / dat zy waenden bezoeten<br />

hebben moeten smaecken der iusticien pine<br />

hy dedese ofslaen hals / handen / en voeten<br />

10 Ende hanghen an een ghalghe / omtrent de piscine<br />

.3. e Parck<br />

Dauid Bleef dominerende Ryckelick<br />

als <strong>van</strong> zynen volcke Bemindt zeer wel<br />

Wierdt derdewaerf Conyngh ghezalft baerblyckelick<br />

15 Ouer de twaelf gheslachten <strong>van</strong> israel<br />

Neghentiende veynstre<br />

.1. e Parck<br />

Dauid met zyn volck heeft te winnene beghonnen<br />

Cloucbarich hierusalem die schoone stede<br />

20 Tcasteelken <strong>van</strong> Syon / heeft hy oock ghewonnen<br />

en den Conyngh iebuseum versleghen mede<br />

.2. e parck<br />

Dauid bloodshooft baervoets voor tsheeren aercke speilde<br />

danssende / <strong>van</strong> michol hy begheckynghe verwarf<br />

25 Oza slouch dhandt an daercke // Twelck dheere verveilde<br />

want wierd gheslegen daer / dat hy starf<br />

.3. e parck<br />

Dauid deuotelick met goeden verstande<br />

knielende voor de Aercke heeft<br />

+<br />

met zyn volck den heere ghedaen offrande<br />

<strong>van</strong> menich diueersch ghedierte dat leeft<br />

Tvvyntichste veynstre<br />

Eerste Parck<br />

5 Conyngh Annon de / de alfue baerden scheeren<br />

<strong>van</strong> dauid dienaers an hem ghezonden / En dede<br />

haer cleedren oock afsnyden / Naer zyn begheeren<br />

Tot schimpe <strong>van</strong> dauid / groote Cleenichede<br />

.2. e Parck<br />

10 Dauid duer beede zyn vrome Capiteynen<br />

Ioab en Abysai / heeft ghewroken zaen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 22 v<br />

+ 23 r


68<br />

de voornoomde groote cleenicheyt / die (als metten vileynen)<br />

hem den Conyngh Annon hadde zoo ghedaen<br />

.3.. e parck<br />

15 Dauid huut zyn veynster bersabe ziende<br />

dhuusvrauwe <strong>van</strong> vrias / huer wasschende inde Lucht<br />

hy heeftze ontboden / ende Creeghse te vriende<br />

dat hyse maecte met eennen kynde bevrucht<br />

.21. e veynstre<br />

20 Eerste parck<br />

Dauid heeft vriam gheRoupen huut zyn heyr<br />

maect hem an zyn tafel droncke int ongheRief<br />

voor tpalaeys ghebleuen slaepen duer zulck ghedeer<br />

tsanderdaechs naer theyr ghezonden met eenen Brief<br />

25 .2. e parck<br />

In vvelck heyr Wierdt Vrias versleghen aldaer<br />

nathan de prophete wierdt ghezonden <strong>van</strong>den heere<br />

om dauid te straffene <strong>van</strong> zyn ouerspel zwaer<br />

en <strong>van</strong>den doodslach god meshaeghende zeere /<br />

++ 3. e Parck<br />

Dauid grootelicx bedruct ligghende ter eerde<br />

zyn dienaers hem vp theffene / deden vele<br />

Binder wyle starf tkyndeken (zoot dheere begheerde<br />

5 By bersabe ghewonnen in ouerspele<br />

.22. e veynstre<br />

Eerste parck<br />

Bersabe tsconyncx dauids Conyghinne<br />

Baerst een cnapelick kyndt Salomon ghenaemt<br />

10 dats de Beminde des heeren / met wysen zinne<br />

duer Nathan * de prophete / zoo de name verzaemt<br />

.2 e Parck<br />

Ammon dauid eerste zuene zyn zustere vercrachte<br />

Thamar ghenaemt end oock absolons zustere<br />

15 hy stacxse ten huus vut / doe <strong>van</strong> hem mesacht<br />

Absolon quam huer tghemoete / dies was te gheRustere<br />

.3. e Parck<br />

Ammon wierdt ter maeltydt <strong>van</strong> Absolon ghenoodt<br />

daer toe al tsconyncx kyndren gheRoupen waeren<br />

20 <strong>van</strong> absolons dienaers / es Ammon ghesleghen doodt<br />

dander vp huerlieder mulen zyn wech bevaeren<br />

+ Fol. 23 v, r. 27 ‘gessur’ onderstreept.<br />

* ‘Nathan’: ‘N’ over ‘d’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 23 v


23 e veynstre<br />

69<br />

.1. e Parck<br />

Dauid meende / dat zyn kyndren al waeren versleghen<br />

25 zyn cleederen te schueren hy niet en zwichte<br />

maer quam thuus duer veel dolende weghen<br />

Absolon es ghevloden naer gessur Lichte /<br />

+ .2. e Parck<br />

Een vrauwe als weduwe bedrouft meslatelick<br />

<strong>van</strong> Ioab An dauid ghezonden mids dien<br />

heeft Absolons pays ghemaect zeer matelick<br />

5 ioab dancte dauid / vallende vp zyn knien<br />

.3. e Parck<br />

Ioab in hierusalem / niet vreesende met allen<br />

quam naer dauid / ende Absolon met hem gheghaen<br />

Absolon es zynen vadre te voeten ghevallen<br />

10 die hem met een Cussynghe heeft minlick ontfaen<br />

vierentvvintichste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Absolon staende groetende voor de poorte<br />

alle incommende mannen dhandt biedende / die<br />

15 es ghetrocken in hebron / met hem een groote soorte<br />

daer hy Conynck gheworden es by meuterie<br />

.2. e parck<br />

Onghecleedt heeft dauid moeten vut hierusalem vlieden<br />

Absolon der in te commen wildhem crachtelick Pynen<br />

20 Tpalays zyns vaders inghenomen / en voor al de Lieden<br />

daer mesdaen met zyn vaders thien Concubynen<br />

.3. e parck<br />

Dauids volck heeft absolons heyr tonder ghestreden<br />

Absolon vliende vp een mule / zoot heeft ghebleken<br />

25 verwarde an een eeckenboom / gheerne duere ghereden<br />

maer wierdt <strong>van</strong> ioab met drie Lanchen duersteken<br />

vyfuentvvyntichste veynstre<br />

++ Eerst parck<br />

Dauid tusschen twee poorten der steden zat<br />

verlanghende om thebben vut theyr niemare<br />

<strong>van</strong> Achimas heeft hy de tydynghe ghehadt<br />

+ Fol. 24 v, r. 14 ‘Sema’, r. 15 ‘Miphiboseth’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 24 r<br />

+ 24 v


70<br />

5 hoeder absolon ghebleuen was int openbare<br />

.2. e Parck<br />

Dauid zeere bedruct meer dan hy was ghewuene<br />

dit hoorende vertrack tot in een zale<br />

beweenende de dood <strong>van</strong> Absolon zyn zuene<br />

10 ioab heeft hem ghestraeft met dreeghende verhaele<br />

.3. e Parck<br />

Inde poorte der stadt / es dauid commen ghezeten<br />

tvolck <strong>van</strong> Iuda hem groetende deden ommaidge<br />

Sema viel hem te voeten / met voughelicker weten<br />

15 Miphiboseth saul zuene / ghemoet hem int passaidge<br />

.26. e veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid in zyn magesteyt ioab beual<br />

dat hy israel en Iuda tvolck tellen ghaet<br />

20 Twelck hy dede / ende dauid ontfanghende tghetal<br />

heeft gheclopt voor zyn herte bekende zyn mesdaet<br />

.2. e Parck<br />

Dauid moeste / een <strong>van</strong>den drien plaeghen kiesen<br />

byden prophete gad / zand god dheere sentencie<br />

25 vp eenen dach zachmer <strong>van</strong> zijnen volcke verliesen<br />

Tzeuentich duust mannen by Pestilentie<br />

.3. e Parck<br />

++<br />

De prophete gad Comende tot dauid coene<br />

beual dat hy maecken zoude een outaer<br />

int neerhof <strong>van</strong> Areima / om daer offrande tdoene<br />

ende god zoude weeren zyn plaeghen zwaer<br />

.27. e veynstre<br />

Eerste parck<br />

Adonias een <strong>van</strong> dauid zuenen die heeft<br />

ghenomen een waghen <strong>van</strong> tryumphen wel ghemoet<br />

heefter me gheRengneert / end als Conyngh gheleeft<br />

10 voor hem volck loopende Te peerde te voet<br />

.2. e Parck<br />

Dauid Ligghende te bedde / Bersabe staetter by<br />

salomons moedre / en nathan oock in persoone<br />

+ Fol. 25 r, r. 3 ‘Areima’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 25 r


71<br />

voor huer zuene biddende / Begheerende dat hy<br />

15 Salomon gheuen zoude de Conynglicke Croone<br />

.3. e Parck<br />

Dauid Riep tot hem Sadoch den priestere Net<br />

Beual salomon te zaluene met een beminnen<br />

als conyngh / en wierd vp dauids mule ghezet<br />

20 met tryumphen zoo commende te hierusalem binnen<br />

.28. e ende laetste veynstre<br />

Eerste parck<br />

Dauid in zyn doodbedde Ligghende Cranck<br />

heeft salomon zynen zuene Onderwesen<br />

25 hem beuelende / tRycke / zyn leuen daghen Lanck<br />

met meer andre zonderlynghe zaecken naer desen /<br />

+ .2. e Parck<br />

Dauid zyn leuen hebbende ghehendt<br />

word eerlick begrauen te Bethlehem in tstede<br />

zyn Rauweghe bedructe waeren hem Omtrent<br />

5 Inden heere ghestoruen / hope der zalichede<br />

.3. e Parck<br />

Salomon vp zyn troon zittende Conynck bedeghen<br />

tot hem zyn ghecommen twee Lichte vrauwen<br />

om een leuende kyndt / hebben tvvist gheCreghen<br />

10 die hy wyselick middelde int Anschauwen<br />

Den Aucteur<br />

Ick doe ghewect zynde duer dauids historie<br />

Al was dheere god almachtich vp hem verbolghen<br />

heeft ghecreghen ghenaedeghe victorie<br />

15 hief vp een Liedeken Tot gods glorie<br />

als een <strong>van</strong> zyn psalmen / zoo hier naer zal volghen<br />

Dominus Illuminatio mea<br />

psal. 26.<br />

Vpden Voys<br />

Een goet nieu Lied heb ick ghedicht<br />

met alsoo drouven zinne<br />

Die heere es myn Licht myn zalicheyt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 25 v


72<br />

voor wien zoud ick dan beuen<br />

voor wien zoud ick oock gruwen / zyn Magesteyt<br />

25 die beschermt my int Leuen<br />

end als de boose commen ouer my<br />

als verslynghende ghezellen<br />

Cranck gheworden zo zyn zy<br />

ende gheuallen oock der by<br />

30 die my vyandich quellen /<br />

+ Al quame ieghens my een heyr zeer groot<br />

gheen vreese zal my nopen<br />

Al waert eennen strydt oock totter doodt<br />

daer in zo zal ick hopen<br />

5 Een dynck heb ick ghebeden int eerdsche dal<br />

end ick heessche zulck gheuens<br />

dat ick ten huuse bouen al<br />

<strong>van</strong> mynen heere leuen zal<br />

Al die daeghen myns Leuens<br />

10 Vp dat Ick zoude tsheeren vville zien<br />

zyn tempele Bezoucken<br />

zo heeft hy my verborghen bouen dien<br />

Beschermt in allen houcken<br />

Ende bin zynder vvuenste was ick vry<br />

15 inden dach mynder schanden<br />

vp eennen steen verhief hy my<br />

end heeft verheuen nv daer by<br />

Myn hooft vp myn Vyanden<br />

Ommegheghaen heb ick zyn wuenste goet<br />

20 ghebrocht met groot verlanghen<br />

myne offerhande met blyder spoet<br />

tgheRoup <strong>van</strong> myn Lofzanghen<br />

end Ick zal zijnghen noch een vroylick woordt<br />

myn heere god ghepresen<br />

25 heere myn stemme doch verhoort<br />

die ick thuwaerts Riep Rechtevoort<br />

vvilt myns ghenadich wesen<br />

Myn herteken dat heeft tot my gheseyt<br />

myn aenschyn zocht hu zeere<br />

30 end huwer aenschijns groote bermherticheyt<br />

zal ick verzoucken heere<br />

hu aenschyn wilt doch <strong>van</strong> my keeren Niet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 26 r


+ noch in hu Toornicheden<br />

<strong>van</strong> huwen knechte niet en vliedt<br />

versmaet my niet / maer my doch biedt<br />

hu * behulpzaemicheden<br />

5 Myn vader ende oock myn moeder waen<br />

die hebben my ghelaeten<br />

dheere die heeft my vp ghenomen zaen<br />

huut liefden tmynder baeten<br />

// in huwen wech stelt my een wet<br />

10 schict my buten gheschille<br />

inden Rechten wech onbesmet<br />

dat bid ick heere zuver net<br />

Om mynder vyanden wille<br />

Leuert my niet inne der zielen handt<br />

15 die my quellen tweedrachtich<br />

dat bid ick hu doch heere want<br />

valssche ghetughen iachtich<br />

de welcke meneghe versmaet<br />

zyn vpghestaen my tseghen<br />

20 end onRechtueerdichede quaet<br />

die es huer zeluen obstinaet<br />

Lueghenachtich bedeghen<br />

73<br />

End emmers zoo gheloof ick nv voorwaer<br />

dat ick zal zien in trauwen<br />

25 end in tlandt der Leuenden daer<br />

tsheeren goeden Anschauvven<br />

verwacht den heere dies clouckmoedich vast **<br />

vvilt mannelicke wercken<br />

verbeydt den heere Reyn ghepast<br />

30 en daer naer bouen alle Last<br />

dyn herte Laet verstercken<br />

Glorie Eeuwich zonder hendt<br />

den vader moet ghebueren<br />

++<br />

zyn zuene diemen god en menssche kendt<br />

danck lof oock tallen hueren<br />

// Tsghelycx mede den helighen gheest<br />

Noordwest totten zuudoosten<br />

5 als wy zyn in benauthe meest<br />

ende zwaergheestich zyn bevreest<br />

zo can hy ons vertroosten<br />

* Oorspronkelijk ‘huwe’, dat doorgehaald is; ‘hu’ erna geschreven.<br />

** ‘t’ gedeeltelijk bedekt door een inktvlek.<br />

+ Fol. 27 r, r. 17 ‘vul ... gratien’, r. 19 ‘de ... hu’, r. 20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 26 v<br />

+ 27 r


Caermers broeders<br />

74<br />

De onser vrauwen broeders / diemen * caermers heet<br />

10 Ick hebber zomtyds ghebrast inde Reiftere<br />

doch dieder de beste kennesse weet<br />

dit lof <strong>van</strong> maria / naer myn dood ghereedt<br />

datmet daer zende / ofte Copie gheiftere<br />

Lof <strong>van</strong> Maria<br />

15 Myn ziele verhueght hu in contemplatien<br />

mediterende tlof gods moeder marie<br />

Als maeght begroet zynde vul <strong>van</strong> gratien<br />

huut gabriels monde met melodie<br />

de heere es met hu / binnen tsweerelts stie<br />

20 ghebenedydt zyt oock bouen alle vrauwen<br />

hu moesten ancleuen / dese gratien drie<br />

duer tgoddelick behaeghen in hu vul trauwen<br />

Bouen dese drie gratien int claer anschauwen<br />

onder meer ander gratien int generale<br />

25 ick vynder noch zeuene Reyn zuuer bedauwen<br />

die hu maria ancleuen als principale<br />

vercoorne gods moedre in dhemelsche zale<br />

die een speghel zonder vleck Reyn onbesmet<br />

waert oyndt bevonden<br />

30 Lof maria ghezuuert naer Moyses wet<br />

Niet by cause <strong>van</strong> zonden /<br />

+ Die eerste gratie O ghebenedydste +<br />

es / dat ghy ghescepen waert <strong>van</strong>den beghinne<br />

in gods voorzienicheyt tzyne de blydste<br />

moedere zyns zuens Tot onsen ghewinne<br />

5 Ten tvveeden O hemelssche keyserinne +<br />

<strong>van</strong> conynclicken zaede zyt ghedescendeert<br />

huuter wortel <strong>van</strong> iesse / gods liefste vriendinne<br />

als edelste <strong>van</strong> bloede ghegenereert<br />

Ten Derden zo zyt ghy ghepreserueert +<br />

10 zuver <strong>van</strong> erfzonde gheel zonder smette<br />

god heeft zoo zyn wuenste gheordonneert<br />

myn Lief es gheel schoone / (zeght hy) vp tnette<br />

O maria als ick vp dese gratien Lette<br />

zo moet ick hu Lancx te meer louen bet<br />

15 dies tallen stonden<br />

Lof maria ghezuvert naer moyses wet<br />

* Oorspronkelijk ‘me’; ‘de’ is er doorheen geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 27 v<br />

+ .1.<br />

+ .2.<br />

+ .3.


Niet by cause <strong>van</strong> zonden<br />

75<br />

Lof maeght wiens zuuer oetmoedich consent<br />

hu heeft <strong>van</strong> god die gratie ghegheuen<br />

20 In hu buucxken ontfaende gheen weerlick Regent<br />

Maer god zelue nam in hu mensschelick Leuen +<br />

dies mueghen wel zegghen <strong>van</strong> hu ghescreuen<br />

in myn tabernakel hy zyn Ruste nam<br />

die my gheschepen heeft / zuver moeder verheuen<br />

25 noyndt zuuerder vul gratien ter weerelt quam<br />

Ten vyfsten O maria zuvermaegdelic dam +<br />

een gratie moest ghy noch <strong>van</strong> god verweruen<br />

als hu moederlick herte vul Rauwen zwam<br />

staende onder tcruce / hu kyndt ziende steruen<br />

30 hu leuen dat hadde daer moeten bederuen<br />

maer god was met hu / zuver maghet net<br />

kender tshertsen gronden<br />

Lof maria ghezuvert Naer moyses wet<br />

Niet by cause <strong>van</strong> zonden /<br />

+ Liefmoedeghe princhesse / wien gratie ancleeft +<br />

specialick De zeste moet ick belyden<br />

dats / dat hu god / By hem verheuen heeft<br />

met ziele met Lichaem / om eeuwich verblyden<br />

5 bouen allen inghelen / die zonder vermyden<br />

zynghen / vvie es dese die zo schoone vp staet<br />

ghelyck de dagheraet Tot allen tyden<br />

huutvercoren als de zunne / die zou voorghaet<br />

en schoonder dan de mane / O zuuermaegdelic zaet<br />

10 De zeuenste gratie om onslieden bewaeren +<br />

die hu god ghegheuen heeft / zonder verlaet<br />

dats aduocate tzyne <strong>van</strong> allen zondaeren<br />

de kerstene kercke doet ons dies tverclaeren<br />

zoo daghelicx zynghende in huer motet<br />

15 dies moet ick noch vermonden<br />

Lof maria ghezuvert / naer moyses wet<br />

Niet ter causen <strong>van</strong> zonden<br />

Cappelle <strong>van</strong>den helighen<br />

gheeste Aldaer<br />

20 moet ick ghedachtich oock wesen<br />

voorwaer /<br />

Veel ghelts huutgheuen / my niet als de milde // quelt<br />

zo wil ick anderssins dese Cappelle ghedyncken<br />

Te meer by dat ick en ghaf noyndt ghilde ghelt<br />

25 daer driederhande Refereynen schyncken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .4.<br />

+ .5.<br />

+ 28 r<br />

+ .6.<br />

+ .7.


76<br />

Eerst ende aluooren / Een / god den vadere<br />

Touchierende / mueghende machtich groot<br />

die hemel end eerde Regiert algadere<br />

die ons verleendt heeft vleesch bloed end adere<br />

30 Ende die ons gheeft / ons daghelicx broodt /<br />

+<br />

Refereyn<br />

God Vadere<br />

Een god. esser / Een doopsels / ende Een ghelooue<br />

Een god die ons alder eerst wilde beminnen<br />

5 een god / die gheneest Blende Crepel en dooue<br />

een alleene god gheuer <strong>van</strong> onse vyf zinnen<br />

een god / die onse vyanden Can sterck verwinnen<br />

een god wiens wille wy niet mueghen wederstaen<br />

een Rycke gheuer wiens Rycdom blyft zonder dinnen<br />

10 een god / die int helich helighe / es eens ingheghaen<br />

een god <strong>van</strong> wien wy zullen tsamen oordeel ontfaen<br />

ofte vvy worden behouden / of verdomt ghescreuen<br />

Een god die ons zal ouercommen zaen<br />

een god die zal bouen Eeuvvicheyt Leuen<br />

15 een god voor wien hemel / eerdsch / end helsche beuen<br />

Ons hope stercte toevlucht / in al ons ghequel<br />

een god die al dat leeft / heeft tleuen ghegheuen<br />

een god diet al vuldaen heeft / ende nyemandt el<br />

Een god wien alle dynghen zyn mueghelick wel<br />

20 een god die metten mensschen heeft ter weerelt verkeert<br />

een god oetmoedich Totter crucen doodt niet Rebel<br />

vvech vvaerheyt ende Leuen / die ons vaderlick Leert<br />

Een god <strong>van</strong> neghen Chooren der inghelen gheEert<br />

Een god in Wiens handen zyn onse Tyden<br />

25 een god / wiens bermherticheyt / ouer ons es vermeert<br />

een god die voor ons de bitter doodt wilde Lyden<br />

een god daer alle Rechtueerdighe in verblyden<br />

Een god / die zeght / ick bem die heere / dats myn name<br />

vreest niet / betraut / met hu bem ick zonder vermyden<br />

30 gheen andren zal ick gheuen myn eere Eersame<br />

voor my en es gheen god ghemaect bequame<br />

en naer my en zal wesen gheen in memorie<br />

zyn dit de woorden gods dan Alsoot betame<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

+ Ghebenedydt zy dan god den heere almachtich<br />

danck grootheyt / eere / macht behoort hu alleene<br />

v<strong>van</strong>t watter zy in dhemel / Tes huwe hoe crachtich<br />

en watter oock vpder eerden es / groot ende Cleene<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

28 v<br />

+ 29 r


77<br />

5 Bouen allen princhen / zyt ghy verheuen Reene<br />

alder dynghen ghebod / es gheel // in huwe handt<br />

ouer al hebt ghy die heerschappie ghemeene<br />

v<strong>van</strong>t hebbet al ghemaect / Eerde zee ende zant<br />

ghy zyt der zonden vergheuer / dit ken ick / want<br />

10 zyt alleene god der goden / daer elck naer haect<br />

gheen ander esser inden hemel / noch oock in tlandt<br />

god die ghesproken hebt / end alle dynck es ghemaect<br />

een ghetrauwe god / die tonswaerts Liefmoedich blaect<br />

god zachtmoedich ghenadich vul paeys en vrede<br />

15 een god Rechtueerdich / Want duer den psalmiste spraect<br />

Myn Rechter handt es vul Rechtueerdichede<br />

tsdoods macht hebt ghy alleene / ende tsleuens mede<br />

die wondren doet / en zyt in bermherticheyt Rycke<br />

die openbaer zult oordeelen / in tyden / en stede<br />

20 zoo ghy dat hebt voorzien / want gheen huwer ghelycke<br />

wie esser god dan / die zonder den heere Blycke<br />

of vvie esser god / Zonder onsen god voorwaer<br />

dan ghy / god vviens wille binden eerdschen dycke<br />

alsoo als inden hemel moet gheschieden daer<br />

25 En dien god die in onslieden werct eenpaer<br />

beede twillen / ende oock tvulbrynghen goet<br />

dus wat ghy doet in werck in woorden / menssche claer<br />

dat inden naeme des heeren iesu Christi doet<br />

gode danckende <strong>van</strong> zynder gracien vloedt<br />

30 Eerende zyn testaments Ciborie<br />

gheeft god dies bouen al eere / met cloucker moet<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

Hoe mueght ghylieden gheloouen / het es onmueghelick<br />

die glorie wilt <strong>van</strong> elck anderen ontfanghen<br />

35 En die glorie alleene / <strong>van</strong> gode hueghelick /<br />

+<br />

en zouct ghij niet / dies ghaet veel dolende ghanghen<br />

hoort dan / ghy vul wederspooricheyt be<strong>van</strong>ghen<br />

gode vreesen / Eeren / dienen / Alleene zult gy<br />

die naer ons zalicheyt durst / end heeft groot verlanghen<br />

5 en gheen ander god / dit zelue zo beveelt hy<br />

v<strong>van</strong>t met beschaemtheyt / beschaemt moeten worden zy<br />

die in ghegroufde en gheghoten afgoden betrauwen<br />

maer die belaeden zyt Roupt christus Comme tot my<br />

hulieden zal ick vermaecken in al dyn verflauvven<br />

10 deerste en de laetste zalmen my eeuvvich schauvven<br />

en behoudens my En esser gheenen god ziet<br />

keert hu tmywaerts / zalicheyt zal hu bedauvven<br />

verzucht / huwer zonden / zal ick meer ghedijncken niet<br />

<strong>van</strong> god den heere ons Lichamelick voedsel gheschiet<br />

15 al ons behouften ziet hy met een ooghemerck<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 29 v


78<br />

ierusalem en syon / Lof dyn heere dan biedt<br />

v<strong>van</strong>t hy huwer poorten sloten / ghemaect heeft sterck<br />

vvie vp god niet en stelt zynder herten werck<br />

vp dat hy eere gheue / zynen name ghepresen<br />

20 zulcken zal hy Aermoe zenden in tsweerelts Perck<br />

end huer ghebenedyden zal vermalendydt vvesen<br />

v<strong>van</strong>t een menssche niet ontfanghen mach / zoo vvy lesen<br />

ten zy dat hem huten hemel ghegheuen word<br />

vves dan die in egipten zyt neder gheResen<br />

25 vp veel waghens ende peerden hu Betrau vpgheschort<br />

hulpe zouckende daer broosch onverghanghelick Cort<br />

ende niet ter ierusalemscher Consistorie<br />

v<strong>van</strong>t tmoet zyn (dat) wie doogoden met eere gordt<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

30 O god Vadre<br />

VVie hem verheft zal worden vernedert<br />

vvie hem vernedert verheuen zal tryumpheren<br />

end al waer een totten hemel om vlieghen ghevedert<br />

met Lucifer zal zulcx hooghvlieghen Cesseren<br />

35 v<strong>van</strong>t glorie int hooghste moetmen god ordonneren<br />

+<br />

en ghenedert zyn / die <strong>van</strong> hem zeluen beRommen<br />

dus betrauvvende in god / moeten wy Contempleren<br />

dat yet om dyncken / niet <strong>van</strong> ons zeluen mach Commen<br />

maer huut god gracygheuer der hooghster Rycdommen<br />

5 die ons zynen goeden inghel noch zendt omtrent<br />

die ons / die vroylick ten hemel es vpgheclommen<br />

bequame dienaers ghemaect heeft <strong>van</strong> tnieu testament<br />

Niet des letters verstaet / maer des gheests bekent<br />

v<strong>van</strong>t den gheest maect Leuendich / maer de lettre dood<br />

10 // dus ghy hooghmoedighe dit wel int herte prent<br />

en doet in huwen zin gheen houeerdich exploot<br />

vvilt hebben in hu woorden gheen heerschappie groot<br />

noch begheerlick zyt naer ydel glorie voort an<br />

houeerdicheyt / es tbeghinsel der zonden noodt<br />

15 v<strong>van</strong>t in houeerde deerste verdommenesse beghan<br />

end al waert dat yemandt onser vulbrynghen Can<br />

dat ons beuolen es / By gods bescreuen Rechten<br />

Ten baet niet / Oetmoedelicke moeten nochtan<br />

belyden / dat vvy zyn onproffytlicke knechten<br />

20 dus elck vville zyn handen te godewaerts vlechten * /<br />

dat hy ons ghenese voor dhelssche Mortorie<br />

vvy zegghen vastgheloofuich / al zoud wyr om vechten<br />

Alleene zy god / Eere ende glorie<br />

* Oorspronkelijk ‘vpRechten’, dat doorgehaald is; ‘vlechten /’ werd erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 30 r


Refereyn<br />

God Zuene<br />

79<br />

God den vadre heeft Christum zyn zuene Lief +<br />

daer om heeft hyt al in zyn handt ghegheuen<br />

hy es onse behouder / En verlosser voor grief +<br />

zonder hem mach <strong>van</strong> ons niet zyn Bedreuen +<br />

30 daers / een middelaer gods / en der mensschen ghebleuen +<br />

en dats die menssche Christus ghewillich spoedich<br />

die hem zeluen gheoffert heeft / hier int Leuen<br />

++<br />

Tot verlossynghe voor allen mensschen oetmoedich<br />

ende met zyne dierbaere wonden Bloedich<br />

zyn wy ghecocht / met goude / noch met zeluere niet<br />

hy bemindt ons zoo / huut eender liefden gloedich<br />

5 hem zeluen heeft hy voor onslieden gheleuert ziet<br />

End indien wy zondighen hoe dicwils gheschiet<br />

By den vader es hy onse voorspraecke daer<br />

een verzoenynghe voor onser zonden verdriet<br />

es hy / end oock <strong>van</strong> alle der weerelt claer<br />

10 Al ons bequaemheyt die es huut god voorwaer<br />

die voortyds waeren kyndren zyns gramschaps verknesen<br />

zyn nv gods kyndren / en meErfghenamen der naer<br />

met christo zynen zuene / want zoo wy lesen<br />

Christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

15 Dits ons fundament gheduerich inder eeuwicheyt<br />

ende nyemandt mach Legghen een ander fundament<br />

behaluen / het ghuene datter es gheleyt<br />

tvvelck Iesus christus es / zalichmaeckere bekent<br />

ende duer gheen ander name ghescreuen gheprent<br />

20 zo en mueghen wy zaelich worden Certeyn<br />

hy blyft ons tot thende der weerelt omtrent<br />

duer zyn bloedt zyn wy ghewasschen <strong>van</strong> zonden Reyn<br />

ende omme te Roupene in tsweerelts pleyn<br />

den Rechtueerdeghen / niet gheCommen es hy<br />

25 maer den zondaers / Want die zyn inder zonden treyn<br />

dien es <strong>van</strong> nooden den medechyn thebbene by<br />

hy heeft bezocht / en ghedaen verlossynghe vry<br />

zyns volcx / end en heefter niet vooren ghehadt<br />

maer huut Liefden/ zyn deelachtich hem worden wy +<br />

30 vvy / die al waeren ghevallen ghelyck een Blat +<br />

vvy wiens Rechtueerdicheden Wanckelbaerich glat<br />

zyn als een vraumaendtzuchtich Cleedt mespresen<br />

vvat hebwy tonsen trooste dan / anders dan dat /<br />

+ Fol. 30 v, r. 32 ‘vrau ... Cleedt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Iohan. 3.<br />

+<br />

daniel. 6.<br />

+<br />

Iohan. 15.<br />

+<br />

.l. thimo. 2<br />

+ 30 v<br />

+<br />

hebre / 3<br />

+<br />

Esai. 64.


80<br />

christus es ghestoruen / ende dat naer desen<br />

35 Christus Es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

Niet beters want god heeft ons niet ghestelt<br />

Tot zynder onghenaedegher Toornichede +<br />

+<br />

maer tot een vercryghen des zalicheyts velt<br />

duer Iesum Christum / die voor ons tsteruen dede<br />

vp weder dat wy waecken / ofte slaepen oock mede<br />

tsaemen met hem zouden leuen bequame<br />

5 v<strong>van</strong>t dheere es bermhertich Beminnende vrede<br />

end een vreeselick Liefhebber / es zijne Name<br />

verlaet hu clouck vp hem / zoo dat betame +<br />

ende niet vp huwe vvysheyt te gheender stondt<br />

vvy hadden al ghezondicht / dies tonser vrame +<br />

10 behoufden al gods glorye / om wesen ghezondt<br />

duer christum hebben wy den ghenadichsten vondt<br />

dat wy een toeghanck hebben tot zynen vadere +<br />

hy heeft hem voor ons zonden gheoffert duervvondt<br />

vp dat hy ons verlossen zou Allegadere<br />

15 <strong>van</strong> deser booser weerelt / als gheene quadere<br />

end oock <strong>van</strong> tvermalendyden des wets ghenesen +<br />

dese christus / elcker mensschen zonden ontladere<br />

zit ter Rechter handt zyns vaders in tgoddelic wesen<br />

Christus Es tonser Rechtueerdicheyt verResen<br />

20 Prinche<br />

Christus / heeft ons god zynen vader eervveerdich +<br />

verzoent in zyn bloedt / als troost tonser noodt +<br />

voor donRechtueerdeghe / es hy ghestoruen Rechtueerdich<br />

Ouer ons es vast ghemaect / zyn bermherticheyt groot +<br />

25 ende Christus verwect zynde <strong>van</strong>der doodt +<br />

zal voort eeuvvelick leuen / ende niet meer steruen<br />

zyn helighe bloedeghe vyf wonden Roodt<br />

staen als een toevlucht open / om vrydom verweruen<br />

ende vp dat wy twyfelachtich niet zouden bederuen<br />

30 heeft ons ghelaeten / zyn eevvich claer blyfuende woord<br />

oock datmen allen creatueren in tsweerelts Eruen +<br />

warachtich zoude claerlick beCondeghen voort<br />

Wee hulieden dan / diet alsoo niet en oorboort<br />

maer liefuer schiet bewimpelt met Lueterpesen<br />

35 laet doch den volcke / alsoot dient / zyn ghehoort<br />

Dat christus es tonser Rechtueerdicheyt verResen /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .l.thessa/5.<br />

+ 31 r<br />

+ prouerbi. 3<br />

+ Roma/3.<br />

+ Ephe/2.<br />

+ Galath primo<br />

+ Apo/5<br />

+ .1. petri/3<br />

+<br />

Psal/116.<br />

+<br />

Roma/6.<br />

+ marci. 16


+<br />

Refereyn<br />

God helich Gheest<br />

81<br />

Lof zendynghe tsvaders in ghenadegher stonde<br />

vvesen onvullouelick zynde ten gronde<br />

5 O helich gheest Wonderlick dominerende<br />

gheestich Inspireirdere / die huten monde<br />

des vaders ende tzuens zyt procederende<br />

gheest die openbaert ende zyt instruerende<br />

den treyn onser zalicheyt ende memorie<br />

10 hertelick Leedsman / die zyt Arriuerende<br />

de zielen ten Rechten weghe en glorie<br />

omRynghen der Reyn Maegdelicxste ciborie<br />

de welcke maria was / vulmaecte oetmoedt<br />

in wien ghy god menssche / hielpt tonser victorie<br />

15 formeren / <strong>van</strong> huer hertsen zuverste bloedt<br />

gheest / die waer ghy wilt / huwe gheesticheyt doet<br />

ongrondelicke forme / als duue vlerckende +<br />

dies zegh ick hu / die dyn werck hemelick voedt<br />

Lof / helich gheest / alder wonderlicxt werckende<br />

20 Lof puer hulpsamich gheest <strong>van</strong> ons cranck wesen +<br />

ghy een <strong>van</strong> drien zynde / Noch bouen desen<br />

die inden hemel ghetughe zyn gheuende +<br />

gheest / die christum hebt <strong>van</strong>der doodt verResen +<br />

end ons * doo Lichaemen / zult oock maecken leuende<br />

25 gheest / daer ghy zyt / Es vryheyt Ancleuende +<br />

gheest zoeter dan huenich / miltste <strong>van</strong> gratien +<br />

voor wien dat Antechrist zal worden beuende +<br />

Lof gheest die vervult hebt des weerelts statien +<br />

gheest principael / gheest <strong>van</strong> Confortacien +<br />

30 gheest als zuver watere / die zonden verdryft +<br />

gheest in wiens name diueerssche natien<br />

men doopt / en ghedoopt zyn / twelck zonde Afwryft<br />

+ +<br />

Elcx apostel ingien hadt gheRynghe verstyft<br />

doe ghij quaemt in vieregher tonghen sperckende<br />

dies zegh Ick noch ter eeren / die waert end eeuvvich blyft<br />

Lof helich gheest Alder wonderlicxst werckende<br />

5 Lof gheest die alle quaede begheerten verdwynt<br />

die ons onwetentheyt Wetelick duerschynt<br />

die kendt alle dynghen wonderlick Artiste +<br />

Want dauid die was een vechtende kyndt<br />

* Oorspronkelijk ‘oock’, dat doorgehaald is; ‘ons’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

31 v<br />

+ Iohan/3<br />

+ Roma/8<br />

+<br />

Apo/5.<br />

+<br />

Roma/8<br />

+<br />

.2.corin. 3.<br />

+<br />

Eccli. 24.<br />

+<br />

.2. thessa/3<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+<br />

Psal. 50.<br />

+<br />

Ezech. 36<br />

+ 32 r<br />

+ Actuum. 2.<br />

+ Sapien 7 et 9.


82<br />

ghemaect hebt / der heligher kercke Psalmiste +*<br />

10 ende mattheum een groot Euangeliste<br />

die een publicaen was / voorts daniel mede<br />

Ionck Iuge / die wel te vonnessene wiste<br />

tonRecht / dwelcke men Susanna andede<br />

Amos den heerdere / <strong>van</strong> onwyser snede<br />

15 hebt ghij ghemaect Een prophete openbaerlick<br />

ende pieter die visscher was (in Ruder zede)<br />

ghemaect een prinche der apostolen claerlick<br />

Paulum der kercke persequeerdere zwaerlick<br />

een Leerare tsvolcx / en gods wet versterckende<br />

20 hier by ghemerct / moet ick noch zegghen Eenpaerlick<br />

Lof helich gheest / alder wonderlicxt werckende<br />

Princelick<br />

Ons ghegheuen gheest / duer wien ghereedt +<br />

gods Liefde / es in ons alder herte ghespreedt<br />

25 Bemindere die gods gheboden niet slaecken<br />

gheeft wien datmen vadere der aermen heet<br />

en zoetste vercoelen int onReynich Blaecken<br />

Bemindere voorts <strong>van</strong> die paeyselick waecken<br />

gheest die dhemelen ghesyn hebt verchierende<br />

30 gheest die ons tbezouck <strong>van</strong> mistaerlicke zaecken +<br />

end oock der diepten gods / zyt doen hanthierende<br />

gheest goedertiere / huwen voys stierende +<br />

+*<br />

duer Ezechiel / hoe ghy niet en begheerdt<br />

tsghuendts doodt die zondelick es Logierende<br />

maer meest dat hy hem om bekeeren gheneerdt<br />

Och gods Rechte vyngher dan / slaett tdoodelick zvveerd<br />

5 vvy willen bekeerlick zyn thuwaerts zwerckende<br />

noch oetmoedelick zegghende / als diet zyt weerd<br />

Lof helich gheest Alder wonderlicxt Werckende<br />

[Altydts helich gheest gheboghender knie]<br />

Altydts helich gheest gheboghender knie<br />

Bid ick om wel te leuene meest // Tydt<br />

10 weert huut mynen gheest vreimde fantazie<br />

Ghy die alder goeder gheesten gheest // zyt /<br />

Actum a o . 1530<br />

Refereyn<br />

Vander helighe Drievuldicheyt +<br />

* In de linker rand is een kronkelende lijn getrokken tot r. 18.<br />

* Fol. 32 v, r. 15-18 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Gregorius super Ezechielem<br />

+ Roma/.5<br />

+ Iob/36 ende .37.<br />

+ 1. Corin. 5.<br />

+ 32 v<br />

+<br />

Anno .1558.


83<br />

15 Betvoorts om dat daer ghewyet es / den outaer<br />

Ter eeren gods drievuldich / vul menichfuldicheyt<br />

zo bem ick in advyse te ionnene hier naer<br />

Een Refereyn <strong>van</strong> dhelighe drievuldicheyt<br />

O Diepheyt. der Ryckdommen der hoogher wysheden<br />

20 ende der kennessen gods / die blyft onghehendt<br />

hoe onbegrypelick zyn / zyn oordeelende zeden<br />

ende gheel onhuutsprekenlick Tallen steden<br />

zynder wonderwercken / in hemelsch eerdsch Regiment<br />

// v<strong>van</strong>t wie zo heeft des heeren zin bekent<br />

25 oft wie es gheweest zyn Raedtsman vooren of naer<br />

oft wie heeft hem eerst / yet ghegheuen omtrent<br />

noyndt yemandt / dit es warachtelick claer<br />

Want huut hem / ende oock duer hem voorwaer<br />

+<br />

ende in hem Certeynlick zyn alle dynghen<br />

// hem zy glorie / eere inder eeuvvicheyt / daer<br />

hy / die bouen wysheyts troone heeft tgheel bedwynghen<br />

// Eer dat berghen waeren / en dheemlen crachten omRynghen<br />

5 vvierden <strong>van</strong> niet ghemaect ende gheordonneert<br />

eer anderstondt de weerelt hadde zyn vulbrynghen<br />

end yet wesenlicx / daer in mochte zyn gheformeert<br />

<strong>van</strong> eeuvve tot eeuvve / Eeuvvich ongheCesseert<br />

zonder beghin en hende / waert zyt ende ghebleuen<br />

10 ghy god wien hemel eerde end helle vreest<br />

al es den vyandt onverduldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader / God zuene / God helich gheest<br />

Een God Drievuldich<br />

15 De Vader Eeuwich / onverghanclick es onsteruelick<br />

onveranderlic / De zuene Eenich / <strong>van</strong> ghedaenten schoone<br />

machtich / vvy zyn meErfghenamen Eruelick<br />

Dhelighen gheest Es ons alle goet verweruelick<br />

Rechtueerdich zynde / Tsamen een god / drie in persoone<br />

20 Een helighe drievuldicheyt / ten hemelsschen Troone<br />

en god almachtich / <strong>van</strong> eender substancie int vvesen<br />

ende <strong>van</strong> eender macht / draeghende ghelycke Croone<br />

Vader / <strong>van</strong> hem zeluen / en niet / <strong>van</strong> een ander / gheResen<br />

de zuene <strong>van</strong>den vadre / gheworden ghePresen<br />

25 warachtich god / <strong>van</strong> god warachtich / licht warachtich<br />

<strong>van</strong> twarachtich licht / nochtans bouen desen<br />

niet twee lichten zynde / maer een licht eendrachtich<br />

// den helighen gheest / <strong>van</strong>den vadere Almachtich<br />

en <strong>van</strong>den zuene / ghelyckelick voorCommende zy *<br />

* Oorspronkelijk ‘by’, dat doorgehaald is; ‘zy’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 33 r


84<br />

30 medewesenlic / medeEeuvvich / den vader / en zuene Crachtich<br />

de vadre / een vulle god / in hem zeluen es hij<br />

de zuene een vulle god / <strong>van</strong>den vadre der by<br />

gheworden / een wesen ** alder wesenlicxste Leuen<br />

dhelich gheest / een vulle god / ghelyck al euen meest<br />

35 zoo wy gheloouen zyn schuldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader / God zuene / God helich gheest<br />

Een god Drievuldich /<br />

+ Dhelighe gheest Een vulle god / <strong>van</strong>den vadere<br />

ende zuene voortghaende / Nochtans drie goden niet<br />

maer een god almachtich / eeuvvich / onghemeten algadere<br />

onveranderlic / dan hy was / vrouch noch spadere<br />

5 v<strong>van</strong>t hy gheel alomme es / Ieghenwoordich ziet<br />

niet by deelen bedeelt / maer gheel al / in al / lof biedt<br />

niet plaetslic / maer machtlic / alomme zynde sterck<br />

die zonder veranderynghe / zyns selfs yet<br />

veranderlicheden heeft ghescepen / met zyn willende werck<br />

10 de gheschepene zaecken in hemel / eerdsche perck<br />

Regiert hy / Blyfuende dat hy es Altydt<br />

wien / niet toevallic wesen noch ghescieden mach / int bemerck<br />

v<strong>van</strong>t simpelick der godlicker natuere / ghebenedydt<br />

mach toeghedaen / noch vermindert worden / des zeker zijt<br />

15 v<strong>van</strong>t altyds es / dat es / onveranderlick zoot betame<br />

vvien eeghinlick es / wien eeuvvich / wien tzelfde es / Bevrydt<br />

Twesen / Leuen / verstaen / en deis drie / een god Eersame<br />

ende eene god dese drie by Name<br />

de zelue god ende heere / daer vooren beuen<br />

20 alle goden / zynde in tsweerelts forreest<br />

maer hoe die zyn menichfuldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader god zuene God helich gheest<br />

Een god Drievuldich<br />

25 Prinche<br />

Deze vvarachteghe helighe drievuldicheyt<br />

es niet meerder in persoonen tsamen ghenoomt drie<br />

dan in een yeghelick / en byzonder persoon eens gheseyt<br />

v<strong>van</strong>t elck byzondre persoon inder Warachticheyt<br />

30 es vulle substantie / in hem zeluen hoet gheschie<br />

maer daeromme niet drie substantien zyn die<br />

maer god eenne substancie / mueghentheyt Eene<br />

** Oorspronkelijk ‘leuen’, geschrapt en ‘wesen’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 33 v


85<br />

een eeuvvicheyt / een grootheyt / een goetheyt / zonder fantazie<br />

als zuene / ofte helich gheest / Onverscheeden gheene<br />

+<br />

Noch gheen andre / en es de vadere Reene<br />

in nature / dan de zuene / ofte helighen gheest blycke<br />

noch yet anders de zuene / end helich gheest minder cleene<br />

dan de vader in nature / wien een nature / es int ghelycke<br />

5 // Maer een ander es de vadere Almachtich Rycke<br />

in persoone / een ander de zuene in persoone goet<br />

een ander dhelighen gheest in persoone tallen wycke<br />

inden vader eeuvvicheyt / inde zuene vroedt<br />

ghelyckheyt / inden helighen gheest wesen moet<br />

10 die eeuvvicheyt en ghelyckheyt / tsamenvoughynghe beseuen<br />

Al een in substancie / ende vvesen onbegrypelick keest<br />

almachticheyt ende godheyt / kennen wy ghehuldich<br />

Drie zynder die inden hemel ghetughe gheuen<br />

God vader God zuene God helich gheest.<br />

Aucteur<br />

Ick onvveerdich Eerdsche woormken Crupende<br />

wanckel stupende<br />

vulbrocht / de voornoomde gods Wonder zaecken<br />

tot tsgheests verlichten / Const icx zyn ontslupende<br />

20 mids tshelichs gratie my indrupende<br />

ick moeste tnaervolghende Liedeken maecken<br />

ende voysich craecken<br />

Zoo voorts en voorts / zul wy ten hende gheRaecken<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Meysken ick hebbe hu wel ghezien<br />

En hu tuutkens staen zo net /<br />

Heere god myns ghenaedich zyt<br />

hemel eerde / ghy Regiert<br />

+<br />

duer huwe name ghebenedydt<br />

ghy bermherticheyt hanthiert<br />

// Mynen gheest verhueght in hu heer goet<br />

Myn heere myn god ghy<br />

5 die wonder in hemel end eerde doet<br />

kennen wy // vranck en vry<br />

Lof eeuvvich hu zyn moet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 34 r<br />

+ 34 v


Al onsen troost gheel vp hu staet<br />

heere god ghenadich groot<br />

10 die thuwaerts keert / ghij Minnelick ontfaet<br />

in huwer gratien schoot<br />

// Mynen gheest verhueght in hu voorwaer<br />

myn zonderlynghe vruecht<br />

duer Iesum Christum hu zuene Claer<br />

15 By hu duecht // ghij vermuecht<br />

vveeren / ons zonden zwaer<br />

86<br />

Zonder hu mueghwy doen duechdlicx Niet<br />

wy die gheel broosch zondich zyn<br />

ons hulpe dies / end hu bystandt biedt<br />

20 Tooght ons hu blyde Aenschyn<br />

// Mynen gheest verhueght in hu zeer vast<br />

myn god int hemelsch Pleyn<br />

ghy weit ende kendt mynder herten last<br />

gheel onReyn // Bem Certeyn<br />

25 My niet grammoedich Tast<br />

Sathan Als eennen leeu zeer fel<br />

ommeRynght ons Nacht * en dach<br />

Loerende zouckende ghierich snel<br />

vvien dat hy verslynden mach<br />

30 // Mynen gheest verhueght // in hu ghelooft<br />

Tot inne tsdoods Perck<br />

heere zend my stercte / eer hy my verdooft<br />

al myn werck // Es onsterck<br />

heere god myn hueuerhooft<br />

+<br />

Onsen vleeschvyandt Quelt ons oock meest<br />

waer dat wy ghaen of staen<br />

vernieut in ons eennen vpRechten gheest<br />

Schept ons een Reyn herte zaen<br />

5 // Mynen gheest verhueght / die thuwaerts trect<br />

vpheft ons <strong>van</strong>den val<br />

vvy slaperich in zonden onslieden wect<br />

in dit dal // Meestdeel al<br />

zyn wy met tvleesch bevlect /<br />

10 De vveerelt Belooft ons oock veel schoons<br />

met een smeeckende mondt<br />

vviese bemindt / veel ydel Loons<br />

gheeft zou / der zielen onghezondt<br />

Mynen gheest verhueght liefmoedich heet<br />

15 heer god in hu gheheel<br />

* ‘Nacht’: ‘N’ over ‘d’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 35 r


Becleedt ons met huwer Liefden cleedt<br />

gheeft ons deel // int Pryeel<br />

Tvvelck ghy ons hebt bereedt<br />

87<br />

Die babylonsche draecke fier<br />

20 oock zeuenthoofdich naer my pooght<br />

gheerne brochtse my int dangier<br />

huer Cop my om dryncken tooght<br />

// Mynen gheest verhueght Liefuer ter noodt<br />

In hu Leeu <strong>van</strong> iuda<br />

25 den strydt wont ghy ieghens helle zonde doodt<br />

Waer ick gha // vooren na<br />

Zyt myn beschermer groot /<br />

Heere god des zalicheyts ghenaemt /<br />

zoo zyt ghy wel bekendt<br />

30 gheenssins en Laetse ghij niet beschaemt<br />

die hu hopen omtrent<br />

Mynen gheest verhueght in hu altoos<br />

myn leuens daeghen Lanck<br />

beschermt ons <strong>van</strong> becuerynghen boos<br />

35 in onsen ghanck // Broosch en Cranck<br />

Zyn wy gheel troosteloos /<br />

++<br />

Almachtich hemelsch vader tryumphant<br />

drievuldich Eennen god<br />

Biedt ons hu ghenaedeghe Rechter handt<br />

helpt ons vulbrynghen hu ghebod<br />

5 Mynen gheest verhueght te doene die<br />

zoo ick alder best Can<br />

huwe goede wille alsoo gheschie<br />

nv voort an // vvyf en man<br />

keert <strong>van</strong> Afgoderie<br />

10 Die dit liedeken heeft ghestelt<br />

heeft ouertorden huwe wet<br />

zynde noch metter Weerelt ghequelt<br />

schict hem doch te doene Bet<br />

zijnen gheest verhueght / en gheerne hoort<br />

15 zonder scheeden der of<br />

hu eeuwich helich Reyn crachtich woordt<br />

vvy eerdsch stof // Bieden Lof<br />

huwen name eeuwich voort /<br />

Aucteur<br />

20 Tliedeken was huut / den gheest wierd ghesust<br />

de mondt hadde gheerne Tcanneken gheCust<br />

+ Fol. 35 v, r. 26-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 35 v


88<br />

den Aeszeme zochte wat te vercoelene<br />

maer eer ick een <strong>van</strong> beeden de / zo had ick Lust<br />

Eerst met een Refereynken / den mondt te spoelene<br />

Refereyn<br />

Voor dhandt ghemaect<br />

Naer thende durstich ghehaect /<br />

O hemelsch vadere / Een god alleene machtich<br />

Rechtueerdich Bermhertich ouer israel crachtich<br />

30 hooghst dominateur in hemel ende eerde<br />

beghin onhendelick eeuvvich eeuvvich warachtich<br />

die oyndt duer hu zeluen / Bermherticheyt begheerde<br />

+<br />

Troonhouder drievuldich glorieux in weerde<br />

O myn ziele thuwaerts nv kniebughelick keert<br />

vp dat ick hu milde bermherticheyt Anveerde<br />

die bouen al hu wercken es wonderlick vermeert<br />

5 hu bermherticheyt te kennene / heere god Leert<br />

Insturt my den gheest / dat ick die wel can verstaen<br />

hu name wordtter by int ghelooue GheEert *<br />

Om ** vruchten der Liefden in my mueghen ontfaen<br />

hu bermherticheyt heere / ouer ons wel ghedaen<br />

10 Midswelcken In tbouck des leuens zyn ghescreuen<br />

bouen al dat bermhertich zy / zonder verghaen<br />

Hu bermherticheyt. heere / Es beter dan tleuen<br />

Hu Bermherticheyt heere Als gemme precieux<br />

es ouer ons blynckende claer victorieux ***<br />

15 ghenadichste verblydynghe ten hemel Binnen<br />

hu moeten eeuvvich louen / die blyft glorieux<br />

de hemelssche ierachie / metten seraphinnen<br />

O heere hu bermherticheyt Laet my ghewinnen<br />

die vergroodt **** verbreed es Totten hemele daer<br />

20 end huwe waerheyt / tot inde wolcken beghinnen<br />

hu bermherticheyt heere / volght ons eeuwelick naer<br />

met dauid wil ick dus vastgheloouich claer<br />

inder eeuvvicheyt hu Bermherticheyt zynghen<br />

myn herte esser gheel toe bereedt voorwaer<br />

25 als een <strong>van</strong> hu ierusalemsche ionghelynghen<br />

hu bermherticheyt heere Laet my die omRynghen<br />

al stonder Ieghens my duusent niet zal ick beuen<br />

hu bermherticheyt heere / Regiert alle dynghen<br />

Hu bermherticheyt heere / es beter dan tleuen<br />

30 Dauid de psalmiste neimt al zyn fundatie<br />

* Oorspronkelijk ‘vr’, waarover ‘G’ geschreven is.<br />

** Oorspronkelijk een tweede ‘om’, dat doorgehaald is.<br />

*** Inktvlek over ‘v’.<br />

**** ‘d’ is lichtjes doorgehaald met andere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 36 r


89<br />

heer vp hu Bermherticheyt speciael gratie<br />

als thende <strong>van</strong>der hope / hu wel eeuvvich by<br />

duer hu bermherticheyt hebben wy Regnatie<br />

heere / al doodet my / noch zal ic hopen vry<br />

35 myn leedsman myn toevlucht / en beschermer zyt ghy<br />

duer iesum Christum ghedaen veel bermherticheden<br />

+<br />

hu Bermherticheyt es cause / dit kennende vvy<br />

ghy ons hooft zyt / ende wy ghemaect hu leden<br />

erfghenamen dyns Rycke in dhemelssche steden<br />

om vervullen der verworpelynghen Ruine<br />

5 hu bermherticheyt schict ons inden wech der vreden<br />

naer hu bermherticheyt hopen tallen termine<br />

alwaer ick ghestelt hier om eeuvvich te zyne<br />

ende my de kiesynghe waere ghegheuen<br />

<strong>van</strong> hu bermherticheyt of tleuen / ziet ten fine<br />

10 Hu bermherticheyt heere / Es beter dan tleuen<br />

Prinche<br />

Rechtueerdich Bermhertich god omnipotent<br />

die de herten der mensschen duerziet en kendt<br />

hu bermherticheyt inder eeuvvicheden gheduert<br />

15 duer hu bermherticheyt tgheheele firmament<br />

des hemels gheRegiert wordt zoo ghewilleCuert<br />

den Chyrographbrief es in sticken gheschuert<br />

die ieghens onslieden ghescreuen was breedt<br />

duer hu bermherticheyt ierusalem sterck bemuert<br />

20 duer hu bermherticheyt zyn ons veel wuensten bereedt<br />

duer hu bermherticheyt anghedaen tmensschelick Cleedt<br />

daer inne ghy onslieden vvildet maecken zaelich<br />

hu Bermherticheyt heere / wat gratien ick weet<br />

es beter / dan al watmen mach vvesen verhaelich<br />

25 Tonsen trooste / ende steruende principaelich<br />

hu Rechtueerde puniert / maer ieghens tzondich sneuen<br />

eer de schichten des doods / vp ons zyn nederdaelich<br />

Hu bermherticheyt heere / Es beter dan tleuen<br />

[.Nu. Hoort.Hoort] +<br />

.Nu.<br />

30 Hoort.Hoort<br />

Myn testaments. Accoordt<br />

Voort.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 36 v<br />

+<br />

24. a iuny .1561.


+<br />

Prochiekercken<br />

90<br />

De acht brugsche prochykercken dienen oock verschoont<br />

mids datmer Inne doet / gods dienst warachtich<br />

diese wel doet / zal blyfuen niet ongheloont<br />

5 Tdien vpziene vvilicxse zyn ghedachtich<br />

Sint Donaes<br />

Achterlaet ick der musycken zanck<br />

Sint saluators<br />

Den Lusteghen ommeghanck<br />

Onser vrauvven<br />

De ghemaecte Thorre Lanck /<br />

Sint gillis<br />

Twel Ludende clocken gheclanck<br />

TWasvvyf tsint donaes<br />

15 Coster inghel twaswyf <strong>van</strong> sint donaes<br />

die zo moylick tIaer ouer daer de zantiens pareirt<br />

ion ick / om dat hy heeft een Costerlick faes<br />

(zyn ioncwyf kendt hem wel iaes?)<br />

Een pondt vyncoorde zaet / dan wel ghestoffeert<br />

20 <strong>van</strong> moy crudeken / end een Leere fraey ghemonteirt<br />

Clocludere<br />

+<br />

Dupperluder tsint donaes die witbrood kuwere<br />

Tmartiaen nat was noyndt gheen schuwere<br />

ick hebs hem tanderen tyden gheschoncken<br />

25 die ionick in tyds een onder Luwere<br />

principaelic als hy varsch bier heeft ghedroncken /<br />

Sint bazelis<br />

Ghemerct Ick niet begheere kerclicke proffyten<br />

maer Liefuer zelue daer of tghewin // sommen<br />

ion ick ionstich gheerne / al de offermyten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

37 r<br />

+<br />

37 v


5 die daer binden iaere / meer dan tsvrydachs incommen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


91<br />

Daerme bedelaers en truwelghen ghaende staende<br />

ter helich bloetsteegher Aelmoessen ontfaende<br />

Ligghende Cryolende / of zittende beneden<br />

of hemlieden nyemandt naer myn doodt vermaende<br />

10 de Corte Rente achterlaet ick by hemlieden ghebeden<br />

Scepen huus<br />

Voor tschepen huus / laetick doude keysers en grauen<br />

Alzoo zy staen in oorden <strong>van</strong>den eersten Af<br />

dat god / de zielen (wien zy figureren) wil lauen<br />

15 oock ghedyncken / die de nieuwe keyser carolus ghaf<br />

Voor tvrye<br />

Den wel ghemaecten Adam / die vpden houck beclaeght<br />

dat daer ter plaetsen menich pacient moet steruen<br />

en tslands ouerdaet voorziende / twelck den landsman plaeght<br />

20 end hem zomtyds dolende huutlandsch Iaeght<br />

die ionick wel te bewaerne ieghens tbederuen<br />

Nietken de naeysterghe<br />

Van slicht nietien met huer hennen end haenghecraeysel<br />

Creigh ick oock gheerne Een gheRustich ghepaeysel<br />

25 by sint donaes wuenende in een cleen wynckelken<br />

Achterlaet ick veel diueersch moy duerbroddelt naeysel<br />

zomtyds Lippebribbelet / als een schemynckelken<br />

Sinte pieters<br />

kercke.<br />

+ Aldaer de ghilde / beneden onder inden Crocht<br />

ghehouden by tambocht <strong>van</strong> die maecken scheen<br />

Totten waslichtmaecker daer by ghewrocht<br />

al datter behouuen zal / hebIck ghedocht<br />

5 hemlieden te ionnene / Eer ick zal scheen<br />

Sintianskercke<br />

Zomtyts ghedient <strong>van</strong> schotsche beneficianten<br />

Bon enfanten<br />

daer dueverheyt * of toebehoort tsinte donaes<br />

10 de Rekenyngh draghers met veel magher calanten<br />

<strong>van</strong> tappoort <strong>van</strong> sint ians pelgrems / oft andre zanten **<br />

Ion ick hemlien tsint iansnacht tmeeste Cabaes<br />

* ‘heyt’ is interlineair bijgevoegd.<br />

** Een eerste ‘t’ is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 38 r


al slickzer vp goet aes // kercke zal niet verliesen<br />

daer de zant mirakel doet / zalmen plaetse verkiesen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


15 En daer schapen wandelen wassen vliesen<br />

Sint kerst Kercke<br />

92<br />

De schamel priesters daer / met wyf en kyndren belast<br />

hoord icxse Recommanderen zoo <strong>van</strong> een slim gast<br />

gheenen zekeren dienst hebbende in tiaer<br />

20 hadder zom tyelick dienst / hadde tyelick ghebreicvast<br />

doch dieser stelt te wercke eenen penninck ouerpast<br />

Tmoet zyn ghebrast<br />

Twee placxkens zyn vullicx vertheert voorwaer<br />

Byden outaer wandelt / Leeft by den outaer<br />

Sint iooris steegher Cappelle<br />

der bouen /<br />

Gheregiert zynde / ken weet <strong>van</strong> wat muenicken<br />

Omme dueverheyt wasser oyndt questie vry<br />

Tusschen hemlyen / en sinte Christoffels Canuenicken<br />

30 dies ion ick deene nederst / dander dupperste zy<br />

++<br />

Sint saluators kercke Episcopale<br />

daeromme icxse voor dander verhale /<br />

Dees kercke als busschoplicke kercke voorwaer<br />

Representerende thooft <strong>van</strong> andre kercken daer<br />

5 zynde onder der doornycxscher diocesen *<br />

ion ick een Refereyn datment openbaer<br />

inde voorkercke yeuwers mach schicken claer<br />

vp dat de godsvruchteghe mensschen Lesen<br />

hoe dhelighe kercke Als gods kercke ghepresen<br />

10 ghefondeert mach wesen /<br />

Refereyn<br />

Christus god almachtich / grootwonderlick in wercken +<br />

hueverhooft toeziender zynder heligher kercken<br />

mids tshelichs gheest bevlercken<br />

15 ghefondeert ghesticht / vp een vast ghelooue Reyn<br />

hy den verworp steen ghevveist / int openbaer mercken<br />

<strong>van</strong> dwase verblende Wanewyse clercken<br />

nv houcksteen int verstercken<br />

als fundament / daert al vp ghefondeert es Certeyn<br />

20 En gheen ander fundament buten dien treyn<br />

mach yemandt Legghen / om blyfuen staende eendrachtich<br />

Christus kercke / die es der vergaderynghe pleyn<br />

+ Fol. 38 v, r. 11 en datum in marge onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘diosen’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

38 v<br />

+ 26 iunij .1555.


93<br />

der standvastegher gheloouend in hem Warachtich<br />

vereenicht metter Liefde / duer tghelooue werckCrachtich<br />

25 Buten welcke christus kercke / gheen zalicheyt en zy<br />

heeft Petrum ghestelt / zynen stedehoudre machtich<br />

Als vadre ende prinche / zynder kercke gheel vry<br />

v<strong>van</strong>t hijs hem vast betraude / mids zyn sterck bely<br />

gheloofuich blyfuende by<br />

30 dat christus was / de leuende gods zuene / Maer een<br />

tsamen drievuldich int hemelsch domineren<br />

daer omme iesus Christus Tot petro sprack hy<br />

+<br />

Ghy zyt petrus / ende vp desen steen<br />

zal ick myn kercke funderen /<br />

Vp desen steen als sterckvast onRoerlick staende<br />

vp desen steen / niet wanckelbaerich ommeslaende<br />

5 noch twyfuelick verghaende<br />

vp desen steen petrus / als vp een fundament vast<br />

vp dees steen / want ghy petrus zyt Christus vermaende<br />

de sluetels des hemelRycx daer naer ontfaende<br />

wie anderssins waende<br />

10 heeft vp hem zyn kercke te stichtene ghepast.<br />

Als zynde een Columne / sterck onbuugsame mast +<br />

end een stercke vastheyt gheel des waerheyts openbaer<br />

dies petro als hooft / ghegheuen tspeciael Last<br />

zyn kercke te Regierne / en zyn schaepkens aldaer<br />

15 Tdien fine zegghende / wat ghy byndt vpder eerden / claer +<br />

dat zal hier bouen in dhemel ghebonden vvesen<br />

en Christus glorieux verResen / zynde der naer<br />

zo wierd petrus / beloofde macht / crachtich gheResen<br />

dies een generael heerder / der kercken mids desen<br />

20 alsdan zynde ghepresen<br />

Christus schaepkens te bewaerne / ouernam hy tleen<br />

als stedehouder gods ghestelt int possesseren<br />

v<strong>van</strong>t hy hem beminde / Christus sprack zoo vvy lesen<br />

Ghy zyt petrus / End vp desen steen<br />

25 Zal ick myn kercke funderen<br />

Christus schaepkens tbewaerne hadde petrus tlast groot<br />

zoo hem zyn vpperheerder god almachtich gheboodt<br />

voor tswulfs grypende noodt<br />

hem macht gheuende <strong>van</strong> bynden end ontbynden ziet<br />

30 Christus hadhem huutvercoren / bouen dandre / zoot<br />

claerlick bleeck / naer christus verRysen <strong>van</strong>der doodt<br />

dies de naecte waerheyt bloodt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 39 r<br />

+ .1. thimo. 2<br />

+ mathei. 18.


94<br />

de tot petro alleene / een zoorghfuldich bediet<br />

ick heb voor hu ghebeden / dat hu ghelooue Niet<br />

35 sprack hy (niet en verghae) ende ghy metter tydt<br />

+<br />

bekeert zynde / dyn mebroeders versterckynghe biedt<br />

end hemlieden alsdanne meversterckende zyt<br />

hier huut verstaen wy / dat christus ghebenedydt<br />

Pieter zoo ansprack / als prinche der disciplen vroedt<br />

5 vp dat hy naer zynder penitentien strydt<br />

zou dander schicken / want tbetaemt dat ghyt doet<br />

die naer my zyt den steen / ende tfundament goet<br />

der kercken wesen moet<br />

Twelck petrus oock wierd / naer veel Rauvvichs gheween<br />

10 voort an gheloofuich blyfuende int perseuereren<br />

wiens herte Christus kende / dies sprack met woorden zoet<br />

Ghy zyt petrus / End vp desen steen<br />

Zal ick myn kercke funderen<br />

Prinche<br />

Dese kercke duer Christus voorzienichede<br />

15 vp petrum ghefundeert / zyn sterck gheloouichede<br />

zonder wanckelbaerhede<br />

heeft Christus bezeghelt met diepwondeghe prenten<br />

als zyn strydende kercke <strong>van</strong> gheel kerstenhede<br />

een lichaeme zynde / zonder tweedrachtichede<br />

20 waer of in hueverhede<br />

Christus iesus thooft es / niet om verexcellenten<br />

die hy met zeuen helighe sacramenten<br />

voorzienlick tonser noodt / heeft eerzaemlick verchiert<br />

tot tsvyands confusie / met zynen adherenten<br />

25 Als doopsel / vermsel / oorden / huwelick / penitenten /<br />

Olysels * / maer bouen al Liefmoedich ghemaniert<br />

Tsacrament des outaers / weerdich datment Eert en viert<br />

v<strong>van</strong>tter Christus god en menssche / dits tprincipale<br />

onder tsbroods figuere / in dhelighe hostie logiert **<br />

30 in vleesch en bloede / zoo hy zat tzynen avendmale<br />

ons gheestlick voedtsel ieghens der zielen quale<br />

huut Liefden Liberale<br />

+<br />

zyn kercke ghelaeten Testamentelicker gheen<br />

Alwelcke petrus oyndt eerweerdlic * wilde exalteren<br />

zonder Ieghenstuderen<br />

ende Christus dit voorziende / sprack hy int speciale<br />

* ‘O’ over oorspronkelijk ‘al’ geschreven.<br />

** Oorspronkelijk ‘Leg’, dat doorgehaald is.<br />

* Oorspronkelijk ‘eervveed’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 39 v<br />

+ 40 r


5 eer hy vertrack naer dhemelssche zale<br />

Ghy zyt petrus End vp desen steen<br />

zal ick myn kercke funderen<br />

[Die daer ieghens Erreren]<br />

95<br />

Die daer ieghens Erreren /<br />

gods kercke Perturberen<br />

10 Wiens gheest / tshelichs gheest / gheest contrarie dryft<br />

Laet hu niet verleeden int Argueren<br />

maer zonder Cesseren<br />

om hemelsch tryumpheren // Tot ghy wordt ontlyft<br />

in gods kercke Blyft /<br />

Ghilde <strong>van</strong>den helsenaers<br />

aldaer /<br />

Tghezelschap <strong>van</strong>den helsenaers zeere goe / Cnappers<br />

ken weet offer onder sorteren Schoelappers<br />

Tsint saluators kercke houdende statie<br />

20 die ion ick om lesen daer de mee // Clappers<br />

Een Refereyn Van onser vrauvven visitacie<br />

in wiens eere zy iaerlicx ter Capellen spatie<br />

doen decoratie<br />

Refereyn<br />

25 Maria vpRysende In dien daeghen +<br />

heeft totten gheberchten met haesten gheghaen +<br />

In die stede <strong>van</strong> Iuda / en zonder vertraeghen<br />

te zacharias huuse / Inghanck ghedaen<br />

ende heeft daer ghegroet Elysabeth zaen<br />

+<br />

Nu eist gheschiet dat elysabeth tdier tydt<br />

hoorde <strong>van</strong> maria tReyn groetende vermaen<br />

zo heeft dat kyndt in huer Lichame verblydt<br />

end Elysabeth / die es om vvesen bevrydt<br />

5 metten helighen gheest vervult gheworden Reyn<br />

// Onder die vrauwen / sprack zou / zyt ghy ghebenedydt<br />

zoo heeft Elysabeth / luudhuut gheroupen Certeyn<br />

ende oock es / Sprack zou int eerdsche pleyn<br />

die vrucht ghebenedydt <strong>van</strong> huwen Lichaeme<br />

10 te Rechte mocht zout zegghen / maria drouch tgreyn<br />

die daer machtich end helich es in zyn Name<br />

En <strong>van</strong> Waer Comt my sprack elysabeth voort<br />

dat die moeder des heeren dus comt tot my<br />

v<strong>van</strong>t ziet als ick hu groetnesse hebbe ghehoort<br />

15 tkyndt heeft vervruecht in myn Lichaeme vry<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Luce primo<br />

+ A. o 1542.<br />

+ 40 v


96<br />

ende zaelich die daer ghelooft hebt ghy<br />

v<strong>van</strong>t die dynghen <strong>van</strong>den heere ghesproken claer<br />

zullen worden warachtlick vulbrocht in dy<br />

en maria die heeft ghesproken der naer<br />

20 Myn ziele maect groot den heere voorwaer<br />

ende mynen gheest die heeft vroylick ghezyn<br />

in god myn zalicheyt / want hy heeft openbaer<br />

doetmoedt anghezien / zynder dienstmaeghts aenschyn<br />

dies huut desen ziet / zullen my vp elck termyn<br />

25 zaelich zegghen alle gheslachten Eersame<br />

v<strong>van</strong>t groote dynghen heeft hy my ghedaen fyn<br />

die daer machtich end helich es in zyn Name<br />

En zyn bermherticheyt es <strong>van</strong> gheslachte gheacht<br />

den ghuenen die hem willen vreesende wesen<br />

30 in zynen Aerme heeft hy ghedaen Cracht<br />

end heeft verstroyt die houeerdeghe bouen desen<br />

in die ghedachten / huerlieder herten mespresen<br />

<strong>van</strong>den stoel ofghestelt heeft hy de ghemoede<br />

doetmoedighe / die heeft hy verhooght gheResen<br />

+<br />

den honghereghen heeft hij vervult met goede<br />

en den Rycken die heeft hy thuerlieder onspoede<br />

ghelaeten ydel naer zyn willende zeden<br />

ysrael zyn kyndt ontfanghen heeft / als de vroede<br />

5 ghedachtich wesende zynder Bermherticheden<br />

ghelyck hy heeft ghesproken in deerdsche steden<br />

tot onsen vadre Abraham / en zyn zaet bequame<br />

inder eeuvvicheyt / hy god des paeysvul vreden<br />

die daer machtich end helich es in zyn name<br />

10 Prinche<br />

En Maria die Reyne gods moedre gheEert<br />

die bleef by elysabeth drie maenden omtrent<br />

daer naer es zou weder thueren huuse ghekeert<br />

dus den zin <strong>van</strong> thelich Euangelion ghehendt<br />

15 zoot de kerstene kercke gheloouelick kendt<br />

en zoomen dat costumelick te zynghene plach<br />

zoo gheordonneert By tgheestelick Regiment<br />

vp onser vrauwen visitacien dach<br />

God der goden onsen heere die veel vermach<br />

20 heeft dit al willen doen / Tot onser vraeme<br />

alle dyngh brynght hy tonder met een ooghvpslach<br />

die daer machtich end helich es in zyn Name<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 41 r


Tshelich gheesthuus<br />

Zusterkens<br />

++<br />

97<br />

25 Dese zusterkens die zomtyts by ziecken waecken<br />

Naer den dach haecken<br />

en tsnachts Laet vp zyn // Wier ieghens Rampte<br />

mids dat de keerssen zyn costlick / end om ander zaecken<br />

ion ick barnolye Elck in zyn Lampte /<br />

Sint Amands Capelle<br />

Ghehouden Byden crudeniers stercke spetie<br />

wel ghefondeert en Commodieus Esse<br />

omme de marctwyfs / elck tzynder discretie<br />

5 tsnuchtens tyelick commen hooren daer deerste messe<br />

hemlieden by expresse // zo langhe marctwyfs zyn<br />

ionicker thueren coste bezoorghen Brood en wyn<br />

Schilders Cappelle<br />

Oyndt heb Ick pictura goetionstich Bemint<br />

10 dies esser den gheest noch toe ghezint<br />

dat hemlieden oock een ghedyncken gheschie<br />

zoo men <strong>van</strong>der zeluerstrate incommen beghint<br />

Achterlaet ick daer veel schoone schilderie<br />

en tmynent te verheghene tafereelkens drie<br />

Pypers Capelle<br />

Vutgheblasen meer dan te vooren tachtere<br />

Nietmin die niet heeft Can lettel verliesen<br />

mynen voys Laet ick hemlieden achtere<br />

dat ze alle iaeren daer een nieu dekene kiesen<br />

20 en de goede costumen niet laeten vervriesen<br />

diese iaerlicx totten aermen daer onderhouden<br />

vermaen ict of zyt onthouden zouden<br />

Sint Loys godshuus<br />

ofte gasthuus<br />

25 Esser gheen beset huut een Ionstich ontfaermen<br />

daer by dat hem tswynterdaechs mueghen waermen<br />

de fielts Ionghe vervrosen Cackhieleghe slurfuen<br />

Clippertandende ydelbuucx ende daermen<br />

ongheschoeyt / zonder Lynwaedt / niet anden Aermen<br />

30 zo ion icker iaerlicx Een coppel last Turfuen<br />

+ Fol. 41 v, r. 24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

41 v


+<br />

Sint iuliens godshuus<br />

98<br />

Die <strong>van</strong> tleylecker Euel zyn meest besmet<br />

daer te gaste tsnavents commen groot ende cleene<br />

Ion ick tzijne ghetouft te magher noch te vet<br />

5 maer emmers zonderlynghe hoemer anders vp Let<br />

dat mense doch goe herberghe verleene<br />

den pot <strong>van</strong> aelmoessen / behoort tzijne ghemeene<br />

Tgodshuus ten magdaleenen<br />

De kercke houd icker wel gheRepareert zynde<br />

10 zoo ick bevynde<br />

verchiert met sint quintins sint victors Cappellen<br />

deene heere <strong>van</strong>den watre / en dander <strong>van</strong>den wynde<br />

wien de muelnaers voor hueren patroon vpstellen<br />

ick schicke wyndt noch water zal tkerckwerck quellen<br />

15 zyn die twee beschermheeren ghelogiert der binnen<br />

het waere onmueghelick / ne doent ander ghezellen<br />

Een yeghelyck zal emmers zyn logyst beminnen<br />

Maria magdalena Cappelle<br />

Tot dhelighe magdalena wild ick oock keeren<br />

20 ter capellen dienst ion ick veel milde // voeders<br />

Ende bouen dien Een Refereyn / god ter eeren<br />

der helighe zanttinne / end huere ghildebroeders<br />

Refereyn *<br />

Doe god end als menssche quam mensschen verblyden<br />

25 Een <strong>van</strong>den Pharizeeusen badt hem tdien tyden +<br />

als dat hy met hem zoude commen Eten<br />

dus in gheghaen zynde / naer lucas belyden<br />

heeft Christus an des Pharizeeus tafel ghezeten<br />

+<br />

Ende ziet / Een vrauwe / (huer onverweten)<br />

wesende Een zondaresse dier stede<br />

dit verstaende / quam viereghelick onghemeten<br />

en ghetooght heeft vulmaecte oetmoedeghe zede<br />

5 v<strong>van</strong>t een vat vul aelbaestren brochte zou mede<br />

ghevult met goeder zaluen / niet om verzoeten<br />

staende achter by zyn voeten met weerdichede<br />

met huer traenen beghonnen heeft wasschen zyn voeten<br />

* Oorspronkelijk ‘Den Lazarus ziecken’, dat doorgehaald is. Dit opschrift komt voor op folio<br />

43 v, r. 11.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

42 r<br />

+ Luce. 7. o<br />

+ 42 v


99<br />

end vp datse mochte huer goetwillicheyt boeten<br />

10 metten haere huers hoofts Christus voeten ghedrooght<br />

oock gheCust en ghezalft / met een eerlick groeten<br />

ende neerstich vp huer knyekens daer toe ghepooght<br />

Een vroom sterck ghelooue heeft zou wel ghetooght<br />

elcken zondaere wesende Een speghel schoone<br />

15 christus dit hebbende voorzienich gheOoght<br />

heeft huer naer huer wercken ghegheuen te Loone<br />

en sprack totter vrauwe / hy god in persoone<br />

ghezeghelde woorden daer zo menich naer haect<br />

Ghaet in vreden / hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

20 Maer den pharizeeus ziende een dusdanich exploot<br />

de ghuene die christum hadde tzynent ghenoodt<br />

in hem zeluen / Es dus een zegghen gheschiet<br />

Waert dat dese waere / Een prophete groot<br />

hy zou zeker wel weten het Rechte bediet<br />

25 Ia / en wat dat voor een wyf waere / of niet<br />

die hem Raect / want zes zondaresse mespresen<br />

Iesus hem andwoordende / zeyde Symon ziet<br />

ick hebbe wat / dat ick hu wil zegghende wesen<br />

vvel zeght meester / zeydhy / Christus sprack ten desen<br />

30 Van een Rentmeester waerer twee schuldenaeren<br />

deene schuldich in vyfhondert pennynghen gheResen<br />

en die ander maer vichtich zoo int verghaeren<br />

maer als zy niet machtich betaelynghe waeren<br />

Bee ghescholden heeft ze quycte / Ter laetster myte<br />

35 nv zeght my / welck <strong>van</strong> desen in tschults bezwaeren<br />

Bemint hem meerst / met viereghen Apetyte /<br />

+<br />

Symon sprack / dien hy meerst heeft ghescholden quyte<br />

bemindt hem meerst / dats een puer claer voortstel<br />

doe christus hem voughende Te gheenen Respyte<br />

sprack gherynghe / ghy hebt Rechte gheoordeelt en wel<br />

5 maer totter vrauwe sprack hy troostbarich snel<br />

daer huer ziele goet voetsels heeft huut ghesmaect<br />

Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

Totter vrauwe zynde christus ghekeert ten anschauwe<br />

<strong>van</strong> symon / zey tot hem / ziet ghy wel dees vrauwe<br />

10 ick bem ghecommen in hu huus / maer ghy<br />

ghaeft tot mynen voeten gheen watre / vp trauwe<br />

maer dese heeft ghewasschen de voeten <strong>van</strong> my<br />

met huer traenen / en ghedrooght metten haere der by<br />

niet een Cussynghe en heb ick <strong>van</strong> hu ghecreghen<br />

15 maer zou hier ghecommen zonder vphouden vry<br />

es / om cussen mynder voeten ghewillich bedeghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 43 r


100<br />

myn hooft te zaluene waert ghij niet gheneghen<br />

maer dese heeft ghezalft myn voeten int Leuen<br />

daeromme Symon in dese eerdsche weghen<br />

20 zegh ick hu / huer worden veel zonden vergheuen<br />

want zou vele bemindt heeft warachtich ghebleuen<br />

maer wien lettel vergheuen wordt / teeneghen stonden<br />

die bemindt lettel / dies christus ditte beseuen<br />

sprack tot haer / hu worden vergheuen veel zonden<br />

25 die daer aten beghonsten in huer herten gronden<br />

zegghen / Wie es ditte die in zulck bestieren<br />

de zonden vergheeft / maer zylieden en vonden<br />

<strong>van</strong> christo gheen andwoorde in gheender manieren<br />

dan alleene totter vrauvve / doe spraecke hanthieren<br />

30 zegghende alsvooren / God diet mueghende spraect<br />

Ghaet in vreden / hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

Princesselicke<br />

Vrauvve spyts elcken kettere<br />

al en vyndtmen hu name niet naer de Lettere<br />

35 des helich Euangelion warachtich bequame<br />

+<br />

gheen / dan helighe doctueren bescryfuent nettere<br />

dat maria magdalena was huwe name<br />

ghecoren mePatronesse Eerzame<br />

Als eenne <strong>van</strong> tbroederschap der drie zanttinnen<br />

5 ghehouden binnen brugghe Tes openbaer faeme<br />

By een partye die Rhetorycke beminnen<br />

die deuotelick bidden met herte met zinnen<br />

gode voor ons / om zalicheyt / tbidden niet slaect<br />

dat wy oock die troostbaereghe woordekens winnen<br />

10 Ghaet in vreden hu ghelooue heeft hu zalich ghemaect /<br />

Den Lazarus ziecken<br />

Wat. zoud ick dese vele te gheuene peynsen<br />

zyn al Redenlick voorzien bin hueren convente<br />

verclaerssende vermaenende / zonder veynsen<br />

15 thueren Lyfue / had ick ghelt / cocht ick gheerne Rente<br />

mids datse meest zieck zyn * en in tormente<br />

nietmin tmoet al ghestoruen zyn in tsweerelts Ronde<br />

gheltmen hemlieden yet Te zomer wynter Lente<br />

God verleense metten Rentier tsamen ghezonde<br />

Ghilde Sint eeuvvout<br />

// Buten //<br />

daer die <strong>van</strong> tleeuMout<br />

// Ruten //<br />

* ‘zyn’ interlineair toegevoegd met grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 43 v


+<br />

101<br />

In dese ghilde ten voorleden saeysoene<br />

25 Bem ghildbroeder gheweist / met veel oude vaderen<br />

huut ionsten ghildelick dies thueren verdoene<br />

Ionze onder alf thonne maertsbier int groene<br />

als de ghildebroeders tsamen eendrachtich vergaderen<br />

Behoudens datse scheeden metten vullen Aderen<br />

30 maer mueghen ** hemlieden / niet te zeere betrauwen<br />

vp de speyepachters alias verRaderen<br />

De Bancknechten heetense int Arragoens Cauwen /<br />

Onser vrauvven kercke<br />

Der ghilde <strong>van</strong> thelich sacrament wonderbaer<br />

ghehouden inde nieuwe Cappelle aldaer<br />

moet oock staen bekent in myn testaments ferie<br />

5 Ick ionder dit Lof goetionstich voorwaer<br />

By yemandt ghescreuen Correct en claer<br />

Ter eeren <strong>van</strong> Tsacrament hoogh misterie<br />

TLof A. o .1552.<br />

Lof Woord <strong>van</strong>den vader / zonder beghin onghehendt<br />

10 vvelck woord dat onsen god es omnipotent<br />

al watter es present // heeft duer twoord zyn wesen<br />

dat woord es worden vleesch / in maria beghendt<br />

midsgaders huer Reyn / maegdlick oetmoedich consent<br />

duer twoord excellent // es ons zalicheyt gheresen<br />

15 dat tlicht des leuens / tsmensschen voedsel ghepresen<br />

maer de duusterheyt verknesen // heeft dat woord veracht<br />

daerom ghetuught iohannes / zoo wy schriftlic Lesen<br />

god quam in zyn eeghindom / prysweerdich in desen<br />

om zyn volck te verlossene huut tsvyands macht<br />

20 // dit woord es een spyse <strong>van</strong> zo grooter cracht<br />

zo dat straft / onderwysende den nacht der zonden<br />

een verzaetheyt voor den hongheren diet hopelick verwacht<br />

inder zielen ghenesende onReyne doodwonden<br />

ons daeghlicx broodt ghegheuen tot allen stonden<br />

25 vul smaecken der goeder onderwysynghe<br />

dies mueghen wel belyden dan met herten monden<br />

zuver onbevlect<br />

Lof brood der Inghelen / onser zielen spysynghe<br />

god en menssche perfect<br />

30 Sacramentlick / onder een cleen hostie bedect<br />

Lof warachtich Brood / ons huten hemel ghedaelt<br />

** Oorspronkelijk ‘mach’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

44 r


102<br />

Lof voedtsel der zielen / die onse schult huutstraelt<br />

+<br />

<strong>van</strong> adam en betaelt // met huwer passyen stranck<br />

Lof warachteghen dranck // die niet en verschaelt<br />

Lof manna ouervloedich / dwelck nemmermeer en faelt<br />

maer vvie in zonden dvvaelt // gheeft kennesse eer Lanck<br />

5 Lof spyse der ghelooueghen om tzijne vry en vranck<br />

Lof dranck des nieuwen most / Christus precieux bloedt<br />

Lof vvarachtich god / onder spetie des broods ontfanck<br />

vvaer duer die sterflicheyt heeft eennen toeghanck<br />

onsterflick te verRysene / in dat eeuvvich goedt<br />

10 Lof aercke <strong>van</strong> noe / alder zaelichste behoedt<br />

waer by wy behouden zyn Al tsaemen ghemeene<br />

Lof Abrahams betrauwen / hope zin ende Moet<br />

lof toonbrood twelck dauid was nuttende Reene<br />

Lof warachtich god en menssche / onder dhostie cleene<br />

15 zuver paeschlam <strong>van</strong> israel dyns volcx verIolysynghe<br />

Lof zalichste voedsels / end anderssins gheene<br />

dies in alle Landt<br />

Lof broodt der Inghelen / onser zielen spysynghe<br />

metter Liefden handt<br />

20 Sacramentlick ons ghegheuen bouen mensschens verstandt<br />

Al dat leeft ofte Roert inden name des heeren<br />

Inglen / mensschen dieren Leeuwen draken Beeren<br />

wilt Eeren // huwen scepper / dyn voeder int leuen<br />

vueglen visschen cruden helpt mynen lof vermeeren<br />

25 ghy zienlick onzienlicke creatueren wilt Leeren<br />

waer ghy mueght keeren // kennen dyn voedsel beseuen<br />

ziet pharao verhart / end israel es ghegheuen<br />

den wech duer twater der zee zeer Crachtich<br />

Samarien es verlost <strong>van</strong> des honghers sneuen<br />

30 helias coucxken es onverghanghelick bleuen<br />

totten hemel ontsloten wierd dit es warachtich<br />

Claer water huten steen es nv elck deelachtich<br />

Iherico onverwinlic light plats neder en bloodt<br />

duer de cracht dyns woords O god almachtich<br />

35 goliath es verwonnen en holofernis versmachtich<br />

met sisara Abimelech in schandelicker doodt /<br />

+<br />

ons vyanden zyn verwonnen Christus brekende tbroodt<br />

Int avendmael des nieu testaments vpRysynghe<br />

tot een eeuvvich voedsel / onser zielen ter noodt<br />

tot thende des weerelts huut veel Liefden groot<br />

5 dies mynen gheest noch vvect *<br />

Lof Brood der Inghelen onser zielen spysynghe<br />

god en menssche perfect /<br />

* ‘weere’ doorgehaald; ‘vvect’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 44 v<br />

+ 45 r


103<br />

Sacramentlic / onder een cleen hostie bedect /<br />

Lof Warachtich princhier bouen andre Regierende<br />

10 Lof princhelick Ioseph dyn volck dispensierende<br />

met dat onverganclic broodt der zielen voedsele<br />

Lof warachtich belyd / dwelck petrus was Cryhierende<br />

ghy zyt de zuene gods met cracht duervierende /<br />

en stierende // huwen gheest / vul duechdlicx bevroedsele<br />

15 vp allen vleessche / tot des mensschen verzoetsele<br />

waer duer hu menich groetsele // Es goddelick pylaer<br />

v<strong>van</strong>t wie hu warachtich belyd in tsvolcx ghemoetsele<br />

niet vreesende tvervolgh / of dafgodlick ghebroedsele<br />

dien zal ick belyden voor mynen vadre Eerbaer<br />

20 zeght christus en verzaet worden hier end hier naer<br />

helle doodt tsvyands ghebaer // met haer afgrysynghe<br />

zal de zulcke niet hindren / maer huut Liefden claer<br />

gheeft ghy ons hu eeghin zuene tot een spyse voorwaer<br />

Lof brood der inghelen / onser zielen spysynghe<br />

25 metter liefden handt<br />

Sacramentlick / ons ghegheuen / bouen mensschens verstandt<br />

Oratie /<br />

om gratie<br />

Heere god Becleed ons / die zyn de bloode<br />

30 met tcleed <strong>van</strong> liefden bermhertich goedertiere<br />

dat wy mueghen thuwer tafel zyn de ghenoode<br />

daer tbereedt es / in gheestlicker Maniere<br />

++<br />

spyst ons met huwen daghelicxsschen broode<br />

schijnct huwen nieuwen most / met liefden chiere<br />

die zult commen vonnessen Leuende en doode<br />

Ende de weerelt metten viere<br />

Drie zantinnen outaer<br />

Aldaer.<br />

Ick ghildebroeder zynde <strong>van</strong> blommekens drie<br />

Catherina / Barbara / en magdaleene<br />

zantinnen bleuen<br />

10 der Weerelt / vleesch en zonde / gheweist partie<br />

den tyrannen ghestraeft / huerer herezie<br />

Afgoderie // Ende mamettrie<br />

Maer zy beleden christum / openbaer ghemeene<br />

+ Fol. 45 v, r. 22-24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 45 v


104<br />

dese zantinnen Reene<br />

15 Twee lietter omme tleuen<br />

Magdaleene / die wierdt veel zonden vergheuen<br />

veel hadse bemint<br />

Catherina Barbara inder passyen ancleuen<br />

zyn hemelssche plantsoenen gheInt<br />

20 Een Refereyn ion ick hemlieden toeghescreuen<br />

elck by een blomme gheleken verheuen<br />

Die Lydt Vervvint<br />

Refereyn<br />

Magdalena<br />

25 De vvitte Lelye groeyt wydt hooghe der eerde<br />

met blaeykens ande steele ghesloten beseuen<br />

Insghelycx katherina schoon Lelye weerde<br />

hu zuver herte noyndt eerdsche zaecken begheerde<br />

maer hopelic hebt dat te gode verheuen<br />

+<br />

de Lelye / Can duer huer vruchtbaricheyt gheuen<br />

Blommen Bladeren vruchten / Roke ende zaet<br />

wie <strong>van</strong> serpenten venyneghe beten Ancleuen<br />

metter Lelye / boete en tghenesen ontfaet<br />

5 Catherina tsghelycx in vruchtbaeregher daet<br />

hadt blommen <strong>van</strong> heligher gheneghentheyt groot<br />

Schoonbladeren <strong>van</strong> spraecke / des eerbaerheyts staet<br />

vruchten <strong>van</strong> goe ghewercken tot thende huwer doodt<br />

Roke <strong>van</strong> goeder fame / en zaet als goud Roodt<br />

10 <strong>van</strong> goddelicker leerynghe / tbleeck in hu preken<br />

Cloucklick vichtich wyse verwont ghy ter noodt<br />

vyandt vleesch Weerelt oock / vul venyneghe treken<br />

Lof moet ick hu spreken // Ter causen <strong>van</strong> desen<br />

Catherina Rechts witte Lelye int wesen<br />

15 Magdaleene als Roose Roodt gheef ick hu Prys<br />

want al huer natueren zyn thuwaerts ghekeert<br />

de Roose naer Naturalisten advys<br />

es thooft <strong>van</strong> allen blommen ghelyckerwys<br />

men hu thooft <strong>van</strong> claere penitencien Eerdt *<br />

20 de Roose es vul daus / ghy hebt traenen vermeert<br />

de Roose es zochte en teedere om gronden<br />

toetmoedich bekennen huwer zonden dit Leert<br />

dies wierden hu godlick vergheuen veel zonden<br />

vyf groenblaeykens / an der Roo Rooze bevonden<br />

25 zyn hu vyf offitien / <strong>van</strong> gode ghecreghen<br />

* Oorspronkelijk ‘heet’, dat doorgehaald is.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 46 r


105<br />

Tresoriereghe / medichinesse by stonden<br />

secretareghe / dienstvvyf zyns moeders bedeghen<br />

oock zyn Apostolinne / die eerst ghynck beweghen<br />

zyn godlick verRysen / met vieregher moet<br />

30 zoo tzaeyken inde Roose / es vierich gheneghen<br />

wel wetende dat was allen mensschen zeer goet<br />

zyt louelick ghegroet // dan onbezvvyckelick<br />

Magdalena der Rooder Roose ghelycklick<br />

En ghy edel Barbara der biechten vrauwe<br />

35 Als zoetluchteghe gentyle zyt ghy vermaert /<br />

+<br />

wiens vadre hu dede besluten nauwe<br />

In een stercken thor buuten mans beschauwe<br />

zoo men de gentyle <strong>van</strong>der * straeten bewaert<br />

v<strong>van</strong>t in hu was Rechts alder schoonheden aerdt<br />

5 als schoone inde ziele end oock in Lichaeme<br />

dies heeft hu christus negheenssins ghespaert<br />

maer ghepluct als gentyle voor hem bequaeme<br />

en ghedect met een witte stole Eersame<br />

doe martianus hu waende doen gheesselen naect<br />

10 zoomen vpde gentyle voortyds voor onReyn blame<br />

een dexels <strong>van</strong> fyn wit papierken heeft ghemaect<br />

Alle ydel ghepeynsen hebt ghy oyndt ghestaect<br />

bekennende tsdrievuldicheyts wesen Almachtich<br />

zoo elck naer der gentylen zoetluchticheyt haect<br />

15 zo haect elck kersten menssche naer hu warachtich<br />

om biechte voordachtich // ghy Rechts in persoone<br />

Barbara zoetluchteghe gentyle schoone<br />

Edel Princessen die Christum beminnende Waert<br />

Waert mueghelick verbidt my deeuweghe vrede<br />

20 De se ghildebroeders / helpt oock tzyne Be Waert<br />

De beminders <strong>van</strong> Rhetorica Telcker ste De<br />

Ne gheenssins die laet / maer be Waert ze mede<br />

Clerck aldaer<br />

Roegier de trompes Clerck <strong>van</strong>den drie zantinnen<br />

25 Teender ghedijnckenesse naer myn doodt<br />

of icker mochte Een pater noster An winnen<br />

als hy tsmoorghens comt ter Cappelle binnen<br />

gheef hem dit Refereynken huut milder schoot<br />

magdalena verstae ick draeght hy ionste groot<br />

30 Chrichhemich Ich ** broodt // met hem eten frisch // pleghe<br />

Als hem wat ouerschoot <strong>van</strong> zyn disch // weghe<br />

* Een eerste ‘va’ is doorgehaald.<br />

** ‘Ich’ is later bijgeschreven in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 46 v


Refereyn<br />

106<br />

+ Catherina Barbara en Magdaleene<br />

met Lydene zyn zy In gods Rycke gherocht<br />

tes waer / maer <strong>van</strong> drien wil ick nemen Eene<br />

daer den helighen gheest / meerst in heeft ghewrocht<br />

5 Ende dats magdalena / Schriftuerlick bezocht<br />

die met zeuen vyanden was eerst bezeten<br />

dats zeuen doodzonden / doe in huer gheCnocht<br />

die gheRasschelick wierden der huut ghesmeten<br />

By wien / duer tshelichs gheest stercke secreten<br />

10 die huer met zyn Raeyen verlicht heeft tverstandt<br />

v<strong>van</strong>t anders en hadse niet connen gheweten<br />

dat veel zondich besmetten in huer was gheplant<br />

dies blaecte in huer vierich der kennessen brandt<br />

ende volgde Christum / om gratie verstercken<br />

15 Magdalena Lydtsamich duer tshelichs gheest wercken<br />

Den helighen gheest hem meerst in huer moeyde<br />

zou die eerst was vloeyende vul der mesdaeden<br />

dat gratie daer naer in huer ouervloeyde<br />

zo datse verwarf gods groote ghenaeden<br />

20 v<strong>van</strong>t dhelighen gheest heeft huer gheRaeden<br />

te worpen af tsduusterheyts wercken zwaer<br />

dies huer leden ghevought / eerst tot tzondich verzaeden<br />

heeft die leden ghevought wel / tot duechden claer<br />

huer ooghen eerst kiesende wulpscheyt eenpaer<br />

25 die hebben beschuldeghe traenen ghegheuen<br />

end hoe zou hier mesdreghen heeft in huer haer<br />

heefter Christus voeten me ghedrooght int Leuen<br />

metter mondt eerst houeerdeghe spraecke bedreuen<br />

zyn voeten oetmoedich ghecust vvildhy mercken<br />

30 Magdalena lydzaemich duer tshelichs gheest wercken<br />

Huer ooren die gheerne eerst ydelheyt hoorden<br />

oft alle belemmerde eerdsche Treken<br />

die heeft ze gheopent / om hooren gods woorden<br />

en voor hem ghezeten / als hy wilde preken<br />

35 huer tonghe die zou voormaels de lichticheyt spreken<br />

die heeft zichtent gods name ghebenedydt<br />

der Apostelen apostolinne ghebleken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 47 r


107<br />

+ ia gheleerde predicante die eeuvvich verblydt<br />

huer handen die zou eerst in voorledene tydt<br />

tot pompeuse cleedynghen heeft ghehanthiert<br />

daer heeft ze ghewasschen me / zonder Respyt<br />

5 Christus bloote voeten / zebaer ghemaniert<br />

huer gheel Lichaeme heeft ze gheenssins gheviert<br />

maer weenende / vercoelt voor zondeghe spercken<br />

Magdalena lydtzamich duer tshelichs gheest Wercken<br />

Prinche<br />

10 Dhelighen gheest in dese princhesse<br />

heeft wel ouervloedich ghewrocht warachtich<br />

dat zou / die was openbaer zondaresse<br />

zo vierich liep naer christum / niet anders voordachtich<br />

bekennende dat hy was mueghende machtich<br />

15 huer zonden te vergheuene / hoe veel oft hoe quaet<br />

zoot ghebuerde duer zyne goe woorden Crachtich<br />

ende met penitentie ghecreegh zou Aflaet<br />

doe doende verblyden der inghelen staet<br />

v<strong>van</strong>t dInghels verblyden meer cleen ende groot<br />

20 vp een zondaere die penitentie Anghaet<br />

dan vp veel Rechtueerdeghe / die gheen hebbende noodt<br />

huers bekeeren / verclaerst Teuangelion bloodt<br />

ghehouden by ons moeder der heligher kercken<br />

Magdalena lydtzamich duer tshelichs gheest wercken<br />

Organiste<br />

Non priester ian drooghkele organiste<br />

goet weerdich artiste<br />

als hij niet vaste zit Comt hy als slaue // spelen<br />

groot mout docteur / savuerlick martianiste<br />

30 Lettel waghebaerdiste<br />

noyndt Veynoot int maertsbier zo zvvelgh ick laue // kelen<br />

Vp dat hy <strong>van</strong> my niet mach / ongaue // quelen<br />

+<br />

ion hem Camer / cuecken / Comptoir / metter vrauwe // blie<br />

tzynen Lyfue den cost in een maertsbier brauwerie /<br />

ick die als de flauwe // zie // gheen Roode noch bucht // wit<br />

Tbuers Eclips quelt hem dicwils / end * in zyn selfs lucht // zit<br />

Sint Ianshuus<br />

Wat zoud ick hier gheuen / ken weet watse begheeren<br />

zy hebben ghenouch om daeghelicx verteeren<br />

* Oorspronkelijk ‘dus’, dat doorgehald is; ‘end’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 47 v<br />

+ 48 r


108<br />

steruer veel gasthuus bouuen / zy deelen tgoedt<br />

Wat canmer meer dan thammeken vp smeeren<br />

10 tschimmel huut weeren<br />

Tes Reden zy wel brassen / om tzyne ghemoet<br />

elck huerder tbeste onder den aermen doet<br />

zy moeten zyn bewaert voor corruptien stanck<br />

daer Light menich artyckich ende pockich bloet<br />

15 voorwaer hemlien behouft wel / goe spys en dranck<br />

dan zyn dese broerkins in een groot bedwanck<br />

al wildenser voor gheuen veel pennyngh sommen<br />

alsser de sterfte es daer int be<strong>van</strong>ck<br />

Gheenssins mueghen zy dan by de zusterkens commen<br />

20 zoo wil icx my beRommen // al zou zulck troost verweruen<br />

ze zouden warachtich deen den andren bederuen<br />

Indien ick ter eerden daer worde ghebrocht<br />

daer Ick oyndt te ligghene hebbe ghedocht<br />

gheschiedet Ick zal te ghetrooster // slaepen<br />

25 voor datse my / een goe plecxken hebben ghezocht<br />

Een thunne biers ion ick aldaer de clooster // Cnaepen<br />

Abdie Vanden eechoute<br />

Die <strong>van</strong>den eechoutte goe Religieusen<br />

die al te gheerne wel kuesemuesen<br />

30 tdyncken my Rechts meschverckens zynde gheleken<br />

<strong>van</strong> zynghene huerlieder Caecken bluesen<br />

Als zynder zom Ionghe mannen Als Ruesen<br />

+<br />

zaen Rechts ter stondt steruen zy / als zy preken<br />

dus Int bespreken<br />

zo Ion ick meestdeel de ionghelynghen<br />

Liefuer dan zy dood preictten / Liefuer zweetende zynghen<br />

5 zulck Last anveerd / doet by andre vulbrynghen<br />

Sint niclaeus capelle<br />

De ionghvreimd Coopmankins parochykerck es dit<br />

als Cramerkers meerssedraghers Tabelettieren<br />

Wiens theerghelt faelgiert / omme spaeren verhit<br />

10 ende wie hier <strong>van</strong> zulck incommende Bidt<br />

als schamel vpcommende zalmer Logieren<br />

Cueren ordonnantien vul goeder manieren<br />

moet zy daer onderhouden oft voor by passeren<br />

gheen theerlyncspel noch quaertspel machmer hanthieren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 48 v


15 dese ionick zo te wandelne int prospereren<br />

dat de meersse daghelicx mach dobbeleren<br />

Backers Capelle<br />

109<br />

De Capelle daer Inne men doet gods dientst<br />

om den Capellaen te wesene alder vriendst<br />

20 Ion ick hem / (daer moet of menich wyn ghelach)<br />

als de backers tbrood minderen / tdyncke my zientst<br />

dat den dientst <strong>van</strong>den cappellaen meerssen mach<br />

Clerck<br />

Van elcke bruudt dier maeght incomt<br />

25 end elcke dier gheen maeght huut en ghaet<br />

Ionick een graeuwe dobbel stuuer ghesomt<br />

indien de clerck heeft voor tvleeschuus ghemomt<br />

mildelick hem te gheuene / ende die ontfaet //<br />

// Ende zo wie tsmoorghens voor de dagheraet<br />

30 Te Wetene de Brudecomme ofte de bruudt /<br />

+<br />

gheel vpghestreken ghecleedt alder eerst vpstaet<br />

<strong>van</strong> een placxken zal moeten spelen Leghuut<br />

En tvyncoorde cruudt // al zoudmer om Rampen<br />

De maegdekens ieghens den kynckhoest stampen<br />

Derder oordene<br />

Dit cloosterken zynde <strong>van</strong> een vreimt orduun<br />

es een oordene maer <strong>van</strong> een zuster lute<br />

waerer een paterken / Twaer goet messeliuun<br />

Sacrum in sacro / ende zwart met bruun<br />

10 omme tcapken te verwaeyene / achter den thuun<br />

Waer zuster celyke doodt twaerer al hute<br />

Staelysers<br />

Dese broederkens <strong>van</strong> sinte maertins oordene<br />

die cranckzinneghe mensschen zomtyts bewaeren<br />

15 Ion ick hemlieden zoo niet tontcoordene<br />

dat huerlieder pacienten niet huut bevaeren<br />

Willemynen<br />

Guillermiten meestdeel etende visch<br />

zomtyds ghedoende met een eyken nisch<br />

20 vleesch derfuen / maect edel / leeck / en notabel // flau<br />

dies ion icxse alle tIaer ouer wel frich<br />

voorzien te zijne / <strong>van</strong> goeden Cabeljau<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 49 r


Eduard de Dene, Testament rhetoricael


Sinte Catherine buten<br />

110<br />

Dese schamel kercke <strong>van</strong> Sinte Catherine<br />

25 Dicwils berooft in voorleden Termyne<br />

Ion ick emmers datmer toesteke dhandt<br />

Tesser al magher wee / elck pluctter om tzyne<br />

+<br />

Waen huter schrijne // doetse nyemandt bystandt<br />

// maer een Bierkercke staetter an tskerckhofs Cant<br />

daer de zantten Ligghen met houppels ghebonden<br />

men steltter de <strong>van</strong>en hoogh Anden wand<br />

5 die word meerst bezocht // Tallen tyden en stonden<br />

Colletten cloostere<br />

Dees Collette zusterkens in oordene stranck<br />

vleesch derfuen / altyds baervoets ghaen / es dusanchie<br />

besloten blyfuende huerlieder Leuen Lanck<br />

10 zom ducht ick ieghens hueren danck<br />

als zy der nathueren bloeysels cryghen ontfanck<br />

dies ion icxse thebbene / stercke Constancie<br />

Sint Iacobs huus<br />

Logiertmen daer zomtyds schamel ghezellen<br />

15 dat my dochte noyndt <strong>van</strong> in myn Ioncheyts iuut<br />

zo Ion ick / die sint iacobs voyaidge vertellen<br />

minst lueghens voortstellen<br />

ende wien de belyttersche luus meest quellen<br />

Schyncke thueren vertreckene / elck eennen vlieghuut<br />

Schoolkyndren <strong>van</strong>den<br />

Boghaerde<br />

Die Laet Ick achtere Eer ick in de * eerde zoke<br />

Myn zeuen staende spelen / de ghuene die<br />

tandren tyden ghespeilt zyn daer binder beloke<br />

25 zonderlynghe tspel der gheestelicker Loterie<br />

indien dat naermaels noch eens gheschie<br />

dat die anderwaerf speelwys vertooght mochten wesen<br />

doch een Aue maria gheboghender knie<br />

Bid ick dat zy ouer myn ziele Lesen /<br />

* ‘de’: ‘e’ licht doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 49 v


+<br />

Vlaemsche schole aldaer<br />

111<br />

Omme die Ionghe scholierkens te instruerene<br />

hopende in duechden der by te Beclyfuene<br />

gheef Ick dese materien Te incorporerene<br />

5 Omme naer den zin <strong>van</strong> dien te leeren scryfuene<br />

neerstich gheadert<br />

huut Salomons prouerbien tsamen vergadert<br />

Prouerbi .2 o .<br />

Eist dat ghy wysheyt neerstelick zaen<br />

10 Als ghelt / te zouckene wilt onderwynden<br />

dan zult ghy tsheeren vreese verstaen<br />

ende gods kennesse zult ghij vynden.<br />

Want dheere gheeft wysheyt Alleene<br />

diet al Regiert ouer zee ende zandt<br />

15 ende huut zynen monde Reene<br />

Comt kennesse ende verstandt<br />

Eist dat hu die wysheyt ter herten ghaet<br />

en hu leuen wilt tdier kennessen spoeden<br />

hu zal bewaeren dan / den Raedt<br />

20 En voorzieneghe wysheyt zal hu behoeden<br />

Dan zult ghy verstaen Rechtueerdicheyt<br />

eist dat ghy wysheyt hebt ghecreghen<br />

oock oordeel ende vpRechticheyt<br />

Verstaen zult / end alle goede weghen<br />

Ibidem .3. o Capi.<br />

Verlaet hu vp den heere <strong>van</strong> gheelder herten<br />

ende vp huwe voorzienicheyt Niet<br />

ghedijnct hem in voorspoet / end oock in smerten<br />

zo zal hy huwe / ghanghen spoedighen ziet<br />

+ By hu zeluen vvilt niet wys wesen<br />

Al wat ghy doet / doet dat by Raede<br />

<strong>van</strong> huwen goede / Eerdt dheere ghepresen<br />

vreest hem / ende wyct <strong>van</strong> Tquaede<br />

5 Zalich die wysheyt vyndt / ende ontfaet<br />

v<strong>van</strong>t zou / alle Ryckdommen te bouen ghaet<br />

Al datmen zou mueghen weynsschen int landt<br />

en es by huer te ghelyckene zeere<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

50 r<br />

+ 50 v


112<br />

Lanck leuen / es tot haerer Rechter handt<br />

10 ende tot haer slyncker handt Rycdom end Eere<br />

Haer Weghen schoone zyn / niet vul sneuens<br />

End alle huere padekens vredelick // zyn<br />

diese grypen / Es zij een boom des Leuens<br />

en zalich / diese houden / en bestedelic // zyn<br />

15 Want die heere Ongheslaect<br />

de eerde / duer wysheyt heeft ghefundeert<br />

En dhemelen / duer verstandt vastghemaect<br />

duer zyn wysheyt dafgronden ghesepareert /<br />

4. e Capi.<br />

20 Vaet goe onderwysynghe hu ghegheuen<br />

Bewaert hu herte / met neersteghen Raede /<br />

Laetse niet bewaertse / v<strong>van</strong>t tes hu Leuen<br />

En ofkeert / huwen voet <strong>van</strong>den quaede<br />

Zeste Capi<br />

+<br />

25 Ghaet totter miere / ghy traeghe bedeghen<br />

Leert wysheyt / Ende anmerct huere weghen<br />

Hoe Wel noch prinche noch meester noch heere<br />

en heeft / inden zomer haer spyse bereedt ze<br />

en vergadert / inden ougst neerstelick zeere<br />

30 haer eet werck / dese voorzienicheyt weetse /<br />

Prouerbi / Int achtste Capi /<br />

VVysheyt bemindt Alle die huer Beminnen<br />

En zy zullen huer vynden die naer huer haecken<br />

vvie wysheyt vvyndt / vyndt tleuen der binnen<br />

5 huer beminders / Can zou oock Rycke maecken<br />

Int 9. e Capi.<br />

Der Wysheyt beghin Es de vreese des heeren.<br />

zyt ghy wys / hu zeluen / zyt wys in hu daghen<br />

maer zyt ghij / een spotter in hu verkeeren<br />

10 Tquaet ongheluck / zult ghij Alleene draghen<br />

Int Tiende<br />

Haet doet twist Rysen // maer liefde dect zonden<br />

inde Lippen der wysen // Wordt wysheyt vonden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

51 r


Eduard de Dene, Testament rhetoricael


113<br />

Al vvaer datmen veel Woorden hanthiert<br />

15 daer en zal gheen zonde ghebreken<br />

Maer wie zyn Lippen wel Regiert<br />

die es dalder vroedste ghebleken<br />

Dongodlicke zullen voor by zyn ghaende<br />

ghelyck een onwedere wech Belendt<br />

20 Maer die gheRechteghe blyfuen staende<br />

ghelyck een eeuvvich vast fundament<br />

.12 e<br />

.13. e<br />

Valsche lippen zyn den heere Afgryselicheyt<br />

Maer die ghetraulic doen / een behaeghelicheyt<br />

Onder den houeerdighen / es altoos strydt<br />

maer die met Raedt alle dynghen hanthiert<br />

Zoo / een loos menssche / Te doene niet mist<br />

Die worden met wysheydt gheRegiert /<br />

+ Wie Castyende ondervvysynghe laet vaeren<br />

dien behoort / Aermoe / en schande in zyn iaeren<br />

Maer wie bewaert / der straffynghen zaecken<br />

zulck een / zal ter eeren gheRaecken<br />

5 Wie metten wysen Ommeghaet<br />

die zal wys worden / ende schuwen quaet<br />

Wie Roeden te spaerene es ghewuene<br />

die es de ghuene // die haet zyn zuene<br />

Maer die hem wil Liefmoedich spysen<br />

10 die zal hem neerstelick ondervvysen<br />

.14. e<br />

Een ghezondt herte / es tslichaems leuen<br />

maer nydicheyt Can etter tghebeentte gheuen<br />

Zo vvie verduldich es ghemaniert<br />

15 <strong>van</strong> grooter wysheyt word hij gheRegiert<br />

.17. e<br />

Een drooghe bete / met vroylicker feesten<br />

es beter / zeght salomon / en niet en mist //hy<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 51 v


Dan een huus vul gheslaeghender beesten<br />

20 en datter kyfuaige / gheschil en twist zy<br />

.18. e<br />

114<br />

Wat baet een zot thebbene Rycdom by hoopen<br />

Als hy gheene wysheyt / En can gheCoopen<br />

Zo VVie dat andwoordt / eer hy vulhoort<br />

25 Tooght zotheyt / en wordt beschaemt Rechtvoort<br />

.21. e<br />

Wie tot Lecker spyse zal zyn ghezint<br />

ghebreckelick Lyden zal hem begorden<br />

Wie wyn ende vetticheden Bemint<br />

30 die en zal niet Rycke Worden<br />

+ Wie vpRecht es / zijne weghen te beterne weet<br />

gheen wysheyt / helpt Ieghens den heere bedreuen<br />

De peerden worden wel ten stryde Bereedt<br />

maer god / moet die verwinnynghe gheuen<br />

23. e Capi /<br />

25. e<br />

Ontrect den Ionghelynck niet int goede<br />

maer onderwysynghe laet hem verweruen<br />

v<strong>van</strong>t al slaet ghij hem metter Roede<br />

hy en zal daer of niet steruen<br />

Die <strong>van</strong> veel sprekens niet Can ghedueren<br />

Es / ghelyck een open stadt zonder mueren<br />

Een woordt ghesproken / Tot zynder tydt<br />

Es als een ghulden appel / die den gheest verblydt<br />

29 e Capi<br />

Een Roede ende straffynghe wysheyt gheeft<br />

maer een kyndt dat hem zeluen es toeghelaeten<br />

zyn wille / te ghebruuckene / voorwaer het sneeft<br />

en tbeschaemt zyn moeder / Tzy <strong>van</strong> wat staeten<br />

Aucteur<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 52 r


Wie <strong>van</strong> dheere god almachtich schoolt<br />

ende tot andere goden ghaet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


115<br />

Warachtelick hy zeere doolt<br />

v<strong>van</strong>t hy wech W.aerheyt ende tleuen laet<br />

25 Dies moet hy wel hebben / eennen quaeden Raedt<br />

Een wel ghecleedt man / en daer toe zyn wete weet<br />

Al waer hy simpel leeck / word <strong>van</strong> menich ghelooft<br />

Maer en hy derft te wesene eerlick ghecleedt<br />

men acht hem niet / Al had hy veel wysheyt int hooft<br />

+ Wilt niet te vele Fortune gheloofuen<br />

noch oock der vrauvven zoete Prologhen<br />

Dese twee Connen veel volcx verdoofuen<br />

ende menich / Esser oock by Bedroghen<br />

Mannen <strong>van</strong>den boghaerdisten<br />

datse die bewaeren met Listen<br />

Ion ick tnaervolghende / vergheeft / die misten<br />

God almachtich god der goden Abrahams god crachtich<br />

zal nyemandt ongheloont laeten tgheenen tyden<br />

10 die hem dienen in zyn ledekens vpRecht eendrachtich<br />

dats die den aermen bystandicheyt doen warachtich<br />

zal hy naermaels metten hemelsschen loon verblyden<br />

v<strong>van</strong>t Christus god en menssche wilde zelue belyden<br />

zo wat ghy een <strong>van</strong> dese myne minste doet<br />

15 Te wetene den Aermen in dit eerdsch stryden<br />

dat zyt ghy my doende / ende thuwer spoet<br />

Cleed of spyst ghy den aermen / my cleedt ghy ende voedt<br />

als bermhertich werck daer ick in neme behaeghen<br />

// v<strong>van</strong>t tes een werck der liefden / om winnen thooghste goedt<br />

20 daer christus int oordeel zal meerst naer vraeghen<br />

dus ouerghemerct dan / By nachten ende daeghen<br />

die mannen ghestelt zyt / tot tsboghaerds Regieren<br />

Clouck zonder versaeghen // In hu tyden en iaeren<br />

Helpt neerstich desen boghaerdt der ionghe scholieren<br />

25 Zoorghfuldich Bewaeren<br />

Tes hueghelick met een zoorghfuldelick pleghen<br />

den heere te dienene zoo in zyn Leden<br />

dat es tot zynen aermen goetionstich gheneghen<br />

vphelpende / huute veel dolende weghen<br />

30 en brynghende tot Christenlicke wetentheden<br />

den aermen scholierkens der brugscher steden<br />

zonderlynghe // doende behulpeghe Bystandt /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 52 v


116<br />

+ voor de welcke / huut ghemeene aelmoessenen ghebeden<br />

desen boghaerdt der Leerynghen es gheplant<br />

Begroet die der toe mueghen steken de handt<br />

verwect tot charitaten / Tvolck buten en binnen<br />

5 hebt sterck neerstich ooghenmerck an elcken Cant<br />

ende wat den boghaerd deeren mach helpet verwinnen<br />

Bemindt ghy christus leden / thooft zal hu beminnen<br />

ende naermaels met hemelsscher glorien verchieren<br />

dies met al hu zinnen // Als gods liefste Caeren<br />

10 Helpt neerstich den boghaerd der ionghe scholieren<br />

Zoorghfuldich Bewaeren /<br />

Om tsghebods wille doet den aermen duecht<br />

ende Laet der aermen kynderkens doch niet verghaen<br />

helptse vpspannen inne der Leerynghen Iuecht<br />

15 voorzietse en beschermtse Zoo ghylieden best muecht<br />

vvilt de ongheleerde dolende Liefmoedich bystaen<br />

laet therte <strong>van</strong> Compassyen zyn openghedaen<br />

hu herte zeghelt niet vpder Pennynghen scrine<br />

die wel dienen / verwerfuen huerer zielen zaen<br />

20 eennen goeden staet / ende groote vryheyt ten fine<br />

int ghelooue in iesu Christo te zyne<br />

groot verghelder watmen duer hem doet ghehuldich<br />

zyn dienst en mach nyemandt wesen gheen pyne<br />

v<strong>van</strong>t wy hem niet dan dienst huut Liefden zyn schuldich<br />

25 om secoursen zyne aerme Ledekens verduldich<br />

die schamel ongheghoedt * zyn / in tsweerelts duwieren<br />

dies menichfuldich // Voor tempeestich bezwaeren<br />

Helpt neerstich desen boghaerdt der Ionghe scholieren<br />

Zoorghfuldich bewaeren<br />

30 Princhelicke<br />

Fameuse Commysen bequame<br />

Rechtzinnich wel ghewillich zyt standvast bleuen<br />

+<br />

Anveerdt huwen dienst des boghaerds bequame<br />

naer dit leuen // zal ghescreuen zyn huwe Name<br />

claerlick int bouck des eeuwichs eeuwich leuen<br />

wilt den dienst metter herten gheenssins begheuen<br />

5 al eist dat dyn saeysoens dienst mach nemen hendt<br />

vermaent sticht Byden Redenen voorscreuen<br />

standvastlick den scholierkens te blyfuene omtrent<br />

Nv end eeuwich tallen tyden weest doch diligent<br />

om dees boghaerd met voorzieneghe discretie bespoeyen<br />

* Na ‘onghegoedt’ ‘in’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 53 r<br />

+ 53 v


117<br />

10 inde welcke mueghen / Als ter gods eere ghespent<br />

Rype vruchtbaer mannelicke boomen vpgroeyen<br />

ouerdynckende wie hem tdien vpziene moeyen<br />

ten zullen ongheloont blyfuen niet die manieren<br />

Laet charitate gloeyen // ende in dyn openbaeren<br />

15 Helpt neerstich desen boghaerdt der Ionghe scholieren<br />

Zoorgfuldich bewaeren<br />

Schoolkynders zynghende<br />

Gheestelick niet sprynghende<br />

Nv v<strong>van</strong>t dees schoolkyndren / naer tiaerlicx vseren<br />

20 de processie tsaemen helpen decoreren<br />

vpden helighen bloetdach / ende met oetmoede<br />

alsoo zy paer en paer in oordene passeren<br />

ende zynghen een Liedeken <strong>van</strong>den helighen bloede<br />

tdien fine end een <strong>van</strong>den costumen de goede<br />

25 vp dat die costume niet verachtert en blyfue<br />

Drie heb icker gheordonneert te dien voorspoede<br />

een walsch / en twee vlaemssche die ick hier naer scryfue<br />

maer vp datmer niet kyfue // zalmen de chooren //dwynghen<br />

best tmynen motyfue<br />

30 Datmen alf walsch alf vlaemsch / maer tvlaemsche vooren // zijnghen /<br />

+<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

verIubileert hu nv ghy venus ionghen<br />

den mey die staettere lustich ghebloeyt<br />

5 Verblydt hu nv / die Christen name draeghen<br />

vveenende Inne der traenen dal<br />

thelich bloedt christi / eeuvvich tallen daeghen<br />

heeft ofghewasschen ons zonden al<br />

Int hout zo wast / dat adam eerst mesdede<br />

10 onghehoorzaemelicke verCoent<br />

An thout des crucen brocht ons Christus vrede<br />

ende zijnen vader zyn wy verzoent<br />

An thout des crucen duer liefue manieren<br />

ten berghe <strong>van</strong> Calvaryen Reyn<br />

15 Christus die schanck ons vyf bloedeghe Revieren<br />

Tonser zuverynghe / Groot ende cleyn<br />

Gheen bloedt <strong>van</strong> calueren ofte bucken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

54 r


en mocht ons helpen huut ons verdriet<br />

oock gheenderhande / eerdsche ghelucken<br />

20 die en mochten ons oock helpen niet<br />

118<br />

Maer thelich bloedt christi / milde * huutgheghoten<br />

totte de laetste druepel Roodt<br />

dat heeft den hemele gheheel ontsloten<br />

veel mensschen verlost / voor deeuweghe doodt<br />

25 Christus heet bloedt was onse offerhande<br />

die god den vadere wilde ontfaen<br />

an tcrucen hout / hyngh hy voor ons te pande<br />

steruende / Riep hy Tes al vuldaen<br />

Lof helich bloedt / wiens feestdach wy nv eeren<br />

30 Lof zy hu inne der Eeuwicheyt<br />

duer hu bloedt christe / wilt oorloghe keeren<br />

en bewaert / de Conynglicke magesteyt<br />

Beschermt <strong>van</strong> plaeghen / al die ons beminnen<br />

der stede <strong>van</strong> Brugghe verleent voorspoet<br />

35 datter mach / neerynghe gheRaecken Binnen<br />

daer wy scholierkens / zyn vpghevoedt /<br />

. 1546 .<br />

+<br />

Liedeken In Walssche<br />

Vpden voornoomden voys<br />

Reueilie vous en bonne ioyssance *<br />

ayant Le nom de Iesu Christ<br />

5 ayez de luy / loyale esperance<br />

Car nostre Redemption il fist<br />

Adam qui fust nostre premier pere<br />

mangeoit du fruict luy prohibe<br />

mais iesu christ en ce lieu de misere<br />

10 a tout en la Croix Restitue<br />

Nulles offrandes de la loy mosaicque<br />

ne fusrent pas digne nous Redimer<br />

mais iesu christ filz de dieu vnicque<br />

nostre salut vint concluder<br />

15 Dune amour ardante amiable<br />

nous vint partir son sang precieux<br />

* ‘milde’: ‘d’ geschreven bovenop een niet meer leesbare letter.<br />

* ‘esperance’ geschrapt; ‘ioyssance’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

54 v


A dieu son pere / fust Il aggreable<br />

dont a son dextre / sied glorieux<br />

Tout que home ne scauoit comprendre<br />

20 en dieu est la possibilite<br />

et Iesu christ / vouloit des cieulx descendre<br />

adfin de homme estre ne /<br />

Le sang de Iesu Christ en ce monde<br />

nous a lauez de tous Pechiez<br />

25 nostre aduersaire totallement confonde<br />

Auquel nous feusmes obligez<br />

Louange soit / aussy honneur et gloire<br />

a Iesu christ Perpetuellement<br />

cest nostre vie / et nostre victoire<br />

30 en la mort du croix tres humblement<br />

Resuscite est Iesu christ en terre<br />

a nostre iustification<br />

Lheritaige celeste vint conquerre<br />

sa mort est la Confirmation<br />

35 Vers dieu le pere / obtinez la grace<br />

que ceste ville voeult Preseruer<br />

et aussy noises et guerres efface<br />

et Roix et princes / bien accorder /<br />

119<br />

+<br />

Ander Vlaemsch liedeken<br />

Vpden voys<br />

<strong>van</strong>den stoorm der stadt <strong>van</strong> munster<br />

Laets lof den heere zijnghen zaen<br />

5 want hy sterckelick heeft ghedaen<br />

Pharao heeft hy vertorden<br />

ter Roo zeediepte wildhem verlaen<br />

dheere es ons zaelicheyt gheworden<br />

Lof eere Danck Telcker stede +<br />

10 Reyn Christus bloedt<br />

huuter liefden vloedt<br />

Ghesturt tot tsmensschens zaelichede<br />

Christus dien pharao heeft ghevelt<br />

dhelsschen vyandt met zyn ghewelt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

55 r<br />

+ Repeticie/


120<br />

15 heeft hy int cruce versleghen<br />

met zijnen bloede / ende niet met ghelt<br />

zyn wy verlost zuuer bedeghen // Lof eere / :<br />

Voorvvaer al onse qualen vry<br />

en zelue onse smetten hy<br />

20 ghedreghen heeft zoo Liefmoedich<br />

om onse onRechticheden der by<br />

ghewond met diepe wonden bloedich // Lof eere / :<br />

Wy waeren al duer zonde doodt<br />

kynderen des gramschas groot<br />

25 ballynghen tsaemen quaetzondich<br />

maer christus heeft met zynen bloede Roodt<br />

ons paeys ghesloten / Eeuvvich stondich // Lof eere / :<br />

Es god voor ons ghebenedydt<br />

verwinder onser vyands strydt<br />

30 huut een Bermhertich begheeren<br />

Christus / By ons es talder tydt<br />

vvie zouder ons dan mueghen deeren<br />

Lof eere etc a /.<br />

+ God almachtich voor wient al beeft<br />

zyn eeghin zuene ghegheuen heeft<br />

voor ons allen gheel ouerghegheuen<br />

Totter crucen doodt / hy die eeuvvich Leeft<br />

5 wy sterflick hebber by nieu Leuen / Lof eere /<br />

Thout es ghebenedydt voorwaer<br />

daer duere Rechtueerdichede claer<br />

gheschiet gheel Principaelich<br />

Adam mesde int hout openbaer<br />

10 In tcruushout maect ons Christus zaelich<br />

Lof eere etc a<br />

Princhelick god paeyslick bewaert<br />

de brugsche ste / en zalich spaert<br />

Al die christus naeme draeghen<br />

15 ende duer huwen bermhertighen Aert<br />

Gheeft ons doch pays in onse daeghen / Lof eere /<br />

Dat bidden wy met herten goedt<br />

buugsamelicke met Oetmoedt<br />

Wy ionghe boghaerdsche scholieren<br />

20 heere huwe handt / niet en doet<br />

<strong>van</strong> die ons helpen en Regieren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 55 v


Buten schoolkyndren<br />

121<br />

De Ionghe Budsen tschole hebbende stacie<br />

die <strong>van</strong> buten om leeren commen Ingheghaen<br />

25 ion ick dese Benedicite ende gratie<br />

dat zy god vpofferen / mueghen dies verstaen<br />

De Benedicite<br />

+<br />

Gheloft ghedanct zy dheere / die ons heeft verlost<br />

met zynen bloede<br />

30 die ons cleed / en verleent de daghelicxsche Cost<br />

<strong>van</strong> zynen goede /<br />

Gratie ofte Danckzegghynghe<br />

Lof heere der heeren / groot god Almachtich<br />

dat wy zyn ghespyst<br />

doch in tghelooue vpRecht warachtich<br />

5 ende Eendrachtich<br />

Ons leert / en wyst<br />

Cellebroeders<br />

Mids dat dese broederkens zomtyts logieren<br />

zuentiens diemer leght te Castyemente<br />

10 hebze / een ordonnancie willen bestieren<br />

tot glaseveynsters percken daer binden convente<br />

ende ionner met Liberalen consente<br />

niet te mildelicke ghewuene<br />

dhistorie <strong>van</strong>den verloren zuene<br />

15 in vlaemsch end in walsche / inde verzamynghen<br />

Commer waelkens / zo wel als vlamynghen +*<br />

[De Vader des huusghezins / hier int Leuen]<br />

Eerste parck<br />

De Vader des huusghezins / hier int Leuen<br />

heeft zyn zuene Tdeel <strong>van</strong> zyn goed ghegheuen<br />

20 God den heere zynen schepper heeft hy ghelaeten +<br />

en ghekeert <strong>van</strong> zyn zalicheyt Tzynder onbaeten<br />

Tweede parck<br />

Oneerbare loose vrauwen wildhy hanthieren<br />

huut begheerlicke vleesschelicke manieren<br />

* ‘Dynck Ic’ achteraf bijgeschreven in de marge.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

56 r<br />

+ Dynck Ic/<br />

+ deutero/.32.


25<br />

Begheerlicheyt / voortbrynght zonden groot +<br />

ende zonde / voortbrynght de doodt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ iacobi primo


Derde parck<br />

122<br />

Onnuttelick wildhy zyn goet vertheeren<br />

En Venus stond hem by / in zulcdanich gheneeren /<br />

+<br />

Wyn ende vrauwen Wien beuolen<br />

Doen de wyse in huerlieder wysheyt dolen +<br />

Vierde parck<br />

Hy aermelick dolende daeghen en nachten<br />

5 moest hy ten hende de zwynen wachten<br />

Des zondaers doodt / wil ick niet zecht den heere +<br />

maer dat hy leue / ende hem bekeere<br />

Vyfde parck<br />

Hem Ouerpeynsende / dus ten fine<br />

10 begheerdhy int huus / zyns vaders te zyne<br />

Als schaepken dolende in allen houcken +<br />

doch heere / wilt my hu dienstknecht zoucken<br />

Zeste parck<br />

Och vadere Ieghens hu heb ick mesdaen<br />

15 wilt my doch / in huwer ghenaede ontfaen<br />

Verblydt hu met my te desen stonden +<br />

tschaep dat verloren was / heb Ick ghevonden<br />

Zeuenst parck<br />

Verblydt laet tvette calf zyn ghesleghen<br />

20 want de verloren zuene heeft gratie vercreghen<br />

Tot droufheyt / gheeft niet hu herte nv +<br />

maer wilt die verre doen <strong>van</strong> hu<br />

Achtste parck<br />

Daer naer bekeert / Es hij ghestoruen<br />

25 zyn ziele heeft plaetse in dhemel verworuen<br />

Comt myn ghebenedyde myns vaders Iuweel +<br />

ghebruucken / en Bezitten hu erfuachtich deel<br />

Ionghers ziet in tyds toe / int eerdsche dal<br />

die ten alfuen keert / die en doolt niet al<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

56 v<br />

+<br />

Eccli. 19.<br />

+ Ezech. 18<br />

+ psal/19<br />

+ luce.10<br />

+ Eccli 38<br />

+ Mathei. 25


+<br />

Aucteur<br />

123<br />

Oft om dat zommich schaemt zijns moeders vlaemsch tale<br />

Maer wil franchoys Quansuus / als edel man spreken<br />

Tdier causen Ick hier in walssche verhaele<br />

5 den zin <strong>van</strong>den voornoomde Tweendertich Reken<br />

[Le pere de vng Famille / A son filz donna]<br />

Premier parcquet<br />

Le pere de vng Famille / A son filz donna<br />

Le part de son bien / Qui tout Consumma<br />

Il. a. laisse dieu / son createur proprement<br />

10 et sen est alle de son sauluement<br />

.2. e<br />

Auecques Ribauldes print il soulas<br />

Car son desir Requiroit tel Cas<br />

Lhumain desir Pechiez amaine<br />

15 et pechiez Amainent mort incertaine<br />

.3. e<br />

Prodigualement ses biens despendoit<br />

Et dame Venus Luy adsistoit<br />

Vin et dames Cest commune sentence<br />

20 font errer saiges / de leur sapience<br />

.4 e .<br />

Fouruoiant pourement aprez tryumpher<br />

se mist subiect Les pourceaulx garder<br />

Ie ne voeul pas / dist christ / la mort du pecheur<br />

25 mais quil se Repent / et vifue en fleur<br />

.5. e<br />

Considerant Alors sa vie amere<br />

desiroit entrer / La maison de son pere<br />

Comme vng breby / perdu au mondain Lieu<br />

30 Cherchez vostre seruiteur seigneur dieu /<br />

+ Sixiesme parcquet<br />

Mon pere Iay vers vous offensez<br />

Ie prie / que en grace moy Rechepuez<br />

Iay trouue mon breby / qui fust en desuoy<br />

5 ReIouissez doncques Auecques moy<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

57 r<br />

+ 57 v


.7. e<br />

124<br />

ReIouissez vous / en / le gras veau mactant<br />

le pere a Recheu Le prodigue enffant<br />

Ne donnez pas vostre Coeur a tristresse<br />

10 mais faictes que Loing de vous sadresse<br />

.8 e .<br />

Lenfant prodigue mourust / et a este pourueu<br />

Car dieu le pere / a son ame Recheu<br />

Venez le bening de mon pere venez<br />

15 Et possession de vostre heritaige Prenez<br />

Aucteur<br />

Celluy qui se tourne vers le Seigneur<br />

vvie keert tot god / den heere der heeren<br />

il tournera vers luy / A son grand Eur<br />

20 Ter nood zal hy oock themwaerts keeren<br />

Ten Wynghaerde<br />

++<br />

Myn Iiffer moedre daer begrauen als woormen spyse<br />

Tes Redene dat icxse EereIonste bewyse<br />

vp dat huere ziele / doch mach naermaels verblyden<br />

25 Bid ick god almachtich / datse zaelich verRyse<br />

ende in des oordeels tyden<br />

Ter Rechter zyden // Onder zyn bevryden<br />

Te mueghen staene metten ghebenedyden /<br />

De Kercke aldaer<br />

Inde Kercke aldaer by voorme <strong>van</strong> bedynghe<br />

vp dat gods kercke / als gheestlick wynghaerdt certeyn<br />

Bewaert / beschermt zij Talder bevredynghe<br />

5 ion ick daer ter Eeren gods dit. //<br />

// Refereyn<br />

Heere god. Eerste schepper alder creatueren +<br />

vervaerlick sterck / ende Rechtueerdich Int ghedueren<br />

oock bermhertich / ende Alleene goet zyt ghy<br />

10 O god die heydenen / naer huer boos willeCueren<br />

In hu erfuenesse / zoo zyn gheCommen zy<br />

// huwen helighen tempel / ontzuvert gheel onvry<br />

en Ierusalem / zoo dauid de psalmiste vertelt<br />

+ Fol. 58 r, r. 27 ‘cleene voskens’, 29 ‘vvilde beeren’, 31 ‘OngheRynghelde verckens’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

58 r<br />

+ Psal/


125<br />

hebben zy / zoot noch daghelicx anmercken wy<br />

15 als tot een wachthutte / der fruutboomen ghestelt<br />

de doode lichaemen huwer dienaeren / Int velt<br />

tot een spyse der vueghelen / des luchts ghegheuen<br />

tvleesch <strong>van</strong> huwen helighen / die zy hebben ghequelt<br />

Es den beesten der eerden / ghestelt ghebleuen<br />

20 derfghename / huut zyn wynghaerdt ghedreuen<br />

hem hebbende / oock anghedaen groot bezwaeren<br />

maer watter ghedaen zy / Byden ghuenen voorscreuen<br />

Heere / Ghij zult hu gheplante Wy ngaerd bewaeren /<br />

Hu gheplante wynghaerd Als een wynghaerd des heeren<br />

25 die zult ghy vruchtbaerich int gheloofue vermeeren<br />

dats dhelighe Christen kercke houden bloeyende<br />

hoe wel datter cleene voskens omtrent verkeeren<br />

diese gheern bedorfuen / en maectten ongroeyende<br />

vvilde beeren / zynder hem oock omtrent Moeyende<br />

30 scrauende / hoe zy die Ontworttelen mochten<br />

OngheRynghelde verckens / die ontschoeyende<br />

vpdatse die gheerne huter planttynghe Brochten<br />

dit zyn de secten Sataniteghe ghedrochten<br />

+<br />

die de christene kercke gheerne wierpen in tzandt<br />

die oyndt huer fundamenten tonderworpene zochten<br />

heere / die ghy nochtans zelue / hebt ghesticht gheplant<br />

houffent / heghent / en Regiert met hu Rechter handt<br />

5 daer ghy meester of zyt / hu priesters de dienaeren<br />

de welcke sterck gheworttelt zal blyfuen staende / Want<br />

Heere / ghy zult / hu gheplante Wynghaerd Bewaeren<br />

Vp petrus vpden steen vastgheloouich fundament<br />

es desen wynghaerdt de helighe kercke gent<br />

10 ghesticht gheplant / Bewaert <strong>van</strong> vier Euangelisten<br />

Paulus staetter clouck met eennen zweerde omtrent<br />

dats met gods woord / om weeren alderhande Twisten<br />

end om der huutkeeren Quae venyneghe / Misten<br />

dats valssche leerynghen huer Contrarie meest<br />

15 de zonne <strong>van</strong> Rechtueerdicheyt / ieghens Sophisten<br />

beraeyt die / Mids gratie <strong>van</strong>den helighen gheest<br />

Al mochte desen wynghaerdt ouercommen tempeest<br />

dongheRynghelde verckens / die waenden bederuen<br />

dats die de vryheyt des vleeschs zoucken onbevreest<br />

20 hoe meer bewroet / hoeze sterck groeysels zal verweruen<br />

en hoe daer zulcke een wynghaerd in wilden eruen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 58 v


126<br />

naer huer eeghin zins plantynghe int openbaeren<br />

hu wynghaerdt verwerpende / in sticx wilden kerfuen<br />

Heere / ghij zult hu ghePlante wynghaerd bewaeren<br />

25 Princhelick<br />

God almachtich / Neerstich Wynghaerdenier<br />

Daer zyn wroetende mollen die in hu vergier<br />

<strong>van</strong>der heligher kercke / mueghen doen groot quaet<br />

tzyn de ghuene die verblend zyn / in tverstandt schier<br />

30 als de zulcke / <strong>van</strong> wien dueverheyt word versmaet<br />

// Och dese gheenssins menichfuldeghen Laet<br />

de menichte mochten huwen Wynghaerd verdrooghen<br />

maer wy betrauwen / diese oyndt bystond / en staet<br />

+<br />

dat ghy huer bederfuen niet zult laeten ghedooghen<br />

heere god / dan slaet nederwaerts huwen ooghen<br />

en dese huwe Wynghaerd doch anmerckende zyt<br />

Dats hu helighe kercke Wilt bystandt tooghen<br />

5 v<strong>van</strong>tse an allen zyden groot anstootynghe Lydt<br />

huer inplanttynghe / es <strong>van</strong> zeer vele Benydt<br />

alsnv meer / dan in veel voorledene iaeren<br />

maer hoese bestoormt word / ende wiese bestrydt<br />

Heere / ghy zult hu / Gheplante wynghaerd bewaeren<br />

Baghynkens <strong>van</strong>den Choore /<br />

De Ionghe baghynekens daer <strong>van</strong>den choor<br />

die kerstdaeghe naer vespren doen debuoir<br />

om Leyssen / wieghende / iesum tkyndeken cleene<br />

daer menich comt ghewandelt om hebben ghehoor<br />

15 die ion ick myn Leyssebouck / end anders gheene<br />

ten dienste <strong>van</strong> die zynghen can / elck daer ghemeene<br />

maer stonder myn weduwe ieghens te kyfuene<br />

Ten minsten / omme dese drie huut te scryfuene<br />

hemlieden tbouck Leene /<br />

Deerste leysse<br />

Vpden Voys // het zat een sneewit vueghelken<br />

Al vp zyn eerste plume /<br />

Staet vp ierusalem / wordt verlicht<br />

v<strong>van</strong>t hu licht es ghecommen<br />

25 en tsheeren heerlicheyt onghezwicht<br />

es ouer hu nv vpgheclommen<br />

Dies dochters <strong>van</strong> ierusalem<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 59 r


verhueght / want zonder Cesseren<br />

my dynck ick vruecht me / nv / na / bem<br />

30 in tgheestelick Reyn contempleren /<br />

+ Dochters <strong>van</strong> syon oock verhuecht<br />

verblydt in god almachtich heere<br />

die onslieden By zynder duecht<br />

es nv ghenaedich milde zeere<br />

5 Want hy heeft een nieuwe werck<br />

gheschepen vpder Eerden<br />

Een vrauvve heeft / eennen man sterck<br />

in huer om<strong>van</strong>ghen groot <strong>van</strong> weerden<br />

Een man ten tyden alsnv vervult<br />

10 gheeft hy huut tshertsen gronden<br />

Christum zyn zuene / die de schult<br />

betaelen quam / voor onse zonden<br />

Van maria ghebenedydt<br />

Bouen al andre vrauvven<br />

15 es dese zuene tsvyands spyt<br />

gheboren Reyn zonder verflauvven<br />

127<br />

Tvvas zoo voorsproken / moeder ghedwee<br />

Reyn maegdelicxst beclyfuen<br />

dat ghy zoud wesen zonder wee<br />

20 maeght vooren ende naer blyfuen<br />

Het tabernakel daer hy in quam<br />

vvilde helich maecken Reene<br />

v<strong>van</strong>t hy daer in zyn Ruste nam<br />

Christus als een kyndeken cleene<br />

25 Hy dalder stercxste spyts dhelssche quicx<br />

de vaste sterck motalen poorten<br />

ghesmeten heeft hij die in tsticx<br />

met al huerlieder toebehoorten<br />

Die inde duusterheyt vul noods<br />

30 aldaer ghe<strong>van</strong>ghen zaeten<br />

oock in die schadewe des doods<br />

Christus heeft die los huutghelaeten<br />

Elck voor dies Christum bughen // moet<br />

helsch hemelsche / Eerdsche persoonen<br />

35 schriftuere dies tbetughen // doet<br />

end alle inghelicke Troonen /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 59 v


+ Als onsen toevlucht / dient hy gheEert<br />

met grootter danckbaerhede<br />

v<strong>van</strong>t inder eerden heeft hy verkeert<br />

als menssche / metten mensschen mede<br />

5 Manlicke wercken heeft hij ghedaen<br />

en gheenen strydt ontdoken<br />

Thooft onser pertye heeft hy zaen<br />

ghebryselt / end in tsticx ghebroken<br />

Noyndt voorvechter die bet ghenas<br />

10 Al ons benaude dolueren<br />

de Wetbrief die Ieghens ons was<br />

heeft hy in sticx oock willen schueren<br />

In teecken <strong>van</strong> victorien groot<br />

verwinder <strong>van</strong> onse Bedwanghen<br />

15 zo heeft hy die openbaer Bloodt<br />

An tcruce zelue ghehanghen<br />

Die alder ghiften gheuer zy<br />

daer ziel en Lichaem by Leuen<br />

es zelue nv zo ghenaedich hy<br />

20 een ghifte voor ons onslieden bleuen<br />

Looft Christum met dancbariche<br />

<strong>van</strong> maria menssche gheboren<br />

vp dat hy als menssche in deerdsche ste<br />

gheen mensschen laeten zou verloren<br />

25 Christen zyn moeder oock ghedynct<br />

tsghelycx te doene volgh ick me na<br />

end huer dat inghelick groetsel schynct<br />

Aue gratia plena<br />

128<br />

TWeede leysse<br />

Vpden Voys Dat ick om een schoon beeldeken zoet *<br />

zo langhe zyn moet // in ghetruere<br />

Nu mueghen wy duer een schoon beeldeken zoet<br />

niet langher wesen in ghetruere +<br />

die maeght Maria / duer huer oetmoedt /<br />

* ‘z’ op ‘g’, oorspronkelijk ‘goet’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 60 r<br />

+ A. o .1545.


129<br />

+<br />

heeft tonser spoedt<br />

een zuene ghebaerst bouen Natuere<br />

dhemelssche duere // Men open ziet +<br />

Zou brynght / ons vruecht / voor eeuvvich verdriet<br />

5 Des vaders woordt es neder ghedaelt<br />

in maria zyn dienstmaeght * Cleene<br />

en vleesch gheworden daer onghefaelt<br />

goddelick duerstraelt<br />

ghenaemt iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />

10 dinghel ghemeene // hem alsoo hiet +<br />

Duer hem / es gheel onsen paeys gheschiet<br />

15<br />

Dheere die alle dynck heeft vuldaen<br />

heeft / een nieu dynck om troost ontfanghen<br />

ons inder eerden gheschepen zaen<br />

Een vrauvvelick graen +<br />

die heeft een man in huer om<strong>van</strong>ghen<br />

onse bedwanghen // hij breken Liet +<br />

Zou brynght ons vruecht / voor eeuvvich verdriet<br />

Dhemels en Constent begrypen daer<br />

20 dat maria begreep eendrachtich<br />

v<strong>van</strong>t in huer maegdelick buucxken vruchtbaer<br />

drough zou voorwaer<br />

<strong>van</strong> hemel eerde god almachtich<br />

menssche warachtich // Te minder niet +<br />

25 duer hem / es gheel onsen troost gheschiet<br />

Der gramschaps kynderen waeren wy al<br />

ballynghen huten hemel tsaemen<br />

zuchtende inne der traenen dal<br />

duer ons mesval<br />

30 maer maria vry los <strong>van</strong> blaemen<br />

tot onser vraemen // dits claer bediet +<br />

zou brynght ons vruecht / Voor eeuvvich verdriet<br />

Huut hu zal huutghaen staetter gheseyt<br />

die heere zal in israel vvesen +<br />

+<br />

en <strong>van</strong>den daeghe der eeuvvicheyt<br />

met Magesteyt<br />

wordt zyn huutghanck / schoon maeght ghepresen<br />

vvy zyn ghenesen // Den Vyandt vliedt +<br />

5 Duer hem es gheel onsen paeys gheschiet<br />

* Na ‘dienstmaeght’: ‘schoone’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 60 v<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ iere.31<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ Miche/.5.<br />

+ 61 r<br />

+ Repetitie


130<br />

Iesus Christus ghebenedydt<br />

huut een Liefmoedich vierich blaecken +<br />

die es ghecommen om ons proffyt<br />

en wan den strydt<br />

10 omme den zondaers zaelich maecken<br />

lof zonder slaecken // zyn moeder biedt +<br />

Zou brynght ons paeys / voor eeuwich verdriet<br />

Te Bethleem Als een huus des broods<br />

ons zaelich voedsel was gheboren<br />

15 die doolden inne die schaeuvve des doods<br />

zynde vul noods<br />

Te zouckene heeft hy vercoren<br />

Tschaepken verloren // heeft hy bespiet +*<br />

Duer hem es gheel onsen paeys gheschiet<br />

20 Princesselicke Reyn moeder goet<br />

gheel zuuer maghet hooghst verheuen<br />

die den godszuene hebt vpghevoedt<br />

moederlick vroedt<br />

end hem oetmoedich by ghebleuen<br />

25 Om ons troost gheuen // hu Consent Riedt +<br />

Ghy brynght ons vruecht / voor eeuwich verdriet /<br />

Derde leysse<br />

Vpden Voys<br />

Laetst omtrent den Avendt<br />

Alsoo my Rechts dochte<br />

Crachtich God ghepresen<br />

beghin zonder hende<br />

Als alle dynghen wel waeren ghestelt<br />

+<br />

in stillicheyt naer desen<br />

In deerdsche bende<br />

en den vulcommen tydt was ghetelt<br />

huut themelssche bewelt<br />

5 zondt ghy Rechtevoort<br />

om niet zonder ghelt<br />

hu crachtich woordt<br />

Nu es gheschiet zalicheyt / ende cracht der by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

10 es nv ghecommen vry<br />

* ‘Repetitie’: later bijgevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .1. thimo/primo<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ Repetitie<br />

+ 61 v


131<br />

Dies wy // Waert zy<br />

hem louen dancken talder tydt<br />

Eeuwich ghebenedydt // Eeuwich ghebenedydt<br />

die ons tsaemen verblydt /<br />

15 Die ons vyandich porden<br />

snel int omRynghen +<br />

die heeft hij onder de voeten vercracht<br />

de dood wildhy verslynden<br />

dies wy nv zynghen<br />

20 hy es onsen god / die wy hebben verwacht<br />

dees zalichste dracht<br />

vp tghecoren // pas<br />

<strong>van</strong> maria kerstnacht<br />

gheboren // was<br />

25 Nu es gheschiet zalicheyt / ende cracht der by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

dies wy // waert zy<br />

nv louen dancken onversaeght<br />

30 Maria moeder maeght // Maria moeder maeght<br />

dhemelssche croone draeght<br />

Te Bethleem in tstede<br />

es hy gheworden<br />

der aermen sterckheyt en toeverlaet +<br />

35 ons broederlicxste vrede<br />

mids tommeghorden<br />

<strong>van</strong> onser mensschelicke staet /<br />

+<br />

ghenaedeghe daet<br />

huut Liefden sterck<br />

die ghaf den Raedt<br />

vuldoende Twerck<br />

5 Nu es gheschiet zaelicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv gheCommen vry<br />

vp dat wy ons verblyden / ende laeten fantazien<br />

Ende melancolien * // ende melancolien<br />

10 Allen druck moet <strong>van</strong> ons vlien<br />

In zyn eeghindom / es hij ghecommen vierich<br />

En de zyne hebben hem ontfanghen niet +<br />

maer tvvee beesten stom<br />

oetmoedich manierich<br />

15 Bekenden wel hueren heere ziet<br />

die goddelick ghebied<br />

* ‘melancolien’: eerste ‘l’ verbeterd uit ‘b’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai 25<br />

+ Esai .25.<br />

+ 62 r<br />

+ Iohan/primo


ouer zee ende zandt<br />

de vyandt vliedt<br />

voor zyn Crachteghe handt<br />

132<br />

20 Nu es gheschiet / zalicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

Dies wy // waert zy<br />

hem louen dancken talder tydt<br />

25 Eeuvvich ghebenedydt // eeuvvich ghebenedydt<br />

die ons tsaemen verblydt<br />

Wie es ghelyck den heere<br />

onsen god <strong>van</strong> vveerden +<br />

die Int hooghste wuendt eeuvvich daer<br />

30 en ziet beneden zeere<br />

in hemel inder eerden<br />

Zyn Eere / es bouen die hemelen claer<br />

ende hy es voorwaer<br />

die sterckheyt groot +<br />

35 beschermer der naer<br />

zyns volcx ter noodt<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

+<br />

de zuene des mensschen hij<br />

es nv ghecommen vry<br />

Dies wy // Waert zy<br />

nv louen dancken onversaeght<br />

5 maria moeder maeght<br />

maria moeder maeght<br />

dhemelssche croone draeght<br />

Die motale poorten<br />

en grendelen tsaemen<br />

10 heeft hy in sticx ghebroken fyn<br />

dhelsche toebehoorten<br />

tot onser vraemen<br />

machteloos / voor hem gheworden zyn<br />

// Zyn goddelick aenschyn<br />

15 claer onghezvvicht<br />

heeft vp dat termyn<br />

doude vaders verlicht<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ psal/112.<br />

+ psal 27<br />

+ 62 v


133<br />

Nu es gheschiet / zalicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

20 es nv ghecommen vry<br />

vp dat vvy ons verblyden / ende laeten Fantazien<br />

ende melancolien // Ende melancolien<br />

Allen druck moet <strong>van</strong> ons vlien<br />

Vp dat hij ons ontfaerme<br />

25 huut een vast Beminnen<br />

die heere die heeft tonsvvaerts ontdect<br />

zyn helighen Aerme<br />

ons crachtich verwinnen<br />

onnoosel Lammeken onbevlect<br />

30 vvy doodzondich beplect<br />

Christe duer hu<br />

zyn gheestelick verwect<br />

ende Erboren nv<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

35 de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

dies wy // Waert zy<br />

+<br />

hem louen dancken talder tydt<br />

Eeuvvich ghebenedydt // Eeuvvich ghebenedydt<br />

die ons tsaemen verblydt<br />

Wilt nv lofzangh vermaenen<br />

5 den heere zachtmoedich<br />

v<strong>van</strong>t hy heerlicke heeft ghedaen<br />

Onse bedructe traenen<br />

met wonden bloedich<br />

heeft hy an tcruce Willen ofdwaen<br />

10 Den zondaers ontfaen<br />

es hy beReedt<br />

vvie tot hem ghaen<br />

hij thelpene weet<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

15 de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

Dies wy // Waert zy<br />

nv louen dancken onversaeght<br />

Maria moeder maeght // Maria moeder maeght<br />

20 dhemelssche Croone draeght /<br />

PRinche<br />

Van Nasareene<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 63 r


+<br />

Sterck god der goden<br />

god vader god zuene / god helich gheest<br />

25 drievuldich maer Eene<br />

Conyngh der Ioden<br />

voor wien herodes was zeere bevreest<br />

dafgoden tempeest<br />

huut kerstenheyt weert<br />

30 verleent ons meest<br />

dat ghij begheert<br />

134<br />

Nu es gheschiet zalicheyt ende cracht daer by<br />

de zuene des mensschen hy<br />

es nv ghecommen vry<br />

35 vp * dat wy ons verblyden / ende laeten Fantazien<br />

ende melancolien // Ende melancolien<br />

Allen druck moet <strong>van</strong> ons vlien /<br />

1545.<br />

Aucteur<br />

Tsnavents naer maeltydt als doude baghynkens<br />

Iiffer margriete Catherine synkens<br />

Tcraem hebben te vierewaerts vpgherecht<br />

5 de zuster nellekens ende iaquemynkens<br />

een leysken te zynghene / dient wel fynkens<br />

vvat zynse beschaemt / daers vreimdt meysse noch knecht<br />

al es tleysken wat bourdich / zoo zommich zecht<br />

men mach wel bedryfuen goe ghenoughelicheden<br />

10 Myn ionste hemlieden twee Leyskens toelecht<br />

vp datse tkyndeken wieghen met vreden<br />

Zoo goe ouders deden //<br />

Leysse<br />

Vpden Voys<br />

La la Pierken metter bulte<br />

la la la [quaet hoerekyndt] *<br />

Van maria die zuver maeght<br />

es ons gheboren een kyndekyn<br />

gode ** heuet zoo behaeght<br />

20 Iesus es de name zyn<br />

La la kyndeken cleene +<br />

la la la cleen kyndekin<br />

* Vóór ‘vp’: ‘dies’ geschrapt.<br />

* De oorspronkelijke tekst is uitgekrabd (gat); in grijzere inkt zijn dezelfde woorden zeer<br />

onduidelijk eronder geschreven.<br />

** ‘gode’: ‘g’ verbeterd uit onleesbare letter (e?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

63 v<br />

+ Repetitie


la la maria Reene<br />

La la la Reyn moederkin<br />

25 Ioseph die vul vruechden wys<br />

Cooctte tkyndekin mortroel<br />

hy / Roerde hy pufte ende hy blies<br />

maer zou wierdt <strong>van</strong> passe coel // la la ./<br />

Als Iesus zyn gheboorte coos<br />

30 de Coude maecte menich mat<br />

v<strong>van</strong>t den pappot die vervroos<br />

Daer ioseph byden viere zat // La la /<br />

+ Tlogyst en ghaf gheen waerm ghewin<br />

<strong>van</strong> beesten stondt woest onbesuust<br />

de zwalevven vlogher huut end in<br />

want thadde gaeten menich duust // la la /<br />

5 Drie Conynghen Ionstich ghepynt<br />

maer deene die was een morIaen<br />

drie ghiften brochten zy daer tkyndt<br />

huut verre vreimde Landen zaen // La la /<br />

Herodes heeft gheRonst verdooft<br />

10 als hy <strong>van</strong> dit kyndt verstoet<br />

Int zoucken tleuen wierd beRooft<br />

<strong>van</strong> menich Ionck onnoosel bloedt / la la /<br />

Ioseph herodem heeft verlact<br />

doe dinghel gods hem tvlieden Riedt<br />

15 nochtans herodes vuyl beclact<br />

volgde tkyndt * Maer cnapter niet // la la /<br />

Want Naer egipten vloden dan<br />

moeder met tkyndt ioseph als post<br />

Ioseph / die was een themmerman<br />

20 hy maectter stoelkens om den cost // la la /<br />

135<br />

Laets louen eeren vp elck termyn<br />

met een zuuer hertken Reyn<br />

v<strong>van</strong>t desen schoonen Pappaerdyn<br />

Es ** tsmensschens behoudt Certeyn // La la /<br />

25 Oorlof dits gheleyst ghenouch<br />

Tot noch tiaerent ander tydt<br />

* Na ‘kyndt’ werd een ‘v’ geschrapt.<br />

** Oorspronkelijk ‘word’; geschrapt, en ‘Es’ in de marge bijgeschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 64 r


maria / die dit kyndt drough<br />

danck wy die ons heeft verblydt / la la /<br />

Leysse<br />

Vpden Voys<br />

huut huudt / ghezellekens huwt<br />

dat hu naermaels niet en gruwt / +<br />

+<br />

Te Bethleem tot onser baeten<br />

es ons gheboren zo schoon een smul<br />

In een huus met vele ghaeten<br />

de ste * / die wasser gheel of vul<br />

5 v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> eender maghet Reene<br />

was gheboren tkyndeken Cleene<br />

Sus tsus kyndeken tsus +<br />

huwen wille die es aldus<br />

136<br />

Vp deerde sober binden dosse<br />

10 lach dees schoonen pappaerdyn<br />

eennen ezel end een osse<br />

verwaermden hem de leden zyn<br />

Tvroos / een man die mocht afgrysen<br />

turf fasseel wasser noch Rysen // Sus tsus /<br />

15 Tkyndt had hem wel willen waermen<br />

het woeyer Inne Butertier<br />

Ioseph slouch in bee zyn Aermen<br />

by ghebreke <strong>van</strong> goet vier<br />

Ioseph ghijnck huut metter mande<br />

20 houtIen Raepen achter lande / Sus tsus /<br />

Ioseph twonderlick mespaste<br />

int vriesen tweder was verhit<br />

tkyndeken dat speelde vaste<br />

an zyn morkens borstkens wit<br />

25 Ioseph ghijnck tkynds papken brocken<br />

tmocht te wyle een mamken locken // Sus tsus /<br />

Dheerders die te velde laeghen<br />

hoorden Inde lucht Iolyt<br />

naer tkyndeken ghynghen vraeghen<br />

30 by zyn moerken vonden zyt<br />

daer zout met huer borstkens paeyde<br />

* ‘de ste’ in de tekst tweemaal; tweede maal geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

A o .1532.<br />

+ 64 v<br />

+ Repeticie


137<br />

dus tkyndeken doe verfraeyde // Sus tsus /<br />

Maria die schoone vriendinne<br />

tkyndt heeft zou neerstich vpghequeect /<br />

+<br />

alst ontpaeyt was / morken minne<br />

hebt ghy hu borstkens huutgheReect<br />

end hem daer alle knyen voor bughen<br />

liet ghy paeyenesse zughen / Sus tsus /<br />

5 Tkyndt wierdt man / als den tydt quam<br />

die daer toe was Gheordonneert<br />

maer corts als onnoosel Lam<br />

vvierdt ter doodt gheaccuseert<br />

end es an tcrucen hout ghestoruen<br />

10 tleuen hebwyr by verworuen / Sus tsus /<br />

En laets daer omme niet trueren<br />

maer dancbaerich en blyde zyn<br />

iesus wil dat wy Creatueren<br />

duer zyn doodt behouden zyn<br />

15 v<strong>van</strong>t als dit kyndt was gheboren<br />

tsvyands proy was gheel verloren / Sus tsus /<br />

Princesse moeder maeght marie<br />

Ionne / Als aerm zondich knecht<br />

dat hu eeuvvich lof gheschie<br />

20 in hemel end eerde Tes wel Recht<br />

v<strong>van</strong>t bouen natuere onghewuene<br />

hebt ons ghebaerst Een Ionghe zuene<br />

Sus tsus kyndeken tsus<br />

huwen wille die was aldus /<br />

Aucteur<br />

Al bem Ick dan doodt / of in deerde doock<br />

Eer my tpapen pitken can ouerweluen<br />

als Ick dese voornoomde screef / wild ick oock<br />

een Leysse daer naer zynghen voor my zeluen<br />

Leysse<br />

Vpden Voys<br />

Daer liepen lancx de Canten<br />

Buffels end Elephanten /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 65 r


138<br />

+<br />

Nu als vulheyt des tyds / ghecommen es beseuen<br />

zo heeft god hier int leuen<br />

huut ghezonden zyn zuene<br />

ende ghemaect ghegheuen<br />

5 huut een vrauwe verheuen<br />

de wet tonderghedreuen<br />

vp dat hy al de ghuene<br />

zynde onder de wet<br />

verlossen zoude net<br />

10 ende wy onbesmet<br />

vercryghen zouden Bet<br />

TRecht <strong>van</strong>den kyndren tsaemen<br />

tzyne meErfghenaemen<br />

belooft zoo tonser vraemen<br />

15 duer de propheten god / zoo ghyt voormaels spraect<br />

Danct christum Tallen tyden +<br />

die voor ons wilde lyden<br />

end om eeuvvich verblyden<br />

Die zonder ons verdienste / ons zaelich heeft ghemaect /<br />

20 Een die eerst zonder moeder / in dhemel nam beghinnen<br />

es nv ter weerelt binnen<br />

zonder vadre gheboren<br />

dwelck dhemels niet verzinnen<br />

mochten ter hoogher thinnen<br />

25 begrypen noch gheWinnen<br />

begreept ghy maeght vercoren<br />

v<strong>van</strong>t maria schoon greyn<br />

vruchtbarich baersdet Reyn<br />

god en menssche certeyn<br />

30 dies nv int eerdsche pleyn<br />

end in dhemelsche stede<br />

verdient es paeys en vrede<br />

om erfghenamen mede<br />

te zijne / zyns Rycke / daer tlicht <strong>van</strong> liefden blaect<br />

35 Danct Christum tallen tyden<br />

die voor ons wilde lyden etc a /<br />

+<br />

Zyne meErfghenamen zyn wy duer de ghenaede<br />

by goddelicken Raede<br />

en niet huut onse wercken<br />

hoe Rechtueerdich <strong>van</strong> daede<br />

5 ghedaen vrouch ofte spaede<br />

dus Ieghens allen quaede<br />

vvilt ons christus verstercken<br />

Es hy met ons nacht dach<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 65 v<br />

+ Repetitie<br />

+ 66 r


139<br />

nyemandt ons deeren mach<br />

10 maer zegghen zoo Iob plach<br />

doe hy bestoormet lach<br />

// heere god bystandt ghepresen<br />

vvilt my tot myns ghenesen<br />

by hu stellende wesen<br />

15 ken achts niet wat handt tmywaerts strydynghe maect<br />

Danct Christum etc a /<br />

Gheworden Christum by / zyn wy die verre waeren<br />

duer zyn bloeds openbaeren<br />

tschutsel heeft wech ghenomen<br />

20 duer twelcke Langhe Iaeren<br />

vvy creghen gheen verclaeren<br />

huut dhemelsche schaeren<br />

dat ons yet mochte vromen<br />

Tverloren schaep ghezocht<br />

25 heeft hy / en thuus ghebrocht<br />

end in zyn vleesch / ontCnocht<br />

tsvaders gramschap / die mocht<br />

ons zyn een groot beschaeder<br />

dies wy nv allegaeder<br />

30 een toeghanck totten vaeder<br />

hebben alle beede / in eennen gheest ghestaect /<br />

Danct Christum etc a /<br />

Dies zyn wy nv gheen gasten / noch vreimde ofghekeken<br />

maer meburghers ghebleken<br />

35 der helighen ghezeten<br />

+ *<br />

gods huusghezin gheleken<br />

ghethemmert onbezweken<br />

vp fundamentsche Reken<br />

Tsappostels en Propheten<br />

5 Ons aldere toevlucht<br />

christe zyt ghy gheplucht<br />

Wien hemel eerde ducht<br />

end al thelssche gheRucht<br />

ons leedsman ons behoeder<br />

10 zyt ghy end onse voeder<br />

gheworden onse Broeder<br />

dies ons meErfuenesse dyns vaders Rycke maect /<br />

Danct christum etc a /<br />

* Oorspronkelijk ‘ghebleken’; ‘b’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 66 v


+<br />

Princhelick<br />

140<br />

15 Christe Iesu / hebt neder willen daelen<br />

Ende ten principaelen<br />

den zondaers zaelich maecken<br />

gheleden onse quaelen<br />

ghewillich zonder faelen<br />

20 met wonden deit tbetalen<br />

onser boosheden zaecken<br />

Onttween ghewreuen waert<br />

om onser zonden Aert<br />

gheOffert onghespaert<br />

25 Als metter doodt bezwaert<br />

Danct christum Tallen tyden<br />

die voor ons wilde Lyden<br />

als zekerste verblyden<br />

daer doude vaders hebben Langhe naer ghehaect /<br />

30 God en menssche waerachtich<br />

mensch / end oock god crachtich<br />

en de zelue Almachtich<br />

Die zonder ons verdienste / ons zalich heeft ghemaect /<br />

Castaengeboome zusters<br />

Dese zusterkens <strong>van</strong>den Castaengneboome<br />

helpen ziecken vertroosten verBedden verlegghen<br />

meer verdienende dan of zy ghynghen te Roome<br />

5 dach en nacht bystandt doende / zy nyemandt ontzegghen<br />

al vvilden nyders wegghen // Ieghens hemlieden tissen<br />

twaer onghelyck / lamme ziecken helpense pissen<br />

die huer zinnekens ghemissen / Cunnen zy oock bewaeren<br />

dus Ion icxse vroylicheyt in al huer Iaeren<br />

10 // En ghemerct icker hebbe twee oude Caeren<br />

tschoon zuster calleken / en tbrune zuster neelken<br />

die altemets gheerne een Liedeken claeren<br />

end alst pas gheeft / Spelen een tafelspeelken<br />

omme te verlichtene tclaervoysich keelken<br />

15 de drie Gheestlicke liedekens hier naer bescreuen<br />

vp dat de stemmekens snercken als een veelken<br />

vvil hemlieden die testamentelick gheuen<br />

Liedekin<br />

Vpden Nachtegale cleen vueghelken<br />

Voys vvilt ghij my leeren zijnghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

67 r


Louet den heere / ghy mensschen al<br />

Christum ons stercke zaelichede<br />

die ons vphief <strong>van</strong> adams val<br />

en maect ons paeys en vrede<br />

25 Twelck hy huut liefden dede<br />

Huten hemel ghedaelt es hy<br />

beneden in dit dal <strong>van</strong> weene<br />

Lof / Eere / danck bieden hem wy<br />

ons zaelicheyt Alleene<br />

30 iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />

141<br />

In maria die zuuer maeght<br />

heeft menssche willen worden /<br />

+<br />

ons mensschelick cleedt Reyn onversaeght<br />

vvildhy zelue omgorden<br />

helle / zonde / doodt vertorden<br />

Als een onnoosel Lammeken goet<br />

5 oetmoedich Totter dood ghebleuen<br />

heeft huutghesturt zyn dierbaer bloedt<br />

an tcrucen hout verheuen<br />

Zyn doodt was ons nieu Leuen<br />

Oetmoedich totter Crucen dood<br />

10 wildhy voor allen mensschen Lyden<br />

zyn helighe vyf wonden Rood<br />

zyn ons een groot bevryden<br />

Eeuwich tot allen tyden<br />

Hy ons verwinder end adams zoen<br />

15 die onse schulden quam betaelen<br />

zonder hem mueghwy niet duechdlicx doen<br />

medechyn onser Qualen<br />

Es hy ten principaelen<br />

Den hemelsschen wech heeft hij bereed<br />

20 daer hy ons gheerne zoude brynghen<br />

Tonswaerts gheneghen huut liefden heet<br />

dies christen ionghelynghen<br />

vvilt hem nieu Lofzangh zynghen<br />

Te Rechterhandt zyns vaders zit<br />

25 Als onsen aduocaet eersame<br />

voor onslieden zondaers Bidt<br />

duer zyn helighe Name<br />

Twelck keert tot onser vraeme<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 67 v


Die dit Liedeken heeft ghestelt<br />

30 Bidt god almachtich zynen heere<br />

noch zynde metter weerelt ghequelt<br />

dat hy den zin verkeere<br />

Zyn gheloofue vermeere<br />

.1554.<br />

142<br />

+<br />

TWeede Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Meysken ick heb hu zo wel ghezien<br />

En hu tuutkens staen zo net /<br />

5 God die daer Rycke bermhertich leeft<br />

duer zyn stercke Liefde groot<br />

daer hy ons mede lief ghehadt heeft<br />

vvy gheweest /in zonden doodt<br />

heeft on[s] * nv met Christo ghebenedydt<br />

10 tsaemen leuendich ghemaect<br />

duer wiens ghenaede / wy zyn bevrydt<br />

naer hem haect // Bidt en waect<br />

Loft danct hem talder tydt<br />

Repetitie<br />

15 Danct iesum Christum hem eere draeght<br />

Maria kyndt Expres<br />

En zyn moeder maeght // die god behaeght<br />

Loft / die want Reden es /<br />

Christum zyn zuene liefmoedich ghezint<br />

20 heeft god ghezonden nederwaert<br />

om menssche worden / heeft veel mensschen bemindt<br />

end hem zeluen niet ghespaert<br />

Duer groote Liefde hem christus dwanck<br />

tot onser zalicheyt<br />

25 ghecommen hier beneden in tsweerelts be<strong>van</strong>ck<br />

Lof en danck // Eeuwich Lanck<br />

zy dancbarich hem gheseyt // Danct /<br />

Van maria zyn moeder tusschen twee beestkens them<br />

dees Christus gheboren was<br />

30 inden vredelicxsten tydt Te Bethleem<br />

veel zieck zondich hy ghenas<br />

onse qualen heeft hy gheleden voorwaer<br />

* Gat in het papier (roest).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

68 r


143<br />

+ end om onse zonden quaet<br />

ghewreuen ontween / met wiens bulen der naer<br />

duer liefden Raedt // Twelck ons baet<br />

vvy ghenesen zyn gheel claer / Danct /<br />

5 De Rechtueerdichste zuuerst Reynst onbesmet<br />

hy die twoordt des vaders zy<br />

als menssche Cranck onderdanich der wet<br />

gheel Rechtueerdich / zo heeft hy<br />

Rechtueerdeghe Iusticie gheleden ziet<br />

10 voor onse mensschen al<br />

Paeys in hemel inder eerden es ons gheschiet<br />

hy es die zal // Tcleen ghetal<br />

dhuutvercoren /dommen niet // Danct /<br />

Rechtueerdeghe Iusticie ons verwinder sterck<br />

15 huut grondelooser Liefden heet<br />

Totter dood voor ons gheleden der liefden werck<br />

Lam onderdaenich zoo Bereedt<br />

Twelck gheel des weerelts zonden of doet<br />

In ons zonden ghedient<br />

20 heeft hy en ghesturt zyn dierbaer bloedt<br />

gheingient // Als ons Vriendt // Danct /<br />

Troost alleene in ieghenspoet /<br />

Iustitie heeft zelue Iustitie hier<br />

Als oetmoedich onnoosel Lam<br />

25 Leden ghewillich inder Liefden vier<br />

Paeyende den vader gram<br />

den slaenders tooghdhy oetmoedich aenschyn<br />

voor ons onRechtheyt duerwondt<br />

v<strong>van</strong>t hyt alsoo wilde / tmoeste zyn<br />

30 herte mondt // Talder stondt<br />

danct hem vp elck termyn / Danct<br />

Princhelicke<br />

Christe ziet hier de man<br />

<strong>van</strong> hu Riepen zy heer god<br />

+<br />

Bespottende / doende een purpur cleedt an<br />

die ouer al hebt ghebod<br />

Ghy wien hemel eerde / end helle vreest<br />

wat ghy wildet hebt vuldaen<br />

5 Mensschelick becleedt Reyn goddelick keest<br />

Lof danck zaen // moet ontfaen<br />

vader zuene helich gheest<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 68 v<br />

+ 69 r


144<br />

Danct Iesum Christum / hem eere toedraeght<br />

Maria kyndt expres<br />

10 en zyn moeder maeght // die god behaeght<br />

loft / die Want Reden es<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Myn zinnekens zyn my ontvloghen<br />

Om een die alderliefste myn /<br />

Verblydt hu / en loft hem tsaemen<br />

want dheere heeft zyn volck vertroost<br />

Tot onser alder vraemen<br />

in tsweerelts henden zuud west / noord oost<br />

20 Myn volck wild ick anschauvven<br />

Bermhertelick zoo sprack hy<br />

vul vriendelicheyt daer by<br />

v<strong>van</strong>t huer clachtich benauwen<br />

int verflauwen<br />

25 dat es ghecommen gheel voor my<br />

Lof Iesu <strong>van</strong> Nasareene<br />

gheboren als menssche Cranck<br />

Als een kyndekin cleene<br />

dies huut weene<br />

30 Brocht ons / end huut tsvyands bedwanck<br />

Heere god des paeys en vreden<br />

als alle dynghen waeren ghestelt<br />

By ghenadegher vriendelicheden<br />

+<br />

en den vulcommen tydt was ghetelt<br />

Alsdoe zo wilde daelen<br />

huten hemel Rechtevoort<br />

In een drievuldich Accoordt<br />

5 binnen die eerdsche paelen<br />

zonder faelen<br />

hu hoogh almachtich crachtich woordt<br />

Dyn vriendelicheyt ghepresen +<br />

en tbermhertich bedauwen claer<br />

10 vvild onslieden ghenesen<br />

bouen desen<br />

ende zaelich maecken der naer<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 69 v<br />

+ Repeticie


Gabriel die es ghevloghen<br />

tot maria die maeghet fyn<br />

15 huer knyekens heeft zou gheboghen<br />

v<strong>van</strong>t tsheeren dienstvvyf vvilde zou zyn<br />

Twoord es dies vleesch gheworden<br />

in maria die zuuer maeght<br />

die tshemels croone draeght<br />

20 huer oetmoedich beghorden<br />

onvertorden<br />

heeft god den vadre wel behaeght<br />

Eere zy hu tallen stonden +<br />

schoon maria ghebenedydt<br />

25 vul gratien bevonden<br />

zonder Erfzonden<br />

Ghy die moeder en maghet zyt /<br />

Tot onser zaelichede<br />

quam hy onslieden omtrent<br />

30 die onse verwinnynghe dede<br />

Ieghens tsatanitich serpent<br />

wildhyt doen tmoest ghebueren<br />

hem en es onmueghelick niet<br />

zonder hem vermueghwy yet<br />

35 zyn ghenadeghe Cueren<br />

int ghedueren<br />

hy Bermhertelick tonswaerts biedt / lof /<br />

+ Ghebenedydt zy dies den heere<br />

almachtich god <strong>van</strong> Israel<br />

v<strong>van</strong>t bezocht heeft hy zeere<br />

ende verlost zyn volck zeer wel<br />

5 duer iesum Reyn gheboren<br />

al binnen Nasareth<br />

<strong>van</strong> maria zyn moeder Reyn net<br />

zou wasser toe vercoren /<br />

Of verloren<br />

10 vvaeren wy doodzondich besmet /<br />

Aucteur *<br />

145<br />

Ghemerct dese zusterkens in huer profes<br />

gheestelick Christum als brudegomme trauwen<br />

myn Ionst hemlieden een Refereyn gheuende es<br />

15 daer zy contemplatyfuelick in mueghen schauvven<br />

hoe de brudegomme christus laet niet verflauvven<br />

de beloften belooft zyn Christelicke bruudt<br />

* Oorspronkelijk ‘t’ in plaats <strong>van</strong> ‘c’; bovenste helft <strong>van</strong> de schacht geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Repeticie<br />

+ 70 r


146<br />

prentse dies int herte troost zal hu bedauwen<br />

zyn beloften niet vergheit / zoo den stocReghel luudt /<br />

Refereyn<br />

O Lief brudegom der christenheyt Reynbeildich vpslach<br />

zonder wien de bruudt christi niet doen en mach<br />

myn god zalichmaecker Iesu christe Alleene<br />

ten berghe <strong>van</strong> syon contemplere nacht dach<br />

25 ouerdynckende dyn groote beloften Reene<br />

zonderlynghe ghy myn god zyt / en ander gheene<br />

een Conynck een ghenaeden troon / verlosser bekendt<br />

een groot vierich liefhebber vry niet Cleene<br />

Onse voorspraecke voor god den vadre omtrent /<br />

+<br />

ons verwinder ieghens tloos adamitich serpent<br />

een zuene der gherechticheyt tonswaerts bleuen<br />

die my zult byblyfuen tot tsweerelts hendt<br />

ende ghy die my zult een nieu herte gheuen<br />

5 In tbouck tsleuens ghescreuen // zoo tughen propheten<br />

Die beloften / lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />

Ghy gods vvysheyt / en deeuwich woord des vaders voorwaer<br />

Een erfghename ouer Alle dynck openbaer<br />

ons Rendzoen ofte losghelt hoogst zynde ghepresen<br />

10 tsweerelts licht / end ons verRysenesse daer naer<br />

een conynck der glorien Ten hemel gheresen<br />

dat ghy claerlick noch belooft hebt bouen desen<br />

dat ghy my mynen god en beschermer zult zyn<br />

my gheen weese laeten / maer daer ghy zult wesen<br />

15 een woonstadt bereeden huut veel drucx en ghepyn<br />

end alle die tot hu Roupt vp eenich termyn<br />

dat ghy die zult verhooren met bermhertichede<br />

ende traentkens ofdrooghen <strong>van</strong> huerlieder aenschyn<br />

ons duer ghenaede / verworfuen dhemelssche stede<br />

20 tzyn hu erfghename mede // hu zoo ghequeten<br />

Die beloften lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />

Dat ghy hebt belooft / en claerlick toegheseyt my<br />

als een zuene des mensschen ghecommen gheel vry<br />

om zalich maecken dat verloren was / ende niet<br />

25 om der mensschen zielen verdommen / maer dat ghy<br />

ghecommen zyt / om te behoudene huut verdriet<br />

die ghetrauwe zyt / in al tghuendt dies hebt belooft ziet<br />

die tzondaers doodt en begheert te gheenen stonden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 70 v


147<br />

30 en zy leuendich voor huwen ooghen bevonden<br />

ghy die alleene vergheeft al alsulcke zonden<br />

als yeglick zondaere zou mueghen hebben mesdaen<br />

duer huwen name ende diepbloedighe wonden<br />

+<br />

en wie tot hu comt / zult hem In ghenaeden ontfaen<br />

den wech voorgheghaen // die my oock zult leeren Weten<br />

Die beloften lief / zal ick nemmermeer vergheten<br />

Prinche<br />

5 Christe Lief in dyn laetst avendmael hebt ghebroken<br />

de stranghe wet / en veel nieu beloften ontloken<br />

huwe liefue disciplen / end ons allen tdier tydt<br />

voorwaer / voorwaer / hebt ghy zelue alsdoe ghesproken<br />

ten zy dat ghy zult eten Tvleesch ghebenedydt<br />

10 <strong>van</strong>den zuene des mensschen / ende zonder Respyt<br />

zyn bloedt drynct / in hu hebben zult gheen leuen crachtich<br />

maer die myn vleesch eit / en myn bloedt drynct / wordt verblydt<br />

ende zal inder eeuvvicheyt leuen eendrachtich<br />

hem verwecken / inden laetsten dach warachtich<br />

15 v<strong>van</strong>t myn vleesch es warachtich spyse / en myn bloedt<br />

vvarachtich dranck / dit zyn Christus woorden almachtich<br />

die al dat hy wil in hemel inder eerden doet<br />

dies bouen veel beloften zoet // Troostbaer secreten<br />

Die beloften lief Zal ick nemmermeer vergheten<br />

Aucteur<br />

Ter Eerweerdicheyt <strong>van</strong> thelighe sacrament<br />

zynde vul misterien hooghwonderlick<br />

de naervolghende vier clausulen / myn ionste zendt<br />

daer becondicht te zyne byzonderlick /<br />

Lof Vanden Helighen<br />

Sacramente<br />

Lof sacramentalic broodt Reyn onbesmet<br />

bouen alle tmanna in moyses wet<br />

ons bequaemste voedsel ghevolght der na<br />

+<br />

dies louen dancken eeren hu veel te bet<br />

zuuer ende net<br />

O salutaris hostia<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 71 r<br />

+ 71 v


Lof weerdighe hostie tonsen behoede<br />

5 daer Christus Rust in vleesch in bloede<br />

onbegrypelick voor onsen zinnen dom<br />

ghy zyt die ons maect de wel ghemoede<br />

tonsen voorspoede<br />

Qui celi pandis ostium<br />

10 Lof helich sacrament niet om vulPrysen<br />

twelck can de honghereghe ziele spysen<br />

ende therte Reyneghen <strong>van</strong> allen qua<br />

helpt ons behulpeghen troost bewysen<br />

zoud ons troost Rysen<br />

15 Bella premunt auxilia<br />

148<br />

Lof godlick sacrament ons princhelick ghegheuen<br />

tot onser nootdurst ter weerelt bleuen<br />

den ghuenen / niet ghaende in tghelooue Crom<br />

vpdat oorloghe peste / dierste zy verdreuen<br />

20 om paeyselick Leuen<br />

Da Robur / Fer auxilium<br />

Sint Iacobs kercke<br />

+<br />

Ter plaetsen daer men costumelick Eens * tsiairs<br />

het heligh weerdich sacrament Administreert<br />

25 den parochyanen in veel ghemeen verghairs<br />

Nuttende thelich sacrament des outairs<br />

heb ick / Tnaervolghende Refereyn gheordonneert<br />

in twelcke bewesen wordt ende ghenarreert<br />

vyf voorbewysen / die Christus tdoene wilde Rasschen<br />

30 Als hij wilde zyn discipulen voeten wasschen /<br />

Refereyn<br />

Iesus christus ghedaelt huut god zyns vaders schoot<br />

duer liefde / die met hem was Totter crucen dood<br />

eer ander stondt / hy wilde <strong>van</strong>der weerelt scheeden<br />

5 heeft zyn liefue discipelkens huut Liefden groot<br />

zyn laetste avendmael / doe Laeten bereeden<br />

die hy wilde / end onslieden tzynen vadre Leeden<br />

een Liefmoedich bewys / zelue heeft bewesen zaen<br />

zyn cleedren leydhy neder / int ghewillich ontcleeden<br />

10 <strong>van</strong> zyn avendmael vvesende eerst vpghestaen<br />

* ‘Eens’: ‘E’ op ‘ee’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

72 r


149<br />

en heeft hem zeluen der naer / tot een duechdich vermaen<br />

met eennen lynen douck vpgheschort voorwaer<br />

daer naer zo heeft hy watre int becken ghedaen<br />

en beghinnen wasschen / der disciplen voeten aldaer<br />

15 vyf voorbewysen / die wy behooren tvolghene naer<br />

heeft christus allen mensschen ghetooght mids desen<br />

die hy zelue Eerst ghedaen heeft / Eer hy openbaer<br />

tsacrament des outaers / vvild instellende wesen<br />

Eerst vpghestaen <strong>van</strong>den tafel end oetmoedich gheresen<br />

20 bewysende Eer dat wy tzynder tafel zouden keeren<br />

dat wy zonden zouden laeten / werck dadelick mespresen<br />

end oock de wille <strong>van</strong> niet meer zonde vermeeren<br />

v<strong>van</strong>t gheenssins mueghen wy ter tafel des heeren<br />

ende des vyands tafel Tsaemen wesen deelachtich<br />

25 dies moeten wy / om ons wel te wasschene Leeren<br />

ter Iordanen vloedt te ghaene zeuenwaerf zyn ghedachtich<br />

end ons wasschen Reyn <strong>van</strong> zeuen doodzonden tweedrachtich<br />

die vleesschelick besmitten onsen gheest / dat wy<br />

niet hooren / Als tot petro / gheseyt warachtich<br />

30 Die niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />

Wie mach zegghen metter waerheyt int eerdsche pleyn<br />

Ick bem zuuer <strong>van</strong> zonden / en myn herte es Reyn<br />

gheene mensschen vermueghen dat tgheender tydt<br />

Ten tweeden christus dede zyn cleedren huut certeyn<br />

35 vp dat wy huutTrecken zouden toude zondich habyt<br />

der quaeder ghewuenten / en quaeder conversatien wydt /<br />

+<br />

<strong>van</strong> allen quaeden schyn hu nauwe vvachtende wel<br />

worpt of den ouden menssche / die altyds strydt<br />

met tvreimde vleesch zynde gheel den gheest Rebel<br />

behoud elck andren inde liefde / duer tghelooue snel<br />

5 deen den andren zyt bermhertich / zoot best betaeme<br />

den bevlecten Rock haetende / die vleesschelick es fel<br />

dan hebbende die ofgheleydt / vpschort hu bequame<br />

metten lynin douck / zoo christus de Ten derden eersame<br />

Bewysende / Dat hebbende ghelaeten doude zonden<br />

10 tzynder tafel mueghen wesen wel Anghename<br />

als met nieuwe witte Cleederen daer tallen stonden<br />

Dat vvy zonder bruloft cleedt niet en zyn bevonden<br />

tvvelck es tcleedt der liefden / voor vrauvve ende man<br />

dies als huutvercoren gods / huut Reyne zuver gronden<br />

15 doet leden der bermhertich en goedertierheyt An<br />

der oetmoedicheyt verduldicheyt / ende zoo elck best Can<br />

elck andren verdraeghende / end elck andren vergheuende<br />

zo ghaen wy tsheeren tafel voorts omme Alsdan *<br />

<strong>van</strong> hem worden ghespyst / diet al houd Leuende<br />

* ‘Alsdan’ oorspronkelijk met kleine ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 72 v


150<br />

20 daer wyr anders commen / mueghen wel vvesen beuende<br />

om anhooren christus woord / Comwyr onghewasschen by<br />

zoo hy zeyde tot petro / eist ons tsaemen Ancleuende<br />

Die / niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />

Iesus christus ten vierden heeft hem willen gheneeren<br />

25 in tbecken water te doene / Naer zyn begheeren<br />

ons bewysende / naer dat vvy zyn eeghinzondich ontcleedt<br />

dat vvy / om de leelicke vlecke / ouder zonden bet weeren<br />

huutsturten zullen traenen <strong>van</strong> berauvve heet<br />

Twater doen int becken / bewyst ons oock ghereed<br />

30 traenen huut te sturten / inder zonden Belydynghe<br />

end in teecken hu huwe ouertredynghen zyn Leedt<br />

sturt hu herte als water huut / met ghebenedydynghe<br />

voor tanschauvven des heeren / tword thuwer bevrydynghe<br />

brynght liefmoedeghe traenen als een beke voort<br />

35 v<strong>van</strong>t een ghebryselt herte / oetmoedich zonder vermydynghe<br />

+<br />

zal dheere god niet versteken maer dat gheerne anhoordt<br />

Ten vyfsten christus huut een oetmoedich Accoordt<br />

heeft ghewasschen zyn disciplen voeten ghemeene *<br />

ons bewysende dat naer berau in werck in woord<br />

5 vvy met traenen moeten wasschen ende maecken Reene<br />

al onse quaede gheneghentheden / groot ende Cleene<br />

Rust dies <strong>van</strong> tquaet te doene / doet wel daer ghy mueght<br />

dat hu voeten niet en slibberen / staet vast te beene<br />

dats ontwyfuelick gheloouende / blyft in hu Iuecht<br />

10 zuvert thooft / wascht dyn voeten vul alder onduecht<br />

Reynicht oock huut liefden hu inwendighe vyf zinnen<br />

om dat ghy te bet om tbesitten tdeel tshemels vruecht<br />

dese vyf bewysen muecht / om vuldoene beghinnen<br />

v<strong>van</strong>t dat besmet es / zalder niet inghaen binnen<br />

15 dies christus sprack tot petro / tzelfde zecht ons allen hy<br />

vp dat hy ons al zoude Tzynen erfdeele winnen<br />

Die niet ghewasschen es / En heeft gheen deel met my<br />

Prinche<br />

Doende tbeste dies voorseyt es / laets tsheeren tafel Rasschen<br />

20 vvy die zyn een hoopken eerde / maer stof ende Asschen<br />

broosch zondighe ydel flasschen<br />

vp ons zeluen mueghen wy staen gheenssins yet<br />

iesus christus heeft ons in zyn bloedt ghewasschen<br />

Ia de eerde begoten met ouervloedeghe Plasschen<br />

25 vvaer duere onse zuuerynghe gheel es gheschiet<br />

voor gheel des weerelts zonden / en diet gheloouen Niet<br />

* Oorspronkelijk ‘Eersame’; geschrapt en ‘ghemeene’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 73 r


+<br />

151<br />

bloetzondich blyfuen / metten handen ongheloouich besmet<br />

en diet dancbaerich gheloouen Certeynelick ziet<br />

in dat gheloof duer iesum christum / blyft ghewasschen net<br />

30 v<strong>van</strong>t duer moysen / zo was ons ghegheuen de wet<br />

maer duer christum ghenaede die ons lost en maecte vry<br />

dies Roupt hy ons / duer tsturtten zyns bloeds te bet<br />

gheminde myns vaders comt / ick vvil dat zoo zy<br />

Comt bezitten tRycke dyn meErfdeel met my /<br />

Costere<br />

Die <strong>van</strong> sint Iacops kercke / binnen tskerckhofs parck<br />

<strong>van</strong> een myn oom ghecommen / vercochte vrieschlaecken<br />

Achterlaet gheerne daer / zyn ouden versleten zarck<br />

5 de Coster macher of een gothiersteen doen maecken<br />

Blende lien gasthuus<br />

De Cappelle inde lane <strong>van</strong>den blende lien<br />

heeft my voormaels soberlick ghedocht voorzien<br />

nietmin / men zalder noch mueghen me Lyen<br />

10 de blende en connender niet wel naer zien<br />

ick hebber eens Een blende weten zien zien<br />

te wylent ick eyers daer zach / zien zien zien<br />

ende tzaeghen oock meer dan acht of thien lyen<br />

der Cappelle ionick voorzien <strong>van</strong> waslichte<br />

15 en de blende By donckere een sterck ghezichte<br />

Maer vp dat de ghasthuus blende lyen / zyn gheen claghers<br />

byder macht die ick hebbe vader Lantheerne<br />

Lichtelick mochtense ghecryghen wat maghers<br />

Ick gheef hemlieden tvrydom <strong>van</strong>den zaeghers<br />

20 al zynder ledichaerts / zy zaghen gheerne<br />

Blenden oliuier dorganiste playsant<br />

naer tspelen onser vrauwen lof ter potterien<br />

een qua knecht stack hem eens een doo mol in dhandt<br />

hy greepse voor een muus / maer als hy creech verstandt<br />

25 zichtent dien tydt / mochte gheen quae knechten ghezien<br />

Graeu zusterhuus Inden<br />

ouden zack<br />

Inde kercke Een Refereyn ion ick daer<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

73 v


+<br />

152<br />

Twelck de zusterkens zomtyds mueghen Lesen<br />

30 Ter eeren iesus Christus name vruchtbaer<br />

Name <strong>van</strong> * zaelicheden / voor ons ghepresen /<br />

Refereyn<br />

Een kyndt / Es onslieden gheboren vredelick<br />

end een zuene / Es onslieden ghegheuen +*<br />

vviens heerschappie / es vp zyn schouderen edelick<br />

5 hy heet wonderlic / Raet / crachtich beseuen<br />

eeuvvich vader / een vreedzaem prinche ghebleuen<br />

vp dat zyn heerschappie / worde groot de bekende<br />

vp dauids stoel / en zyn ConyncRycke verheuen<br />

ende des vaste paeys / en neme gheen hende<br />

10 vp dat hy bereede / ende sterckheyt zende<br />

met gherecht ende oock gherechticheyt mede<br />

als een eeuvvich priester naer melsichedechs legende<br />

<strong>van</strong> doe voort an Tot inne der eeuwichede +<br />

een brudegom der christenheyt / ons vaste vrede +<br />

15 die <strong>van</strong> beeden een ghemaect heeft Tonser leere<br />

Emanuel Iesus christus onsen heere<br />

Een conynck een ghenaeden troon / een verlosser vry<br />

een verzoenynghe voor gheel des weerelts zonden +<br />

onse voorspraecke / voor god den vadere by +<br />

20 deerste gheboren / onder veel broeders bevonden +<br />

ons heerder / ons broeder / ons hope tallen stonden +<br />

een duere totten schaepen / vpperste heerder goet +<br />

onse meester ghenesende al onse wonden +<br />

onse helicheyt gerechtheyt / onse wysheyt vroedt / +<br />

25 Tlam gods dwelck al der weerelt zonden ofdoet +<br />

gods knecht / dats dat hy ons dient / naer gods beuel +<br />

een brood des leuens // die ons al daghelicx voedt +<br />

onse wech waerheyt leuen / Een verlossynghe wel +<br />

een eenich middelaere / ende nyemandt el +<br />

30 tusschen god / en den menssche ghenaedich zeere<br />

Emanuel Iesus Christus onsen heere<br />

Een steen zonder handen <strong>van</strong>den berch ghehauwen +<br />

gheel de eerde vervullende zo groot int wesen<br />

onser zonden ende schultoffer diet betrauwen +<br />

35 Rendsoen ofte losghelt hooghst zynde ghepresen +<br />

* Na ‘<strong>van</strong>’ volgt geschrapt ‘zaeli’, waarop inktvlek.<br />

* Verticale streep in de marge tot r. 12.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

74 r<br />

+ Esai.9 o<br />

+ Psal 110.<br />

+ Ephe/5 ende 2 o . Esai.7.<br />

+ zacha/9<br />

+<br />

.1. Iohan 2<br />

+<br />

Roma / 8<br />

+<br />

Iohan 10.<br />

+<br />

1.thimo primo/ 1 petri .5.<br />

+<br />

Iohan 13.<br />

+<br />

1.corin primo<br />

+<br />

Iohan primo<br />

+<br />

Esai 42.<br />

+<br />

Iohan .6.<br />

+<br />

Iohan/14. luce primo.<br />

+ 1 thimoth /2<br />

+ Daniel.2.<br />

+<br />

2.corin 2.<br />

+<br />

1. thimo /2


153<br />

+ des wets vervullynghe / ende noch bouen desen +<br />

tsweerelts licht / end ons verRysenesse der naer +<br />

een Conynck der gloryen / Ten hemel gheresen +<br />

gods wysheyt / en deeuvvich woord des vaders voorwaer +<br />

5 Een erfghename ouer alle dynck openbaer +<br />

een heere alder dynghen / Een woord int ghedueren +<br />

een speghel der vaderlicker heerlicheyt claer +<br />

Die eerste gheboren voor alle Creatueren +<br />

een warachteghe wynstock vul zoeter ghueren +<br />

10 een zone der gherechticheyt / wie themwaerts keere +<br />

Emanuel Iesus christus onsen heere +<br />

Prinche<br />

Emanuel es god met onslieden befaemt +<br />

die hope der heerlicheyt hooghst <strong>van</strong> weerden +<br />

15 iesus zalichmaecker / christus ghezalfde ghenaemt<br />

een prinche der conynghen / machtich vpder eerden +<br />

een hooft der christenheyt ieghens die ons oyndt deerden +<br />

een beilde des onzienlicken gods almachtich +<br />

een prinche des leuens / die oyndt begheerden +<br />

20 alle gheloofueghe in christo eendrachtich<br />

een beilde des vaderlicken wesens warachtich +<br />

tbeghin / en die gheboren <strong>van</strong>den dooden Certeyn<br />

een Rechter der Leuender ende dooden crachtich<br />

een ghaue ende offer voor ons int hemelsch pleyn<br />

25 god den vadre tot eenne zoete Roke / Reyn +<br />

diet al vuldaen heeft / end vp dat ons quytschel vermeere<br />

Emanuel iesus christus onsen heere<br />

Aucteur<br />

Mids in huerlieder ghebuerschip en daer omtrent<br />

30 al tIaer ouere de sterfte Rengneert<br />

Ion ick / eer dat yemandt nuchter ghaet huut tconvent<br />

met vet bueterbrood datmer dumen in Prent /<br />

tsnuchtens tyelick daer mede zyn maghe lardeert * /<br />

+ Ende liefuer dan met ydelheyt gheoccupeert<br />

te zyne / ende quae ghepeynsen bedwynghen<br />

vierderhande Liedekens myn Ionst hemlyen accordeert<br />

Mueghen alst pas gheeft / altemets een zynghen<br />

Eerste Liedeken <strong>van</strong>den<br />

helighen sacramente<br />

* ‘lardeert’: ‘l’ verbeterd uit bij vergissing geschreven ‘s’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

74 v<br />

+<br />

Roma/10<br />

+<br />

Iohan 12.<br />

+<br />

Psal 24<br />

+<br />

Iohan primo<br />

+ hebre/primo.<br />

+ Actuum 9 o . Iohan primo.<br />

+ hebre/primo.<br />

+ Coloss primo.<br />

+ Iohan 15.<br />

+ mala/4<br />

+ Esai 7<br />

+<br />

Esai 7<br />

+<br />

Colos primo<br />

+<br />

Apo Primo.<br />

+<br />

Ephe/ 5.<br />

+<br />

Col/ primo<br />

+<br />

Actuum 3.<br />

+ hebre primo.<br />

+ Ephe/4<br />

+ 75 r


154<br />

Vpden Voys verIubileert hu nv ghy venus Ionghen<br />

Inne desen Lustelicken Tydt /<br />

Louet ghy hemelen / nv god den heere<br />

10 Louet hem alle zyn inghelen zaen<br />

Louet hem mensschen / oock dancbarich zeere<br />

v<strong>van</strong>t hy hu bermherticheyt heeft ghedaen<br />

Christus ghenaedich bermhertich goederthiere<br />

huut grooter Liefden tonswaert duerstraelt<br />

15 als broodt des leuens / tonser blyder chiere<br />

huuten hooghen hemel / es hy ghedaelt<br />

Eer hy vertrack tzynen hemelschen vadre<br />

onslieden hy een ghedynckenesse schanck<br />

als tleuen der weerelt / en voor ons allegadre<br />

20 zyn vleesch voor spyse / zyn bloedt voor dranck<br />

25<br />

Voor onslieden teender offerhande<br />

hem zeluen hy ouerghegheuen heeft<br />

zyn vleesch en bloedt / Laet hy ons te pande<br />

Twelck hy ons In tsacrament gheel gheeft<br />

Zo vvie dat nutten zal zonder sneuen +*<br />

alsoot die heere wil laeten gheschien<br />

die zal ghewinnen dat eeuwich Leuen<br />

ende hy / en zal de doodt niet zien<br />

Onse voorvaders hebben manna gheEten<br />

30 twelcke was maer een figuerlick schyn<br />

hoe ouervloedich hemlieden twas ghemeten<br />

Al te zamen zy ghestoruen zyn /<br />

+ Maer zo wie nutten zal Christus lichaeme<br />

zynde waerachtich int Sacrament<br />

zoo hy hyngh / an tcruce Tonser vraeme<br />

het eeuwich leuen blyft in hem gheprent<br />

5 Lof zy dan thooghe misterie schoone<br />

daer christus Rust in vleesch ende bloedt<br />

verleent ons gratie / god in persoone<br />

voor wien hemelsch eerdsch helsche bughen moet /<br />

* Onleesbaar woord (‘sneuen’?) in andere (zeer zwarte) inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ ...<br />

+ 75 v


155<br />

Tvveede liedeken<br />

Cantate domino Canticum nouum<br />

Dauid x c v. e Psalme /<br />

Vpden Voys<br />

Fernandus wys <strong>van</strong> zinne<br />

gods gracie wil hem me<br />

Ofte<br />

Prinche de grand puissance<br />

Noble ducg de bourbon /<br />

Den Heere met een Beminnen<br />

zynght nv een nieuwe Liedt<br />

20 ons es ter weerelt Binnen<br />

zyn gratie gheschiet<br />

Al wat leeft vpder eerden<br />

zynght doch met weerdicheyt<br />

hoe christus hooghst <strong>van</strong> weerden<br />

25 Es onse Rechtueerdicheyt<br />

Dien Christum zynght Bequame<br />

ende oock ghebenedydt<br />

zyn helighe zoete name<br />

Becondicht talder tydt<br />

+<br />

zyn groote zaelichede<br />

gheIont zonder ons Cost<br />

en daer de weerelt mede<br />

gheheel by es verlost<br />

5 Oock die heydenssche bende<br />

dese vertellynghe doet<br />

en tot des weerelts hende<br />

maect alle volcken vroet<br />

zyn wonderen hooghghepresen<br />

10 en zyn gheboorte Claer<br />

hoe naer de doodt verResen<br />

vpgheclommen der naer<br />

Want groot es onsen heere<br />

en pryselick es hy ziet<br />

15 oock vreeselick es hy zeere<br />

al die hem vreesen niet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 78 r


Tsvolcx goden gheel onmachtich<br />

vyanden / zyn zaen gheslaect<br />

maer god den heere crachtich<br />

20 heeft dhemelen ghemaect /<br />

Tlof goddelick betooghen<br />

zal hem eeuvvich by zyn<br />

schoonheyt es in zyn ooghen<br />

claer als des hemels schyn<br />

25 zyn helicheyt int ghedueren<br />

en grootte miltheyt vry<br />

zal blyfuen tallen hueren<br />

zyn helichdom gheel by<br />

Ghy dan des volcx gheslachten<br />

30 duer zyn groote weldaet *<br />

wilt vpden heere achten<br />

brynght hem duecht / en gheen quaet<br />

zyn glorie wilt verstercken<br />

met duechden ommeRynght<br />

35 ende met goede wercken<br />

zyn name Eere brynght /<br />

Oetmoedich neimt offerande /<br />

Comt in tsheeren voorhof /<br />

+<br />

Anbidt hem goederhande<br />

biedt hem dancbarich lof<br />

Want alle eerdsche Rycken<br />

hoe Iuechdich int saeysoen<br />

5 beroert moeten zy wycken<br />

om dancbaerhede doen /<br />

Beroert <strong>van</strong> zyn Aenzichte<br />

word hy die zoo niet passeert<br />

den heydenen zeght Lichte<br />

10 dat hy heeft gheRengneert<br />

en tsvyands cracht benomen<br />

heeft an des Crucen hout<br />

dus wild ons dheere vromen<br />

huut liefden menichfout<br />

15 Vast wildhy eerdeRyck maecken<br />

met zyn euangelys Iuvveel<br />

dat gheen beroer zal smaecken<br />

156<br />

* Oorspronkelijk ‘mesdaet’; ‘mes’ geschrapt, ‘wel’ erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 78 v


<strong>van</strong> tRechte ghelooue gheel<br />

Twelck blyfuen zal by manieren<br />

20 tot de weerelt word doodt<br />

tvolck zal hy dan Iugieren<br />

in zyn Rechtueerde groot<br />

Die hemelen moeten verblyden<br />

de eerde zy verhueght<br />

25 de zee / An allen zyden<br />

die Ruussche huere Iuecht<br />

de velden groene Lustich<br />

end al wat daer vp es<br />

verblydt hu oock gheRustich<br />

30 Cleen crudeken en Cypres<br />

De buschboomen ghemeene<br />

die onghehouffent staen<br />

<strong>van</strong> tsheeren aenschyn Reene<br />

zullen oock vruecht ontfaen<br />

35 Om dat hy es ghecommen<br />

hy die dit eerdsche dal<br />

niet om ghelts groote sommen<br />

valsschelick oordeelen zal<br />

+ Oordeelen tsweerelts Ronde<br />

zal hy Rechtueerdich snel<br />

en gheuen oock tdier stonde<br />

zoo hy verdient heeft wel<br />

5 huutnemer <strong>van</strong> persoonen<br />

en was hy noyndt gheseyt<br />

maer zyn volck zal hy loonen<br />

naer zyn warachticheyt<br />

Gloria patri<br />

10 Glorye zy den vadre<br />

De zuene oock gheEert<br />

dhelighen gheest Algadre<br />

een god eeuvvich vermeert<br />

Die zult zoo eeuvvich leuen<br />

15 zoo ghy zyt blyft en waert<br />

hemelsche / eerdsche beuen<br />

voor hu en dhelsschen Aert<br />

157<br />

Derde Liedeken<br />

Verba mea auribus percipe<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 79 r


158<br />

Dauids vyfste psalme /<br />

Vpden Voys ick ghynck ghister avendt<br />

zo heymelick eennen ghanck /<br />

Heere met huwen ooren<br />

myn woorden tdeser tydt<br />

25 verneimt zonder verstooren<br />

die inden hemel zyt<br />

verstaet oock myn Roupen zonder Respyt<br />

acht myn ghebeds oorbooren<br />

Myn god conynck ghebenedydt /<br />

+ Want tot hu met betrauwen<br />

zal ick bidden / en tsmoorghens snel<br />

myn stemmens groot benauwen<br />

zult ghy verhooren wel<br />

5 en tsmoorghens zal ick in hu beuel<br />

vast bystaen en anschauvven<br />

In hu diensten gheenssins Rebel<br />

Want gheen god zult ghy blycken<br />

wien dat boosheyt behaeght<br />

10 met hu zullen instrycken<br />

gheen mensschen quaet belaeght<br />

noch gheen onRechtueerdeghe hoe ghebaeght<br />

maer voor hu ooren wycken<br />

Als <strong>van</strong> hu zynde verIaeght<br />

15 Ghy haet die quaetheyt wercken<br />

En blyfuen gheduerich der by<br />

lueghensprekers int mercken<br />

Al * die verdoen zult ghy<br />

// die heere zal oock verachten vry<br />

20 die hem bloedghierich stercken<br />

ende wie bedrieghelick zy<br />

Maer ick duer hu ghenaede<br />

Ick zal in hu huus ghaen<br />

end oock vrouch ende spaede<br />

25 tot hu helighen tempele zaen<br />

en daer huwer vreesen gheel onderdaen<br />

Anroupen tmynen Raede<br />

om gracie mueghen ontfaen<br />

In hu gheRechtichede<br />

30 Leed my fraey ende fyn<br />

* ‘Al’: oorspronkelijk ‘al’; ‘A’ op ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 79 v


159<br />

heer god dat es myn Bede<br />

om die myn vyanden zyn<br />

Schict recht huwen wech / voor myn aenschyn<br />

end ick zal telcker stede<br />

35 Gheerne schuwen tquaet zondich venyn /<br />

+ Want ziet waerheyt Negheene<br />

en es In huerder mondt<br />

oock ydel end OnReene<br />

es huerder herten grondt<br />

5 Als een graf vul stancx end onghezondt<br />

huer keelgat es ghemeene<br />

dwelck tot lueghens oyndt open stondt<br />

Bedroch met huer quae tonghen<br />

zo deden zy metter spoet<br />

10 dies oude metten Ionghen<br />

oordeeltse zoot hu dynct goet<br />

vp dat zy dan mueghen wesen vroedt<br />

heer god alsoo bespronghen<br />

dat ghij oock Rechtueerdicheyt doet /<br />

15 Laetse vallen al tsaemen<br />

end al huer ghepeynsen zyn niet<br />

om huerder boosheyts blaemen<br />

huutworptse / zoo ghy ghebiedt<br />

v<strong>van</strong>t toornicheyt esser by hu gheschiet<br />

20 end hu woordt buten tbetamen<br />

versmaedde / dit wanckel Riedt<br />

Laetse verblyden heere<br />

doch die in hu hopen al<br />

inder eeuwicheyt zeere<br />

25 zullen maecken een vroylick gheschal<br />

ende / ghy zult in zulcx ghetal<br />

wel wuenen / En wie keere<br />

oock thuwaerts / huut eerdsche dal<br />

Dan zulzy gloryeren<br />

30 die hebben hu naeme bemint<br />

ghebenedydt Croneren<br />

zult ghyse diet al vervvint<br />

heer god die Rechtueerdelick zyn ghezint<br />

zullen dus Tryumpheren<br />

35 Daer nemmermeer vruecht en dint /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 80 r


160<br />

+ Heer god goet en Rechtueerdich<br />

ghy hebt ons Reyn gheCroont<br />

als metter schilt Eervveerdich<br />

<strong>van</strong> huwer goe wille verschoont<br />

5 maer huut ons Rechtueerden zoo niet gheloont<br />

v<strong>van</strong>t ghij kendt mensschen eerdich<br />

Cranck broosschelick ghepersoont<br />

Gloria patri<br />

Glorye zy den vadre<br />

10 zyn eeghin zuene der naer<br />

dhelighen gheest Algadre<br />

drie / maer een god dats claer<br />

Alsoo die was int beghin voorwaer<br />

blyft hy / als gheen ghenadre<br />

15 Eeuvvich eeuvvich int hemelsch verghaer /<br />

Vierde Liedeken<br />

Vpden Voys De lustelicke mey<br />

met zijnen blaeden vey<br />

Alle tonghen verblydt +<br />

20 looft en ghebenedydt<br />

Christum tleuende Brood<br />

die in een bequamen tydt<br />

daelde / om slaen den strydt<br />

en starf voor ons de doodt<br />

25 met zynen bloede Rood<br />

Lost hy ons / met gheen goud<br />

Lof Eere prys en danck +<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

zy Christus menichfout<br />

30 Ghy ons heer god / zyt ghoet<br />

die tordt onder de voet<br />

helle dood vyandt quaet<br />

gheReynicht duer hu bloedt /<br />

+<br />

zyn wy lammeken zoet<br />

in druck ons Toeverlaet<br />

O houcksteen daert al vp staet<br />

ons stercte en zaelicheyt<br />

5 Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

Zy christus magesteyt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 80 v<br />

+ A o 1539.<br />

+ Repeticie<br />

+ 81 r


Sluetel diet al ontsluut<br />

alleene hebt ghij gheduut<br />

10 de parsse / en nyemandt el<br />

thandghescrift hebt ghij huut<br />

ghedaen / en tsvyands buut<br />

ghenomen / goedt heerder snel<br />

Christe Emanuel<br />

15 ghy heere <strong>van</strong> Saboth<br />

Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

zy Christus ons heer god<br />

Met leden huutghestrect<br />

20 en Aermen huutgheRect<br />

heeft hy de doodt ontfaen<br />

int graf gheleyt ghedect<br />

en <strong>van</strong>der doodt vervvect<br />

es hy clouck vpghestaen<br />

25 ons boosheden huutghedaen<br />

heeft hy diet al gheneist<br />

Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

die <strong>van</strong>der doodt verReist<br />

30 Leeu <strong>van</strong> Iuda playsant<br />

verResen tryumphant<br />

hebt Erfghenaem ghemaect<br />

Al die hu gheloouen want<br />

een god <strong>van</strong> troost bystandt<br />

35 zyt ghy daer elck naer snaect /<br />

+<br />

O myn ziele doch nv smaect<br />

hoe zoete / dat twoord es<br />

Lof Eere prys en danck<br />

eeuwich zonder verghanck<br />

5 Zy tlam Christus expres<br />

Prinche<br />

Die eeuwich leeft<br />

danck hebt dat ghy ons schreift<br />

in tbouck des leuens ziet<br />

10 wynstock daert al an cleift<br />

den dursteghen ghij gheift<br />

te drynckene om Niet<br />

O groen hout / ick aerm broosch Riet<br />

Bid huwer heerschappie<br />

15 Lof eere prys en danck<br />

161<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 81 v


eeuwich zonder verghanck<br />

dancbaerich hu gheschie<br />

Schamel maegdekens<br />

Inde Ezelstraete<br />

162<br />

20 De knechtkens der scholen <strong>van</strong>den boghaerde<br />

en dees meyskens zyn <strong>van</strong> ghelycken Aerde<br />

myn ionste ick thuerwaerts verbreeden // moet<br />

Ion ick datse me deelen <strong>van</strong> Alle tvergaerde<br />

end ouerghespaerde<br />

25 My dyncke zy hebben doch / gheen verscheeden // goedt<br />

Sint Iooshuus<br />

De ionghe fieltiens Comtmer ten vesel // ghaete<br />

Alsser onmanierlick slaepen en vechten<br />

zoo ick verstae int gasthuus ter ezelstraete<br />

30 dies ionner BerckRysekens / voor die qua knechten<br />

Om pertie berechten /<br />

+<br />

Roode Zusterkens Buten<br />

Der Ezelpoorte /<br />

Dese zusterkens ghenaemt de Anuncianiten<br />

zom heetense zusterkens <strong>van</strong>den distelvyncken<br />

5 om datse Rood vp thooft te draghene hem quyten *<br />

zoo de distelvyncke doet / wil ick oock ghedyncken<br />

ick ionze Abstinentie / als de paters wel dryncken<br />

Maer ter eeren gods den vadre int hemelsche pleyn<br />

vp datter goede herten by worden ghesticht<br />

10 omtrent den hooghen outaer ion ick dit Refereyn<br />

duer tshelichs gheest gratie By my ghedicht<br />

niet nauwe ghezicht /<br />

Refereyn<br />

Assuerus machtich Conynck in tyden voorleden<br />

15 Een hooghe maeltydt te bereedene gheboodt<br />

in tderde Iaer zyns Rycx / huut allen plaetsen en steden<br />

tot een Liefzaemich teecken / des paeys en vreden<br />

veel princhen ende heeren / zynder minnelick ghenoodt<br />

Maer christus ghedaelt huut zyn tsvaders schoot<br />

20 als conynck der glorien / diet paeyselicxst verblydt<br />

* Oorspronkelijk ‘quycten’; ‘c’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

82 r


163<br />

heeft ons een avendmael bereed / Cleen ende groot<br />

Wanneer / voor den feestdach voor paesschen ghestelde tydt +<br />

verwinnende weerelt doodt / end onsen vyandt sterck +<br />

Voor ** dien dach / eer hy wilde leueren den strydt +<br />

25 voor dien dach / hy ghecroont wierd / dheere ghebenedydt<br />

ouer hemel eerde ende thelssche duuster perck<br />

voor dien dach tonsewaerts nemende ooghemerck<br />

dat den tresoor onser verlossynghe ghewillich zaen<br />

by zyn bermherteghe ghenaede Inder liefden werck<br />

30 met longinus tsRudders lanche wierdt openghedaen<br />

voor dien dach wildhy / elcken tzynder tafel ontfaen<br />

daert bereed was al betaelt blyft / met milden advyse<br />

ons schynckende byblyfuich / zonder eenich ofghaen<br />

Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse /<br />

+ In tderde iaer zijns Rycx / es dit avendmael gheschiet<br />

dats inder tydt zynder ghenaeden Ouervloedich<br />

int eerste Iaer Te wetene / niet voor de wet ziet<br />

noch in tvveetste Iaer / dats inne de wet / oock niet<br />

5 maer in tderde Iaer / als tiaer naer de wet stranck spoedich<br />

heeft hy zyn princhelicke mannen ghenoodt Liefmoedich<br />

dats zyn Liefue disciplen / nv elck gheloouende Reene<br />

Een hemelsch broodt bereedt daer / der zielen voedich<br />

alle smaecke inhebbende voor elck end Eene<br />

10 diet gheloouende nutten sacramentalic ghemeene<br />

als christus vleesch ende bloedt zonder twyfels bezwaer<br />

die en zal wie hier leeft / in dit dal <strong>van</strong> weene<br />

de doodt niet zien / inder eeuvvicheyt dats voorwaer<br />

keert keert dan Sunamyte keert keert volght christum naer<br />

15 keert vierwaerf <strong>van</strong> huwe vierderhande zonden<br />

<strong>van</strong> zonden des ghepeyns / der ydel spraecken onvruchtbaer<br />

<strong>van</strong> zondeghe wercken wilt den wortle huutgronden<br />

keert <strong>van</strong> huwe qua ghewoonten / oock tallen stonden<br />

comt dan tsheeren tafel / met dancbareghen bewyse<br />

20 by hu wordt daer thuwer verzaedicheyt vonden<br />

Zyn bloedt voor dranck en zyn vleesch voor spyse<br />

Assuerus maeltydt gheduerde zeuen daeghen<br />

Open hof houdende vry ghaen commen en keeren<br />

maer christus lief avendmael vul minlicx behaeghen<br />

25 daer wy toe ghenoodt zyn Comwy zonder versaeghen<br />

gheduert den tydt * ons leuens Int vruchtbaer vermeeren<br />

maer alle die daer commen zonder bruloft Cleeren<br />

dats met werckende liefde / niet Reynhertich becleedt<br />

** ‘Voor’ waarschijnlijk verbeterd uit ‘Vp’.<br />

* ‘t’ verbeterd uit ‘s’ (oorspronkelijk ‘tyds’).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

A<br />

+<br />

C<br />

+<br />

B<br />

+ 82 v


164<br />

die sluut huut zyn avendmael Christus heer der heeren<br />

30 en diet anhebben / voor die es zyn avendmael Bereedt<br />

Comt al die belaeden zyt hongherdurstich bezweet<br />

tzynder tafel zyn spys en dranck zal hu vermaecken<br />

hy es de blyde milde weert / die niet theesschene weet<br />

anders dan huut liefden themwaerts dancbaerich waecken<br />

35 tswynters zomers vyndtghyr vrucht vul alderhande smaecken<br />

gheneselicxste medichine voor alle die zyn Cranck<br />

Wie tzynen avendtmale comt / Zyn nooddurst zal slaecken /<br />

+<br />

tesser al wel ghecommen / doofue Crepel Blende Manck<br />

gheen huutnemer <strong>van</strong> persoonen / blyft hy eeuvvich lanck<br />

hy anziet alleene therte / hoe zulck tlichaem mespryse<br />

comt aerme <strong>van</strong> gheeste Tot die ons schynct en schanck<br />

5 Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse<br />

Princhelicke<br />

Ghenoode tsheeren tafel Eersaeme<br />

Comt spyst hu weist verzaet <strong>van</strong> godlicke gherechten<br />

maer Comtter met hu bruloft cleedt Liefde by naeme<br />

10 comtter anders niet ghecleedt / Twelck niet betame<br />

als duerhackelt duersneden / grammoedich om vechten<br />

Comtter oock niet gheschuerlapt / als bytende knechten<br />

vul nydicheyts / ende Comtter oock niet onweerdich<br />

in zydin purpur ghecleedt vul hooghmoedeghe vrechten<br />

15 toeghemaect pompeuselick vpgheblaesen houeerdich<br />

vul ydel glorien / Peynst <strong>van</strong> slycke eerdich<br />

zyt ghemaect / en <strong>van</strong> moeder naect gheboren / hoe fierich<br />

Comtter niet om bloedt te doen sturtene zweerdich<br />

comtter gheenssins ghecleedt metten zacke grondghierich<br />

20 zom comtter in onReyne cleedren onmanierich<br />

gheenssins om tzuver schoon bruloft cleedt dynckende<br />

besmatert beplect ontheghent Mispelschierich<br />

dat zyn de ghuene vul onReynicheyt stynckende<br />

zom wilder ducht ick vvesen den keilct daer drynckende<br />

25 maer te traeghlick hem zulck derwaerts vpRyse<br />

dies es christus / voor die / dander liefghecleede schijnckende<br />

Zyn bloedt voor dranck / en zyn vleesch voor spyse<br />

Aucteur<br />

Ende omme gheestelick den zin verhueghen<br />

30 Ion icxse drie gheestlicke Liedekens wel<br />

die zy zomtyts strydende zynghen mueghen<br />

Als tvleesch valt ieghens den gheest Rebel /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 83 r


165<br />

+<br />

Deerste Liedeken<br />

Ad te leuaui oculos meos<br />

Dauids .122. e psalme<br />

Vpden. Voys het daeghet huuten oosten<br />

het Lichtet ouer Al<br />

Thuvvaerts hief ick myn ooghen<br />

(tvleesch ieghens den gheest meest stuent)<br />

wilt my hu zaelichede tooghen<br />

ghij die inden hemele wuendt<br />

10 Ziet zoo met Neerstichede<br />

Al omme een goet gheschien<br />

die ooghen der dienstknechten mede<br />

vp dhanden huers meesters zien<br />

Soo oock neerstich Anschauvven<br />

15 die ooghen <strong>van</strong> een dienstwyf<br />

al vp die handen huerder vrauwen<br />

ghestadelick int beclyf<br />

Ons ooghen zoo ghestadich<br />

zien vpden heer onsen god<br />

20 Tot dat hy ons worde ghenadich<br />

die staen onder zyn ghebod<br />

Weist ons ghenaedich heere<br />

Onslieden ghenaedich zyt<br />

want met versmadenesse zeere<br />

25 zyn wy vervult tdeser Tydt<br />

Want onse ziele Claerlick<br />

es zeere vervult Certeyn<br />

end een verwyt nv openbaerlick<br />

gheworden int eerdsche pleyn<br />

30 Gloria patri<br />

Glorye zy den vader<br />

de zuene / den helighen gheest<br />

zoo die was / Es / en blyft Algader<br />

Gheel onverghanghelick meest /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

83 v


166<br />

+<br />

TWeede Liedeken<br />

Dauids .20. e psalme<br />

Vpden Voys Myn zinnekens zyn my onttoghen<br />

Om een die alder liefste myn<br />

5 Die Cuenyngh zal hem verhueghen<br />

O heere god in huwe cracht<br />

zeer vroylick zyn / naer tvermueghen<br />

<strong>van</strong> huwer zaelicheden macht<br />

Zyns hertsen weynsch ghegheuen<br />

10 hebt ghy hem heere ziet // hebt ghy hem heere ziet<br />

end onghetroost verdreuen<br />

in zyn Leuen<br />

<strong>van</strong> alle zyn begheerten niet<br />

Want zyt hem voorcommen schoone<br />

15 In ghebenedydijnghe zoet<br />

ghestelt vp zyn hooft een Croone<br />

<strong>van</strong> dierbare ghesteentten goet<br />

End hy heeft hu ghebeden<br />

om lanck Leuen der naer // om lanck leuen der naer<br />

20 ghy ghauet hem in vreden<br />

(tzynder steden)<br />

Tot inder eeuvvicheyt voorwaer /<br />

In huvve zaelichede<br />

zyn eere / die es groot daer by<br />

25 Lof en groote schoonheyt mede<br />

zult noch vp hem stellen ghij<br />

Eeuvvich zonder verpercken<br />

ghy hem ghebenedydt // ghy hem ghebenedydt<br />

duer hu aenschyns Anmercken<br />

30 (int verstercken)<br />

zal hy met vruechden zyn verblydt<br />

Die Conynck hoopt inden heere<br />

end inne die bermherticheyt Al<br />

des alder hooghsten zeere<br />

35 dies hy beroert niet wesen zal<br />

+<br />

hu handt moet zyn bevonden<br />

<strong>van</strong> al hu vyanden quaet // <strong>van</strong> al hu vyanden quaet<br />

hu Rechter handt tallen stonden<br />

(int duergronden)<br />

5 moet vynden huwe benyders Raedt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

84 r<br />

+ 84 v


167<br />

Ghy zultse zyn Regierich<br />

met eennen fellen grammen moet<br />

ende als een ouen vierich<br />

zal god verschricken dit ghebroedt<br />

10 ende tvier zalse verslynden<br />

huer vruchten <strong>van</strong> EerdeRyck / huer vruchten <strong>van</strong> eerdeRyck /<br />

en zullen zy niet vynden<br />

(hoe zy pynden)<br />

huer zaet bederfuen alle ghelyck /<br />

15 Wat quaet zy hu toekeerden<br />

en hebben verziert / een boose last<br />

Veel Raedts zy oock vermeerden<br />

maer mochten die niet maecken vast<br />

Dus heere naer hu behaeghen<br />

20 ghy zultse ter Rugghe zaen // ghy zultse ter Rugghe zaen /<br />

met hu ghewelt veriaeghen<br />

(tallen daeghen)<br />

ende benautheyt / doen ontfaen<br />

Ghy zult o heere spannen +<br />

25 hu stercke pesen in hu aenschijn<br />

zijnt vrauwen ofte Mannen<br />

in huwe cracht / gherecht vvilt zyn<br />

verheuen in hu duechden<br />

dan zullen zynghen vvy // dan zullen zynghen wy /<br />

30 ende Louen met vruechden<br />

(in ons iuechden)<br />

Al huwe crachten / oock der by<br />

Gloria patri<br />

Glorie zy Almachtich<br />

35 god vader zuen / end helighen gheest<br />

+<br />

Alsoo die was eendrachtich<br />

zonder beroerelicke tempeest<br />

Ende zal zoo eeuvvich blyfuen<br />

eeuvvich zonder verghanck // eeuvvich zonder verghanck /<br />

5 eeuwich eeuvvich beclyfuen<br />

int verstyfuen<br />

in eeuwicheden eeuvvich Lanck /<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys Zou wandtter huer haerkin met zydin<br />

metten landsknecht wilde zou Rydin'<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Secundum hebreos.<br />

+ 85 r


Iherusalem wilt screyen niet<br />

want ic com hu verlossen ziet<br />

ende beschermen mede<br />

dus dheere god tRoupen dede<br />

15 Voormaels eeuwich int beghin<br />

end huut een Liefmoedeghen zin<br />

zand hy nedervvaerts tonser vrame<br />

zyn helich woord Eersame<br />

Die eeuvvich ongheloghen // leeft<br />

20 de hemelen gheboghen // heeft<br />

ende neder heeft willen daelen<br />

Binnen dees eerdsche paelen<br />

In maria die zuuer maeght<br />

die god den heere heeft behaeght<br />

25 duer tshelichs gheest omghorden<br />

Es twoord daer vleesch gheworden<br />

Iesus zoo mensschelick ghezuent<br />

end heeft in onslieden ghewuent<br />

end hebben ghezien warachtich<br />

30 zyn glorye Eendrachtich<br />

Een glorye claerlick certeyn<br />

des eenighen gheboren Reyn<br />

vul gracelicker zeden<br />

ende vul warachticheden /<br />

+ Tsvaders woord es hy voorwaer<br />

ghetrauwe in zyn woorden claer<br />

ende tot ons verstercken<br />

helich in zyn ghewercken<br />

5 Een brudegom der Christenheyt<br />

een vreedzaem prinche es hy ghezeyt<br />

een eenich middelaer bleuen<br />

Onse wech Waerheyt en Leuen<br />

Een Conyngh een ghenaeden troon<br />

10 der drievuldicheyt een persoon<br />

Ons hope Tot allen stonden<br />

een schultoffer / onser zonden<br />

168<br />

Tlam gods twelck tsweerelts zonden ofdoet<br />

ons helicheyt en gherechtheyt goet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 85 v


15 stercke diet al can dwynghen<br />

Een heere alder dynghen<br />

Onse voorspraecke zo es hy<br />

eeuwelick zynen vader by<br />

ons milde spysenesse<br />

20 End ons verRysenesse<br />

Wilt screyen niet Iherusalem<br />

gheen ander god dan ick en bem<br />

Roupt hy tot adams weesen<br />

vvilt hem Liefmoedich vreesen<br />

25 Lof dies den heere toebehoort<br />

in een godsvruchtelick Accoordt<br />

Looft blydelick ghewuene<br />

den Leuende gods zuene<br />

Danct zynder moeder als ghegroet<br />

30 een peerle vul alder oetmoedt<br />

v<strong>van</strong>t duer huer vrucht ghepresen<br />

zyn wy alle ghenesen<br />

Lof vader zuene helich gheest<br />

een god drievuldich crachtich meest<br />

35 hemel eerde zal ontstyfuen<br />

maer ghij zult eeuvvich blyfuen /<br />

+ Die dit heeft gheComponeirt<br />

vleesch weerelt zonde hem tribuleirt<br />

veel hoorende Als de doofue<br />

heere god sterct zyn gheloofue<br />

Sint Wouburghen kercke<br />

169<br />

Aldaer zoo icker eens hadde bemerck // of<br />

Light myn grootheers ooms broeder Rechtzweer begrauen<br />

ter hendel kercduere Buten vp tkerckhof<br />

Ion ick datter wylent myn voorders ghauen<br />

10 Maer om de godsvruchteghe in christo gheminde<br />

te sterckene / die ter tafel des heeren<br />

Iaerlicx commen ghelooueghe ghezinde<br />

zo heb ick my willen Liefmoedelick keeren<br />

omme goede deuotie oock vermeeren<br />

15 Omtrent de plaetse daer zy Communiceren<br />

een Refereyn te schickene gode ter eeren<br />

vp dat zy daer inne mueghen contempleren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 86 r


Refereyn<br />

170<br />

Comt Roupt christus Comt kerstene ziele vercoren<br />

20 inden gheest erboren<br />

Ten zal my niet berauvven al heb ick ghezworen +<br />

dat elck hu zal beminnen zonder eenich ofghaen<br />

myn ghelycknesse /wil ick niet laeten verloren<br />

al hebt ghy oncuusscheyt / met hu boeleirders ghedaen +<br />

25 vvilt vaste staen<br />

keert vveder tot my / end ick zal hu ontfaen<br />

staet * vp / ghenaect vriendinne / ende comt myn schoone<br />

tooght my taenschijn / Laet luden hu stemme zaen +<br />

in myn ooren / want zy es zo zoete <strong>van</strong> soone<br />

30 Comt ick zal hu gheuen des leuens Croone<br />

+<br />

Liefmoedich my ghetrauvve vveist totter doodt<br />

zouct my en ghy zult leuen ten hooghsten troone +<br />

vvie tot my comt / en zal hebben gheen honghers noodt +<br />

betraut / verwonnen heb ick de weerelt groot +<br />

5 Lief volght duer myn Liefde / die eerst thuwaerts beghan<br />

Ick bem een lely inde dalen Comt Rust in myn schoot<br />

huut Liefden comt niet blood<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloftcleedt An<br />

Lief ick bem hu beschermer / en groot loon warachtich +<br />

10 alder mueghentheyt machtich<br />

voor my buught hemel eerde / en dhelle hoe Crachtich +<br />

naer hu Rechtueerdich ghelooue zal ict verghelden +<br />

Esser zvvaerheyt verzucht / niet meer word icx ghedachtich<br />

behoudens lief ghy Reynhertich wilt tmywaerts helden<br />

15 verloochenen die hu quelden<br />

vvilict / wee die ieghens hueren maeckere schelden<br />

ick bem een groot vierich liefhebber vry niet cleene +<br />

Lief ick bem hu toevlucht Comt doch metten ghetelden +<br />

zonder my en es gheen god / Want bem god Alleene +<br />

20 god des paeys god der vreden / ouer al ghemeene +<br />

Comt ick nood hu myn lief / met myn doopsels gheprent<br />

die eens dood waert / end ouermids zonden in weene +<br />

heb hu leuendich in christo ghemaect Bekendt<br />

Comt myne naerghemaecte in myn bloedt vpghespent<br />

25 comt nut hemelssche spyse / vvilt ghy comt dan<br />

gheeft my hu herte ouer lief / Comt my omtrent<br />

ghedynckende myns avendmaels testament<br />

Comt tsheeren tafel Reyn / met hu bruloftcleedt an<br />

Comt volght my huter herten / en bemint my met zinne +<br />

* Oorspronkelijk ‘staett’; laatste ‘t’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal cix o .<br />

+ iere/3.<br />

+ Canti 2 o .<br />

+<br />

86 v<br />

+<br />

Amos 6<br />

+<br />

Iohan .6.<br />

+ ioh 16<br />

+ genesi. 15<br />

+ philippen/2.<br />

+ 1 Regum 26<br />

+<br />

Exod / 34<br />

+<br />

Psal 45<br />

+<br />

Esai 45<br />

+<br />

2 corin .13.<br />

+ Ephe / 4<br />

+ Deute/13


171<br />

30 twordt thuwen ghewinne<br />

Ick die hu zo ouervloedelicke beminne<br />

dat ick quele <strong>van</strong> liefden / gheel thuwaerts voorwaer +<br />

zouct bethel niet / zouct my schoongheschepen vriendinne +<br />

die my volght wandelt in gheen duusterheyt daer<br />

35 comt ick nood hu openbaer +<br />

+ +<br />

vveist vulmaect voor my wandelt als speghel claer<br />

goeden Rechten wech zal ick hu leeren Certeyn +<br />

v<strong>van</strong>t ick bem de waerheyt tleuen en den * wech eenpaer +<br />

duer den welcken men bewandelt tlief hemelssche Pleyn<br />

5 Myn weghen zyn bermhertich ghenaedich en Reyn +<br />

Lief gheen mynder ghelycke Comt zonder draelen<br />

tmynder tafel zonder gheuen / zoorght niet lief greyn +<br />

want myn dierbaer bloedt heeft gheweist tbetaelen<br />

ghelooft niet alle gheesten / maer my zonder faelen<br />

10 ick bem voor hu / vvie esser die hu deeren can<br />

vreest niet wilt naer Babylonien neder daelen<br />

keert naer ierusalems paelen<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloft cleedt an<br />

Doch Comt myne gheel Beminde Comt tesser al bereed<br />

15 huut voorzienegher Liefden heet<br />

maer comt Reynhertich met Liefden becleed<br />

deelachtich word ghy mynder Bermherticheden<br />

voor hu heb ick oetmoedich waterbloedich bezweet<br />

de parsse zonder hulpe Alleene ghetreden +<br />

20 voor hu zondeghe zeden<br />

Nv hebt ghy toeghanck tot die hemelssche steden +<br />

als in thuus myns vaders die glorieux Tryumpheert<br />

schepper hemel en der eerden / duer zyn woord vul vreden<br />

helich helich helich / eeuvvich / daer troonhouder domineert<br />

25 Comt vrylick het handschrift heb ick ghecasseert<br />

twelck Ieghens hu was ghescreuen wraeckghierich<br />

Paeys gheef ick hu Paeys laet ick hu gheconfirmeert +<br />

mynen helighen gheest blyf hu by Regierich<br />

Comt Comt godsvruchtelick verchiert manierich<br />

30 hebt hu inlandt / ghy voortyds in myn tsvaders Ban<br />

doe ghy vleesschelick wandeldet wulpsch mispelschierich<br />

blyft tmywaerts vierich<br />

Comt tsheeren tafel Reyn / met hu bruloft cleedt an<br />

+ Princesselicke<br />

Beilde zo edel in Fatsoene<br />

hoort tmynen sermoene<br />

* ‘den’ verbeterd uit ‘dech’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Canti/2.<br />

+ Amos. 6.<br />

+<br />

iohan 8.<br />

+<br />

87 r<br />

+<br />

genesi 17<br />

+<br />

1 Regum 12<br />

+<br />

iohan 14<br />

+<br />

Psal .24.<br />

+ 1 parali .17.<br />

+ Esai 53.<br />

+ Ephe/3.<br />

+ Iohan 14<br />

+ 87 v


172<br />

vvat ick hu beloue / bem ick machtich te doene +<br />

5 In myn handen ziet zo heb ick hu ghescreuen<br />

die my bemint bewaer ick clouck als de Coene +<br />

Comt coopt wyn ende melck zonder zeluer gheuen +<br />

comt zonder beuen<br />

Comt stoutlick ick bem hu verlosser bleuen +<br />

10 naer hu durste my Eer ye beghinnen porden<br />

myn ghenoode / Vreest gheen quae bespieders int leuen<br />

Al tsaemen heb icxse onder voeten ghetorden<br />

helle doodt / Weerelt vleesch end al tzondich begorden<br />

lief tes al vuldaen dat vaste verzeker ick dy<br />

15 comt tmynen avendmaele wilt myn ghenoode worden +<br />

veel vermach ick niet onmueglic en es in my<br />

de wynter es gheleden Schoon gheminde comt by<br />

Ick bem de ghuene die thelssche serpent verwan<br />

god en menssche zynde ghelooft dit sterck vry<br />

20 vp dat ick by hu zy<br />

als my welghecommen ghy<br />

Comt tsheeren tafel Reyn met hu bruloftCleedt An +<br />

Sint gillis kercke<br />

+<br />

Sint andries outaer//daer//ghecommen <strong>van</strong> myn voorders<br />

25 ken weet hoet myn naercommers hebben verbolghen<br />

tschynt dats een hoop aerbeyders / hem maecken toebehoorders<br />

nietmin scheedzyr of / myn deel laet * de kercke volghen<br />

Omtrent des helich sacraments Ciborie<br />

een gheestelick Refereyn ion ick aldaer<br />

30 Teender ghedynckenesse ende Memorie<br />

hoe Christus god ende menssche voorwaer<br />

Alle mensschen noodt tzynder tafele claer<br />

Elck schicker hem naer // end hem zeluen prouue<br />

Zyt sterck inden gheest / Tesser al thuwen behouue /<br />

Refereyn<br />

Comt Alle tsheeren tafel <strong>van</strong> Christo de ghenoode<br />

daer eten <strong>van</strong>den Broode<br />

en dryncken huut des heeren keilct ghebenedydt<br />

5 Comt vroylick die mids zonden eens waert de ghedoodde<br />

nv leuendich ghemaect inden bequamen tydt<br />

christus heeft ons den wech gheel ghemaect bevrydt<br />

Comt alle wie ghy zyt<br />

ende wilt naer tsheeren tafel Recht nemen den ghanck<br />

10 hy es een milde gheuer Ouer al de weerelt wydt<br />

* Oorspronkelijk ‘laet ick’; ‘ick’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Roma 4<br />

+<br />

Esai 49<br />

+<br />

Esai 55.<br />

+ ioh 44<br />

+ iohan/19<br />

+ A o .1554.<br />

+<br />

88 r


173<br />

Comt paeyslick zonder nydt<br />

hoedanich ghepersoont Crepel Blende dooue manck<br />

den hemel es zyn stoel de eerde zyn voetbanck<br />

Comt alle mensschen Cranck<br />

15 tesser al by hem vuldaen / Zyn dood ghaf ons tleuen<br />

Comt Reynhertich tzynder tafel dryncken nieuwen dranck<br />

die hy mildelick schanck<br />

eer hy hem inder doodt wilde ouergheuen<br />

den Cyrograph gheschuert ieghens ons ghescreuen<br />

20 machtich ouer hemel eerde iesus christus ghenaemt<br />

hoogster dominatie<br />

Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

duer tshelichs gheest gratie<br />

Wie durst Roupt christus zelue Comme tot my<br />

25 en dryncke vranck en vry<br />

Comt alle die belaeden zyt mescomt hu yet /<br />

Ick bem tbrood des leuens hu gheel blyfuende by<br />

wie tot my comt / zal gheenssins hongheren Niet<br />

vvie in my ghelooft / zal nemmermeer dursten ziet<br />

30 hu themwaerts biedt<br />

zyn vleesch es die vpRechte spyse zoet<br />

wandelt vroom naer Ierusalem / huut babylon vliedt<br />

daer boosheyt gheschiet<br />

Comt Comt / Want vpRechten dranck / es zyn bloedt<br />

35 wie myn vleesch eit en myn bloedt drynct sprac christus goet<br />

word eeuwelick ghevoedt<br />

ende die blyft in my / end ick in hem warachtich<br />

+<br />

Comt dies tsheeren tafel vastgheloouende ghemoet<br />

tcleedt <strong>van</strong> liefden Andoet<br />

verzelschipt met hope en ghelooue eendrachtich<br />

zynder hoogher verdiensten word ghy mede deelachtich<br />

5 valt oetmoedich tzynder voeten / hem huwer zonden schaemt<br />

Ryst huut desperatie<br />

Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

duer tshelichs gheest gratie<br />

Een man een man hebben gheRoupen de propheten<br />

10 doet schriftuere weten<br />

en die heeft ghedreghen onser zonden lasten zwaer<br />

dats christus te zyn vaders Rechterhandt ghezeten<br />

eerst gheoffert voor ons zonden inder crucen outaer<br />

duer hem hebben wy den Rechten toeghanck openbaer<br />

15 beede in eenen gheest claer<br />

totten vadre god almachtich / dies wy vryheyt ontfaen<br />

v<strong>van</strong>t hy es duer zyn eeghin bloedt voorwaer<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 88 v


174<br />

zonder ghespaer<br />

eens in dat helich helighe ingheghaen<br />

20 end * heeft een eeuweghe verlossynghe ghedaen<br />

Laets dies belyden zaen<br />

tot ghedachtenesse zyns hooghe testaments memorie<br />

eer wy tzynder tafel commen om zitten of staen<br />

doen dancbarich vermaen<br />

25 god zy ghelooft die ons heeft ghegheuen victorie<br />

duer Iesum christum / om mede bezitten zyn glorie<br />

als zyn meErfghenaemen Zoot heeft betaemt<br />

dies kersten generatie<br />

Schict hu alle tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

30 duer tshelichs gheest gratie<br />

Laets princhelick hem louen met dancbareghe stemmen<br />

ons <strong>van</strong> zonden stremmen<br />

lof eere danck hem eeuvvich knyebughelick pleghen<br />

Comt en laet ons totten berch des heeren vpclemmen<br />

35 totten huse gods / end hy zal ons leeren zyn weghen<br />

+<br />

dat vvy in zyn toepaden zyn te wandlen gheneghen<br />

Liefue broeders bedeghen<br />

die totten Inghanck / in dat helighe des hemelssche stede<br />

duer zyn dierbaer bloedt hebben vryheyt vercreghen<br />

5 onsen doodvyandt versleghen<br />

ons god den vadre verzoent / en ghemaect onse vrede<br />

die ons ghetrocken heeft / huter macht der duusterhede<br />

end heeft onslieden mede<br />

in dat Rycke zyns liefue zuens ouerghestelt<br />

10 duer den welcken god de vader ons verlossynghe dede<br />

en met liefmoedegher zede<br />

onse zonden vergheuen / en zyn mebroeders ghetelt<br />

vvie hu dan totten babylonschen vleeschpot quelt<br />

dat ghy voedsel <strong>van</strong>der godloosen broodt daer naemt<br />

15 vliedt die telcker spatie<br />

Schict hu tsheeren tafel in liefden verzaemt<br />

duer tshelichs gheest gratie<br />

Makelaers Capelle<br />

Doude glasenveynsters waeren te verclaerene goet<br />

20 v<strong>van</strong>tse gheel doncker zyn <strong>van</strong> ouden tyden<br />

zo datmer tsdaeghs den dienst by keerslicht doet<br />

een dachuer ion icker toe naer myn ouerlyden<br />

* ‘end’: ‘d’ verbeterd uit onleesbare letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 89 r


Carmelitessen<br />

175<br />

Dese zusterkens al macht hemlieden verdrieten<br />

25 dat huer ghebuers zomtyds beroerlick schieten<br />

als zy zijnghen / of de mater doet haer sermoen<br />

Ion ick vp datse mochten te min verschieten<br />

ende der bussen Resonanche ghenieten<br />

huerlieder ooren te stoppene met vlaemsch Cotthoen<br />

30 maer betvoorts wil ick doen // daer ghedynckenesse<br />

met drie liedekens hemlieden Ionnen beschynckenesse /<br />

+<br />

Deerste Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Zo wie den keyser wilt dienen<br />

zal hebben drie maenden solt<br />

5 Ghedynct myn huutvercoren<br />

die kerstene name draeght<br />

hoe christus wierdt gheboren<br />

<strong>van</strong> maria die zuuer maeght<br />

// huer oetmoedt heeft god den heere behaeght<br />

10 zyn gramschap es <strong>van</strong> ons verIaeght<br />

dies tonser zalichede<br />

voortbrochtse paeys en vrede<br />

Den zondaers zaelich maecken<br />

dat wilde christus goet<br />

15 al onse onReyne zaecken<br />

ghewasschen heeft in zyn bloedt<br />

Als lam die tsweerelts zonden ofdoet<br />

hy allen mensschen bystandt spoet<br />

die vp hem vast betrauwen<br />

20 Toevlucht in ons benauwen<br />

Int hemelsch eerdsch omRynghen<br />

weet hy wat daer gheschiet<br />

wat wy wanen vulbrynghen<br />

zonder hem mueghwy / doen niet<br />

25 vvat duechdelicx te peynsene yet<br />

en hebwy huut ons zeluen ziet<br />

wy broosch zondeghe vaeten<br />

wie zou dan Christum laeten<br />

Met zyn bloedt ende wonden<br />

30 als alder dierbaerste iuweel<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

89 v


heeft christus onse zonden<br />

vp hem ghenomen gheheel<br />

bestoormt en ghebroken thelsche casteel<br />

de vaders ghebrocht in themelsch pryeel<br />

+<br />

daer wy oock al te zamen<br />

Zyn / zijne meErfghenamen<br />

Wildhyt doen tmoeste wesen<br />

want hem niet onmueghelick zy<br />

5 zyn ghenaede ghepresen<br />

die blyft ons eeuwelick by<br />

die dienlynghen waeren zyn worden vry<br />

en duer zyn verdiensten een toeghanck wy<br />

hebben nv allegadre<br />

10 Tzynen hemelsschen vadre<br />

Christus wild ons zoo vromen<br />

huut een Liefmoedich beghin<br />

Tsdoods cracht heeft hy benomen<br />

gheen strael en esser meer in<br />

15 dies mueghen belyden in onsen zin<br />

Christus es myn leuen / en steruen ghewin<br />

vvildhy ons dus verweeren<br />

Nyemandt en mach ons deeren<br />

176<br />

Een menssche wildhy worden<br />

20 met zyn bloedt heeft mensschen ghecocht<br />

helle / zonde / Weerelt vertorden<br />

heeft hy / ende tonderghebrocht<br />

Tverloren schaepken heeft hy ghezocht<br />

vp zyn schouders ghedreghen gheerne ghedocht<br />

25 end hoe zondich verlaeden<br />

Ghenomen in zyn ghenaeden<br />

Elck wil hem nv vernieuwen<br />

trect huut dyn zondich habyt<br />

<strong>van</strong> die quaet zaet huut zieuwen<br />

30 <strong>van</strong> dien hu wachtende zyt<br />

Loft danct den heere ghebenedydt<br />

keert themwaerts / ghy cryght gheteeckent Acquyt<br />

zo mildelick vergheuen<br />

<strong>van</strong> al hu zondich Leuen<br />

35 In christo onsen heere<br />

eenpaerlick vaste ghelooft<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 90 r


+ Al dhelssche crachten zeere<br />

heeft hy almachtich Berooft<br />

wy zyn zyn leden end hy ons hooft<br />

vliedt elcken die hu <strong>van</strong> hem verdooft<br />

5 want hoe gheveynsdelick scryfuen<br />

Gods woordt zal eeuvvich blyfuen<br />

Die dit liedeken stelde<br />

tot duechden was hy flau<br />

hoe hem de weerelt quelde<br />

10 vp christus was zyn betrau<br />

ooghemerck nemende ende Anschau<br />

wie oyndt <strong>van</strong> zonden hadde beRau<br />

hy wildese Mids * desen<br />

Niet meer ghedachtich vvesen<br />

177<br />

Tvveede Liedeken<br />

Dauids .32. e psalme Exultate iusti in Domino /<br />

Vpden Voys Tzoude een meysken ghaen om wyn<br />

Tsnavents inde mane<br />

Verhueghet inden heere hu<br />

20 ghy Rechtueerdeghe Coene<br />

v<strong>van</strong>t tbetaemt den vpRechten nv<br />

die Louynghe te doene<br />

End hem belydt // Ghebenedydt<br />

met haerpen Int openbaeren<br />

25 zynght hem een liedt // hem lofzanck biedt<br />

vpden Psaltere <strong>van</strong> thien snaeren<br />

Tsheeren woordt es Recht gheseyt<br />

zyn wercken zyn ghetrauwe<br />

hy bemindt bermherticheyt<br />

30 end oordeel oock zeer nauwe<br />

die eerde claer // es vul voorwaer<br />

zynder bermherticheyt Reene<br />

die hemelen zyn // duer zyn woord fyn<br />

vastghemaect alleene /<br />

+ Duer den gheest zijns monds ghedwee<br />

huer crachten oock voortquamen<br />

twater verghaerd hy inde zee<br />

als In een flassche tsamen<br />

* ‘Mids’: ‘M’ verbeterd uit ‘en’ of ‘an’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 90 v<br />

+ 91 r


5 die diepten snel // Besluut hy wel<br />

vreest hem dies hoogst <strong>van</strong> weerden<br />

wat Leuen voert // Tword al beroert<br />

voor hem hier vpder eerden<br />

Want hy sprack en tes gheschiet<br />

10 zoo hyt al heeft begrepen<br />

hy heeft gheboden / end huut Niet<br />

es alle dynck gheschepen<br />

Die heere goet // Te nieten doet<br />

Raedt der heydensscher zede<br />

15 oock hy versmaet // der mensschen Raedt<br />

end oock der princhen mede<br />

Maer tsheeren Raedt Reyn eeuvvich blyft<br />

en zyns herten ghedachten<br />

en voor tsweerelts beghin verstyft<br />

20 <strong>van</strong> gheslachte tot gheslachten<br />

zaelich voort an // es dat volck dan<br />

wien god es toeghezworen<br />

en wien dat hy // Eennen god zy<br />

Erfuachtich zoo vercoren<br />

25 Die heere neder heeft ghezien<br />

huut zyn hemelsschen troone<br />

kyndren der mensschen al mids dien<br />

Anzach hy in persoone<br />

end heeft ghestelt // in zyn bewelt<br />

30 elcx herten Int verstercken<br />

byzonderlick // Want wonderlick<br />

verstaet hy al huer wercken<br />

Een Conynck duer zyn groote macht<br />

zal niet behouden wesen<br />

35 noch duer zyn stercke vrome cracht<br />

een Ruese bouen desen<br />

end oock een peerdt // Bedrieglick deert /<br />

+<br />

dier vp betraut te zeere<br />

maer tonser noodt // zaelicheyt groot<br />

Comt ons <strong>van</strong> god den heere<br />

Ziet tsheeren ooghe die ziet certeyn<br />

5 vp die hem vreese tooghen<br />

en ziet oock vp die hopen Reyn<br />

vp zyn bermhertich ghedooghen<br />

vp dat hy waen // haer zielen zaen<br />

<strong>van</strong>der doodt mach bevryden<br />

178<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 91 v


10 en voedese voort // met zyn claer woordt<br />

Als zy den honghere lyden<br />

Ons ziele verbeydt den heere vast<br />

ons hulper oyndt ghebleuen<br />

dies zal ons herte zonder last<br />

15 in hem vroyelick Leuen<br />

end hopen dies // met een verkies<br />

in zyn helighe name<br />

hu goetheyts duecht // zend in ons Iuecht<br />

zo wy hopen bequame<br />

20 Glorie zy end eeuwich danck<br />

de vader tallen stonden<br />

Christum zyn zuene die ons schanck<br />

zyn doodt voor onse zonden<br />

dhelighen gheest // in dit forreest<br />

25 moet oock tsghelycx gheworden<br />

Alsoo die was // vp tzelue pas<br />

Eer ye beghinnen porden /<br />

179<br />

Derde liedeken<br />

Vpden Voys Margrietselinck esser zo huepsch een dier<br />

30 Ick zal hu verheffen tot alderst Tydt<br />

ghy die myn Conynck end heere zyt<br />

ghebenedydt<br />

End huwen name louen der naer<br />

nv end eeuwich zonder Respyt<br />

35 Zalick voorwaer /<br />

+ Daghelicx zal ick met grootter oedmoet<br />

ghedyncken de weldaeden die ghy my doet<br />

want dheere goet<br />

es pryselick ende zyn grootheyt ziet<br />

5 es nyemandt om begrypen vroedt<br />

hoe die gheschiet<br />

Tdeen gheslachte tot tdander certeyn<br />

die zullen prysen hu wercken Reyn<br />

int eerdsche pleyn<br />

10 belyden oock huwe macht zeer zaen<br />

die ghy ouer groot ende cleyn<br />

vvel hebt ghedaen<br />

Die mueghentheyt huwer heerlicheyt<br />

vertellen oock huwe wonderlicheyt<br />

15 en ghenaedicheyt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 92 r


zy zullen oock spreken dach ende nacht<br />

<strong>van</strong> huwer stercten grooticheyt<br />

end huwe macht<br />

180<br />

Zy zullen oock huutsprekende zyn<br />

20 tghedyncken der vele zoetheyt dyn<br />

en vroylick fyn<br />

verblyden Liefmoedich en maecken vruecht<br />

<strong>van</strong> hu Rechtueerde vp elck termyn<br />

die veel vermueght<br />

25 Want dheere ghenadich zo es hy<br />

ontfaermich Lancmoedich bermhertich der by<br />

en vriendelick vry<br />

Es hy allen mensschen int traenen dal<br />

v<strong>van</strong>t zyn ontfaermen bouen zy<br />

30 zyn wercken al<br />

Doch heere al huwer handen werck<br />

moeten hu dancken int eerdsche perck<br />

gheloofuelick sterck<br />

end hu helighen daer naer dan<br />

35 moeten hu Louen int bemerck<br />

zoo elck best Can<br />

+ Lof zal dies zynghen nv mynen mondt<br />

lof glorye hute myns hertsen grondt<br />

teeuwegher stondt<br />

en louen hem myn leefdaeghen lanck<br />

5 die voor veel mensschen was duerwondt<br />

Als menssche cranck<br />

Die voor ons smaecte die bitter doodt<br />

verzoenende Adams end onse noodt<br />

huut liefden groot<br />

10 Ten derden daeghe Reyn glorieux<br />

verRees hij zonder nederstoot<br />

victorieux<br />

Tonser Rechtueerdichede vailiant<br />

verRees hy laetende paeys int landt<br />

15 en brack den bandt<br />

daer wy zwaerzondich in waeren ghecnocht<br />

end heeft doodt weerelt en vyandt<br />

Tonderghebrocht<br />

Princelick heere des hemels be<strong>van</strong>ck<br />

20 lof glorye zy hu end eeuwich danck<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 92 v


zonder verghanck<br />

vvilwy hu Louen oock zeere wel<br />

ghy die gheneest die waeren Cranck<br />

En nyemandt el<br />

Tsinte Claren<br />

181<br />

Daer ion ick twee bullen <strong>van</strong> ghezaegde Nuetelaers<br />

Om de siedgen te vermaeckene wiet berieuwen<br />

Ter eeren den dekene <strong>van</strong>den Ruetelaers<br />

die zy Iaerlicx vpden kerstdach daer vernieuwen<br />

30 Maer ter plaetsen daer thelighe sacrament Rust<br />

vp datmer thoogh misterie zy ghedachtich<br />

huut een Liefmoedeghe ionsteghe Lust<br />

tnaervolghende Lof ionicker warachtich<br />

daer naer de zusterkens zyn verwachtich<br />

+<br />

drie gheestelicke liedekens om verblyden<br />

die zy tsaemen mueghen zynghen eendrachtich<br />

En tsheeren name der inne ghebenedyden<br />

Lof Vanden helighen<br />

Sacramente<br />

Lof broodt der inghelen / lof hemelssche spyse // vry<br />

lof helias coucxken <strong>van</strong> hoogher name // zoet<br />

lof hu wien eeuwich lof ToeRyse // by<br />

Lof zoeter dan huenich / hooghst <strong>van</strong> pryse // ghy<br />

10 Lof onslieden ghegheuen ter zielen vrame // goet<br />

Lof zuene des moeders maria Eersame // vroedt<br />

Lof vleesch lof bloedt / niet schynende dan brood // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />

Lof die byder Aerck gheCompareirt // zyt<br />

15 Lof die zelue dit wondre / Eerst maeckende // maecte<br />

lof die <strong>van</strong> allen priesters gheconsacreirt // zyt<br />

Lof die onghemindert ende onghemineirt // zyt<br />

die in ons ooghen oyndt wonderlick daeckende // daecte<br />

wiens troostbaer gratie ons Annaeckende // naecte<br />

20 Lof die hem zeluen te nuttene gheboodt // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // niet<br />

Lof hu wien tmanna es figuere // ghelyckelick<br />

Lof die zyt des leuende waters fonteyne // Claer<br />

Lof voedsel die voedt de ziele puere // Ryckelick<br />

25 Lof die ontfynght mensschelicke natuere // blyckelick<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 93 r


182<br />

Lof god lof * menssche / dats vry niet cleyne ** // daer<br />

Lof zuuer Reynicheyt / noyndt nyemandt zo Reyne // naer<br />

Lof die ons thuwer tafel mildelick noodt // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />

30 Lof Prinche<br />

Der hemelen Prinche der eerden // machtich<br />

Lof prinche die Conynclicke princhen Regiert // nv<br />

+<br />

Lof prinche / die prinslick camp wildet anveerden / crachtich<br />

Lof machtich prinche die wy zyn <strong>van</strong> weerden // Achtich<br />

Lof prinche wiens prinslicheyt dhemel verchiert // nv<br />

Lof prinche duer wien de kercke feestiert // nv<br />

5 Lof die der mensschen herten openbaer bloodt // ziet<br />

Lof wonderlick wondre / noyndt wondre zo groot // Niet<br />

Deerste liedeken<br />

Vpden Voys <strong>van</strong>der Buyssonnette<br />

Zynght. nieu lofzangh menschlick ghetal<br />

10 v<strong>van</strong>t ouer al<br />

int eerdsche dal<br />

god dheere Anziende ons Lyden daer<br />

hy zandt Liefvaderlick zoot heeft behoort<br />

zyn helich woordt<br />

15 twelck Rechtevoort<br />

Wierdt in maria vleesch en bloedt voorwaer<br />

Onse zaelichede die volgder naer<br />

zyn volck ghenas hy / en maecte ghezondt<br />

<strong>van</strong> al haer verderfuynghe zwaer<br />

20 hu louen wy Maria * Reyn zuver grondt<br />

Twoord hebt terstondt<br />

Gheconsenteert<br />

Maeght vruchtbaer die alle vrauwen passeert<br />

Inde schaeuwe tsdoods duusterheyt<br />

25 waeren gheleydt<br />

hebben verbeydt<br />

dit helich woord / gods zuene Eersame<br />

die <strong>van</strong> tzwaer verderuen ghenas<br />

daer doe vp tpas<br />

30 zyn volck in was<br />

* ‘lof’: ‘l’ verbeterd uit ‘g’.<br />

** ‘cleyne’ verbeterd uit ‘cleene’.<br />

* Na ‘Maria’ werd een half afgewerkte gevlekte hoofdletter ‘R’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 93 v


183<br />

iesus christus was twoord by Name<br />

god ende menssche in Lichame<br />

in hemel eerde zoo bequame gheen<br />

+<br />

onse verlosser tonser vrame<br />

hy die <strong>van</strong> beeden heeft ghemaect maer een<br />

In ons gheween<br />

die Roupt Altydt<br />

5 Comt al tot my die daer belaeden zyt<br />

Ghelyckervvys zoo voor veel grief<br />

moyses / tsvolcx Lief<br />

tserpent vphief<br />

inde woestine / was vpgheheuen<br />

10 Christus medichyn meester stout<br />

An tcrucen hout<br />

zeluer noch goud<br />

Const ons gheen ghenesynghe gheuen<br />

de wetbrief ieghens ons ghescreuen<br />

15 heeft hy gheweert / ende in sticx gheschuert<br />

helich woord Ons aduocaet bleuen<br />

dies zyn bermherticheyt eeuvvich gheduert<br />

ghewilleCuert<br />

heeft hy noch Bet *<br />

20 Ons los en vry ghemaect der strangher wet<br />

Van ghenesende Cruden ziet<br />

ne mocht ons yet<br />

ghenesen niet<br />

<strong>van</strong> ons doodwondich zwaer verderuen<br />

25 maer alleenlick in tsweerelts Pleyn<br />

hu woord gheel Reyn<br />

helich Certeyn<br />

deed ons ghenesynghe verweruen<br />

vp dat wy leefden quaemt ghy steruen<br />

30 als woord ghetrauwe zoo belouet vast<br />

met dyn bermherteghe Conseruen<br />

hebt gheel ghenesen onser qualen last<br />

want alsoo vvast<br />

in tsvaders zin<br />

35 voorzien / eer yet hadde beghin<br />

* ‘Bet’: ‘B’ verbeterd uit onleesbare letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 94 r


184<br />

+ Tsatanitich hoofdich serpent<br />

heeft hij gheschent<br />

onder omtrent<br />

zyn voeten / vertorden onmachtich<br />

5 Al zyn listich foortsich ghewelt<br />

neder ghevelt<br />

zyn Roof ontstelt<br />

Als conynck der gloryen crachtich<br />

O tsvaders helich woord warachtich<br />

10 die dhelssche poorten gheel in sticken braect<br />

ende dyns volcx zynde ghedachtich<br />

hebt ons tshemels erfgenamen ghemaect<br />

woord die oock spraect<br />

tot ons beschick<br />

15 Vreest niet / de weerelt verwonnen heb ick /<br />

Schoon maria lof ende danck<br />

hebt eeuwich danck<br />

duer tswoords ontfanck<br />

twelck in hu zand god hemelsch vadre<br />

20 en consenteerdet Reyn maeghet fyn<br />

de Liefste zyn<br />

vruchtbaer aenschyn<br />

hu looft hemel eerde Algadre<br />

Lof bouen lof / herte zin adre<br />

25 Biedt hu / Ter eeren <strong>van</strong> huwe vrucht<br />

voorspraeckich woord / zonden ontladre<br />

<strong>van</strong> elcken zondaere die Rauwich zucht<br />

lof zy gheplucht<br />

hu / en verclaerst<br />

30 die tsvaders woord hebt mensschelick ghebaerst<br />

Princhelick woord almachtich god<br />

der Iueden spot<br />

Wille / ghebod<br />

en macht / hebt ouer hemel eerde<br />

35 helich woord daert al vooren beift<br />

+<br />

watter begheift<br />

ghy blyft en leift<br />

Onse voorspraecke groot <strong>van</strong> weerde<br />

<strong>van</strong> doude vaders de begheerde<br />

5 Riepen / heer god zendt die ghy zenden zult<br />

Lydzaemich / tot dies // zyn volck deerde<br />

zendende / heeft zyne beloften vervult<br />

Betaelt ons schult<br />

dies louen meest<br />

10 God vader / zuene end helighen gheest<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 94 v<br />

+ 95 r


185<br />

Tvveede liedeken<br />

In te domine speraui<br />

Dauids lxx. e psalme<br />

Vpden Voys Als alle die crudekens spruten<br />

ende alle dynck verfraeyt<br />

Vp hu zo heb ick heere<br />

ghehoopt zoot wel betaemt<br />

Laet my te gheenen keere<br />

noch nemmermeer worden beschaemt<br />

20 duer hu Rechtueerdichede<br />

verlost my / end helpt my claer<br />

maect my oock zaelich mede<br />

hu ooren / Buught my bet naer<br />

Wilt my tot een god wesen<br />

25 end een beschermer ghepast<br />

maect my ghezondt mids desen<br />

In eenne plaetse vast<br />

myn vasticheyt Alleene<br />

zyt ghy ende toevlucht ziet<br />

30 want in dit dal <strong>van</strong> weene<br />

zonder hu mueghwy doen Niet /<br />

+ Huut der handt der zondaeren<br />

verlost my god onbesmet<br />

huut donRechtueerdeghe schaeren<br />

en die doen Ieghens hu wet<br />

5 want myn lydzaemheyt Crachtich<br />

zyt heere ghebenedydt<br />

myn hope god Almachtich<br />

<strong>van</strong> mynder Ioncheyts tydt<br />

Ick bem in hu bequame<br />

10 vastghemaect naer hu werck<br />

<strong>van</strong> huut myn moeders Lichaeme<br />

zyt ghy myn beschermere sterck<br />

in hu es al myn zijnghen<br />

spyts alle verwonderlick schyn<br />

15 v<strong>van</strong>t in tsvyands omRynghen<br />

zult myne sterckhulper zyn<br />

Wilt mynen mondt vervullen<br />

met lof dat ick zijnghen mach<br />

dyn lof dies zynghen zullen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 95 v


20 hu grootheyt den gheelen dach<br />

verworpt my niet tdier stonde<br />

als ick bem oudt ghemaniert<br />

verlaet my niet ten gronde<br />

Als my myn cracht faelgiert /<br />

25 Want myn vyanden spraecken<br />

tot my gheveynsdelick quaet<br />

die naer myn ziele haecken<br />

die hebben ghenomen Raedt<br />

En zegghen thuerer baeten<br />

30 vervolght hem / en grypt hem vry<br />

god die heeft hem verlaeten<br />

v<strong>van</strong>t daer gheen verlosser zy<br />

Dies god claer moorghen sterre<br />

ziet tmywaerts my helpen wilt<br />

35 en zyt <strong>van</strong> my niet verre<br />

met huwen goetwilleghen schilt<br />

vp dat zy beschaemt worden<br />

die ieghens myn ziele staen<br />

dat oock mach zyn vertorden<br />

40 zulcx achterclappich vermaen /<br />

+ Met schimp en versmaethede<br />

moeten zy worden ouerdect<br />

die myn ongheluchede<br />

zoucken zeer nydich bevlect<br />

5 // maer ick zal altoos hopen<br />

gheel thuwaerts vp elck saeysoen<br />

en zal word icx ontslopen<br />

Altoos thuwen loue meer doen<br />

End hu groote Rechtueerde<br />

10 vercondighen zal myn mondt<br />

oock daghelicx vp deerde<br />

de zalicheyt / die ghij ons vondt<br />

// En want ick niet en kende<br />

wysheyt tot houeerdie<br />

15 tes Recht dat ick my wende<br />

en naer gods warachticheyt zie<br />

Heer god ick zal ghedyncken<br />

alleen hu Rechtueerdeghe duecht<br />

Leerynghe wildet schyncken<br />

20 my <strong>van</strong> mynder Ioncheyts Iuecht<br />

hu wondren Topenbaeren<br />

heer god dats myn advys<br />

186<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 96 r


als ick bem oudt <strong>van</strong> Iaeren<br />

verlaet my niet word ick grys<br />

25 Tot dat ick huwen aerme<br />

dyns euangelyen woordt<br />

binnen des weerelts baerme<br />

zal hebben Becondicht voort<br />

oock hu machticheyt Rycke<br />

30 end hu wercken hooghst vulbrocht<br />

god wie es huwer ghelycke<br />

Aldermachtichste best bezocht /<br />

Hoe veel drucx quaet vermeeren<br />

my hebt vertooght ongheslaect<br />

35 maer tmywaerts vvillende keeren<br />

hebt leuende my ghemaect<br />

huut dafgronden der eerden<br />

dats huter diepzondicheyt breed<br />

die myns verslynden begheerden<br />

40 hebt my Wederomme gheleed<br />

+ Vermenich fuldicht beseuen<br />

hebt ghij huwe mildicheyt groot<br />

tmywaerts ghekeert int Leuen<br />

hebt my vertroost ter noodt<br />

5 dies zal ick oock Belyden<br />

inden Psalmen hu waerheyt wel<br />

Lof zynghen tallen tyden<br />

helich god <strong>van</strong> israel<br />

Myn lippen zullen verhueghen<br />

10 als ick hu Lof zijnghen zal<br />

myn ziele naer tvermueghen<br />

zal maecken oock blyde gheschal<br />

myn ziele thuwaerts welfue<br />

doch heere Bid ick doet<br />

15 diese verlost hebt zelue<br />

Met hu Reyn dierbaer bloedt<br />

Oock zal myn tonghe vruechdich<br />

In een ghedyncken Reyn<br />

wel ouffenen goetiuechdich<br />

20 huwe Rechtueerde Certeyn<br />

// Als zy beschaemt zyn zullen<br />

en wederom worden beschaemt<br />

die zoucken myn verdullen<br />

met quaet dwelck niet betaemt /<br />

187<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 96 v


25 Glorye zy den vader<br />

zyn zuene al euen meest<br />

end euen ghelyck algader<br />

oock mede den helighen gheest<br />

Alsoo <strong>van</strong>den beghinne<br />

30 die zelfste glorie was<br />

huut Liefmoedeghen zinne<br />

Christus ons allen ghenas<br />

188<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys het daghet huuten oosten // het lichtet ouer al<br />

35 Als ick anRoupen dede<br />

Liefzaemich heeft my verhoort<br />

die god <strong>van</strong> myn Rechtueerdichede<br />

ende trooste my Rechtevoort /<br />

+ Ghy mannen zwaer <strong>van</strong> zinnen<br />

vvaeromme eist hu gherief<br />

dat ghy wilt ydelheyt beminnen<br />

end hebben die Lueghene Lief<br />

5 Bekend hoe god den zijnen<br />

zeer wonderlick heeft ghewrocht<br />

hy hoort my tot alle termynen<br />

v<strong>van</strong>neer ick hem hebbe ghezocht<br />

Wordt gram en schuwet tquaede<br />

10 <strong>van</strong> huwer herten vermaen<br />

end hebt berau vrouch ende spaede<br />

<strong>van</strong> dies ghij mocht hebben mesdaen<br />

Gheeft god hu offerhande<br />

der Rechtueerdicheden voorwaer<br />

15 ende wilt hopen met verstanden<br />

inne den heere der Naer<br />

Veel zynder die daer spreken<br />

wie zal ons tooghen dat goet<br />

dyn licht es ouer ons ontsteken<br />

20 dies blyde / maect mynen moet<br />

Zy zyn naer haerlyen lusten<br />

met alle ghelucke verzaet<br />

in hu O heere wil ick Rusten<br />

myn hope myn toeverlaet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 97 r


25 Want ghy my hier O heere<br />

hoe my de weerelt quelt<br />

in hope tallen keere<br />

Zonderlynghe hebt ghestelt<br />

Glorie moet dies wesen<br />

30 vader zuene helich gheest<br />

zo die was * / Es / en bouen desen<br />

Eeuvvich blyft ende meest<br />

Aucteur<br />

+<br />

189<br />

Noch peynsd ick de zusterkens te stofferene<br />

35 met een Refereynken Ionstich feestelick<br />

om tzelue huutsprekende te contemplerene<br />

in christo huerlieder brugomme gheestelick<br />

Refereyn<br />

O Lief myn zalichmaecker bermhertich ghenaedich<br />

In de wet der gratien hebt ghy my ghestelt<br />

wie mach my deeren lief / wie wordt myns beschaedich<br />

5 nyemandt / want al myn vyanden hebt ghy ghevelt<br />

lief ghestadelic bem ic hu omtrent ghetelt +<br />

Liefmoedich ghy my by * mynder Rechter hand vaet<br />

ghy leed my naer huwe Raed in dyn bewelt<br />

ende naermaels met eeren / my thuwaerts ontfaet<br />

10 O lief myns hertsen stercte Liefste toeverlaet<br />

als my myn cracht ofneemt Lief verlaet my niet +<br />

ghy zyt myn goed myn erfdeel daer therte vp staet<br />

huut die poorten des doods verheft ghy my ziet<br />

Lof ghij zyt myn licht ende zaelicheyt gheschiet<br />

15 voor wien zoud ick dan vreesen / end in tsweerelts breeden<br />

Ghy hebt my ghetraut Lief / vvie zal my scheeden<br />

Myn ghetrauste liefmoedichste Liefste eerzaemste<br />

myns leuens cracht voor wien zoud ick dan beuen +<br />

Ick zal hu beminnen myne stercte Bequaemste<br />

20 mynen steen myn bolwerck / myn verlosser int leuen<br />

myn liefste lief almachtich / myn vasticheyt bleuen<br />

myn schilt ende hoorne mynder zaelichede<br />

myn beschutsel / al verhieffe dies sterck beseuen<br />

eennen stryd ieghens my teenegher stede<br />

25 vp hu zal ick my verlaeten met vaster zede<br />

want <strong>van</strong> myns moeders lichame an / ghy zyt +<br />

mynen god / myn toeverlaet / doe ick tmynder vrede<br />

* ‘was’: ‘w’ verbeterd uit ‘es’.<br />

* Oorspronkelijk ‘by huw’; ‘huw’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

97 v<br />

+ Psal. 73<br />

+ Psal. 71.<br />

+ Psal. 27.<br />

+ Psal 22


190<br />

noch an myn moeders borstkens was / ick kendt ic lydt<br />

waer es alsulck een lief / ghelyck ghy ghebenedydt<br />

30 dus al wilden my dongodloose <strong>van</strong> hu Leeden<br />

Ghij hebt my ghetraut lief / vvie zal my scheeden<br />

Ghy zyt de bermhertichste myn liefste gheminde<br />

die bermherticheyt ouer veel duusentich doet<br />

ghy hebt die oyndt de crachten mer ziele ** verzinde<br />

35 myn onReynheyt ofghewasschen in hu Reyn bloedt<br />

by hu / es die fonteyne des leuens zoet<br />

ghy Regiert my / ende niet en zal my ghebreken<br />

voor hu es al myn begheertte Lief heere goet<br />

mynen god myn brudegom / my noyndt bezweken<br />

40 Cleene tydt hebt my verlaeten / maer ghetrauwe ghebleken /<br />

+<br />

met grooter bermherticheyt tot hu vergaedert my<br />

myn crancheyt ghedreghen Ick doodwondich versteken +<br />

al myn smetten vp hu oock ghenomen hebt ghy<br />

om myn mesdaeden wille / gheel duerwondt der by<br />

5 en doe ghy hu metter mensscheyt hebt willen becleeden<br />

Ghy hebt my ghetraut lief / vvie zal my scheeden<br />

Prinche<br />

Lief mynder gherechticheyt ghenadichste bekende +<br />

in huwen handen bem ghescreuen gheteeckent claer +<br />

10 ghy die toeverlaet zyt alder weerelts hende<br />

tes my goet dat ick my thuwaerts houde voorwaer<br />

wie zal my <strong>van</strong> hu sceeden dan / Nyemandt openbaer +<br />

tribulatie / Ancxst / naectheyt /noch hongher ter noodt<br />

peryckel noch zvveerd / want bem zeker der naer<br />

15 dat noch Inghel noch ouerheyt / noch leuen noch doodt<br />

Ieghenwoordich noch toecommende noch hoocheyt hoe groot<br />

noch diepte noch ander Creatuere bevonden<br />

mach my scheeden <strong>van</strong> hu Liefde / die huut tsvaders schoot<br />

hebt neder ghedaelt / en myn banden ontbonden<br />

20 My * hu Liefde ghezeghelt / met bloedighe wonden<br />

ende want my wildet tshemels Rycke Bereeden<br />

Ghy hebt my ghetraut lief / wie zal my scheeden /<br />

Zusterkens ter potterie<br />

Ter eeren gods moedre maria die maeght<br />

25 ion ick in onser vrauwe Cappelle ghescreuen<br />

Een lof <strong>van</strong> maria Wantter Ionste toedraeght<br />

** Na ‘ziele’ ‘Re’ geschrapt.<br />

* ‘My’: oorspronkelijk ‘met’ doorgehaald, ‘Mij’ in de marge.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

98 r<br />

+<br />

Esai 53.<br />

+<br />

Psal 4<br />

+<br />

Esai 49.<br />

+ Roma /8


191<br />

de zusterkens wil ic oock te zynghene gheuen<br />

vp datter fantazie worde by verdreuen<br />

ion icxse / ende omme schuwen qua temptacien<br />

30 naer tlof gheestlicke Liedekens drie verheuen<br />

huuten Psalmen <strong>van</strong> dauid By contemplatien<br />

Lof <strong>van</strong> maria +<br />

Maria hu louelicxste lof ende weerde<br />

huwe vryheyt eeuvvich zeker verzekert zy<br />

35 die en mach vullouen hemel noch Eerde<br />

+<br />

Achlacen / wat lof mach dan commen huut my<br />

want zoo heeft hem god vernedert in dy<br />

Ia in dyn wysoetmoedich Reyn lichaeme claer<br />

dat hy ziet zonder menssche / gheen god en zy<br />

5 noch oock menssche warachtich zonder god voorwaer<br />

oock zo en es de godheyt / dats wel openbaer<br />

de mensscheyt voorwaer niet Te gheenen zinne<br />

noch de menscheyt / en es oock / verre noch naer<br />

die eeuweghe godheyt niet / hoement beghinne /<br />

10 duer dit hoogh wondre Maria vriendinne<br />

schoonlouelicxst thuwaerts ter causen <strong>van</strong> desen<br />

zegghen wy dancbaerich Reyn thuwen ghewinne<br />

Lof maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />

Want Iahel / Es god verwachtende gheseyt<br />

15 maria / die heeft god den heere verwacht<br />

in viereghe ghedochten der oetmoedicheyt<br />

welck leuen zou leedde / bouen menschlicke cracht<br />

doe gabryel als bode der goddelicker macht<br />

tot huer quam / maria was gheel verheuen<br />

20 buten haer zeluen vougsamelick gheschacht<br />

in tghemeenschap des goddelicheyts beseuen<br />

v<strong>van</strong>t zou vervult was / end es alsnoch ghebleuen<br />

der zoeter goddelicker Liefzaemichede<br />

willende huer zeluen dienstmaegdelic gheuen<br />

25 in die goddelicke wille / Bequaemste zede<br />

tes zoo ghebleken / Als zou tspreken dede<br />

naer hu woordt / moet my gheschiedende wesen<br />

dies wy hu bieden Alle gheslachten mede<br />

Lof Maria Als iahel wyscrachtich ghepresen<br />

30 Mynen gheest (wilde zou goetIonstelic spreken)<br />

in god mynen zaelichmaeckere verblydt<br />

huer schynckende vulmaectelick onbezweken<br />

in gods vreese Reynvoorzienelick talder tydt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

1544 Typre<br />

+ 98 v


192<br />

en offerde huer den heere Ghebenedydt<br />

35 tot alder dancbaericheyt wel bequame<br />

dies by iahel wel gheleken Ter weerelt wyt<br />

want als god verwachtende Es iahels name<br />

maria die steld huer verwachtich eersame<br />

vast gheloouich cloucmoedich ten dienste des heeren<br />

+<br />

in hem zo vele vyndende zoot betame<br />

gheen tydelicheyt mochter huer Afkeeren<br />

voorspoet / mocht gheen verheffen in huer vermeeren<br />

v<strong>van</strong>t hoe beghift / Es niet hooghmoedich gheResen<br />

5 die waert bewacht voor ieghenspoedich verzeeren<br />

Lof maria Als Iahel wysCrachtich ghepresen<br />

Maria. Als Iahel wyscrachtich Bekent<br />

den vyandt te cranckene wilde huer stellen<br />

vp dat hy gods volck niet zou commen omtrent<br />

10 zoo sisara den velthooftman dat wilde quellen<br />

Sisara mach gheseyt zyn in ons vertellen<br />

een huutsluter <strong>van</strong> ghenouchten / die quellynghe biedt<br />

hy de welcke die als vyandt <strong>van</strong>der hellen<br />

es by hulpe <strong>van</strong> maria Onderworpen ziet<br />

15 Alsoo dat Sisara kreegh by iahel verdriet<br />

die hem onder huere voeten gheleydt heeft zaen<br />

een goeden strydt maria es by hu gheschiet<br />

zoo iahel den gods volcke clouck heeft ghedaen<br />

Te Rechte mueght dies eeuwich wel lof ontfaen<br />

20 die dhuutsluter der ghenouchten / dus hebt verknesen<br />

dies segghick thuwer eeren moeder maegdelick graen<br />

Lof maria Als iahel Wyscrachtich ghepresen<br />

Lof die gratie hebt byden heere ghevonden<br />

ghy voortbrocht ons tleuen / wy die waeren doodt<br />

25 onder tsvyands gorreel By cause <strong>van</strong> zonden<br />

als Iahel hebt verlost ons nv huuter Noodt<br />

v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> hu voorseyt was / zoot dheere ghebood<br />

dat inne die handen <strong>van</strong> eender vrauwe<br />

Sisara zou gheleuert zyn / hoe sterck of groot<br />

30 onder wien gods volck was in grooten Rauwe<br />

Iahel wierd ghebenedydt / in deerdsche Landauwe<br />

naer tverlossen des volcx huuter ieghenspoet<br />

tsghelycx men hu maria / met Rechter trauwe<br />

Bouen alle vrauwen ghebenedyden moet<br />

35 want duer iesum / vrucht <strong>van</strong> dyn maegdelick bloedt<br />

zyn wy tsaemen verlost / alsoo wy claer lesen<br />

dies zegghen wy te Rechte met Aue ghegroet<br />

Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 99 r


193<br />

+ Die eere <strong>van</strong> iherusalem zyt ghy Certeyn<br />

oock die blydschap <strong>van</strong> israel ende vruecht<br />

die heerlicheyt ons volcx int eerdsche pleyn<br />

v<strong>van</strong>t mannelick ghedaen hebt by huwer duecht<br />

5 hu herte ghesterct es / By goddelicker Iuecht<br />

als Iahel ghy thuwen besten goetdynckene<br />

vp datter wy al mochten by worden verhueght<br />

ghaeft iesum een flassche melcx te drijnckene<br />

dyn borstkens pynden hem voedsels te schynckene<br />

10 twelck zoch hu wel was huuten hemel verleent<br />

als hu zuens Ioncxste cracht / beghonste te blynckene<br />

Sisara tsvolcx vyandt die wiertter by vercleent<br />

vpder eerden es niet zulck een vrauwe neent<br />

dan ghy maria ontbyndende dhelssche pesen<br />

15 dies zegh ick noch schoonlouelicxst zoo therte meent<br />

Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen<br />

Princhesselicke<br />

Iahel gods moeder marie<br />

huut dheyrCracht <strong>van</strong> sisara hielpt ons ghenesen<br />

20 dies zegh ick hu noch gheboghender knie<br />

Lof maria Als Iahel wyscrachtich ghepresen<br />

Rondeel<br />

Aue Maria Weest ghegroet<br />

Bouen allen vrauwen ghebenedydt<br />

25 moederlicxste bruud / duer hu oetmoedt<br />

Aue Maria Weest ghegroet<br />

<strong>van</strong> hu Reynmaegdelicxste bloedt<br />

duer tshelichs gheest omRynghen // gods moeder zyt<br />

Aue maria vveest ghegroet<br />

30 Bouen allen vrauwen ghebenedydt<br />

[Minsaemeghe moedere ende maeght]<br />

M insaemeghe moedere ende maeght<br />

A ls my den vyandt comt bestryden<br />

R echte alsdanne myn <strong>van</strong>e draeght<br />

I n hu tvermueghen es tdien tyden<br />

35 A ls naest god / ons beste verblyden /<br />

+<br />

Eerste Liedeken<br />

Diligam te domine Psal. .17.<br />

Vpden Voys Alle myn ghenouchte solaes en Vruecht<br />

met al dat ghij vermuecht /<br />

5 Ghy heere God die myn sterckheyt zyt<br />

ick zal hu talder tydt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 99 v<br />

+<br />

100 r


heere god ghebenedydt<br />

Beminnen die zyt / myn vastichede<br />

myn toevlucht / en myn verlosser goet<br />

10 myn god myn hulpe vroedt<br />

in hu ick hopen moet<br />

Beschermer en myn ontfangher mede<br />

ick zal hu AnRoupen tot elcker stede<br />

met louelicker zede<br />

15 end ick zal<br />

hier in dit eerdsche dal<br />

<strong>van</strong> myn vyanden al<br />

worden verlost en wesen gheel vry<br />

v<strong>van</strong>t pynen des doods<br />

20 grootelicx die omvynghen My<br />

die was vul noods<br />

194<br />

Die beken der quaetheyt Rasch onghespaert<br />

die hebben my vervaert<br />

en my hebben bezwaert<br />

25 pynen der hellen be<strong>van</strong>ghen zeere<br />

de stricken des doods oock openbaer<br />

verRaschten my der naer<br />

om my te deeren daer<br />

in mynen druck anRiep ick an god den heere<br />

30 wien ick eeuvvich Lof vermeere<br />

en met snellen keere<br />

heeft hy verhoort<br />

myn stemme Rechtevoort<br />

en myn Roupens Accoord<br />

35 es voor hem commen vp dat termyn<br />

diet bem onweerdt<br />

maer dheere wil ontfaermich zyn<br />

die zyns begheerdt<br />

De eerde die beefde voor hem ick kendt /<br />

+<br />

zondich was zou ghespent<br />

der berghen fundament<br />

es veruaert en beroert altsamen<br />

Want vp zulcke zo was hy gram<br />

5 als hy zeer wel vernam<br />

die te hooghmoedich clam<br />

houeerdelicke buten tbetamen<br />

maer traenich ghebed met een beschamen<br />

als Roock thuerer vramen<br />

10 es upgheghaen<br />

in zyne gramschap zaen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 100 v


end hebben dies ontfaen<br />

tvier <strong>van</strong> Liefden ontsteken breed<br />

dat gheel huut was<br />

15 en die colen ghesprooct zyn heet<br />

Tot Liefde ghenas<br />

195<br />

Hy buugde den hemel / end heeft ghedaelt<br />

huut Liefden onghefaelt<br />

gheel tonsewaerts ghestraelt<br />

20 en schemerynghe der helsscher Luchten<br />

die des mensschen claeren zin<br />

verduusterheyt brynght in<br />

heeft hy eer meer dan Min<br />

onder zyn voeten willen pluchten<br />

25 ende naer zyn verRysens vruchten<br />

Clam hy zonder duchten<br />

In themelssche pleyn<br />

bouen Cherubin Reyn<br />

end hij vloogh Certeyn<br />

30 zulckerwys als noyndt gheschiet<br />

zeer tryumphant<br />

hy heeft hem upgheheuen ziet<br />

Buten ons verstandt /<br />

Die duusterheden heeft hy versnelt<br />

35 hem Rondsomme ghestelt<br />

als eenne thente int velt<br />

zyn mensschelick anNemen const men niet schauwen<br />

zyn wolcken verghijnghen naer zyn beuel<br />

dats zyn apostels wel /<br />

+<br />

ghijnghen zonder ghequel<br />

Preken gods woord Mans ende vrauwen<br />

en <strong>van</strong>den hemel in deerdsche Landauwen<br />

up dat wy hem betrauwen<br />

5 die eeuwelick Leeft<br />

dheere ghedondert heeft<br />

die neemt / en weder gheeft<br />

end hy schoot zyn pylen huut<br />

zeer scherp ghevoormt<br />

10 en der blexemen virtuut<br />

heeft ze bestoormt /<br />

Doe zachmen die waterfonteynen groot<br />

om blusschen onsen noodt<br />

ende die gronden blood<br />

15 des eerdeRycx / zyn oock ontdect bekeken<br />

end heere duer hu berespen stranck<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 101 r


ghedaen den zondaers Cranck *<br />

duer veel sermoenen lanck<br />

es dit by hu gheschiet ghebleken<br />

20 by tsgheests ingheuen Reyn onbezweken<br />

<strong>van</strong> hu grammoedich spreken<br />

twelck dient ghevreest<br />

eer volght meerder Tempeest<br />

hier in tsweerelts forreest<br />

25 Maer heere in al wat ghy bedryft<br />

Castydt en slaet<br />

die heft ghy up / en vromelick styft<br />

in beteren staet<br />

196<br />

Dheere zand huut <strong>van</strong>den hoogsten grond<br />

30 en haelde my terstond<br />

oock nam hy my ghezond<br />

huut veel wateren tdien saeysoene<br />

hy verloste my oock my / zyn tselfs werck<br />

<strong>van</strong> myn Vyanden sterck<br />

35 die met quaet ooghemerck<br />

pooghden benydicheyt my te doene<br />

Bouen my versterct zeer Coene<br />

waeren zy ongroene<br />

<strong>van</strong> duechden dan<br />

+<br />

en quamen / zoo elck can<br />

in myn benautheyt An<br />

// Maer dheere die was myn hulpe by<br />

ghedaen niet Noo<br />

5 ende int Rume gheleedt heeft my<br />

v<strong>van</strong>t wildet zoo /<br />

En zal my Loonen in zyn pryeel<br />

naer myn Rechtueerdich deel<br />

betaelen my gheheel<br />

10 naer die Reynicheyt <strong>van</strong> myn handen<br />

v<strong>van</strong>t ick hebbe zyn weghen licht<br />

zeer neerstich onghezvvicht<br />

bewaert / en niet ghesticht<br />

ongoddelicke / tot zynder schanden<br />

15 v<strong>van</strong>t zyn oordeelen in allen Landen<br />

Buten ons verstanden<br />

zyn voor myn Aenschyn<br />

ende Rechtueerde fyn<br />

<strong>van</strong> god den heere myn<br />

* ‘stran’ doorgehaald voor ‘Cranck’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 101 v


20 verworp ick <strong>van</strong> my nemmermeer<br />

hoe den vyandt termt<br />

end ick zal brooschzondich teer<br />

zyn wel beschermt<br />

En dheere die zal my verghelden noch<br />

25 naer myn Rechtueerden doch<br />

niet wel / naer myn bedroch<br />

maer naer / mynder handen Reynichede<br />

metten helighen / zytier omtrent<br />

zult helich zyn Bekent<br />

30 en met donnoosel gent<br />

zult zyn oock in onnooselhede<br />

met dhuutvercoren minsaemichede<br />

thuwer vroylichede<br />

vercoren oock wordt<br />

35 wie metten quaeden port<br />

quaet wordt hy oock begordt<br />

v<strong>van</strong>t zult die Oetmoedich // zyn<br />

doen zaelicheyt<br />

en die hoogh voorspoedich // zyn<br />

doen daelicheyt /<br />

197<br />

+<br />

Want ghy verlicht myn kersse daer<br />

Myn heere god voorwaer<br />

de duusterheyt maect claer<br />

mynder herten / verdoolde zaecken +<br />

5 Want met hu can ick den crysman verslaen<br />

en met myn god zal zaen<br />

over de mueren ghaen<br />

wiens wech mach gheen vlecke maecken<br />

met vier zyn onderzocht zyn huutspraecken<br />

10 oock es hy zonder slaecken<br />

beschermer ghepast<br />

die in hem hopen vast<br />

vvie heefter anders Last<br />

dan ghy heere wiens ghebod<br />

15 dient wel gheviert<br />

Want wie es god / zonder onsen god<br />

die ons Regiert /<br />

God heeft. my ommegord met cracht<br />

myn weghen / duer zyn macht<br />

20 gheel onbevlect gheacht<br />

Snel vulmaect hy oock myne voeten<br />

uppe die hoocheyt steld hij My<br />

myn handt Leert stryden hy<br />

als staelen boghe vry<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 102 r<br />

+ Naer thebre/


25 steld hy myn aerme / by goeder moeten<br />

ende hebt my tot een verzoeten<br />

beschermt willen groeten<br />

in zaelicheyts Rynck<br />

en my voor tboose dynck<br />

30 dyn Rechter handt ontfynck<br />

en tmynder Bekeerynghe<br />

noch bouen al<br />

heere god hu tselfs Leerynghe<br />

My Leeren zal<br />

198<br />

35 Myn voortghaen hebt huut Liefden heet<br />

gheel onder my verbreed<br />

myn voetsteppen ghereedt<br />

zyn niet gheweest / in crancheyt cleene<br />

myn vyanden worden <strong>van</strong> my bespiet /<br />

+<br />

ick zals angrypen ziet<br />

end ommekeeren niet<br />

tot zy ghebreken / en zyn in weene<br />

oock zal icxse breken ontwee ghemeene<br />

5 ende dan niet Eene<br />

zal hebben vruecht<br />

noch om te staene iuecht<br />

maer zullen gheel onthueght<br />

Onder myn voeten vallen plat<br />

10 gheel troosteloos<br />

dus zal icxse maecken mat<br />

vyanden boos<br />

Heere ghy hebt my ick kendt ick Lydt<br />

Reyn upgheschort altydt<br />

15 met stercte totten strydt<br />

ende my zyn onderworpen bleuen<br />

die hem ieghens my hebben ghezet<br />

maer hebt ghedaen noch bet<br />

myn vyanden Besmet<br />

20 hebt ghy my teender Rugghe ghegheuen<br />

en die my benyden hier in tleuen<br />

zyn verstroyt verdreuen<br />

dies Riepen zy schier<br />

meest totten heere hier<br />

25 maer in Alsulck dangier<br />

vvas gheen / diese Rechtevoort<br />

maecte ghezondt<br />

noch den voys was niet ghehoort<br />

<strong>van</strong> huerer mondt /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 102 v


30 Maer ghelyck tstof voor de wyndt<br />

in tsticken vlieght zoot schijnt<br />

zullen zy zyn ghePyndt<br />

ick zalse vernielen als slyck der straeten<br />

ghy zult my <strong>van</strong> vpsprekers quaet<br />

35 ende volck obstinaet<br />

verlossen <strong>van</strong> zulck zaet<br />

ende my tot een hooft der heydenen laeten<br />

Een volck (heere der hoogster staeten)<br />

dat ick ter Rechter maeten<br />

+<br />

Niet hebbe ghekendt<br />

heeft my ghedient omtrent<br />

end in zyn Regiment<br />

Int hooren der ooren myn<br />

5 ghehoorzaem wel<br />

heuet my gheweest zeer fyn<br />

Ende niet Rebel<br />

Maer vreimde kynderen int verghaer<br />

die hebben my dats claer<br />

10 gheloghen openbaer<br />

ende veroudert zyn zy bezweken<br />

zy ghijnghen oock in huer weghen manck<br />

myn god zy lof en danck<br />

die Leeft eeuwelick Lanck<br />

15 ghy myns zalicheyts god ghebleken<br />

moet zyn verheuen in dhooghste Reken<br />

ghy die my gheeft twreken<br />

en voor my waect<br />

en die tvolck ongheslaect<br />

20 my onderdaenich maect<br />

<strong>van</strong> myn toorneghe vyanden<br />

verlosser groot<br />

zyt ghy noch tot huerer schanden<br />

Tmynder noodt /<br />

199<br />

25 Verlossen my <strong>van</strong>den quaeden man<br />

zult ghy als diet wel Can<br />

en my beschermen dan<br />

<strong>van</strong> de ghuene / die my besprynghen<br />

daer omme zal ick zonder gru<br />

30 heere god bedancken hu<br />

end in hu name nv<br />

Oetmoedich dancbarich een Psalme zynghen<br />

die groot maect zaelicheyts dynghen<br />

met zyn omRynghen<br />

35 alsoo ghemoet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 103 r


<strong>van</strong> zynen Conynck goet<br />

end oock ontfaermen doet /<br />

+<br />

An David zijnen ghezalfden knecht<br />

ontfaermicheyt<br />

oock zijnen zaede gheel vpRecht<br />

In deeuvvicheyt /<br />

200<br />

Tvveede psalmliedeken<br />

Laudate pueri dominum psal. 112.<br />

Vpden Voys Mon pere / ma donne mary<br />

Moy qui suis belle /<br />

10 Kynderen looft den heere nv<br />

zoo dat betame<br />

vastegheloouich / zonder gru<br />

om louen voughen hu<br />

oock tsheeren name<br />

15 Tsheeren name ghebenedydt<br />

moet die oock wesen<br />

<strong>van</strong> nv tot eeuwegher tydt<br />

ouer de weerelt wydt<br />

als hooghst ghepresen<br />

20 Vander zonnen claer vpghanck<br />

tot Tnederkeeren<br />

pryselick es gheel eeuvvich lanck<br />

<strong>van</strong> onse mensschen Cranck<br />

de naeme des heeren<br />

25 Ouer al diemen heydenen heet<br />

es dheere verheuen<br />

ende zyn eere wydt ghespreedt<br />

bouen dhemelen breedt<br />

vvordt eeuvvich bleuen<br />

30 VVie esser ghelyck ons heer ons god<br />

die wuendt almachtich<br />

int hooghste bouen der inghelen vlot<br />

daer elck naer zyn ghebod<br />

hem dient Eendrachtich<br />

+ Hy Die hier beneden ziet<br />

hooghste <strong>van</strong> weerden<br />

vvat in dhemele gheschiet<br />

ende te min oock Niet<br />

5 gheel inder Eerden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 103 v<br />

+ 104 r


Die huut der eerden upRecht snel<br />

Die aerme zyn vonden<br />

ende verhooght * ze zeere wel<br />

hy / ende nyemandt el<br />

10 huut tdreck der zonden<br />

Vp dat hy hem laet wuenen / by<br />

den princhen Reene<br />

by den princhen / zyns volcx vry<br />

end een verwinder zy<br />

15 huut allen weene<br />

Die donvruchtbaere wuenen doet<br />

ten huuse Binnen<br />

dat zy een kynder moeder goet<br />

zy vroyelick ghemoet<br />

20 om duecht ghewinnen<br />

Glorie moet den vader zyn<br />

daer naer zyn zuene<br />

en dhelighen gheest / up elck termyn<br />

in eeuvvicheden fyn<br />

25 Eeuwich ghewuene /<br />

201<br />

Derde liedeken<br />

Ad dominum cum tribularer /<br />

Psal. 119.<br />

Vpden Voys En hebdy niet ghezien cornelis neue<br />

die ghisteravendt vyf grooten verdranck /<br />

Wanneer ick was in druck in Pijne<br />

Riep Ic tot god gheel Rechtevoort<br />

end heeft certeyn met blyden Aenschijne<br />

Myn drouuich claeghen wel verhoort /<br />

+ O Heere myn ziele wilt doch bevryden<br />

Al <strong>van</strong>den boose Lippen quaet<br />

en <strong>van</strong> een tonghe Tot allen tyden<br />

die niet dan boosheyt / huut en slaet /<br />

5 Wat dynghe word hu ghegeuen heere<br />

<strong>van</strong> eender tonghe Talder stondt<br />

de ghuene die bedrieght doch zeere<br />

en die de ziele quetst ende wondt<br />

* ‘verhoogst’ doorgehaald; ‘verhooght’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 104 v


Ghemerct zou es als scherpe pylen<br />

10 <strong>van</strong> een de ghuene die doet ghewelt<br />

venynich vlieghende oock by wylen<br />

daer by de paeyselicke zyn ghequelt<br />

202<br />

Eylaes eylaes eylaes ick mach wel claeghen<br />

als ballynck myn herte / daer Ieghens stuent<br />

15 dat hier verlanght worden myn daeghen<br />

in cedars thenten zo heb ick ghewuendt<br />

By hemlieden zy die benyden vrede<br />

daer leefd ick zeere vreedzaemich by<br />

end als ick thuerliedervvaerts tspreken dede<br />

20 ziet zonder Cause bevochtenze my<br />

Glorye zo moet god den vader wesen<br />

end oock zyn zuene Christus bekent<br />

den helighen gheest tsghelycx / naer desen<br />

zoo die was / es / en blyft oock zonder hendt /<br />

Aucteur<br />

Hebbende den zusterkens dus ghestoffeert<br />

om zynghen ghemoueert<br />

was gheneghen omme fantazie ouerweluen<br />

niet dat icker mede was ghevexeert<br />

30 maer metter Weerelt ghetribuleert<br />

die onghecesseert // Genereert<br />

al meer passien dan twee elfuen<br />

meer altoos meest /<br />

// een liedeken ghemaect eens huter gheest<br />

35 daer naer te zynghene voor my zeluen /<br />

+<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Myn zoete liefueken / heeft my begheuen<br />

Een anders boelken / es zou voorwaer<br />

5 O god anhoort myn zuchten en myn Caermen<br />

Alle myn ghebeentten zyn onghezondt<br />

duer huwen name wilt my ontfaermen<br />

v<strong>van</strong>t totter doodt toe bem ick duerwondt<br />

Scept een Reyn herte in mynen grondt<br />

10 stelt een bewaerynghe mynder mondt<br />

dat ick myn ziele / en doe gheen schaeden<br />

om brynghen inne der hellen gloedt<br />

O heere god / verlost ons <strong>van</strong>den quaeden<br />

v<strong>van</strong>t hu bermherticheyt / es eeuvvich goet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

105 r


203<br />

15 Heere god mynder zaelicheyts heere<br />

Ick bem ghelyck een man zonder hulpe bekent<br />

vvilt dat ick huwe Rechten leere<br />

en myn ooghen <strong>van</strong> ydelheden wendt<br />

heere laet hu goetheyt my commen omtrent<br />

20 ende my dyn helighen gheest inzendt<br />

eer my den vyandt en tvleesch verRaeden<br />

dat icker Ieghens zy clouck ghemoet // O heere god /<br />

Heere tooght ons huwe groote goethede<br />

end gheeft ons huwe zaelicheyt<br />

25 neemt wech dyns volcx mesdadichede<br />

en bedect haerlieder zonden zwaricheyt<br />

gheeft huwen knecht huwe sterckicheyt<br />

duer huwe groote Bermherticheyt<br />

Leert my bewandelen huwe paeden<br />

30 een teecken an my doch ten besten doet // O heere god /<br />

Die princhen veruolghen my zonder zaecke<br />

meer mynder vervolghers / zeer vele zyn<br />

heere verlost my daer ick naer haecke<br />

<strong>van</strong>den mensschen onRecht my doende ghepyn<br />

35 zy commen onder een duechdelick schyn<br />

Looselick schietende huer venyn<br />

+<br />

gheerne zouden zy my verlaeden<br />

en my <strong>van</strong> hu worpen / gheel onder de voet // O heere god.<br />

Alle heydenen heere god Eersame<br />

Die ghy ghemaect hebt / huut liefden wel<br />

5 zullen tot hu commen / om eeren huwen name<br />

v<strong>van</strong>t ghy zo groot zyt ghenaedich snel<br />

die wonder doet duer hu woords beuel<br />

die alleene god zyt / en nyemandt el<br />

vergheeft ons / Onse groote mesdaeden<br />

10 duer tmildelick huutsturten <strong>van</strong> christus bloedt // O heere /<br />

Heere weert Tweedracht huut allen Landen<br />

ende paeys in onse daeghen gheeft<br />

der Conynghen herten / zyn in hu handen<br />

hemel ende eerde / oock voor hu beeft<br />

15 Bekeert den zondaere die noch sneeft<br />

schict dat hy naer huwe wille Leeft<br />

met huwer Rechter handt staet hem in staeden<br />

dat hy thuwaerts keere met Liefden vroet // O heere god /<br />

Heere Iesu christe <strong>van</strong> Nasareene<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 105 v


204<br />

20 vvilt my dyn handwerck by hu ontfaen<br />

ick kenne / hu heb ick ghezondicht Alleene<br />

en voor huwen ooghen veel quaets ghedaen<br />

heere tot wien zoud ick anders ghaen<br />

dan thuwaerts vaste / betrauwende zaen<br />

25 die gheenen zondaere wilt versmaeden<br />

maer keert hy thuwaerts / zyn lyden verzoet // O heere /<br />

Princhelick god Almachtich god der goden<br />

Alle dat zondich es / <strong>van</strong> my weert<br />

dat ick onderhoude dyn liefue gheboden<br />

30 sterct my daer Inne / want ick begheert<br />

keert <strong>van</strong> my doch dyn Rechtueerdich zweerd<br />

daer ghy de goddeloose mede deert<br />

ende ontfanght my in huwe ghenaeden<br />

bouen al hu wercken een vloeyende vloedt // O heere /<br />

35 Glorie moet god den vadere wesen<br />

en zyn zuene Christus ghebenedydt<br />

dhelighen gheest oock / Persoonen drie ghepresen<br />

maer eennen god almachtich teeuwegher Tydt /<br />

+<br />

Eeuwich int hemelssche eeuvvich iolyt<br />

Rengnerende die hemel end eerde verblydt<br />

wiens Rycke blyft eeuvvich zonder verspaeden<br />

bermherticheyt ouer den zondaers doet<br />

5 O heere god verlost ons <strong>van</strong>den Quaeden<br />

v<strong>van</strong>t hu Bermherticheyt es eeuvvich goet<br />

Schiplieden Cappelle<br />

Dese ghildebroeders schippers ion ick aduantaige<br />

zeylende naer Bruaige<br />

10 niet meer in te laedene dan huerlieder peyl<br />

alomme vry te zyne <strong>van</strong> Pylotaige<br />

end als zy ter zeewaerts in doen voyaige<br />

beschermt voor naufraige<br />

end altyds thebbens goet wynd int zeyl<br />

15 zo wordtter keyl deyl // den pennyngh veyl<br />

om wel tonderhoudene de ghestichten<br />

En ter cappelle zalmer te bet mueghen Lichten<br />

Capelleken up stuuenbergh<br />

In dit Capelleken ghesticht vp stuuenberghs houck<br />

20 neffens vierentwyntich Rentkens staende in een Reke<br />

Orlementen ghebreecker ende Messebouck<br />

zoude zondach tsmesdaeghs wel hebben bezouck<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 106 r


205<br />

indien datter Certeynelick messe bleke<br />

ick dyncker veel noodzaecken an ghebreke<br />

25 wilder dhandt toe steken <strong>van</strong>den dunen prelaet<br />

<strong>van</strong> zyn ouerschots dienst / drie messen de weke<br />

Twaslicht met corte Raet<br />

vvierde by den ghebuerkens / wel ghevonden Iaet<br />

Sinte cruuskercke<br />

30 Thelich Cruus capelle ter kercke tsinte cruus<br />

daer ick deel / Eens hadde an tkerchof<br />

+<br />

als Icker In de prochie wuende en lagh thuus<br />

gheef Ick Ionstelick dit simpel Clerck // lof<br />

Lof Vanden helighen Cruce<br />

Verre moet <strong>van</strong> my zyn zoud ick verblyden +<br />

5 dan In tcruce Iesu christi tot allen tyden<br />

in twelck al ons verlossynghe es gheschiet<br />

ons toevlucht in ons broosch Lichaemlick Lyden<br />

vroom standaert wien dhelssche legher ontziet<br />

dies hu tanbeden christe / en laeten wy niet<br />

10 v<strong>van</strong>t in hu helich cruce dat weerdich Iuweel<br />

zonder thebben onvuldaen ghelaeten yet<br />

hebt met hu bloedt verlost de weerelt gheheel<br />

voor teecken des Crucen groot of cleen deel<br />

de vyandt met al zyn foortsen vlucht<br />

15 dies segghick ter eeren dit troostbaer percheel<br />

Lof crucen boom. draeghende zaelichste vrucht<br />

Lof glorieux Cruce ons handstock bleuen<br />

hooghst bouen alle Cederhoutten verheuen<br />

Reyn vveerdich helich cruce ghebenedydt<br />

20 Christus an hu steruende / Creghen wy leuen<br />

in hu wierdt hy verwinder der vroomster stryd<br />

Want helle weerelt dood / hoet den vyandt spyt<br />

die heeft hy al onder de voeten ghetorden<br />

end hy onsteruelick heere der weerelt wydt<br />

25 ghewillich wildhy sterflick int cruce worden<br />

hy die was eer dat ye beghinnen porden<br />

ghaf an tcruce zynen gheest / tusschen hemel eerde lucht<br />

Dies mueghen wy te zegghene wel beghorden<br />

Lof crucen boom draeghende zaelichste vrucht<br />

30 Dies zyn meErfghenamen zyn wy bedeghen<br />

v<strong>van</strong>t christus heeft onse mesdaeden ghedreghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 106 v<br />

+ A o 1543.


206<br />

vp thoudt des crucen in zyn Lichaeme<br />

vp dat wy der zonde ghestoruen int pleghen<br />

der Rechtueerdicheyt zouden Leuen bequame /<br />

+<br />

Christus es voor onslieden zyn vader eersame<br />

onderdaenich gheworden oock totter doodt<br />

Iae totter doodt des crucen Tot onser vrame<br />

an twelck hy ontfynck zyn vyf wonden Roodt<br />

5 Cruussluetel die ons den hemel ontsloot<br />

helech cruce troostbaer leuen wie Crancklick zucht<br />

Lof bouen lof / Lof bouen prys / en tonser noodt<br />

Lof Crucen boom draeghende zaelichste vrucht<br />

Prinche<br />

10 Het teecken des Crucen Eerweerdich ghepresen<br />

dat zal openbaer inden hemel wesen<br />

als dheere de weerelt zal commen Iugieren<br />

Cruce bouen alle Crucen edelst huutghelesen<br />

boom bouen alle boomen <strong>van</strong> wat manieren<br />

15 Reyn zoetste cruce Bouen alle balsemieren<br />

verheuen vp Caluaryen gheel tonser spoet<br />

vruchtbaer cruce Twelck alle christene vieren<br />

daer christus an sturte zyn precieux bloedt<br />

niet alleene sturtte / maer een vloeyende vloedt<br />

20 heeft hij Ryfstroomich voor ons zonden gheplucht<br />

Tdeser causen cruce christi zyt minlick ghegroet<br />

en met grooter oetmoet // Lyd ick zonder ducht // Lof etc a<br />

[Omtrent de plaetse gode ter eeren]<br />

+<br />

Omtrent de plaetse gode ter eeren<br />

daer de parochyaenen ter tafel ons heeren<br />

25 deuotelick commen Ter paesschen hooghtydt<br />

ion ick een Refereyn / Om de simpele Leeren<br />

ende <strong>van</strong> mesbruuck afkeeren<br />

dat daer nyemandt mach commen in tzondich habyt<br />

maer Reden datter hem een yeghelick quyt<br />

30 om daer te commene met Reuerentie<br />

Dus elck wiet Lese / dat wel smaeckende zyt<br />

inden gheest verblydt<br />

int wel ouerLesen verstaetmen dintencie<br />

ende tsticx sententie<br />

35 Tmisterie te bouen ghaet mensschens scientie /<br />

Refereyn<br />

Christus alder mensschen troost / huut Liefmoedeghe aders<br />

ghedaelt huten schoot zyns hemelsche vaders<br />

tonser verlossynghe in dit dal <strong>van</strong> weene<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 107 r<br />

+<br />

107 v


207<br />

5 es hy menssche gheworden aldaer / midsgaders<br />

datter toe andre bequame was gheene<br />

dan hij alleene<br />

end eer hy wilde Lyden voor ons tsamen ghemeene<br />

hilt zyn Avendmael met zyn Apostolen blyde<br />

10 My heeft hertlick verlanght / sprack hy tot groot en Cleene<br />

dit paeschlam met hu tetene / Eer dat ick Lyde<br />

vvelck avendmael in zekeren voorleden tyde<br />

figuerlick by het Paesschelam wordt gheleken<br />

twelck die Iueden aten / thuerlieder bevryde<br />

15 als zy waeren verlost huut Egypten ghebleken<br />

end oock als de heere ghetraulick onbezweken<br />

verlossen wilde de kynderen <strong>van</strong> israel<br />

<strong>van</strong> Pharaos macht / beual hy zonder eenich ghebreken<br />

dat zy zouden nemen / Een zuuer lammeken snel<br />

20 en dat eten ghebraeden Byden viere wel<br />

// By welcken israheliten verstaen wy / nyemandt el<br />

dan tsmensschelick gheslachte / in groot bezwaeren<br />

twelck onder den prinche der duusterheden fel<br />

ghe<strong>van</strong>ghen hadde gheweest / meer dan vyf duust iaeren<br />

25 en by nyemandt verlosselic / maer huut dhemelssche schaeren<br />

vvas dheere god ghenaedich / als bermhertich ghewuene<br />

ende tonser verlossynghe Claer int openbaeren<br />

heeft ons tpaeschlam / ghezonden / dats zyn eeghin zuene<br />

die ons alleene quam lossen Was hy de ghuene<br />

30 medechyne en ghenesynghe <strong>van</strong> Adams<br />

doodzondich venyn<br />

Zalich zynse die ten avendmale des Lams +<br />

GheRoupen zyn<br />

Christus es dit Paeschlam vercocht tot schanden<br />

35 en gheleuert gheCoordt inder Ioden handen<br />

hebbende ghedaentte / noch ook schoonhede +<br />

ghesleghen ghesteken voortghetrocken met banden<br />

+<br />

Als een dalder verachtste end onweerdste mede<br />

naer Iuedsche zede<br />

ende was also veracht Tot elcker stede<br />

datmen taenschyn voor hem decte / wier leed voor by<br />

5 voorwaer / nochtans drough hij al onse Cranchede<br />

ende al onse smerten vp hem zo nam hy<br />

om ons mesdaeden wille / ghewondt was vry<br />

duersleghen scherp duergheesselt om onse zonden<br />

vp dat al te saemen vrede mochten hebben wy<br />

10 gheheel zyn wy ghenesen duer zyne wonden<br />

Als dolende schaepen / ghijnghen wy veel stonden<br />

een yeghelick zach vp zyn wech flau zeere<br />

maer ten Rechten weghe / By hem zyn ghevonden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Apo/19.<br />

+ Esai .53.<br />

+ 108 r


208<br />

v<strong>van</strong>t onse zonden wierp vp hem god den heere<br />

15 vp datter ons verlossynghe by vermeere<br />

// Ghestraft end ontEerdt zynde te gheenen keere<br />

zo en deedhij niet opene zynen mondt zoet<br />

maer ghelyck een Lammeken / tot onser leere<br />

dat totten slachbanck gheleed wesen moet<br />

20 en ghelyck als een schaep zachtmoedich goet<br />

dat voor zynen scheerdere es / stom beseuen<br />

ende dat zynen mondt niet opene en doet<br />

Liet christus dit Lammeken voor onslieden tleuen<br />

ons hem zeluen teender gheestelicker spyse ghegheuen<br />

25 waer in was bevonden niet stuerich niet grams<br />

vp gheen termyn.<br />

Zalich zynse die * ten avendtmale des Lams<br />

GheRoupen zyn<br />

Maer om gheestlick eten dit paeschlam daer<br />

30 duer liefden ghebraeden inder Crucen outaer<br />

tes Reden datter elck hem wel toe Bereede<br />

v<strong>van</strong>t in zyn avendmael / An een tafel voorwaer<br />

en <strong>van</strong> eennen broode By hem ghehelicht der naer<br />

Aten pieter ende Iudas wel alle beede<br />

35 aldaer int breede<br />

pieter tzijnen behoude / ende iudas tzynen Leede<br />

dies elck menssche hem prouue /es wel <strong>van</strong> noode /<br />

+<br />

dat hy niet onweerdich blycke / ende dan by bescheede<br />

dryncke <strong>van</strong>den keilct / ende ete <strong>van</strong>den Broode<br />

v<strong>van</strong>t wie onweerdich eit en drynct / als menssche snoode<br />

die eit en drynct hem zeluen / dat oordeel warachtich *<br />

5 vvie onweerdich tsheeren tafel comt / als zondeghe ghedoode<br />

es een verRaeder <strong>van</strong> tpaeschlam / gods zuene Almachtich<br />

en hoe meshaghelick dat hem zy blyct crachtich<br />

An oza / die an daercke wilde tastynghe maecken +<br />

daer tmanna in was / huut goe meenynghe bewachtich<br />

10 es terstondet nederzoncken / ende starf om dees zaecken<br />

dat hy tsnachts zyn huusvrauwe hadde willen ghenaecken<br />

Twelcke dauid ziende was bevreest tdier tydt<br />

de aercke nochtans met een Liefmoedich blaecken<br />

te brynghene / Binnen zynder wuensten bevrydt<br />

15 die dan Christum thelich paeschlam ghebenedydt<br />

tzynder tafel commen nutten onweerdich onbequame<br />

Och die mesdoen dan grootelicx gregorius belydt<br />

naer dat Oza ghenaecte / de aercke eersame<br />

zynde maer een figuere <strong>van</strong> Christus Lichaeme<br />

20 ende hy daer ter steden niet en ontquams<br />

* ‘d’ doorgehaald.<br />

* ‘alm’ doorgehaald, ‘wa’ erboven geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 108 v<br />

+ .2.Regum.6.


209<br />

zonder plaeghe ghepyn<br />

Zalich zynse die ten avendmale des Lams<br />

gheRoupen zyn<br />

Prinche<br />

25 Was dauid dus bevreest dan bouen sommen<br />

dat hy daercke in zyn huus niet dorste laeten commen<br />

die nochtans duechdlic goet was int eerdsche pleyn<br />

v<strong>van</strong>t dheere <strong>van</strong> hem tzegghene wildhy Berommen<br />

ick heb een man ghevonden naer myn herte Certeyn<br />

30 Te meer dan wy kersten in zonden vuyl onReyn<br />

zullen vreesen tlichaem christi in ons mondt tontfaene<br />

Centurio oetmoedich sprack / heere zuver greyn<br />

niet vveerdich bem ick ghy myn huus in te ghaene<br />

Sint ian baptiste dalder helichste in wesen en ghedaene<br />

35 onder alle gheborene <strong>van</strong> vrauwen ziet<br />

hy vreesde ende dorste gheenssins te bestaene<br />

thooft christi te ghenaeckene / zoo eist gheschiet /<br />

+<br />

Niet min / al zyn wy zondaers Wanckelbaer als Riet<br />

schict hu altyds oetmoedich tsheeren avendtmale<br />

hebt ghy berau / naer tbelyden / en wanhoopt niet<br />

dat in hu ghebreict / zal christus vuldoen int principale<br />

5 vought hu tsaemen dan godsvruchtich * in tgenerale<br />

Christus zal hu tzynder tafel ontfaen In gratien<br />

met ghelooue / hope / Liefde / Comt naer zyn zale<br />

blyde welghecommen word ghy zoo telcker spatien<br />

v<strong>van</strong>t christus heeft verzoent de mesdadeghe natien<br />

10 tonser exaltacien<br />

Ia meer dan der mesdaen was / Certeyn hy nams<br />

vp hem zeer fyn<br />

Zalich zynse die ten Avendmale Des Lams<br />

GheRoupen zyn.<br />

Aucteur<br />

De coster om zyn kele ter note te dwynghene<br />

Als maertianiste dicwils verCoud<br />

Gheef Ick <strong>van</strong>den Cruce dit Liedeken tzynghene<br />

Tword hem beter dan plomp onhebbelicke Cout<br />

20 vvil hyt niet hebben / zelve Ic houd<br />

Liedeken<br />

Vp den Voys Ons pandekens blyfuen altemet<br />

int Cabaret /<br />

* Vóór ‘godsvruchtich’ is ‘h’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 109 r


Verhuecht<br />

25 die Christen name draeghen<br />

Ter duecht<br />

vvilt dancbaerheyt ghewaghen<br />

// Ende zonder vertraghen<br />

veel daeghen<br />

30 zynghen daer by<br />

Lof Cruce Reyn<br />

waer vp certeyn<br />

Ons toevlucht zy<br />

+ Hoe stout<br />

Adam In thoudt mesdede<br />

In thout<br />

zo brochte christus vrede<br />

5 duer zyn ghenaedichede<br />

Waer mede // vvy wierden vry<br />

Lof cruce /<br />

Toevlucht<br />

in tcruce al hu Lyden<br />

10 goe vrucht<br />

dier ons in quam verblyden<br />

* vvilt die ghebenedyden<br />

bevryden // in hebber wy // Lof cruce /<br />

210<br />

Maect moet<br />

15 vvil hu den vyandt tseghen<br />

in tbloedt<br />

Christi zyn wy ghedweghen<br />

ons lasten tallen weghen<br />

ghedreghen // Voor hu en my // Lof Cruce //<br />

20 Zyn doodt<br />

die ghaf ons tsamen tleuen<br />

Ter noodt<br />

Onslieden by ghebleuen<br />

de wetbrief straf ghescreuen<br />

25 ghewreuen // in sticx heeft hij // Lof Cruce /<br />

Cruusdach<br />

vvy Liefmoedich Eeren<br />

elck mach //<br />

Ten cruce christi keeren<br />

30 en daer in Lyden Leeren<br />

vermeeren // ick ende ghy // Lof Cruce<br />

* ‘be’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 109 v


Capelle ter Calomne<br />

+<br />

211<br />

De buerse <strong>van</strong>den waghenaers hier omtrent gheschiet<br />

zomtyds thierende daer als onghebende Coeyen<br />

35 zou tcappelleken int ces vallen / datmer toeziet<br />

zy zyn Rasch te Lere / dus om schuwen verdriet<br />

ionick daer te bewaerne Twee drie paer boeyen /<br />

Zusterkens tsint obrechts<br />

Deze zusterkens dicwils derfuende vleesch<br />

Lettel berent / met naeyen en zyde wynden<br />

vvinnense de costkens naer hueren heesch<br />

5 doch zen mueghen leuen niet by de Wynden<br />

dus wil icx my onderwynden // ionne ze gheel<br />

<strong>van</strong> gheCapt vleesch een groot onderdeel<br />

of de Cockinne waer een handeloose<br />

Tsmaect wel inde mond <strong>van</strong> zommeghe tandeloose<br />

10 Ende Liefuer dan danssen eenegherhande poose<br />

Ion icxse drie liedekens gheestelick ghezint<br />

die mueghen zy elck als vailiande Roose<br />

zynghen / verIaghen dat dvleesch bemint<br />

Deerste Liedeken<br />

Vp den Voys Die dit Liedeken dichte<br />

dat wasser een Ionghelynck /<br />

Verblydt hu inden heere<br />

ende wederomme verblydt<br />

zo wie dat themwaerts keere<br />

20 hy wordt hem bermhertich zeere<br />

Omme cryghen der zonden acquyt<br />

Nu onder de ghenaede<br />

zyn wy gheworden bet<br />

gheboren huut adams zaede<br />

25 Beschermt <strong>van</strong> allen quaede<br />

verlost <strong>van</strong> die stranghe wet<br />

Tscaepken dat was verloren<br />

heeft Christus In zyn behoed<br />

Paeys es ons toeghezworen<br />

30 vvy zyn tsamen erboren<br />

Ghezuvert Reyn In zyn bloed<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

110 r


Des oude wets figuere<br />

es ons nv openbaer<br />

gheopent / es ter Cuere<br />

35 deerste ghesloten duere<br />

dat duuster was / es gheel Claer /<br />

+ O god hemelssche vadre<br />

Alle dyngh huut liefden beghost<br />

Christus huut Liefden adre<br />

Veel * Mensschen teenegadre<br />

5 heeft met zynen bloede verlost<br />

212<br />

Tvveede Liedeken<br />

Vp den Voys Rycke <strong>van</strong> hauen // Vyndtmer vele<br />

Wy tsamen Adams vveesen<br />

hoe hoogh in eerdsche staeten<br />

10 onslieden es / vvilt niet vreesen<br />

gheboren / Tonser baeten<br />

// Een zalichmaecker crachtich<br />

voor onse schult de schat<br />

gheboren es hij waerachtich<br />

15 Christus / in dauids stadt /<br />

Daer zal eenne Roede<br />

huutghaen by Expresse<br />

sprack Esayas de vroede<br />

<strong>van</strong> die wortel iesse<br />

20 End een blomme zal upclemmen<br />

<strong>van</strong> huerer wortel zaen<br />

daer doude vaders stemmen<br />

of deden groot vermaen<br />

Den heleghen gheest des heeren<br />

25 zal Rusten op dees Blomme<br />

int hof daer wy verkeeren<br />

moet die zyn Wellecomme<br />

den gheest der wetenthede<br />

en des verstands gheel vry<br />

30 den gheest des stercheyts mede<br />

zalder vp Rusten by<br />

Huut tRoedeken Buugsame<br />

Teer gracelic ghepresen<br />

dats huut marie Bequame<br />

35 vvilde huutghaende vvesen<br />

huut des vvortels natuere<br />

* ‘Veel’ in de marge genoteerd in lichtere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 110 v


een blomme <strong>van</strong> Roken zoet<br />

dats Christus menssche puere<br />

<strong>van</strong> huer zuverste Bloedt /<br />

+ Christus zoot baerblycke<br />

ghewillich en manierich<br />

es huut zyn hemelrycke<br />

voortghecommen vierich<br />

5 zoo tblomken in deerdsche plecke<br />

Reyn huuter eerden spruut<br />

Als brudegom zonder vlecke<br />

Te zynder Cameren huut<br />

Christus Es de schoone<br />

10 Blomme alder duechden<br />

der Inghelen Crans en Croone<br />

gheen blomme zoo vul Iuechden<br />

<strong>van</strong> hem wildhy verhaelen<br />

Soo salomon vertelt<br />

15 Een Lelye inden daelen<br />

Bem Ick / en blomme int velt<br />

Een blomme vul <strong>van</strong> paeyse<br />

vul Liefuelicker Roken<br />

ten hemelsschen Palaeyse<br />

20 voor onslieden ontloken<br />

vviens Roke tallen fine<br />

god den vadre heeft behaeght<br />

als beste Medechine<br />

Die zyn gramschap verIaeght<br />

25 Dees blomme Die wy nomen<br />

Christus tallen stonden<br />

de Roke heeft Benomen<br />

den stanck ons alder zonden<br />

Als die vulgroeyt algadre<br />

30 en Rype was voorwaer<br />

gheoffert zynen vadre<br />

up der Crucen outaer<br />

Christus blomme vul weerden<br />

Tsvaders groot verlanghen<br />

35 die bloeyde inder Eerden<br />

als hy was ontfanghen<br />

<strong>van</strong> zyne moeder blyde<br />

213<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 111 r


om vpqueecken ghepooght<br />

Te zijns gheboortens tyde<br />

40 heeft huer vulmaect ghetooght /<br />

+ End als hij wilde steruen<br />

Int mensschelick beghorden<br />

als blomme tonser Erfuen<br />

es dorre / dan gheworden<br />

5 maer iuechdich in zyn verRysen<br />

heeft die wederghebloeyt<br />

die blomme christi prysen<br />

meest hu oetmoedich moeyt<br />

Alle kerstene Lieden<br />

10 tqua Cruudt tallen Cantten<br />

wilt huut dyn houeken wieden<br />

en daer dees blomme plantten<br />

v<strong>van</strong>t ten eerdschen bedelue<br />

vvat blomme daer Logiert<br />

15 dees blomme Christus zelue<br />

Gheel tkersten hof verchiert /<br />

214<br />

Derde Liedeken<br />

Vpden Voys Mon pere / ma donne mary<br />

Moy / qui suis Belle /<br />

20 Die eerst zonder moedre gheboren es +<br />

Binnen tshemels wycke<br />

es nv zonder vadre / gheboren Expres<br />

in eerdeRycke<br />

Schriftuere auctentycke // Claer dit verclaerst<br />

25 maer <strong>van</strong> eender maeghet ghebaerst<br />

O buucxken Reyn // Begrypelicker zyt<br />

dan dhemels Certeyn // Puer vat ghebenedydt<br />

dies men hu belydt // Lof ende danck +<br />

gods melodie<br />

30 oock breedere / dan der elementen be<strong>van</strong>ck<br />

zyt ghy marie // Dies /<br />

Want dhemels ne mochten begrypen den keest<br />

noch eerdsche moten<br />

dat ghy duer twerck <strong>van</strong>den helighen gheest<br />

35 goddelick beghoten<br />

Besloten // hebt in huwen buuck<br />

Maria vruchtbarich beluuck /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 111 v<br />

+ A o . 1529.<br />

+ // Reprinse


215<br />

+<br />

tsvaders bruudt // Tzuens moedre gent<br />

tshelichs gheest // end instrument<br />

// <strong>van</strong> mans zaet absent // al dit wrocht vry +<br />

Maria doe ghy // fyn<br />

5 spraect Ancilla domini<br />

Naer hu woordt moet my // zyn / Van mans /<br />

Dyn maegdelicke vruchtbaerheyt heeft gheoorcondt<br />

Rechts Aarons Roede<br />

die onghehouffent iuegdelick stondt<br />

10 ghy Reynste <strong>van</strong> Bloede<br />

Debora vroede // En salomons troon<br />

ons aduocatichste soon<br />

Moederlicxt <strong>van</strong> zoghe // oetmoedich ghevough<br />

Roe die den hertoghe // <strong>van</strong> moab slough<br />

15 // hoe zoud ick ghenough // nv bieden lof<br />

hu vruchtbareghe Cueren<br />

daer noyndt Leeraers vulscreuen of<br />

noch oock doctueren // hoe zoudick)<br />

Abigahel die dauids euelen moet<br />

20 en gramschap zvvichte<br />

Reyn voesterghe die huwen god hebt ghevoedt<br />

ghy dauids nichte<br />

Onwinnelick ghestichte // Salomons palaeys<br />

des vaders vrede en Paeys<br />

25 zuver beloke // Wellustich Pryeel<br />

dyn zoete Roke // ghaet bouen Canneel<br />

// en balseme gheel // Speghel onbesmet<br />

Ezechiels poorte<br />

Tafel daer god in screef de wet<br />

30 Tonsen confoorte / En balseme //<br />

Reviere daer huenich en melck huut vloeyt<br />

zeesterre clare<br />

eerde daer moyses op tarde ontschoeyt<br />

zyt ghy zebare<br />

35 gods care // gheconsacreerde maeght<br />

die zoo vruchtbaerich ghelaeght<br />

Onsen hals zyt nv // En tkyndeken thooft<br />

tserpent voor hu // vloot gheel verdooft<br />

// oorspronc dat berooft // vvas zynen schat +<br />

40 maegdeken Reene<br />

noyndt maegdelicker vruchtbaregher vat<br />

dan ghy Alleene // Oorspronck /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 112 r<br />

+ Repetitio<br />

+ Repetitio


216<br />

+<br />

Iherusalem gods stadt eerdsch paradys<br />

goddelicke scaprade<br />

vruchtbarich moederlick maegdelick Rys<br />

<strong>van</strong> Iessens zaede<br />

5 vruchtbaregher in daede // noyndt en wies<br />

ghy bedaude nat gedeons vlies<br />

noyndt huwer maer een // int eerdsche dal<br />

noch nemmermeer gheen // zulck wesen zal<br />

// tsInghels ghetal // hu weerde Reyn graen +<br />

10 en cunnen gheweten<br />

v<strong>van</strong>t ghy waert zonder erfzonde ontfaen<br />

duer gods secreten // Tsinghels<br />

Lof mensschelick kyndt / ende god niet min<br />

Wech Waerheyt en Leuen<br />

15 daer de propheten <strong>van</strong> tsweerelts beghin<br />

of hebben ghescreuen<br />

ghegheuen // hebt hu int eerdsche bestier<br />

duer huwer ghenaeden vier<br />

als heerder vercoren // gheen ander doen mocht<br />

20 die tschaepken verloren // hebt neerstich ghezocht<br />

maer iammerlick becocht // ghyt met wonden Roodt +<br />

dies onghewuene<br />

An tcruce storft ghy die bitterste doodt<br />

heere dauids zuene / Maer //<br />

Sint maertins cappelleken<br />

inde Vulderstraete.<br />

In Dit Capelleken dynct my ick noyndt en was<br />

<strong>van</strong> dat ick hadde mynen vullen was<br />

tghaet verloren dies hebber vp deernesse<br />

30 Ick gheloofter kerckwydynghe noyndt en was<br />

Nietmin Ic ionder al het offerwas<br />

datmer zal slyten / tsdaeghs naer de keermesse<br />

Sint anna kercke /<br />

Ter eeren der helighe zoete iesus name<br />

35 vp dat hy myns duer die name ghedyncke<br />

+<br />

ten outare tzelfste broederschip eersame<br />

Tnaeruolghende Refereyn ick aldaer schyncke<br />

Refereyn <strong>van</strong>den Name<br />

Iesus<br />

5 Doch heere hoe wonderlick es huwe Name<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 112 v<br />

+ Repetitio<br />

+ //Repetitio/<br />

+ 113 r


217<br />

In alle dat gheel eerdeRycke beseuen<br />

v<strong>van</strong>t huwe groote miltheyt Tot onser vrame<br />

tot bouen den hemelen es die verheuen<br />

heere Iesu christe oetmoedich ghebleuen<br />

10 Totter dood toe / iae totte der crucen doodt<br />

daer om heeft hu god / hu verheffende ghegheuen<br />

Een name zynde bouen allen namen groot<br />

zoo dat in die name iesu / zoo god ghebood<br />

hem alle knye bughe Als name vruchtbaer<br />

15 hemelssche / eerdsche / End al thelssche ConRoot<br />

end alle tonghen zouden belyden der naer<br />

dat die heere iesus christus es voorwaer<br />

in glorien gods zyns vaders eeuvvich onghehendt<br />

vviens name men oock eeuvvich es Eerende daer<br />

20 daer de chooren der inghelen zyn eeuvvich omtrent<br />

Ons hulpe es inden name des heeren Bekent<br />

die hemel eerde ghemaect heeft / dus wie dat deert<br />

Laet ons zyn name verheffen / v<strong>van</strong>t ongheschent /<br />

Iesus name Es ter Weerelt veel eeren weert<br />

25 Ghebenedydt zy den name des heeren<br />

<strong>van</strong> nv voortan Tot inder eeuwicheden<br />

pryselick moet die zelfste name vermeeren<br />

<strong>van</strong>der zonnen vpghanck tot zou ghaet Beneden<br />

v<strong>van</strong>t zaelich es die man tot elcker steden<br />

30 vviens hope / es inden name des heeren Crachtich<br />

Christus es een name der gracien zeden<br />

maer iesus es een name der glorien machtich<br />

daer en es gheen andere name warachtich<br />

den mensschen ghegheuen onder dhemele * / Niet<br />

35 dan iesus <strong>van</strong> nasareth daer wy eendrachtich<br />

in zaelich moeten worden / in gheen andere ziet /<br />

+<br />

tRycke deser weerelt / es iesu christo gheschiet<br />

want naer dien dat waeren vervult acht daeghen<br />

datmen tkyndt zoude besnyden Alsoot de wet Riedt<br />

zo hoorde men zyn name iesus ghewaeghen<br />

5 eer hy int Lichaem ontfaen was zonder vertraeghen<br />

heeft hem dIngel die name te nomene gheneert<br />

dus dit ghemerct zeghwy Clouck zonder versaeghen<br />

Iesus name es ter weerelt veel eeren weert<br />

Vp dat hy zyn volck zoude maecken zaelich<br />

10 <strong>van</strong> huerlieder menichfuldeghe zwaere zonden<br />

daer omme heet hy iesus alsvooren verhaelich<br />

als zuene des alderhooghsten god bevonden<br />

ende zoo <strong>van</strong> god ghenoomt / eeuvvich zonder gronden<br />

* Oorspronkelijk ‘dhemelen’; ‘n’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 113 v


218<br />

dat hy vrede zou des Rechtueerdicheyts wesen<br />

15 ende als eennen vasten thor Tallen stonden<br />

een Eere zyn / der goedertierenheyt ghepresen<br />

Eeuwelick huwe name gheduert mids desen<br />

name alder hoogst diemen can zyn huutdynckende<br />

wortel ende gheslachte <strong>van</strong> dauid wy Lesen<br />

20 zyt ghy / ende claer moorghensterre Blynckende<br />

heere iesu des weerelts zonden mynckende<br />

om huwer naeme wille / alder zekerste pandt<br />

dies eere zyn wy gheel huwe name schijnckende<br />

name inghestelt zoo / duer tshelichs gheest verstandt<br />

25 Name inder ghelooueghen herten diep gheplant<br />

<strong>van</strong>den welcken es gheen andere name begheert<br />

* Brynght dies tot zynen name glorie / Want<br />

Iesus name Es ter weerelt veel eeren weerdt<br />

Prinche<br />

30 Iesus Nazarenus my ghezondt maecken wilt<br />

Rechts zoo ghy / duer dyn helighe name vermuecht<br />

Eerlick zyt ghy onse vaste beschermende schilt<br />

// Xpresselick ons toevlucht By huwer duecht<br />

Inwendich wilt doch maecken myn ziele verhuecht<br />

35 Van zwaer zondighe ziecten es zou Bedrouft<br />

Duer huwe name Iesu Laeft ze doch met hu Iuecht<br />

Emmers datse doch troostbarich mach wesen ghetouft<br />

++<br />

Ouer my menichfuldich zyn zonden vergrouft<br />

Rechts ken Ick dies ouer my dyn Iusticien zvveerd<br />

Van mensschen namen heb Ick noyndt troost gheprouft<br />

Macht wesen Ick zvveert<br />

5 maer duer iesus name Cryght wat den menssche behouft<br />

dies zegghick tdeser causen Tot my tbloedt huutTheert<br />

Iesus name / Es ter Weerelt Veel eeren Weerdt.<br />

[Stelt vpde Name des heeren hu vast betrauvven]<br />

// Stelt vpde Name des heeren hu vast betrauvven<br />

zo en word ghy nemmermeer thenden Raede<br />

10 // tsheeren ooghen / Alle plaetsen anschauvven +<br />

Alle beede / die goede / end oock die quaede<br />

[Omme de godsvruchteghe mensschen eerbaer]<br />

Omme de godsvruchteghe mensschen eerbaer<br />

die ter tafel des heeren eens commen int iaer<br />

up datmer vrydom / inne de Choor // mercke<br />

15 ende niet en belemmere omtrent den outaer<br />

* ‘beg’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 114 r, r. 26 ‘nitro’, r. 27 ‘borith’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 114 r<br />

+ prouerbi .15.


219<br />

datser mueghen Inne contempleren voorwaer<br />

daer omme daer<br />

dit Refereyn Lesen mueghen inde voor // kercke<br />

ende een andre der by duer tghehoor // stercke<br />

Refereyn<br />

Wy Brooschzondeghe mensschen / Niet zuuer noch net +<br />

vvy zyn alle gheworden ghelyck besmet<br />

als een onReyn cleedt / zyn onse Rechtueerdicheden<br />

ghelyck een blat ghevallen / zyn wy niet bet<br />

25 wy dolen meest als schaepen / huuten vvech der vreden<br />

Al wascht ghy hu met nitro in deerdsche steden +<br />

en vermenichtfuldicht ghy dat cruud borith * claer<br />

nochtans / zyt besmet voor my / in hu boose zeden<br />

Dit zeght die heere huwen god / almachtich Voorwaer<br />

30 Besnydt hu dies den heere / Reyn oetmoedich eerbaer +<br />

Want wie Reyn es / diens werck es oock Rechte ghebleken +<br />

Wie Reynicheyt der herten Lief heeft eenpaer<br />

om die gracieusheyt zynder Lippen int spreken /<br />

++<br />

Den conyngh cryght hy tevriende Reyn onbezweken<br />

Cuenyngh der Cuenynghen die hemel eerde Regiert<br />

doch zondeghe mensschen vulderhande ghebreken +<br />

hu handen Reynicht <strong>van</strong>den vvercken quaet onghemaniert<br />

5 maect hu herten Reyn / die dobbelheyt <strong>van</strong> zinnen hanthiert<br />

ghenaect god / end hy zal hu ghenaecken dan +<br />

Laet hu cleedren altoos wit zyn / Liefmoedich gheviert<br />

Comt al Tsheeren tafel / met hu Bruloftcleed An<br />

Eist dat ghy met gheelder herten / keert totten heere +<br />

10 doet <strong>van</strong> hu die vreimde goden / Tot elcken keere<br />

Baalim ende astaroth (iae laetse verdreuen<br />

bereed hu herten totten heere / Reynhertich zeere<br />

zouct ghy hem oetmoedelick ghy vyndt hem int Leuen +<br />

maer verlaet ghij hem / hy word oock <strong>van</strong> hu ghebleuen<br />

15 doch een yeghelick keere <strong>van</strong> zyn weghen quaet +<br />

keert keert / doet penitencie / <strong>van</strong> hu zondich sneuen +<br />

bryselt en vermuerwt hu herten in oetmoedicheyts staet<br />

Want verkeerde ghedochten hartneckich obstinaet +<br />

die verscheeden <strong>van</strong> gode / maer gheproufde duecht<br />

20 berespt die onwyse / Want die wysheyts Raedt<br />

zal niet inghaen in een ziele der quaetwillegher luecht<br />

noch in een Lichaem wuenen / vul der eerdscher vruecht<br />

* Onderstreping met donkere inkt.<br />

+ Fol. 114 v, r. 11 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai/64<br />

+ iere 2 o<br />

+ iere 4 o<br />

+ prouerbi 21. et 22<br />

+ 114 v<br />

+ Iacobi./4<br />

+ Ecles .9<br />

+ .1 Regum .7.<br />

+ 2 parali .15.<br />

+ iere/35<br />

+ Ezech .18<br />

+ Sapien primo


220<br />

ende twelcke dat es onderdaenich der zonden<br />

Rust dies <strong>van</strong> quaet te doene / doet wel daer ghy mueght +<br />

25 tsmensschens herte es aerch / men macht niet ondergronden +<br />

Beziet hu weghen / Reynicht hu in tyden en stonden +<br />

en weet / wat ghy ghedaen hebt Beede wyf en man<br />

keert weder totter herten / Ouertarders bevonden +<br />

Comt al tsheeren tafel met hu bruloftcleed An<br />

30 Tsheeren avendmael gheloofuich comt int vercloucken +<br />

Te wyle ghy hem vynden mueght / zo wilt hem zoucken +<br />

zouct den heere Alle zachtmoedeghe der eerden<br />

Aluooren tRycke gods wilt te * zouckene Roucken +<br />

zouct my / en zult leuen / zeght dheere hooghst <strong>van</strong> weerden +<br />

35 Wyct af / Raect gheen besmetheyt / dier vele deerden +<br />

staet vp / ende ghaet / zonder god / es Ruste gheene +<br />

vliedt huut babylonien / dier hem In gheneerden +<br />

maer comt in tsheeren Aenschyn niet ydel onReene +<br />

+ +<br />

Comt met tbruloft cleed an veroetmoedicht cleene<br />

vp dat hu byden heere ghevraeght worde niet<br />

vriendt hoe zyt ghy hier inghecommen Alleene<br />

ende tbruloft cleed en hebt ghy niet an / zoomen ziet<br />

5 huwe cleederen verandert Tcleed der zonden huutschiet<br />

ghaet henen wascht hu zeuenwaerf inder iordane<br />

zo word hu vleesch weder ghezondt / dit bediet<br />

zeuenwaerf / leert zeuen doodzonden / of te dwane<br />

Laets dan pynen / met een vast betrauwen te ghane<br />

10 totten stoel des heeren gratien / elck zoo hij best can<br />

comt vry / al die belaeden zyt / Comt tzijnen vermane<br />

Comt al Tsheeren tafel / met hu bruloft cleed An<br />

Princhelicke christen<br />

Weist niet Wanhopich / eist dat ghy in zonden // sneeft<br />

15 worpt hu zoorghe inden heere / en tallen stonden // gheeft +<br />

ziet / die hem dienen / zyn niet standvastich gheresen +<br />

Want in zyn Inghelen hy quaetheyt ghevonden // heeft<br />

ende Eua zuenen zondich zyn wy mespresen<br />

Eist / dat wy ons zonden willen Belydende wesen +<br />

20 dheere es ghetrauwe / ende Rechtueerdich goet<br />

dat hy onse zonden / ons vergheeft mids desen<br />

ende Reynicht <strong>van</strong> alle onRechtueerdicheyt onvroedt<br />

Oock heeft hy ons ghewasschen In zyn dierbaer bloed +<br />

wordt gode veroetmoedicht / en verwacht zyn handen +<br />

25 hebt god Lief in al huwer daeghen spoet +<br />

* ‘R’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai primo<br />

+ iere 17<br />

+ iere/2.<br />

+ Esa/46<br />

+ Esai 55<br />

+ Soph/2<br />

+ Mathei/6.<br />

+<br />

Amos 5.<br />

+<br />

Esai 52<br />

+ Miche/2<br />

+ Iere 51<br />

+ Exod/23.<br />

+ 115 r<br />

+ Mathei. 22<br />

+ Psal .54.<br />

+ Iob 4<br />

+ 1 Iohan primo.<br />

+ Apo/ primo<br />

+<br />

Eccli 13<br />

+<br />

Ec .14.


+<br />

221<br />

tsmensschens neersticheyt bekent hy in allen Landen<br />

Wie den heere niet en zoucken / met goe verstanden +<br />

<strong>van</strong>den minsten totten meesten zullen steruende verpercken<br />

laets hem dies belyden ons zielwondighe schanden<br />

30 ende laet ons elck anderen doch Anmercken +<br />

tot verweckynghe der Liefden / ende goede wercken<br />

niet verlaetende noch gheenssins der tscheedene <strong>van</strong><br />

onser eendrachtegher vergaderynghen spercken<br />

maer duer tshelichs gheests bevlercken<br />

35 ende naer den Raedt ons moeder der heligher kercken<br />

eer ghy comt inden Ban<br />

Comt al tsheeren tafel / met hu bruloft cleed An /<br />

Iherusalem Capelle<br />

Binnen deser beloke / een weduwen huus staet<br />

daer ierusalems pilgrems / eens tsiaers Compareren<br />

dees weeukens / zomtyds zittende desolaet<br />

5 traenooghende / zwaermoedich zonder Raedt<br />

Recommandeer Ick / de broerkens die contempleren<br />

dat zyse altemets inwendich Consoleren<br />

Refereyn / Mathei .21.<br />

In dien tyden / doe als iesus naer zyn willende pas<br />

10 Iherusalem / naeckende by was / int ghaen<br />

ende hy tot Bethphage / ghecommen was<br />

twelcke was een dorpken / daer by ghestaen<br />

Totten bergh <strong>van</strong> oliueten // heeft doe ghezonden zaen<br />

twee <strong>van</strong> zijnen discipulen / zegghende claer<br />

15 // Ghaet in tcasteelken / naer myn vermaen<br />

dat daer ieghens hulieden es openbaer<br />

en ter stondt een Ezelinne / zo zult ghy daer<br />

vynden ghebonden / end een voolken mede<br />

ontbyndse ende Leedse / tot my der naer<br />

20 ende of hu yemandt yet zeght tdier stede<br />

iesus tspreken dede<br />

zeght / dheere heeft dese <strong>van</strong> noode goet Rondt<br />

en ter stondt zal hij huer laeten / dees vvetenthede<br />

Gheel tonser Leerynghe / sprack Christus mondt<br />

25 Vpdat * zou worden vervult / es dit gheschiet<br />

dat ghesproken es / duer den prophete vroedich<br />

zegghende / zeght den dochters <strong>van</strong> syon ziet<br />

huwe Conynck die comt met hu zachtmoedich **<br />

zittende vp een ezelinne / die heere Liefgloedich<br />

30 en tionghe voolken mede / zoot hem heeft ghegreyt<br />

* Tweede ‘dat’ doorgehaald.<br />

** ‘oet’ doorgehaald; ‘zacht’ bovengeschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 2. para/15.<br />

+ hebre/10.<br />

+<br />

115 v


222<br />

en die discipulen ghaende / ghewillich spoedich<br />

hebben ghedaen zoo als iesus beuel heeft gheseyt /<br />

+<br />

en die ezelinne / daer hy naer hadde ghebeyt<br />

en tIonghe voolken hebben zy gebrocht te zamen<br />

en hebben huerlieder cleederen daer vp gheleydt<br />

ende hem daer vp doen zitten / naer tbeste betamen<br />

5 hy hooghst <strong>van</strong> namen<br />

en veel schaeren des volcx hebben huut ionsteghen grondt<br />

huer cleederen ghespreed / inden wech zoo zy quamen<br />

Gheel tonser leerynghe sprack christus mondt<br />

Ende dander tacken <strong>van</strong>den boomen sneden<br />

10 ende spreedense inne den wech tdier tydt<br />

en de schaeren die voorghijnghen met dancbaerheden<br />

ende naervolghden / Riepen zegghende verblydt<br />

Osanna den zuene dauid ghebenedydt<br />

es hy / die daer comt inden name des heeren<br />

15 Osanna int alder hooghste / in themelssche iolyt<br />

ende als hy hem wilde in iherusalem keeren<br />

es alle de gheheele stadt int vermeeren<br />

beroert gheweest / zegghende groot en cleene<br />

Wie es dese? / en tvolck zey / zoot den gheest wilde leeren<br />

20 dit es iesus Een prophete <strong>van</strong> Nasareene<br />

in tghemeene<br />

<strong>van</strong> nazareth galile / (Te caluaryen duerwondt<br />

al wat ons oyndt mensschen leerden in tdal <strong>van</strong> weene<br />

Gheel tonser Leerynghe sprack Christus mondt<br />

25 Prinche<br />

Inden tempel gods es hij gheghaen naer desen<br />

en wierp huut die coopers en vercoopers terstondt<br />

en sprack / myn huus zal een huus <strong>van</strong> bedynghen vvesen<br />

als een moordenaers speloncke / hebbet ghy mespresen<br />

30 Gheel tonser Leerynghe / sprack christus mondt<br />

Sint erasmus Cappelleken<br />

vp tproossche daer by /<br />

Zynde der schotsscher papen groote Canosie<br />

<strong>van</strong> ouden tyden gheweest de bekende<br />

35 veel vertheerders / Vp lettel incommens zyn die<br />

+<br />

bouen gheCruunt / en gheCruunt voor de knie<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 116 r<br />

+ 116 v


223<br />

dies dobbel casule vermach de prebende<br />

Tesser al wellecomme watmer offert of zende<br />

Tghezelschip <strong>van</strong>der oude<br />

.Boghe.<br />

Die <strong>van</strong>der oude boghe / Sint iooris ghilde<br />

die gheef Ick gheerne naer dat ick vermach<br />

boghen en pylen / die ick achterlaeten wilde<br />

maer / datmen myn huutfaert / ter cappelle hilde<br />

10 vvild ick wel / met dander Alder zielen dach<br />

end om doen gheen gheclagh // datse vroylick savueren<br />

Laet icxse ghewillich achter Twee paer hueren<br />

End vp dat hem Regule in goeder vsancie<br />

elck ghildebroeder der tafel vp zale<br />

15 heb hemlieden ghestelt dese ordonnantie<br />

by consente <strong>van</strong> tghezelschap int generale<br />

Ordonnantie<br />

Hooftman Conyngh deken ende den ghemeenen Eedt<br />

Tghezelschaps der edel oude Cruusboghe eerbaer<br />

20 om voortstaene hier ter zale Discordia wreedt<br />

end vp dat elck wie hy zy / hem te wachtene weet<br />

<strong>van</strong> Leuen inciuil in tsghildebroeders verghaer<br />

// hebben zy / met goede deliberatie voorwaer<br />

tnaervolghende article / nieu ghestatueert / gheordonneert<br />

25 hanthiert den boghe / ende viert Bachum der naer<br />

maer wat ghy vseert<br />

Altyds met Temperantia wel Accordeert<br />

Zo vvie hier eenich drynckglas oft ander drynckvaeten<br />

breken / schenden / of worpen zal Onmanierich<br />

30 duer dronckenschap / hoe edel hy zy <strong>van</strong> staeten<br />

hy zy gheestlick / weerlick / tzal hem niet baeten<br />

al ghebuerdet de faict oock mispelschierich<br />

+<br />

die zal de weerde <strong>van</strong> dien / zoo gheweest hanthierich<br />

dobbel moeten betaelen / eer huut hof hy zal ghaen<br />

diet anders mesvalt / ongheluckich / niet dranckghierich<br />

hem Regierich<br />

5 die zal mids inckel weerde betaelende / ontstaen<br />

Elck wacht hem mids desen ghestelden contracte<br />

gheen ouertreder zal hebben gratie<br />

maer moeten obedieren / huut cracht deser acte<br />

te vergheefs hy om ander prouisie iacte<br />

10 tsorteert effect hier zonder dissimulatie<br />

Schuut murmuratie /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 117 r


224<br />

.21. Meye .1559. Carnation<br />

Gheeraerd Drael duer zijn pijls bijvloghe<br />

zoot vele vrij Anzach<br />

15 die Wierd Conijngh der oude Boghe<br />

In Meije Vp Triniteijts dach<br />

Iour de la tressaincte trinite<br />

Aprez paix entre philippe Roy despaigne Accorde<br />

Conte de flandres cree<br />

20 et henry de france Roy<br />

Gerard Drael A de telle sorte tire<br />

du arcg a la balaistre / compaingnie danchienne foy<br />

Que estre leur Roy / est alors fortune /<br />

Ionghe Cruusboghe<br />

25<br />

Ouerghemerct dat tsmensschens memorie +<br />

faelgiert / ende Langhe blyft / Tgheschrifte<br />

Tnaervolghende Carnation / tsghezelschaps glorie<br />

ion ick hemlieden / By testaments ghifte<br />

Carnation<br />

30 Den zondach naer twee tienen en zeuene in Meije<br />

Als die <strong>van</strong> douay deden huer intreije<br />

++ Pieter dassonneville / haddes fraey // lof<br />

Schoot doe / der Ionghe Cruusboghe gaey // of<br />

En franchois<br />

Le xxviij e de May // Quand ceulx de douay<br />

5 Sabmedi deuant<br />

feisrent leur entree / A cheual * habile<br />

de la iosne confrairie / A obtenu le gay<br />

du Arcg a Labalaistre tirant<br />

En bruges Pierre Dassonneville<br />

[Tsmaendachs / om den wyn schietende beghonnen]<br />

10 Tsmaendachs / om den wyn schietende beghonnen<br />

tot onderghanck der zonnen<br />

die <strong>van</strong> douay / met veertien boghen<br />

hebben die <strong>van</strong> Brugghe den wyn gheWonnen<br />

de Nymphen Wildent den ionghers ionnen<br />

15 Tot onderghanck der zonnen<br />

+ Fol. 117 v, r. 1, 9 (naam) onderstreept.<br />

* ‘ha’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .28. meye .1559.<br />

+ 117 v


zo schotterlick huerlieder pylen vloghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


.16. Wedemaent .1560.<br />

225<br />

Zestiene Wedemaendt. Aries int hooft dominerende<br />

doe wierd / als Conyngh end hooft Rengnerende<br />

20 Pieter dassonneville Eendrachtich<br />

Want hy alsdoe schotterlick persisterende<br />

der ionghe Cruusboghe gay / zoo Anverende<br />

Als tweedewaerf sequentelick ofschoot warachtich<br />

duer fatale septres derde croone verwachtich /<br />

Aerdchieren<br />

+<br />

Tghezelschap <strong>van</strong> myn heere sint sebastiaen<br />

Al en bem Icker ghildebroedere gheen<br />

Ick gheefze dat zyt dancklick ontfaen<br />

Tnaerghescreuen dicht <strong>van</strong> Tcaeckebeen<br />

30 ick hebber / meer bierkens ghedroncken dan een /<br />

Van Tcaeckebeen<br />

In tyden voorleden / Gheen twyntich duust iaeren<br />

Als de brutale dieren in tweedracht waeren<br />

naer Cineas verclaeren.<br />

5 als dalder stercxste <strong>van</strong> memorien befaemt<br />

Tusschen brugghe en damme / met Ruesachteghe schaeren<br />

zyn daer een Cudde / groot en cleene Ruesen verzaemt<br />

Briareus was huerlieder Capiteyn ghenaemt<br />

hebbende vichtich hoofden ende hondert handen<br />

10 een gheweldich schietspel / wasser beRoupen ongheblaemt<br />

<strong>van</strong> gyganteghe Ruesen / huut wilde waranden<br />

Neptunus quammer vp een walvisch huut zyn waterlanden<br />

met zyn gheschot / Quammer ieghens hercules Coene<br />

den walvisch wierd duerschoten daer tzynder schanden<br />

15 mids den bystandt <strong>van</strong> Apollo te dien saeysoene<br />

daer nv tcaeckenbeen staet hiltmer victorieuse Noene<br />

groot wasse <strong>van</strong> doene // dese walvisch fier<br />

grof lanck wydt buter maeten<br />

End in teecken <strong>van</strong> dien heeft Neptunus hier<br />

20 // dit cakenbeen ghelaeten<br />

Zoroastes nygromanchienich Int caboel<br />

vpder speypoorte brugghe Scictte deenen doel<br />

ouer twater coel<br />

daer men tdesen tyden ondervaert duer de Reye<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

118 r


226<br />

25 en den ander doel stondt sterckvast in tghevoel<br />

daer de brugghe nv staet voor de damsche speye<br />

Momchus de Centaure / quam duer de ghendsche Leye<br />

als willende hem oock ten schietspele Quyten<br />

duer twater ghestept hem behoufde schip noch seye<br />

30 Boomen schoot hy voor schichten ieghens de Lapythen<br />

Polyphemus die waender oock int hoopken smyten<br />

maer Apollo hem als constichste schotter duerschoot<br />

Bryareus der Ruesen capiteyn wilde splyten<br />

dat zyn vader tytan was gheschoten stercke doodt<br />

35 Typhon zyn broeder quam daer oock inden noodt<br />

groot grootter dan groot // die met zeuen steppen schier<br />

steptte over zeuen straeten<br />

End in teecken <strong>van</strong> dien heeft Neptunus hier<br />

dit Cakenbeen ghelaeten /<br />

++ Neptunus zwemmende vp zyn Walvisch ghereden<br />

mids gladius marinus scherpvisschich <strong>van</strong> sneden<br />

oock tzynder beden<br />

Nerides de goddinnen der diepgrondeghe Marine<br />

5 Sagittari zyn schotters / hem oock bystand deden<br />

Tryton zyn zeetrompetter quammer oock ten fine<br />

tzeewater duerRuusschende duer tempeesteghe bruwine<br />

Eolus die haddere een ooghe int zeyl<br />

al zyn waterheyr Cracht was huutghelaeten in schyne<br />

10 Ieghens tRuesich gheschot / diet al schictten keyl deyl<br />

hoe veel elck schieten zoude / elck wiste zynen peyl<br />

Neptunus zat ghedoken achter tswalvischs necke<br />

gheenssins mochtmhem gheraecken / maer den walvisch veyl<br />

creegh meneghen schicht / in tlyf daer ter plecke<br />

15 hercules die speelder huer de quaetste kecke<br />

hy ghaf ze een lecke // zou wierp huut een ghetier<br />

tot ze zvvalt tzynder baeten<br />

End In teecken Van dien / heeft Neptunus hier<br />

dit CaeckenBeen ghelaeten<br />

20 De eenoogheghe Cyclopen als Iupiters Artisten<br />

waeren dies tonvreden vul fulmineuse Twisten<br />

met Vulcaniteghe Listen<br />

inden bergh Aethna veel blexems Afgryselick<br />

hebben zy ghesmeit / en zoo zy de wraecke wisten<br />

25 wierpen die int hoopken <strong>van</strong> verre Lyselick<br />

Brontes wien Vulcanus als dienlynck es spyselick<br />

zyn donders huut te clateren / heeft hem ghemoeyt<br />

By steropes oock tzynen dienste vpRyselick<br />

vvaendet daer met zynen Blexems al hebben verbroeydt<br />

30 Pyracmon / met zyn hanebilt vierich duergloeydt<br />

+ Fol. 118 v, r. 1, 2, 23, 26, 28, 30 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 118 v


227<br />

vvaende zoo de stercxste commen te baeten daer<br />

hydra waer huut serpentich ghespuugsels vloeydt<br />

bleeffer oock duerschoten <strong>van</strong> hercules voorwaer<br />

Neptunus capiteyn / der walvisschen verghaer<br />

++<br />

Creegher oock gheen ghespaer // hoe hem tmeeste dier<br />

dede bystandt bevaeten<br />

End In teecken <strong>van</strong> dien / heeft Neptunus hier<br />

dit CaeckenBeen ghelaeten<br />

5 Eer dit gheweldich schietspel wierd vulhendt<br />

Apollo stercke god der handboghen bekent<br />

met Dyana gent<br />

zynder zuster Als der Reynder handboghen goddinne<br />

die waerer oock schotterlick met hercules omtrent<br />

10 Ieghens Ruesen / walvisschen steldhem elck ten beghinne<br />

Chyron hippocentaurus / hooghmoedich <strong>van</strong> zinne<br />

Wiltmanierich drauende als alf man alf peerdt<br />

hercules schoot hem tzijnen Lichame inne<br />

een schicht inden voet totter dood toe ghedeert<br />

15 Orion een ionckman wasser oock begheert<br />

inde wapen tdesen schietspele quam tryumpheren<br />

zyn Lief Dyana beschermdhy / die hem gheweert<br />

veel Ruesen gheerne hadden / om der Reynste vyoleren<br />

Avendtuerdhem daer schotterlick zonder Cesseren<br />

20 om scorpio mineren // Wien hy broght int dangier<br />

hoe hy mochte Tantgaeten<br />

End in teecken <strong>van</strong> dien heeft Neptunus hier<br />

dit Caeckenbeen ghelaeten<br />

De schichten vloghen duusentich snel allevot<br />

25 de Cyclopense gyganten / schoyden naer huer Rot<br />

metter boghen gheschot<br />

Apollo bleef victorieux / mids alcon <strong>van</strong> Creten<br />

Nabuzardan prinslick cock / bereeder den pot<br />

vp tcakenbeen tbancket / bereedt was om Eten<br />

30 neghen musicale goddinnen zynder ghezeten<br />

daer of melpomene / de tmelodieuselick zynghen<br />

Copia heeft huer int Tafeldienen ghequeten<br />

mids Ceres diese met huer me wilde brynghen<br />

flora ter eeren <strong>van</strong> veel nieu schotter ionghelynghen<br />

35 heeft de tafel met Rieckende blomkens bestroyt<br />

Terpsichore / naer tbancket / deder vroylick sprynghen<br />

+ Fol. 119 r, r. 6, 7, 9, 11, 15, 28, 31-34, 36 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 119 r


228<br />

++ naer dat bachus beuel ghaf datmer hadde ghepoyt<br />

discordia / wierdter by vesta huutgheghoyt<br />

Neptunus bleef verschoyt // huut tschotters vergier<br />

met al zyn zeestaeten<br />

5 End in teecken Van dien heeft Neptunus hier<br />

dit caeckenbeen ghelaeten<br />

Princhelicke<br />

Aerdchieren naer ghefingierde historie<br />

in dit schietspel ghebuerde groote mortorie<br />

10 victorieuse memorie<br />

creghen Arethusa Neaera ghepresen<br />

en Calysto die behaelder oock prys en glorie<br />

schotterlicke dochters <strong>van</strong> Dyana mids desen<br />

vvat zeemonstren ofte Ruesen ieghens hemlieden Resen<br />

15 hebbense vvederstaen metter handboghen Treyn<br />

zy en spaerden boghen pylen schichten noch Pesen<br />

zy brochtense al tondere Clouckmoedelick Reyn<br />

zonderlynghe Neptunus / god der zee / en Capiteyn<br />

zyn walvisch daer hy vpReed / esser bleuen tondere<br />

20 dies teender ghedynckenesse in dit handboghen pleyn<br />

was tcaeckenBeen ghebrocht voor tmeeste wondere<br />

zichtent dat hy der dat liet / bleef tonghezondere<br />

ghy alle goet Rondere // die om dryncken wyn of bier<br />

oyndt int cakenbeen zaeten<br />

25 In teecken <strong>van</strong> dien / heeft Neptunus hier<br />

dit caeckenbeen ghelaeten<br />

Aucteur<br />

Nu omme verblyden de Ionghe aerdchieren<br />

vp tcaecbeen zomtyts / ydelende Cannen //zaen<br />

30 ion hemlieden een Liedeken huut myn Papieren<br />

Want den boghe / mach altyds niet ghespannen // staen<br />

+<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys Nieukercke gent<br />

.1549. Ghy hebbes wel <strong>van</strong> doene /<br />

Goetionstich Reyn +<br />

5 verblydt nv by manieren<br />

die in tdixmuudsche Pleyn<br />

+ Fol. 119 v, r. 2, 11, 12 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 119 v<br />

+<br />

120 r<br />

+ Tdixmude in tschietspel


229<br />

dedel handboghe hanthieren<br />

Elck waer een onser zy<br />

de die Lauderen wy<br />

10 ende tdier causen vry<br />

commen hulieden by<br />

notabel heeren ghy<br />

die vruecht doet multiplieren<br />

Dies Wy lauderen zaen +<br />

15 met ionsteghen vermoghe<br />

Sinte sebastiaen<br />

en dedelen handboghe<br />

vougsamelick Lof Prys<br />

wy nv alhier int Leuen<br />

20 Sint sebastiaen wys<br />

als gheestich Rudder gheuen<br />

// Clouck christen Rudder goet<br />

heeft hij ghesturt zyn bloedt<br />

Ter eeren Christus zoet<br />

25 voor tgheschot / vast ghemoet<br />

elcx schotters patroon vroedt<br />

om weeren onReyn sneuen // Dies vvy. /<br />

Apollo den afgod<br />

voormaels Clouck gheleken *<br />

30 der handboghen gheschot<br />

wiens schicht Conste duersteken<br />

Polyphemum ghereedt<br />

dien Ruese zeere wreedt<br />

wrekende zyn Leedt<br />

35 hy hem zo neder smeet<br />

victorieux becleedt<br />

Apollo doe ghebleken<br />

Dies Wy Lauderen zaen etc a<br />

+ Alcon bekent<br />

aerdich schotter <strong>van</strong> creten<br />

der handboghen gent<br />

had hij consteghe weten<br />

5 Alsoo een drake groot<br />

wech met zyn zuene vloodt<br />

de drake hy duerschoot<br />

zyn zuene / zonder noodt<br />

verlost hij <strong>van</strong>der doodt<br />

10 serpentich niet verbeten // Dies wy /<br />

* Oorspronkelijk ‘ghebleken’; ‘b’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Repeticie<br />

+ 120 v


Sebastianus snel<br />

zo gheestelick bequame<br />

hij heeft verwonnen wel<br />

gheloouelick Eersame<br />

15 // Al was hem gheschiet<br />

duer tgheschot verdriet<br />

alsdoe gheenssins ziet<br />

mocht hem dat deeren niet<br />

Lydzaemich hyt doen liet<br />

20 duer christus hooghe name // Dies wy /<br />

230<br />

Hercules sterck<br />

groot schotter in zyn tyden<br />

metter handboghen werck<br />

const hem zeluen bevryden<br />

25 Nessus centaurus stranck<br />

met zynen schichte dwanck<br />

tserpent hydra Lanck<br />

voor hem oock neder zanck<br />

en Chyron vroom / niet cranck<br />

30 die const hij oock bestryden // Dies wy /<br />

Oorlof alsnv<br />

Tot vp een wederkeeren<br />

nemen wy an hu<br />

edel notabel heeren<br />

35 // huut ionsten voorvvaer<br />

commen wy hier naer<br />

vvy <strong>van</strong> Brugghe daer<br />

++<br />

om met dhandboghe claer<br />

alhier Reyn openbaer<br />

bystandt / en vruecht vermeeren<br />

Dies vvy Lauderen zaen<br />

5 huut ionsteghen vermoghe<br />

Sinte sebastiaen<br />

en dedelen handboghe /<br />

Carnation +<br />

Apollo. VRaeght<br />

10 Wie / was expres / Bestschietende vry bouen dandere<br />

duer zynder handboghen / Reijn hanthieren<br />

Vp den vierden Iuni? /<br />

+ Fol. 121 r, r. 8-9, 10 ‘Wie’, 13-14, 16, 17 ‘Dy. Lequel’, 20, 22 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 121 r<br />

+<br />

.4. Iuni 1559.


231<br />

Diana. Andwoord.<br />

Glaude <strong>van</strong>der mandere.<br />

15 Want / Wierd doe Conijnck <strong>van</strong>den Ardchieren<br />

En franchois<br />

Dy. Lequel / des archies de bonne foy<br />

En Iuing iours quatre<br />

Alors bien deseruist / estre leur Roy<br />

20 glaude Vander mandere / connoistre ie doy<br />

fort le gay scauoit Abastre /<br />

[Nu heeft hem Euphrosyne met veel ionstich bestiers]<br />

++<br />

Nu heeft hem Euphrosyne met veel ionstich bestiers<br />

gheiont vierwaerf conynck tzyne / tzynder Laudatie<br />

Conynck der oude boghe / <strong>van</strong> darchieren en / coluevryniers<br />

25 en tsghezelschaps tshelighs gheest dertiene numeratie<br />

Van als ghevveist doende / met gheschicte gratie<br />

Zot Vanden ardchieren<br />

Hanno huerlieder zotien / moet oock hebben wat<br />

gheef ick al de zotsCapproentiens <strong>van</strong>der stadt<br />

vviens zotkens huuter mauwe dicwils loeren<br />

5 dhuuterste voerynghe / daer de catte vp zat<br />

hij macher al tsaemen / een CortRocte plat<br />

frissche zomer Wynter nachtskeerle me voeren<br />

Om dat hy brocteur es inde filosofollie<br />

weet ick hem boucken Een cleen groote pertie<br />

10 daer of datter diueerssche veel int ghetel * is<br />

inde duumdicke besmoutte Bibebrarie<br />

<strong>van</strong> meester megaston Rondibellis<br />

dat hy der naer hurcke te wyle hij wel is<br />

eerse <strong>van</strong> musen / Ratten / motten / worden verzwolghen<br />

15 dit zyn de principale die hier naer volghen<br />

Boucken inde filosofollie /<br />

Somme der ganscher theologastrie<br />

Speculum Lupanarizantium<br />

Iuramentum gansmachtidis<br />

20 Bribbelamentum Vetulorum Vetularum<br />

Lourdardus de vita Briguardorum<br />

Tartaretus de modo Caccandi<br />

Lapsimarsorium Iapsandi<br />

+ Fol. 121 v, r. 12 (naam), 17-27 (beginwoorden) onderstreept.<br />

* ‘e’ over oorspronkelijke ‘a’ (‘ghetal’) geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

121 v


232<br />

Horologium Quo eundi<br />

25 fierenbras super sartatecta Cusinarum<br />

Eit de molgie Musque Robi<br />

Decrotatorium Scholarium /<br />

++<br />

de Brodicorum vsu usque in prolio<br />

Ars honeste petandi / in Ebrietate<br />

TIntroiuit in tabernaCulo<br />

Lachrimante Oculo<br />

5 De Calcaribus Remouendis / decades .xi.<br />

per magistrum Albericumedas de Rozata<br />

In honorificabilitudinationibus / suffi /<br />

maneries Ramanandi et scopandi fundamenta<br />

clicque clacqui incerto auctore /<br />

10 Senechdochalia / sui ineptitudine philosoforum<br />

Poiltronismus Rerum italicarum / auctore<br />

malistro bruslefer /<br />

Caputium magistri Johannis lollardi<br />

Questio subtilissime Vtrum Chymera /<br />

15 in vacuo bombinans / possit comedere / Les<br />

secundas intentionas /<br />

Euticopion de seignor Myssaire<br />

Crommentaria Locquebaudi<br />

Messyre cathapulta Iouis Super<br />

20 domicilia smirmagh<br />

Albaribdim gotfano<br />

horas garlino Analiscomenon eme athios<br />

Athamusculus hyppocrytarum<br />

La cornamusa que non suena<br />

25 Tarraballationes broctorum drominorum<br />

colbibentium Aduersus Lyrippipium de obiectis<br />

hymeneis artibus et Rumpturis in maegdinalibus<br />

Walssche duudsche ende<br />

Vlaemsche Boucken<br />

Die ouerhoop thende<br />

zult mueghen zoucken<br />

++ De missewech Van hemeldycke<br />

Mostaertpot der Penitentien<br />

De gheconfyte Vastendagh.<br />

De zwynghelzwaf der duudsche pottaidge Broederen<br />

+ Fol. 122 r, r. 28-31 onderstreept.<br />

+ Fol. 122 v, r. 1-12, 15-30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 122 r<br />

+ 122 v


233<br />

5 Der Baghutten preickstoel<br />

Den Rechten Wech naer Leedrobt.<br />

Raescops Calengier<br />

Tcabinet Der Oudbollegher Dynghen<br />

Tvergheef der maegdelicker verfommelynghe<br />

10 Tmaneloop <strong>van</strong> fouterghem<br />

Codicille der Nieuwe pompelbeeuwers<br />

De Vrbane quadriuie der latiale verbocinatie<br />

verclaersende de nocturne inquinamenten der Venereicque<br />

ende Nectareique collusien /<br />

15 Troozeblad in tbaghynen houeken<br />

De sommer potz felten Witdagh *<br />

A Dar Narren cofphen<br />

Tkemkeilcordelet Van pacientien<br />

Der platbroucx nastlynghghordel<br />

20 Den Libbezacq der Weycasen<br />

Broodcoorf Der SmickelBrocken<br />

Lucerne Der schaerwaecke<br />

Myffeldoze Der Trufatoryen<br />

Den pilgrem Drabbeduere<br />

25 Der Creuitsen Schemynckeldans mommerye<br />

Der olden fafphen souf<br />

het Salueatis Magistri nostri<br />

Le boutinet Des Vicontes<br />

Tmarmuzet Der houelynghen<br />

30 Tmiere nest der futselynghen<br />

++<br />

GardeRobe des finesses<br />

Les exhaustes de metalferrugine<br />

Tbreuier der narren Copscheerers<br />

Den tinteletin der Ionghferlynghen<br />

5 TWeyghernietien der cueckenmollen<br />

De groote Blaffe Van Wondeghem<br />

Tspectacle Van kyckicx Eerde<br />

Der galactipoten slabbedouck<br />

Het adulatoir der fleeuwerfletsynghen<br />

10 Tlaborinth Der superstitien<br />

De parsse der Aermen Bedelaers<br />

De Vernufte Blazenbalgh.<br />

Tpensecraem der mackelyfuen<br />

Ende veel meer andre cleen Copulaetiens<br />

15 hoe doude pupstekers hebben gheRueselt<br />

de zydweghe Lasciuie straetiens<br />

met vulle vaetiens // zeere DuerNueselt<br />

* Oorspronkelijk ‘Wuitdagh’; ‘u’ geschrapt.<br />

+ Fol. 123 r, r. 1-13 (beginwoorden), 18, 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 123 r


Coluevryniers<br />

234<br />

Vp dat Ick de Coluevryniers niet vergramme<br />

20 Gheef ze myn busse hoorne Cruud metten laetpoere<br />

int hof / hebbende staende ten vlamync damme<br />

de busse dieder hanght Tmynent binden vloere<br />

Gheef ick teender ghedynckenesse hannebroere<br />

Maer mids dat Barbara zy / oock <strong>van</strong> menich artiste<br />

25 patronesse / der hoogher Rhetoricale Consten<br />

Vp datment yeuwers wel te schickene wiste<br />

een Lof thuerer eeren / Vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />

Gheef ick thuerer Cappelle huut goeder ionsten<br />

Lof Van Sinte Barbara<br />

30 Lof barbara Reyne godsvruchteghe figuere<br />

Wiens vleesschelicke brooscheyt naer der natuere<br />

+<br />

heeft een dierbare peerle ghegenereert<br />

Want ghelyck de peerle in precieusen viguere<br />

inde zee / Byden hemelschen dauwe puere<br />

huut een snoode schelpe descendeert<br />

5 zoo zyt ghij inwendelick gheExstimeert<br />

Een peerle vul goddelicx dau ghevoedt<br />

in tshemels iherusalem hooghst gheexalteert<br />

wiens poorten blyncken <strong>van</strong> margueriten goet<br />

moralick maect ons oock de wyse salomon vroedt<br />

10 datmen byder peerlen claerheyt vul vruechden<br />

huwer virtuten lucht Anmercken moet<br />

dies zeghick ionstelick huter ionsten gloedt<br />

Lof Barbara Blynckende peerle vul duechden<br />

zantinnelicke princhesse<br />

15 Der Brugsche Coluevryniers patronesse<br />

Wel mueght ghy barbara worden gheleydt<br />

Byder peerle net gheConterfeyt<br />

als orientale zuver dierbaerst ghepresen<br />

v<strong>van</strong>t ghemerct certeyn huwe Proprieteyt<br />

20 ghy zyt de peerle die hy verbeydt<br />

<strong>van</strong> wien wy int heligh Euangelion Lesen<br />

het Rycke der hemelen / es ghelyck bewesen<br />

den peerle / het zyn gods Parabelen<br />

huwe precieusheyt die maect gheresen<br />

25 als peerle tot Rycdom den onabelen<br />

in wiens ghebruuck Bouen goud of sabelen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 123 v


235<br />

alle besitters oyndt zaelichst verhuegden<br />

Barbara ghy verblydt alle zondeghe Culpabelen<br />

als peerle den vynghere / dies zonder fabelen<br />

30 Lof Barbara etc a / Ghedoctrineerde meestresse /<br />

Alzoo de peerle by schriftuerlick oorconden<br />

perfectelick gheneist melaetsche wonden<br />

zoo cunt ghy Cureren der zielen bevlecxsels<br />

ghy zyt bouen andre zanttinnen bevonden<br />

35 de biechtmueghenste <strong>van</strong> onsen zonden<br />

dierbaer peerle in een simpel bedecxsels<br />

++<br />

In tsdaus beuanghen tspeerelts oorspronck verghaet<br />

alsoo wierd hu naeckende tsdunders bestrecxsels<br />

<strong>van</strong>den heydensschen tyrant Wreed obstinaet<br />

als ghy inden thorre Ordonnerende zaet<br />

5 het derde Lucht vul zalegher iuechden *<br />

hu peerlicke vrucht / nam doe den graet<br />

int beken / der waerheden dies noch ontfaet<br />

Lof Barbara etc a / En gheloouende kennesse /<br />

Princhesse<br />

10 Barbara goddinnens ghelycke<br />

Iubilerende int hemelsche eeuwich Rycke<br />

hoe zal ick hu lof singulierlick fonderen<br />

in my faelgiert verbale Practycke<br />

hoe wel icker ignorant naer kycke<br />

15 ick en can de diepte niet gronderen<br />

maer in tgenerale / mach ick vermonderen<br />

dat ghy zyt als peerle / Een eeneghe dracht<br />

Moeder der biechten int zondich Responderen<br />

ghepaert naer voormen / maer gheen zoo gheacht<br />

20 O peerle verlichtende / der fantazien nacht<br />

in tsbrudecoms Rynck die Catherinam ontwuechden<br />

hu biechtmueghentheyt / in onse crancheyt schacht<br />

dat wy zegghen mueghen / met alder macht<br />

Lof Barbara Blynckende peerle vul duechden<br />

25 By expresse<br />

Reyne maeght der Coluevryniers patronesse<br />

Carnation<br />

In Iunio Viere en Zeuene<br />

Meester pauvvels de graet / spaerde gheen cruud Loodt<br />

30 Als teerste Binnen zynen Leuene<br />

doe tscoluevryniers Eerengay ofschoot<br />

+ Fol. 124 r, r. 32 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijke beginletters ‘vr’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 124 r


.II. a . Wedemaent 1559.<br />

+<br />

Hallebaerdiers<br />

236<br />

Die metter alfue lanche gheerne spelende iocken<br />

Leerlynghen omme de Leden te vervarsschene<br />

Ion ick naer myn doodt Twee groene waterstocken<br />

5 Om elck andren naer tlyf te darsschene<br />

Bollaerts<br />

Ghildebroeder bem ick oock <strong>van</strong>den Bollaerts<br />

<strong>van</strong> ghildeghelt ghaf ick noyndt eene myte<br />

en heesschen zyt noch niet / die goede Cnollaerts<br />

10 ick scheltze oock Van mynentweghe quyte<br />

De schotters Eer dat ic Reyse naer de woormen<br />

mids dat my noyndt huerlieder gheschot // deerde<br />

om schietbollen maecken in huerlieder voormen<br />

ion ick telken gaeydaghe Een Carre potEerde /<br />

Clercken <strong>van</strong>den voornoomden ghilden<br />

Dese clercken gheef ick zes din platteelen<br />

ken weet naulick Waer zy noch te pande staen<br />

Connen zyse achterhaelen / tzyn zeer schoon Iuweelen *<br />

Rhetoryck ghewon percheelen<br />

20 gheef ick / dat zyse tsamen ghelyck mueghen deelen<br />

daer in begrepen / den dienst <strong>van</strong> elcx capellaen<br />

Tsdaeghs als zy de zielmessen hebben ghedaen<br />

niet eer mueghense ontfaen<br />

anders waert mesdaen<br />

25 Ende ghiericheyt mochtse inde boete beslaen<br />

Al het offerwas datter ouer zal schieten<br />

Bid ick datse daeromme doch niet en kyfuen<br />

Want ick ordonnere al zou twisselwas verdrieten<br />

datmer vyndt zal moeten ter plaetsen blyfuen /<br />

* ‘Iu’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

124 v


237<br />

++<br />

Cappelle <strong>van</strong>den Clercken<br />

inden Burch.<br />

Ick zynde onvveerdich clerck / daer inde ghilde<br />

<strong>van</strong> sint Laureyns / schuldich ghildeghelt kenne<br />

5 de welcke ick wel oock wat gheuen wilde<br />

up datmer myn Weduwe / me quyte hilde<br />

Tnaeruolghende Nieu Lof <strong>van</strong> dedel penne<br />

Refereyn Lof. +<br />

Mercurius quintus in egypten eerst <strong>van</strong>d<br />

10 de schryflettren / Als der memorien pand<br />

Cadmus broghter zestienne In griecken daer<br />

die hy zelue fantazeerde / naer zyn verstandt<br />

Melicus <strong>van</strong>dter viere / en noch naer der handt<br />

inde destructie <strong>van</strong> troyen / viere voorwaer<br />

15 die Palamedes ordonneerde zeer vruchtbaer<br />

dies der schriftelicke conste / wierd doen een formaet<br />

hermippus die <strong>van</strong>dt deerste grammarie claer<br />

hesiodus Parabelen Reyn intricaet<br />

Apollo heeft Tsmedechynen practycke ghevaet<br />

20 Socrates tot philosophie Accordeerde<br />

Chyron stelde Chirurgie in deersten staet<br />

Orpheus de poetrie / Eerst ordonneerde<br />

ende Moyses der metren zangh componeerde<br />

met meer inuentien in tbeghin tsweerelts gheschiet<br />

25 maer Anaxagoras weerdich datmen Croneirde<br />

deerste bouck / metter handt schreef polidorus bediet<br />

Abraham Inuenteur der Astronomie hiet<br />

Cratinus een Comedieschryfuer by stonden<br />

waere dit al niet bescreuen / wy en wistens niet<br />

30 Empedocles Const natuerlicke dynghen oorconden<br />

der visschen natuere inder zee diepgronden<br />

vvat den mensschen goet zy / oft verboden om eten<br />

ende wat god meshaeght<br />

Duer de Penne / es hier of claerheyt bevonden /<br />

++<br />

Lof edel penne / Waer duere wy Weten<br />

gheestlicke ende weerlicke secreten<br />

Dies De Croone Draeght.<br />

Lof Wel edel penne schriftlicke formerynghe<br />

5 duer dyn ghebruuck godlicke ordonnerynghe<br />

Liefmoedich allen mensschen wordt gheopenbaert<br />

+ Fol. 125 r, r. 9, 11, 13 (beginwoorden en noot in margine) onderstreept.<br />

+ Fol. 125 v, r. 31-35 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 125 v<br />

+<br />

125 r<br />

+<br />

22 a . Iuni 1561


238<br />

Regiereghe der lettren / duer wiens studerynghe<br />

de memorie der mensschelicker Tracterynghe<br />

vervarscht word / ende gheel sterckgheduerich bewaert<br />

10 hoe zoude ons wesen Warachtelick verclaert<br />

de wonderwercken gods / in hemel eerde ghedaen<br />

hoe wist ons gheneghentheyt / gheerne wetende Aert<br />

dat wy <strong>van</strong> hem alleene / zullen oordeel ontfaen<br />

zijne vaste beloften / zyn bermhertich vermaen<br />

15 hoe wy hem eeren zouden / ende dienen int Leuen<br />

huterlicke tot gheen andere goden ghaen<br />

dan tot hem / die een god word Alleene bleuen<br />

hoe hy ons heeft zyn woord / eeghin zuene ghegheuen<br />

omme menssche te wordene inder eerden hy<br />

20 Ware dit al niet / eerst byder penne bescreuen<br />

voorwaer / daer of yet certeynlick en wisten wy<br />

Watter in * toud en nieu testament begrepen zy<br />

tsconyncx Dauids / en der mannen gods victorien<br />

hoe dheere god almachtich / staet ons eeuwich by<br />

25 duer Christum / erfghenamen ghemaect tot glorien<br />

ne waere dit bescreuen / ons crancke memorien<br />

faelgierden / end ons naercommers zoudent vergheten<br />

alsser wierde naer ghevraeght<br />

dus tresoriereghe <strong>van</strong> Allen historien<br />

30 Lof edel penne etc a<br />

Hoe Wisten wy Salomons wyse scientie<br />

Tertullianus Cyprianus diligentie<br />

Dionisius Areopagita tschryfuen<br />

Firmianus Lactantius Adsistentie<br />

35 Clemens Deerste kercke scryfuers intentie<br />

Al zynde Orthodoxelicke operatyfuen<br />

+ *<br />

hoe zoud ons Certeyne wetentheyt Beclyfuen<br />

dat Christus kercke vastelick staet ghefondeert<br />

hoe petrus scheipken wagghelt / niet tonder zal blyfuen<br />

ten waer ons by schriftuere Al gheapprobeert<br />

5 hoe dhelighe hebben voortyds ghetryumpheert<br />

duer tghelooue / en verwonnen ConynckRycken vast<br />

de gheReprobeerde secten ghesuppediteert<br />

Welcken opynatyfuelick vernuftheyt Anwast<br />

end hoe wisten wy der thien gheboden gods Last<br />

10 waeren zy in moyses taflen niet schriftlick bleken<br />

de twaelf articlen des gheloofs die als staende mast<br />

<strong>van</strong>den twaelf apostolen niet hebben bezweken<br />

Wat constwy <strong>van</strong> dhelighe sacramenten spreken<br />

die ons Christus heeft zeuenderhande ghelaeten<br />

* ‘tnieu’ doorgehaald.<br />

* ‘byblyfuen’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 126 r


239<br />

15 vvat vvist wy <strong>van</strong> in zyn avendmael tsbroods breken<br />

hem zelf ons daer in ghegheuen huut Charitaeten<br />

Wat wist wy <strong>van</strong>den vier huterste tonser Baeten<br />

ons vader Adam / had in tsdoods appel ghebeten<br />

dan duer schriftuere ghewaeght<br />

20 die oock condich maect de pyne der disperaeten<br />

Lof edel Penne etc a<br />

Duer dedel penne Artificiael instrument<br />

es ons de wet der ghenaeden ghemaect Bekent<br />

bescreuen by vier heleghe Euangelisten<br />

25 en duer de penne verbreed / als gheworden gheprent<br />

al der Weerelt duere / iae de heydenen verblendt<br />

mueghen wetenlick worden dies zy niet en wisten<br />

des iurisperiten En Ciuile Legisten<br />

gheestlick weerlicke Rechten Costumen en zeden<br />

30 de bescryfuynghe alder Wyse Componisten<br />

duer de penne daer of hebben wy Wetentheden<br />

de Municipale Rechten Tot paeys en vreden<br />

de Repuplicque Mids politica Regieren<br />

duer de penne in ConyncRycken Landen steden<br />

35 gheadministreert iusticie tallen quartieren<br />

Consultacien Raedt <strong>van</strong> oude Costumieren<br />

++<br />

ende dies dient tonderhouden der goeder politie<br />

hoemen elck naer zyn meriten zal Rechtlick punieren<br />

Tmemoriaelbouck daer of es de penne die<br />

de Consten der Astronomie Geometrie<br />

5 dat der gheelder Weerelt een Cosmographie blycke<br />

Philosophie Poetrie Sophistrie harmonie<br />

matelicke Architecture Musycke<br />

de elegante Oratorie Rhetorycke<br />

Homerus styl Eloquent / Bouen veel poeten<br />

10 oock <strong>van</strong> Centona de maeght<br />

vvy vyndent al byder Penne practycke<br />

Lof edel penne etc a<br />

Philadelphus Ptholomeus Conyngh zynde<br />

<strong>van</strong> egypten / een Librarie te maecken pynde<br />

15 binder stadt <strong>van</strong> Alexandrien zeer groot<br />

zoo gheel neerstich was hy te dien onderwynde<br />

zoo ick by gheloofweerdeghe bescreuen vynde<br />

datse vichtich duusent boucken in huer besloot<br />

met voorder neersticheyt dede meerder exploot<br />

20 Moyses boucken de schryfuen huut dhebreeusche tale<br />

end ouerstellen int griexsche / hy die gheboodt<br />

+ Fol. 126 v, r. 33 ‘Martirilogium’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 126 v


240<br />

tzeuentich Interpreteerders By speciale<br />

Vincentius schreef den speghel historiale<br />

Augustinus oock metter Penne const wercken<br />

25 hooghst scryfuer in materien Theologale<br />

dexcellentste docteur inder heligher kercken<br />

veel philosophen int natuerlick Bemercken<br />

hebben wonderlick zaecken / oock scryfuende verbreedt<br />

<strong>van</strong>der pennen beghinsel / Clercken / tot hedent clercken /<br />

30 wat zy bescreuen / Al en wetentwij * / ander weet<br />

Al dat dese voornoomde dus hebben bezweet<br />

es duer de penne / meestdeel wetenlick int wesen<br />

het Martirilogium hoe elck ouerleedt<br />

inden heere ghestoruen / mueght daer in lesen<br />

35 hoe christus es gheboren / ghestoruen / ** verresen<br />

end hoe <strong>van</strong> hem voorsproken was Byden propheten<br />

de *** goe beschermt **** qua plaeght<br />

Vyndwy al byder penne/dus eeuwich ghepresen/ Lof edel /<br />

+ Iohannes deuangeliste in pathmos heeft<br />

het Apocalips bescreuen / daer elck voor beeft<br />

omme dat exponeren inden gheestlicken zin<br />

Twelck ons hooghemelick te kennen gheeft<br />

5 hy / die was / die es / zyn zal / end eeuwich Leeft<br />

Alpha end O / zonder hende ofte beghin<br />

veel goddelick secreits / esser besloten in<br />

gheschiet of tghesciedene / Ten ghestelde tyden<br />

Paulus scryfbriefuen brynghen ons groot ghewin<br />

10 Leertter by / hoe onsen gheest Ieghens tvleesch moet stryden<br />

hopen vp iesum Christum den ghebenedyden<br />

ons stichtende int ghelooue godsvruchtich accoord<br />

Petrus epistolen Cunnen ons oock verblyden<br />

ons totter liefden treckende voort ende voort<br />

15 duer de penne es ons openbaer gods crachtich woord<br />

daer al ons hope vp Rust Troost en ghelooue goet<br />

duer schriftuere / Wordt <strong>van</strong>den predicanten ghehoort<br />

hoe christus voor ons ghesturt heeft / zyn dierbaer bloedt<br />

die al wat hy wil in hemel ende eerde doet<br />

20 duer zyn verdiensten zyn wy in gratien ontfanghen<br />

ande ghalghe des crucen Totter doodt ghemoet<br />

tot tsmensschens zaelicheyt vulbrocht zyn verlanghen<br />

te nieten ghedaen der stranghe wets bedwanghen<br />

nv zynde ter Rechter handt zyns vaders ghezeten<br />

* ‘t’ doorgehaald.<br />

** ‘ghe’ doorgehaald.<br />

*** ‘qua’ doorgehaald; boven de regel ‘goe’ geschreven.<br />

**** Over ‘goe’ werd ‘qua’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 127 r


241<br />

25 gheern anhoorende die claeght<br />

dus ion ick hu verbalick ende met Lofzanghen<br />

Lof edel penne etc a /<br />

EDel penne / elcke schryfpenne Certeyn zoude<br />

Waert. mueghelick doen beslaen in fijnen goude<br />

30 De staeten / des Weerelts / zyn hu schuldich Eerynghe<br />

Duer hu / men het schriftelick Bewys onthoude<br />

Elck mueghende leeren / dat liefde niet vercoude<br />

Naer dhelighe schriften moetmen al doen keerynghe<br />

Ende wantse ghescreuen es Tonser Leerynghe<br />

35 zullen die naervolghen / eendrachtich onghespleten<br />

schoonste daer dach vp daeght /<br />

duer de penne Cryghtse noch daeghelicx vermeerynghe<br />

++<br />

Lof edel penne Waer duere wy weten<br />

gheestlicke ende weerlicke secreten<br />

dies de Croone draeght<br />

Clercken <strong>van</strong>der burch<br />

5 Myn medeghezellen der Brugscher penne<br />

wel voordachtich myns zins / zoot Redene zy<br />

consenteer Ick voluntairlick / die ick meest kenne<br />

daert hemlieden belieft Assyse vry<br />

Te haelne een zester Rynsch wyns vp my<br />

10 Datser vry bycommen manck Recht en Crepele<br />

Epicurieneghe brassers zonder faelen<br />

maer zoudmer vpscheppen metten grooten Lepele<br />

ende meer dan myn presentwyn doen haelen<br />

die tdeen betaelt / zal oock tdander betaelen /<br />

Ionghe practizientkens aldaer<br />

Ion Ick Ieghens dat noodt es / dese supplicatie<br />

datmer vreimde zou vp den Rosbayaert zetten<br />

dan eenich <strong>van</strong> hemlieden / AnRoupende gratie<br />

dat myn heeren <strong>van</strong>der wet / thuerer hulpe Beletten<br />

Supplicatie<br />

.1556.<br />

An Myn Heeren Vander Brugscher stede<br />

Om blyfuen in possessien naer doude zede<br />

dats ons bede<br />

Vertooghen onderdanich de ionghe brugsche practizientiens<br />

25 hoe zy gheweist zyn in possessien Van ouden tyden<br />

en gheen ander Ionghers / dan zy vpcommende ingientiens<br />

+ Fol. 127 v, r. 15 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 127 v


242<br />

om vpden helighbloetdach den Rosbaeyaert bescryden<br />

Nu want die tlast heeft / hemlieden zou gheerne ontvryden<br />

met vreimdelynghen Annemende naer zyn Intencie<br />

+<br />

De supplyanten zoudent niet gheerne laeten lyden<br />

om de consequentie<br />

vvaer by zy mochten verliesen huerlieder preheminentie<br />

// Dit ghemerct verzoucken hulieder heeren adsistentie<br />

5 Supplyerende met Reuerentie<br />

hem die tlast heeft / expresselick willende beuelen<br />

dat emmers de ydoonste / ende nutst in eloquentie<br />

<strong>van</strong>den supplyanten / upden Roysbayaert voortan zullen spelen<br />

Indien ia / zoo zy hopen / zullen met Luder kelen<br />

10 huer figuerlick bewys / prompt ornaetlick Pronunchieren<br />

fraeylick agieren<br />

Mids ontfaende doude gaidgen / zonder eeneghe querelen<br />

zo mueghen zy ten dienste welghemoet obedieren<br />

en waerder yemandt die contradictie wilde verzieren<br />

15 ter voornoomde possessie / Esperant que nulz en treuue<br />

tsnoens ter maeltydt Lesschen costen / met blyde chieren<br />

End in tcas <strong>van</strong> Loochenynghe / Presenteren preuue /<br />

Aucteur<br />

Hebbende tvoornoomde Regiment gheabsolueert<br />

20 den zin gheperturbeert<br />

veel papiere minuutkens ghelacereert<br />

Wild ick ghaen touchieren myn eeghin dynghen<br />

qua boos omRynghen // heeft my ghevexeert<br />

Totter middelnacht heb ick gheoccupeert<br />

25 Maer tspyte // En ten verwyte<br />

die hem / als Inghele des lichts transfigureert<br />

ende menich gheest tempteert<br />

Beghonst ick met Dauid dit Psalmliedeken zynghen<br />

My verRoerende deed ick een Ratte versprynghen /<br />

Deus Laudem meam / ne<br />

tacueris //<br />

Dauids / .108. e Psalme /<br />

+<br />

Vpden Voys<br />

Ey oudt grysaert / al slaept ghy totter noene<br />

Ghy en hebt niet / dat my dient<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 128 r<br />

+<br />

128 v


Heere god / myn lof en zwyghet niet<br />

5 want die mondt der ongoddelichede<br />

es ouer my open ghedaen gheschiet<br />

die mondt oock der Bedrieghelichede<br />

En tseghen my spraecken zy mede<br />

met valssche tonghen / ende zy<br />

10 in alle plaetsen / ende telcker stede<br />

met nydeghe woorden / omRyngden my<br />

Zonder oorzaecke zoo ick besief<br />

streden zy Ieghens my Alleene<br />

daer vooren zy my zouden hebben lief<br />

15 verRieden my / maer ick badt in weene<br />

zy stelden ieghens my int ghemeene<br />

quaet voor goet alsdoe ter tydt<br />

en voor myn liefde / grootelicx niet Cleene<br />

stelden zy my / haet ende nydt<br />

20 Stelt ouer hem den zondaere zwaer<br />

ende Sathan bouen desen<br />

moet tzynder Rechter handt staen der naer<br />

tzijnen dienste gheheel gheresen<br />

Als hy ghevonnest word verwesen<br />

25 moet hy huutghaen verdomt versmacht<br />

en zyn ghebed als ydele mespresen<br />

moet hem tot zonden zyn gheAcht<br />

Zyn daeghen moeten weynich zyn<br />

zyn busschopdom / een ander daedich<br />

30 zyn kynderen weesen / vp zulck Termyn<br />

zyn wyf een weduwe Onberaedich<br />

zyn kynderen worden / oock onghestaedich<br />

broodbidden / zy haerlieder deel<br />

ende gheworpen troosteloos beschaedich<br />

35 huut al huer huusynghen gheheel<br />

243<br />

Die wouckeraere duerzoucken moet<br />

al zyn Ryckdom openbaerlick /<br />

+<br />

die Vreimde moeten oock metter spoet<br />

zyn aerbeyd / Beroouen zvvaerlick<br />

Ende daer naer / en moet eenpaerlick<br />

nyemandt zyn die hem bestaet<br />

5 en nyemand oock / en zy alsdan bewaerlick<br />

noch zynder Weesen toeverlaet<br />

Zyn naercommelynghen / hoe sterck ghezondt<br />

moeten te nieten zyn ghegheuen<br />

ende zyn name / die moet terstondt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 129 r


10 in een gheboorte / zyn huutghewreuen<br />

zyn vaders mesdaet / ghedachtich bleuen<br />

moet voor tsheeren aenschyn staen<br />

zyn moeders zonde / hoedaenich bedreuen<br />

moet worden oock / niet huutghedaen<br />

244<br />

15 Ieghens den heere / zyn altoos<br />

moeten zy worden / die my deerden<br />

end haerlieder ghedynckenesse boos<br />

huutegheRoeyt zyn vpder Eerden<br />

Want zy ghedachtich / Hem niet gheneerden<br />

20 zoot wel behoortste / vp elck saeysoen<br />

ende gheenssins / zy oock en begheerden<br />

dat zy bermherticheyt zouden doen<br />

Ende dallendeghe vp dat pas<br />

vervolghdy / ende den bedelaer tsaemen<br />

25 en die bedrouft <strong>van</strong> herten was<br />

zocht hy te doodene / Buten tbetamen<br />

tvloucken bemindhy zonder schaemen<br />

ende dat zal hem commen vrouch<br />

gheen ghebenedyden / wildhy tzynder vramen<br />

30 <strong>van</strong> hem wordse oock verre ghenouch<br />

Tvermalendyden dat track hy an<br />

ghelyck een cleedt in zyn omRynghen<br />

tvvelck zyn Inghewandt daer naer dan<br />

heeft als water connen duerdrynghen<br />

35 en tvermalendydens voortbrynghen /<br />

+<br />

dat hy tzynewaerts heeft gheReect<br />

als olye / (ofte alsulcke dynghen<br />

heeft hem zijn ghebeenten duerweect<br />

Laet hem wesen ghelyck een cleed<br />

5 daer hy hem mede zal moeten decken<br />

end als een gordel / daer by ghereed<br />

hem me gorden zal / Tallen plecken<br />

Dits twerck <strong>van</strong>den ghuenen die my beghecken<br />

met haerlieder achterclap<br />

10 ende Roeren / haerlieder quaede becken<br />

ieghens myn ziele / met hueren snap<br />

Maer doet met my heere / heere sterck<br />

hu wille / duer huwe name Crachtich<br />

v<strong>van</strong>t huwe bermherticheyt / ende werck<br />

15 es zoete / verlost my doch eendrachtich<br />

Aerm bem ick ellendich / end onmachtich<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 129 v


zo langhe ick hier ziet wuenen zal<br />

ende myn herte / dat es nv warachtich<br />

in my beroert int eerdsche dal<br />

245<br />

20 Ghelyck een schaeuwe wech henenvaert<br />

bem wech ghenomen hoe hoogh ghezeten<br />

en byder doodt / die nyemandt spaert<br />

als die sprynchanen / worde huut ghesmeten<br />

Cranck end onsterck zyn myn knyen versleten<br />

25 <strong>van</strong> vastene / dies myn cracht begheeft<br />

ende myn vleesch / (zoo ick can zelue weten)<br />

es magher / Als dat gheen vet en heeft<br />

End Ick bem gheworden huerlieder spot<br />

zy schudden haer hooft / als zy my zaeghen<br />

30 staet my by heere Mynen god<br />

gheneest my / met hu bermherteghe vlaeghen<br />

en zy zullen weten tot allen daeghen<br />

// dat dit hu hand es (hoe bezocht)<br />

twelcke ghy heere / gheel naer hu behaeghen<br />

35 hebt ghedaen / ende in my vulbrocht /<br />

+ Vermalendyden zo zullen zy<br />

ende ghy zult ghebenedyden<br />

die Ieghens my vpstaen heere ghy<br />

Laetse beschaemt zyn Tallen tyden<br />

5 // Maer huwen knecht zal hem verblyden<br />

die achterclap my doen int woord<br />

met beschaemtheyt (als die my benyden)<br />

moeten zy Anghedaen zyn voort<br />

En met haerder schanden ghecleed ghegord<br />

10 als met een wambaeys ghelyck ghebleken<br />

Ick zal den heere neerstelick vp en Cort<br />

belyden / zyn prys onder vele spreken<br />

<strong>van</strong>den aermen / es hy gheenssins gheweken<br />

maer stondze by ter Rechter handt<br />

15 vp dat hy <strong>van</strong>den quae vervolghers treken<br />

zoude verlossen myn ziele Want /<br />

Glorie zy den vader groot<br />

zyn zuene / daer naer goederthierich<br />

dhelighe gheest / Troost tonser nood<br />

20 drievuldich tsaemen / end onfaelgierich<br />

Alsoo die glorie / Manierich<br />

Was / Es / ende blyft / zonder hendt<br />

in eeuwicheyt / Liefmoedich ende vierich<br />

in een / Eengoddelick Consent /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 130 r


Aucteur<br />

Lof<br />

246<br />

Inden gheest ghemaent / end oock zynde gheRoert<br />

eer ick in myn testament / voorder procedeirde<br />

In Contemplatien / Liefmoedich vpghevoert<br />

Tnaervolghende / Te godewaerts ordonneirde<br />

Lof heere god almachtich die eeuwich leeft<br />

daer hemel / eerde / ende helle voor Beeft<br />

+<br />

diet al voedsel gheeft<br />

hu dancken wy / huwer weldaeden groot<br />

alder zonden vergheuer / die hier zondich sneeft<br />

die thandschrift / dwelck Ieghens ons was / huutwreeft<br />

5 Tserpent satanitich dies tonderdreeft<br />

end hoe dats spyt heeft<br />

zyt mildelic * verleenende ons daghelicx brood<br />

huut huwer Liefden schoot /<br />

// die hu AnRoupen staetse by ter nood<br />

10 die in hu hopen / worden niet beschaemt ghebleuen<br />

ghenaedich heere iesu christe / duer huwe dood<br />

ende wonden Roodt<br />

zyn wy erboren / ende hebber by beseuen<br />

een nieuwe Leuen<br />

15 dies zy hu glorie alleene ghegheuen<br />

ieghens tzondich sneuen // Maect my de stercke<br />

zo en zal ick ieghens gheen heyrCracht beuen<br />

ghij myn hulper en vulbrynghen / Tallen goeden wercke<br />

Ic ghelooue in die helighe Christene kercke<br />

20 Loochenende alle gruwel der Afgoderie<br />

pompeuse houeerdie<br />

der euangelyssche waerheyts partie<br />

vliedende huuten Babylonschen percke<br />

te ierusalem kiesende my Poorterie<br />

25 verlaetende Alle heydensche Ceremonie<br />

metten gheschuerde duuster tempels gordynen<br />

Iesus christus gheboren <strong>van</strong>der maghet Marie<br />

als eeuvvich ** Licht heeft ons commen beschynen<br />

In onse zonden te dienene wildhij hem Pynen<br />

30 en voor alle de zonden / des weerelts ghestoruen<br />

Tvyandich zaet heeft hy zyn cracht doen verdwynen<br />

ende wy verbannen inde eerdsche termynen<br />

metten ouerspeelsterghe Concubynen<br />

iesus christus metten zynen<br />

35 heeft onslieden / den hemelsschen paeys verworuen /<br />

* ‘daghelicx’ doorgehaald; ‘mildelic’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘t’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 130 v


++<br />

Myn Weduwe<br />

247<br />

Goetionstich wil icxse niet wesen Contrarie<br />

ken maeck <strong>van</strong> tgoed gheen werck / ick spint al te vlasse<br />

Ick laet huer volghen / gheel huer duwarie<br />

5 Aluooren / datse eerst huer pennynghen passe<br />

<strong>van</strong>den alder ghereedsten huut myn gheltCasse<br />

Alle Weduwen<br />

Midsgaders oock de myne der mede in begrepen<br />

gheef ick in testamente <strong>van</strong> nv voort An<br />

10 ghevoelense deerste nacht gheen doonepen<br />

voor tiaer / mueghen hebben / een ander man<br />

deen Rauwe zal dander vercoelen dan<br />

Myn kynderen<br />

Nu en Can ick my niet onvaderlick veynsen<br />

15 al es myn sterfhuus ghenough bezwaerst<br />

zo moet ick oock om myn kynderen peynsen<br />

dies gheefze / Al zouder zommich vp greynsen<br />

de schoone Partyen hier naer verclaerst<br />

Van drie groote Voluumboucken <strong>van</strong> Rhetorycken<br />

20 gheef ick elck <strong>van</strong> myn Ioncxste zuenen / eene<br />

den oudsten en Can ick niet veronghelycken<br />

gheef ick myn Viercantbouck minder Cleene<br />

houde die / wil hy <strong>van</strong> my te Leene<br />

vp datter tbeste by hem / zy huut ghesmaect<br />

25 dwelck ydel es / Thoudene <strong>van</strong> weerden gheene<br />

vvelck bouck / inhoud sticken / Al by my ghemaect<br />

Nu offer deis drie wilden twistich naer Rauelen<br />

datse elck naer zyn kiesynghe zou oorbooren<br />

neen / daer de .H vpstaet / zal hans zonder cauelen<br />

30 daer de .V. vincentken / achter en vooren<br />

en daer dees .v. vpstaet / victoorken toebehooren /<br />

+<br />

En staenze gheen <strong>van</strong> vieren an / de zulcke haect<br />

ende waect<br />

diese mueghelick naemen in dancke gheerne<br />

indien Ionste // totter conste // oock zy gheslaect<br />

5 maecker of al tsaemen Een keermes Lantheerne<br />

+ Fol. 131 r, r. 29-31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

131 r<br />

+ 131 v


248<br />

Elck naer zyn verstandt / maelt vp zyn Queerne<br />

Pieter myn oudste zuene<br />

Testamentelick gheef ick myn oudste zuene<br />

vp dat hyr naer leue / binnen tsweerelts gheduene<br />

10 TRefereyn dat hier naer bescreuen staet<br />

zo word hy ghewapent ieghens al tghuene<br />

dat hem in ziel en Lyfue / zou mueghen doen quaet<br />

Refereyn<br />

Alleene god. lof danck ende glorie biedt +<br />

15 En ghebruuct In gheen ydelheyt zynen Name +<br />

naer dromers noch waerzegghers / vvilt hooren niet +<br />

Laet hu lenden vpgheschort zyn Alsoot betame +<br />

Stryd een goeden stryd des gheloofs bequame *+<br />

wie vervvint / zal niet steruen de tvveetste doodt +<br />

20 vvie ghelooft / zal zien gods glorie Eersame +<br />

Laet gheschieden / al hu dynghen met Liefden groot +<br />

metten hongherghen behoufteghen / eit zoo hu brood +<br />

vvilt gheloouich / ende niet ongheloouich wesen +<br />

vergheeft / en hu zal worden vergheuen ter noodt +<br />

25 den heere met vreesen dient hooghst ghepresen +<br />

vvie hem veroetmoedicht zal worden gheResen +<br />

vvie Rechtueerdicheyt volght / dheere zal hem beminnen +<br />

vonnest niet / niet ghevonnest word ghy mids desen +<br />

end hu herte wilt bewaeren / met neersteghe zinnen +<br />

30 weist verdraeghlic tot elck andren / ter weerelt binnen / +<br />

+ +<br />

ghebenedydse / die hu vermalendyden<br />

gheeft hu gelt tot woucker niet huut om winnen +<br />

Leent / maer daer <strong>van</strong> niet hopende / tgheenen tyden +<br />

vvacht hu / vvilt <strong>van</strong> alle ghiericheyt scryden +<br />

5 Benyd tquaede / ende tgoede bemint eerbaer +<br />

doet mannelick vveist sterck / ende met een verblyden +<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer / +<br />

Wilt dronckich worden / niet <strong>van</strong>den wyne +<br />

end en wilt int hooghe niet zyn verheuen +<br />

10 ende wilt niet zoucken Rechter te zyne +<br />

noch hu begheerten / naer ydel glorie gheuen +<br />

ende weist by hu zeluen niet wys int Leuen +<br />

peynst der gheveynsder hope die zal verghaen +<br />

weist niet byden weghe / grammoedich beseuen +<br />

* ‘eersame’ doorgehaald; ‘bequame’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .1. thimo primo<br />

+ Exodi .20.<br />

+<br />

iere/27<br />

+<br />

Luce/12.<br />

+<br />

.1. thimo/3.<br />

+<br />

Apo .2<br />

+<br />

Iohan 11.<br />

+<br />

.1. corin .16.<br />

+<br />

Thobi/4.<br />

+<br />

Iohan/20.<br />

+<br />

Luce 9.<br />

+<br />

Psal .2.<br />

+<br />

Mathei 23.<br />

+ prouerbi/15.<br />

+ mathei 7.<br />

+ prouerbi/4<br />

+ .1. thessa .5.<br />

+<br />

132 r<br />

+<br />

luce .6.<br />

+<br />

Leviti .25<br />

+<br />

Luce/6<br />

+<br />

Luce/12<br />

+<br />

Amos/5.<br />

+<br />

.1 Corin/16<br />

+<br />

Mathei 22. et Deutero/6.<br />

+<br />

Ephe 5.<br />

+<br />

Luce 12<br />

+<br />

Eccli 7<br />

+ Gala/5<br />

+<br />

Roma 12<br />

+<br />

iob .8.<br />

+<br />

Genesi 45.


249<br />

15 verwaent hu in gheen cleederen by hu anghedaen +<br />

ghevvillich zult elck andren therberghene ontfaen +<br />

die naect zyn vvilt met hu cleederen decken +<br />

hebt ghy spyse / mededeelt den behoufteghen zaen +<br />

niet beters dan gods vreese Tot allen plecken +<br />

20 <strong>van</strong> een verchiert vvyf / vvilt hu aenschyn trecken +<br />

ende wilt den ouden vriendt niet verlaeten<br />

en bekyft den ouders niet / noch vviltter me ghecken<br />

hu spyse laet zyn In * ghewichte by maeten<br />

Neimt Raed an die wys zyn / Tword thuwer baeten +<br />

25 ende vveist zachtmoedich om hooren gods woord +<br />

en bewandelt Cayms noch iorams straeten +<br />

zyt gram / maer en wilt niet zondeghen voort +<br />

vveist elck andren bermhertich / ende niet ghestoort +<br />

En vermalendydt den doofuen negheenssins daer +<br />

30 vvilt de weerelt niet beminnen / maer zuene hoort +<br />

Bemint god bouen al. / huwen naesten der Naer<br />

Schuut zotte / end al ongheleerde vraeghen +<br />

en verblydt hu inden heere tot alder stondt +<br />

+ +<br />

fame Roouer noch oorblaser vveist in hu daeghen<br />

Alle quaet / en ghae niet huut huwe mondt +<br />

schuut de menssche / die een ketter es in zynen grond +<br />

tghezelschap <strong>van</strong> een dansserghe vvilt niet hanthieren +<br />

5 vvilt gheenen Roof begheeren / noch zulcken vondt +<br />

zeght Ieghens twoord der waerheyt in gheender manieren +<br />

metten afgodisten dienaers vvilt niet Logieren +<br />

vvilt dalder hooghsten huwe beloften betaelen +<br />

wilt op deen den anderen gheen Lueghens verzieren +<br />

10 vvie lueghenen spreict zal verghaen en daelen +<br />

waer men goeden aerbeyd doet / daer zal niet faelen +<br />

vercoopt hu besittynghen / end aelmoessen doet +<br />

Als ghy gheEten hebt / vvilt tsheeren lof verhaelen +<br />

bedrouft negheenssins der vreimdelynghen moedt +<br />

15 vveist eendrachtelick in het ghelooue vroedt +<br />

die vader ende moeder vlouct die zal steruen +<br />

omme Rycke worden / hu niet werckende spoet +<br />

keert hu <strong>van</strong> Rycdom / die ghy niet mueght verweruen<br />

bezouct dat bouen es / smaect naer gheen eerdsche erfuen +<br />

20 zonder murmureren / doet al hu dynghen claer +<br />

Weist sobre ende vvilt gheen waeckynghe deruen +<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />

* Oorspronkelijk stond er ‘by’; ‘i’ over ‘b’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Eccli 11.<br />

+<br />

1 petri 4<br />

+<br />

Thobie .4.<br />

+<br />

Luce .3.<br />

+<br />

Eccli 23<br />

+ Ioh 9<br />

+ Thobi/4<br />

+<br />

Eccli 5.<br />

+<br />

Iude prima<br />

+<br />

Psal 4<br />

+<br />

Ephe .4.<br />

+ Leui/19<br />

+ 1 iohan/2.<br />

+<br />

.2. thimo 2<br />

+<br />

Philip 4<br />

+<br />

132 v<br />

+<br />

leuiti/19<br />

+<br />

Ephes 4<br />

+<br />

Tytum .3.<br />

+<br />

Eccli 9.<br />

+<br />

Psal .61.<br />

+<br />

Eccli 4.<br />

+<br />

1 Corin .5.<br />

+<br />

Psal 49<br />

+<br />

Collos .3.<br />

+<br />

prouerbi .19.<br />

+ ioh .14.<br />

+<br />

Luce/12.<br />

+<br />

Deutero/.l8.<br />

+<br />

Exodi .22.<br />

+<br />

1 petri 3.<br />

+<br />

Exodi 21<br />

+<br />

prouerbi 23<br />

+<br />

Collos 3.<br />

+<br />

Philip 2.<br />

+<br />

1 petri 2


Prinche<br />

250<br />

Zaelich es de man / die hoopt inden heere +<br />

25 want hope was noyndt beschaemt ghebleken +<br />

vvacht hu <strong>van</strong>der Pharizeen deesseme zeere +<br />

twelck gheveynstheyt es / naer tschriftuerlick preken<br />

Een zochte andwoorde Can gramschap Breken +<br />

Laet doch gheen gramschap met hu vernachten +<br />

30 vvilt gheen bedroch met huwen naesten spreken +<br />

end hu <strong>van</strong>den valsschen propheten wilt wachten +<br />

Ende nyemandt vvilt met ghewelt vercrachten +<br />

v<strong>van</strong>t den Roouers zal gods Rycke niet ghebueren +<br />

Een mondt die lieght / doet de ziele versmachten / +<br />

++ +<br />

Wee hu/twelck goet es/quaet zeght tzyne/tallen hueren<br />

vlied <strong>van</strong> alle Oncuusschelick besmueren +<br />

vveist god onderdaenich Staet den vyandt tseghen +<br />

ende laet ons god Lief hebben in een ghedueren +<br />

5 v<strong>van</strong>t ons eerst Lief thebbene / vvas hy gheneghen<br />

voor ons zonden es hy ghestoruen Bedeghen +<br />

veroetmoedicht hu onder zyn machteghe handt +<br />

Al hu zoorghe in hem worpende tallen weghen<br />

v<strong>van</strong>t hy heeft zoorghe voor hu / huut Liefden gheplant<br />

10 zouct ghy den heere / ghy vyndt hem clouck Tryumphant +<br />

vvie tot my comt / zal niet hongheren (zeght hy voorwaer +<br />

zouct aluooren tRycke gods / en met een goet verstandt +<br />

Bemint god bouen al. / huwen naesten der Naer<br />

Victoorken Myn ioncxste zuene<br />

15 Dezen Mynen zuene twaelfiaerich gheiaert<br />

als den moorghenstond om vpstaen huer openbaert<br />

ion ick Leeren tionghe voyseken dwynghen<br />

nuchtermonds / met dhanden tsaemen ghepaert<br />

knyelende / dit vlaemsch pater noster zal zynghen<br />

20 ende verstaen leeren zoo hemelsche dynghen<br />

Daer naer oock mede alle iongheskens<br />

hebbende ghezonghen / gode ter eeren<br />

Binden daeghe zalmen ghewenen de tongheskens<br />

datse Credo in deum in vlaemssche Leeren<br />

25 verstaende / met verstandt mueghen tgodevvaerts keeren<br />

Pater noster<br />

Vpden Voys <strong>van</strong>den stoorm voor Munster<br />

+ Fol. 133 r, r. 24: ‘Credo... deum’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Psal 33.<br />

+<br />

Roma 5.<br />

+<br />

Luce 12<br />

+ prouerbi 15<br />

+ Ephe/4<br />

+<br />

Leuiti 19<br />

+<br />

Mathei 7<br />

+<br />

Luce 3.<br />

+<br />

1 corin 6<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+<br />

133 r<br />

+<br />

Esai .5.<br />

+<br />

1 corin .6.<br />

+<br />

Iacobi .4.<br />

+<br />

1 Iohan 4<br />

+<br />

1 petri .3.<br />

+<br />

1 petri/.5.<br />

+<br />

2 parali/15<br />

+<br />

iohan .6.<br />

+<br />

Mathei .6.


Onse Vader. die dhooghste zyt<br />

in scheppynghe ghebenedydt /<br />

+<br />

in liefden zoetst beseuen<br />

Rycxst erfuachtich talder tydt<br />

vvech Waerheyt ende Leuen<br />

Die zyt in dhemelen voorwaer<br />

5 tsdrievuldicheyts schoon speghel claer<br />

end oock des blydschaps Croone<br />

des zalicheyts schat openbaer<br />

god ende menssche in persoone<br />

Hu name ghehelicht zy talder stondt<br />

10 datse ons huenich zy inden mondt<br />

een haerpe in onsen Ooren<br />

godsvruchticheyt in ons hertsen grondt<br />

Tot al dat wy Oorbooren<br />

Hu Rycke Toecomme / twelcke pleyn<br />

15 es eeuvvich zeker en certeyn<br />

zonder Beroerlicheden<br />

vul vruechts inder inghelen chooren Reyn<br />

vul paeys en vaste vreden<br />

Hu Wille gheschie / diet al doet<br />

20 zoo als in dhemel heere goet<br />

tsghelycx zoo vpder Eerden<br />

al wat ghy bemint met Liefden vroedt<br />

dat wy dat oock anveerden<br />

End oock al tghuendt dat hu meshaeght<br />

25 dat wy dat schuwen onversaeght<br />

eer tzy der zielen griefte<br />

en dat wy mueghen oock ongheplaeght<br />

vervullen huwe Beliefte<br />

251<br />

Gheeft ons hedent ons daghelicx broodt<br />

30 Brood der Leerynghen huut hu schoot<br />

oock brood des duechts Warachtich<br />

Brood <strong>van</strong> berauvve in dhuterste noodt<br />

Bidden wy god Almachtich<br />

En vergheeft onse schulden zaen<br />

35 ieghens hu hoogheyt meest mesdaen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 133 v


Oock ieghens onsen naesten /<br />

+<br />

en ieghens ons zeluen hoe mesghaen<br />

heer god / vvilt hu doch haesten<br />

Al zoo vvy onse schuldenaers<br />

vergheuen mildelick niet schaers<br />

5 om tbroederlick verstercken<br />

al hadden zy ghedaen veel mesbaers<br />

met woorden ofte met Wercken<br />

End en brynght ons int verdriet<br />

<strong>van</strong> tbecuerlick sneuen niet<br />

10 des vleeschs noch eerdsch Beminnen<br />

noch dat vvy ons <strong>van</strong>den vyandt yet<br />

noch gheel Laeten vervvinnen<br />

Maer heere duer de name dyn<br />

naer dat ghy wilt ons vader zyn<br />

15 dyn kyndren tooght Ghenaede<br />

des tyds voorleden / nv / totten fyn<br />

verlost ons <strong>van</strong>den Quaede<br />

Want hu Alleene toebehoort<br />

De cracht end heerlichede voort<br />

20 Die hemel eerde mede<br />

ghemaect hebt met hu willende woord<br />

naer huwe mueghenthede<br />

Credo In Deum<br />

252<br />

Ick ghelooue in god den vader almachtich<br />

25 Schepper des hemels / en der eerden mede<br />

end in iesum Christum zyn eeghin zuene Crachtich<br />

onsen heere / die ontfanghen es Warachtich<br />

<strong>van</strong>den helighen gheest / (duer gods voorzienichede<br />

gheboren huut der maeght Maria (tonser vrede /<br />

30 Onder Pontio pilato Veel lydens ontfaen<br />

ghestoruen en begrauen / En ter helsscher stede<br />

hy tnederdaelen dede<br />

<strong>van</strong>den dooden / Ten derden daeghe vpghestaen /<br />

+<br />

Ende es vpghevaeren ten hemele zaen<br />

zit ter Rechter handt gods des vaders eersame<br />

<strong>van</strong> waer hy commen zal / om int huterste vermaen<br />

te oordeelen / Leuende ende doode bequame<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 134 r<br />

+ 134 v


253<br />

5 ick ghelooue inden heleghen gheest zoot betame<br />

de helighe Christenlicke ghemeente voorwaer<br />

de ghemeenschap der helighen duer christus Name<br />

vergheuenesse der zonden hoedanich hoe zvvaer<br />

de verRysenesse des vleeschs oock openbaer<br />

10 Ende dat eeuvvich leuen (Amen) der naer<br />

Tot Victoorken voornoomt<br />

Doe ick noch keerynghe<br />

vp dat zy ghevroomt<br />

En ghevppert met Leerynghe /<br />

15 Voort omme Leeren tscryfuene metter Penne<br />

vulbrynghe metten wercken tghescreuen alle bee<br />

ende tghuendt dat goet es / huut tquae wel kenne<br />

hebbe hem gheordonneert dit A: B: C<br />

Noch der naervolghende met claeren beschee<br />

20 diueerssche instructien om vvesen vailiandere<br />

huut Salomons prouerbien huuter wysheden zee<br />

ende <strong>van</strong> Leerynghen zaecken andere /<br />

A.B.C. Doctrinael<br />

Simpel Rhetoricael<br />

25 Alleene God Eere lof en glorie biedt<br />

god Vader / God zuene / God helich gheest<br />

een god drievuldich / ende drie goden niet<br />

Wien dat hemel eerde / ende helle vreest /<br />

+<br />

Bemint god bouen al / huwen naesten der naer<br />

doet alsoo ghy wildet datmen hu daede<br />

draeght hu godsvruchtelick ende Eerbaer<br />

doet nyemandt schande Leed noch schaede<br />

5 Clouckelick ieghens becuerynghen vecht /<br />

Laet hu * <strong>van</strong> tvleesch gheenssins verwinnen<br />

staet vroom clouck in tghelooue vpRecht<br />

ende vvilt de weerelt doch niet beminnen<br />

Dancbarich zyt <strong>van</strong> dies hu god verleent<br />

10 medeelt den aermen <strong>van</strong> huwen goede<br />

metten blyden verblyd / met die bedrouft zyn Mevveent<br />

Betraut inden heere met vasten moede<br />

Eere ionste vriendschap vader moeder gheeft<br />

doetse bystandt in dhuuterste noodt<br />

15 ieghens hemlieden Liefmoedich Leeft<br />

ende sluut gheenssins voor vrienden Broodt<br />

Flaumoedich te gods dienste niet en zyt<br />

maer zo wanneer ghy des moorghens vpstaet<br />

danct god Loft den heere ghebenedydt<br />

* ‘h’ over ‘v’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 135 r


254<br />

20 dan neerstich tot huwen affairen ghaet<br />

Ghiericheyt en zouct niet te zeere<br />

dan eerlick winnen den cost om Leuen<br />

hebt ghyt wel inden name <strong>van</strong> god den heere<br />

wilt den behoufteghen / medeelende gheuen<br />

25 Hebt dat ghy steruen moet voor ooghen<br />

Staet vp huwe ioncheyt gheenssins want<br />

als een blomme des ackers / moet ghy verdrooghen<br />

De mensch es niet dan stof / eerde / en zant<br />

In al huwe wercken zyt gheel Rechtueerdich<br />

30 onthoud den aerbeyder niet zynen Loon<br />

god huwen hemelsschen vadre eervveerdich<br />

zal ghebreckelick laeten niet / huwen persoon /<br />

+<br />

Kendt wat ghy zyt / ende wat ghij zult worden<br />

verhoueerdicht hu gheenssins vp hu goedt<br />

zo haestelick macht zyn nederghetorden<br />

Liefzamich de minste als de meeste groet<br />

5 Laet gramschap met hu niet vernachten *<br />

tempert hu zeluen / ende weest tevreden<br />

<strong>van</strong> haet ende nydt / Wilt hu oock wachten<br />

daer paeys es / god es daer teeuweghen steden<br />

Met dronckaerts snossers / quaet in tRegiment<br />

10 ende die niet dan zondich Leuen hanthieren<br />

schuwet die wandeltter niet omtrent<br />

maer metten godsvreesende zult Logieren<br />

Nyemands goed noch schat zult ghy begheeren<br />

noch yet dieftlick nemen / hoe cleen dat zy<br />

15 dat huwe es / mueght matelick wel vertheeren<br />

Ieghens den nood / houd een Pennyngh By<br />

Om goud zeluer / bede / vriendschap ghifte<br />

en zult ghy niet doen eennen valsschen Eedt<br />

houd als een zeghele dyn handgheschrifte<br />

20 ende naer huwen staet / hu Redenlick Cleed<br />

Pacientich lydzamich zyt ende verduldich<br />

als hu ancomt ziecte ofte Tribulatie<br />

peynst dat ghyt verdient hebt menichfuldich<br />

als hebbende grootlicx mesbruuct gods gratie<br />

25 Quetst nyemands eere Fame noch Name<br />

Loftuter noch oorblaeser vvilt niet vvesen<br />

Leeft met dyn huusghezin Reyn bequame<br />

houd maete in allen dynghen ghepresen<br />

Raedt ende advys <strong>van</strong>den vvysen Neimt<br />

30 voorpeynst / ziet toe / eer ghy beghint<br />

<strong>van</strong> dwaese zotten altyds vervreimt<br />

* Eerste ‘n’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 135 v


255<br />

hanthiert die wys zyn / Wys wordt ghy ghezint<br />

Schoone woorden den vreimdelyngh en den Aermen<br />

zult altyds gheuen ende troosten ziet /<br />

+<br />

naer hu vermueghen Wiltse ontfaermen<br />

god almachtich zalt Loonen / en vergheten niet<br />

Tot huwen ghebuerkens Liefzaemich leeft<br />

staetse by in tyden en stonden<br />

5 als mueghelick hu naeste bloedt begheeft<br />

an dander zult bystandt dan hebben vonden<br />

Van boorghe voor yemandt Lichtueerdich tzyne<br />

excuseert hu wyslick comtter niet An<br />

tberaut / en tschaed dicvvils / dat byden wyne<br />

10 goethertich Lichtueerdich belooft een Man<br />

Wilt droncke dryncken altyds versmaeden<br />

met vriendekens machmen wel eerlick verblyden<br />

dronckenschap / es voesterghe <strong>van</strong> allen quaeden<br />

dwelck menich goet man heeft ghebrocht in Lyden<br />

15 Xpresselick schuut alle onEerbaer vrauwen<br />

hanthiert ghyse / hu in pericle stelt<br />

zy tooghen ghelaet / zoot schynt in trauwen<br />

maer de meeste Liefde trect naer hu ghelt<br />

Yeghelyck zult gheuen Andwoorde en tale<br />

20 naer datmen hu naer hu wetentheyt vraeght<br />

gheschicte Redenen / met corten verhaele<br />

zyn pryselick Want den anhoorders behaeght<br />

Zoorgfuldich zyt / ende niet en faelt<br />

thuus goet exemple tooghene / als thooft<br />

25 dyn schuldenaers eerlick en blyde betaelt<br />

zoo ontlast hu zeluen / en word weder ghelooft<br />

Tes goddelick duechdelick Pryselick<br />

dat de vadere des huusghezin<br />

hem blyde ghelaetich tooght altyds Wyselick<br />

30 al heeft hy nochtans groote zwaricheyt in<br />

Contrarie der waerheyt wilt nemmermeer spreken<br />

wacht hu <strong>van</strong> te belouene vele<br />

mesdoet hu yemandt / Laet dheere god Wreken<br />

Wacht hu <strong>van</strong> tuusschers / metten theerlynckspele /<br />

+<br />

Tytel <strong>van</strong> hooghe ende groote offitien<br />

te cryghene keertter of huwen Lust<br />

tschict den man zomtyds tot qua conditien<br />

peynst die Lettel Regiert / es meest gheRust<br />

5 Tra ghelick totten aermen schamel huusweecken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 136 r<br />

+ 136 v


256<br />

weest niet / maer vierich int visiteren<br />

god zal oock bermherticheyt thuwaerts huutReecken<br />

als ghy eens voor zyn oordeel zult Compareren<br />

Est mueghelick omme cryghen dhemelsche vruecht<br />

10 hu <strong>van</strong> zonden wacht / en keert <strong>van</strong> duecht niet of<br />

doetter hu beste toe / zoo ghy best mueght<br />

Alleene god almachtich / Biedt eere ende Lof<br />

Dit teender Leerynghe gheComponeert<br />

Es tot allen mensschen voor oude en Ionghe<br />

15 Nu eeuvvich tallen tyden zy ghelaudeert<br />

Elck die tot Leerynghe dwynght de tonghe /<br />

Leerynghen huten prouerbien<br />

Van Salomon/<br />

Prouerbi / primo<br />

20 Weert huwen voet / huut tzondaers paeden<br />

gheen wandelynghe / daer inne doet<br />

haer voeten Loopen totten quaeden<br />

ende haesten omme te sturtene bloedt<br />

.2. o<br />

Die upRechteghe zullen wuenen in tlandt<br />

25 En die onnoosel zyn / zullen daer in blyfuen<br />

maer dongodlicke zullender huut zyn gheplant<br />

en die quaet doen / zalmen der oock huut dryfuen /<br />

+ in tderde<br />

En zeght niet tot huwen vriendt int Leuen<br />

ghaet henen comt weder / moorghen zal ict hu gheuen<br />

Als ghyt nochtans mueght gheuen terstondt<br />

5 v<strong>van</strong>t / doet ghyt zoo / gheveynst / es huwen grond<br />

Niet quaets ieghens huwen vyandt velt<br />

als hy zyn trauwe vp hu heeft ghestelt<br />

Int 4. de<br />

Vaet goe onderwysynghe hu ghegheuen<br />

10 Bewaert hu herte met neersteghen Raede<br />

Laetse niet bewaertse / v<strong>van</strong>t tes hu Leuen<br />

ende of keert huwen voet <strong>van</strong>den quaede<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 137 r


In tvyfde<br />

257<br />

Der loozen vrauwen valscheyt zyt ouerdynckende<br />

15 vveister oock niet te naer een zittere<br />

Al zyn de Lipkens zoet / en tkeelken blynckende<br />

Thendeken word als alseme bittere<br />

Huer tonghen zyn scherp ghelyck een zweerdt<br />

Twelck an beeden zyden scherpsnydende deert<br />

20 Nedervvaerts ter dood zy haer voeten voortstellen<br />

huer ghanghen ghaen duere / Tot inder hellen<br />

Maect huwe weghen verre <strong>van</strong> haer<br />

Ter dueren huers huus / en comt niet naer<br />

in tzeuenste<br />

25 Schuut onEerbaer vrauwen tot zonden geneghen<br />

Al belouen zy hu veel schoons in groots<br />

v<strong>van</strong>t haerlieder huusen zyn helssche weghen<br />

daer men ondervaert inde Camer des doods<br />

int xi. e<br />

30 Wie Coorne verberght in zyn ghierich beghorden<br />

zal <strong>van</strong>den volcke vermalendydt worden /<br />

+<br />

Een valsch ghevvichte / om claer ghewaeghen<br />

Es den heere een Afgryselichede<br />

end een vul ghewichte zyn wel behaeghen<br />

doet zoo ghy wildet datmen hu dede<br />

5 Een onderzoucker die naer qua vruchten pluct<br />

die zalder int hende / zyn mede bedruct<br />

int .12. e<br />

Wie zyn Landt houffent en beAerbeydt<br />

die zal hebben / Broods planteyt<br />

10 Maer een de ghuene die Ledich ghaet<br />

die es / die dalder zotste staet<br />

.14. e<br />

Waermen goeden aerbeydt te doene bestaet<br />

daer es ghenough / zonder veel bespreck<br />

15 maer waer men met veel woorden ommeghaet<br />

daer es ghemeenelicke ghebreck<br />

Die onverduldich es / zal zotticheyt doen<br />

maer die voordachtich es / haet dat / vp elck saeysoen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 137 v


.15. e<br />

20 Tes beter ghenoodt te zyne voorwaer<br />

tot waermoes met Liefzaemichede<br />

dan tot eennen vetten osse daer<br />

haet ende nyd es / en groot onvrede<br />

.17. e<br />

258<br />

25 Een vroylick herte / maect Lustich tleuen<br />

den drouuen gheest tghebeente verdrooght<br />

Een die een vriendt es / Bemint zonder sneuen<br />

en zyn broeder inder noodt ionste tooght /<br />

Een die verkeert <strong>van</strong> herten es / en vyndt niet goets<br />

30 een zot es gheboren tot zyn tselfs schande<br />

gherust te zyne / ende vroylick goet moeds<br />

es een daghelicx wel Leuen in allen Lande /<br />

+ Int .19. e<br />

Huus En goedt mach <strong>van</strong>den ouders zyn bleuen<br />

maer een verstandich vvyf / Comt <strong>van</strong>den heere ghegheuen<br />

20. e<br />

5 Den vvyn maect spotters / En stercken dranck<br />

maect wiltheyt / en ghetemperde zinnen Cranck /<br />

En bemindt doch den slaep niet te couverlick ziet<br />

vp dat hu Aermoede verdrucke niet<br />

.22. e<br />

10 VVilt zyn gheenen vriendt <strong>van</strong> een toorneghen man<br />

oock met eennen Raesende man niet ghaet<br />

vp dat ghy zijne weghen niet leert voort an<br />

end huwer zielen dies / een verarghen ontfaet<br />

Costelicker es / eenne goede name<br />

15 dan veel Ryckdommen / hoe Eersame<br />

End een gracelicke ionste menichfout<br />

veel beter dan zeluere ende goudt<br />

Hoe de Rycke ghecleed zyn / en die aerme zyn Naect<br />

god dheere / heeft ze alle beede ghemaect<br />

20 .21. e<br />

Ieghens god den heere Tzy in wat Landt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 138 r


259<br />

En helpt wysheyt / Raedt noch verstandt<br />

Ontfermherticheyt end oordeel doen binden lande<br />

es den heere Liefuer dan offerhande<br />

25 Verheffynghe der ooghen / en verbreedynghe der herten<br />

es zonde / en brynght de ziele in smerten<br />

Wie Rechtueerdicheyt volght / en Bermherticheyt zeere<br />

gheRechtheyt vyndhy / Leuen ende Eere<br />

Wie zyn mondt ende tonghe bewaert<br />

30 zyn ziele hy <strong>van</strong> benautheden spaert<br />

Een de ghuene die hem laet ghezegghen<br />

die mach met eeren oock spraecke huutlegghen /<br />

+<br />

TWeynschen <strong>van</strong> die Ley es / hem zeluen doodt<br />

Want zyn handen en wilden niet doen<br />

hy weynscht wel daghelicx in zyn noodt<br />

maer leght niet te wercke in zyn saeysoen<br />

5 in Txxiij. e<br />

En eit met een nydich menssche gheen brood<br />

hy zal wel zegghen / Eit ende drynct<br />

en zyn herte wilde mueghelick wel hu * doodt<br />

dat hy niet en weet / hy te vonnessene dynct<br />

10 24 e<br />

Gheen ghetughe zyt zonder oorzaecke<br />

ieghens huwen naesten / met gheender spraecke /<br />

vreest den heere / En den conyngh mede<br />

mynghelt hu met meutmaeckers / tgheender stede<br />

15 25. e<br />

En hu Vyandt honghert / spyst hem huut ionsteghe aderen<br />

durst hy / met drancke wilt tzynewaerts helden<br />

Want colen zult ghy vp zyn hooft vergaderen.<br />

en god den heere / die zalt hu verghelden<br />

20 Met huwen vriendt handelt hu zaecke ziet<br />

openbaert een vreimde / hu verholentheyt niet<br />

Vp dat hyt niet en verwyte voort<br />

als hy al hu secreet / zal hebben ghehoort<br />

26 e<br />

25 Alsser gheen hout / meer an tvier es by<br />

zo ghaet tvier huut / naer zyn ordonneren<br />

insghelycx als een oorblaeser oock wech zy<br />

* ‘zyn’ doorgehaald; ‘hu’ bovengeschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 138 v


den tvvist houd vp / ende zal cesseren<br />

260<br />

Esser yemandt die dynct / dat wys es hy<br />

30 An een zot / es meer hopen / dan alsulcke zy /<br />

+ Prouerbi / 27.<br />

Laet. hu / een ander prysen / niet huwe mondt<br />

een vreimde / niet hu Lippen / te gheender stondt<br />

Beter zyn de wonden / des Liefhebbers ziet<br />

5 dan een bedrieghelick cussen / met nyde gheschiet<br />

29. e<br />

Wie Leckerlick <strong>van</strong> ioncx zyn Knechten vpvoedt<br />

zalse naermaels vynden wederspannich ghemoet<br />

Den houeerdighen volght vernederynghe zaen<br />

10 doetmoedeghe <strong>van</strong> gheeste / zullen eere ontfaen<br />

Wie vvysheyt bemindt groote wysheyt doet<br />

en verblydt zijnen vader in dat gheual<br />

maer zo wie dat een hoere vpvoedt<br />

zyns ghelts hij quycte worden zal<br />

15 Een man die met harden necke versmaet<br />

den ghuenen die hem berispt ter noodt<br />

zonder hulpe ofte Toeverlaet<br />

zal dien ouercommen een haesteghe doodt<br />

Die den menssche vreest word tonderbleuen<br />

20 maer wie hem vpden heere verlaet<br />

die menssche zal worden vpgheheuen<br />

huut zyn verdoolde zondeghen staet /<br />

Inde dertichste prouerbi /<br />

Een Landt onRustich word duer drie dynghen<br />

25 ende dat vierde / macht niet ghehynghen<br />

Eerst een Landt onRuste beghord +<br />

duer een knecht / eist dat hy conynck word<br />

Ten tvveeden een landt cryght onRustich lot +<br />

duer eennen aelwaereghen Brood dronckeghen zot<br />

30 Ten derden men daer onRusticheyt schaut +<br />

duer een hatelicke vrauwe / als zou word ghetraut<br />

Ende ten vierden int landt eersame +<br />

daer tionc wyf wordt / der vrauwen Erfghename /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 139 r<br />

+ .1.<br />

+ .2.<br />

+ .3.<br />

+ .4.


Andre<br />

++ Int .31. e<br />

261<br />

Waer dronckenschap Rengneert huut bier ofte Wyn<br />

niet secreits / en can daer warachtelic zyn<br />

5 Alle dat god doet<br />

Es zyn muegentheyt / ende wille goet<br />

In vvien zyn drie dynghen diet al verhuecht<br />

Mueghentheyt / Wysheyt / ende Duecht<br />

Welcke drie dynghen Bouen al ghepresen<br />

10 zyn al een wesen / met gode / end in gode<br />

daer de weerelt gheheel mids desen<br />

mede gheRegiert es / tzynen ghebode<br />

Vyf dieren int Compareren<br />

vyf zins bouen de menssche domineren<br />

15 De menssche heeft vyf Redenlicke zinnen<br />

als zien / Riecken / ghevoelen / hooren / en smaecken<br />

maer vyf dieren zynder ter weerelt Binnen<br />

die de menssche tbouen ghaen in dese vyf zaecken<br />

Linx duerziet al / niet mach hem ontmaecken<br />

20 De ghier stercxt Riect / <strong>van</strong> verre Roke ontfaet<br />

Tschemynkel smaect licht / end als yet wil ghenaecken<br />

der Copspinne Ter stondt tghevoelen bevaet<br />

Den Euer subtyl int hooren verstaet<br />

Elck dier te bouen ghaet /<br />

Andre<br />

Vader ende moeder hem neerstich spoeden<br />

huer kyndt vphelpen ionck cranck ghestel<br />

de vader den cost wint / de moeder cant voeden<br />

Cryghtser naermaels duecht of / zoo schicket wel /<br />

++<br />

Tkyndt te iaere ghecommen gheworden man<br />

zulcke vader vpdraeght hem zyn goedt mids desen<br />

om gheRust ghemackelick Leuen voort An<br />

ende laet zyn kyndt zelue zyn vader vvesen<br />

5 Tkyndt dan aldus hebbende dueverhandt<br />

de vader word oud cranck ende versteken<br />

men wyst hem voorby / Tkyndt doet gheen bystandt<br />

de vader verghaet dies / duer noods ghebreken<br />

+ Fol. 139 v, r. 19-24 (namen) onderstreept.<br />

+ Fol. 140r, r. 18, 20 ‘donnoosel’, 21 ‘Reden’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 139 v<br />

+ 140 r


Aucteur<br />

10 Vaders moeders hu zeluen quyt<br />

doet als de vroede<br />

met kynder Proffyt<br />

dyn kyndren Castydt<br />

Dats metter Roede<br />

15 zoo qua pertten weeren<br />

vry totten bloede<br />

Ten zal niet deeren<br />

262<br />

Den tydt Ieghenwoordich / duer alle quaet<br />

in tshuwelicx staet<br />

20 heeft qualick gheweint / donnoosel zyn kyndt<br />

naer Reden te hoorene / end hueren Raedt<br />

hebben zy versmaet<br />

Tkyndt vpgroeyende / dies talder boosheyt hem pyndt<br />

iusticie hem dan in zynen fluer vyndt<br />

25 en mids datter Recht en Redene om zende<br />

ghehanghen te drooghene word inden Wyndt<br />

zulck werck zulck loon Quaet leuen zulck hende<br />

En franchois<br />

Le tamps present / Par sa damne malice<br />

30 sans Raison ont instruict l * innocent<br />

dont est tombe a grand prejudice<br />

+<br />

es mains de la Rigoreuse iustice<br />

et est pendu seicher au vent<br />

Ander materien<br />

om naer te scryfuene<br />

Ter scholen ferien<br />

niet huut te Wryfuene /<br />

Ghenade en ghelooue purgieren de zonden<br />

duer iesum christum ghebenedydt<br />

onse ghenade / Rechtueerdich sterck bevonden<br />

10 zonder hem mueghwy niet doen / tgheender tydt<br />

Iesus christus es onse bermherteghe ghenaede<br />

die onslieden Ieghens god / zyn hemelschen vadre<br />

heeft verzoent / die waeren in mesdaede<br />

vvy hebbende / ghezondicht allegadere<br />

* ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 140 v


263<br />

15 Al onse Rechtueerdicheden die zyn<br />

als een vraumaendzuchtich vuyl onReyn cleed<br />

duer iesum Christum vp elck termyn<br />

Worden zonden vergheuen / als die zyn Leet<br />

Weerelt heeft hij verwonnen helle / dood / zonde<br />

20 tghuendt diesser te doene was heeft hy vuldaen<br />

Oud en nieu testament / Esser of oorconde<br />

die hy wil versteict hy / ofte mach ontfaen<br />

Een god der goden / god drievuldich in weerde<br />

Christus zyn zuene tzynder Rechter handt zit<br />

25 macht es hem ghegheuen in hemel end Eerde<br />

als onsen aduocaet voor onslieden Bidt<br />

Es hy met ons vvie mach ons deeren<br />

nyemandt / noch gheen tormenten zo groot<br />

Die tzynevvaerts keert / vvil hy oock begheren<br />

30 gheenssins willende der zondaeren doodt<br />

Maer dat hy bekeere omme eeuvvich Leuen<br />

ende met hem te zyne meErfghename /<br />

+<br />

zyns hemelssche Rycke / dwelck hij can gheuen<br />

die in hem gheloouen / duer zynen name<br />

Valerius maximus zoo heeft tbouck title<br />

daer dit verhaelt staet in tweede capitle<br />

inde zeuenste Bouck<br />

doet daer tbezouck<br />

zo dicwils ghy wilt tsiaers<br />

Breeder vyndt ghy verclaers<br />

Een ionckman zoude eens nemen Raedt<br />

10 An Socrates / Waddynghe dat hem goet dochte<br />

dat hy zou Annemen den huwelicken staet<br />

ofte niet huwen zoude / (hoe wel hyt vermochte<br />

Socrates Andwoordhem met woorden zochte<br />

welck ghij <strong>van</strong> beeden doet / tzal hu berauwen<br />

15 v<strong>van</strong>t huwt ghy niet / zooment manierlick plochte<br />

zult in eenicheyt leuen / tot een verflauwen<br />

gheen ghetraude generatie / zalmen <strong>van</strong> hu schauvven<br />

ende als hu afcomste / (Ter causen <strong>van</strong> desen<br />

zal hende nemen / Tzy mans ofte vrauwen<br />

20 vreimdelynghen zullen hu aeldynghers wesen<br />

End indien ghy hu ten huwelicke stelt<br />

in een eeuwich zoorghen / zyt nacht ende dach<br />

met claghijnghen daeghelicx zeere ghequelt<br />

hu wyf zal hu verwyten daer zou mach<br />

25 datse Rycker was dan ghy / ende met een gheclach<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 141 r


+<br />

264<br />

zalse cranckelick festieren hu vrienden en maghen<br />

ander mannen met een vriendelick ooghvpslach<br />

zullen om haer ghebruucken legghen Listich laghen<br />

onverzekert datse hu kynderen zal draeghen<br />

30 end al hadse kyndren / dit openbaer // es<br />

zo en zyt ghy niet verzekert / dit zyn de plaeghen<br />

of die huwe toebehooren / oft een ander de vaer // es /<br />

Aucteur<br />

Ionghe gheestkens moeten zomtyts den zin verscherpen<br />

naer wysheyt verblyden met een zotternie<br />

dies wil ick myn zuentken een Liedeken toewerpen<br />

5 om zomtyts te zynghene maer zonder partie<br />

Twelck ic wel wilde / dat meest gheschie<br />

principalick tsnavents alst vriest inde wynttere<br />

alsmer ghaet om keerssen of corte meersserie<br />

in huus niet alomme <strong>van</strong> als men vyndttere<br />

10 Altemets duer de wolcken de mane schynttere<br />

een Liedeken clynct dan zoo wel achter straeten<br />

menich goet theerknecht / gheweest een Pynttere<br />

thuus commende macher oock vruecht huut vaeten<br />

Liedeken Vander Benauthe<br />

Nieuvve Voys<br />

ghestelt. zonder verflauthe<br />

Naer myn Patoys.<br />

Ghy maendach drynckers groot ghetal<br />

danssende inde benauthe<br />

20 Als ghy sprynght zo waeghet al<br />

danst al huter benauthe ghezelle<br />

schoyt naer Ruetelaers cappelle<br />

Danst al huter benauthe<br />

Vrau Leghe die vpden Ruuckpot zit<br />

25 wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />

<strong>van</strong> tlecker Ley Euel zyt besmit<br />

danst al huter benauthe Brunelle // schoyt etc a /<br />

Die tsmaendachs by een schaepshooft poyt<br />

zittende inde benauthe<br />

30 Tsdysendaeghs / naer myn oomken schoyt<br />

Danst al huter benauthe ghezelle // Schoyt etc a /<br />

+ Die tlaetste pandeken hebt verteert<br />

slumende inde benauthe<br />

en thammeken hebt gheel vpghesmeert<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

141 v<br />

+ 142 r


265<br />

danst al huuter benauthe ghezelle // Schoyt etc a /<br />

5 Ian tylick ghuut die thuwe verloopt<br />

Commende inde benauthe<br />

thin <strong>van</strong>den boorde ghreed ghelt vercoopt // danst etc a /<br />

Zoorgloose die boorgbier anden weegh clampt<br />

Loopende naer benauthe<br />

10 Tvleesch huter stande verslampampt<br />

danst al huter benauthe brunelle // Schoyt etc a<br />

Ghy niet in dhandt end al ghemist<br />

zittende inde Benauthe<br />

die hebt al ieghens de mane ghepist // danst etc a<br />

15 Quistegoeykens Die thuwe verdoet<br />

Wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />

vileynich verpepert hu huwelick goedt // danst etc a<br />

Ioncxkens die Coopt een Iaerken dach<br />

zoo commende inde benauthe<br />

20 de winnynghe meer heescht danse vermach // danst etc a<br />

Ioncvvyfuekens schieloos zeere ghezint<br />

wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />

vertoyende meer dan ghy tsiaers wint // danst etc a<br />

Die dickwils voor den droomstock claeght<br />

25 truerende inde benauthe<br />

eer datmen hu daer de mauwe vaeght // danst etc a<br />

Meyskens die gent vpghestreken ghaet<br />

gheschoeyt al inde Benauthe<br />

ter bruloft ghetoyt buten huwen staet // danst etc a<br />

30 Cockinnekens die de bruudt ghaet bezien<br />

gherocht inde Benauthe<br />

Commende maegdeken thuus messchien<br />

danst al huter benauthe brunelle // Schoyt // etc a /<br />

+<br />

Ionckers die boomkens tellen // ghaet<br />

gherocht inde Benauthe<br />

wacht hu <strong>van</strong> pouers fellen // Raet // danst etc a<br />

Sluperkens ghaende met tclocxken huut<br />

5 wacht hu <strong>van</strong>der benauthe<br />

Die knispaert ghaend houd vp tribuut // danst etc a<br />

Oorlof slampampers menich zot<br />

ghecommen inde Benauthe<br />

duer finanche en zwatelpot<br />

10 danst al huter benauthe ghezelle<br />

Schoyt naer Ruetelaers capelle<br />

danst al huter benauthe /<br />

Noteirt<br />

OmRynght hu hooft met Laurieren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 142 v


15 dect hu lyf / en wilt verchieren<br />

met ghesteentten / ende goud dierbaer<br />

// zyt ghy hedent in manieren<br />

eennen boer in dyn hanthieren<br />

Boer zyt ghy / en boer zult blyfuen claer<br />

20 Altyds voorwaer<br />

Myn .3. *<br />

Dochteren<br />

266<br />

Myne dochtren ghecommen eensdeels thueren Iaeren<br />

en const ick noyndt veel eerdsch schat vergaeren<br />

beveel hemlieden / dies spa ende vrough<br />

25 datse god beminnen / end huer eere bewaeren<br />

zo hebben zy schat ende goeds ghenough<br />

Van hemlieden drie / een / ofte twee<br />

als ick zal (hopick) zyn inder gods ghelee<br />

zullen huerlieder moeder bystaende blyfuen<br />

30 maer beveel hemlieden / By goeden beschee<br />

datser emmers achter niet en leeren kyfuen<br />

+ Ofte zynser inne te hooghe gheleert<br />

daeghelicx zynde / By huer ghezeten<br />

doch datter elck zynen zin Afkeert<br />

en datse die Lessen / eer zy worden vermeert<br />

5 Met myn Doodt // Beede tsaemen vergheten<br />

Componerynghe der Rhetorycken<br />

moet ick oock bezwycken /<br />

Van myn diueerssche spelen end Esbatementen<br />

zouder yemandt * nemen in gheen behaeghen<br />

10 dan dat hyder wilde zyn zeghel an Prenten<br />

Laetse dan Liefuer tscrudeniers draeghen<br />

en den versmader met sulpherhulst zyn poorte vaeghen<br />

Liefuer hy de conste / doch die OnEere // dede<br />

of gheue deerste die der naer commen vraeghen<br />

15 mueghelick wordttere verblydt zeere // mede<br />

Boucken en briefuen<br />

Boucken bullen ende ander diueerssche briefuen<br />

meest anghaende der prothocool practycke<br />

dat die anveerde diet mach Beliefuen<br />

20 diese oorbooren wil int ghelycke<br />

* ‘.4.’ doorgehaald; ‘.3.’ bovengeschreven.<br />

* Oorspronkelijk ‘nyemandt’; ‘n’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 143 r


ken schicker hem mede te wordene Rycke<br />

BeRompelde chaerters<br />

267<br />

Oude Chaerters gheteeckent by oude practizienen<br />

gheen Bartholus balduienen<br />

25 hoe zy voortyds <strong>van</strong>der penne de croone spienen<br />

betrautter gheen groot proffyt huut te vyndene<br />

vermangheltse / Wantse meersmannekens dienen<br />

omme huerlieder prondlynghe in te wyndene /<br />

+ Maer de alder claerste perfect ghescreuen<br />

die daer worden naer my ghebleuen<br />

Laet die doch / een poose tyds in wesene<br />

ende zomtyds den schamel schoolkyndren wilt gheuen<br />

5 omme der in huut te Leeren Lesene<br />

Oude prondelboucken tgheender aduantaigen<br />

ende diueerssche Papyraigen<br />

Veel / Lueremarcten <strong>van</strong> oude boucken<br />

hier ghebonden / daer ontbonden / verstroyt tallen houcken<br />

10 offer yet <strong>van</strong> proffytte waer in<br />

datmense nochtans touerziene wil Roucken<br />

spraeckense <strong>van</strong> baete / twaer alf ghewin<br />

En met diesser gheestlick in word bevonden<br />

zommich die macher hem stichten mede<br />

15 de Reste tsaemen ouer hoop ghebonden<br />

datment meestdeel schicke voor ydelhede<br />

houd tbeste // de Reste // ter heymelicker stede<br />

zend vry den prondel al te male<br />

om snuutcleers te zyne <strong>van</strong> Portegale<br />

Schilderyen<br />

Maect hu den prondel quyte ghereed<br />

de schilderyen mueghen Ionghe kynders verclampen<br />

oft tian vyndt ghy yemandt die abelheyt weet<br />

smedet yser te wyle tes heet<br />

25 doetter schoon wit varsch papier of stampen<br />

Gheen of lettel boucken heb ick in schriftuere<br />

die ick mochte iunnen In eenich Convent<br />

een deel <strong>van</strong> tleuen esser <strong>van</strong> Bonauentuere<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 143 v


268<br />

dien goeden ghemackelick vriendt bekent<br />

30 de Reste zyn meest onghescreuen gheprent /<br />

+ Pyndmer zommeghe boucxkens tontcoordene<br />

ghy zultter vynden / en twel zoucken gheschie<br />

dinstitutie <strong>van</strong> sinte franciscus oordene<br />

gheprent zonder preuilege / datmer mussels me zie<br />

5 Wie weet oft zulck hilde voor herezie<br />

ofte fantazie<br />

Inctpot pennen schriftooris<br />

Al myn pypers halaem Inctpot schriftooris<br />

// Pennen naer of ghesneden <strong>van</strong> myn broeders // tyde<br />

10 gheef Ick als dynckende / dat oorboor // is<br />

indiender in myn sterfhuus zo veel ghehoor // is<br />

Oudbolleghe clercken / <strong>van</strong> tsmoeders // zyde<br />

Comptoir inden burch<br />

Myn Comptoir inden burch (neen) gheleend comptoir<br />

15 ende my maer laeten ghebruucken by gratien<br />

gheef ick wederomme zyn naeste hoyr<br />

voor tbeseghen in myn Leuens spatien<br />

houd ick an my zeluen / de Reparatien<br />

Zitlys<br />

++<br />

20 Die en heb ick emmers niet te zeere versleten<br />

metten paidgen wasse dicwils becleedt<br />

gheduerich hebber niet altyds vpghezeten<br />

Cause / wel zom <strong>van</strong> myn mebroeders weet<br />

zomtyds barndemer hoorens / of tsteen wasser theet<br />

25 Hoort wat icker eens wiste te ghebuerene<br />

ende wat dese bouuekens hadden bedreuen<br />

dese wynckele es te huerene<br />

haddense vp het comptoir ghescreuen<br />

Tweewaerf vervarscht / ieghens eens huutghewreuen /<br />

Wassen schryftafele<br />

Buten In tpaeuken goedertiere weerdinne<br />

gheef Ic de wasse tafel inde voornoomde lys<br />

zou macher huer schuldenaers scryfuen inne<br />

5 zonder my / diese wille / ten eersten beghinne<br />

ende stae icker een Restken / ick schict grandmerchys<br />

+ Fol. 144 v, r. 27 ‘Vrau ... beschicx’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 144 r<br />

+<br />

144 v


Myn ghebuerkens<br />

269<br />

Myn liefue ghebuerkens zoot best betame<br />

inde straete daer ick wuenstich hebbe ghelogiert<br />

10 Laet ick die achter / Een goede name<br />

een minsame vriendhoudeghe fame<br />

zo eist dan / <strong>van</strong> my wel ghedrapiert<br />

Och inden hoop / had icker een voochdesse<br />

die voor my zoorgde spae ende vrouch<br />

15 of ick alle daeghe ghynck hooren messe<br />

Wanneer / ofte niet zou zoorghe drough<br />

ze was zo ghenoughelick alsse Louch<br />

Zou wachte myn huus met allen nauwe<br />

wiens tonghe ghenaecte gheen Copghespin<br />

20 tvvas zo neerstich een veynster iiffrauvve<br />

tsnuchtens tylick / tsnavents spa / zonder ghewin<br />

drougse zoorghe / wie tmynent ghijnck huut end in<br />

Voor datse dus wel heeft de waecke ghehouden<br />

icxse veel meer dan al dandere pryse<br />

25 end om dats eens myn wyf me hielp faelievouden<br />

gheef Icxse met dancbareghen bewyse<br />

Vrau al beschicx voor een devyse<br />

Myn bril<br />

Myn bril // ick wil // datmen die beweghe<br />

30 Want ict hooghe weghe<br />

den clerck <strong>van</strong>den schout / Vp een goet gheschien<br />

hy caterooght zoo ick te merckene pleghe<br />

dats hem gheworde / Bid ick ter deghe<br />

Eer dat hy leert duer de vyngheren zien /<br />

+ Blaeu Ians stehouder / vp dat hy niet claeghe<br />

moet ick oock yeuwers me maecken verblydt<br />

die ion ick den pacht <strong>van</strong>den Ouerdraeghe<br />

nv zynde ofte in toecommende tydt<br />

5 dat hy daer me doe / zyn meeste proffyt<br />

Rapiere<br />

Dats vvaer ende myn beRoeste Rapiere<br />

die gheloof ick noyndt gram menssche zach<br />

die gheef ick al staet ze my int deelen diere<br />

10 Crepelken / die ghelt te gaderne plach<br />

Banden an zyn gheltkiste / der of maecken mach<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 145 r


Aucteur<br />

270<br />

Om de Marctvvyfs end ander cleene tueterynghe<br />

wierd ick peynsende datse oock wat creghen<br />

15 maer vp datter zy gheen Ieghen Cnueterynghe<br />

de manshoofden dienende eere * ghedreghen<br />

zalmen eerst huerlieder testament Beweghen<br />

vleeschuus slutere<br />

Van vpden braembergh dien vleesschuus slutere<br />

20 die gheef ick tes een goet Cannetutere<br />

Al myn oude schoelaps Can hy der an gheraecken<br />

hy schanck my voortyds Coolbraeykens als goe Rutere<br />

hy zalder mueghen vlieghlappen of maecken<br />

Lapper vpden braembergh<br />

+<br />

25 Die gheerweerdighen persoon diemen halseken hiet<br />

die wist ick om wat te gheuene toevlechten<br />

dan deerste Reysse / datmen hem ziet<br />

vergheef ick hem dat hy my eens verRiedt<br />

<strong>van</strong> buten dryncken / met ander goe knechten /<br />

VischCoopers Cnapen<br />

Dese moutvlieghen / die <strong>van</strong>den ghebreke<br />

der droogher crauwaidge Lyden benauwen<br />

datmen die twee ofte driewaerf de weke<br />

5 Tusschen de schoers met bercken zalue streke<br />

Tes zeere ghezondt ieghens tnecke crauwen<br />

Quackzalue<br />

Meester ian vaeret wel ioncker clucht<br />

de welcke trect tant al lachende huut<br />

10 die gheef ick myn speghele zonder Lucht<br />

hy ghafme eens poer ieghens de gheluzucht<br />

Als ict wel bezach / zo wast Rattecruudt<br />

Fielten<br />

Voor Sint iooris de fielten inde zunne<br />

15 Leylecker stercke bouuen / zouckende goe daeghen<br />

Bidde / zoo ict hemlieden testamentelick iunne<br />

* ‘nd’ doorgehaald; er stond ‘eerend’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

145 v


271<br />

datse huerlieden handen Rechte draeghen<br />

Eer ze meester malin den Rick comt vaghen<br />

Want die veel dyncx vyndt / eer datment verliest<br />

20 met houfysers Luudtmer ouer te peerde<br />

en clemt in zyn graf / eer hyt verkiest<br />

in tkemp ghecnocht / hy <strong>van</strong> achter niest<br />

Ende hend zyn leuen / tusschen hemel end eerde<br />

Trompers Vp dhalle<br />

25 An dese Ruters Begheer ick doch een zaecke<br />

die up dhalle tsnachts houden de Waecke<br />

als zy commen By Raepsolaesen<br />

hemlieden Rustende met ghemaecke<br />

datse dan daer veel wyns huutblaesen<br />

Marctvvyfs<br />

Dese quackeltonghen / <strong>van</strong> myn alder beste goedt<br />

daer mede ick voortyds plach zyn een Pyntere /<br />

+<br />

gheef ick ionstich <strong>van</strong> Backers colen een hoedt<br />

diemen te bamesse bezoorghen moet<br />

Omme huerlieder Ruuckepots ieghens de Wyntre<br />

Tryakelwyf<br />

5 Van emula Campana Een dick wortelstick<br />

Tryakelwyf onder dhalle gheef ick<br />

eer datse beschimmele ofte Bederue<br />

zou ghaf my eens poerken <strong>van</strong> Ryseprick<br />

en <strong>van</strong> myn ghifte machse maecken conserue<br />

10 Als icker omme peynse my dynck ick sterue<br />

Penscramer<br />

Ghy voor sinte christoffels kercke<br />

die de schaeps Aenzichten daer vercoopt<br />

de schamel ghilden ghaende te wercke<br />

15 gheeft ze wel penssen toe ouerghehoopt<br />

maect datter goe Fame achter hu Loopt /<br />

Fonteyne vpde marct<br />

Den scheppere die ter grooter marct Regiert<br />

de Cisteerne kelder ter ghemeender baete<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 146 r


272<br />

20 ten onderhoude <strong>van</strong> dien datse niet faelgiert<br />

en zo langhe alsse staet wel verchiert<br />

ick acht goudin Leeuwen tsiaers achterlaete<br />

Breykens<br />

Dese haestich drabbeduere elck winnebroodt gheseyt<br />

25 telcx gheriefue ter marct ende vleeschuse staende<br />

om eennen cleenen pennyngh doen ghewilleghen Aerbeydt<br />

zomtyts dient de Ronde schyfue Afgheleydt<br />

alsse om een cort huwelick huut zyn ghaende<br />

dese ionick zoo icxse voormaels vermaende<br />

30 vvaer zy ghaen / commen / keeren / ende wien omtrent /<br />

+<br />

hueren loon ontfaende<br />

zyn hoorende doof / ende ziende blendt /<br />

Aucteur<br />

Nu vvild Ick wel hoe icker noode an Comme<br />

5 maecken een staetken <strong>van</strong> myn eerdschen goede<br />

slaent tsaemen te hoope / in eenne Somme<br />

die wat verspaert / Leeft als de vroede<br />

maer noyndt en was ick waen <strong>van</strong> dien bloede<br />

Mynen staet<br />

GheReede ghelt<br />

Eerst als <strong>van</strong> myn ghereeden ghelde Anghaende<br />

nyemandt / nemer naer groote verzinnynghe<br />

zultter lettel vynden / oft yemandt vermaende<br />

Tes meest al huut / in diueersche winnynghe<br />

15 Al queterynghe / Eerdsch goeds beminnynghe<br />

Cleederen ende habyten<br />

Naer Al myn habyten / dient tzijne gheen zouckere<br />

of tgheboufte eens liepe / eennen quaeden loop *<br />

een pertie esser tot myn ooms inde Wouckere<br />

20 daer zynse bewaert / Byden grooten hoop<br />

Maer dhuushuere / esser niet zeere goe Coop<br />

Zeluervverck<br />

Zeluer croesen / vercreghen zonder veel ghepyns<br />

een schaele daer langhe was naer ghehaect<br />

25 tot hyse ghecreghen heeft Binnen zyns<br />

* ‘hoop’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 146 v


273<br />

en mids dats een man zomtyds costen veel wyns<br />

heb icxse my ouer Lanck quycte ghemaect<br />

Iuvveelen<br />

Myn vvyf weet ick wel <strong>van</strong> iuweelen en baeghen<br />

+<br />

heefter niet vele / zoo ick hebbe Bekeken<br />

pater nosters <strong>van</strong> zeluere / vuer langhe daeghen<br />

en heeft ze niet Connen Andoen om draeghen<br />

Want zen conste gheen zeluere met voeten ghesteken /<br />

HuusRaedt<br />

Coedsen tafels kisten ende tresooren<br />

maer emmers gheen soorte <strong>van</strong> houttin taeliooren<br />

als ick verhuuse alsulcke Parcheelen<br />

al tsamen Laet ick / die naer tbehooren<br />

10 den schrynewercker / ieghens zyn Cnaep of deelen<br />

Oude stoelen bancken stampers mortieren<br />

versleten blasebalghen quaede veynster verieren<br />

die gheef ick ende ick bespreict expres<br />

datmer mede zal vroyelick vieren<br />

15 Alst paeys tusschen de vier oordenen es<br />

Thin. yser motaelwerck<br />

Nu omtrent bet dan onder tpond Thins<br />

tRooctter inde Cuecken niet wel myns zins<br />

Romatyck / waer by yser motaelvverck Tduereit<br />

20 zo eist omme der of cryghen Te meer ghewins<br />

Ouer langhen tydt / tsaemen inden Broodkoorf besteit<br />

Eerdewerck<br />

Van potten Cannen teelen ende zulcke prondelynghe<br />

esser emmers ghenough / wat baetet te helene<br />

25 die gheef ick al tsaemen wechdraeghens mondelynghe<br />

den kynders / omme blendePot mede te spelene<br />

daer esser zo vele / niet om te vervelene<br />

Barnynghe<br />

Vanden barnynghoutte Turfuen ende Rys<br />

30 en zalmer vynden gheen groote hoopen<br />

Tverlaedt de zolders te zeere / naer myn Advys<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 147 r


274<br />

+ tfasseel datmer vynd om cryghen dhoogste prys<br />

Begheer ick datmen / dat zal metten stocke vercoopen<br />

Indien myn weduwe heeft een ander vpzet<br />

doe huer advys / en vercoopet al metter belle<br />

5 daer toe ic achterlaet Aldus een biliet<br />

de venditie becondighen huut mynen voortstelle<br />

Clynckynghe<br />

Men gheeft te kennen datmen moorghen ten neghen hueren<br />

zal alle maniere <strong>van</strong> huusRaedt vercoopen<br />

10 Thuutkercke tot Royaert daer binder dueren<br />

ghy vyndter gheen fouraidge / dan ydel schueren<br />

* veel vodden en Lueren / dus wilt derwaerts Loopen<br />

oock veel oude pallullen met grooten hoopen<br />

om ghelt tontfanghene heeftmer groote haeste<br />

15 ghy vyndter schoon eerdewerck / en Cannen <strong>van</strong> stoopen<br />

Meest daer omme biedende word de naeste<br />

Clynckers<br />

De vier clynckers der brugscher stede<br />

indien zy wilden beyaerden / ouer my<br />

20 naer myn doodt / gheef icxse tdraghene mede<br />

behoudens myn weduwe tconsent der toe dede<br />

de Belle die an myn voorduere zy<br />

Somme totale<br />

int generale<br />

Van mynen staet<br />

gheen goet / maer quaet<br />

Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />

<strong>van</strong>d ick tconvent / ende inde buerse Niet<br />

tpack was zo zwaer men mochter my onder versmooren<br />

30 Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />

+<br />

myn WuenCasteel stondt oock vp crancke schooren<br />

Reparatie te doene ick om tghelts wille Liet<br />

Somma Sommarum meer tachter dan te vooren<br />

<strong>van</strong>d ick tconvent / ende inde buerse Niet<br />

5 Mynen staet hebbende dus ouersleghen<br />

zoo tachter bevonden als vooren in tschryfuen<br />

* Een eerste ‘veel’ is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 147 v<br />

+ 148 r


275<br />

alf <strong>van</strong>d ick my zwaermoedich gheneghen<br />

doe docht ick wat wil ick droufheyt pleghen<br />

Tgoedt es ter weerelt / ende tmoetter blyfuen<br />

10 Zieck tzyne inde buerse docht ick es cleen zaecke<br />

maer zieck zyn inde ziele dats meeste smerte<br />

zo docht ick als te godewaerts / doende spraecke<br />

my ghevoelende zielwondich Tallen onghemaecke<br />

zegghende / Vphief ick themwaerts myn herte<br />

Refereyn<br />

Lof brudegom der christenheyt Liefzamich gloedich<br />

medechyn / elcken om ghenesen zachtmoedich<br />

kender alder ziecten zalichmaecker alleene<br />

heydenssche goddeloosheyt / dwaelende onspoedich<br />

20 iuedsche ongheloouicheyt / noch onReyn Bloedich<br />

moeten hu buugsaem zyn / iesu <strong>van</strong> nasareene<br />

O hooghste Liefde zeker ouer al ghemeene<br />

Ick zieckzondich melaetsch / vul maendzuchteghe sproeten<br />

bevlect metten vleessche / in my ghezondheyt gheene<br />

25 <strong>van</strong>den toppe des hoofts / Belazert totten voeten<br />

Och wien zal ick om ghenesynghe ghaen begroeten<br />

al dat zonder hu hulpe es / mach my helpen niet<br />

dus heere keer ick thuwaerts / wilt my doch ghemoeten<br />

ghy kender alder gronden die de herten duerziet<br />

30 my ghenesynghe biedt // want hoe hooghe ghepresen<br />

Gheen ander * medechynmeester ** can my bet *** ghenesen<br />

Heere iesu Christe / god metter menscheyt becleedt<br />

doch nyemandt bet dan ghy / myn ghenesynghe weet<br />

duer hu / es onsen troost ouervloedich Bleuen<br />

+<br />

Abraham / huut zyn vaders landt Reysende bereed<br />

hebt hem menichwaerf vertroost by ende breed<br />

huut tzodomitich bederuen / hebt Loth gheheuen<br />

ghy zyt de wech de waerheyt end alleene tleuen<br />

5 heere / eist dat ghy wilt ghy my Reyneghen muecht<br />

die daer gheneest / die bedruct <strong>van</strong> herten beuen<br />

die al wat ghy wilt doet / gheeft my ghezonde vruecht<br />

heere duer huwe name verment myne Iuecht<br />

ghy die de heere god <strong>van</strong> allen vleessche zyt<br />

10 Raect my met dyn Liefuelicke Rechter hands duecht<br />

insturt my huwe gheest / my inwendich verblydt<br />

Lief heer ghebenedydt // <strong>van</strong> myn zieckzondich wesen<br />

* ‘dan ghij’ doorgehaald.<br />

** ‘en’ doorgehaald; ‘meester’ bovengeschreven in grijzere inkt.<br />

*** ‘niet’ doorgehaald; ‘bet’ overgeschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 148 v


276<br />

Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen<br />

Gheen ander medechyn gheestlicke beminde<br />

15 en can my bet ghenesen Thuwaerts de ghezinde<br />

huut Liefden zoo gheneghen tot alder spatie<br />

die de liefde zyt / en waert / eer yet beghinde<br />

vvie zal ons <strong>van</strong>der liefde gods / vp dat die dinde<br />

scheeden / vervolghynghe / ofte Tribulatie<br />

20 hongher Peryckel ofte tzweerds martirizatie<br />

neen / v<strong>van</strong>t ick bem des zeker certeynlick claer<br />

dat noch dood / leuen / noch Inghelicke natie<br />

noch gheen ander creatuere vooren ofte naer<br />

En mach ons scheeden <strong>van</strong>der liefden gods / voorwaer<br />

25 die in christo iesu es / Onsen heere bekent<br />

tvvy zoud ick dan <strong>van</strong> hu lief medechyn vruchtbaer<br />

<strong>van</strong> hu scheeden / die vul cranctten hu comme omtrent<br />

v<strong>van</strong>t wie my elders zendt // Tot dien of tot desen<br />

Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen<br />

30 Prinche<br />

Heere zulck wil my zenden totten mensschen om Raedt<br />

neen / zaelich es die menssche die hem vp hu verlaet<br />

Susanna / hebt verlost huutter schandelicke doodt<br />

vermalendydt / die vp mensschens betrauwen staet<br />

35 die hu afwyct / ende tot vreimde goden ghaet<br />

die hem zeluen cunnen helpen / huut gheender noodt /<br />

++<br />

heere thuwaerts com ick legghen thooft inde schoot<br />

Cruudt noch plaester / en mach my ghenesynghe verweruen<br />

maer hu Reyn woord / medechynmeester machtich groot<br />

can helpen / al myn crancten Ieghens teeuwich steruen<br />

5 Laeft my met huwe ghenaedeghe Conseruen<br />

inghiet olye <strong>van</strong> gratien in myne wonden<br />

heere mensschen Raedt / mocht ziel en Lichame bederuen<br />

maer hu com ick tooghen myn zielwondeghe gronden<br />

v<strong>van</strong>t ander tgheenen stonden // hoe stout int belesen<br />

10 Gheen ander medechynmeester / en can my ghenesen /<br />

Aucteur<br />

Omme voorts te weerene Fantazerynghe<br />

dede Componerynghe<br />

<strong>van</strong> een Liedeken zoot mynen gheest inzanck<br />

15 al <strong>van</strong>d ick my tachter / veel arguerynghe<br />

ydel vexerynghe<br />

ende tsgheests perturberynghe<br />

Weerd ick <strong>van</strong> my ende vroylick ick zangh<br />

+ Fol. 149 r, r. 20-22 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 149 r


277<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys<br />

Tes goeyken <strong>van</strong> cleender baeten<br />

ken hadder myn daghen noyndt vrauken zo lief<br />

ick en hadse mueghen Laeten /<br />

O Heere god Almachtich<br />

hemelsch vader ghebenedydt<br />

25 sterct myn ghelooue crachtich<br />

staet my by in tsdoods strydt<br />

v<strong>van</strong>t die my zondich gheheel belydt<br />

// wil gheerne Laeten tleuen<br />

al hebbens de pharizeen groot spyt<br />

30 Willet hemlyen vergheuen /<br />

+ Hu Heere god Alleene<br />

heb ick ghezondicht zvvaer<br />

myn verdiensten zyn cleene<br />

bevlect onduechdlic onclaer<br />

5 // in zonden bem ick ontfanghen voorwaer<br />

heere god goederthiere<br />

ick bem een dorre boom onvruchtbaer<br />

Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />

Veel grypwulfueghe caecken<br />

10 nv myne veruolghers zyn<br />

om barnen end om blaecken<br />

bloedsturtters vp elck termyn<br />

zupers der babylonssche wyn<br />

hebben tzvveerd vpgheheuen<br />

15 Al stroyen zy huerlieder venyn<br />

Willet hemlyen vergheuen<br />

Zy hebben my verboden<br />

Te lesene gods woordt<br />

als ick volgdhuer * Afgoden<br />

20 doe ghynct wel met my ** voort<br />

// Nu zynse nydich vp my ghestoort<br />

in deerdsche snoo duwiere<br />

hoe zy my leeden ghebonden gheCoordt<br />

Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />

25 Tfy Weerelt vul <strong>van</strong> zonden<br />

hoe hebt ghy bedroghen my<br />

ghecreghen veel doodwonden<br />

* ‘y’ doorgehaald.<br />

** ‘woo’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 149 v


heb ick om de wille <strong>van</strong> dy<br />

niet langher wil ick hu blyfuen by<br />

30 die noch daer inne sneuen<br />

doch heere god / ghenaedich ghy<br />

vvillet hemlyen vergheuen<br />

Weerelt Als ick hu laete /<br />

Scheed ick <strong>van</strong> een schoon niet<br />

35 maer volght my Charitate<br />

zo eist my wel gheschiet<br />

Tsweerelts vruecht als schaeuwe vliedt /<br />

+<br />

onder des doods baniere<br />

die kenne my als brooschzondich Riet<br />

Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />

Veel huutwendeghe wercken<br />

5 zo heb ick meest ghedaen<br />

zullen my die verstercken<br />

ick dyncke wel neenze waen<br />

Tot christum alleene wil ick ghaen<br />

met een herte cleen ghewreuen<br />

10 Al die perrtyelick ieghens my staen<br />

vvillet hemlyen vergheuen<br />

De babylonsche beeste<br />

hadde my gheern Ingheslict<br />

met gheveynsden tempeeste<br />

15 omRynghende my verdict<br />

om huer tanbeden tmywaerts gheknict<br />

maer ontzach die maniere<br />

doch heere god my te Rechte schict<br />

Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />

20 Heere god in drie persoonen<br />

doet met my alsoo ghy wilt<br />

ghy die ons wildet Croonen<br />

met huwer goe wille schilt<br />

// gheerne drynck ick den bitteren kilt<br />

25 totter doodt toe ghebleuen<br />

die my gheern hadden ghevleghen ghevilt<br />

vvillet hemlyen vergheuen<br />

Vp hu es al myn weynsschen<br />

heer god wien myn ziele betraut<br />

278<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 150 r


30 inzettynghen <strong>van</strong> meynsschen<br />

zyn gheel in my verflaut<br />

Myn zondich leuen my beraut<br />

ghevveist zo mispelschiere<br />

heere met gracien my bedaut<br />

35 Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />

Myn god ick thuwaerts keere<br />

haelt my huut tsweerelts forreest<br />

+<br />

in huwen handen heere<br />

Beueelick nv mynen gheest<br />

Myn zalicheyt zyt ghy alder meest<br />

zoud ick voor zweerd vier beuen<br />

5 Neen ick / dies bid ick noch die hu vreest<br />

Myn zonden wilt vergheuen<br />

Princhelick god drievuldich<br />

al wat ghy wilt ghy doet<br />

Bermhertich menichfuldich<br />

10 men eeuvvich hu kennen moet<br />

Ghezuvert zyn wy in hu heet bloedt<br />

ghebrocht huuten dangiere<br />

duer tsturtten <strong>van</strong> huwer bloedeghe vloedt<br />

Lost my <strong>van</strong> dhelsschen viere<br />

279<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 150 v


Verantwoording<br />

5<br />

Dit tweede stuk <strong>van</strong> het Testament Rhetoricael <strong>van</strong> Eduard de Dene (Gent,<br />

Universiteitsbibliotheek, hs. 3330) sluit onmiddellijk aan bij het eerste, gepubliceerd<br />

in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1975 - Deel II, ook verschenen als Rederijkersstudiën X<br />

in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie <strong>van</strong> de<br />

Rijksuniversiteit te Gent’, deel XX.<br />

Een algemene inleiding tot het Testament Rhetoricael met volledige inhoudsopgave<br />

verscheen in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1969-1970, pp. 109-249, ook afzonderlijk<br />

verschenen als Rederijkersstudiën VII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />

Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent'’, nr. XVII.<br />

Voor de uitgave-techniek verwijzen we naar de Verantwoording bij het vorige<br />

stuk, Jaarboek ‘De Fonteine’ 1975 - Deel II, pp.5-7. Thans bieden wij de tekst <strong>van</strong><br />

fol. 150v tot fol. 317r.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


+<br />

Aucteur<br />

Procederende by oordene ten besten tzy doenlick<br />

ne wild ick <strong>van</strong> mynen testamente stateren<br />

maer eeneghe myn vriendekens ionstich Coenlick<br />

oock <strong>van</strong> Rhetorica wat mede stofferen<br />

20 daer naer testamentelick voorts Legateren<br />

ende ordonneren<br />

diueerssche staeten <strong>van</strong> mensschen / Elck een Refereyn<br />

vp datser inne mochten zomtyds Contempleren<br />

ende speculeren<br />

25 der naer wandelende naer den besten treyn<br />

Al ghemaect by my Binnen tbrugsche pleyn<br />

zom tanderen tyden in voorleden termyne<br />

maer omme den gheest verblyden certeyn<br />

meest nieuwe ghemaect Te desen fine<br />

30 ken hebbe niet om gheuen huut kiste of schryne<br />

<strong>van</strong> ghelde of ander testamentelicke iuweelen<br />

maer <strong>van</strong> Rhetorica conste al wast my Pine<br />

elck tzyne // By desen testamente zou deelen<br />

zo waer der yet crepelt / vvillet Rechtelick heelen /<br />

+ Eerst in memorien / wylent myne Beminde<br />

mebroeders / daer ick mede frequenteirde<br />

elck huerer / tot Rhetorica de ghezinde<br />

end in wien oock de conste / Constich floreirde<br />

5 Bem ghevveist daer toe de ghemoueirde<br />

eeneghe Een Epithaphium tschynckene<br />

elck in zyn oorden * / zoo hy der weerelt passeerde<br />

vpdatmen hemlieden / mach zyn ghedynckende<br />

Clynckynghe<br />

Ian de Scheerere<br />

.20. octobre xv. e xliij.<br />

Ian de scheerere. Wien blonckheyt heeft mesgreyt<br />

es an dolyebrugghe / nv ouerleden<br />

greffier ter munten der keyserlicker magesteyt<br />

15 Pensionaris <strong>van</strong>den maeckelaers bekent gheseyt<br />

vvylent deelman oock binnen der brugscher steden<br />

Gheestich prinche der Rhetoricale sneden<br />

prompt eloquent / huutende Redenen woord<br />

paeyselick zyns byzyns / vul aerdicheden<br />

20 schuwende calaengne Tvvist en discoord<br />

Men zal hem begrauen als menssche voort<br />

* ‘oorden’: eerste ‘o’ over andere letter (r?).<br />

7<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 151 r<br />

+<br />

150 v


tsint gillis naer noene / met vigelyen daer<br />

en dysendach ter hooghmestydt zoo dat behoort<br />

zyn huutvaert doen in een vriendelick verghaer<br />

25 // hy behoorde inde ghilde / tbleeck openbaer<br />

<strong>van</strong> sint iooris der ionghe Cruusboghe gent<br />

en ghildebroeder ghevveest / oock menich iaer<br />

<strong>van</strong> sint sebastiaen / metten ardchieren bekent<br />

oock was hy ghildebroeder Reyn excellent<br />

30 tsghezelschaps tshelichs gheest constich bedauwen<br />

als drie zanttinder heeft hij oock veel iaeren vulhendt<br />

welcx broederschap / ghehouden es / Tonser vrauwen<br />

+<br />

God laet hem zyn hemelsch Rycke anschauwen<br />

als deeuweghe zekerste melodie<br />

ende ghy / die noch wandelt int eerdsche benauwen<br />

Leist zonder verflauvven<br />

5 dats hem / end alle zielen / doch wel gheschie<br />

Een Pater noster end een Aue marie<br />

Zyn Epitaphium /<br />

O Rasch slumende doodt / elck moet voor hu wycken<br />

consten noch practycken<br />

10 en mueghen huwen strael voor by doen strycken<br />

elck es hu subiect / hoe hooghe <strong>van</strong> weerden<br />

den gheest <strong>van</strong> onsen prinche der Rhetorycken<br />

berooft hebt / huut desen Center der eerden<br />

die wy noo ontbeerden<br />

15 veel gheesteghe verstanden zyns byzins begheerden<br />

ghemerct zyn Recreatyfue scientie<br />

tbegryp zwaermoedich / moest vruecht anveerden *<br />

waer voys zyns Rhetorycken creegh audientie<br />

standvast onbevlect der Tolutiloquentie<br />

20 beraetzaem toevluchten <strong>van</strong> veel RhetoriCienen<br />

welludende was zyn morale inuentie<br />

zulcx dat die prysvveerdicheyt conste verdienen<br />

oock zo was hij een <strong>van</strong> Carmentis ingienen<br />

Correct schryfuer in tghuendt dies men hem voortleyde<br />

25 met die constenaers der pennen oyndt croone spienen<br />

machmen oock vercombienen<br />

Ian de scheerere Wien Blonckheyt mesgreyde<br />

Manlick ghepersoont / zebaer in Couraidgen<br />

in tsweerelts passaigen<br />

30 hem eerlick draeghende in habituaigen<br />

* ‘anveerden’: ‘v’ over ‘r’.<br />

8<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 151 v


de mestrooste const hy Lydzaemich beraeden<br />

claer middelaere vredich <strong>van</strong> trubbel kyfuaigen<br />

ghehuldich beschermere voor grief en schaeden /<br />

++<br />

diet an hem baeden<br />

oock was desen scheerere vul aerdeghe daeden<br />

verEent metter complexie sanguine<br />

promptelic in Sinalimphen en Retrograden +<br />

5 in Vierlaeyen tripertiten quam oock ten fine +<br />

daer of hadhy de wete keest en doctrine +<br />

Als constich ghebruuck hem ghaf doccupatie +<br />

dies weerdich gheintroniseert te zyne<br />

inne der athenen diepconsteghe statie<br />

10 hy had een Angheboren speciale gratie<br />

tpeerd Pegasus bescryder / Twelck constelick neyde<br />

tot Armonie hadhy oock inclinatie<br />

ende Recreatie<br />

Ian de scheerere. Wien blonckheyt mesgreyde<br />

15 Schuvvende erreuren der looser sophistrie<br />

huerer groote partie<br />

gheheelick een mespryser alder Amphibologie<br />

maer aerdich Neotericoteroniste<br />

tformaet der Philosophale Phisiognomie<br />

20 iugierd hem te zyne een Mercurialiste<br />

end ortographiste<br />

zoo hy was end een vougsamich Aretalogiste<br />

gheen tragedyschryfuer onbequame manieren<br />

Redyten Langh verhaelen hy te middelen wiste<br />

25 Anacephaleosis styl Const hy hanthieren<br />

zyn Reden elegantelic gent Allegieren<br />

oock een bevallich boerdelick Reyn florateur<br />

Waer bellona was / maect hy gheen blyde Chieren<br />

maer pax en Concordia weerden hem ghetruer<br />

30 paysdurstich tallen fine was hy in zynen fluer<br />

Audiencygheuer waermen yet constichst zeyde<br />

oock wylent zyn ghebuerkens een minsaemich ghebuer<br />

schuwende Ranckuer<br />

Ian de scheerere Wien blonckheyt Mesgreyde<br />

35 Prinche<br />

9<br />

Princhelick Ingien in sneden Rhetoricale<br />

gemme orientale<br />

+ Fol. 152 r, r. 15, 17-22 (rijmwoorden), 23 ‘tragedyschryfuer’, 25 ‘Anacephaleosis’, 27<br />

‘florateur’, 28-29 (eigennamen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 152 r<br />

+<br />

A<br />

+<br />

C<br />

+<br />

B<br />

+<br />

D


10<br />

++ gaue let der Roomsscher kercken cathedrale<br />

huuter welcke hem wilde niet laeten verleeden<br />

hoogh Beminder der wercken Artificiale<br />

Rhetorica const hy ornatelicxst becleeden<br />

5 v<strong>van</strong>t zynen tweeden<br />

was zulck wetenlic niet inde Vlaemssche breeden<br />

<strong>van</strong> Minerua adoptyfue zuenen Eene<br />

October twyntich moest hy huut eerdsch clima sceeden<br />

Alsmen x v . C schreef drienveertich ghemeene<br />

10 poeten Nymphen artisten tzynder sepultueren steene<br />

druckmoedich comt met Lachrimeuse zinnen<br />

elck voughem zoot dient / dat hy beweene<br />

desen Laureatus tsgheselschaps der drie zantinnen<br />

God gheue dat de drie infernale goddinnen<br />

15 elck huerer zyn ziele niet en verbeyde<br />

maer abrahams Rusteghen schoot mach ghewinnen<br />

ten hemel binnen<br />

Ian de scheerere Wien blonckheyt mesgreyde /<br />

Een Andre Voor zyn Sepultueren<br />

ghestelt /<br />

Hier light tvleesch begrauen <strong>van</strong> weerden Cleene<br />

waer of god alleene // de ziele weet<br />

ian de scheerere zoo hietmen ghemeene<br />

Brugsch Rhetorizien / gheboren in weene<br />

25 duer adams mesdaet By eua bereedt<br />

october drienveertich Tdoodvaervvich cleedt<br />

vveder lief of leedt // dat moest hy antrecken<br />

God gheue zynder zielen een zaelich verwecken<br />

Epitaphium.<br />

Donaes Van Wambeke +<br />

+ Twy du valsche Chymera. Moortdaedich en quaet<br />

doobete venynich Wreed fel end obstinaet<br />

wat mach hu onsen medebroeder hebben mesdaen<br />

Al was zyn generatie Een zondich zaet<br />

5 vvas hy niet verzoenelick in dhuterste graedt<br />

eer ghy therte hem duerstraelt hebt / zo haestich zaen<br />

// O doodt mocht hy hu ontvlieden / ontduucken ontghaen<br />

ach neen hy lacen waen<br />

maer hebt hem <strong>van</strong> tleuen berooft doodwondelick<br />

+ Fol. 152 v, r. 29, 30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 152 v<br />

+<br />

26 nouember. .1553.<br />

+ 153 r


11<br />

10 gheenen gladiateur mocht hem hu wederstaen<br />

ghy hebt hem verRascht huut tleuen stondelick<br />

Elck menssche moet steruen duer cause zondelick<br />

dus eist oock gheen wondre / dat wel betame<br />

dat ghy ons ontgrepen hebt / openbaer Condelick<br />

15 naer Atropos feeste<br />

Donaes <strong>van</strong> Wambeke ianszuene by name<br />

Gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste<br />

Brugghelyngh gheboren in tiaer <strong>van</strong> gratien<br />

hostelier maeckelaer in naercommende statien<br />

20 wethouder als Raedt oock der voornoomder stede<br />

Redenaere ten Proosschen * in zyn tyds spatien<br />

toeziende deelman in tfaict <strong>van</strong> ReEdificatien<br />

der aerme bogaerdsche kyndren / gouuerneur oock mede<br />

tfortunenwiel hem dalen ende Rysen dede<br />

25 naer huer wanckelbaer zede<br />

Enthimemaniste vp veel vraghen int Leven<br />

Ciuil Philoblite vul goeder wetenthede<br />

den galactopoten vvilde niet zitten beneuen<br />

het epicedium liedt / dient nv <strong>van</strong> hem ghescreuen<br />

30 wien zulck gheern had of ghesproken zyn goe fame<br />

ende gheerne met Rhamnusia tonderghedreuen<br />

inuidieuse beeste<br />

Donaes <strong>van</strong> vvambeke ianszuene by name<br />

Gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste<br />

+ Goet schotter was oock int gheschot snel ter vloghe<br />

driewaerf conyngh gheweist <strong>van</strong>den ouden Cruusboghe<br />

Inhebbende veel gracien Recreatyfue<br />

tsghezelschaps tshelichs gheest deken tzynen vermoghe<br />

5 inde ghendsche feest Rhetoricale prologhe<br />

daer doende brugsche bystandt met zinnen vyfue<br />

eerbaer ghenoughelick met al zynen bedryfue<br />

paeysdursteghe olyfue<br />

oock man * <strong>van</strong> Leene <strong>van</strong>der burch <strong>van</strong> brugghe gent<br />

10 deken <strong>van</strong>der neerynghe / men hem oock toescryfue<br />

<strong>van</strong>den maeckelaers ghewilt / mids tghemeene consent<br />

ghestelt gheschict ghecoren / tot meer ander Regiment<br />

mids zyn goede gratien ende wesen bequame<br />

hem waeren Edel end onEdel zeer gheerne omtrent<br />

15 Rypverstandich ten keeste<br />

Donaes <strong>van</strong> Wambeke ianszuene by name<br />

Gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste<br />

* ‘pros’ doorgestreept; ‘Proosschen’ erna geschreven.<br />

* ‘man’ oorspronkelijk tweemaal geschreven; eerste ‘man’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 153 v


Reyn Princhelick<br />

12<br />

Ingien / was hy gheel duerluchtich<br />

20 zyns byvvesens was puer gheestbourdich cluchtich<br />

alst pas ghaf Const hy zijne wysheyt pleghen<br />

eerbaer in conuersatien zebarich godsvruchtich<br />

Idropisis begreep hem / dies gheel waterzuchtich<br />

es hij zwaermoedelick doodzieck bedeghen<br />

25 xxvj. en nouembre Tsdoods nepe ghecreghen<br />

huut dees eerdsche weghen<br />

ghehaelt / in txv. C drienvichtichste iaer<br />

naer christus gheboorte tlichaem eerlick ghedreghen<br />

ter eerden wierd in sint donaes ommeghanck daer<br />

30 God gheef hem een zaelich verRysen vruchtbaer<br />

dat hy der zonde ghestoruen zy / metten Lichame<br />

al es hy vooren / doch wy moeten al volghen naer<br />

minst ende meeste<br />

Donaes <strong>van</strong> wambeke ianszuene by name<br />

35 gheestich ghildebroeder <strong>van</strong>den helighen gheeste /<br />

+<br />

Clynckynghe<br />

Andries de *<br />

wilde<br />

.4. Septembre xv. C Liiij /<br />

ALzoot de doodt. Costumelick doen wilde<br />

5 By cause <strong>van</strong> zonden huer macht ghegheuen<br />

nv <strong>van</strong> tleuen berooft heeft Andries de wilde<br />

ten vlamyncdamme wuenende / zynde int leuen<br />

ghezworen clerck met dandre ten vryen beseuen<br />

ende inghescreuen<br />

10 Sint iooris ghildebroeder der oude boghe daer<br />

oock diseynier voorwaer<br />

en tsghezelschaps tshelichs gheest mebroeder bleuen<br />

wylent proost <strong>van</strong> dien dertienen bekent openbaer<br />

der drie zanttinnen ghildebroeder oock menich Iaer<br />

15 met een bystandelick verghaer<br />

tsint gillis zalmen tlichaeme gheuen zyn eerde<br />

ter hooghmestydt begrauen / god gheue der naer<br />

dat Abrahams schoot zynder ziele Anveerde<br />

goet paeyselick hanthieren hy noode ontbeerde<br />

20 ghildebroeder tsint eeuwout wild oock tzyne verweruen<br />

Corts wordende als woormen aes de verteerde<br />

bereed dyn huus mensschen / hoe hooghe Eerweerde<br />

Al dat Leuen ontfaen heeft / dat moet eens steruen<br />

* Oorspronkelijk ‘va’; ‘d’ er doorheen geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

154 r


Zyn Epitaphium<br />

13<br />

25 De Wille des heeren die onsteruelick Rengneert<br />

heeft ghestatueert<br />

dat elck menssche moet steruen / hoe constich wetich<br />

hoe pompeuselick in weelden ghetryumpheert<br />

ghezien / ghepasseert<br />

30 Luchtzinneghe comedien en tragedien Poetich<br />

elck smaecken tmorseel moet / zeer bitterbetich /<br />

+<br />

Mids welcken zulck therte ghecryght duerstralich<br />

noyndt yemandt voorzach huer toecomst prophetich<br />

zou heeft versletich<br />

veel mensschen gheweist oyndt puysoenich Regalich<br />

5 Wreedzinnich andaelich<br />

den schult der natueren moet elck wesen betaelich<br />

tzy edel onEdel vreckghierich of milde<br />

in tsweerelts erfuen<br />

v<strong>van</strong>t weder hyt wilde ofte niet en wilde<br />

10 Andries de vvilde moest oock eenssteruen<br />

Teeckenende ghezworen clerck int openbaere<br />

wylent ter vierschaere<br />

tslands <strong>van</strong>den vryen neerstich practiquierende<br />

tsint iooris ghildebroeder ende dysenier te ghare<br />

15 noch ten voorleden iaere<br />

<strong>van</strong>der ouder Cruusboghe / die voortyds hanthierende<br />

oock was hy hem gheestich vriendhoudich manierende<br />

als tsgheselschaps tshelichs gheest mebroeder goet<br />

als proost <strong>van</strong> dien derthienen / eens tbeleed Regierende<br />

20 ter costumen furnierende<br />

<strong>van</strong> tiaerlicx mandaetbancket toufzamich ghemoet<br />

oock om tzyne ghespoet<br />

ghildebroeder der bloeyender drie blomkens zoet<br />

gheintituleert der drie zanttinnen ghilde<br />

25 maer wat mochter by verweruen<br />

v<strong>van</strong>t weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />

Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />

Om ghildebroeder tzyne Sint eeuwoudt buten<br />

had den bouck doen ontsluten<br />

30 ende wilder voortyds wesen zoo Inghescreuen<br />

daer dicwils ReCreerende daghen hueren Minuten<br />

der ghilde goe statuten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 154 v


14<br />

helpend onderhouden naer tvermueghen int leuen<br />

dicwils quammer bewandlen de groen wilde dreuen<br />

35 verscherpende den gheest zoo speculatyfuich<br />

+<br />

als musicien / int wilde / den voys vpgheheuen<br />

zoo zomtyds beseuen<br />

hem willende mevoughen gheel Recreatyfuich<br />

schicbaer byblyfuich<br />

5 Alst pas ghaf / Prudent en contemplatyfuich<br />

vroylick tot Reden Riedt / datmen vphilde<br />

en nv tleuen moet deruen<br />

Want weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />

Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />

10 Princhelick<br />

God leuen / Leuende eeuwich<br />

wy bidden fleeuwich<br />

der ziele doch <strong>van</strong> onsen meBroeder ghedynct<br />

Septembre viere / Lagh dood ter eerden Reeuwich<br />

15 hoe moedich Leeuwich<br />

tiaer vierenvichtich heeft hem tsdoods grepe omRynght<br />

Mebroeders hem goetionsteghe bedynghe schynct /<br />

Datse hem troostbaerich commen te baeten<br />

Sint gillis begrauen light tvleesch en stynct<br />

20 den gheest die blynct<br />

hopen wy in die hooghemelssche staeten<br />

huut Charitaeten<br />

Elck bereede zyn huus / die bewandelt de straeten<br />

ende peynst wy tsamen zyn broosch en spilde<br />

25 weeck eerdsche scherfuen<br />

want weder hy wilde / ofte niet en wilde<br />

Andries de vvilde / moest oock eens steruen<br />

Clynckynghe<br />

Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste +<br />

30 Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / die light ouerleden *<br />

Ten magdaleenen / Rhetoricael artiste<br />

++<br />

prochiepape was hy ter voornoomde steden<br />

vul Ciuile zeden<br />

Eerweerdich priester vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />

veel puerile gheestkens tinstruerene wiste<br />

* Oorspronkelijk ‘begr’; doorgehaald en ‘ouerleden’ erna geschreven.<br />

+ Fol. 155 v, r. 21 ‘Ter...ste’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 155 r<br />

+<br />

.22. sporcle .1555.<br />

+ 155 v


15<br />

5 inde Literale Lesende vpRechte doctrine<br />

hemlieden stylerende / als goet ortographiste<br />

eerlick in conuersatien / Poetich mineruiste<br />

gods woord becondigher was oock ten fine<br />

// nu es hy verlost <strong>van</strong>der eerdsche Pyne<br />

10 daer inne hy brooschmensschelick heeft moeten slauen<br />

end om <strong>van</strong> eerden in eerden wederom ghekeert te zyne<br />

zalmen hem ter hooghmestydt ten magdaleenen begrauen<br />

vvilt sint quintins ghildebroeder daer met bedynghen lauen<br />

zoo dat men voor hem doet tsghelycx tdoene wilden wy<br />

15 vul ornate elegante scientificque gauen<br />

ghildebroeder tsghezelschaps tshelichs gheest / was hy<br />

Lydende verwinder der drie zanttinnen vry<br />

hooghweerdich <strong>van</strong> pryse<br />

<strong>van</strong>den coluevryniers Reyn barbariste ghestoruen zy<br />

20 schryfuende voor zyn devyse<br />

Ter weerelt gheen ste / blyfuende naer paulus bely<br />

tvleesch moet worden woormen spyse<br />

God gheue dat zyn ziele zaelich verRyse<br />

Aucteur<br />

25 Van ioncx gheweist myn handghezelle<br />

in meneghe goede ghenouchte en vruecht<br />

Dus was hij ghecloncken metter Belle<br />

Alomme bemindt om zyne duecht<br />

Tsaemen hebbende / dicwils ghetueght<br />

30 hy met my / ende ick met hem<br />

O heere god diet al vermueght<br />

Alst hu belieft / ick zyn naervolgher bem /<br />

++ Desen meester steuin <strong>van</strong>den gheenste voornoomt<br />

als goede handghezellen in tyden voorleden<br />

hebben tlyf / dicwils tsamen ghesterct ghevroomt<br />

naer Cereuisialis cueren en zeden<br />

5 God wil zynder ziele eeuwich bevreden<br />

hy voortyds myns ghedachtich in zyn oratorie<br />

dienende <strong>van</strong> Reciproque ionstelicheden<br />

ion ick hem dit Epitaphium / teender memorie<br />

Zyn Epitaphium<br />

10 Taurus Regierende den hals firmamentelick<br />

mids luna der mane / zoo influentelick<br />

<strong>van</strong> elcken menssche / hier leuende beneden<br />

+ Fol. 156 r, r. 10, 11 (eigennamen), 13 ‘document ... athenen’, 19 (eigennamen), 21 ‘Twee ...<br />

sporcle’, 22 ‘meester ... gheenste’, 23 ‘in ... vyfuenvichtich’, 30 ‘Enthimemaniste’, 31<br />

‘Rhetorica discipel’ onderstreept met grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 156 r


16<br />

ons document <strong>van</strong> athenen / doch hoe eloquentelick<br />

schicbaer prudentelick<br />

15 hem draeghende sacerdotael Reuerentelick<br />

twoord gods pronunchierende danhoorders gentelick<br />

Eylaes // heeft oock moeten zyn * obedientelick<br />

den cours der planeten in deerdsche steden<br />

in teecken taurus heeft hem Atropos bestreden<br />

20 zyn Leuens draet ofghesneden<br />

Tweentvvyntich sporcle / vp dapostel petrus dach<br />

Wie ? / meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / onverbeden<br />

in tiaer vyfuenvichtich / met doodvaerweghe Leden<br />

eereweerdich in zeden // En ciuile wetentheden<br />

25 doodlick bestoormt // ontvoormt // doe vp tReeustroo lach<br />

**<br />

// Tsanderdaeghs hem zyne bystandt begrauen zach<br />

ter hooghmestydt ter plaetsen hy parochypaep was daer<br />

elck gheestich laureatus zuchtich suspireren mach<br />

doen weewytich gheclach /<br />

30 fraey Enthimemaniste vp diueersch ghevragh<br />

Ach // en Rhetorica discipel gheweest menich iaer<br />

++<br />

Ornate elocutie in hem was middelbaer<br />

amoureux alder artificiale doctrine<br />

stercke Reminiscentie In hem was voorwaer<br />

Aretalogiste claer<br />

5 een mespryser alder Amphibologie zwaer<br />

tbouck pandecta scheen thebben ouerlesen ten fine<br />

Als panegyricus weerdich ghepresen tzyne<br />

hooghverstandich in poetryen ende moralen<br />

nv worden woormen spyse<br />

10 end hoe neerstich student in Rhetorica cueren<br />

Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / heeft oock moeten betalen<br />

den schult der natueren<br />

die Gheen ste ter Weerelt / schreef voor zyn devyse<br />

Eerevveerdich helich priester vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />

15 veel puerile gheestkens tinstruerene wiste<br />

in Leerynghen vpRecht goet<br />

hemlieden stylerende als goet ortographiste<br />

Poetich mineruiste<br />

niet als traubi in zyn vroylick diuiseren miste<br />

* ‘zyn’ interlineair toegevoegd.<br />

** Dubbele streep in zelfde grijze inkt als de onderstrepingen.<br />

+ Fol. 156 v, r. 3 ‘Reminiscentie’, 4, 5 ‘Amphibologie’, 6 ‘pandecta’, 7 ‘panegyricus’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 156 v


17<br />

20 der brugscher Coluevryniers barbariste<br />

ghildebroeder begroet<br />

altyds wel blydeghelatelick in ieghenspoet<br />

hoe hem voormaels fortune contrarieren wilde<br />

dies der naer artistich ghefortuneert ghemoet<br />

25 proost / prinche / tzyne der Rhetoricienen ghilde<br />

oyndt vlietende blydechierich Liberael niet te milde<br />

Eerbaer in conversatien hem draeghende matelick<br />

Reynlick hem onderhoudende hoet zoylus schilde<br />

onder Lazarus suppoosten hem scickende statelick<br />

30 troostbaer batelick<br />

seruil * bedienstich hemlieden blyde ghelatelick<br />

elleuen iaeren gheweest heerder ende pasteur<br />

ghespreeczaem voysich / alst pas gaf ornatelick<br />

godsvruchtich Charitatelick /<br />

++<br />

yeghelicx ghewillich bystandt was int gheduer<br />

O du terrible terrebunde tenebreux Riguer<br />

hoe hebt ghy hem vertorden onder tsdoods protectie<br />

in hem doen verdwenen zyn vegitatiue fluer<br />

5 zynde Epikeisateur<br />

dies zyns bywesens nam menich de electie<br />

niet als penesticus hadhy daffectie<br />

dies alomme wellecomme in houen ende zalen<br />

vriendhoudeghe ghyse<br />

10 nochtans al hadmhem mueghen sterckordunich bemueren<br />

Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / heeft oock moeten betalen<br />

den schult der natueren<br />

die / gheen ste ter weerelt / schreef voor zyn devyse /<br />

Dezen gheenste was met tRechter been vacillerende<br />

15 schoon processien Rhetoricael ghevveist ordonnerende<br />

en nietmin laborerende<br />

als xenoprophite * / me doende personele bystandt<br />

vocael Psalmodianist gods dienst decorerende<br />

magdalena Lauderende<br />

20 in arithmetica const / smaldeelich Numererende<br />

menich schoon moraelspel ghevveist componerende<br />

historiael Reciteirder / men (daert diende) be<strong>van</strong>dt<br />

florerende olyfboom <strong>van</strong> Minerua gheplant<br />

gheen Pseudographiste want<br />

25 Orthodoxelicke waeren zyn operatyfuen<br />

oock diet an hem verzochten puurtuenlick elegant<br />

* Vóór ‘seruil’ staat ‘elleuen’ doorgestreept (cfr. r. 32).<br />

+ Fol. 157 r, r. 5 ‘Epikeisateur’, 7 ‘penesticus’, 17 ‘xenoprophite’, 18 ‘Psalmodianist’, 20<br />

‘arithmetica’, 23 ‘Minerua’, 24 ‘Pseudographiste’, 25 ‘Orthodoxelicke’, 27 ‘Carmentis’, 31<br />

‘Center’, 34 ‘iris’ onderstreept met grijze inkt.<br />

* ‘xenoprophite’: eerste ‘p’ over ‘t’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 157 r


18<br />

als Carmentis discipel conste properlic scryfuen<br />

dontbyndeghe alder dynghen / die niet laet blyfuen<br />

heeft hem commen ontlyfuen<br />

30 vehementelick voort dryfuen<br />

naer den Center der vermineuse habitacien<br />

Comt tzynder sepultuere Reyne fatale wyfuen<br />

comt echo claervoysich / met hu Nymphale generatien<br />

iris sturt traenen huut <strong>van</strong> Lamentacien<br />

++<br />

in deerdsche statien<br />

Atheniten comt hem oock by Lachrimeuselick<br />

Apollo bied hem den palmtack victorieuselick<br />

Croneert hem fameuselick<br />

5 Pictura leuert de behouuende * materialen<br />

met doloreusen advyse<br />

zyn taphos stofferende <strong>van</strong> doodvaerweghe Colueren<br />

Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste / heeft oock moeten betalen<br />

den schult der natueren<br />

10 die gheen ste ter Weerelt / screef voor zyn devyse /<br />

Princelick<br />

Artiste in veel Rhetoricale wercken<br />

gaue let buugsamich der Roomscher kercken<br />

vry ** warachtich bekent<br />

15 ghildebroeder / onder tshelichs gheest bevlercken<br />

Laetende vervlieghen / duusterwolckeghe zwercken<br />

maer viril vaste staende vp petrus fundament<br />

als aerdich Neotericoteroniste gent<br />

had die wete omtrent<br />

20 Anachephaleosis styl oock ingheprent<br />

Tragedyscryfuer tzyne / schicter toe gheen Couraidge<br />

<strong>van</strong> goe eerbaer ouders vpghevoed en ghespent<br />

hy niet Lichtghierich verblendt<br />

plucte Liefuer vruchten ter Rhetorycken busschaige<br />

25 // doch dat hy ghepasseert es Elisius passaige<br />

hopen wy / zonder eenich wederstoots Blamen<br />

nv becleedt metter Liefden habituaige<br />

duer veel paciente Lydzaemeghe braemen<br />

beschauwende de ymaige<br />

30 des vaders des zuens / des helichs gheest tsamen<br />

O heere god drievuldich / alsoo by namen<br />

+ Fol. 157 v, r. 2, 3, 5, 7 (eigennamen), 18 ‘Neotericoteroniste’, 20 ‘Anachephaleosis’, 21<br />

‘Tragedyscryfuer’ onderstreept.<br />

* Vlek op ‘d’.<br />

** ‘vry’: ‘ry’ over ‘an’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 157 v


19<br />

maer eennen god onhendich / god der goden bouen al<br />

die in hu ghehoopt heeft / Laet hem niet beschamen<br />

++<br />

maer tzynder zielen vraemen<br />

schryft hem in tbouck des Leuens dhuutvercoorne ghetal<br />

vpheft hem <strong>van</strong> zynen doodzondeghen val<br />

vp dat hy in hu oordeel ten Principalen<br />

5 erboren / zaelich verRyse<br />

v<strong>van</strong>t om gheraecken Binnen ierusalems dueren<br />

Meester steuin <strong>van</strong>den gheenste heeft oock moeten betaelen<br />

den schult der natueren<br />

die Gheen ste ter Weerelt / Screef voor zyn devyse /<br />

Epitaphium<br />

Ian de Stercke +<br />

De doodelicxste stercte / in een Rasch bestoormen<br />

heeft stercklick Ian de stercke / doodwondich bestreden<br />

met een snelvlieghich schicht / tleuen willen ontvoormen<br />

15 die schotterlick ardchier was / nv spyse der woormen<br />

inden Center der eerden / Rustende beneden<br />

verwachtende tverandren zyr vleesschelicke Leden<br />

om gheestelick in Christo te verRysene claer<br />

Sebastianus beminder vul Aerdicheden<br />

20 in schotterlicke zeden<br />

Reyn hanthierende den handboghe menich iaer<br />

den schult der natueren / nv betaelt heeft * voorwaer<br />

die elck Leuende noch schuldich es / wier ieghens vreest<br />

tiaer vyfuenvichtich xxviij maerte openbaer<br />

25 Beual hy tvleesch der eerden / En christo zynen gheest /<br />

De. dood. Verwint.<br />

// De. Stercke //<br />

+ Fol. 158 r, r. 24 ‘tiaer ... maerte’ onderstreept.<br />

* vlek op ‘ee’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 158 r<br />

+<br />

.28. maerte xv C Lv.


+<br />

Epitaphium<br />

Cornelis eueraerdt. +<br />

20<br />

TWy // ghy // die nv comt alhier ten beschauwe<br />

Als vrienden ghetrauwe<br />

5 ten graue / daer tvleesch light inder eerden beneden<br />

<strong>van</strong> Cornelis eueraerdt / met druck ende Rauwe<br />

Neen neen // die bewandelt noch deerdsche landauwe<br />

man ende vrauwe //<br />

ghetempert hu rauwe<br />

10 Elck menssche / moet steruen by natuerlicke zeden<br />

maer tes claeghlic / hy die was vul wetentheden<br />

claer Reyn / Lustich Rhetoricael mineruiste<br />

als vadre / met zyn consten es Ouerleden<br />

die vpghequeect heeft / menich aerdich Artiste<br />

15 Rhetorica veel spetien / hy zuver wiste<br />

vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />

in morale spelen en goede floratien<br />

den inghesturten gheest Liet niet ghaen te quiste<br />

maer met neersteghen Liste<br />

20 ghebruuct hy die alst pas ghaf in Recreatien<br />

Eerde was hy / dies heeft eerdsche habitacien<br />

als der woormen spyse<br />

god gheue by zyne almachteghe gratien<br />

als tsweerelts spatien<br />

25 met vier verghaen zullen in Afgryse<br />

Zyn ziele in Christo dan zaelich verRyse<br />

Epitaphium<br />

Dheer Claeys Colue +<br />

Gheboren menssche / <strong>van</strong>der vrauwe Leeft corten tydt<br />

30 hier in eeuwegher strydt<br />

ende wordt vervult met veel ketyfuicheden<br />

+<br />

Als een blomme bloeyt hy / wiens Iuecht sterflick ontglyd<br />

als een vluchtende schaeuwe hy voor by Lydt<br />

hebbende ter weerelt gheen blyfuende steden<br />

niet dan hoy / zyn al onse vleeschlicke Leden<br />

5 v<strong>van</strong>t nemmermeer en blyfuen wy in eennen staet<br />

Steruen moeten wy al by natuerlicke zeden<br />

als by cause <strong>van</strong> Adams onverhooricheyt quaet<br />

dheer claeys colue gheboren huut een sterflick zaet<br />

duer tsheeren mandaet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

158 v<br />

+<br />

.14. nouembre.<br />

.1556.<br />

+ 159 r<br />

+<br />

.21. nouembre .1557.


21<br />

10 heeft dies der natueren schult oock moeten betalen<br />

onser derthienen mebroeder elegant end ornaet<br />

inder elocutien graet<br />

Rhetoricael artiste matelick ten principalen<br />

Tsdoods Pestifere strael heeft hem commen duerstralen<br />

15 hem onslieden onthaelen<br />

haest beRoouende tleuen / onvoorzien voorwaer<br />

inden Center der eerden / heeft tvleesch moeten dalen<br />

om gheestelick in Christo te verRysene claer<br />

Broeders hy es vooren / ende wy volghen naer<br />

20 steruen es den Loon der zonden / wier ieghens vreest<br />

tjaer Lvij Eenentwyntich Nouembre * openbaer<br />

in dit eerdsche bezwaer<br />

voortyds Raedt der brugscher sede / ghaf zynen gheest /<br />

Epitaphium<br />

Pieter panne +<br />

PAN. NE. Conste noyndt pypen met zyn fleuten accoord<br />

Als wylent onsen Pieter panne voysich dede<br />

dese hutede musicalic Puurtuenlic voort<br />

<strong>van</strong> Rhetorica tvvoord // Zoo Redene ghehoort<br />

30 dander wynd (zonder verstandt) blies in ydelhede<br />

zyns bywesens was goet inborstich / Paeys vrede<br />

+<br />

bemindt hy / ghenouch goet mineruiste gent<br />

inde fiscale styl prudent<br />

inde practicale studien / moeyder hem mede<br />

meest cereuisialis discipel bekent<br />

5 Nu heeft tleuen inder eerden ontAeszemt ghehendt<br />

als veertien maerte omtrent<br />

tiaer xv C Achtenvichtich was ghescreuen<br />

<strong>van</strong> moeder zondich gheboren / zondich vpghespent<br />

duer cause <strong>van</strong> zonden / dies steruende bleuen<br />

10 dheere god / Bidden wy // wil hem gratie gheuen<br />

den gheest tzynwaerts keere / Tvleesch es woormen spyse<br />

vp dat hy erboren duer christus dood mach Leuen<br />

end als meErfghename in christo verRyse<br />

die met deerdsche wyse<br />

15 y. hoeveel behouft. De panne. Schreef voor devyse.<br />

Epitaphium<br />

Ian Liebaert. +<br />

Ian Liebaert / gheweist een Reyn Carmentis ingien<br />

* ‘N’ <strong>van</strong> ‘Nouembre’ over een ‘o’ geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

.14. maerte xv c . Lviij.<br />

+ 159 v<br />

+<br />

.2. Wedemaent<br />

.1559.


22<br />

Puurtuenlick by wien<br />

20 Als ghezworen clerck / Binnen deser brugscher stede<br />

meneghe acte / om bedwynghen de friuole partien<br />

en beschermen de wel gheobtineerde by dien /<br />

ghegrosseert was / Naer der minuten snede<br />

practicale zede<br />

25 Ter greffe menich iaer gheweist in ghedienstichede<br />

<strong>van</strong> wylent Eerweerdighen greffier ciuil bekent<br />

maertin snouckaert doude die zyn debuoir wel dede<br />

int Recht municipael Tot populaire vrede<br />

presentabel / in elocutien / ornaet / excellent<br />

30 der naer noch consequentelick ghebleuen omtrent<br />

Tot meester maertin snouckaert / den tweeden tdesen tyden<br />

<strong>van</strong> dier name / oock greffier / in zyn dienst lettel absent<br />

+<br />

heeft hy tleuen ghehendt<br />

zebaer / Orthodoxelick / god wil hem verblyden<br />

den anderen in wedemaendt was zyn * ouerlyden<br />

naer tsdoods bestryden<br />

5 Alsmen screef tiaer vichtienhondert int eerdsche slauen<br />

en neghenenvichtich / in een godsvruchtich bevryden<br />

Es tvleesch als der vvoormen spyse begrauen<br />

Christen mensschen gheeft / zoo de goe voorders ghauen<br />

Bedynghen vpoffert / naer der kercken Raede<br />

10 dat duer Christum gods ghenaede<br />

zynder ziele / end alle kersten zielen wil Lauen<br />

doet / zoo ghy wildet / men hu insghelycx daede<br />

Epitaphium<br />

Landslood Blondeel +<br />

15 Hier light. tvleesch begrauen <strong>van</strong> Landslood blondeel<br />

voormaels werckman ghevveist / met maetsers truweel<br />

groot constenare / schilder gheworden der naer<br />

Reyn naervolgher in pictura Apelles pincheel<br />

vvetenlick inde Architecture gheheel<br />

20 Lxv iaer gheleeft onder tzweerelts gorreel<br />

viere maerte / Smaecte tsdoods morseel<br />

Alsmen screef duust vyfhondert ende tzestich iaer<br />

hy es vooren wy moeten al volghen naer<br />

al dat Leuen ontfaen heeft / moet zeker eens steruen<br />

25 god maecke zynder ziele in christo claer<br />

dat die mach zaelich verRysen vruchtbaer<br />

huut alle bezwaer<br />

Omme metten vercoorne Themelsch Rycke verweruen<br />

* ‘zyn’: ‘z’ over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 160 r<br />

+<br />

.4. Maerte xv C Lx /


+<br />

Refereyn<br />

23<br />

ALder mensschen zielen / ter weerelt ouerleden<br />

totten daeghe <strong>van</strong> heden<br />

heere wilt die doch deeuweghe Ruste gheuen<br />

5 en dat eeuweghe Licht / thuerlieder vreden<br />

huut donckere steden<br />

hemlieden mach beschynen int eeuvvich leuen<br />

zoo wy hopen ghy doet / want daer staet ghescreuen<br />

dat hoe wel wy al in adam steruende verghaen<br />

10 ter contrarien duer Christum / ons verlosser bleuen<br />

wy tsaemen wederomme al leuen ontfaen<br />

Christus es myn leuen / doet paulus vermaen<br />

ende steruen ghewin huut dit dal <strong>van</strong> weene<br />

ten Rechterstoele christi moeten wy al staen<br />

15 wy die in zyn bloedt zyn ghewasschen Reene<br />

ende die dit mesachten <strong>van</strong> weerden Cleene<br />

zullen metten onzaleghen gods Rycke derfuen<br />

stryd een goe stryd des gheloofs / want in tghemeene<br />

Zalich zyn die dooden / die inden heere steruen<br />

20 Ghedynct dyn huuterste in al huwe wercken<br />

wilt steruen Anmercken<br />

ende zult inder eeuvvicheyt zondighen niet<br />

want vele <strong>van</strong>den ghuenen crancke metten stercken<br />

in deerdsche percken<br />

25 die daer slaepen in tstof der eerden ziet<br />

die zullen wacker worden / alst den heere ghebiedt<br />

die zommeghe tot eeuwich Leuen voorwaer<br />

ende zommich tot beschaemtheyt end eeuwich verdriet<br />

maer de ghuene die zullen gheleert zyn daer<br />

30 zullen blyncken als tfirmaments claerheyt claer<br />

huer zaet end huer eere zal niet worden verlaeten<br />

huer Lichaemen / zyn in vreden begrauen der naer<br />

gods ghenaede en bermherticheyt bouen maeten<br />

es tot zynen helighen / thuerlieder baeten<br />

+<br />

zyn anschauwen zullen zyn huutvercoorne verweruen<br />

de doo Rechtueerdich / verdomt donRechtueerdeghe staten<br />

Zalich zyn die dooden / die inden heere steruen<br />

Want zy en zullen voort an te gheenen tyden<br />

5 hongher noch durst Lyden<br />

noch de zonne vp hemlieden niet nederghaen zal<br />

v<strong>van</strong>t tonbevlecte Lammeken thuerlieder bevryden<br />

zal in eeuwich verblyden<br />

hemlieden Regieren inder zalighen ghetal<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 161 r<br />

+<br />

160 v


+<br />

24<br />

10 en tot die Leuende fonteyne daer leeden al<br />

ende god zal ofwasschen haer tranen gheheel<br />

<strong>van</strong> haerlieder ooghen / als in tdoncker dal<br />

druck en gheween word der onzaleghen deel<br />

de Rechtueerdeghe zullen leuen int eeuvvich parcheel<br />

15 huer loon es by den heere / end huer ghedochte Reyn<br />

es byden alder vppersten tschoonste iuweel<br />

hier om zullen zy tRycke der schoonheden pleyn<br />

en die croone der hopen voorwaer Certeyn<br />

cryghen <strong>van</strong>der handt des heeren in erfuen<br />

20 onzaelich al die steruen inder zonden treyn<br />

Zalich zyn die dooden die inden heere steruen<br />

Prinche<br />

Ick zal haer weenynghen zeght dheere / in blyschap verkeeren<br />

vertroosten en verblyden <strong>van</strong> hueren Rauwe<br />

25 god es een Rechtueerdich Rechter / sterck in zyn vermeeren<br />

ende Lydzaem ons god / die ons wilde Leeren<br />

vp dat elck menssche Leuendich vp hem betrauwe<br />

dus sterft inden heere / Tzy man of vrauwe<br />

hu Rekenynghe / wilt effen voor hem ofkerfuen<br />

30 zouct hem ghy zult leuen / want in deerdsche landauwe<br />

Zaelich zyn die dooden / die inden heere steruen /<br />

Credo Videre bono domini<br />

Ie Croy Que les biens ie verray<br />

de dieu / et de ses bons seruans<br />

aprez ma mort / que ie seray<br />

5 Mys en la terre // des viuans<br />

A porta inferi<br />

Dentrer / en la porte infernelle<br />

deliure / les ames des iustes<br />

Seigneur / de puissance eternelle<br />

10 Qui congnois iustes / et iniustes<br />

De profundis clamaui<br />

Des Lieux profundz / et plains dobscurite<br />

ou iay este<br />

et suis comme en prison<br />

15 de Coeur piteux deuant ta deite<br />

iay presente<br />

Tant yuer comme este<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

161 v


a ta bonte / faisant mon oraison<br />

Chief de Raison<br />

20 escoute mon blason<br />

de ta maison // ou tu es Roy des Roix<br />

Par ton plaisir / exaulce moy ma voix<br />

Aucteur<br />

25<br />

Nu Laet vvy de doode Rusten inden heere<br />

25 ende wesende den leuende voorts ghedachtich<br />

Totter consten beminders / ick dies eerst keere<br />

oock totten constenaers gheneghen zeere<br />

Elck zal testamentelick wat zyn verwachtich<br />

Eerst<br />

Dertienen Vanden helighen gheeste<br />

Iaerlicx houdende. een mandaetfeeste.<br />

+ Dees eervveerdeghe notable dertien ghildebroeders<br />

iaerlicx vpden wittendonderdach onderhouden zy<br />

tsheeren avendmaels ghedyncknesse milde // voeders<br />

daer Rhetoriciens begroet zyn tcommene by<br />

5 dese ion ick Refereynen ghemaect by my<br />

ende tanderen tyden tdien daeghen ghelesen<br />

ontfaetse danckelick myn mebroeders ghy<br />

meghildebroeder in tghemeene ghezelschap / vry<br />

metten andren / zalt een ghedynckenesse wesen<br />

Refereyn<br />

Euangelion Iohannis .13. o<br />

Voor den feestdach <strong>van</strong> paesschen / stonde ten * pas<br />

Iesus wetende / dat zyn huere ghecommen was<br />

dat hy ** huut dees weerelt zou / totten vadere ghaen<br />

15 en de zyne Liefhebbende / eensdeels ghenas<br />

oock alle die de weerelt mocht hebben bevaen<br />

tot thende toe / met liefden / by heeft ze ghestaen<br />

End alst maeltyd des avonds was worden beseuen<br />

doe de vyand had ghezonden int herte zaen<br />

20 <strong>van</strong> Iudas scharioth / zyn discipel ghescreuen<br />

dat hy iesum zyn meester / verRaen zou int leuen<br />

iesus wetende / dat de vadre / huut themelsche conduut<br />

alle dynck in zyn handen/ hem hadde ghegheuen<br />

* ‘t’ over een ‘n’ geschreven (oorspronkelijk: ‘stonden’).<br />

** ‘hy’: oorspronkelijk ‘hu’; laatste been <strong>van</strong> ‘u’ verlengd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 162 r


26<br />

ende dat hy <strong>van</strong>den vadre gheghaen was huut<br />

25 en tot god ghaet / Es <strong>van</strong> tavondmael ouerluudt<br />

vpghestaen / en leyde neder zyn cleederen daer<br />

ende als hy / diet al tzynder wille besluut<br />

eennen Lynin douck/ hadde ghenomen voorwaer<br />

zo heeft iesus / hem willen schorten / der naer<br />

30 en watre int becken ghedaen naer tbetamen<br />

en beghonste oetmoedelick daer openbaer<br />

zyn disciplen voeten te wasschene tsamen<br />

+<br />

en te drooghene / hy hooghst bouen alle Namen<br />

met den Lynin douck / daer hy gheschort was mede<br />

tot symon petrus quam iesus / daer int verzamen<br />

ende pieter zeyd hem / met verwonderlichede<br />

5 heer / hoe wascht ghy my die voeten? / ick hebs onvrede<br />

pieter mochte dies dyncken / tzyn hooghe secreten<br />

iesus heeft gheandwoordt / en gheseyt hem tdier stede<br />

Dat Ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />

Tot Iesum zey pieter / ghij en zult hoet gheschiet<br />

10 inder eeuwicheyt wasschen myn voeten niet<br />

ende iesus heeft gheandwoord / hem allen by<br />

pieter eist dat ick hu niet en wassche ziet<br />

gheen deel zo en zult ghy dan hebben met my<br />

Pieter zeyd hem / och heere Liefuer dant zoo zy<br />

15 wascht ooc handen end hooft / niet myn voeten alleene<br />

die ghewasschen es / die en behouft niet / dat hy<br />

zyn voeten wassche / zey iesus / maer es gheel Reene<br />

Ende ghy zyt Reyn / maer niet al int ghemeene<br />

hy wist vvie twas / die hem zou verRaeden eer lanck<br />

20 dies zey niet al Reyn zyt ghy / groot en cleene<br />

dus * naer twasschen haer voeten / hy god / en menssche Cranck<br />

heeft zyn cleedren ghenomen / Twas zoo zynen danck<br />

ende weder an die tafel / ghezeten almachtich<br />

heeft gheseyt wederomme / weit ghy vry en vranck<br />

25 vvat ick hu ghedaen hebbe / die my noomt eendrachtich<br />

meester heere / en ghy zeght wel / want ick bemt warachtich<br />

dies heb ick my int wasschen huwer voeten ghequyt<br />

heere en meester / zo weist oock elck andren indachtich<br />

dat ghy deen des anders voeten oock wasschende zyt<br />

30 v<strong>van</strong>t ick heb hu een exempel / ghegheuen ter tydt<br />

om zoo ick hebbe ghedaen / zoud doen neerstich zeere<br />

want voorwaer voorwaer / hu segh ick ter weerelt wydt<br />

die knecht es niet meerdere / dan zynen heere<br />

* Oorspronkelijk ‘duer’; ‘s’ over ‘e’, ‘r’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 162 v


27<br />

noch den apostel niet meerder es nemmermeere<br />

35 dan die hem ghezonden heeft / dus hoe ghezeten<br />

ouerpeynst iesus woorden / voornoomt tallen keere<br />

Dat Ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten /<br />

++ Eist dat ghy dit weit / heeft iesus ghesproken voort<br />

zalich zyt ghy / eist dat ghy dat doet / maer hoort<br />

Ick en zegghe niet <strong>van</strong> hu allen mids desen<br />

want ic weet myn huutvercoren / maer vp dat elck woord<br />

5 der heligher schriftueren vervult zoude wesen<br />

die brood met my eit / heeft Ieghens my vpgheresen<br />

zyn hielen / hu nv zegghict / eer dat gheschien zal<br />

vp dat / alst es gheschiet / vvie contrarie Lesen<br />

dat ict bem / ghy dan wel / mueght gheloouen al<br />

10 voorwaer voorwaer zey noch Iesus int eerdsche dal<br />

die daer ontfanct / wien dat ick zal zenden<br />

ontfanght my / en die my ontfanght in zyn ghetal<br />

ontfanght hem die my ghezonden heeft zonder henden<br />

zyn disciplen / tverstandt / hier of doncker noch kenden<br />

15 end als iesus dees woorden heeft willen ontlaeden<br />

als ghestoort inden gheest / heeft gheseyt tdier benden<br />

voorwaer voorwaer zegghick hu zonder verspaeden<br />

dat een <strong>van</strong> hulieden my zal verRaeden<br />

zyn disciplen/ viel dit int hooren onzochte<br />

20 elck andren anziende / verwondert zulcker daeden<br />

want twyffelden <strong>van</strong> wien dat hyt zegghen mochte<br />

dit te wetene inwendich / Beroert elck wrochte<br />

Nu daer was een <strong>van</strong> iesus discipelen goet<br />

die in iesus schoot Ruste / dies pietere dochte<br />

25 dien te wynckene / end heeft hem gheseyt metter spoet<br />

<strong>van</strong> wien eist / <strong>van</strong>den welcken hy zegghynghe doet<br />

pieter hadde iesus woorden / noch niet vergheten<br />

maer onderzochtse / als hy sprack met woorden zoet<br />

Dat ick doe / weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />

30 Dus als dese / die vp iesus borst / Ruste inden schoot<br />

den welcken iesus lief hadde Tot inde doodt<br />

zeyd hem heere / wie eist / iesus andwoorde gent<br />

die eist / die ick zal Reecken dit ghedopt broodt<br />

end als hy tbroodt ghedopt hadde / zy al omtrent<br />

35 heeft ghegheuen iudas symon schariothis bekent<br />

maer naer de brocke vpquam hem een groot ghequel<br />

v<strong>van</strong>t in hem es Sathan / gheghaen en belendt<br />

dies zeyd hem iesus / dat ghy doet / doet haestelick snel<br />

+ Fol. 163 r, r. 35 ‘iudas ... schariothis’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 163 r


28<br />

+ <strong>van</strong> dier zaeten / Nyemandt verstondt dit wel<br />

waer om hyt zey / want zommeghe meenden dien dach<br />

mids dat iudas de buerse drough / en nyemandt el<br />

dat iesus hem zey / Coopt / datter behouuen mach<br />

5 totten feestdach / of dat hy / zoo hy meer plach<br />

den aermen zoude gheuen / wat / onghecesseert<br />

daer om als de brocke / in hem ontfanghen lach<br />

es huutgheghaen terstond / en twas nacht gheordonneert<br />

// Nu es de zuene des mensschen gheclarificeert<br />

10 en god oock / in hem zey Iesus vp dat termyn<br />

hy sprack voorts noch / die alle herten grondeert<br />

kynderkens een weynich / zal ick noch met hu zyn<br />

ghy zult my zoucken / maer zoo ick dat iuedsche venyn<br />

heb gheseyt / daer ick ghae / ghy niet commen en mueght<br />

15 En zeghu nv / een nieu ghebodt gheef ick hu fyn<br />

dat ghy elck andren lief hebt / huut tshertsen iuecht<br />

daer in zullen zy / al kennen By dier liefden duecht<br />

dat ghy zyt myn disciplen / voor de waerheyt ghesmeten<br />

end eist dat ghy deen den andren met Liefden verhueght<br />

20 Dat Ic doe / Weit ghy nv niet / maer zult naermaels weten<br />

Prinche<br />

Als Iesus dus ghezaeyt hadde der Leerynghen zaet<br />

Symon pieter zeyd hem heere / waer eist dat ghy ghaet<br />

daer ic ghae / mueght ghy my / niet volghen nv<br />

25 zey iesus/ maer naermaels in een anderen staet<br />

zo zult ghy my volghen / dat belouick hu<br />

Pieter zey dies / met eenen ongheRusteghen gru<br />

Waeromme machic hu nv niet volghen dan<br />

clouck zal ick hu byblyfuen / niet vreeseloos schu<br />

30 maer myn leuen voor hu stellen / heere / daer ick can<br />

iesus heeft gheandwoord / hoe zult ghij Man<br />

hu leuen voor my stellen dat word noch wondre * /<br />

voorwaer voorwaer zey iesus / hu zegh ick An<br />

die haene zal niet craeyen / zyt dies oorcondre<br />

35 voor dat ghy my / zult Loochenen driewaerf byzondre<br />

Pieter mochte dies betruert zyn vul ouerghemeten<br />

++<br />

en den Reghel ouerpeynsen <strong>van</strong> bouen tot ondre<br />

Dat Ic doe weit gy nv niet / maer zult naermaels weten /<br />

Ghelesen Witte donderdaghe .25. Maerte<br />

xv C neghenendertich Ten huuse<br />

5 <strong>van</strong> Ian Van oost. doe proost /<br />

* ‘re’ in ‘wondre’ is over ‘er’ geschreven.<br />

+ Fol. 164 r, r. 5 (naam), 28 ‘Dat ... Lichame’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 163 v<br />

+ 164 r


Ander Refereyn<br />

29<br />

In dien tyden iudas iscarioth gheNaemt<br />

een <strong>van</strong>den twaelf disciplen iesu christi voorwaer<br />

ghijnck huut totten princhen der priesteren verzaemt<br />

10 vp dat hy iesum zoude verRaeden der naer<br />

en sprack wat wilt ghylieden my gheuen claer<br />

end ick zal hem hu leueren zonder Respyt<br />

zy boden hem dertich zelueren pennynghen daer<br />

belouende hem tghelt / ende worden verblydt<br />

15 Ende iudas voort an alsdoe <strong>van</strong> dier tydt<br />

zo zocht hy bequaemheyt omme dat hy<br />

zou verRaeden en leueren iesum ghebenedydt<br />

/ ende daer naer alst avendt gheworden * was by<br />

ende doe die huere gheCommen was vry<br />

20 iesus zat nedere int avendmael tdier stede<br />

voor zyn verscheeden wildhyt zoo doen / ende zy<br />

zyne twaelf apostolen zaeten met hem mede<br />

ende zeyde tot hemlieden huut een Liefmoedichede<br />

hertlick heeft my verlanght / tpaeschlam huut liefden groot<br />

25 met hulieden tetene / eer ick lyde / thuwer vrede<br />

hy nam tbrood / danckende / ende brack dat broodt<br />

hy ghaft hemlieden / ende zeyde zoot zyn wille ghebood<br />

Dat es myn Lichame / dat voor hu word ghegheuen<br />

neimt end eit sprack hy / voorziende tonser noodt<br />

30 en doet dat tmynder ghedynckenesse int leuen<br />

danckende heeft iesus den keilct vpgheheuen<br />

ende ghaf hemlieden dien / en zy droncker omtrent<br />

al te zamen daer huut / en zey hemlieden ghebleuen<br />

+<br />

dit es myn bloedt des nieuwe testament<br />

dat voor vele ghesturt word / diet gheloofuich kent<br />

als zy dus an tafel zaeten / beclaeghdhy huut ghenaeden<br />

en sprack / voorwaer zegh ick hu / dit int herte prent<br />

5 Een <strong>van</strong> hu / die myn brood eit / zal my verRaeden<br />

10<br />

Iesus christus kender huerlieder hertsen gronden<br />

wiste wel wie <strong>van</strong> hemlieden was den persoon<br />

Claeghlick mocht hy dies wel zegghen ten zeluen stonden<br />

Ick bem hu beschermer / ende zeer groote Loon +<br />

die almachteghe god <strong>van</strong>den hemelsschen troon +<br />

god <strong>van</strong> Abraham <strong>van</strong> isaac / ende iacob ghepresen<br />

die heere god dyns vaders / ialours zonder gheCroon +<br />

voor my en es gheen god ghevveest gheresen +<br />

* ‘gheworden’: oorspronkelijk ‘ghecommen’; ‘commen’ is doorgehaald, ‘worden’ interlineair<br />

bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 164 v<br />

+<br />

Genesi 15.<br />

+<br />

Exodi 3. ende .20.<br />

+ Genesi 46<br />

+ Esai 43


30<br />

zo en zalder oock naer my gheen ander wesen<br />

15 ick ick bem die heere / die beveelt en ghebiedt<br />

Ick hebt vercondicht / end hu gheholpen bouen desen<br />

en behaluen my / en esser gheen zalichmaecker ziet<br />

gheen vreimde god / esser onder hulieden niet<br />

ghy zyt myne ghetughen / dat ick god bem ghebleken<br />

20 ick bem gheweest / eer dat den dach es gheschiet<br />

een gherechtich god / hulieden noyndt ter nood bezweken<br />

Al wat proffyttelick es Leer ick hulieden spreken +<br />

hulieden heb ick eennen cleenen tydt verlaeten<br />

maer met grooter bermherticheyt thuwaerts ghestreken<br />

25 wild ick hu tot my vergaderen huut Charitaeten<br />

ick hebbe een cleene tydt / hu mensschelicke staeten<br />

doe ick toornich was / iae maer een ooghenblick tyds<br />

myn aenschyn <strong>van</strong> hu verborghen / maer thuwer baeten<br />

met eeuwegher ghenaeden ontfaermt / dats meer proffyts<br />

30 die berghen zullen eer wycken wyts ende zyds<br />

eer myn goedertierenheyt zou <strong>van</strong> hu wycken crachtich<br />

v<strong>van</strong>t hebhu / hulieden om weeren veel haet ende Nyds<br />

met eeuwegher Liefden bemindt eendrachtich +<br />

ick verkiese hulieden / ende niet verworpe mesachtich<br />

35 Ic houd hu metter Rechter handt in myne paeden<br />

nochtans zweer ick by myzeluen / als god almachtich<br />

Een <strong>van</strong> hu die myn broodt eit / zal my verRaeden /<br />

+<br />

Contemplatiuelick mueghen wy voorts contempleren<br />

dat iesus dede zyn Apostolen menich goet vermaen<br />

te Rechte mueghende wel zegghen in tclachtich ordonneren<br />

O myn volck myn volck wat heb ick hu ghedaen +<br />

5 oft waer mede gheweist hu hinderlick zaen<br />

die peynse vp hu ghepeynsen der vreden Reene<br />

ghy zult my AnRoupen ende ghij zult ghaen +<br />

my bidden / end ick zal hu verhooren ghemeene<br />

ziet ick wil een nieuwe dyngh doen / vry niet cleene<br />

10 wat den menssche zy onmueghlic / ic dat al vermach +<br />

Ick bem deerste en die laetste / end eene god alleene<br />

zonder my mueght niet doen / doe ick hu ghewach<br />

bekent dan dat ick god bem / die alle dyngh oynd zach<br />

die bem hu zalicheyt hu deel / end hulieder Erfgoedt +<br />

15 die hu helicht / huwen troostere nacht ende dach +<br />

ick sterck hu ic help hu / wyct dies niet weist ghemoet +<br />

ick zegghe dat ghy goden zyt / ende thuwer spoet<br />

kyndren / der alderhooghsten bekent altemale +<br />

ick heb hulieden als kynderen vpghevoedt<br />

20 maer ick weet myn huutvercoorne in dhemelssche zale +<br />

Ghylieden die myn wet/ Tsaemen int generale<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai 45. ende 48. .54.<br />

+ iere / 31<br />

+ 165 r<br />

+ Miche .6.<br />

+ iere 29<br />

+ Esai 43.<br />

+<br />

Psal 34<br />

+<br />

Nu / 18<br />

+<br />

Esai 51 .41.<br />

+ Psal .81.<br />

+ Esai primo


31<br />

in huwer herten draeght / blyft doch eendrachtelick voort<br />

ziet ick verbreede die vrede by hu / en tprincipale<br />

ick wil hu troosten / ghelyck die moeder onghestoort<br />

25 haer kyndt troost / zegh ick hu als warachtichste Woordt<br />

ick can dooden en Leuendich maecken groot ghetal<br />

int middel <strong>van</strong> hulieden bem ick / als die dient / hoort +<br />

groet elck andren met een paeyscussen int eerdsche dal +<br />

alle vleesch om my taenbedene Commen zal +<br />

30 Weist ghetrauwe totter dood dies / zonder verspaeden +<br />

Want noch eens zegh ick hu Myn apostolen al +<br />

Een <strong>van</strong> hu die myn broodt eit / zal my verRaeden /<br />

Prinche.<br />

++ E n met dat iesus christus hadde twoord ghesproken<br />

D at een <strong>van</strong> hemlieden hem zou verRaedende zyn<br />

E s inden disciplen worden droufheyt beloken<br />

W ant yeghelick beghonste spreken vp dat termyn<br />

5 A ls zegghende / heere Bem Ict / iesus andwoorde fyn<br />

E en eist <strong>van</strong>den twaelfuen / die met my inden schuetel tast<br />

R echts tes waer / sprack iesus tgodlic claer aenschyn<br />

D us <strong>van</strong> hem ghescreuen staet / ghaet hy vast<br />

DE zuene des mensschen // maer wee quetslick dien ghast<br />

10 D uer welcken tsmensschen zuene ter iuedscher schare<br />

E erst verRaeden zal worden / Beter waert hem ghepast<br />

N oyndt dat die menssche gheboren en ware<br />

E n iudas andwoorde / die hem verRiedt int openbare<br />

stoutlick sprekende / Als een zonder mesdaeden<br />

15 ende sprack meester bem ict / iesus sprack in tclare<br />

ghy hebbet Recht gheseyt / dus voor den zondare<br />

Een <strong>van</strong> hu die myn broodt eit / Zal my verRaeden<br />

Ghelesen Witte donderdaeghe .28. Maerte<br />

xv c Zeuenenveertich Ten huuse<br />

20 <strong>van</strong> Matheeus De<br />

Queestere. /<br />

Ander Mandaet Refereyn<br />

ick witdonderdach Lesen wilde<br />

Ten huuse ionstich Certeyn<br />

<strong>van</strong> Andries De Wilde +<br />

Voor den Feestdach voor paesschen iesus christus almachtich<br />

wetende / dat zyn huere ghecommen was by<br />

dat hy ouerReysen zoude Liefmoedich eendrachtich<br />

huut deser weerelt / Totten vadere / Als * hij<br />

30 de zuene / hadde lief ghehad / de ghuene / zy<br />

+ Fol. 165 v, r. 24 jaartal in margine onderstreept.<br />

* ‘Als’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

deute /32<br />

+<br />

Luce 22<br />

+<br />

.2. corin vltimo<br />

+<br />

Esai 66<br />

+<br />

Apo / 2<br />

+ 165 v<br />

+<br />

Witdonderdach .3. a<br />

April .1549.


32<br />

die inder weerelt waeren / Liefmoedeghe leerynghe<br />

heeft hemlieden vercondicht / teender troostbaerheyt vry<br />

+<br />

om verlichten huerer herten huut benauder verzeerynghe<br />

Kynderkens noch een Lettel tyds in vermeerynghe<br />

sprack hij bem ick met hulieden / en zult my zoucken Reyn<br />

ghelyck Ic den Ioden zeyde / doe ick thuwaerts keerynghe<br />

5 daer ick henen ghae /en mueghdy niet commen Certeyn<br />

end hulieden zegh ick nv / int eerdsche Pleyn<br />

Een nieu ghebod gheef ick hu om voort an beghinnen<br />

ghelyck ick hu hebbe lief ghehad / naer den zelfsten treyn<br />

dat ghy zoo elck andren liefhebt / ende wilt Beminnen<br />

10 daer in zullen zy alle ter weerelt Binnen<br />

kennen dat ghy myn warachteghe disciplen zyt<br />

Laet hu herten niet ontstelt zyn / noch huwe zinnen<br />

ghelooft ghy in god / in my ghelooft ghy / oock talder tydt<br />

in thuus myns vaders groot almachtich ghebenedydt<br />

15 zyn veel wuenynghen / waert anders ick hadt hu gheseyt<br />

Want ick gha gheel Liefmoedelick zonder Respyt<br />

om hu plaetse te bereedene By dhooghste magesteyt<br />

ende eist dat ick wech ghae duer myn liefmoedicheyt<br />

end hu plaetse zal bereed hebben / thuwer vrede<br />

20 zo com ick wederomme / en zal zonder huwen aerbeydt<br />

hu nemen tot my zeluen / vp dat ghy in warachtichede<br />

mueght zyn / daer ick bem in die hemelssche stede<br />

zoo ick bem die wech de waerheyt ende tleuen mede<br />

nyemandt comt totten vader / dan duer my dats claer<br />

25 en duer ander gheene<br />

Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer<br />

zegh ict oock ghemeene<br />

Zonder my en es gheen god Want bem god der goden<br />

totten hende des weerelts word ick by hu bleuen<br />

30 eist dat ghy my lief hebt onderhoud myn gheboden<br />

ick zal den vader bidden duer myn name verheuen<br />

end hy zal hu eennen anderen troostere gheuen<br />

vp dat die met hulieden inder eeuvvicheit blyfue<br />

Ick en zal hu gheen weesen laeten / maer int Leuen<br />

35 zal ick tot hulieden commen in liefmoedeghen motyfue<br />

+<br />

den trooster end helighen gheest in bedryfue<br />

die den vader zenden zal in mynen name<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 166 r<br />

+ 166 v


33<br />

die zalt hu al leeren / end ingheuen / huwe zinnen vyfue<br />

dat ick gheseyt en becondicht hebbe / thuwer vrame<br />

5 Vrede laet ick hu / Vrede gheef ick hu Bequame<br />

ick ghae ende comme tot hulieden / Waert zaecke<br />

dat ghy my lief hadt / Alsoot wel betame<br />

zo zoud ghy hu verblyden in myne spraecke<br />

dat ick totten vader ghae / ick die in Liefden blaecke<br />

10 v<strong>van</strong>t de vader die es meerder / dan ick bekent<br />

Nu voortan / tot dat ick by myn vader gheraecke<br />

zal ick niet vele / met hulieden spreken omtrent<br />

Want de prinche deser weerelt comt duusterlick verblendt<br />

end in my en heeft hy niet / staet vp / laets <strong>van</strong> hier ghaen<br />

15 ick bem een warachtich wynstock / vruchtbarich ghespent<br />

ende mynen vader / es den ackerman zaen<br />

Alle Rancken die in my gheen vruchten ontfaen<br />

zal hy afnemen / end alle die vruchten voortbrynghen<br />

zal hij zuueren / vp datter worden meer vruchten ofghedaen<br />

20 ghylieden zyt nv zyne / om dat woordt int omRynghen<br />

dat ick hu ghesproken hebbe / onder andere dynghen<br />

blyft in my / en tot myn liefde wilt hu dwynghen<br />

ick bem den wynstock / en ghylieden de Rancken daer<br />

int dal <strong>van</strong> weene<br />

25 Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer<br />

zegh ict oock ghemeene /<br />

Om mynen name / sprack christus voort Liefmoedelick<br />

<strong>van</strong> allen mensschen Benydt en ghehaet zult wesen<br />

end een haer <strong>van</strong> huwen hoofde / ghelooft dat spoedelick<br />

30 en zal niet verloren ghaen beloof ick ic hu / mids desen<br />

in hu lydzaemheyt besitten zult / hu zielen ghepresen /<br />

ghedynct myns woords / dat ick hebbe ghesproken<br />

en nv ghae ick tot hem / groot in liefden gheResen<br />

die my heeft ghezonden huut zyn hemelssche beloken<br />

35 Tes oorboirlick dat ick ghae / hu leedt word ghewroken<br />

v<strong>van</strong>t eist * dat ick niet en ghae / om weerelt zonde dommen<br />

voorwaer zeghick hulieden / hoe sathans cracht ghebroken<br />

zo en zal den vertroostere / Tot hulieden niet commen /<br />

+<br />

maer eist dat ick wech ghae / en zynde vpgheclommen<br />

zo zal ick hem tot hulieden zenden ter noodt<br />

end als die zal ghecommen zyn / zyn last vulsommen<br />

zal hy de weerelt straffen / <strong>van</strong>der zonde groot<br />

5 Voorwaer ghylieden zult screyen / en weenen voor hu doodt<br />

en ghylieden zult bedrouft zyn die met my verhuegden<br />

* Vóór ‘eist’: ‘ick’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 167 r


34<br />

zonder my mueght ghy doen gheenderhande exploot<br />

maer huwe droufheyt die zal verkeeren in vruechden<br />

ick bem <strong>van</strong>den vader vul Liefmoedeghe Iuechden<br />

10 huutgheghaen / en ghecommen inder weerelt Logieren<br />

wederom verlaet ick de weerelt / omme meer duechden<br />

ende ghae totten vadre huwe plaetse verchieren<br />

ziet de huere es ghecommen / by voorgheschicte * manieren<br />

dat ghy verstroyt zult worden / een yeghelick in tzyne<br />

15 my verlaeten alleene in hulieder hanthieren<br />

maer bem alleene niet / maer de vader es met my / Myne<br />

inder weerelt zult ghy hebben benautheyt / en Pyne<br />

maer betraut / de weerelt heb ick verwonnen ten fine<br />

dus vertroostende zyn disciplen / sprack openbaer<br />

20 iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />

Dat Ic tot hulieden zegghe / Allen menschen voorwaer<br />

zegh ict oock ghemeene /<br />

Prinche<br />

Doe sprack christus Talder liefmoedicheyt ghewuene<br />

25 inden gheest verheuen Totter inghelen schare<br />

Vader / de huere es ghecommen / verclaert huwen zuene<br />

vp dat huwe zuene hu insghelycx verclare<br />

ghelyck ghy hem hebt ghegheuen int openbare<br />

macht ouer alle vleesch in EerdeRycke<br />

30 vp dat alle de ghuene tsaemen Teenegare<br />

die ghy hem ghegheuen hebt / nyemendt en bezwycke<br />

maer het eeuwich leuen gheue / vry <strong>van</strong> verzycke<br />

en dit es dat eeuvvich leuen / zonder eenich Cesseren<br />

dat zy hu bekennen / als gheen huwer ghelycke<br />

35 den eeneghen warachteghen god int domineren<br />

ende oock den ghuenen kennen int Accorderen<br />

+<br />

die ghy ghezonden hebt / iesum Christum goet<br />

helighe vader // zoo was christus godsvruchtich contempleren<br />

Bewaertse in huwen name / en de handt niet of en doet<br />

die ghy my ghegheuen hebt / vp dat zy thuwer spoet<br />

5 mueghen een ghelyck wy zyn / int toecommende termyn<br />

end heeft voorts gheseyt / tot zynen discipulen vroedt<br />

Ghy weit dat naer twee daeghen / zal paesschen zyn<br />

en de zuene des mensschen / om Lyden groot ghePyn<br />

zal gheleuert worden / om ghecruust tzyne pynlick zwaer<br />

10 ziet toe waect en bidt groot en cleene<br />

* Oorspronkelijk stond er alleen ‘gheschicte’; ‘voor’ is interlineair bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 167 v


35<br />

Dat Ick tot hulieden zegghe / Allen mensschen voorwaer *<br />

zegh ict oock ghemeene /<br />

Ander Refereyn<br />

Ghelesen Witdonderdach 22. en in<br />

maerte A o xvC drienvichtich<br />

Ten Huse Van Gillis de Cuussche<br />

Iesus christus god en menssche hier inder eerden<br />

metten mensschen wandelende en frequenterende<br />

willende ons sterfmensschelick deed anveerden<br />

20 hy de hooghste <strong>van</strong> weerden<br />

in wien hemelsch eerdsche macht was dominerende<br />

Vp zyn avendmaels dach / was niet Cesserende<br />

zyn disciplen voeten te wasschene Liefmoedich<br />

Symon petrus / wildet niet wel zyn Accorderende<br />

25 huut een Eerebewysynghe / en Liefde gloedich<br />

v<strong>van</strong>t hy kende dat hy was / gheloouende vroedich<br />

de Leuende gods zuene ghebenedydt<br />

iesus heeft hem gheseyt voorzienich Reyn spoedich<br />

gheen deel cryght met my / en ghy niet ghewasschen zyt<br />

30 heere sprack dies petrus vierich inden gheest verblydt<br />

Wilt alsnv niet wasschen dan myn voeten Alleene<br />

maer oock handen end hooft / heere tdeser Tydt<br />

en dheere wiesch huer alder voeten int ghemeene<br />

+<br />

knyebughelick ter eerden voor groot ende cleene<br />

tot een voorbewys onslieden hier int eerdsche dal<br />

end hoe wel / daer onghewasschen en ghebrack gheene<br />

Iesus sprack / Ghylieden zyt Reyn / maer niet Al +<br />

5 Ghylieden zyt Reyn / maer niet al / sprack iesus vry<br />

want wist wie twas / die hem zou verRaedende zyn<br />

daer met dandre Ieghenwoordich der wasschynghe by<br />

was ook me ghewasschen hy<br />

daer om sprack hy / niet al Reyn / zyt ghy vp dit termyn<br />

10 maer ghylieden / die my hebt by ghebleuen fyn<br />

in al myn temptacien / zyt Reyn nv warachtich<br />

om de woorden wille / die ick met een lief aenschyn<br />

hu hebbe ghesproken / daer ghylieden eendrachtich<br />

in gheloofdet / daer huut zyt ghylieden Reyn crachtich<br />

15 ghezuvert en gheReynicht / dus mocht hy doen vermaen<br />

en maecte hemlieden kenlick / zoo hyt was almachtich<br />

* Oorspronkelijk ‘ghemeene’ (cfr. r. 12); doorgehaald en ‘voorwaer’ interlineair bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 168 r<br />

+ Iohan / 13


36<br />

hoe hij hem zeluen wilde helich maecken ghaen<br />

dats hem zeluen vpofferen / om de doodt ontfaen<br />

voor hemlieden / vp dat zy zouden zyn Reyn bekent<br />

20 maer niet al / hier huut doende iesus christus verstaen<br />

dat een yeghelick <strong>van</strong> hem allen doe zynde present<br />

niet baeten zoude zynder passyen Nieu testament<br />

v<strong>van</strong>t hy wiste / Wie huut zynder disciplen ghetal<br />

hem zou verRaeden / daer om / hemlieden allen omtrent /<br />

25 Iesus sprack / ghylieden zyt Reyn / maer niet al<br />

Ghylieden die zyt myn discipelkens vercoren<br />

ghylieden die my wildet gheerne volghen naer<br />

ghylieden Wien ick hebbe myn Rycke toeghezworen<br />

maer een beter ongheboren<br />

30 waer onder hulieden ieghenwoordich int verghaer<br />

ghylieden / die noch Lyden zult veel pynen zwaer<br />

end om mynen name Lyden vervolghynghe groot<br />

ghylieden / Wien ick zal commen vertroosten openbaer<br />

naer dat ick zal wesen verResen <strong>van</strong>der doodt<br />

35 ghylieden / diet al achter liet / schip scharre / net / boot * /<br />

+<br />

Ende zyt my naerghevolght int eerdsche pleyn<br />

hongher durst met my gheleden / gheghaen naect en bloot<br />

ghylieden / die zyt zout der eerden Certeyn<br />

ghylieden / die verwinnen zult Onzuverheyt vileyn<br />

5 ghylieden / wien ick zal in myn Rechter handt scryfuen<br />

ghylieden / naermaels in my gheloouende Reyn<br />

in myn naeme zult ghylieden serpenten verdryfuen<br />

ghylieden / wien ick standvastelick zal byblyfuen<br />

tot thende des weerelts / end hu wel bewaeren zal<br />

10 tot hemlieden naer den gheest <strong>van</strong>den contemplatyfuen<br />

Iesus sprack Ghylieden zyt Reyn / maer niet Al<br />

Prinche<br />

Maer Wylieden vast gheloouende in christo eersame<br />

Als ghedoopt en ghewasschen in zyn dierbaer bloedt<br />

15 zyn al tsamen Reyn ghezuvert / elck worden Erfghename<br />

Tonser alder vrame<br />

zynder hemelsche stede deeuwich vpperste goedt<br />

<strong>van</strong> onse zonden gheel ghewasschen inder liefden vloedt<br />

ende <strong>van</strong>der wet des doods zyn wy los ontbonden<br />

20 Eere lof glorie / hem elck dies Anbrynghen moet<br />

die ghewillich wilde draeghen / tzwaer pack onser zonden<br />

hy in wien noyndt smette noch bedroch was bevonden<br />

* Oorspronkelijk ‘boodt’; ‘d’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 168 v


37<br />

als onnoosel Lam An tcruce ter dood ghesleghen<br />

de gheele weerelt wierd ghezuvert duer zyne wonden<br />

25 die Ryfstroomich huutvloeyden gheel tonswaerts gheneghen<br />

wy zyn al Reyn duer hem in zyn bloedt ghedweghen<br />

daer eene druepel bloeds wasser crachtich toe ghenouch<br />

Roupende / Tes al vuldaen Onsen paeys wierd vercreghen<br />

hy die oetmoedich totter doodt onse qualen drouch<br />

30 Laets ons zeluen zuuer schicken in al ons ghevough<br />

houden dhandt anden plough // <strong>van</strong> Lyden<br />

En besnyden<br />

Onse herten <strong>van</strong> alder onReynicheyt mespresen<br />

++<br />

Gheel in Liefden Laet inwendich schoon blycken vrouch<br />

De Cuussche Reyn <strong>van</strong> herten / zullen * zalich wesen<br />

en ten fine / Als wy worden <strong>van</strong>der doodt verResen<br />

vvy metten al nietzaleghen vallen inden helsschen wal<br />

5 ende daer openbaer dan / Ter causen <strong>van</strong> desen<br />

niet gheseyt / Ghylieden zyt Reyn / maer niet al.<br />

Refereyn in tmandaetbancket ghelesen<br />

<strong>van</strong> ghysbrecht buuck doe proost<br />

hebbende / der mede / myn oorlof Bewesen **<br />

vvie anders wedde Certeyn hy verloost<br />

maer mocht ghebueren / ende vroost<br />

eens zo stranghe/ dat de hateconsten faelgierden<br />

daer zyn ***<br />

noch consten inden gheest ghedoost<br />

die myne Musae / dan gheerne hanthierden<br />

ende ieghens Rhamnusia sterck Banierden /<br />

3. a april .1560.<br />

Refereyn. +<br />

Hoort ghy ghenoode Van christo ghebenedydt<br />

een yeghelick ziet toe in dees bequame tydt<br />

20 dat hy zyn vaetken bezitte / dats therte claer<br />

met helichmaeckynghe Prysweerdich verblydt<br />

ende niet met lust der begheerlicheyt zwaer<br />

ghelyck alsoo dat die heydenen volghden **** naer<br />

die god den heere / niet en hebben ghekendt<br />

25 god heeft ons niet gheRoupen in onReynicheyt / maer<br />

tot helichmaeckynghe / zuver Reyn vpghespent<br />

vvascht hu herte dies / eer ghij hem / comt omtrent<br />

word ghewasschen / maect hu weerdich zonder ofscheeden<br />

hu qua ghedochten (zeght dheere/) <strong>van</strong> myn ooghen zendt<br />

30 Rust <strong>van</strong> quaet te doene / Leert weldoen verbreeden<br />

+ Fol. 169 r, r. 15 en nota in margine onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘zullich’; ‘ch’ doorgestreept, en uit ‘i’ ‘en’ gevormd.<br />

** Oorspronkelijk ‘wesen’; ‘Be’ interlineair bijgevoegd.<br />

*** Oorspronkelijk ‘es’, dat doorgehaald is; ‘zyn’ interlineair bijgevoegd.<br />

**** Oorspronkelijk ‘volghen’; ‘d’ bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 169 r<br />

+<br />

Dertich maerte metten<br />

Bril Dichtende ghevroomt<br />

Ende ghelesen / naer consts<br />

wetten drie april Ter feeste<br />

voornoomt / .1560.


38<br />

+<br />

Wilt gheen Iock metten onweerdeghen leeden<br />

want wat ghemeenschap / es der Rechtueerdichede<br />

dats huer met onRechtueerdicheyt mach becleeden<br />

of wat ghemeenschap heeft tlicht met duusterheyts zede<br />

5 oft wat ouereencommen heeft Christus mede<br />

met Belial inde diephelssche duwieren<br />

of wat deel es den ghelooueghen in huer vrede<br />

met der onghelooueghen onweerdich hanthieren<br />

Gheenssins! / Elck es partyelick des anders manieren<br />

10 wie onweerdich wandelt / zal besmettynghe winnen<br />

nyemandt mach twee heeren dienen in zyn Regieren<br />

oft zal den eennen haeten ende dander beminnen<br />

ghy en mueght god niet dienen gheRust <strong>van</strong> zinnen +<br />

en den vyandt tsRycdoms / zoo tzynder tafel keren +<br />

15 zoo hyt willende ghebood +<br />

daer ghy tbrood des leuens / bereed vyndt binnen +<br />

dus schict hu weerdich Want <strong>van</strong> int beghinnen<br />

Wie onvveerdich dit brood eit / oordeele hem zeluen dood<br />

Naer Paulus Leeren<br />

20 Als ghy dit Brood eit / om Christus dood ghedyncken<br />

ghy en mueght den keilct des heeren niet dryncken<br />

ende den keilct des vyands / oock ne gheenssins ziet<br />

schuut babylons dranck Christus zal hu schyncken<br />

in tsacramentalic brood / zyn vleesch en bloedt om niet<br />

25 Laet hu lendenen zyn Reyn vpgheschort gheschiet<br />

end huwe Lantheerne in dhandt wilt brynghen<br />

met tclaer lichtende licht <strong>van</strong> Liefden / En vliedt<br />

<strong>van</strong> die quaet doen / Want zy smeden quaede dynghen<br />

vvilt hu weerdichlick dan tsheeren tafele dwynghen<br />

30 maer comtter niet als Oza / te gheenen stonden<br />

de Aercke wildhy met onzuver handen OmRynghen<br />

dies wierd <strong>van</strong>den heere Rasch versleghen bevonden<br />

Te meer/ eist dan om vreesen / huuter Liefden gronden<br />

onweerdich te nuttene Ondancbaerich ghemoet<br />

35 met bevlecter conscientie verhart in zonden<br />

tlichaem christi in tbrood / zynde zyn vleesch en bloedt /<br />

+<br />

Want zo wie zoo ons paulus vvaerschuwynghe doet<br />

dat / eit of drynct onweerdich / niet naer den betame<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 169 v<br />

+<br />

.A.<br />

+<br />

.C.<br />

+<br />

.B.<br />

+<br />

.D.<br />

+ 170 r


die/ eit en drynct hem zeluen / dat oordeel onvroedt<br />

en zal schuldich zyn des bloeds ende tsheeren Lichame<br />

5 dus elck menssche prouf hem zeluen Alvooren bequame<br />

eer hy zal willen weerdich tot tsheeren tafle ghaen<br />

en nutte dan <strong>van</strong>den broode / duer christus Name<br />

en dryncke <strong>van</strong>den keilcte / om zonden quyctschel ontfaen<br />

daer ghy anderssins onweerdich / als hooghlic mesdaen<br />

10 comt zo zwaer zondich groot<br />

En ghelooue hope Liefde / in hu niet vermeeren<br />

als onweerdich ten Rechterstoele christi zult staen<br />

v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> stonden an gheRynghe haestelic zaen<br />

Wie onvveerdich dit Brood eit / oordeele hem zeluen doodt // naer etc a<br />

39<br />

15 Vp dat. elck om dit brood eten best weerdich zy<br />

bouen allen wercken die huutwendich doen wy<br />

zo moeten wy ons zeluen inwendich ontwercken<br />

ons tselfs te buten ghaende / als eeghin onvry<br />

ons Rekende / en maeckende / een niet tallen percken<br />

20 vp dat wy Christo in tgheloofuich verstercken<br />

anghevesticht worden / end in hem gheEenicht wesen<br />

tzynder tafele duerlaeyt metter Liefden spercken<br />

Om tsacramentalic brood daer eten / naer desen<br />

Als weerdich zyn ghenoode vercoorne ghepresen<br />

25 niet hooghmoedich maer soberlick wys te zyne<br />

altyds zynde bezoorghsaem / inden gheest gheresen<br />

met die eenicheyt des gheests tot allen fine<br />

inden bandt der liefden met werckende Aenschine<br />

onslieden te houdene godsvruchtich eendrachtich<br />

30 vp dat wy ons zeluen tooghen zonder Pyne<br />

als schaepkens christi in ootmoedicheyt warachtich<br />

der welcker schaepkens eeghinheyt sterckcrachtich<br />

es / dat zylieden volghen in werck ende woordt<br />

hueren heerdre ende Leedsman huut weghen duusternachtich<br />

35 maer in tlicht v<strong>van</strong>delende / hem volghen Rechtevoort /<br />

++<br />

Ghedynct oock O mensschen / en Redene oorboort<br />

dat hu leden zyn Een tempel <strong>van</strong>den helighen gheest<br />

die in hu es / en <strong>van</strong> god hebt / huut liefden Accoord<br />

end en zyt hu tselfs niet / dus huut Liefden vreest<br />

5 v<strong>van</strong>t ghy zyt ghecocht / Tsamen minst ende meest<br />

om bezitten Abrahams schoot<br />

met eennen grooten prys / Wilt god dan weerdich Eeren<br />

draeght hem in hu Lichaem / schuut onweerdich tempeest<br />

want tbrood <strong>van</strong> tsheeren tafel / Als een Leuende keest<br />

10 Wie onvveerdich dit brood eit / Oordeele hem zeluen dood<br />

+ Fol. 170 v, r. 13, 16 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 170 v


Naer paulus Leeren<br />

Princhelicke Derthiene<br />

40<br />

Christus God ende menssche / wech waerheyt en Leuen<br />

word gheheeten ende es onslieden ghegheuen<br />

15 als een offrande Tweetzins tonsen onderstande<br />

Te wetene Bebloed ende Onbebloed beseuen<br />

tonsen eeuweghen trooste ghelaeten te Pande<br />

Eerst / heeft hy hem zeluen Een bebloede offerhande<br />

voor ons gheoffert / in tcruce als onnoosel Lam<br />

20 zonder smette / voor onslieden gheleden schande<br />

daer in hy de figuere des paeschlams vulquam<br />

verzoenende zynen vadre / duer tsmensschens val / gram<br />

maer in zyn avendmael / eer hy de dood wilde steruen<br />

heeft ghewilt / dat tzelfde / zoo hy tbrood nam<br />

25 Een onbebloede Offerhande zoude verweruen<br />

vp dat melchisedech offrande in tsweerelts eruen<br />

onder ghedaente des broods en wyn ghecelebreert<br />

haer vulmaectheyt ontfaen zoude / zonder bederuen<br />

en christus blyfuen warachtich priester gheconsacreert<br />

30 naer doordene <strong>van</strong> melchisedech gheordonneert<br />

eens ghestoruen / end int heleghe gheghaen Certeyn<br />

vp een plaetse in tIuedsche landt / zyn gheest gheExpireert<br />

zyn bebloede offrande / daer vulbrocht gheel Reyn /<br />

++<br />

maer hier word menichwaerf in tsweerelts pleyn<br />

zyn onbebloede offrande Gheoffert om Eten<br />

Eens dood gheoffert inde dood des crucen treyn<br />

nv daeglicx / dat wy zyn doods ghedyncken zouden weten<br />

5 Tot mededeelynghe der zaleghe secreten<br />

onzienlick in tbroodt<br />

Buten mensschens verstandt / machtich heere der heeren<br />

in vleesch en bloedt god en menssche onghespleten<br />

menssche prouft hu dies / om tzynder tafel zyn ghezeten<br />

10 Wie onvveerdich dit brood eit / oordeele hem zeluen doodt<br />

Naer Paulus Leeren /<br />

Aucteur<br />

Pieter dezanghere Myn goet Lief ghebuer<br />

Als ick by den Castaengneboome was wuenachtich<br />

15 ion ick een Refereynken / die <strong>van</strong> in zynen fluer<br />

Taelman tslands <strong>van</strong>den vryen was int gheduer<br />

+ Fol. 171 r, r. 16 ‘Taelman ... <strong>van</strong>den’, 25 ‘Supremo ... Regi’, jaartal in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 171 r


41<br />

ende goet onderlyngh payslick eendrachtich<br />

tsghezelschap tshelichs gheest Conyngh gheweest warachtich<br />

daer ick tnaeruolghende te zynder eeren stelde<br />

20 tes Redene ick zyns zy oock ghedachtich<br />

Der xiij. en tshelichs gheests / was een medeghetelde<br />

Refereyn +<br />

Verblydt hu // tes tydt nv // elck gheestich artiste<br />

Iubileert // tryumpheert // met dauid den psalmiste<br />

25 Supremo psallite Regi / dheere lofzangh Biedt<br />

hem vreest // alle gheest // vry vranck <strong>van</strong> twiste<br />

hy weet // ghereedt // wat in hemel end eerde gheschiet<br />

dat begrepen // en gheschepen * // in tbeghin <strong>van</strong> niet<br />

god drievuldich // die wy schuldich // zyn tanbedene ghemeene<br />

30 duer de wolcken // tallen volcken // hy de herten duerziet<br />

++<br />

god vader / god zuene / god helich gheest / drie / Eene<br />

almachtich // warachtich / Crachtich / zuuer ende Reene<br />

dies mueghen // int verhueghen // wel zegghen telcken keere<br />

wy <strong>van</strong> ons zeluen cleene // vul zonden zwaer<br />

5 Supremo psallite Regi / Zynght Lof den heere<br />

En bes pieter die zaen Ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tIaer /<br />

Hem pryst // die ons wyst // spyst // en daghelicx voedt<br />

die wondere // Ondere // alle natien doet<br />

10 die // onse partie // heeft verwonnen en bedwonghen<br />

Biedt hem danck // met Lofzangh // huter herten goet<br />

Supremo psallite Regi / looft dheere alle tonghen<br />

Gloria in excelsis deo / dinghelen zonghen<br />

hemel eerde // tzynder weerde // en de helsche mede<br />

15 moeten hem // oetmoedich them // knyebughen oude metten Ionghen<br />

want hy es // expres // daer hy wil telcker stede<br />

vry // es hij // ons verlosser end alleene zaelichede<br />

wy zyn knechten // met Rechten // vp dat zyn lof vermeere<br />

mueghen wel tonser vrede // metten conyngh segghen claer<br />

20 Supremo psallite Regi / zynght Lof den heere<br />

En bes pieter die zaen ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tiaer.<br />

Supremo psallite Regi Es tsconyncx devyse<br />

tsghezelschaps tshelichs gheest // meest // datmense pryse<br />

* ‘gheschepen’: tweede ‘h’ over andere letter.<br />

+ Fol. 171 v, r. 5, 12, 23, ‘Supremo ... Regi’, 6 (tekst in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Anno .1551.<br />

+ 171 v


42<br />

25 Supremo psallite Regi / ziet // ghebiedt // zyn onderzaeten<br />

int spoeden // altyds teenen goeden //onderwyse<br />

elcken // by den welcken // men zal wel doen / en tqua laeten<br />

Int beghinnen // alle zinnen // Aerm ende Rycke staeten<br />

Supremo psallite Regi / dhooghsten heere lof zynght<br />

30 hy zal hu // al nv // eeuwich eeuwich thuwer baeten<br />

ghedyncken // int blyncken // daer hem dhemele omRynght<br />

Biedt hem lof // Of // ten minsten hem dancbaerheyt toebrynght<br />

mensschen eerdich // hy eist weerdich // ende pryst hem zeere<br />

wiens wille dat al dwynght // Alle gheesten openbaer<br />

35 Supremo psallite Regi / zynght Lof den heere<br />

En bes pieter die zaen ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tiaer /<br />

++ Princhelick.<br />

Conyngh een huwer esser Cuenyngh der Cuenynghen<br />

Supremo psallite Regi / in dhemelsche wuenynghen<br />

Supremo psallite Regi / neghen Inghelen Chooren<br />

5 Supremo psallite Regi / zonder Ieghenstuenynghen<br />

alle die // ende wie // al dat zyne es oorbooren<br />

Supremo psallite Regi / huwe voysekens laet hooren<br />

dieren visschen / en <strong>van</strong> vueghelen / ghy Nachtegale<br />

Supremo psallite Regi / indianiteghe mooren<br />

10 niet mondich // oorcondich // maer met therte int principale<br />

Supremo psallite Regi / Alle Conynglicke zale<br />

ende by speciale // vp datmer duecht an Leere<br />

al dat aessem heeft inder heligher kercken verghaer<br />

Supremo psallite Regi // zynght lof den heere<br />

15 En bes pieter. Die. zaen. ghere ghelt zyn der naer<br />

Maer // volghtse al tiaer //<br />

Dheer Cornelis breydel<br />

In zynen tyden dekene<br />

Tghezelschaps <strong>van</strong>den helighen gheeste drie Iaer<br />

20 Rhetorica beminder / was oyndt de gheblekene<br />

goet man <strong>van</strong> eeren / om Ieghens te sprekene<br />

Blydechierich inne der Constenaers verghaer<br />

Te dien vpziene / oock als myn goet vriendt<br />

testamentelick teender ghedynckenesse<br />

25 <strong>van</strong> een Refereyn By my gheRhetoricient<br />

inder beste voughen zoot schickelicxst dient<br />

doe hem der mede Ionsteghe schynckenesse<br />

+ Fol. 172 r, r. 3-5, 7, 9, 11 ‘Supremo ... Regi’, 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 172 r


43<br />

Refereyn<br />

CORt. Nu. En LIStich BREYDELt hu.<br />

30 Zaelich / es die man die becuerynghe verdraeght +<br />

want als hy zal wesen gheprouft onversaeght /<br />

+<br />

des leuens croone zal hy ontfanghen voorwaer<br />

hier omme / doodt hu leden / zoot den heere behaeght<br />

die vp der eerden zyn vul onCuusscheyt zwaer<br />

schuut / onReynicheyts Lusten / qua begheerten daer naer<br />

5 wandelt naer den gheest clouckgheloouich vailiant<br />

ende die begheerlicheyt des vleeschs / dats claer<br />

die en zult ghy alsdan niet vulbrynghen / want<br />

het vleesch begheert ieghens den gheest in elck landt<br />

en de wysheyt des vleeschs / dat es de doodt<br />

10 wilt worden / niet als beesten dies zonder verstandt<br />

maer bewaert hu zeluen Reyn / ieghens tsvleeschs wederstoot<br />

waect / vp dat ghy valt in gheen temptacien groot<br />

v<strong>van</strong>t eist dat ghy naer tvleesch leift / zo zult ghy steruen<br />

neimt tquade huut hu zeluen wech / zoot word noodt<br />

15 die in tvleesch zyn / zullen gods Rycke niet verweruen<br />

vliedt al oncuussche zeden / in tsweerelts erfuen<br />

Alle zonde / de welcke (hoe buten betame)<br />

die den menssche dood / Tot een anders bederuen<br />

es buten tlichame / maer die oncuusheyts blame<br />

20 doet // die zondicht in zyn eeghin Lichame<br />

werct en staet dies int ghelooue / naer paulus heesch<br />

wie inden vleessche zyn / zyn god niet anghename<br />

Dies Cort nv en listich Breydelt hu ieghens Tvleesch<br />

EerdeRycke zal met verquistende Rauwynghe +<br />

25 verquist worden Ancxstelick met verflauwynghe<br />

ende met beRoouynghe / Berooft wesen<br />

inder weerelt / zult ghy hebben benauwynghe +<br />

wilt worden niet / ghelyck deser weerelt mids desen +<br />

v<strong>van</strong>t vriendschap deser weerelt / die es mespresen +<br />

30 als vyandschap voor god den heere almachtich<br />

en wie vriendt deser weerelt wil zyn gheResen<br />

wordt ghestelt te wesene gods vyandt tweedrachtich<br />

Wilt de weerelt niet beminnen noch wesen achtich +<br />

oock al tghuene dat inne der weerelt es / ziet<br />

35 eist dat yemandt Lief heeft / de weerelt / warachtich<br />

de liefde god des vaders / en es in hem niet /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ iacobi 4<br />

+ 172 v<br />

+ Esai 24<br />

+<br />

iohan 16<br />

+<br />

Roma .12<br />

+<br />

iacobi .4<br />

+ 1 Iohan 2


44<br />

+ Want al dat in de weerelt es / ende gheschiet +<br />

es Begheerlicheyt des vleeschs / en der ooghen mede<br />

hooghmoedicheyt des leuens / dwelck niet / en es yet<br />

huut den vadere / maer hute des weerelts zede<br />

5 de weerelt verghaet / end huer begheerlichede<br />

Maer die de wille gods doet / blyft eeuwich ghemoet<br />

staet vp ende ghaet / hier es Ruste noch vrede<br />

Wyct naer gheen ydelheyt / die gheen baete doet +<br />

maer ghaet duer den wech / der voorzienicheyt goet +<br />

10 ommeghord hu met wysheyt / niet eerdsch bepeerelt<br />

al de weerelt es in tquaede ghestelt onvroedt<br />

Dies Cort en Listich Breydelt hu ieghens de Weerelt.<br />

Laet houeerdicheyt Regieren niet huwen zin<br />

houeerdicheyt es <strong>van</strong> allen zonden tbeghin<br />

15 haet en nydt / zullen wesen verghanghelick zaen<br />

vergheeft / en vergheuynghe wordt hu ghewin<br />

haet dat quaet es / en Bemindt alle goet vermaen<br />

Laet de zonne vp hu gramschap niet onderghaen<br />

want eennen man die gram es / tvvist ontsteict hy<br />

20 wilt den slaep niet beminnen / maer waeckende staen +<br />

wie Ledich es / Aermoe staet hem altoos by<br />

en werct niet / vp datter hu Rycdom huut zy<br />

Begheerlicheyt / es wortele <strong>van</strong> allen quaeden<br />

vergadert huwe schatten inden hemele vry<br />

25 ghulsicheyt en droncke dryncken wilt oock versmaeden<br />

Laet hu cleedren altoos wit zyn in zuverheyts daeden<br />

Laet hu herte onbesmet zyn / staet den vyandt tseghen<br />

v<strong>van</strong>t dheere god Rechtueerdich / oock vul der ghenaeden<br />

zal huwe beschaemtheyt openbaeren en weghen<br />

30 die der weerelt ghehoorzaem niet zyn bedeghen +<br />

maer onRechticheyt gheloouen tot allen tyden<br />

dien zal gramschap ouercommen thuerlieder onzeghen<br />

ende Tribulatie zonder vermyden<br />

Ouer alle zielen der mensschen dan Lyden<br />

++<br />

die quaet doen / En dheere zalder ouer tdien stonde<br />

vier en sulpher laeten Reynen / An allen zyden<br />

Dies Cort en listich Breydelt hu ieghens de zonde<br />

5<br />

Prinche<br />

Wy steruen Alle gader hoe hooghe <strong>van</strong> weerden +<br />

end als water vallen wy inne der Eerden<br />

twelcke dat niet weder en comt noch en keert<br />

wel leuen doet wel steruen die hem zoo gheneerden<br />

maer der zondaeren doodt / es de quaetste vermeert /<br />

+ Fol. 173 v, r. 10-12, 14: eigennamen onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 173 r<br />

+ .1. Iohan 2.<br />

+<br />

Miche /.2<br />

+<br />

.1. Regum 2.<br />

+ prouerbi 20 21<br />

+ Roma 20<br />

+ 173 v<br />

+ .2. Regum. 14


45<br />

10 Caym wierd <strong>van</strong> Lamech versleghen ontEert<br />

ende Abel zynen broeder es ghestoruen wel<br />

de Ionghe thobias in gods vreese gheleert<br />

esser wel in ghestoruen vastbetrauwende snel<br />

Pharao versmoorde met zyn heyrcracht Rebel<br />

15 wiens herte gheel verhart was / Tzynder onbaeten<br />

Chore / dathan / en Abyron / die leden ghequel<br />

verzoncken inder hellen / duer de eerdsche straeten<br />

de menssche weet zyn hende niet / tzy <strong>van</strong> wat staeten<br />

Als een schaeuwe vp der eerden / zoo es ons leuen<br />

20 daer en es gheen vphouden / tpasseert zonder verlaeten<br />

want den byl / es ande wortel des booms vpgheheuen<br />

hier omme waect ende zyt bereedt ghebleuen<br />

want ghy de huere niet en weit Certeyn<br />

dat de zuene des mensschen / onvoorzien beseuen<br />

25 commen zal / en vonnessen gheel tsweerelts pleyn<br />

sterft eer ghy sterft / en maect hu met duechden Reyn<br />

bezitten mueght ghy Abrahams Rusteghen schoot<br />

Vleesch. Weerelt. Zonde. / houden ieghens hu ghemeyn<br />

Dies Cort en Listich Breydelt hu ieghens De doodt.<br />

Die <strong>van</strong> Damme<br />

Myn meesters <strong>van</strong> damme die ick voortyds diende<br />

Alst hemlieden beliefde / ter brugscher Conynghfeeste<br />

++<br />

die wil ick zoot Reden es / houden te vriende<br />

Al wes Ick oyndt voor hemlieden Rhetoriciende<br />

hebben my vuldaen met Liberalen gheeste<br />

Maer vp datse te bet mochten wesen bewaert<br />

5 <strong>van</strong> dontfangh nv de Laetsleden gheIaert<br />

<strong>van</strong> myn Iaerlicx pensyoen / nae doude * vsancie<br />

zo gheef ick hemlieden / hier naer verclaert<br />

By myn eeghin handschrift / generael Quictancie<br />

RefereynWys Quictancie<br />

10 Gheesteghe ghezinde // beminde // ghildebroeders<br />

Artisten // Mineruisten // der Anuntiatien<br />

niet tmywaert // ghy spaert // tzyne milde // voeders<br />

Int openbaere // ghewaere // der voorleden gratien<br />

Paeys vrede // thuwer stede // ionne voor salutacien<br />

15 der naer // tiaer // vruchtbaer // mids dinwoonders neerynghe<br />

daghelicxsche weerelt stept voorts in dominatien<br />

+ Fol. 174 r, r. 23, 24 ‘Van Damme’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘naer’; ‘d’ bijgevoegd, gedeeltelijk over ‘nae’, en ‘o’ over ‘r’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 174 r


46<br />

bezouckende Luxurieuse habitacien<br />

al doet de gheluferde groote hertzweerynghe<br />

Nietmin / <strong>van</strong> dien propooste doen voorts dontbeerynghe<br />

20 maer zendhu quictancie zoot wel es <strong>Rene</strong><br />

huut goeder inborst / met ionsteghe vlamme<br />

dus ludende / altyds thuwen dienste gheen spaerlynck<br />

Ontfaen by my Rasch Vp En // Dene //<br />

<strong>van</strong> hulieden dralaerts Van Damme<br />

25 Myn pensyoen <strong>van</strong>den ghezonden haerynck<br />

Aluooren Bedanckende myn heeren <strong>van</strong>der wet<br />

daer naer huerlieder / pensionnaris De Smet.<br />

niet gheerne vulcanitich / hopick tmywaerts tsmedene<br />

al heeft zulck myn esbatement tspelene belet<br />

30 zonder schimp / tgoeder meenynghe was tvpzet<br />

indien de zulcke wel verstonde Redene<br />

Deken ioos Wittebrood ion ick oock te bevredene<br />

+<br />

Wien ick betrauwe myn excuse thebbene ghedaen<br />

der naer Iaques de Cuenync / vruecht te bestedene<br />

als hij blootshooft int vleeschuus zal willen staen<br />

gheerne laet hy de conste Audientie ontfaen<br />

5 gheIonstich / datmer andre tsghelycx naer wene<br />

niet spelende als Lunatyck Smet int gramme<br />

my kennende vernought / <strong>van</strong> alsmen tzee daer vynck<br />

Ontfaen by my Rasch. Vp. En. Dene<br />

<strong>van</strong> hulieden dralaerts <strong>van</strong> damme<br />

10 Myn pensyoen <strong>van</strong>den ghezonden haerynck<br />

Elck ornaet gestich voysich personnaige<br />

Ruistich fraey ghemoet ghecommen vp tstaige<br />

om <strong>van</strong>der daghelicxsche weerelt spelen Tesbatement<br />

die bedanck ick hertelick in tdamssche passaige<br />

15 voorts huerlieder welwillende thuerer ad<strong>van</strong>taige<br />

die ter Conynghfeesten gheern hadden zyn omtrent<br />

Wanen wys zyn / es oock wel een wonderlick student<br />

dat hy tsweerelts bedryf / wil verstaen naer zyn zin<br />

zulck trect * hem an / een zaecke / waer by men kendt<br />

20 dat een es / datmen niet zou betrauwen / zyn der in<br />

Nietmin // daeromme Lietick niet Roeren den kin<br />

om tRynssche Nat ** souffen / wier Ieghens stene<br />

die my gheerne / ten vpstaene gheestich Camme<br />

therte myn / oyndt mesprysende zwaer // dynck<br />

25 Ontfaen by my etc a /<br />

* ‘trect’: ‘t’ over andere letter.<br />

** ‘Nat’: ‘N’ over ‘m’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 174 v


Princhelick<br />

47<br />

Schippermaet danck hu dancbaerich groot<br />

die myn ghezonden haerynck broght met huwen Boot<br />

wel mueght certeyn Een dralaert <strong>van</strong> damme wesen<br />

30 Ick plachse voor vastenavendt hebben tmynder noodt<br />

Broghtse nv inde vasten / maer ghiet gheen zwaerheyts Lood<br />

in tyds was die welghecommen tmynen huse ghepresen<br />

Als hy wil / zal ick helpen zynen durst ghenesen<br />

+<br />

met een drafwaterken goet <strong>van</strong> ghebrauwe<br />

daer Ruebrecht een kender of es <strong>van</strong> desen<br />

dier ons an zal helpen zoo ick best betrauwe<br />

hope hulieden visiteren / naermaels ten anschauwe<br />

5 Rustende gheestich vp de hemelssche Lene<br />

ten avendmale <strong>van</strong>den Apocalipsen Lamme<br />

twelck voor ons inder crucen dood openbaer // ghynck<br />

Ontfaen by my Rasch Vp. En. Dene<br />

<strong>van</strong> hulieden dralaerts <strong>van</strong> damme<br />

10 <strong>van</strong>den Laetsten ende andren ghezonden haerynck<br />

Superscriptie<br />

Eersame wyse discrete Cousyn vriend gheminde<br />

Ioos vvittebrood deken ter damsche statien<br />

tsgheselschaps tsheligh gheests Rhetoricale ghezinde<br />

15 gheseyt / maria ghildebroeders der Anunciatien<br />

dees quictancie / ontfaet by huwer gratien<br />

RhetoriCienen<br />

De gheesten der hoogher Rhetoricale conste<br />

in gheschicter doctrine ofte poetrie<br />

20 huut goeder inborst / en met grooter ionste<br />

<strong>van</strong>den tydt dat ick Rhetoriceren beghonste<br />

wes ick componeirde / Laet ick achtere die<br />

Dat zy ouer my offeren / ick niet en heessche<br />

hoe zoud icker hemlieden oock toe doen vermaen<br />

25 want ick ter weerelt zynde in leuenden vleessche<br />

heb ict niet eens ouer hemlieden ghedaen<br />

Nietmin doen zyt / danck moeten zy ontfaen<br />

ende zonder bezwaer<br />

Ion ick elck zonderlynghe waer zy ghaen of staen<br />

30 Tnaerghescreuen dichtken te volghene naer<br />

in tleuen Claer /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 175 r


48<br />

[Mindt Als deucalion Rechtueerdichede]<br />

++ Mindt Als deucalion Rechtueerdichede<br />

Leeft naer dyana / zuuerheyt pachtende<br />

vreest Lycaons wreedheyt / Eerd Ruste en vrede<br />

slacht Argus / met hondert ooghen wachtende<br />

5 vveist in huwe domheit niet Phaeton slachtende<br />

Aglauros afionsticheyt / wilt <strong>van</strong> hu stieren<br />

vp Cadmus vromicheyt / zyt gheestlick achtende<br />

verCrachtende<br />

Tsatanitich serpent / der helsscher duwieren<br />

10 Wapent hu ieghens Cupido banieren<br />

dat ghy Narcissus niet en ghelyct<br />

vvilt altyds Bachus Redenmatelick vieren<br />

dat hu Mars Lanche doch niet bestryct<br />

Ceres hu voedsel by maeten bedyct<br />

15 Regiert als Phoebus * huwe waghene wel<br />

ende niet als Bathon ghierigh verRyct<br />

vliedt Jupiters blexeme Ten es gheen spel<br />

Want Charons sceepken / es wachtende snel<br />

om hu by Plutho met blyder Mare<br />

20 ouer te voerene / Noyndt zaecke zo fel<br />

dan te commene in dhelssche vierschare<br />

Schuut duusternachticheyt. Wandelt int clare<br />

Ionghe RhetoriCienen<br />

Ghy edelionghe gheesten ingenieuselick<br />

25 Rhetorica disciplen Amoureuselick<br />

volght herodotus ende Tucidides naer<br />

wint den Laurier palmtack victorieuselick<br />

stelt Liefuelick hoosch Reyn curieuselick<br />

zoo Callisthenes als goet mercuriste claer<br />

30 isocrates / ende Naucrates voorwaer<br />

consten huerlieder Reden gheestich fraey Couchieren<br />

Lysippus inde oratorie was Cloucbaer<br />

zo was oock Policletus in zyn hanthieren<br />

// ziet wat ghy dicht / end in wat Manieren<br />

++<br />

ende waer / Voorpeynsende / Eer ghy concludeert<br />

matelick in Langde / dyn sillaben Regieren<br />

Leert obedieren<br />

Tluud inEptelick / wie daer in ouer passeert<br />

5 naer tbevyndt ghedescribeirt<br />

<strong>van</strong> die voortyds hebben gheRhetoriceirt<br />

Dat een Reghel dicht / wel zo Langh mach wesen<br />

+ Fol. 175 v, r. 1-7, 9-18, 26, 29, 30, 32, 33 (eigennamen) onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘Phebus’, ‘o’ tussengevoegd.<br />

+ Fol. 176 r, r. 7, 8, 19-21, 24-29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 175 v<br />

+ 176 r


49<br />

zo langh. Als een aessem tverdraeghen consenteert<br />

Byden ouden poeten / en wast noyndt Mespresen<br />

10 huut ionsten // beghonsten // mynder aderen pesen<br />

thuwaerts te bughene dit aduertissement<br />

al hebick zelue dickmaels ghefaelt in al desen<br />

Nyemandt es met consten gheboren omtrent<br />

maer onconstich vpghespent<br />

15 Elck Leert tot inden hendt /<br />

4 Reglen begripende goet dicht goet zin<br />

.daer gods mueghentheyt begrepen es in.<br />

++<br />

I.S.<br />

Al. hertich. Drachtich<br />

20 n.d. nd. nd. nd. cleen Noch<br />

Gheen. ander. machtich<br />

M<br />

.N.<br />

.S. Zon. D. Dood.<br />

25 Declaratie<br />

hvv. fs. bpxfn. bl. ffnhfrtkch. ffndrbchtkch<br />

xkfrfndf. ffn. Clffn. npch. grppt.<br />

Bpxfn. hfm. ghffn. bndfr. mbchtkch.<br />

fn. pndfr. hfm. fs. zpndf. dppd. /<br />

Spelende personnaigen<br />

ELoquente // gente // Rhetoricale personnaigen<br />

om Rhetorica huuten Commende vp staidgen<br />

hoe In habituaigen<br />

5 Weest als Gracchus in huwe gesten ghemoet<br />

niet als Eschylus commende met fauvisaigen<br />

tooght tleuende aenschyn / met gheschicter Couraidgen<br />

Ciuil / stampende / noch wagghelende metten voet<br />

behendich als Roscius personnaidge goet<br />

10 zomtyds weenen/ dan alst pas gheeft Blyde<br />

Als ghy yet drouue speilt / Als gracchus doet<br />

hy zuchte / stelder de ooghen naer / tdien tyde<br />

als hy yet drouuelicxt * / speilde int wyde<br />

dat hy zyne vyanden weenen dede<br />

15 alst pas ghaf scheen hy zaen nathuerlick blyde<br />

naer den heesch der materien / schictter hem mede<br />

Leert Reden pronunchieren naer de matichede<br />

niet veel maroten noch grimmaidgen te vserene<br />

+ Fol. 176 v, r. 2 ‘Eloquente’, 5, 6, 9 (eigennamen) onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘drouuelicxst’; voorlaatste letter ‘s’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

176 v


50<br />

maer metten ooghen schicbaer Telcker stede<br />

20 es te Lauderene<br />

zonder Reden ende gesten te interRumperene<br />

dit iondick testamentlick te Legaterene<br />

Wien men yet speelwys pleight te Rollerene /<br />

Aucteur<br />

++<br />

25 Van mensschen machmen varyncx niet speelwys hanthieren<br />

ofte zulcke zouder me / stoken zynen tant<br />

zalmen / dan best mueghen / <strong>van</strong> Beesten agieren<br />

Neent! / Beter ghezweghen / en duumken in dhand<br />

Maer in alle Landt<br />

30 Als Loos Quant<br />

eer den gheest word terstond moe<br />

houd buerse toe mond // toe /<br />

Rhetorica blameirders<br />

De hateconsten. ende zulcke kerchulen<br />

pylaerbyters / die huter vruechden perck // schulen<br />

zonderlynghe / <strong>van</strong> Rhetorica zegghen Blamatie<br />

5 die gheef Ick almochtse tmywaerts sterck // mulen<br />

dit Refereyn te Lesene By huerer gratie<br />

Alle eeghin Liefhebbers / zulcke generatie<br />

Refereyn<br />

Wreeder dan Nero. / du ypocritich groetsele<br />

10 den consten wechwroetsele // Eriphysas ghebroedsele<br />

zyt ghy smadeghe tonghen<br />

der broederlicke liefde speciaelste boetsele<br />

daer dyn ghemoetsele *<br />

Ophiogenus vpvoedsele<br />

15 Comt anghespronghen<br />

huut Erichto der tooueresse ghewronghen<br />

dy weynssch ic gheclonghen // Rechte belials ionghen<br />

den Antropophagen<br />

tzijne der trogloditen Lackaeyen en paidgen<br />

20 dan voor hu gaidgen // Tantalus torment<br />

ghij <strong>van</strong> xantippe ghespent<br />

der Essenen / vrauwe ghebruuck en payment<br />

dessedones dyn herte te schossene by Reken<br />

Radamanthus helsch iuge zoo sentencie zendt<br />

+ Fol. 177 r, r. 10, 14, 16-22 (eigennamen) onderstreept.<br />

* ‘daer...’ links in margine bijgeschreven, met verwijzingsteken naar de juiste plaats na<br />

‘boetsele’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

177 r


51<br />

25 dat oock schorpioenich speecxsels vp hu zoude leken<br />

Ghy alle die blaemtte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />

Voort wyst hij hu <strong>van</strong> Monocheros ghegrepen<br />

of <strong>van</strong>den Catoblepen // wiens stercziende strepen<br />

Tvolck tleuen ontscrauen<br />

30 <strong>van</strong> Circes als een Cadauer spetie gheschepen<br />

daer thenden dy slepen<br />

om tzyne gheNepen<br />

<strong>van</strong> craeyen en Rauen<br />

++<br />

of met Vrias briefuen moest haestelick drauen<br />

in tdurstich slauen // hu in gallus vloed dan Lauen<br />

volck verwaeten<br />

Tghequel <strong>van</strong> alcman wien de Lusen aten<br />

5 zo mocht ghy laeten // varyabel oorconden<br />

dyn melaetsche gronden<br />

oft als Euripedes gheschuert <strong>van</strong> zyn honden<br />

ofte <strong>van</strong> tserpent Amphisibenam bestreken<br />

oft an Ixions wiel Eenpaerlick ghebonden<br />

10 hoordyt / dat hu de plaeghe <strong>van</strong> gauere moet steken<br />

Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />

End ick weynsch hu bloedzughich Nypsele<br />

Methifonies pypsele // ghy drooghende tRypsele<br />

der Constegher stale<br />

15 En perillus gheProuf / straetCroonghich zypsele<br />

plompt hu tonghich gheslypsele<br />

ofte twist begrypsele<br />

hebt Linxsche straele<br />

dat den beer <strong>van</strong> Calidonyen dy hale<br />

20 moortdadeghe male // ghevult met Regale<br />

ghy snoo Lusich ghevort<br />

Nessus hemde an tlyf / voort dy weyns ick gheschort<br />

daer mede trecken cort // met mydas weynssche begordt<br />

ten Centauren scholen<br />

25 donRuste Aletho / en Phrahetes beuolen<br />

Monichus gheschot dooghende een paer weken<br />

ontRaect ghy dies zo moet ghy verdolen<br />

byden Gymnosophisten / den hals daer breken<br />

Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />

30 Poliphemus die moet hu Regieren styf<br />

+ Fol. 177 v, r. 1, 2, 4, 7-9, 13, 15, 18, 19, 22, 24-26, 28, 30-33 (eigennamen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 177 v


52<br />

vuyl tonghe ghedryf // en Anveerden pentheus ghekyf<br />

ghy Archadisten bleue<br />

Euridices orpheus boel te halene twyf<br />

om zyn beclyf<br />

35 mids draeghende Sisiphus steen vp tlyf<br />

huter helsscher dreue<br />

oock Titius plaeghe ick hulieden gheue<br />

+<br />

Raedslieden eue // hebt canckereghe screue<br />

duer huwen Longhere<br />

dy gheiaerde famedronckich dyn naercommers ionghere<br />

alle Erisitons honghere // oft in corten daeghen<br />

5 met Actaeon Iaeghen<br />

hu zeluen als zoylus / totten beene vercnaghen<br />

oft hu zien an modecacx calchouen Peken<br />

ghy blameirders der consten / hebt dusentich plaghen<br />

hu gheRyngher vpcommende dan Loopende Beken<br />

10 Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />

Onprinchelicke vileynen<br />

Oft moest ghy den troyaen dolon volghen<br />

oft had Ie ten tyden <strong>van</strong> deucalion versmoort<br />

oft als Curtius <strong>van</strong>der Roomsscher eerde verzwolghen<br />

15 of <strong>van</strong> Charon gheworpen Rasch ouer tboordt<br />

als ganymedes <strong>van</strong>den Aerne vpgheschoort<br />

of met gyges den grootsten Ruese wat stryden<br />

die wreedzinnich met hondert handen comt voort<br />

ofte water te scheppene metten Belyden<br />

20 vp tmonster higia huut Affricqua Ryden<br />

of zwemmen in Phlegetons vloedt moedernaect<br />

zo mocht ghy wel lesen hu laetste ghetyden<br />

ghy alle die partyelick Ieghens conste waect<br />

den hals gheCraect<br />

25 dyn vrauwen mesbruuct dyn dochteren ontschaect<br />

In tghat <strong>van</strong> trysmaron zynde ghekeken<br />

dits hu testament nv thuwaerts ghemaect<br />

Ghy alle die blaemte <strong>van</strong> Rhetorica spreken<br />

[Elegante ghebleken // zynde een meestresse]<br />

Elegante ghebleken // zynde een meestresse<br />

30 der andre zes Liberale consten / Clercgesse<br />

Musica zustere // Myn zin vpRustere<br />

Want een princhesse<br />

der poeten secreten oratueren voogdesse<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 178 r


53<br />

++ Van exordien / positien / diuisien / Narratien<br />

wel Redenen met matelicke conclusien<br />

zonder Confusien<br />

in wel Ludende gratien<br />

5 Reyn / by expresse<br />

Rhetorica<br />

Dat / in huer zeluen / Esse<br />

Ande Voornoomde Ende dier ghelycke<br />

zend ick dit Refereyn met een Langhe Pycke<br />

Emmers een Balade<br />

ghereect huut myn testaments scaprade<br />

Curieuze sophisten donnoosel aermen vexeirders<br />

eeghin baete studeirders<br />

hoort cnuvelt / en verstaet wel dies ick ionne dy<br />

15 Ick heb in dhanden <strong>van</strong> alsulcke persequeirders<br />

eens ghevallen gheweist / ongodlicke questeirders<br />

Boose trompeirdes<br />

Naer huer eeghin zin argueirders<br />

dits ghescreuen <strong>van</strong> my<br />

20 interpreteirt // ymagineirt //<br />

Wat verstandt dat zy<br />

Balade<br />

A o .1559.<br />

Onlancx / meer / dan omtrent / den bergh <strong>van</strong> Bramen<br />

25 Een ghepolysterden hoop / ghecleede beesten tsamen<br />

dats mannen zonder Redene / Alsulcke die<br />

hebben ghelucifereirt / Bouen tbetamen<br />

End hem Ieghens den Eerdwoorm / ghedreghen partie<br />

om den eerdwoorm verterden / met grooter Inuie *<br />

30 die nochtans an hemlieden secours vynden dochte<br />

++<br />

maer dees gheCleede beesten vul alder tyrannie<br />

Sophistrie / en baetzouckende Clercgie<br />

en verstonden niet Redenlicx watmer voortbrochte<br />

elck hem zeluen zochte<br />

5 dan dat den eerdwoorm zyn possessie vercochte<br />

end hem daer mede hielpe / huut zynder noodt<br />

doch eer dies den eerdwoorm An secours gheRochte<br />

+ Fol. 178 r, r. 7-9, 22-23, 24 ‘den ... Bramen’, 25 ‘ghepolysterden hoop’, 27 ‘ghelucifereirt’,<br />

28 ‘Eerdwoorm’ onderstreept.<br />

* Vóór ‘Inuie’ staat de beginhaal <strong>van</strong> een ‘E’, die doorgestreept is.<br />

+ Fol. 179 r, r. 12 ‘NamlooC’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 178 v<br />

+ 179 r


54<br />

greep hem vueghel gryp / en Liep wulfaert inden schoot<br />

den hoop ghecleede beesten <strong>van</strong>den eerdwoorm vloodt<br />

10 ende hebben hem troosteloos zoo ghelaeten<br />

Wulfaert / die sloucher by vp zynen poot<br />

maer dier Ieghens quam NamlooC / met liefden groot<br />

wilder dhandt an vaeten<br />

Quam als gheestelick menssche den eerdwoorm te baeten<br />

15 Den eerdvvoorm deder een magher petitie<br />

meest tzynder PreIuditie<br />

meenende zoo plucken troostbareghe vrucht<br />

maer dees ghecleede beesten vul alder malitie<br />

doende Philautia meest Sacrifitie<br />

20 en bleef verduustert als speghele zonder Lucht<br />

hoe den eerdwoorm heeft ghebeden ghestopen verzucht<br />

voor hemlieden gheknyebood * by / als Afgodiste<br />

duer den Raedt <strong>van</strong> Longue Robe / en gheveynsde clucht<br />

voor wien Redene vlucht<br />

25 hebbent den eerdwoorm ontzeyt / met singulieren Liste<br />

Mammon hiltter therte ghesloten inde kiste<br />

als sathanitich artiste<br />

daer mochte wel veel in / maer commen niet huut<br />

zoo hem elck ypocritelick te verbeildene wiste<br />

30 den eerdwoorm heeft clocke voor Statua gheluudt<br />

tcost vele te toyene de Babylonsche bruudt<br />

daer onder meest verwyft zyn dees ghecleede beesten<br />

des eerdwoorms Requeste was zonder virtuut<br />

inde marge apostillaire stond Nichil ghetuut<br />

35 dies pacientye Cruudt<br />

Mocht den eerdwoorm plucken / ter magher feesten /<br />

++<br />

Den Eerdvvoorm ziende dese moy ghepareirde<br />

quasi gheglorificeirde<br />

het dochtede hem / eerdsche goden te zyne<br />

deen Voorderde dander / ende Cortelick studeirde<br />

5 zoot Morosophorous speculeirde<br />

om des eerdwoorms possessie ghecryghen in tscryne<br />

maer dees ghecleede beesten * in mensschelicken schijne<br />

vernuft inden gheest En verduustert in tverstandt<br />

den eerdwoorm tanhoorene tot proffyctelicker fine<br />

10 mochten quaelick de pyne<br />

dies men hem <strong>van</strong> Cayphas tot Pylatum zandt<br />

Scheipsbrake Lydende / <strong>van</strong>dt nieuwers Landt<br />

de ooren <strong>van</strong> Compassien ghesloten waeren daer<br />

zulck meester zulck cnape / zulck schoof zulck bandt<br />

* ‘gheknyebood’: ‘b’ over ‘l’.<br />

+ Fol. 179 v, r. 5 ‘Morosophorous’ onderstreept.<br />

* ‘beesten’: ‘be’ over ‘m’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 179 v


55<br />

15 als ghezworen vpden tant<br />

eeghin liefde bleef den afgod <strong>van</strong> hueren outaer<br />

vvit beschilderde grauen / Boomen onvruchtbaer<br />

eeghin volck / als alleene voor hem zeluen ghemaect<br />

Ghecleede beesten dies / ende gheen mannen voorwaer<br />

20 v<strong>van</strong>t waeren in huer verghaer<br />

inwendich <strong>van</strong> Compassie ende Redene Naect<br />

De vloerduue hadder gheerne tusschen ghewandelt<br />

om tot voordeel <strong>van</strong>den eerdWoorm te cryghene spoet<br />

Mids der consanguiniteyt/ maer wierd niet ghehandelt<br />

25 wierden methamorphoselick verandert ghemoet<br />

vpden staende voet<br />

<strong>van</strong> Redenlick In onRedenlick ghecleede beesten onvroedt<br />

Een nachtscraeye diemen zeght dats veel verwint<br />

Lagh hueren hane ten halse / maer waen hoe Begroet<br />

30 Ieghens vleesch en bloedt<br />

Bleuen opinatyfuelick onRedenlick ghezint<br />

tschemynckel verwerrende datmer payslick spint<br />

heefter Rudelick ghebeyaerd vp des eerdwoorms thorre<br />

voorleden vriendschap wierdter an allen zyden ghedint<br />

35 Eeghin liefde wierdt bemint<br />

++<br />

Casandt / wasser dies qualick bedyct ieghens tschorre<br />

de ghecleede beesten schieden in partie schorre morre<br />

<strong>van</strong> mesyen vlooghher tusschen een groot ghecriel<br />

de eerdpadde zwal verspaect ghierigh dorre<br />

5 graeu vyleyneghe Corre<br />

de mol mochts niet zien / dies in een flaute viel<br />

En de Cocquetryse / wierper een stock int wiel<br />

Een vette Coe <strong>van</strong>den berghe <strong>van</strong> Samarien<br />

Loopende naer moyses calfs Electuarien<br />

10 hadde den eerdwoorm By in zyn pastuere verbeten<br />

de spiteghe vasti / Riedt hem veel Contrarien<br />

ten voordeele meest <strong>van</strong> huerer duwarien<br />

maer al veel Liefuer hadde clauerghars Gheten *<br />

gheeft / tpapegaeyken Leck / heeft hem zwyghende ghequeten<br />

15 Susurro den vleermuus quammer inne ghevloghen<br />

die hilt de waecke / ende wilde nieuwers of weten<br />

die nochtans veel secreten<br />

heeft tandren tyden huut des kerchuuls Lampte ghezoghen<br />

Et pourtant zey de wale / heeftmer ydel prologhen<br />

20 vpde zaecke <strong>van</strong>den eerdwoorm ghaen dobbel blaeuwen<br />

+ Fol. 180 r, r. 22 ‘haeuwen’, 26 ‘een ... vel’, 28 ‘Belle’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘Gheeten’; tweede ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 180 r


56<br />

zulck met een blaeu excuse / dade gheern zyn vermoghen<br />

maer tzijnent waeren gheel huutghedorsschen de haeuwen<br />

ionste bleef coud / nyemandt wilde Liefde Laeuwen<br />

en zoo vpvlederen de paeuwen<br />

25 den ghier pooghde den eerdwoorm tverwoedt vp te tyghene<br />

hebbende een schaeps vel subiect in zyn claeuwen<br />

Tusschen twee zunne schynen schaeuwen<br />

hoe de Belle clanck wast daer niet huut te cryghene<br />

Zoo tduueken lyd last / end onghequelt blyfuen Rauen<br />

30 den eerdwoorm en creegh gheen bermhertich lauen<br />

de ghecleede beesten waerent niet ter herten treckers<br />

Liefde was in hemlieden doodt ende begrauen<br />

phylacteria draghers / metten eerdwoorm gheckers<br />

Epicurieneghe gasten / Egypsche potleckers<br />

++ *<br />

verwyfde mannen / spinRockdraghers / ende zie tzweerd<br />

huer lysten verbreeders / nyemands eere deckers<br />

eerdsche neckers<br />

Schadelicke matrimoniale twistverweckers<br />

5 Broeders in kiste / dwelck den eerdwoorm meest deert<br />

Crassus Rycdom / elck huerer Rapen scrapen begheert<br />

mydas weynsch in hemlieden doch vulcommen zy<br />

werckhelighen die hu meest met Lippelesen gheneert<br />

therte verre <strong>van</strong> god zynde / maer mammon naer by<br />

10 Lettel mensschelick verstandt zo comt huut dy<br />

als mannen die hem connen met gheen Redenen vromen<br />

zyn niet weerdich mannen theetene al dyncket zulck vry<br />

maer met Socrates dynct my<br />

de zulcke machmen wel ghecleede beesten nomen<br />

15 Min gheacht / dan de Pantagruelsche dromen<br />

Den tvveedracht dus Ieghens den eerdwoorm gheresen<br />

Philargiria es meest waen de cause <strong>van</strong> desen<br />

ende dat Philantropia niet en can floreren<br />

veel den futselbouck / end in tboucxken <strong>van</strong> .2. blaeykens lesen<br />

20 daer Ouidius ons vele heeft of bewesen<br />

doet oock Liefde tot god / en des naesten Alterneren<br />

doch Ryckghiereghe (Augustinus) vraeght int mediteren<br />

Wat es dese hu ouervloedighe Begheerlichede<br />

als nochtans de wilde dieren / in tnatuerlick ordonneren<br />

25 hier mate in houden / en niet verslynden / tgheender stede<br />

dan als zy hongher lyden / En vervult der mede<br />

+ Fol. 180 v, r. 17 ‘Philargiria’, 18 ‘Philantropia’ onderstreept.<br />

* ‘tzweerd’: ‘z’ over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 180 v


57<br />

spaeren yeghelick bermhertich / zonder mesdoen yet<br />

maer alleene de Ryckghiereghe / met zelden vrede<br />

wordt nemmermeer zat / grypt al wat mer ziet<br />

30 gheen menssche iondt hy bystand / noch vreest god niet<br />

spaert zyn / vader / noch zyn moeder hy niet en kendt<br />

weduwen verdruct hy / weesen doet hy verdriet<br />

den eerdwoorm gheen troost Biedt<br />

doch datmen zulck met een proscript huutzendt<br />

+<br />

metten ghecleede beesten gent<br />

Wonachtich den Gymnosophisten omtrent<br />

Concluderende<br />

De ghecleede beesten vertrocken al<br />

5 naer huerlieder wellusten in prospere fortune<br />

den eerdwoorm bleef wroetende int eerdsche dal<br />

met zynder aduerse in pouren ordune<br />

die gheen witbroodt heeft / ghedoet met tbrune<br />

wat yeghelick ghebueren mach / Nyemandt en weet<br />

10 zy en zyn / niet al helich die draeghen Crune<br />

onder schaeps wulle / ghaet wel een wulf ghecleedt<br />

Wel hem die met tliefden cleed comt Bereed<br />

Als dupperste iuge zal houden oordeels statie<br />

ende daer elck zal moeten / wient Lief zy * of Leed<br />

15 Rekenynghe gheuen <strong>van</strong> zynder villicatie<br />

de wel ghecleede zuller hebben / meer voordeels gratie<br />

dan die metten eerdwoorm hebben naect soberlick gheghaen<br />

naer dat wy scheeden huuter wellusten habitacie<br />

Ten Rechterstoele Christi moeten wy al staen<br />

20 om oordeel ontfaen<br />

hebwy dan Liefbermherteghe wercken ghedaen<br />

zo vaeren wy in Rusten buuten alle dangier **<br />

daer neen / zo hooren wy daer tstranghe vermaen<br />

der sentencie zaen<br />

25 Ghaet ghy vermalendyde int eeuwich Vier.<br />

Aucteur<br />

Dees Nuerswys Argumentueuse studenten<br />

vul provts en contraen met hueren hadde Renten<br />

<strong>van</strong> sillogismen niet te verzaedene<br />

30 die gheefick met haer Vniuersele Regenten<br />

De naervolghende twee Raedsels te Raedene<br />

* ‘zy’: ‘z’ over ‘o’.<br />

** Oorspronkelijk ‘allen dangiere’; de laatste letter <strong>van</strong> elk woord is doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 181 r


++ In sley ouer handt dicht<br />

Sley slicht ghewaeght<br />

Es dit // wient meszit<br />

verhit / ghevraeght<br />

AEnigma ofte Raedzele<br />

58<br />

Hy es Ghecommen / ende noyndt ghezien<br />

hy es ghevonnest / hoort dit bedien<br />

hy en dede noyndt zonde / Tes vreimt om horen<br />

Eeuwelick / es hij nochtans verloren<br />

10 <strong>van</strong> Achtere<br />

Etehcs. nee.<br />

TDander Raedsel.<br />

+<br />

De moedre Es in tvelt / en de zuene inde steden<br />

de zuene es sterck / de moeder vul Crancheden<br />

15 als zou bevrucht es / zou heeft tdraghen zo groot<br />

datse stock in dhandt te angrypene heeft noodt<br />

inde zomer ghecleed / maer inde wynter gheel naect<br />

de moedre wast / maer de zuene Laect<br />

de moeder es int Rume / en de zuene Light besloten<br />

20 hy crachtich zynde / duer hem zyn oorloghen ghesproten<br />

men trect hem <strong>van</strong> zyn moer / hem byndende ghePynd<br />

maer dicwils duer zyn cracht / hem alleene ontbynd<br />

groot gheworden zynde / es hy gracelick behoedich<br />

maer corts daer naer es hij sterck grammoedich<br />

25 Ia zo sterck dat hy eerdeRycke Leuende<br />

hem onderdaenich maect / oorspronck <strong>van</strong> quade gheuende<br />

zo zaen hij int waeter comt veraerghert hy<br />

bleeckvaerwich / ende wortter oock gheel flau by<br />

ziet daer hoe te bouen ghaet / een vrauwe ghenaemt<br />

30 de ghuene die veel verwaende maecken beschaemt<br />

Ned dreagnyW ne * .nyW.<br />

Aucteur<br />

Nu keeren vvy betvoorts in myn testaments bevaeten<br />

eerst an tgheestlick / en tweerlick Regiment der naer<br />

+ Fol. 181 v, r. 5, 11, 31 onderstreept.<br />

* ‘ne’: ‘n’ over andere letter (e?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 181 v<br />

+<br />

182 r


59<br />

zo wel Conyngh prinche Als gheestlicke prelaeten<br />

5 dan an tghemeene peuple Volck <strong>van</strong> allen staeten<br />

al meest subiect alderhande zonden voorwaer<br />

zom met een Refereynken Waerschuwende claer<br />

en zom met andre Rhetoricale Leerynghe<br />

goede cordiale ionste ende Liefde openbaer<br />

10 Es cause themliederwaerts tdoene keerynghe<br />

Biedende hemlieden gheschicte Eerynghe<br />

Met * goeder affectie<br />

vvatter zy mesbruuct ick stelt ter Correctie<br />

Gheestelicke hueuerheyt<br />

15 Paeus Cardinalen busschoppen prelaeten mede<br />

Regierders ghestelt in dhelighe kercke<br />

hulieder ion ick Liefde Gheene ghierichede<br />

ende goet voorbewys / an hulieden mercke<br />

Beschermt huwe schaepkens wel als de stercke<br />

20 eer den wulf binden percke // die comt omRynghen<br />

vvilt hem zelue besprynghen<br />

Ende cloucklick met tzweerd <strong>van</strong> gods woord huutdwynghen<br />

Refereyn<br />

Gheeft ghehoor ghy die menichte houd in handen +<br />

25 end in die schaeren der natien neemt behaeghen<br />

dat hu es ghegheuen macht / om met goe verstanden<br />

te bewachtene dyn volck voor griefuen en schanden<br />

Want dalder hooghste zal naer hu wercken vraeghen<br />

+ +*<br />

Onderzouckende ghepeynsen dyns Regiments daeghen<br />

of ghy / Als ghy heerders zynder scaepen waert<br />

Rechtueerdich hebt gheoordeelt / zonder vertraeghen<br />

en ghewandelt naer zyn wille / zoo zyn wet verclaert<br />

5 hulieden word hy haestelick gheopenbaert<br />

end een dat alder hartste oordeel / zal dan ghebueren<br />

vp de ghuene die de hueuerste blycken gheIaert<br />

den cleenen zullen worden bermherticheyts Cueren<br />

maer die machteghe in machtich ghepyn ghedueren<br />

10 god zal nyemandt ontzien / hy zy cleen ofte groot<br />

want groot ende cleene / Binnen tsweerelts mueren<br />

heeft hij zelue ghemaect / en verlost met zyn doodt<br />

en euen ghelyck draeght hy zoorghe in huere noodt<br />

dus heerders end andre die Regiment pachten<br />

15 vulbrynght doch huwen dienst / die hu god ghebood +<br />

* Oorspronkelijk ‘niet’; doorgehaald en ‘Met’ erna geschreven.<br />

* Verticale streep onder de eerste noot in margine tot r. 13.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Sapien vi/<br />

+ 182 v<br />

+ Sapien .6.<br />

+ Collos .4.


60<br />

ende neerstelick vp huwe schaepen wilt Achten +<br />

wilt niet den onachtsameghen huerlyngh slachten +<br />

die ziet commen den wulf / met een ghulselick gaepen<br />

de schaepen laet hy / ende vliedt <strong>van</strong> tbewachten<br />

20 dies grypt de wulf / ende verstroyt al de schaepen<br />

Maer een goet heerder / die en zal gheenssins slaepen<br />

maer vroom stellen zyn leuen / met een vercloucken<br />

voor zyn schaepen / als dhuerlynghen ende Cnaepen<br />

hem zeluen zullen / ende niet de schaepen zoucken<br />

25 wilt grammelick dyn schaepkens oock niet vervloucken<br />

noch wilt gheene versteken duer haet ende Nydt<br />

bemindtse ghelyck Brynghtse huut dolende houcken<br />

Stelt. hu leuen voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />

Bereedt. hu schaepen den wech / Maect effen den pat +<br />

30 Recht gheen Columpnen vp / die den heere versmaet +<br />

doet nyemandt ghewelt / om te cryghene schat<br />

wacht hu <strong>van</strong> yemandt / tonRechte te nemene wat +<br />

maer zyt tevreden met hu gaidgen / naer huwen staet<br />

doet weduwen noch weesen / gheen hinderlick quaet +<br />

35 v<strong>van</strong>t eist dat ghyse quetst voorwaer Rechtevoort<br />

zy zullen tot my Roupen / ende zonder verlaet<br />

zal ick haeren Roup anhooren ende claeghende woordt<br />

en myn thoorne (zeght de heere/) zal wesen ghestoort /<br />

+<br />

ende zulcke zal ick doen metten zweerde steruen<br />

Want tot stichtynghe des volcx zoo dat behoort +<br />

zyt ghy ghestelt / ende niet tot tsvolcx verderfuen<br />

maect den wech / laet nyemandt anstootynghe verweruen +<br />

5 noch met crachte dyn schaepen gheen ouerlast doet +<br />

laet nyemandt onbehoorlick ontgoeden ontErfuen<br />

Stryd totter doodt voor de gherechticheyt goet +<br />

om dyn schaepen te beschermene weist clouck ghemoet<br />

Anveerdt oock tonRechte besittynghen gheene<br />

10 eist dat ghyt doet / zo eit ghy zulcx vleesch ende bloedt<br />

en die wraecke behoort gode toe Alleene +<br />

Rechtueerdicht euen ghelyck / groot ende cleene<br />

Want wee den heerderen / die daer verstroyen zeere<br />

en verschueren de Cudde ghulsich totten Beene +<br />

15 <strong>van</strong> mynder goeder weedynghe / zeght de heere<br />

Laet gramschap hu niet verwinnen / te gheenen keere +<br />

maer den bedructen bystaet in huer onghelucken +<br />

end vp dat hu name als een goet heerder vermeere<br />

om ghelts wille / nyemandt en wilt verdrucken<br />

20 willen zomtyds de scaepen / wederspoorich tucken<br />

met wyse zoete schoone woorden hemlieden Castydt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ prouerbi/27<br />

+ iohan/10.<br />

+ Esai 62<br />

+ Deu/16<br />

+ Luce .3.<br />

+ Exod / 22<br />

+<br />

183 r<br />

+<br />

2 corin 10<br />

+<br />

Esai 57<br />

+<br />

Leuiti /25.<br />

+ Eccli 14<br />

+ Deu / 32<br />

+ iere 23.<br />

+<br />

Iob 36<br />

+<br />

Esai primo


61<br />

end eer datse de wulfuen verschueren ende plucken<br />

Stelt hu leuen / Voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />

Huvve scaepkens Bid ick doch heerders elcken<br />

25 mensschelick hanthieren vvilt ende feestelick<br />

ende neimt gheen occasie / By den welcken<br />

dat ghy die zoudt scheeren ende mueghen huutMelcken<br />

maer voedse neerstich / met goeder spysen gheestelick<br />

end eer datse de wulfuen in tbusch forreestelick<br />

30 <strong>van</strong> deser weerelt Briesschende omRynghen<br />

om die te verslyndene Roupt trompt Tempeestelick +<br />

om hulpe / diese huut tswulfs grepe dwynghen<br />

zouct te zeere niet tplacebo noch het offermyt zynghen<br />

maer becondicht neerstich der euangelien Iuecht<br />

35 Leeft Als ghetrauwe dienaers in allen dynghen +<br />

end als ghy tverloren schaep vynd inwendich verhueght<br />

Wee zeght de heere / die zochtelick int bedde zueght / +<br />

+<br />

die eit tschaep huter cudden / en Wyn drynct huut schaelen<br />

end hu met costelicke zalue / zoo ghy best mueght<br />

smeert / ghy Regierders Rycke in Syons paelen<br />

keert hu / die dus tryumpheert inder weelden zaelen<br />

5 end en verliest niet / met hu Bancketeerlick brassen +<br />

voor wien christus ghestoruen es / zonder faelen<br />

Scheert gheen schaepen / eer huer wulleken es vulwassen<br />

zouct oock niet te zeere Tgheldeken binder Cassen<br />

maer zouct der schaepen proffyt / In tzoorghfuldich pleghen<br />

10 zyn zy bespiet <strong>van</strong> wulfuen / vvilt cloucklick Bassen<br />

vreest noch vlucht / voughtter hu metten lyfue tseghen +<br />

dat ieremias prophecie / mach worden verzweghen<br />

<strong>van</strong>den minsten totten meesten / vyndtmen daghelicx Noch<br />

die neerstich tot ghiericheyt zyn gheneghen<br />

15 <strong>van</strong> propheten / totten priesteren / al doen zy bedroch<br />

en zy zoucken al hem zeluen / Ende niet och +<br />

dat iesu christi es. / dies de wulf schaepen verbyt<br />

dus ten fine / dat zy mueghen bewaert zyn / doch.<br />

Stelt hu leuen Voor de schaepen / Ghij die heerders zyt<br />

20 Prinche<br />

Zyt niet als heerders Te gheender steden<br />

daer Esayas of doet veel wetentheden +<br />

die blend zyn / ende en hebben niet gheweten<br />

zy zyn al stomme honden / in haerlieder zeden<br />

25 zy en Connen niet bassen / zy zien ydelheden<br />

zy beminnen den slaep Tweldryncken ende Eten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai 58<br />

+ 2 corin .6.<br />

+ Amos .6.<br />

+ 183 v<br />

+ Roma 14.<br />

+ iere vi<br />

+ Philip 2<br />

+ Esai 56


62<br />

zy bewimplen der heligher schriftueren secreten<br />

en zyn hoorende doof in haerlieder Regieren<br />

ende al afgheweken / <strong>van</strong> dupperste ghezeten<br />

30 totten laetsten / elck tot zyn ghierich hanthieren<br />

dan beclaeght dit god de heere in deser manieren<br />

Myn volck es gheworden een Cudde verloren +<br />

haer heerders hebbense verleed als grypende ghieren<br />

ende om der wullen wille / myn schaepen gheCoren<br />

35 Wee dien heerderen dan / datse zyn gheboren<br />

+ +*<br />

die hem zeluen zoo voeden tot alder stondt<br />

end hu cleedet metter wulle naer ofgheschoren<br />

tscaep dat zieck was / en maecte ghy niet ghezondt<br />

dat vet was / Spreict de heere duer ezechiels mondt<br />

5 slought ghy dood / maer myn cudde en voedet ghij niet<br />

en dat cranck was onvermueghen in tshertsen grondt<br />

By hu en es hem gheen verstercken gheschiet<br />

maer also langhe alsser was te melckene yet<br />

dien melck ghulsich te zupene waert ghy bedocht<br />

10 dat ghebroken was / hebdy ** niet ghebonden ziet<br />

ende dat verloren ghynck en hebdy niet ghezocht<br />

dat verworpen was / En hebt ghy niet thuus ghebrocht<br />

maer met felheyt / Myn schaepen ghesproken An<br />

En mids dat zy zyn al tsamen verstroyt gherocht<br />

15 end hu zeluen voedet / ende myn Cudde niet dan<br />

zo zal ick / zeght de heere / Alsoo ick can<br />

Myn Cudde <strong>van</strong> hulieder handen Begheeren<br />

end ick zalse doen vphouden / in myn ghespan<br />

dat ghyse niet meer zult voeden om twullescheeren<br />

20 dus heerders Eer hu god mach dus dreeghende deeren<br />

Voorziet hier inne zouct der scaepen ziele proffyt<br />

end hebbende decxels en cost tot tslichaems theeren +<br />

Stelt hu leuen Voor de schaepen / ghy die heerders zyt<br />

Weerlicke hueuerheyt<br />

25 Keyser Conynghen Princhen hertoghen en Grauen<br />

ouer Rycke ende Slauen<br />

Weerlicke hueverheyt / iugen doende Recht<br />

hemlieden zoud ick oock gheerne beghauen<br />

ick huerlieder onderdaenich dienare en knecht<br />

30 Neimt danckelick dat den gheest huutleght<br />

gheeft Rechtueerdich vonnesse zonder vitie<br />

Doet ouer diet verdienen discrete punitie<br />

voorpeynst dyn offitie /<br />

* Verticale streep onder de eerste noot in margine tot r. 19.<br />

** ‘hebdy’: ‘d’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ iere 50<br />

+ 184 r<br />

+ Ezech 34<br />

+ .1. thimo 6.


++<br />

Diligite iustitiam<br />

Qui iudicatis terram<br />

Refereyn. +<br />

63<br />

Ghy Rechtueerdighe Verhueght hu inden heere +<br />

5 verblyd vp hu zien tsheeren ooghen / By wien +<br />

ouervloedich de Rechtueerdicheyt bemint es zeere<br />

En zyn aenschyn heeft Rechtueerdicheyt Anghezien +<br />

huwe offrande / Neimt hy in dancke mids dien +<br />

v<strong>van</strong>t den Rechtueerdighen es een claer licht vpgheghaen +<br />

10 als een palmboom zal hulieden bloeyssels gheschien +<br />

end in eeuvvich ghedyncken / zult ghylieden staen +<br />

Beuelende huwen kyndren / doet oock vermaen<br />

dat zy doen oock gherechticheyt thuerer baeten +<br />

Maer ziet / dat die te godewaerts zy ghedaen +<br />

15 en wacht die te doene / voor mensschelicke staeten +<br />

zaeyt in Rechtueerdicheyt zonder oflaeten +<br />

ende wilt inden mondt der bermherticheyt maeyen +<br />

der zielen zalicheyt esser inne bouen maeten<br />

maer voor de doodt / en toordeel wilt die huutzaeyen +<br />

20 Tword hu beter dan goud / Cont ghyt zoo paeyen<br />

v<strong>van</strong>t die Rechtueerdighe binnen haer tsvaders Rycke<br />

zullen blyncken daer Alse der zunnen Raeyen +<br />

end eeuwich leuen binnen dien hemelsschen wycke +<br />

Met lofzangh ghetouft word daer huwer ghelycke +<br />

25 end als verheuen gheworden // Wordt ghij ghefestiert +<br />

dus ghehoort / dat dit zoo schriftuerlick blycke<br />

Rechtueerdicheyt bemindt / ghy die de Eerde Iugiert +<br />

Want. Rechtueerdicheyt die verlost <strong>van</strong>der doodt +<br />

den Rechtueerdighen word dat hy begheert ghegheuen +<br />

30 huere lippen mercken / wat wel behaeght ter noodt<br />

ende wysheyt wordt huut huerlieder mondt beseuen<br />

huer tonghe / Es als costelick zeluer verheuen<br />

+ +<br />

ende blydschap zal worden haerlieder verwachten<br />

als eeuwich fundament / zyn zy staende ghebleuen<br />

en verlost huute der Banghicheden Crachten +<br />

Watmen hemlieden doet / zyt bedrouft niet achten<br />

5 duer Rechtueerdeghe zo word verheuen een stede +<br />

en met hem gheen woorden Lueghenachtich vernachten +<br />

die Rechtueerdeghe hoopt in zyn doodt oock mede +<br />

Twerck der Rechtueerdicheyt zal wesen vrede +<br />

+ Fol. 184 v, r. 1-3, 4 ‘Ghy Rechtueerdighe’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

184 v<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+ Psal 32.<br />

+ 33.<br />

+ Psal 10<br />

+<br />

50<br />

+<br />

96<br />

+<br />

.91.<br />

+ Psal Cxi.<br />

+ thobi/14<br />

+ 13.<br />

+<br />

Mathei 6<br />

+<br />

Ose / 10<br />

+<br />

Eccli .30.<br />

+ Eccli .14.<br />

+ mathei.13<br />

+<br />

sapien 5<br />

+<br />

prouerbi 10<br />

+ Eccli 2.<br />

+ Sapien primo<br />

+ prouerbi 10<br />

+ ende .11.<br />

+ 185 r<br />

+ prouerbi.10<br />

+ 11<br />

+<br />

10<br />

+<br />

13.<br />

+<br />

14.<br />

+ Esai 32.


64<br />

ende hueren dienst die zal zwyghijnghe wesen<br />

10 Leght gheen laghen noch zouct gheen ongodlichede +<br />

in thuus der Rechtueerdeghen / noch bouen desen<br />

En verwoest zyn Ruste niet / want zoo wy Lesen<br />

een Rechtueerdich zal zeuenwaerf binden daeghe<br />

vallen / ende staen wederomme vpgheResen<br />

15 dynct datmen dat tsmensschens broosscheyt toedraghe<br />

huerer huus blyfuen staende zal thueren behaeghe<br />

end huerlieder wortel zyn onbeRoert ghehanthiert<br />

ouermerct dit / ende voor donRechtueerdeghe plaeghe<br />

Rechtueerdicheyt bemindt / ghy die de eerde iugiert<br />

20 Der Rechtueerdegher zielen / zyn in gods handt +<br />

end anRoeren en zalse niet des doods Pyne<br />

die Rechtueerdeghe zullen BeErfuen tlandt +<br />

v<strong>van</strong>t zy ontfaermen / en wedergheuen ten fine<br />

ende huute der zondigher mensschen Bruwine<br />

25 zalse helpen en verlossen de heere goet<br />

ende zaelich maecken Want tallen termine<br />

zy hebben ghehoopt / in hem cloucklick ghemoet<br />

die Rechtueerdicheyt in zyn bewaerynghe doet +<br />

Rechtueerdich oordeel zal den zulcken ghebueren<br />

30 en die Rechtueerdeghe dynghen gheleert zyn vroedt<br />

Vynden / wat zy mueghen andwoorden tallen hueren<br />

die ongodlicke vreeseloos vlucht int ghedueren<br />

als hem nyemandt en Iaeght / ende cryght verflauwen +<br />

maer die Rechtueerdeghe als staende mueren<br />

35 zal ghelyck een leeu moedich zyn ende betrauwen<br />

Rechtueerdicheyt zalmen eeuwich onsterflick schauwen<br />

++<br />

Rechtueerdicheyt in alle dat goet es verhuecht<br />

end in een ouervloedich Rechtueerdich Bedauwen<br />

Certeyn / daer es bevonden dalder meeste duecht<br />

Want huerer vrucht Een boom es des Leuens Iuecht +<br />

5 wie onRechtueerdich es Wordt ongheacht ongheviert<br />

dus ghy O menssche gods volght Rechtueerdicheyts vruecht<br />

Rechtueerdicheyt bemindt ghy die de Eerde iugiert<br />

Prinche<br />

Want eist dat Rechtueerdichede volght ghij +<br />

10 zo zult ghyse vercryghen ende zultse Andoen<br />

als een Reyn ghestaedich cleedt der eeren vry<br />

ende zult met haer inwonen met herten Coen<br />

ende zou zal hu beschermen in elck saeysoen<br />

inder eeuwicheyt / ende zult vasticheyt vynden +<br />

15 inden dach der kennessen / ende als blat groen<br />

+ Fol. 185 v, r. 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ prouerbi 24<br />

+ Sapien 3<br />

+ Psal 36<br />

+ Sapien.6.<br />

+ prouerbi.28.<br />

+ 185 v<br />

+ prouerbi 11<br />

+ Eccli 27<br />

+ prouerbi/11


+<br />

65<br />

zult om vruchten voortbrynghen / hu dan bewynden<br />

Aaron die liet hem / omgordende Bynden +<br />

metten gordel der Rechtueerdicheden dats claer<br />

<strong>van</strong> ghelycken hu gord wie contrarie pynden<br />

20 hem te gordene / metter onRechtueerdicheyt zwaer<br />

wie ouertard <strong>van</strong> gherechtheyt tot zonden daer +<br />

den zulcken heeft god Totten zweerde bereed<br />

Weist vroom / trect an den nieuwen menssche voorwaer +<br />

die naer god gheschepen es / zoo paulus heet<br />

25 in Rechtueerde en helicheyt des waerheyts ghespreedt<br />

duer tghelooue de Rechtueerde Leeft in persoone +<br />

met tpanssier der Rechtueerdicheyt staet Anghecleedt +<br />

vp dat ghy mueght zegghen schriftuerlick schoone<br />

Voort an es my vpgheleydt der Rechtueerden Croone +<br />

30 doet ghy anders / metten helsschen wordt ghy ghelogiert<br />

maer gods Rycke onverghanclick Cryght ghy te Loone<br />

Hebt ghy Rechtueerdicheyt Lief / die de eerde iugiert +<br />

Refereyn<br />

Eerdsche conynghen. verstaet / ende word ondervvesen<br />

ghy de ghuene die oordeelt dat eerdeRycke<br />

dient den heere in vreesen / Ende bouen desen<br />

5 verblydt hu in hem / met een beuynghe ghepresen<br />

die een Conyngh was gheboren binden eerdschen wycke<br />

Een conyngh der glorien gheen zynder ghelycke<br />

heere der crachten sterck ende machtich Acquyt<br />

stercte <strong>van</strong> zynen volcke / te gheenen bezwycke<br />

10 der Ioden Conyngh iesus christus ghebenedydt<br />

hy zal zitten een Conyngh / eeuwich zonder tydt<br />

zyn volck cracht gheuen / ghebenedyden met vrede<br />

tot an des weerelts hende / heeft hy den stryd<br />

ende stryden wech ghenomen / ons verlost der mede<br />

15 <strong>van</strong> god den vadre ghezonden tonser zaelichede<br />

om dat wy duer hem zouden / gheloouen god zaen<br />

Een verwinder des doods / en der helsscher stede<br />

dat hy in ons zou de wercken des vyands ontslaen<br />

wiens Rycke blyft eeuwich / eeuwich zonder verghaen<br />

20 dominerende binnen die hemelssche wuenynghen<br />

diet al onderhoud<br />

dies belyden tzynder eeren / zoot goede verstanden // plochten<br />

Lof onvervvonnen Cuenyngh / Cuenyngh der Cuenynghen<br />

Wien Cuenynghen drie / drie offerhanden // brochten<br />

25 Mirre / WieRoock en Goud<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccli 45<br />

+ Eccli 26<br />

+ Ephe / 4<br />

+ Abacuc / 2<br />

+ Ephe / 6<br />

+ 2 thimo / 4<br />

+ Sapien/ primo/<br />

+<br />

186 r


66<br />

Desen Cuenyngh / ghaet al tsweerelts cuenynghen te bouen<br />

want die al ketyfuich worden gheboren aldaer<br />

den conyngh dauid zangh dies / om desen Cuenyngh louen<br />

ick bem ketyfuich worden / ende zondich bestouen<br />

30 want myn moeder heeft ontfaen my in zonden zwaer<br />

Christus gheboren cuenyngh / blyft een cuenyngh vruchtbaer<br />

al dijngh mueghende in dhemelsche en tsweerelts Ronde<br />

onse helicheyt Rechtueerdicheyt / es hij voorwaer<br />

in wiens mondt noyndt bedroch was / noch eeneghe zonde<br />

35 ghehelicht <strong>van</strong> zynder ontfanghenesse stonde<br />

Ander Cuenynghen worden <strong>van</strong> hem oock inghestelt /<br />

+<br />

ende zy instellen hem niet / dats clare oorconde<br />

want duer hem Rengneren Cuenynghen / Salomon vertelt<br />

<strong>van</strong> god den vadre gheschict / die alle onRecht velt<br />

duer hem ghebieden princhen in tsweerelts omRynghen<br />

5 Alder cuenynghen ende princhen cracht voor hem smelt<br />

v<strong>van</strong>t hy heeft die ouerheyt in alle dynghen<br />

zyn septer / dats zyn cruce / ieghens tsvyands bedwynghen<br />

dier bughende voor voud<br />

ende vleesch noch bloedt macher doen ieghenstuenynghen<br />

10 dies metten ghuenen / die hem huut verre landen // zochten<br />

Lof onvewonnen Cuenyngh etc a /<br />

Eerdsche Cuenynghen gheuen <strong>van</strong> huer Rycke een deel<br />

vp dat zy wat behouden / mueghent niet gheel gheuen<br />

Christus onsen cuenyngh / gheeft ons themelssche parcheel<br />

15 comt zeght hy Comt bezit dat Rycke gheheel<br />

twelck hu bereed es / <strong>van</strong> tbeghin des weerelts beseuen<br />

Comt stoutlick ghij zyt myn MeErfghenamen bleuen<br />

die heere heeft zynen stoel inden hemel Bereed<br />

en zyn heligh CuenynghRycke / int eeuwich Leuen<br />

20 zal heerschappie hebben ouer al by en Breed<br />

ander Cuenynghen Rengneren onlancx hoe machtich ghecleed<br />

hedent Leuende Conyngh / ende zaen moorghen dood<br />

maer Christus onsen Conyngh die elcx sterfdach weet<br />

zal eeuwich Rengneren onverwinlick conyngh groot<br />

25 zyns Rycke wordt gheen hende / dwelck zonder beghin sproot<br />

als de menssche vuldaen heeft / zal hy eerst beghinnen<br />

zyn wapenen zyn zyn helighe vyf wonden Roodt<br />

daer hy dhelsschen conyngh pharao me conste verwinnen<br />

en tsatanytich serpent vercorten wy zyn vinnen<br />

30 vast gheloouelick stout<br />

met tzweerd <strong>van</strong> gods woord gheefwhem veel cluenynghen<br />

vp dat wy niet vallen Tusschen zyn tanden // mochten<br />

Lof onvervvonnen cuenyngh. etc a /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 186 v


67<br />

Keyser prinslick Conyngh dit liet hy al gheschieden<br />

35 vp dat de prophecie onvervult niet en keere<br />

zy alle <strong>van</strong> Saba zullen commen ende bieden<br />

++<br />

hem / eere goud zeluer ende Wyeroock zylieden<br />

hem brynghende / Louen ende dancken den heere<br />

end alle cuenynghen / zullen hem anbeden zeere<br />

// Byden welcken drie cuenynghen / Reyn huutvercoren<br />

5 verstaen wy / tmensschelick gheslachte tonser Leere<br />

twelck <strong>van</strong> drie zuenen Noe / es ofgheboren<br />

tgoud beteeckent Christus conynghscap eeuwich toeghezworen<br />

Twieroock de godheyt / wien men sacrifitie doet<br />

die Mirre Tevergheefs was niet ghegheuen verloren<br />

10 Beteeckent christus steruelicke menscheyt goet<br />

<strong>van</strong> maria gheboren / Alder zuuerste Bloedt<br />

Lydende heet en Coud<br />

om ghenesen onser doodwondeghe Bluenynghen<br />

eer die in ons veel stynckende schanden // wrochten<br />

15 Lof onvervvonnen Cuenyngh / Cuenyngh der Cuenynghen<br />

Wien cuenynghen drie / drie offerhanden // brochten<br />

Mirre. Wyeroock en Goud.<br />

Conynck philippus<br />

Duerluchtich hooghgheboren spaensch conynck / en graue<br />

20 <strong>van</strong> vlaendren vermeerder tsRycx groot dominateur<br />

Tzynewaerts ghedienstich ick simpel slaue<br />

draegh hem by desen / Goet inborstich faveur<br />

end in teecken <strong>van</strong> dien / omme paeyselick gheduer<br />

ion hem dit cleen dichtken By voorme <strong>van</strong> Bedynghe<br />

25 An god almachtich / Tzynder landen bevredynghe /<br />

Refereyn<br />

God / Die Dauid nam / in zynder hoeden<br />

voor golyaths Vreeselick quaet verwoeden<br />

ende Sauls nydt<br />

30 ende Voor Absolon / zyns zuens ontvroeden<br />

++<br />

die zyn Croone wilde tontnemene spoeden<br />

straffelick int Berydt<br />

die oock iason met Victorien hebt bevrydt<br />

by schoon teeckenen An tghulden vlies ghezien<br />

+ Fol. 187 r, r. 7 ‘tgoud’, ‘Christus conynghscap’, 8 ‘Twieroock ... godheyt’, 27-30 (eigennamen)<br />

onderstreept.<br />

+ Fol. 187 v, r. 13 ‘Conyngh Philippum’, 28, 30 (eigennamen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 187 r<br />

+ 187 v


68<br />

5 die de israelsche kyndren / gheleeddet eenen Tydt<br />

in viereghen schyne omme Pharoo ontvlien<br />

// Heere wilt zoo gheleeden ons Conynglick ingien<br />

bewaerende als dede dinghel Raphael<br />

den ionghen thobias voor aercheyts gheschien<br />

10 dat bid ick hu heer god / met goeder herten snel<br />

Anhoordt myn bede met dauid / die by nathans beuel<br />

huwen thoorne verbadt / An elcken cant<br />

schict den Conyngh Philippum / oock alsoo wel<br />

Dat hy paeyselick Regieren mach alle zyn Landt<br />

15 Zoo de bruudt Als in Canticis staet ghescreuen<br />

haeren vriendt zochte met weenen zuchten Beuen<br />

end huut Liefden sprack<br />

Myn ziele begheerd hem / Bouen al die leuen<br />

zo ion ick altydts tzyne Onsen conyngh verheuen<br />

20 int paeyselick ghemack<br />

doch heere doet Tryphon <strong>van</strong> hem / die hem wrack<br />

an de israelsche / met verRaedschap groot /<br />

noch dat guwylion doch comme niet onder tdack<br />

zyns logyst / hem daer doen eeneghe Noodt<br />

25 Maer laet hem vry Reysen zonder wederstoot<br />

Alsoo iosue passeerde de iordane<br />

ende vvederkeerde met vruechden groot<br />

neimt onsen Philippum Alsoo by te staene<br />

doch heere maect hem Ioabs moortdaet tontghaene<br />

30 die Abner <strong>van</strong> achter duerstack metter handt<br />

Laet sinte Michiel zoo draeghen zyn <strong>van</strong>e<br />

Dat hy paeyselick Regieren mach alle zyn Landt<br />

Duerluchteghe vorsten des arendts vlercken<br />

Edel wyse heeren der Leeuwen percken<br />

35 Nederlanders Reyn<br />

++<br />

Gheestelick ende Weerlick der Roomsscher kercken<br />

met bedynghen wilt godsvruchtelick wercken<br />

voor ons Conynglick greyn<br />

helpt moyses zynen aerme vphouden Certeyn<br />

5 ghy wordt als israel verlost huut Rauwe<br />

Begheert den cloucken Abraham / ghy cryght hem int pleyn<br />

die melchisedech beschanck als prinche ghetrauwe<br />

Bidt dat helizeus. zydy man ofte vrauwe<br />

wederkeere vp dat wy worden verhueght<br />

10 Bidt dat onsen conyngh comme niet inde Landauwe<br />

der ismaheliten Als ioseph ontwueght<br />

+ Fol. 188 r, r. 5-7, 14 (namen), 31 ‘Viue bourgoengne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 188 r


++<br />

69<br />

heere god hoort ons bede Want al ons vruecht<br />

staet alleene naest hu / An zyn onderstandt<br />

schict doch onsen philippum want ghyt vermueght<br />

15 Dat hy paeyselick Regieren mach Alle zyn Landt<br />

Godlick Prinche<br />

Der inghelen iubilatie<br />

Boet tghemeene verlanghen / weert murmuratie<br />

ende duchten zwaer<br />

20 zoo een ziecke verlanght naar Confortacie<br />

des medechyns / zoo verlanghen wy telcker spatie<br />

naer paeys vruchtbaer<br />

heere zend onsen conyngh salomons wysheyt Claer *<br />

Moyses en Calephs ghezonde zyn Leuen lanck<br />

25 duer hu name zyn macht sterct verre en naer<br />

oost / zuud / noord / west / Totter zonnen onderghanck<br />

fameuselick Regieren mach vry ende vranck<br />

Als bloeyende blomme der christenen princhieren<br />

zyn welwillende zy eere prys ende danck<br />

30 end hem ghetrauwe dienen met opene banieren<br />

duer hem wy leeuwen Viue bourgoengne Cryhieren<br />

als die met Lyf en goedt zyn in zyn verbandt<br />

god der vreden Laet hem huwen gheest zoo Regieren<br />

Dat hy paeyselick Regieren mach Alle zyn Landt /<br />

Aucteur<br />

Dat der gheestlicke hueuerheyt mach voorts touchieren<br />

zonderlynghe den stehouders end officieren<br />

vvild ick gheerne Testamentelick oock stofferen<br />

5 hoe zylieden de Waerheyt zullen hanthieren<br />

ende twoord des euangelion multiplieren<br />

in allen quartieren<br />

zal elck hier naer in zyn oordene passeren<br />

de waerheyt prysen / ende Lueghens confunderen<br />

Beneficianten permuteirders<br />

Eerevveerdeghe beminde die de pastorie<br />

<strong>van</strong> andren ouerneimt / ghenaemt Permutacie<br />

hulieden ion ick / end alle de ghuene / die<br />

beneficianten zom zyt / zonder Clercgie<br />

15 tnaeruolghende Refereyn tontfane by gratie<br />

* Oorspronkelijk ‘Naer’; ‘Cl’ is door de ‘N’ geschreven.<br />

+ Fol. 188 v, nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

188 v


Tquam huut een goet ionsteghe fantisatie<br />

Schuut murmuratie<br />

Refereyn<br />

70<br />

De Weerelt ghaet manck<br />

20 mids groote onghelucken<br />

Thooft es Cranck +<br />

de pylaeren hucken<br />

hedent tsdaeghs vyndt men minst schaepen meest bucken<br />

die <strong>van</strong> thienen vieren<br />

25 goet voortstel verzieren<br />

Weduwen en weesen<br />

ziet mense plucken<br />

en zyn zonder vreesen<br />

die gods volck verdrucken<br />

+<br />

de schaepen zom ieghens de heerders tucken<br />

de honghereghe ghieren<br />

dees aercheyt furnieren<br />

den schaepen / dient hulpe men hoortse niet tieren<br />

5 dies moeten logieren // metten wulfuen by Paeren<br />

<strong>van</strong> prelatueren Cryghen zom kynders Regieren<br />

die noch zyn scholieren // <strong>van</strong> volo de Caeren<br />

hoe zou zulck een ioncheyt veel zielen bewaeren<br />

trauwen douders verhaeren // ionghers cryghen eens macht<br />

10 interim schaepen dolen Tzyn daghelicxsche maeren<br />

De schaepen Worden meest om haer wulle verpacht<br />

Goe herten nv zien<br />

diueerssche temptacien<br />

thuutdraeghende ingien<br />

15 draeyt zonder turbatien<br />

Tgenerale Consilium cort gheen dolatien<br />

Oude duecht cesseert<br />

en nieu quaet Rengneert<br />

// Meest volghtmen tvleesch<br />

20 naer zyn inclinatien<br />

minst naer den heesch<br />

Van Baptisatien<br />

couver adulterie Cracht in defloratien<br />

noch augmenteert<br />

25 blyfuende onghevexeert<br />

Asmodeus heeft elcken zoo gheinflammeert<br />

dat den meester vzeirt //vvillen oock zyn paidgen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ A o 1532<br />

+ 189 r


71<br />

dan word tvleesch ghespleten datmer duere speculeert<br />

Leyaert tryumpheert // vp des aerbeyders gaidgen<br />

30 in pompeuse cleedynghen doende oultraigen<br />

houden Concubinaigen // dach ende nacht<br />

ducht ick zyn de causen / dat tallen passaidgen<br />

De schaepen worden meest / om haer wulle verpacht<br />

Gheestelicke instrumenten<br />

35 <strong>van</strong> hoogher faemen<br />

weerlicke Regenten<br />

Thuwer schaepen vraemen/<br />

+<br />

ghij zyt als wachters ghestelt te zaemen<br />

dese wete doet<br />

Ezechiel Vroedt<br />

om trompene vast<br />

5 alsser vyanden Quamen<br />

en ghy slaperich wast<br />

wel mueght ghy hu schaemen<br />

v<strong>van</strong>t heerders des volcx / zoo zyn hu Naemen<br />

of Cryghense onspoet<br />

10 gods equiteyt goet<br />

zal <strong>van</strong> huwen handen heesschen haer bloedt<br />

achlacen wesen moet // zoo hy sprack hebt gheschoren<br />

de schapen / niet gheweed / maer hu zeluen ghevoedt<br />

doch dien ghiereghen vloed // laet vloeyen verloren<br />

15 Peynst wat ghy hebt thuwen staete bezworen<br />

en ghecoren // dies dyn schaepen zalicheyt wacht<br />

of tvolck zeyde noch variabel gheboren<br />

De schaepen Worden meest om haer wulle verpacht<br />

Prinche<br />

20 Hemelsch Vermaert<br />

Recht heerder der schaepen<br />

ons Bid ick bewaert<br />

wulfuen naer ons gaepen<br />

die tvleesch willen metter wulle vpRaepen<br />

25 och hooghste <strong>van</strong> staeten<br />

nv en voor tsweerelts daeten<br />

wilt ons byBlyfuen<br />

Als ons heerders slaepen<br />

oock mede verdryfuen<br />

30 des vyands Cnaepen<br />

die Roupen blasphemye den prochiepapen<br />

datse donderzaeten<br />

quaet exempel Laeten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 189 v


72<br />

en zelue zynt horribel stynckende vaten<br />

35 doch liet elck by maeten // zyn zondeghe zeden<br />

+<br />

god verwecte wel goe heerders tonser baeten<br />

maer in alle straeten // Es duecht ontgleden<br />

het hooft es zieck / end alle de Leden<br />

vyndt doch Remeden // heerders hu vailiant // biedt<br />

5 valscht gheenssins gods woordt om ghiften of beden<br />

Sophistrie // poetrie // Laet versneden // Want // ziet /<br />

Wy aerme scaepen En hebben tverstand // Niet<br />

Predicanten<br />

Gheestlicke Mannen die twoord gods becondeghen<br />

10 Weist clouck ghemoet in predicatien<br />

Straft abusen Vp datmen te min mach zondeghen<br />

hu ion ick dit Refereynken met Salutacien<br />

Refereyn<br />

Ghy Van Wien den stoel <strong>van</strong> Moyses es bezeten<br />

15 Roupt / end en houd niet vp / zoo deden de propheten<br />

verheft hu stemme als een trompet tallen stonden<br />

vercondicht mynen volcke / ende laetse weten<br />

haer ouertredynghe / en Iacobs huus haer zonden<br />

Schaemt hu niet theligh euangelion vermonden<br />

20 als ghetrauwe legaet / willet claer huut preken<br />

als ghezonden predicanten / helpt de waerheyt oorconden<br />

straft allen mensschen / haer zondeghe ghebreken<br />

schuut oudewyfsche fabulen wilt waerheyt spreken<br />

tooght dat huwe wysheyt in werck ende woord<br />

25 tot een yeghelicx stichtynghe Reyn onbezweken<br />

meerder zy / dan de fame diemen <strong>van</strong> hu hoort<br />

houd huwe wysheyt gheenssins verborghen voort<br />

Laet hu niet verleeden om tafelvriendt beclyfuen<br />

werct manlick ende in een godsvruchtich Accoord<br />

30 De Waerheyt des Euangelys Laet by hu blyfuen /<br />

+<br />

Doch heere god almachtich int hemelssche pleyn<br />

hoe schoone zyn die voeten vpde berghen Certeyn +<br />

der ghuenen die vercondeghen en preken vrede +<br />

oock der ghuenen die goet vercondeghen Reyn<br />

5 oock tsghelycx der ghuenen die preken zalichede<br />

maer den euangelie warachtichste zede<br />

zo en zyn zy niet alle ghehoorzaem ziet<br />

zommeghe preken Christum in dees eerdsche stede<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 190 r<br />

+<br />

190 v<br />

+<br />

Esai 52<br />

+ Roma.10.


73<br />

duer eenne goede wille / en de zommeghe Niet +<br />

10 maer vercondeghen Christum / huut een tvvistich bediet<br />

en niet Reynlick dus dan ghylieden eersame<br />

die zyt een huutvercoren gheslachte gheschiet +<br />

Conynclick priesterschap / helich volck bequame<br />

Bereedt den volcke den wech dan alsoot Betame +<br />

15 dat zylieden An gheen anstootynghe wryfuen<br />

maect effen den pat / End om christus name<br />

De Waerheyt des euangelys laet by hu blyfuen<br />

Maer mesbruuctter huwe macht niet in / naer desen<br />

Laet huwe Lendenen vpgheschort wesen +<br />

20 In die waerheyt in eenne Bereedynghe claer +<br />

<strong>van</strong> het Euangelion der vreden ghepresen<br />

Quetst den knecht niet / die werct inder waerheyt daer<br />

god zal met hu zyn dats warachtelick waer +*<br />

zyt ghy den volcke inden dynghen die god anghaen +<br />

25 en tooght ghy hemlieden / de manieren openbaer<br />

hoe zy god anbeden zullen / met een eerlick vermaen<br />

doet alle dynghen zonder murmureren zaen +<br />

alsoo dat nyemandt <strong>van</strong> hu en mach claeghen<br />

voedt gods kercke / niet om schandelick ghewin ontfaen +<br />

30 maer met eennen toegheneygden moet tallen daeghen<br />

wacht hu voor quaeden schyn / vliedt oncuusheyts plaeghen +<br />

onderhoud twoord des leuens / zonder twistich kyfuen +<br />

Schuut nieuwicheyt der woorden / maer zonder versaeghen +<br />

De vvaerheyt des euangelys / laet by hu blyfuen<br />

35 Ghaet al de weerelt duere tghelooue vermeeren<br />

ende preict het Euangelion zonder ommekeeren +<br />

Allen creatueren die ter weerelt Leuen<br />

++<br />

den ghuenen die thelich euangelion leeren<br />

dheere zal dat woord / met grooten crachten gheuen +<br />

tes nood / Wantter staet byden Psalmiste ghescreuen<br />

de waerheden zyn vermindert zoo zynght hy clachtich<br />

5 <strong>van</strong>den kyndren der mensschen / en nieuwers es beseuen +<br />

inder eerden bermherticheyt / noch waerheyt Crachtich<br />

schaemt hu niet tghetughenesse christi warachtich +<br />

maer werct met euangelion / naer gods cracht groot +<br />

die ons heeft verlost / en gheRoupen almachtich +<br />

10 met die helighe Roupynghe Troost tonser noodt<br />

naer ons wercken niet / maer naer zyn gracien exploot<br />

ons duer christum ghegheuen / Allen mannen en wyfuen<br />

voor die tyden der weerelt / dus bid ick totter doodt<br />

De vvaerheyt des euangelys / Laet by hu blyfuen<br />

* ‘waer’ oorspronkelijk ‘claer’; ‘w’ door ‘cl’ geschreven.<br />

+ Fol. 191 r, r. 15, 25 (beginwoord) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ philip primo.<br />

+ .1.petri.2.<br />

+ Esai/62.<br />

+ 1 corin / 9<br />

+ Ephes 6<br />

+<br />

Eccli .7.<br />

+<br />

Exodi /18.<br />

+ philip / 2.<br />

+ .1.petri.5.<br />

+ .1.thessa/ 5.<br />

+<br />

philip .2.<br />

+<br />

1 thimo.6<br />

+ Marci vltimo.<br />

+<br />

191 r<br />

+<br />

Psal 67.<br />

+ Psal.11<br />

+ Ose / 4.<br />

+ .2.<br />

+ Timoth. .1.


15 Princhelicke<br />

74<br />

Predicanten dier toe ghestelt // zyt<br />

in tsweerelts velt // vvydt /<br />

hu niet alleene om lof prys of ghelt // quyt<br />

maer preict twaerachtich woord / naar tschriftuerlic scryfuen<br />

20 al zoudmen hu ontLyfuen<br />

maect dat ghy metten goe heerders ghetelt // zyt<br />

voor de waerheyt ghequelt // strydt<br />

laet den gheest Recht dryfuen<br />

De vvaerheyt des euangelys / Laet by hu blyfuen<br />

Godsvruchteghe sermoenvolghers.<br />

+<br />

Alle goe deuote mensschen tsaemen merckelick<br />

die gheerne het heligh woordt gods hooren preken<br />

deuotarissen vraukens weduwen kerckelick<br />

hulieden ion ick al staettet niet clerckelick<br />

30 (noch Rhetoricael Werckelick)<br />

dit Refereyn zyt hoorders en doende ghebleken /<br />

Refereyn<br />

Broers / als alder liefste kyndren / gods naeruolghers zyt +*<br />

inde liefde wandelt / ghelyck christus / langhen tydt<br />

ons oock lief ghehadt heeft // end hem ouerghegheuen<br />

5 voor onslieden / Tot een ghifte / der weerelt wydt<br />

en offrande / god in een goe Roke ghebleuen<br />

voort oncuusscheyt OnReynicheyt / en ghierich Leuen<br />

Alst den helighen betaemt / onder hu en zy niet<br />

Leelicheyt / zotteclap noch bouverye bedreuen<br />

10 die niet betaemen / maer Liefuer dancbaricheyt biedt<br />

Want weit / dat alle oncuussche / OnReyne ziet<br />

noch ghiereghe // welck es dienst der afgoden quaet<br />

in christus en gods Rycke / gheen erfue gheschiet<br />

dus met ydel woorden / nyemandt bedrieghen hu laet<br />

15 dat gods gramschap / vp hu niet als wantrauweghe slaet<br />

vvilt hu haerder dies deelachtich niet bezwaeren<br />

ghy voortyds doncker / nv als Licht inden heere staet<br />

Zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />

In dien tyden / doe Iesus veel mensschen ghenas<br />

20 hy eennen stommen vyandt huutworpende was +**<br />

end als hy huutgheworpen was naer tbetamen<br />

zo heeft de stomme ghesproken vp tzelue pas<br />

* Verticale streep onder noot tot r. 16.<br />

** Verticale streep onder noot tot r. 35.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

191 v<br />

+ Ephes.5.<br />

+ Luce xi o .


dies de schaeren tsvolcx hebben verwondert al tsamen<br />

in Beelzebub prinche der vyanden namen<br />

25 huutworpt hy vyanden / zeyden zy zom tweedrachtich<br />

en andre die iesum tempterende Anquamen<br />

begheerden een teecken <strong>van</strong>den hemel warachtich<br />

maer kennende huer ghepeynsen / zey / al dyngh machtich<br />

Alle Rycke ghedeelt ieghens hem zeluen / zal<br />

30 verghaen / en tdeen huus vallen vp tdander onCrachtich<br />

Es den vyandt dan ghedeelt / ieghens hem zeluen Al<br />

hoe mach zyn Rycke blyfuen staende dan / zonder val?<br />

v<strong>van</strong>t ghy zeght dat ick vyanden nv zonder spaeren<br />

huutworpe duer beelzebub / hoort int eerdsche dal<br />

35 Zaelich zyn die hooren tvvoord gods. / En dat bewaeren /<br />

75<br />

+ Worp ick vyanden duer Beelzebub huut / ouerluudt +*<br />

zey iesus / in wien werpense hu kynderen huut<br />

daer omme zullen zy huwe Rechteren wesen<br />

en huutworp icxse / duer gods vynghers cracht en virtuut<br />

5 zo es in hu ghecommen gods Rycke ghepresen<br />

Als een sterck ghewapent wacht zyn voorhuus mids desen<br />

al de dynghen die hy bezit / zyn dan in vreden<br />

maer es daer een ouercommende gheResen<br />

stercker dan hy es / en verwint zyn Clouckheden<br />

10 al zyn wapenen ontneimt hy hem dan tdier steden<br />

inde welcke hy hem was Betrauvvende vry<br />

en deelt zyne Roouen / naer zyn beste zeden<br />

tzynder wille / voort zey iesus den volcke by<br />

die met my niet en es / die es ieghens my<br />

15 en die met my niet verghaert // in dhemelsche schaeren<br />

die verstroyt / dus hoortter wel naer mensschen ghy<br />

Zalich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />

Prinche<br />

Wanneer <strong>van</strong> een menssche / eennen gheest onReene +**<br />

20 huutgheghaen es / zo wandelt hy int ghemeene<br />

duer plaetsen zonder watre / Ruste zouckende zaen<br />

niet vyndende / ick zal zeght hy groot of Cleene<br />

wederkeeren in myn huus / daer ick bem huut gheghaen<br />

als hy comt / met besems vyndt hyt verchiert Reyn ghedaen<br />

25 dan zo ghaet hy ende neimt met hem daer naer<br />

zeuen ander gheesten / quaeder dan hy dan ghestaen<br />

ende ingheghaen vvesende Wuenen zy daer<br />

* Verticale streep onder noot tot r. 16.<br />

** Verticale streep onder noot tot r. 34.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 192 r<br />

+ Luce xi o<br />

+ Luce xi o .


++<br />

76<br />

dies het laetste dan / <strong>van</strong> dien menssche voorwaer<br />

wordt aerghere dan dat eerste bedeghen<br />

30 Nu es gheschiet / doe iesus dese woorden sprack claer<br />

Een vrauwe vpheffende huer voys *** onverzweghen<br />

zeyd hem / Zaelich es dien buuck / die hu heeft ghedreghen<br />

en borsten die ghezoghen hebt / ghy (in hu iaeren)<br />

het es alsoo zey iesus / dus tallen weghen<br />

35 Zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren<br />

Aucteur<br />

Ghemerct / dat zangh den gheest verblyd<br />

zwaermoedicheyt quyt<br />

heb ick vroylick Een liedeken vpgheheuen<br />

5 Ter eeren twoord gods ghebenedyd<br />

Twelcke talder tydt<br />

hoet den vyandt spyt // Onslieden proffyt<br />

Ende troost can gheuen<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys zo wie den keyser wil dienen<br />

zal hebben drie maenden soltz +<br />

Al die gods vvoordt beminnen<br />

hooren / En bewaeren der naer +<br />

zalicheyt / zy ghewinnen<br />

15 dits Christus belofte claer<br />

de waerheyt des euangelys voorwaer<br />

Laet by hu blyfuen / crachtich / maer<br />

ydel ongheleerde vraeghen<br />

wilt die <strong>van</strong> hu verIaeghen +<br />

20 Tallen daeghen /<br />

Die hu willen verdoofuen<br />

met menich bewimpelt woordt<br />

vvilt die gheenssins gheloofuen<br />

maer schuutse Rechtevoort<br />

25 zy houden de waerheyt ghebonden gheCoordt<br />

zyt gram / maer zondich hu niet en stoort<br />

Want hoe vernuftich schryfuen +<br />

gods woordt zal eeuwich blyfuen<br />

en beclyfuen<br />

*** Na ‘voys’ is ‘vpgheheven’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 192 v, jaartal in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

192 v<br />

+<br />

.10.meye 1545.<br />

+ Luce .11.<br />

+ 2.thimo.2<br />

+ Psal .4.


30 Christus wech Waerheyt en tleuen +*<br />

zyn woordt hij te houden ghebiedt +<br />

wat hy ons wilde gheuen<br />

es duer zyn woordt gheschiet<br />

+<br />

de waerheyt des euangelys ziet<br />

Laet by hu blyfuen ende vliedt<br />

die dat zaeyen tweedrachtich<br />

Mensschen zyn Lueghenachtich +<br />

5 God warachtich<br />

Om niet hebt ghij ontfanghen +<br />

der euangelyen grondt<br />

al wie daer naer verlanghen<br />

om niet gheuet / maectse ghezondt<br />

10 Leeft / datmen zegghe / Tot alder stondt<br />

de wet des waerheyt was in zyn Mondt +<br />

end heeft veel mensschen mede<br />

afghekeert <strong>van</strong> Booshede<br />

Thuerer vrede /<br />

15 O ghy slanghen gheslachte +<br />

hoe mueght ghij ghespreken goet<br />

als ghy in hu ghedachte<br />

quaet zyt / en zondich ghevoedt<br />

de waerheyt des euangelys zoet<br />

20 Laet by hu blyfuen sterck ghemoet<br />

en schuut oft zhu mespasten<br />

die babylonsche ghasten<br />

metten Lasten<br />

Zy leeren thuerer baeten<br />

25 Om den schandelicken ghewin +<br />

gheel huusen achter straeten<br />

verkeeren naer hueren zin<br />

gheboden der mensschen stellen zy in<br />

en gods gheboden achtmen min<br />

30 die leeren totter waerheyt<br />

doch heere keert dees zwaerheyt<br />

gheeftze claerheyt<br />

Zoo ons paulus wil Leeren<br />

een tydt zalder wesen zeght hy +<br />

35 gheel <strong>van</strong>der waerheyt keeren<br />

* ‘Iohan’: ‘a’ over ‘en’.<br />

77<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Iohan 14<br />

+<br />

Psal .18.<br />

+ 193 r<br />

+ Psal .115.<br />

+ Mathei.10<br />

+ malach .2<br />

+ mathei / 12<br />

+ Tytum primo<br />

+ 2 thimo / 4


+ huer ooren zullen zy<br />

// de waerheyt des euangelys vry<br />

Laet die altyds hu blyfuen by<br />

Laetter hu niet of verleeden<br />

5 noch wiltter oock niet ofscheeden<br />

maer verbreeden<br />

Apollo duer gods ghiften +<br />

die was een welsprekende man<br />

machtich inde gheschriften<br />

10 dies was onderwesen dan<br />

inden wech des heeren / zoo hyt ghewan<br />

en leerde neerstich <strong>van</strong> doe voort an<br />

al tghuene dat mids desen<br />

<strong>van</strong> iesu was ghepresen<br />

15 zoo wy lesen<br />

Het euangelion schoone +<br />

en schaem ick my in gheen pleyn<br />

sprack paulus in persoone<br />

spyts den benyders vileyn<br />

20 de waerheyt des euangelys Certeyn<br />

Laet by hu blyfuen int herte Reyn<br />

vviet waent in sticken teesen<br />

Leert weduwen ende vveesen<br />

zonder vreezen<br />

25 Wachters des volcx al tsaemen<br />

zyt neerstich int ooghemerck<br />

Roupt trompt / wilt hu niet schaemen<br />

bewaert der schaepen Perck<br />

vuldoet der Euangelisten werck +<br />

30 doet huwen dienst vulcommelick sterck<br />

gods woordt es niet ghebonden +<br />

gheneest der schaepen wonden<br />

om gheen Ronden<br />

Reyn Princhelicke gheesten<br />

35 Werct mannelick ende strydt /<br />

++<br />

Ieghens des vleeschs tempeesten<br />

elck andren sticht / waer ghy zyt<br />

die Waerheyt des euangelys wydt<br />

Laet by hu blyfuen Talder tydt<br />

5 Tzweerd <strong>van</strong> gods woord Angorden<br />

vvilt zoo ghewapent worden<br />

vvier vp Cnorden /<br />

78<br />

+ Fol. 194 r, r. 16, 17, 26 ‘vleesschelicke ... ghiericheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 193 v<br />

+ Actuum.18.<br />

+ Roma primo<br />

+ .2. thimo 4<br />

+ 2. thimo 2.<br />

+ 194 r


Lueghenaers<br />

En zulcke brabbelaers<br />

79<br />

Lueghensprekers mondspeilders ende lueghenconfyters<br />

10 wiens prasynghen schynen bynaest waer te zyne<br />

contrarie der waerheyt Tonghe verslyters<br />

gheef Ick dit Refereyn tallen termyne<br />

Als een huut mynder Rhetorica schryne *<br />

Teender discipline // die zomtyds voor ooghen<br />

15 Lueghens lieght / men zouder zacken by drooghen<br />

Refereyn<br />

Nolite mentiri inuicem +<br />

Christe ghy zyt alleene wech waerheyt en tleuen +<br />

maer lueghenachtich zyn alle mensschen ghebleuen +<br />

20 hoe Rycke hoe mueghende sterck wys voordachtich<br />

ghy heere wiens wet / es de waerheyt beseuen +<br />

hebt verlost my heer god des waerheyts almachtich +<br />

ziet de waerheyt / hebt ghij zelue bemint warachtich +<br />

dies ydelheyt en Lueghenen doet verre <strong>van</strong> my +<br />

25 oock drie partyen der waerheyt / doet <strong>van</strong> my crachtich<br />

dats vleesschelicke liefde / Vreese / ghiericheyt vry<br />

huwe waerheyt zeere thoudne gheboden hebt ghy +<br />

+<br />

Want hu waerheyt <strong>van</strong> gheslacht tot gheslachte gheduert<br />

end hu woord blyft eeuwich staende den hemel by<br />

in hu waerheyt veroetmoedicht hebt my ghenatuert<br />

Neimt <strong>van</strong> myn mondt niet twoord des waerheyts gheCuert +<br />

5 want mondt die lieght Certeynlick de ziele doodt +<br />

hu mesaecht oock tonghe lueghenAchtich besmuert +<br />

dies zulwy waerheyt beminnen / ende paeys ter noodt<br />

end hebben lief gheen Lueghenachtich ConRoot<br />

maer vpRecht ongheveynst zyn huut tshertsen grondt<br />

10 zulcx zoo dat <strong>van</strong> ons zegghe Cleen ende groot<br />

Wet ende waerheyt heeft gheweist in huerer mondt<br />

ende datmen niet en zegghe te gheender stondt<br />

gheen Rechtueerde noch waerheyt es in huer bedryfuen<br />

want al wierdt ghy voor de waerheyt ter dood ghewondt<br />

15 Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Vp die gherechteghe zien die ooghen des heeren<br />

Rechtueerde zal in eeuwich ghedyncken verkeeren +<br />

* ‘schryne’: ‘r’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Ad Collos .3. o<br />

+<br />

Iohan /14<br />

+<br />

Psal. 115<br />

+ Psal. 118<br />

+<br />

30<br />

+<br />

50<br />

+ prouerbi .30.<br />

+ psal.18.<br />

+ 194 v<br />

+<br />

Psal 18<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+ prouerbi.6.<br />

+ psal 33.


80<br />

en der Rechtueerden huus zal blyfuen staende ziet +<br />

huerer wortel zal gheenssins beroersel vermeeren<br />

20 gheen Rechtueerdeghe bedrouft hem wats hem gheschiet<br />

wee hu dan die <strong>van</strong> diepten der herten hebt yet +<br />

vp dat ghylieden zoud verborghen des heeren Raedt<br />

of doet open huwen mondt / ende lueghenen vliedt<br />

ende oordeelt dat Rechtueerdich warachtlick staet<br />

25 want zo wie dat de waerheyt verborghen laet<br />

daer die dient tot ghelooue of tot zaelicheyt voedt<br />

vp hem Roupt hy gods gramschap / dus dan zulck quaet<br />

noch beminsel gheender Lueghens / met dyn broeder doet<br />

Want haere ghewoonte die en es niet goet +<br />

30 en wie int oordeel ghelt kendt / en doet niet wel<br />

v<strong>van</strong>t contrarie der waerheyt / word hy ghemoet<br />

end om een bete broods valt hy waerheyt Rebel<br />

nochtans de waerheyt / zou vonnest elcken snel +<br />

en ghevonnest en zal zou nemmermeer blycken<br />

35 zalich dan wie dat een vriendt vynd in zyn voortstel<br />

warachtich zynde themwaerts zonder bezwycken<br />

noch de waerheyt niet vercoopt / met valssche practycken<br />

om vette Lecker morseelen oft om Ronde schyfuen<br />

+<br />

want als zulck dat begheuen zal / als broossche dycken<br />

Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Der lueghenachteghen scriben greffie zwaer<br />

lueghenen zo heeft die gewrocht voor waer +<br />

5 doch <strong>van</strong> waerheyt noch oock der Bermhertichede<br />

noch gods kennesse word vaeryncx vp deerde claer +<br />

doch elck andren belieght niet / maer sticht vrede +<br />

want den Rechtueerdighen te gheender stede +<br />

gheen wet es ghestelt / Maer den lueghenaers al<br />

10 verheft hu niet in lueghenachtegher zede +<br />

der waerheyt contrarie / groot breed noch smal<br />

want den heere verdoen zal int eerdsche dal<br />

alle die Lueghens zullen sprekende wesen<br />

En tdeel / alder Lueghenachteghen wesen zal<br />

15 inden poel <strong>van</strong> tbernende vier bouen desen +<br />

en sulpher / Als ter tweeder doodt verknesen<br />

Dies gheenssins onbewaert dan / laet tsheeren woord<br />

Gods gracy kendtmen duer de waerheyt ghepresen +<br />

zyn begheeren / ende zyn goede wille voort<br />

20 doch wie esser zo vermetenlick dan nv ghestoort<br />

die verwinnen mach waerheyts Recht zoet bedauwen<br />

nyemandt / noch tgheenen daeghen es gheweist ghehoort<br />

sterck es den wyn / de Conynck stercker in trauwen +<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Cxi<br />

+ Esai 29<br />

+ Eccli 7<br />

+ Augusti /<br />

+ 195 r<br />

+ iere 8<br />

+<br />

Oze 4<br />

+<br />

Collos .3.<br />

+<br />

1 thimo/ primo<br />

+ iacobi/3<br />

+ Apo 21<br />

+ Collos primo.<br />

+ 3 esdre .3.


81<br />

ende daer naer zyn noch veel stercker de vrauwen<br />

25 zoo de schriftgheleerde ende oock Poeten scryfuen<br />

maer de waerheyt verwinnet al / zonder verflauwen<br />

Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Princhelick God<br />

Doet open huwe poorten / ende laet inghaen +<br />

30 tRechtueerdich volck / zoo doet esayas vermaen<br />

de welcke die bewaeren warachticheyt<br />

Al wie lueghen doet / en Lief heeft moet buten staen +<br />

want wie hem keert tot Lueghens te vergheefs hy aerbeydt +<br />

valssche Lippen zyn den heere Afgryselicheyt +<br />

35 zeght ieghens twoordt der waerheyt in gheender manieren<br />

vliedt / wie Lueghenachteghen eedt heeft gheseyt +<br />

strydt totter doodt omme gheRechtheyt hanthieren +<br />

en god zal hu vry los buten alle dangieren<br />

++<br />

vechtende voor hu / hu vyanden verwinnen<br />

zaelich die om Rechtueerdicheyt vervolgh obedieren +<br />

dus lueghens ofleght / spreect de waerheyt huut Minnen<br />

elck met zynen naesten / en met Rechtueerdeghe zinnen +<br />

5 volght dat Recht es / zo bezit ghij tlandt tsheeren weghen +<br />

ende mids dat de waerheyt vaeryncx buten en Binnen<br />

By gheheel vergheten es / ende verzweghen +<br />

Laets zyn totter eeuwegher waerheyt gheneghen<br />

ende schuwen / die altyds Leerende waecken<br />

10 maer nemmermeer / hoe neerstich zy zyn bedeghen +<br />

ter kennessen der waerheyt / niet en gheRaecken<br />

Schuut / leert paulus zulcdaneghe in huere zaecken<br />

ende laet christus woorden int herte beclyfuen<br />

v<strong>van</strong>t als de weerelt verghaen zal / met tvierich blaecken<br />

15 Nemmermeer zal de waerheyt verwonnen blyfuen<br />

Aucteur<br />

Vleeschlick zin / Opinie / verblendt in tverstandt<br />

midsgaders vernuft inden gheest / wilt Luusteren<br />

dese viere gheuen Raedt / en bieden dhandt<br />

20 Omme de waerheyt verborghen en verduusteren<br />

Tghaetter Al auerecht meest ghekeerelt<br />

Opinien der mensschen Regieren de<br />

Refereyn<br />

De Weerelt zynde gheel nv int quaede ghestelt<br />

+ Fol. 195 v, r. 17, 18 ‘vernuft ... gheest’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai 26<br />

+<br />

Apo 22<br />

+<br />

prouerbi 10<br />

+ idem 12<br />

+<br />

Eccli .4<br />

+<br />

Zacha / 8<br />

+<br />

195 v<br />

+<br />

mathei .5<br />

+ Ephe / 4<br />

+ deute/16<br />

+ Esai 59<br />

+ 2 thimo 3.


82<br />

25 onderdaenich tghelt<br />

als wanckelbaer zynde ydel gheManiert<br />

veel houdense daeghelicx in huer bewelt<br />

dies Redene smelt<br />

Want gheel by opinien schyntse gheRegiert<br />

30 dedel waerheyt Light openbaer gheschoffiert<br />

<strong>van</strong> Wanen wys zyn / ende eeghin goetdyncken<br />

Redenen zyn nauwelick yeuwers ghehanthiert<br />

++<br />

Opinien / zietmen voor de waerheyt blyncken<br />

wanen wys zyn doet dargumenten clyncken<br />

opinatiuelick zoo ghehoort studieux<br />

Barthol caetst den bal voort / met een ooghen wyncken<br />

5 opinien voortbrynghen bezouck Curieux<br />

in hemelssche zaecken zeere scrupuleux<br />

om duer opinien ghecryghen ghewin<br />

zulck Regiert de weerelt met wille Rigoreux<br />

Want alzo menigh hooft Also menich zin<br />

10 Doch vp mensschelicke wysheyt / en sophistrie<br />

gheel der waerheyts partie<br />

zo staet trubbel meest / nv al tsweerelts Regiment<br />

Opinyen zaeyer in groote herezie<br />

mids ydel Clercgie<br />

15 en zulck hooft / zulck zin / gheuen tsamen tconsent<br />

deen eerdt beilden / <strong>van</strong> andere zynse gheschent<br />

Opinyen ieghens Recht en Redene stryden<br />

in eerghiereghe ouerheyt / es zulck verblendt<br />

Tzyn antechrist voorbareghe boose tyden<br />

20 Opinyen doender vele tonRechte Lyden<br />

als verduustert perplex int Redenlick verstandt<br />

deene Roupt / doet wech . dander wil hem bevryden<br />

opinyen der mensschen hebben douerhandt<br />

dedel Redene Light metter waerheyt in tzandt<br />

25 zulck dood / of gheeft tleuen / Alsoot hem valt in<br />

opinyen / Rengneren nv in alle Landt<br />

Want alzo menich hooft Also menich zin<br />

By natuerlicke Redenen zietment blycken<br />

dat duer practycken<br />

30 <strong>van</strong> opinyen / de weerelt gheRegiert zy<br />

als oorspronck <strong>van</strong> tweedracht in veel ConyncRycken<br />

zulck doende Afwycken<br />

<strong>van</strong> theligh ghelooue / daer wy onder zyn vry<br />

Want zulcx opinien / willen dat Leuen wy<br />

+ Fol. 196 r, r. 1 ‘Opinien’, 2 ‘wanen ... zyn’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 196 r


83<br />

35 naer huerer inzettynghen gheheel voorwaer<br />

ende zulck by opinyen Brynghent anders by<br />

huerer ordonnantien te volghene Naer<br />

+<br />

zulck ghebenedyd / dander wil verdommen zwaer<br />

deen es christen / en dander heretycq befaemt<br />

desen strydt der opinyen zo wanckelbaer<br />

maect de Weerelt met huer Regierders beschaemt<br />

5 Tghaetter meest al by opinyen / dat zulcke Raemt<br />

als Chistoffels / draeghtter zulck vp / noch zijnen kin<br />

opinyen der mensschen zyn twistich verzaemt<br />

Want alzo menigh hooft Also menich zin<br />

Prinche<br />

10 Alzo menigh zin Alzo menigh hooft<br />

de weerelt ghelooft<br />

zulck alsmen leert / Blyft in alsulck beclyfuen<br />

zulck met opinyen tleeck volcxken verdooft<br />

die bedect ouerslooft<br />

15 Wanen wys zyn doctrine / <strong>van</strong> Mans en wyfuen<br />

met opinyen / de zulcke wil tRecht ontkyfuen<br />

dies Reden ende waerheyt zyn Rechtueerdich verstoort<br />

deen wil den gheest vpwaerts / dander nederdryfuen<br />

de weerelt gheRegiert met opinyen voort<br />

20 Contrary <strong>van</strong> opinyen in tclare gods woord<br />

elck wil zyn opinye hebben verheuen<br />

Opinyen zyn <strong>van</strong>den Loftuters ghehoort<br />

om blyfuen in leylecker ghemackelick Leuen<br />

en die zeker waerheyt in Christo bescreuen<br />

25 bevlecken met opinyen / Eer meer dan min<br />

elck doetter <strong>van</strong>den zynen toe / int vutgheuen<br />

Want alzo menich hooft Alzo menich zin<br />

Prouerbi .29.<br />

Een prinche de ghuene die gheerne hoort<br />

30 der lueghenen vvoordt<br />

Al zyn dienaers zal hij hebben ongodlick voort<br />

Magister senten /<br />

Tes beter om de Waerheyt tormentelick wyghen<br />

dan veel beneficien / duer fletsynghe Cryghen /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 196 v


84<br />

+ Een verRaeder der Waerheyt / en es hy Niet<br />

Alleene / die int spreken lueghens hanthiert<br />

Maer oock es hy / een verraeder alst zoo gheschiet /<br />

die de waerheyt niet Vry en vranck pronunchiert * /<br />

5 De ghuene die tdeegh der pharizeen kneden<br />

en mueghen de Waerheyt gheenssins gheluchten<br />

Thooft zweert hemlieden / dies trueren de leden<br />

ende deen noch dander / Brynght voort goe vruchten<br />

NieuMaer vraghers<br />

10 OnRuste gheesten / vul onbeschaemt verstouten<br />

die gheen vreimde passanten mueght zien passeren<br />

zoud ie te vreden zyn / ghy moetse Becouten<br />

ghy meenende dat waer es / datshu Responderen<br />

en ghenomen dat zo ware / ne wiltter vp gloseren **<br />

15 tcomt zomtyds huut corderen // zulcx Nieumare ***<br />

ende beter gheloghen dan oft waer vvare<br />

dit Refereyn ion ick hu tdesen Iaere<br />

Refereyn<br />

Inder Weerelt. Es een eeghin volck alsoo zulck zecht<br />

20 die der weduwen huusen eten bouen Recht +<br />

Lueghenen voorzegghen zy ende zien ydelheden +<br />

zy mesleeden de schamele / meester en knecht<br />

onder tbedecxsels <strong>van</strong> Langhe ghebeden<br />

huer water zullen dryncken dies / in drouue zeden<br />

25 end in zoorghen zullen eten haerlieder broodt +<br />

zulck zecht datter veel zyn in deerdsche steden<br />

onghehoorzaem ydel clappers / en verleeders groot +<br />

Leerende om schandelick ghewin / zonder noodt<br />

tghuendt dat niet behoort / noch en dient gheploghen<br />

30 maer wat esser of / al zeght zulck Liefde es doodt<br />

Zulck zeght. de waerheyt Tware beter gheloghen /<br />

+<br />

Dit volck heeft nochtans <strong>van</strong>der Liefde gods yet<br />

maer naer der wetentheyt warachtelick niet +<br />

Besmet es conscientie / end huerlieder verstandt +<br />

zy zoucken al huer eeghin Rechtueerdicheyt ziet<br />

5 en der Rechtueerdicheyt gods / onderdanich niet / Want<br />

* Oorspronkelijk ‘pronunchieren’ in zeer zwarte inkt; gewijzigd in ‘pronunchiert’.<br />

** ‘gloseren’: ‘g’ over ‘p’.<br />

*** Oorspronkelijk ‘niemeru’ doorgehaald; ‘Nieumare’ interlineair bijgevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 197 r<br />

+<br />

marci 12<br />

+<br />

Ezech 13<br />

+ Ezech 12<br />

+ Tytum primo<br />

+<br />

197 v<br />

+<br />

Roma / 10<br />

+<br />

Tytum primo


85<br />

zy verkeeren / die Redenen in alle Landt +<br />

in eennen zangh <strong>van</strong> huerlieder mondt dats claer +<br />

de wet des heeren hebben zy verworpen in tzandt +<br />

ende haerlieder herte * volght huer ghiericheyt naer +<br />

10 zulck zeght zy hebben tbegheerlicke landt voorvvaer +<br />

ghestelt in een wildernesse / en tvolck bedroghen<br />

Lueghenachtich zyn de kyndren der mensschen / Maer +<br />

Zulc zeght de Waerheyt tware beter gheloghen<br />

Zulc zeght daer esser noch te deser tydt<br />

15 zy commen simpelick ghecleed in een schaeps habyt +<br />

en <strong>van</strong> binnen zynt strafgrypende wulfuen quaet<br />

als niet hebbende schynt elck ghedoogsamich Lydt<br />

nochtans alle dyngh bezittende in hueren staet +<br />

<strong>van</strong>den minsten totten meesten in Raedt ende daet +<br />

20 tot ghiericheden zyn zy al neerstich ghemoedt<br />

als een spyse broods verslynden zy tvolck onverzaed +<br />

end haer voeten / die zyn snel om te sturtene bloedt +<br />

in huerlieder mondt / en es oock gheen waerheyt goet<br />

zulck zeght hebben / lettel gheuen / zyn haer prologhen<br />

25 de waerheyt gods / es voor huer ooghen niet / dus hoe vroedt +<br />

Zulck zeght de Waerheyt Tware beter gheloghen<br />

Prinche<br />

Zulck zeght warachtelick vp zommich termyn +<br />

huer princhen int middel <strong>van</strong> hemlieden zyn<br />

30 als wulfuen die haerlieder Roof beiaeghen<br />

om zielen te verderfuen met haerlieder venyn<br />

en gheveynsdelick ** schijn<br />

ende naer te volghene ghierich ghewin tallen daeghen<br />

stomme honden zynt / waert dat zy wulfuen zaeghen<br />

35 zy en connen niet bassen / en zyn blendt <strong>van</strong> binnen<br />

zulck zeght / dat zy hueren kin / vp huer helicheyt draeghen +<br />

+<br />

zy zien ydelheyt zy slaepen / en den slaep beminnen<br />

zyn wetmaeckers en verbrekers / naer huer eeghin zinnen<br />

zulck zeght zom wil gheEert zyn / met knyen gheboghen<br />

zulck zeght wieder verliest / dat zy altoos winnen<br />

5 Zulc zeght de waerheyt Tware betere gheloghen<br />

Zulc Clappaert<br />

zeght<br />

* Oorspronkelijk ‘herten’; ‘n’ is doorgehaald.<br />

** ‘gheveynsdelick’: ‘h’ over een eerste, enigszins mislukte ‘h’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Roma / 10<br />

+<br />

Ezech 33.<br />

+<br />

Esai / 5.<br />

+<br />

Ezech .33.<br />

+<br />

zacha / 7/<br />

+ Psalm 61.<br />

+ mathei / 7.<br />

+ .1.Corinth. 6<br />

+ Iere / 6.<br />

+<br />

Psal/13.<br />

+<br />

Psal.4.<br />

+ Psal / 13.<br />

+ Ezech 22<br />

+ Esai / 56.<br />

+ 198 r


+<br />

86<br />

De Wachters der schaepen zyn stomme honden<br />

Elck vreest verliezen zyn Lecker beten<br />

10 Eeghin baete heeft nieuwicheyt vonden<br />

En die waerheyt zeght / Word ghesmeten<br />

Tghelt heeft ouer al meest macht<br />

Wille es Raedtsman tzommegher stede<br />

Recht / es bynaest gheworden Cracht<br />

15 Men vyndt veel gheveynsde helichede<br />

Liefde tot god Totten naesten der naer<br />

die zyn beede / onder de voeten ghetorden<br />

Symonnie en wouckere gheel openbaer<br />

zyn troonhouders / in haer plaetse gheworden<br />

20 De mesye wil nv den Arendt ghelycken *<br />

men acht belofte zeghel noch Eedt<br />

de wyse ploughen / Boeren weten practycken<br />

de groote dief Tcleene ter ghalghewaerts Leed<br />

Zulck die paeys stichten zou / zaeyt discoord<br />

25 de wet es tzommeghen plaetsen als Copghespin<br />

Tdeen Rycke es ieghens tdander ghestoort<br />

Elck Leuen wil naer zyn eeghin zin<br />

Die ons willen wasschen zyn zelue besmuert<br />

die ons willen wysen zyn stekeblendt<br />

30 De Leye sloct / dat den aerbeyder bezuerct<br />

dan datter gheleydt es / stichtmen ander fundament<br />

Princhelick god Regierder ouer alle Landt +<br />

thuwaerts claeghende / hert ende zin // es<br />

Voorziet hier inne / doch Bid ick Want<br />

35 De Weerelt suckelt / met al datter in // es /<br />

Aucteur<br />

Omme verblyden Een weynich de zinnen<br />

ende int wyse langhe ghestudeert<br />

Alle de ghuene die clappaerts Beminnen<br />

5 heb ick een zot Refereynken gheordonneert<br />

Zot Refereyn<br />

Een Clapmond vvys / een nuerswys / nv onlancx leden<br />

<strong>van</strong>der spanhaere zynde / wel eens ghesneden<br />

ouerdeken <strong>van</strong>den queeckers / en Clappaerts bekent<br />

10 vpden brugschen clapbanck / Tzittene ghebeden<br />

daer oud en Ionghe clappaerts hem quamen omtrent<br />

Twas wonder wat hy doe slouch huut zyn bollement<br />

end al wast hem verboden / vpde boete zwaer<br />

* Oorspronkelijk ‘Regieren’ doorgehaald; ‘ghelycken’ is erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Anno .1537.<br />

+<br />

198 v


87<br />

hy clapte mondwyselick / ia zeyde twas gheprent<br />

15 dat de meeste bouuen / zyn meest gheEert voorwaer<br />

ende met dat het zomtyds word scrickel iaer<br />

verzworen maendach zal dan vp een dysendagh sprynghen<br />

kaerleken zatter by / en zey tot een oud vaer /<br />

Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen! /<br />

20 Veel oude patroontiens nieu <strong>van</strong>der oude wet<br />

hoorden desen clappaert Clapspelen vp trompet<br />

<strong>van</strong> zyn tongheblat Clynckende als een Belle<br />

en zeyde / dat hy (om naer hem te hoorene Bet)<br />

in zyn tydt hadde Ledich weten staende de .L.<br />

25 Ia zey kaerleken / dat Riect naer tloock ghezelle<br />

Cooctter mussels me / Sprack hy ten onghelycke<br />

hoort voort Twee wyfs hoordent oock daer ten Relle<br />

ick heb eens sprack hy / gheslaepen in hemelRycke<br />

hoort an sprack kaerleken / ia wel wat Practycke<br />

30 een clappaert en heilt niet / al weet hy wonder dynghen<br />

hoe? / al zoudmen duersteken met een Luucksche * pycke<br />

Een clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen /<br />

++ Kaerleken vertrack doe met zynder prologhen<br />

doe quammer ouer dweers / een Clapcauwe ghevloghen<br />

stampende smoorende die Claptter wondere<br />

deen zey dat hy onder den bercken busch gheboghen<br />

5 wat Laps hadde creghen tzynen hemde ondere<br />

had ghys zo * veel sprack hy / waert te ghezondere<br />

doe heeft desen eerst mondwys clappaert Recht vpghestaen<br />

en sprack stoutlick als dan dander goet Rondere<br />

kir daer den thuun neirst es / zietmen meest ouerghaen<br />

10 och hoe vele esser sprack hy die onder tdeckspaen<br />

<strong>van</strong> ghelaghnoot tzyne zommich volck ouerbrynghen<br />

ia sprack een <strong>van</strong>den watre / ghequelt zynde zaen<br />

Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />

Prinche<br />

15 Een besnotte ionghMelckmule zeyde tes gheck<br />

diet een Letsken Redenlick had inden Beck<br />

die wildhem daer onder de Clappaerts moeyen<br />

en zeyde dat zulck mondwys hadde groot ghebreck<br />

<strong>van</strong>den key / int plecxken daer men slaet de Coeyen<br />

20 kir zey een oudt baersken / zwyght tot ghy mueght schoeyen<br />

huut tbreydelstraetken daer men de kynderschoen maect<br />

myn Ionghen schoyde ende ghijngh ouer hende groeyen<br />

* ‘Luucksche’: ‘k’ over ‘x’.<br />

+ Fol. 199 r, r. 12 ‘<strong>van</strong>den watre’, 29-33 onderstreept.<br />

* ‘zo’ oorspronkelijk tweemaal; de tweede maal doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 199 r


88<br />

den clapbanck ydelder / en tclappen wierd ghestaect<br />

daer wierd een gheheynsselt ghebrocht / die hadde gheCaect<br />

25 zey een clappaert veel buersen met langhe strynghen<br />

de Cretser hoordet / Tfy zey hy die dat spraect<br />

Een Clappaert Can quaelick zyn tonghe bedwynghen<br />

Aucteur<br />

++<br />

Van tgheestlick Regiment<br />

30 Es hier ghehendt<br />

Van die int Recht zyn ghezint<br />

hier naer Beghint<br />

Zoo voorts En ** voort myn voorNemen dint /<br />

Wethouders<br />

// Edel heeren <strong>van</strong>der Wet<br />

Eer tvonnesse gheschie<br />

Wel Vpde zaecken Let<br />

5 Hoort eerst Wederpartie<br />

// Ouerghifte noch inuie<br />

Den persoon ofte bede<br />

Maer Want god al zie<br />

Doet Rechtueerdichede<br />

10 // Goet oordeel telcker stede<br />

Zoo ghy Wildet zyn ghedaen<br />

Doet ghy anders zo mist ghi<br />

Ten Rechter stoele Christi<br />

// Zullen al moeten staen<br />

15 Om eens oordeel Ontfaen<br />

Naer tvverck bedreuen hier<br />

Rysen ten hemele zaen<br />

Oft dalen int helsche vier<br />

Metten verdomden schier<br />

Ander maniere<br />

Rechters ende aduocaten<br />

.2. Parali / 19 / deutero / 16.<br />

Ghy Iugen Anmerct doch wat ghy doet zaen<br />

want dat Recht der mensschen en doet ghy Niet<br />

25 maer <strong>van</strong> god / <strong>van</strong> wien hu zal worden ghedaen<br />

** ‘En’: ‘E’ over ‘v’.<br />

+ Fol. 199 v, r. 1-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

199 v


89<br />

++ naer de gheIugierde zaecke by hu gheschiet<br />

// ghij en zult gheen presenten oock nemen ziet<br />

v<strong>van</strong>t die verblenden des Rechters ooghen voorwaer<br />

Anzien totten persoon hebt oock gheenssins yet<br />

5 Maer<br />

Ghy zult in al / ende ouer al Recht volghen Naer<br />

zoo doende verdient ghy den Loon vruchtbaer<br />

daer<br />

God dhemelssche iuge hu zal loonen claer<br />

Politiemeesters<br />

Ten fine tstads Regierders / Ende tghemeente<br />

Mueghen tsaemen leuen wel binden Lande<br />

deen den andren in Liefden doen gheen vercleente<br />

maer ghezaemdelick zyn Telcx onderstande<br />

15 zo heb ick ghedocht / en stelder tlyf voor te pande<br />

dat furnierende ter stockReghel naer ghescreuen<br />

de ouerheyt met tghemeente als vailiande<br />

zullen paeyselick Leuen<br />

God almachtich gheEerdt end elck tzyne ghegheuen /<br />

Refereyn +<br />

Daer de conynck een kyndt zy / Wee dat landt<br />

en wiens princhen / de ghuene / die daer vrouch eten<br />

wanneer dongodlicke Cryghen oock dueuerhandt<br />

zal tvolck zuchten / doet ons Salomon weten<br />

25 En daer tgodsvruchtich Regiment / word gheel vergheten +<br />

de Municipale Rechten en vseirtmen Niet<br />

discoort / vploop / beroer / zyn troonhouders ghezeten<br />

dies consequentelick den landen word schaedelick verdriet<br />

Philautia / met huer septer men domineren ziet<br />

30 Tslands hulpe / meest naer vreimde zinnen verkeert /<br />

++<br />

// Maer alsser godsvruchtich Regiment gheschiet<br />

groot proffyt voor den Landen wordter by vermeert<br />

end eendrachticheyt den styl der Republycque leert<br />

causerende / Zoo tslands proffytelicxste zede<br />

5 Godsvruchtich Regiment / eendrachtich telcker stede<br />

Duer godsvruchtich Regiment / Eendrachtich ghecnocht<br />

zo zullen de landen zyn in voorspoet vruchtbaer<br />

+ Fol. 200 r, r. 26 ‘Municipale’, 27 ‘discoort ... beroer’, 29 ‘Philautia’ en marginalia<br />

onderstreept.<br />

+ Fol. 200 v, r. 29 ‘zalich ... leuen’, 30 ‘een ... Rycke’, 31 ‘Een ... heyrcracht’, 32 ‘ghetrauwe<br />

... volck’, 33 ‘gheRuste weerelt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 200 r<br />

+<br />

Tardenburch Voor die<br />

<strong>van</strong>der wet 7 a septembris A o<br />

1558<br />

+ Myns Waeren Vanden<br />

Claeren .6. stede Cannen<br />

Wyns /<br />

+ 200 v


90<br />

ende tmeeste proffyt wordter by inghebrocht<br />

Ionste tot ghemeenen oorboir / zalder volghen Naer<br />

10 Ouervloedich proffyt vpder neerynghen Pylaer<br />

zal met paeyse en goe politie dan floreren<br />

schaedlicke inventien Perturberende zwaer<br />

der landen proffyt / zal Redenlick Cesseren<br />

de Landzaeten met dueverheyt wel Accorderen<br />

15 // maer ouercomtter dongodlick tweedrachtich tempeest<br />

Opinie / bouen Redene wil domineren<br />

zo zal tvleesch verwinnen verre bouen den gheest<br />

tslands proffyt dies faelgieren / dus proffytelicxst meest<br />

es voor de Landen / inder warachtichede<br />

20 Godsvruchtich Regiment / Eendrachtich telcker stede<br />

Salustius doet ons een warachtich vermaen<br />

dat eendrachticheyt / Cleen zaecken augmenteren doet<br />

en by tweedracht groote zaecken te nieten ghaen<br />

TRycke dat tweedrachtich es / dese leren moet<br />

25 Maer duer godsvruchtich Regiment / eendrachteghe spoet<br />

Aluooren gods Rycke neerstich zouckende Reyn<br />

alle vredeghe proffyten / ende Ryckdommen goedt<br />

zullen voor de landen augmenteren Certeyn<br />

// der Ouerheyt word een zalich lanck leuen int pleyn<br />

30 ende vreidzaem paeyselick / een bevrydt Rycke<br />

Een bewaert huus Stercke heyrcracht int ghemeyn<br />

een ghetrauwe * Raedt / een eerlick volck tallen wycke<br />

een gheRuste weerelt / Alsser niet en Bezwycke<br />

(als zynde tmeeste proffyt / voor de Landen mede)<br />

35 Godsvruchtich Regiment / Eendrachtich telcker stede /<br />

++ Prinche<br />

Duer dongodlicheyt en tweedracht Landen proffyt smelt<br />

elck voedt hem meest met eeghin zinlicker spysen<br />

om ghebruuckende bezittynghen meest <strong>van</strong> het ghelt<br />

5 den landen schaedlicke tweedrachten vpRysen<br />

zy dolen dies versuckelt metten onwysen<br />

als vernuft in tverstandt / ende zom ziende blendt<br />

Philantropia daelt / Philargiria can bysen<br />

elck schict hem strydbaer onder Mammons Regiment<br />

10 schalcke boosheyt Wordt onder veel natyen bekent<br />

Tdeen Rycke wordt ieghens tdandere ghestoort<br />

de landen dies onbewaert / en schaedlick gheschent<br />

* ‘ghetrau’ geschrapt vóór ‘ghetrauwe’.<br />

+ Fol. 202 r, r. 24, 26, 27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 202 r


91<br />

<strong>van</strong>den godloosen end eeghin baete / Liefde vermoort<br />

schadelicxst voor de Landen / maer voorspoedich Rechtvoort<br />

15 es tmeest proffyt voor de landen zoot voormaels dede<br />

Godsvruchtich Regiment / eendrachtich telcker stede /<br />

Booze Rechters<br />

De alzulcke ter weerelt ducht ick noch presentelick<br />

en wist ick hemlieden wat voortbrynghen<br />

20 dan ouerpeynsende / ende consequentelick<br />

dat zylieden / By my ghedicht / testamentelick<br />

Tnaervolghende Dauids Psalm liedeken zynghen<br />

Liedeken<br />

Deus stetit in synagoga Deorum<br />

Vpden Voys<br />

het zat een snee wit vueghelken<br />

Al vp zyn eerste plume +<br />

God in die Sinagogue stondt<br />

der goden / maer thuerlieder blaemen<br />

30 int middel oordeeldhy tshertsen grondt<br />

<strong>van</strong> hemlieden / daer al te zamen /<br />

+ Hoe Langhe zult ghylieden onRecht<br />

duer ghiften valsschelick iugieren<br />

en taenschyn Annemen <strong>van</strong>den knecht<br />

vul alder zondeghe manieren<br />

5 Oordeelt die weesen in huere noodt<br />

die oock behouftich thuwaerts Caermen<br />

doet Recht / ziet naer gheen ghiften groot /<br />

doetmoedeghe / end oock den Aermen<br />

Verlost den aermen <strong>van</strong>den tyrant<br />

10 diese doet ouerlastichede<br />

verlost oock hute des zondaers handt<br />

Alle * nootdursteghe der mede<br />

Dit wisten zy / noch verstondens niet<br />

die daer als goden doe zaeten<br />

15 want huere groote quaetheyt ziet<br />

verblendese gheel bouen maeten<br />

* ‘Alle’: eerste ‘l’ over dezelfde letter in humanistisch schrift.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Psal .81.<br />

+ 202 v


In Duusterheyt wandelden zy<br />

onwetenlick in hueren zonden<br />

Tslands fundamenten dies daer by<br />

20 die zullen beRoert wesen <strong>van</strong>den<br />

Ick god der goden hebbe gheseyt<br />

tot hu ghy Rechters / ghy zyt goden<br />

kyndren der alder Hooghsten maiesteyt<br />

vp dat ghij houd al myn gheboden<br />

25 Nochtans Ghylieden / die anders doet<br />

zult oock als mensschen steruen<br />

end als een <strong>van</strong> thoueerdich bloedt<br />

der princhen / vallen en Bederuen<br />

Staet vp heer god ghebenedydt<br />

30 ghy ziet den Rechters onRechtueerdich<br />

Vonnest tlandt zelue / Tes meer dan tydt<br />

ende bekeertse / god Eerweerdich /<br />

Want ouerhandt ghy hebben zult<br />

ouer die heydenen ghemeene<br />

35 onse verlosser <strong>van</strong> Adams schult<br />

die zyt een Conyngh groot alleene /<br />

++ God Vader zuene end heligh gheest<br />

moet tsamen glorye wesen<br />

zoo die was <strong>van</strong>den beghinne meest<br />

En blyft noch eeuvvich bouen desen /<br />

92<br />

Proces volghers zelden Rycke<br />

Lueteraers en dier ghelycke<br />

Drie zacxkens Ionicxse met goeder intencie<br />

die onnooselick hebben een brocke ghezwolghen<br />

Een zacxken met ghelde / Een met patientie<br />

10 ende daer naer een met diligentie<br />

Wiens hoofden vul processen zyn/ om die vervolghen<br />

Boorgheblyfuers<br />

Eens vrienden / daer naer kyfuers<br />

Ghylieden die zyt goet inborstich ghegrondt<br />

15 Tot yeghelicx vriendschap ghereed terstondt<br />

met een woordt laet ghy hu een verbandt ontvlieghen<br />

+ Fol. 203 r, r. 9 ‘met ghelde’, ‘patientie’, 10 ‘diligentie’, 12 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 203 r


93<br />

niet te lichtueerdich boorghe blyft / tes ghezondt<br />

theefter zommich <strong>van</strong> drucke / doen sluten den mondt<br />

of duer schade / ander schadelick helpen bedrieghen<br />

20 om Rustelick wieghen // ziet toe in tyts<br />

dit Refereynken Leist ghy met meer proffyts<br />

pryst liefuer wat wyts // passeert ouer zyds<br />

maect hu zeluen niet tachtere<br />

Wacht hu de dienaers volghen hier achtere<br />

25 dan de ghe<strong>van</strong>ghenen / met huerlieder steenwachtere /<br />

Refereyn<br />

De fortuneuze keerynghe in tsweerelts Rengnatien<br />

by permutacien<br />

schicken de zommeghe tot dominatien<br />

30 den andren ieghenspoedich doende nederdaelen<br />

+<br />

diet dan nood heeft / Totten andren doet inclinatien<br />

tot hulpe ende bystandt verzouckende gratien<br />

boorghe tzijne / dicwils keerende ten principalen<br />

Vriendschap / deen dandre tdoene / inde noods qualen<br />

5 es godlick en duechdlick / voor meerder schaede<br />

// maer de ghuene die vriendschap / moet schadelick betalen<br />

Tes niet zoo zulcke wilde / dat men hem daede<br />

Als boorghe voor een andre / blyfuen vrough en spaede<br />

es dhuterste vriendschap/ in * ghetrauwe Bystandt<br />

10 die deen dander biedt<br />

elck wachter hem vooren / met voorzieneghen Raede<br />

Wie boorghe // blyft // zoorghe // styft.<br />

ende Vriendt word vyandt<br />

men daeghelicx ziet<br />

15 Zommigh duer boorghtucht moet ligghen ghe<strong>van</strong>ghen<br />

zonder troost ontfanghen<br />

voor ander Lieden schult in groote bedwanghen<br />

daer interrestz Lydende / ende schaede groot<br />

verbeydende garand / met zwaermoedich verlanghen<br />

20 de principale debiteur Loopt zomtyds zyn ghanghen<br />

de boorghe blyft zelue / dan gheel inden noodt<br />

zoudhy ontRaecken / diemen eerst binder dueren sloot<br />

hy moet Leeren huutTellen / daer int openbaere<br />

(Al zoudhy zelue niet houden / om te Coopene broodt)<br />

25 totter laetster myte / als oft voor zyn eeghin schult waere<br />

die ghekist doncker laeghen / Blyncken dan int Claere<br />

om de boorghtucht purgieren / voor alsulck vry // Quant<br />

* ‘in’: ‘i’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 203 v


94<br />

doch boorghtucht vliedt<br />

tes qua tydynghe / die om boorghe zyn / hoort Nieumare<br />

30 Wie boorghe // blyft // zoorghe // styft // etc a /<br />

Franciscus petrarcha. Reyn poete Eersame<br />

<strong>van</strong> hoogher fame<br />

considererende / dat boorghtucht brynght onvrame<br />

Ter ieghenspoedigher fortune / gheeft ons doctrine<br />

+<br />

Tes ghenoughelick zeght hij / en gheRustich bequame<br />

ongheboeyt voor andre / Tzijne in Lichame<br />

dies ontRaedt / naer tgoetdyncken gheen boorghe tzijne<br />

Bezicht hu eeghindom / Leert hy tallen fine<br />

5 heeft hu boorghtucht / doen vercoopen matrimoniale eruen<br />

wachtes voort / helpt schamel vrienden huut noods pyne<br />

medeeltse / goud / zeluer / wyn / eer zylieden bederuen<br />

Oly graen wuenste cleedren / en troost verweruen<br />

gheeft ze goeden Raedt / datse oock ghesticht ghij // plant<br />

10 en mestroost ze niet<br />

maect zoo vrienden / schuut boorghe zyn / want tot tsteruen<br />

Wie boorghe blyft // zoorghe styft etc a<br />

Prinche<br />

Dus Raedt. dees ornaet elegant poete voort<br />

15 in een beRaedtzaem Accoord<br />

andewaerf met hu Vriendekens / zult onghestoort<br />

hemlyen / medeelich maecken in al hu goedt<br />

Liefuer dan ghy voor boorghtucht / in tspreken twoordt<br />

voor andre wierdt beschaedicht ghebonden ghecoordt<br />

20 ghe<strong>van</strong>ghen / en voor andre / zoo schuldenaer blycken moet<br />

hebt hu zeluen eennen vriendt / ende die ionste doet<br />

huut dyn tselfs vry eeghin onbedwonghen wille<br />

ouergheeft hu vryheyt nyemandt / ofte vleesch ende bloedt<br />

zalt hu costen / ende commen by in gheschille<br />

25 zulck duer boorghtucht / kyct duer eennen yseren brille<br />

ende machter al vertheeren / zo langhe der zy // pandt<br />

dit dicwils gheschiet<br />

Die boorghe blyft // zoorghe // styft<br />

ende vriendt wordt vyandt<br />

30 Men daeghelicx ziet /<br />

Dienaers<br />

Thien officieren / diemen colfdraghers heet<br />

die gheef ick elcken ter goeder trauwe.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 204 r


95<br />

+ een nieuwe Cleerbeseme / oft een snuutcleedt<br />

als zy der lieden Cuusscheyt bemercken / ghereedt<br />

datse der mede vaeghen / huerlieder mauwe<br />

Steenvvaerdere ofte Cypier<br />

dan daer / Liefuer hier /<br />

Anden steenwaerder wild ick wel verwerfuen<br />

myn supplicatie te Anhoorene zaen<br />

dats / dat de ghe<strong>van</strong>ghenen / naer myn steruen<br />

mochten al tsaemen metten Lycke ghaen<br />

10 maer ick duchte/ ken zal niet verhoort zyn waen<br />

Zo bid Ick hem dan / eist hem Anghenamere<br />

Ick laetter te pande voor scrynen en Cofferen<br />

daer ick ghepoot bem / Tdynct my bequamere<br />

dat alleenlick de ghe<strong>van</strong>ghen <strong>van</strong>der doncker Camere<br />

15 Deen vooren / dander naer mochten commen offeren /<br />

Aucteur<br />

Ter Weerelt. es volck vry ghaende / nochtans zynde ghecoord<br />

men gheeft ze veel / en <strong>van</strong> thuere gheuen zy Niet<br />

zy hooren tsvolcx secreit / nyemandt thuerlieder hoort<br />

20 zy ghebruucken vrauwen / ende nyemandt dhuerlieder ziet<br />

huer kyndren worden ghehouden / zonder daer toe gheuen yet<br />

ende nyemands kyndren thoudene / zyn zy beluuckende<br />

ghewilleghe Aermoe / hebben zy Bespiet<br />

Schynende niet hebben / maer alle Dyngh ghebruuckende<br />

Ghe<strong>van</strong>ghenen<br />

Maer ander volck meen ick onghecoordt en ghe<strong>van</strong>ghen<br />

niet mueghende eylacen Alomme wandelen<br />

die eist Redene / dat zy <strong>van</strong> my wat ontfanghen<br />

Ghedynckende hoemer my eens conste handelen /<br />

++ Onder daer de vaentiens waeyen huten Noordoosten<br />

zy wel vryne maecken / en zyn in steens bedwynghen<br />

gheef ick vp datse mochten hem zeluen troosten<br />

Een Refereynken // ende Liedeken om zynghen<br />

Refereyn<br />

Wie tsmoorghens vpstaet / ne gheenssins en weet<br />

wat hem eer den avendt comt mach ghebueren<br />

zulck wordt ghehapt / <strong>van</strong> diemen heynsselaers heet<br />

ende Listelick ghevaeght An zyn vppercleedt<br />

+ Fol. 205 r, r. 12 ‘faulte dargent’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 204 v<br />

+ 205 r


96<br />

10 twelck menich goet Ruter dan moet betrueren<br />

end es hy dan gheghelt Als de freer Minueren<br />

faulte dargent / Als een poose zwaer<br />

die moet hy te danssene dan labueren<br />

daer men steegher pottaidge eit openbaer<br />

15 trauwen / dats een cleen zake / warachtelick daer<br />

en hoemer oock ghedoken Light / onder de schaelien<br />

tesser claer om Ruum danssen / warachtelick / maer<br />

Men zietter Al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien<br />

Menich fyn Ruter te zynen ondancke<br />

20 die zitter ende Lighter ghequelt <strong>van</strong>den steene<br />

al waere zyn buerse flau als de Crancke<br />

men zoudhem gheloofuen een inckel blancke<br />

hoe durstich hy zaete daer int ghemeene<br />

end al waer hy nochtans zeere Rasch te beene<br />

25 zy weten wel datmer niet ontloopen en mach<br />

v<strong>van</strong>t al betaeltmer huushuere / daer en es maer eene<br />

die daer de sluetels draeght alsoomen plach<br />

ick wane men noyndt zulck Logyst en zach<br />

men macher quaelick steken binnen venus baelien<br />

30 end hoe Lustich de zunne / daer schynt vpden dach<br />

Men zietter al duer brillen / <strong>van</strong> yseren traelien /<br />

++ Liefuer waer ick ghequelt <strong>van</strong>den quaetsten graveele<br />

dan <strong>van</strong> desen steene te zyne ghequelt<br />

men snydtter een man / hy cryghter of Beele<br />

ende Lettel ghelycx cryght hy ten deele<br />

5 de meester gheeft een drancxken niet zonder ghelt<br />

eer de pacient ghelaeft es / men Rouptter telt Telt<br />

ick wasser eens besneden met cleenen solaese<br />

eer dat ick was vry vranck vp myn voeten ghestelt<br />

hy sneedt my inde buerse / niet inde blaese<br />

10 Liefuer aet ick bueterbrood met schaepen Caese<br />

dan daer te zyne Een <strong>van</strong>den Caelien<br />

hoe sterck een <strong>van</strong> ghezicht es / hier in ick Raeze<br />

Men zietter Al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien<br />

Prinche<br />

15 Van Cruusbroers Renten /zynder lettel ontfanghers<br />

om pilgrimaedge ghaen / zynder groote verlanghers<br />

wieder sterft nyemandt / macher metten lycke ghaen<br />

Tlof wordter meest ghezonghen met bouen zanghers<br />

ende den Bailiu Die esser Capellaen<br />

+ Fol. 205 v, r. 29 ‘Toosthende ... brauwen’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 205 v


97<br />

20 Ende also gheRynghe als dat es ghedaen<br />

de coraelkens naer de vierschaere schoyen<br />

dan wordt dan een houtken ontsteken zaen<br />

daer elck mach vooren verwaermen zyn ployen<br />

verwaermt zynde / Zomtyds de graeuwe vloyen<br />

25 duer Ryden tlyf om huer victuaelien<br />

eer zulcx lucht ghebroken es / hoe zy Canoyen<br />

Men zietter al duer brillen <strong>van</strong> yseren traelien<br />

Tliedeken<br />

Vpden voys Toosthende in tstadt // Eylaes wat zullen wy brauwen<br />

/<br />

30 Al ligghen wy hier<br />

ten steene nv ghe<strong>van</strong>ghen<br />

onse paymenten * schier<br />

die mueghen wy verlanghen /<br />

+<br />

voor een eecken vier<br />

dryncken wy gheloyt bier<br />

zonder dangier<br />

<strong>van</strong>den vueghelgryp fier<br />

5 <strong>van</strong> zyn Bestier<br />

Hebben wy gheen bedwanghen<br />

Spyts ons herte daer<br />

spelen wy alle daeghe<br />

men wintter niet voorwaer<br />

10 dan een groot ydel maghe<br />

Poy poy Rouptmer claer<br />

maer / daer es een maer<br />

gheen dranck volghter naer<br />

tgheldeken openbaer<br />

15 moetter blycken al tiaer<br />

dats ons de meeste plaeghe<br />

Faulte dargent<br />

meest wy die poose danssen<br />

inde buerse Blendt<br />

20 zyn wy die gheerne schranssen<br />

An een tafelment<br />

der goeder cost omtrent<br />

vvie daer meest zendt<br />

men wellecomme kendt<br />

25 in ons magher convent<br />

Mueghwy niet slyngherCanssen<br />

* ‘paymenten’: ‘m’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 206 r


Meest vreck en vroedt<br />

zyn wy aldaer beseuen<br />

om hebben wel ghemoet<br />

30 maer flau om vele gheuen<br />

Elck hier zyn selfs cost doet<br />

alsoo hem dat dynct goet<br />

wie hem best voedt<br />

versterct vleesch ende bloedt<br />

35 en peynsen hoe ghegoedt<br />

Tmoet hier al zyn ghebleuen /<br />

+ Laets zoorghen niet<br />

Laet deyns en vreckaerts spaeren<br />

tcomt al euen eens ziet<br />

doch ouer hondert Iaeren<br />

5 Quae ghepeynsen vliedt<br />

doet een gheestich bediedt<br />

wat hu gheschiedt<br />

bezwaert hu gheenssins yet<br />

zynght een vroylick Liedt<br />

10 En laet fantazien vaeren<br />

Ons schuldenaeren stranck<br />

bewandelen de straeten<br />

als wy gheel daeghen Lanck<br />

fraey / de Biercanne vaeten<br />

15 ieghens huerlieder danck<br />

zitten wy vp den Banck<br />

spys ende dranck<br />

Cryghen wy int be<strong>van</strong>ck<br />

vry ende vranck<br />

20 ons nv dheynselaers Laeten /<br />

Drouftroostich kycken wy<br />

duer brillen <strong>van</strong> yser traelien<br />

nyemandt en esser vry<br />

al waer hy <strong>van</strong>den Caelien<br />

25 deen blyft den ander by<br />

zoot de costume zy<br />

Exempel doch an my<br />

oock me goe broerken ghy<br />

want tgroot proffyt <strong>van</strong> dy<br />

30 Light niet / onder de schaelien<br />

de Princhelicke loy<br />

als ons die mach ghebueren<br />

hebbende de Quoy<br />

zo mueghen wy savueren<br />

98<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 206 v


35 <strong>van</strong> tueghen gheeft den ghoy<br />

Ons princhelicken Roy<br />

++<br />

Roupende Poy Poy<br />

wie hem heescht tes al hoy<br />

wie hier wil spelen schoy<br />

Tghelt opent al de dueren<br />

99<br />

[De princhelicke loy hier bouen vermaent]<br />

5 De princhelicke loy hier bouen vermaent<br />

dats een bierCruucke <strong>van</strong> zes stoopen<br />

Als die vul byden ghe<strong>van</strong>ghenen traent<br />

Eer datser beCaent // zietmer varsch huutloopen /<br />

Een ander Liedeken<br />

Vpden Voys Zo wie den keyser wil dienen<br />

zal hebben drie maenden soltz<br />

Laet ons met vruechden leuen<br />

en vroylick zyn talder tydt<br />

die niet heeft zal niet gheuen<br />

15 maer blyfuen <strong>van</strong> ghiften bevrydt<br />

Laets dancken den heere ghebenedydt<br />

die ons <strong>van</strong> onse mesdaeden quyt<br />

die ons hier bouen Boorghen<br />

Laet die daer vooren zoorghen<br />

20 Niet beters in saeysoene<br />

en esser vp gheen termyn<br />

dan altyds wel te doene<br />

en daer naer blyde zyn<br />

tooght metten bedructen drouf aenschyn<br />

25 met die verblyden / drynct bier en wyn<br />

acht vp gheen vreimde goden<br />

Goe blydschap es niet verboden<br />

Van vloucken ende zweeren<br />

breydelt vast huwen mondt<br />

30 wilt vroyelicke teeren<br />

end houdet tlyf ghezondt<br />

// draeght gheenen nydt in tshertsen grondt /<br />

+ Fol. 207 r, r. 5-8, 10 ‘wie ... dienen’, 11 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 207 r


+ vergheeft / vergheuen word hu ter stondt<br />

<strong>van</strong> god den vader Crachtich<br />

die alle dynck es machtich<br />

Met huwen euen naesten<br />

5 schimpt ghect noch en spot<br />

en wilt hu oock niet haesten<br />

met hem te maecken den zot<br />

drynct hem liefuer toe /eennen vullen pot<br />

elck houd hem paeyselick in zyn Rot<br />

10 v<strong>van</strong>t daer paeys mach ghebueren<br />

Mars Briefuen moetmer schueren<br />

Laet vry den teerlyngh drauen<br />

om tydt corten / ende Cleen ghelt<br />

den dursteghen wilt Lauen<br />

15 eer hy <strong>van</strong> drooghtten bezwelt<br />

ghezaemdelick / vry een canneken velt<br />

een oortien / een derde / ofte den helt<br />

elck anderen wilt brynghen<br />

maer dronckenschap bedwynghen /<br />

20 Dat vvy veel zouden trueren<br />

daer mede Cryghwyt niet claer<br />

zyn dus ons Avonthueren<br />

tmoet zyn gheleden voorwaer<br />

Laets zoorghen / Die niet een inckel haer<br />

25 tcomt al euen eens / ouer hondert iaer<br />

Naer dit/ es ons BeRommen<br />

zal eens / een beter Commen<br />

Nyemandt hoe wys gheboren<br />

en weet zyn fortunen int landt<br />

30 gheeft gheenen moet verloren<br />

Laet scryfuen hoogh anden wandt<br />

zyt wys / en houd hu duumken in dhandt<br />

alst pas gheeft / vry hu moeye Pandt<br />

ghy weet bynaest myn meenen<br />

35 Tmach wesen zou zal hu Leenen<br />

++ Princhelicke teerknechten<br />

die hier ghe<strong>van</strong>ghen Light<br />

zyt vroylick zonder vechten<br />

maer alle ghenouchte sticht<br />

5 // zynght sprynght danst speelt ende dicht<br />

maer doch <strong>van</strong> alle schimpslaeghen zwicht<br />

100<br />

+ Fol. 208 r, r. 14 ‘twyntich grooten’, 15 ‘Rasch ... hene’, 18-22, 23 ‘Potdraghers’ en marginalia<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 207 v<br />

+ 208 r


zwaermoedicheyt <strong>van</strong> gheeste<br />

iaeght huut al huwer feeste<br />

Aucteur<br />

101<br />

10 Doe Icker huushuere ghaf / en gheen sluetels en drough<br />

ende daer men <strong>van</strong> huushuere nyemandt en pandt<br />

den tydt / end hoe langhe / my myn elder verwough<br />

huut tnaervolghende carnation / cryght ghij tverstandt<br />

TWee daeghen ghe<strong>van</strong>ghen / voor twyntich grooten<br />

15 Rasch.vp end.hene/ maeckende chiere<br />

Tiaer zult ghy in dese naer vier Reglen begrooten<br />

de costen bedroughen Een scellyngh / en viere /<br />

Carnation +<br />

Gheeft hu / en elcken nv tzijne<br />

20 Weest clouck ghemoet<br />

Eer dat hu ten fijne /<br />

steeghercost <strong>van</strong> binnen voedt<br />

Potdraghers <strong>van</strong>den steene<br />

Alias schumers / zoo ick meene<br />

25 Dese gasten die tsteegher waermoes beweghen<br />

daer maer een de sluetels draeght <strong>van</strong>den convente<br />

ouer lanck hebicxse goe ionste ghedreghen<br />

ick schyncze elck een vischspaen te Testamente<br />

vp tbeset <strong>van</strong> schuumtueghe / hebben zy Rente /<br />

++<br />

Aucteur<br />

passeert // contempleert<br />

voort in zyn Labuer<br />

Want vvy daeghlicx meest / als brooschzondeghe vaeten<br />

5 dheleghe kercke gods themple laeten<br />

en bezoucken zeuen tempels / Vul zonden binnen<br />

Eerst den tempel <strong>van</strong> Remon daer voortyds in zaeten<br />

alle houeerdighe hooghmoedighe zinnen<br />

Den tempel Baal vul ghierighs ghewinnen<br />

10 Den tempel <strong>van</strong> Astaroth vul onCuuschede<br />

Belis tempel vul Nydicheyt int beghinnen<br />

den tempel <strong>van</strong> Dyana vul ghulseghe zede<br />

Dagons tempel vul gramschap end onvrede<br />

+ Fol. 208 v, r. 7, 9, 11, 13, 14 (namen), 15 ‘zeuen doodzonden’, 30 ‘Momus’, 32-33<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

27.Wedemaent. 1545.<br />

+<br />

208 v


102<br />

ende den tempel Nesrath vul Ledicheyt vermaert<br />

15 Subiect zeuen doodzonden / wy in tsweerelts stede<br />

als daer toe gheneghen / huuter natueren Aert<br />

Liefuer onder den prinche deser weerelts standaert<br />

te volghene / dan tcruce christi sterckcrachtich<br />

te dier oorzaecke /worden hier naer gheopenbaert<br />

20 diueerssche Refereynen der ieghens bewachtich<br />

Zultse met verstande dies lesen voordachtich<br />

elck diese touchieren / wiltter niet of vervremen<br />

Theeft my labuer ghecost donckernachtich<br />

huut liefden warachtich<br />

25 doch wiltter Leerende tbeste huut Nemen<br />

Eerst Roeren wy <strong>van</strong> die houeerdich bremen<br />

huut onconsteghe lemen // vergadert onplaysant // ziet<br />

my docht curieuse conste / diend int gheestlick verstand // niet<br />

daer ick inne crepele Rasch my de Handt // biedt<br />

30 Van Momus dien quant // Vliedt<br />

Want als berespere venyneghen brandt // schiet<br />

Houeerdicheyt met huer grootsche paidgen<br />

ouermoedeghe ghepareerde Couraidgen<br />

Vut een <strong>van</strong> myn spelen <strong>van</strong>den zeuen doodzonden<br />

35 hoe dat houeerdich herte beromt en vermeit /<br />

++<br />

wil yeghlick Refereynwys gheerne oorconden<br />

vp dat ghy der houeerdicheyt condicien weit<br />

als den paeu ghaende vpghestreken gheleidt *<br />

Referen<br />

Van. Houeerdicheyt<br />

Ryfstroomich Corageuselick myn houeerdich herte<br />

blaect ** nv tot alder hoogheyt barnende gloedich<br />

Als myn wille faelgiert / het valt my smertich<br />

hooft <strong>van</strong>der weerelt waer ick gheerne voorspoedich<br />

10 Noch heb ick zeuen dochteren pruetsch ouervloedich<br />

die neim Ick ter hulpe <strong>van</strong> myn verchieren<br />

want al vought hem zommich buugsamich oetmoedich<br />

Ick Wilde Wel de Weerelt Alleene Regieren<br />

Eerghiericheyt es deerste die wil tryumpheren +<br />

15 huer volghen veel beminders int eerdsche besluut<br />

Bouen allen staeten wil zou domineren<br />

+ Fol. 209 r, r. 5 ‘Houeerdicheyt’, 13 ‘Ick ... Wel’, 14 ‘Eerghiericheyt’, 18 ‘Versmaetheyt’,<br />

22 ‘Eyghin’, 26 ‘vervvaentheyt’ onderstreept.<br />

* ‘gheleidt’: oorspronkelijk ‘gheleeidt’ ‘e’ na ‘l’ geschrapt met zeer zwarte inkt.<br />

** ‘blaect’: ‘c’ over ‘t’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 209 r<br />

+ 1


103<br />

dies met gheestelick en weerlick es zou nv de bruudt<br />

Versmaetheyt die steict de cleen cruuskens huut +<br />

huer dynct huers ghelycke es niet int hanthieren<br />

20 met dees tweetste Liefste dochtre / gheseyt ouerluudt<br />

ick Wilde Wel / de weerelt alleene Regieren<br />

Eyghin goetdyncken zoo es de derde ghenaemt +<br />

al datse zeght / het zy goet ofte quaet<br />

huer dynct dat alsoo best betaemt<br />

25 end zou volght ghemeenlick huer eeghin Raedt<br />

de vierde heet vervvaentheyt die houd oock staet +<br />

hebbende veel grootsch gracieuse manieren<br />

zou dynct datse Leeft <strong>van</strong> huer zeluen ontfaet<br />

Ick Wilde Wel de weerelt alleene Regieren /<br />

++ Princesselicke<br />

Berommynghe volght daer naer Certeyn<br />

die vertooght ende pryst huer zeluen openbaer<br />

Ouermoedicheyt myn zeste dochtere Reyn<br />

5 zeght huer thebbene / datse niet en heeft voorwaer<br />

ydel glorie de laetste watse doet in tiaer<br />

om daer of ghepresen zyn / es al huer verzieren<br />

met dees myn zeuen dochteren zonder ghespaer<br />

Ick Wilde Wel de Weerelt alleene Regieren<br />

Aucteur<br />

Dhoueerdighe natie ende groote Monseurs<br />

douermoedeghe Rycke als vpghezwollen teken<br />

verachtende huerlieder schamel simpel ghebuers<br />

wien zy knickende groeten / als zylieden spreken<br />

15 Thuerlieder waerts / es oock myn Ionste ghebleken<br />

dit Refereyn schynckende onbezweken<br />

als tsamen ghelapt met een grouue smeithamere<br />

om als een speghel tzyne in huerlieder EitCamere<br />

Refereyn gheordonneert<br />

Bevonden<br />

Twelcke aduerteert<br />

Twachtene <strong>van</strong> zonden<br />

+ Fol. 209 v, r. 1, 2, 4 (beginwoorden), 19-22 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 2<br />

+ 3.<br />

+ 4<br />

+ 209 v


104<br />

Wat houeerdicht ghy hu mensschen asschen eerdich stof +<br />

die nochtans min dan niet <strong>van</strong> hu zeluen vermueght<br />

25 als ypocriten zo zouct ghy des weerelts Lof<br />

vvilt ghy wel doen / ghaet dese ydel glorien of<br />

en volght oetmoedicheyt / moeder <strong>van</strong> alder duecht<br />

Peynst als een blomme des ackers verdrooght dyn Iuecht<br />

comt niet zoo vpgheblasen verwaent ter baene<br />

30 hoort zachtmoedelick twoord gods / en daer in verhueght +<br />

die alomme houeerdich wilt maecken den hane<br />

hoort wat god den heere / doet thuwen vermane<br />

+ +<br />

Alwaert dat ghij waert als een Arendt verheuen<br />

end hu voughdet onder de sterren te staene<br />

zo zal ick daer of trecken dyn houeerdich leuen<br />

alle tghuendt dat den mensschen es hooghe beseuen<br />

5 dat es gheel verworpen / voor god Almachtich +<br />

vvilt in hu zin houeerde gheen heerschappie gheuen +<br />

verlaet hu vpden heere / met herten eendrachtich<br />

ende niet vp hu verwaentheyt / zen es niet crachtich +<br />

maer wanckelbaerder dan een teerbughende Riet<br />

10 om cryghen hooghe staeten Loopt gheenssins iachtich<br />

peynst daer en es gheen grootter dan die god ontziet +<br />

hooghberommen in dyn moye Cleedynghen vliedt +<br />

want hoe ghetoyt / altoos moet ghy menssche ghelycken<br />

dies verheft hu inden dach huwer eeren Niet<br />

15 dynct zaelich / die aerme <strong>van</strong> gheeste blycken +<br />

doch onderzouckers <strong>van</strong> alle grootsche practycken<br />

bezicht Redene / eer ghij <strong>van</strong> houeerdicheyt splyt<br />

end als ghy vp tschamel volcxken / niet en wilt kycken<br />

Peynst doch wat ghij waert / wat ghy word / Wat ghy zyt<br />

20 Verheft hu niet te hooghe in huwe ghepeynsen<br />

vp dat hu cracht en worde niet neder ghesteken +<br />

vvilt vp tschaemel ghemeente / niet bytende greynsen<br />

Laetse thueren nood durste wat pachten ende cheynsen<br />

ouervaltse met gheen smaedich houeerdich spreken<br />

25 vveist elck andren zachtmoedich schuut verwaende treken +<br />

houd hu metten hooghmoedeghe / niet ghetelt<br />

v<strong>van</strong>t Christus heeft verheuen doetmoedeghe Reken +<br />

en die moghende heeft hy <strong>van</strong> huer stoelen ghestelt<br />

god wederstaet / den houeerdighen in huer bewelt +<br />

30 ende gratie gheeft hy / die zyn oetmoedich<br />

verhoueerdicht hu niet vp hu goedt ofte ghelt<br />

Rasch stellet hu een keerslicht in brande gloedich<br />

iesus christus zelue / met wonden diepbloedich<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccli 10<br />

+ Eccli .5.<br />

+ 210 r<br />

+ Abdie primo.<br />

+<br />

Luce 16.<br />

+<br />

Thobie 4<br />

+ prouerbi/ .3.<br />

+ Eccli 10.<br />

+ .11.<br />

+ mathei .5.<br />

+ Eccli 5.<br />

+ Ephes 4<br />

+ luce primo<br />

+ iacobi.4.


105<br />

heeft oetmoedich gheweest totter crucen doodt<br />

35 end hem tonswaerts vernedert ghewillich spoedich / +<br />

+<br />

ons menschlicheyt tanNemene / dien heere groot<br />

den oetmoedighen verleendt hy huer daghelicx brood<br />

als ghy houeerdeghe hemlieden gheel ofghaet<br />

als ghy niet en wilt anhooren / huer claeghende noodt<br />

5 doch verspughende / dat ghyse niet en versmaet<br />

Wie hem verblydt in zynen houeerdighen staet +<br />

zulcx verblyden es quaet Onmanierich in zeden<br />

Want wy zyn een Aes der woormen / een stynckende zaet<br />

anders niet dan een zack vul vuylicheden<br />

10 v<strong>van</strong>delaers onRustich in deerdsche steden<br />

onverzekert ghebruucken wy tsaemen den tydt<br />

dus baldadighe couraidgen duerhackelt duersneden<br />

Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word wat ghy zyt<br />

Houeerdicheyt den mensschen es niet ghescepen +<br />

15 noch gramschepe oock / den gheslachte der vrauwen<br />

maer ouervloedich Rycdom / ende cleedren die slepen<br />

dees gheuen tsmensschens herte / de moedeghe Nepen<br />

dat die Edel oetmoedicheyt moet verflauwen<br />

dan Ryster vp houeerdicheyt int anschauwen<br />

20 diese in hooghmoedicheyt zoo verblendt<br />

dat zulcke in tgrootdurstich noods benauwen<br />

zomtyds vader moeder broeder noch zuster en kendt<br />

Lucifer die claerlustich stondt an tfirmament<br />

die bouen gods sterren wilde zyn ghezeten +<br />

25 es ghevallen inder eerden verduustert gheschent<br />

zyn houeerde heeft hem huten hemel ghesmeten<br />

en dat adam heeft inden Appel ghebeten<br />

vvat deet hem anders doen / dan Rechte houeerdie<br />

om dat hy ziet goed ende quaet zoude weten<br />

30 en dan hebben mueghen ouer al heerschappie<br />

houeerdicheyt voor gode stynct als een prie<br />

zonder stemme zal hy de vpgheblaesne verschueren<br />

zy zullen zuchten in grooter melancolie +<br />

end huerlieder ghedyncken zal niet ghedueren<br />

+<br />

zy zullen oock met een vreeselick trueren<br />

in ghedachtenesse commen <strong>van</strong> hueren zonden<br />

welcke wroughynghe zal <strong>van</strong> hem zeluen ghebueren<br />

met goudin schat onlosselick noch zeluer ponden<br />

5 weert de sulcke * doch eerst in hu ooghen bevonden<br />

eer ghy cleene cruuskens tstof in huer ooghen verwyt<br />

ende bouen al houeerdeghe Tallen stonden<br />

Peynst. doch wat ghy waert / wat ghy word / wat ghy zyt<br />

* ‘sulcke’: ‘su’ over ‘ba’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ philip.2.<br />

+ 210 v<br />

+ Iacobi 4<br />

+ Eccli .10.<br />

+ Esai 14<br />

+ Sapien.4.<br />

+ 211 r


Prinche<br />

106<br />

10 Vernedert hu oetmoedich tot allen daeghen<br />

hoe hooghe gheboren nochtans <strong>van</strong> kynds beene +<br />

den oorspronck zult ghy <strong>van</strong> veel zonden dwynghen<br />

en ghenaede die zal hu voor god omRynghen<br />

v<strong>van</strong>t die hooghe macht die es god Alleene<br />

15 Ten zy dat ghy word (zeght christus) als kyndren cleene<br />

dats oetmoedicheyt ongheveynst volghende naer +<br />

ende ghy niet bekeert word / zo blyft ghy in weene<br />

v<strong>van</strong>t zult in tRycke der heemlen niet inghaen daer<br />

ghedynct der dynghen die hu god heeft gheboden claer<br />

20 end hu vermeten <strong>van</strong> hemelssche dynghen wilt slaecken<br />

bezouct gheen Curieusheyt weest veel t ** eerbaer<br />

in gods wercken ende zyn diepgrondlicke zaecken<br />

laet dyn hoffen dyn boffen / end hu Blaescaecken<br />

kendt also wel den aermen / als Rycke <strong>van</strong> hauen<br />

25 laet hu niet te lichte te naer ghenaecken<br />

danct god zyt ghy in staete vul eerdsche ghauen<br />

peynst paeus keyser Conyngh hertoghen grauen<br />

huerer alder ghecryght <strong>van</strong>der doodt gheen Respyt<br />

dus eer ghy versteict aerme bluts aerme slauen<br />

30 Peynst doch wat ghy waert / wat ghy word wat ghy zyt<br />

ysidorus<br />

+<br />

Die gheen Lof begheert<br />

gheenssins *** hem oock versmaetheyt deert /<br />

Aucteur<br />

Xerses de Conyngh <strong>van</strong> Perssen crachtich<br />

dhoueerdichste de Rycxste de machtichste machtich<br />

ten voorleden termyne<br />

5 was oetmoedigher dan nv veel mensschen * warachtich<br />

v<strong>van</strong>t zyns zynde ghedachtich // sprack al wast hem pyne<br />

Een Conyngh ken ick my / stof end asschen te zyne<br />

P a**<br />

petri .2. a<br />

Weist onderdanich alle mensschelicke creatueren<br />

10 om gods wille / Eert elcken wyf ende man<br />

Bemindt dat broederschap / in een minlick ghedueren<br />

Vreest god/ Eert daer naer den Conyngh dan<br />

Elck zoo hij best can /<br />

** ‘t’: oorspronkelijk ‘te’, ‘e’ geschrapt.<br />

*** Vóór ‘gheenssins’ ‘hem’ geschrapt.<br />

* ‘mensschen’: eerste ‘e’ over ‘a’.<br />

** ‘P a ’: ‘P’ over ‘.2.’; exponent ‘a’ is abusievelijk gehandhaafd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccli 10<br />

+ mathei 18<br />

+<br />

211 v


107<br />

Ghy Die hu daghelicx houeerdigh speghelt<br />

15 Laet den speghel des doods / by hu zyn bleuen<br />

want hoe hem zulck ouermoedich Reghelt<br />

een Blase vul wynds / es tsmensschens Leuen<br />

Vullicx ter nedre / hoe hooghe verheuen<br />

En franchois<br />

20 Vous oultrecuidans haultains et preux<br />

Speculez au miroir de la mort certaine<br />

Soyez humil / et a tous gracieux<br />

non orgueilleux<br />

Car comme vent / passe pompe mondaine<br />

Saudenieren Vander<br />

Weerelt /<br />

Ghy saudenieren wellustich pompeuslick ghekeerelt<br />

in zeuenzondighe dienst <strong>van</strong>den prinche der weerelt<br />

huut Liefden thuwaerts zo gheef ick dy<br />

30 Een cleen slicht dichtken / niet constich bepeerelt /<br />

+<br />

maer nochtans ghy<br />

vyndtter int corte wat de weerelt zy<br />

Refereyn<br />

Ons Leuen inder Weerelt es een kiste vul Aerbeydts<br />

5 een worstelynghe vul ancxsten vul zwaerheyts<br />

een plaetse vul dolynghen Tallen beschauwe<br />

een duustere speloncke / met niet veel claerheyts<br />

een gheschuerde bergh / een doornachteghe landauwe<br />

ongheluckeghe eerde / vul verdriets en Rauwe<br />

10 een Rieckende onvruchtbaer hof tallen steden<br />

een beroerte des volcx vul alder ontrauwe<br />

dal der traenen / ende zee der ketyfuicheden<br />

een ghezichte des droufheyts / vul quader zeden<br />

een vreeselicke wildernesse / es de weerelt ziet<br />

15 een crancke mueghentheyt / vul alder onvreden<br />

Daghelicx verghanck Schoon ghenoughelick niet<br />

Een heetblaeckende busch / wuenste der wreede dieren<br />

fonteyne der zoorghen <strong>van</strong> menegher manieren<br />

een ydelheyt ende valssche blysschap voorwaer<br />

20 steenachtich velt vul moortdadeghe duwieren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 212 r


108<br />

een zoet venyn / onzaelich last om draeghen zwaer<br />

verzierde boerde / onEerlicke vreese der naer<br />

een gheduereghe ziecte Tot alder tydt<br />

een onberaeden zekerheyt / vul bedrochs openbaer<br />

25 een onbegheerlicke aerbeydt / elck anders verwyt<br />

een zelden paeys / maer eenne eeuweghe strydt<br />

die gheveynsdelick lacht / loose grynynghe biedt<br />

een Laborinthof / vul haet ende Nydt<br />

Daghelicx verghanck / schoon ghenoughelick niet<br />

30 Onproffyct elicke weenynghe ydel verzuchten<br />

Palaeys vul alder boose gheruchten<br />

+<br />

schieloose tryumphe Bedrieghende moortdadich<br />

vul schoonder beloften Ten hende al cluchten<br />

een eeuweghe besicheyt onghenaedich<br />

een beschaemde schickynghe onghestaedich<br />

5 aerme ouervloedicheyt / een Rycke aermoede<br />

een beroerlicke schande / onproffytich beschaedich<br />

een beuende cracht vul quaeden bloede<br />

Tresoor meest vul <strong>van</strong> ieghenspoede<br />

zondich verkies / daer lettel duechts gheschiet<br />

10 wats de weerelt anders / dan zoo ick ghevroede<br />

Daghelicx verghanck / schoon ghenoughelick niet<br />

Prinche<br />

De Weerelt es meest vul ghepyns<br />

voor een druepel zoetheyts / een vat Azyns<br />

15 bitter galleghe traenen / zyn de Conseruen<br />

peryckel des doods / met veel samblantich schyns<br />

<strong>van</strong> datmer inne comt / Beghintmer steruen<br />

nyemandt en heefter verzekerde Erfuen<br />

Tes al zotte Wysheyt / meest datter blycke<br />

20 hoemer langher Leeft / machmer meer zonden verweruen<br />

maer een Lydende schaeuwe / es tsweerelts Rycke<br />

al watter in es / moet ten eerdschen slycke<br />

de doodt esser heere / wien nyemandt ontvliedt<br />

de weerelt es dies / hoe datmer naer kycke<br />

25 Daghelicx verghanck schoon ghenoughelick Niet<br />

Ander Refereyn *<br />

De daghelicxsche Weerelt met zyn wanckelbaer plume<br />

Baldadich duerweect als brooddronckeghe Crume<br />

houeerdich splytende prume<br />

30 met vernuft in tverstandt zietmen hem tryumpheren<br />

* ‘Refereyn’: ‘y’ over ‘n’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 212 v


109<br />

Loftuter zyn tafelvriendt / draeyt hem vp zyn dume<br />

met leckplatteel / en oorblaeser wandelt int Rume<br />

willende voort an met vrau venus ghaen boeleren /<br />

++<br />

in tboucxken <strong>van</strong> twee bladeren meest studeren<br />

wanen wys zyn die gheefter hem oock toe den Raedt<br />

met drie vrauwen ten hende wil hy MarIoleren<br />

ende zonder cesseren<br />

5 daer me houden dominatie / ende hooghen staet<br />

deerste Wellust tsvleechs / <strong>van</strong>den gheluferde ghehaet<br />

dander eerghiericheyt / die doch nyemandt en verveilt<br />

de derde Begheerlicheyt der ooghen / diet al vaet<br />

daeghelicxssche weerelt neimtter vp zyn toeverlaet<br />

10 De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />

Maer om dese drie vrauwen mueghen te Cryghene<br />

neimt Raedt an Loftuter zyn tafelvriendt ghetrauwe<br />

Loftuter voor de weerelt pyndt tstupen te Nyghene<br />

fletsblaescaeckich te hyghene<br />

15 hem excuserende in alsulck faict zeer nauwe<br />

maer vp dat de daghelicxsche weerelt anschauwe<br />

en ghebruucke der voornoomde schoone vraukens drie<br />

Capiteyn drabber / heyle Coppelleers zyn lauwe<br />

tzynen dienste neerstelick beschict hy de die<br />

20 de magher ghecleedde drabber / maecter in fantazie<br />

niet min gheen partie<br />

word hy der daghelicxsche weerelt dies tbeste doet<br />

hij draeft duere vp datter hem proffyt by geschie<br />

tes al Eens hoe menich leckplatteel gheraect an goedt<br />

25 heyle Coppelleers zyn wyf / wordter oock by ghevoedt<br />

al eist datse moet zwyghen dicwils / dat dient gheheilt<br />

De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />

Deze capiteyn drabber gheel tot tsweerelts bystandt<br />

Loopt duere Rasch / al waert eenen helsschen Vyandt<br />

30 zouckende de drie vrauwen vooren verhaelt<br />

Eerghiericheyt die hy ten eersten niet vry // <strong>van</strong>dt<br />

zat vp een zeuenhoofdeghe beeste hoogh * ghezaelt<br />

met paeuws ** plumen verchiert / eer hy langher heeft ghedraelt<br />

wellust des vleeschs quam oock ten houe gheReden<br />

35 vp een zueghe met zeuen mammen vlammich bestraelt<br />

ghehaerde en gheschoorne hebben huer niet ghefaelt<br />

+ Fol. 213 r, r. 6 ‘Wellust tsvleechs’, 7 ‘eerghiericheyt’, 8 ‘Begheerlicheyt der ooghen’, 18<br />

‘Capiteyn drabber’, 31 ‘Eerghiericheyt’ onderstreept.<br />

* ‘hoogh’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘paeuws’: ‘w’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 213 r


110<br />

+ zyn nevens huer ghepaelt<br />

en volgdense met hoopen vierich tallen steden<br />

huer by willende Anbeden<br />

doch twas wondere / Wat dese twee vraukens deden<br />

5 eerghiericheyt hadder menich vet schaep ghekeilt<br />

ende wellust des vleeschs noch ten daeghe <strong>van</strong> heden<br />

maect groote beroerte Tusschen de vier Leden<br />

De daghelicxsche Weerelt Gheel in tzotte speilt<br />

Prinche<br />

10 Begheerlicheyt der ooghen liep int wilde ghemeene<br />

Rasch te beene<br />

snellick elck end een Lieper met open zacken naer<br />

drabber <strong>van</strong>dse noyndt / een alf huerken alleene<br />

vp een vlieghende peerd zomtyds zittende Reene<br />

15 styf grepevast / met eennen mol in dhand voorwaer<br />

ende drabber de zyn beste / vry zonder ghespaer<br />

om de daeghelicxssche weerelt te beliefuene wel<br />

heyle coppelleers hilt de waecke wackerlick maer<br />

zou ontzettede hemlieden zaen / al Rydende snel<br />

20 gheerende niet el<br />

dan datset al ghecreghe naer huer voortstel<br />

Loerooghende west oost Ten zuden int noorde<br />

drabber quam onghecust thuus / Weerelt valt hem Rebel<br />

end ongheloont tzynwaerts bleef hy de ghestoorde<br />

25 als daghelicxssche weerelt hoorde<br />

<strong>van</strong> dabsentie der schoon drie vraukens Reyn ghebeild<br />

De daghelicxsche Weerelt Gheel int zotte speilt<br />

Den ongheoorzameghe<br />

O ypocriteghe Obstinaete verblende<br />

30 hartneckeghe als de israelssche Bende<br />

quaet onghebondelick<br />

duer adams bete Quam tsleuens hende<br />

+<br />

om Cayns mesdaet / die heere zende<br />

maledictie ongrondelick<br />

der deluvyen vloedt/ Voorsprack god mondelick<br />

tot Noe alleene<br />

5 voort plaeghdhy de gheheele weerelt zondelick<br />

groot ende Cleene<br />

zodoma Gomorra verzoncken in Weene<br />

al tsamen ghemeene<br />

duer tzondich beiach<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 213 v<br />

+ 214 r


111<br />

10 Loths wyf veranderde in eennen steene<br />

die omme zach<br />

Sichem ghenaecte groot handgheslach<br />

duer tontschaecken <strong>van</strong> Dyna in corten daeghen<br />

ten baet geen claeghen<br />

15 Ongheoorzaemheyt doet god meest de weerelt plaeghen<br />

Schuut ydolatrie ende Baals offranden<br />

eer ghylieden gheRaect in madians Banden<br />

fel ende wreedt<br />

Vreest doch Abymelech moortdadighe handen<br />

20 eer dat mars zyn bloedtghiereghe Tanden<br />

tot wraecken bereedt<br />

Want god sloot den hemel duer tzondich beleedt<br />

<strong>van</strong> Achab en iesabel<br />

duer ieroboams zonden zyn plaeghen ghespreet<br />

25 ouer israel<br />

merct zambry duersteken int ouerspel<br />

onghehoorzaem snel<br />

met Corby bloodt<br />

Anziet de bloedtghiereghe Athalia fel<br />

30 schoffierlick ghedoodt<br />

voor Chore / dathan / Abyron / de eerde ontsloot *<br />

en zonckender ** duere daert meneghe zaeghen<br />

dus om cort ghewaeghen<br />

Ongheoorzaemheyt / doet god meest de weerelt plaeghen /<br />

+ Doch zondighe melaetsche sturt Rauweghe traenen<br />

ghaet wascht hu met Naaman ter Iordanen<br />

ghy wordt ghezondt<br />

merct giesy ghierich gheveynst meswaenen<br />

5 gheplaeght wierdt / naer helyseus vermaenen<br />

melaetsch ter stondt<br />

Tweenveertich kynderen die waeren verslondt<br />

heliseum begheckende<br />

vreest zondelick tontstoppene dan huwen mondt<br />

10 gods gramschap weckende<br />

Absalon ieghens zynen vader huutTreckende<br />

hem zoo bevleckende<br />

twas zyns mesvals<br />

en hely tquaet zynder zuenen bedeckende<br />

15 Brack dies den hals /<br />

ende beede zyn zuenen met vele ghetals<br />

* ‘ontsloot’: ‘ont’ interlineair.<br />

** ‘zonckender’: boogje boven de eerste ‘n’ doorgestreept (oorspronkelijk foutief ‘u’).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 214 v


112<br />

bleuen doodt / dies was gods aercke ontdraeghen<br />

dus tallen daeghen<br />

Ongheoorzaemheyt / doet god meest de weerelt plaeghen /<br />

20 Prinche<br />

Om Holofernes peynst telcken keere<br />

by iudith onthooft / dus volght gods Leere<br />

in allen weghen<br />

Sennacherib god blameerde zeere<br />

25 hondert Lxxxv duust / mensschen den heere<br />

heeft dies versleghen<br />

voort duer israels ongheoorzaemich pleghen<br />

viereghe serpenten hemlieden omlaeghen<br />

dies zeghick tot alle grootshmoedeghe gheneghen<br />

30 Ongheoorzaemheyt doet god meest de weerelt plaeghen<br />

Gods ghebod verachters<br />

Hoort Christene ziele wat ick hu beuele<br />

dus Roupt christus Lief wilt myn wetten bewaeren<br />

+<br />

keert tmywaerts zeght hij die <strong>van</strong> Liefden quele<br />

een vreeslick Liefhebber Bem ick zonder spaeren +<br />

die bezoucke tsvaders mesdaet <strong>van</strong> veel iaeren +<br />

Anden kyndren <strong>van</strong> tderde tot int vierde Let<br />

5 der ghuenen die my haeteden int openbaeren<br />

maer ick doe oock myne bermherticheyt bet<br />

ouer veel duusenden / zy die myn wet<br />

en gheboden houden / met herte met zinnen<br />

en die my Lief hebben vpRecht onbesmet<br />

10 dus myn schoon Naerghemaecte Reyn zuvere net<br />

Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen<br />

Wandelt ghy in myn gheboden ghestaedich bleuen<br />

Reyn zal ick hu dan gheuen tot zynder tydt<br />

en daer naer / Tlandt zal zyn groeysels gheuen +<br />

15 en de boomen des velts worden vruchtbaer verblydt<br />

den darschvloer zal ghedueren oock zonder Respyt<br />

tot datmen den wynghaerdt zal lesende wesen<br />

ende totter zaeytydt Breed ende wydt<br />

zo zal zyn gheduerich het Wynghaerdt Lesen<br />

20 ende ghy zult dan / Lief bouen desen<br />

<strong>van</strong> huwen broode verzaetheyt ghewinnen<br />

ende zult zonder zoorghe myn Lief ghepresen<br />

binnen hu landt wuenen / dies hoe gheResen<br />

Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

215 r<br />

+<br />

Leuiti .19<br />

+<br />

Exod / 20<br />

+ Leuuti/26


113<br />

25 Hu vyanden zullen voor hu vallen in tzweerd<br />

en verdryfuen hu vyanden in corten daeghen +<br />

huwer vyfue myn Liefste lief / want ick begheert<br />

die zullen der vreimder een hondert verIaeghen<br />

ende huwer hondert / Clouck zonder versaeghen<br />

30 zullen der vreimder thien duusent verdryfuen<br />

ick zal hu laeten machtich zyn Ieghens huer slaeghen<br />

ende zal hu anzien lief / ende by hu blyfuen<br />

myn wuenynghen zal ick met hu verstyfuen<br />

end ick zal hu god zyn / myn Lief ghy der binnen<br />

35 maer doet ghy myn beuel niet / ick zal hu ontlyfuen<br />

ende by die ick bem zonder achterblyfuen<br />

Lief doet ghy myn beuel ick zal hu Beminnen /<br />

+ Princhesse<br />

Eist dat ghy my lief hebt / bewaert myn gheboden<br />

zoorght niet Ick en zal hu gheen weesen Laeten +<br />

ende zouct gheenssins bouen my ander goden<br />

5 eist dat my yemandt lief heeft / zal myn woorden vaeten<br />

ende die my lief heeft / in dhemelssche staeten<br />

zal <strong>van</strong> mynen vader lief worden ghebleken<br />

en wy zullen tot hem commen / Lief thuwer baeten<br />

en by hem een woonstadt maecken / daer onbezweken<br />

10 Lief blyft doch in myn liefde / Wie anders preken<br />

ende Liefde thuwen naesten laet gheenssins dinnen<br />

ghy zyt myn lief doet ghy / dat ick thuwaerts wil spreken<br />

dus die wilde den septer huwer vyanden breken<br />

Lief doet ghy Myn beuel ick zal hu Beminnen<br />

Ander Refereyn<br />

Ghy zult huwen heere huwen god beminnen<br />

gheel huut huwer herten end oock int leuen<br />

liefzaemich thuwen naesten oock voughen hu zinnen<br />

duer moyses heeft ons god / Dees gheboden ghegheuen<br />

20 hy die ons heeft huut tsduusterheyts macht gheheuen<br />

Begheert en wil dat die zoo zyn ghedaen +<br />

inder eeuvvicheyt zullen zy zyn ghebleuen<br />

alle die de wille gods te doene Ontfaen<br />

zyn woordt zal blyfuen / hemel eerde zullen verghaen<br />

25 zyn Iock es licht om draeghen / zyn gheboden niet zwaer<br />

nochtans zom liefuer onder tsvolcx ydel wetten staen<br />

met verslytinghe <strong>van</strong> schoens Loopende openbaer<br />

al oft zy <strong>van</strong>den outaer // god haelen zouden<br />

doch hebben dese god lief / neen zy dynck my / Maer<br />

30 Zy hebben God Lief die zyn gheboden houden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Leuitici vt supra<br />

+ 215 v<br />

+ Iohan / 14<br />

+ Collos primo


114<br />

Leert ende onderhoudse dies tsamen eendrachtich<br />

alleene / metten woorde ofte tonghe Niet +<br />

+<br />

maer / met een ghelooue Werckende crachtich<br />

dat christus thuwaerts zegghe niet / wel toe ziet<br />

dit volck eist dwelck my Eere / metten Lippen biedt<br />

ende huerlieder herte es verre <strong>van</strong> my<br />

5 te vergheefs es my dan zulcke eere gheschiet<br />

v<strong>van</strong>t gheboden der mensschen zo leeren zy<br />

Wie ouertard / en niet blyft christus leerynghen by<br />

die en houden gods ghebod niet / int herte gheplant<br />

dus behoud elck andren in die gods liefde vry<br />

10 En veroetmoedicht hu onder zyn mueghende handt +<br />

houd zyn gheboden in tlandt // elck zonder verconden<br />

zo word ghy bekent / met zyne Liefhebbers / Want<br />

Zy hebben God lief die zyn gheboden houden<br />

v<strong>van</strong>t niet die de wet hooren daer onbesmet +<br />

15 ne zullen zyn Liefzaem by god bevonden<br />

maer de doenders ende werckers inne der wet<br />

zullen wesen gheRechtueerdicht tot zulcken stonden<br />

daer omme ghy alle Pharizeeusche gronden<br />

hoe mueght ghy hebben god Lief den heere ghepresen<br />

20 heere heere Roupt ghylieden met gheveynsde Monden *<br />

en <strong>van</strong> dat hy ghebiedt doet tminste <strong>van</strong> desen +<br />

ghy preict niet tontvreimdene / ghy willet doende wesen<br />

en ghy zeght dat men doen gheen ouerspel moet +<br />

en zelue doet ghyt / vp hu hoogheyt gheResen<br />

25 ghy versmaet afgoden / zelue god onEere doet<br />

zonder doen gods wille goet // wilt zyn wet ontvouden<br />

dies hebdy god niet lief / neen ghy / maer metter spoet<br />

Zy hebben God Lief die zyn gheboden houden<br />

Prinche<br />

30 Gods Liefde es een heerlicke wysheyt fyn<br />

en die byblyfuich hem in gods woorden Regieren +<br />

dees zeght Christus myn warachteghe disciplen zyn<br />

en zyn kynderen des Lichts by zulcke manieren +<br />

++<br />

maer die hem in gods gheboden niet en hanthieren<br />

ende dat een zulcke zegghe / dat hy god kendt<br />

die es een / <strong>van</strong>den lueghenachteghe scholieren<br />

en de waerheyt / die en es hem negheenssins omtrent<br />

* ‘Monden’: oorspronkelijk ‘gronden’; ‘M’ over ‘gr’.<br />

+ Fol. 216 v, r. 24-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

deu / 5.<br />

1 iohan 3.<br />

+<br />

216 r<br />

+ 1 petri .5.<br />

+ Roma 2.<br />

+ Luce.6.<br />

+ Roma 2.<br />

+ Eccli primo<br />

+ iohan .8.<br />

+ 216 v


115<br />

5 dus gods gheboden vast gheloouich int herte prent *<br />

en begheerter zoo met dauid in gheleert te zyne<br />

Gods gheboden die bemindhy tot in zynen hendt +<br />

gheel bouen alle goude Costelicke mine<br />

hy hadde god lief / dies wast hem cleene Pyne<br />

10 dat hy in gods gheboden hem wilde verbouden<br />

end hem <strong>van</strong> zonden wachten / Want tallen fine<br />

Zy hebben God lief die zyn gheboden houden<br />

Afgodisten<br />

Den afgodisten ende ydel pilgrimaige loopers<br />

15 vp tverre wandelen huer goedt vercoopers<br />

Gheef ick tnaervolghende Refereyn te Lesene<br />

die hem der ydelheyt zyn Ancnoopers<br />

ende vlieden <strong>van</strong> Christo de verResene<br />

Met dat ick schicke wil / metten mespresene<br />

20 helighe plaetsen te bezouckene quaet // zy<br />

maer te duchten es / zonder niet te wesene<br />

daer en vlieght onder tusschen Afgoderie zaet // by<br />

Nyemandt zo vaste / zaen wanckelbaer staet // hy<br />

[Conuertimini / et Recedite]<br />

+<br />

Conuertimini / et Recedite<br />

25 ab ydolis Vestris Ezech. 14.<br />

Conuertimini aD Dominum Vestrum<br />

Quia benignus et misericors est /<br />

iohel .2.<br />

Refereyn<br />

Ick bem zeght die heere / Een god almachtich +<br />

die hu huut Egipten gheleed heeft crachtich<br />

vp dat ghy haerlieder knechten zoud wesen niet<br />

5 end vp dat ghy zoud / voortghaen VpRecht warachtich<br />

zo hebIck ghebroken (dyns zynde ghedachtich)<br />

den septer der kethenen <strong>van</strong> hulieder Iock ziet +<br />

voor my en es / gheenen god ghemaect gheschiet<br />

en naer my zal zyn gheen bouen my gheResen<br />

10 ick bem die heere die blusschen can alle verdriet +<br />

en zonder my / en can gheen zalichmaecker wesen<br />

ick bem tlicht des weerelts / ende bouen desen<br />

die verRysenesse / ende dat eeuwich Leuen +<br />

Myn gheboden houd dies bouen al ghepresen +<br />

15 Want der voloken wetten zyn ydel beseuen +<br />

* ‘prent’: na ‘n’ ‘d’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal C.18.<br />

+<br />

217 r<br />

+ Genesi .17.<br />

+ Leuiti .26.<br />

+ Esai 43.<br />

+ Iohan 8<br />

+ .11.<br />

+ iere 10


116<br />

Betraut vp my ick bem hu verlosser ghebleuen<br />

dies gheen ander goden hebben zult bouen my +<br />

noch ghelycknessen maecken / Bouen my verheuen +<br />

<strong>van</strong> dat bouen in dhemel / onder vp der eerden zy<br />

20 noch <strong>van</strong> datter int waeter / onder de eerde es by<br />

en anbidse noch en dientse in gheender manieren<br />

maer zouct my / en ghylieden zult wesen vry<br />

ick leere hu behoorlicke dynghen hanthieren<br />

Metten Afgodistendienaers wilt niet Logieren +<br />

25 welcker voortstel es ghebuezelde fantazie +<br />

maer doch myn alder Liefste Als goede scholieren<br />

Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />

Onsen god es inden hemel doet dauid verstaen<br />

al wat hem belieft heeft / vulbrocht heeft hyt zaen +<br />

30 en der heydenen Afgoykens / zyn niet dan wercken<br />

<strong>van</strong> goud en zeluer / <strong>van</strong> mensschens handen ghedaen<br />

zy hebben monden / end en zullen doen gheen vermaen<br />

zy hebben ooghen / ende zy zullen niet Anmercken<br />

zhebben ooren / maer en hooren in gheene Percken<br />

35 zy hebben nuersen / ende zullen niet Riecken voorwaer /<br />

+<br />

zhebben handen / maer om tastene gheen verstercken<br />

zhebben voeten / maer zy wandelen hier noch daer<br />

en niet en zulzy Roupen / duer huer kelen dats claer<br />

dus die zulcke goykens maecken / tot tsvolcx anschauwen<br />

5 moeten worden ooc alsoo / warachtich der naer<br />

end oock alle de ghuene die daer vp betrauwen<br />

keert hu <strong>van</strong> zulcke goykens dan / mans ende vrauwen +<br />

tspreken met die zonder ziele zyn wilt hu schaemen<br />

ghy bidt den crancken om ghezondheyt / in dyn benauwen<br />

10 den dooden bidt ghy om Leuen / Tot huwer blaemen<br />

ghy AnRoupt hu tot een hulpe Buten tbetaemen<br />

Die zelfue onNut es / Zoo zyn ghelycke plach<br />

ghy bidt om den wech / dolende in hu verzaemen<br />

An hem / hy die doch zelue niet wandelen mach<br />

15 an een beilde / daer zaelicheyt noyndt in en Lach<br />

ghemaect <strong>van</strong> mensschens handen / doe alle wie<br />

vp dese en dier ghelycke / betrauwen nacht dach<br />

Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />

Houd hu an petrus scheepken gheloofuelick vast<br />

20 twyfelt gheenssins / Al mach bughen wat zynen mast<br />

weest clouck / eer hu dus tsheeren woord * comt omRynghen<br />

myn volck heeft zyn eere veranderlick ghepast +<br />

in een onhulpelick dynck / dies gheef ick Last<br />

ghy hemelen wilt hu tot verwonderen dwynghen<br />

* Vóór ‘woord’ ‘Raedt’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Esai 43.<br />

+<br />

Exod 2.<br />

+<br />

Esai .48.<br />

+<br />

1 corin .5.<br />

+ Psal 113 et C 34<br />

+ 217 v<br />

+ Sapien 13.<br />

+ iere .2.


117<br />

25 want myn volck heeft ghedaen twee quade dynghen<br />

zy hebben my verlaeten die in tdurstich slauen<br />

als fonteyne laette Leuende waeter huutsprynghen<br />

en zy hebben hem ghebroken putten ghegrauen<br />

putten / die gheen water houden / end hem niet Lauen<br />

30 weit ende beziet dan / hoe quaet dat blycke<br />

dat ghy den heere / en zyn goddelicke ghauen<br />

verlaeten hebt / ende zyns ** vreesens practycke<br />

keert te godewaerts / eer hu den tydt bezwycke<br />

hemel alder heemlen hemele eerde en grondt<br />

35 behoort den heere / dyns gods bermhertelick Rycke<br />

die hy slaet en castyd / maect hy weder ghezondt /<br />

+<br />

gheen kieser <strong>van</strong> persoonen / die tot ghiften noyndt stond<br />

weesen weduwen doet hy huer Recht vermeeren +<br />

god der goden / onsen alder ghenaedichsten vondt<br />

de vreimdelynghen / gheeft hy spys ende Cleeren<br />

5 onse hulpe staet dies inden naeme des heeren<br />

die hemel eerde ghemaect heeft / ende die<br />

ons noch daeghelicx voedt / dus wilt ghy wel keeren<br />

Keert hu zinnen <strong>van</strong> alle Afgoderie<br />

Prinche<br />

10 Elck keere weder <strong>van</strong> al zyne weghen quaet<br />

tonswaerts Roupende es dus des heeren Raedt +<br />

keert oock <strong>van</strong> huwer zeer quaeder ghedochten tydt<br />

ziet dat ghy naer gheen vreimde goden en ghaet<br />

Want dafgod die met handen (die meer schaedt dan baet)<br />

15 word ghemaect / die es zelue vermalendydt +<br />

en des ouerspels beghin / zoo schriftuere Belydt<br />

dat es / Tverzoucken <strong>van</strong>den afgoden hoort<br />

groote ydelheyt der mensschen dynckick om proffyt<br />

hebben die in eerdeRycke ghevonden voort<br />

20 Men draeghtse vp de schouderen / die niet een woord<br />

<strong>van</strong> paeyse vermueghen / maer wel <strong>van</strong> gheschille<br />

ende waer dat zy neder ghestelt zyn gheschoort<br />

in die plaetse daer blyfuen zy staende stille<br />

// dus ghaet dese af / Ende stelt huwen wille<br />

25 in dien god / die hem An * tcruce Liet Recken<br />

en smaecte voor veel mensschen tsdoods bitterste pille<br />

maer eert wel zyn figueren / zonder beghecken<br />

v<strong>van</strong>t die schaeuwe des doods zoude ons Bedecken<br />

en wy tot een vreimden god vphieffen ons handen<br />

** ‘zyns’: ‘s’ over andere letter.<br />

* ‘An’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

218 r<br />

+<br />

deutero .10.<br />

+ iere 25<br />

+ Sapien 14


++<br />

118<br />

30 of verghaeten wy zyn name / die doode can wecken<br />

die Reyn en drooghte gheeft als hy wil in zyn landen<br />

en ghelooft gheen Afgodisten die tghelt ofblanden<br />

vp dat gy zyt gheen cause <strong>van</strong> huerer Symonie<br />

Bidt god / end eert zyn helighen met goe verstanden<br />

35 Keert hu zinnen Van alle Afgoderie /<br />

Aucteur<br />

Ghy lippelezers knyebughers popelaers mede<br />

voor alle beilden streckende By ghewuenthede<br />

Vraukens die de moye mannekemaeliekens groet<br />

5 ziet voor hu / tmach wesen / God der hemelsscher stede<br />

Berooft ghy / zyn eere / end afgoderie doet<br />

Tes vvel / Beilden zyn / der leecken boucken vermeert<br />

zulcken god eist / zulck als hu de beilde leert<br />

maer tbeild es god niet / die wonderlick werct<br />

10 dus als ghy tbeild anschaut / dat niet hoogher Eert<br />

dan / dat ghy / Een indachticheyt in tzelfde merct /<br />

Noteirt<br />

Socrates / heeft den volcke <strong>van</strong> Athenen gheleert<br />

dat zy / <strong>van</strong> byden goden / zouden zweeren gheene<br />

15 Noch oock by veel goden / ofte hildze ontEerdt<br />

Want kende / datter was / maer een god Alleene<br />

Ende dat alle goden <strong>van</strong> houtte en <strong>van</strong> steene<br />

niet dan figueren ende ydolen waeren<br />

Wierd dies ghe<strong>van</strong>ghen / en ghedwonghen / onReene<br />

20 Venyn te drynckene / en starf wys <strong>van</strong> iaeren<br />

Iere / .50.<br />

Babylon es ghewonnen / Bel wordt beschaemt<br />

ende Merodach es versleghen<br />

haer godekens Commen tot schanden gheblaemt<br />

25 ende haer beilden zyn tot puluer bedeghen<br />

Iere .2.<br />

O Iuda zo meneghe stadt ghy hebt<br />

Also meneghen Afgod / zo hebt ghy oock<br />

Dies christen mensschen te godewaerts stept<br />

30 oft anders / sterft ghy de tweetste doodt /<br />

+ Fol. 218 v, r. 22 ‘Babylon’, 23 ‘Merodach’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

218 v


119<br />

+ De Leeu <strong>van</strong> Iuda heeft zyn cracht gheopenbaert<br />

tbouck / dat ghesloten was Es openghedaen<br />

het Lammeken / duer wiens bloedt wy zyn bewaert<br />

dat heeft / duer zyn weerdicheyt tbouck ontdaen<br />

5 de zeghels gheopent / daer wy inghescreuen staen<br />

Beildemaeckers.<br />

Beildemaeckers schilders en die maecken afgoden<br />

daer by de simple mochten te verre Betrauwen<br />

ion ick oock een Refereynken / huut myn dicht custoden<br />

10 Tpincheelwerck / es cause <strong>van</strong> veel ydel Anschauvven<br />

Refereyn<br />

Zonder my en es gheen god / zeght die heere +*<br />

wie zynse dan die nv eennen god maecken<br />

end een beilde ghieten zullen neerstelick zeere<br />

15 die te gheennen proffyte / en zal gheRaecken<br />

// ziet alle haer ghezinne duer dese zaecken<br />

moet tot schande commen / warachtelick want<br />

tzyn meesters huuten mensschen / vul der lueghenen spraecken<br />

die beildesnyder die neimt een hout in dhandt<br />

20 hy metet met een Rechtsnoer An elcken Cant<br />

en met Rooder eerde zo teeckenet hy<br />

hy behauwet end hy metet / naer zyn verstandt<br />

naer die wynckelmaete / metten passer der by<br />

hy conterfeyttet naer een mans beilde vry<br />

25 naer een schoon menssche / die wuendt inden tempel ziet<br />

en hoe de smet een ysergoyken smedende zy<br />

Die beildemakers zyn al te gadere niet<br />

Die beildesnydere ghaet daer naer huut<br />

onder de boomen in twoudt ghestaen<br />

30 vp dat hy cederboomen ofhauwe Ruudt<br />

iae die hy zelue plantte / om proffyt ontfaen /<br />

++ +*<br />

Ende <strong>van</strong>den Reyn zyn vp ghewassen zaen<br />

die oock den lieden dienen om te barnen der naer<br />

daer men by mach waermen / end als meer ghedaen<br />

dat men stooct / ende brood mede bact voorwaer<br />

5 <strong>van</strong> tzelue hout maect hy eennen god openbaer<br />

ende anbidt hem / zyn tselfs handghewerck<br />

hy maect daer een beild of / warachtelick claer<br />

* Verticale streep onder nota in margine tot r. 31.<br />

+ Fol. 219 v, r. 24 onderstreept.<br />

* Verticale streep onder de nota in margine tot r. 33.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 219 r<br />

+ Esai 44<br />

+ 219 v<br />

+ Esai 44


120<br />

ende knielt daer vooren nedere Int ooghemerck<br />

deen helt verbrandt hy int vier hoe sterck<br />

10 en by die ander helt / dits vreimdt bediet<br />

cooct hy zyn vleesch end etet / in tsweerelts perck /<br />

De beildemaeckers zyn Al te gadere niet<br />

Hy braedter zyn ghebraedt by zoo ick verstae<br />

ende hy verzaet hem <strong>van</strong> dien zeer snel<br />

15 hy waermt hem der by oock / ende zecht Eyda<br />

ick hebbe my der by ghewaermt zo wel<br />

by tvier heb ick gheweest / vry zonder ghequel<br />

ende <strong>van</strong> tdander deel datter es ouerbleuen<br />

maect hy eennen god / met zynder handen voortstel<br />

20 vp dattet zy zyn godeken of beilde verheuen<br />

hy knielt daer vooren neder / dus in zyn leuen<br />

ende doetter zyn ghebed vooren zonder Respyt<br />

ende spreict metter herten daertoe ghedreuen<br />

verlost my want claerlick myn god ghy zyt<br />

25 zy en weten noch verstaen niet te gheender tydt<br />

v<strong>van</strong>t zy zyn dus verblendt / daert zoo gheschiet<br />

dat haer ooghen niet en zien / naer god ghebenedydt<br />

Die beildemaeckers zyn al te gadere niet<br />

Prinche<br />

30 Zy en ghaen In haer herten niet claerlick binnen<br />

daer en es gheen verstandt in noch wetenthede<br />

dat zy wel ouerzochten met voorzieneghe zinnen<br />

Ick hebbe deen helt verbrandt tmynder vrede /<br />

+<br />

en broodt ghebacken / ouer de colen mede<br />

vleesch ghebraeden / ende zoud ick dat ouerschot fyn<br />

my tot een gruwel maecken in deerdsche stede<br />

end ick voor eennen block zoude knielende zyn<br />

5 het zyn asschen / En bedrieghen vp elck termyn<br />

therte <strong>van</strong>den ghuenen / die hem derwaerts spoet<br />

tzyn gheltgoykens / niet dan een duechdelick schyn<br />

duer welcke Babels buucken worden vp ghevoedt<br />

de beste huerer alder gheen verlossynghe doet<br />

10 vvildse dan niet anbeden / maer daer of vliedt<br />

keert hu tot my zeght christus / die bem teeuwich goedt<br />

Die beildemaeckers zyn al te gadere Niet /<br />

Wanckelbaere Dvvaezen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 220 r


121<br />

Deser ghelycke vyndtmer vele Eylaes<br />

15 hebbende twanckelbaer zogh ghezoghen<br />

dat kieckens hoy eten zommich faes<br />

mids der blaescaecken stout gheRaes<br />

ende meer dan zom die gheloofuent iaes<br />

doch die Lichtlick ghelooft / word zaen bedroghen<br />

20 vp dat wy den gheest wat verblyden moghen<br />

(naer twyse gheploghen)<br />

ende die zwaermoedich / niet gheel verbotte<br />

dese ion ick goethertich thuerlieder waerts gheboghen<br />

zonder Langher prologhen<br />

25 huut ghenouchten Twee Refereynkens int zotte /<br />

Zot Refereyn<br />

Veel afgryselicker zot /dan Corebus zyn zy<br />

die hem vp zotte kyndren der mensschen verlaeten<br />

die verre ghaen ligghen wachten / dat zy hebben by<br />

30 met verslytynghe <strong>van</strong> schoens / maecken huer selfs onvry<br />

zotte bloessem verbeyders / <strong>van</strong> boonen met gaeten<br />

+<br />

die tot tsmekens loopen / en den grooten smet laeten<br />

huer secreit openbaeren / die voortzegghen dat zy weten<br />

processen betrauwen vp droncke Aduocaten<br />

met pachters <strong>van</strong> ouerdraeghen daeghelicx Eten<br />

5 vpde ghuene / die zyn met een smeecker bezeten<br />

veel zupen en Lecken / met die vaeghen de mauwen<br />

vp vraukens die tlynwaed / met corter mate meten<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />

Die verre willen zwemmen met duergaette blasen<br />

10 of met een lack schip duervaeren den zeeusschen Cant<br />

huerlier tresoriers maecken / <strong>van</strong> die gheerne Cabasen<br />

oft hem betrauwen / vp die huut end in Raesen<br />

die maetsen oft themmeren vp een stuvende zant<br />

die degyptenaers doen bezien huerlieder handt<br />

15 vp een zotte medechyns Raedt / derfuen bier en brood<br />

vp vreimde quackzaluen <strong>van</strong> verre buten tlandt<br />

vp vortte coorden danssen / gheheel zonder noodt<br />

vp vergheuenes bidders schynt met Leedschap groot<br />

ende daer naer / een man Teerssenbecken afhauwen<br />

20 zyn zy niet zot / die alsoo Loopen in haer doodt<br />

Zyn zy niet zot / die hem daer vp Betrauwen<br />

Die de Cadiaenen een bierghelach schyncken<br />

betrauwende te brynghene Bier <strong>van</strong> buten in<br />

oft daer vp te stoutelicker ghaen buten dryncken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 220 v


122<br />

25 oft al huerlieder betrauwen tstellene dyncken<br />

vp fietsers end oorblaesers Om eeghin ghewin<br />

vp grynders twelck niet ghaet beneden den kin<br />

vp een scrauende peerdt / Twelck al bytende lacht<br />

of de ghuene die zyn <strong>van</strong> zulck eennen zin<br />

30 dat zy hem betrauwen tghaene / vp thys <strong>van</strong>der nacht<br />

vp zotten die zyn zoo dwaeszinnich gheacht<br />

dat zy gheloouen twanckelbaer spreken <strong>van</strong> vrauwen<br />

vetzacx die ghaen danssen vp zolders ongheschacht<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen /<br />

++ Prinche<br />

Die hem betrauvven vp meneghe stonden<br />

vp tvueghelgheRoup of tghecraey <strong>van</strong>den haene<br />

vp waerzegghers mensschen vul lueghens bevonden<br />

5 vp sterrekyckers / die stranghe wynters oorconden<br />

vp een crepel peerd Commende ghewapent ter baene<br />

vp inckel zuelde schoens Pilgrimaidgen te ghaene<br />

vp iudas cauwen die heymelick tvolck ouerbrynghen<br />

die waenen dranck inhouden vp een Lekende Craene<br />

10 Crepels die vp woormgaeteghe cricken sprynghen<br />

Maegden vp tveel belouen <strong>van</strong> ionghelynghen<br />

vp * ontfanghers cnaepen die de necke Crauwen<br />

die naer der manen loop / doen natuerlicke dynghen<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauvven<br />

Andre zot Refereyn // Certeyn<br />

<strong>van</strong>den verflauwers<br />

Zotte Betrauvvers<br />

In Maegdoms droom / nv onlancx verwortelt gheleghen<br />

peerds pyne Lydende / onghevoelich bedeghen<br />

20 met dat ick trubbel dooldranck hadde ghedroncken<br />

wierd <strong>van</strong> een Cabouterken Rasch wech ghedreghen<br />

tot in tlandt <strong>van</strong> Buusbaurea daer cauwen proncken<br />

ick wierd ontwaecken / mids de zotsbellen dier cloncken<br />

<strong>van</strong> dier vp de weirhane dansten ouer tey<br />

25 hem betrauwende / dat zy niet nedervvaerts zoncken<br />

met datse waeren ghezeynt metten grooten key<br />

ick dit ziende / doe ieghens my zeluen zey<br />

naer dat hemlieden volgden veel zotte vroevrauwen<br />

yy. / y ghans gheberghten zulcke dasaerts vey<br />

30 Zyn zy niet zot / Die hem daer vp betrauwen<br />

Meester scrobbe / die dochter my wesen heere<br />

Ick zacher een Cafcoenvaegher zonder leere /<br />

+ Fol. 221 r, r. 15-17 onderstreept.<br />

* ‘vp’: ‘v’ over ‘b’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 221 r


123<br />

+ <strong>van</strong> tdeen cafcoen in tdander vlieghen aldaer<br />

en betraudhem vp een Rynghesken te groot niet zeere<br />

daer een cleen ghewyd steentien in stond zeer claer<br />

een peckzwarte <strong>van</strong>doyse die volgdhem naer<br />

5 met zout water bespeerst / en besteken met ians Cruudt<br />

maer tian hadse niet belesen gheweist voorwaer<br />

schrobbe hadse Certeynlic min dan penssen ghetruut<br />

ick zacher veel ontcleeden / Naecter dan een Puut<br />

elck docht hy ghynck onzienlick / nyemandt mochtse scauwen<br />

10 elck had een briefken anden hals / dies Riep ouerluudt<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />

Noch zach icker zommich betrauwen byzondere<br />

dat dochte my wesen tmeest zotste wondere<br />

tslot <strong>van</strong> dronckenborch beclommen daer de boeren<br />

15 end in ste <strong>van</strong> Leeren <strong>van</strong> bouen tot ondere<br />

craeckelynghen vlochten zy / om der vp Remoeren<br />

huerlieder harnasch daer zy me tstoorme voeren<br />

vvaeren gheCrude wafelkens an tlyf ghebacken<br />

ende ieghens tgheschot <strong>van</strong> die brandeghe Roeren<br />

20 clommen zy vp boomen / met de brooschste tacken<br />

en zom quammer gheReden vp wulle zacken<br />

duer vier en waeter / wanende zoo wonder brauwen<br />

tfy tfy / docht ick verlaeders <strong>van</strong> groote packen<br />

Zyn zy niet zot. / die hem daer vp betrauwen<br />

25 Prinche<br />

Noch Wasser een zotte soorte<br />

by Rae <strong>van</strong> Wanen wys zyn beclommen de poorte<br />

vp glasen plattynen / met zwaer ghepeicte stocken<br />

die <strong>van</strong> binnen schoten treffelick naer de behoorte<br />

30 hemlieden vp tlyf sulferpondeghe brocken<br />

die <strong>van</strong> buten vp clommen met vulbuspoers zocken<br />

daer zy hem vp betrauden / die <strong>van</strong> binnen deeren<br />

stelden hem in gloeysels zelue / dies zy vertrocken<br />

haelende voor dronckenburch zo veel appels als Peeren /<br />

+<br />

naer een sterrekyckers Raedt was huerlieder begheeren<br />

te doene / die voorzien hadde tsanders benauwen<br />

maer tviel gheel anders / Och zeyd ick / hoe zy zweeren<br />

Zyn zy niet zot die hem daer vp betrauwen<br />

Betrauvvers vp mensschen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 221 v<br />

+ 222 r


124<br />

Menigh simpel volcxken mestroost zouckende Raedt<br />

alf desolaet // disperaet<br />

zonder toeverlaet<br />

An mensschen / daer zy certeynlick faelgieren<br />

10 alsulck Refereynken hier naer ghescreuen staet<br />

huut myn Rapiamus Rhetoricale Papieren<br />

by manieren // zoot ionstichst mach gheschieden<br />

omme Wederionste bieden<br />

Ion ick hemlieden /<br />

Refereynken<br />

Die heere god Almachtich alder hoogst in weerden +*<br />

heeft neder ghezien Vanden hemele voorwaer<br />

vp de kyndren der mensschen hier inder eerden<br />

de welcke zyn <strong>van</strong> hem Afgheweken aldaer<br />

20 al tsaemen onproffytelick gheworden der naer<br />

daer en was oock niet eenne / dier yet goets dede<br />

niet een nochte gheen / huerer kelen openbaer<br />

als een opene graf vulderhande booshede<br />

Bedrieglicheyt was / huerlieder tonghen snede<br />

25 onder huere lippen draeghende venynich quaet<br />

huere mondt vul bitterheyts / Lueghenachtich mede<br />

hoe zalmen vp den mensschen dan nemen toeverlaet<br />

emmers mueghen gheloouen / die mids lueghens Raedt<br />

hueren naesten zom verdoouen / Te menegher tydt /<br />

30 Gheenssins! Want dier vp betrauwen / zyn vermalendydt /<br />

+ De mensschen zyn der ydelheyt ghelyck gheworden +<br />

niet dan ydelheyt zyn alle mensschen die Leuen +<br />

gheneghen talder quaetheyt <strong>van</strong> Ioncheyts omghorden +<br />

Ieghens een weldaet menichfuldelick sneuen +<br />

5 Want <strong>van</strong>den propheten of / staetter ghescreuen<br />

totten priesteren toe / al bedroch doen zylieden +<br />

vvie ziet men deen den anderen elck tzyne gheuen<br />

en <strong>van</strong> dat zy belouen vulcommynghe Bieden<br />

om eerghiericheyt zietmen daeghelicx ghescieden<br />

10 dat zulcke mensschen volghen / ende god Afghaen<br />

hoe zalmense gheloouen dan / die liefuer verRieden<br />

hueren naesten / dan hem zouden ghetrauwich bystaen<br />

alle dynghen zyn den ghelde meest onderdaen<br />

dus den mensschen gheloouen / machmen in tsweerelts lydt +<br />

15 Gheenssins / Want dier vp betrauwen zyn vermalendydt /<br />

Hoe zalmen den mensschen dan gheloouen mueghen<br />

vele mensschen die zyn wel Bermhertich ghenaemt +<br />

maer eennen man tot zyn euen naesten verhueghen<br />

* Streep onder de nota in margine tot r. 26.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal .13.<br />

+ 222 v<br />

+ Psal 143.<br />

+ .38.<br />

+ Genesi 6<br />

+<br />

et .8.<br />

+<br />

iere 6<br />

+ Eccles.10<br />

+ prouerbi 20


125<br />

vvie zal zulck eennen vynden ghetrauwelick verzaemt<br />

20 Alle mensschen die zyn lueghenachtich befaemt<br />

ende <strong>van</strong> des mensschen kyndren tot allen keere +<br />

hoe zalmense gheloouen dan (twelck niet en betaemt)<br />

zyn vermindert en vercleent de warachticheden zeere<br />

end een groote walghynghe zyn god den heere<br />

25 Lueghenachteghe tonghen / thueren naesten bevonden<br />

end ons ghelooue zal wesen / Naer paulus Leere +<br />

niet in wysheyt der mensschen / te gheenen stonden<br />

maer inde cracht gods / Alle mensschen zyn vul zonden<br />

dies hoemense gheloouen zal / dynckmy wient spyt /<br />

30 Gheensins / Want dier vp betrauvven zyn vermalendydt<br />

Prinche<br />

Hoort my mannen <strong>van</strong> iuda / spreict god almachtich<br />

ende ghy iherusalemsche bewuenders Reyn +<br />

ghelooft in huwen heere god Warachtich<br />

++<br />

ende ghylieden / zult zeker wesen Certeyn<br />

hoe zalmen dan mueghen in tsweerelts pleyn<br />

den mensschen gheloouen / die om eeghin proffyt<br />

hueren naesten zom verdoouen / mids der lueghenen treyn<br />

5 Gheensins! Want / dier vp betrauwen zyn vermalendydt /<br />

Rondeel<br />

Hoe zal Ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />

neen ghy niet / Principalick in dhuere des doods<br />

zy zoucken huer proffyt / minst huwer zielen baeten<br />

10 hoe zal ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />

huwen Christum wilt gheloofuich in therte vaeten<br />

de mensschen decken waerheyt om een bete broods<br />

hoe? / zal ick my dan vp gheen mensschen verlaeten<br />

Neen ghy niet / Principalick in dhuere des doods<br />

Aucteur<br />

Nieuloopteghe voyaidgiers te water te lande<br />

omme doen offrande<br />

bezouckende veel plaetsen / ende offertter ghelt<br />

Anbidt god int herte thuwen onderstande<br />

20 Eert zyne helighen goederhande<br />

vp god almachtich alleene hu hope stelt<br />

Tdier causen vp datter den gheest zy toeghehelt<br />

eer hu Afgodrie quelt<br />

Slutende mids desen<br />

+ Fol. 223 r, r. 26-27 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal 115.<br />

+ 1 corin .2.<br />

+ 2. paral/20<br />

+ 223 r


25 ion hu dit Refereyn om goethertelick Lesen<br />

126<br />

[Credite in Domino Deo vestro]<br />

+<br />

Credite in Domino Deo vestro<br />

et securi eritis<br />

.2. parali .20.<br />

Refereyn<br />

Ghelyckerwys zoo Moyses in tyden voorleden +<br />

Tserpent heeft inder woestine verheuen<br />

zoo moet de zuene des mensschen met dancbaerheden<br />

5 verheuen worden eeuwich ende eere ghegheuen<br />

vp dat alle de ghuene die zyn ghebleuen<br />

in hem gheloouende / wel Eendrachtich<br />

niet verghaen zouden / maer hebben teeuvvich Leuen<br />

v<strong>van</strong>t zoo heeft god de weerelt bemindt warachtich<br />

10 dat hy zyn eeghin gheboren zuene machtich +<br />

ons ghegheuen heeft / die ons zoo wilde beminnen<br />

vp dat de ghuene in hem gheloouende Crachtich<br />

niet verghaen zouden / maer teeuvvich leuen ghewinnen<br />

wie in hem ghelooft met vast ghestaedeghe zinnen<br />

15 die en zal niet worden gheoordeelt daer<br />

ende teeuwich leuen wordt hy te binnen<br />

die ghelooft in gods zuene warachtelick claer<br />

wie hem niet ghelooft zal tleuen niet zien voorwaer<br />

maer gods toornicheyt / zal vpde zulcke blyfuen<br />

20 En die gheloouen zullen teeckenen volghen naer +<br />

met nieuwe tonghen spreken / en serpenten verdryfuen<br />

ende naer christus woorden tot huer beclyfuen<br />

al vvaert zoo dat yet doodelicx droncken zy<br />

niet schaedlick en zal dat hemlieden ontlyfuen<br />

25 maer huutworpen duvels duer zyn name vry<br />

die in gods name gheloofuen / ghegheuen heeft hy +<br />

macht omme dan kynderen gods te zyne<br />

huer handen zullen zy legghen vp ziecken by<br />

en zullen wel te passe wesen huut huerer pyne<br />

30 dus waect staet int ghelooue met cloucken schijne<br />

doet manlick al hu dynghen met liefden ghepresen<br />

end al tooghdemen hu goden <strong>van</strong> eerdscher Mine<br />

Wilt inden ghecruusten god / gheloouende wesen /<br />

+ Abraham die gheloofde an gode zeere +<br />

en tword hem tot gherechtheyt gherekent zaen<br />

pieter sprack ghy hebt woorden des leuens heere<br />

tot wien zouden wy anders dan mueghen ghaen +<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

223 v<br />

+ iohan/ vi<br />

+ Iohan 3.<br />

+ Marci 16<br />

+ iohan primo.<br />

+ 224 r<br />

+ Genesi 15<br />

+ iohan .6.


127<br />

5 en wy bekennen / met een vast gheloofuich vermaen<br />

dat ghy Christus gods Leuende zuene zyt<br />

pieter wiste wel tghelooue zoude vastelick staen<br />

en wie niet gheloofde wel staen te gheender tydt +<br />

ghelooft ghy niet zeght christus Ghebenedydt +<br />

10 dat ict bem / ghy zult in hu zonden steruen<br />

maer die in my ghelooft / warachtelick zonder Respyt<br />

al waer hy doodt oock / Tleuen zal hy verweruen<br />

en ghy gheloofdet / zult zien de hemelssche eruen<br />

end en zult negheenssins worden beschaemt +<br />

15 dus wilt den schilt des gheloofs niet deruen +<br />

ieghens tqua vierich gheschot / dwelck niet en betaemt<br />

neimt met hu den helm des zalicheyts ghenaemt<br />

ende tzweerd des gheests dwelck es gods woord<br />

al wierde zonde vleesch weerelt thuwaert verzaemt<br />

20 om bevechten / worden zy zelue <strong>van</strong> hu vermoort<br />

Maer wat tghelooue es / Aluooren wel hoort<br />

Tghelooue es / een vvesen der dynghen ziet +<br />

die ghehoopt worden / met vast betrauwen voort<br />

end een bewys der dynghen / onzienelick yet<br />

25 vvat ghepeyns esser dan * onder hulieden gheschiet<br />

ghy die nv zyt <strong>van</strong> ghelooue zo cleene +<br />

zaelich zyn die gheloouen / ende en zien niet<br />

dus belydt met huwen mondt ouer al ghemeene +<br />

den heere iesum christum <strong>van</strong> Nasareene<br />

30 en ghelooft in hu herte dat god bouen desen +<br />

hem verwect heeft <strong>van</strong>der doodt // Ende thuwen Leene<br />

Wilt inden ghecruusten god / Gheloouende wesen +<br />

vvie ghelooft. hem en zal niet zyn onmueghelick<br />

zonder ghelooue eist onmueghlick god behaeghen +<br />

35 ghelooue zachtmoedicheyt / es gode hueghelick / +<br />

+ +<br />

huut tghelooue / de Rechtueerdeghe leeft veel daeghen<br />

voorwaer zeght christus / wie myn woord hoort ghewaeghen<br />

end hem ghelooft / die my ghezonden heeft thuwer noodt +<br />

niet en comt hy inder verdommenessen plaeghen<br />

5 maer zal in tleuen ghaen / voor de doodt<br />

dynct tes gods werck / die zoo ghelooft cleen en groot +<br />

in hem die hy ghezonden heeft zo ghenaedich<br />

v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> ons zeluen hebben wy niet die zyn bloodt<br />

ten zy ons huuten hemel ghegheuen daedich<br />

10 duer gods gracy / zyn wy zaelich end onbeschaedich +<br />

duer tghelooue / ende niet huut ons verstercken<br />

tes gods ghifte / vp dat nyemandt vrouch of spaedich<br />

* Na ‘dan’: ‘h’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Esai .7.<br />

+<br />

iohan 8<br />

+ Roma/10<br />

+ Ephes .6.<br />

+ hebre xi<br />

+ mathei 16<br />

+ iohan 20<br />

+ Roma 10<br />

+ mathei 17 et marci .9.<br />

+<br />

hebre .11.<br />

+<br />

Eccli primo.<br />

+<br />

224 v<br />

+<br />

Abacuc .2.<br />

+ iohan 5<br />

+ iohan .6.<br />

+ Ephe / 2


128<br />

hem en zoude verwaenen vp zyne ghewercken<br />

Want als wy ons Rechtueerdicheyt ouerMercken<br />

15 doch als een vrauMaendzuchtich cleed zyn die bevonden +<br />

acht vp gheen gheltgoykens / noch oock vp clercken<br />

die met buesels waenen te Afnemene zonden<br />

maer ghelooft god ontwyfuelick tallen stonden<br />

end huwen loon zal worden niet ydel bekent +<br />

20 tsheeren ooghen anzien Alle landt ende gronden +<br />

en die an hem gheloofuen hy stercheyt zendt<br />

Elck huwer met thobias te zegghene inprent<br />

wy verwachten dat * leuen / dwelck god zo goet +<br />

dien zal gheuen / wiens ghelooue blyft ongheschent<br />

25 ende die daer in gheenssins veranderen doet<br />

<strong>van</strong> afgoden zeght iohannes / ghy hu wachten moet +<br />

v<strong>van</strong>t een vloobete cunnen zy niet ghenesen<br />

maer al zoudhet hu costen / dyns herten bloedt<br />

Wilt inden ghecruusten god gheloouende wesen<br />

30 Princhelicke<br />

Gheesten wilt gheenssins gheloouen<br />

wiens propheten ghepropheteert hebben om ghelt +<br />

die met handghewrochte goden / het volck verdoouen<br />

en wiens princhen oordeel / was tot ghiften ghehelt /<br />

+<br />

hu ghehoorzaem hu niet onder de zulcke stelt<br />

vviens priesters die hebben om loon gheleert<br />

peynst dat der volcken wetten zyn ydel ghetelt +<br />

der heyden goudin afgoykens oock niet en eert +<br />

5 maer ghelooft in iesum christum / en tzyne waerts keert<br />

die zecht wie dat my Loochent voor menschen / certeyn<br />

dat / dat Loochenen / vp zulcke zal worden vermeert +<br />

voor myn vader die daer es int hemelssche Pleyn<br />

ende voor huerlieder onghelooueghen treyn<br />

10 huer deel zal wesen / als zy scheeden <strong>van</strong> hier<br />

inden poel cryseltandich vul stancx onReyn +<br />

bernende <strong>van</strong> sulpher end onblusschelick vier<br />

dus zullen zy Logieren metten helsschen ghier<br />

inde tweede doodt / ende zonder steruen nochtans<br />

15 ghy vvederspannich / onghelooueghe schuut dit dangier<br />

eer dat ghy danst desen verdomlicken dans<br />

maer neimt huwen toevlucht vrauwen en Mans<br />

tot dien heleghen ghecruusten god / ende verResen<br />

daer naer ten derden daeghe dus vierich stappans<br />

20 Wilt inden ghecruusten god gheloouende vvesen<br />

* ‘dat’: ‘d’ over ‘l’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai 64<br />

+<br />

Eccli 2.<br />

+<br />

2 parali. .16.<br />

+ Thobi 2.<br />

+ 1 iohan 5.<br />

+ miche 3.<br />

+ 225 r<br />

+<br />

iere 10<br />

+<br />

Psal 134.<br />

+ mathei 10<br />

+ Apo .21.


129<br />

Den Verwaende Mensschen<br />

Corte bescryfuynghe<br />

<strong>van</strong> tsmensschens Lyfuynghe<br />

en broossche ontLyfuynghe<br />

Ter weerelt ketyfuich<br />

Corten tydt inblyfuich<br />

Considereirt. O. mensschen hier onsen corten tydt<br />

in ghedueregher strydt<br />

hoe hooghEdel gheboren / elck onser voor by Lydt<br />

30 als schaeuwe wynd en Roock in deerdsche landauwe<br />

++<br />

<strong>van</strong> duechden cleene // hoe sterck Rasch de flauwe<br />

gheboren in weene // <strong>van</strong> eender vrauwe<br />

vervult met veel ketyfuicheyt / die moeten vorten<br />

ons tselfs humueren / doen ons tleuen vercorten<br />

5 ons weedommen doen ons flauheyt ghedooghen<br />

ons hitte onnatuerlick / doet ons Iuecht verdrooghen<br />

veel spyse / doet zwellen / ons Lichaems be<strong>van</strong>ck<br />

vastynghe maghert ons / gramschap maect ons Cranck<br />

droufheyt doet ons verdwenen / ende zoorghe zwaer<br />

10 bedwynght ons / Rycdom doet ons berommen / der naer<br />

Aermoe doet ons mesacht zyn / verworpen mespresen<br />

Ionckheyt doet ons dolen / en oudheyt naer desen<br />

maect ons leden crom / en ziecte die breictse voort<br />

tbequelen maect ons thende / ende daer naer hoort<br />

15 Comt donvoorzieneghe dood die ons ommeRynght<br />

end al ons eerdsche ghenouchten gheel tonderbrynght<br />

dits twesen <strong>van</strong> een menssche / hoe schoon hy blynct<br />

dyn huuterste houeerdich verwaent vleesch ghedynct<br />

doodt zynde Snooder dan een prye ghy stynct /<br />

Ghierichede<br />

Ghiericheyts pleghen // met die onRustich slaepen<br />

dach en nacht gheneghen // om Raepen en scraepen /<br />

Aucteur<br />

Ghiericheyt dese duvelsche beminde madoone<br />

25 begheerlicke schoone<br />

naer der houeerdicheyt draeghende Croone<br />

Comt verzelschapt sterck als gheen Clouckere<br />

+ Fol. 225 v, r. 20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 225 v


130<br />

++ met Eere en gheltghiericheyt in persoone<br />

onthoudeghen <strong>van</strong>den zweeteghen aerbeyds Loone<br />

Midsgaders Roof/ diefte Bedroch / ende Wouckere<br />

meynEedicheyt ghewelt / Listich bezouckere<br />

5 ende hueren Raedtsman Singuliere Baete<br />

Mammon hueren afgod / en es gheen Rouckere<br />

<strong>van</strong> die milde zyn Te doene duecht Charitate<br />

maer alle de ghuene die vrouch ende Laete<br />

ghiericheyt hanthieren zonder ghenaede<br />

10 // keertter hu of / O mensschen <strong>van</strong> allen staete<br />

Begheerlicheyt / es wortle <strong>van</strong> allen quaede<br />

huer zeluen noch andre doetse duecht / maer schaede<br />

Auaro Nichil est scelestius<br />

Eccli . 10 .<br />

15 Dheere god almachtich heeft ghetooght ende tooght<br />

noch daeglicx tonswaerts milde liberaelichede<br />

vp dat wy ghiereghe mensschen in liefden verdrooght<br />

Tsghelycx zouden doen Tot onser zaelichede<br />

de naer verhaelichede // zalt bewysen<br />

20 hoe hy Liefmoedelick veel volcx wilde spysen<br />

Refereyn<br />

Vervolgh des euangelys naer iohannes leerynghe<br />

heere god / hu zy danck ende Eerynghe<br />

iohan / vi o . +<br />

25 Ouer zee <strong>van</strong> galileen tiberiadis ghenaemt<br />

in dien tyden zo es iesus wech gheghaen<br />

end hem volghden een groote schaere verzaemt<br />

want zaeghen zyn teeckenen / die hy dede zaen<br />

+<br />

Ande ghuene die waeren met ziecten bevaen<br />

Iesus teenen berghe vpgheclommen heeft hy<br />

ende zat by zyn disciplen als meer ghedaen<br />

dhooghtyd der Iueden paesschen was naeckende by<br />

5 daeromme als iesus zyn ooghen vry<br />

hadde ontfermhertelicke vpghesleghen<br />

ende hadde ghezien (Naer iohannes bely)<br />

dat comste <strong>van</strong> veel volcx vvas themwaerts gheneghen<br />

+ Fol. 226 r, r. 1 ‘Eere’, ‘gheltghiericheyt’, 3 (substantieven), 4 ‘meynEedicheyt ghewelt’, 5<br />

‘Singuliere Baete’, 13, 14, nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 226 r<br />

+<br />

A o .1541.<br />

+ 226 v


131<br />

hy zeyde tot Philippum zyn discipel bedeghen<br />

10 waer coopen wy brood datse mueghen Eten<br />

dit zeyde iesus hem tempterende tseghen<br />

Want vvat philippus doen zou / vvist hy de weten<br />

Philippus die heeft hem gheandwoord vrouch<br />

meester voor twee hondert pennynghen broodt<br />

15 en word nieuwer naer desen volcke ghenouch<br />

vp dat elck ontfanghe wat tzynder noodt<br />

hier vp andreas dede een andwoordich exploot<br />

en sprack als symon petrus broedere beleeft<br />

hier es een kyndt goederthiere en mynioot<br />

20 dat vyf gheersten brooden ende twee visschen heeft<br />

maer wat voedsel dit onder zo vele gheeft<br />

iesus zey doet zitten de mensschen al<br />

hy beualt zoo / daer hemelsch eerdsch / helle voor beeft<br />

veel gars inde plaetse was daer groot of smal<br />

25 nederzeten zyn / By vyf duust mans int ghetal<br />

ende als zy al tsaemen zyn nederghezeten<br />

iesus nam de brooden / hier int eerdsche dal<br />

Want Wat philippus doen zou vvist hy de weten<br />

Iesus naer tdancken zynen hemelsschen vadere<br />

30 deelde alle die waeren ghezeten daer<br />

insghelycx oock <strong>van</strong> * den visschen algadere<br />

also vele als elck hebben wilde voorwaer<br />

ende dese verzaedich zynde der naer<br />

tot zynen disciplen sprack hy int leuen<br />

35 vp datter niet en verquiste (dats claer)<br />

vergaedert de brocken daer zynde ouerbleuen<br />

+<br />

zy hebben vergaedert dies vul beseuen<br />

twaelf manden <strong>van</strong>den brocken daer hebben ghesyn<br />

huut vyf gheersten brooden / en twee visschen ghegheuen<br />

die daer ouerbleuen waeren vp dat Termyn<br />

5 den ghuenen die daer hadden gheEten fyn<br />

hier in toogde iesus zyn mueghende secreten<br />

al tooghdhy philippum een vraeghende Aenschyn<br />

v<strong>van</strong>t vvat philippus doen zou Wist hy de weten<br />

Prinche<br />

10 Als die mensschen hadden ghezien eendrachtich<br />

dat iesus zulck teeckene was vulsommende<br />

zo zeyden zy / dits de prophete warachtich<br />

die inder weerelt / daer es toecommende /<br />

* ‘<strong>van</strong>’ interlineair boven geschrapt ‘alle’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 227 r


Machteghe <strong>van</strong> goede<br />

132<br />

15 Ghy onverzaedeghe Rycke wien gheen Rycdom ghebreict<br />

Tsweerelts weelde bezittende met paeys en vrede<br />

hu Ion Ick ghy den aermen niet en versteict<br />

maer alsser eenich thuwaerts biddende spreict<br />

deeltse <strong>van</strong> huwen tydlicken goede mede<br />

20 en vp dat ghyse mocht hebben in ghedachtichede<br />

dit Refereyn gheef hu Nyemandt en zy vos<br />

ionstich by donatie diemen heet inter viuos /<br />

Refereyn<br />

Wel .an. ghy Rycke weent nv in deerdsche steden +<br />

25 huylt vp huwe toecommende ketyfuicheden<br />

hy Rycdommen zyn verRot in allen weghen<br />

hu cleederen zyn <strong>van</strong>den motten duerReden<br />

hu goud ende zeluere es Roestich bedeghen<br />

eer tRoest hu word tot een ghetughe gheneghen<br />

30 end huutEten hu vleesch zal / als viereghe gloedt /<br />

+ +<br />

vpder eerden zyn nv gheen bermherteghe pleghen<br />

dies ontfaermen nv / met dyn aermen broedere doet +<br />

weist verchiert / met broederlicker liefden goet +<br />

vp dat de Liefde gods in hu blyfuen mach<br />

5 v<strong>van</strong>t wie tgoedt deser weerelt heeft vulle vloedt +<br />

en zyn behouueden broeder ziet in tgheclach<br />

en <strong>van</strong> hem sluut zyn inwendighe leden nacht dach<br />

hoe blyft in hem die Liefde gods gheresen<br />

gheenssins / nv Rycke dus dan / naer Christus ghewach<br />

10 Onder hu en Laet gheen Bedelaers wesen<br />

Niet zondegher dan een ghierich menssche beseuen +<br />

niet onRechtegher dan tghelt beminnen int Leuen<br />

gheeft vroylick langhe leeft hy die ghiericheyt vliedt<br />

hy heeftet verstroyt / en den aermen ghegheuen +<br />

15 word <strong>van</strong> hu gheseyt / end zoo <strong>van</strong> hu gheschiet +<br />

doch liefde eenne bandt des vulmaectheyts bediet<br />

ionste gracelick es betere dan goud ghetast +<br />

dies gheenssins en bedruct den behouueden Niet<br />

om dat hy aerm es doet den aermen gheen ouerlast<br />

20 die zyn broeder hulpich bystaet / es een stede vast +<br />

ende die an elck anderen * houdende zyn<br />

ghelycke grendelen Anne die stede ghepast<br />

dus Rycke quyt hu zeluen spaert zomtyds wyn<br />

dyn broeders lichtlick medeelt / met een milde aenschyn<br />

25 Beter es goe name / dan veel Rycdoms ghepresen<br />

* ‘h’ geschrapt vóór ‘anderen’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ iacobi 5.<br />

+<br />

227 v<br />

+<br />

Oze .4.<br />

+<br />

Zach .7<br />

+<br />

.1. petri / 3<br />

+<br />

1 iohan 3.<br />

+ Eccli 10<br />

+<br />

2 corin 9<br />

+<br />

prouer / 28.<br />

Psal C .ii<br />

Collos .3.<br />

+<br />

prouerbi .22.<br />

+ prouerbi / 18


133<br />

bezouct hu ghelyckenesse / maer als broeder fyn +<br />

Onder hu En laet gheen bedelaers wesen<br />

Dat hu broeder behouft / leent / zonder woucker ter noodt +<br />

doet in tyden dyn Rycdom / hem wel voor de dood +<br />

30 v<strong>van</strong>t in een huere verstroyt es / groot Rycdom / Cleene +<br />

metten honghereghen behouueden Eit hu Brood +<br />

Laet hu manieren blycken <strong>van</strong> vrecheden Reene +<br />

wie twee Rocx heeft / Gheeft den gheen hebbende / deene +<br />

ter herberghen oock elck andren ghewillich ontfaet +<br />

35 hu gherechticheyt bereedt voor toordeel ghemeene +<br />

honghert huwen vyandt / hem onghespyst niet laet +<br />

+ +<br />

ziet of alle dynck gheluckich met dyn broeder ghaet<br />

weest een bewys der gheloofueghen int woordt +<br />

end int verkeeren der broederlicker liefden staet<br />

dies inder Liefden wercken Brynght vruchten voort<br />

5 Peynst wee die hem verghaert / dat hem niet toebehoort<br />

den veel ghegheuen word vele gheheescht wy Lesen<br />

dus Rycke gheeft naer hu veelheyt / ende west noch noordt +<br />

Onder hu en laet gheen Bedelaers wesen +<br />

Prinche<br />

10 Als ghy Noenmael oft avendmael maect in hu daghen<br />

Roupt hu vrienden ghebuers niet / Rycke noch maeghen +<br />

vp datshu niet weder nooden / ende zoo betaelen<br />

maer als ghy houd maeltydt / naer andre wilt vraeghen<br />

Roupt crepele blende / aerme crancke vul quaelen<br />

15 zalicheyt zal hu / Doet ghyt met liefden / niet faelen<br />

v<strong>van</strong>t twederomme betaelen en mueghen zy<br />

maer wordt betaelt wederomme ten Principaelen<br />

inde verRysenesse der Rechtueerdeghen by<br />

hoort dit woord vp de berghen <strong>van</strong> samaryen ghij +<br />

20 vette coeyen den aermen met onRecht verstuuckende<br />

ghaert schat in dhemel vercoopt hu besittynghen vry<br />

want Rycdom baet niet zydie in deerde duuckende<br />

hy zal hu verbidden voor tquaede mids desen +<br />

25 ghy die niet hebben schynt / nochtans al dyngh ghebruuckende<br />

Onder hu en laet gheen bedelaers vvesen<br />

Aucteur<br />

Hatto Eerdschbusschop te mens in duudschlandt<br />

was ghierich ende zeere onghenaedich mede<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ iob 5.<br />

+ leuiti/25<br />

+<br />

eccli 14<br />

+<br />

Apo 18<br />

+<br />

Thobi/4<br />

+<br />

hebre/13<br />

+<br />

Luce 3.<br />

+<br />

1 petri 4<br />

+<br />

Eccli 18<br />

+ prouer/25.<br />

+<br />

228 r<br />

+<br />

genesi 37<br />

+<br />

1. thimo 4<br />

+ Luce 12<br />

+ deute/15.<br />

+ Luce .14.<br />

+ Amos 4<br />

+ Eccli 29


134<br />

30 inden dieren tydt / doe daer Anden Rynsschen Cant<br />

veynsende veel aerm volcx te doene bystandt<br />

in een schuere hy te hoope verbarnen dede<br />

+<br />

dheere god almachtich vul Rechtueerdichede<br />

Liet naermaels desen hatto onghenadich ghepyndt<br />

inden Ryn gheworpen Omtrent mens der stede<br />

zeghtmen / dat hem de musen hebben verslyndt<br />

Prouerbi .11.<br />

Die tcoorne verborghen houd / den desen<br />

vermalendyd / Onder de Lieden zyn zal<br />

ende snel zal die ghebenedydynghe wesen<br />

vp thooft / <strong>van</strong>den ghuenen diet vercoopen al<br />

Prouer .14.<br />

Wie den behoufteghen Aermen leed doet<br />

die verwyt dat den heere Talsulcken keere<br />

Wie den heere ontfaermich es / ende goet<br />

die es de ghuene / die eert den heere<br />

prouerbi .11. Oze .10.<br />

De Ryckdommen zullen cleen noch groot<br />

inden dach der wraecken niet baeten<br />

Maer gherechticheyt / verlost <strong>van</strong>der doodt<br />

zaeyt dies in Rechtueerdicheyt zonder aflaeten<br />

Prouerbi.8. *<br />

VVysheyt heeft den wateren ghestelt een wet<br />

dat zy niet ouerghaen zouden haer paelen<br />

ghy Redenlicke ** mensschen Regiert hu bet<br />

in des heeren gheboden en wilt niet faelen<br />

25 Handelt als Minorite niet ghierich ghelt<br />

Weist als augustyn oock niet Luxurieux<br />

Als iacobite zoo niet ypocritich ghetelt<br />

end als Carmelyte niet presumptueux<br />

Eerdsch goedt vergaderen om Rycke tzyne<br />

30 Es anders niet dan druck en Pyne /<br />

* ‘Prouerbi’: tweede ‘r’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘Redenlicke’: ‘l’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 228 v


+*<br />

+<br />

Palladas.<br />

Tgoud opent Alle dynghen<br />

De poorten / oock der hellen<br />

tdoet int wilde sprynghen<br />

5 <strong>van</strong> mannen zonde vulbrynghen<br />

Vrauwen / Dochters / en Ionghe ghezellen<br />

Diet naermaels bequellen<br />

alst te Laete zy<br />

in Rycdom ghierich tellen<br />

10 Brynght cleen baete // by<br />

135<br />

Ghiereghe zoorgfuldeghe<br />

Zoorghfuldeghe ghiereghe oude Patroonen<br />

hebbende den derden voet in vlaenderen<br />

hulieden wil ick oock testamentelick verschoonen<br />

5 die dynct nemmermeer in tyds vullen hu graenderen *<br />

vvillende gheel vullen kisten Couffers en Paenderen<br />

Tnaeruolghende Refereyn ick hulieden schyncke<br />

Bid ick dat elck huwer soorte ghedyncke /<br />

Refereyn +<br />

10 Ghy zoorghfuldeghe ghiereghe Als mammon een // was<br />

hoe muegdy naer tRycdom dus onverzaedich // Wroeten<br />

daer de weerelt nv / als een vertorden ontween // glas<br />

zo menichsins suckelt dit helpt beraedich // boeten<br />

Laet hu broosch zoorghen / dynct vp tonghenaedich // groeten<br />

15 des doods / ende vvat ghy alsdan zult mede // draeghen<br />

goud zeluer noch schat / maer <strong>van</strong> hier beschaedich // moeten<br />

daer woormen hu zullen naer tslichaems zede // Cnaeghen<br />

hu vrienden wien ghy liet in deerdsche stede // baeghen<br />

kisten vul Rycdoms / en groote diere // zaecken<br />

20 en zullen hu mueglick met messe noch bede // plaeghen<br />

maer dat zondich verdoen / en goede chiere // maecken<br />

dus die nacht ende dach met zulcken dangiere // waecken<br />

end hier voor ghebreck zoorght / dats elcken tant // beeft<br />

peynst tyds ghenouch mach tyds ghenouch my goedertiere // naecken<br />

25 voort ** dynct wat wil ick naer zoorghers maniere // blaecken<br />

Zulck zoorght voor een brood die ghenouch an een Cant // heeft<br />

* Ongenummerd blaadje tussenin gevoegd.<br />

* ‘graenderen’: ‘gr’ over ‘p’.<br />

** Een eerste ‘voo’, waarop inktvlek, is geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

228 + 1<br />

+<br />

229 r<br />

+<br />

Anno 1540.


136<br />

vvat vvil dy dan zoorghen goetgarende guten // Al<br />

of ghy touft taerme volcxken die groot ghebreck // lyden<br />

eer hu <strong>van</strong> godsweghe den helsschaert Cluten // zal<br />

30 en met viereghe wappers doen int vlammich peck // scryden<br />

hoort ghulseghe zoorghers / laet zulcdaen Leck // Ryden<br />

en zoorgheloos vvilt hu huut ghiericheyts Bende // gheuen<br />

ghenought hu / Van Creytene wilt huwen beck // Myden /<br />

+<br />

end acht eerdsch zoorghen / metten onghewende // scheuen<br />

v<strong>van</strong>t zoorgdy zonder noodt / ghy zult ten hende // Beuen<br />

voor dupperste Rechter die gheel tsmensschens staet // weet<br />

of waent ghij eeuwich als tsdoods ongheschende // Leuen<br />

5 Neen neen ghy / Al waert oock dyn naeste zaet // Leedt<br />

bezoorght tziels behoufte / niet naer tsweerelts Raedt // zweet<br />

in tghenoughen huwer nootdurst vredich playsant // Leeft<br />

peynst zoorghers bouen maeten omRynght sdoods quaet // cleedt<br />

also zaen als andre / Nietmin hoe haer die daet // Spreedt<br />

10 Zulck zoorght voor een broodt / die ghenouch an een cant // heeft<br />

Insghelycx ghy vreckaerts die tghelt in potten // Tassen<br />

volck die <strong>van</strong> habyten / zo menich Iuweel // hoopt<br />

en liefuer voor tdraeghen hebt / datse de motten // Brassen<br />

zommich die <strong>van</strong> wuensten zo menich parcheel // Coopt<br />

15 en taerme volcxken suptylick huut haerlieder deel // stroopt<br />

valtter by versteruen thuerlieder proffyte // yet<br />

bouen desen tsweerelts voorspoet thuwaerts gheheel // Loopt<br />

zoorghende / nochtans vp tverlies <strong>van</strong> een myte // ziet<br />

zoorght matelick ghiericheyt tsvyands spyte // vliedt<br />

20 voorpeynst gods oordeel / zyt niet buter maeten // brat<br />

v<strong>van</strong>t comtter yeuwers tvier in zytiet al quyte // Niet<br />

dan mueghelick zwelten ghy / vpder straeten // Pat<br />

vvat zal dan al hu Rycdom oft hu dan baeten // schat<br />

als ghy dus onvoorzien metter nuersen int zandt // sneeft<br />

25 niet anders dan tRusten in een <strong>van</strong> vier plaeten // vat<br />

dan dit ghemerct / zegh ick voor Alle staeten // dat /<br />

Zulck zoorght voor een broodt die ghenouch an een cant // heeft<br />

Prinche<br />

Wee hu Rycke / die hier hu vertroostynghen // hebt<br />

30 of de aermen me te deelene hu zinnen // helt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 229 v


137<br />

eer ghy duer ghiericheyt in dhelssche Roostynghen // stept<br />

v<strong>van</strong>t niet onRechtueerdigher dan beminnen // tghelt<br />

om tRycke der hemelen dies hu ghewinnen // stelt<br />

end eist dat veel Rycdoms men hu toevloeyen // ziet<br />

35 ende ghiericheyt om meer / hu noch <strong>van</strong> binnen // quelt /<br />

+<br />

therte daer vp te stellene / en vvilles hu moeyen // niet<br />

huut begheerlicheyts wortele Alle quaets groeyen // schiet<br />

ende Rycdom int oordeel zal ons niet mueghen // helpen<br />

Ia niet connen <strong>van</strong> duechden in ons doen bloeyen // yet<br />

5 noch oock tsbitterdoods dranckeghe tueghen // stelpen<br />

Stelpen<br />

vvilt hu dan alle wie ghierich in dhandt // cleeft<br />

Aucteur<br />

Conyngh achab/ hadde voormaels een wynghaerd<br />

10 neffens naboths wynghaerd / die hy gheerne ghepaert<br />

hadde An * zyn erfue / zoo hyt ghierich ordonneirde<br />

de quade felle iesabel / naer zulcker vrauwen Aerdt<br />

om hueren man gheliefuen / daer toe Conspireirde<br />

valsschen Raedt consenteirde<br />

15 Naboth teeghmen tverwoedt an Men hem persequeirde<br />

Listich creegh Achab / Naboths wynghaerdt goet<br />

iesabel schandeleuslick der weerelt passeerde<br />

zou brack den hals / en dhonden lecten haer bloedt<br />

// Doch mensschen draeght elck andren liefIonsteghen moedt<br />

20 zouct niet te zeere Erfue an erfue te palene<br />

zoo ghy wildet / dat men hu daede doet<br />

Liefde thuwen naesten voedt //<br />

hem niet gheveynsdelick groet<br />

Nyemandt hoe hooghghezeten keert wel te dalene<br />

25 doch veel palaeysen te houen te zalene<br />

end hier Rycdom vercryghen zyn verghanclicke zaecken<br />

als ons de doodt comt an te stralene<br />

omme der natueren schult te betalene<br />

in een wuenste moet wy dalen / der naer zonder slaecken<br />

30 daer onse nuerse den veurst zal gheraecken<br />

[Pieter Daelt]<br />

Pieter Daelt<br />

Symon paelt<br />

Loy declineirt<br />

Willeken Rengneirt /<br />

* ‘An’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 230 r


++<br />

138<br />

Onghenadeghe ghiereghe<br />

Ghy gheltgaerders in couffers kisten thunnen<br />

wilt de schamel mede te deelene iunnen<br />

zyt zo nystich spaerich niet / als menich gheck<br />

5 diet naermaels zullen deelen / zullent verzunnen<br />

en zo langhe tgheduert voeden Leckerenbeck<br />

Ghy slacht den mol<br />

vvroetende inne der eerden hol<br />

ende nochtans eerde vreest thebbene ghebreck /<br />

10 Een voorbevvys gheef ick hu / v<strong>van</strong>t wie ghy zyt<br />

tschamel poeupel Twelcke inedie Lydt<br />

en de Rycke hemlieden niet zyn fauorable<br />

omme bystandt te doene / in Tyds * tzijnder ** tydt<br />

de alsulcke Rycke zyn inExorable<br />

15 Laet bermherticheyt hu met Liefden omRynghen<br />

end hu wilt <strong>van</strong> ouerghiericheyt Bedwynghen<br />

Dat bid ick hu by desen Testamentelick<br />

hulieden gheuende / om tot kennesse brynghen<br />

Eer hu de doodt Rasschelick comt besprynghen<br />

20 Tnaeruolghende Refereyn ionstich presentelick /<br />

Refereyn<br />

Omni petenti te // Tribue<br />

Luce .6. o<br />

Waer zyt ghy princhen des volcx / en die heerschappie<br />

25 hebben / vpde beesten die zyn vpder eerden<br />

die daer spelen metten vueglen des Luchts / en die<br />

Tot schatten zeluere ende goud Anveerden<br />

ende daer vp betrauvven als hooghst <strong>van</strong> weerden<br />

dies haerer vercryghen / en es gheen hende<br />

30 Laet af / want die hem oyndt zulcx gheneerden<br />

+<br />

en verlieten daer vp / zyn ghevallen gheschende<br />

doet opene dyn ooghen kendt aerme Ellende<br />

ghevoelt niet te hooghe in dyn beRommen<br />

stelt gheen hope in zulck Rycdoms onzekere bende<br />

5 maer in christo die hoocheyt es alder Rycdommen<br />

+ Fol. 230 v, r. 21, 22 onderstreept.<br />

* ‘Tyds’: ‘s’ over ‘t’.<br />

** ‘tzijnder’ verbeterd uit ‘zonder’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

230 v<br />

+ 231 r


139<br />

die ons alle dyngh Ryckelick gheeft zonder sommen<br />

om ghebruucken met Liefuer dancbaerichede<br />

ghaert schat dies in dhemel daer vrucht of mach Commen<br />

want nyemandt mach god dienen / ende mammon mede +<br />

10 Christus sprack tzynen disciplen in deerdsche stede<br />

voorwaer zeghick hu Lichtelicker eist zaen +<br />

dat een cabel duer een naelden / ooghe tghaen dede<br />

dan een Rycke zou int Rycke der hemelen ghaen<br />

v<strong>van</strong>t de Rycke meest qualick zonder zonde staen +<br />

15 wee hulieden dan die Rycke in syon Blyct +<br />

ende stelt hu gheel betrauwen Als meer ghedaen<br />

vp tgheberghte <strong>van</strong> samaryen / tot tleuen bezwyct<br />

wee oock Rycke die hier hu vertroostynghe stryct +<br />

dynct zalegher es tgheuen / dan tnemen int leuen<br />

20 gheeft den aermen dies / ende wordt ghy gheel ouerRyct<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />

Metter zelfuer maete ghy meit / wordt ghy ghemeten +<br />

den vroylicken gheuer wilt christus Beminnen<br />

Laet hu aelmoessens met gheen trompetten weten +<br />

25 maer doetse met zebaer Liefmoedeghe zinnen<br />

Ieghens huwen vyandt Cryght ghy Tverwinnen<br />

bouen den schilt <strong>van</strong> zulck eennen hoe Crachtich +<br />

en victorie bouen zyne glavye innen *<br />

dus gheeft vvel zyt ghy vele te gheuene machtich +<br />

30 Stelt hu schat in tghebodt des hooghsten voordachtich +<br />

ende tzal hu / en twyffels negheenssins / zyet<br />

al veel meer voorderen dan goud waerachtich<br />

maer en laettet dyn herte zyn gheen verdriet<br />

huwe handt zo en zult ghy toehouden niet +<br />

35 ieghens huwen aermen broedere te gheenen tyden<br />

maer doen hem die opene / ende Leenen yet /<br />

+<br />

Naer dat hy ghebreck heeft in zyn groot lyden<br />

deelt den aermen Afkeert gheen ooghen bezyden<br />

zo zullen gheel vul worden huwe schueren<br />

ende huwe wynParssen Tot dyns verblyden<br />

5 ouerloopynghe zullen met moste ghedueren<br />

Twater bluscht tbarnende vier in zyn Cueren +<br />

end aelmoessene wederstaet tzondich Laeyen<br />

ende god es haer anschauvver tot elcker hueren<br />

diese loonen zal / met zynder gratien Raeyen<br />

10 en ghedyncken / die hier den behouueden paeyen<br />

dat dien gheuer voor tvallen zy vastheyt ghebleuen<br />

maer die spaerlick zaeyt / die zal spaerlick maeyen / +<br />

* ‘winnen’ geschrapt vóór ‘innen’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Mathei 6<br />

+ mathei /19<br />

+<br />

Eccli 11<br />

+<br />

Amos 6<br />

+ Luce .6.<br />

+ luce /6<br />

+ Mathei .6<br />

+ Eccli 29<br />

+<br />

Thobi / 4<br />

+<br />

Eccli 29.<br />

+ deutero/15<br />

+ 231 v<br />

+ Eccli 3<br />

+ 2 corin 9


140<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock mildelick ghegheuen<br />

Een die tot Bermherticheyt es gheneghen<br />

15 zal ghebenedydt worden warachtelick v<strong>van</strong>t +<br />

<strong>van</strong> zyn broodt hebben * die aermen ghecreghen<br />

dus deelt <strong>van</strong> huwen goede / metter milde handt<br />

vrecke zullen niet beErfuen gods Rycke landt +<br />

vvie den aermen gheeft zal gheen ghebreck verstranghen<br />

20 dynct heere tes al huwe ouer zee ende zant +<br />

en dat vvy hebben <strong>van</strong> huwen handen ontfanghen<br />

hebben wy hu ghegheuen Als de bedwanghen<br />

der aermen aermoede ghesecourst hebben wy<br />

want christus zeght / vvat ghy doet in deerdsche ghanghen<br />

25 Een <strong>van</strong> desen mynen minsten / dat doet ghy my<br />

dus ontrect der aermen aelmoessen niet / wat tzy<br />

noch dat ghy oock hemlieden niet spytelick groet<br />

v<strong>van</strong>t zy zyn (al Rouper vp dhooghmoedeghe tfy)<br />

also wel ghecocht als zy met Christus heet bloedt<br />

30 Als dorcas goede wercken <strong>van</strong> aelmoessen doet<br />

metten honghereghen breict hu broodt tallen stonden<br />

v<strong>van</strong>t tbroodt den kyndren te nemene / en es niet goet<br />

ende datmen dat worpen zal voor den honden<br />

Medeelt dyn aermen broeder huut hertsen gronden<br />

35 slacht niet de Rycke vrecke int ghierich slauen<br />

die Lazarum ontzey tafelbrocxkens gheen ponden<br />

dies starf de Rycke en wierd in dhelle begrauen /<br />

++ +<br />

datmen den aermen / zou <strong>van</strong>den maeltyden lauen<br />

mardocheus den ioden heeft ouer ghescreuen<br />

dit ghemerct dan / Raed ick hu Rycke <strong>van</strong> hauen<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />

5 De prinche Christus zeght.<br />

Ghaet ende vercoopt al dat ghy mueght hebben<br />

indien dat ghylieden vulmaect mueght wesen<br />

pompeuse Iuweelen Riemen Rynghen en webben<br />

en gheuet den aermen ghy wordt ghenesen<br />

10 end een schat inden hemel cryght ghy mids desen<br />

v<strong>van</strong>t Rycdom verghaet met groot iammers plaeghe<br />

end hu zeluer end hu goud hoe dierbaer ghepresen<br />

en zal hu niet verlossen ten huutersten daeghe<br />

peynst ter weerelt ne brochten wy iuweel noch baeghe<br />

15 Ia veel min dan niet / en wyt Ouermercken<br />

dus eist Recht dat elck onser oock niet huutdraeghe<br />

voorwaer anders dan zynder ghedaen goe wercken<br />

Maer hebwy voedtsel en dexels naer Raedt der clercken<br />

* ‘hebben’: eerste ‘b’ over ‘e’.<br />

+ Fol. 232 r, r. 34 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ prouerbi 22<br />

+ 1 corin /6 o .<br />

+ 1 para /29<br />

+ 232 r<br />

+ hester .9.


+<br />

141<br />

Laets te vreden zyn Als gheen ziel besmittynghe<br />

20 v<strong>van</strong>t christus disciple / mach hy niet Percken<br />

Elck die niet te buten ghaet zyn Besittynghe<br />

Als zacheus ten minsten Cryght die verhittynghe<br />

die den aermen <strong>van</strong> zyn goed gaf den Rechten helt<br />

end indrynct dan huuter schriftueren Pittynghe<br />

25 niet ongheRechtegher danne beminnen tghelt<br />

Peynst Naaman was Rycke / maer melaetsch ghequelt<br />

ende christus heeft den Rycken ydele ghelaeten +<br />

den honghereghen heeft hy goeds vervulsel ghestelt<br />

v<strong>van</strong>t der aermen toevlucht / es hy bouen maeten<br />

30 deelt hu ouerschot den aermen / het zal hu baeten<br />

ende alle dynghen worden hu zuver beseuen<br />

dus Rycke als ghy doen wilt hu Charitaeten<br />

Gheeft mildelick zo wordt hu oock milde ghegheuen<br />

Anno .1540.<br />

Den Milde zeeMan<br />

De zeemaets visschers metten leren hoozen<br />

die tempeestlick huut zeylen / metten vischboot<br />

om veel volcx te spysene / ende dicwils by poosen<br />

5 In stoorm <strong>van</strong> wynde Lyden peryckel groot<br />

Thuerlieder eeren noch voor myn doodt<br />

eer my den vaeck eens quam besprynghen<br />

gheoccupeert metten voornoomde dynghen<br />

Wild ick tnaeruolghende Liedeken zynghen<br />

Liedeken<br />

Vpden voys Naer den ouden aert // waen<br />

Als daer de kyndren me om mostaert // ghaen /<br />

De landsman Tallen stonden<br />

met moede leden Cranck<br />

15 hy es die voedt veel monden<br />

meest Ieghens zynen danck<br />

// de zeeman by Natueren<br />

tot elcken valt beLeeft<br />

v<strong>van</strong>t hoe hyt mach bezueren<br />

20 De zeeman milde gheeft<br />

<strong>van</strong> dat hy ghe<strong>van</strong>ghen heeft /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ luce / primo<br />

+<br />

232 v


142<br />

De zeeman mat en moede<br />

ghecommen nat an tlandt<br />

man metter langhe Roede<br />

25 Cryght eerst een visch in dhandt<br />

die noch om hebben gaepen<br />

ghy niet <strong>van</strong> daer en dreeft<br />

Baetzouckers / en tsheeren Cnaepen // de zeeman etc a<br />

Broer lollaerts ende costers<br />

30 in tblanden zeere frisch<br />

met Lesen pater nosters<br />

ghecryghen zy tzeemans visch<br />

+<br />

zy Cryghense zonder dynghen<br />

hoe ghy daer Ieghens keeft<br />

Pypers ende die zynghen // den zeeman etc a /<br />

De vveerden zeere ghierich<br />

5 die commen oock an Tboordt<br />

de mynders oock zeer vierich<br />

die volghen Rechtevoort<br />

om hebben end om Cryghen<br />

elck anden vischboot cleeft<br />

10 tot dat zylieden zwyghen // de zeeman etc a<br />

Bancknechten in taveerne<br />

cryghen een visch zeer schoon<br />

met schuuftueghen gheerne<br />

wordt des zeemans Loon<br />

15 die Liefuer naeyen dan spinnen<br />

fraey vp tghetauwe weeft<br />

die zoo huer broyken winnen // de zeeman etc a<br />

Quaczaluen en zuster luten<br />

die Roupen liefue maet<br />

20 gheeft ons wat lecx om fruten<br />

kendt onsen Aermen staet<br />

hem blyft een magher Coopken<br />

die styf <strong>van</strong> Gouden beeft<br />

hoe cleen dat es zyn hoopken // de zeeman etc a /<br />

25 De clerck met zyn practycken<br />

Cryght Eilbut of pladys<br />

den zeeman zietmen strycken<br />

een magher grand merchys<br />

elck maectter of een Rente<br />

30 hoe hy tempeestich sneeft<br />

eer zyn visch comt ter vente // de zeeman etc a<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 233 r


Hy es die vischt om haeryngh<br />

duer haeghel ende dau<br />

hy en es oock gheen spaerlynck<br />

35 <strong>van</strong> zynen Cabeliau<br />

al waer hy hem maer voorziende<br />

<strong>van</strong> mussel gheernaert Creeft<br />

143<br />

het moet al gheuen thiende // de zeeman etc a /<br />

+ Van des zeemans spysen<br />

heeft menich man te bet<br />

dies moet ick eeuwich prysen<br />

schip visscher ende net<br />

5 god wacht hem dies <strong>van</strong> griefue<br />

al dat hem nicht of Neeft<br />

en brynghen thuus met Liefue<br />

Want hy zo milde gheeft<br />

<strong>van</strong> dat hy ghe<strong>van</strong>ghen heeft<br />

Aucteur<br />

In Myn mole lagh<br />

by met een gheweentte<br />

tnaervolghende beclagh<br />

<strong>van</strong> tschamel ghemeentte<br />

15 dwelck totten ghebeentte<br />

zulck Rycke in // eit<br />

Met lettel woorden verstaende / den zin // weit<br />

Refereyn<br />

Wat zal tschamel ghemeentte varyncx ghaen maecken<br />

20 Tes al diere datmen te mondewaerts steict<br />

doet dit behoorlicke prouisie niet slaecken<br />

veel zal der ghaen slaepen met verhongherde caecken<br />

duer groote Noodzaecken<br />

doch tes een aerme bruloft daer broodt ghebreict<br />

25 tes meest al <strong>van</strong> ghebrecke dat tghemeentte spreict<br />

eerbaer herten / die en connen niet Lude thieren<br />

eist ons schult dat dierste dus vp ons Leict<br />

of zynt de schulden <strong>van</strong> die ons Regieren<br />

vvie weet de cause <strong>van</strong> deser manieren<br />

30 gheweist ghequelt met drie scerpsnydende zweerden<br />

+<br />

oorloghe / dierste / peste / en bouen dees dangieren<br />

Daer en Es * Gheen bermherticheyt vpder eerden<br />

* ‘Es’: ‘E’ over ‘s’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 233 v<br />

+ 234 r


144<br />

Tvolck es lastich vermoeyt<br />

en de spyse voor den beesten in tvelt ghegroeyt<br />

5 zietmen zommeghe mensschen duer Aermoe eten<br />

hoe vruchtbaer de ackeren hebben ghebloeyt<br />

de schueren zo vul zyn datter ouervloeydt<br />

Nyemandt wil zyn graen tzynder tydt huut Meten<br />

Symmonie die heeft gods Liefde verbeten<br />

10 ende wouckere heeft Liefde totten naesten doodt<br />

vueghelgryp die es nv int hooghste ghezeten<br />

ende tschamel ghemeentte Light inden noodt<br />

Thin yser motael / danst huut om broodt<br />

wy worden ouerReden met ghiereghe peerden<br />

15 maer al claeght zyn ghebreck zulck <strong>van</strong> honghere groot<br />

Daer en es Gheen bermherticheyt vpder ** eerden<br />

Tghemeentte vvint Lettel ende tmoet vele gheuen<br />

Tes Redene tribuut moet ghegheuen wesen<br />

maer alst al ghegheuen es / waer zalt by Leuen<br />

20 inden doobouck ghescreuen<br />

zommich drooghen broodt eit met Loocke ghewreuen<br />

want tzuvele es buten der Regule gheResen<br />

tghemeentte es thenden huutghemolcken mids desen<br />

ende vaeryncx nyemandt esser diet doet bystandt<br />

25 men zal der vaeryncx mueghen wel Requiem Lesen<br />

v<strong>van</strong>t machteloos ligghet metter nuersen int zandt<br />

de broodschapra heeft inghesloct tlaetste pandt<br />

ingheboren hulpe / es gheReyst zynder veerden<br />

de groote buersen hebben nv dueverhandt<br />

30 Daer en es Gheen bermherticheyt vpder eerden<br />

Prinche<br />

Vpder eerden gheen vrede<br />

maer inder Eerden *** es wel bermhertichede<br />

v<strong>van</strong>t zoo die voormaels plach brynghtse vruchten voort /<br />

++<br />

god verleent spys en dranck zoo hy oyndt dede<br />

de vreimde gasten voeren onse Leeftocht mede<br />

Weynich esser die vp tRoupen <strong>van</strong>den Aermen hoort<br />

Tdeen Rycke es ieghens tdandere verstoort<br />

5 dies broederlicke Liefde / die moet verghaen<br />

gods wet / en der natueren zyn in discoordt<br />

end om eeghin proffyt moeydt hem menich in tgraen<br />

** Vóór ‘vpder’ ‘inder’ geschrapt.<br />

*** ‘Eerden’: ‘E’ over ‘ee’.<br />

+ Fol. 234 v, r. 11, 14 ‘Vla andren’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 234 v


145<br />

menich zoude ter slachtydt een cleen beestken slaen<br />

dede Rycquaert bystandt / diet an hem begheerden<br />

10 maer neen hy warachtelick zekere Waen<br />

Daer en es gheen Bermherticheyt vpder eerden<br />

Noteirt<br />

Vlaendren ghy moet hu name verandren<br />

ghy mueght wel heeten voort an Vla andren<br />

15 v<strong>van</strong>t wie in vlaendren vvil zyn ghepresen<br />

moet vlaen ofte ghevleghen wesen /<br />

Eerghiereghe<br />

Ghylieden vul <strong>van</strong> eerghiereghe vitien<br />

gheerne tytel draeghende <strong>van</strong> veel offitien<br />

20 ende groote benefitien<br />

Omme moyses stoel bezitten / ofte salomons Lys<br />

laet af dat bid ick / maer doet Petitien<br />

an god verleender <strong>van</strong> zaleghe Conditien<br />

Zoo hu myn Refereyns stockReghel maect wys<br />

Eccli .7.<br />

+<br />

Noli querere ab homine Ducatum<br />

Et a Rege cathedram honoris<br />

Refereyn<br />

Mynen god / vp hu heb ick ghehoopt vast zeere<br />

en laet my dies nemmermeer worden beschaemt +<br />

verlost my duer huwe Rechtueerdicheyt heere<br />

5 en my zaelich maect / die zyt een groot god ghenaemt<br />

my tot een god end een beschermer weist zoot betaemt<br />

v<strong>van</strong>t ghy zyt myn toevlucht ende vasticheyt goet * /<br />

verlost my huut tzondaers handen (doch ongheblaemt)<br />

der onRechtueerdighen / en die der wet Ieghens doet<br />

10 v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> mynder Ioncheyt an / voorts vp ghevoedt<br />

heere zyt gheweist myn hope in alle myn noodt<br />

niet verre / dies <strong>van</strong> my weist / maer duer hu heet bloedt<br />

Laet my besitten Abrahams Rusteghen schoot<br />

hu bermherticheyt es tot anden hemele groot<br />

15 end huwe waerheyt es Totten wolcken beseuen +<br />

heere zyt myns ghenaedich / gheerne smaeck ick de doodt<br />

* ‘goet’ interlineair boven geschrapt ‘groot’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

235 r<br />

+ Psal .7.<br />

+ Psal 65.


146<br />

v<strong>van</strong>t hu bermherticheyt es veel beter dan tleuen +<br />

een groot conyngh zyt ghy ouer alle goden verheuen<br />

v<strong>van</strong>t in huwe handt zyn die handen der Eerden +<br />

20 hope <strong>van</strong> allen henden des weerelts ghescreuen<br />

verhoort my god / myn zaelichmaecker vul weerden +<br />

dat ick dancbaerich te zegghene mach anveerden<br />

gheloft zy god die afghekeert heeft niet myn ghebedt +<br />

noch zyn bermherticheyt / zoose myn crachten begheerden<br />

25 maer heeft my die ghegheuen Reyn zuuer onbesmet<br />

dat inder doodt / ick nemmermeer ontslaepe Belet<br />

verlicht myn ooghen zoo / god die weet vvat therte meent +<br />

bid ick hu / end alsmen slaen zal des oordeels trompet<br />

Tytel Doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />

30 God maect my doch ghezond / v<strong>van</strong>t ick bem ghezoncken<br />

int vuyle slym der zondigher diepten voorwaer +<br />

gheenen grondt esser / Laet my dies niet verdroncken<br />

ghy weit al myn onwysheyt / Reyn goddelick pylaer<br />

Myn schulden zyn hu niet verborghen / maer openbaer<br />

35 verlost my <strong>van</strong> myn benyders Tot allen steden<br />

ende trect my huute die diepten onclaer<br />

der watren <strong>van</strong> des vleeschs wellusticheden<br />

om huwen name wille myn god vul vreden<br />

zult my ghenaedich wesen gheel mynder mesdaet<br />

+<br />

heere god ghy zyt ons hooft / ende wy hu leden<br />

dies doch huwe broossche ledekens niet en versmaet<br />

maer duer hu bitter Lyden die tsaemen bystaet<br />

heere god end heere der heyrcrachten Crachtich<br />

5 zaelich es die menssche die hem vp hu verlaet<br />

want heere wat ghy doen wilt ghy zyt Almachtich +<br />

heere / naer hu goede wille / zyt myns ghedachtich +**<br />

die thuwen volcke waerts oyndt ghedreghen hebt ghy<br />

met hu zaelicheyt wilt ons bezoucken eendrachtich<br />

dat wy beschauwen tgoed huwer huutvercoorne vry<br />

10 dat in die blyschap / ons oock een verblydynghe zy<br />

ende met hu erfdeel mueghen verhueghen wel<br />

met onsen vaderen hebben ghezondicht wy<br />

onRechtueerdelick ghedaen / en gheleeft Rebel<br />

ons vadren in egipten hu wonderlick voortstel<br />

15 niet verstonden zy / maer waeren hartneckich versteent<br />

niet min heere al blyck ick schuldich in alsulcdaen ghequel<br />

Tytel doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />

Doet. <strong>van</strong> my heere / der onRechtueerdighen wech +***<br />

20 ende iont my huwe wet Tot myns verblyden<br />

oordent voor myn zinnen / een verstandich belegh<br />

** Verticale streep tot r. 12.<br />

*** Verticale streep tot r. 38.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .62.<br />

+ .49.<br />

+ 74<br />

+ 65.<br />

+ Psal .2<br />

+ Psal 68.<br />

+ 235 v<br />

+<br />

Psal 83<br />

+ e<br />

Psal C v.<br />

+ Psal C xviij e


147<br />

hertlick hu wet bewaeren zal ick tallen tyden<br />

ende heere myn ooghen wilt keeren Bezyden<br />

dat zy gheen ydelheden doch en Anschauvven<br />

25 heere laet hu bermherticheyt my bevryden<br />

want deerde es vul <strong>van</strong> dyn ontfaermich bedauwen<br />

Laet / al dat hu meshaeght in my verflauwen<br />

want ick begheerde / wat ghy hebt beuolen ziet<br />

neight myn herte zoo ick hu wel mach betrauwen<br />

30 tot hu ghetuughnessen / ende tot ghiericheyt Niet<br />

Myn maecxsels es <strong>van</strong> huwen handen gheschiet<br />

dat ick hu gheboden leere / gheeft my doch verstandt<br />

v<strong>van</strong>t myn deel eist heere / wie datter of vliedt<br />

dat ick houden zal hu * wet in myn herte gheplant<br />

35 heere naer myn ionstich beste vermueghen / Want<br />

myn eerdsche broossche cranckheyt es hu bekent<br />

de wet dyns monds / es my beter ouer alle Landt<br />

dan veel duusent sticken gouds of zeluer / my omtrent /<br />

+ +*<br />

Maect myn vleesch vast en met huwer vreesen prent<br />

verlicht hu aenschyn doch ouer huwen knecht<br />

naer hu bermherticheyt / my een leuen Inzendt<br />

en verlost my heere <strong>van</strong>der mensschen onRecht<br />

5 End als ick moet voor hu / ontlaeden myr zonden vrecht<br />

dat tpacxken niet <strong>van</strong> duechden / blycke zeere vercleent<br />

end hoe my den vyandt met eerghiericheyt bevecht<br />

Tytel doch Van zalicheden Myn ziele verleent<br />

Prinche<br />

10 God Heere der ontfaermicheyt / god mynder vaderen +<br />

die Alle dynghen hebt ghemaect met hu woord<br />

tooght ons doch huwe bermherteghe Aderen<br />

ende wilt ons gheuen huwe zaelicheyt voort +<br />

hu toornicheyt afkeert / zyt zy tonswaerts ghestoort<br />

15 peynst ghepeynsen der paeys vp ons / niet <strong>van</strong> wraecken<br />

heere zyt bermhertich ende myn ghebedt verhoort +<br />

ende laet ons paeys duer huwe macht ghenaecken +<br />

in hu voetpaeden vvilt mynen ghanck vulmaecken +<br />

dat myn voetsteppen slibberen te gheender stondt<br />

20 heere wyct my <strong>van</strong> alle quaetdoenders zaecken<br />

want gheen waerheyt / en esser in huerlieder mondt<br />

als een open graf huer kele / ydel tshertsen grondt<br />

dies gheen vrede can in myn ghebeentte blyncken<br />

* ‘hu’ interlineair boven geschrapt ‘myn’.<br />

* Verticale streep tot r. 5.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 236 r<br />

+ Psal C 18<br />

+ Sapien .9.<br />

+ Psal 84.<br />

+<br />

iere 29<br />

+<br />

Psal 4.<br />

+ C 21.


148<br />

in myn vleesch daer en es niet met allen ghezondt<br />

25 ketyfuich bem ick gheworden / myn wonden styncken<br />

dus eer Ick doch flaumoedich mach nederzyncken<br />

maect my ghezondt / met hu Rechter handt / end ick zal +<br />

<strong>van</strong> gheslacht tot gheslachte / hu naeme ghedyncken +<br />

die myn conyngh zyt myn hulper / en myn god bouen al +<br />

30 gheneest myn begheerten zondich / groot in tghetal<br />

dies ick beschuldicht bem / word gheerne by my beweent<br />

end als Ick zal moeten sceeden huut eerdsche dal<br />

Tytel doch Van zaelicheden myn ziele verleent /<br />

+<br />

Zotghiereghe Zotten<br />

Refereyn<br />

Twee dvvaeze slimme zotten huut Corebus landt<br />

groot zot was deene / dander cleen zot ghenaemt<br />

5 zyn ghewandelt gheCommen gent hand en dhandt<br />

ouerkycken/ en beschicken de brugsche Pandt<br />

als veynstercauwen gaepende stout onbeschaemt<br />

ten hende zyn zy daer inde Reke verzaemt<br />

daer veel zotte schilderie hyngh te tooghe<br />

10 groot zot vpwaerts ziende / zoot veel zotten betaemt<br />

zat een oud zot / Ionghe zots broeden by ghedooghe<br />

hy clammer naer al was hem een letsken hooghe<br />

handt of sprack den coopman / laet wesen den Brief<br />

bey zietme doch dees zottebollen bee drooghe<br />

15 Al dat zotten zien dat es huerlieder gheRief<br />

Cleen zot zacher dick zot met een sceeue bulte<br />

daer veel zotten huutkeken / elck met een Capproentien<br />

zot willeken hadde zyn tassche ter vulte<br />

<strong>van</strong> menich gheschoren zotyselick ghedrulte<br />

20 oock waerer zottinnekens / en menich zot floentien<br />

zottelick ghecleed naer tnieu zotte fatsoentien<br />

tscheen dat elck zonder vlercken zou huutvlieghen / Maer<br />

een gheschoren LancRockzotien tsnootste Cappoentien<br />

hilt de weerelt vp zyn duumken draeyende daer<br />

25 groot zot verhief hem zeluen / ende clauerder naer<br />

ola Riep den coopman / en zyn vossesteert vp hief<br />

bey wat zegghick <strong>van</strong> dese zots / nv zie ick wel claer<br />

Al dat zotten zien dat es huerlieder gheRief<br />

Zy vreesden meer dien vossesteert dan stock of zwepe<br />

30 dies zyn zy ghewandelt / tot voor een ander stal<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal 59.<br />

+<br />

44.<br />

+<br />

43.<br />

+<br />

236 v


149<br />

groot zot / creegh een schilderye in zyn grepe<br />

daer scalck vondeken huut track om Coopmanschepe<br />

en twee zotte legisten speelder beertel en Bal<br />

Cleen zot greep een douck oock / de zotste <strong>van</strong> al<br />

+<br />

daer twee zotten in stonden als poorterssche slauen<br />

twee zulcke Ronde Controleurs / die zot ende mal<br />

vp tgraf danssen als huer meester light begrauen<br />

maer den coopman die moester tian achter drauen<br />

5 de zottinnen vochter omme / dies weerdhy tgrief<br />

ghans gheberghten Riep hy kyck hier / doch welcke ghauen<br />

Al dat zotten zien / dat es huerlieder gheRief<br />

Prinche<br />

Groot zot vertrack huuter pandt voor tschelleken<br />

10 achteromme naer de pottemarct doende vespreye<br />

Cleen zot dat volghdhem als slim ghezelleken<br />

ende Liep * duer de potten naer een waterbelleken<br />

tot ouer de caeye / twelck hy zach inde Reye<br />

wel Riep doe tpottewyf / hoe speilt ghy int keye<br />

15 wie zach noyndt dusdaneghe zotte begheerte<br />

groot zot spranck oock int waeter te zynen greye<br />

wanende een paelyngh grypen by den steerte<br />

v<strong>van</strong>en wys zyn Anziende al dit zot gheveerte<br />

hoe zeyt hy end al quamer of gheen meskief<br />

20 warachtich end al waert oock een Leelicke beerte<br />

Al dat zotten zien / Dat es huerlieder gherief<br />

Rondeel<br />

Der zotten ghetal. Es menegherhande<br />

Binden lande<br />

25 die niet ** al Iuiste Capproentiens draeghen<br />

de cleeren zyn wys / zy <strong>van</strong> zotten verstande<br />

der zotten ghetal es menegherhande<br />

Binden Lande<br />

zulck zot maect eere / <strong>van</strong> zyn tselfs schande<br />

30 in zotheyts Rande<br />

Tastende / naer zyn schaeuwe veel daeghen<br />

der zotten ghetal Es menegherhande<br />

Binden lande<br />

Die niet al Iuiste Capproentiens draeghen /<br />

* Oorspronkelijk ‘Liepen’; ‘en’ geschrapt.<br />

** ‘niet’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 237 r


+<br />

Aucteur<br />

150<br />

Van ghiericheyt hebbende veel ouergheslommert<br />

peynsd ick om my zeluen Als een diet naerst // ghaet<br />

myn hertkin wierd oock zotbegheerlick Becommert<br />

5 Tot dies in tnaerRefereynken verclaerst // staet<br />

Refereynken<br />

Dat myn oomken Nu hadde een mildheyt vp handen<br />

dat hy alle der schamele ghilden panden<br />

gheel ghewilligh zonder ghelt ghynghe wedergheuen<br />

10 die best tzynder tafel zou Roeren de tanden<br />

ende wackerlicxst dryncken zou / zonder beuen<br />

ende dat dit eens tsiaers Rechts in zyn leuen<br />

vroylick mochte zoo ghebueren vreimdelick ghecleed<br />

end al dander die staen inden doobouck ghescreuen<br />

15 datse in stoue ghijnghen danssen nat onbezweet<br />

dat zy tbuucxken oock creghen al vul bereedt<br />

wat zeghtdys oft myn oomken zoo Avonthuerde<br />

waert niet wat vreimds / iaet zeker by myn eedt<br />

Dat vvaere Wat vreimds / end zoo ghebuerde<br />

20 Dat de mans wiens wyfuekens quallicke * sluten<br />

zouden draeghen een baghijne met Langhe tuten<br />

ende zulcke vraukens omme de vreimdichede<br />

hemlieden wilden houden zo langhe in muten<br />

tot zy vergaedert waeren al vp een stede<br />

25 dat daer elck om best dan zyn dansken dede<br />

met een meercatte vp tschoere fraey ouer tey<br />

dan Coppelaere myne steert den ** speilman mede<br />

Coolkercx dansten of de Coeyen metten langhen Rey<br />

en wie hier in ghebraecke ofte waere te Ley<br />

30 datmen die peck wit zwart zyn troengne besmuerde<br />

tiacop thuene ioorinloyszin / alsoo ick eerst zey<br />

Dat waere vvat vreimds / End zoo ghebuerde /<br />

+ Dat alle kamuse ende keuerbecte<br />

deluwe besproette Bootzuese beplecte<br />

eens tsiaers metten buschop Reden / om een verblyden<br />

en wieder naer * himde / me hoyde oft ghecte<br />

5 datse properlick pronckende zouden Lyden<br />

dat oock zouden alderkynderdach ommeRyden<br />

* ‘quallicke’: ‘u’ over ‘e’.<br />

** ‘den’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

* ‘h’ geschrapt vóór ‘naer’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

237 v<br />

+ 238 r


151<br />

die quaet ghaerne spinnen / met een Lee vlas vp thooft<br />

ende alle venus maertelaers / Ten zeluen tyden<br />

in oorden ghynghen / met een Roo Capproen gheslooft **<br />

10 ende elck wien gheene Weerdinne ghelooft<br />

met een sulferpriem in dhandt achter straete truerde<br />

dats al auerecht ghynghen / wien de mudse verdooft<br />

Dat vvaere wat vreimds End zoo ghebuerde<br />

Prinche<br />

15 Dat zomtyds een man oock in tiaer<br />

al waer hy gheen beildsnyder bekent openbaer<br />

daer hy wilde mochte maecken Antycken en Ioyen<br />

en dat veel RauCapproenen / zom om draeghene zwaer<br />

frissche langhe keerels wierden vul Ployen<br />

20 dat veel huusen wierden elcx Ruetelaers vloyen<br />

dat broer dieryck wilde wel metten ouden man staen<br />

datmen den Rynsschen baey mocht assyse vry Poyen<br />

end altyds zonder ghiften ter bruloft stout ghaen<br />

datmen <strong>van</strong> goe oude schulden / dede gheen vermaen<br />

25 maer elck schultheesscher openbaer de briefuen schuerde<br />

end om ghelt deelen dede den trommel vpslaen<br />

Dat vvaere vvat vreimds / End zoo ghebuerde<br />

Aucteur<br />

Die vreimde vreimdtheyt Can brynghen voort<br />

30 <strong>van</strong>den vreimden hy dicwils vreimdt ghelt ontfaet<br />

de vreimde vervreimen / meest buter poort<br />

Als huerlieder vreimde vreimdtheyt word versmaet /<br />

++ Al dat Crune scheert / Es meest al ghierich<br />

al dat manck ghaet / dat es fierich<br />

Al dat Crepel es / dat es fel<br />

En dat qualick spreict / zynght ghemeenlick wel<br />

Ieghens Ghiericheyt.<br />

Heere god verleent my Tmynen onghelucke<br />

zo veel goeds niet / dwelck doet hu gratie vergheten<br />

oock zo lettel niet / dat ick mynen naesten verdrucke<br />

maer tmynder nootdurst / Bid ick om dryncken end eten<br />

10 en cleedren om decken myn Lichaemlicke secreten /<br />

** ‘vp’ geschrapt vóór ‘gheslooft’.<br />

+ Fol. 238 v, r. 5 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 238 v


De plattebuerssen<br />

152<br />

Deze C aluwe knechten thuutkercke gheteert<br />

Al vp ghesmeert<br />

metter weerdinne ghelooft noch weert<br />

15 Wiens buerseken ydel es / ende meestdeel plat<br />

heb ick een Refereynken te ionne begheert<br />

Broeders anveerd<br />

beclaeght de cause dat hulieden deert<br />

ende fantazie weert<br />

20 dat ghylieden beRoyt zyt / en bachten nat<br />

Dan niet <strong>van</strong> my vercreghen / Es beter wat<br />

Ghehadt /<br />

Refereynken<br />

Vrau groote buerze <strong>van</strong> iudas gheslachte<br />

25 die heeft nv de weerelt gheheel in pachte<br />

waeckende zoorghfuldich als ander lyen slaepen<br />

Tdraeyt al vp huer duumken by daeghe by nachte<br />

Raepen ende scraepen zyn bee huer Cnaepen<br />

zien die yeuwers honghereghe vliegskens Gaepen * /<br />

++<br />

met duumCruudt wetense die te lockene<br />

vrau groote buerse / die ziet dan * huut om Raepen<br />

daer zou de honghereghe weet mede te Mockene **<br />

tdier causen dan / zonder der mede te Iockene<br />

5 dat vrau groote buerse weet dese pleghen<br />

en fyn hansken de duudsche / weet laken te slockene<br />

Daer om heb Ick een plaeghe in myn buerse Creghen<br />

De gheldeloose plaeghe myn buerse induut<br />

omme dat vrau groote buersens / buerse sluut<br />

10 met twee stercke lere snoeren tot alder tydt<br />

tdeen heet groot ghewin / zonder dat comtter niet huut<br />

ende tdander snoer / dat es ghenaemt Eeghin proffyt<br />

en huer buerse niet eens noch <strong>van</strong> ghiericheyt splyt<br />

zo zal waen myn buerse / noch plat Langhe vouden<br />

15 vrau groote buers es dobbel gheboomt ende wydt<br />

want zou heefter vele dier dhandt an houden<br />

vrau groote buerse Laet charitate verCouden<br />

tot Raepen ende schraepen / zyn huer zinnen gheneghen<br />

end om datse me spelen / diet beteren zouden<br />

20 Daer om heb Ick een plaeghe in myn buerse Creghen<br />

* ‘Gaepen’: ‘G’ over ‘R’.<br />

+ Fol. 239 r, r. 11 ‘groot ghewin’, 12 ‘Eeghin proffyt’ onderstreept.<br />

* ‘dan’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

** ‘Mockene’: ‘M’ over ‘l’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 239 r


153<br />

Vrau groote buerse gheEerde playsante<br />

die wandelt ter buerse ten houcke Te cante<br />

zou heeft groot vervolgh huut allen steden<br />

zes quaelick om <strong>van</strong>ghen vry zonder wante<br />

25 mids dat Compassie langh es ouerleden<br />

zou Cnappetter al zulck zoudse by anbeden<br />

alsoo Looptter zulck aerm ende bystier naer<br />

ende my ian tachterszuene Laetmen met vreden<br />

tes in buers Eclips / en ten staetter niet claer<br />

30 waer tgheldeken om cryghen es / Tes openbaer<br />

men zalt tot vrau groote buerse beweghen<br />

trauwen tesser wel bewaert / wats daer of / Maer<br />

Daer om heb ick een plaeghe in myn buerse creghen<br />

Prinche.<br />

++ Om dat Ick hebbe zomtyds oock zonder lust<br />

de iiffrauwe metter eender oore gheCust<br />

als dhauere in tlyf was ghedaen een quaet coopken<br />

int nieuwe leyleckerlandt te dicwils gheRust<br />

5 ende met vrau gaeuweloos gheloopen een Loopken<br />

zomtyds ghemaect oock een quaet hoopken<br />

end om dat ick in Euots fraey fraeyer dan fraey<br />

hebbe helpen verghieten zo menich stoopken<br />

<strong>van</strong> dien edelen wynghuereghen Rynsschen baey<br />

10 om dat ick oock gheerne ghedaen heb Assay<br />

<strong>van</strong> cleene Ionghe vueghelkens weeck ghebeent<br />

ende die gheCooct inne der keerssen Laey<br />

Alsoot de Cuere <strong>van</strong>der penssemarct verleent<br />

voorwaer ick meent // en tdyncke my ter deghen<br />

15 Daer om heb ick ic een plaghe in myn buerze Creghen<br />

Noteirt<br />

Zo vvie vp vrau groote buerse tamboert<br />

om leenen zonder Croys. Dats een slicht zouckere<br />

Zou es met Iudas buerse Dobbel ghevoert<br />

20 Hebbende .2. buerzekens symonie en vvouckere<br />

Refereyn<br />

Der Splytemytbuersen<br />

die zonder virtuut // Leuen<br />

+ Fol. 239 v, r. 7 ‘Euots’, 17-20, 22-25 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 239 v


ziende Lancx der nuersen<br />

Eer zy yet huut gheuen /<br />

154<br />

Ach goetherteghe ghevaere / elck letkin truert<br />

hu mette die es zo deerlicke gheschuert<br />

gheeft doch een pennyngsken thuerer ghezonde<br />

+<br />

ia wanneer quamt huer / Ey theeft langhe gheduert<br />

hu daeghen en zaeght ghy yselicker wonde<br />

Tesser al Raeu vleesch twee palmen int Ronde<br />

och ghevaere zaeght ghyse <strong>van</strong> ziecten hyghen<br />

5 zou gheeut en ze gaept tonsent weecxken vp tsponde<br />

niet Liefuelicx en canse in tdlyf ghecryghen<br />

zou heeft my dicwils gheclaeght dies moest Ict zwyghen<br />

dat huer en twat smerte onder therte hilt<br />

Twas ioncheyt docht ick dus ghevaere ick zal Nyghen<br />

10 Ghaet in hu buerse En gheeft Datie wilt<br />

Visiteirtze gheen meestre zeght hoet gheschiet<br />

Ba en zoud niet ghevaere / Anders waert al Niet<br />

maer tmeester ghelt dat moet Ick biddende wesen<br />

zou light zomtyds datmer gheen lyf an en ziet<br />

15 maer Ick hope den meester die zalse ghenesen<br />

v<strong>van</strong>t hy wordt met allen <strong>van</strong> huer ghepresen<br />

dats teeckene <strong>van</strong> ghevoelen tsghenesens Exploot<br />

oock zechtse fraey moedich <strong>van</strong>dse huer gheResen<br />

met dat hy huer deerste substantie in ghoot<br />

20 zalt veel costen ghevaere / ken weets vp myn dood<br />

diueerssche iunctuerkens heeft hy open ghedrilt<br />

of ick een Lipken ghaue / Tian ghevaerlick ghenoot<br />

Ghaet in hu buerze En gheeft datie wilt<br />

Tgoet datse gheluest heeft ghevaere dats wondre *<br />

25 By daeghe by nachte <strong>van</strong> bouen <strong>van</strong> Ondre<br />

en de meester zey Twas al beschimmelt zweet<br />

ghevaere zou wordes thien Iaer te ghezondre<br />

waen ghevaere Tmeysken es <strong>van</strong> natueren te heet<br />

heb icker cost en pyne mede / dats god diet weet<br />

30 dies weynschicxse dicwils in tskerchofs Paelen<br />

neen ghevaere dat ware hu ten minsten Leedt<br />

zou zalt noch naermaels metten Lyfue inhaelen<br />

zyt gheRust en gheeft wat om tsmeesters betaelen<br />

de Reste zal ick vuldoen al waert eennen schilt<br />

* Oorspronkelijk ‘wonder’; ‘e’ geschrapt en huidige eind-‘e’ toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 240 r


155<br />

++ hoe vele ghevaere / kir hoe mueght ie dus draelen<br />

Ghaet in hu buerze En gheeft dat ie wilt<br />

Prinche<br />

Ghevaere wat te gheuene wil ick gheerne doen<br />

5 hu hertelick bedanckende vp dit saeysoen<br />

oft anders waer ick <strong>van</strong> beleeftheden Rude<br />

maer ghevaere hu buerse heeft een vry fatsoen<br />

en tes noch myn bruudbuerse <strong>van</strong> als ick hude<br />

wa es / wa Iaet tian / al seghict hier Lude<br />

10 en hebse zichtent ghedreghen om datse wel stoet<br />

och myn man wast dier dicwils veel lecx in dude<br />

oock stoffeerdhyse met cnoppen dien goeden bloedt<br />

maer ghevaere ick bids hu met grooter oetmoedt<br />

vvat ghelieft hu dat ick gheue myn zinnen stilt<br />

15 bey ghevaere bem ick scheppeghe in hu goedt<br />

Ghaet in hu buerze / En gheeft Datie wilt<br />

Aucteur<br />

++<br />

Ande Eeghin Baetzouckers<br />

Niet dan huer staet Rouckers<br />

20 vvel Willende tsweerelts schat ouerwelfuen<br />

Peynsende voor nyemandt dan voor hem zelfuen<br />

Van Redenlicken dranck ende spyse om eten<br />

in tyds huwen huuse zoorghfuldich voorziet<br />

Ende huwe beesten wilt niet vergheten<br />

25 want zy hongheren / ende Connent heesschen Niet<br />

Costelick bruloft houden / es schae zonder eere<br />

maer tes eerlicke cost voor den Crych ghedaen<br />

Cost om vrienden thelpene es Redenlick zeere<br />

Cost an quistgoeykens ghehanghen es verloren waen<br />

.1. Thimo .6.<br />

Warachtich zeght paulus / goddelicke * eere<br />

niet te vreden te zyne / Es groot ghewin<br />

v<strong>van</strong>t <strong>van</strong> ons zeluen (gheel ketyfuich zeere)<br />

5 en hebben wy ter weerelt ghebrocht niet in<br />

Tes oock openbaer / naer ghelycken zin<br />

dat wyr niet huut en mueghen draeghen<br />

+ Fol. 240 v, r. 18-21 onderstreept.<br />

+ Fol. 241 r, r. 11-20, nota in margine naast r. 18 onderstreept.<br />

* Vóór ‘goddelicke’ ‘tes’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 240 v<br />

+<br />

241 r


dan onse naectheyt Zom een doodcleed min<br />

vvoormen aes wordende in corten daeghen<br />

10 die eens de weerelt zaeghen<br />

156<br />

[Oncuuscheyt met hueren staet]<br />

Oncuuscheyt met hueren staet<br />

dies de Liefde des vleeschs anghaet<br />

Ende die zijn ** bekent<br />

Als duer den schicht <strong>van</strong> Cupido verblendt<br />

15 Onder huer Regiment<br />

den Capiteyn Asmodeus omtrent /<br />

Aucteur aduerteirt<br />

die onCuusschelick zueghen<br />

By tnaervolghende ghenoteirt<br />

die schuwen Mueghen ++<br />

25<br />

O Mensschen gheschepen naer gods zuuer beilde<br />

vvacht hu <strong>van</strong> al oncuuscheyt / duer christus name<br />

ouerpeynst Tryumpherende in wellusts weilde<br />

hoe zou tleuen cort / ende bederft dat lichaeme<br />

schendt duechden / Breict de wet gods eersame +<br />

verteert Rycdom / dood de ziele / beneimt mensschens cracht<br />

cranct tghezichte / ende voor tydt onbequame<br />

Brynght den menssche tot ouderdom / dan mesAcht /<br />

++ +<br />

O vier <strong>van</strong> onCuusscheyt Een heet zondich vier slacht<br />

hu mondt es ghulsicheyt / de vlamme houeerdichede<br />

de spercken // der gheCorrumpeirde woorden Iacht<br />

de Roock een quade name Tot elcker stede<br />

5 Aermoede zyn de asschenen in grooter onvrede<br />

O ionghe * Creathueren mannelicke ** ghezellen<br />

vvacht *** hu voor oncuuscheyt der verkeeren mede<br />

huer hende / dat es die pyne der hellen<br />

[Allen mensschen ter weerelt binnen]<br />

Allen mensschen ter weerelt binnen<br />

10 in oncuuscheyts treyn<br />

die meer tvleesch dan den gheest beminnen<br />

ionick Een Cleyn /<br />

Refereyn<br />

** ‘zijn’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 241 v, r. 24, 25 onderstreept.<br />

* ‘ionghe’: ‘i’ over ‘n’.<br />

** ‘mannelicke’: ‘m’ over ‘p’.<br />

*** Vóór ‘vvacht’ ‘wasch’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Prudentia carnis<br />

mors est<br />

+<br />

Roma .8.<br />

+ Aristo/<br />

+ 241 v<br />

+ Bernardus


157<br />

[Die dicvvils certeyn // Tvleesch in zonden laeft]<br />

Die dicvvils certeyn // Tvleesch in zonden laeft<br />

15 Brandblaeckende iaqueloos suft ende draeft<br />

in vleesschelicke Liefde de zinnekens quist<br />

dwaes moe mat gheloopen vermoeyt verslaeft<br />

ten hende te vergheefs vvat ghy oyndt ghaeft<br />

en hopende den principalen Loon noch ghemist<br />

20 niet beters en wist / ick testamentelick<br />

hulieden gheuen Obedientelick<br />

om wandelen gentelick<br />

dan tnaervolghende Refereyn Presentelick<br />

[Fiat cor tuum immaculatum]<br />

25<br />

Fiat cor tuum immaculatum +<br />

Omni Vita tua dilige deum +<br />

[Doch ghy kerstene mensschen / eensdeels verdooft]<br />

Doch ghy kerstene mensschen / eensdeels verdooft<br />

Weerelt vleesch beminnende bouen maeten<br />

keert hu tot god den heere / end an hem ghelooft<br />

+<br />

Bemindt hem huut gheelder herten en zonder verlaeten<br />

keert hu tmywaerts Roupt hy tot onser baeten<br />

want Ick heb hu verlost in myn ordonneren<br />

met gheen ghelt / maer met bloedeghe wonden en ghaeten<br />

5 Comt dies in myn blydschap wilt my niet tempteren<br />

comt in iherusalem gods stadt doch tryumpheren<br />

daert nemmermeer nacht word noch licht zal ghebreken<br />

<strong>van</strong> Lanteerne noch zonne / Want hy zonder Cesseren<br />

als god zal verlichten die hemelssche Reken<br />

10 Een croone voor asschen wordt thuwaerts ghebleken<br />

voor weenen wordt hu olye / tsblydschaps bewesen *<br />

en lofzangh voor den gheest des droufheyts Treken<br />

smaect dat hemelsch niet dat eerdsch es / ziele ghepresen<br />

Comt my durst Roupt christus / myn durst wilt ghenesen<br />

15 en durst ghy Clopt en bidt vastgheloouich ghemoet<br />

milde zal ick hu tdrynckene gheuen mids desen<br />

huuter fonteynne des leuende watere zoet<br />

verwint ghy zult besitten myns vaders goedt<br />

ende metten Rechtueerdighen zult ghij ghecroont // zyn<br />

20 hu tot een god zyn / vleesschelicke Liefde Afdoet<br />

Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn.<br />

Comt. Roupt christus alle die zyt belaeden<br />

ende hulieder Last zal ick helpen draeghen<br />

* ‘bewesen’: in plaats <strong>van</strong> ‘w’ oorspronkelijk een andere letter (b?); bij de correctie is een vlek<br />

gemaakt; de eerste ‘e’ is overgehaald en de ‘w’ is moeilijk te ontcijferen.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal C.18.<br />

+ Eccli 13<br />

+ 242 r


158<br />

bemindt hem / wiens liefde / tonswaerts es zonder verzaeden<br />

25 Laets hem beminnen dan al ons Leuens daeghen<br />

want de Liefde gods naer salomons ghewaeghen<br />

es een heerlicke wysheyt vry <strong>van</strong> verzycke<br />

Bemindt hem vastgheloouich zonder versaeghen<br />

die god bouen in dhemel end vp deerde blycke +<br />

30 onder de wet gheuers es gheen zyns ghelycke +<br />

Tot wien es ghecommen ons claeghelick zuchten +<br />

in bermherticheden es hy zeere Rycke +<br />

vreest niet / met hu bem Ic zeght hij / wilt gheenssins duchten<br />

Totter crucen doodt oetmoedich hem wildhy pluchten<br />

35 als hy tonswaerts <strong>van</strong>den vadre gheghaen was huut /<br />

+<br />

voor ons ghestoruen ghewillich / en zonder vluchten<br />

Als wy noch waeren onder Tzwaer zondich tribuut +<br />

voor ons gheoffert / want hyt wilde zonder gheluudt +<br />

pacientich stom / als tlam voor den ghuenen diet scheeren<br />

5 gheleden gheerne / voor alle zondaeren Ruudt<br />

ons smerten te draeghene was al zyn begheeren<br />

ghelooft hem / met gheen lueghens mach hy hem gheneeren<br />

die als god ende menssche wilde ghepersoont // zyn<br />

Dus bemindt god / nyemandt en zal hu deeren<br />

10 Bemindt hem die hu bemindt Ghy zulles gheloont // zyn<br />

Bemindt god huwen heere / ghy mensschen eerdich<br />

die ons met zynder Liefden eerst wilde omRynghen<br />

hy es ghenaedich goedertierich ende Rechtueerdich<br />

tes cracht dies dat wy voor alle dynghen<br />

15 duer zyn liefde / vvy ons liefde themwaerts dwynghen<br />

die al onse zonden can huutegronden<br />

end al mocht ons tvyandich ConRoot besprynghen<br />

oft bedrieghers ons volghen teeneghen stonden<br />

Laets vluchten in christus diepbloedighe wonden<br />

20 by hem / om ons onRechtueerdicheden ontfanghen<br />

Tlam gods es hy dwelck afdoet tsweerelts zonden<br />

voor ons ghetrocken gheCoort ghebonden ghe<strong>van</strong>ghen<br />

en schandelick tusschen twee moordenaeren ghehanghen<br />

zyn lichaem den slaenders ghegheuen tdien tyden<br />

25 zendt hy ziecten/ laets ghaen gheen wanhopende ghanghen<br />

maer ontfaen huut Liefden tot een verblyden<br />

v<strong>van</strong>t die christus bemindt / straft hy / en wil castyden<br />

dus hebben wy tgoede ontfaen zonder sommen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

iosue /2<br />

+<br />

iob 36<br />

+<br />

1 Regum 9<br />

+<br />

Ephes .2.<br />

+<br />

242 v<br />

+<br />

Roma 5<br />

+<br />

Esai 53


159<br />

waer om zouden wy niet zomtyds wat mueghen lyden<br />

30 duer wien onser zonden quyctschel es Anghecommen<br />

vreest niet die tlichaem dooden / maer die verdommen<br />

ziel en lichaem mach / datse ter hellen ghetroont // zyn<br />

begheeft de liefde tsvleeschs / maer christene blommen<br />

Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn<br />

35 Prinche<br />

++ Gheestelicke prelaeten // Regierders der weerelt<br />

volck <strong>van</strong> allen staeten // hoe moylick ghekeerelt<br />

zouct god / end hu herte zal wesen verhueght<br />

en bemindt hem voor eerdsche Iuweelen bepeerelt<br />

5 end het zal hu inbrynghen de meeste duecht<br />

Bemindt oock huwen naesten / zoo ghy best mueght<br />

weist hem niet in zyne noodzaecken diere<br />

doch te wyle ghy zyt noch in huwe Iuecht<br />

Bemindt god den heere wiens edel maniere<br />

10 Bermhertich es en milde Vreidzaem huut dangiere<br />

een god end een vadre <strong>van</strong> allen mede<br />

Ouer al duer al in al zoo goedertiere<br />

Comt myn gheminde / Roupt hy comt maecken chiere<br />

in dat huus myns vaders der hemelsscher stede<br />

15 veel schoon wuensten zynder dats warachtichede<br />

gheen ooghe heeft ghezien / noch noyndt oore ghehoort<br />

noch mensschen herte noyndt tminste begrypen dede<br />

dies hy bereedt heeft die hem bemindt onghestoort<br />

ziet deerde zal verghaen / maer blyfuen zyn woordt<br />

20 met cleederen der zalicheyt wil hy ons cleeden<br />

keert doch totten aldermachtichsten dan Rechtevoort<br />

voor eerde / zo wil hy ons steenen bereeden<br />

en voor die steenen / Reyn gulden beken verbreeden<br />

vviens hemelssche glorie mach niet verschoont zyn<br />

25 God es tbeghinsel en thende dus zonder of scheeden<br />

end eer hu ouercommen waewyteghe weeden<br />

Bemindt hem die hu bemindt / ghy zulles gheloont // zyn /<br />

Aucteur<br />

Nu vp dat vvy hem beminnen / en tvleesch mochten haeten<br />

30 Oncuusscheyt Laeten<br />

als niet wel tsamen connende dienen twee heeren<br />

Ionick de vleeschghezinde Thuerlieder baeten<br />

de vvercken des gheests huut Charitaeten<br />

+ Fol. 243 r, r. 27-28 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 243 r


160<br />

++ Int corte / doch hier naervolghende Leeren<br />

end vp dat zy <strong>van</strong>den wercken des vleeschs mochten keeren<br />

zullen die oock vynden der naer ghescreuen<br />

Den gheest alleene Wat wy vermeeren<br />

5 hier in tdal <strong>van</strong> Weene<br />

Omme naermaels zyn verheuen<br />

Can tleuen // Gheuen /<br />

Wercken Des gheests<br />

Voormaels Paulus tot die <strong>van</strong> galathen briefde<br />

10 tzyne wercken des gheests Twaelfderhande manieren<br />

Deerste wortel <strong>van</strong> allen goede De Liefde +<br />

zonder welck / ander duechden hebben gheen verchieren<br />

De tvveede es blydschap gheuende tRegieren +<br />

dat een gheestlick menssche vroylick dapper god dienen zal<br />

15 De derde es Paeys / doende in tsweerelts hanthieren +<br />

de menssche / een gheRust herte houd bouen al<br />

De vierde Verduldicheyt verdraeght al ongheual +<br />

De vyfste vrucht des gheests es Langhmoedichede +<br />

bewyst die grootheyt des moeds int eerdsche dal<br />

20 om der toecommende goeden tverwachten mede<br />

De zeste. goetheyt / die nyemandt noyndt schade dede +<br />

maer allen mensschen wel wil / ende welvaeren Biedt<br />

De zeuenste / Goedertierheyt tot vriendscaps vrede +<br />

noodende / zoetspraeckich / maetich / <strong>van</strong> manieren ziet<br />

25 De achtste. zachtmoedicheyt Alle beroerten vliedt +<br />

der gramschap stillende / ende verzoetende snel<br />

De neghenste Ghetrauheyt * / zonder faelgieren yet +<br />

tonsen naesten / Beloften verbandt ** houdende wel<br />

+ +<br />

De tienste / manierlicheyt die alle voortstel<br />

der vpgheblaesen houeerdie huute sluten Can<br />

De elfste behendicheyt Waer by / in alle ghequel +<br />

hem can <strong>van</strong> alle Boosheyt wachten / wyf ende man<br />

5 De tvvaelfste / Reynicheyt / daer oyndt duecht by beghan +<br />

die een Reyn herte godsvruchtich zonder vercouden<br />

in een Reyn Lichaeme / neerstich onderhouden /<br />

Wercken des vleeschs /<br />

+ Fol. 243 v, r. 11, 13, 15, 17 (woorden in humanistisch schrift), 18 ‘Langhmoedichede’, 21<br />

‘De ... goetheyt’, 27 ‘Ghetrauheyt’ onderstreept.<br />

* ‘Ghetrauheyt’ interlineair boven rasuur.<br />

** Vóór ‘verbandt’ ‘en’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 243 v<br />

+ .1.<br />

+ 2<br />

+ 3.<br />

+<br />

4<br />

+<br />

5<br />

+ 6<br />

+ 7<br />

+ 8<br />

+ 9<br />

+ 244 r<br />

+<br />

10<br />

+<br />

11<br />

+ 12


161<br />

De vvercken des vleeschs die zyn openbaer<br />

10 Als hoererynghe / onsuuerheyt / onschamelheyt mede<br />

onCuuscheyt / Afgodrie / Toovrie / Vyandscap der naer<br />

strydynghe / Bitterheyt / gramschap / kyfuaidge zwaer<br />

Tweedracht / Secten / doodslaghen / Nydt end onvrede<br />

dronckschap / Brasseryen / en dier ghelyck wellustichede<br />

15 ghelyck ick voorzeyt hebbe Paulus tvermaen biedt<br />

die alsulcke sticken doen in des weerelts stede<br />

die en zullen naermaels tRycke gods hebben Niet<br />

// maer die christo toebehooren / zecht hy voorts ziet<br />

hebben haer vleesch ghecruust / metten begheerten der zonden<br />

20 die inden vleessche zyn / dats daer in wandlen yet<br />

Thuerlieder * verdriet<br />

dese mueghen god behaeghen te gheenen stonden /<br />

Gheestlicke Liefde<br />

Ghemerct yeghelick menssche ter weerelt moet stryden<br />

25 zonderlynghe ieghens zyn eeghin vleesch Cranck<br />

ouercommen hem temptacien ten diueersschen tyden<br />

zo moetter ieghens zyn Een gheestlick bevryden<br />

++<br />

maer an wiens hulpe zal zulck nemen den ghanck<br />

An Iesum christum Reyn brudegomme vry en vranck<br />

die zyn gheestlick amoureuse zal blydlick ontfaen<br />

zo wie tzynewaerts keert Twordt zynen danck<br />

5 metter herten zou tnaervolghende zegghende ghaen<br />

Als kerstene ziele zoo int verstaen /<br />

Refereyn<br />

O trauhertich. beminde in liefden ghezeghelt<br />

in wien huer de gheloouende ziele speghelt<br />

10 Christe Reyn brudegomme Lammeken onbevlect<br />

ghy wesende myn toevlucht Bermhertich gheReghelt<br />

vierich zynde thuwaerts inden gheest vpghewect<br />

onder de schaeuwe huwer vlueglen my bedect<br />

dat my myn ommestaenders in ghetaele groot<br />

15 (wiens netten ieghens my zyn zondich huutghestrect)<br />

Niet angrypen / zoo doende mynder zielen noodt<br />

doch schoon lief brudegomme / duer hu bloedighe doodt<br />

hebt myn vyanden onder dyn voeten vertorden<br />

Bedect ontfanght my in huwer ghenaeden schoot<br />

20 die een brudegom der Christenheyt zyt gheworden<br />

eer zy tmywaerts porden // die oyndt ieghens my stonden<br />

Bedect my schoon Lief inde ghaeten huwer wonden<br />

* Rasuur vóór ‘Thuerlieder’.<br />

+ Fol. 244 v, r. 23 ‘Contemplatyfuich’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 244 v


162<br />

Contemplatyfuich gheest eersame die Andwoord huut tsbrudegoms Name<br />

25 Edel christen ziele. Myn naerghemaecte beilde<br />

in de wet der gratien heb ick hu ghestelt<br />

wie mach hu dan deeren / die my noyndt verveilde<br />

nyemandt Roupt christus hu vyanden zyn ghevelt<br />

want heb ick hu niet / metten huutvercoorne ghetelt<br />

30 die my gheestelick by mynder Rechter handt vaet /<br />

+<br />

ende trect my naer hu / dies myn liefde thuwaerts smelt<br />

als erboren zynde / huut een onsteruelick zaet<br />

och lief heb ick hu / met een liefwerckende daet<br />

gheErft en ghemaect myn erfghename Niet<br />

5 dies hu als my / dhemelssche poorte open staet<br />

en huut die poorten des doods heb hu gheheuen ziet<br />

och lief wat mocht ick meer doen / ten es thuwaerts ghesciet<br />

en bouen al die <strong>van</strong> my waert verscheeden ghezint<br />

Lief / heb ick hu / in my niet ghegreffyt ghehint<br />

10<br />

Gheestlicke amoureuse<br />

Bedect my onder hu Rechter hands ghenaede<br />

bedect my schoon lief / doet met my vrouch en spaede<br />

huwe willende wille / zoot hu gheel dynct Goet *<br />

bedect my / my blootduechdich / huut adams zaede<br />

15 bedect my heere helpt my / schoon lief tmywaerts spoet<br />

een teecken an my bid ick doch ** ten besten doet<br />

bedect my / want Booslistelick bem ick bespiet<br />

<strong>van</strong> tsatanitich serpent Twelck onder de voet<br />

<strong>van</strong> hu my gheerne worpen zoude / schoon lief ziet<br />

20 Bedect my huerer thien duust zal ick vreesen niet<br />

al stonder meerder heyrcracht / oock ieghens my daer<br />

myn mesdaeden zyn ieghens huwe hoogheyt gheschiet<br />

veel meer dan der zyn zandekens / ter zee voorwaer<br />

maer al es tpack zwaer // duer hu oetmoedeghe gronden<br />

25 Bedect my schoon lief / inde ghaeten huwer wonden<br />

Contemplatyfuich gheest<br />

In my ghegreffyt ghehint / dats in my gheEenicht<br />

als myn medeghetraude int gheloof eendrachtich<br />

end vp dat ghy mocht wesen / ghezuvert gheReenicht<br />

30 heb ick hu niet ghedweghen in myn heet bloedt crachtich<br />

* Vóór ‘Goet’ is ‘doet’, waar<strong>van</strong> de ‘d’ tot ‘G’ gecorrigeerd werd, geschrapt.<br />

** ‘doch’: ‘d’ over ‘t’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 245 r


163<br />

+ heb ick hu in my niet ghegreffyt Warachtich<br />

huwen paeys / en <strong>van</strong> beeden * ghemaect een Accoord<br />

ick die es / die was / en zal blyfuen / almachtich<br />

heb hu / huut tnederste / tot in dhemel niet anhoord<br />

5 end alst tyd was edel ziele / neder daelt Rechtvoort<br />

Ick onsterflick gheworden sterflick / twelck vp hu zient<br />

end ick helich in wercken / ghetrauwe in myn woord<br />

heb ick hu my zeluen niet ghemaect eennen vriendt<br />

die bem midden onder hu / als een die daer dient<br />

10 vp dat ick hu een god zy / die hu ziele bemint<br />

Lief heb ick hu in my niet ghegreffyt ghehint<br />

Gheestlicke amoureuze<br />

Inde gaeten huwer wonden bedect my schoon lief<br />

dats duer hu bitter passie / al myn zondich grief<br />

15 zuvert ende vergheeft / alsoo bid ick hu dit<br />

ghedynct huwer beloften / in huwer Liefden brief<br />

Brudegomme die ter Rechter handt dyns vaders zit<br />

in tghelooue my ghetraut hebt Liefmoedich verhit<br />

Bedect my en becleedt my / met huwer liefden heet<br />

20 schoon lief bouen der snee/ zal ick dan worden ghewit<br />

bedect ghy myn boosheden ick dit ghelooflick weet<br />

bedect my die omghordt hebt tmensschelick cleedt<br />

daer in ghy der crucen doodt hebt willen steruen<br />

Bedect ontfanct anhoort my / Ten Rechten weghe leed<br />

25 Christe <strong>van</strong> nazareth Laet my toevlucht verwerfuen<br />

eer my bederfuen / verweghen zondighe ponden<br />

Bedect my schoon Lief // inde gaeten huwer wonden<br />

Contemplatyfuich gheest<br />

Die eerst Wandeldet inne die schaeuwe des doods<br />

30 Als verdoolde schaepken heb ick hu niet ghezocht /<br />

+<br />

die waert doe sathanitich ommeRynght vul noods<br />

heb ick hu hem niet ontTrocken / en tmywaerts ghebrocht<br />

heb ick hu niet met my zeluen / steruende ghecocht<br />

vp dat ghy duer my / end ick in hu zoude leuen<br />

5 heb ick in die wynpersse niet alleene ghewrocht<br />

vuldoende twerck der Liefden daer / ziele verheuen<br />

hu verlosser zalichmaecker beschermere Bleuen<br />

end ick die des wets hende bem / heb ick hu niet gheel<br />

vry ghemaect / end in myn Rechter handt ghescreuen<br />

* ‘beeden’: ‘b’ over ‘bl’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 245 v<br />

+ 246 r


164<br />

10 omme mede mocht bezitten hu hemelsch Erfdeel<br />

ghy nv ontlast <strong>van</strong> babylons zwaerdienstich gorreel<br />

en sterck in my gheloouende veel foortsen verwint<br />

Lief hebick hu in my niet ghegreffyt ghehint<br />

Gheestlicke amoureuze<br />

15 Princhelick Lief<br />

Hu bermherticheyt Es inder eeuwicheyt<br />

schoon schoonste Lief / myn god myns zalicheyts ghezeyt<br />

en vvilt doch niet versmaeden twerck <strong>van</strong> huwen handen<br />

laet my in hu hopen / die naer huwen toevlucht beydt<br />

20 bedect my omRynght my / eer ick comme tot schanden<br />

doch met myne voorvaders inde eerdsche Landen<br />

heb ghezondicht tot hemel eerde Luchts bestyncken<br />

almachtich lief die hebt ghebroken myn Banden<br />

myn voorleden mesdaeden wilt gheenssins ghedyncken<br />

25 bedect my vphoud my laet my niet neder zyncken<br />

ghedynct der bermherticheyt wanneer ghy toornich zyt<br />

Laet my tmantelCleedt / huwer ghenaeden Anblyncken<br />

bedect my / voor al dat ieghens huwe wille strydt<br />

end vp dat ick verblydt // by hu mach zyn ghevonden<br />

30 Bedect my schoon Lief. Inde gaeten huvver vvonden.<br />

++<br />

Contemplatyfuich gheest<br />

Princhesse<br />

Ick Die de wortel (zeght christus) <strong>van</strong> dauid blycke<br />

hebick hu oock niet / als vruchtbaer plantsoen gheplant<br />

5 vp dat hu verEeneghen / <strong>van</strong> my niet Bezwycke<br />

tot tsweerelts hend end eeuwich blyf hu Liefste pandt<br />

edel ziele blyft in my dies / als ick in hu Want *<br />

ghelyck de wynRancke / can gheen vruchten voortbrynghen<br />

<strong>van</strong> huer zeluen / ten zy datse vast inden bandt<br />

10 <strong>van</strong>den wynstock blyfue / Bouen ander dynghen<br />

alsoo noch ghy oock / mueght gheen vruchten omRynghen<br />

ten zy ghy in my Blyft vast gheloofuich omtrent<br />

Lief heb ick hier toe niet / Ieghens tsvyands besprynghen<br />

dyns te buten ghaende / hu wille in my gheprent<br />

15 End ** vp dat hu niet bedrieghe tlooslistich serpent /<br />

(dit kendt //) om hu te hebbene <strong>van</strong> my ghedint<br />

Lief heb ick hu in my niet ghegreffyt gheint<br />

+ Fol. 246 v, r. 21 ‘Scriptura’ onderstreept.<br />

* Rasuur (gheplant) vóór ‘Want’.<br />

** Rasuur (dit kendt) vóór ‘End’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 246 v


Myn<br />

Gheestlicke amoureuze<br />

+<br />

165<br />

20 Deze myn Amoureuse zeer verre befaemt<br />

dheleghe Reynne Scriptura ghenaemt<br />

oyndt ongheblaemt<br />

myn bemintste // verzintste // onder der zunnen<br />

die gheerne zom ontEerden / maer eer zelue beschaemt<br />

25 huut eennen goetinborstighen gheest gheRaemt<br />

zoot best betaemt<br />

Wil ick een Refereyn testamentelick iunnen /<br />

Refereyn<br />

O Hooghste lief beminde Reyn heleghe schriftuere<br />

varyncx bekent gheel der weerelt duere<br />

huut al myr zielen crachten ick hu Beminne<br />

5 der godlicker wercken ghestaedeghe figuere<br />

memoriaelbouck <strong>van</strong>den eersten beghinne<br />

ghy myn troost myn toeverlaet / myn liefste vriendinne<br />

vul schoonder beloften zo tontfane als ontfaen<br />

toegheschict den gheloofueghen tot hueren ghewinne<br />

10 dies blyft myn Liefste gheminde zonder ofghaen<br />

och dat valssche verstanden Ieghens hu vpstaen<br />

ende daghelicx mesbruucken / naer huer zinlicheden<br />

och lief tes schande / en zeer onEerlick mesdaen<br />

ghy tshelighs gheest doctrine / vul zuuer zeden<br />

15 och lief vul vreden // wien dat hu therte zeere // groet<br />

Och lief tes schande / datmen hu die onEere // doet<br />

Och lief tes schande ia groote schande blamelick<br />

och datmen hu handelt zo onbetamelick<br />

hu als gemme des christenen ghelooue claer<br />

20 tresoriere der godlicker secreten namelick<br />

der Christen kercke vroom vast ghestaedich pylaer<br />

vvet / ordonnantie / gratie / ende der naer<br />

Regule / bewys / vpRechte Leerynghe Certeyn<br />

naer de welcke moeten wandelen en leuen voorwaer<br />

25 die hu beminnen / metter werckende liefde Reyn<br />

Och lief dat hu zo menich sophistich vileyn<br />

vvil handlen eeghinzinnich / die zyt puer onbevlect<br />

vul gheestlick verstands / zuuer keest zuuer greyn<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

247 r


166<br />

zonderlynghe de ghuene hu doctrine suspect<br />

30 hu vleeschlick ontdect // en daer toe tallen keere / spoet<br />

Och lief tes schande datmen hu die onEere // doet<br />

O Lief heleghe schriftuere in myn herte gheplant<br />

onverwinlick onbevlect als zuver dyamant<br />

in hu beslutende toude ende nieu testament<br />

35 vul gratien duer tshelighs gheest hooghemelsch verstandt /<br />

++<br />

onslieden ghelaeten tonsen trooste gheel omtrent<br />

in hu zyn drie goddelicke duechden bekent<br />

Ghelooue / Hope / Liefde ofte Charitaete<br />

alder philosophen conste hoe wys vp ghespent<br />

5 platonicque Tulliaensche Commen te Laete<br />

want meestdeel huerer / metten apocryfuen staete<br />

ontEeren hu / studenten der prophane Clercgie<br />

den gheest en tvleesch stryden / om singuliere baete<br />

Midswelcken consequentelick volght herezie<br />

10 O groote partie // dyns / wien ick vermeere / goet<br />

Och lief tes schande datmen hu die oneere // doet<br />

Princhesse<br />

Zulck morosophorous Wanen wys zyn Alleene +<br />

O helighe scriftuere wil hu stellen ghemeene<br />

15 subiect een eerdsch ydel Geographiste<br />

dyn verstandt huutlegghende vermeitlick onReene<br />

tzelf onclaer verduusterende als Alchemiste<br />

doch elck huwer beschermheere /es Euangeliste<br />

dat der Liefden ferie / en ghetughe zyt ghij<br />

20 <strong>van</strong> christus Liefde tonswaerts / eer wy te quiste<br />

sathanytich benydt waeren / wel weten wy<br />

oock dat gheboren / ghestoruen verResen es hy<br />

end vpgheclommen tzynen hemelsschen vadre<br />

zommeghe bevlecte secte Brynghent anders by<br />

25 elck waent thuwer onEere zyn schande ontladre<br />

maer bouen al es hy aergher dan verRadre<br />

zulck blasphemich bescadre // <strong>van</strong> huwer leere // zoet<br />

Och Lief tes schande / datmen hu die oneere // doet<br />

Aucteur<br />

30 Noch thuerer laudatie in een gheestlick verstandt<br />

moet ick myn voornoemde Amoureuse schyncken<br />

+ Fol. 247 v, r. 13 ‘morosophorous’ en nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 247 v<br />

+ grece


167<br />

++<br />

een middelbaer Refereynken ghemaect voor dhandt<br />

zynde inde west Cant<br />

omtrent ghistele moest ick huer ghedyncken<br />

Refereyn<br />

5 Myn trauhertichste Reyne gheschepene beilde<br />

wiens bywesen gheenssins my noyndt en verveilde<br />

zonderlynghe lief / duer huwen voys bequame<br />

waer in Ick gloryere / ende scheppe weilde<br />

als zynde bouen andre my Anghename<br />

10 Tresoriere myns gheests / zo verre dat betame<br />

en mids huwen voys / my luud zo zoet int hooren<br />

ick en can my hier in lief / Liefste eersame<br />

niet ghenough verblyden / doende druck verstooren<br />

dat ghy die zoo ornatelick cont oorbooren<br />

15 troostbarich zynde als hemelsch gheluud ghebleken<br />

ontslutende de alder best sprekende trezooren<br />

ynghelicke tonghe gheduerich in tspreken<br />

dies onbezweken // stellende twyffel bezyden<br />

Ick en can my hier in lief / niet ghenough verblyden<br />

20 Als Precieuse gemme schoon Orientale<br />

die zoo Reyn Liefvoyselick in tspeciale<br />

discretelick voorzienelicke tryumpheert<br />

verstandich punctuerende / dats tprincipale<br />

matich ortographistelick gheordonneert<br />

25 hier in heb ick verblyden / dwelck te bouen passeert<br />

alle verblydynghe / duer veel ander gratien<br />

ende dat Resonanche heeft vast gheconfirmeert<br />

huut een hertkin Reyn zuuerst in generatien<br />

Ick en can my hier in lief thuwer Laudatien<br />

30 inder waerheyt gheenssins ghenouch verblyden niet<br />

voys / die my den gheest duerdrynght telcker spatien<br />

++<br />

Wanneer der huutspraecke ieghens my duer gheschiet<br />

tdier causen ziet // Tmynder zinnen bevryden<br />

Ick en can my hier in lief / niet ghenouch verblyden<br />

Vroom ghestapeleert staende vpRecht in tverstandt<br />

5 vastgheloouich metten zweerde / <strong>van</strong> gods woord in dhandt<br />

Clouck ieghens den prinche der lueghenen strydbaer<br />

Rozier zoetluchtich * in iherico gheplant<br />

duer wiens voys / volght alle troostbaericheyt Naer<br />

+ Fol. 248 r, r. 5 ‘Myn trauhertichste’ onderstreept.<br />

+ Fol. 248 v, r. 29 ‘O ... schriftuere’ onderstreept.<br />

* ‘zoetluchtich’: ‘z’ over ‘g’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 248 r<br />

+ 248 v


168<br />

O myn lief / dat ghy huwen voys Reynvoysich claer<br />

10 tmywaerts zo prysweerdelick cunt ontsluten<br />

ick en can my hier in lief Voorwaer Voorwaer<br />

ghenouch verblyden in myns zielen cracht conduten<br />

dat ghy duer huwen voys / O myn lief Cont huten<br />

al dat totten ghelooue dient / die secreten<br />

15 en wat wercken / dat oock huten ghelooue spruten<br />

zouckende dat hemelsch es / ydelheyt vergheten<br />

den wech der waerheyt weten / Leeren in myn tyden<br />

Ick en can my hier in lief / Niet ghenouch verblyden<br />

Princhesse<br />

20 Duer huvven ** voys Woorden spreict ghy<br />

waer by / der troostbaer beloften verzekert zy<br />

end in Christo betrauwen zal zonder Afscheeden<br />

huwen voys blyft gheel inder warachticheyt by<br />

huwen voys es vervloghen in tsweerelts breeden<br />

25 vvat gracien hu anderssins mueghen becleeden<br />

in huwen voys Can ick my niet verblyden ghenouch<br />

waer mede ghy Reynmatelick cunt beleeden<br />

Leerynghe ter zaelicheyt spa ende vrouch<br />

O helighe schriftuere / wien ick oyndt ionste drough<br />

30 als myn liefste beminde intherte Binnen<br />

+<br />

dyns inhouden als dalder troostbarichste ghevough<br />

doet my hu inwendich inden gheest Beminnen<br />

hier in lief metten zinnen // moet ick noch Belyden<br />

Ick en can my hier In lief / niet ghenouch verblyden.<br />

Aucteur<br />

Nu volghen vvy voort. // zoot best behoort<br />

<strong>van</strong>den maegden oude vrauwen<br />

ende weduwen fyn<br />

Ende daer naer staphans // <strong>van</strong> vrauwen en Mans<br />

10 die mids tsamen trauwen<br />

inden huwelick zyn<br />

De ionghe ghezellen // Ende ionghe meyskens<br />

loopende Brat<br />

vrau venus brunellen // lyskens * en Leyskens<br />

15 en die huer wederpaer eennen trap OntTellen<br />

Zullen oock hebben Wat<br />

** ‘huvven’: oorspronkelijk ‘hiu...’, eerste ‘v’ over tweede been <strong>van</strong> ‘u’.<br />

* Vóór ‘lyskens’ ‘leys’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 249 r


MaegDelicke staet.<br />

169<br />

Paulus Exalteirt den maegdelicken staet<br />

Weerdicht verdiendlicxst / bouen al tes Recht<br />

20 maer die wil / mach huwen / hij doet gheen quaet<br />

Beter huwen dan barnen / als de zelue zeght /<br />

.1. Corinth .7.<br />

De ghuene die zyn dochter huwet wel doet<br />

maer doet beter / de ghuene diese huwet niet<br />

25 die ** niet ghehuwt es / heeft zoorghe der dynghen goet<br />

die <strong>van</strong> onsen heere zyn / omme die beliefuen vroed<br />

ende <strong>van</strong> die ghehuwet es / word anderssins gheschiet /<br />

++<br />

heeft zoorghe <strong>van</strong>den dynghen deser weerelt ziet<br />

De man / hoe hy zyn huusvrauwe / zal behaeghen<br />

De vrauwe / zonder zonder voorder te peynsene yet<br />

dan om hueren man behaeghen oock tallen daeghen<br />

5 die tvleesch bemindt Can dheere god gheen liefde draghen<br />

Man ende vvyf zyn met thuwelick ghebonden<br />

Een maeght onghebonden / vry talder spatie<br />

Man en wyf zyn onder de wet tallen stonden<br />

maer / eenne maeght / die es onder de gratie<br />

10 Een maeght /die haer Reynicheyt god vpgheoffert heeft<br />

en ghewyelt es / <strong>van</strong> alsdoe dan voort An<br />

die Leeft ghetrauwet zo langhe zou Leeft<br />

end es ghetrauwet <strong>van</strong> een onsteruelicken man<br />

Eist zaecke nv dat zou daer naer dan<br />

15 vvil trauwen naer de wet des huwelicx zede<br />

zo doet zou ouerspel / ende niet ontghaen Can<br />

zou en word / een dienstmaeght des doods der mede<br />

Eccli .26.<br />

Bevvaert dyn zuverheyt <strong>van</strong> herten / met nauwen liste<br />

20 want die duecht en es te weerderen niet<br />

Daerom Matheus * apostel end Euangeliste<br />

liefuer hadde / dat hem tsteruen zoude zyn gheschiet<br />

dan dat de Conyghinne Ephigenia ziet<br />

(naer datse god / voor dhelighe kercke int leuen<br />

25 als bandt in hemel en der eerden / die nyemandt ontvliedt /<br />

** Vóór ‘die’ ‘die ghuene’ geschrapt.<br />

+ Fol. 249 v, r. 23 ‘Ephigenia’ onderstreept.<br />

* ‘Matheus’: ‘u’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 249 v


170<br />

huer trauwe en belofte / hadde ghegheuen)<br />

// zoude huwen metten conyngh Irtacus verheuen<br />

die nochtans beloofde hem <strong>van</strong> zyn wet tontgordene<br />

Ende met al zyn volck kersten te wordene<br />

Apoca. 14<br />

Die metten vrauwen niet besmet zyn / en maeght bleuen<br />

zonder vlecke / voor den troon gods / zulcke staet<br />

++<br />

zynghende / daer eenen nieuzangh vp gheheuen<br />

voor god / ende voor tlam / Int eeuwich leuen<br />

ende volghen dat lammeken waer dattet ghaet<br />

Huvvelicke Staet<br />

5 Thuwelick Es eerlick onder alle staeten +<br />

Ende dat bedde / zonder smette / Bouen al<br />

maer god zal / die oncuussche menshen * verlaeten<br />

ende die ouerspeelders hy oordeelen zal<br />

Teerste Religioen dats thuwelick bequame<br />

10 als heligh oorboirlick want god sprack wylent eer<br />

daer zy twee verzaemt zyn / in mynen name<br />

daer bem ick inden middel / wat wildy meer<br />

Adam end Eua wesen ons den wech<br />

datmen tmensschelicke gheslachte moet vermeeren<br />

15 zonder Redene / en voughter gheen ontzegh<br />

alsment mach doen met god / ende met eeren<br />

Naer dat adam end eua hadden ghezondicht<br />

Beetzeb theldimanim was thuerwaerts tverclaersen<br />

zoot huer teender penitentien was Becondicht<br />

20 Dats in pyne zult ghy huwe kynderen Baersen<br />

Huus Erfue ende Rycdom menichfout<br />

mach ons wel <strong>van</strong> ons ouders zyn bleuen<br />

maer een wys wyf Prysvveerdigher dan goudt<br />

Wordt alleenlick <strong>van</strong>den heere ghegheuen<br />

Thobie<br />

Die thuvvelick Anveerden hier in tleuen<br />

ende god daer huut sluten / dach ende nacht<br />

end ** hemlieden der wellusticheyt ouergheuen<br />

+ Fol. 250 r, r. 4 onderstreept.<br />

* ‘oncuussche menshen’ (?) interlineair in zeer zwarte inkt boven rasuur.<br />

** ‘end’: oorspronkelijk ‘ende’, laatste ‘e’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 250 r<br />

+ hebre. 13.


Ouer zulcke / zo heeft de vyandt macht /<br />

171<br />

++ Goet es dat huwelick / daer de weerelt duere<br />

in generatien wordt vermenichtfuldicht by<br />

maer beter es tmaegdom / in zulcken viguere<br />

Waer duer dhemelssche glorie vercreghen zy<br />

5 In deerste eeuvve duer de gods gratie<br />

ghemerct zy natuere ghauen statie<br />

Onse voorders hebben gheweist vruchtbaer<br />

om vermeersen de mensschelicke generatie<br />

want zonder Seth abel ende Caym tdier spatie<br />

10 Adam hadde noch dertich kynderen voorwaer<br />

Iayr israels zeuenste Rechtere daer<br />

hadde oock tsghelycx dertich zuenen in tleuen<br />

Thespis <strong>van</strong> athenen die volghder naer<br />

<strong>van</strong> hem zyn vichtich dochteren ghebleuen<br />

15 maer tsghelycx noyndt dan <strong>van</strong> Roboam ghescreuen<br />

dese hadde Thien huusvrauwen ghepresen<br />

dertich Concubynen hem toeghegheuen<br />

xxviij zuenen / Veertich dochters bouen desen<br />

huuten welcken / es groote generatie gheResen<br />

20 deene tot tgoe / ende dandre tot quaede<br />

huut des huwelicx staet Comt tbeste wesen<br />

Met meerder zalicheyt / Eere / ende minst schaede<br />

Scheppers huus<br />

25 Te Wiens huse dat ick myn hudach * hilt<br />

heeft myn Ionste themlieder waerts ghewilt<br />

ion ick thobias historie By speciale<br />

dat men die / zoo icxse eens maecte ghebrilt<br />

in twaelf parcken doe schilderen in huerlieder zale<br />

ick consentere datmen den werckman betale<br />

Thobias historie<br />

By corter memorie.<br />

+ Fol. 250 v, r. 9-11, 13, 15 (namen in humanistisch schrift), 16 ‘Thien huusvrauwen’, 17<br />

‘Concubynen’, 18 ‘xxviij zuenen’ onderstreept.<br />

* Rasuur (brulo) vóór ‘hudach’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 250 v


172<br />

++ Thobias int slauen // Niet gheerne ghelaten<br />

vvilde doode begrauen // huut Charitaten<br />

Waerm zwaluwen dreck // viel in zyn ooghen<br />

Blendheyts ghebreck // moest hy ghedooghen<br />

5 De ionghe thobias vry // Met dinghel Raphael<br />

naer tstadt <strong>van</strong> meden zy // Beede wandelen wel<br />

By tygris vloedt // Een groote visch huutghynck<br />

Die thobias wel ghemoet // Byden wammen vynck<br />

Thobias in duechden // heeft Sara ghetraut<br />

10 Manierlicke vruechden // heeftmer Anschaut<br />

Thobias en Sara zaen // hebben met ghestadicheden<br />

Ter nacht beede vpghestaen // En god dheere ghebeden<br />

Raphael thobiam heeft // by Sara ghelaeten daer<br />

thobias hem thandschrift gheeft // te Rages Reysder mede naer<br />

15 Daer ontfaende de sommen // <strong>van</strong> gabelo ghetelt<br />

zyn tsaemen ghecommen // En ter bruloft ghestelt<br />

Dat thobias langhe toufde // eer hy wederomme keerde<br />

zynen vader hem bedroufde // en zoorghe in hem vermeerde<br />

Thuus Es hy gheRaect // met dinghel die hem diende<br />

20 en thobias die maect // zyn vader weder ziende /<br />

Raphael es wech ghevloghen // ter eerden vallende tdier tydt<br />

hebben zy met knyen gheboghen // dheere god ghebenedydt<br />

Inder hueren zynder doodt // thobias zyn zuene Riep<br />

god te vreesen hem ghebood // der naer hy in vreden sliep<br />

Ghehuvvede +<br />

Verstandich verstaet // ende vaste staet<br />

ghy Eersame wesende in tshuwelicx staet<br />

daer myn tydt oock in mede ten hende ghaet<br />

30 <strong>van</strong> my niet ghehaet<br />

als eenen staet <strong>van</strong> eeren louelick pryselick<br />

daer nyd end onEere niet es vpRyselick<br />

+<br />

<strong>van</strong> my testamentlick danckelick ontfaet<br />

onthoudende Vaet<br />

tghuendt dies hulieden paulus minlick Raed<br />

inder leerynghen graed<br />

5 myn naervolghende Refereyn es bewyselick<br />

die zyn huwelick zoo wel houd<br />

tot hy word oud<br />

Doet wyselick /<br />

+ Fol. 251 r, nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 251 v<br />

+ 251 r<br />

+<br />

Aucteur


Refereyn<br />

173<br />

10 Ghy mannen hebt hu huusvrauwen lief int leuen<br />

zoo als christus zyn kercke ghehadt heeft lief +<br />

ende heeft hem zeluen voor haer ouerghegheuen<br />

vp dat hyse zoo helich te maeckene besief<br />

die mans zullen haer huusvrauwen in alle meschief<br />

15 Lief hebben / als huerlieder eeghin Lichaeme<br />

vvie zyn huusvrauwe bemindt naer paulus brief<br />

die bemint hem zeluen / Want zoot betame<br />

noyndt hadde yemandt zyn vleesch onbequame<br />

in haet / maer onderhoud / Als * dheere de kercke doet<br />

20 verzaemt met elckandren / naer vvetentheyt eersame +<br />

eere tot dyn wyf draeghende goethertich ghemoet<br />

Als ** tot een broossche vaetken / end huer vriendlick groet<br />

eere Reuerentie zult weder ghewinnen<br />

zoo weeren haet en Nydt<br />

25 Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen<br />

En ghy vrauwen / huwe mans onderdanich zyt / +<br />

30<br />

Sara hueren man Abraham was onderdanich +<br />

hem heetende heere *** / met eerweerdichede<br />

tsghelycx zult naervolghen niet Bittertraenich<br />

want <strong>van</strong>der vrauwe / es die man thooft telcker stede +<br />

End alsoo iesus christus Onse paeys en vrede<br />

+ +<br />

Thooft <strong>van</strong>der kercken es Certeynlick claer<br />

ende ghelyck die kercke tsghelycx oock mede<br />

es onderdaenich / dheere iesu christo voorwaer<br />

dier ghelycke alle vrauwen zullen openbaer<br />

5 hueren mans onderdaenich zyn in allen dynghen<br />

ghy mannen zultter niet Ieghens zyn bittere / maer<br />

vriendlick / met elck andren goe liefde vulbrynghen<br />

<strong>van</strong> vpRysynghe der woorden / wilt hu bedwynghen<br />

weist tzynewaerts toufzaemich met herte en zinnen<br />

10 hem niet Lichte verwyt.<br />

Ghy Vrauvven wilt hulieder mannen beminnen<br />

en ghy mannen huwe huusvrauwen Vriendelick zyt<br />

Van haer lichaeme / heeft die vrauwe gheen macht +<br />

maer die man in behoorlicke tyden en stonden<br />

15 tsghelycx zo en heeft oock de man gheene cracht<br />

* Oorspronkelijk ‘als’; ‘A’ over ‘a’.<br />

** ‘Als’: ‘A’ over ‘al’.<br />

*** Rasuur (Eere?) vóór ‘heere’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Ephes. .5.<br />

+ .1. Petri .3.<br />

+ .1. petri .3.<br />

+ genesi. 18.<br />

+ Ephes. .5.<br />

+ 252 r<br />

+ Ephes. .5.<br />

+ .1. Corinth. 7


174<br />

maer om kyndren vercryghen / naer der natueren wet<br />

ouer zyn lichaem / maer de vrauwe / zonder zonden<br />

ende in gheschicter ordonnantie bevonden<br />

vp dat ghy hulieden zomtyds schict in tghebed<br />

daer Naer * wederom verzaemt / huut eerbaer gronden<br />

20 dat hu Sathanas temptere niet / Pryslick belet<br />

om hu onCuusscheyts wille / die thuwelick besmet<br />

en dan walghelick voor den ooghen gods zou wesen<br />

maer om kyndren vercryghen / naer der natueren wet<br />

als twee zielen in een Lichaeme ghepresen<br />

25 zult elck andren vriendhoudich zyn / en bouen desen<br />

deen den andren verlaeten noch hu trauwe dinnen<br />

maer in tshuwelicx tydt<br />

Ghy mannen wilt huwe huusvrauwen beminnen<br />

En ghy vrauwen huwe mans onderdaenich zyt<br />

30 Princhesselicke<br />

Vrauvven duer kyndren generatie +<br />

zult behouden worden / Vliedt murmuratie<br />

Blyft ghy int ghelooue / en der liefden treyn /<br />

+ +<br />

in helichmaeckynghe met manierlicke gratie<br />

niet quaet sprekende / ende zuver zynde Certeyn<br />

ghetrauwe in alle dynghen Lichaemelick Reyn<br />

Dyn huusghezinde bezoorgsamich hanthieren<br />

5 vvel vermueghende / als dyn mans wederpaer en greyn<br />

tzynder verblydynghe hu * eerlicke verchieren +<br />

maer niet in vlechten of gouds wellusteghe manieren<br />

maer in tzelue / dat behoorlick es den vrauwen<br />

zulckerwys men daer in en dyn eerlick Regieren<br />

10 die eere gods duer goede wercken mach schauvven +<br />

Schuut ialousie / ende wilt elck andren betrauwen<br />

met goeder ghenouchte thuwen huusen Binnen<br />

alst pas gheeft verblydt<br />

Ghy Vrauvven Wilt hulieder mannen beminnen<br />

15 En ghy mannen huwe huusvrauwen vriendelick zyt /<br />

Aucteur<br />

Zyt zuver / als Penelope icarus dochtre<br />

dhuusvrauwe <strong>van</strong> vlysses Reyn zuver Aerdt<br />

huer met ghiften te ontEerene menich zochtre<br />

* ‘N’ over andere letter.<br />

* ‘hu’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .1. Timothe/ .2.<br />

+ 252 v<br />

+ .1. Timoth. .3.<br />

+ .1.Petri/ .3.<br />

+ .1. Timoth / .2.


175<br />

20 maer hoe ghesmeect / wat belooft / nyemandt an gherochtre<br />

huer man twyntich iaer ghederft / heeft haer eere bewaerdt /<br />

Doodt dies huwe leden die zyn vpder Eerden +<br />

oncuusscheyt / besmettynghen qua begheerlicheden<br />

vleesschelicke wellusten / wilt gheenssins Anveerden<br />

25 in zuuere ghepeynsen Bezit huwe Leden<br />

ende wilt niet hoereren te gheenen steden<br />

zoo als zommeghe hebben ghehoereirt / Ach<br />

ende wierden gheplaeght / om dat zy mesdeden +<br />

Omtrent xxiij duust / storuer vp eennen dach<br />

30 Nu voort myns Beghins<br />

ion ick ook wat Den Vader des huusghezins<br />

+ Al eist dat den staet / <strong>van</strong> alle weerlicke dynghen<br />

en den huutghanck <strong>van</strong> allen handel int omRynghen<br />

al meest zyn der fortunen / onderworpen bleuen<br />

gheenssins dies te min ne zalmen Afdwynghen<br />

5 en daer om achterlaeten / Een Regle <strong>van</strong> leuen<br />

Anghemerct dan hoe wel in een huus zy beseuen<br />

den cost en tghewin ghelyck te zyne daer<br />

zo mach nochtans duer een haest onghluc anghedreuen<br />

den staet <strong>van</strong> dien huuse verderuen openbaer<br />

10 Ende dus by consequentie zo volghter Naer<br />

een onachtzaem ende zoorgheloos mensschen staet<br />

es een gheel vervallende huus voorwaer<br />

midswelcken tgheheel huusghezinde te nieten ghaet<br />

Donachtzaemheyt des huus Regierders twelck zeere schaedt<br />

15 tes een gheweldich vier int huus ontsteken<br />

Onderzouct dies neerstelick vp dat hu baet<br />

tRegiment dyns huusghezins / zoo zoorgfuldich bleken<br />

v<strong>van</strong>t minst schande zo eist by maniere <strong>van</strong> spreken<br />

in tyds schaede te voorstaene met neerstichede<br />

20 dan by verzwymenessen onAchtsame ghebreken<br />

gheel te verghaene / Dan commen tot ketyfuichede<br />

Tes claerlick dies Een groote voorzienichede<br />

voor een vader des huusghezins dat dicwyls hy<br />

ouerzie al zyn dynghen / hoe dat daer mede<br />

25 ghestelt es / en claer wete / hoet met zynen staet zy<br />

zoo voorstaet hy in tyds schande / end eere blyft hem by<br />

Den huusman<br />

Aucteur<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Collos .3.<br />

+ .1. Corinthe. .10.<br />

+ 253 r


176<br />

Ghy ionghers noch ghecleed metten eersten wambaeyse<br />

30 ende gheerne ghecryghen zoud oock een wyf<br />

doch en haest hu niet wilt ghy leuen met Paeyse<br />

Anziet goed noch schoonheyt waen aerm ketyf<br />

+<br />

maer heeftze wysheyt discretie in tlyf<br />

om zulck eenne cryghen wilt stupen en nyghen<br />

dit ion ick hulieden en belouet hu styf<br />

Duecht eere / ende goedt zultter by vercryghen<br />

Refereyn<br />

Den huusman verblydt hem met gheest ende zinnen<br />

in paeyselicke neerynghe / ten lande Binnen<br />

in ieghenspoet vyndende troostbaerich vermaen<br />

dat hem fortune toevloeydt / tnoodzaeckelick winnen<br />

10 ende alle zyne zaecken voorspoedich voortghaen<br />

om proffyt ontfaen<br />

dat ieghens hem kyfuaigen noch tvvisten vpstaen<br />

maer elck hem eendrachtelick ieghens hem quyt<br />

zyn kynderkens hem zynde buughsaemich onderdaen<br />

15 met een duechdelick vpwassen tot alder tydt<br />

hier of heeft hy verblyden in zyn bevrydt<br />

Tes claer / kend en Lydt<br />

maer bouen veel verblydens hoe blyde ghemoet<br />

Den huusman Certeynelick alder meest verblydt<br />

20 al hadhy anderssins in alle zyn voorNemen spoet<br />

In een eerbaer Wyse / stercke huusvrauwe goet<br />

Zou es hem een verblyden in druck ende Rauwe<br />

maer wie zal ghevynden zulck een stercke vrauwe<br />

haer prys es verre / en <strong>van</strong>den laetsten paelen<br />

25 haer mans herte verlaet hem / vp haer ter trauwe<br />

ende neerynghe zal hem ghebreken noch faelen<br />

en zonder draelen<br />

zou doet hem goet / ende gheen quaet verhaelen<br />

zyn leuen lanck / end aerbeydt met hueren handen<br />

30 ghelyck een Coopmans schip / in tghelyckelick taelen /<br />

+<br />

es zou / twelck zyn brood brynght huut verre landen<br />

zou staet tsnachts vp / ende met goe verstanden<br />

bin huer huusghezins Randen<br />

gheeft zou voedsel ende spyse / om tzyne ghevoedt<br />

5 dies zegh ick dat den huusman bouen Rycke panden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 253 v<br />

+ 254 r


177<br />

meest verblydt wat hem anders blydelick groet<br />

In een eerbaer Wyse stercke huusvrauwe goet<br />

Met sterckheyt can zou huer lendenen omRynghen<br />

huer handen huutstreckende / tot stercke dynghen<br />

10 end huer handen open doende totten aermen ziet<br />

totter spille can zou haer vyngheren dwynghen<br />

end en eit haer brood met Ledicheyt niet<br />

gheen wanckelbaer Riet<br />

gheen man wordt dies edel inder poorten gheschiet<br />

15 zou can huer zeluen maecken een Reyn verchieren<br />

witte zyde / twelck teecken der eerbaericheyt biedt<br />

ende purpur dats haer cleed in Liefde hanthieren<br />

stercheyt ende verchierynghe By manieren<br />

int huusghezins Regieren<br />

20 dats tvppercleedt <strong>van</strong> deser stercke vrauwe vroedt<br />

dus met goeder Redenen / die gheen lueghens vieren<br />

den huusman verblydt meest in vleesch ende bloedt<br />

In een eerbaer Wyze stercke huusvrauwe goet<br />

Prinche<br />

25 De zuenen <strong>van</strong> deser vrauwe fine<br />

stonden vp / ende presense zaelich te zyne<br />

end huer man die Loofdeze oock der naer<br />

zou mercte naer een acker te dien termine<br />

zou cochtse ende plantte der eennen wynbergh daer<br />

30 wyselick eerbaer<br />

<strong>van</strong>den vruchten / <strong>van</strong> haer eeghin handen voorwaer<br />

en veel dochteren vergaderden thuerer vrede<br />

veel Rycdommen tsaemen warachtelick maer<br />

ghy ghaetse al te bouen in deerdsche stede<br />

35 ghy stercke wyse vrauwe dits warachtichede<br />

+<br />

want huere zede<br />

verwint Alle * zwaermoedicheyt onder de voet<br />

den huusman dies / al hadhyr cleen goeyken mede<br />

verblydt meest / als hy tcleedt <strong>van</strong> Redenen andoet<br />

5 In een eerbaer Wyse stercke huusvrauvve goet.<br />

Onderdaneghe mans<br />

Dusdanighe goe mensschen / wien noyndt goe dienst schilde<br />

goede Iobbers in Bonifacius ghilde<br />

* ‘Alle’: ‘A’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 254 v


178<br />

onderdaenich hueren vraukens By nachte by daeghe<br />

10 ick met een Refereynken oock voorzien wilde<br />

dat zyt zoo vulbrynghen ieghens qua wyfs plaeghe<br />

Refereyn<br />

Vrau stranghe Als baliuiinne <strong>van</strong> prochien drie<br />

die heeft voortgheRoupen huer liefste manneken<br />

15 Floen staessen Coppin ianssin ghenaemt / <strong>van</strong> Coxie<br />

maer <strong>van</strong> clein vps weghe scheltmen hanneken<br />

hoort / sprack zou / eer ghy ghaet om een Canneken<br />

myn gheboden tonderhouden / moet hu ghebueren<br />

Eerst moet ghy claer / ghelyck een Olypanneken<br />

20 telcken alst my goet dynct Myn cueckene schueren<br />

zomtydts tbouczack voor my draeghen een Coppel hueren<br />

pruetsch als een pronckcauken achter der straeten<br />

dit ghebied ick hu dus By myn nieuwe Cueren<br />

gheerne sprack hy wyfueken / al zoud ict bezueren<br />

25 Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />

I Tem noch moet ghy wasschen ende water Pitten<br />

end haspen / als ghy hebt ghewrocht moe en mat<br />

oft ic zal ie Rasch in hu PaRuucke zitten<br />

en verluchten die Rechts <strong>van</strong>den plumen wat<br />

30 als ghy niet en wint / zult ghy maer eten alf zat<br />

als ghy wel hebt ghewonnen / tghelt moet ie my gheuen<br />

ende vyndt ghy dan om poyen hu buerseken plat /<br />

++<br />

een placxken cryghtie zoo mueght ghy ieghens my leuen<br />

en ghy moet / eer ghy vp myn ghetauwe mueght weuen<br />

my cussen driewaerf / achter eens / tmynder baeten<br />

dus ziet voor hu / laet niet tghebod voorscreuen<br />

5 neen ick sprack den floen / om nichten noch om neven<br />

Dat ghy my ghebiedt Lief / En zal ick niet Laeten<br />

I Tem noch moet ie ick ghebiedt als vrau stranghe<br />

altoos alst my lust / oock slaepen met my ghaen<br />

ghy tyelick vpstaen / maer ick wel slaepen langhe<br />

10 v<strong>van</strong>t thuuswerck dat moet wesen by hu ghedaen<br />

steen ick zieck Loopen Rasch om den capellaen<br />

dat hy my commen doen wil zyn onderstandt<br />

gheuen dat myn hertien wil / naer myn vermaen<br />

verspaeret / en ghedoet ghy metten Rugghen cant<br />

15 tot myn oomkens beleendt vry hu laetste pandt<br />

+ Fol. 255 r, r. 33 ‘Dat... niet’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 255 r


+<br />

179<br />

dat ick wynken mach dryncken huut Rynssche vaeten<br />

oft doet ghyt niet ick geef hu de nuerse in dhandt<br />

och iae ick lief zey floen / ghewillich gheerne / want<br />

Dat ghy my ghebiedt lief / en zal ick niet laeten<br />

20 Prinche<br />

Ende voorts noch manneken voor tlaetste artycle<br />

zal ick mueghen ghaen wandlen waer dat ick wille<br />

thuus moet ghy dan bewaeren <strong>van</strong> allen Perycle<br />

zoo dat ie niet een voetien tardt ouer de zille<br />

25 passeert hu tydt / an een ontheyterde ghaerne spille<br />

onthoud wel wat ick hu te doene Beual<br />

com ick late thuus / spreict schoone Los buten gheschille<br />

oft ick maecke <strong>van</strong> hu bolleken een Caetsebal<br />

al vough ick my dat ghy staet int ghetal<br />

30 <strong>van</strong>den hoornebeesten / ofte hooghduudsche staeten<br />

weist verduldich in hu Lyden / Wel lief ick zal<br />

stelt hu zinnekens gheRust ick belouet hu Al<br />

Dat ghy my ghebied lief / en zal ick niet laeten<br />

Refereyn<br />

Onder een Roodtse in madocxol<br />

daer diueerssche beesten hadden den bol<br />

zoo noch veel Ezels doen by ghedooghe<br />

5 hilt groote feeste / Eennen noordschen drol<br />

Tschemynckel en hadder gheenen Lol<br />

omdat hem zyn wyf Rechts zat in de ooghe<br />

den hond die by hem zat ten tooghe<br />

sprack als een die veel mouts int lyf // ghiet<br />

10 Ick brynght hu Martico / myn kele es drooghe<br />

sus sprack tschemynckel / Eer icx my pooghe<br />

Ick zoud wel doen hond / zaeghick myn wyf // niet<br />

Al zoud icker om strecken al myn vinnen<br />

wy moeten ons vpvullen totten kinnen<br />

15 sprack den hond / wilt brassen en dryncken<br />

al ziet gy hu wyf daer zitten grimmen<br />

hier es tryumphe / ende Cuere <strong>van</strong> simmen<br />

grypt een ander / en ghaetter me flyncken<br />

zoetelick Canis ick zel my bedyncken<br />

20 om dat myn wyf vp my zo styf // ziet<br />

martico / Laet doch een bacxken zyncken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

255 v


+<br />

180<br />

verstaet (sprack dandre) woorden die clyncken<br />

Ick zoud wel doen hond / zaeghick myn wyf // niet<br />

Martico ghy hebt zo Reyn een Cransken<br />

25 al waert gheschoren vp een Balansken<br />

sprack den hond gheen gentere dan ghy<br />

ghy moet noch tavendt worpen een Cansken<br />

ende met wat nypens Reyen een dansken<br />

al tumelende maecken toer et demy<br />

30 belonct marmootken Cruupt tsimmeken by<br />

Ieghens de Iuecte haer hu ghewryf // Biedt<br />

doe sprack tschemynckel dits emmers vry<br />

v<strong>van</strong>t voor conclusie / noch seghick dy<br />

Ick zoud wel doen hond / zaegh ick myn wyf // niet<br />

35 Prinche<br />

Tschemynckel subtyl ende loos<br />

daer ic den hond by int ghekyf // liet<br />

met lachende caecxkens sprack altoos // ick zoud etc a /<br />

Den Oude vrauvven<br />

Alle oude matroonen / ende oude vrauwen<br />

zullen betamelick in cleedynghen wesen<br />

onderdanich / tot veel wyns / zalmense niet schauwen<br />

5 alle goet onderwysende / ter goeder trauwen<br />

gheen quaet <strong>van</strong> andren sprekende / tes mespresen<br />

vvyselick den Ionghen vrauwen naer desen<br />

Onderwysen / huer mans thebbene Lief voorwaer<br />

oock tot huer kyndren / tzyne met Liefden gheResen<br />

10 wys te zyne / zuver / Thuus bewaerende Eerbaer<br />

goet / onderdaenich / tot haer lieder mans der naer<br />

vp dat het woord gods niet en zy gheblameirt<br />

Paulus stelt desen Reghel aldus zeer claer<br />

duer den wille des heeren zoo * gheordonneirt<br />

15 Oude vrauwen testamentelick dit accepteirt /<br />

Oude Weduvven<br />

De ghuene die een weduwe zy waerachtich<br />

(hebbe hope in god) Alleene zynde ** ghelaeten<br />

zy gheduerich in bedynghen altyds eendrachtich<br />

20 nacht ende dach / wel huer zeluen bewachtich<br />

v<strong>van</strong>t die in wellusten es (tzy <strong>van</strong> wat staeten)<br />

die es leuende doodt Te zynder onbaeten<br />

* Vóór ‘zoo’ ‘d’ doorgestreept.<br />

** ‘zynde’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

256 r


Ionghe Weduvven<br />

+<br />

181<br />

Ghylieden zult altydts mans ghezelschap schuwen<br />

25 Ten zy als goe weduwen / zyt in dyn manieren<br />

daer neen / Paulus Raedt datse zullen huwen<br />

dat zy kyndren winnen / end haer huusRaedt Regieren<br />

ende gheene Ledicheyt en hanthieren<br />

noch <strong>van</strong> huuse te huuse in onledicheyt ghaen<br />

30 dat zy gheen clappeyen zyn / Lueghens verzieren<br />

clappende / de tonghe zy zeer gheneghen zaen<br />

Dynghen / die niet gheoorlooft tzyne dienen ghedaen /<br />

Tyelick ghehuvvede<br />

Ghy die tyelick ghehuwet zyt onder tiock ghedwee<br />

Alsmer thuwent niet langher onghelooft // smeere<br />

ick gheef hulieden ionstich dit A B C e e<br />

5 omme zomtyts te Lesene ieghens de hooftzweere<br />

A.<br />

Als Ick Was in myn Ionghe Iuecht<br />

oudt omtrent den achtiensten Iaere<br />

doe waend ick my ghaen stellen ter duecht<br />

10 end ick nam an / Een oordene zwaere<br />

Die thuwelick heet int openbaere<br />

B<br />

Blydelick zonder te ontziene yet<br />

zo ghyngh ick inne die oordene snel<br />

15 daer ick nv gheenen vruecht in / ziet //<br />

// en can ghecryghen / iolyt noch spel<br />

Thuwelick / valt my gheheel Rebel<br />

C.<br />

Claeghen drouuen zoorghen zuchten<br />

20 quelt my meest Tmynen onghemaecke<br />

hier vooren had ick lettel duchten<br />

alsmen <strong>van</strong> thuwelick my eerst de spraecke<br />

huwen / vp hu Roup ick nv Wraecke<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

256 v


D<br />

182<br />

25 Dat ick doch thuwelick niet meer ontzach<br />

dat alle wyse Lieden nochtans ontzien<br />

dies waer ick weerdich / dat ick nacht dach<br />

crupen moest ouer handen en knyen<br />

Thuwelick es een / <strong>van</strong> myn zvvaerste partyen<br />

30 E<br />

Eeuvvelick Raed ick onder tsweerelts bende<br />

thuwelick te schuwene / Elcken man /<br />

+<br />

want dese quae wyfs zyn donbekende<br />

dicwils verhaelense tsmans Legende<br />

my Raut dat ick thuwelick oyndt beghan<br />

.F.<br />

5 Frisch behaeghlick was ick eer ick quam<br />

Inne die oorden vul grooter Ellenden<br />

altyds blyde / zelden nemmermeer gram<br />

waer ick my nv keere / ofte my wil wenden<br />

Thuwelick doet myn vroylicheyt schenden<br />

10 .G.<br />

Ghierich ontschaemel ende vreck<br />

soberlick in eten ende dryncken blycken<br />

dus moeten zy doen die zyne * in tstreck<br />

inde oordene des huwelicx practycken<br />

15 Thuwelick doet my dolende strycken<br />

H.<br />

Huvven ghy slaet my zonder Roede<br />

huwen ghy maect my tleuen moede<br />

huwen ghy brynght niet dan Ieghenspoet<br />

20 huwen ghy maect my ontzint de verwoede<br />

huwen ghy houdt my onder de voet<br />

I<br />

Ick ghae ten spele my vertooghen<br />

vp dat ick my zoude mueghen vermaecken<br />

25 thuwelick brynght my dan voor ooghen<br />

* ‘zyne’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 257 r


183<br />

dat ick moet peynsen / om ander zaecken<br />

thuwelick maect my gheel maegher caecken<br />

K<br />

Kattyf. dynck ick in mynen moet<br />

30 nv bem ick alle de weerelt schuldich<br />

gheel tachtere / es gheghaen myn goedt<br />

dies bem ick zwaermoedich end onverduldich<br />

ick zitter inden middel in menichfuldich /<br />

+ L.<br />

Lacen nv moet ick nauwe obedieren<br />

ende legghen / Thooft inden schoot<br />

<strong>van</strong> die ick zelue plach voortyds Regieren<br />

5 myn herte es zvvaerder / dan een loodt<br />

ghaende / staende / Bem leuende doodt<br />

M<br />

Mocht. ick eens myn huwelick vercoopen<br />

al waert noch ouer zeuen Iaer<br />

10 ick zouder mede Ter marctwaerts loopen<br />

maer neen ick dit ghaet my veel te naer<br />

dus blyf icker by in Lydene zwaer<br />

N<br />

Nu zie ick wel ick bem bedwonghen<br />

15 in groot onRuste ende ongheual<br />

Ionghers / steken achter my huut de tonghen<br />

deen Roupt wyhotz / dander maect gheschal<br />

Bem ict niet / metter tydt / mueghlick worden zal<br />

.O.<br />

20 O Wonderlick huwelick bouen wondere<br />

met hu / es my niet veel vruechts gheschiet<br />

thuwelick houd myn ghenouchten tondere<br />

al dat ionck vermaecklic es / <strong>van</strong> my vliedt<br />

huwen / vvaer icker niet / ken quamer niet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 257 v


25 P<br />

184<br />

Pyne Ancxst vreese tot allen stonden<br />

Lyd ick aerm tyelick ghehuwet man<br />

Ick wild Ick waere / eens alf ontbonden<br />

ick hope der my voorts huut te cryghene dan<br />

30 maer nyemandt dan de doodt die breken Can<br />

Q<br />

Quellaige ghekyf pruetel Commerynghe<br />

hoor ick voor sermoenen meest alle daeghe<br />

creytynghe tot veel stofferynghe<br />

35 als andere zyn ter Tryumpherynghe<br />

zit ick thuus / met een ydel maeghe /<br />

+ R<br />

Ramp Roy euelen proncken ende vloucken<br />

dats den goeden dach diemen tmynent gheeft<br />

myn wyf zalt vp een stroyken zoucken<br />

5 om my te versnurckene / Man die leeft<br />

Ter weerelt / gheen meerdere Lyden heeft<br />

S<br />

Solaes iolyt vruecht en alle spel<br />

vrydom myns tselfs Te mynder vromen<br />

10 marIoleren / Bancketeren / vry zonder ghequel<br />

dat heeft my thuwelick al Benomen<br />

dies zwaere ghepeynsen my meest bedromen<br />

T.<br />

Troostbaer gheneghentheyt tzommeghe tyden<br />

15 ghebuert my <strong>van</strong> myn wederPaer<br />

thien duusent verdriets voor een verblyden<br />

zyn my dies ouervallende zwaer<br />

int huwelick volght alle zoorghe naer<br />

V<br />

20 Voor myn huwelick was ick bequame<br />

om talder vroylicheyt een te zyne<br />

ghehuwet keerle es nv myn Name<br />

veracht versteken Tallen termyne<br />

Thuwelick doet my hert zweerende Pyne<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 258 r


25 W<br />

185<br />

Weildich was ick voor myn huwen<br />

zeere fyn wellecomme Tot allen steden<br />

nv moet ick veel goet ghezelschap schuwen<br />

en de liefkens die my veel vriendschap deden<br />

30 met andren laeten in ghenoughelicheden<br />

X<br />

Xantippe socrates kyfachtichste wyf<br />

huerer ghelycke heefter zomtyds ghetraut<br />

vp een Inckel haer stichten een dobbel ghekyf<br />

35 de man word ghehoerezuent en gheRabaut<br />

zulck haestelick traut / dwelck langhe Raut /<br />

+ Y<br />

Yeghelick. die hem thuwelicke voughen<br />

moeten AnNemen * een zoorghfuldich leuen<br />

In gheenen vreimden ackere meer ploughen<br />

5 maer het tribuut matrimoniael gheuen<br />

den ghuenen / daer thuwelick / om es bedreuen<br />

Aucteur<br />

Zochtzinnich thuwen wyfue zonder quae bemoedynghen<br />

zyt zonder IalouzieEghe persequerynghe<br />

10 gheenssins huere parafranele goedynghen<br />

die doende Dilapederynghe<br />

maer brynghen neerstich ter Augmenterynghe<br />

Zes int huwelick te zyne goet<br />

als man ende wyf hem voughen Eendrachtich<br />

15 elck andren verdraeghende blyde ghemoet<br />

elck anders secreit nyemandt doende clachtich<br />

zulck huwelick es Prysweerdich warachtich<br />

Tyelick ghehuvvede<br />

Contrarie twiel <strong>van</strong> avonthueren draeyende<br />

20 vyndt ick my nv inden noordersschen wyndt<br />

tzoete zephyrus wyndeken es my ontwaeyende<br />

dies de felle discordia my therte pyndt<br />

Troostbaere fortune vp anderen gryndt<br />

* ‘AnNemen’: ‘A’ over ‘a’ en ‘m’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 258 v


186<br />

Title der amoureusheden Croone<br />

25 drough ick voortyds zeer victorieuselick<br />

thuwelick dwynght my in persoone<br />

die af te laeten vallen / hoe Amoureuselick<br />

ick die Liefmoedich drough / melodieuselick<br />

Tra ghelick eist nv te laete verzucht<br />

30 hoe ick myn ooghen / met traenen mach cleeden<br />

v<strong>van</strong>t hoe gheclaeght Bevreest beducht<br />

ten baet in dese eerdsche Breeden<br />

Die god tsaemen ghevought heeft / gheen menssche mach scheeden /<br />

+ Est mueghelick dan naer tbeste vermueghen<br />

zal int huwelick nemen elck Pacientie<br />

die hem can in zyn Lyden verhueghen<br />

Lyden zal hy zelue doen vyolentie<br />

5 ende god almachtich / word zyn adsistentie<br />

Aucteur<br />

Een maeght vp hueren huwedach meest simpel ghebleken<br />

gracelick in tspreken<br />

paeyselick zochtzinnich / oetmoedich ghedwee<br />

10 maer alsser den dam / word in ghesteken<br />

wordt ze / als een VpRysende beroerde zee<br />

met weewytegher wee // word de man dan bedaut<br />

Tschynt dat een man maer een Lammeken traut<br />

zoo zy ghaen steppende / Ter eerster messe<br />

15 Alst al bruud huut es / men naermaels schaut<br />

Dat zou word zyn meestresse // Voogdesse<br />

welsprekende Clercgesse<br />

Dus onder de man zaen / verandert esse /<br />

Den Ionghe Mannen<br />

20 Ghy Ionghe Mannen / den ouden onderdaenich zyt<br />

ende zynde onderdaenich / deen den anderen ghy<br />

hebt oetmoedicheyt in hu ghevesticht tdier tydt<br />

god almachtich dhoueerdighe wederstaet hy<br />

maar doetmoedeghe zendt hy gratie by<br />

25 weist sober wilt hu zeluen gheuende wesen<br />

in alle dynghen dat een goet Exemple zy<br />

in leerynghe / gheheelheyt weselick ghepresen<br />

in goede woorden / zonder verwyt naer desen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 259 r


+<br />

187<br />

end omme te commene in eenen wysen Treyn<br />

30 vreest god den heere / myn Refereyn wilt Lesen<br />

Dwelck ick hulieden ionnende bem Certeyn<br />

Refereyn<br />

Een es die hooghste maecker <strong>van</strong> allen dynghen<br />

zeere tontziene als Conyngh almachtich<br />

bouen der wysheyt troone heeft hy tbedwynghen<br />

5 een heerschappende god / groot in zyn omRynghen<br />

de welcke wy om vreesen / zyn moeten achtich<br />

v<strong>van</strong>t de vreese des heeren / die es warachtich<br />

een glorie / en bequamelicke blydschap mede<br />

een Croone der verhueghynghen / want eendrachtich<br />

10 tsheeren vreese / zal verhueghen der herten stede<br />

tes een Croone der wysheyt vervullende vrede<br />

vruecht can zou in Lancheyt der daeghen gheuen<br />

// dus wie den heere vreesen met dancbaerichede<br />

inden huutersten zal die zyn wel ghebleuen<br />

15 en ghebenedydt ten daeghe zyns doods verheuen<br />

want vreese des heeren can zonde verIaeghen<br />

die den heere vreest zalt wel verghaen int leuen<br />

vulle wysheyt eist / god vreesen tallen daeghen<br />

ghelooft in god end hoopt in hem dies / zonder versaeghen *<br />

20 houd zyn vreese vast / ende vercryghter in grysheyt<br />

want naer dheligher Schriftueren claer ghewaeghen<br />

De vreeze des heeren / Es tbeghin der wysheyt<br />

Zaelich es zulck vreesende menssche ghepresen<br />

in des heeren vreese / Es stercheyts betrauwen<br />

25 voor becuerynghen beschermt / worden wy ghenesen<br />

vreesen wy god / ons zullen veel goe dynghen wesen +<br />

en tsheeren inghel zal ons verlossen huut Rauwen<br />

ende ziet des heeren ooghe zal schauwen<br />

vpde ghuene die hem vreesen tot alder tydt<br />

30 ende die hopen vp dat bermhertich bedauwen<br />

des heeren iesu christi eeuwich ghebenedydt<br />

tot zulcken <strong>van</strong> gheslacht tot gheslachte wydt<br />

es zyne bermherticheyt zeere gheneghen<br />

vreest / die ziel en Lichaem zenden mach zonder Respyt<br />

35 ter hellen eeuwich onghenaedeghe weghen<br />

* ‘versaeghen’: ‘h’ over ‘l’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

259 v<br />

+ Thobie /


188<br />

+ zyt vromelick ter eeren gods dan gheneghen<br />

eer dyn huus zy averecht ommegheworpen zaen<br />

niet beters esser / dan tsheeren vreese vercreghen<br />

want tsheeren inghel zal zulcken Rondtsomme staen<br />

5 dus vreest den heere vasticheyt zuldy ontfaen<br />

en gheen quaet zal hu ghemoeten / duer die advysheyt<br />

quaet te schuwen / es verstandt / maer hoe ghedaen<br />

De vreeze des heeren Es tbeghin der wysheyt<br />

Heere god vroom beschermer <strong>van</strong> adams weesen<br />

10 die veelheyt huwer goetheyt / die es zo groot<br />

die ghy verborghen hebt / den ghuenen die hu vreesen<br />

de chieraidge dyns huus vul claerlichtende Reesen<br />

heb ick lief ghehadt heere Troost mynder noodt<br />

ghelyck een vadre doet / een ontfaermich exploot<br />

15 ouer zyne kyndren tsghelycx heere ghy<br />

ontfaermt ghy die hu vreesen tot inder doodt<br />

want ghy kendt ons maecxsels hoe broosch dat zy<br />

ghy heere zyt myn zaelicheyt weet ick vry<br />

en myn licht / wien zoud ick anders vreesen dan<br />

20 vreesen die tlichaem dooden / zy verre <strong>van</strong> my<br />

maer god vrees ick / die ons allen behouden can<br />

v<strong>van</strong>t de wille zynder vreesers in tsweerelts ghespan<br />

zal god die heere doen onbezweken<br />

iob heeft zelue gheseyt als Rechtueerdich man<br />

25 als vpzwellende vloeden ouer my ghestreken<br />

heb ick god ghevreest daeghen maenden en weken<br />

dus dan wy grouue zondaers / en vul mesprysheyt<br />

laets god vreesen / en dolende dwaesheyt versteken<br />

De vreeze des heeren Es tbeghin der wysheyt<br />

30 Prinche<br />

Zaelich zyn al die den heere vreesen voorwaer +<br />

ende vp zyne weghen wandelen Claer<br />

v<strong>van</strong>t ghy zult <strong>van</strong> huwer handen aerbeydt eten<br />

zo zydy zaelich / end hu zal wel vvesen daer<br />

+ +**<br />

hu wyf zal zyn als een wynstock vruchtbaer<br />

ande weeghen dyns huus doet Dauid weten<br />

hu kyndren als nieu olyftackplanten ghezeten<br />

Rondtsomme huwer tafele Tallen keere<br />

5 ziet ghebenedydt word zoo dien man ghemeten<br />

** Verticale streep onder de nota in margine tot r. 11.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 260 r<br />

+ Psal C 27<br />

+ 260 v<br />

+ Psal C 27


189<br />

warachtich de ghuene die vreest den heere<br />

end vp dat hy noch meerder loon vermeere<br />

huut syon zal hy hu ghebenedyden<br />

tziene tgoedt <strong>van</strong> ierusalem / dit ghelooft zeere<br />

10 alle die daeghen dyns Leuens tyden<br />

en ziet huwer kyndren kyndren zonder vermyden<br />

paeys ouer israel met iolysheyt<br />

vreest den heere / en wilt voor de waerheyt stryden<br />

De vreeze des heeren / Es tbeghin der vvysheyt<br />

Prouerbi .15.<br />

Duer bermherticheyt ende ghelooue vermeeren<br />

worden de zonden ghezuuert verstaet<br />

maer ziet / duer die vreese des heeren<br />

zo wyct een yeghelick menssche <strong>van</strong> tquaet<br />

Mannen ende Ionghers<br />

+<br />

Ionghe mannen ghecommen in des huwelicx staet<br />

duer onEerbaer ghezelschap zomtyds verleed<br />

wacht hu naer / Tnaervolghende Refereyns Raedt<br />

met donCuussche wandelaers niet ommeghaet<br />

25 nyemandt zo wys die zyn ghebuerynghen weet<br />

Oock ghy Iongheskens met teerste wambaeys ghecleedt<br />

steppende ter weerelt maer ouer de zille<br />

wiens bloedt / es tot quaeder wulpsheyt heet *<br />

heb hulieden oock tzelfde Refereyn bereedt<br />

30 Ontfaettet in dancke de ghuene die wille<br />

zulck nut naer veel zoets / een bitterlicke pille /<br />

Refereyn<br />

Hoort alle Ionghe wulpsche noch groene <strong>van</strong> Iaeren<br />

schuut alle quaet ghezelschap Tot alder tydt<br />

Laet ydel ongoddelicke woorden vaeren<br />

5 maer wilt hu metten ghuenen voughelick paeren +<br />

die anRoupen met een herte Reyn / god ghebenedydt<br />

en ghelooft niet alle gheesten waer dat ghy zyt +<br />

<strong>van</strong> een menssche dat een ketter es / wilt afstaen +<br />

prouft alle gheesten / want inder weerelt wydt +<br />

10 veel valsche propheten zynder huutgheghaen<br />

* ‘bereed’ vóór ‘heet’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

261 r<br />

+ 2 thimoth .2<br />

+<br />

1 iohan 2<br />

+<br />

Tytum .3.<br />

+<br />

1. Iohan. 4


190<br />

vveist in als god den heere behaeghende zaen +<br />

end in alle goede wercken Brynght vruchten voort<br />

vvilt der weerelt niet beminnen / laet dat onghedaen +<br />

noch al tghuendt dat der weerelt oock toebehoort<br />

15 en laet hulieder herten niet worden ghestoort +<br />

schuut die <strong>van</strong> twist end aercheyt voortbrynghen yet +<br />

v<strong>van</strong>t alle die zodaenich zyn / naer paulus woordt<br />

dienen hueren buuck / en den heere Christo niet<br />

een lettel deessems verzuert / dat gheele deech ziet +<br />

20 end een schurft schaep / bederft de ghezonde schaepen<br />

wie metten quaeden wandelt / alle duecht <strong>van</strong> hem vliedt +<br />

maer metten helighen Zalmen hu helich betraepen<br />

vliedt alle baetzouckers naer tghulselick gaepen<br />

Die hoffen boffen ende quaet verwaendelick blaesen<br />

25 die <strong>van</strong> gods dienaers maecken ghulseghe paepen<br />

en die hem zeluen nochtans meest / met quaet aes Aesen<br />

quaet vercryghen / doet zulcx naercommers tgoed verdwaesen<br />

dan pluct iusticie huerlieder Ioncheyts iuut<br />

dies Raed ick hu / schuut zulcke Raepsblaesen<br />

30 end eer dat ghy griefuen / ende schanden besluut<br />

Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />

Quaet ghezelschap / end onEerbare vrauwen schuut<br />

Laet strydynghe der wet schuut ongheleerde vraeghen +<br />

kyfuaigen ende Rekenynghen der gheslachten +<br />

35 onproffytlick en ydel zyn zy Tallen daeghen<br />

maer groeyt in gods kennesse zonder versaeghen +<br />

god danckende den vadre huut al huwe Crachten<br />

+<br />

die ons weerdich heeft ghemaect / duer zijne machten<br />

tot erfdeel der helighen Int hemelsch licht claer<br />

zit niet inden Raedt <strong>van</strong> die ydelheyt pachten +<br />

end en ghaet niet in / metten quaetdoenders daer<br />

5 volght een ongherechtichs mensschen weghen niet Naer +<br />

ghaet <strong>van</strong> een wyse vrauwe wech tgheender hueren<br />

maer vliedt der valsscher vrauwen antrecken / want voorwaer<br />

die tpeck gheraect / die zalder hem an Besmueren<br />

die tperyckel schuut * / hem zal gheen peryckel ghebueren<br />

10 strydt met een vreimdt wyf oock niet inden wyn<br />

Neimt gheen Afgoden dienaers binnen huwer dueren<br />

maer laet gherechteghe mannen huwe gasten zyn<br />

en inder vreesen gods / verhueght hu fraey ende fyn<br />

ende gheenssins den ouden vriendt niet en verlaet<br />

15 wacht hu neerstelick <strong>van</strong> allen quaeden schyn +<br />

gheen vergaderynghe volght / om te doene quaet<br />

zaeyt huwen acker niet / met diueersschelick zaet<br />

* Vóór ‘schuut’ ‘bemint’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Collos primo.<br />

+ 1 Iohan. 2<br />

+<br />

Iohan/14<br />

+<br />

Roma/6.<br />

+ 1 corin .6<br />

+ Psal 17<br />

+<br />

2. thimo .2<br />

+<br />

Tytum .3.<br />

+ Collos primo<br />

+ 261 v<br />

+ psal 25.<br />

+ prouerbi 3.<br />

+ 1 thessa .5.


191<br />

schuut doch nieuheyt der woorden / die menich doen dolen<br />

zaelich zal hij zyn die simpelick henen ghaet<br />

20 Bewaerd wel gods gheboden / hu zynde Beuolen +<br />

Luxurieuse locketten ende tuyschdobbelscholen<br />

schuut die / want daer wortel des quaetheyts huutspruut<br />

quaet ghezelschap heeft god veel zielen ghestolen<br />

end eer ghy daer deelt der slaeghen wondighen Buut<br />

25 Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />

Quaet ghezelschap / End oneerbaere vrauwen schuut<br />

Gheen gheschil ouer wech vvilt metten grammen maecken +<br />

vliedt der onCuusscher vrauwen OnRedenlick Ravot<br />

vvilt de duere <strong>van</strong> huer huus negheenssins ghenaecken<br />

30 oft als bitter alsem zult ghy thendeken smaecken<br />

haer ghanghen die ghaen duere tot in thelssche Cot<br />

maect hu weghen <strong>van</strong> huer verre / eer ghyr vp versnot<br />

v<strong>van</strong>t haer voeten loopen nedervvaerts Totter doodt<br />

haer voetsteppen / zyn zeer onghestaedich en zot<br />

35 toufzaemich tot ghedueren de schyfuekens Roodt<br />

huer tonghe / Es als een scherp zweerd doende noodt<br />

+<br />

dwelck dat an beeden zyden diepe snydynghe doet<br />

gheeft een wyf de macht dyns leuens niet / ofte bloodt<br />

word ghy / ende zou bouen hu / dan ghemoedt<br />

met gheene dansseresse gheerne stelt den voet<br />

5 ghaet metten stouten verre niet achter tlandt<br />

kyft met gheen quae ghetongde mensschen / ten es niet goedt<br />

hebt met gheen ongheleerde ghemeenschap / want<br />

Lichtelick mochten zy met hu stoken den tant<br />

al en zaeghen zy <strong>van</strong> hu nochtans niet dan dueght<br />

10 Oncuussche ouerspeilders / diefuen Roouers vailiant<br />

vvilt met dusdaneghe niet eten / daer ghyt vermueght<br />

noch met ghiereghe vervlouckers / oft ghy word onthueght<br />

noch oock metten onghelooueghen gheen Iock Leeden<br />

prouft alle dynck / houd tgoede / zo crygdy vruecht<br />

15 en wie ongheschict wandelt / <strong>van</strong> dien broer wilt scheeden<br />

ende wilt hu leuen niet / naer zulcx leuen Reeden<br />

vviens hendeclocken men met houfysers Luudt<br />

vvacht hu <strong>van</strong> qua Respeelen / die hem vreeseloos cleeden<br />

end eer hu den teerlyngh / maect naecter dan een puut<br />

20 Ghy ionghe mannen ghehuwet ofte onghehuwt<br />

Quaet ghezelschap / End oneerbaere vrauwen schuut<br />

Prinche<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ prouerbi 28<br />

+ Eccli .8.<br />

+ 262 r


192<br />

Wacht hu voorzienlick wel <strong>van</strong>den valssche propheten +<br />

die zomtyds in scaeps cleederen Commen tot dy<br />

25 end invvendich zo zynt / dit moet ghy weten<br />

grypende wulfuen die donnoosele Eten<br />

en <strong>van</strong> allen Lasten willen zy wesen vry<br />

wacht hu voor de scriben / die langh ghecleed commen by +<br />

die gheerne vp de marct zyn ghegroet / ghepresen<br />

30 die zoucken dat hem ter tafelen tvoorzitten zy<br />

en die ter synaguogen zoucken tzijne gheresen<br />

en de welcke dusdaenich verslynden int wesen<br />

der weduwen huusen met onRedenlicheden<br />

Ia mesleedense looselick bouen desen<br />

35 onder tbedecxsels <strong>van</strong> Langhe ghebeden<br />

++<br />

wacht hu oock <strong>van</strong>den deessem tot elcker steden<br />

der pharizeen ypocritich gheveynst bedwanck<br />

oock <strong>van</strong> herodes deessem / wacht al hu Leden<br />

en <strong>van</strong> Loftuters / die gheerne dienen om danck<br />

5 den cleenmoedighen troost / end ontfanght die zyn Cranck +<br />

Laet gheen aerch huwen broeder int herte zyncken +<br />

schuut ghulseghe verquisters in heeten dranck<br />

ende wat ghy doet / hebt altoos een achterdyncken<br />

Schuut de spyteghe Vasti / laet brezaida flyncken<br />

10 end oock alle bachus / ende venus scholieren<br />

schuut snossen / die den laetsten pennyngh verdryncken<br />

nachtloopers Ledichghanghers oude Putieren<br />

end hoe ghy doolt ofte suckelt in hu Regieren<br />

ongheoorzaemich tast niet naer tverboden Fruut<br />

15 dats ouertard gods ghebod in gheender manieren<br />

end als ghy tsmoorghens ghaet thuwer dueren huut<br />

Ghy ionghe mannen ghehuvvet ofte onghehuvvt<br />

Quaet ghezelscap / End oneerbare vrauwen schuut<br />

Aucteur<br />

20 Ghy ionghe dansserkens weeck in tverstandt<br />

ziet in tyds toe / Wat hu gheschiet<br />

der hoeren eers / des dobbelaers handt<br />

Peerds voet / noch oock Wulfs tant<br />

Betrautter gheene <strong>van</strong> vieren niet<br />

25 Oft hu word schande / schae / of verdriet<br />

dies dees * Wyselick vliedt<br />

Worpt slaet / steict / tard / dreeght / eennen hondt<br />

zaen Rasch ter stondt<br />

+ Fol. 262 v, r. 22 ‘hoeren eers’, ‘dobbelaers handt’, 23 ‘Peerds voet’, ‘Wulfs tant’ onderstreept.<br />

* ‘dees’: ‘s’ over andere letter (b?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ mathei/7<br />

+ marci .12.<br />

+ 262 v<br />

+ 1 thessa 5 //<br />

+ zacha / 7


193<br />

zult hem verzoenen / met een Been<br />

30 hanght an een hoere vyf duusent pondt<br />

als zheeft ghepluystert huwer buersen grondt<br />

+<br />

al lacht hueren mondt<br />

ende deen ooghe weent // hoe ghy anders meent<br />

zen ghaef om hu voeren / niet eennen stront *<br />

Al zoud ghy vortten inden steen<br />

5 huerlieder ia / es een vullicx Neen<br />

Aucteur<br />

Clappaerts die list<br />

zoucken / Comt An<br />

Om maecken tvvist<br />

10 Tusschen wyf ende man<br />

Niet dan // tsRefereyns stocReghele +<br />

Als naervolghende speghele<br />

hu gheuen en Can<br />

Refereyn<br />

15 Ghy die den buck Rydt hoe muecht ghy de pyne<br />

daghelicx claeghende man ende wyfs daet<br />

zendt eerst om bekycken dyn trubbel Oryne<br />

Recht omme by dien gheIugiert te zyne<br />

hoe dat met hu eeghin affairen staet<br />

20 tschynt volght een man ghilden / ghy peynster huut quaet<br />

mids dat wyf dan onder ambochten verkeert<br />

vvats dan / wyf dat menich pennyngsken Baet<br />

zou heefter oock mede Tycketacken gheleert<br />

dies bid ick doch vriendelick Clappaerts / Eert<br />

25 mach thuwen laste / met veel gheweens // zyn<br />

mond toe end indien ghy wysheyt vermeert<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens // zyn<br />

Doch al es wyf zomtyds int zwarte gherocht<br />

al en heeft ze nochtans gheen vriendt ouerleden<br />

30 al weynscht man niet een incker haerken ghewrocht<br />

al slact man den cnoop ter trauwe ghecnocht<br />

* ‘stront’: tweede ‘t’ over ‘d’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 263 r<br />

+ .1533.


194<br />

+ in tknielen doende vrau venus ghebeden<br />

al weet man zynen vbi niet <strong>van</strong> leepe zeden<br />

wyf es daer of een Meestresse bekende<br />

al vought hem man tot diueerssche dwaesheden<br />

5 wyf doet als zantinne huuter gulden Legende<br />

al ketst wyf verscheeden / met andere Bende<br />

ghy zoorghende oft man mochte veel vercleens // zyn<br />

kir peynster niet omme / Want altoos ten hende<br />

Laet man ende vvyf doen zy zullens wel eens // zyn<br />

10 Of al ghaet wyf huut hueren huuse dryncken<br />

tIan mueghelick staen thuerent gheen tappen by<br />

dynct man ghaet oock / om zyn nootdurst wel flyncken<br />

al doet wyf dit grammelick om vulders dyncken<br />

die wel stille zwyght / Trompt huer des paeys ghecry<br />

15 al eist dat wyf zomtyds tantgaetende zy<br />

dat man de traenen ten hoofde huutleken<br />

al wil wyf / man parten spelen hu ofte my<br />

man zalt wyf gheheel huuter herten steken<br />

of al ghaet twyf zomtyts vrau al verneims spreken<br />

20 te wylen man een dichtkin dicht / al macht met Reens // zyn<br />

oft al waere wyf / alder spytichst ghebleken<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens zyn<br />

Prinche<br />

Al es man en wyf zomtyds in gheschille<br />

25 dat man ziet met eennen donckeren Brille<br />

en dat wyf veel ghebreken oock binnen beens // zyn<br />

moeyes hu niet clappaerts / want thuerlieder wille<br />

als ghy zelue onpaeys zult hebben binder zille<br />

Laet man ende wyf doen / zy zullens wel eens // zyn<br />

Andre Refereyn ghezonden Eens<br />

An een clappaert ionghers doende veel vercleens<br />

Ghy die hu <strong>van</strong>teirt tzyne Recht ortographiste<br />

Rethoryckelick artiste // Prompt ende eloquent<br />

+ *<br />

twy ghy dyn discretie dus zwatelt te Quiste<br />

want voor een alghemiste // wel zyt ghy Bekent<br />

noch binden ghedynghe wordense hu omtrent<br />

<strong>van</strong> die ghy intituleert / danssers of Bynghelen<br />

5 en zullen hu snoo gutestick irreuerent<br />

* Vóór ‘Quiste’ ‘quistere’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 263 v<br />

+ 264 r


195<br />

by actie personnele wel Rynghelen<br />

al poyense buuscamp ten zyn gheen inghelen<br />

maer als ghy ghebreckelick vpsprekende ketyf<br />

verdraeghes hu / daer ghy dyn schimp waent mynghelen<br />

10 En laet Ionghers vpcommen / want ghy hebt een wyf<br />

Dyne phisiognomie gheeft merckelick hute<br />

dat ghy by tribute // ghebruuct hu zinnen<br />

staenze peyns ick te pande / voor tspel <strong>van</strong>der lute<br />

doen ghy laeght in mute // onder iobs vinnen<br />

15 Liet ick declaratie breedere ghevvinnen<br />

zoot met hu naer dyn Phisiognomie staet<br />

beter waert ghy metten Archadisten binnen<br />

v<strong>van</strong>t tes al schimpeghe boosheyt daer ghy me omghaet<br />

vpgheblaesen int Riemken droogh houeerdich zaet<br />

20 de Rauen of vulcanus stichten om hu ghekyf<br />

dus kyct vp hu zeluen desen speghel ontfaet<br />

En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf<br />

Hoe draeyt hu grootsch vleesch vp der houeerden spille<br />

als ghy tart buter zille // om innewaerts passeren<br />

25 hu verwaent eerssenbecken / blyct zelden stille<br />

huut dwaezer wille // wilt alomme speculeren<br />

quansuus ick ghae hooghe lasten tracteren<br />

de simpel verachtende volghende de meeste<br />

die met wien ghy waent wel Accorderen<br />

30 hu houden als huerlieder zotken tdier feeste<br />

kir hoe mueghdy de pyne puer botte beeste<br />

ghy zoudes hu schaemen hadie eere int Lyf<br />

Leert eerst hu Ethimologie ten keeste<br />

En laet ionghers vpcommen want ghy hebt een wyf<br />

35 Prinche<br />

++ Princhier <strong>van</strong>den queeckers zyt vp elcx ghebreken<br />

baldadich int spreken // wiens trypzack bynaest splyt<br />

dat Ionghers bezoucken Consteghe treken<br />

ghy wetet hoe wreken // dit doet hu groot spyt<br />

5 dan melcMulen en danssers ghy die nomende zyt<br />

zom gheuende te zwelghene Lavueteghe brocken<br />

hoort doch wat ons een verbruudt keerle verwyt<br />

die zelue noch varsch quylt <strong>van</strong> tmammelocken<br />

tlavuet noch wel metter sausse zult slocken<br />

10 maar al mocht ghy duer zulck ondiscretich bedryf<br />

<strong>van</strong> huut brugghe te landewaerts zyn vpghetrocken<br />

+ Fol. 264 v, r. 14-18, 20 ‘voorzichtich’, 23, 26, 28, 33, 35 ‘ghetempert’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 264 v


196<br />

Laet ionghers Vpcommen Want ghy hebt een vvyf<br />

Aucteur<br />

Om leuen in Vruechden<br />

De Manlicke ingienen<br />

De naerghenoomde vier duechden<br />

Te Beminnene dienen<br />

++<br />

Prudentia<br />

Talder tydt<br />

20 voorzichtich Reene +<br />

Ende simpel zyt<br />

Als tduufken cleene<br />

Iustitia<br />

Telcker stede<br />

25 wys ghemaniert<br />

Gherechtichede +<br />

in als hanthiert<br />

Fortitudo<br />

Sterckheyt bevaet +<br />

30 met gheestlicke zinnen<br />

gheenssins hu laet<br />

<strong>van</strong> tvleesch verwinnen<br />

Temperantia<br />

Teenen voorbewyse<br />

35 ghetempert ghepresen +<br />

Laet hu dranck en spyse<br />

in ghewichte wesen<br />

Die dese * viere // duechdlicke ymaidgen<br />

Can volghen naer<br />

40 Als goedertiere // in alle passaidgen<br />

Es een vroom pylaer /<br />

Aucteur<br />

Tpruetelvvyf praetelt<br />

<strong>van</strong> hueren man<br />

met een oude Comere<br />

5 dat hy al verzwaetelt<br />

dat hy cryghen can<br />

<strong>van</strong> bouen Nere<br />

* ‘dese’: ‘s’ later ingelast.<br />

+ Fol. 265 r, r. 1 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 1.<br />

+ .2.<br />

+ 3.<br />

+ 4.<br />

+<br />

265 r


Den welcken // Telcken // elcken // stoffere<br />

Certeyn<br />

10 verhit // met dit<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


Refereyn<br />

197<br />

Ey ey ghevaerken Eylacen my gruut<br />

dat ick leue / Tes al quaet knye en Rebbe<br />

waeromme ghevaere zytie niet ghehuut<br />

15 kir ia ick in tsneckers name / om al dat icx hebbe<br />

myn man nam my ghistre myn beste webbe<br />

waer ghynck hy er me / in vreimde caboelen<br />

dan comt hy quaet zot / of droncken ter crebbe<br />

<strong>van</strong> zyn handelynghe heb ick hart ghevoelen /<br />

20 hy maeckes my al quycte / Bancken en stoelen<br />

ick en behoude vaeryncx hooftcleed noch Baghyne<br />

kir ghevaere laettet goet zyn / den pap zal Coelen<br />

wat hy dede ghevaere / al mueghdyer me loelen<br />

Ick liet noch al goet zyn / Behild ick tmyne<br />

25 Maer neen Ick / ghy en zaeght noyndt vuylder snossere<br />

buten eist een weerelt / en thuus een Reghelaere<br />

tes een caetsere / een schietre / een Roldre / een clossere<br />

een myffelaere / een dronckaert / een tuusscher / een keghelaere<br />

een vrauwe Iaghere / een vloyere Een speghelaere<br />

30 diet al verquist dat ick hebbe verspaert<br />

ick zalt noch claeghen den gheestelicken zeghelaere<br />

en den promoteur / eer desen dach verIaert<br />

hy zal weten / waer dat myn goedt bevaert<br />

dat hy dus verloopt met zynder Concubyne<br />

+<br />

zo zal hy wech loopen / eist dat ghyt zoo claert<br />

men Roucx ghevaere / al liep hij ter ghalghewaert<br />

Ick liet noch al goet zyn / behild ick tmyne<br />

Kir iae ghy ghevaere dus zyt verduldich<br />

5 verduldich / hy es een vuyl belytre<br />

hy es zeck vaeryncx al de weerelt schuldich<br />

end ick moet betalen / wie werd myn scaloos quytre<br />

vp den wyn en bierbanck zyn tydt verslytre<br />

hy was eerghister ghepand / om schult <strong>van</strong> Renten<br />

10 ken gheloofs niet / hy was by willeboords mytre<br />

en by zyer croodse met al den Ornamenten<br />

Achaermen hu catheylen werden goet om venten<br />

ick zegghe hy Rumet al / Bee coffer en scryne<br />

kir laettet goet zyn ghevaere / wilt Ruste in hu prenten<br />

15 al liep hy int huterste <strong>van</strong> Occidenten<br />

Ick liet noch al goet zyn / Behild Ick tmyne<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 265 v


Princhesselicke<br />

198<br />

Gheuaere maect gheen obstacle<br />

Ieghens hem / en peynst dat ghy <strong>van</strong> nv voort an<br />

20 gherekent werd voor een oudt tabernacle<br />

en hy es wellustende // waddynghe eist dan<br />

ghy hebbes wel tachtentich ick en doe nochtan<br />

ghy doet / ghy lieght / bey hoe luud die snaere<br />

hadie niet inde spiersche Reyse / huwen zesten man<br />

25 En iaeick die starf daer maertelaere<br />

die liet * my veel goeds / dat was myn Caere<br />

maer dees bouue brynghet al ter Ruwyne<br />

ick werde bystier / ghyn werd / ick werde ghevaere<br />

al liep hy met aechte truwe ofte Claere<br />

30 Ick liet noch al goet zyn / Behild ick tmyne<br />

[Van medechynen gheleert / als den wyse]<br />

+<br />

Van medechynen gheleert / als den wyse<br />

<strong>van</strong> tweemael gheCoocte spyse<br />

ende <strong>van</strong> eennen quaeden wyfue der me<br />

Libera nos Domine /<br />

Ionghe ghehuvvede vraukens<br />

De ionghe madoonties die wyfueroentiens<br />

vviens mannekens zyn goe laetelyen floentiens<br />

dat huerlieder vraukens een Liedeken Cnuelen<br />

5 nau steppende vp inckel ghezuelde schoentiens<br />

met hoye vullende tsmans Capproentiens<br />

comtmer an / thierende / of menze zou duerbuelen<br />

vpdat dese zulcke me mochten huelen<br />

Een Liedeken alf vlaemsch alf walsch ghescakiert<br />

10 dier voortyds plach me omtrent gheerne snuelen<br />

ion ick om zynghen Reynhertich ghemaniert<br />

Liedeken<br />

Tant que viuray<br />

zo bem ick noch niet doodt<br />

15 Ie seruiray<br />

tvrauken in hueren schoot<br />

iusques a tant<br />

dat huer buucxken word groot<br />

// Par son playsir<br />

20 nam icxse by der handt<br />

pour mon desir<br />

* Vóór ‘liet’ ‘v’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

266 r


Leed icxse an eennen Cant<br />

nous feismes bonne chiere<br />

wy screuent anden wandt<br />

25 // Son alyance<br />

was een dobbel kansse<br />

zou was by my<br />

end ick daer by<br />

en ma playsance<br />

30 was ick ten dansse<br />

Puys que ainsy // Doe waeren wy<br />

Par bon vouloir<br />

waeren wy vroylick daer<br />

gentil debuoir<br />

35 dede zou tmywaerts claer<br />

+ *<br />

Fort Amoureux<br />

Toufde zou my voorwaer<br />

Le bon accoeul<br />

huers Lichaem gracieux<br />

5 tristresse doeul<br />

verIough victorieux<br />

nous feismes bonne chiere<br />

met herten Coragieux<br />

// Son alyanche ** etc a /<br />

10 Du bon du Coeur<br />

goethertich ghemaniert<br />

Ioyeulx Labuer<br />

hebben wy ghehanthiert<br />

et gentillesse<br />

15 minsaemich daer verziert<br />

// Par hardiesse<br />

creegh ick <strong>van</strong> huer consent<br />

et sans Rudesse<br />

tusschen vier aermkens gent<br />

20 nous feismes bonne chiere<br />

an venus Tafelment<br />

Son alyanche etc a<br />

Princesse myn<br />

pour tousIours tryumpher<br />

25 dyn claer aenschyn<br />

me faict perseuerer<br />

in huwe liefde heet<br />

madame par Amours<br />

gheen ick en weet<br />

* ‘Amoureux’: ‘A’ over ‘am’.<br />

** ‘alyanche’: ‘y’ over andere letter (e?).<br />

199<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 266 v


30 de qui *** iattens secours<br />

dan <strong>van</strong> hu ghereed<br />

oft anders nuyct et Iours<br />

zo moest Ic draeghen tcleedt<br />

de doeul / en noir velours<br />

35 Son alyanche /<br />

+<br />

was een dobbel kansse<br />

zou was by my<br />

end ick daer by<br />

en ma playsanche<br />

5 vvas ick ten dansse<br />

Puys que ainsy / doe waeren wy /<br />

Andre liedeken<br />

Elas que ie me Mariay<br />

ie puis bien mauldier la Fortune<br />

10 Contenter ma femme ie ne scay<br />

car elle se donne a tous commune<br />

elle na iamais que vng au Cop<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho /<br />

200<br />

Al doen ick Int wercken myn debuoir<br />

15 zou zeght ten dooght al niet een luere<br />

al Rommel Ick zomtyds in haer Comptoir<br />

ten claertter niet / wat dat ick schuere<br />

zou zeght een ander weet bet den keer<br />

maer al heet ick hanneken / men vyndter meer /<br />

20 Elle me faict garder la maison<br />

disant Ie voy a les beghynes<br />

sen allant auecques vng Compaignon *<br />

elle me faict garder Les pattynes<br />

elle boyt du vin / elle faict grand gro<br />

25 mais ie ne suis point Tout seul wyho<br />

Dan ghaetse tsmoorghens ter kercken waert<br />

en comt niet thuus voor hoogher noene<br />

esse dan met huer ghezellen verghaert<br />

tes wonder vvatter es te doene<br />

30 zy ghelaet haer als een brudeken theer<br />

maer al heet ick hanneken / men vyndtter meer<br />

*** Oorspronkelijk ‘quoy’; ‘o’ is doorgehaald en nadien is de ‘y’ geschrapt, waarbij de (bredere)<br />

streep door ‘o’ als ‘i’ moet gelezen worden.<br />

* Vóór ‘Compaignon’ is het afkortingsteken voor ‘com’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 267 r


Quand ie luy blasme ce vylain faict<br />

par mon serment elle ne tient Compte<br />

+<br />

Disant veilIaert Layssez ce plaid<br />

vng aultre fera mieulx / que tu monte<br />

ie ne ouyz iamais vng aultre motz<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho<br />

201<br />

5 Och dat ick dit huwelick noyndt bestond<br />

de huere mach ick zeer wel Beclaeghen<br />

ander tasten de borstkens / en Cussen de mondt<br />

Ick ziet ick zwyghe ick moet verdraeghen<br />

ick stae en grolle ghelyck een beer<br />

10 Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer<br />

Elle hante gens de tous estatz<br />

chascun le baise et Accole<br />

soit gentil homme moysne ou prelatz<br />

elle est a tous chascun friuole<br />

15 elle boyt Le vin par demy potz<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho<br />

Al eist voor my een lyden zwaer<br />

men vyndter meer naer myn Bevoelen<br />

die hanneken heeten / hier en tdaer<br />

20 ghemeene Rauwe / doet wel Coelen<br />

zulck heet nv ian / hiet voortyds gheer<br />

Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer<br />

Prince ie suis wyhotz connus<br />

Ce nest pas chose difficile<br />

25 Si ien suis vng Lon treuue plus<br />

de cha de la auant La ville<br />

on treuue des gens / bien ainsy sotz<br />

Mais ie ne suis point tout seul wyho /<br />

Prinche<br />

30 De name ian es zeer goet<br />

men vyndter meer hier binder stede<br />

Iae deen helft meer / dan mer kersten doet<br />

tgheualt te brugghe / end elders mede<br />

hier mede schudicx mynen gheer<br />

35 Maer al heet ick hanneken / men vyndter meer /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 267 v


+<br />

Ander liedeken<br />

202<br />

Ziet hier een manneken // al met twee tuten<br />

noyndt zulck een hanneken // het comt <strong>van</strong> Buten<br />

zyn wyfueken dynct ons quaelick sluten<br />

5 vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian que iayme tant /<br />

Moyses ymageken // hier in presente<br />

zulck personageken // maect hem zyn prente<br />

10 Tes <strong>van</strong>den ouden testamente // Vecy etc a<br />

Dit goelick Ruterken // heeft die maniere<br />

als een Cornuterken // maect gheerne Chiere<br />

zyn wyfueken valt hem goedertiere // Vecy etc a<br />

Noyndt lacker velleken // es <strong>van</strong> bedryfue<br />

15 dan dit ghezelleken // heeft teennen wyfue<br />

Zou wint haer costiens metten lyfue // Vecy etc a<br />

Als dit lack doontien // speilt binder gordynen<br />

huer man Ieroontien // wacht de pattynen<br />

zyn hoornekens Lancx te meerder schynen // Vecy etc a<br />

20 Als iiffer cleyntien // Comt huut taveerne<br />

dit slimme veyntien // draeght de Lanteerne<br />

zyn wyfueken zoo vercnaepet gheerne // Vecy etc a<br />

Tsnuchtens tylick // ter eerster messe<br />

zoo gheerne vrylick // zyn vrauken esse<br />

25 daer of zou es gheel de voochdesse // Vecy etc a<br />

Alsmer ghaet poyen // en wesen blyde<br />

dit ghildeken schoyen // Can an deen zyde<br />

thuus commende te platteelkens tyde // Vecy etc a<br />

Oorlof adieukens // hebt ghoe betraukens<br />

30 die thuwent nieukens // hebt Ionghe vraukens<br />

Wiens wyfkens sluten niet al te Naukens<br />

vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian ioly iehan<br />

vecy ian que iayme tant<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

268 r


+<br />

Een ander liedeken<br />

Myn Wyfueken Es myn wyfueken<br />

End ick bem hueren man<br />

Lack es in huer Bedryfueken<br />

5 waddynghe Lighter An<br />

// Onder eennen hoop gendaermen<br />

can zou huer wackerlick verwaermen<br />

dees neerynghe zou Can<br />

Zou ghaet als de pronckCaukens<br />

10 in een fraey clocxken // snel<br />

steppende zeer Naukens<br />

zulck kendt dit mocxken // wel<br />

Tsnuchtens tylick tsnavents laete<br />

RynckelRoyet achter straete<br />

15 Tes een Leylecker vel<br />

Garnaetiens en zulcke fruutiens<br />

zou huter mauwe gheeft<br />

met ionghe mispelghuutiens<br />

zou dicwils zondich sneeft<br />

20 Caerperkers metten wyn int zoken<br />

can zou meesterlicke coken<br />

dees gracyen zou heeft /<br />

Zou draeght trypen pantouffelkens<br />

omtrent een duumken breed<br />

25 met twee Fluweele mouffelkens<br />

huer handekens zyn Becleed<br />

Tsnuchtens vrough ter eerster messe<br />

vyndse huere Coppelesse<br />

die hueren Vbi weet<br />

30 Dit aerdich zoete doontien<br />

comt haestich Rechtevoort<br />

daer huer menich persoontien<br />

ontbiedt maer met een woord<br />

met hanneken pierken Copken claeyken<br />

35 wintse inden mey een zomer baeyken<br />

met fluweele gheboordt<br />

Ze doet wel huer besoengneken<br />

secretelick ghemaniert /<br />

203<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

268 v


++ tes Iammer dat dit schoon troengneken<br />

hem niet bet en Regiert<br />

tcan hem lodderlick pareren<br />

alst ter buersse wil passeren<br />

5 Tcomt amoureux verchiert<br />

Appelkens <strong>van</strong> Araengnen<br />

end ander liefuelick fruut<br />

Brynghtse dicwils huut spaengnen<br />

in hueren schoot gheduut<br />

10 <strong>van</strong> huer wercxken es zou milde<br />

zou gherieft een schaemel ghilde<br />

Om eennen vlieghuut<br />

Princhelicke mannen<br />

die dus meshuwet zyt<br />

15 wilt druck huut therte bannen<br />

en passeert huwen Tydt<br />

es hu wyfueken Lack <strong>van</strong> Aerde<br />

blyfter mede de ghepaerde<br />

Peynst hy verwint die Lydt /<br />

Een ander liet<br />

huut Rapiamus bondeken<br />

om der mede ziet<br />

danssen een Rondeken.<br />

Een Nieu huepssche ghehuwede vrauwe<br />

25 <strong>van</strong> eennen Rycquaert zeer bemint<br />

gheerne wouf hy vp haer ghetauwe<br />

dicwils wasser oock toe ghezint<br />

Omme tsaemen Marioleren<br />

ghijnghen wandelen huter ste<br />

30 end om tbancket daer fraey stofferen<br />

droughen den wyn met flasschen me<br />

Zelueren Croesen ende schaelen<br />

waerer oock ghebruneirt wit<br />

elck zochter venus cheyns betaelen<br />

35 in Liefden waeren zy bee verhit /<br />

+ Fol. 269 r, r. 20-23 onderstreept.<br />

204<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 269 r


+ Zy Reysden ter ghestelder hueren<br />

<strong>van</strong> spyse voorzien zonder bezwaer<br />

maer twee ghezellen <strong>van</strong> Avonthueren<br />

die volghdense <strong>van</strong> verre naer<br />

5 Omme dien Rycquaert minnen leeren<br />

end huutRechten die vrauwe Lack<br />

duvels hoofden en duvels Cleeren<br />

droughen zy me in eennen zack<br />

205<br />

Zy laeghen ghedoken achter een haeghe<br />

10 Te wylent dat Rycquaert besich was<br />

daer Rees vp een dondervlaeghe<br />

en tblexemde zeere vp dat pas<br />

Ieghens tempeest Luden de clocken<br />

dus hebben dees twee ghezellen zaen<br />

15 haer duvels hoofden Anghetrocken<br />

haer duvels cleeren oock anghedaen<br />

Daer dander twee laeghen dees ghezellen<br />

de bruloft ghynghen bestoormen zy<br />

duer dicke duer dinne met hueren bellen<br />

20 Rommelden totser quamen by<br />

Rycquaert hadde groote vaere<br />

duer dit duvelssche gheluudt<br />

zy liettent daer al Teenegaere<br />

en schoyde wech met zyn zoete bruudt<br />

25 Tvvas der ghezellen begheeren<br />

datse naemen zoo den vlucht<br />

zy ghynghen dryncken en vroylick smeeren<br />

zy vonder den haeszack metten bucht<br />

Rycquaerts keerle croesen en flasschen<br />

30 eer zy mochten zyn bekent<br />

eer mense mochte daer verRasschen<br />

staeckent In hueren zack al gent<br />

Anderssins ghijnghen zy hem vercleeden<br />

dander bleuen int Loopen moe<br />

35 met pack ende zack onder hem beeden<br />

Schoyden zy naer taveerne toe /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 269 v


+ De vveerdinne was goederhande<br />

zo was hy oock Ian goede weerdt<br />

Rycquaerts keerle bleeffer te pande<br />

voor zes guldens daer vertheert<br />

5 Waer zy met tzeluerwerck bevoeren<br />

en Rycquaerts tassche bezeluert wyt<br />

zullen wy hier naermaels Roeren<br />

ende vulzynghen / een ander tydt<br />

Oorlof elck amoureuse ghilde<br />

10 die venus wercxken meest behaeght<br />

als ghy wandelen ghaet int wilde<br />

Secretelicke te neste draeght /<br />

Een andere liedeken<br />

Tzoud Een meysken ghaen om wyn<br />

15 Tsnavents inde mane<br />

huer volgd eennen knispaert fyn<br />

Tot voor by de Craene<br />

verschiet niet hier // sprack knispaert fier<br />

maer vrauwelick dier<br />

20 pyndt doch tstille tstaene<br />

hu heb ick ghewacht // om dese nacht<br />

Schoon Lief met my te ghaene<br />

206<br />

Ten mach niet wesen tmeysken sprack<br />

myn morken zou my quellen<br />

25 knispaert * clouck naer zyn ghemack<br />

int wiel ghyngh hyse vellen<br />

Laet staen laet staen // Laet ghaen laet ghaen<br />

Riep tmeysken zaen<br />

ghy zoudt my zeker zeer doen<br />

30 mindt ghy my nv //zo zweer ick hu<br />

ien zullet my niet meer // doen<br />

Tschilde tmeysken niet een haer<br />

knispaerts frobbeleren<br />

Int wafelCraem ghijnghen der naer<br />

35 zeer vroylick Bancketeren /<br />

* Vóór ‘knispaert’ ‘cl’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 270 r


+<br />

den wyn gheCruud // droncken zy huut<br />

als een vrau Bruudt<br />

zat tmeysken goederhande<br />

An venus braem // int wafelCraem<br />

5 den wynstoop bleef te Pande<br />

Onder vveghe zoot gheviel<br />

naer amoureuse chieren<br />

in tvoornoomde Cranewiel<br />

ghynck hy tmeysken festieren<br />

10 ziet knispaert ziet // wats myns gheschiet<br />

aldus om Niet<br />

mueght ghy my ghaen te keere<br />

Twierd hueren danck // dies hyse schanck<br />

een stootter voor huer Eere<br />

15 Knispaert track <strong>van</strong> danen voort<br />

tot vp de vlamyncbrugghe<br />

tmeysken by huer selfs accoordt<br />

viel daer ouer Rugghe<br />

knispaert bezweet // ghaf huer ghereedt<br />

20 daer coud end heet<br />

en niet daer tseghen zeyse<br />

maer Liettet zaen // innewaerts ghaen<br />

Als voor de derde Reyse<br />

Cnispaert bleef dit meysken by<br />

25 zoot quam by ghevalle<br />

inde stoue ghynghen zy<br />

slaepen bachten walle<br />

Peynst hoe dat voer // dit meyskens moer<br />

die vp tclyncksnoer<br />

30 de duere heeft ghelaeten<br />

als tmeysken fraey // hilt huer labaey<br />

die zonder wyn daer zaeten<br />

Tmeysken was en bleef ghepropt<br />

met blyden vpzette<br />

35 voor tstoue heefter een gheclopt<br />

met een Ronde Bonnette<br />

end om ghewin // Lietmen hem in<br />

+<br />

naer zynen zin<br />

wild hy een vrauken hebben<br />

207<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 270 v<br />

+ 271 r


knispaert ter stondt // die was goet Rondt<br />

Liet tmeysken by hem Crebben<br />

5 Eerlick schietter knispaert of<br />

v<strong>van</strong>t zyn Lust Cesseirde<br />

dander sprack hem danck en Lof<br />

dat hy hem zoo stoffeirde<br />

eer knispaert ghijnck // den ionghelynck<br />

10 een gouden Rynck<br />

<strong>van</strong> zyn handt wildhy blooten<br />

en lietse daer // dits claer en waer<br />

Te pande voor twaelf grooten<br />

Princhelicke meyskens gent<br />

15 wackerlick te Beene<br />

alsmen hu tsnavents om wyn huutzendt<br />

en ghaet doch niet alleene<br />

Ia want knispaert // Clouck onvervaert<br />

naer zynen Aert<br />

20 zou tooghen oock zyn treken<br />

end in hu schilt // iae en ghy wilt<br />

zoud hy zyn Lanche steken<br />

Liedeken Amoureux<br />

Vpden voys Nieukercke gent<br />

25 Waer zyt ghy nv<br />

myn liefste lief ghebleken<br />

Ick comme tot hu<br />

alsnv om troost ghestreken<br />

Schynct my ter noodt<br />

30 doch troost huut huwen schoot<br />

Leuende doodt<br />

zo Lyd ick wederstoot<br />

groot // Onghevough<br />

doen my nyders gheRuchten /<br />

+<br />

Lief // ! Een troost es ghenouch<br />

voor dusentich verzuchten<br />

Troost. my schoon Lief<br />

den gheest die zal verfraeyen<br />

5 myn zuchtende grief<br />

mueght ghy Alleene paeyen<br />

// huwen troost goet<br />

myn alder Liefste zoet<br />

208<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 271 v


209<br />

vernieut myn bloedt<br />

10 iae tlichaem spyst en voedt<br />

doet // my doch huten plough<br />

die gheenen troost Can pluchten // Lief etc. a<br />

Lief Eennen troost certeyn<br />

myn zuchten mach ghenesen<br />

15 hu troostbaerhede Reyn<br />

die houd ick hoogst ghepresen<br />

// Bouen alle vruecht<br />

Iae gheel des zomers Iuecht<br />

Lief / diet vermueght<br />

20 troost my by huwer duecht<br />

verhueght // My vrough<br />

gheen zwaerheyt zal ick duchten // Lief etc. a<br />

Elck aderken dat gloost<br />

om troost <strong>van</strong> hu verweruen<br />

25 gheeft doch tionck herte troost<br />

of tmoet mestroostich steruen<br />

doch myn schoon Lief eerbaer<br />

voor duusent zuchten zwaer<br />

een troost <strong>van</strong> hu voorwaer<br />

30 es al ghenouch dats claer<br />

Maer // wien oyndt verwough<br />

vrau venus zware vruchten // Lief etc. a<br />

Vroom ende sterck<br />

zo zal ick hu byblyfuen<br />

35 tooght een ghenaedich werck<br />

Reyn fluer <strong>van</strong> allen wyfuen<br />

++<br />

Myn bede doch Anhoort<br />

end een troostelick woordt<br />

Iont my Rechtevoort<br />

duer tIonstelick accoordt<br />

5 verstoort // die drough<br />

tmywaerts / gheveynsde cluchten // Lief etc a<br />

Veel zuchtens en verdriet<br />

quellen my buter maeten<br />

end huwen troost ziet<br />

10 mach my alleene baeten<br />

Tzuchten my druckich dwynght<br />

als elck Lichtvroylick sprynght<br />

schoon lief doch myns ghedynct<br />

maer een inckel troost schynct<br />

15 vvynct // die doogskens dwough<br />

doe my nyders deen vluchten // Lief etc a .<br />

+ Fol. 272 r, r. 29 ‘Liedeken’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 272 r


Princhesse Fier<br />

zoetzinnich <strong>van</strong> manieren<br />

helpt huut dangier<br />

20 een <strong>van</strong> huwen scholieren<br />

// hu blyf ick onderdaen<br />

om troost vercryghen zaen<br />

menich zuchtende traen<br />

heb ick om hu ontfaen<br />

25 Waen // die voormaels Lough<br />

helpt my den gheest verluchten<br />

Lief! / Een troost es ghenough<br />

voor duusentich verzuchten /<br />

210<br />

Liedeken naer de Nieuwe patoys<br />

om zynghen met een sterck vpgheheuen voys<br />

Weist clouck myn huutvercoren<br />

die venus discipelen zyt<br />

gheeft den moet niet verloren<br />

vulbrynght des lusts apetyt /<br />

+<br />

ioncvraukens fraey gheboren<br />

hebt gheenen zoorghe noch ducht<br />

Commen ons nyders storen<br />

wy zetten die vreckaerts voren<br />

5 want zy iaeghen niet dan den bucht<br />

Maer tsmoorghens vrough te wyne<br />

naer dat god es ghegroet<br />

vulcomt venus doctrine<br />

dan tspreken ghaet tliefuerlynck zoet<br />

10 zulck heeft veel ghelts in tscryne<br />

daert zo menich Luchtzinnich verteert<br />

elck schuwe tsvreckaerts lyne<br />

al waerer een vulle dousyne<br />

zen zyn niet eennen Rutere weert /<br />

15 Als Vreckaert zit voor duere<br />

den Ruter drynct bier en wyn<br />

den vreckaert Biedtmen tzuere<br />

den Ruter / dat blyde aenschijn<br />

den Ruter es de Cuere<br />

20 daer de vreckaert moet achter staen<br />

met ghiereghen Labuere<br />

ghecryght hy zyn Coorne in tschuere<br />

daer de ghilden vp spelen ghaen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 272 v


vreckaerts die Ruters schuwen<br />

25 zy maecken zo lettel solaes<br />

zy dryncken metten Puwen<br />

hueren cost / es vinneghen Caes<br />

tghelt zy in potten duwen<br />

dan comt die doodt / diese haestelick velt<br />

30 men laet corts of <strong>van</strong> Luwen<br />

de weduwen met Ruters huwen<br />

Aldus gheraecken de ghilden an ghelt<br />

vvy en willen voort an niet spaeren<br />

sprack tvrauken dat edel Iuweel<br />

35 zou haelde deyers by Paeren<br />

en maecte den Ruter Candeel<br />

+<br />

god wil den vreckaert bewaeren<br />

zelden wrocht hy naer myn ghevough<br />

speilt ghy wel vpde snaeren<br />

Laet wercken en zoorghen vaeren<br />

5 ick hebbe ghelt ende goeds ghenough<br />

wilt Ruistich hu gheneeren<br />

en goet fraey ghezelschap hanthiert<br />

wilt vloucken noch oock zweeren<br />

in tbeste wynt ende Biert<br />

10 vvilt stout alomme theeren<br />

den borst smeert / end en doet gheen quaet<br />

Cunt ghyt <strong>van</strong> my begheeren<br />

ick zal de ghelaegskens weeren<br />

v<strong>van</strong>t zyt myn troost en toeverlaet<br />

15 Die dit eerst zijnghen wilde<br />

dat was een huepsch vrauken fyn<br />

met Ruters zou gheerne Bilde<br />

elck vreckaert deed huer ghepyn<br />

<strong>van</strong> herten was zou milde<br />

20 v<strong>van</strong>t zou haddet zeer wel in dhandt<br />

een gulden huer weynich schilde<br />

zou schoyde metter ghilde<br />

En vercochte Landt ende Zandt /<br />

Aucteur<br />

211<br />

25 Zo vvie een schoon wyf heeft willen trauwen<br />

en niet can onderhouden / naer hueren heesch<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 273 r


212<br />

Dicwils heeftmen dit mueghen schauwen<br />

Noodt / stelt ter vente huer eeghin vleesch<br />

En Franchoys<br />

++<br />

30 Qui a espouse Belle femme et gente<br />

et na de quoy le nourir / est deceu<br />

Necessite meet chair humaine / en vente<br />

Comme pluiseurs lont souuent apperceu * /<br />

Ouerspeilders<br />

Onvulmaect zullen des ouerspeilders kyndren zyn<br />

en tzaet <strong>van</strong> dat boose bedde / zal zyn verdreuen<br />

end hoe wel zy mueghen langhe leuen fyn<br />

5 voor niet zullen zyn gheacht beseuen<br />

end huer laetste ouderdom / zonder eere bleuen<br />

Aucteur<br />

Dusdaneghe ouervlieghers ende Pupstekers<br />

ion ick thuerlieder Amoureuse // vveilde<br />

10 ouerspeilsteghe Ruwe Comptoiren vpBrekers<br />

de naerghenoomde mesmaecte Morueuse // Beilde<br />

Ex officina textoris<br />

Vander leelicke Vetustina es bescreuen<br />

Dat was / een schoon Leelicke vuyle zwadde<br />

15 hebbende drie tandekens hooghuut gheheuen<br />

maer drie haeren waeren inden Croock ghebleuen<br />

de borst als een crekele / graeu als een padde<br />

de beenen als een miere / ende bouen dien zhadde<br />

de borstkens als een waterzack / end een mondeken<br />

20 als een Cocodrille wytgaepende cladde<br />

een berompelt voorhooft / tscheen een Sulferbondeken *<br />

hueren zangh was / vp menich stondeken<br />

als puwen ofte mugghen / die tvolck tsnachts plaeghen<br />

tghezichte als een nachthuul / wie zou een zondeken<br />

25 met dees schoonleelke beilde auenthuerlick waeghen<br />

Als een stynckende buck ** Roocxse tallen daeghen<br />

en meer andre ghebreck moest thueren behouue // zyn<br />

zou was schoone <strong>van</strong> Leelicheyt bouen al huer maeghen<br />

* Oorspronkelijk ‘aperperceu’; afkortingsteken voor ‘per’ verbeterd tot ‘p’.<br />

+ Fol. 273 v, r. 13 ‘Vetustina’, 15 ‘drie tandekens’, 16 ‘drie haeren’, 17 ‘borst... padde’, 18<br />

‘beenen... miere’, 19 ‘borstkens... waterzack’, 20 ‘Cocodrille’, 21 ‘berompelt voorhooft’, 23<br />

‘puwen... mugghen’, 24 ‘tghezichte... nachthuul’ onderstreept.<br />

* Vóór ‘Sulferbondeken’: ‘supf’ doorgehaald.<br />

** ‘buck’: ‘b’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

273 v


++<br />

213<br />

Toncruudt hadmer mueghen met besems / of vaeghen<br />

30 die dit beildeken ontschaecken zou / moest wel een bouue // zyn<br />

en tzoude wesen drouue / zijn *** in tsneckers Name<br />

indient // Me Vriendt<br />

Den Promoteur vername /<br />

Venus legisten<br />

Legisten die in venus volume studeren<br />

met die Peripatetice Ambuleren<br />

maer zyn int Enbracheren // zonder syncopade<br />

5 vp dat ghyr mocht zelue bet of Argueren<br />

venerieren<br />

Gheef hulieden deis mixte theutonicque Balade<br />

Balade<br />

10 Scientie die es <strong>van</strong> ouds ghedescribeirt<br />

conste vercreghen by langher demonstratie<br />

vvete by Redenen gheprouft gheConfirmeirt<br />

elcx wetelicx twyfels / bewys ende declaratie<br />

By argumentacie // wiens Blamatie<br />

donwetende altyds meest Procureirt<br />

15 zy Ignorant / By puerer negatie<br />

ofte priuatie<br />

of anders tot haer onghedisponeirt<br />

// Ende ter contrarien die ghestilleirt<br />

gheindoctrineirt *<br />

20 practizien es / of clerck speculatyf<br />

zal dies vermonden / dus es <strong>van</strong> my gheproponeirt<br />

vvie dat meest mint / weder den man of tvvyf<br />

Minne / mach wesen dynct my gheinterpreteirt **<br />

vierich begheer / des herten delectacie<br />

25 of tziens / of tshoorens appetyt ongheordonneirt<br />

Blendt / onghenaedich / der mensschen tribulatie<br />

wiens molestatie // (Ter dolatie)<br />

den man zoetmondich meest seduceirt<br />

*** ‘zijn’: ‘z’ over ‘W’.<br />

+ Fol. 274 r, r. 24 ‘vierich begheer’, 27 ‘wiens molestatie’, 28, 32 ‘vierich begheer’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘gheindroctrineirt’; ‘r’ na ‘d’ is doorgehaald en voor de duidelijkheid is boven<br />

‘r’ na ‘t’, die bedekt wordt door de krul <strong>van</strong> het afkortingsteken voor con in r. 18, een andere<br />

‘r’ interlineair toegevoegd.<br />

** ‘gheinterpreteirt’: ‘r’ na ‘p’ over ‘e’; de ‘e’ daarna is ingelast.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

274 r


214<br />

als nuttelicxste materie / tzynder estimatie<br />

30 ende generatie<br />

v<strong>van</strong>t de man in hitten *** twyf Excedeirt<br />

// als vierich begheer / dan solliciteirt<br />

ofte inquereirt<br />

te vyndene zyn nuttelicxste Combustyf<br />

ten manne / tbegheer meest inclineirt<br />

Dus schynt / dat meest / mint man / dan twyf /<br />

++ Tvvyf. Coud ende wack natuerlick gheformeirt<br />

es Repugnant / des viers Elementacie<br />

tvalt difficil / eer zou wordt gheinflammeirt<br />

v<strong>van</strong>t coud ende wack / schuwen een habitacie<br />

5 als qualificatie // By Combinatie<br />

der minnen / haer siedge Abandonneirt<br />

tswyfs zuvers / by tsviers euaporatie<br />

ende emundatie<br />

Minne es / ongheCorrumpeirt<br />

10 Venereicque legisten laet / Meest. / niet onghenoteirt<br />

tes gheEquiuoceirt<br />

ick neimt hier Aduerbie Comparatyf<br />

ten andren / wast dicwylst by my ghevseirt<br />

Zeerst / dan de man / schynt / minnende / Twyf<br />

15 Princhelicke<br />

Legisten ghy zyt Argumentatyf<br />

ende zeere actyf<br />

tes best <strong>van</strong> huwer Contemplatie<br />

hier of te gheuene diffinityf<br />

20 demonstratyf<br />

in wien zy tsminnen meeste inflammatie<br />

myne speculatie // ofte ymaginatie<br />

ne es dies te zyne indicatyf<br />

noch decisyf<br />

25 Odieux es alle comparatie<br />

*** ‘hitten’: ‘h’ over ‘v’.<br />

+ Fol. 274 v, r. 10 ‘Meest’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 274 v


215<br />

want / indignatie<br />

spruut // huut // tsghelyckens negatyf<br />

Diffamatyf<br />

Ick en vveet wie meest / mint / Man of wyf /<br />

Aucteur<br />

+<br />

An tlyf gheheuen // den buuck ghewreuen<br />

in tlenden zweet<br />

zulcdaenich hanthieren // Zietmen faelgieren<br />

Eer datment weet //<br />

Refereyn<br />

Naer dien dat god / die heere almachtich +<br />

hadde den menssche ghescepen Crachtich<br />

en stelde int paradys * der wellusticheden<br />

5 ten es niet goet / zoo sprack hy warachtich<br />

dat de menssche zy alleene in tsweerelts steden<br />

Laet ons hem maecken / een hulpe der vreden<br />

ende god themmerde / doe ten beghinne<br />

Een wyf <strong>van</strong>der Rebbe / <strong>van</strong> adams leden<br />

10 twelcke wyf / was gheheeten Manninne<br />

om dat zou <strong>van</strong>den man was ghecommen inne<br />

daeromme zal een man vader moeder verlaeten<br />

ende an zyn wyf houden / met vieregher minne<br />

en twee in een vleesch zyn / tot behulpeghe baeten<br />

15 dies zegh ick tdeser daeten // zoot dheere voorzach<br />

Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach.<br />

Die mensschen leuende in tsweerelts breeden<br />

mueghen <strong>van</strong>den wyfue niet zyn verscheeden +<br />

maer met alder neersticheyt / die themwaerts brynghen<br />

20 vvaert dat een man goud en zeluer <strong>van</strong> Beeden<br />

end oock hadde vergaedert alle schoone dynghen<br />

ende zaeghe een wyf in huer omRynghen<br />

<strong>van</strong> gheschictheyt end oock <strong>van</strong> ghedaentten goet<br />

zo zal hyt al verlaeten / duer tswyfs bedwynghen<br />

25 ende zal mercken vp haer Reyn wesen vroedt<br />

en anschauvvense / met openen monde zoet<br />

ende zalse meer themwaerts Locken der by<br />

dan goud ende zeluer / dwelck nochtans veel doet<br />

en dan eenich costelick dynck wat het zy<br />

30 Dies segh ick vry // om <strong>van</strong> vrauwen doen gheclagh<br />

Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach.<br />

* ‘paradys’: tweede ‘a’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

275 r<br />

+ Genesi .2.<br />

+ .3. esdre .4.


216<br />

Ende omme tswyfs wille al waer hy Can<br />

de man die verlaet zynen ** vader voort An +<br />

die hem heeft vpghevoedt / en zyn landschap der naer<br />

35 ende vought hem tsaemen an twyf Alsdan<br />

ende met twyf verlaet hy zyn ziele voorwaer.<br />

+<br />

hij en ghedynct vader noch moeder dats claer<br />

noch Landschap noch alle Ryckdom hoe groot<br />

Twyf es de mans hulpe / in alle Bezwaer<br />

zyn beghin. zyn leuen / ende hulpe totter doodt<br />

5 tsmans Ruste troostbaere / toufzaemeghe schoot<br />

speghel <strong>van</strong> vruechden / minnelicxsten ontfanck<br />

moederlick toevluchten in nathuerlicker noodt<br />

tsmans melyf / dwelck hem god den heere schanck<br />

dies int eerdsch be<strong>van</strong>ck // zegh ick zoo ick plach.<br />

10 Tvvyf zou de man best deruen / dan de man twyf mach<br />

Prinche<br />

Byden man verstaen wy Redene<br />

Ende byden wyfue de zinlichede<br />

om zyne ghenouchte me te bestedene<br />

15 hem zeluen der mede wel te bevredene<br />

zoo mueghzy tsamen winnen goe vruchten mede<br />

Twyf blyft tsmans hulpe <strong>van</strong> ouder zede<br />

als twee zielen in een Lichaemelick Lyf<br />

dies zegh ick ende tdynct my warachtichede<br />

20 Best zoude twyf de man derfuen / dan de man tvvyf<br />

Refereynvvys wie my versnacte<br />

int niet ghedooghen<br />

By deser naervolghende Acte<br />

Wilt zotlick betooghen / +<br />

25 De mutsebreyeghen <strong>van</strong> stuuenbergh bekent<br />

meest ziende Blendt<br />

die heb ick vooren gheleydt / een argument<br />

wie best deruen zou twyf de man / of de man twyf<br />

een oude Lossche babilte / die quam my omtrent<br />

30 in bouvrye vpghespent<br />

vooren crepel achter lam / inde Coppelynghe styf<br />

/ En zeyde / wieder ieghens stichte ghekyf<br />

dat de man tvvyf / negheenssins mach deruen<br />

v<strong>van</strong>t een man zonder wyf / es een versteken verblyf<br />

** ‘zynen’: ‘y’ verbeterd uit ‘n’ (tweede been verlengd).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 3. esdre 4<br />

+ 275 v<br />

+<br />

5 september .1545.<br />

Tardenburch


217<br />

+ maer een alf Lichaeme / om Venus werck verweruen<br />

een mes zonder schee / end in tsweerelts erfuen<br />

by een man zonder wyf / men ghemack noyndt en zach<br />

een man zonder wyf / Laet zyn Iueght afkeruen<br />

5 dies zegh ick spracxse / ende wilder vp steruen<br />

Tvvyf zou de man best deruen / dan de man tvvyf mach<br />

Een man zonder wyf die moet Iaqueloos schoyen<br />

en dooldranck poyen<br />

al waer hy eennen ghoock zo zietmer me hoyen<br />

10 kir een man zonder vvyf / die es nieuwers gheacht<br />

vvie zoude dan mueghen zyn keerleken ployen<br />

naer tspondeken schoyen<br />

hem daer helpen vercheynsen Vrau venus pacht<br />

end hoe zoudhy verweruen oock goeden nacht<br />

15 zo spracker een oude tantTreckeghe daer<br />

ende tvvyf de man als een Raeu eyken wacht<br />

v<strong>van</strong>t twyf es tsmans hulpe ghestelt voorwaer<br />

een man end een wyf dats een vriendelick paer<br />

twyf es tghetauwe / de man den inslach<br />

20 dies en mach deen zonder dander niet / maer<br />

int derfuen / zo zegh ick hier nv openbaer<br />

Twyf zou de man best deruen / dan de man twyf mach<br />

Tes onlancx ghebuert Bin de vlaemssche paelen<br />

spracxse zonder draelen<br />

25 dat een gentelman ghynck buter myle malen<br />

end een wyf an hem zeluen nochtans had hy<br />

<strong>van</strong> een ander mans wyf vvildhy niet faelen<br />

hy ghyncker in zaelen<br />

ende <strong>van</strong>dtter hem Ruistich ontcleedt der by<br />

30 tswyfs man die quammer te naerghanghe vry<br />

ende zach een ander tzijnent Lossen zyn graen<br />

hij hilt zyn ghedoogh / maer watter meer of zy<br />

des naecte mans cleederen heeft hy Anghedaen<br />

damaste keerle en Rock / docht hem moyelick staen<br />

35 zyn goudin kethen anden hals oock vp dien dach<br />

dus hadde dees man tvvee wyfs / naer myn vermaen /<br />

++<br />

zo blycket hier huute Certeynelick zaen<br />

Tvvyf zou de man best derfuen / dan de man twyf mach<br />

Prinche<br />

Desen hans de duudsche Liet twyf marioleren<br />

5 hy ghynck tryumpheren<br />

+ Fol. 276 v, r. 20-30 en datum in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 276 r<br />

+ 276 v


218<br />

hy Ruusschte int damast clouck zonder cesseren<br />

en Liet den ander zyn wyfs Cappelle bezynghen<br />

hy schoyde naer taveerne dits om Corderen<br />

om vruecht stofferen<br />

10 zo deedhy als een heere daer halen en brynghen<br />

zyn ghebuers verwondert <strong>van</strong> zyn moye dynghen<br />

vraegden hem hoe dat hy zoo was ontslopen<br />

ick bem nv in hem sprack hy / int omRynghen<br />

<strong>van</strong> eennen die Light in myn wyf gheCropen<br />

15 den wyn wierd wel eens vp den lyfcoop ghezopen<br />

tdamaste cleedt bleeffer voor tgheele ghelach<br />

tdeser causen dan ende tvoorghaende nopen<br />

zo dynct my expresselick / en zoud oock hopen<br />

Tvvyf zou de man best dienen / dan de man twyf mach.<br />

[Vanden hertoghe <strong>van</strong> Bruunswyck / maer]<br />

20 Vanden hertoghe <strong>van</strong> Bruunswyck / maer<br />

Eist Lueghene of waer<br />

God verleen ons / een goet Coorne iaer<br />

hy als ghetrauwe standvastich pylaer +<br />

hadde bynaest duer ontrauwe wankelbaer<br />

25 Ontpaert ghevonden zyn wederpaer<br />

maer quam in tyds naer<br />

in tsbrulofts verghaer<br />

daer een ander schicte trauwe<br />

zynder huusvrauwe<br />

30 dhertoghe de naeste was dats claer<br />

Godsvruchteghe mensschen heeft men oyndt ghevonden<br />

Ter eeren gods gheReyst / ouer zee ende zandt /<br />

+<br />

een hertoghe <strong>van</strong> bruunswyck in voorleden stonden<br />

die vvilde ghaen bezoucken theligh landt<br />

oorlof nam hy an zyn edel vrauwe playsant<br />

huer bevelende / al zyns huus secreten<br />

5 Ende es om Reysen te peerde ghezeten<br />

VoortRydende zoo hy hadde inden zin<br />

zyn Cnaepe ende zyn volck tsamen<br />

zyn commen zo verre te Landewaerts in<br />

tot dat zylieden An de zee quamen<br />

10 daer ghynghen zy tschepe naer tbetamen<br />

inde zee zynde / zoot wilde wesen<br />

Esser een groot tempeest vpgheresen<br />

Dedel hertoghe maecte gheen gheschillen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Actum Anno .1543.<br />

+ 277 r


219<br />

dat * hem de benautheyt <strong>van</strong> zyn volck deerde +<br />

15 zyn cnaepe deedhy zyn peerdt villen<br />

en liet hem der in naeyen / zoo hyt begheerde<br />

hier in lach hy ghewapent / met zynen zweerde<br />

alsoo verbeydende goe Aventhuere<br />

Tzoete mocht commen / docht hy naer tzuere /<br />

20 Inde zee dryfuende mast cabels bezweken +<br />

veel daeghen victaelge faelgierde ter nood<br />

dies moesten de peerden den hals of steken<br />

ende aeten tvleesch <strong>van</strong> honghere groot<br />

tempeestich Lydende veel wederstoot<br />

25 in duusentich periclen vul ancxst en ducht<br />

anders niet ziende dan zeewaeter en Lucht /<br />

Zulcke ancxst ende vreese had hy noyndt gheploghen<br />

tschip bedarf om zyncken inden grondt<br />

Een vueghelgryp die quammer ghevloghen<br />

30 die den hertoghe greep ter stondt<br />

alsoo hy int vel lach ghenaeyt ghezondt<br />

end heeft hem ghevoert / huut dat passaige<br />

in een vreimdt landt / vul wilder busschaidge<br />

Als hem den vueghelgryp daer brochte<br />

35 zyn zweerd lach met hem int vel ghenaeyt<br />

met grootter subtylheyt hy huutgherochte<br />

hem ziende / de vueghelgryp wierdt ontpaeyt /<br />

+<br />

daer Ieghens te strydene / was hy verfraeyt<br />

ende heeft daer clouck zonder verflauwen<br />

vueghelgryps Rechter claeu ofghehauwen<br />

De vueghelgryp vervloogh thueren onghemaecke<br />

5 dhertoghe doe zynde int busch Alleene<br />

hy zach een leeu vechten Ieghens een draecke<br />

die fellick groot was / de Leeu te cleene<br />

dies hielp hy den leeu / daer huten weene<br />

ende dhertoghe / naer zyn Ridderlick pleghen<br />

10 heeft daer die felle draecke versleghen<br />

De leeu zynde verlost huut die tempeesten<br />

quam totten hertoghe ghedwee en vry<br />

hem tooghende alle toufzaemeghe feesten<br />

waer dat hy ghynck den leeu bleef hem by<br />

15 hoe Langhe dat int busch was hy<br />

* ‘dat’: ‘t’ over ‘n’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .B.<br />

+ .A.<br />

+ 277 v


daer of en vyndtmen gheen tydt bescreuen<br />

hoe langhe dat hy daer heeft ghebleuen<br />

220<br />

Maer dedel hertoghe voorzienich en stout<br />

die ouerdochte zeer vreimde zaecken<br />

20 met zijnen zweerde ofhieu hy hout<br />

dat hy huut tbusch mochte gheRaecken<br />

eennen hoirt ghyngh hy der of maecken<br />

daer hy me mochte zonder wee<br />

Eenichssins ouervaeren die wilde zee<br />

25 Den Leeu zyn aes zochte zonder verblaeuwen<br />

ende hielp zynen meestere neerstelick daer<br />

thout vergaderen met zyn Claeuwen<br />

ende was hem zeere bedienstich voorwaer<br />

dat ghedaen zynde / doe der naer<br />

30 thooft Leydhy nedere Te dien keere<br />

ende wierdt slaepende by zijnen heere<br />

Dhertoghe wilder niet langhe blyfuen<br />

int busch / dies was hy <strong>van</strong>den zinne<br />

vpden hoirt te ghaene / ende laeten dryfuen<br />

35 inde gods ghelee te zijnen ghewinne<br />

+<br />

hy dochte den leeu was te busschewaerts inne<br />

zouckende wat hy mochte Eten<br />

ende dat hy zyn meester zoo zoude vergheten<br />

Eer dat dhertoghe vp dien dach<br />

5 teeneghaer ofvoer <strong>van</strong> die stede<br />

den leeu naer hem commen gheloopen zach<br />

ende broghte met hem een Conyn mede<br />

den leeu groote pooghernye dede<br />

als zyn meester steken zou <strong>van</strong>den Cant<br />

10 hy spranck vp den hoirt / ende Liet het Landt<br />

Zo verre zo langhe dhertoghe voer<br />

vp zynen hoirt die in zee zwam<br />

met eennen stocke zo hilt hy tRoer<br />

tot dat hem een groot schip naer quam<br />

15 doe liet hy den hoirt / en daer in clam<br />

ende den leeu in tschip oock spranck<br />

zoo quamen zy ouer tzeewatre stranck<br />

Dhertoghe te lande gheArriueirt<br />

de leeu en deed hem gheen verlaet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 278 r


20 zoo hy duer tlandt es ghepasseirt<br />

wierdt hy bespronghen <strong>van</strong> Roouers quaet<br />

hy steldhem ter weere in cloucker daet<br />

en weerd hem zoo metten zweerde bloodt<br />

dat twee Roouers daer bleuen doodt<br />

221<br />

25 Dhertoghe voornoomt <strong>van</strong> edelen bloede<br />

met zynen Leeu / es duer een busch gheghaen<br />

hem luste te Rustene / want hy was moede<br />

dies vougdhem nedere ter eerden zaen<br />

den Leeu by hem / Clouck by ghestaen<br />

30 dhertoghe dochte zoo hy Lach en sliep<br />

dat dus een stemme themwaerts Riep<br />

Staet vp hertoghe / en thuuswaerts keert<br />

boodschap zo brynghick hu waerachtich<br />

blyft ghy hier langher hu druck vermeert<br />

35 hu wyf verliest ghy / end hu goedt machtich /<br />

+<br />

haest hu staet vp / zyt dit voordachtich<br />

v<strong>van</strong>t ick zeghu in goeder trauwe<br />

Corts zal erhuwen dyn edel huusvrauwe<br />

Dhertoghe stondt vp naer dat verstandt<br />

5 ende om schuwen meerdere dangier<br />

zynen leeu streeck hy metter handt<br />

aldus sprekende / Och edel dier<br />

Laet ons gherynghe scheeden <strong>van</strong> hier<br />

mynen moet es bedruct nv zeere<br />

10 Tot ick comme daer ick bem Landheere<br />

Al truerende ghynck hy naer de behoorte<br />

zyn zinnen die hadden Lettel ghepaeys<br />

totdat hy quam an deerste poorte<br />

<strong>van</strong> zynen slote ende palaeys<br />

15 tghepeyns maect hem veel hooftghedraeys<br />

hy clopter vooren styf ter Cuere<br />

zo datmen hem opene dede de duere<br />

Doe hy tusschen de tvveetste poorte quam<br />

Liet zynen druck wat neder zijncken<br />

20 troost in hem zeluen ter herten nam<br />

ende badt om eens te mueghen dryncken<br />

eennen Ionghelyngh wild hem schyncken<br />

ghewillich huut een ionsteghe grondt<br />

Een pot vul wyns haeldhy ter stond<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 278 v


25 Dhertoghe dranck al huter schaelen<br />

waer of hy lauenesse ontfynck<br />

daer naer Liet hy inden wyn daelen<br />

een alfuen schoonen vyngherlyngh<br />

hy verzochte anden Ionghelyngh<br />

30 dat hyse der bruud draeghen zoude<br />

zou was ghemaect <strong>van</strong> fynen goude<br />

Doe dhertoghinne den Rynck zach<br />

die den ionghelyngh huer quam draeghen<br />

versaeght beRoert / meer dan zou plach<br />

35 stack omme den tafel ende scraeghen<br />

+<br />

totten hertoghe / Es zou vpgheresen<br />

end als hueren man Vriendschap bewesen<br />

Dhertoghe die toogde oock zyn eere<br />

alle zwaermoedicheyt hy verghat<br />

5 v<strong>van</strong>t hy ghaf den Ionghen heere<br />

die zyn wyf zoude hebben ghehadt<br />

zyn eeghin dochtre / ende bouen dat<br />

goeds ghenough ghaf hy der mede<br />

Thuerer Ruste ende paeyselichede<br />

222<br />

10 Dhertoghe ghecreegh zyn landt en wyf<br />

elck was verwondert daer zynde verghaert<br />

ghezaemdelick Leefden voorts zonder ghekyf<br />

zyn vromicheyt wierd zeer verre vermaert<br />

<strong>van</strong> alle man Eere gheopenbaert<br />

15 Langhe wyle daer naer starf hy<br />

den Leeu die bleef hem altyds by<br />

In een tombe wierd hy begrauen<br />

der bouen hyngh vueghelgryps claeu en tzweerd<br />

den leeu en wilde <strong>van</strong> daer niet drauen<br />

20 vp tgraf te blyfuene heeft hij begheerd<br />

zyn meesters doodt heeft hem ghedeerd<br />

v<strong>van</strong>t at noch dranck <strong>van</strong> Rauwe groot<br />

naer tshertoghen zyns meesters doodt<br />

Dhertoghe <strong>van</strong> bruunswyck tzyn claere zaecken<br />

25 begheerde voor zyn doodt een Bede<br />

datmen een Pyroon zoude maecken<br />

ende stellen inde middel <strong>van</strong>der stede<br />

en daer vp zetten tzynder ghedachtichede<br />

eennen Leeu vp dat Fyne // was<br />

30 <strong>van</strong> goude zo groot / als de zyne // was<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 279 r


223<br />

Dhertoghinne vulquam dit al<br />

in eeuwegher memoryen gent<br />

hy wast weerdich int eerdsche dal<br />

<strong>van</strong> edelen huuse was hy Bekent /<br />

++<br />

aldus nam zynder Rengnatien hendt<br />

int tghetal hopen wy / die den heere dienden<br />

God werct wonderlick in zyn Vrienden<br />

Aucteur<br />

5 Om de meersman Waelkens oock wat te stofferene<br />

en te Testamenterene<br />

<strong>van</strong> twondre in dit huwelick gheschiet<br />

heb Ick gheavonthuert slicht te Translaterene<br />

in een cuecken walschken tvoornoomde Bediet<br />

10 Al en accordeert den zin iuiste tsamen niet<br />

ende hebber wat waerschynich Anghelapt /<br />

Tot historyen dient zomtyds ghefingiert yet<br />

dat verwonderen biedt<br />

houdet voor een gheconfyte lueghene gheclapt /<br />

[Histoire Merueilieuse]<br />

15 Histoire Merueilieuse<br />

Du ducq de bruunswycq nommez<br />

Lequel par Fortune Fortuneuse<br />

en pluseurs perilz fust preseruez<br />

Aux lecteurs<br />

20 Fort Inconstante est Rengnation mondaine<br />

la fortune fameuse donne aulcuns plaine<br />

bonne Felicite<br />

aultres beaucop tribulations amaine<br />

Crainte / doeul / promesse incertaine<br />

25 et nulle prosperite<br />

Aulcuns Riches deuenir a mendicite<br />

et aultres poures paruenir a Richesse<br />

aulcuns mectant en paix et Tranquillite<br />

+<br />

Eulx veuliant enuironner de toutte Largesse<br />

aulcuns dominateurs en Royale noblesse<br />

aultres La face eulx Retourner<br />

+ Fol. 279 v, r. 15-19 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 279 v<br />

+ 280 r


de sorte que telz totallement oppresse<br />

5 et comme bien inconstante deesse<br />

Eulx faire perir en abysme de mer<br />

224<br />

Dung amoureux de fortune auons en memoire<br />

Jadiz tryumphateur en haulte Victoire<br />

publicquement<br />

10 ayant Renommee selon Antycque histoire<br />

accoutrez de La belle fortuneuze gloire<br />

bien Richement<br />

Vng ducq de bruunswycq Cestoit alors present<br />

Lequel Fortune esleut tousiours preseruer<br />

15 de pluseurs perilz luy Liura pacificquement<br />

Dont victorieusement bien debuait tryumpher<br />

Auquel ducq vng lyon ensuiuist sans cesser<br />

par grande Fidelite que auoit vers luy<br />

a cause que Le dict ducq eust voullu Resister<br />

20 Le grand serpent / veuliant Le lyon suppediter<br />

Dont ce Lyon / son maistre preserua Aussy<br />

Le lyon Veult nature noble Naturer<br />

Lequel tous aultres Animaulx doibt passer<br />

fort et puissant<br />

25 maint noble prinche faict le lyon figurer<br />

et en ses armes Respectiuement blasonner<br />

comme noble playsant<br />

Le lyon en fidelite est Fort Constant<br />

a ses bienFacteurs aussy Amyable<br />

30 Que plus est iusques a la mort memorant<br />

que vers luy aulcun a este Pytoiable<br />

Le lyon / est entre les nobles Laudable<br />

comme de noble pardurant Couraige<br />

par nature aux nobles oncques Fauorable<br />

++<br />

parquoy le lyon est aggreable<br />

vers Roix et prinches en tout passaige<br />

Le lyon doncques bien doibt estre nomme<br />

Exemple de fort grande fidelite<br />

5 au mondain terroir<br />

Comme par Lhistoire vous sera demonstre<br />

son maistre Tant fidelement adsiste<br />

selon son pouoir<br />

iusques a la mort faisant tel debuoir<br />

10 comme de Raisonnable entendement<br />

Plus a plain sa fidelite polrez scauoir<br />

+ Fol. 280 v, r. 17-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 280 v


225<br />

si cest oeuure toy plaist Lysre diligentement<br />

dont aymez lecteurs lysez moy entierement<br />

vous y trouuerez grande fidelite ouyr<br />

15 ce sera bon passe temps Et finablement<br />

Pour Lesprit triste Au coeur ResIouir<br />

Lhistoire<br />

Commence<br />

En transitoire<br />

Eloquence<br />

Vng Ducq de bruunswycq entra en mer<br />

Adfin la terre saincte Visiter<br />

a sa dame doulce Amie<br />

Premierement prend le Congie<br />

25 par grandz tempestes luy arriuez<br />

fust sans Retour sept ans passez<br />

Le ducq soy meismes encloire fist<br />

en peau dung cheual Lequel acquist<br />

dung de ses cheuaulx par famine consommez<br />

30 son espee et coutiel luy myz Auprez<br />

Vng gryphon en La nauire Abordee<br />

La entierement prins / et sen est envolee /<br />

+ Ainsy en son nydz vouloit Enporter<br />

estant en vng isle / Encloz en mer<br />

Au boys de doeul / sans adsistence<br />

print Le dict ducq sa Pacience<br />

5 Audict peau se tient quoy / constant<br />

La bonne fortune illecq attendant /<br />

Sentant Que en bas la Reposoit<br />

auecq son couthiel le peau defaisoit<br />

hardiement soy en hault dressa<br />

10 Les pauillons du gryphon a mort frappa<br />

en main son espee print par Couraige<br />

entrant aucht boys / fist son passaige<br />

La / ou il entra bien incontinent<br />

trouua Le fort venineux serpent<br />

15 Lequel alencontre vng lyon cowbatoit<br />

Le ducq le Lyon lors adsistant<br />

de sorte que par sa hardiesse<br />

Le Combatz de entre eulcx Cesse<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 281 r


226<br />

Le Ducq par bien constante noblesse<br />

20 Ledict venineux serpent Oppresse<br />

que oultre les playes quil donna sans cesser<br />

Luy voulust La cheue Coupper<br />

Le lyon de ce luy veuliant * Recompenser<br />

vint le ducq doulcement Accoler<br />

25 Le ducq plus auant audict boys Retire<br />

voyant du loing flotter Nauire<br />

des abres pluseurs Rameaux couppa<br />

dont il vng flot de bois forma<br />

par lequel a la nauire venir pensa<br />

30 Le lyon Auprez de luy demoura<br />

Ainsy par fort grande diligence<br />

de parfaire le flot print Lexigence<br />

la nauire luy sembla plus pres venir<br />

dont se hastant a Lacomplir<br />

+<br />

lequel estoit par son souhaict<br />

incontinent totallement parfaict /<br />

Adfin de enuiron la nauire estre<br />

Ledict flot en la mer vouloit mectre<br />

5 Le lyon lest son maistre poursuiuy<br />

portant vng Conin auecques luy<br />

ainsy flotant Le ducq desole<br />

est a la deuantdicte nauire arriue<br />

De la nauire le gubernateur<br />

10 fust le dyable en forme dung nauieur<br />

connoissant que le ducq de bruunswycq cestoit<br />

luy dysant et finablement aduisoit<br />

depesche toy vers vostre maison sans tarder<br />

vostre dame se veult demain a aultre marier<br />

15 Le ducq entra en ceste Nauire<br />

esbahy de ce que le dyable ouyt dire<br />

Le dyable se veuliant entreprendre<br />

Ledict ducq en * sa maison Rendre<br />

et au meisme Iour la deliurer<br />

20 si luy vouloit son ame donner<br />

Le ducq et le dyable Finablement<br />

se sont accordez que le meisme Iour present<br />

* Gaatje (roest) net boven ‘l’.<br />

* ‘en’: ‘e’ over ‘a’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 281 v


Le dyable le ducq deliurer debuoit<br />

deuant la porte / de la ville cestoit<br />

25 ainsy accorde / entre iceulx<br />

Asscauoir le ducq et le dyable eulx deux<br />

Saulf que le dyable / et par condition<br />

auecq le ducq deliuroit aussy son lyon<br />

et que plus est / en telle sorte<br />

30 Le ducq dormant / mectre deuant la porte<br />

le dyable pareillement tout Accorda<br />

auecq le ducq et Lyon alors enuola<br />

227<br />

Ainsy le dyable se veuliant entreprendre<br />

estoit daduys vers la ville condescendre<br />

35 mais le lyon voyant la terre son soulas<br />

salist parauant sus la terre en baz<br />

+<br />

veuliant selon sa nature gemir<br />

dont le ducq Reueilla de son dormir<br />

Le ducq libere / de la dyabolicque beste<br />

a son Lyon lors fist grand Feste<br />

5 vers la ville se sont ilz Allez<br />

dedens la ville ensemble Entrez<br />

Le ducq fort pensant Au Coeur<br />

entrer en la maison / Ou il fust seigneur<br />

Auecq son lyon fort Lamentant<br />

10 sont ilz tousIours allez Auant<br />

deuant son palais sont ilz Venuz<br />

ou ilz ne fusrent encoires Congnuz<br />

Illecq entendant (non a sa perte /)<br />

La porte luy / se fust ouuerte<br />

15 Vng iouuenceau venant a lhuys<br />

Au ducq nauoit nulle connoissance<br />

voyant le Lyon estoit confuz<br />

ayant de bon heur nulle esperance<br />

Le ducq a ce iouuenceau pria<br />

20 que vne fois de boire luy donna<br />

Le iouuenceau son messaige fist agreable<br />

a iceulx qui fusrent assiz a la table<br />

et chascun au Coeur Contristoit<br />

quand le iouuenceau du lyon parloit<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 282 r


25 mais non obstant / on luy commandoit<br />

Que le demandeur / a boire lon porteroit<br />

Le ducq du boire lequel on apportoit<br />

a son soulaz bon traict / Beuuoit<br />

et laissa a la Coupe tomber secretement<br />

30 moyctie dung anneau dor / non pas dargent<br />

Ledict iouuenceau Commandant Luy<br />

que a la dame des noepces porteroit Ainsy<br />

Quand la duchesse Icelluy anneau veist<br />

grande tremblance et melancolie feist<br />

35 debouta la table et le fist tomber<br />

incontinent vers la porte vouloit aller<br />

+<br />

a cause que par lanneau Congnoissoit<br />

que cestoit son mary quelle la trouueroit<br />

Le ducq son mary la vouloit Rechepuoir<br />

Luy monstrant Amoureux debuoir<br />

5 adsiste de noble Compaingnie<br />

alors cessa toutte melancolie<br />

et se sont ensemble au Palais entrez<br />

ou maintes tryumphes fusrent demenez<br />

Le ducq ayant entre sans blasme<br />

10 Le sire de noepces de sa dame<br />

trouua la en sa Presence<br />

Lequel au ducq fist Reuerence<br />

Ciudant que par sept ans Passez<br />

Le ducq eust este Trespassez<br />

15 Le ducq ne monstra nul Ranceur<br />

donna sa fille au iosne Seigneur<br />

Lequel a sa dame marier Ciuda<br />

desquelles deux amyablement la<br />

fusrent les noepces sollempnisez<br />

20 en haultes tryumphes lors preparez<br />

Le ducq En paix sans auoir guerre<br />

Reauoit sa dame Seignourie et terre<br />

dont chascun fust fort esbahy<br />

grande Renommee estoit de luy<br />

25 Long tamps aprez il trespassa<br />

Le lyon Auprez de luy demoura<br />

Le ducq ayant la mort souffri<br />

sa noble Lignaige deplouroit luy<br />

228<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 282 v


Seigneurs et dames fisrent complaintes<br />

30 deploure / des nobles maintes<br />

et specialement sa dame Samie<br />

Deuotement ayant fini la vie<br />

Selon lordonnance de saincte eglise<br />

fust le corps en honnourable guise<br />

35 enterre / comme nobles faire se soulloit<br />

chascun des adsistens doeul menoit<br />

Le lyon aussy present vouloit estre<br />

Car comme fidel / ne laissa son maistre /<br />

++ Vne tombe fust faicte en sa Memoire<br />

et en signe de sa noble victoire<br />

son escu et espee dessus luy<br />

Fusrent y myz alors Aussy<br />

5 et le lyon par fidele nature<br />

demoura la Sans prendre nourriture<br />

Le ducq de bruunswycq deuant sa mort<br />

demanda vngne chose Tresfort<br />

dung Pyron luy faire vouloir<br />

10 Au moyen de la ville / et selon le pouoir<br />

y mectre dor Vng semblable Lyon<br />

Comme il estoit vyfz / et de telle Fachon /<br />

Aucteur<br />

229<br />

Teender memorie // dese historie<br />

15 Danckelick ontfaet<br />

Man ende vrauwe // mesbruuckende trauwe<br />

in tshuwelicx staet<br />

Zoo gherynghe niet deerste trauwe verlaet<br />

en tot andre ghaet /<br />

Vleeschelicke minne<br />

daer menich naer loopt<br />

ende onder de kinne<br />

De mudse Cnoopt<br />

vele esser onder ghehoopt<br />

25 Vleesschelicke liefde Int wilde Regnerende<br />

onghebondene met die zyn onghebonden<br />

Onder Asmodeus standaert oock tryumpherende<br />

ende nochtans certeynelick niet zonder zonden<br />

+ Fol. 283 r, r. 20-24, 27 ‘Asmodeus’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 283 r


230<br />

Onder dese zyn veel disciplen bevonden<br />

30 als hoereirders boeleirders Susanna bouuen<br />

putiers Roffyaenen vul onCuussche gronden<br />

Coppelaers Coppelessen die meneghe bedrouuen<br />

++ *<br />

pattynwachters die tswercx vulbrynghen vertouven<br />

platteeldraeghers die onvvetenlick vleesch tsamenbrynghen<br />

nachthulen / ouervlieghers / die gheerne prouuen<br />

omme ionghe zoldermeeryekens besprynghen<br />

5 ende daer toe zoucken alle Listeghe dynghen<br />

ten hende pockenaers iobpenaers vortericx groot<br />

in tgasthuus ligghende matten hooren zynghen<br />

keertter of Laet hu ander wysheyt omRynghen<br />

dochters ende ionghelynghen<br />

10 Want de vvysheyt des vleeschs / dat es de doodt<br />

Aucteur<br />

Refereyn Wys Waerschuvven<br />

vvil ick hulieden gheuen<br />

die zonder huwen<br />

15 in daghelicxsche OnCuuscheyt leuen<br />

Waer by de meneghe Comt in sneuen +<br />

die hem meest Venus onderdaenich gheuen /<br />

Refereyn<br />

Vrau venus vleeschlicke ghepareirde pompeuse<br />

20 <strong>van</strong>den kyndren des weerelts de Amoureuse<br />

Lack humidieuse<br />

duer Saturnus <strong>van</strong>den schuum der zee ghegenereirt<br />

mids huer zuene Cupido de Libidineuse<br />

beschietende straelich de Luxurieuse<br />

25 vele thuerer Liefden verhit inflammeirt<br />

de maegdelicke Reynicheyt schend en vyoleirt<br />

die venus met Ceston huer gordelken byndt styf<br />

huer ghebruucxsels de natuerlicke Iuecht Corrumpeirt<br />

verleedende zo menich Iongh man dochter wyf<br />

30 huer conditien Lichtueerdich zyn schieloos Lascyf<br />

mans begheerich baldaedich wacke substantie<br />

+ Fol. 283 v, r. 12-17, 19 ‘Vrau venus’, 22 ‘Saturnus’ en datum in margine onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘verwachten’; ‘wachten’ doorgestreept, ‘touven’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 283 v<br />

+ Anno .1561. .24 ougst


231<br />

++<br />

gheen verkieseghe tspersoons Venus biedse al tlyf<br />

dies maect menich ketyf<br />

voortstellende onCuusschelicke Petulantie<br />

anziende gheen wettelicke ordonnantie<br />

5 maer helpt vulbrynghen / zoo zou theeft inden zinne<br />

dies mach zou wel ghenaemt zyn / naer haer vsancie<br />

snoo contenancie<br />

Vrau Venus der vleeschelicker liefde goddinne<br />

die ouer al vlieght<br />

10 met een zoet venyn // onder een vriendelick schyn<br />

Gheel de Weerelt bedrieght<br />

Tvvee duuekens voert venus in huer Banieren<br />

zoo de duufkens becken / gheerne zouctze tvertieren<br />

veel lacke Camerieren<br />

15 zyn huer subiect vleeschlick volghende naer<br />

onverzadeghe grondquelm / ghulsegher dan ghieren<br />

als zou teenegher tryumphen / huer wil verchieren<br />

<strong>van</strong> twee witte zwanen word ghevoert aldaer<br />

in teecken dat zou meest verwect es / dats claer<br />

20 tot alle schoone Mannelicke personnaidgen<br />

den boom Myrthus bemintse te ziene vruchtbaer<br />

in huer pryeel gheplant thuerer aduantaigen<br />

wiens Roke inflammeirt end ontsteict de Couraigen<br />

tot alle voluptueuse delectatien<br />

25 Biblis heeft dies ghetrocken onder huere gaidgen<br />

willich zonder oultraigen<br />

met huer broeder thebben vleeschlicke conuersatien<br />

Pasiphae doncuuschte <strong>van</strong> vrauwen natien<br />

om vulbrynghen tsvleeschs ghenouchte huer * de sluten inne<br />

30 Een ghemaecte houttin coe ** / dies blyft talder spatien<br />

vul onReyne gratien<br />

Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne etc a /<br />

Dies Venus met hueren vleeschlicken Apetyte<br />

heefter menich bedroghen ghebrocht ten verwyte<br />

35 den hermophrodite<br />

mercurius maecte om huer vleeschlick behaeghen<br />

Butes wan Erix oock thuere lusts proffyte<br />

+ Fol. 284 r, r. 25 ‘Biblis’, 28 ‘Pasiphae’, 33 ‘Venus’, 35 ‘hermophrodite’, 36 ‘mercurius’, 37<br />

‘Butes’, ‘Erix’ onderstreept.<br />

* ‘huer’ is met grijzere inkt interlineair toegevoegd.<br />

** ‘binnen in een stier’: doorgehaald en met grijzere inkt (als r. 29 ‘huer’) boven geschreven:<br />

‘Een ghemaecte houttin coe’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 284 r


232<br />

++ om huer vleeschlick gheliefuen hy hem alsoo quyte<br />

midswelcken naermaels vele zyn commen In plaeghen<br />

Phyllis ontzint / verhyngh haer zonder vertraeghen<br />

Isiphile versmoorde / Dydo bleef te Brande<br />

5 Aminthas verdweinde duer tderfuen in zyn daeghen<br />

<strong>van</strong> dyana zyn liefste lief doe binden Lande<br />

Troylus liet inden strydt zyn manlick lyf te pande<br />

Orpheus zochte zyn lief in dhelle diligent<br />

Semiramis buten nathuerlicken verstande<br />

10 ontziende gheen schande<br />

verliefde vp haer kyndt / met een vleeschlick consent<br />

venus ende den wyn / maecken wijse verblendt<br />

gheel berooft int verstandt word hy diese beminne<br />

dies zo es ouer de gheheele weerelt Bekent<br />

15 en zal zyn totten hendt<br />

Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne etc a .<br />

Prinche<br />

Veel oncuussche ghepeynsen brynght zou int ghedochte<br />

zo wie zou inden bandt huerer liefden eens Cnochte<br />

20 noyndt Lichte ontRochte<br />

hy wierdt hendelick tzynder schoffiericheyt ghequelt<br />

venus was die onCuussche practycken oyndt zochte<br />

die eerst int eylandt <strong>van</strong> Cypers inbrochte<br />

dat de maegden metten Lichame daer wonnen ghelt<br />

25 de indoysen onEerlick openbaer int velt<br />

hebben metten mannen onCuusschelick verkeert<br />

die <strong>van</strong> Trachyen ymaginatien * voortstelt<br />

end in onCuuscheyt veel Leelicheden gheleert<br />

de Agathyrsen in Lasciuien oock vermeert<br />

30 de Araboysen thanthierene ghemeene vrauwen<br />

dat ondre andre mensschen natuere wordt ontEert<br />

duer gheCorrumpeirde minne Cant venus brauwen<br />

hueren brandt es ontsteken in alle Landauwen<br />

elck zouctse te clokeren onder den kinne<br />

35 gheestlick weerlick oud ionck / eer tmach beRauwen<br />

+<br />

yeghelick wachtes hem wiltse niet betrauwen<br />

Vrau Venus der vleesschelicker liefde goddinne<br />

die ouer al vlieght<br />

+ Fol. 284 v, r. 3-9, 23, 25, 27 (alle namen, behalve 4 ‘Dydo’) onderstreept.<br />

* Vóór ‘ymaginatien’ ‘i’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 284 v<br />

+ 285 r


233<br />

met een zoet venyn // onder een vriendelick schyn<br />

5 Gheel de weerelt Bedrieght /<br />

Aucteur<br />

Adonis in zyn ioncheyt schoon Amoureux<br />

Wien venus de goddinne drough liefde groot<br />

Een wilt euerzwyn Tzynewaerts furieux<br />

10 heeft hem in zyn Ionghe Iuecht ghedoodt<br />

Zulcke waent Rusten in vrau venus schoot<br />

end inde ionghe daeghen veel vruechts ghebruucken<br />

Wordt Rasschelick in Atropos * feeste ghenoodt<br />

die hem doodvaerwich doet de ooghen luucken<br />

Coppelessen<br />

Onder de dochteren <strong>van</strong> israel ghepresen<br />

zal gheen hoere wesen vp gheen termyn +<br />

Noch onder de zuenen <strong>van</strong> Israel naer desen<br />

zal gheenssins oock gheen hoerIaghere zyn<br />

20 Alle oude Coppelessen / en de ghuene die<br />

als sluperkens gheerne ouer Rugghe vielen<br />

vp dat mense hier vp de eerdsche stie<br />

in loon naer werck tryumpheren zie<br />

zo ion ick hemlieden Inde maeckerye<br />

25 Een schoon open osbaere met drie wielen<br />

Lichte Vraukens<br />

Den vraukens <strong>van</strong>den Lichten leuene<br />

en wist Ick emmers wat te gheuene<br />

wuenende in twaelfuaert straetken<br />

30 dan weynsschen eens tzyne de wel ghewreuene<br />

omme daer naer niet meer te sneuene<br />

Liefuer te huwene / alsulck lack gaetken<br />

An Landsboer ofte zeeussche maetken<br />

+<br />

Vier Rondeelen gheketent<br />

Zoo meer zommeghe wetent /<br />

Thooft vul processen / Gheseyt hardebolle<br />

proces beghonnen heeft Ieghens Redene<br />

5 dat hy heeft ontghunnen zyn CueckenMolle<br />

thooft vul processen gheseyt hardeBolle<br />

* ‘Atropos’: ‘A’ over andere letter (h?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Deutero / .23.<br />

+<br />

285 v


++<br />

234<br />

wil niet betaelen <strong>van</strong> huer maegdelicken tholle<br />

nochtans consenteirder vp / zyn vleesch te bestedene<br />

Thooft vul processen gheseyt hardeBolle<br />

10 proces beghonnen heeft ieghens Redene<br />

Meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />

heeft hem ghecoren voor huer middelaere<br />

End hy een ghelubde tzynen bevredene<br />

meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />

15 hij es wat Ruudachtich de Besnedene<br />

Liefuer hadhy de ghelubde / omtrent huer waere<br />

meester longue Robe / om den paeys te smedene<br />

heeft hem ghecoren / voor huer middelaere<br />

In euots int gheweste omtrent sinte Claere<br />

20 daer zyn partyen an beeden zyden vergaedert<br />

Cuecken Molle met huer middelaere te ghaere<br />

in euots int gheweste Omtrent * sinte claere<br />

hy accordeerdese zhoorde noyndt beter nieuMaere<br />

met een vruchtken heeft zhem corts ghevaedert<br />

25 in Euots int gheweste / omtrent sinte claere<br />

Daer zyn partyen / an beeden zyden vergaedert<br />

Emmers hardebolle / en ghalt gheen pekele<br />

<strong>van</strong> zyn CueckenMolle es hys Afghebleuen<br />

Dicwils wierdtse daer naer Een garsCrekele<br />

30 Emmers hardebolle / en ghalt gheen Pekele<br />

noode zoudhy zyn Palullen slaen vp een hekele<br />

ende thien pondt <strong>van</strong> meesterye gheuen<br />

Emmers hardebolle en ghalt gheen pekele<br />

<strong>van</strong> zyn Cueckemolle / es hys afghebleuen<br />

Aucteur<br />

Alle Reyne Eerbaere Cuussche vrauwen ter eeren<br />

weerdich datmen in huerlieder ghezelscap mach verkeeren<br />

ende met gheschicte Redene vruecht hanthieren<br />

5 Ion ick een Refereyn om huerlieder prys vermeeren<br />

doncuussche laetende metten vileyns Logieren<br />

Refereyn<br />

Wech Cleopatra ghy luxurieuse // vrauwe<br />

Comt weerdeghe hester myn ferie verchieren<br />

* ‘Omtrent’: ‘O’ over ‘ve’.<br />

+ Fol. 286 r, r. 8-21, 23-33 (namen) en nota in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

286 r


235<br />

10 wech messalina / Periculeuse // trauwe<br />

Comt Rachel die ick als damoureuse schauwe<br />

wech wanckelbaer brezeda / vul <strong>van</strong> dangieren<br />

Comt edele Susanna Reyn <strong>van</strong> Manieren<br />

vvech Raab in iherico voor alle man<br />

15 comt iudith ghy doet ghenouchte hanthieren<br />

vvech helena die troyen brocht int schoffieren +<br />

Comt hier Abysach tmynder tafelen An<br />

vvech dina daer bloedsturtynghe by Beghan *<br />

comt by ons abygahel hopelick <strong>van</strong> gheeste<br />

20 wech spyteghe vasti / huut dit ghespan<br />

comt Sara al truert ghy / waddynghe eist dan<br />

Reyn vrauvvelick ghezelschap verchiert een Feeste<br />

Comt Arthemisia Reyn huutvercoren // Beilde<br />

wech Agar die sara eennen trap ontTelt<br />

25 comt Ruth want hu es Angheboren // weilde<br />

vp dat oock medea / <strong>van</strong> hier verloren // speilde<br />

Comt Creusa hu hier ter tafelen stelt<br />

vvech dalyda daer sampsons cracht by smelt<br />

Comt wyse Rebecca weist tonsen Raede<br />

30 vvech die virgilius inde mande heeft ghequelt<br />

comt Lucresia want eere hu tleuen ghelt<br />

vvech onEerbaer Phirne Lack <strong>van</strong> daede<br />

comt eerbaere Delbora <strong>van</strong> edelen zaede<br />

Wech iesabel quaede Venyneghe Beeste<br />

++<br />

Comt paeyselick mycol by huwer ghenaede<br />

wech valssche Athalia Bloedghiereghe quaede<br />

Reyn vrauvvelick ghezelschap verchiert een feeste<br />

vvech Venus die vulcanus in truerynghen // steict<br />

5 Comt ghetrauwe Dydo dese feeste becleeden<br />

vvech policana die vul besmuerynghen // bleict<br />

wech oock Calphurnia die <strong>van</strong> zuerynghen // spreict<br />

comt wyse Cassandra wilt <strong>van</strong> ons niet scheeden<br />

vvech schimpeghe Echo / ghy moet my verleeden<br />

10 comt edel Polixena ons wellecomme zyt<br />

wech Proserpina by Plutho den wreeden<br />

Comt pallas wilt hu ter maeltydt bereeden<br />

wech puthifars wyf zouct elders iolyt<br />

Comt Philomena dit ghezelschap verblydt<br />

15 wech Circes vul <strong>van</strong> bedroghe de meeste<br />

comt by ons vrau Ceres Tes meer dan tydt<br />

* Vóór ‘Beghan’ is ‘g’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 286 v, r. 1-2, 4-16, 20, 21 (namen), 25-28, 32 ‘Busiris’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ media breuis<br />

+ 286 v


236<br />

wech Iuno al hebtdys int herte spyt<br />

Reyn Vrauvvelick ghezelschap verchiert een feeste<br />

Princhesse<br />

20 Pandora Comt Reene // schoone<br />

wech xantippe ghy cryght hier gheene // Croone<br />

te kyfachtich zyt ghy vul quaeden tempeeste<br />

wech oock Bellona / niet weerdich Eene // boone<br />

Reyn vrauwelick ghezelschap verchiert een Feeste<br />

Baertdraghers omme Venus gheliefuen<br />

het Oncuussche wicht<br />

huut myn verworpene Suckel Briefuen<br />

ion ick hu dit ghedicht /<br />

Ghy puppepareirders Al waert ghy de Bruudt<br />

30 verwyfde ghetuut<br />

veel voeren maeckende met hulieder Baerdt<br />

Busiris baerdt altyds beclact was Ruudt<br />

ende ghyncker langhe zoo mede gheiaert /<br />

++<br />

Van Euanders baerdt mochtmen zyn vervaert<br />

dats vp de eerde sleipte / zoo wasse Lanck<br />

vcalegons knevelbaerdt / was <strong>van</strong> zulcker Aerdt<br />

datse stack vul neten / vry ieghens zynen danck<br />

5 Iopas baert / als een ghevlochten thuun Int be<strong>van</strong>ck<br />

Mopsus wand den zynen driewaerf Rondsomme dhandt<br />

Charon had een gheeten baert / oud versleten cranck<br />

maer Entellus baert was vreimdcoluerich gheplant<br />

ghespekelt * en Rood / Bruun en wit / anden Cant<br />

10 hoe schoone of playsant // ghy daer toe vyndt weten<br />

omme die te doen groeyene int staen tryumphant<br />

werct manlick vveist verwyft zoo niet in tverstandt<br />

alle schoonheyts vermeten<br />

<strong>van</strong> Adams moer vvord alle schoonicheyt GheEten<br />

15 Byder doodt verbeten<br />

Damoureuze minnaers int schauwen<br />

metten vleeschlicke zinnen<br />

inde schoone vrauwen<br />

Achtien poincten Beminnen<br />

20 TWee wimbraeuwen bruun int zien // ghenoughelick<br />

es voor alle mannen / Tzy Ionck of oudt<br />

+ Fol. 287 r, r. 1, 3, 5-8 (namen), 16-19 onderstreept.<br />

* ‘ghespekelt’: ‘k’ over ‘gh’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 287 r


237<br />

een bruun blomken / tusschen witte dien // ghevoughelick<br />

verwect lust / <strong>van</strong> wys blood / Blonck of stout<br />

Tvvee bluesende caecxkens / als coluerich // Rood<br />

25 ende een Rood mondeken / dat blydelick // lacht<br />

dit maect tsmans gheest / zeere becuerich // groot<br />

dies hij hem ter liefden ghetydelick // schacht<br />

Tvvee harde borstkens / die zyn om Rusten // goet<br />

eennen harden liggher / Ter tycke // desen<br />

30 es pryselick alsmen vrau venus lusten // doet<br />

daer elck secreit mach / met zijns ghelycke // wesen<br />

Tvvee langhe zyden zyn ghepresen ** // staende<br />

ende eenen langhen hals / als de zwane // wit<br />

achter straeten zebaer en weselick // ghaende<br />

35 Eender vrauwe pleight wel te staene // dit /<br />

++ Tvvee zochte handekens / Een buucxken // zochte<br />

noyndt man / en verveilde tghevoelen // naect<br />

als hy vp tbuucxken int struucxken // wrochte<br />

daer viereghe Lust in zulck vercoelen // slaect<br />

5 Een cort kinneken te maeten // dallende<br />

es pryselick wier me te Brugghe // mallen<br />

Twee corte hielkens / ter baeten // vallende<br />

doen de meyskens / lichtelick ouer Rugghe // vallen<br />

An vvelcker vrauwe dees achtien punten // blycken<br />

10 es weerdich <strong>van</strong> mannen ghepresen // Tzyne<br />

maer zouder willen naer / boer oft clunten // kycken<br />

Eensdeels zoud my deeren / end eensdeels wesen // pijne<br />

Niet dat my by Afionsticheyt zoude // deeren<br />

quaemt zulck ter ooren zulck vp my Ronssen // mochte<br />

15 maer huut vreesen dat hyder al zoude // weeren<br />

en daerdeghe nichte Te zeere verslonssen // mochte<br />

Princhelicke<br />

Ruisteghe Venus scholieren // Reyn<br />

Wat vruechden ter weerelt hoe Rasch gheschiet // zaen<br />

20 tbewandlen der velden / en der Roozieren // pleyn<br />

En waeren gheen vrauwen / Ten waere al niet // waen<br />

** ‘ghepresen’: ‘l’ over ‘n’; nadien geschrapt en boogje boven ‘e’ geplaatst.<br />

+ Fol. 287 v, r. 24 ‘Hiera’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 287 v


Refereyn<br />

238<br />

In Reyn nette gheblanckette ghepincheelde beildekens<br />

als de schoone Hiera Van vpziene blydelick<br />

25 de manlicke Couraidgen anschicken weildekens<br />

diueersch vruechdelick int Leuen tydelick<br />

daer in vynd ick veel speculatyfuen strydelick<br />

my nopende therte Tot veel amoureusheden<br />

zwaer om verdraeghen en qualicker Lydelick<br />

30 de zinlicke crachten gheel maeckende tonvreden<br />

// maer als zy damoureuse vrauwelicke Leden<br />

zyn schickende / onderdaenich ghetrauwe den mans<br />

daer in vynd ick tresoor der amoureuser zeden<br />

+<br />

ende zulcx veruolghen niet ghelaeten ken Cans<br />

maer waeckende onRustich te verwerfuene stappans<br />

zo amoureux dat mense in als mach betrauwen<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

5 Ghetrauvve in woorden noch veel ghetrauwer int werck<br />

ghetrauwe In tontlaedene vrau venus vrechten<br />

ghetrauwe / mispelschierich niet int ooghemerck<br />

ende niet doende Ieghens damoureuse Rechten<br />

Liefde met wederliefde tsaemen vaste vlechten<br />

10 ende datse troostbaerich oock zyn <strong>van</strong> manieren<br />

ionst bewysende damoureuse Ruters knechten<br />

veel amoureusheyt vynd ick in zulck hantieren<br />

datse blydghelatelick hemlieden verchieren<br />

zoete facondich Liefmoederlick <strong>van</strong> spraecken<br />

15 voorzienich belettende toecommende dangieren<br />

daer in vynd ick certeyn veel amoureuse zaecken<br />

maer wat amoureusheyt zy meer connen maecken *<br />

datmense als de ghetrauwe dydo mach schauwen<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauvven<br />

20 Int Redenlick ghebruucken liefmoedich lichamelick<br />

vynd ick veel amoureuse Tryumpherynghen<br />

als icker zoo wesen mach mede verzaemelick<br />

Talder amoureusheyt zyn de studerynghen<br />

de lusten doen Rysen tot veel mariolerynghen<br />

25 daderkens ontsluutende der inwendigher Iuecht<br />

naer tvechten en stryden volghen Bancketerynghen<br />

eerst hebbende der amoureusen dranck ghetueght<br />

ick vynder inne diueersch amoureuse vruecht<br />

zonderlynghe in moederlicke vraukens vruchtbaer<br />

* ‘maecken’: oorspronkelijk ‘smaecken’, ‘s’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 288 r


239<br />

30 zo toufzaemich zynde huut Reynionstegher duecht<br />

datmer wacht naer tuutiens / noch tghesceelt ghepelhaer<br />

ick vyndt voor veel vrau Amoureusheden / maer<br />

alsser der ghetrauwicheden gheenssins verflauwen<br />

Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

35 Prinche<br />

++ Princesselicke Reyn ghefatsoende wyfuekens<br />

gaeye fiermoedeghe vrauwen en vraukens<br />

den mans ontstellende fraey huere schyfuekens<br />

gente <strong>van</strong> lyfuekens // ende steppende Naukens<br />

5 al pronckende ghaende al waerent steenCaukens<br />

al iockende Roupende wacht doch ons doucxkens<br />

diese te naer comt gheuense snaukens<br />

dese bytebaukens // ende meneghe vloucxkens<br />

tastende stoutelick naer pryckende Broucxkens<br />

10 in zeer doncker houcxkens // zulcdaneghe dreelkens<br />

int danssen hem wrynghende al waerent snoucxkens<br />

int Ronde keerende als cleene Pimperneelkens<br />

Ick vynder inne veel amoureuse deelkens<br />

en bouen dien ghetrauwe zyn in al datse brauwen<br />

15 Daer in vynd ick meest de amoureusheyt der vrauwen<br />

Aucteur<br />

Van myn boelken eens was / trauwen eer ick hude<br />

daer ick voortyds Vrau Venus dienst ouer lude<br />

Ex Eerbaritate / niet in wulpscher glorie<br />

20 moet ick oock wat verhaelen / zoot ionste indude<br />

Met een Refereynken Teender memorie<br />

Refereynken<br />

Ghy Myn Nymphe schoone dyaniteghe beilde<br />

als Sophonisba myne ghestadichste weilde<br />

25 hu betrauwende een tweede Sulpitia te zyne<br />

met dydo verzelschipt die my noyndt en verveilde<br />

als my zeluen dyns vvesende / ende ghy my Myne<br />

hoe comt nv / twelck my doet zieckzuchteghe Pyne<br />

dat ghy andre bemindt / als wanckelbaerich Riet<br />

30 heeft hu Circes gheschoncken <strong>van</strong> hueren Venyne<br />

dat ghy als wanckelbaer brezaida nv omme ziet<br />

hoe lief eist doch mueghelick / dat dit zoo gheschiet<br />

+ Fol. 288 v, r. 16, 19 ‘Ex Eerbaritate’, 22, 23-26, 30, 31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 288 v


240<br />

++ ende zal ick niet // meer <strong>van</strong> hu ghewinnen // vruecht<br />

hoe lief eist oock doenlick dat ghy liefde mesbiedt<br />

Hoe lief Eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />

Hoe lief wien Ick tliefde cleedt oyndt wilde anstroopen<br />

5 vvien Ick alle goetionsticheyt wilde vphoopen<br />

ende tschynt dat ghy zoo my Argus doet verstaen<br />

metten stadiodromiten my wilt ontloopen<br />

Ia ofte mueghelick volghen Philippides zaen<br />

als voor hu myn proposita veel stryden ghedaen<br />

10 hu betrauwende als Daphne te zyne gent<br />

volght Rhodope niet / maer met penelope tghaen<br />

als Clitomachus zalick hu oock wesen omtrent<br />

inwendich ghevoelen / my oock tydynghe zendt<br />

dat ghy nv verblendt // wilt huut liefden dinnen // duecht<br />

15 hoe lief die in liefden zyn tsamen vpghespent<br />

Hoe lief eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />

Doch lief waer heb ick dit ghevveist verdienich<br />

heeft hu zoroastres peyns Ick nygromanchienich<br />

betoouert / Certeynlick bynaest ick ghelooft<br />

20 zo moet my als een verlaeten simpel ingienich<br />

Tserpent Dipsas Pinssen an handen voeten hooft<br />

doch Demogorgon my in huwen Center beRooft<br />

oft laet my metter leelicke Vetustina paeren<br />

Och lief vvie heeft hu dus ontweeffelt verdooft<br />

25 ghy scientificque goden vvilt dies verclaeren<br />

myn iuecht smelt / en my groeyer of gryse haeren<br />

als ick hoor openbaeren / ghy elders binnen // tueght<br />

zo hoor Ick wel hoe dat ick hebbe ghevaeren<br />

Hoe lief eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght /<br />

30 Princhesse<br />

Wien ick hilt als Biblia eersame<br />

standvastich gheduerich int beminnen bequame<br />

ghehuldich tmywaerts tzyne Tot inde doodt<br />

hoe lief eist mueghelick nv tmynder onvrame<br />

35 dat ghy andren beminnen mueght / huut liefden groot /<br />

+ Fol. 289 r, r. 6-8 (namen), 9 ‘proposita’, 10-12, 21-23 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 289 r


241<br />

++ tschynt iaet / die my voormaels zelue liefde boodt<br />

ende tooghdet my samblanteghe goede Manieren<br />

twy my Cupido alsdan niet gheel en duerschoot<br />

zo waer ick verlost huut al dese dangieren<br />

5 mesweeght duer de Laborinteghe duwieren<br />

verschuert <strong>van</strong>den dieren // O al mynder zinnen // iueght<br />

hoe lief die my dus mesverght in Liefde hanthieren<br />

Hoe lief Eist mueghelick / ghy ander beminnen // mueght<br />

Aucteur<br />

10 Ionghe minnaers Tracterende venus materie<br />

Wiens zinnekens wanckelbaerich speculeren<br />

ghepeynsen studeren<br />

ion ick dese naervolghende Rethoricael Ferie<br />

<strong>van</strong> Refereynen Amoureux int ordonneren<br />

15 Lesende mueghter inne den tydt passeren<br />

Fantazien suppediteren<br />

end vp dat de Liefde blyfue / dier es beghunnen<br />

als ghy dyn Liefuerlynck ghaet visiteren<br />

Consoleren<br />

20 huuter mauwe mueght huer een dichtken iunnen<br />

Tes blood den ionghe minnaers / gheen abelheyt Cunnen /<br />

Refereyn<br />

Twy ghy Rhamnusia onweerdighe clercgesse<br />

mynder zinnen voogdesse<br />

25 <strong>van</strong> my zyt vervremende als Liefste bequame<br />

keert af anhoordt huer niet / myn edel Princesse<br />

zyt onderdaenich Venus en Cupido Lesse<br />

weest hu tselfs meestresse<br />

als brezaida crycht wanckelbaerich gheen fame<br />

30 Laet vervlieghen totten hemel huwe troostbaer Name<br />

neimt Euphrosyne thuwen amoureusen Raede<br />

Macht wesen Lief ontsluut huwen troost Eersame<br />

++<br />

doet tmywaerts lief / zoo ghy wildet men hu daede<br />

zyt niet versteent verhart vul grooter onghenaede<br />

macht vvesen beghint / Allyncx voort wilt beghinnen<br />

Leght ionst int werck / dynct oft hu pandora Baede<br />

5 dit bid ick doch / vp dat weedom in my mach dinnen<br />

Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen<br />

+ Fol. 289 v, r. 22, 29 ‘brezaida’ onderstreept.<br />

+ Fol. 290 r, r. 4 ‘pandora’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 289 v<br />

+ 290 r


242<br />

Macht vvezen / twy waer om zoud niet mueghen wesen<br />

myn meMaecxsels ghepresen<br />

als ick thuwen dienste zy <strong>van</strong> moedre gheboren<br />

10 Ick manlick ghy vraulick / deen om danders ghenesen<br />

huut een amoureusheyt Amoureux vpgheResen<br />

waer by mids desen<br />

Lief an hu te zoucken troost heb ick huutvercoren<br />

och laet my mestroostich niet gheel ghaen verloren<br />

15 vveist mynder ghenaedich Lofzame marioleyne<br />

want haecke naer troost By venus septer ghezworen<br />

Alsoo den hert haect naer de waterFonteyne<br />

macht vvesen Lief zyt my troostbarich ten pleyne<br />

mynder herten tresoriere / mynder vyf zinnen<br />

20 Wie * esser myn partie / in doodsmaeckeghen greyne<br />

ialouzie / end al waert zoo / doch om wedertroost innen<br />

Macht vvesen lief / Laet my huwen troost ghewinnen<br />

Macht vvesen lief Anhoordt myne supplicatien<br />

drouue Oratien<br />

25 macht wesen my huwen troost ghewinnen laet Lief<br />

zyt myns ghedachtich lief / By huwer gratien<br />

ick begheert duer alle de Nymphale natien<br />

die veel spatien<br />

hebben de mestroosteghe gheholpen huut meschief<br />

30 hertlick begheer zend hu Missiue en Brief<br />

duer damoureuse wient heeft ghecost vleesch en bloedt<br />

macht vvesen lief vvilt stelpen myn mestroostich grief<br />

Laet my huwen troost ghewinnen / wilt ghy twesen moet<br />

macht wesen lief / dus wanhope my twyfelen doet<br />

35 en vast betrauwen zeght iae / met thuwaerts Beminnen<br />

++<br />

doch om huwen troost vercryghen / hoe hu ander groet<br />

behoudens Eer end eed / Paert my int herte Binnen<br />

Macht vvesen lief laet my huwen troost ghewinnen<br />

Princhesse<br />

5 Ghevvinnen huwen troost my laet / lief wesen macht<br />

Troostbaerich acht<br />

damoureuse begheerte huut tshertsen gronde<br />

huwe oogskens <strong>van</strong> compassyen Tmywaerts schacht<br />

doch laet my dyn lief vvesen <strong>van</strong>der eerster dracht<br />

10 niet gheveynsdelick Lacht<br />

* ‘Wie’: ‘W’ over ‘vv’.<br />

+ Fol. 290 v, r. 21-24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 290 v


243<br />

Laet my huwen troost ghewinnen huut huwen monde<br />

Anders crygh ick int herte diepwondichste Wonde<br />

en moeten leuen in vele ontroostbaerheden<br />

huwen troost lief es myne zekerste ghezonde<br />

15 huwen troost es mynder vyf zinnen een Bevreden<br />

huwen troost medeelt my inde eerdsche steden<br />

eer Atropos my Comt hier tleuen of spinnen<br />

eist mueghelick lief met alle Buugsaem leden<br />

Bid ick noch / och doch / ghelooft gheen qua zottinnen<br />

20 Macht vvesen Lief laet my huwen troost ghewinnen<br />

Refereyn ghestaedich groot<br />

Amoureuselick<br />

Beclaeghende zyn Liefs doodt<br />

Lachrimeuselick<br />

25 Ach teedre Complexie Int leuen sanguine<br />

Ligghende verstoruen in doodvaerweghen schyne<br />

ghemerct deser weerelt hu ouerlydynghe<br />

gheel mynder liefden zoetheyt verkeert in Bryne<br />

want my wierd anwassende zieckzuchteghe Pyne<br />

30 als ick dyns sterfdach hoorde zeker Tydijnghe<br />

Nietmin / hoe huut tghezichte / myns zins bevrydynghe<br />

hu en zal ick vergheten niet nemmermeer / maer<br />

Lachrimeuslick beweenen / zonder verblydynghe /<br />

++<br />

al weygherdet / my Redene te doene openbaer<br />

Lief zoud ick hu vergheten / neen ick trauwen voorwaer<br />

Liefuer waer ick <strong>van</strong> tserpent hydra verbeten<br />

end hoe hu Lichaem ontvoormt zy / doodelick onclaer<br />

5 inden Center der eerden / moet volghen der naer<br />

Ach lief hoe zoud ick hu Connen alsoo vergheten<br />

Zoud ick dyns vergheten neen ick om gheen glorien<br />

al light ghy vp tReeustroo der eerdscher mortorien<br />

ghelaeten <strong>van</strong> dyn naeste bloedtvrienden en maeghen<br />

10 want Mnemosyne goddinne der vaster memorien<br />

schonck ick Liefuer offrande thuerer Ciborien<br />

om tzyne dyns ghedachtich Ten eeuweghen daeghen<br />

end al moest ick hu zien wech ter eerdewaerts draeghen<br />

Liefuer bleef ick hu als tgrafs bewachter omtrent<br />

15 vvat goden oyndt wanckelbaer liefuers dryncken zaeghen<br />

huter Fonteyne Lethe Vul vergheetheyt Bekendt<br />

nemmermeer word dyns ghedyncken <strong>van</strong> my Absent<br />

+ Fol. 291 r, r. 10, 16, 18, 30, 31 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 291 r


244<br />

ghy die als Centona hadt consteghe weten<br />

end hoe voormaels de zulcke om pyne en torment<br />

20 huer lief verghaeten / in een oogheblicktyds ontwendt<br />

Ach lief hoe zoud Ick hu connen Alsoo vergheten<br />

Mocht Ick hu inde sneewitste snee begrauen<br />

om de Reynste ghecryghen lief / zoud ick noch slauen<br />

en hu bestroyen met penseen ghepeynsen bequame<br />

25 met vriendelick omRyngsels dyn lichaem begauen<br />

Met Ryfstroom huutsturtende traenen my Lauen<br />

Liefste lief zoetmondichste gheAeszemt eersame<br />

prysweerdichste amoureuste vrauwe name<br />

zoud ick hu vergheten / hoe zoud Liefde ghedooghen<br />

30 waere Zeusis leuendich hoogh constenaer by fame<br />

zoud ick hu Phisiognomie * tdoen maeckene Pooghen<br />

om figuere dyns aenschyns thebben voor ooghen<br />

want anzien doet ghedyncken Tzy waer ghezeten<br />

lief die noch in myn herte bloeydt zonder verdrooghen<br />

35 die my constet met alder troostbaericheyt zooghen<br />

Ach lief hoe zoud ick hu Connen alsoo vergheten /<br />

+ Princesselick<br />

Lief in des weerelts forreest<br />

puer hert Ionstelick schynct hu adieu den gheest<br />

zonder oorlof / eens myn secourereghe Reale<br />

5 amoureuste Rycdom / mynder verkiesynghe meest<br />

wortel / plantte / boom / loof / Iuecht vrucht en keest<br />

Boetenesse / mynder benautheden quale<br />

troonhoudeghe tspaeys Ciceronich ter taele<br />

zebaerste * schoone maegdelicxste <strong>van</strong> vrauwen<br />

10 schicbaerichste ghelichaemt zoetluchtichste zaele<br />

der vruechden groeysels / verdwynsels <strong>van</strong> Rauwen<br />

onser beeder liefden Reynghuerichste bedauwen<br />

voormaels tresoriere / mynder herten secreten<br />

een glysterende gemme duerluchtich int schauwen<br />

15 zonder hu ghedyncken / die draeghe tcleedt <strong>van</strong> Rauwen<br />

Ach lief hoe zoud ick hu connen alsoo vergheten<br />

Refereyn strydende // ieghens nyders grief<br />

Venyneghe pille<br />

Eenpaer verblydende // in zyn Lief<br />

Om huer oogskens wille /<br />

* ‘Phisiognomie’: ‘h’ over ‘s’.<br />

* ‘zebaerste’: ‘b’ over ‘beb’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 291 v


245<br />

Noyndt. dieperdruckich was my den moedt<br />

myn vleesch ende bloedt // hertzweerynghe doet<br />

met dat dus de lieden myn daet Blameren<br />

om dat ick hebbe een vrauwelynck zoet<br />

25 <strong>van</strong> Ruder ofcomste iae en lettel ghegoedt<br />

myn trauwe ende Liefde ghaen Consenteren<br />

deen zeght wy en zullen niet Accorderen<br />

zou en es niet kybich noch gent <strong>van</strong> Leden<br />

tschynt blyde schoon oogskens huer wat stofferen<br />

30 dats oock de properheyt <strong>van</strong> al huer zeden<br />

dander zeght zou es vul Simpelheden<br />

huer wesen zal tot gheen vroylicheyt dueghen<br />

want alle amoureusheyt es huer ontgleden<br />

maer wat zy snappen / wel bem icx te vreden<br />

35 Huer blyde schoon oogskens / doen my verhueghen /<br />

+ Als minzaemich knecht / heb ick twerck vuldaen<br />

ende zondre ofghaen // Tot tsdoods vermaen<br />

zo zalse myn Lief huutvercoren blyfuen<br />

huer blyde schoon oogskens zo vriendelick staen<br />

5 al wilde my tzwaermoedich zweerd verslaen<br />

by foortse moet ick alle vruecht bedryfuen<br />

al heeft ze gheen gratie als andere wyfuen<br />

<strong>van</strong> veel bet te sprekene als menich man<br />

al esse oock gheen vrauwe int pruetselick kyfuen<br />

10 Iae / of <strong>van</strong>den schoonsten niet / waddynghe eist dan<br />

al Canse huer niet voughen in tsweerelts ghespan<br />

ghetuut en ghetoyt / naer tbrugsche * vermueghen<br />

dit my gheen verleedynghe gheuen en Can<br />

v<strong>van</strong>t al hadse maer een nachtdoucxken An<br />

15 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Huer blyde schoon oogskens die Connen verchieren<br />

huer simpel manieren // ende my festieren<br />

v<strong>van</strong>t bruun ghenatuert vlieghenze in huer hooft<br />

zy dyncken my zynde Een hemelsch logieren<br />

20 veel claerder blynckende dan de saphieren<br />

oorspronck die hebben myn zinnen Berooft<br />

niet dat my leedt es / negheenssins ghelooft<br />

v<strong>van</strong>t noyndt en creegh icker schaede by / maer<br />

als ick duer Fantazien perplex zat verdooft<br />

25 hiltse my <strong>van</strong> alzulcke quellaigen Claer<br />

zom zegghense datse loopt hier en tdaer<br />

schossen brossen en Busen veel slomme tueghen<br />

wats dan ick en achte dat niet een haer<br />

* ‘tbrugsche’: ‘g’ over ‘y’ (of u?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 292 r


246<br />

v<strong>van</strong>t hoe ick ghestoort bem / altyds voorwaer<br />

30 Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Prinche<br />

Noch zyn huer blyde schoon oogskens voorscreuen<br />

myn steruen en leuen // Toevlucht in sneuen<br />

al achtense zulcke niet zynde schoone<br />

35 al mochte my zyn de weerelt ghegheuen<br />

+<br />

met al den ghenouchten hier voortyds bedreuen<br />

al goeds ghenough heb ick huer oogskens te loone<br />

dies danck ick hu der fortunen matroone<br />

diese eerst hebt ghezonden An mynen Cant<br />

5 int herte myn spand se der liefden Croone<br />

dit vuest den nyders moortdadighen Brandt<br />

en zegghen noyndt was ongheweinder in tlandt<br />

zou can totter noene te bedde zueghen<br />

end al waert zoo / O goden doet my bystandt<br />

10 doch datse my nyemandt ontweldighe / Want<br />

Huer blyde schoon oogskens doen my verhueghen<br />

Andere Amoureux Refereyn<br />

Alle Vueghelkens die inden mey mueghen Ruten<br />

wilt tsaemen paeren<br />

15 ende helpt my de liefde myns liefkens huten<br />

wilt hu melodieux gheclanck ontsluten<br />

haerpen ende luten // Laet vruecht huutspruten<br />

Rect vry nv dyn snaeren<br />

doch dat ick niet en hebbe in myn bewaeren<br />

20 der poeten eloquentie int openbaeren<br />

dat es my groot Leedt<br />

myn lief mocht ick vulPrysen in tlieflick verclaeren<br />

maer / wat zegh ick vulPrysen / dat Laet ick vaeren<br />

ick en zoude god weet<br />

25 al waere my een Inghelicke tonghe ghereedt<br />

twaere my onMueghelick want zoo ick besief<br />

zou es der liefden staple / dies huut liefden heet<br />

Noyndt nyemandt en hadde / noch my zeluen zo lief<br />

Thuerer wille zoud ick lyf ende goedt willeCueren<br />

30 want zou eist my weerd<br />

al doetse my mids liefde Liefmoedich trueren<br />

al can zou met woorden myn herte duerPueren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 292 v


247<br />

veel Lydens bezueren // den heesch der Natueren<br />

es diet al begheerdt<br />

35 ick vyndese zo eerbaer dat my gheenssins deert<br />

+<br />

vvat icker omme lyde / hoe huer therte ontbeert<br />

noch bem Icx te vreden<br />

Al worden de crachten mynder zielen vertheert<br />

duer haer absentie die als snydende zweerd<br />

5 duerwondt myn * leden<br />

tvliedt al / als ick dyncke vp haer schoonicheden<br />

gheen liefuer ter weerelt noyndt herte verhief<br />

want bouen allen vrauwen / als huer tallen steden<br />

Noyndt nyemandt en hadde / noch my zelven zo lief<br />

10 Noyndt prysweerdegher lief <strong>van</strong> my verheuen<br />

tot elcker stonde<br />

naer grooten druck Can zou my blydschap gheuen<br />

zonder haeren troost / zo en mach ick niet Leuen<br />

zou houd verdreuen // al myn ancxstelick beuen<br />

15 als myne ghezonde<br />

huer ieghenspoedt waere my een steruelicke wonde<br />

ende my helpt de spraecke <strong>van</strong> hueren monde<br />

huut tsdroufheyts ban<br />

al waert dies dat ick te weynsschene vonde<br />

20 een vpperConyghinne des weerelts Ronde<br />

in een gulden ghespan<br />

en ghebruucken wat dat oyndt alexander wan<br />

en myn lief niet / liefuer ledick duustwaerfuen grief<br />

want zoo myn liefde / myn lief / wel liefhebben Can<br />

25 Noyndt nyemandt en hadde / noch myn zeluen zo lief<br />

Prinche<br />

Myns liefs wesen heeft / een liefuelick antrecken<br />

In vougsamegher tydt<br />

maer de vermalendyde venyneghe becken<br />

30 die tallen saeysoene Reyn liefde beghecken<br />

ende list ontdecken // om spreeden huer strecken<br />

breedt ende wydt<br />

die zaeyen huer zaet huut / haet ende Nydt<br />

zegghende dat zou tmywaerts (dits dat my spyt)<br />

35 gheen Liefde draeght<br />

neen zou en es zulcx niet / maer huer Lyfzamich quyt /<br />

* ‘myn’: ‘m’ over andere letter (n?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 293 r


248<br />

++<br />

daer wil ick totter doodt toe om leuen strydt<br />

clouck end onversaeght<br />

zou es de liefmoedichste daer dach vp daeght<br />

dies in minnen verhit / huuter liefden brief<br />

5 zoo ick myn lief Lief hebbe / als vooren ghewaeght<br />

Noyndt nyemandt en hadde noch my zeluen zo lief<br />

Andre Refereyn<br />

Met zephyrus wyndeken zoetluchtich bewaeyt<br />

puer zocht Ick tverdwynen mynder fantazien<br />

10 dies heeft my Minerua Raedt inneghezaeyt<br />

tanRoupene Themis Tgoddinnelick ingien<br />

vruechtdurstich ter stondt met gheboghene knyen<br />

anRiep icxse / daer alle myn zinnen naer queilden<br />

eer ict wiste duer bede ter causen <strong>van</strong> dien<br />

15 <strong>van</strong>d ick my int eerdsche pryeel <strong>van</strong> weilden<br />

daer zach ick veel Liefuelicke schoone beilden<br />

elck hadder tryumphe byzondre Bequame<br />

de goden goddinnen puer hemelick speilden<br />

ten troone <strong>van</strong> vesta goddinne Eersame<br />

20 och docht Ick daer een Leeft dus zonder blame<br />

end alomme mach by zyn zonder ofscheeden<br />

Wie zoude zulck Liefuelick byzyn verleeden<br />

De neghene Musicale goddinnen<br />

bedreuen veel liefuelicheyt daer ten steden<br />

25 Eerst Clio deder veel gloryen winnen<br />

Euterpe bedreeffer de Lustelicheden<br />

Thalia ghaf alle Reyn groeyende zeden<br />

melpomene tmelodieuselick zynghen<br />

Eratho liet alle stuerheyt met vreden<br />

30 Terpsichore koos tliefuelick danssen en sprynghen<br />

Polymnia conste huer kele bedwynghen<br />

ter note / als der musycken Regente<br />

vrania was / als een hemelsch omRynghen<br />

Calliope eerdemen als dexcellente<br />

35 En <strong>van</strong> desen stondt ick dienstknecht ten Regimente<br />

ick deet oock ghewillich / Want ick moet Breeden<br />

vvie zoude zulck liefuelick byzyn verleeden /<br />

++ Pandora die vrauwe zo liefuelick schoone<br />

die zach ick <strong>van</strong> goden goddinnen verheuen<br />

+ Fol. 293 v, r. 8, 10, 11, 19, 25-31, 33-34 (namen) onderstreept.<br />

+ Fol. 294 r, r. 4-7, 18, 20, 22, 28 (namen), 34 ‘Ruwyne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 293 v<br />

+ 294 r


249<br />

elck ghaf huer zyn eeghin ghiften te Loone<br />

Pallas / die zach ick huer / huer wysheyt gheuen<br />

5 venus die ghaf huer / huer schoonheyt int leuen<br />

Apollo den grondt <strong>van</strong>der Liefue musycke<br />

Mercurius / en heeft oock niet achter ghebleuen<br />

die ghaf huer zyn Eloquente practycke<br />

alle tLiefuelick by zyn <strong>van</strong> EerdeRycke<br />

10 wierdt daer doe vertooght Reynzienlick claer<br />

end als dat passeerde voorts <strong>van</strong>der ghelycke<br />

vernieude dat tsanderdaeghs weder voorwaer<br />

dus ter goeder trauwen verandwoordt my / daer<br />

zulck met zulck liefuelick byzyn mach weeden<br />

15 vvie zoude zulck Liefuelick bysyn verleeden<br />

Prinche<br />

Myns liefs liefuelick byzyn was daer niet gheRynghelt<br />

zou leede my naer Tagus die liefue vloedt<br />

die met goude zandekens es Ondermynghelt<br />

20 vp Veseuusbergh ghijnghen wy coelen den moet<br />

daer de wynen groeyen huuter maeten goedt<br />

die ons Euphrosyne quam blydelick schyncken<br />

als goddinne <strong>van</strong> gratien die droufheyt verzoet * /<br />

zou ghaf my al dat therte conste ghedyncken<br />

25 want wild ick huut venus cruucxken wel dryncken<br />

<strong>van</strong> tliefuelick ghevoel creegh ick tghebueren<br />

en mochten dan doogskens <strong>van</strong> moetheden Pyncken<br />

Aurora verlangde den nacht zeker hueren<br />

wie zou dan versmaeden zulcdaneghe Cueren<br />

30 daer liefuers zo Liefuelick zyn onder hem beeden<br />

vvie zoude zulck liefuelick bysyn verleeden<br />

Refereyn<br />

Duer liefde verdraeghter zo menich pyne<br />

quelende ghaende perplex ter Ruwyne / Ruine<br />

+<br />

mans ende Vrauwen<br />

en veel ongheRusteghen dranck ten fine +<br />

v<strong>van</strong>t dicwils tonRechte mesacht te zyne +<br />

Can liefde brauwen<br />

5 dolynghe ontweghen in vreimde landauwen<br />

hopen en duchten<br />

* Oorspronkelijk ‘verzoeten’, ‘en’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 294 v<br />

+<br />

.B.<br />

+<br />

.A.


250<br />

Lichtheyt <strong>van</strong> zinnen / zwaer last in Rauwen<br />

en zwaer verzuchten<br />

duer liefde pluct menich zulcdaneghe vruchten<br />

10 met zwaere ghepeynsen ende groot verdriet<br />

verdraeghende nyders valssche gheRuchten<br />

en al mueghelick ten hende verdreghen om niet<br />

maer al dit verdraeghen huut liefden gheschiet<br />

v<strong>van</strong>t anders die Creghe zulcdaenich plaeghen<br />

15 En vvaere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />

Tzvvaer groot onghemack tmestroostich trueren<br />

voor lettel zoetdoms veel leeds bezueren<br />

eenne langhe tydt<br />

tnachtRustich verlies / twelck oock veel hueren<br />

20 menich verdraghelick int ghedueren<br />

duer Liefde Lydt<br />

end onlustich flaumoedich den gheest verslyt<br />

in melancolie<br />

of dat hem oock tzweerd diepwondich duersnydt<br />

25 <strong>van</strong> Ialouzie<br />

ghestaedich in liefden / al valt hem partie<br />

duer wien hy ghewilligh verdraeght dit claer<br />

dat meer es duer liefde / de ghuene die<br />

verdraeght zo veel Ieghenspoets menich Iaer<br />

30 zo dynck ick zo peyns Ick / ende tes oock waer<br />

al tbitterlick weenen ende tclaghelick claeghen<br />

En vvaere duer liefde wie zoud verdraeghen<br />

voor heete paeysdursticheyt inden noodt<br />

verdraeghende twistich drooghe exploot<br />

35 niet onverduldich<br />

thartneckich weygheren <strong>van</strong> tlieflick conRoot,<br />

daer ghewortelde liefde oyndt ionste Boodt /<br />

++<br />

Reyn menichfuldich<br />

by dien tot grooter beroerte baerschuldich<br />

tslyfs instrument<br />

nochtans ghebleuen discreit ghehuldich<br />

5 tot inden hendt<br />

als menich duer liefde / dit es omtrent<br />

Iae / ende duer liefde Cryght veel vercleens<br />

en dan lief duer liefde dit niet en kendt<br />

onverdraeghelick eist Certeyn ick meens<br />

10 en duer liefde verdraghelick / v<strong>van</strong>t meer dan eens<br />

het bysen het beersschen tketsen en tiaeghen<br />

En vvaere duer liefde vvie zoud verdraeghen<br />

+ Fol. 295 r, r. 27-30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 295 r


Prinche<br />

251<br />

Duer liefde waeren oock zomtyds gheneghen<br />

15 end om verdraeghen ghewillich bedeghen<br />

zantten zantinnen<br />

en duer liefde hebben oock vele verdreghen<br />

naer poetryen in dese eerdsche weghen<br />

goden goddinnen<br />

20 Nymphen matroonen veel consteghe zinnen<br />

Leeck ende gheleert<br />

en zommich duer liefde / om liefde ghewinnen<br />

ontgoedt OntEert<br />

vvaeren dese al tsaemen hier weder ghekeert<br />

25 tnieu voorleden verdragh / dit moet ick vraeghen<br />

En vvaere duer liefde / wie zoud verdraeghen<br />

Refereyn lief amoureux zot<br />

hiernaer verclaert<br />

vp een zyn lief eens versnot<br />

Nu met andre Paert /<br />

Therte straelich duerpinst als <strong>van</strong> een vloo // Bete<br />

zonder hu eens lief / Ick niet gheerne Noo // schete<br />

ghy en zoud my zeluen moeten houden thooft<br />

Als ick Cattecruudt metten bueter en broo // Ete<br />

+<br />

dynck Ick in hu Minne te ligghene gheschooft<br />

hebt myn zinnen by <strong>van</strong> buten ende binnen berooft<br />

ghelyck een hoenderdief bezouct schuer en poeste<br />

een zotte baghijne hebt my ouergheslooft<br />

5 dies als ghy vooren niest ick <strong>van</strong> achter oeste<br />

ick verbarn in hu liefde / maer vond men / ick moeste /<br />

gheen ander dan ghy / Ande heyse verschouden<br />

iae iaet vry / daer mede ick vlieghe ten Roeste<br />

Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden<br />

10 Een ander schynt iont ghy te bezittene tstoelken<br />

zyn schichten te schietene int amoureux doelken<br />

ende my met vyngheren / voor by te wysene<br />

<strong>van</strong> dyn gheveynsden aert heb ick een ghevoelken<br />

my biedende garnaetiens omme my te spysene<br />

15 kir tamoureux wyndeken staet hopick te Rysene<br />

dat twielken <strong>van</strong> fortunen / mach tmywaerts draeyen<br />

inden calueren beilck weynschick hu te bysene<br />

hu dan laeten met samblanteghe liefde Paeyen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 295 v


252<br />

al beraeyt ghy ander met huwer liefden Raeyen<br />

20 tRuboucxken met twee bladeren laeten ontvouden<br />

Ick vynde dyns ghelycke / om der mede Labaeyen<br />

Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden<br />

Adieu eens myn lief adieu in vlaemssche oorlof<br />

<strong>van</strong> liefde weitier niet een Puncteloos boor // of<br />

25 innocente gheheel Van vrau venus doctrine<br />

besteidt ander zyn pryckmorseel in hu voorschof<br />

ghy mueght worden zyn / maer myn boel es myne<br />

dies scheed ick <strong>van</strong> hu finalick tallen fine<br />

zoo ghy te Raede zyt / nv voort an doet<br />

30 al waent ghy my paeyen met dobbelen gryne<br />

niet gheel thuwer wille zyt gheweist ghemoet<br />

therte zonder meenen / hu met een adieu groet<br />

Liefuer neen dan iae / dat wy eens verzaemen zouden<br />

een verloren twee vercoren / daer me deelick myn bloedt<br />

35 Dies zal Icker wel mede myn zinnen behouden /<br />

++ Princhesselicke<br />

Couraidge hooghmoedich spytich<br />

gheen liefde wil ick wesen thuwaerts verslytich<br />

daed ict / ick fondeirde vp een stuuende zandt<br />

5 Adieu die eens thuwaerts was Apetytich<br />

zo lief heb ick met hu onpaeys / als met hu bestandt<br />

wat waendy es niet dyns ghelycke in tlandt<br />

zyt ghy de gracieuste bouen allen vrauwen<br />

neen neen ghy / een andre heb ick vast by der handt<br />

10 mynder zinnen tresoriere / Reyn blydelicxst beschauwen<br />

zoud ick zonder hu waent ghy blyfuen in Rauwen<br />

neen ick trauwen // maer cloucklick daer in verbouden<br />

v<strong>van</strong>t vul vraulicke figueren / zyn tsweerelts Landauwen<br />

Dies zal icker wel mede myn zinnen behouden<br />

Rondeel<br />

Ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />

<strong>van</strong> de ghuene / die eens was myn Lief<br />

Al naer een andere wil ick my wenen<br />

ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />

20 huer ghestichte staet vp wanckelbaer lenen<br />

stenen // zuchten voortyds / om huer besief<br />

Ghepeyns vaert wech vervlieght Rasch henen<br />

<strong>van</strong> de ghuene / die eens was myn lief<br />

+ Fol. 296 r, r. 26-30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 296 r


253<br />

Discrete amoureuze liefde<br />

Balade<br />

Van ghespeilneden twee // Amoureux<br />

hebbende vp tfaict <strong>van</strong> minnen ghegloost<br />

Deene by in liefden verwonnen alRee<br />

Victorieux<br />

Es zou gheworden duer danders troost<br />

Aucteur<br />

Onlancx in tsdaeghs openbaerynghe<br />

als tschyn der zonnen Rees huten troone<br />

+<br />

hoord ick zo vriendelick een vergaerynghe<br />

<strong>van</strong> twee Liefue maegdekens schoone<br />

Ionck ende wellustende <strong>van</strong> persoone<br />

vvaeren zy beede Alsoo my dochte<br />

5 Ick begheerde niet meer goeds te Loone<br />

dan ick met hemlieden verzeylt zyn mochte<br />

Ick zaghse Beede zy en zaeghen my niet<br />

omme weldoen berghdick my zeluen daer<br />

zo mochten zy elck anderen claeghen vry // yet<br />

10 vvat hem ter herten ghyngh zo naer<br />

// deene sprack ghespeilne / ghy zyt zo zwaer<br />

hu oogskens die zyn bevaen met weene<br />

es hu yet lettende / druck ofte vaer<br />

Ontdecket wy zyn doch hier Alleene<br />

15 Dander sprack och liefue ghespeilne<br />

Ick kenne hu hertelick ende ghetrauwe<br />

dies stel Ick myn hertken thuwen beveilne<br />

helpt doch draeghen myne Rauwe<br />

de weerelt es my schier te nauwe<br />

20 myn Rocke wordt nemmermeer vulsponnen<br />

v<strong>van</strong>t venus Alder goddinnen Vrauwe<br />

heeft my gheheel end al verwonnen<br />

Deene amoureuze<br />

Ghespeilne zulck last heeft menich ghedreghen<br />

25 die thende ghecreghen goet ontlaeden<br />

maer diet niet wel te draeghene pleghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 296 v


werden wylent gheloont / met schaeden<br />

die yeuwers zwemmen wil of baeden<br />

moet vp stroom oft vp diepte gloosen<br />

30 die hem al willens laet verRaeden<br />

hem ghebuert Lyden Eer langhe poosen<br />

254<br />

Dandre<br />

Bem Ick bedroghen dats onverwoethede<br />

maer lacen tghezichte heeft my bedroghen<br />

+<br />

des wercx En heb ick gheen ghevroedhede<br />

want ick en hebbes noyndt eer gheploghen<br />

zoudhy my paeyen met looser prologhen<br />

zoo zegghende woorden <strong>van</strong> Confoorte<br />

5 wordt my nv hulpe <strong>van</strong> hu ontToghen<br />

Noyndt herte en leedt alsulcke verstoorte<br />

Deene<br />

Myn hulpe myn troost myn Raedt myn weten<br />

ghespeilne en zal hu niet faelgieren<br />

10 al zyt ghy in venus stock ghezeten<br />

vvilt dies niet onghetempert Tieren<br />

Pyndt dat ghy thertken <strong>van</strong> hem mueght stieren<br />

eist dat ghy ducht mesleedt te zyne<br />

die stede gheeft / de quaede manieren<br />

15 Tschynt hy bereed hem zeluen ter Pyne<br />

Dandre<br />

Hoe zoud ick myn hertken <strong>van</strong> hem ghedwynghen<br />

die my bemindt bouen alle die Leuen<br />

ende alle der weerelt chierlicke dynghen<br />

20 connen my voor hem gheen blydschap gheuen<br />

nochtans zo doet myn hertken Beuen<br />

vreese <strong>van</strong> bedrieghen ten Lesten<br />

dat traenen my dickwils in myn ooghen cleuen<br />

Maer hope / die slaetter toe ten Besten<br />

25<br />

Deene<br />

Tes beter met vreesen achter trecken<br />

dan by hope tian schaede beghaen<br />

te kennen zyn goet des vryers strecken<br />

an twerck can men haer minne verstaen<br />

30 Minnaers die trauwe zyn onderdaen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 297 r


255<br />

zyn eerbaer schamele ende Reyn <strong>van</strong> herten<br />

vyndt ghy contrarie zyn vermaen<br />

En ghy / hem ghelooft / ghy comt in smerten<br />

Dandre<br />

35 Voorvvaer ken Can * my niet ghebreken<br />

therte es te zeere Tot hem gheneghen<br />

+<br />

zyn ghaen zyn keeren zyn zien zyn spreken<br />

schynt vul <strong>van</strong> liefden Tot my ghesleghen<br />

zyn zuchten zyn stenen / zyn zulcdaen pleghen<br />

ende zomtyds wat moys te gheuene my<br />

5 zyn schoon ghelaet dit moet ick weghen<br />

Certeyn ick bemder bedroghen by<br />

Deene<br />

Een maeght die ghifte gheeft die biedt // haer<br />

een maeght die ghifte neimt vercoopt // haer<br />

10 een maeght die schuwen wille verdriet // zwaer<br />

en zal nemen noch gheuen hoe dat mer loopt // naer<br />

een maeght die anders doet / die stroopt // haer<br />

in tstreck <strong>van</strong> lydene in tspot der Lieden<br />

een maeght die gheerne An eere Cnoopt // haer<br />

15 en zal ghifte nemen noch ghifte Bieden<br />

Dandre<br />

Onnooselheyt ende gheen mesdaet bewaenen<br />

doet dicwils doen twaere beter ghelaeten<br />

Ick dancke hu het duechdelick vermaenen<br />

20 alle wyse maegdekens zoudent vaeten<br />

Maer een dynck dyncke my buter maeten<br />

ende daer Ick in twyfele nacht ende dach<br />

dat es dat hy zouct Listen en gaeten<br />

my alleene / te sprekene / waer dat hy mach<br />

25<br />

Deene<br />

Schuut dat / of claerlick ghy comt in tnet<br />

alsoo dyna / iacobs dochtere dede<br />

de welcke <strong>van</strong> Sychem was besmet<br />

duer twandelen zonder voorzienichede<br />

* ‘Can’: ‘C’ over ‘m’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 297 v


30 daer of vielen inder zuuerheden snede<br />

tbesneden volck ten derden daeghe<br />

wildy eere hebben / ende welvaert mede<br />

zo schuut des nyders listeghe laeghe<br />

256<br />

Dandere<br />

35 Hy zeght hy en can my voor alle meynsschen<br />

zyn herte ontdecken noch Openbaeren<br />

+<br />

maer al zyn Roupen Crysschen en weynsschen<br />

Es / dat wy tsaemen Alleene waeren<br />

zonder mesdoen / Es zyn verclaeren<br />

Eylacen ick en weet niet el dan duecht<br />

5 verstond ick <strong>van</strong> hem dorperghe Niemaeren<br />

zo en was noyndt therte alsoo onthueght<br />

Deene<br />

Thamar met Amon heymelick sprack<br />

zynder quaetheyt niet zynde vroedere<br />

10 diese naer tverCrachten <strong>van</strong> hem stack<br />

nochtans was hy haer alfue Broedere<br />

Laet wyshede wesen dyn behoedere<br />

Merct * hoe dese quamen in drucke<br />

volght Redene als twyse kyndt der moedere<br />

15 Of ghy comt al ten zeluen onghelucke<br />

Dandre<br />

Voorwaer myn herteken es verbolghen<br />

als ict mach zegghen onbeschaemt<br />

of hy my wille ter eeren volghen<br />

20 Twy ne doet hy my heesschen alsoot betaemt<br />

Een minnaere die naer eere Raemt<br />

zal den vrienden tooghen zyn meenynghe<br />

maer neen hy / dies my niet wel vraemt<br />

ick duchte hy staet naer myn vercleenynghe<br />

25<br />

Deene<br />

Ghespeilne hebdy zulcke kennesse<br />

dat ghy voor ooghen die faulte ziet<br />

merct dan den druck end oock de schennesse<br />

daer iason de schoone medea in liet<br />

30 merct oock de droufheyt ende tzwaer verdriet<br />

* Vóór ‘Merct’ ‘mect’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 298 r


dat helena by Paris verwarf<br />

maer wat zou leedt ick en claegse niet<br />

want zou huer zelfuen by weilden bedarf<br />

257<br />

Dandre.<br />

+<br />

Byder gods gracyen zo zoud ick hopen<br />

ick en zal my zeluen niet Bederuen<br />

maer venus strael gheeft my zulcke nopen<br />

Ick en can myns zins niet wel ontErfuen<br />

5 zoud ick onghetrauvvicheyt verweruen<br />

zo waere my daventuere te fel<br />

myn vrienden zaeghen my liefuer steruen<br />

dan dat ick anders voere dan wel<br />

Deene<br />

10 Hoe voer dido die Conyghinne<br />

die Eneam betraude eere ende trauwe<br />

hy lietse bedruct beschaemt <strong>van</strong> zinne<br />

zou doode haer zelfuen <strong>van</strong> grooter Rauwe<br />

Olimpias die hooghe mueghende vrauwe<br />

15 was duer tbetrauwen bedroghen Grootelick<br />

en wilt ghy zelue niet toezien nauwe<br />

ghy zult hu vynden int Lyden blootelick /<br />

Dandre<br />

Die niet te Raeden es / Es niet tehelpene<br />

20 dat es een zegghen <strong>van</strong> ouden Tyden<br />

Ick en zaeghe my zeluen niet te stelpene<br />

<strong>van</strong> hem ten waere duer hu * Castyden<br />

maer ouerghemerct dat bitter Lyden<br />

dat meneghe edele vrauwe ghewan<br />

25 by minnen zo wil icx my vermyden<br />

Of ten zy dat trauwe eerst wercken Can<br />

Deene<br />

Dats vvel gheseyt / ghij moest oock mercken<br />

Dat Minne vleesschelick zonder Bandt<br />

30 en can noch eere noch zaelicheyt wercken<br />

die zoo sterft / zyn loon es den helsschen Brandt<br />

dus houdt altoos den dinne in dhandt<br />

* ‘zyn’ doorgehaald en ‘hu’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 298 v


trect weder dyn herte thuwaerts ghereedt<br />

Reynicheyt es Alzulck Een ** pandt<br />

35 datse zustere <strong>van</strong>den inghelen heet /<br />

+<br />

Dandere<br />

Ghespelene By huwen advyse<br />

twelck alsoo duechdelick es ende goet<br />

zo bem ick <strong>van</strong> anderen onderwyse<br />

5 god gheue dat ict wel vesten moet<br />

Al zoudt my costen vleesch ende bloedt<br />

Ick zal myn hertken <strong>van</strong> hem keeren<br />

ende minnen een die my trauwe doet<br />

zo zal ick gode / en myn vrienden Eeren<br />

10<br />

Deene<br />

Die looze ommeslaeghen zouct<br />

en tghebod der helegher kercken spaert<br />

Certeyn zy werden zeere vervlouct<br />

eer den Candeeldach wordt verIaert<br />

15 ghespeilne by desen hu oock Bewaert<br />

Laet hu verschalcken noch versuptylen<br />

die hertelick mint / naer trauwen Aerdt<br />

zal trauwe vynden in alle wylen<br />

258<br />

Dandere<br />

20 Voor vvaer dat es een warachtich slot<br />

de ghetrauwe naer gheen huutwendicheyt vraeght<br />

huwe loon / zy die almueghende god<br />

ghy hebt myn Lyden gheheel verIaeght<br />

nv ghaen wy tsaemen onversaeght<br />

25 die naest gode zyt myn Confoort<br />

ick wilde dat elcke Reyne maeght<br />

Onser beeder questie hadde ghehoort<br />

Aucteur<br />

Dus ghynghen te gadre zy onder hem beeden<br />

30 heymelick bleef ick in dat Rozier<br />

ende ick en wilde <strong>van</strong> daenen niet scheeden<br />

ten waere beworpen in een Papier<br />

** Vóór ‘Een’ is een eerste ‘een’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 299 r


259<br />

ick wilde dat elcke maeghet schier<br />

Raedt name an die zou duechdelick kende<br />

35 daer comtter zo meneghe int dangier<br />

Ten waere gheen noodt / hier mede een hende /<br />

++<br />

Zot Refereyn<br />

Van tsheerders bedryf<br />

die Certeyn<br />

wat vreimds had in tlyf.<br />

5 Een amoureux Ioncxken <strong>van</strong> Venus baroentkens<br />

vryede een maegdeken zeer simpel <strong>van</strong> gronde<br />

en daer hy er me wandelde Twasser al groentkens<br />

zy zaeghen <strong>van</strong> varren tvvee landsche fatsoentkens<br />

een scaepheerder vryende een melckeghe int Ronde<br />

10 doe sprack dat meysken ick wil ment my ontbonde<br />

twy es ghuent heerder zo vul Iockender treken<br />

doe sprack dat Ioncxken zeer hoosch <strong>van</strong> monde<br />

Lief tsmelckeghers tubbe ware tsheerders ghezonde<br />

dies zoudhy er gheerne zyn holetken in steken<br />

15 Bey eire / en can huer de melckeghe niet wreken<br />

Ick en weets niet hij / laet zulck vraeghen verleydt // zyn<br />

Kir zie eir liefken Ten mach niet al gheseyt // zyn<br />

Wa hurtte hy my zeydse ick hurttede hem wedere<br />

waer naer zo mach de melckeghe haeyen<br />

20 can zou hem niet corten daer zynen vedere<br />

viele haer tubbe de melck sturte nedere<br />

zoude dan tongheluck niet thaerwaerts draeyen<br />

kir lief zeyd hy zy zullen elck andren wel paeyen<br />

haer beeder begheerte moet voor hu secreit // wesen<br />

25 de melckeghe es vroylick / en zoucket Labaeyen<br />

en theerderken wil haeren ackere Bezaeyen<br />

daer weit ghy tslot / zult ghyr me ghevreidt // wesen<br />

vvat zaller groeyen Laet in my tgheweit // wesen<br />

Ia ia / al hu vraeghen moet <strong>van</strong> my Becreyt // zyn<br />

30 Kir zie eir liefken / Ten mach niet al ghezeyt // zyn<br />

Neen macht niet gheseyt zyn / watter of zal groeyen // zaen<br />

zo wilt my tmotyf <strong>van</strong> dier melckeghe * verclaeren<br />

my wondert waer mede zou haer mach moeyen // ghaen<br />

want onghemolcken laetse al haer Coeyen // staen<br />

35 ende zou es in tsheirders scaeps cot bevaeren /<br />

+ Fol. 299 v, r. 1-4 onderstreept.<br />

* ‘melckeghe’: ‘l’ over ‘r’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

299 v


260<br />

++ Lief zeyd hy dat zal ick hu ghaen openbaeren<br />

de melckeghe heeft al haer Lammeren doodt<br />

en zou heeft een zwart beytken <strong>van</strong> twyntich Iaeren<br />

dat vvil zou met tsheirders Ram doen paeren<br />

5 om der mede te commene huut huerer noodt<br />

Lief drough zou een beytken / kir iaes in haeren schoot<br />

hoe mach al dit vraeghen by hu ghepleyt // zyn<br />

kir zie eir liefken Ten mach niet al gheseyt // zyn<br />

Prinche.<br />

10 Tmaegdeken hadder of cleen verstandeken<br />

de melckeghe was in tsheerders Bandeken<br />

daer corts een vruchtken moest of verbeydt // zyn<br />

zou zachse wandelen ghaen hand an handeken<br />

sprack tmaegdeken / es nv bezaeyt haer Landeken<br />

15 kir zie eir liefken Ten mach niet al ghezeyt // zyn<br />

Amoureuze Meyelynghen *<br />

die hem zomtyds in tkeye // dwynghen<br />

Ghylieden die binder maendt <strong>van</strong> meye<br />

Meyliedekens gheerne zynght in tgroene<br />

20 vul dorperheden tot allen mesgreye<br />

als offer niet dan boosheyt ware in saeysoene<br />

Lust hu emmers zanghewys wat te doene<br />

zeker liedekens heb hulieden gheordonneirt<br />

gheestlick en weerlick der me Reynhertich Coene<br />

25 Te veldewaerts inne tsaemen tryumpheirt<br />

gheeft god eerst tzyne / dan eerlick ReCreeirt<br />

Liedeken<br />

Vp den voys<br />

Nieukercke gent<br />

Gheestelick nv plant<br />

30 mey <strong>van</strong> gheduericheden<br />

dats gods woord / Elcx bystandt<br />

stelt in dyns herten steden<br />

+<br />

maer houffent eerst hu landt<br />

gheloouich elcken Cant<br />

doch anden plough slaet dhandt<br />

+ Fol. 300 r, r. 16, 17 onderstreept.<br />

* ‘Meyelinghen’: na tweede ‘e’ ‘r’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 300 r<br />

+ 300 v


niet in tstuuende zant<br />

5 zaeyt niet gods * woorden want<br />

zoo wint ghy vrucht der vreden<br />

Gods woordt / es een verkandt<br />

zynder beloften zeden<br />

Plant nv int herte vast<br />

10 alsnv gods woordt waerachtich<br />

huwen grond wordt ontlast<br />

<strong>van</strong>den quae Cruden crachtich<br />

vp deerdschen cheyns niet past<br />

hoe dat zulcx vp hu bast<br />

15 met tzweerd / dien helsschen gast<br />

<strong>van</strong> gods woord clouck toetast<br />

houd hu vroom anden mast<br />

<strong>van</strong> gods woord sterck almachtich<br />

dwelck hy verleent dat brast<br />

20 met dancbaerheyt eendrachtich<br />

Kendt huuten broode niet<br />

mueghwy alleene Leuen<br />

maer huut dien woorde ziet<br />

dwelck ons gods mondt wil gheuen<br />

25 vviens woord Rechtlick gheschiet<br />

vverct al dat hy ghebiedt<br />

gheenssins ghebonden yet<br />

en es zyns woords Bediet<br />

tsvolcx woordt es wanckel Riet<br />

30 gods woord word eeuwich bleuen<br />

tot troost in ons verdriet<br />

en Leerynghe ghescreuen<br />

VerRaeders <strong>van</strong> gods woordt<br />

zynt diet veronghelycken<br />

35 en wantrauvvich gheschoort<br />

staen zy / Die gods woordt wycken<br />

oetmoedich twoord Anhoordt /<br />

+<br />

Weist gram / maer niet ghestoort<br />

zeylt hu yemandt an Tboordt<br />

die gods woordt houd gheCoort<br />

Liefzaemich Rechtevoort<br />

5 trect hem <strong>van</strong> die Practycken<br />

vvie twoord gheveynst versmoort<br />

Tzal onverwonnen Blycken<br />

261<br />

* Begin <strong>van</strong> ‘w’ onmiddellijk na de ‘s’ <strong>van</strong> ‘gods’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 301 r


Elck wie huut gode zy<br />

staet gods woordt niet tontbeerne<br />

10 Twas dauids voeten vry<br />

een lichtende Lanteerne<br />

dus vrome Christen ghy<br />

blyft den gods woorde By<br />

v<strong>van</strong>t hu mensschen / en my<br />

15 ghewillich Christus hy<br />

met zyn claer woords bely<br />

vvild ons voortbrynghen gheerne<br />

dies zyn gheworden wy<br />

vry los huut dhelsche queerne<br />

20 Huut een ontsterflick zaet<br />

zyn wy wedergheboren<br />

duer gods woordt es de daet *<br />

<strong>van</strong> zekerheyt ghezworen<br />

Elck <strong>van</strong> zyn zondich quaet<br />

25 quytschel duer twoordt ontfaet<br />

v<strong>van</strong>t Dupperste prelaet<br />

die kendt der herten staet<br />

duer zyn tselfs woord en Raet<br />

schict hy nyemandt verloren<br />

30 al wie dat tot hem ghaet<br />

Ontfanght hij huutvercoren<br />

Plant gods woordt clouck ghemoet<br />

Laet dat in therte groeyen<br />

Christus vruchtbaerich bloedt<br />

35 zalt coeldauwich bespoeyen<br />

en doch den mey huut doet<br />

clouckhertich metter spoet<br />

die gheene vruchten goedt /<br />

+<br />

die gheene vruchten goet<br />

gheeft / maer huer zeluen voedt<br />

plant greffyt gods woord zoet<br />

dat mach vruchtbaerich bloeyen<br />

5 den stroom der helsscher gloedt<br />

zal hu niet ouervloeyen /<br />

Oorlof die minnaers zyt<br />

en gods woord gheerne lesen<br />

al hebbens nyders spyt<br />

10 gods woord zal eeuvvich vvesen<br />

* ‘daet’: ‘a’ over ‘e’.<br />

262<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 301 v


voor twoordt ghebenedydt<br />

als Christen Rudder strydt<br />

acht gheenen ypocryt<br />

zyn tonghe noch habyt<br />

15 hoe zommich twoordt Benydt<br />

bewimpelt bouen desen<br />

peynst hy verwint die Lydt<br />

Bewaert gods woordt ghepresen /<br />

Meyliedeken Amoureux<br />

263<br />

20 Ghelyck den Mey // met vulder vruecht<br />

es in zyn Iuecht<br />

naer onsen grey // zyt oock verhueght<br />

vp dat ghy mueght<br />

ghy vraukens zoet Reyn amoureux <strong>van</strong> zinnen<br />

25 den mey es nv in zyn saeysoen<br />

de spruutkens groen<br />

verhueghen doen<br />

Alsoo der blomkens Roke comt <strong>van</strong> binnen<br />

vrauwen tooghen looselick schyn <strong>van</strong> Minnen<br />

30 tgheschiet<br />

Ghetrau als wanckel Riet<br />

Hoe lustich staet // nv menich pleyn<br />

*<br />

met blomkens Reyn<br />

maer ** waeytter quaet // een wynd vileyn<br />

+<br />

tverderft certeyn<br />

de blomkens die zoo Iuechdelicke stonden<br />

tsghelycx zo keeren euen gaey<br />

de Vraukens fraey<br />

5 met eennen draey<br />

Wanneer zy een vernieuwen hebben vonden<br />

tooghen zy fier ghelaet met dobbel gronden<br />

tghebuert<br />

daer menich man om truert<br />

10 Elck lustich gheest // zynght fraey en fier<br />

int groen Roozier<br />

maer zwaer tempeest // Brynght in tdangier<br />

zo menich dier<br />

naer meye zwyght de zoete nachtegaele<br />

* ‘Int groen Roozier’ doorgehaald.<br />

** ‘zwaer tempeest’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 302 r


15 zulck zyn de vraukens meer dan zom<br />

<strong>van</strong> zinnen dom<br />

gheworden stom<br />

verzwyghende schoon amoureuse taele<br />

vergheten zy haer liefste principaele<br />

20 zeer Coel<br />

en kiesen een ander boel<br />

264<br />

Des meys Anschau // niet en vernoeyt<br />

die Lustich bloeyt<br />

den coelen dau // heeft oock bespoeyt<br />

25 al tcruudt dat groeyt<br />

De zonne tooght haer schoon claerlustich schynen<br />

maer duuster wolcken volgher naer<br />

die tschynsel claer<br />

benemen daer<br />

30 Sghelycx * de vrauwen onder loose grynen<br />

de fraeye Ruters doen haer vruecht verdwynen<br />

Tvermaen<br />

Es dan / ghy mueght wel ghaen<br />

Princesse vvie / my Ionstich dwangh<br />

35 tot desen zangh<br />

tsmeys melodie // zal nemen ghangh<br />

<strong>van</strong> hier eer langh<br />

Sghelycx zo zal ons iuecht en vruecht begheuen<br />

+<br />

Wanneer ons naect de wynter groot<br />

dat word ter noodt<br />

de bitter doodt<br />

verzekert eist ons allen toeghescreuen<br />

5 god wil ons dan verleenen teeuwich leuen<br />

Adieu<br />

dan werdet al een Nieu<br />

Een andre Meyliedeken<br />

Ghedanct gheloft zy god<br />

10 gheEerd zy zyn ghebod<br />

Talder tydt onvernoeyt<br />

By wien ghebenedydt<br />

tot tsmensschens Apetyt<br />

de veldekens staen duergroeyt<br />

15 En coeldauvvich bespoeyt<br />

* ‘Sghelycx’: ‘g’ later toegevoegd en ‘h’ over ‘s’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 302 v


den bloessem waer huut spruut<br />

tliefbancketeirlick fruut *<br />

end alderhande Cruudt<br />

hem om best Riecken moeyt /<br />

20 Elck Vueghelken gent Net<br />

zyn zoete Becxken wet<br />

om zynghen huepsschen zangh<br />

de nachtegael houd Choor<br />

als zy doen huer debuoir<br />

25 nachten en daeghen Langh<br />

des wynters straf Bedwangh<br />

maect den mey los en vry<br />

en brynght daert doenlick zy<br />

tdeen boelken tdander by<br />

30 Tot Venus schoon ontfangh<br />

Hertkens dan Corageux<br />

huut Liefden Amoureux<br />

vroylick in tgroene ghaet<br />

elck andren zoot behouft<br />

35 minsaemelicke Touft<br />

naer amoureusen Raedt<br />

Vreest gheene nyders quaet<br />

+<br />

en schuut melancolie<br />

weert alle fantazie<br />

vp datter troost gheschie<br />

Die damoureuse baet<br />

5 Met dyn zoetmondich dreel<br />

int Lustelick pryeel<br />

toufzaemich Bancketeirt<br />

dyn wederpaer ghedynct<br />

end huer een zoentien schynct<br />

10 zoot liefde ordonneirt<br />

zynght sprynght en marIoleirt<br />

fraeymoedich onbevreest<br />

smaect daer der liefden keest<br />

met eennen blyden gheest<br />

15 Reynhertich Tryumpheirt<br />

Tooghtshu een blyde aenschyn<br />

schynct huer den coelen wyn<br />

265<br />

* Oorspronkelijk ‘Cruudt’; ‘C’ en ‘d’ doorgehaald, ‘f’ na ‘C’ toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 303 r


v<strong>van</strong>t die den gheest verhueght<br />

met amoureusen Rel<br />

20 touft oock hu moncxken wel<br />

ten besten / dat ghij mueght<br />

en zou by huerer duecht<br />

tloerooghen ouerzendt<br />

houd dat voor een Consent<br />

25 <strong>van</strong> liefden vast gheprent<br />

Ghebruuct Vrau venus iuecht<br />

Princhesse Reyn eerbaer<br />

dyn princhelick pylaer<br />

Liefde ghestaedich draeght<br />

30 om gheenderhande goedt<br />

dyn Lief ontrauwe doet<br />

elck minnaer dat behaeght<br />

en quaet ghepeyns verIaeght<br />

huut huwer hertsen grondt<br />

35 Draeght eennen hoosschen mondt<br />

ghij zult blyfuen ghezondt<br />

Als nyders zyn gheplaeght /<br />

++<br />

Meyliedeken Cluchtich<br />

naer tbanckets scranssen<br />

daer mede mueght Luchtich<br />

Een Rondeken danssen +<br />

266<br />

5 Ruterkens Coene // ontwect hu om verblyden<br />

In Saeysoene // den mey es nv ten Tyden<br />

dies wilt dan fier bescryden // der blommekens ghespruut<br />

in spyte diet benyden // Ghaet met hu boelken huut<br />

Verre buter paele<br />

10 Leedze in hu bestieren<br />

zouct der admirale<br />

welRieckende Roozieren<br />

// Daer ghylieden logieren<br />

mueght huut tsvolcx ghecraey<br />

15 elck anderen festieren<br />

inder natueren baey<br />

Opent binnen tpleynken // Amoureux omRynghen<br />

doet hu zoetmondich greynken // Een liedeken zynghen<br />

haer vyngherkens wilt wrynghen // ghy cryght loensschen ontfangh<br />

20 zucht niet comt hu besprynghen // Der zonnen onderghangh<br />

+ Fol. 303 v, r. 1-4 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

303 v<br />

+<br />

Anno .1547.


Want comt die een deelken<br />

<strong>van</strong>den avendt schyncken<br />

berght hu int pryeelken<br />

wilt <strong>van</strong> huer niet flyncken<br />

25 al mochten doogskens pyncken<br />

neimt daer hu Ruste net<br />

zo hoordy tsmoorghens Clyncken<br />

tsnachteghaels mottet<br />

267<br />

Hu gente zoete moncxken // tooght amoureuse zeden<br />

30 Als een vrau venus ioncxken // wilt huwen tydt besteden<br />

En laetse niet met vreden // houd vp alst hu verveilt<br />

<strong>van</strong> bouen tot Beneden // Ioct Troetelt ende speilt<br />

Dect tRieckende serueetken<br />

spreed zeer dinne stuutiens<br />

35 daer toe dyn aerdich dreetken<br />

Schelt Liefuelicke fruutiens<br />

+<br />

vertelt haer vreimde Cluutiens<br />

met een gheestich Bediet<br />

vvacht ghepelhaer noch tuutiens<br />

doet dat tghepeyns hu Biedt<br />

5 Princesselicke Iuechden // <strong>van</strong> twee neghen iaeren<br />

vought hu tot venus vruechden // eer tleuen mach ontvaeren<br />

Laet deyns en danssers plaeren // drynct wyn helpt schueren thoen<br />

want in dit eerdsch bezwaeren // En muegdyt iongher doen<br />

Andre meyliedeken<br />

Voys Vpde buyssonnette<br />

Des meys saeysoen heeft nv Virtuut<br />

<strong>van</strong> tloof en Cruudt<br />

vvaer huut dat spruut<br />

groot menichte <strong>van</strong> blommekens Reyn<br />

15 ghy amoureux oock nv ontsluut<br />

dyn Reyn conduut<br />

met Venus iuut<br />

In tlustich liefuelick groene pleyn<br />

daer mueght ghy nv verblyden certeyn<br />

20 met dyn Loensch liefuelick wederpaer<br />

v<strong>van</strong>t zou es tamoureuste greyn<br />

bouen iuno of pallas eerbaer<br />

daer en es gheen maer<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 304 r


speilt zoo ick hu zey<br />

25 Met dyn Liefueken inde coele mey<br />

268<br />

Tsmeys Iuecht verhueght elck lustich gheest<br />

in tgroen forreest<br />

want onbevreest<br />

zynght de nachtegale stercken zanck<br />

30 Tsmoorghens zeer vrough ter liefden keest<br />

Minsaemheyt teest<br />

minst ofte meest<br />

zynght oock tliedeken naer hu liefs danck<br />

de nachten zyn cort den dach es Lanck /<br />

+<br />

Bedryft iolyt huut liefden goet<br />

met Armonye snaerspel gheclanck<br />

pluct hu Liefste daer blommekens zoet<br />

dynen Lust dan boet<br />

5 en danst eennen Rey<br />

Met dyn liefueken inde coele Mey<br />

Tsmeys dau die nv ter tydt bespoeyt<br />

Al tcruudt dat groeyt<br />

en Lustich bloeydt<br />

10 alsoo men wel ziet An elcken cant<br />

den minnaer oock in Liefden vloeyt<br />

die als dan gloeyt<br />

hem niet vernoeyt<br />

tzyne by zyn Liefste tryumphant<br />

15 Amoureuslick gent ende playsant<br />

als meyerlynghen zyn Bekent<br />

margiolerende handt in dhandt<br />

elck ander schynckende een present<br />

<strong>van</strong> blommekens gent<br />

20 en zyt dan niet Ley<br />

Met dyn Liefueken inde Coele mey<br />

Prinche eer hu den mey ontglydt<br />

besicht dien tydt<br />

v<strong>van</strong>t gheen Respyt<br />

25 en zal hu noch my niet ghebueren<br />

hu princesse zal zyn verblydt<br />

en ghy hu quyt<br />

twordt hu proffyt<br />

zou en zalder niet omme trueren<br />

30 al eist datse hu comt beCueren<br />

met haer blomken amoureux fier<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 304 v


269<br />

en wilt huer daer om niet zueren<br />

bluscht fraeyelicke dan der minnen vier<br />

int groen Roozier<br />

35 weist oock niet te key<br />

Met dyn liefueken Inde Coele mey /<br />

++<br />

Gheestlicke amoureuse an allen canten<br />

in Christo Bemint<br />

Zalmen den naerghenoomde mey plantten<br />

gheestelick ghezint<br />

Refereyn +<br />

Verhuecht hu // ter duecht nv // in contemplatien<br />

nv in dit vruchtbaerich saeysoen <strong>van</strong> gratien<br />

duer den heere iesum chtistum ghebenedydt<br />

den wynter es gheleden Te deser spatien<br />

10 vul stranghe habitacien<br />

ons blomkens zyn voortcommen ouer al de weerelt vvydt<br />

Bermherticheden des heeren Bloeyen tdeser tydt<br />

als een zomer vul Lieflicke Roken zeere<br />

de vueghelkens des hemels die zynghen verblydt<br />

15 end alle dat aeszeme heeft looft den heere<br />

dus gheminde in christo / ick thuwaerts keere<br />

hu Ionnende met een gheestelick verstandt<br />

voor eenen mey groot<br />

Den boom <strong>van</strong> tcruce christi int herte gheplant<br />

20 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt /<br />

Met penseen en vyoletten <strong>van</strong> Roken zoet *<br />

Bid ick dat ghyr die an plantten moet<br />

dats om desen mey peynsen nacht en dach zult ghy<br />

wat vrucht ons daer an ghegroeyt es goet<br />

25 Christus duerwondt bebloedt<br />

een verlosser voor vele zo wel hu als my<br />

een vrucht / verzoende dat al hadden mesdaen wy<br />

als een blomme int velt an tcrucen hout verheuen<br />

bloeyende vul zoeter Roken zynen vader was hy<br />

30 als een offrande zoo voor onslieden bleuen<br />

dusdaneghen mey ion Ick hu ghegheuen<br />

end omme die ontfaen zuvert an elcken cant<br />

dyn houeken ter noodt<br />

den boom <strong>van</strong> tcruce christi int herte plant<br />

35 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt /<br />

+ Fol. 305 r, nota in margine onderstreept.<br />

* ‘zoet’: ‘z’ over ‘g’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

305 r<br />

+<br />

A o .1559.


270<br />

++ Met vyfwondeghe Roosen Roodt int verchieren<br />

zoetgueregher in Roken dan vyolieren<br />

ofte Rieckende blomkens huuter eerden groeyende<br />

Cypres thymon balseme Lauwerieren<br />

5 Iuegdeghe Egglentieren<br />

hoe medicinael / hem in Roken moeyende<br />

den dau <strong>van</strong> gratien die esse bespoeyende<br />

de zonne der Rechtueerdicheyt esse Beschijnende<br />

maer tcruce christi / es zoetghuerichst bloeyende<br />

10 als florerende olyfboom niet verdwynende<br />

desen mey om plantten zyt oetmoedich Pynende<br />

die ontfaende godsvruchtelick met Reynder handt<br />

zonder wederstoot<br />

den Boom <strong>van</strong> tcruce christi in therte plant<br />

15 verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt<br />

Gheestlicke<br />

Princesse ontfanct met Reuerentien<br />

desen mey in hu camerken <strong>van</strong> conscientien<br />

ende zomtyds bespoeyt met hertRauweghe traenen<br />

20 ondervought hu Buugsamich met Obedientien *<br />

tot stichtende intencien<br />

huut Liefzaeme charitate doe hu dit vermaenen<br />

ydel plantynghe wilt huut dyn houeken Plaenen<br />

vviltter zaet <strong>van</strong> duechdlicker Roken in zaeyen<br />

25 zo zult ghy vast zekerlick zonder waenen<br />

thuwer zielen vercierynghe / goe vruchten maeyen<br />

verblydt inder Crucen mey / met een gheestlick verfraeyen<br />

Contempleirt daer in omRynght / metter liefden Bandt<br />

tot inde doodt<br />

30 den mey <strong>van</strong> tcruce christi in therte plant<br />

verchiert met vyfwondeghe Roosen Roodt<br />

[Ghezonden An eenne Religieuse]<br />

++<br />

Ghezonden An eenne Religieuse<br />

<strong>van</strong> een gheestelick Amoureux<br />

in zulcker oordene zyn Amoureuse<br />

35 ghelyck als hy was Religieux /<br />

Aucteur<br />

Alle Reyne Amoureuse gente dierkens<br />

met opene ghemonstreirde Colierkens<br />

+ Fol. 305 v, r. 32-35 onderstreept.<br />

* Vóór ‘Obedientien’ is ‘Reuerentien’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 306 r, r. 17, 18 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 305 v<br />

+<br />

306 r


271<br />

steppende drie stepkens in twee sauchierkens<br />

5 vp dat zy int verbeyden niet worden heynsch<br />

die ion ick voorspoet / om verhueghen de nierkens<br />

<strong>van</strong> huerlieder wederpaer / thebbene weynsch<br />

Nachtloopers<br />

Dusdanighe menich Iongh ghezelleken<br />

10 in peryckele wandelende tsnachts Tontyde<br />

liefuer in huus zyt / Eer luudt tschelleken<br />

zoo zyt binnen den goeden Bevryde<br />

zomtyds vp dat hu den gheest verblyde<br />

end als ghylieden by avende ghaet<br />

15 Om zynghen tnaervolghende Liedeken ontfaet /<br />

Liedeken<br />

Vpden voys Toosthende in tstadt<br />

Eylaes wat zullen wy brauwen /<br />

Huvven god kent<br />

20 die weildich zit voorspoedich<br />

hem lof danck eere zendt<br />

huut therte zeer Liefmoedich<br />

Peynst om den hendt<br />

waer ghy wandelt omtrent<br />

25 nyemands fame schendt<br />

maer vreest thelssche torment<br />

end hu <strong>van</strong> zonden spent<br />

duer zyn wonden diepbloedich<br />

Eer ghy huut ghaet<br />

30 wilt hu met tcruce vermen<br />

voor onvoorzienich quaet<br />

Christus zal hu beschermen<br />

end in huwen staet /<br />

+<br />

godsvruchticheyt niet laet<br />

noch oock en versmaet<br />

der Christen kercke Raedt<br />

zaeyt huut berauvvich zaet<br />

5 Christus zal dyns * ontfermen<br />

Cort es den tydt<br />

<strong>van</strong> elck menssche beseuen<br />

* ‘dyns’: ‘d’ over ‘z’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 306 v


als Roock zo Lydt<br />

hier / ons cranck broossche leuen<br />

10 Die draeghen haet en Nydt<br />

hu doch eendrachtich quyt<br />

eer ghy bestreden zyt<br />

<strong>van</strong> tsdoods slumende strydt<br />

v<strong>van</strong>t om ghelt gheen Respyt<br />

15 En can de doodt ghegheuen<br />

Leift Cleen en groot<br />

zoo ghij zoud willen steruen<br />

huwer zonden Noodt<br />

Rechtueerdich wilt afkerfuen<br />

20 doet wel voor de doodt<br />

wie hongher heeft / Breict broodt<br />

die ghaen naect en bloodt<br />

tooght ontfaermich exploot<br />

bezitten abrahams schoot<br />

25 Mueght ghy daer by verwerfuen /<br />

Zoo ghy wildet / doet<br />

dat hu een ander dede<br />

ende duer christus bloedt<br />

doet doch ontfaermichede<br />

30 zyt ghy wel gheghoedt<br />

den aermen medevoedt<br />

weist clouck ghemoedt<br />

troost dus dyn broeder zoet<br />

huwer plaeghen gloedt<br />

35 mueght ghy der blusschen mede<br />

Schuut alle dranck<br />

daer tvvist mach huute Rysen<br />

voedt hu / als ghy zyt Cranck<br />

met gheestelicker spysen<br />

++<br />

gheeft god den heere danck<br />

vreest hem dyns leuens lanck<br />

zynght hem Lofzangh<br />

in dyns herten Be<strong>van</strong>gh<br />

5 Vreest oock zyn oordeel stranck<br />

daer hy elck zal verwysen<br />

Quaet ghezelschap schuut<br />

pyndt in tyds of te staene<br />

272<br />

+ Fol. 307 r, r. 30 ‘clunten... caneghem’, 31 ‘pluentien’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 307 r


eer datter gramschap spruut<br />

10 daer ghy mueght Ruumt de baene<br />

met pacientich Cruudt<br />

dyn wreken inne duut<br />

Tvechten buten sluut<br />

tbeneimt zo menichs iuut<br />

15 en peynst met gheelder huudt *<br />

zo eist goet slaepen tghaene<br />

Princhelick pylaer<br />

ons hope en Toevluchten<br />

wien themelssche verghaer<br />

20 eerdsch ende helssche duchten<br />

doch vooren ende naer<br />

houd ons voor plaeghen zwaer **<br />

vvy zullen oock voorwaer<br />

gheerne wesen dancbaer<br />

25 beschermt ons leuens iaer<br />

Voor twisteghe gheRuchten<br />

Refereyn<br />

273<br />

VVel myn truete myn moncke myn liefste myn minne<br />

vvaer schoyt ghij zo neerstelick tstedewaerts inne<br />

30 sprack clunten <strong>van</strong> caneghem doe ouerluudt<br />

pluentien manckzet / ghemoetende zyn liefue vriendinne<br />

Ick ghae zey pluentien wandelen wat vp myn Cruudt<br />

neen neen / ten es dat niet / tschynt datie my schuut<br />

tIansoy Ick en doe niet / kyct welck een bescheet<br />

35 maer wie heeft my ghezeyt datIe zyt de Bruudt<br />

+<br />

tian die hu dat gheseyt heeft Lieghter an duer zyn zweet<br />

wa liefue pluentIen meentIe dat ick dat niet en weet<br />

och iae ick liefste schoone / zoetste bouen alle blommen<br />

nv wel myn lief / al waert zoo hebt ie me zo leedt<br />

5 Lief als ick huwe / zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Ter bruloft pluentien Lief / dat doet myn bloed verstooren<br />

Ick meende zelue brudecom tzyne aluooren<br />

hoe zytie de bruud dan / Bruud huut al met my<br />

Ia bruud ie vaer belouick zalder of hooren<br />

10 dat met een ander huwen bruutdach zult houden ghy<br />

* ‘huudt’: ‘d’ over ‘w’.<br />

** ‘zwaer’: ‘z’ over andere letter (I?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 307 v


274<br />

nv wel myn clunten lief / neimt dat alsoo zy<br />

ter bruloft te commen zultie daer om niet laeten<br />

neen tspyt my te zeere / spyt hu dat / Iaet dynct hu vry<br />

ick waende wel de naeste zyn / ouer twaelf straeten<br />

15 doch hoeneer es huwen bruutdach tmynder onbaeten<br />

tsmaendaeghs voor syncxen / zalmen elck de wete sommen<br />

dies zecht my clunten Lief alsdan huut Charitaeten<br />

Lief als ick huwe zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Neen quaem icker het zoude my te zeere spyten<br />

20 het waere my een schande end in tverwyten<br />

elck end een mocht my worpen daer vp myn broodt<br />

kir tmocht een boone / vvilt vp hu lipkens byten<br />

Laet clappeyen commeren / en comt Light in myn schoot<br />

Ia tian dat waere proper ick waere Liefuer doodt<br />

25 wat zou de brucom zegghen <strong>van</strong> huwen hudaeghe<br />

niet een woordeken weet ick Comt tword zonder noodt<br />

ghy staet noch in myn gratie tmynen behaeghe<br />

och of ick hu dan myn bruud voor ander bruden zaeghe<br />

Ick zouder my als een dalder frayste Berommen<br />

30 nv dat mach niet wesen / dies ick hu noch eens vraeghe<br />

Lief als ick huwe / Zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Princesselick pluentien ia ick met meer hanssen<br />

ende commen een oorlof pooseken danssen<br />

maer veel Liefuer zelue zoud ick met hu huwen<br />

35 hu brocom es een quaet veynt <strong>van</strong> veel vrome Lanchen<br />

++<br />

hy sal hu noch al dromende thooft eens in duwen<br />

dan met Lere clocken ouer hu ziele Luwen<br />

dat ick niet anghaen zoude / had ick nemmermeer ghepeynst<br />

Nietmin pluentien ick wil * alle zwaricheyt schuwen **<br />

5 en kiesen een ander wat baet ghegrimt ghegreynst<br />

maer pluentien oft zoo quame / zeght my ongheveynst<br />

Ia dat mueghelick zal / om int vleeschuus mommen<br />

end vp dat hu liefde worde <strong>van</strong> my vercheynst<br />

Lief als ick huwe zult ghy niet ter bruloft commen<br />

Aucteur<br />

Venus Ianckerkens ketserkens drauerkens alomme<br />

vvitbeckich bestouen als de ionghe domme<br />

metter witte Cordtsen blomme<br />

thooft naer stekende / daer ghy vyndt open de pot<br />

15 ghylieden moet oock hebben wat huter somme<br />

<strong>van</strong> myn Refereynkens diemen heet zot<br />

+ Fol. 308 r, r. 25 ‘medea’, 26 ‘medusa’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘wilalle’; gescheiden door een dubbele streep.<br />

** ‘versteken’ is doorgehaald; ‘schuwen’ is interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 308 r


275<br />

Theeft Remedie / om cryghen nieu haer gheschot<br />

Calaengne meyskens dies niet Lichte begheerdse<br />

vvacht hu <strong>van</strong> tgheestelick gheetecot<br />

20 maegdekens <strong>van</strong> hu weertse<br />

maer als tgaeyken of es / schiet vry naer de peertse<br />

Zot Refereyn<br />

Hoort. al ghy ghildekens ende veel ioncwyfs hoort<br />

comt al in myn kethel / elck zeght anderen voort<br />

25 Roupt medea methamorphosighe goddinne<br />

Comt medusa word myn hulpe / met een inckel woordt<br />

mids den smeder Vulcanitich in heeter Minne<br />

comt ghildekens comt. Comt ten eersten beghinne<br />

senypoerken zult indryncken meer dan een Onche<br />

30 in myn kethel moetie zitten dan totten kinne<br />

end hu blootshooft ontdecken dan in myn Fronsse<br />

+<br />

ghy zult schynen vernischt duer apelles ponche<br />

comt al waert ghy <strong>van</strong>den hoofde totten voeten besmet<br />

comt ghildekens in tyds Comt doch eer ick Ronsse<br />

In myn Ketel comt ghildekens Cuusch ick net<br />

5 Comt ghildekens comt / Comt al in myn kethele<br />

bezitten myn brandeghe heetcoeleghe zethele<br />

niet een haer zult ghy hebben / dat hu doet spyt<br />

<strong>van</strong> dat ick hu voorlichame wat benethele<br />

ghy wordtter gheel verauerecht in corter tydt<br />

10 Comt ghehaerde oft alf gheschoorne / wie dat ie zyt<br />

of die thaerken te crueckelen pleight vp stocxkens<br />

<strong>van</strong> die moeyte word verlost ghy / Comt hu zeluen quyt<br />

comt oock ghewimbraeude Corthieleghe * mocxkens<br />

Comt schoeliekens <strong>van</strong>den Neapolitaenssche brocxkens<br />

15 al zyt ie onReyn besmatert oncuusschich onder zet<br />

Comt ick zal hu ouersloouen keelcoordeghe clocxkens<br />

In myn kethel comt ghildekens Cuuschick net<br />

Comt Alle wiltIaeghers in venus warandekens<br />

Comt ghildekens comt Ionghe Lammertandekens<br />

20 comt die zeer gheerne tRuwe schortcleedt Angord<br />

comt die den dach meest huutdraeghen met mandekens<br />

Comt / in myn kethel word ghy gheCuuscht vp en Cort<br />

* ‘Corthieleghe’: ‘C’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 308 v


276<br />

vp dat ghy myn laeuwenesse ghewaere wordt<br />

der huutcommende zult schynen nieuboren Ioncxkens<br />

25 comt oock paruucke draegherkers / naer myn kethel Port<br />

ick zal den busch ontsteken met heetdompeghe voncxkens<br />

comt oock schieloose ghetoyt ghepelhaerde moncxkens<br />

comt comt / oock ghenoodt / onder myn voysich trompet<br />

zonderlynghe ghy / om ** caelwe worden bloncxkens<br />

30 In myn kethel comt ghildekens Cuusch *** ick net<br />

Prinche<br />

Comt oock in myn kethel duer myn Voorduerken<br />

die te Roodtroengich draeght een Coluerken<br />

++<br />

twelck Roosproetich bemasschelt te oudbollich staet<br />

comt ick zalt hu wel beteren / min dan in een huerken<br />

zo vullicx ghy <strong>van</strong> myn sopelorien ontfaet<br />

comt ghildekens comt comt / doet eens mynen Raedt<br />

5 comt vry grouue craeghalsen / hoe vroom ghezwanst<br />

alle wie besloten cortsen hebt / hoe inghewortelt quaet<br />

comt worpt ghemoet in myn kethel bemommeCanst<br />

speilt Duuckerken met tbolleken / en binnen danst<br />

Comt ick zalt ie dan * vpden cam ofNypen Bet<br />

10 hoe dickhareghe toppen Ruloctich ghecranst<br />

In myn kethel comt ghildekens Cuusch Ick net<br />

Cortsen Broeders<br />

lam sluts end onsterck<br />

veel ziecten voeders<br />

Comt naer Venus werck<br />

Ghy die <strong>van</strong> fiebures quartaine ghequelt mocht wesen<br />

En acht vp senypoer Rute nasqua Nepte<br />

myn Refereyn alsse commen wilt Lesen<br />

alsse achter blyfuen / zult ter stondt ghenesen<br />

20 hebt ghevonden als een ongheordonneirde Recepte<br />

zo wie in zyn Ioncheyt oyndt gheerne stepte<br />

daer venus liefuerlynghen hadden verghaer<br />

voor een cleen vruecht volgder veel verdriets naer<br />

ende creegh voorwaer // zo wel huut als in brugghe<br />

25 drupende nuerzen / ooghen zypende onclaer<br />

ende cromme Rugghe /<br />

** Vóór ‘/ om’ is een eerste ‘om’ doorgestreept.<br />

*** ‘Cuusch’: ‘C’ over afkorting <strong>van</strong> etc.<br />

+ Fol. 309 r, r. 12-15 onderstreept.<br />

* ‘dan’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 309 r


277<br />

Refereyn <strong>van</strong> den Cortsen<br />

Tfy hu schieloose cortsen der ghulseghen Roede<br />

duernypende myn adren / hoe comt ghy my deeren<br />

30 huwen oorspronck / comt huut eenen quaeden bloede<br />

de Rassche te beene / maect ghy vluchs moede<br />

hu hygaeten int hooft / doet vloucken en zweeren /<br />

+<br />

wat ieghens natuere zy wilt ghy doen theeren<br />

huut end in Clappeye / die huut een vuylen crop spruut<br />

vervultheyt <strong>van</strong> maeghen / ende noch meer begheeren<br />

dit zyn hu Rechte zibbezacx gheseyt ouerluudt<br />

5 ghy zyt een quaede beeste / want myns leuens iuut<br />

duerRydt ghy snooBrandeghe slymeghe vinne<br />

tschynt oftmer ghebraen eyers in myn maeghe fruut<br />

zo hanthiert ghy my menichwaerf thuwen beghinne<br />

zomtyds / zendt ghy my in / de beuende Minne<br />

10 dan zonder coorde touter Ick / dach ende nacht<br />

nietmin / Niet gheachte dan voor een zottinne<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />

Als een onvoorzieneghe stranghe verRaedeghe<br />

zo zyt ghy my dapperlick gheCommen vp tlyf<br />

15 der huepscher cost doet ghy walghen versmaedeghe<br />

bottecakeghe zwelte / Twaer om hu beclyf<br />

ghy doet meest begheeren Tzy man ofte wyf<br />

zwabbelynghe smaeckende naer zout noch smout<br />

tot boomsnaetsynghe al waert der zwynen verblyf<br />

20 hier toe brynght ghy huwe cortseghe verweecte stout<br />

en begheeren zulck tpoyen <strong>van</strong> tIuegdeghe mout<br />

oock wyn / zoot zulck by potten glaeskens huutbliesen<br />

ghy doetser of vervreimden / ghy laf in ziecten oudt<br />

Ia my daet ghy wey voor bruschkeytien kiesen<br />

25 tscheen oft ghy my noch wildet inden ougst vervriesen<br />

zoo ghy my hebt Clippertandich vercracht<br />

al croopt ghy inden eersdaerm / om gheen plaetse verliesen<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />

Een onbeschaemde Lurpe zyt ende Rabrakeghe<br />

30 <strong>van</strong>den ghaende leden / oock tstaende let naer dien<br />

der onghetempertheyt een tsaemen Raeckeghe<br />

Broeder dierycx ingien een slutse slaeckeghe<br />

dies zyn Fraterkens hanghen / Beneden zyn knyen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 309 v


++<br />

278<br />

+ tfy zieckzuchteghe lerwe / met hu Acxpartyen<br />

in beschimmelt zvveet / doet ghy de leuer verzyncken<br />

vveycaes Laffen Bru / blaeuwe pottagerien<br />

die wilt ghy meest tmynen banckette schyncken<br />

5 wech spys es huwen weynsch / huwen Roup comt dryncken<br />

tzy grusen bier cisteerne / ghy wordter me tevreden<br />

end om een goet morseel / doet ghy niet eens dyncken<br />

dan begheeren alderhande Aelwaericheden<br />

zommich wilt ghy doen dryncken <strong>van</strong> buter steden<br />

10 claer bekewaeter ende zom huut eender gracht<br />

maer cortsen al quelt ghy my in alle myn leden<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht<br />

Princesse<br />

Van hooftzweere ende tantzweere fel<br />

15 Cortsen zyt ghy Contagieuse beeste<br />

vvie ouer hu claeght / met een beuende vel<br />

men achtes niet / zulck houdet voor kynder spel<br />

cortsen zuveren wel / ende doen groeyen snel<br />

zulcken troost gheuen my de ghezonde <strong>van</strong> gheeste<br />

20 maer of ick in mynder bonnetten Leeste<br />

zweerynghe lyde / Raescoppich bezwaer<br />

zal my nyemandt claeghen oock / minste noch meeste<br />

tiansoy zo zwygh ick dan huut causen eerbaer<br />

maer oft my dan de tantzweere quelt voorwaer<br />

25 es dat oock gheen pyne / spreict by ghevoelynghe<br />

Neent / zegghen de zulcke / eens de weke al tIaer<br />

tandzweere / dats maer een Caeckenspoelynghe<br />

een wyndeghe huutwoelynghe<br />

de cortsen schijnt Dats maer een leuervercoelynghe<br />

30 die veel end ander ziecten huut tlyf versmacht<br />

tian cortsen end alsoo zy / ziet zonder Loelynghe<br />

zoo ghezondt gheAcht<br />

DuerRydt vry den trypzack / maer therte doch wacht /<br />

Aucteur<br />

Myn daeghen en quelde my Felder //<br />

Cortse //<br />

Flauhertich was zou Myns //<br />

5 Be Rie Eghe //<br />

Comtse noch eens myn Elder //<br />

vortse //<br />

+ Fol. 310 v, r. 21-24, 29 ‘ypocrisie’, 32 ‘Symonie’, 33 ‘houeerdicheyt... zinne’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 310 r<br />

+<br />

310 v


En thienmael tmywaerts Rebelder //<br />

wortse //<br />

10 Zou zat my vp tlyf als een zwyns //<br />

Bezie Eghe /<br />

Rondeel<br />

279<br />

Pocken masels Leimpten cancker tvlederchijn<br />

Cortsen hooftzweere Tandzweere mede<br />

15 Cyatica artycke Bleeckvaerwich int aenschyn<br />

Pocken masels Leimpten Cancker tvlederchyn<br />

Clapooren tethers en meer brandich Venyn<br />

hier of es de moeder meest ghulsichede<br />

Pocken masels Leimpten Cancker tvlederchyn<br />

20 Cortsen hooftzweere Tandzweere mede /<br />

Duuelsche generatie<br />

huut onRechtueerdichede<br />

Daer tsweerelts natie<br />

ghepaert es mede<br />

25 In Doude vaders exempelbouck vyndtmen bescreuen<br />

dat den duvel by onRechtueerdicheyt zyn Minne<br />

tien dochteren hadde Ter weerelt ghegheuen<br />

Tien soorten <strong>van</strong> volcke daer noch kyndren of leuen<br />

ypocrisie verheuen<br />

30 schicte hy Religieusen ten eersten beghinne<br />

Priesters ende clercken als huerlieder Vriendinne<br />

Iondhy Symonie zyn tvveetste dochtere<br />

Monseurs Ionckers / houeerdicheyt <strong>van</strong> zinne<br />

++<br />

gheene dan de die best gheuen mochtere<br />

De poortrye / om met minst verlies leuen zochtere<br />

Es wouckerye ghegheuen die begheerlicke schoone<br />

de Cooplieden met Loosheyt dieser an brochtere<br />

5 creghen tromperye ofte bedroch in persoone<br />

de ouderlynghen ghiericheyt noch spannende Croone<br />

hebben doudste dochtre ghecreghen onReene<br />

de aerbeyders al warenser niet iuist toe ydoone<br />

creghen maegtschendynghe / groot ende cleene<br />

10 ofte Sacrilege te Leene<br />

de dienstboden als Fynder dan dander gheene<br />

heeft hy onghetrauwe dienst gheiont voorwaer<br />

ydel glorie / end OnCuuscheyt / alle man ghemeene<br />

+ Fol. 311 r, r. 3, 5, 6, 9, 10, 12, 13 (namen <strong>van</strong> zonden), 20, 21, 29, 30 ‘Duerluchteghe’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 311 r


280<br />

heeft dese keten loopen int wilde openbaer<br />

15 noch daeghelicx Rengnerende hier en tdaer<br />

<strong>van</strong> elck end een Begheerlick zynse bekent<br />

talder onduecht gheneghen / dies voughen hem der naer<br />

onder tveendel <strong>van</strong> Asmodeus Regiment<br />

Die tot oncuussche begheerten veel mensschen verblendt /<br />

Amoureuse<br />

Argumentueuze<br />

TWy ghy // my vraegdet tanderen tyden<br />

in tnaervolghende Refereyn begrepen de vraeghe<br />

achterlaet hu inden stocReghel om verblyden<br />

25 Solucie / machse zyn thuwen behaeghe<br />

Daer neen / Leghter om weten toe ander laeghe<br />

of smact de prondelmarct achter een haeghe<br />

doet ghyt ick wildser tot domsdaeghe Laeghe<br />

Refereyn<br />

30 Duerluchteghe Minerua paysdursteghe Nichte<br />

my Venus scholier inzendt <strong>van</strong>den Lichte<br />

++<br />

huwer scientificq minnelicxste bediet<br />

doch huwer consultacie niet tmywaerts zwichte<br />

vp dat ick mach weten int eerdsche ghestichte<br />

vvaddynghe welck dat es / tslot <strong>van</strong> minnen / ziet<br />

5 my huwe bystandt Biedt<br />

Reyn minnelick scholier / Vp dat ghy zoud niet<br />

onghedoctrineirt mestroost blyfuen / tdesen tyden<br />

vveist zinbuugsamich tmywaerts / troost word hu gheschiet<br />

v<strong>van</strong>t ick wil hu medeelich zyn ende verblyden *<br />

10 nv zonder afglyden<br />

hoort die hem Reyn minnelick willen bevryden<br />

Ick zegghe solueir hu / met amoureuse zinnen<br />

zoot de goden goddinnen ende Nymphen belyden<br />

Steruen in Liefden / dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />

15 De knye <strong>van</strong>der vrauwe minlick buugsamelick<br />

dat es de sluetel certeyn bequamelick<br />

tot minnelicke weilde doet die passeren<br />

Vrau venus document Vesta betamelick<br />

standvast totter dood toe zoo Anghenamelick<br />

+ Fol. 311 v, r. 18 ‘Vrau venus’, ‘Vesta’, 20 ‘euphrosine’, 23 ‘ghestadeghe minne’, 25<br />

‘vroedelick helen’, 33 ‘loon... minnen’ onderstreept.<br />

* ‘verblyden’; ‘v’ over ‘b’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 311 v


281<br />

20 met euphrosine tsaemen dit accorderen<br />

end ordonneren<br />

Want tfondament / <strong>van</strong> dit slot om tryumpheren<br />

es ghestadeghe minne voor mannen en wyfuekens<br />

ende den muer / eer die nyders Razeren<br />

25 es vroedelick helen damoureuse bedryfuekens<br />

der vruechden schyfuekens<br />

end eer daer vp Resen diueerssche ghekyfuekens<br />

Vriendlick vpzien als schichten die cunnent verwinnen<br />

ende finaelick voor die gente <strong>van</strong> Lyfuekens<br />

30 Steruen in liefden / dats tslot <strong>van</strong> minnen<br />

In gheduereghe liefde Tbeddeken Reene<br />

Liefzaemelick elck anderen daer ghemene<br />

heet Loon <strong>van</strong> minnen Naer twillende Consent<br />

de wachters <strong>van</strong> tslot der minnen alleene<br />

35 int corageuselick voornemen niet Cleene<br />

++<br />

zyn / die hem standvastich houden in tRegiment<br />

hertwillich gent<br />

die zoo Reciprocelick zyn vpghespent<br />

winnen gaidgen <strong>van</strong> menich zoet zoentien aldaer<br />

5 maer Rhamnusia gheel de muraidgen schent<br />

causerende der minne tzyne wanckelbaer<br />

certeyn voorwaer<br />

Reyn amoureux scholier volght dese lesse naer<br />

hoe int leuen doet intreye ter staple binnen<br />

10 met beghin ende middele / tmach wel vvesen / maer<br />

Steruen in Liefden dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />

Amoureux voorspoedich Prinche in aerdicheden<br />

al wat oyndt damoureuse minnaers deden<br />

als een cort solaes eist al haestich verghaen<br />

15 Sophonisba / sulpitia zyn ouerleden<br />

Rhodope daphne dido zyn oock bestreden<br />

den doodlicken strael hebben zy moeten ontfaen<br />

hoe in minnen ghestaen<br />

oft in minlick solaes zyn debuoir elck ghedaen<br />

20 conclusiuelick was de minne niet gheel vulbrocht<br />

dan <strong>van</strong>den ghuenen omRynght <strong>van</strong> tscheedende vermaen<br />

en ghebleuen totter dood toe in minnen ghecnocht<br />

standvastich bedocht<br />

+ Fol. 312 r, r. 15, 16 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 312 r


282<br />

tbeghinsel der minnen wel gheduerich wesen mocht<br />

25 tot de wanckelbaer brezeda keerde de zinnen<br />

minne Retrograderende / dus hoe minlick ghewrocht<br />

Steruen in Liefden dats tslot <strong>van</strong> Minnen<br />

Amoureux testament.<br />

Vpden natten men tlichtelick drupen // ziet<br />

30 anders en es my gheenen troost verschenen<br />

dan voor tzoete my het zuere om zupen // Biedt<br />

dies moet ick claeghen zuchten ende stenen /<br />

+<br />

ick en can myne waghene niet ghemenen<br />

hy en ontvalt my nv hier nv daer<br />

beroerte die wil my gheel omme lenen<br />

therte labuert om der Liefste eerbaer<br />

5 Ancxst Iaeght in my / zo groote vaer<br />

met vernoeye maeckende zulck een gheruchte<br />

dat ick altyds voor tsteruen duchte<br />

Alende vreese met drucke ghemynghelt<br />

besprynghen my gheenssins weet ick werwaert<br />

10 <strong>van</strong> Twyfele zo word ick gheRynghelt<br />

Ialousye die en heeft my oock niet ghespaert<br />

Envye met nyders wapene ghepaert<br />

zyn sterck voorzien met schimpers * Engiene<br />

in myn leuen / en was ick noyndt zoo vervaert<br />

15 elck <strong>van</strong> hemlieden pyndt my te bespiene<br />

zy mueghen wesen wel zy Achtiene<br />

vp my alleene dus staet my nauwe<br />

Ontfaermt zou myns niet de liefste vrauwe /<br />

Myn lyf dat vynd ick vul alenden // al<br />

20 vp dat hope tmywaerts niet en Arriueirt<br />

ken weet waer ick my keeren of wenden // zal<br />

want haerlieder stoormen niet en cesseirt<br />

eylacen word ick doch gheAccepteirt<br />

ghe<strong>van</strong>ghen / zonder meer / ick en viele niet clachtich<br />

25 voorziet god niet / ick worde gheadnitseleirt<br />

v<strong>van</strong>t haerlieder slaeghen vallen my te machtich<br />

deen schiet / dander slaet / de derde warachtich<br />

steict / dus tschoonste dat my ghebuert<br />

dats / dat myn herte totter doodt toe truert<br />

* ‘nyders’ is doorgehaald en ‘schimpers’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 312 v


283<br />

30 Te godevvaert my therte ondanckelick valt<br />

mids wanhope / Twelck mynder zielen grieft<br />

myn bloedt duer dit zeer wanckelick walt<br />

dies ongheRusticheyt my therte duerclieft<br />

+<br />

maer tghuendt dat hem / ende haer ghelieft<br />

dat moet wel zyn Want ick hebbe bezworen<br />

haeren dienst / totter doodt / dies blyft loyael ghebrieft<br />

tlyf lustich thaerwaerts / als lief vercoren<br />

5 hoe ick eerst gherochte / minnaers wilt horen<br />

an tquelen / en waer my de Crancheyt beghan<br />

ende hoe my de zieckheyt eerst ghynck An<br />

Eerst schoot in tghezichte <strong>van</strong> mynen ooghen<br />

mids Venus zeer heet ende vierich Raeyende<br />

10 <strong>van</strong> daer zo zanck dallendich dooghen<br />

totter herten / en daer bleef vast Laeyende<br />

in grooter beRoerte en lemmer draeyende<br />

blyfuende ontRust / ende zeere onthueght<br />

myn ghepeynsen gheheelick thaerwaerts waeyende<br />

15 dat dede my schyn <strong>van</strong>der Reynder Iuecht<br />

int eten noch dryncken / zo en had ick vruecht<br />

als Ic * niet anschaude die blomme Lofzame<br />

die mynder herten Valt zo Bequame<br />

Flau zynde alendich ghetroost zeer weynich<br />

20 doe zo wierd ter stondt myn adren naeckende<br />

tghesichte der weerdigher blomme Reynich<br />

dat viereghe Ionste in my wierdt blaeckende<br />

int herte zo groote Vlamme maeckende<br />

dat peynsde om steruen / maer niet om leuen<br />

25 als yechticheyt myns zins In drucke waeckende<br />

zo moesten my / alle myn leden beuen<br />

hope en was my oock niet Beneuen<br />

met dauwe <strong>van</strong> trooste / duer zulcke smerte<br />

en mocht ick niet strycken / myn ziecke herte<br />

30 Vp haer zo Roup ick / die my verweruen // doet<br />

al desen druck die my comt omtrent<br />

eist oock haer gheliefte dat ick steruen // moet<br />

als Reyn subiect zo bem icx Content /<br />

* ‘Ic’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 313 r


284<br />

++ maer eerst wil ick maecken myn testament<br />

voorzienlick / ende elck daer in bescheeden<br />

naer zynder weerde / ende duer liefste gent<br />

my ghewilleghelick / te steruene ghereeden<br />

5 als secretareghe / zo wil ick oock Leeden<br />

memorye / met my zou wordes Bedanct<br />

Tes noodt / eer zieckheyt / my meer verCranct /<br />

Trueren verzuchten / peynsen merancolie<br />

in my en es anders gheene playsanche<br />

10 dit zyn nv myn beste Compaignie<br />

Ick en hebbe hier vruecht Iolyt noch sanche<br />

naer dat haer anders / niet en deert de kanche<br />

zo wil ick peynsen om my te hoedene<br />

ende maecken properlick myn ordonnanche<br />

15 alsoo ick best can / naer mynen bevroedene<br />

hoe ick ghestelt zy / es wel te Bemoedene<br />

in druck wroet ick als doen de vigghen<br />

Eerst ghyngh ick truerende / nv moet ick ligghen<br />

Mynen huutersten wille in goeder Redene<br />

20 zal ick hu openbaeren / met druckeghen zinne<br />

Alder eerst myn ziele om wel te bestedene<br />

schynck ick der hemelsscher Conyghinne<br />

dan bid ick trauwe / ende ghestadeghe Minne<br />

de keersse te houdene in myn ouerlyden<br />

25 en dat elck <strong>van</strong> hemlieden als goede vriendinne<br />

my pynen te cleedene / naer tsdoods bestryden<br />

zy weten myn secreit best / <strong>van</strong> ouden tyden<br />

ende zyn oock cause / dat moet men gheheel // weten<br />

dat ick nv moet / dat bitter morseel // Eten<br />

30 Voort gheef ick elcken die hem om my bedrouft<br />

troost <strong>van</strong> liefue / in gheRechteghen leene<br />

onbegrepen <strong>van</strong> schimpers alsoot behouft<br />

dan bid ick trauwe ende ghestadicheyt Reene<br />

dat zy my in een vat legghen / zoo iet meene<br />

35 ghewrocht <strong>van</strong> Palm bladeren puerlick<br />

++<br />

in teeckene / dat met grooten Weene<br />

zin verstannesse ende memorie Cuerlick<br />

myn vleesch been ende aderen stuerlick<br />

+ Fol. 313 v, r. 23 ‘trauwe’, ‘ghestadeghe Minne’, 31 ‘troost... liefue’ onderstreept.<br />

+ Fol. 314 r, r. 17 ‘Ghestadicheyt’, 18 ‘Reynicheyt’, 20 ‘Eere’, 22 ‘Simpelheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 313 v<br />

+ 314 r


waeren wynter ende zomer al euen wackere<br />

5 groene / als den pynboom inden Ackere<br />

285<br />

Wanneer Ick aldus Int vat ghebrocht // zy<br />

een Bare wil ick hebben naer myn behaeghen<br />

die begheer ick datse <strong>van</strong> pynboome ghewrocht // zy<br />

in teeckene dat pyne meest alle myn daeghen<br />

10 myn toespyse was / noch begheer ick int claeghen<br />

zes Rynghen ande Bare zwart Bewonden<br />

hier toe zo heb ick tspyte / <strong>van</strong> diet becnaghen<br />

om my te draeghene zes Vrauwen vonden<br />

ende voor haerlieder aerbeyd / in tyden en stonden<br />

15 elck een acoleyen hoedeken / twelck es verclaersende<br />

dat my duer ghestadicheyt / de dood was naersende<br />

Ghestadicheyt moet Anden eersten cant // staen<br />

ende Reynicheyt vul Eeren groeyende<br />

zal neffens haer Ter slyncker handt // ghaen<br />

20 Eere / De weerde vrauwe vul duechden bloeyende<br />

inden middel voor de baere / word zou haer moeyende<br />

te ghaene / maer Simpelheyt <strong>van</strong> zoeten ghelaete<br />

zal neffens haer commen / dus word men druck schoeyende<br />

dan comt achter hem vieren / met schoonen staete<br />

25 vrau Trauwe / hope wil Ick datse tsteertken * vate<br />

v<strong>van</strong>t tghuendt dat de eerste viere ordonneren<br />

dat moeten dandere twee Consenteren<br />

Simple vul eeren ende ghestaedich<br />

die minnen willen / moeten zy emmers wesen<br />

30 dus hebben zy tvooren ghaen dees vrauwen ghenaedich<br />

dan slaetter haer handt an / vrau trauwe ghepresen<br />

worden dan dees vyfue oock yet verknesen<br />

<strong>van</strong> twyfele / schendende alle duecht warachtich<br />

of word ialouzye ieghens hemlieden gheResen<br />

++<br />

vvillende beletten hemlieden zyn eendrachtich<br />

vrau hope / hem beeden vallende te machtich<br />

die Comtter stappans dan toe ghaende<br />

met zoeten trooste / houd zyse staende<br />

5 Cupido Raedt wel / al en es hy gheen // gheldre<br />

dat mach ick wel segghen in mynen last<br />

vp myn vat ghebreict dan / ziet noch een // Peldre<br />

* ‘tsteertken’: ‘r’ over ‘t’.<br />

+ Fol. 314 v, r. 2 ‘vrau hope’, 4 ‘zoeten trooste’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 314 v


286<br />

die wil ick dat ghemaect zy / <strong>van</strong> graeu damast<br />

mids desen zo mach elck wesen vast<br />

10 dat <strong>van</strong> aerbeyde / zich tent ick haer eerst beghonste<br />

te kennene / myn leuen / was vul ghetast<br />

totten hende / Twelck dede myn groote ionste<br />

v<strong>van</strong>t graeu beteeckent aerbeydt / dies huut myn wonste<br />

in venus temple / zal ick worden ghedreghen<br />

15 daer gherechteghe Minnaers te Ligghene pleghen<br />

Dan Bid ick Venus die gheminde // Vrauwe<br />

dat zou met haeren zoeten mesnieden<br />

vvil achtere tlyck ghaen doch inde // Rauwe<br />

v<strong>van</strong>t vraeghter yemandt wat macht bedieden<br />

20 dat ziel ende Lichame zo haestelick schieden<br />

<strong>van</strong> dees Ionghen amoureux / ghy zullet berechten<br />

veel bet dan yemandt <strong>van</strong>den anderen lieden<br />

dies zullen zy druck int herte vlechten<br />

Biddende ouer alle minnaers knechten<br />

25 hem zeluen elck wachtende <strong>van</strong> zulcken staete<br />

v<strong>van</strong>t alsmen der inne es / dan eist te laete<br />

Voort wil ick fonderen tot eeuweghen tyden<br />

een daeglicxsche dienst goet <strong>van</strong> manieren<br />

daer of bid ick dat venus tlast wil bevryden<br />

30 ende zelue oock metten lyfue bestieren<br />

voort zou end haer ghezinde / niet om verfieren<br />

die bid ick noch / ende tdyncke my tzienste<br />

dat zy alle * minnaers doen publihieren<br />

een pensee ** te offerne ten zeluen dienste<br />

++<br />

elcken wys maeckende Reyn gheingienste<br />

hoe dat ghestaedicheyt in my gheCnocht // was<br />

Ende mids Venus Totter doodt gherocht // was<br />

Elck laete om bidden / wel zyn verstandt // zyncken<br />

5 voor huwen aerbeydt Venus zoete ghezinde<br />

zo wil ick elcken eennen Dyamant // schyncken<br />

in teeckene dat myn liefste gheminde<br />

was hart <strong>van</strong> trooste / twelck myn Vruecht dinde<br />

maer de zesse die my zullen ter temple draghen<br />

10 wel te informerene ick my onderwinde<br />

myn graf te bestroyene wel behaghen<br />

met blomkens verdryfuende droufheyts plaghen<br />

* ‘alle’: tweede ‘l’ over andere letter (e?).<br />

** ‘myte’ doorgestreept; ‘pensee’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 315 r, r. 8 ‘hart... trooste’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 315 r


Roozen Goudblommen Van allen contreyen<br />

Maer myn begheerte / es meest Acoleyen<br />

287<br />

15 Mids dat ghestadicheyt / meer ghevelt // heeft<br />

myn lyf ende oock tonder ghestreden<br />

dan eeneghe zieckheyt / die my ghequelt // heeft<br />

v<strong>van</strong>t al wildese gheenen troost in my kneden<br />

de liefste blomme zeere proper <strong>van</strong> zeden<br />

20 waer ick wys ick mochte eer lanck termyn<br />

een ander kyesen / ende wesen tevreden<br />

maer duer ghestadicheyt / en macht niet zyn<br />

ick en canse niet vergheten Want ghelyck den Robyn<br />

haer lipkens / eenpaerich an haeren mondt // blaecken<br />

25 zou mach my doen steruen / oft oock ghezondt // maecken<br />

Der liefster die vp my doet desen druck legghen<br />

twelcke zou lettel acht minnaers Loyale<br />

Ick moet verdraeghen danck wil ick tgheluck // zegghen<br />

haer schynck ick myn herte int speciale<br />

30 want <strong>van</strong> ghepeynsen dalder huterste pale<br />

es vul <strong>van</strong> zoetheden ende Reyne vigueren<br />

maer die <strong>van</strong> binnen wel kende myn zale<br />

hy en vonder niet inne dan allendeghe Cueren<br />

zuchten claeghen / zonder troost Beroerlick trueren<br />

+<br />

stenen Caermen / om Vruecht tontbeerne<br />

maer zulck alst es / ick gheeft haer gheerne<br />

Voort elcken minnaere die zonder veynsen<br />

ghetrauwelick mint / die wil Ick oock schyncken<br />

5 dat hy weten zal / alle zyns liefs ghepeynsen<br />

die zou in daeghen ofte weken mach dyncken<br />

noch alle ioncvrauwen / om tsdrucx ontflyncken<br />

die in minnen eenpaerich perseuereren<br />

end vpder liefste haer troosteghe oogskens quyncken<br />

10 die moet ick een ghifte / oock ordonneren<br />

den zangh <strong>van</strong>den nachtegale die Conforteren<br />

(can druckeghe zinnen / zy in velden of straeten)<br />

die schynck Ick hemlieden tot haerer baeten<br />

Zo Wat minnaer met envie schimp of discoort // leift<br />

15 ialousye twyfle of Wanhope vileyn<br />

ende al dat Reyne minne ghestoort // heeft<br />

Ban ick eeuwich huut haeren ooghen Certeyn<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 315 v


288<br />

ghebiedende ter eeren myn liefste greyn<br />

den loosen minnaers tot elcker huere<br />

20 absent te blyfuene allen Vraukens Reyn<br />

ende voort ongheRust al haer leuen duere<br />

och zy stellen zo menich hertken ter luere<br />

want haerlieder dienst es al Bedrieghen<br />

Van hondert woorden / zy de Tachtentich lieghen<br />

25 Voort wat nyders om quaetheyt Roeren haer tonghen<br />

ende valscheyt stoken Binnen venus Baenen<br />

die wild ick wel datse in sticken spronghen<br />

als zy <strong>van</strong> onslieden yet willen vermaenen<br />

Noch weynsch ick hemlieden de ooghen vul traenen<br />

30 die met zulcker nydicheyt zyn tonswaerts ghehelt<br />

als dat zy ons yeuwers te wachtene wanen<br />

dat zy totter doodt toe moeten blyfuen ghequelt<br />

v<strong>van</strong>t mids nyders zyn minnaers zeere ontstelt<br />

zy cryghender int herte of quetselicke grouuen<br />

35 dat mueghen zy wel zegghen diet daghelicx prouuen /<br />

++ Alle Reyne minnaers die quaelick mueghen<br />

Ieghens dalder liefste / mids nyders gheruchten<br />

spreken / daer zy elck andren in verhueghen<br />

schynck Ick een vergier vul Reynder luchten<br />

5 met trauwe besloten vry voor nyders duchten<br />

daer zy ghenouchte spreken moghen en zwyghen<br />

duer tminnelick ooghen verzycken verzuchten<br />

<strong>van</strong> Rechter schaemte / elck andren nyghen<br />

tcoluer veranderen duer tminnelick wyghen<br />

10 elck andren om te vergrammene schuwen<br />

end huut Rechter liefden Tvyngherken duwen<br />

O ghy Nydeghe herten hu openbaeren // stilt<br />

ick bidde dan gode den vppersten wachtere<br />

dat hy dit vergier voor plaeghen bewaeren // wilt<br />

15 voor dorperheyt valscheyt oft eeneghen lachtere<br />

ende dat hy vry mach blyfuen der vruechden lachtere<br />

by zynder liefste duer tminnelick Pleghen<br />

och mocht ick noch zughen duer zulck een trachtere<br />

zo waere alle druck <strong>van</strong> my ghedweghen<br />

20 maer al esser natuere wel toe gheneghen<br />

ten ghelieft haer niet de vrauwe mynioot<br />

dus blyf ick allendich Tot in myn doodt<br />

Voort om tbeschudden <strong>van</strong> twyfelicke Banden<br />

ende dat mach vulhendt zyn al mynen wille<br />

+ Fol. 316 r, r. 27 ‘discretie’, 28 ‘Trauwe’, 30 ‘ghestadicheyt’, 31 ‘schamelheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 316 r


289<br />

25 zo wil ict vier vrauwen gheuen in handen<br />

als testamentaressen vry <strong>van</strong> gheschille<br />

Deerste es discretie Zebaerich ende stille<br />

dander es vrau Trauwe / niet om verbouden<br />

de derde es de weerdste Rechte als een spille<br />

30 ghestadicheyt gheheeten Ionstich zonder vphouden<br />

De vierde es schamelheyt die int verCouden<br />

my dicwils ghestelt heeft / duer tIonstelick ionnen<br />

Want zou heeft alle myn leden duerRonnen<br />

An hu alle viere die excellent // zyt<br />

35 begheer Ick ter eeren der liefster <strong>van</strong> al<br />

dat ghy int onderhouden doch diligent // zyt<br />

+<br />

<strong>van</strong> dat hier voorscreuen es / schuut Ledicheyts val<br />

ende in een ghedyncken myns drucx gheschal<br />

schynck ick hu blomkens <strong>van</strong> Colueren viere<br />

waer by elck claerlick wel weten zal<br />

5 <strong>van</strong> mynder zieckheyt al de maniere<br />

Eerst trauwe de Lelye wit / thuwen bestiere<br />

gheef ick hu in teeckene / Wie mint in trauwen<br />

Dat Reynicheyt in hem niet en mach verflauwen<br />

Ende ghy vrau schamelhede der herten dooze<br />

10 slutende de zinnen / met zwyghens Boeyen<br />

hu gheef Ick de Rieckende Roode Rooze<br />

mids dat ghy Roodvaerwich doet tlichaem bloeyen<br />

ghy vrau discretie / die hu wilt moeyen<br />

met helene / al dat den minnaere deert<br />

15 in hu mach Reynicheyt / ende schaemte oock groeyen<br />

dies gheef ick hu / de ghespekelde gentyle expeert<br />

Wit ende Rood / in teeckene wie hu begheerdt<br />

al waere zyn herte hart als den steene<br />

in hem es wel schaemte / ende Reynicheyt Reene<br />

20 Ick bidde Cupido dat hem vervelen // moet<br />

dat ick in myn leuen Eenpaerlick truere<br />

ghestadicheyt die my bouen al noch quelen // doet<br />

gheef ick de vyolette Blaeu <strong>van</strong> lazuere<br />

Want blaeu es <strong>van</strong> zo stercker natuere<br />

25 blyfuende gheduerich in elcken saeysoene<br />

insghelycx zo zal al myn leuen duere<br />

myn ionste altoos blyfuen oock euen groene<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 316 v


290<br />

tzy tsnachts des moorghens / oft achter de noene<br />

ten betert met my niet <strong>van</strong> eennen haere<br />

30 Want ick moet steruen / der minnen maertelaere /<br />

Iae quame de doodt / maer neenze wachaermen<br />

dies ick veel te meer allenden dryncke *<br />

in drucke zo moet ick weenen en Caermen<br />

als ick om de hartheyt der liefster dyncke<br />

35 och wildese noch boeten myn quetselicke myncke<br />

ick wierde ghenesen ghezondt en Fraey<br />

+<br />

maer lacen al eist dat ick in drucke zyncke<br />

zou blyft in tleuen altyds euen gaey<br />

hope / zouct tmywaerts nv oock dilay<br />

die my plach te gheuene / goe discipline<br />

5 Aldus verliest myn herte al zyn medechine<br />

In dezer allende niet om verfellen<br />

weynsch ick der liefster acht daeghen lanck<br />

om weten / oft zou my dan zoude laeten quellen<br />

die om haeren wille / moet blyfuen dus Cranck<br />

10 niet dat ick beclaeghe myns lichaems Bedwanck<br />

zou eist wel weerdich / ende duustwaerf meer<br />

dus wil ict verdraeghen al vallet my stranck<br />

ende nemen tot hope vast mynen keer<br />

ick beuele Cupido myn bitter zeer<br />

15 int herte ghestaeckytst met Venus stylen<br />

dat hy haer wil loonen in tyden en wylen<br />

Manlicke minnaers hoe dit slicht in consten // es<br />

E lck keeret in tbeste ieghens schimpers nydt<br />

I n liefden het zeker ghestelt huut ionsten // es<br />

20 K endt eerbaer Reyne Liefde in alder tydt<br />

I n hu zal wel gheworden troostelick iolyt<br />

D ie eerst was mestroostich vul qualen ghesteken<br />

E erweerdeghe liefzame / zonder lanck Respyt<br />

Corte ionste laet vp huwen dienaere Leken<br />

25 EDel Waerd * mocht ick zwemmen inder vruechden beken<br />

De Re Dene schoone princhesse Vailiande<br />

Tuught hu wederliefde zy tmynen onderstande<br />

* ‘dryncke’: ‘r’ interlineair toegevoegd.<br />

* ‘EDel Waerd: ‘l’ in gotische cursief.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 317 r


Aucteur<br />

291<br />

Ghehendt es hier // Die int amoureux vier<br />

30 zom oncuusschelick Blaecken<br />

voorts zullen hier naer // volghen partich zwaer<br />

Grammoedicheyts zaecken<br />

Der naer tot ghulsicheyts Regiment gheraecken /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


Verantwoording<br />

5<br />

Dit derde stuk <strong>van</strong> het Testament Rhetoricael <strong>van</strong> Eduard de Dene (Gent,<br />

Universiteitsbibliotheek, hs. 3330) bevat het laatste deel <strong>van</strong> de tekst (fol. 317v -<br />

451r). Het sluit aan bij het eerste (fol. x1r - 150v), gepubliceerd als Jaarboek ‘De<br />

Fonteine’ 1975 - Deel II, ook verschenen als Rederijkersstudiën X in de reeks ‘Uit<br />

het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent'’,<br />

nr. XX, en bij het tweede stuk (fol. 150v - 317r) in Jaarboek ‘De Fonteine’ 1976-1977<br />

- Deel II, tevens Rederijkersstudiën XII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor<br />

Nederlandse Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent’, nr. XXII.<br />

Zoals in de Verantwoording <strong>van</strong> het tweede stuk verwijzen wij voor een algemene<br />

inleiding tot het Testament Rhetoricael naar Jaarboek ‘De Fonteine’ 1969-1970, pp.<br />

109-249 (Rederijkersstudiën VII in de reeks ‘Uit het Seminarie voor Nederlandse<br />

Literatuurstudie <strong>van</strong> de Rijksuniversiteit te Gent’, nr. XVII) en voor de<br />

uitgave-techniek naar de Verantwoording bij het eerste stuk, Jaarboek ‘De Fonteine’<br />

1975 - Deel II, pp. 5-7.<br />

In een volgend Jaarboek zullen de historische commentaar <strong>van</strong> de heer A. Schauteet<br />

en andere verklarende aantekeningen bij de tekst worden gepubliceerd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


++<br />

Gramschap<br />

Eccli .28.<br />

Homo Iracundus Incendit litem<br />

Psal .4.<br />

Irascimini/ Et nolite peccare<br />

Gramschap stranghe beerte<br />

om quaet te sprekene<br />

Es meest een Begheerte<br />

om een ander te Wrekene<br />

10 Vermalendyde dochters duuelssche ghelekene<br />

worden <strong>van</strong> huer gheboren / Eerst der herten hoveerdie<br />

kyfuaidge / spyticheyt / ander te verstekene<br />

onweerdicheyt / Roupen / Blasphemye / deis drie<br />

zyn oock <strong>van</strong> huer grammoedeghe Genealogie<br />

15 vploopende <strong>van</strong> zinnen / huut quaetheyt staen beuen<br />

huer zeluen gheel ontstellende / des paeys partie<br />

spyteghe woorden / schimptoenamen gheuen<br />

ghebreken verwyten / By anderen bedreuen<br />

als die gheenssins ghetempert es in werck noch Woord<br />

20 niet gherust tot ze zinneloos zy ghekeuen<br />

zulcx es gramschap met diesser toebehoort<br />

zouckende onpaeys Twist ende discoort<br />

Brandstichten moort // Oorlooghsche ghyse<br />

Sathan die tsmensschens bloedt verstoort<br />

25 ontsteket tot Tweedracht voort ende voort<br />

gheen Redene oorboort<br />

maer dat hy gheel de payslicke vrede mespryse<br />

Euelen ende Rampen zyn gramschaps * devyse<br />

Cabbelen vloucken pulckeren zweeren<br />

30 met Cnueterpoer Reedtmer de beCnorde spyse<br />

++<br />

en me ioncker <strong>van</strong> pronckenBurch schyncter muulpeeren<br />

Nisschebollen dulcops die commer teeren<br />

daer gramschap es als een verwyfde beeste<br />

Ronssenaers haselaers clemmers begheeren<br />

5 ende moeten oock wesen te deser feeste<br />

keert of met blyden gheeste // zouct tpayslick landt<br />

+ Fol. 317 v, r. 1-5, 6 ‘Gramschap’, 24 ‘Sathan’, 28 ‘Euelen’, ‘Rampen’ onderstreept.<br />

* ‘gramschaps’: ‘h’ over andere letter (beginhaal <strong>van</strong> k of s?).<br />

+ Fol. 318 r, r. 11-12 onderstreept.<br />

7<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

317 v<br />

+ 318 r


8<br />

ende laet de zunne met hartneckeghen tempeeste<br />

ouer huwe gramschap niet onderghaen Want<br />

Gramschap verstoort end ontstelt dat verstandt<br />

Refereyn<br />

Epistel Vpden .18. en . zondach<br />

Naer drievuldicheyts dach +<br />

Broeders / Voor hu danck ick myn god altydt<br />

<strong>van</strong> die gratie gods die hu es ghegheuen<br />

15 duer den heere iesum christum gheBenedydt<br />

dat ghylieden / in allen dynghen int leuen<br />

zyt in hem Rycke gheworden ghebleuen<br />

in alle woorden / ende alle kennesse mede<br />

ghelyckerwys tghetughe iesu christi verheuen<br />

20 in hu heeft ghevesticht gheweest / thuwer vrede<br />

Alsoo dat hu in eenegher gratien zede<br />

niet en ghebreict / dats wel ende warachtich<br />

verwachtende die claere openbaerichede<br />

ons heeren iesu christi / die hy eendrachtich<br />

25 zal vestighen oock / diet gheel es Almachtich<br />

gheel totten hende toe / zonder mesdaet<br />

inden daeghe des toecomst / die wy zyn verwachtich<br />

ons heeren iesu christi / Want zonder verlaet<br />

god es ghetrauwe / duer wien ghy gheRoupen staet<br />

30 in tghezelschap zyns zuens / daer alle droufheyt dint<br />

dies huut Liefden / niet huut vreesen / om schuwen quaet<br />

Huvven god huwen heere / end hu naesten Bemindt /<br />

+ Euangelion matthei . 22 .<br />

Die pharizeen hoorende dat iesus tdien tyden<br />

den saduceen hadde ghestopt den mondt<br />

te zaemen gheloopen zyn zonder vermyden<br />

5 ende een huut hemlieden / met valsscher grondt<br />

welck een docteur des wets was / gheveynst onghezondt<br />

tempterende den heere iesum Reyn onbesmet<br />

heeft hem ghevraeght / Ende zeyde ter stondt<br />

Meester / Welck es dat meeste ghebod inder wet<br />

10 iesus sprack themwaerts Liefmoedelick net<br />

Ghy zult lief hebben huwen god huwen heere<br />

huut al huwer herten / huut al huwer zielen bet<br />

huut al huwe ghedachten Tot elcken keere<br />

Dats tmeeste en teerste ghebod thuwer leere<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

.1. Corin .1.<br />

+ 318 v


15 Ende dat tweede es oock der ghelycke<br />

ghy zult Liefhebben / ende Beminnen zeere<br />

huwen naesten als hu zeluen in EerdeRycke<br />

in dese twee gheboden zoot openbaer blycke<br />

hanght de gheele wet / ende propheten ghezint<br />

20 doch broeders eer den heere zyn oordeel strycke<br />

Huvven god huwen heere / end hu naesten Bemindt<br />

Doe die pharizeen vergaedert in huerlieder secreten<br />

heeft iesus hemlieden ghevraeght een weten<br />

zegghende Wat dynct hu <strong>van</strong> christo ghepresen<br />

25 Wiens zuene eist / zylieden perplex onghemeten<br />

zy zeyden dauids zuene / dynct hy ons wesen<br />

iesus die sprack tot hemlieden mids desen<br />

hoe hiet dauid hem inden gheest heere / Claer<br />

zegghende die heere / (Alder hooghst gheresen)<br />

30 die heeft gheseyt tot mynen heere voorwaer *<br />

zit an mynder Rechterhandt openbaer<br />

Totter tydt dat ick stellen zal huwe vyanden<br />

een voetbanck huwer voeten / daer omme dan / daer<br />

eist dat dauid hem een heere noomt in zyn verstanden<br />

35 hoe eist dan zyn zuene bekent inde Landen<br />

ende nyemandt mochte iesum verandwoorden yet<br />

noch nyemandt huut hemlieden / thuerlieder schanden<br />

+<br />

dorst hem <strong>van</strong> dien dach voort / meer vraeghen niet<br />

// hoe wys gheleert zy schenen in huer Bediet<br />

tmoest al voor iesum bughen diet al verwint<br />

dus broeders wat Liefde / onder hulieden gheschiet<br />

5 Huvven god huwen heere / End hu naesten Bemindt<br />

Princelicke<br />

Liefhebbers der heligher Schriftueren<br />

Leist ouerleist Erleist / Tot alder hueren<br />

ghy vyndt als ghy gheestich te gronde thint<br />

10 dat den heere ghebiedt / ende gheeft in Cueren *<br />

zegghende die ontsloot dhemelssche Dueren<br />

den wetbrief wilde schueren<br />

Huvven god huwen heere / End hu naesten Bemindt<br />

Aucteur<br />

15 Grammoedeghe zachtmoedicheyt niet obedientelick<br />

vp dat gods gramschap niet vp hu daele<br />

9<br />

* ‘voorwaer’: ‘w’ over ‘n’.<br />

* ‘Cueren’: ‘C’ over een eerste, gevlekte ‘C’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 319 r


Paeys<br />

Myn voornoomde Refereyn Testamentelick<br />

ion ick hulieden tsaemen int generaele<br />

20 Descriptie met hueren staet<br />

Gheel contrarie des gramschaps quaet<br />

Noteirt<br />

10<br />

Paeys / es een moeder der liefden of Minne<br />

Liefde / blydschap / paeys / ende Lydzaemhede<br />

25 zyn vier ghezusters <strong>van</strong>den eersten beghinne<br />

als dochters tshelichs gheests / huut dhemelsche stede<br />

Paeys es een ioncvrauwe / vul vredegher zede<br />

die altyds metter minne wil Leuen<br />

met blydschap blyfuen / in eendrachtegher vrede<br />

30 En met Lydzaemheyt Wuenen zonder begheuen<br />

++<br />

TWistmaeckers ende zulcke ghasten<br />

Danof Bellona es voogdesse<br />

die oyndt zelden met vrede Brasten<br />

Ionick dees naervolghende lesse<br />

5 Zaelich zyn zy die zoucken en beminnen vrede<br />

schuut de plaetse daer ghy meent twist en tweedracht zy<br />

steken / Ieghens dyns ghelycke / es groot dwaeshede<br />

en Ieghens de ghuene / die grooter es / dan ghy<br />

es verwoetheyt / houdter hu dies of vry<br />

10 ende hem te stellene / met grammen verstande<br />

ieghens dien / die minder es dan ghy / Es schande<br />

Een huus / vernielen gramschap / end hoveerdie<br />

paeys en liefde / Brynghet vp met vruechden<br />

stryd Ieghens de onduecht / als oorloogsche partie<br />

15 end hebt altyds stercke paeys met duechden<br />

Grooter ConyncRycken voorwaer Regiert hy<br />

die zyn zinnen in vreden Regiert ten besten<br />

(inden gheest / moeten tsamen dit kennen wy)<br />

dan of hy Regierde / <strong>van</strong> oost totten westen<br />

20 Vrede Es zuuerheyt <strong>van</strong> verstande<br />

simpelherticheyt / Ruste des moeds vrouch laete<br />

De plaetse der Liefden Goederhande<br />

ende de ghezellinne <strong>van</strong> Charitate<br />

Aristo / libro primo Ethicorum<br />

+ Fol. 319 v, r. 20 ‘Vrede’, 21 ‘simpelherticheyt’, 24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

319 v


25 Het es Betere iniurie verdraeghen<br />

dan yemandt hinderen teeneghen daeghen<br />

11<br />

De zelue tot zyn leerionghen Alexandrum /<br />

+<br />

Hoe groote ghestoortheyt dat hu herte bevaet<br />

dien niet Ieghenstaende / Nochtans behoort ghy<br />

30 voor alle mensschen te tooghene blyde ghelaet<br />

Tot allen tyden / ende waer dat zy<br />

Iacobi prima et 3. a Epist /<br />

Alle menssche / die zy haestich int hooren<br />

traegh tot gramschap / ende traegh int spreken<br />

eist / dat yemandt met woorden / doet gheen verstooren<br />

5 Alsulck / es een vulmaect menssche ghebleken<br />

die zoo / als met een breydel / hem zeluen can breken /<br />

VVacht hu <strong>van</strong> murmuratie die niet en baet +<br />

ende spaert hu tonghe <strong>van</strong> achterclap Quaet<br />

.1. iohan 4<br />

10 Wie zeght. / thebbene god lief int openbaere<br />

ende haet zynen broeder / Tes een lueghenaere<br />

Matthei .6.<br />

VVie een ander zyn mesdaet vergheeft int leuen<br />

god dhemelsch vader / zal hem oock de zyne vergheuen<br />

Wraecghiereghe gramschap<br />

Dheere god zal hem wrekende niet onderwynden<br />

an zyne beminde huutvercoren ghebleken +<br />

Maer <strong>van</strong>den heere zal hy wraecke vynden<br />

warachtich de ghuene / die zal willen wreken +<br />

Doodslaghers<br />

Gheen doodslaegher zult wesen vp eenich termyn +<br />

wie ghesturt zal hebben tbloed <strong>van</strong>den mensche / alst * zy<br />

tonRechte // zyn bloedt zal ghesturt wordende zyn<br />

want god den menssche naer zyn beilde ghemaect heeft ** hy<br />

* ‘alst’: lange s over finale s.<br />

** Inktvlek op ‘h’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

320 r<br />

+ Sapien primo<br />

+ Luce 18<br />

+ Eccli 28<br />

+ Mathei 19


Broederlicke straffynghe /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


12<br />

Eyst dat hu Broeder Ieghens hu heeft ghezondicht +<br />

ghaet berespt hem tusschen hu end hem Alleene<br />

eyst dat hy hu hoort / dies ghij hem vermondicht<br />

end huut liefden becondicht<br />

30 dynen broeder zult ghy hebben ghewonnen Reene /<br />

+<br />

Maer hoort hy hu niet / noch niet wil Bughen<br />

Neimt dan noch een ofte twee hu by<br />

vp dat inde mondt <strong>van</strong> twee of drie ghetughen<br />

Alle woord blycke / en standvastich zy<br />

5 Eyst dat hy / die niet en hoort / zegghet der kercke *<br />

end eist / dat hy de kercke niet en hoort<br />

hij zal hu als een ongheloofuich Tallen percke<br />

en verclaerst / als een openbaer zondaere voort /<br />

Onzen hemelsschen vadre / die vader eerweerdeghe<br />

10 doet vpghaen zyn zonne / vp goe ende quaede<br />

Ende zendt zijnen Reghen vp die Rechtueerdeghe<br />

end onRechtueerdeghe / huut grooter ghenaede /<br />

Yeghelick menssche / ziet toe / en verstaet<br />

huut een cleen gramschap Comt dicwils groot quaet<br />

15 huut gramschap haet // ende onweerdichede<br />

Spruten tweedracht / Crych. end aercheyt mede<br />

Gramschap es verderfuenesse <strong>van</strong> allen duechden<br />

de menssche / Spade gram te wordene / Behoort<br />

ghereedt tot bermherticheyt / in al zyn iuechden<br />

20 standvast in ieghenspoet / tooghende Vruechden<br />

Wys ende ghemaetich in Voorspoet voort /<br />

Recepte ende medechine<br />

Ieghens Gramschap tallen fine<br />

Drie Remedien zyn / om gheen gramschap Cryghen<br />

25 Tscheeden <strong>van</strong> tbywesen / die gram zyn ghemoed<br />

zoet andwoorde gheuen / Bekyft men hu zwyghen<br />

zo zult ghy temperpaeyselick houden hu Bloed /<br />

Noteirt<br />

Byden hemel zweeren Wy gheenssins moeten<br />

30 want tes den troon gods / Noch by die eerde<br />

* Oorspronkelijk ‘kercken’; ‘n’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Mathei 18<br />

+ 320 v


13<br />

+ Want het es den voetstoel <strong>van</strong> zynen voeten<br />

noch by iherusalem / want tot ons verzoeten<br />

Tes de stadt <strong>van</strong>den grooten God eerweerde<br />

By hu hooft en zult zweeren oock cleen noch groot<br />

5 want een haer mueght ghy wit maecken noch Roodt<br />

maer hu woord zy iae iae / ende neen neen altydt<br />

in gods name zult oock zweeren / in gheender noodt<br />

die heere leeft inder waerheyt gheBenedydt<br />

Aucteur<br />

10 Gramme verwarde Roerzouckers oud en ionghe<br />

twist verweckende Daer paeys was in tpleyn<br />

vp dat ghylieden Leert dwynghen de tonghe<br />

ion ick hulieden Tnaervolghende /<br />

Refereyn.<br />

15 Wie zal myne. Mondt een bewaerynghe gheuen<br />

ende vp myne lippen in dit broosch leuen<br />

een vaste zeker zeghele / doen verweruen<br />

vp dat ick niet vallende worde Beseuen<br />

ende myn tonghe my zoo zoude Bederfuen<br />

20 // heere ghy als Conyngh der hemelsscher Erfuen<br />

stelt doch een bewaerynghe mynen monde<br />

Twordt my tmedicinaelste Voor alle conseruen<br />

ende stelt mynder Lippen Een duere int Ronde<br />

want wie veel woorden besicht / als diepe ghewonde<br />

25 zal hy zyn ziele quetsen als de verwoedste<br />

waer veel woorden zyn zal ghebreken gheen zonde<br />

wie zyn Lippen wel Regiert / es dalder vroedste<br />

de doodt / en tsmensschens leuen zyn alder zoetste<br />

staet inder tonghen handt / tot Ruste of veel sneuens<br />

30 dies zoo de wyseman tuught de ghemoedste<br />

Een Vreidzame tonghe / Es een boom des Leuens /<br />

+ Alle natueren <strong>van</strong> beesten Vueglen serpenten<br />

worden ghetemt / <strong>van</strong> mensschen / iae d * Elementen<br />

elck huerer /onderdaenich den menssche bystaet<br />

maer gheen mensschen tzy buten of binnen Conventen<br />

5 Connen themmen die tonghe onRustelick quaet<br />

een oorblaeser ende der dobbel tonghen Raedt<br />

huerer loon es thebbene vermalendydhede<br />

want zou heefter met huer gheveynst zaeyende zaet<br />

verstoort vele / die waeren hebbende Vrede<br />

10 zaelich es hy dan die in de eerdsche stede<br />

* ‘d’: oorspronkelijk ‘de’; ‘e’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 321 r<br />

+ 321 v


14<br />

<strong>van</strong> een schalcke tonghe / Bedect can blycken<br />

vvie zyn mondt bewaert / bewaert zyn ziele mede<br />

een die zwyght / en wel ghezinde / zal eere strycken<br />

vvie eerdsch es / spreict gheerne <strong>van</strong> eerdsche wycken<br />

15 ontstichtende die hem zyn zittende nevens<br />

maer in alle Landauwen ende ConyncRycken<br />

Een Vreidzame tonghe / Es een boom des leuens<br />

Hoort paulus des apostels schoon declaratien<br />

Laet al huwe woorden wesen in gratien<br />

20 en met zoute ghemynghelt Waer dat het zy<br />

vp dat ghy mueght smaecken tot elcker spatien<br />

hoe een yeghelyck zult moeten andwoorden ghy<br />

gheene quaede woorden Laet ghaen huut dy<br />

Alle bitterheyt ende grammelick pleghen<br />

25 alle onweerdicheyt ende hooghRoupens vry<br />

en blasphemye laet zyn <strong>van</strong> hu verzweghen<br />

maer wilt ghy bewandlen Rechtueerdeghe weghen<br />

vvilt tot elck anderen Vriendelick wesen<br />

elck andren vergheuende gheerne gheneghen<br />

30 ghelyckerwys oock god heeft hulieden ghenesen<br />

en duer Christum hu vergheuen heeft / Bouen desen<br />

vergheeft / end hu zal gheworden vergheuens<br />

en dynct hoe datmen schriftuere mach ouerlesen<br />

Een Vreidzame tonghe / Es een boom des Leuens<br />

+ Prinche<br />

Wie schatten vergadert met lueghenen tonghen +<br />

es ydel zonder herte / Dies zal worden ghesteken<br />

tot die strecken des doods benaut bedwonghen<br />

5 end hem zullen ouercommen diueerssche ghebreken<br />

een die zynen gheest niet can houden Int spreken<br />

es ghelyck een opene stadt zonder mueren<br />

Laet murmurerynghe gheheel Bezweken<br />

spaert hu tonghe <strong>van</strong> achterclap Tallen hueren<br />

10 v<strong>van</strong>t Rekenynghe zalder moeten ghebueren<br />

<strong>van</strong> elcx ydel woordt vp des oordeels dach<br />

niet <strong>van</strong> een doncker Reden of des ghepeyns Cueren<br />

Alsdanne te vergheifs niet gheghaen en mach<br />

dus wat menssche wie om leuene zouct beIach<br />

15 en bemindt goede daeghen tanschauwene ziet<br />

verbiede zyn tonghe <strong>van</strong> tquaede ghewach<br />

noch dat gheen bedroch / zyn lippen spreken niet<br />

vought hu met achterclappers negheenssins yet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 322 r<br />

+ prouerbi


15<br />

haer ongheual zal Lichtlick vpstaen met veel beuens<br />

20 maer hoortse die doen in tspreken oorboirlick bediet<br />

Een Vreidzame tonghe / es een boom des Leuens<br />

Socrates<br />

De Menssche By natueren / heeft maer eenen mondt<br />

ende twee Ooren / daer by hy oorcondt<br />

25 dat de menssche zy tweewaerf hoorende ghebleken<br />

Ieghens dat hy / maer eens zal spreken<br />

dats / een Redenlick menssche zal toebehooren<br />

altyds / meer dan tsprekene / hy zal liefuer Ooren /<br />

Oorlooghslieden<br />

30 Mannen <strong>van</strong> Wapenen nyemandt tonRechte slaet<br />

Doet oock gheenssins gheen onghelyck tgheender tydt +<br />

met tghuendt dies ghy <strong>van</strong> hu soldye ontfaet<br />

payslick ghaet ende staet<br />

houd hu der mede ghepaeyt / en te vreden zyt /<br />

++<br />

InWendighen strydt<br />

Daer int eerdsche velt<br />

De mensche *<br />

Talder tydt<br />

Mede es gheQuelt<br />

5 Als een stryd inder eerden / zyn ons leuens tyden<br />

In al meest Lyden<br />

nemmermeer inden gheest / wel gheRust voorwaer<br />

vvy hebben altyds inwendighe vechtende stryden<br />

met Lettel bevryden<br />

10 TVleesch Ieghens den Gheest dats openbaer<br />

Strydt eeuwich eenpaer<br />

Groote miltheyt / wil vertheeren zonder ghespaer<br />

bouen den staet Tryumpheren / Bancketeren<br />

om gheEert gheacht te zyne / der naer<br />

15 Spareghe vreckheyt / Wil gheenssins Cesseren<br />

<strong>van</strong> Raepen ende scraepen / om tRycke domineren<br />

Oncuusscheyt wil Rusten in ghemacklicker zeden<br />

met alle solaesheyt Rustbaer Recreeren<br />

ymagineren<br />

20 om ghecryghen bet des vleeschs wellusticheden<br />

ghiericheyt wil slauen / aerbeyden tallen steden<br />

om Rycdoms schatten vergaderen zonder grondt<br />

De zoorgheloose ledeghe slaepen met vreden<br />

met slappe leden<br />

25 om niet vermoeyt te wordene te gheender stondt<br />

+ Fol. 322 v, r. 1-4, 10 ‘TVleesch’, ‘Gheest’, 12, 15, 17, 21, 23, 26, 28, 30, 32 (beginwoorden)<br />

onderstreept.<br />

* ‘De mensche’ later toegevoegd in lichtere inkt en niet onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Luce .3.<br />

+<br />

322 v


16<br />

Gramschap wil waecken / om vynden den vondt<br />

wraecke te doene / en zyn naesten verdriet<br />

Houeerdicheyt wil Rysen / met vpsprekender mondt<br />

om hebben heerschappye die ouer al ghebiedt<br />

30 Nydicheyt wil nederdalen / om drouuich tzijne ziet<br />

wien vruecht gheschiet<br />

Leckerghulsicheyt in spys en drancx ouerdaet<br />

sober maticheyt vliedt<br />

vvilt al verslynden zonder vermyden yet<br />

35 om der of vervult zyn onRedenlick verzaet /<br />

++<br />

gheveynstheyt wil abstineren / om niet tzijne versmaet<br />

Dus strydt elck tot tghuendt de menssche es gheneghen<br />

Van Ioncx beene gheinclineirt Tot alle quaet<br />

zulck dynct paeys thebbene in zijnen staet<br />

5 Daer hem zyn tselfs vleesch bestrydt in allen weghen<br />

vermydes hu O mensschen / eer ghy word ghesleghen<br />

met tzweerd <strong>van</strong> punitien / duer zonden plaeghe<br />

verwint tvleesch zoo hebbende Victorie vercreghen<br />

zult victorieux verRysen ten hutersten daeghe<br />

10 end hu vyanden hebben de nederlaeghe<br />

Allen CrychLieden<br />

Vorsten Capiteynen die hu ter oorloghe gheneert<br />

draeght Rechte tzweerd<br />

te haeste doet ommaidge niet in mars temple<br />

15 voorpeynst hu / eer ghy paeys ende vrede deert<br />

Eendrachticheyt / Coopmanschip neerynghe weert<br />

Neimt anden Conyngh dauid een voorExemple.<br />

Aucteur<br />

Dauid dheleghe Conyngh <strong>van</strong> israhel<br />

20 Tzynen volcke zachtmoedich ende niet Rebel<br />

<strong>van</strong> zynen vyandt Saul heeft veel moeten lyden<br />

ieghens den Ruese goliath dede oorloogschs vpstel<br />

al was hy groot fel<br />

die de israelyten dede groot ghequel<br />

25 maer om ghewin ofte Eere wilde dauid stryden<br />

dan om de eere gods / ende tsvolcx bevryden<br />

een voorbewys voor alle die oorloghe beghinnen<br />

dat zy anders te doene hemlieden vermyden<br />

+ Fol. 323 r, r. 1 ‘gheveynstheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 323 r


17<br />

in oorlooghs tyden<br />

30 maer zoo als dauid dede voughen de zinnen<br />

Al verliest ghy eerdeRycke / mueght dhemel winnen /<br />

++<br />

Aucteur<br />

Met goeder Cause en Rechte<br />

doet schriftuere verstaen<br />

machmen commen ten ghevechte<br />

end harnasch zyn Anghedaen<br />

Om oorloogsche ghyse<br />

als voorzieneghe vvyse<br />

ieghens den vyanden slaen /<br />

Inder helegher schriftueren Vyndtmen ghenarreirt<br />

10 tdien Tyden ghepasseirt<br />

Oorloghen zynde ghedaen duer diueerssche oorzaecken<br />

Twelck Recht en Reden daghelicx noch consenteirt<br />

Eerst ieghens tlandt / daer god word gheblasphemeirt +<br />

end ontEeren / duer die daer in Afgoderye waecken<br />

15 Daer men tvolck ziet <strong>van</strong> gods dienst Afkeeren en slaecken +<br />

daer de ghetrauheyt <strong>van</strong>den weerlicken heere begheift<br />

dies ioram en Iosaphat oorlooghs Lanssen braecken +<br />

Ieghens den Conyngh Moab onRechtlick ghesneift<br />

daer tvolck wederspoorich in commotien Leift<br />

20 zoo als Ieghens siba oorloghe es vpgheResen +<br />

Tlandt daer men de quaetdoenders beschermt heeft<br />

dies ieghens Gabaa / strydt bereed moeste wesen +<br />

Ende daer men den prinche quaet doet / wy lesen<br />

met openbaer iniurie commende te Naer +<br />

25 zoo dauid heeft oorloghe ieghens * ammon ghepresen<br />

die dauids cnaepen baerden de scheeren OnEerbaer **<br />

tzynder cleenichede / Dies vervolgdhem dauid zwaer<br />

ende grootte heyrCracht ieghens Ammon zandt<br />

Dauid Ieghens isboseth maect oock groot verghaer +<br />

30 omme dat hy Bezat zyn eeghin Landt<br />

wederhiesch tconyncRycke met ghewapender handt<br />

Twelcke dauid <strong>van</strong> god den heere was ghegheuen<br />

om de vyanden tslands verdryfuen / Tot elcken Cant<br />

+ Fol. 323 v, r. 2-7, 13, 14 ‘duer ... waecken’, 15 ‘ziet ... dienst’, 16 ‘ghetrauheyt ... weerlicken’,<br />

17, 18, 20, 22, 25, 28, 29 (namen) onderstreept.<br />

* ‘ieghens’: ‘i’ over ‘R’.<br />

** Oorspronkelijk ‘openbaer’; ‘open’ doorgehaald en ‘OnEer’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

323 v<br />

+ deutero.12.<br />

+ deutero.13.<br />

+ 4 Regum .3.<br />

+ 2 Regum .20.<br />

+ iudicum .20.<br />

+ 2 Regum .10.<br />

+ .2.Regum.3


18<br />

++ mach den oorloogschen standaert zyn oock vpgheheuen +<br />

zoo Ieghens Philistynen dauid stelde tleuen<br />

oock omme den vyanden verdrucken en verIaeghen +<br />

die in yemands eeghindom gheern onghelyck Bedreuen<br />

5 zoo de kyndren <strong>van</strong> israhel deden in huer daeghen +<br />

Ieghens Seon ende og diemen hoorde ghewaeghen<br />

machtich conynghen der Amorreen te zyne<br />

ieghens die / die tslands vyanden ionst toedraeghen<br />

en hemlieden helpen stercken / ten oorloogschen fine<br />

10 zoo Dauid neerstich dede ten voorleden termine +<br />

Ieghens syriam damasci om dat hy zoo onvroedt<br />

met eennen gheveynsden onghetrauwen anschyne<br />

Tot Adadezer was behulpsaemich ghemoedt<br />

Om <strong>van</strong>den vyanden tontnemene tslands vriend goet<br />

15 zalmen zulcken andoen oorloogsche Bedwanghen +<br />

zoo abraham ieghens vier Conynghen waegde Tbloedt<br />

de welcke Loth zynen neue hadden ghe<strong>van</strong>ghen<br />

om dier ghelycke causen inde eerdsche ghanghen<br />

mach oorloghe wesen ghedaen en ghesticht<br />

20 niet om Rycdom vergadren / en dobbel sault ontfanghen<br />

daer peryckel der zielen en Lichaem in light<br />

Beter paeys gheobtineirt / en dat oorloghe zwicht<br />

Christus heeft ons pays ghelaeten / Pays es zyn ghebod<br />

daer oorloogschen twist zy vlieght tsvyands schicht<br />

25 Maer Voorwaer daer paeys es / daer es god<br />

Rondeel<br />

++<br />

Paeys es cause Van duecht en Vruecht<br />

Want daer paeys es daer es god<br />

Paeys verblydt elcx hertsen Iuecht<br />

30 paeys es cause <strong>van</strong> duecht en vruecht<br />

Christus die schanck ons by zynder duecht<br />

paeys / en ghaf ze voor een ghebod<br />

Paeys es cause <strong>van</strong> duecht en Vruecht<br />

Want daer paeys es / Daer es god /<br />

Contre Rondeel<br />

Ende die <strong>van</strong> onpaeys heeft beschot<br />

heynken peck wuentter met zyn ghezellen<br />

kyf kyf ende Ramp houder huer Ravot<br />

+ Fol. 324 r, r. 2 ‘Philistynen’, 3 ‘den ... verdrucken’, 4 ‘yemands eeghindom’, 5 ‘kyndren ...<br />

israhel’, 6 ‘Seon ... og’, 7 ‘conynghen ... Amorreen’, 10, 11, 13, 16 (namen) onderstreept.<br />

+ Fol. 324 v, r. 11 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

324 r<br />

+<br />

2 Regum .3.<br />

+<br />

2 Regum .8.<br />

+ Numeri .21.<br />

+ 2 Regum .8.<br />

+ Genesi 14<br />

+<br />

324 v


5 die <strong>van</strong> onpaeys heeft beschot<br />

Myn heere <strong>van</strong> grimberghe Roertter de Pot<br />

OnRuste comtter de oirloidge stellen<br />

Ende die <strong>van</strong> onpaeys heeft Beschot<br />

heynken peck wuentter met zyn ghezellen /<br />

19<br />

Aucteur<br />

De Bourgoensche natie<br />

Om voorleden tydt ghedyncken<br />

huut ionsteghe gratie<br />

Wil hemlieden de naervolghende sticken schicken<br />

Ende daer ghy de huutstekende lettren ziet<br />

zin alleene demonstratyfuelick Bediet +<br />

*<br />

C lemt Vroylick in Vruechden Vry bourgoenssche knechten<br />

A lderhande Iuecht die es noch In zynen ** fluer<br />

R uterlic hu Verwinnich NV laet niet bevechten<br />

20 O ntdoet vromlic Elck huwer Een / en wilt vpRechten<br />

L ustich Blyde Brugschen standaert int gheduer<br />

V oorziet hulieden Oock Openlick zonder ghetruer<br />

S oo ghy clouckelick Vry Vranck hu waent verweeren ***<br />

I nt harnasch CoRte knechten vought hu als staende muer<br />

25 M et macht moet Ghy Ghewillich Conyngh franssoys deeren<br />

P yliaidge moord end Ooc des Oorloghen gheneeren<br />

E s al zyn voortstel End Alle Moortdaedichede<br />

R echts als tweedeN Saul Nu es al zyn begheeren<br />

A ls die den Goeden Dauid de Groote onvrede<br />

30 T yrannelic Neimt hy in zyn Noothulpe mede<br />

O penbaErlick zeer veel turcken En zulck volc verwoet<br />

R aesende besprynght hy Casteel dorp en stede<br />

Als durstich (zoot schynt) naer der kerstenen Bloedt<br />

++<br />

Te coragieuser grammoedich dese dullicheyt doet<br />

om dat valssche wanenweters willen zegghen dit iaer<br />

dat ons keyser zoude doodt zyn / Neen vlamyngh zyt ghemoet<br />

V V ara c hti ch ons ke ij ser Leeft Clouck v oor v v aer<br />

5 M et gheen bez vv aer.<br />

Aucteur<br />

In tcruce Van bouen nederwaerts beghinnende<br />

* Van r. 17 tot en met 31 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andries-kruis: VIVE<br />

BOVRGOENGNE.<br />

** ‘zynen’: laatste ‘n’ verbeterd uit ‘r’.<br />

*** ‘verweeren’ over ‘Bewaeren’.<br />

+ Fol. 325 r, r. 14 ‘28 meye’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

A o .1543.<br />

+ 325 r


20<br />

zyt ghy Viue Bourgoengne verzinnende<br />

inde capitale lettren <strong>van</strong> Bouen neder ghaet<br />

10 Carolus imperator staet<br />

inde twee laetste Reglen // Cunt ghyt wel peghlen<br />

De M C .L. * W V ende i Al<br />

<strong>van</strong>den iaere Bewysen tghetal<br />

.28 meye. Een andre. 1543.<br />

15 //I ammer cracht Roof ende groote moord Bloedeli C<br />

M ueghende kaerle / beschut word vroedeli C<br />

P uer dat wy hu noch cryghen int Ooghemer C<br />

E delick achtentwyntich in meye Behoedeli C<br />

R eyn te gennes (gode lof) Altyds voorspoedeli C<br />

20 A rriueirdet in hu stede end ytaliaensche per C<br />

T es wel gods gratie / ende oock zyn wer C<br />

O uer hu te tooghene zyn Bystandt zedeli C<br />

R echts een tweeden Dauid / blyct ghy verwinder ster C<br />

// C oenlick <strong>van</strong>den heere veel gratien Bestedeli C<br />

25 A l hu voortstel es duechdich voorzienich Edeli C<br />

R egierende Plus oultre dyn landen zeer we L<br />

O ock huwen vervolghers hilt ghy gheerne vredeli C<br />

L iete Saul of <strong>van</strong> hu te doenne Gheque L<br />

V an mars banieren end oock <strong>van</strong> Bellona fe L<br />

30 S o hopen wy verlost noch te zyne by h u<br />

// Q uaemt ghy in huwe nederLanden Sne L<br />

V an ons wierde verIaeght ducht vreese Gr u<br />

I n langhe Iaeren niet zoo tghemeente Alsn V<br />

N aer hu Roupende verlangde dat kennen w ij<br />

35 T es Recht oock die <strong>van</strong> ons maect oorloghe sch u<br />

++<br />

v laendren dient ghy gheCommen nv thuerer nood b ij<br />

S oo voortyds huut spaengnen / eens waert commende gh ij<br />

I a vranck ende vr ij<br />

I n ende duer sauls dyns vyands pryee L<br />

5 I onstich wient tspyte z ij<br />

Danck zy god / en wel ghecommen keyserlick Iuwee L<br />

Carolus Comste heeft paeys gheplant<br />

huut spaengnen Commende in vlaender landt /<br />

* Carolus keyser Plus oultre inder gods ghelee<br />

10 Naer trubbel Veel Passaidgen En wyndich wederstoot<br />

V ry vranck zyt ghy IngheCommen Nu Duer de zee<br />

I n hu Landt Van vlaenderen Ghezondt / zonder noodt<br />

* ‘.L.’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 325 v, r. 34 onderstreept.<br />

* Van r. 9 tot en met 24 vormen de vet gedrukte letters een hart waarin het volgende te lezen<br />

is: bovenaan ‘Plus oultre’; <strong>van</strong> boven naar onder (links) en <strong>van</strong> onder naar boven (rechts)<br />

‘VIVE BOVRGOENGNE’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 325 v


Testament Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 324 verso<br />

t.o. 20<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


Testament Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 325 verso<br />

t.o. 21<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


21<br />

V eel venyneghE tonghen zeydeN ghy waert doodt<br />

E nde zommeghe Beliefdet te zegghenE voor waer<br />

15 L acen zeer Quae OnRendelick Roupend Oock die groot<br />

e s Cause nV gheweist <strong>van</strong> Groot drucx mesbaer<br />

M oord Cracht brandt Roof / ende AldeRhande Bezwaer<br />

P ooghde ons AfGryselick den Vransch conyngh te doene<br />

E nd es te velde Openbaerlick gheCOmmen dats claer<br />

20 R echts omme huwE landen Beschadeghen in saeysoene<br />

E nd of zyn tselfs volck Niet En waere zo Coene<br />

V an zyn gheel OnGodlic Voortstel thelpene vulcommen<br />

R aedt zo zocht hy An turckeN. In zyn dullicheydt groene<br />

End hy esser oock mEt. Vele te velde gheclommen<br />

25 Conyngh franchoys eens zynde EN. Dieu int vulsommen<br />

als alder christenlicxste Conyngh hu doe ziende toenyghen<br />

hoe bevlect ghy nv de Lelye zuverste der blommen<br />

dat ghy dus onbehoorlick wilt Cryghen ende wyghen<br />

Canse den arendt noch eens in zyn claeuwen ghecryghen<br />

30 hy zalse in zyn vlaemsch pryeel gheerne Ontfaen<br />

ziet toe dat ghy niet noch eens Roupt zonder zwyghen<br />

Clouc ke lic. vi nd ic Mij nv ghe v aen<br />

Dynct hoe ghy voor Pavia dien Roup hebt ghedaen<br />

Vp sinte mathys dach. .1524.<br />

[Tcarnation in zyn ghetal letters tot dertien en drie]<br />

++<br />

35 Tcarnation ** in zyn ghetal letters tot dertien en drie<br />

gheeft <strong>van</strong> tIaer ooghemerck<br />

dat franciscus fransch conyngh ghe<strong>van</strong>ghen voor Pavie<br />

was / hoe beleghert sterck /<br />

Carnation<br />

Lustich achtentwijtich Meije // Reijn tscepe ghestoffeirt<br />

Es Carolus tonsen greije / vry te gennes ghearriueirt<br />

En den achtsten wedemaendt tot cloucker verblijdijnghe *<br />

5 Doe hadde brugghe de warachteghe Tijdijnghe<br />

Processye generale<br />

.17. Wedemaendt 1543.<br />

M erckelick es nv in tlandt <strong>van</strong> vlaenderen<br />

C ommende moeyte ende groote onvrede<br />

** Inktvlek over ‘r’.<br />

+ Fol. 326 r, r. 6, 7 onderstreept.<br />

* ‘verblijdijnghe’: ‘b’ over ‘v’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

326 r


22<br />

10 C onyngh franchoys wil ons slaen in spaenderen<br />

C racht doende zynen broeder ende zuster mede<br />

C onfuselick vernielende Casteel en stede<br />

L anghende gramMoedich naer der vlamynghen bloedt<br />

L acen het es doch wel eenne simpele zede<br />

15 V p volck te strydene / dat hem niet mesdoet<br />

v erghetende veel paeysen en beloften goet<br />

W reedelick die hem christenlicxste Cuenyngh scryft<br />

X pressellick met Turcken ende volck dul verwoedt<br />

W aerachtich hij nv zyne Armeye verstyft<br />

20 I ammer Cracht Brandt moordt / eist al dat hy bedryft<br />

I hesus Christus wil hem tot kennesse spaeren<br />

I n veel plaetsen es menich man om hem ontlyft<br />

En vyanden ghemaect / Die goede vrienden waeren<br />

Dus offer (zoo wy hopen) goe hertkens int verghaeren<br />

25 waeren / die verbaeden des oorlooghs stranghe torment<br />

nu zeuenthienne wedemaendt verwachtich ** goe niemaeren<br />

int openbaeren<br />

es processie ghedreghen ten Predicaeren // int convent<br />

Met theligh Sacrament /<br />

Carnation<br />

.6. octobre 1543.<br />

Den vorst <strong>van</strong> cleuen // wierdt paeys ghegheuen<br />

zesse in octobre<br />

naer tskeysers bevechten // Metten Landsknechten<br />

35 Zo hadhyt sobre /<br />

++<br />

Andre Carnation<br />

Dhertoghe <strong>van</strong> Cleuen // woudhem niet gheuen<br />

ten Bourgoensschen palaeyse<br />

den strydt hy verloos // dus Radeloos Coos<br />

5 Begheerte tot Payse<br />

Aucteur<br />

Waelken praelken die qualick verstaen de vlaeme<br />

moete zooc wats hebben en se Quoy<br />

zoud ic die oublye nennyn non nostre dame<br />

10 zy beminse par le corp bieu Leur Roy<br />

** ‘verwachtich’: ‘v’ over beginhaal <strong>van</strong> andere letter (h ?).<br />

+ Fol. 326 v, r. 23, 24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

326 v


Zesse octobre 1543.<br />

23<br />

Le ducq des cleuois // Qui par franc chois<br />

en sa Aliance<br />

Cuidant conquerre // Ordonna guerre<br />

15 par crainte possible / ou doultrecuidance<br />

par lempereur charles / Chief en sa terre<br />

a obtenu paix et Accordance<br />

et humblement / a Laccord danche<br />

de La trompette imperiale<br />

20 Dont il ne Reste que auoir France<br />

et nauigation Orientale<br />

Pour causer vne paix generale<br />

La Voeult<br />

happe qui poeult<br />

++<br />

25 Suiuez Raison et Conseruez iustice<br />

Soyez humains a grandz et A petis<br />

Aprez le Coeur a Regir la pollice<br />

en Refrenant tous mondains Apetyz<br />

Au bien publicq soyez fort ententifz<br />

30 moderement faictes tout par Deliurance<br />

en vostres affaires ne soyes trop hastifz<br />

Par ce moyen Aurez vous paix en France /<br />

.Carnation.<br />

* R ust V redich weist bourgoensche n V nv Iuut mild E lick danC<br />

O otmoedich I nt herte god almacht I ch huut M I nnen<br />

T onser V rame zendt hy V rede onse daeghen L anck<br />

5 A ccorderend E den conynck E n om goe Paeys G hewinnen<br />

R oof Cracht B ataelge B loedich moet voort A N dinnen<br />

E nd Oorl O ghe O ock wreedzinnich E X preslick mede<br />

P aeys end Een V aste V rede Met verhueghend E zinnen<br />

M en openbaerlick R oupt nv met Ghe R ustichede<br />

10 I ammer / En G root G rief / gaf oorloghe meneghe S tede<br />

S chendende Gro O t O orboir in de V laemsche Cant<br />

V ranckerycke E s nv F oorts E lick by keyserli C ker zede<br />

L ustich ghedwo N ghen R asche N tot voor Parys I n tlandt<br />

O nderdanich G eel Fr A anciscus G heeft ** carolum t R yumphant<br />

15 R edenlick zy N begheerte N *** tsame N volghende N aer<br />

A lsdoe d E n inghelschen C onijnck d E n keyser D E bystandt<br />

C reegh ingheland buenen I n der vppe / Sc H ietende zwaer<br />

den andren in Octobre S o was Te Brugghe openbaer<br />

+ Fol. 327 r, r. 36 ‘In deerste’, ‘Carolus’, 37 ‘Henricus’, 38 ‘Franciscus ... Francie’ onderstreept.<br />

* Van r. 2 tot en met 16 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andrieskruis: VIVE<br />

BOVRGOENGNE.<br />

** Oorspronkelijk ‘leeft’; ‘h’ over ‘l’.<br />

*** Na ‘begheerteN’ is ‘volgh’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

327 r


24<br />

Paeys ter hallen C erteynelick huute ghelesen<br />

20 End omtrent oock **** V velcker tydt maer bet dan een iaer<br />

gheel ghelderlandt moe S te den keyser onderdanich wesen<br />

ghenade zy dies R iep E n E X presselick tot desen<br />

Al hadden zy den F ransschen Conyngh ter baete<br />

Carolus end hen R icus zyn payslick gheresen<br />

25 franciscus moet d A len tot mindren staete<br />

Tsmaendachs zeste N octobre tdier daete<br />

Tprysweerdich bloed C hristi wierdt ghedreghen<br />

tsint Saluators I n deuoten ghelaete<br />

danckbaer T E ***** gode gheneghen<br />

30 Dat wy // nu vry<br />

Eendrachtich<br />

hebben paeys<br />

6 a .. octobris. int vlaemsche palaeys 1544<br />

Vercreghen<br />

Aucteur<br />

In deerste Capitale lettren Carolus Ryst daer<br />

Thenden Reglen Henricus Ryst oock der naer<br />

maer Franciscus Rex Francie ****** in nedren graet<br />

Subiect hemlieden onder tbourgoensch Cruce staet<br />

++<br />

Carnation Vanden pays<br />

Ende<br />

Processie generale +<br />

5 M achtich kaerle keyser Vanden Roomsschen Rycke<br />

V ermeerder des Rycx tslands beschermer ghebleken<br />

C rachtich heeft ouervallen de vrancxsche practycke<br />

C louck hemlieden bespronghen / Bin hueren dycke<br />

V an lutsenburch tot voor Parys ghestreken<br />

10 C ouraidge heeft dies den vrancxschen conyngh bezweken<br />

v v ant vernemende tskeysers Armeye crachtich<br />

v ulstandelick begheerdhy / en deder om spreken<br />

v oortan paeys te zyne / met hem eendrachtich<br />

v v elcke paeys en vrede / Alsnv warachtich<br />

**** Middenin de tekst staat een kruis bestaande uit de hoofdletters (in vet) VSEFR (r. 20-24,<br />

vertikaal) en REX (r. 22, horizontaal).<br />

***** ‘TE’: ‘T’ over ‘te’.<br />

****** ‘desolae’ is doorgehaald.<br />

+ Fol. 327 v, r. 3 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

327 v<br />

+<br />

6 a october 1544


25<br />

15 v ast ghesloten es / met vrydom duer elck anders weghen<br />

W ij dies clemmende dancbaerich / tot god almachtich<br />

C hristus helich bloedt wierd tsint saluators ghedreghen<br />

v room te Blangy / hertoghe Maximiliaen gheleghen<br />

v echtende vpde Franchoysen victorie<br />

20 I nsghelycx daer oock ghedreghen / int deuotich pleghen<br />

I n tIaer neghenentzeuentich noch in memorie<br />

L of zy god den heere Danck ende glorie<br />

v v ant nyemandt bet dan hij voor onslieden strydt<br />

v alt hem bughelick ter eerden Eerdt zyn Ciborie<br />

25 v v ilt hem bidden om paeys / Onser daeghen tydt<br />

zouct tRycke gods aluooren / dan payselick verblydt<br />

Carnation alsdoe<br />

Wel Wat zeghtIe nv <strong>van</strong>den paeis //<br />

Clais //<br />

30 Waen. Niet met alle //<br />

.Calle. //<br />

Aucteur<br />

+<br />

Ter eeren den pays // sprynghende int wambays<br />

Alsdoe met blydevoyseghe tonghen<br />

35 By tshelichs gheest broeders // Payslicke voeders<br />

Tnaervolghende Liedeken was ghezonghen<br />

Liedeken <strong>van</strong>den paeys<br />

Vroylick vroylick // Blyde poylick<br />

nu verhueght gheest en verstant +*<br />

oorloghe moet wesen schoylick<br />

5 paeys es moylick<br />

Commen wederom int Landt<br />

ghezonden / Byder hoogher handt<br />

// dies zy god danck<br />

ons leuen Lanck<br />

10 zonder verghanck<br />

nv hopen wy<br />

dat ons den paeys zal blyfuen by<br />

Mars ouerdaet // en zynen Raedt<br />

Bellona die doet sturten bloedt<br />

15 Roof Cracht ende moortdaedich quaet<br />

met hueren staet<br />

* Nota in margine later toegevoegd in grijzere inkt en onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

328 r<br />

+ Ghemaect voor die <strong>van</strong>den<br />

helighen gheeste ende<br />

ghezonghen Teender intreye<br />

vpden burch daer mede<br />

ghewonnen wierd den<br />

vvynPrys


heeft paeys gheworpen onder voet<br />

26<br />

Bourgoengnen weist nv clouck ghemoet // Dies zy etc a .<br />

De Vrancxsche macht // hooghe wyndt slacht<br />

20 die met een zoete Reynken daelt<br />

den keyser hebben zy veracht<br />

maer zyne Cracht<br />

heeft huer verdiensten nv betaelt<br />

zy die hadden zyn landt ontPaelt / Dies zy etc a .<br />

25 Doch nv voort an // zal den Coopman<br />

neerynghe gheel brynghen voort<br />

strydt en ghevecht die trecker <strong>van</strong><br />

dit maecken can<br />

paeys end Eendrachtich Accoordt<br />

30 zulck cryght weir dat hem toebehoort // Dies zy etc a<br />

Taccorderen // doet cesseren<br />

ende maect oorloghe theer<br />

dat paeys nv wil domineren<br />

Tryumpheren<br />

35 gheen trommel slaet Alaerme meer<br />

Want paeys danst nv der vruechden keer //<br />

Dies zy god Danck etc a ./<br />

+ Nu mars zweerden // die ons deerden<br />

zullen tot ploughysers zyn<br />

Ruters met oorloogsche peerden<br />

die gheneerden hem Int harnasch clouck en fyn<br />

5 verkiesen nv Paysdurstich wyn // Dies zy /<br />

Thenten pauwelioenen pycken<br />

end artylierye int velt<br />

moeten nv ter neder wycken<br />

paeys practycken<br />

10 heeft ze an deen zyde ghestelt<br />

Paeys hebben wy int vlaemsch bewelt // dies zy /<br />

Prinslick Regent // keyser bekent<br />

<strong>van</strong>den Roomsschen Rycke claer<br />

duer god eeuwich Omnipotent<br />

15 hebt hu Consent<br />

gheschict tot desen paeys voorwaer<br />

paysdurstich langder franchoys naer<br />

dies zy god danck<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 328 v


ons leuen Lanck<br />

20 zonder verghanck<br />

Nu hopen wy<br />

dat ons den paeys zal blyfuen by<br />

Aucteur<br />

27<br />

Les vvalons de bruges / natifz franchois<br />

25 Adfin que en mon testament ayent Lieu<br />

Leur donne comme par aultre Fois<br />

considere que nay pas daultre Croix<br />

De deuant terwane mon Croix sainct Andrieu<br />

Vlaemsche Franchoysen<br />

30 Mids dat de letter moeder zy <strong>van</strong>der memorie<br />

<strong>van</strong> veel zaecken gheschiet onder der zonnen<br />

achterlaet ick hulieden / al eist hu gheen glorie<br />

den oorspronck <strong>van</strong> terwane / huer contrarie victorie<br />

En wanneer byden keyser Carolus ghewonnen /<br />

++<br />

Oock diueerssche carnations wil ick hu laeten<br />

die ghy voorts huwer neefkens huutdeelen mueght<br />

Wanneer hesdyn ghewonnen wierd vyndier de daeten<br />

zo wel Lesende / als in zijnghende vruecht<br />

5 Betvoorts te cleenen pryse zonder hu te verschattene<br />

als ghylieden vertrect <strong>van</strong> hulieder Clapbanck<br />

ion ick tsnavents hu te Lesene de drouue mattene<br />

die de ste <strong>van</strong> sinte Quintins ghewonnen zynde Zangh<br />

En noch teender ghedyncknesse ende conclusie<br />

10 hoe de vlamynghen es victorie gheschiet<br />

(ten franchoysen groote schae en Confusie<br />

int westlandt voor greuelynghe gheschiet<br />

Van TerWane<br />

TereWane Viue Viue Bourgoengne leift<br />

Claeghende / hueren oorspronck te kennen gheift<br />

Tes drie duust iaeren en hondert leden<br />

dat Ick ghenaemt was voor teerste beghin<br />

Morinum als eenne vul sterckicheden<br />

voorvechteghe / naer der troyanen zin<br />

20 de Conynck morineus / tot zyn ghewin<br />

heeft my doen stichten alsdoe vp tpas<br />

tzynder ghenouchte / ende stelder hem in<br />

eer datter een Conynck * <strong>van</strong> vranckeryck was<br />

+ Fol. 329 r, r. 29 ‘Aganipus’ onderstreept.<br />

* ‘i’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 329 r


28<br />

Roome en hadde alsdoe ten tyden<br />

25 Conynck keyser noch ander Regiment<br />

parys hadde gheen ouerhooft int bevryden<br />

ende onbewuendt was de stede <strong>van</strong> ghendt<br />

daer naer quam my / Een Regierder omtrent<br />

Aganipus ghenaemt / my welghecommen<br />

30 als myn beschermer sterckmoedich Bekent<br />

heeft my onderhouden <strong>van</strong> alle Rycdommen /<br />

++ Maer Brabanton <strong>van</strong> bretaengnen groot<br />

ziende my zoo hooghe Domineren<br />

heeft my ouervallen / dies leed Ick noodt<br />

commende om my Examineren<br />

5 ende heeft my ghedaen mineren Raseren<br />

bynaest verbrandt / maer tot zyn oorbooren<br />

Brunehault heeft my ghedaen Repareren<br />

stercker en schoonder dan noyndt te vooren<br />

Naer hem had ick een Conynck quenardus * ghenaemt<br />

10 die my onderhilt in grooter edelhede<br />

in tryumphen ende weelden verre befaemt<br />

in eeren met alder voorspoedichede<br />

Therulphus zyn zuene vul Ryckelichede<br />

heeft naer hem als Conynck my wys beraedich<br />

15 clouckzinnich gheRegiert / in paeys en vrede<br />

maer zyn ouerlyden was my beschaedich<br />

Corts daer naer zonder langhe Beyden<br />

quam Iulius Cesar met grooter macht<br />

zyn Crysvolck te beene zyn peerden neyden<br />

20 heeft my onder zyn subiectie gheBracht<br />

maer vreesende / of Ick hem / duer een anders cracht<br />

mochte zyn ghenomen / Tot zynder Blame<br />

my gheel te destruerene / heeft hy gheAcht<br />

en te heeten Terre vaine / ghaf my de Name<br />

25 Van vranckerycke diueerssche Cuenynghen<br />

hebben eerlick my wedervp ghemaect der naer<br />

maer <strong>van</strong>den wandelen veel ieghenstuenynghen<br />

heb ick moeten Lyden / En groot Bezwaer<br />

veel <strong>van</strong> mynen kynderen vermoorden daer<br />

30 hebben my ghedestrueirt en ghepilgiert<br />

alsmen screef neghen hondert Lxxvi iaer<br />

was ick tmynder onwille zoo ghehanthiert<br />

+ Fol. 329 v, r. 24 ‘Terre vaine’ onderstreept.<br />

* ‘quenardus’: ‘n’ over ‘r’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 329 v


Testament Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 327 recto<br />

t.o. 28<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


Testament Rhetoricael:<br />

verkleinde reproduktie <strong>van</strong> fol. 331 recto<br />

t.o. 29<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael


29<br />

Dus anderwaerf ligghende dat vp dat nedere<br />

Clotarius Christenlick conyngh int leuen<br />

++<br />

dede my <strong>van</strong> nieus vpmaecken wedere<br />

ende in my een schoone kercke verheuen<br />

Mildelick tmynder Cyraidge ghegheuen<br />

veel schoonder iuweelen / zoot heeft ghebleken<br />

5 maer de vlamynghen hebben een nydt Bedreuen<br />

die schendense / en hebber tvier in ghesteken<br />

Ende Alsmen xv C. dertien Iaer screef<br />

quam voor my den Conynck <strong>van</strong> Inghelandt<br />

Keyser maximiliaen doe zyn bystandt bleef<br />

10 ende creghen ouer my de hueverhandt<br />

iaeren maenden en daeghen / hilden my vailiant<br />

maer vp zeker conditien / en bespreken vertelt<br />

wierd ick terwane Clouck tryumphant<br />

in handen <strong>van</strong>den vrancxsschen Conynck ghestelt<br />

15 TIaer xv C. drienvichtich in april derthiene<br />

was byden bourgoensche wapenschauwen ghedaen<br />

trocken huut sint omaers met cloucken ingiene<br />

Carolo Roomsschen keyser zijnde onderdaen<br />

thenten pauwelioenen quamen voor my slaen<br />

20 voor my Terrewane Twelck my heeft mesgreyt<br />

<strong>van</strong> Ruters Landsknechten const ick niet ontghaen<br />

v<strong>van</strong>t sterckelick wierd ick Rondtsomme Beleydt<br />

Ick weerde my langhe zoo ick best mochte<br />

maer den Arendt heeft my ouervloghen sterck<br />

25 Carolus keysers armeye my tonderbrochte<br />

Twintich wedemaend Creegh ick loon naer werck<br />

doe wierd Ick ghewonnen int ooghemerck<br />

<strong>van</strong>den duudschen ende <strong>van</strong>den spaengIaerden<br />

Viue bourgoengne was den Roup in myn perck<br />

30 Perone myn zuster oock niet gheerne spaerden<br />

Carnation<br />

TWintigh Wedemaend onder de borgoensche <strong>van</strong>e<br />

Es ghewonnen clouckelick de stede Terrewane.<br />

.20. Wedemaendt .1553.<br />

+ Fol. 330 r, r. 18 ‘onderdaen’, 29, 34 (gespatieerde tekst) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 330 r


+<br />

Carnation<br />

<strong>van</strong> terwane En hesdyn<br />

Plus oultre. Bourgoengne viue<br />

viue lempreur viue / Adieu hesdin<br />

5 Soubz cesar / las terre<strong>van</strong>e Captiue<br />

du tout vous Ruiner aurez la Fin<br />

Een andre<br />

Tfij // Dij<br />

30<br />

Potz Elementen laet fellic strauen de loere walen<br />

10 dat wir balde in hesdeijn vrij Eijn goede Buut halen<br />

Een . andre<br />

Wat. woudes sint feltin tsa wel vp<br />

Fluchs en Feijn<br />

Potz martel dat dij bloede den Cup<br />

15 valt an op hesdeijn<br />

Carnation zynghende<br />

Schoon hesdijn en terrewane<br />

hoe sterck was hu Bewelt<br />

En maectet zeere den * hane<br />

20 licht neder nv nv ghevelt /<br />

Andre<br />

Quare Fremuerunt gentes<br />

Ter causen by dat terrewane waen / nv clouckelick ghehent // es<br />

Een andre<br />

25 A la mort vilains Tue tout Tue tous franchois<br />

Taratantara Ta // Tsa hesdijn tsa<br />

Rendez vous a Cesar charles Qui aultrefois<br />

Ta Fortresse gaingna /<br />

Noteirt<br />

30 De .M. de C. de vv. v. ende elck .i. der naer<br />

Altsamen ghegadert ** int ghetal maect tiaer /<br />

* ‘den’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

** Vóór ‘ghegadert’ is ‘gheg’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

330 v


Eduard de Dene, Testament rhetoricael


++<br />

Processie Generale<br />

.6. ougst 1553.<br />

31<br />

* V V eest danckbaer god almachtich V an zynder gratie<br />

Sinte L oys Fiertere Die v v as omme ghedreghen<br />

5 zesten in ougst C oenelick C laer was de statie<br />

in sint saluators kercke M et een godsvruchtelic pleghen<br />

Bourgoensche C lemt I n C ouraidgen te velde gheleghen<br />

Alsdoe v v as dyn heyr I nde vrancxsche L andauwen<br />

v an terwane Tot In hesdyn victorie v v el vercreghen /<br />

10 Doende voorts de vrancxsche macht gheel verflauwen<br />

Onsen keyser Plus oultre hopen wy noch schauwen<br />

wien wy als eennen Tweeden dauid ghelycken<br />

nyemandt zal zynen verzoenden vyandt Betrauwen<br />

dies comt hem daeglicx volck an huut veel ConyncRycken<br />

[Sinte quintin ste in Vreden]<br />

15 Sinte quintin ste in Vreden<br />

nv ghewonnen onderdanich<br />

Andre vrancxsche steden<br />

Essere oock toe vermanich<br />

Psal Cxxvi. o<br />

20 Nisi dominus custodierit Ciuitatem<br />

frustra vigilat qui custodit Eam<br />

.27 ougst .1557.<br />

Nisi / ten zy ziet moet ick als stede claeghen<br />

dat meer mynder ghelycke worden onderdaen<br />

25 philippum / nv mynen Conynck in zyne daeghen<br />

zy zullen ducht ick loon / als ick hebbe ontfaen<br />

Ick waende in myn vermeten zo sterckmoedich staen<br />

+<br />

beleghen zynde / zy die my meenden doen ontzet<br />

meest versleghen zyn / ghe<strong>van</strong>ghen zeer lettel ontghaen<br />

thooft faelgierde my / dies beifde in my menich let<br />

vrienden twyntich duust mannen verloos icker of Bet<br />

+ Fol. 331 r, r. 1, 2 onderstreept.<br />

* Van r. 3 tot en met 9 vormen de vet gedrukte letters een St.-Andries-kruis: <strong>van</strong> links boven<br />

naar rechts onder VLCMCL vv en <strong>van</strong> links onder naar rechts boven: v vv CMC vv V.<br />

Daarbij moeten de drie ‘I’'s geteld worden in r. 7-9, die hier eveneens vet gedrukt zijn.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

331 r<br />

+ 331 v


32<br />

5 Dominus doe myn Conynck end heere machtich<br />

schicte my nochtans wel commen te baeten<br />

met eender armeye sterckbeleghert crachtich<br />

gheadsisteirt metten fluer <strong>van</strong> zyn edele staeten<br />

maer eylaes onghetroost wierd ick ghelaeten<br />

10 tpassaige tmynen secourse / was hem benomen<br />

Ick wierd dies lancx zo flauwer / cranck buter maeten<br />

de bourgoenssche zach ick alle daeghe vervromen<br />

My dochte zy vermochten wel myn ommedromen<br />

Custodierit Bewaert hy niet bet zyn ander steden<br />

15 en wordense met huuterste ghewelt ghecreghen<br />

de zulcke mochte wel / gheel thuerer onvreden<br />

zo terwane Light / worden gheel tonder bedeghen<br />

Ick zieder veel welwillende zynde gheneghen<br />

desen Conynck Philippum <strong>van</strong> Inghelandt<br />

20 ende graue <strong>van</strong> vlaendren in alle zyn weghen<br />

te doene / met lyf ende goedt bystandt<br />

Al Rust den arendt / de leeu heeft den standaert in dhandt<br />

Ciuitatem gheen stede nochtans zo sterckelick<br />

dan Ick sint Quintin / stede der Frontieren<br />

25 <strong>van</strong> vranckerycke zynde / zoot wel was merckelick<br />

daer veel edelen hebben in ghecommen logieren<br />

wiens couraidgen / ghauen my een nieu fortifieren<br />

maer eylaes / dit claegd ick / dit heeft my verdroten<br />

<strong>van</strong> vrienden zach ick veendel standaert noch Banieren<br />

30 v<strong>van</strong>t gheel Rondtsomme lach ick besloten<br />

Beuende / es my dies therte verschoten<br />

// Frustra veel sticken te vergheefs gheleydt<br />

<strong>van</strong> grooter artilgerye Tmynder muraidge<br />

twasser al aprez boire de gratie gheseyt<br />

35 als myn vrienden was / gheel benomen Tpassaige<br />

++<br />

en tzwaerste / daer ick in verloos myn Couraidge<br />

eer zy waeren in oordene elck anderen By<br />

<strong>van</strong>den bourgoensschen / in vechtender oultraige<br />

waeren straffelick gheel zelue ouervallen zy<br />

5 Le grand elaes mochten doe wel zynghen wy<br />

Vigilat hy waet noch slaepende gheel niet<br />

Carolus den keyser fortuneux gheluckich groot<br />

Abbeuille / Bapasme / monstreul / hem ontziet<br />

hesdyn brocht hij tondre inne dhuuterste noodt<br />

10 Och had ick eerst gheleyd thooft inden schoot<br />

my ouerghegheuen ghebeden om ghenaeden<br />

+ Fol. 332 r, r. 8 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 332 r


33<br />

Ick en waere dus ghequetst ghewondt totter doodt<br />

grootelicx ghekeert tmynder vrienden schaeden<br />

vreimde gasten ydelen tmynent de scapraeden<br />

15 Qui de ghuene die hem oyndt Rebelleirden<br />

Ieghens zyn hueuerhooft / die zachmen daelen<br />

twaer beter Pax / Concordia de zaecke tracteirden<br />

dat zy vrede mochten cryghen De vrancxsche waelen<br />

ofte commen de bourgoenssche voorder in huer paelen<br />

20 zoo ict zie / ghevoele / ende naer myn Advys<br />

zy zullender Redenlick tbancket Betaelen<br />

tlandt gheweldich ouerRydende tot voor Parys<br />

zynght da pacem nobis domine / zyt ghy wys<br />

Custodit Philippus noch ghepeynsen bewaert<br />

25 des ouerlast hem ghedaen te Lande ter zee<br />

dynct vooren ghewesen / naer gheleert onvervaert<br />

eens mynen conynck / heeft hu nv ghebonden alree<br />

my / hu stede was / gheel onder hem ghedwonghen ghedwee<br />

hij ghecommen huut eennen victorieusen bloede<br />

30 voor zyn eerste beghin / heeft hy tzweerd huter schee<br />

om zyn vyanden crancken / Can hy int goede<br />

hy volght Plus oultre / met cloucken moede<br />

Eam Perone myn zustere eylaes<br />

die Recommandeer ick nv in myn hende<br />

35 datse niet Rebellere / zalset doen hope iaes<br />

anders bleuese / gheel ghescoffiert de gheschende /<br />

+<br />

want indien mer de wacker spaengnaerts vp zende<br />

zy zullender vp doen oorloogsche Besoengne<br />

doch ghy Edel end OnEdele vrancxsche bende<br />

schict datse tot ghenaede keere de troengne<br />

5 Adieu France Myn Roup es nv Viue bourgoengne<br />

Viue bourgoengne Bourgoengne viue viue<br />

dat moet ick nv Roupen Te deser tydt<br />

onderdanich huwer maIesteyt / met goede met lyfue<br />

die Carolus des keysers eeghin zuene zyt<br />

10 ende gheel myn verwinder ick kendt ick Lydt<br />

dies mynen nieuwen heere / wien ick bezweere trauwe<br />

Viue bourgoengne met my tsaemen verblydt<br />

elck edel bourgoensch herte / inde vlaemssche landauwe<br />

goe onderzaeten zoucken / ghediensticheyt nauwe<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 332 v


Carnation +<br />

Deuant sainct quintin en vermandois<br />

Cuidant nous nous Liurer la guerre<br />

Fusrent tresbien frotte ses Franchois<br />

20 de par nostre philippe Roij dangleterre<br />

34<br />

Andere doe de stede ghewonnen was<br />

xxvij in ougst den Fransman Zvveegh<br />

Clouclick doe Quyntin een oorband creegh<br />

Ende nederneegh /<br />

Aucteur<br />

++<br />

Si dieu Ne garde La Cite<br />

Qui seullement dessus elle Regarde<br />

Comme prinche de haulte auctorite<br />

En vain veilie Celluy qui la garde<br />

30 Eerst ougst .1557.<br />

Processie generale<br />

Philippus onsen Conynck te velde gheleghen<br />

Eerst ougst processye generale ghedreghen<br />

met thelighe weerdeghe Sacrament<br />

5 vp dat gods gracie hem wierde vercreghen<br />

tot goeder victoryen in zyn strydende weghen<br />

De stacy was inder predicaeren Convent<br />

.10. a Augusti<br />

Voor sint quintins vp Laurentius dach<br />

10 Lietter meneghen fransman tleuen<br />

Philippus onsen Conynck wan den slach<br />

veel fransche edelen ghe<strong>van</strong>ghen bleuen<br />

Carnation inde eerste Regle<br />

Clouckmoedich weist alsnv / nv bourgoensche thuwen weghen<br />

15 Vp sinte laureyns dach // menich franssoys Lach<br />

Tusschen sint quintins / ende La Fere versleghen<br />

+ Fol. 333 r, r. 14 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

.10. a Aougst .1557.<br />

+<br />

333 r


35<br />

Ander gheschiedenessen binder zelfster weken<br />

ion ick den Fransman in zyn mauwe steken /<br />

Corts daer naer by dholanders zeelanders in zee<br />

20 huutschietende ter weere veel frissche // Clooten<br />

franssoysen huut om visschen met huerlieder gheRee<br />

waeren huerer ghe<strong>van</strong>ghen / wel hondert vissche Booten<br />

En zoo ick <strong>van</strong> een zeemaet verstondt int betrau<br />

voor waerachtich / dies wy hier preuue // spaeren<br />

25 dats huut waeren om <strong>van</strong>ghen nieuwen Cabeliau<br />

zoose iaerlicx costuumlick naer terre neuue // vaeren<br />

De vvelcke naer tzouttent tusschen paesschen en syncxen<br />

wel verzepen gheCooct in tdinne bueter zop<br />

men in vlaenderen smeert Byden edelen Rynsschen<br />

30 welcker tueghe / de graetten spoelt huten Crop<br />

Ick hebbese oock weten de zommeghe Brassende<br />

met een pierchelleken <strong>van</strong> groenen Aerde<br />

met een bieseloocxken / alst zoo es Passende<br />

oft oock wel huutghepuert / metten mostaerde /<br />

++<br />

Processie generale<br />

.24. ougst<br />

Sint berthelmeeus dach noch eens ghedreghen was<br />

processie generale int anschauwen<br />

5 daer menich in Bedynghe toe gheneghen was<br />

de statie ghehouden was Tonser vrauwen<br />

Memorie<br />

Eender victorieuse victorie<br />

P yndt god te danckene E nde gheeft hem de glorie<br />

10 H ebt moedt en Couraidge T ot huwen Conynck voorwaer<br />

I n ougst vp sint laureyns dach C reegh hij hooghe victorie<br />

L astich vallende den fransman O mtrent sint quintins daer<br />

I n handen ghe<strong>van</strong>ghen M et meer edelen der naer<br />

P ooghdemen den Connestable E erst / <strong>van</strong> vranckRycke cryghen<br />

15 P ynlick bleeffer versleghen S oot wel es openbaer<br />

V an viellers de Graue F ransoysen moesten buugsaem nyghen<br />

S chendende darmeye totten L aetsten fraey int wyghen<br />

+ Fol. 333 v, r. 28 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

333 v


36<br />

R uuterlick zoo volghden A ltyds de bourgoensche sterck an<br />

EX preslick nyemandt sparende N icht meer dan twee fyghen<br />

20 A l bynaest de vier D uust peerdevolcx bleeffer dan<br />

N och omtrent vichtich veendlen R utervoetknechts / en <strong>van</strong><br />

G root artillerye xx. sticken I n ons bewelt ghecreghen<br />

Lie fue broeders voor de zielen E lck zy tbiddene gheneghen<br />

de groote lettren an beeden zyden bewysen<br />

25 Philippus Rex Anglie<br />

Et Comes FLandrie<br />

PSal .17.<br />

Per<br />

.8.<br />

+<br />

Wien wy bourgoensche eeren en Prysen<br />

Seq<br />

.10.<br />

Victorie<br />

Var<br />

.9.<br />

.7.<br />

Inimicos meos / etPre<br />

com<br />

.1.<br />

By greuelynghe in vlaendren gheschiet<br />

daer de vrancxsche legher huer heyrCracht liet /<br />

.13. Hoymaendt .1558.<br />

5 Dheere god almachtich hooghwonderlick in wercken<br />

Can de zyne verstercken<br />

om blydelick vertroosten die waeren in Rauwen<br />

de mestroosteghe binnen de vlaemssche percken<br />

ouerdect by onder de vrancxsche vlercken<br />

10 hebben de victorye int merckelick anschauwen<br />

dhoogmoedeghe franssoysen in groot benauwen<br />

Westvlaendren waenden zy hebben gheschoffiert<br />

maer dwaesen / duer een wanen wys zyn betrauwen<br />

zyn vechtender handt / versleghen ghepilgiert<br />

15 Waer? / Woensdach den xiij. en in hoymaendt voorleden<br />

tIaer achtenvichtich Deden<br />

de franssoysen beleghertheyt omtrent de Reviere<br />

<strong>van</strong> Greuelynghe met al huer sterckicheden<br />

meenden met vlaemssche bueter te maecken chiere<br />

Hendam<br />

.2.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

.6.5.<br />

ILlos<br />

.3.4.<br />

+<br />

334 r


37<br />

20 maer onsen Conynck philippus heeft zyn baniere<br />

zo vromelick ieghens hemlieden doen vp Rechten<br />

zijnen Capiteyn Egmont by oorloogsche maniere<br />

heeft vechtender handt hueren legher commen Bevechten<br />

al hadden zy veel vroom zwarte Ruters knechten<br />

25 De Francxsche legher was by een alf myle lanck<br />

ende hadden stranck<br />

vyf of zes gheschots ieghens onsen legher ghedaen<br />

Dheere <strong>van</strong> Nyeuer leedt <strong>van</strong> Reysen moe / niet Cranck<br />

maer vromelick heeft de Bourgoenssche by ghestaen<br />

30 onse peerden zyn duer de Reviere gheghaen<br />

totter zale int water / met eennen cloucken moede<br />

+<br />

naer werck zulck loon / moesten Franchoysen ontfaen<br />

meenende tryumpheren met quae Beroofden goede<br />

hebben de Reviere ghevaerwet met hueren bloede<br />

De bende <strong>van</strong> Lazarus zwendel clouck ghemoed<br />

5 en <strong>van</strong> Muenichouzen goet<br />

als duudsche / en waeren daer noch gheenen nood<br />

zy volgden achter om sturten tvranssche bloedt<br />

de Casselaers wierden oock te beene te voet<br />

vp gheRust end hebben hemlieden begroot<br />

10 Franssoysen hadden zy <strong>van</strong> huwer comsten exploot<br />

end huwer meenynghe yet gheweten<br />

dat moet ghylieden kennen yot inde Doodt<br />

ghy en waertter niet alleene treffelick ghesmeten<br />

Maer vrauwen kynders / hadden hu metten tanden ghEten *<br />

15 Eist nv niet te laete ghepilgiert gheRooft<br />

met hu hueverhooft<br />

dat ghyr brocht / dat ghyr haeldet / hebt zelue verloren<br />

hu ydel betrauwen heeft hu zelue verdooft<br />

tschaep ghy waendet scheeren blyft zelue gheschoren<br />

20 Tfy den verRaeder / hu es gheen voordeel vercoren<br />

schynct hem nv tbancket dat hij ouervlieghe<br />

de gheLapte schoen hebben tsaemen eedt ghezworen<br />

den franschman tcranckene / eer hy voorder bedrieghe<br />

wat faict eist / tkyndt te slaene inde wieghe<br />

25 Nu Francxsche Bende oorlof nemende<br />

niet langher hopen wy ghy Bremende<br />

met Calys / nichtmeer dan ghy met dunkercke daet<br />

huwen capiteyn de termes / es hu ontvremende<br />

hy es onsen ghe<strong>van</strong>ghen / dwelck hu niet en baet<br />

30 de capiteyn hennebault Wreedt Franssoyselick zaet<br />

* Oorspronkelijk ‘gheEten’; eerste ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 334 v


38<br />

met meer andre zyn onder tbourgoenssche bewaeren<br />

dheere <strong>van</strong> villebon / die bourgoengne de veel quaet<br />

midsgaders sineerpont / die quam oock in tbezwaeren<br />

Duer gods gracie verbeydende betere Nieumaeren /<br />

+<br />

Van Ghulzichede quaet<br />

Noodende hueren dronckghulseghen staet /<br />

Waer zyt ghy nv alle vrome smetsers en brassers<br />

veel spysen vertassers // der kelen vulpassers<br />

5 moutvlieghe / mueghal / schossen ende Brossen<br />

venus ghepareirde lackghulseghe mossen<br />

droncke snossen<br />

Bebierde clossen // ende dursteghe Camerieren<br />

wyndrynckers end huutblasers <strong>van</strong> alfue bieren<br />

10 dan int Riemken logieren // onder Beelzebub Banieren<br />

vvaer zyt ghy die als meschverckens tleuen hanthieren<br />

veel spyse schoffieren // en niet anders verzieren<br />

dan metten buuck an tbardt te zittene<br />

driebuuckeghe knechten die weit te vittene<br />

15 om dranck huut te pittene // wien dat het deert<br />

die huut een thonne biers Rasch tschimmel weert<br />

* den borst clouck smeert // ende Luchtzinnich theert<br />

faictes moy Raison Comt oock ick begheert<br />

maer ie me plains / laet die achter bleuen<br />

20 al dat hem met gaepen ende ghieten gheneert<br />

comt alle lavekelen laets vroylick leuen<br />

comt laet ons wyn nemen zonder begheuen<br />

ende laet ons <strong>van</strong> dronckenschap worden vervult<br />

Lydt ghy durst Tword hu selfs schult<br />

25 Wat wilwy verspaeren wat wilwy zoorghen<br />

Laets dryncken / zoot nv es zo wordet moorghen<br />

comt cortiens end alf bieren / Te mynder vrede<br />

Comt zelden zat / Brynght Leckepynte mede<br />

eennen vullen die zal met ons Tryumpheren<br />

30 spys en dranck es ghemaect om tkeelgat passeren<br />

Waer staet verboden / dat wildick wel weten<br />

datmen niet vroylick zal dryncken end eten<br />

Comt alle Leckerbeten // laets couverlick ghebruucken<br />

* Grote vlek op de rechterhelft <strong>van</strong> de bladzijde, ter hoogte <strong>van</strong> r. 18 tot 22, die echter de<br />

leesbaarheid <strong>van</strong> de tekst niet wezenlijk hindert.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

335 r


39<br />

+ spys * en dranck beluucken // in onse Buucken<br />

Comt alle bancknechten Clouck hu spoet<br />

die nacht ende dach meest tlichaem voedt<br />

veel drancx in doet<br />

5 en de iiffrauwe met eender oore groet<br />

maect vleesch en bloedt<br />

niet voor een cort leuen / ende dat goet<br />

al waer den buuck ydel es moet men trueren<br />

daer de tafel ghedect es / daer can ick labueren<br />

10 en vroylick savueren // te biere te wyne<br />

Laets schyncken en dryncken naer Bachus Cueren<br />

Want tes zo langhe in de Eerde tzyne<br />

Aucteur Tot alle ghulseghe<br />

Ghy ghulseghe zacken naer ghetempertheyt keert<br />

15 hoort wat ons een heydensch philosophe Leert +<br />

tes wel een beeste zeght hy tdien stonde<br />

de ghuene die de wille volght <strong>van</strong> zynen monde<br />

ende wie hem vervult met spys ende dranck<br />

die zouct meer zyn dood / dan tleuen eer Lanck<br />

20 ypocras beschryft ons oock tonsen bewyse<br />

dat ouervloedicheyt <strong>van</strong> dranck ende spyse<br />

Bederft ziele Lichaem / end alle duechden<br />

En pytagoras Regule / in tsleuens iuechden<br />

was eten dryncken / ende spreken by maeten<br />

25 tfy hu ghulseghen buuck bespugher der straeten<br />

schaemt hu / die wilt nochtans christenlick leuen<br />

Talder eerste ghebod Ter weerelt beseuen<br />

dat god almachtich wilde den mensschen gheuen +<br />

verbood hy de ghulsicheyt zoo wy Lesen<br />

30 <strong>van</strong> alle boomen des paradys / sprack hy mids desen<br />

zult ghy etende wesen<br />

maer <strong>van</strong>den boom der kennessen deedhy bediet<br />

des goets ende quaets zult ghy eten Niet<br />

+<br />

want wat dach / ghy daer of zult eten verwerfuen<br />

sprack god tot Adam de doodt zult ghy sterfuen<br />

maer adam en gheloofdet niet / als donwyse<br />

dies wierdt hy gheiaeght huten Paradyse<br />

5 v<strong>van</strong>t Ieghens god ghebod / hy ghulsich sneifde<br />

maer zo langhen tydt als hyder in Leifde<br />

in soberheyt / in gloryen was zyn besluut<br />

end als hy at <strong>van</strong> tsheeren verboden Fruut<br />

wasser huutgheworpen in tdal <strong>van</strong> weene<br />

10 Ouerpeynst dit ghulseghe int ghemeene<br />

* ‘spys’: roestvlek over ‘py’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 335 v<br />

+ Aristo<br />

+ Genesi.2.<br />

+ 336 r


Luce 21<br />

40<br />

VVacht dat huwe herten niet worden bezwaert<br />

met ghulsicheyt en dronckaerts beesteghen Aert<br />

vvilt oock niet ghierich in allen maeltyden wesen +<br />

15 v<strong>van</strong>t huut veel spysen Comt crancheyt gheresen<br />

Brassen ende dryncken es by Manieren<br />

te weten tot een nood Lichaemlick voedtsele<br />

vvie meer dan zyn behoufte neimt / veel dangieren<br />

ende meer zuers volghter naer dan verzoetsele<br />

Ambrosius libro de ieiunio<br />

Tbeghin des mensschens leuen / es water en brood<br />

ons voorvaeders waeren soberlick te vreden<br />

watter nv <strong>van</strong> visschen ter zee zwemt / hoe groot<br />

vvat vueghel inder Lucht vlieght in waerheden<br />

25 en wat etelick wilt inder eerden Beneden<br />

Wy Connent al in onsen Buuck besteden<br />

Aucteur<br />

Dronckenschap heefter vele ghebrocht int gheween<br />

dus alle dronckaerts my kennende beschuldich Een<br />

30 ion ick voor een testament / huuter liefden grondt /<br />

+<br />

te ouerlesen dees twaelf clausulen / Ander gheen<br />

Twordt der buersen proffyt / en der zielen ghezondt<br />

TWaelf Clausulen Vanden<br />

Dronckaerts /<br />

5 Wech ghy Marcus anthonisten wech baldadighe zacken<br />

snoode ghulseghe dronckaerts die groote Backen<br />

int Lichaem besteidt<br />

hu zeluen vptassende veel onghemacken<br />

duer hu ghieten gaepen ghulpen ende innesmacken<br />

10 ghy Redene ontvreidt<br />

huwer gheesteghe vyf zinnen beestelick ontLeidt<br />

die hu Redenlick zyn <strong>van</strong> gods gheest ghegheuen<br />

duer hu dronckeghe tonghe veil twisten smeidt<br />

alle tweedracht meit<br />

15 in onmatelicheyt talder quaetheyt ghedreuen<br />

hu vermoordende tleuen<br />

Beesten zonder name inder eerden ghescreuen<br />

Christum Loochent ghy // ende Bachus huwen Afgod<br />

drynckende dat zenuwen / ende aderen Beuen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccli 37<br />

+ 336 v


41<br />

20 doet ghy sacrifitie metten vullen pot<br />

in tydt verlies hu scherp verstandt maeckende bot<br />

ghy wiens kermessen / zyn meest hauwen en kerfuen<br />

keert meschverckens keert / huut tbabylonsche Cot<br />

Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

25 Merct de boosheyt voortyds / duer dronckenscap gheschiet<br />

ende nuchter monds hu tot die Figueren Biedt<br />

<strong>van</strong> toude testament<br />

was Adam ende eua duer ghulsicheyt niet<br />

gheiaeght huten paradyse / end Anziet<br />

30 oock noe excellent<br />

Lach in zyn tabernakel gheel ontEert gheschent<br />

duer dronckenschap met zyne schamelheyt bloodt<br />

end onwetende heeft Loth bee zyn dochters Bekendt /<br />

+<br />

by drancke blendt<br />

droncke Absolon stack Ammon zijnen broeder doodt<br />

tzynder tafel ghenoodt<br />

Esau zyn eerste benedictie groot<br />

5 ende Leen vercocht hy duer ghulsichede<br />

de kyndren <strong>van</strong> israel <strong>van</strong> themelssche Broodt<br />

hadden de walghe inder woestynen stede<br />

begheerende vleesch huut Brooddronckegher zede<br />

ende tsheeren plaeghe es vp hemlieden gheResen<br />

10 dus dronckghulseghe buucken / eer ghyr deelt mede<br />

Sober zyt ende wilt waeckende wesen<br />

Ela een machtich Conynck <strong>van</strong> israel<br />

droncke zynde / was versleghen <strong>van</strong> zambry snel<br />

zynen dienaere<br />

15 den capiteyn Sisara <strong>van</strong>der vrauwe iahel<br />

wierdt totter dood thooft duernaeghelt fel<br />

int openbaere<br />

de princhen ende hoofden der wet int claere<br />

vergaedert inden thempel <strong>van</strong> dagon tsaemen<br />

20 Brassende drynckende Sampson met al tzwaere<br />

den tempel teenegaere<br />

vvierp hy omme / dies versmoorden daer int verzaemen<br />

confuus vul blaemen<br />

holofernis oock drynckende buten tbetaemen<br />

25 wierd <strong>van</strong> iudith in zyn thente thooft afghesleghen<br />

tfy walghelicke dronckaerts dan / wilt hu schaemen<br />

ghy waent dryncken / wordt zelue ghedroncken bedeghen<br />

hoe naer hadder nabal by / zynen doodt ghecreghen<br />

dronckenschap verquisten doet vaderlicke Erfuen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 337 r


42<br />

30 dronckenschap weert de vreese gods Tallen weghen<br />

Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

Hier Voortyds ghezonden een prophete des heeren<br />

anden conynck ieroboam / maer moeste wederkeeren<br />

zonder eten of dryncken /<br />

+<br />

ende hy en dedes niet / dus quam int verzeeren<br />

een Leeu verschuerd hem / * vpden wech inde Cleeren<br />

end als pryen die styncken<br />

was tlichaem vpden wech gheworpen / om ghedyncken<br />

5 hoet dheere meshaegde / dat hy hadde zoo mesdaen<br />

Iobs kyndren die quamen om dranck inzyncken<br />

ten huuse schyncken<br />

<strong>van</strong> hueren oudtsten broedere daghelicx gheghaen<br />

dies dheere zaen<br />

10 wierdt vergramt / ende wildese plaeghelick slaen<br />

brasserende tsaemen met dranck end ouerEten<br />

de vier weeghen <strong>van</strong>den huuse / eerst Rechte ghestaen<br />

vvierden haestlick tempeestelick te gader ghesmeten<br />

thuus ommegheworpen / en dier waeren ghezeten<br />

15 ter tafel om schocken brocken / ter causen <strong>van</strong> desen<br />

zynder onder versmoort / dronckaerts laet ick hu weten<br />

Sober zyt / Ende wilt waeckende wesen<br />

Balthazar Conynck <strong>van</strong> babylonien crachtich<br />

hadde ghenoodt duusent edele machtich<br />

20 tzynder tafle breed<br />

met zyn wyfs ende Concubinen dronckiachtich<br />

drynckende den wyn ouervloedich versmachtich<br />

wierdt ontsteken heet<br />

in dronckenschap / dies goudin zeluer vaeten ghereed<br />

25 zyn cnaepen te halene alsdoe heeft bevolen<br />

die zyn vader Nabugodonosor wreedt<br />

zonder eenich bescheed<br />

hadde inden tempel te iherusalem ghestolen<br />

en droncker huut onverholen<br />

30 maer balthazar quammer corts daer naer in dolen<br />

een hand openbaerd hem daer binden wycke<br />

schreef Mane. thetel. phares tzynder droncker scholen<br />

Bediedende het haestich verghaen <strong>van</strong> zyn Rycke<br />

end hy vervult metten vuyldronckeghen slycke /<br />

* Na ‘hem’ fungeert de doorgestreepte schacht <strong>van</strong> een letter als schuine streep.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 337 v


43<br />

+ was inder nacht vermoort / ende moestet al derfuen<br />

tdeser causen dan dronckaerts / ende dier ghelycke<br />

Gheen Dronckaerts / zullen gods Rycke verwerfuen<br />

In tyden Noe zy aeten zy droncken<br />

5 in wellust ouerdaedich zy elck andren schoncken<br />

en bedoruen terstondt<br />

in loths tyden aten droncken / zy / ende verzoncken<br />

Vier sulfer Reyndet huut dhemel by groote voncken<br />

hemlieden onghezondt<br />

10 zommich starf noch hebbende tvleesch inden mondt<br />

want vyf steden verzoncken in Corter hueren<br />

Symon ende zyn twee zuenen dronckich duerwondt<br />

ter tafel buuckich Rondt<br />

moesten duer ptholomeus de doodt bezueren<br />

15 end in tdaeghelicx ghebueren /<br />

Cyrillus had een zuene / duer dronckeghe Cueren<br />

hy vercrachtede zyn moedere zynde bevrucht<br />

zyn vader / vermoord hy / ende wildhem Besmueren<br />

zyn zuster tvercrachtene zonder eeneghe ducht<br />

20 dies mochte wraecke Roupen wel / hemel eerde Lucht<br />

v<strong>van</strong>t twee zyn Ander * zusters / heeft hy zoo wy lesen<br />

totter dood toe ghequetst / dus dronckaerts verzucht<br />

Sober zyt Ende wilt waeckende wesen<br />

De Rycke Vrecke die daghelicx leckerlick at<br />

25 in Purpure ghecleed tzynder tafele zat<br />

word begrauen inder hellen<br />

v<strong>van</strong>t voor zyn duere Lazarus ligghende Badt<br />

om zyn tafel Crumen / ende nyemandt ghaf hem wat<br />

<strong>van</strong> zynen ghezellen<br />

30 metten ghulseghen dronckaerts machmen oock wel tellen<br />

den grooten keyser alexander / de welcke onverdient<br />

in dronckenschap onwetenlick in een quaet voortstellen<br />

duer tsvyands quellen<br />

Stack Clitum dood zynen alderen liefsten Vriendt /<br />

+<br />

twelck hem was verCombient<br />

zynde nuchtermonds Redenlick doe gheingient<br />

dit hoorende / verwonderdhy der felder mesdaet<br />

hem zeluen tleuen wildhy nemen / (die croone spient)<br />

5 dat hy hadde ghedaen / Alzulcdaenich groot quaet<br />

Metten dronckaerts niet te etene dies paulus Raedt<br />

tzyn vyanden <strong>van</strong> gods cruce / die dronckaerts sterfuen<br />

* ‘Ander’: ‘An’ over andere letter (l?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 338 r<br />

+ 338 v


44<br />

vvelcker god hueren buuck es / dus tdroncke dryncken laet<br />

Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

10 Alle dronckaerts worden <strong>van</strong> gode versteken<br />

versmaet <strong>van</strong>den Inghelen in dhemelssche Reken<br />

<strong>van</strong>den mensschen beghect<br />

gheconfundeirt <strong>van</strong>den vyandt vul walghelicx spreken<br />

<strong>van</strong> duechdelicke wercken ghelaeten bezweken<br />

15 gheel vuylzondich beplect<br />

Bespoghen ghaende besmatert besmout en beplect<br />

ende dronckenschap es vaeder <strong>van</strong>der hoveerdie<br />

moeder <strong>van</strong> allen quaede die gheen Eere en dect<br />

alle gramschap wect<br />

20 zuster <strong>van</strong> ouerdaedicheyt ghulsichste prie<br />

soberheyts partye<br />

voesterghe <strong>van</strong> allen ziecten / ende der afgoderie<br />

dies huter stadt <strong>van</strong> sparta de Licurgus bannen<br />

alle ghulseghe cokers / ende bouen dien / vvie<br />

25 vynders waeren/ Van ouerdaets huutdrynckende Cannen<br />

en die nv niet droncke dryncken / achtmen voor gheen mannen<br />

metten zulcken ghenaemt / die oyndt dronckaerts presen<br />

doch eer tsheeren boghe wordt sterck thuwaerts ghespannen<br />

Sober zyt ende wilt waeckende wesen<br />

30 Dronckaerts maecken <strong>van</strong> hueren buuck een latrine<br />

de welcke gods themple behoorde te zyne<br />

tfy vuyle dronckaerts tfy<br />

ionadab verboodt zyn kyndren den dranck <strong>van</strong> Wyne<br />

+<br />

Benadab dranck droncke in Voorleden termine<br />

hem wesende by<br />

Tweendertich conynghen / en verwonnen zyn zy<br />

tzynder hulpe daer gheCommen met grooten liste<br />

5 wyn / noch crachteghen dranck gheenssins dranck hy<br />

de meeste vry<br />

onder vrauwen gheboren Sint ian baptiste<br />

want hy wel wiste<br />

dat dronckenschap was moeder <strong>van</strong> allen twiste<br />

10 waer by dat dedel Redene Light onder de voet<br />

wyn en vrauwen doen dolen menich Mineruiste<br />

Wyn veel ghedroncken Bitterheyt der zielen spoet<br />

ontstelt tlichaem / verliest Reynicheyt / doet sturten bloedt<br />

wynen ende bieren zyn meest dronckaerts conseruen<br />

15 en want dronckenschap der zielen groet onRecht doet<br />

Gheen Dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 339 r


45<br />

Pyttacus Mytilenus Een <strong>van</strong>den zeuen wysen<br />

<strong>van</strong> griecken willende dronckenschap mesprysen<br />

die beesteghe conditie<br />

20 steld een wet / zo wie duer droncke ghysen<br />

yet mesdede / datmen die zou tot elcx afgrysen<br />

doen dobbel Punitie<br />

gheen dronckaert behoort thebben in wette officie<br />

oock een groote gramschap es een droncke vrauwe<br />

25 waeren zy zom gheen dronckaerts die doen Iusticie<br />

dese felle malitie<br />

wierde huterlick ghestraeft binnen tsweerelts Landauwe<br />

telcx Exempel nauwe<br />

want dronckenschap brynghtter zo menich in Rauwe<br />

30 beroert thooft / verstoormt de tonghe / verkeert de zinnen<br />

maect Roo ooghen / quaeden aeszem verbrekende trauwe<br />

dronckenschap vercranct tghezondt herte <strong>van</strong> Binnen<br />

oorspronck <strong>van</strong> zonde / scha en schandelick ghewinnen<br />

materie <strong>van</strong> veel ghebreken/ niet om ghenesen<br />

35 een zoete zonde / zoet venyn / diese Beminnen<br />

Sober zyt ende wilt waeckende wesen /<br />

+ Wee hu die vrouch vpstaet om dronckaerts manieren<br />

tachteruolghene int dryncken wyn ende Bieren<br />

tot tsnavents laete<br />

ontsteken tot twalghelick onCuusschich hanthieren<br />

5 In hu maeltyden haerpen Tamboeren fluten lieren<br />

zyn <strong>van</strong> cleender baete<br />

in ydelheyt ghebruuct ghy den wyn zonder maete<br />

ende niet en ziet ghy an god des heeren wercken<br />

dies verdrynctter zom / zom dood ghesteken vp tstraete<br />

10 in dronckeghen staete<br />

versmoorende in zonden machment duchtende mercken<br />

zo wel Leecke als clercken<br />

die hem voeden dus in tslym der zonden als tvercken<br />

zyn wolcken zonder waeter in allen Landen<br />

15 wilde zeebaeren vul beRoerlick verstercken<br />

huutworpende huutschumende huer eeghin schanden<br />

duusterdolende sterren buten matelicke Randen<br />

dronckaerts die longher leuer daermen duerscherfuen<br />

murmureirders hooftclaghers ende zonder verstanden<br />

20 Gheen dronckaerts zullen gods Rycke verwerfuen<br />

Prinche<br />

Hoort dronckaerts wat dexempelbouck thuwaerts belydt<br />

<strong>van</strong> eennen hert die tzyn meesters tafel tdier tydt<br />

de Croesen huut dranck<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 339 v


46<br />

25 als de maeltydt ghedaen was / eens ghedroncken heeft hyt<br />

dat hy droncke wierd / ende zoo zynde verblydt<br />

hy hubbelde en spranck<br />

en viel ouer een block ghestrect ligghende * lanck<br />

duer ** dronckenschap moest daer zyn been verstuucken<br />

30 daer naer wildhy <strong>van</strong> tselfs / noch duer eenich bedwanck<br />

dus hem vyndende Cranck<br />

gheen ander dryncken dan claer waeter ghebruucken<br />

hoort ghulseghe buucken<br />

die wyn bier by coppen glaesen schaelen en Cruucken<br />

+<br />

zo veel inneimt dat hu de ooghen huutweenen<br />

Laet huwen dranck ghetempert zyn / in dyn beluucken<br />

eer ghy drynct versmacht dat ghy breict hals ende beenen<br />

wilt ghy wys zyn Renunchiert alle Bachus leenen<br />

5 drynct niet dat dyn aders staen ghespannen als pesen<br />

end hoe hu ander * / dronckaerts verachten vercleenen<br />

Sober zyt ende Wilt Waeckende vvesen<br />

Aucteur<br />

Volght Martialis niet naer in tdronckich bedryf<br />

10 Beminde vyf vrauwen / welcker namen int bescryf<br />

hadden tsamen iuust vierentwyntich lettren inne<br />

also meneghe schaele wyns dranck hy int lyf<br />

thuerer eeren docht hy zoo tbetooghene Minne<br />

Silenus teeren drie gratien elck goddinne<br />

15 en de neghene musicale goddinnen weerde<br />

dranck .x ij. croesen in dies versmacht buten zinne<br />

viel <strong>van</strong> zynen ezel zandRudder in deerde<br />

Nouellius te drynckene oock hem gheneerde<br />

mids bachus Raed dranck altoos drie coppen zuver huut<br />

20 Waer by hy Tricongius te heetene anveerde<br />

Bonosus nam veel wyns in / in zyn besluut<br />

Doch yeghelick menssche alle dronckaerts schuut<br />

Van een ghulsich slockere<br />

Wy lesen <strong>van</strong> een groot ghulsich slockere<br />

25 gheen pottaidge brockere<br />

eens ter tafele <strong>van</strong> Aurelianus ghenood<br />

als vroylick smeerder vry gheen mammelockere<br />

binden daeghe Een gheel euerzwyn binnen schoot<br />

een weir / een middelbaer vercxken niet groot<br />

* Na ‘ligghende’ is ‘stranck’ doorgehaald.<br />

** ‘duer’ oorspronkelijk ‘dueer’; eerste ‘e’ geschrapt.<br />

* ‘ander’ oorspronkelijk ‘anders’; ‘s’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 340 r


47<br />

30 Met een groote Cruucke vvyns temperende de zinnen<br />

+<br />

zyn toespyse at hy vry niet zonder broodt<br />

vierwaerf .xxv. brooden speildhyder Binnen<br />

// Zoude yemandt an zulck een tafelvriendt winnen?<br />

daer men de maeltydt om twee placxkens theert<br />

5 Neent / niet gheerne zaegh ick hem oock lueterkinnen<br />

daer hy gast zoude wesen / end ick de weerd<br />

doch ghulsicheyt heefter menich ghedeert<br />

Vanden ghulseghen afgod<br />

Bel<br />

10 In babylonien was den grooten Afgod Bel<br />

daer tvolck hem groote feeste dede<br />

alle daeghe zo was hy voorzien zeer wel<br />

vp een groote tafel dede men hem voortstel<br />

<strong>van</strong> twaelf schoon brooden / end elleuen schaepen mede<br />

15 en zes groote cruucken wyns aldaer ter stede<br />

meenende dat al by hem wierdt vertheert<br />

maer de priesters des tempels duer looshede<br />

hebben tzelue thuerlieder verdoene gheanveerd<br />

dies wierden huutgherecht mids Punitien zweerd<br />

Aucteur<br />

Alle eerdsche slampampers int generale<br />

macke lyfuen inde Babylonssche zaele<br />

met Liefde dyns zelfs meest dominerende<br />

hulieden gheef Ick met Corten verhaele<br />

25 Tnaervolghende Refereyn zyn studerende<br />

Refereyn<br />

Naer tsteruen wy gheworden alder woormen spysen<br />

zullen oock al tsaemen metten dooden verRysen<br />

end int oordeel voor Christus Rechterstoel dan staen /<br />

+<br />

een yeghelick Rekenynghe daer moeten bewysen<br />

en naer zulck werckende leuen zulck loon ontfaen<br />

dit behooren zy ghedyncken / Eer trompet zal slaen<br />

Staet vp ghy dooden comt Comt ten oordeele daer<br />

5 Eerst de ghuene die ons behoortsten doen vermaen<br />

end alle gheslachten der mensschen voorts der naer<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 340 v<br />

+ 341 r


48<br />

die als antechristianen wandlen openbaer<br />

zy die christus wet breken / inzetten nieu ghebod<br />

zy die andre verlaeden met groote packen zwaer<br />

10 als meschverckens maeckende <strong>van</strong> hueren buuck huer god<br />

broosch slymzondich wroetende int babylonssche Cot<br />

eeghin baetzouckers / willende Liefde vermyncken<br />

maer wat esser of / eylaes elck in zonden verRot<br />

Eylaes vp tverRysen / voorwaer zy niet en dyncken<br />

15 Vp tverRysen eylaes niet en dyncken zy Certeyn<br />

zy de ghuene zoo voortsteppende int eerdsche pleyn<br />

Adamiten vruchtpluckers / naer huer eeghin zinnen<br />

zy die met bloedeghe handen ende voeten onReyn<br />

met Symonie / Woucker tghemacklick leuen winnen<br />

20 zy die den mensschen meer vreesen dan god beminnen<br />

oyndt gheerne vpden vleeschpot <strong>van</strong> egypten brasten<br />

zy die stoutlick tarden gods thempele Binnen<br />

met belazerde handen thelighe Antasten<br />

zy Sardanapaliteghe verwyfde gasten<br />

25 heliodorus disciplen tempel Roofghierich<br />

zy die weduwen weesen verdrucken verlasten<br />

naer huer eeghin goetdyncken / hem zeluen Regierich<br />

zy de ghuene Asmodeo volghende vierich<br />

bevleckende natuere / als bucken die styncken<br />

30 zy ende dier ghelycke Leuende onManierich<br />

Eylaes vp tverRysen / voorwaer zy niet en dyncken<br />

Zy als ghevoede caluers <strong>van</strong> Samaryen vet<br />

wiens ooren verstopt zyn voor des oordeels trompet<br />

als verdoolt gheel int verstandt / en vernuft inden gheest<br />

+<br />

die hem zeluen ordonneren een vry eeghin wet<br />

offer gheen god en waere leuende onbeVreest<br />

zy die afgodisten naervolghen alder meest<br />

om tcouverlick slampampen gods woordt onachtzaem zyn<br />

5 dwelck donnoosel word ontTrocken ontpluct ontTeest<br />

Tongodlick brood etende onder tduechdelick schijn<br />

zy die tusschen broeders stroyen tweedrachts Venyn<br />

zy die liefde tonderhouden ende Charitate<br />

de waerheyt loochenen om lecker beten en wyn<br />

10 als dolende sterren zouckende eeghin baete<br />

zy alle eerghiereghe om commen tot staete<br />

daer zy als eerdsche goden gheerne zouden blyncken<br />

zonder achterdyncken / hier in dolende Laete<br />

Eylaes Vp tverRysen voorwaer zy niet en dyncken<br />

15 Prinche<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 341 v


49<br />

Zy alle Epicurieneghe vermeters<br />

schossers brossers onverzadeghe drynckers eters<br />

daer in stellende meest / schijnt huerlieder betrauwen<br />

als Saduceen * der verRysenesse vergheters<br />

20 eylaes tzal de zulcke ducht ick naermaels Rauwen<br />

als zy god almachtich als iuge zullen schauwen<br />

en me verRysende moeten Compareren zy<br />

daer een yeghelicx excuse zal moeten flauwen<br />

Ieghens duust woorden / niet een mueghen andwoorden wy<br />

25 tbouck onser conscientien zalder wesen by<br />

daer al ons Regiment wordt openbaer ghescreuen<br />

doch hebt ghy dies gheen achterdyncken / de ghuene ghy<br />

die hier zo ongodlick end onMensschelick leuen<br />

eylaes elck blyft verhart / al es tzweerd vpgheheuen<br />

30 als inder tyd Noe / alle vvellust indryncken<br />

huut causen en dat alle dees voornoomde sneuen<br />

voor gheen plaeghen beuen<br />

hebbende alle vreese huutghewreuen<br />

Eylaes Vp tverRysen Voorwaer zy niet en dyncken /<br />

++<br />

Dronckaerts legende ofte ferie<br />

inhoudende meest Potatiue materie<br />

Refereynlof <strong>van</strong>der taerwe<br />

Tmoet eerst zyn ghebrast<br />

dynct my / om gheuen vaerwe<br />

Eer men drynckdruepels tast +<br />

Lof edel taerwe graen tsvolcx begheerynghe<br />

dyns goetcoops cryghen paeyt sober neerynghe<br />

en dieren tydt<br />

10 maer als wy <strong>van</strong> hu cryghen Weerynghe<br />

hongher benaut ons dies een hertzweerynghe<br />

ons dan bestrydt<br />

den fluer den keest / en de blomme ghy zyt<br />

tot tslichaems vraeme<br />

15 ende dyn ouervloedicheyt therte verblydt<br />

der ghemeenten name<br />

graen bouen alle granen ter noodt bequame<br />

vvit brood Regiert brood / en den huusbacken Cant<br />

can men huut hu cryghen / Reyn graen eersame<br />

20 naer tsbackers verstandt<br />

den Coopman brynght hu ouer zee ende zandt<br />

bespeerst beclact<br />

om hu zou tvolck waeghen zyn laetste pandt om Roeren den tant *<br />

* Oorspronkelijk ‘Sas...’; ‘d’ over ‘s’.<br />

+ Fol. 342 r, r. 3-6 onderstreept.<br />

* ‘om Roeren den tant’ later toegevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

342 r<br />

+<br />

A o .1552.


Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

25 Daer men dat goede Brood of Bact<br />

50<br />

Cost bouen allen costen wat theercost wy cryghen<br />

ontbeeren wy broodt niet weert twee fyghen<br />

ander spyse zy<br />

Brood doet tgheroup der honghereghen zwyghen<br />

30 men zietter naer loopen met maeghen die hyghen<br />

es dit niet vry<br />

doch tes een aerme bruloft dit weten wy<br />

daer broodt ghebreict<br />

de Rugghe Cant staet den slavoenen by<br />

35 die weilde versteict /<br />

+<br />

Van taerwebrood Regiertbrood den ambochtsman spreict<br />

als hyt mach cryghen Van binnen of Buten<br />

<strong>van</strong> wittebroodt ende follaerts ter veynster gheReict<br />

spreed men kynder stuten<br />

5 ghewapende Rudders machmer oock of fruten<br />

met eyers ghepact<br />

maer ter schapra wy gheerne taerwen brood sluten<br />

Comt huter muten *<br />

Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

10 daer men dat goede broodt of bact<br />

De backer en muelnaer niet als de Domme<br />

dat zyn de verkiesers <strong>van</strong> taerwe Blomme<br />

in huer hanthieren<br />

zom bultse vpRechtich / zom staende vp tcromme<br />

15 hoet zy den crygher es tmeel wellecomme<br />

maer by manieren<br />

Och taerwe graen mueght ghy ons niet verdieren<br />

in dhuterste noodt<br />

zo mach hem tghemeente te bet pronunchieren<br />

20 <strong>van</strong> huusbacken broodt<br />

ende dies te bet den backer macht backen groot<br />

al woughet te zwaer oock ten word gheen zonde<br />

hy macht oock wel verandwoorden voor zyn dood<br />

vviet zoo bevonde<br />

25 doch taerwe graen / ghy zyt daer te menegher stonde<br />

menich Coopman om iact<br />

te peerde te voet / gheel tlandt int Ronde<br />

Dies ick vermonde *<br />

Lof dan Reyn edel taerwe ghezact<br />

30 Daer men dat goede broodt of Bact<br />

* Dit vers is later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

* Dit vers is later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 342 v


Prinche<br />

51<br />

Edel taervve hoe verblydet ghy onsen moedt<br />

als wy hu cochten om een Croone thoedt<br />

zes placxkens de maete<br />

35 doe wierden de honghereghe buucken ghevoedt<br />

elck moeyt hem int graen nv / dies dynck ick dit doet<br />

+<br />

ons dese onbaete<br />

Tword varyncx verkutst <strong>van</strong> straete te straete<br />

om eeghin ghewin<br />

maer voorstept prouisye hier in niet te laete<br />

5 naer mynen zin<br />

vvy cryghen de taerwe noch dan die ghelt min<br />

want verwachten een <strong>van</strong>den vruchtbaerichste iaeren<br />

de schueren * worden vul noch te Landewaerts in<br />

int openbaeren<br />

10 fyne cansterlyncbackers wilt gode danck paeren<br />

en als dierste slact<br />

Backers ende brauwers gheen graen wilt spaeren<br />

wilt hu eere bewaeren **<br />

Lof hebbe die edel taervve ghezact<br />

15 Daer men Dat goede *** brood of bact<br />

Lof Vanden Wyne<br />

Daer menich goet teerknecht<br />

Tallen Termine<br />

naer zyn begheer // Leght /<br />

20 Wech magher petauken zeere nisch <strong>van</strong> hoofde<br />

dyn dienaers zinnen maect ghy de verdoofde<br />

te vele ghesouft<br />

Comt hans <strong>van</strong> cuelne fraey venus gheloofde<br />

verweckende den zwans die qualicke sloofde<br />

25 claerlustich gheprouft<br />

v<strong>van</strong>t trubbelen petau most den gheest bedrouft<br />

en vult de maeghe<br />

maer eennen die tlyf metten Rynsschen most touft<br />

die schuert zyn Craeghe<br />

30 den Rynsschen claeren baey / By goeden ghelaeghe<br />

verwect den gheest ende scherpt tIngien<br />

Iae als zijnen dranck by nachte by daeghe<br />

mach maetich gheschien<br />

* Een eerste ‘sch’ is doorgehaald wegens vlek op de ‘h’.<br />

** Later interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

*** ‘goede’: ‘d’ over een eerste (mislukte?) ‘d’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 343 r


+ Beane zuuer hoogh Checoluert mids dien<br />

prys Ick voor waghebaert<br />

end Asoye tsnuchtens een Canne met drien<br />

Lof Dan Wynghaert<br />

5 Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />

52<br />

Naer datmen my tsmoorghens tvarsch eyken doppe<br />

in bastaert ick gheerne een Rosteyken zoppe<br />

v<strong>van</strong>t tmaect nieu bloedt<br />

Beoene ick niet gheerne int Lichaem proppe<br />

10 maer elzaeter / voor alle ghebrau <strong>van</strong> hoppe<br />

pryst mynen moedt<br />

huut een Ruemerken es zyn savueren goet<br />

voor qua luchts styncken<br />

Rommenye es godspennynck dies veel in doet<br />

15 <strong>van</strong> droncke dryncken<br />

maer die hem int inbyt can properlick schyncken<br />

by cleen zwalpkens innemen / dats tlyf ghezond<br />

al lietmer voor eecken vier oock inzyncken<br />

een bueterpondt<br />

20 zulck ghewichte in twee cannen dat maect den mondt<br />

voor qua misten bewaert *<br />

en tzuvert der aderen humuereghen grondt<br />

Lof dan Wynghaert<br />

Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />

25 Een pilietken als magher sluts vrancxsch ardcierken<br />

ghelyck ick by zommich brugsche Bierken<br />

zeer din en plat<br />

maer maleveseye / naer leckaerts manierken<br />

ghecooct en ghebrandt met wit Papierken<br />

30 dat es goet nat<br />

tmaect tkeelgat ter spysen ontfangh zeer glat<br />

tdrooght flumen bellekens<br />

Spaensch wyn diemen brynght / om dat hy es brat<br />

in gheetevellekens<br />

35 die dient den ghebaerden gheen melck ghesellekens<br />

maer beter warachtich hemlieden gheweert<br />

+<br />

of zy wierden te nisch naer Venus cellekens<br />

in hueren steert<br />

garnate zoet wynken es <strong>van</strong> boeren begheert<br />

gheenssins ghespaert<br />

5 int zoppen elck huerer veel pyntiens vertheert<br />

Lof dan Wynghaert<br />

* Oorspronkelijk ‘bezwaert’; ‘z’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 343 v<br />

+ 344 r


Daer men zo goeden wyn huutclaert<br />

Prinche<br />

53<br />

Liefst drynct menich man Roowyntueghen styf<br />

10 maer twitte nat prysen de vrauwen int lyf<br />

alst mach ghebueren<br />

ick laets my zoo dyncken al en bem ick gheen wyf<br />

en gascoengne paeyselick zonder ghekyf<br />

zoud ick Liefst savueren<br />

15 of met wyn <strong>van</strong> Caniacke <strong>van</strong> goeder natueren<br />

de blaese spoelen<br />

wyn daniou schynt doet wel de maeghe schueren<br />

ende wel huutdroelen<br />

den aucherois die doet de leuer vercoelen<br />

20 zynde verhit<br />

ende griecke doet therte verwaermen ghevoelen<br />

Warachtich es dit<br />

Lecker wynken helpt menich cortsich besmit<br />

ende hoestich bezwaert<br />

25 Tfy dan galactipoten verre <strong>van</strong> my zit<br />

Ende Lof der Wynghaert<br />

Daer men zo goede wyn huutclaert<br />

Balade Vanden Wyn /<br />

Naer dat my laetswaerf een bachus knecht vraegde<br />

30 daer men den wyn dranck sterck ende styf<br />

Waeromme meest tbierdryncken my behaegde<br />

+<br />

zo zeyd ick hem de cause / naer myn motyf<br />

ghemaecte wynen <strong>van</strong> man ofte wyf<br />

die en zal ick ghieten niet in myn vel<br />

ze steken vul sulfers ende Corosyf<br />

5 Maer ghegroeyde Wyn drynck ick wel<br />

Een man zou wyn te drynckene verleeden<br />

mids de veel wynbrauwende Truwanten<br />

zou heeft zo veel te Lyden eer zyr of scheeden<br />

tmoetter al vp leuen / kelderknecht en serganten<br />

10 dies blyfuen een <strong>van</strong> Cereuisialis callanten<br />

en met waghebaert spoel ick de maghe * snel<br />

gheen ghezwabbelde wyn mach ick <strong>van</strong> allen Canten<br />

Maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

Alzoo hy savuerlick comt <strong>van</strong>den stocke<br />

15 dats den knecht die de caecken duergloeyt<br />

* Oorspronkelijk ‘magheswel’; ‘swel’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 344 v


54<br />

voor wien ick gheerne den bucht huut docke<br />

en die zomtyds te drynckene my niet vermoeyt<br />

de ghemaecte wyn leuer ende longher verbroeyt<br />

des drynckers ghezondicheyt esse Rebel<br />

20 veel liefuer waer Icker mede bespoeyt<br />

maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

Ghegroeyde wyn Reynmatelick ghetueght<br />

en heeft noyndt yemandt quaet bedreuen<br />

maer ghemaecte wyn die nerghens toe duecht<br />

25 can gheenssins vp Venus ghetauwe doen weuen<br />

ick drancker eens Ieghens myn herte int leuen<br />

int voorghespan creegh ick een cranck ghestel<br />

men zoudder catten me hebben vergheuen<br />

maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

30 Tvvelcken tyden ick wil vroylick poyen<br />

de waghebaerts dranck es by my beghost<br />

tes een slaepzalue ieghens de vloyen<br />

ende bouen alle wynen de ** blaese best Lost<br />

de zulcke wyn drynct diemen heet most<br />

+<br />

tschynt zeepzop tzyne ende niet el<br />

ken machs niet al had icxse zonder myn cost<br />

maer ghegroeyde wyn drynck ick wel<br />

De vvynen zyn zomtyds gram vp huer Moer<br />

5 dies moetter den zwabbelaer tusschen plansschen<br />

die word wel ghedroncken <strong>van</strong> meneghen Boer<br />

dan esser noch wyn om de cleene hanssen<br />

daer wouter wynghaerds bastaerdekens in danssen<br />

hoe zoud ick die dryncken ten es gheen spel<br />

10 Liefuer zoud ick by gheloyden waghebaert schranssen<br />

maer ghegroeyden wyn drynck ick wel<br />

Princelicke fyne Bachus knechten<br />

drynct claeren ghegraenden dranck thuwer crebben<br />

zo wie tlichaeme zoo can bevrechten<br />

15 dranck die ghegraent es / Cleeft ande Rebben<br />

hy omgord de Lendenen met staende webben<br />

al cryghtter of zommich een Buuckich ghezwel<br />

voor ghemaecte wyn zoud ick die Liefuer hebben<br />

maer ghemaecte wyn drynck ick wel<br />

** ‘de’: ‘d’ over andere letter (e?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 345 r


Maertsbier Drynckers<br />

55<br />

Nu bem ick gheneghen hier naer ter stondt<br />

<strong>van</strong> veel goe theerknechten ick me <strong>van</strong>der Bende<br />

de maertianisten drie Buuckich Rondt<br />

te discriberene huerlieder legende<br />

25 Twelck ick Refereyn wys an hemlieden zende<br />

Refereyn<br />

Zom grootsche drooghe baldadighe snossen<br />

zom wreeuwers zom goede knechten en Ruters<br />

zom baetzouckers / om tvroylick schossen en brossen<br />

30 zom haghebynders / ende Lacke mossen<br />

+<br />

zom tuusschers zom Raescops zom groote Cornuters<br />

zom vreimde bubben zom wulpsche vermuters<br />

zom futselaers dichters <strong>van</strong> anders Cueren<br />

zom fletsers pluumstryckers ende loftuters<br />

5 ende zom wilde wouters <strong>van</strong> Aventhueren<br />

zom Rechts by ghelde ghelyck freer Minueren<br />

ende zom die naer tzeeussche gheberghte flyncken<br />

zom in wien bloeyen diueerssche humueren<br />

Zulck zynse die daeghelicx maertsbier Dryncken<br />

10 Zom teer zom vroom zom deluwe zom bluesende<br />

zom sluts <strong>van</strong> leden zom magher zom vet<br />

zom zoot wel blyct veel flumen luesende<br />

zom apetytelick kuesemuesende<br />

zom onghetempert en zom wesende bet<br />

15 zom ghaende besmatert zelden gent ende net<br />

zom beter in deerde waen dan in tzout<br />

zom dapper pupstekers naer doude wet<br />

zom cleenmoedich zebaer zom gheestich zom stout<br />

zom dinne <strong>van</strong> hoofde zom heesch en verCout<br />

20 meest die om zochte te Leuene dyncken<br />

Rechts bierbuucken weerende tschimmel huut tmout<br />

Zulck zynse die daghelicx maertsbier dryncken<br />

Zom quaede Betaelders zom lettel gheacht<br />

zom daer men mochte Cronycken of prenten<br />

25 zom fraeye beschermers eens anders vacht<br />

zom voor haer zeluen <strong>van</strong> cleender macht<br />

zom in groote tueghen vailiande studenten<br />

zom zelden vercryghers <strong>van</strong> erfue of Renten<br />

zom wys gheingient zom plomp <strong>van</strong> bestiere<br />

30 zom cooplyen die heymelick huer pandekens venten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 345 v


56<br />

zom mondspeilders ende zom <strong>van</strong> spraecke diere<br />

ghetrauwe bancknechten onder Bachus baniere<br />

daer men dassaulten / met thinne trompen doet clyncken<br />

ia walghers <strong>van</strong> dobbel ende inckelen biere<br />

35 Zulck zynse die daghelicx Maertsbier dryncken /<br />

+ Prinche<br />

Zom datse mueghen quaelick alomme ghaen<br />

al hebbense nochtans vrome stypers <strong>van</strong> beenen<br />

zom personnaidgen met veel volcx eerlick ontfaen<br />

5 int huus daer zessenveertich vaentiens vp staen<br />

oft eilmannen waeren / zou menich boer Meenen<br />

altyds durstich die gheen assyse vercleenen<br />

zom die zeer zelden in dhooghmesse clappen<br />

ten waere om tvrydom <strong>van</strong>den groote steenen<br />

10 end om dat mense daer niet en zoude happen<br />

zom huut wiens troengnen men tbier zou tappen<br />

mids dat zyt elck andren zo couuerlick schyncken<br />

ende diet by alfue potten gheel inlappen // zulck etc a /<br />

Aucteur +<br />

+<br />

15 Inde eerste oudheyt des weerelts / leden lanck<br />

eer de diluvie was / en de weerelt verdranck<br />

De mensschen nemmermeer vleesch en Aeten<br />

noch wyn droncken / maer int eerdsche be<strong>van</strong>ck<br />

aeten alleene / hoe zy waeren <strong>van</strong> staeten<br />

20 Tghuendt dies de eerde / talle mensschen baeten<br />

huut huere eeghinne natuere voortbrochte<br />

die onghehouffent onbeAerbeydt was ghelaeten<br />

en vasteden totten avendt / zoo elck best mochte<br />

zonder eten ofte dryncken / ende dan elck zochte<br />

25 zyn avendmael te doene / maetich blyde fyn<br />

met eecklen en castaengnen / dus boetius dochte<br />

dat de mensschen zoo leuende / in tvoorleden termyn<br />

veel stercker vromer waeren / dan wylieden nv zyn<br />

Dronckaerts tleuen dyn // Tot soberhede keert<br />

30 Schuut alle ghulsichede Tes der zielen Venyn<br />

Ghy cranct hu zeluen / ende god almachtich ontEert<br />

Zoo scriftuere in diueerssche passaidgen Leert /<br />

Exemple<br />

Men leist <strong>van</strong> een Ryckman die niet en conste vasten<br />

want daeghelicx zo heeft hij een inbyt ghedaen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 346 r<br />

+<br />

Boetius de consolatione<br />

philosophie/<br />

+<br />

346 v


57<br />

maer tsnuchtens als hy at / veel aerme gasten<br />

5 deedhij / met hem tsghelycx oock eten zaen<br />

// Ziet heere god sprack hy / als ick zal staen<br />

ten oordeele / ende ghy my daer verwyt<br />

dat ick tsnuchtens hebbe gheten / zo zal ick doen vermaen<br />

dat ghy tsmoorghens tsghelycx hebt met my geinbyt<br />

10 Want zelue heere god ghebenedydt<br />

ghy hebt ghesproken zo wie dat den aermen voedt<br />

datment niet alleene doet / hemlieden tdier tydt<br />

Maer heere god datmen hu zeluen dat doet /<br />

Aucteur<br />

15 Die Rechtueerdeghe iob vreesde anders gods oordeel<br />

zo stout niet / als dese Rycke man ghebleken<br />

v<strong>van</strong>t hy sprack nyemandt zalder hebben voordeel<br />

noch een inckel woord / daer ieghens duusentich spreken *<br />

[De zulcke vast met verdiensten cleene]<br />

De zulcke vast met verdiensten cleene<br />

20 die hem zeluen eit totten Beene<br />

Poyknechten<br />

Theerknechten ende vpRechte bierloyers<br />

als zy hebben de hauere int Lyf<br />

ion ick een Refereynken / der mede schoyers<br />

25 Thuusewaerts elck naer zyn vraukin of wyf<br />

dat Lesende ieghens tpruetelghekyf<br />

Refereyn<br />

+ Myn ooghen laetswaerf twee lieden zaeghen // zaeghen<br />

daer mans wyfs by ten diueersschen stonden // stonden<br />

zy deden elck andren In corten daeghen // daeghen<br />

int busch daer Rysen by groote laeghen // laeghen<br />

5 ende die zy neerstich daer zom in bonden / Bonden<br />

eeneghe waerer die schalcke vonden // vonden<br />

verlanght niet / sprack deene dat ick hu laete // laete<br />

zom becrabbelt hemlieden met bloedeghe wonden // wonden<br />

met Iocken hilden zy buter Maete // maete<br />

10 doe peynsd ick oft * ick in een ander zaete // zaete<br />

daer brood Bier cost / <strong>van</strong> als planteyt // es<br />

* Oorspronkelijk ‘steken’; ‘pre’ over ‘te’ in zwartere inkt.<br />

* Vlek op ‘o’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 347 r


58<br />

v<strong>van</strong>t als ick daer tcanneken by den vaete // vaete<br />

dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Maer als veel blonckaerts met ezels // ooren // hooren<br />

15 dat Ruters onder de huepste daecken // daecken<br />

oft eennen zwalp wyns met gheiunde booren // booren<br />

end als liefs gheminde met guldene spooren // spooren<br />

<strong>van</strong> spyte zy beestich in deerdsche braecken // braecken<br />

Ick zacher eens twee / die met groene staecken // staecken<br />

20 elck wilder om prys daer de luudste thieren // thieren<br />

diet verlost zou nemmermeer nueten in craecken // craecken<br />

noch zyn mesdach zoudmen oock met gheen vieren // vieren<br />

maer wat acht icx / hoe herten hinden of zulcke dieren // dieren<br />

goeden dranck altyds in myn keelken ghespeyt // es<br />

25 meestdeel als ick mach by alfue Bieren // bieren<br />

Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Zaegh ick een weerd / bier / met ander weerdinnen // dinnen<br />

zyn onghelyck zoud ick in strangher taelen // taelen<br />

of ick dede hem te Rechte met blyden zinnen // Zinnen<br />

30 maer hielp hij eens lustich myn liefste minnen // Minnen<br />

met zwyghynghe zoud ick oock in zyn paelen // Paelen<br />

en niet gheerne ten kyfuachteghen daelen // daelen<br />

Al mochtet my meer dan coeyen ghelden // ghelden<br />

+<br />

maer my liefuer Vriendhoudich in huepsche zaelen // zaelen<br />

eer boeren Boomen in busschen of velden // velden<br />

al zaegh ick kyfuers straf ouer schelden // schelden<br />

niet een Inckel traentien dies <strong>van</strong> my ghescreyt // es<br />

5 maer hoe ick met myn conRoote mach zelden // zelden<br />

Dan drynck ick myn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Prinche<br />

Om dat ghy zomtyts te bet dryncken zoud<br />

zo stroyt vp hu spyse goet varsch zout<br />

10 thuwer eeren desen Raedt thuwaerts gheleyd // es<br />

menich goet theerknecht / eist diet zoo houd<br />

al es hy <strong>van</strong> daeghen Oud<br />

ende by een eecken hout // met een vroylicken cout<br />

<strong>van</strong> wient becreyt // es<br />

15 alst weder es Coud<br />

Drynct dan zyn buucxken vul alst al gheseyt // es<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 347 v


Rondeel by Equiuoquen<br />

59<br />

TDyncke my wesen alsnv schoon weir<br />

Ick wandelde waer ick doch bet te voet<br />

20 Leent my een pondeken ghy cryghet weir<br />

Tdyncke my wesen alsnv schoon weir<br />

Liefuer had ick een vet schaep / dan een blaeu weir<br />

oock waerer een man best mede ghevoed<br />

Tdyncke my wesen alsnv schoon weir<br />

25 Ick wandelde waer ick doch bet te voet<br />

Rethoricale // Equiuocale // vier // metren<br />

ghestelt vp papiereghe vier// sletren<br />

+<br />

Met // dat ick neder zat byden viere<br />

zochte // myn man Twee boomen snoucken<br />

30 Bet // dan naer de clocke viere<br />

Brochte // doe thuus / twee frissche snoucken /<br />

Weerden ende Weerdinnen<br />

Die hem hooghe Vermeten<br />

hem zeluen houdende groot <strong>van</strong> weerden<br />

gheef ick dit Refereynken zonder vergheten<br />

5 Biddende dat zyt danckelick Anveerden<br />

Refereyn.<br />

Een Weerd houdende wyn ofte Biertaveerne<br />

ofte daer de taveerne hem zeluen houden mach<br />

vercoelende den heeten dranck metter cisteerne<br />

10 zyn gasten ghewillich en bedienstich gheerne<br />

die doen maelen de Queerne<br />

als smetsers verdrynckende een goet ghelach<br />

diet zoo * daghelicx claerssen nacht ende dach<br />

die dienen <strong>van</strong> hem wel ghetouft met liste<br />

15 anders waer hy niet weerd weerdt tzyne int ghezach<br />

Indien hy zoo onweerdich als weerd zelue miste<br />

maer wat een weerd weerdt es zulck gheerne wiste<br />

die weerd es / en wel cunnende de gasten spysen<br />

hy en es / al zit hy de weerdinne vp haer kiste<br />

20 Niet een oortien meer weerd / dan hem de gasten prysen<br />

Maer es zulck weerd een blyde liberael gheselle<br />

zo es hy weerd weerdich inde ghilde ghescreuen<br />

die goe knechten houden in milde maertens Cappelle<br />

* ‘zoo’: ‘oo’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

348 r


60<br />

end al droncken end aten zy tot naer de schelle<br />

25 dat hy dan zyn Belle<br />

niet doet clyncken om gheldeken / daert niet es om gheuen<br />

maer boorghbier can tappen daer de Ruters by Leuen<br />

wel de veselynghe verstaet / <strong>van</strong> die willen boorghen<br />

doch dats een weerd / weerdich dat hy weerd es verheuen<br />

30 want de gasten laetter by vyoolken zoorghen<br />

maer als hy wilt betaelt zyn / eer comt den moorghen<br />

+<br />

zulcke gasten met vynghers dan achter hem wysen<br />

dies zegh ick eennen weerd es / al zoudhyr an verwoorghen<br />

Niet een oortien meer weerd dan hem de gasten prysen<br />

Zomtyds heeft een weerd voor tvat tvooren dryncken<br />

5 heer weerd vooren en bachten totmer Rekenen ghaet<br />

deene biedt hem een mockaeyken / dander wil hem schyncken<br />

elck laetter couverlick den dranck inzyncken<br />

zonder achterdyncken<br />

watmer brynght tes al goedt zegghen zy heer weerd iaet<br />

10 ghelt hy me / dan eist een man die Redene verstaet<br />

maer tian haelt hy dicwils schuuftueghen te openbaer<br />

zo es hy / als <strong>van</strong> alle Bancknechten versmaet<br />

Rechts voor eennen platbrouck gheRekent daer<br />

al waert oock een dobbel ghilde / een milde vry haer<br />

15 end al schreif hy maer een bier voor twee eecken Rysen<br />

een weerdt en es <strong>van</strong> tnieuwe tot int oude iaer<br />

Niet een oortien meer weerd dan hem de gasten prysen<br />

Prinche<br />

Al liep hem een weerd inder gasten dienst moe<br />

20 naer Venus vleeschuus wel doende een messaidge<br />

end al hietmen dobbel Ian dat keerende int goe<br />

hedent gheuende tvercken ende moorghen een Coe<br />

houdende mondt toe<br />

al zaeghy ligghen spelen twee huer personnaidge<br />

25 <strong>van</strong> zulcke vergaderynghe nemende gheen gaidge<br />

ende niet eer commende voor datmer Clopt<br />

Al * heeft hy oock nochtans die ad<strong>van</strong>taidge<br />

dat hy zomtyts tioncwyf de weerdinne meest propt<br />

Ia al taptedhy de cannen vul ouerghezopt<br />

30 zomtyts doende de gasten vroylick verIolysen<br />

nochtans en es hy / al waer elck een varsch eyken ghedopt<br />

Niet een oortien meer weerd/ dan hem de gasten prysen /<br />

* ‘Al’: ‘A’ over ‘al’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 348 v


++<br />

Aucteur<br />

61<br />

Zulck zoorght in Wedemaendt naer Rype keerssekens<br />

zulck zoorght in hoymaendt om hoyen en ghecken<br />

zulck doet zynen ougst in met nissche Veerssekens<br />

5 zulck bewandelt in september sint aeckaerts plecken<br />

zulck zoorght in october om een Coeyken thuus trecken<br />

zulck zoorght in nouember om most dryncken ghepresen<br />

zulck peynst in december alder kynderdachs kecken<br />

zulck zoorght in Lauwe wieder conyngh zal wesen<br />

10 zulck es in sporcle met waslicht gheresen<br />

zulck zoorght in maerte / wie hem maertsbier schyncken // zal<br />

zulck zoorght in april / voor tverzenden naer desen<br />

Zulck zoorght in meye waer hy tswynterdaeghs dryncken // zal<br />

Socrates<br />

15 Droncke te drynckene doch ontbeert<br />

Want wiens zinnen in wyne wallen<br />

De zulcke es ghelyck een Peerdt<br />

dwelck <strong>van</strong> hem doet zyn meester vallen<br />

Argumentich proces<br />

ghestelt in Rethoricale snede<br />

Wie <strong>van</strong> hem beeden de beste es<br />

Dronckenscap ofte Soberhede<br />

Dronckaert<br />

Wech Soberheyt wech met al huwen bedryfue<br />

25 Ieghens hu word ick gheel in ghekyfue<br />

alle boosheyt es huut hu Rysende<br />

ghy doet fantazeren met drouuen lyfue<br />

ghy vyndt Loosheden meer dan vyfue<br />

daer ghy huwen naesten me zyt verknysende /<br />

+<br />

maer ick die tlyf bem vroylick spysende<br />

Ick ghae duer de weerelt / naer myn wellusten<br />

Als buucxken vul es / wil thoofdeken Rusten<br />

Soberheyt<br />

5 Al eist onbehoorlick Roosen voor vercken<br />

te stroyen/ zoomen an hu mach mercken<br />

+ Fol. 349 r, r. 2-13 (namen <strong>van</strong> maanden) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

349 r<br />

+ 349 v


62<br />

nochtans moet ick hu de waerheyt verclaeren<br />

schriftuere vermaent / zynt leecke of clercken<br />

wyn veel ghedroncken doet gramschap wercken<br />

10 en dronckaerts leuen zelden Langhe Iaeren<br />

Brooddroncke zot laet hu ghulsicheyt vaeren<br />

dronckaerts connen gheen wysheyt vulbrynghen<br />

die soberlick Leift / doet wyslick zyn dynghen<br />

Dronckaert<br />

15 Huvve wyshede / die comt huut soberhede<br />

zyn schalcke vonden ende nieuwichede<br />

ende singuliere Loose practycke<br />

daer ghy binnen des weerelts stede<br />

iammerlicke quelt donnoosele mede<br />

20 zy blyfuen tondere ende ghy word Rycke<br />

// maer ick die meest naer de Canne kycke<br />

myn ghepeynsen zyn daghelicx dat ick hyghe<br />

hoe ick wyn ende bier huten vaete Cryghe<br />

Soberheyt<br />

25 Ende als ghy tlyf hebt vul ghepoyt<br />

ghy potten cannen glaesen om verre ghoyt<br />

dan wilt ghy Potsmartelen ende Campen<br />

zomtyds vierich / naer venus tempele schoyt<br />

maeckende hu zeluen tachter ende BeRoyt<br />

30 mids hu dryncken ende lecker slampampen<br />

hu groetenessen zyn meestdeel euelen en Rampen<br />

Redene mach gheenssins dan by hu wuenen<br />

Zwatelpot en bottecroes Zyn bee hu zuenen<br />

+<br />

Dronckaert<br />

Maer al hebt ghij eennen ghetemperden gheest<br />

in tbouck der zuerynghen studeert ghy meest<br />

ketsende dravende omme tvolck bedrieghen<br />

5 ghy soberheyt beschoeyt der ghiericheyts Leest<br />

om scrapen ende Raepen / maect ghy tempeest<br />

al eit * ghy lettel slacht dhonghereghe vlieghen<br />

maer ick daghelicx zat / ken wil niet lieghen<br />

met gaepen ende ghieten es meest myn gheneeren<br />

10 Want bachus kyndren / mueghen gheen nat ontbeeren<br />

Soberheyt<br />

* ‘eit’: ‘i’ over ‘e’ in donkerder inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 350 r


63<br />

Te Rechte heeft Seneca gheleert onderwesen<br />

scryfuende Lucilio een propoost ghepresen<br />

hoe dronckenschap es ghewilleghe Raserye<br />

15 veel quaets by hoopen / zoo men mach lesen<br />

es huut dronckenschap oyndt gheResen<br />

ontschamelheyt ghekyf haet en partie<br />

voortbrynghende alle snoo Bouverie<br />

elck pryst nv ghulsicheyt ionck end oudt<br />

20 Liefde tot soberheyt / es gheel vercoud<br />

Dronckaert<br />

Zelue zyt ghy voesterghe <strong>van</strong> allen quaede<br />

meest doende huwen euen naesten schaede<br />

alle valssche treken ymaginerende<br />

25 met voorzieneghe loosheyt ghaet ghy te Raede<br />

nacht ende dach vrouch ende spaede<br />

als ick inder taveernen bem Mariolerende<br />

goe vruecht ende vroylicheyt ordonnerende<br />

end al ghae ick soberlick inde Cleeren<br />

30 dassyse / en den tapper / houd ick in eeren<br />

Soberheyt<br />

Dronckaert ghy zyt maer een zondeghen zack<br />

daer Redene noyndt noch verstandt in stack<br />

baldadicheyt ende onbesuuste gheruchten<br />

+<br />

Eeckeplancken dicke duerzittende vlack<br />

logierende zoorgheloos onder hu dack<br />

een dorre boom Rechts zonder vruchten<br />

gheen eere cauelen dan tkeelgat verluchten<br />

5 hu drynckende eerssenloos ende versmacht<br />

dat ghy dan vriendt noch vyandt wacht<br />

Dronckaert<br />

Soberheyt An hu mach nyemandt winnen<br />

die sober zyn hebben meest vrecke zinnen<br />

10 peynsende meer quaets dan zeuen schemynckels<br />

partye <strong>van</strong> weerden ende fraeye weerdinnen<br />

subtyle verRaedschap doet ghy beghinnen<br />

heymelick voortsteppende vp loose schynckels<br />

maer Ick die bezoucke meest bachus wynckels<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 350 v


15 dryncke thooft vul / tdoet wel slaepen Iaet<br />

ende die wel slaept / en doet gheen quaet<br />

64<br />

Soberheyt<br />

Als ghy versmacht droncke dan hebt ghetueght<br />

als een meschvercken light ghy en zueght<br />

20 zonder Redene ofte eenich verstandt<br />

voor tydt vermoordende tsleuens iuecht<br />

als ghy meer verdroncken hebt / dan tbetalen vermueght<br />

hu ghelooue ghescreuen wordt anden wandt<br />

schichten schiet ghy huut an elcken Cant<br />

25 walghelick vlieghende By groote brocken<br />

die de zwynen ende Beesten vpslocken<br />

Dronckaert<br />

Als ghy soberheyt thooft hebt ydel ghevast<br />

watmen hu doet / hu altyds mespast<br />

30 teerssenbecken verwart staet te zulcken tyden<br />

bullen briefuen visiteirt ghy tot anders Last<br />

thooft vul processen die vp elcken bast<br />

wordt ghy ghenaemt in tsvolcx vermalendyden<br />

++<br />

huut hu En comt doch gheen verblyden<br />

als ick vpden bierbanck Bem fraey ghezeten<br />

Peynst ghy hoe ghy zult tschamel volcxken eten<br />

Soberheyt<br />

5 Ghy zyt Rechts een driebuuckich vat<br />

Altyds durstich ende nemmermeer zat<br />

Bachus ende Cereuisialis onderzaeten<br />

den buuck drynct ghy dicke maer tbuerseken plat<br />

Leuer longher en daermen twordt al een gat<br />

10 zo drynct ghy hu te barsten zonder Aflaeten<br />

als tsvyands mommers suckelt dan achter straeten<br />

bewynt bebiert droncker dan een snippe<br />

hu bancket houdende dan in een grippe<br />

Dronckaert<br />

15 Dyonisius syracusanus machtich<br />

als hy met plato was worden tweedrachtich<br />

Anveerde dronckenscap voor Philosophie<br />

marcus antonius / was die niet Crachtich<br />

een dronckaert vernaemt / bouen ander warachtich<br />

+ Fol. 351 r, r. 15 ‘Dyonisius’, 18 ‘marcus antonius’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 351 r


+<br />

65<br />

20 een hooft / een prinche / Een speghel onser partie<br />

een bouck maect hy <strong>van</strong> tsdronckaerts melodie<br />

wech soberheyt Tkeelgat beghint my te iueckene<br />

Rasch schoy ick naer Bona dies Cueckene<br />

Soberheyt<br />

25 ADieu besmatert dronckaert end ick verhuse<br />

naer abstinentie myn oude Cluse<br />

hu ydel clap staet my niet langher An<br />

hu keelgat gaept als een watersluse<br />

de voorghuele es Rechts een CoorneMuse<br />

30 die elck <strong>van</strong> beeden niet verzaet wesen Can<br />

Een dronckaert es / daer me scheed icker <strong>van</strong><br />

tsvyands instrument / clouck ende Coene<br />

Omme zyns onwetens / alle quaet te doene /<br />

Bancknechten<br />

Cornelis neuen // ende zulcke ghezellen<br />

die hemlieden begheuen // in Bachus cellen<br />

drynckende // Clynckende // Dronckaerts bellen<br />

5 gheef ick dit Rondeelken in tnaervolghende bescryf<br />

dat zyt punctueirlick doch lesen en spellen<br />

als zy hebben <strong>van</strong> deighs de hauer in tlyf<br />

Rondeel. +<br />

Culeg silenroC Gheluc cornelis<br />

10 Lew edeog team wel goede maet<br />

nait stad nee moC tIan dats een Com<br />

Culeg silenroC geluc cornelis<br />

coo edem NeppoC ooc mede Coppen<br />

ne eknord seam en dronke maes<br />

15 Culeg silenroC geluc cornelis<br />

Lew edeog team vvel goede maet /<br />

Droncke teneurs<br />

Die int Riemken slaepen<br />

slampampers Iongleurs ende schotsche paepen<br />

20 die tkeelgat weten niet te Bedwynghene<br />

dan zonder verdrieten // ghieten en gaepen<br />

Ieghens den vaeck diese mochte betraepen<br />

gheef hemlieden een Liedeken tzijnghene<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

351 v<br />

+<br />

A. Retro.


Liedeken<br />

66<br />

25 Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />

en brynght ons goe Pottaige<br />

dat eerste bier was veel te plat<br />

ten hadde gheen Couraidge<br />

Weerdinneken etc a . +<br />

30 VVy hebben een durstich keelgat<br />

ten mach gheen drooghe fouraidge<br />

dus drynck wy daeglicx tbuucxken zat<br />

in bachus hermitaige // Weerdinneken etc. a /<br />

+<br />

De minste tueghe een claverblat<br />

Alsoo * es ons vsaige<br />

elck onser gaedert gheenen schat<br />

dan tslichaems a<strong>van</strong>taige // Weerdinneken etc a .<br />

5 Alst al ghepoyt es moe en mat<br />

gheworden pouers paidge<br />

naer thuseken metten cruce dat<br />

word dan ons pilgrimaidge // Weerdinneken etc a /<br />

Wy hebbens beter eens ghehad<br />

10 vraulicke personnaidge<br />

brynght ons <strong>van</strong> daer de cat vp zat<br />

schoon amoureux visaige // Weerdinneken etc a<br />

Zo langhe dat wy hebben wat<br />

<strong>van</strong> spaeren speelwy schuvaidge<br />

15 wy zitten eecke plancken glat<br />

met sober habituaidge // Weerdinneken etc a<br />

Wie vvast die laetst voor my bad<br />

hier an des tafels staidge<br />

Ick brynght den laetsten dieder at<br />

20 om winnen Bierbuucx gaidge // Weerdinneken etc a .<br />

Zomtyds bezoucken wy venus bat<br />

in een doncker passaidge<br />

al wordwyr omme bachten nat<br />

wy schoyen naer bruwaidge // Weerdinneken etc a .<br />

25 VVy hebben hier gheen zeker stad<br />

voor een vruecht veel quellaige<br />

Laets vroylick zyn / maer niet te brat<br />

doende Bachus hommaidge // Weerdinneken etc a .<br />

* ‘Alsoo’: ‘A’ over ‘al’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Reprinse<br />

+ 352 r


+<br />

67<br />

Weerdinneken ontsteict ons een vul vat<br />

30 en brynght ons goe Pottaige<br />

Dat eerste bier was veel te plat<br />

ten hadde gheen Couraidge<br />

Ander liedeken<br />

Laets maecken goede Chiere<br />

en zynghen ouerluudt<br />

tgraen es niet zo diere<br />

5 zoot was wylent schiere<br />

Poy poy manneken poy // Van desen biere +<br />

Poy poy manneken poy // de Canne al huut<br />

Zulck Deyn heeft die maniere<br />

dat hy de Canne schuut<br />

10 maer Venus Cameriere<br />

maect hem de bystiere // Poy poy etc a .<br />

Zo vvie den banck hanthiere<br />

niet voor een Bier * ghecruudt<br />

alsulck een Balsemiere<br />

15 helpt ons totter niere / Poy poy / etc a .<br />

Tsvvynters Byden viere<br />

tmaertsbier es de iuut<br />

drynct dat goederthiere<br />

en zoorght niet een ziere // Poy poy etc a<br />

20 Clouck. fraey als de fiere<br />

een alfuen pot in duut<br />

in Bachus duwiere<br />

slacht gheen vrecken ghiere // Poy poy etc a<br />

Prinche tiereliere<br />

25 Capean tuerlututuut<br />

eer tkeilgat cryght een cliere<br />

drynct ten besten Biere // Poy poy etc a<br />

Aucteur<br />

Als de maghe word vuchtich bespeyt<br />

30 omme den gheest wat mueghen verblyden<br />

Dientter wel een Refereynken gheseyt<br />

Tweerdinneken te hutene daer int bevryden /<br />

* ‘bruud’ geschrapt, ‘Bier’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

352 v<br />

+ Reprinse


+<br />

Refereyn<br />

68<br />

Lammin slutsen toors zuene gheboren <strong>van</strong> Cocxie<br />

weent traenen met tuten/ Duer groote fantazie<br />

dat hem zyn wyfueken meest daeghelicx verwyt<br />

5 dat hy droncker dan een snippe drynct / dies groote partie<br />

es zou themwaerts draeghende / ende hem Benydt<br />

dat ghebreck meshaeght huer meest / teeuwegher tydt<br />

ende zou verwytet hem / daert veel volcx hoort<br />

droncke snosse verslinnende myns wynckels proffyt<br />

10 ghulpende tulpende beestelick versmoort<br />

droncke teneur meest zynghende discoort<br />

Liefuer laeg ick by eennen zwyne gheplaeght<br />

dit verwytshem met handen ghewronghen verstoort<br />

want dit ghebreck meest der vrauwe meshaeght<br />

15 Droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght<br />

Tsmans droncke dryncken / es een meshaghende ghebreck<br />

dies de vrauwe doetter of huer voorBespreck<br />

eerst ende laetst / wat de man mach hanthieren<br />

zou verwyttet hem end houtter me hueren gheck<br />

20 v<strong>van</strong>t een dronckman Can gheen nuchter vrauwe festieren<br />

een droncke man loopt zomtyds dan elders Logieren<br />

huutzichtende zyn blomme / thuus brynghende tgruus<br />

en daeden die meshaeghende droncke Manieren<br />

besoorghen zoudhyt Liefuer zyn wyfueken thuus<br />

25 de vrauwe principalick dan duer dit abuus<br />

verwyttet den man ende ouer hem Claeght<br />

v<strong>van</strong>t het huer meshaeght / meest blyfuende confuus<br />

ende huer conscientie inwendich Cnaeght<br />

droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght /<br />

30 Een dronckaert es verzworen <strong>van</strong> allen vrauwen<br />

oud leder en can hy noch Iongh leder tauwen<br />

v<strong>van</strong>t heeft gheen vaste standt ouer hende<br />

zyn bollement suselt zyn leden verflauwen<br />

dies word hy huutghemonstert met slutsaerts bende<br />

35 ende de ghebreken <strong>van</strong> een dronckaerts Legende<br />

+<br />

bescreue men niet in veel handen papiers<br />

ende wat vrauwe eennen dronckaert voorkende<br />

zou hadder of meshaeghen zoo zynde vul biers<br />

een dronckaert es een casse Vulderhande dangiers<br />

5 die tgheender amoureusheyt Rechte ionste draeght<br />

onbeclokert zassaem met veel onbesuustich ghetiers<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 353 v<br />

+<br />

353 r


69<br />

daer de vrauwe pruetselick of es versaeght<br />

droncke man droncke dynck daer gheen vrauwe naer vraeght /<br />

Prinche<br />

10 Een Dronckaert. die hem daghelicx droncke tueght<br />

als een meschvercken hy puffende blaesende Zueght<br />

Roupende tierende eueldaedich versmacht<br />

inde zake slack die gheenssins ter tycke dueght<br />

om als grondenaer vercheynsen vrau Venus pacht<br />

15 een dronckaert es een Afgod gheel zonder cracht<br />

die in Venus thempele niet offeren Can<br />

Tes een groot mans ghebreck Vanden vrauwen mesacht<br />

v<strong>van</strong>t een dronckaert vp tghetauwe Cander vp noch An *<br />

sluts in tweuen es hy / ende cranck in tvoorghespan<br />

20 prinche tzoud hu blycken indien ghyt zaeght<br />

die niet en schynt zulck een ghebreckelick man<br />

maect dat ghy inder vrauwen dienst niet vertraeght<br />

Droncke man droncke dynck daer gheen Vrauwe naer vraeght<br />

Epigra.<br />

25 De man die heeft ghebreken zom onbequame<br />

maer de vrauwe onvulmaect es (in tcluchtich spreken<br />

Want inde Rechte middle <strong>van</strong> hueren Lichaeme<br />

Certeynlick drie principale sticken ghebreken<br />

Bancliedeken / Voys Vpden stoorm<br />

Van munster /<br />

Wy schamel ghilden ouer al<br />

vynden niet dan groot ongheual<br />

+<br />

de ghilde ghaet gheel verloren<br />

Rycke caetst Ryckaert toe den bal<br />

Rut die es caluwe gheschoren<br />

Dier tydt heeft ons bystier ghepreict<br />

5 den drouuen stier light ons en steict<br />

hy steict ons duer de Rebben<br />

die bystier es hem vele ghebreict<br />

vvie zouder vruecht in hebben<br />

Den stier waer beter verre in ghuen velt<br />

10 dan wy bystier dus zyn ghequelt<br />

* ‘niet weuen en Can’ geschrapt, ‘Cander ... An’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 354 r


met verhongherde Caecken<br />

wy zouden brassen hadden wy ghelt<br />

wy cundere niet an gheRaecken<br />

Myne en tsyne zyn de bruudt<br />

15 Te bystier velde Comen zy huut<br />

daer danst elck zyne poose<br />

<strong>van</strong> gheldeken hoortmer gheen gheluudt<br />

Men speelttere de gheldeloose<br />

Vetman gille <strong>van</strong> ons vervreimt<br />

20 magherman gheschuerlapt breimt<br />

en niete dient ons ghetrauwe<br />

tes bystiers werck diet wel verneimt<br />

dats es gheworden vrauwe /<br />

Cranck loon heeft ons tachter gheteert<br />

25 daer es niet couders dan den eerdt<br />

ende stockvisch om Buecken<br />

al esser gaudeamus begheert<br />

Tes Requiem al inde Cuecken<br />

TVaert Lippen zeere datmer smal papt<br />

30 alle dynck mondt wel watmer Cnapt *<br />

Al eist gheen Leckaerts spyse<br />

tesser al <strong>van</strong> tgheetien dat burghe niet tapt<br />

Oomken heeft dies de Calandyse<br />

Roege bontamps wierd <strong>van</strong> ons schu<br />

35 en milde maertin ghecreegh den gru<br />

Mulum Labium was tonvreden /<br />

++<br />

ten es gheen wonder al trueren wy nv<br />

ian brassaert die es ouerleden<br />

Adieu sint maertins avendt haelt most<br />

adieu verzworen maendachs cost<br />

5 hadden wy meer wy Ghauent<br />

adieu Roy boyt gheRoupen gheschost<br />

vvaer houden wy nv vastenAvendt<br />

Leene heeft eens voor al gheseyt<br />

eist datmer niet pieter by pauwels Leyt<br />

10 zen wiltter niet meer zenden<br />

och waer wy ghepandt alsoot ons greyt<br />

Bystier te zyne zou wel henden<br />

70<br />

* ‘hapt’ doorgehaald, ‘Cnapt’ erna geschreven.<br />

+ Fol. 354 v, r. 27 ‘haulce Panche’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 354 v


Och edel arendt clouck ende fyn<br />

hu Roupwy an als Conynck dyn<br />

15 end hooft <strong>van</strong> allen Diere *<br />

vvilt ons doch nv ter noodt by zyn<br />

Ende lossen <strong>van</strong> desen stiere<br />

Die dit liedeken heeft ghedicht<br />

<strong>van</strong> ghelde was zyn buerse Licht<br />

20 hebbende groote gheschillen<br />

ieghens de cruusbroers / als aerm wicht<br />

keeck hy duer ysere Brillen<br />

Missiue<br />

71<br />

Bevveight hy mynen weynsch wilt quyten<br />

25 Alle diligentie nv int virtuut // leght<br />

maect hu bode / de snelste <strong>van</strong> den stadiadromiten<br />

Adresseirt hu an Seig. r haulce Panche Tuutrecht<br />

Saluut ionstelick ghescreuen liefue beminde<br />

in wien bachus preuilege noyndt en Dinde<br />

30 maer met Cereuisialis daeghelicx voorwaer<br />

de cueren en statuuten als dursteghe ghezinde<br />

wel clouck onderhoudende zonder bezwaer<br />

Respectiuelick claer /<br />

+<br />

te brugghe doen oock tbeste alst pas gheeft daer<br />

maer niet zoo ghylieden eendrachtich persisteirt<br />

den eennen dach vooren en den anderen naer<br />

Vroylick inde harde Bolle continueirt<br />

5 ende meest potatiue causen tracteirt<br />

Ian de zvvarte Als pater <strong>van</strong>den daele<br />

groeten wy goetIonstich / ende bouen breeder spraecke<br />

dat hy hem <strong>van</strong> zyn Nonnekens / dats tprincipaele<br />

indien hy hem verstuucke inde Ruwe zaele<br />

10 wel coesteren doe / Tzyns lichaems ghemaecke<br />

eer hem onlust ghenaecke<br />

Verburch / ende haeghe / zomtyds houdende nachtwaecke<br />

Ionnen wy met Bachus croone tzyne gheCroneirt<br />

ghij beminnende de zwarte Cont en kenlicke zaecke<br />

15 vroylick inde hardebolle continueirt<br />

ende meest potatiue causen tracteirt<br />

* Oorspronkelijk ‘Dieren’; ‘n’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 355 r


72<br />

Ian Van Rauezv<strong>van</strong> leghter oock goet fondament<br />

met heyndricke zyn proper meeght Bekent<br />

dat hy de zeepe doch niet verdiere<br />

20 Loopt hy huer bloodshoofts int vleeschuus omtrent<br />

huer valle ghenadich ende zy goederthiere<br />

hem zeluen viere<br />

Willem Van doornicke gheerne maeckende chiere<br />

omtrent tinghelssche mout ghestaedich bancketeirt<br />

25 ende zoo wy hopen / Naer daghelicxssche maniere<br />

Vroylick inde hardeBolle continueirt<br />

ende meest potatiue causen tracteirt<br />

Princhelicke<br />

Bernaerdt inde hardebolle weerdt<br />

30 hu groeten wy met helyken hu slachzweerdt<br />

datte wel smeert<br />

en Quyct doch hu constientie in bier ende wyn<br />

gheuet niet te sterck elck onser dat begheert<br />

de ghasten zullen te langher ghetempert nuchter zyn /<br />

+<br />

Want stercke dranck doet den hoofde ghepyn<br />

tdien vpziene dientter inne gheconsidereirt<br />

doet dat ghy prysweerdich een lanck termyn<br />

vroylick inde hardebolle continueirt<br />

5 Daer men thuwer Vierschaere<br />

Vpde Biersnaere<br />

meest potatiue causen tracteirt<br />

Superscriptie *<br />

De alhuwe / oetmoedich / als of ick een lam // bleke<br />

10 hu dienaere goetionstich iacob malebrancke<br />

Midsgaders oock Siluester Van Wambeke<br />

Wien ick te desen <strong>van</strong> zyn voortale // dancke<br />

Mortepaeyen<br />

TafelVrienden ende platteelvaeghers<br />

15 Broodcoorf Beencnaeghers<br />

in bona dies Cuecken den zot gheerne maecken<br />

Als lettel inbrynghers / meest veel huutdraeghers<br />

naer smickelbrockvraeghers<br />

Iae ghenouch pensseIaeghers<br />

20 die met cluchten en boerden gheerne spoelen de caecken<br />

// Ion ick vp datse te min mueghen vaecken<br />

* De tekst <strong>van</strong> r. 8-12 staat op een afzonderlijk blaadje papier, dat tussen fol. 355 en 356<br />

ingelast is (onglet zichtbaar tussen fol. 343 en 344).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 355 v


73<br />

dees naervolghende zot Refereynkens te leerne<br />

dan tspit te wendene / en twafelyser te keerne<br />

Refereyn<br />

25 Staes monckefroy met schoelie vrau Ruumscuetels paidge<br />

slock pensse ende Droncke oliuierken<br />

dese maecten int brassen ende etynghe Raidge<br />

ter bruloft <strong>van</strong> leckemytens cameRierken<br />

deen Ruumder een plattheel dander een sauchierken<br />

30 ande beste morseelen wildense hem pooghen<br />

ende die beghotense met een alf Bierken<br />

om datse inde maeghe niet zouden verdrooghen<br />

Corre wilde dit quaelicke ghedooghen<br />

end heeft hemlieden in dhoore gheBeten<br />

35 tast hebbelick toe vvilt schaemtte tooghen<br />

tian zeyden zy alsser wat Lecx staet voor ooghen<br />

Een lecker beetien / es vullicx gheten /<br />

+ Tslampamperken met zyn driehoucte stiltien<br />

Dat helt tsbruuds tafle zyn vroylick Labaey<br />

en knuvelder wackerlick <strong>van</strong> een ziltien<br />

zoo vercoelende / zyns leckers keelgats laey<br />

5 ende daer naer speeldet met eennen zwaey<br />

den pryckere <strong>van</strong> eennen Cappoene binnen<br />

Corre die zach dit / dies zeydshem fraey<br />

hoe? zullen wy niet een beetien ghewinnen<br />

hoe zeyde tslampamperken Rust doch hu zinnen<br />

10 ghy weit doch wel iae wilt ghyt weten<br />

dat / tzy <strong>van</strong> steedsche zotten of landsche zottinnen<br />

end oock <strong>van</strong> alle die Caerden en spinnen<br />

Een lecker beetien / es vullicx gheten<br />

Mueghal met zynder peersscher troengne<br />

15 pueselende <strong>van</strong> als hy zyn maegsken vulde<br />

meest wandeldhy an een ghebraeden loengne<br />

te wylent de muselaer speilman Rulde<br />

tslampamperken oock wel ter deghe smulde<br />

en pluysterde an een ghebraeden Cuentien<br />

20 de ghebraeden vellekens ende zulck verghulde<br />

ghaf hy bederft me dit zyn oudste zuentien<br />

dit loeroogde ouerdweers een pluentIen<br />

dat neffens tsbruuds blootvrauwen was ghezeten<br />

en tzeyde deelt ons mede / kyct welck een duentien<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 356 r


74<br />

25 tslampamperken sprack naer zyn oude ghewuentIen<br />

Een lecker beetien Es vullicx gheten<br />

Prinche<br />

Int Afdienen <strong>van</strong> tsbruuds tafele<br />

Een zeer cleen mandeken begreep touerschot<br />

30 de dienaers vonder in een drooghe wafele<br />

maer zy ghauense den schyncker voor zyn beschot<br />

de bottelgier en was int bezoucken niet bot<br />

offer gheen lecker beetIens en waeren in mandekens<br />

hy keerde duerNueselde en zochte allevot<br />

35 dat hy tsbruuds pryckmorseel vaette met zyn handekens<br />

+<br />

De binnen dienaers vul veel verstandekens<br />

hadhen by tpryckmorseel huut dhanden ghesmeten<br />

och zeydhy ghestolen brocxkens tusschen de tandekens<br />

die smaecken zeer wel / end in alle Landekens<br />

5 Een lecker beetien / Es vullicx gheten<br />

Andre Refereyn .1543.<br />

Van een vulders dienst heeft een vrauwe meest nood<br />

By cause groot<br />

v<strong>van</strong>t hy mach vullen haer ydele steden<br />

10 Lynwaetkiste Cleerscapra / oock wel vullen den schoot<br />

dit can hy al met zyn bequame zeden<br />

de buerse vullen dooghen vullen met wetentheden<br />

oock dhandvullen met veel goet dyncx dats claer<br />

de oore vullen alsoo zyn voorders deden<br />

15 de coedse vullen met zochte vulsels aldaer<br />

tcapproen oock met hoye vullen voorwaer<br />

dees dienst vermach alsulck een vuldere ziet<br />

en den buuck vullen dats tprincipaelste der naer<br />

doch als den buuck ydel blyft zo eist al niet<br />

20 dus als een vulders dienst zo bequame gheschiet<br />

al stond hy int werck met een lere Culdere<br />

bouen tscupers dienst hoe hy veel nats inghiet<br />

zo dynct my naer myn voornoomde Bediet<br />

Een vrauwe meest noodt es / de dienst <strong>van</strong> een vuldere<br />

25 VVant een huepsche fraeye vrauwe / een frissche tassche<br />

met een ydel flassche<br />

daer Rood ofte wit wyn mach inne ghebreken<br />

een Cuper die macher fraey als de Rassche<br />

huut tprime gaetien wat Laeten inleken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 356 v


75<br />

30 en macher een middelbaer tapken In steken<br />

naer dat hy te doene mach zyn ghecostuumt<br />

maer een vulder bequame die tooght zyn treken<br />

die stopt en vult de flassche dats ouerschuumt<br />

niet een haerken belet hem het wordter gheRuumt<br />

35 oock vult hy bet de pilse / dan oyndt voeraer plach<br />

+<br />

ende waer desen vulder int vleesschuus sluumt<br />

niet een mesye daer tusschen vlieghen en mach<br />

om vuldaen tzyne doet meest een vrauwe gheclach<br />

en tdeser nood vought hem thaerwaerts gheen cruldere<br />

5 dan een vulder / zyn dienst maect altoos werckendach<br />

v<strong>van</strong>t hy vult haer ydelheyt / dies doe ick ghewach<br />

Een vrauwe meest noodt es / de dienst <strong>van</strong> een vuldere<br />

Een polderclerck Bescryfuende parchemyn<br />

<strong>van</strong> noode zyn<br />

10 mach hy een vrauwe in huer waterconduten<br />

als toeziender <strong>van</strong> alsulcken wercke fyn<br />

waer slusen speyen Busen meest quaelick sluten<br />

maer als die duere draeghen <strong>van</strong> binnen of Buten<br />

huer es <strong>van</strong> nooden dan eennen vuldere Iaet<br />

15 die valtter met tlyf tseghen dat de ooren tuten<br />

en stackytst dien wacken grondt als bequaemste Raedt<br />

ghevoelt hy dat den quelm ghulsich open staet<br />

zo ordonneert hy datmer pylen in hyen moet<br />

de polderclerck mach kycken hoe twerck voortghaet<br />

20 maer de vulder es de ghuene die twerck vuldoet<br />

end alst dus dan ghevult es de Cuper verwoet<br />

en de polderclerck / die word zo lancx te duldere<br />

dat hem zyn dienst ghecost heeft vleesch ende bloedt<br />

end alsoo niet can vullen dus tdeser spoet<br />

25 Een vrauwe meest noodt es / de dienst <strong>van</strong> een vuldere<br />

Prinche<br />

Een Cupers dienst es wellecomme<br />

omtrent de Bomme<br />

met zyn Auegheer Redenlick doende zyn dynghen<br />

30 een voeraer duernaeyt wel de pilsen alomme<br />

hij ghispt en ghoyt datter de motten huutsprynghen<br />

maer wat dienst / ghebreictter ter noodt tvulbrynghen<br />

niet dan een beghunnen ydel onvulbrocht werck<br />

maer als de vulder comt twerck omRynghen<br />

35 vullende vuldoet hyt al styf ende sterck /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 357 r


76<br />

+ ende dat insghelycx oock een polderclerck<br />

een vrauwe ghedient heeft zyn leuen lanck<br />

end huer dynghen ongheheffent Int ooghemerck<br />

open blyfuen staende ieghens hueren danck<br />

5 zijnen dienst valt dies oock te huerwaerts cranck<br />

of tvuldoen moetter volghen <strong>van</strong> smetser of smuldere<br />

al es zyn huutgheuen grof / <strong>van</strong>den vullen ontfanck<br />

wist oock een vrauwe gheerne / dies in huer be<strong>van</strong>ck<br />

Een vrauwe meest nood es de dienst <strong>van</strong> een vuldere /<br />

Refereyn Vander taerte +<br />

Raedt waer ick laetst braste veyndt zyt ie zo coene<br />

ien Raedet niet / wed ick hu om twee placken<br />

inde byter peyns ick of te gods Int groene<br />

15 Neen / twas tot milde martyne te doene<br />

die hadde een taerte inde zunne ghebacken<br />

Iae veyntIen hoe Cunt ghy my zoo verlacken<br />

Beyt / en in huer herte spien ick eens Croone<br />

en moest ick alsdoe bot huut Roelken packen<br />

20 tian dan es niet zoetiens / noch oock niet schoone<br />

hoe ghaf ze ie dan <strong>van</strong>der taerte in persoone<br />

maer wat ghy vraeght buter schieloose maerte<br />

Kir iaese doch eerre / dat icx huer loone<br />

vvel eens zo ghafseme <strong>van</strong>der Taerte<br />

25 Zou ghaf my dranck wel ghestoffeert met poere<br />

zou ghaf my tailioorken morseelwys Becleed<br />

men speelder met thooghe gheluudt vp tschoere<br />

<strong>van</strong>den Ruusteghen tart <strong>van</strong> venus vloere<br />

daer of ghaf ze my een lesse huepsch * en ghereedt<br />

30 zou ghaf my ter deghe doe coud end heet<br />

zou ghaft my al toe al gheliet ick my mal<br />

maer wat zou my meer ghaf / dats ick diet weet<br />

Ia en wat zou my oock te doene Beual<br />

zou ghaf my lavuet lancx dweers en smal<br />

++<br />

maer tian ick en maecter in gheen bezwaerte<br />

en zou ghaf my veel lecx oock / maer bouen al<br />

vvel eens zo ghafzeme Vander taerte<br />

Zou ghaf my een garnaetien oock huter mauwe<br />

5 een ghebacken vischken oock moest ick ontfaen<br />

* Vóór ‘huepsch’ beginkrul <strong>van</strong> een andere letter.<br />

+ Fol. 358 r, r. 14 ‘quaerte’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 357 v<br />

+<br />

A o .1539.<br />

+ 358 r


77<br />

fygheskens huuter vuust ghaf my die vrauwe<br />

ghesuuckerde vlaeykens / oock vp myn trauwe<br />

ende zonder candeel Const ick gheenssins ontstaen<br />

zou ghaf my veel smeerpeerkens zonder vermaen<br />

10 zou ghaf my schoon woorden / ende niet te straf *<br />

doe zeyd ick ick wil in een cloosterken ghaen<br />

doe ghafzeme huut clucht een mandeken draf<br />

oock ghafzeme coel Roosewaeter / niet laf<br />

end om dit Refereyn / maecken / Een quaerte / Chaerte<br />

15 maer al watse my ghaf / ofte niet en ghaf<br />

vvel eens zo ghafzeme <strong>van</strong>der taerte<br />

Prinche<br />

Gheern had icxse oock tsmoorghens var taerte ghegheuen<br />

maer ze was gheten zhads gheten ** een goeden smul<br />

20 wel zeyd ick esser gheen Reste gheBleuen<br />

tian ziet de platteel Riect zes gheten Int leuen<br />

een end Ick hebbens gheten ons Buucxken *** vul<br />

oock hebber of / dat ghyt weit schoon Cadul<br />

veel wyfs gheten kynders gheten ende veel mans<br />

25 maer niet veel paps gheten / elck was te Crul<br />

dit mueghdy gheloouen Rasch ende stappans<br />

bey docht ick <strong>van</strong>der taerte huer ghegheuen ken cans<br />

of ken hadder zelue of ghedaen ghespaerte<br />

dus spytet my eeuwelick / ende nochtans<br />

30 Wel eens zo ghafzeme <strong>van</strong>der taerte<br />

Refereyn Vp verzenderkens dach<br />

Twelck den eersten April te zyne plach /<br />

++ Tsa LichtVoet myn lyfCnaepe fraey ende fier<br />

met beel beraus houd ick myn bruloft schier<br />

dies moet ie den boonacker up ghaen pleyen *<br />

Eerst wil ick hu zenden naer twestquartier<br />

5 Te Curtrycke zult ghy doen backen Pasteyen<br />

om Conynen moet ghy te dunkercke Reyen<br />

om drynckers te winnocxberghe der naer<br />

in thilleghembusch zult ghy hauwen de meyen<br />

Cappoenen moet ghy coopen te meessene zwaer<br />

10 te moerbeke vyndt ghy goe Room voorwaer<br />

bestiert my dit / ghy zult de bruloft wenden<br />

wel meester ghy zeght wel / maer daers een maer<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

* ‘Laf’ doorgehaald, ‘straf’ erna geschreven.<br />

** ‘gheten’: ‘n’ over ‘t’.<br />

*** ‘Buucxken’: ‘B’ over ‘v’.<br />

+ Fol. 358 v, r. 5-10, 15-22, 28 (namen), 31 ‘hekelaers ... Ofstaede’, 32 ‘vuerne’, 33<br />

‘drooghaerts’ onderstreept.<br />

* ‘scheyen’ doorgehaald, ‘pleyen’ erna geschreven.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 358 v


78<br />

Neen Ick kir ick zond een quack Liefuer waer ick dood<br />

15 Reyst toosthende om mostaert / zou wordter noodt<br />

te dentelghem zult ghy de PapEters spreken<br />

bezoorght oock zout <strong>van</strong> biervliet in een sluussche boot<br />

laet my musselkens <strong>van</strong> Brugheers oock niet ghebreken<br />

noch blanckebergsche gheernaert Voor een paer weken<br />

20 brynght peperlooc <strong>van</strong> eecloo dat de bruud wel mach<br />

bespreict te Coolkercke waermoes Rasch onbezweken<br />

Raepen vyndt ghy in brabandt zoot voortyds plach<br />

// tian meester ick waen ick noyndt tsghelycx en zach<br />

end hier gheseyt / eer ick wil wech belenden<br />

25 met dat iuiste nv es verzenderkens dach<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

Voorvvaer / neen Ick lichtvoet houd dat in pachte<br />

meent ghy dat ick de lueghenaers <strong>van</strong> ardenburch slachte<br />

neen ick niet Twaere emmers quaelick ghedaen<br />

30 Dus hoort noch tmynder bruloft by daeghe by nachte<br />

en vvil ick hekelaers <strong>van</strong> Ofstaede ontfaen<br />

Laet de slaepers <strong>van</strong> vuerne / oock an deen zyde staen<br />

noodt oock gheen drooghaerts <strong>van</strong> Werueke Niet<br />

Tuusschers <strong>van</strong> theemseke Laet die voor by ghaen<br />

++<br />

oock de platte ghezellen <strong>van</strong> sledynghen ziet<br />

Douermoedeghe <strong>van</strong> Ronsse ooc voor by schiet<br />

zultie lichtvoet / en Casselsche vechtende Benden<br />

maer meester / in al wat ghy my te doene ghebiedt<br />

5 Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

Prinche<br />

Kir LichtVoet trect duere / ghewillich wilt schoyen<br />

te meenen daer zult ghy gheloyden Cnol poyen<br />

en <strong>van</strong> danen zult ie Reyen dit moet ie weten<br />

10 dat de kynders <strong>van</strong> ypre tghars commen stroyen<br />

de blootvrauwen Vyndt ghy in tstoue ghezeten<br />

Daryncbarners <strong>van</strong>den vryen / Bidt die int vermeten<br />

gheen grootsprekers <strong>van</strong> thoroudt ofze maecten gheschil<br />

de Reppelmondsche tholnaers / zeght vry myn secreten<br />

15 om tsbrulofts thol ontfanghen / elck als hy wil<br />

tian meester doet dat zelue / v<strong>van</strong>t zonder Bril<br />

zaegh ick niet / hoe ick dit last zou vulhenden *<br />

dat meer es / Tes nv deersten dach <strong>van</strong> April<br />

Ick vreese tian dat ghy my wilt verzenden<br />

+ Fol. 359 r, r. 1 ‘sledynghen’, 2 ‘Douermoedeghe ... Ronsse’, 3 ‘Casselsche’, 8 ‘meenen’, 10<br />

‘kynders ... ypre’, 12 ‘Daryncbarners’, 13 ‘thoroudt’ onderstreept.<br />

* ‘vulhenden’: ‘l’ over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 359 r


79<br />

Refereyn<br />

Zulck dronckaert clynckende Bachus Belleken<br />

Doet <strong>van</strong>den vraukens gheerne een Relleken /<br />

Een Vprecht man Wiens zaecke niet qualick staet<br />

die mach een vrauwe blydelick behaeghen<br />

25 een man daer de vrauwe goet payment of ontfaet<br />

en goet onderstandt doet int middelbaer claeghen<br />

een man die niet gheerne <strong>van</strong> huus zou draeghen<br />

datmen thuus wel besicht tot alder stondt<br />

een blyde man zonder drouftroosteghe plaeghen<br />

30 Clouck werckman vpder amoureusheden grondt /<br />

+<br />

aldusdanich een vulmaect man int lyf ghezondt<br />

mach een vrauwe wel verblyden dats claer en waer<br />

eenne man ter tycke goet zeeus goet Rondt<br />

en inder vrauwen taswerck zynde een vreimt haer<br />

5 hier me verblydmen al een vrauwe / dat ken ick maer<br />

meest machmense verblyden / om druck te bedwynghene<br />

Met inde middelmaete wel thuus te Brynghene<br />

Tcloucboerdelick Rellen <strong>van</strong> Inghaende zaecken<br />

een vrauwe verweet tot verblyden Voort<br />

10 <strong>van</strong> eennen man huepsch en calaensch ter spraecken<br />

iae en <strong>van</strong> wien zou gheerne zeer dicwils hoort<br />

eenne man ghetrauwe zynde in werck ende woordt<br />

een schoone man / een gente man / een smul <strong>van</strong> een man<br />

een man die de voorme zoo can houden Accoord<br />

15 dat hy knechtkens met ghecrueckelt haerken maken Can<br />

een Ruters man / ende noyndt inder vrauwen Ban<br />

een man fraey gheschoeyt vpder steentarders leest<br />

een Liefuin en gheen slutsin int voorghespan<br />

dusdaneghe verblyden al der vrauwen gheest<br />

20 maer een vrauwe dynct my machmen verblyden meest<br />

al pynder om yemandt huut tvel te sprynghene<br />

Met inde middelmaete wel thuus te brynghene<br />

Dat een man Eene vrauwe amoureuselick pryst<br />

als moncke schoone prosse Myn Care myn Minne<br />

25 tzyn causen dat in huer verblydynghe Ryst<br />

datse stept auantgaerdich als een Leeuwinne<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 359 v


80<br />

en dat zulck een man <strong>van</strong> huer gheen floers en spinne<br />

noch datse frisch ghecleedt ghaet doet gheen quellaigen<br />

maer dat hy zelue verblydt met herte met zinne<br />

30 in haer nieuwe ghefatsoende habituaidgen<br />

de Cuecken wel voorziende voor ander passaigen<br />

<strong>van</strong> vleessche <strong>van</strong> smoutte ende <strong>van</strong> goet Nat<br />

twelthuusbrynghen verblydt der vrauwen Couraidgen<br />

in huer blende schuetel hebben zy gheerne wat /<br />

++<br />

v<strong>van</strong>t huerlyen hertken es begheerlick / dies dynct my dat /<br />

men vraukens meest verblydt / zonder veel te dynghene<br />

Met inde middel maete wel thuus te brynghene<br />

Prinche<br />

5 Dus verblydtmen meest een vrauwe zin ende moet<br />

Ia daert in deser maeten dus mildelick gheschiet<br />

v<strong>van</strong>t de middelmaete Es tallen spele goet<br />

dats touervloedich / maer doch veel te Lettel Niet<br />

dies inde middelmaete huwe ionsticheyt Biedt<br />

10 voorziet den vrauwen zoo / <strong>van</strong> * dies huer behouft<br />

v<strong>van</strong>t wat Blydschap zou hoort ofte ziet<br />

inde middelmaete zoo es zou blydst ghetouft<br />

al zaete zou zwaermoedich inwendich Bedrouft<br />

Touf inde middelmaete Cant meestdeel ghenesen<br />

15 ende daert dus gheschiet / heb ick dicwils gheprouft<br />

daer zal een gheel huus vul verblydynghe wesen<br />

dus concludeir ick noch ter causen <strong>van</strong> desen<br />

dat huer tmeeste verblyden staet te ghehynghene<br />

Met inde middelmaete wel thuus te brynghene<br />

Refereyn<br />

Dronckaerts in haerlieder prologhen meest<br />

Maecken <strong>van</strong> drynckene ghulsich tempeest +<br />

Wel packebier hoe staet met huwen Bedryfue<br />

en hebt ghy noch tinbyt niet Binden lyfue<br />

25 zegt weit ghy niet hoe de waghebaert smaect<br />

wa ghildeken / al <strong>van</strong>de clocke vyfue<br />

twaelf pyntiens die heb ick voor tvat ghecraect<br />

myn Lipkens die heb ick Rechts nat ghemaect<br />

in alsulcke pottaidge bestier ick myn schat<br />

30 maer / brast ghy nemmermeer / wa tfy / diet spraect /<br />

+ Fol. 360 r, r. 20 en nota in margine onderstreept.<br />

* ‘<strong>van</strong>’: ‘v’ over andere letter (a?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 360 r<br />

+<br />

Nota .1. cleen manneken te<br />

brugghe zoo ghenaemt<br />

tbecken clynckende <strong>van</strong>den<br />

verloren goederen achter<br />

tstraete Twelcke zeere<br />

dranck/Want als .7. zo achte<br />

pynten biers vp een corstken<br />

broods int lyf hadde/ zeyde<br />

alsdoe maer zyn tanden<br />

ghespoelt thebbene/


81<br />

+ oyndt heb Ick den brauwer te lief ghehadt<br />

Comt ghaenwe dan mede / noch weet ick wat<br />

<strong>van</strong> een cantkin maertsbier / weist myns gheriefuere<br />

<strong>van</strong> een Cantien zechtie / neen ghildeken * / Tnat<br />

5 <strong>van</strong> een vul vat dat had ick Liefuere<br />

VVats <strong>van</strong> een Cantien vul twee musselschelpen<br />

niet voor een vul vat knecht / dat mach helpen<br />

daer vloeyen de druepels in hueren fluer<br />

een cantien en zoude myn drooghte niet stelpen<br />

10 hoe creghe myn hertkin dan eenigh savuer<br />

maer packebier / theeft der balsemen ghuer<br />

ghaenwe doch omme doen ghaen den Bekere<br />

ken mach certeyn / Tes mueghelick al zuer<br />

ten es dat wed ick om eennen Clekere<br />

15 of hebt ghyr gheen zin toe / Neen ick pupstekere<br />

waeromme / tian tzou my zyn een griefuere<br />

want ghildeken Bier te drynckene zekere<br />

<strong>van</strong> een vul vat dat had ick Liefuere<br />

Iawel eerre Minne. BoI. moetie bedrouuen<br />

20 du bist een vry wyf En quaelick om touuen<br />

ghaenwe de man dan verbarnen zyn houtien<br />

tot Ioorkens <strong>van</strong> vyfuen den Iuecksteert prouuen<br />

hu daeghen en dronct ghy gheloyder moutien<br />

Bruun als een beyere Puer weresmoutien<br />

25 gheen betere / omme stoppen de motteghaeten<br />

maer essere een vul vat / kir welck een Coutien<br />

maer ghistere en wast metter Iueght ontlaeten **<br />

zo en eist niet vul dan / neent huuter maeten<br />

bey zal ict ie moeten wesen een Briefuere<br />

30 neen bier (Bouen bier huut ontghunnen vaeten<br />

<strong>van</strong> een vul vat dat had ick Liefuere<br />

Prinche<br />

Zo en vveet ick hu dan gheenen beteren Raedt<br />

dan packebier hebt ie wel Bucht dat ie ghaet /<br />

+<br />

in Blanckeberghe fraey spoelen hu Craeghe<br />

daer vynd ghy een vul vat / hu toeverlaet<br />

zoo hoord ick een wynRouper Roupen <strong>van</strong> daeghe<br />

* Oorspronkelijk ‘tghildeken’; ‘t’ geschrapt.<br />

** Oorspronkelijk ‘verlaeten’; ‘ver’ doorgehaald en ‘ont’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 360 v<br />

+ 361 r


82<br />

ende gheerne word ick <strong>van</strong> huwen ghelaeghe<br />

5 met dat ghy zo vroylick een Canneken velt<br />

Neen ghildeken ick hebbe een drooghe maeghe<br />

dies heb ick gheerne veel nats voor tghelt<br />

twy ghy dan altoos <strong>van</strong> een vul vat Relt<br />

// god ghedyncke de ziele <strong>van</strong> Paes de cliefuere<br />

10 al hadmen <strong>van</strong> Cantiens dranck vooren ghestelt<br />

<strong>van</strong> een vul vat hadhy oock Liefuere<br />

Refereyn<br />

Dronckaerts omme dicwils doen wrynghen de Craenen<br />

<strong>van</strong> Bier ofte Wyn<br />

in alle feesten zy yeghelick vermaenen<br />

Tot zy drynckende zyn<br />

Spyts alle den Nymphen goddinnen en goden<br />

goede ghenouchte en es niet verboden<br />

in tsleuens iuecht<br />

20 goe theerCost ghebraeden ofte oock ghezoden<br />

bestroyt * huut poer de duucx Custoden<br />

den gheest verhueght<br />

ende daer vp eenen goeden zwalp wyns ghetueght<br />

het schimmel can die huuter maeghe weeren<br />

25 doch alle goe poyknechten / By ionstegher duecht<br />

zoot ghy vermueght // wilt blydelick theeren<br />

dats tsbrudecoms begheeren<br />

benyders deyns en vreckaerts die ghenouchte deeren<br />

ende vroylicheyt berespen <strong>van</strong> oudt ende ionck<br />

30 Schafter niet vp / maer om zwaericheyt weeren<br />

+<br />

in hu voortstel<br />

fraeye Bachus disciplen / drynct een vroylicken dronck<br />

De Bruudt en de brucomme ionnent hu wel<br />

Correghe vileynnen wien oyndt Mespasten<br />

5 daer waeren vergaedert Rechtzinneghe ghasten<br />

sterck ende styf<br />

ypocriten die eeuwelick willen doen vasten<br />

schuut die alst pas gheift / vvilt tlichaem ballasten<br />

en voedet tlyf<br />

10 smeert clouckelick den borst vry zonder ghekyf<br />

elck snyde een vinne in smaecx ghedueren<br />

wech <strong>van</strong> hier rabeeuwers / met hu tonghe ghedryf<br />

om vroylick beclyf // vvilt gheenssins Trueren<br />

* Oorspronkelijk ‘bestroeyt’; tweede ‘e’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 361 v


83<br />

maer tdeser hueren<br />

15 elck anderen een droncxken wilt toesavueren<br />

Iont der goddinne Venus dan eennen lonck<br />

Laet vaeren beroerte twist ende Rancueren<br />

zulcdaenich ghequel<br />

fraye Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck<br />

20 De Bruudt en de Brucomme ionnent hu wel<br />

Snyder ende schyncker doch een goe mockaey snydt<br />

/ Esser yemandt nuchter / maect dat hy inbyt<br />

vvilt dyns ghedyncken<br />

tes hueghelick te brassene met Apetyt<br />

25 vp dat hier den brucom gheen durst en Lydt<br />

Schyncker wilt hem schyncken<br />

den Rynsschen claeren baey can hy wel dryncken<br />

wel vaer hy die tgoed ghebruuct in zyn leuen<br />

Laet smullen laet busen dat dooghen pyncken<br />

30 tcanneClyncken // es <strong>van</strong> Bachus verheuen<br />

Laet boeren weuen<br />

vvilt gheene zwaermoedicheyt plaetse gheuen<br />

licht vroylick den beker met eennen zwonck /<br />

+<br />

al zouder al onse benyders omme beuen<br />

valtse stoutlick Rebel<br />

fraey Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck<br />

De Bruud en de brucomme ionnent hu wel<br />

5 Princesse<br />

Vrau bruudt weert Melancolie<br />

stelt hope in deerre <strong>van</strong> huwer Partie<br />

Clouckmoedich staet<br />

handelt niet watter <strong>van</strong> benyders gheschie<br />

10 drynct vry een clauerblaeyken / weert fantasie<br />

en den durst verslaet<br />

Tspyts elcken die tcouverlick brassen versmaet<br />

end huut vinnicheyt boomkens meest tellen ghaen<br />

spys en dranck es voor den mensschen / voorwaer ten baet<br />

15 een chierken iaet // mach zomtyds wel wesen ghedaen<br />

doch brudecomme zaen<br />

en wilt ghy te couuerlick gheen dranck ontfaen<br />

maer maetelick verlucht den beschimmelden Ponck<br />

fraey fraey Laet gheen cannen doch ydel staen<br />

20 ghiet wyn int vel<br />

fraey Bachus disciplen drynct een vroylicken dronck /<br />

De Bruudt en de Brucomme ionnent hu wel<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 362 r


84<br />

Refereyn<br />

Dronckaerts Dursteghe lauekelen<br />

Brandich heet<br />

Gheennen dranck macher vervelen<br />

Tot datmer scheed /<br />

Huut crachte <strong>van</strong> vrau ghybens buersesnoer<br />

nv gracieux zynde hueren Onderzaeten<br />

30 Tzy flockemont drimmer eilman of Boer<br />

+<br />

oock alle wulpssche danssers vp Venus vloer<br />

doe ick gratie dat zy oyndt <strong>van</strong> huer verghaeten<br />

en milde zots gheuende tvolck garnaeten<br />

veel BanckeRompaeden in tyds bedocht<br />

5 Drynckers by ghehycte pynten en maeten<br />

oude dasaerts metter mudse gheCnocht<br />

slockPensse / meest <strong>van</strong> hu zeluen bezocht<br />

doe ick gracie / dat ghy metten ban ontstaet<br />

huut vlaendren / maer of ghy durst cryghen mocht<br />

10 Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet /<br />

VVachters <strong>van</strong> gheheele ofte alfue Cannen<br />

ende niet en paeyen huerlieder wederpartie<br />

doe ick gratie datmense niet en zal Bannen<br />

maer by tusschenspraecke <strong>van</strong> dronckabel Mannen<br />

15 zullen ontstaen mids poyende Pottekens drie<br />

voorts alle de ghuene / en de zelue wie<br />

ghecloostert gheCapt es / ghecryghe terstondt<br />

naer eten / gracie <strong>van</strong> vastene / en die<br />

zelue gracie / gheef ick oock Drooghemondt<br />

20 end als ghy wel brassen mueght / tlyf tzyne ghezondt<br />

dies moet ghy my haelen myn toeverlaet<br />

maer oft ghy onder weghe gheen herberghe vondt<br />

Drynct eens naer gratie / eer dat ghy ghaet<br />

Ionghe meyskens huuthusich huutketsende vlugghe<br />

25 doe ick gracie voor alsulcdaenich mesbruuck *<br />

<strong>van</strong> niet ghecastyt tzyne ouer Rugghe<br />

behoudens datmense hier zynde te Brugghe<br />

met adams Roe goyen zal styf vp den buuck<br />

oock ion ick hu gratie droncke Luuck<br />

30 dat ghy langhe dicke tueghen noch ouergaept<br />

dies ** beveel ick vp tbeclemmen <strong>van</strong>den Ruwen struuck<br />

dat ghy noch eer Avendt int Riemken slaept<br />

ghy tafelvrienden die den cost fletsich Raept ***<br />

* Oorspronkelijk ‘mesbruucken’; ‘en’ geschrapt.<br />

** ‘dies’: ‘d’ over een eerste, kleinere ‘d’.<br />

*** ‘Raept’: ‘a’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 362 v


85<br />

+ alst tydt om ghaen es doet doch mynen Raedt<br />

end vp dat ghij gracelick pardoen betraept<br />

Drynct eens naer gratie Eer dat ghij ghaet<br />

Princhelicke<br />

5 Ruters die straffe busschen verkiest<br />

daer in ouerdaet doende foortse ende Cracht<br />

dat ghij by dien middele thooft niet en verliest<br />

doe ick grade warachtich / ia wordet beniest<br />

behoudens tian dat ghys hu voort an wacht<br />

10 en zo wie meest vulle backen acht<br />

vroylick huutdrynckende als Bachus maet<br />

waer ghy ter maeltydt zyt dach ende nacht<br />

Drynct eens naer gratie / Eer dat ghij ghaet /<br />

Aucteur<br />

15 Beuuez du vin si le vous plaist<br />

serez dehetz // En Vostre ingin<br />

Beuuez en hardiment vng bon traict<br />

cest mon souhaict // A toutte fin<br />

Responce<br />

20 Certes ie ne boy pas du vin<br />

sil ne me soit Certiffie naturel<br />

dont de la cereuoise / soir et matin<br />

ie me contente Sans vng vin tel<br />

[Dronckaerts vpden bierbanck zittende daer]<br />

Dronckaerts vpden bierbanck zittende daer<br />

25 huut Rommelen zomtyds Al clappende waer<br />

Refereyn<br />

Datmen een man met dobbel woorden beschaemt<br />

of datmen hem anders heet dan zoot betaemt<br />

Als zweper ghuut vetzack / blaeubeck en luere<br />

+<br />

of datmen de zulcke hatecousse naemt<br />

snosse dueghniet Clunten coelpap of sluere<br />

ian tartzochte melckmule <strong>van</strong> Iabbens partuere<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 363 r<br />

+ 363 v


86<br />

sloery tryse of platteellecker int Cot<br />

5 schoelie baetzouckere <strong>van</strong> duere te duere<br />

stamer Catte griele bottecroes zwatelpot<br />

Esele hannin schudde Bouue / en groot zot<br />

glorieux verwaent gheerne zynde ghepresen<br />

vlasteue of loetecaey / zo helpe my god<br />

10 Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

Datmen vele belooft ende lettel vulcomt<br />

dat hem een <strong>van</strong> anders wercken beRomt<br />

en Remoeren en balghen wil Tallen tyden<br />

datmen vp sober knechten te groot last somt<br />

15 en datmense schict ande maegherste zyden<br />

dat zommeghe zo gheerne tbucxken Ryden<br />

en ghelagh doen betaelen / een die maer comt ghaende<br />

of gheesten doende zwaermoedeghe verblyden<br />

datmense beghect en veel schimps zyn ontfaende<br />

20 ende datmen eennen man zijnen Cop es ofslaende<br />

met dat hy Roupt heer ontfaermt myns te desen<br />

ofte eennen man gheesselt styf ghebonden staende<br />

Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

Den Hond te vloyene Tcabaes te draeghene<br />

25 en de Leuer te slickene zonder zout<br />

Coram nobis eennen man te plaeghene<br />

Om * ander lyen schult een menssche te daeghene<br />

by mannen <strong>van</strong> machte ontschaemel en stout<br />

eennen banck te brekene Tzy steen ofte hout<br />

30 den buck te doen vystene groot <strong>van</strong> stancke<br />

het fovynken te maeckene menichfout<br />

vp tduumken te spelene / wien vallet te ** dancke<br />

baetzouckers Reghelaers vervult met drancke<br />

die vp haer poorterschip ghaen gheResen<br />

++<br />

maect driendertich myten een Ruters blancke<br />

Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

Prinche<br />

PoortWachter tzyne de lieden wroughende<br />

5 <strong>van</strong> tbuten dryncken ende nemende Tnat<br />

vvit schepen tzyne den heere ghenoughende<br />

Tvolck accuserende dat hem es voughende<br />

int vechten / die schryft hy int quaetste blat<br />

* ‘Om’: ‘O’ over ‘ee’.<br />

** ‘te’: ‘t’ over ‘d’.<br />

+ Fol. 364 r, r. 17-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 364 r


87<br />

den hondslaegher hem dyncke hy es oock wat<br />

10 den beersteker / dat es een werckman bevonden<br />

den mueraere en houd ick voor dit noch voor dat<br />

belyters en ghyleghen gheveynst bewonden<br />

een wyf die langhe heeft gheloopen voor dhonden<br />

wel Connende schieten met Lueghen pesen<br />

15 die een man tuutkens stelt tallen stonden<br />

Al datte en dynct my gheen abelheyt wesen<br />

[Dronckaerts met menich Rootroengich faes]<br />

Dronckaerts met menich Rootroengich faes<br />

vry * drynckende gheen Carperkeyte<br />

slaen altemets huut een vreimdt gheRaes<br />

20 daer tnat ten monde ter nuersen huutspeyte<br />

Refereyn<br />

Ghebuer tmynent wandelt al te vreimt een ghedrulte<br />

ende tes een Cabouterken zoo zeght myn wyf<br />

theeft vooren achter en ter zyden een Bulte<br />

25 tschynt proffytelick en schimpich es zyn bedryf<br />

tbrochte eens tmynent eennen zack vp tdlyf<br />

die was ghelaeden al vul goudin Reaelen<br />

om schults wille had ick noyndt zichtent ghekyf<br />

want tghynck zelue alomme voor my betaelen<br />

+<br />

tian ghebuerken dats goet macht hu niet faelen<br />

neent trauwen / dat weet ick wel want dits zyn woord<br />

als hu ghelt huut es ick zal nieuwe haelen<br />

brast stout en vruechdelick Leift onghestoort<br />

5 <strong>van</strong> zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort<br />

Zomtyds mueghen wy quaelick secretelick clappen<br />

al hyngher lyf an tzoud elcken vertellen<br />

en myn wyf die waende laetst bier ghaen tappen<br />

de thonne was ghevult met ghebraen appelschellen<br />

10 oock ghynck zou eens twee hennen te vettene stellen<br />

tmaectter vp een nacht of Cabuus colen groot<br />

nv anderdaeghs hynghet veel handthauen <strong>van</strong> Bellen<br />

voor myn duere diet met twyntich sloten sloot<br />

tmaecte my eens twee zwarte schaepen Roodt<br />

15 <strong>van</strong> spyte dat ick hadde zyn weytien vermoort<br />

eist waer oock ghebuerken / tian iaet vp myn doodt<br />

dies weet ick wel / dat naer zulck een Accoord<br />

<strong>van</strong> zulck een cabouterken was noyndt ghehoort<br />

* ‘vry’: ‘y’ over ‘o’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 364 v


88<br />

Doe Vp eennen tydt zo ghynck ick huut Eten<br />

20 thuus commende fyn goudin <strong>van</strong>d ick potten en Cannen<br />

kethelen standen en Cupen vul ghelts ghemeten<br />

al myn cameren met zydin lakene bespannen<br />

Cuere <strong>van</strong> spyse was binder beloke ghebannen<br />

gheen weildegher veyntIen dan Ick in tlandt<br />

25 theeft zovele ghedaen ande notable Mannen<br />

dat ick heere bem gheworden <strong>van</strong> Breskinszandt<br />

elck stof dat wordt tmynent eennen Dyamant<br />

ende wat ick begheere ick ghecryght Rechtevoort<br />

tian ghebuerken zo zweer ick vp mynen tant<br />

30 dat waer ick noyndt wandelde zuudt ofte Noordt<br />

<strong>van</strong> zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort<br />

Prinche<br />

Myn vvyf liet eens tsnachts huer cleeren te bleeckene<br />

+<br />

ende tsmoorghens meende zou metten daeghe<br />

die omme te spoelene vp te Reeckene<br />

thadde baenst ghemaect <strong>van</strong> de meeste laeghe<br />

Papier <strong>van</strong>der Reste ick weynschtet de plaeghe<br />

5 doe keeck ick oft yeuwers mocht Ligghen in mute<br />

iaet inde beghietschuetel bachter haeghe<br />

zat het besich om tofstellen <strong>van</strong>der grute<br />

pact hu <strong>van</strong> hier Riept * / eer ick hu Clute<br />

maer met crucen heb icker my ieghens gheschoort<br />

10 dit ziende zo vlooght teenen clyncgate hute<br />

ende zichtent zwam aermoede An myn boort<br />

Van zulck een Cabouterken was noyndt ghehoort /<br />

NachtDronckaerts<br />

De ghuene die gheerne Roeren de biersnaere<br />

15 vvaerme ghezeten vast in een vierschaere<br />

gheef ick dit Refereynken te Lesene<br />

Huut Recreatien ick gheen papier // spaere<br />

tware my leed ick een spaerich ghier // waere<br />

de ghespannen boghe / dient zomtyds tontpesene<br />

Refereyn<br />

In tlyf. en had ick noyndt vreese noch gru<br />

als ick mochte slampampen ten vullen brasse<br />

zo en doe ick oock noch ten tyde <strong>van</strong> nv<br />

ken maecke nieuwers werck of ick spint al te vlasse<br />

25 een moeseken etic theet waeterCasse<br />

* ‘Riept’: ‘R’ over ‘C’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 365 r


89<br />

dat can dus vercoelen myn gruwelick bloedt<br />

maer als daderen vul zyn / en tbuucxken te passe<br />

dat bancken voor lieden zyn <strong>van</strong> my ghegroet<br />

dan gruut my tian voor alsulcdaenich ghemoet /<br />

+<br />

zo dat ontloopt myn grouf vrine zaen<br />

en Iuiste Alst ghebuert dat den dranck my dit doet<br />

Dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />

Van quaetheden dan myn wyfs voorhooft fronst<br />

5 als zou my dus ziet commen zo dronckich beghaet<br />

ze knuetert ze Roupt zou thiert en zou Ronst<br />

met woorden fel word ick <strong>van</strong> huer verslonst<br />

ende wisselt my zonder payement een ducaet<br />

eist datse tsint Ians ten hoofde dan ghaet<br />

10 vuustpardoen deeltse my vp dat saeysoen<br />

dat ghebuert my iaerlicx meer dan eens Iaet<br />

maer lacen wat zoud icker omme doen<br />

Ick verdraeght als eennen onnooselen floen<br />

en ghaet ofspoelen metten edelen Rynsschen traen<br />

15 maer ghae ick Int scheeden niet Recht in myn schoen<br />

Dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />

Waerom eist dan dat Ick dus gru ghedooghe<br />

mochte yemandt vraeghen ter goeder trauwen<br />

VVaeromme / Myn wyf byndt my te tooghe<br />

20 vp een cussen voor duere in een zethel hooghe<br />

dat elck mynen droncken staet mach anschauwen<br />

dan heb ick tmynent overe veel veynstercauwen<br />

die begaepen my Lydende dursteghe weeden<br />

dies grypen my zomtyds By beede myn mauwen<br />

25 ende ghaen my weder naer der taveerne leeden<br />

dan ghaen wys <strong>van</strong> deighs om drynckene Reeden<br />

maer peyns ick dat de stock achter duere zal staen<br />

Ieghens dat ick thuus comme / als ick dan moet scheeden<br />

dan gruwet my tseghen thuusewaert ghaen<br />

30 Prinche<br />

Dese knechten die zitten my vp en vullen<br />

++<br />

by derdedeelen oortiens ende alfue bieren<br />

en te wylen zy dapperlick brassen en smullen<br />

wackerlick boes ick dan bachus Ampullen<br />

+ Fol. 366 r, r. 24-26 en datum in margine onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 365 v<br />

+ 366 r


90<br />

om thuus ghaen en peyns Ick in gheender manieren<br />

5 dan ghae ick ter eeren den keysere vieren<br />

dat ick vooren ter zyden end achtere bluese<br />

dan zittense myn hooft zo duts en tieren<br />

dat ick averecht bynaest myn spyse luese<br />

ghevoel ick dan thebbene een langhe Nuese<br />

10 om thusewaert ghaen / doe ick dan gheen vermaen<br />

v<strong>van</strong>t als ick dus hebbe ghezien de Ruese<br />

Dan gruwet my tseghen thusewaert ghaen /<br />

Aucteur<br />

Dronckaerts omme den tydt ouerbrynghen<br />

15 Tlyf zynde ghevoed<br />

Altemets met dischCant een Liedeken zynghen<br />

<strong>van</strong> vreimder dynghen // Alf zot alf vroed<br />

dies ion ick hemlieden thuerlieder spoet<br />

een Liedeken omme den gheest verlichten<br />

20 twelck ick eens / <strong>van</strong> ardenburch commende te voet<br />

ghaende met een melckeghe / inwendich conste dichten<br />

Liedeken<br />

Vpden Voys <strong>van</strong>den stoorm <strong>van</strong> Munster // Ofte<br />

<strong>van</strong> meester ian <strong>van</strong> poucke<br />

Die den voys ghemist / dat hyse zoucke<br />

Binnen droncke tenuers zanghBoucke +<br />

O hooghste god die de liefde zyt<br />

die alle mestrooste verblydt<br />

In benautheyt ghezeten<br />

30 Liefde des naesten te deser tydt<br />

Die / es nv gheel vergheten /<br />

+ Liefde tot god light onder de voet<br />

Twelcke Symonie meest doet<br />

en onder tschyn int vervulen<br />

<strong>van</strong> helicheden gheveynst ghemoet<br />

5 vele boosheden schulen<br />

Liefde ten naesten Inde noodt<br />

es vaeryncx gheel ter weerelt doodt<br />

wouckerye es verheuen<br />

tword poorters neerynghe zulck exploot<br />

10 Daer veel eensdaeghs by leuen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

.Anno. .1557.<br />

+ 366 v


Nyemandt vp gods gheboden acht<br />

vpRecht ghelooue light vercracht<br />

zulck wil ons twoord gods weeren<br />

de schaepen worden verkutst verpacht<br />

15 meest omme twulle scheeren<br />

De machteghe <strong>van</strong> goede meest<br />

zyn <strong>van</strong>den aermen nv bevreest<br />

zy en mueghense niet anschauwen<br />

tvleesch verwint ieghens den gheest *<br />

20 Ouer mans ende vrauwen<br />

Zulck die gheveynsdelick sluumt<br />

den vleeschpot <strong>van</strong> Egypten schuumt<br />

ghemackelick byden viere<br />

Leckerlick leuen zyn zy ghecostuumt<br />

25 Minst zoorght die maect de beste chiere<br />

Der aermen Roup nyemandt Anhoort<br />

tdeen Ryck es Ieghens dander ghestoort<br />

tweedrachten Multiplieren<br />

Roouen brandschatten diefte moort<br />

30 ziet men noch daghelicx hanthieren<br />

Met graen verkutsen zommich sneeft<br />

end al daer de menssche by leeft<br />

verdierst in allen landen<br />

nyemandt tghemeente hulpe gheeft<br />

35 Ten heeft ghelt Brood noch panden /<br />

+ Zulck ydel buuckx en drooghen Mondt *<br />

wordt <strong>van</strong> ghebreken onghezondt<br />

dies zy naer tghasthuus Loopen<br />

Tesser al wech datter wel stondt<br />

5 Daers niet meer om vercoopen<br />

Al vvilden zy brood vvinnen ziet<br />

de neerynghe en esser Niet<br />

wat zullen de schaemel maecken<br />

mans wyfs en kynderen Lyden verdriet<br />

10 met verhongherde Caecken<br />

Coopmanscepe heeft cleen bestier<br />

elck wil nv worden een Rentier<br />

om ghemaclick leuen leeden<br />

daer vlieght zo meneghen ghulseghen ghier<br />

15 Binnen de weerelts Breeden<br />

* Vóór ‘gheest’ is ‘vleesch’ doorgehaald.<br />

* Vóór ‘Mondt’ is ‘b ... d’ doorgehaald.<br />

91<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 367 r


Nietmin hoet met de zulcke ghaet<br />

elck die zal kennen zijnen staet<br />

met dat hy heeft zyn tevreden<br />

gheestelick weerlick tdoolt al Iaet<br />

20 als thooft zieck es Trueren de Leden<br />

Princhelick god almachtich meest<br />

wien hemel eerde / end helle vreest<br />

de duusterheyt wilt verlichten<br />

zendt in ons Regierders vpRechten gheest<br />

25 Dat persecutie mach zwichten<br />

Dit ** liedeken ghemaect heeft hy<br />

die gheerne Christo waeren by<br />

verlost <strong>van</strong> tsvleeschs Lichaeme<br />

ontbonden / zo mocht hy wesen vry<br />

30 Duer zyn helighen Naeme<br />

Aucteur<br />

+<br />

92<br />

Keermeszouckers slampampers bekende<br />

huerer volght hier naer de legende /<br />

Vanden Landskeermessen<br />

Der landskeermessen Regiment<br />

In dies hier naervolght Totten hendt<br />

mueght ghy by goeder moeten lesen<br />

5 Ick ionnet hu voor een testament<br />

Maer wacht hu / ende <strong>van</strong> dryncken spent<br />

ofte cryght weedom der plaetsen omtrent<br />

daer men tcoeyken den hamer vpzendt<br />

die der best poyt wordtter ghepresen<br />

10 maer hoet mach wesen // drynct datie light<br />

Tbuucxken word zwaer / maer tbuerseken Licht /<br />

Balade<br />

Wel.hem. die wat gheluckich es gheboren<br />

den cost wordt zommeghe zuer ghewonnen<br />

15 Tes aerm landt daer vriendschap gheel es verloren<br />

naer staet zal vriendt eens vriendschap ionnen<br />

die niet en hebben ofte niet en Connen<br />

zullen volghen zoo de zulcke pleghen<br />

** ‘Dit’ verbeterd uit ‘De’ in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

367 v


93<br />

waer men comt onder tschyn der zonnen<br />

20 vergaederynghen vyndtmen in allen weghen<br />

naer dat prochien dorpen zyn gheleghen<br />

mids keermessen omghanck zoo mach den worp // zyn<br />

comt tlandsvolck deen den anderen tseghen<br />

Daer gheen keermes es / moet een aerm dorp // zyn<br />

25 Met dat de landslieden zelden verzaemen<br />

tbier int hooft Loopt buter Reghele<br />

ter keermesse durfuen zy dat niet schaemen<br />

oortiens alfbieren drynctmer zonder peghele<br />

dickwils blycket an de gheluwe zeghele<br />

30 die daer deene laet ende dander medraeght<br />

kyck inde Canne dats daer de speghele<br />

+<br />

ick brynght hu ick wachts wordtter meest ghewaeght<br />

esser tbier gheloyt tvolck zit onversaeght<br />

ende scheppen vp <strong>van</strong> vryer sticken tdier hueren<br />

zelden zat drynct / tot dat tsmoorghens daeght<br />

5 in landskeermessen zietmen wonder ghebueren<br />

Loopen en Caetsen clossen hubbelen sprynghen<br />

tkeelgat lauen en smetsen met grooten hoopen<br />

pypen en Reyen danssen discoort zynghen<br />

deene den anderen zyn keermesse Coopen<br />

10 Doerendey zietmer pluentien tschortcleed ontcnoopen<br />

ende vryen datse duere noch veynstere zien<br />

zomtyds ghaende verborghen tsaemen loopen<br />

de oogskens bedeckende met hueren knyen<br />

tes wondere watter al mach gheschien<br />

15 nyemandt wordtter ghequetst <strong>van</strong> venus slaeghen<br />

goe keermessen zynt certeynlick by wien<br />

Dat zy tbuucxken Rondt thuusewaerts draeghen<br />

Tes goede maniere voor vrauwen en mannen<br />

voor knechten ende meyskens menegherhande<br />

20 de keermessen clynctmer met ydele Cannen<br />

bezouckende elck ander Te watre te Lande<br />

zulcke haeltter eere / en de zulcke schande<br />

zulcke gheefter Raedt om schermutsen en vechten<br />

zulck esser ontsteken met zulcken Brande<br />

25 willende Venus tuutiens ontvlechten<br />

Ionghe meyskens tropplen naer de groote knechten<br />

daer tloerooghen ouerzendt de missiuekens<br />

tspit zy voor de Cueckene vpRechten<br />

men taster en wroetter naer de Ronde Schyfuekens<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 368 r


94<br />

30 Daer de tafel ghedect staet vul spys en dranck<br />

en vrau slampampeghe daer zit Bereedt<br />

zulck poyknecht becommert hem dan met zangh<br />

ander die verwyt De zulcke zyn Leedt /<br />

+<br />

den meesten Roup esser drynct huut doet bescheed<br />

tes zelden keermesse daer en ghebuert wat<br />

deen es zachtmoedich dander <strong>van</strong> bloede heet<br />

zulck dryncter den buuck vul maer tbuerseken plat<br />

5 Drynct vroylick de brauwer die haect naer tvat<br />

dats den Roup <strong>van</strong> weerdinne en weerdt<br />

zulck loopt hem ter bare moe ende mat<br />

Brassende dan / al waert <strong>van</strong> een peerdt /<br />

Als hannen en leyse dan tsnavents ghaen melcken<br />

10 ende moeten haer beestkens gaede slaen<br />

zo Iocken ende spelen zy daer oock telcken<br />

dat dicwils <strong>van</strong> vele wordt gheerne ghedaen<br />

eer tIaer / zietmer tcuersken pryckende staen<br />

tnuerseken wordt scherp / en tbuucxken Rondt<br />

15 dit comtter of <strong>van</strong> ter keermesse ghaen<br />

thuusewaerts tsnavents inden avendstondt<br />

den ionghe meyskens eist zeere ghezondt<br />

als hannen met leyse doen huer besoengneken<br />

Leyse cryght een vruchtien / een Cussemondt<br />

20 ende hannen cryght een vaderlick troengneken<br />

Deen dorp bezouct dander tzynder keermesse<br />

<strong>van</strong> ouer thien mylen verre ende naer<br />

om zynen vriendt touuen heeft elck begheernesse<br />

milde maertin tooghter hem gheel openbaer<br />

25 Pasteyen Roffoelen ende taerten aldaer<br />

hammen worsten baeckenspeck moetmer oock schauwen<br />

Zulck drynct hem zo dultotich int verghaer<br />

dat hy ieghens zyn vriendt wil een hauken hauwen<br />

zulck doet een coopken diet dicwils berauwen<br />

30 dan maectmer tsanderdaeghs een vuyl paeyseken<br />

zulck laetter cap en cuevel / ende voormauwen<br />

Thuusewaerts danssende int wambaeyseken<br />

Also langhe alsser tkeermesVaentien huutsteict<br />

acht daeghen gheduerende Binder octaue<br />

+<br />

tesser al <strong>van</strong> keermesse datmer spreict<br />

elck verhueghter hoe aerm een slaue<br />

tverghaertter al ziecke ghezonde en ghaue<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 368 v<br />

+ 369 r


zulck worper thuus ter veynster hute<br />

5 ende die daer best zyn keelgat laue<br />

die en esser gheacht vry met gheenen ghute<br />

de Rullepype prysense voor haerpe of lute<br />

Coolkercx danssende Vp dat saeysoen<br />

de coyen verwaeyen zy binder mute<br />

10 Meest liefuer in taveerne dan int sermoen<br />

Vastenavendts Disciplen<br />

95<br />

Deser vyndtmer vele end een groot ghetal<br />

Tydt verliesers in vleeschlicker wellusten<br />

hemlieden Ion ick dies hier naer volghen zal<br />

15 metten ghuenen / die dan gheerne tcanneken Custen<br />

hem zeluen Andoende veel onRusten<br />

Aucteur<br />

An alle Vastenavendt voeders<br />

Luxucrapuleuse studenten<br />

20 humidieuse masele Broeders<br />

metten slampampende adherenten<br />

zulck eens hadde Renten<br />

doende assaulten vp bachus thenten<br />

met capiteyn dotant zonder eeneghe gratie<br />

25 onder Beelzebub Veendels Regimenten<br />

thuwaerts ghebied ick Salutacie<br />

hu vergaederynghe es een ghulseghe Natie<br />

Refereyn<br />

Ghy vastenavendt Regierders vul alder baldadicheyt<br />

30 Tot soberheyts versmaedicheyt /<br />

+<br />

slampampende zoorgheloos oft waer den laetsten dach<br />

tschynt den buuck blyft ydel zonder verzaedicheyt<br />

natuere meer verlastende / dan die verdraghen mach<br />

tsa tsa tes vastenavendt / laets dryncken goet ghelach<br />

5 Roupt ghylieden en doet contrarie voorwaer<br />

hoe cant vastenavendt zyn wie noyndt slichter dijnck zach<br />

die eit en drynct den nacht ouer openbaer<br />

Tschynt oft al moest versloct zyn / verteert voor zyn iaer<br />

tsa tes al vastenAvendt inzwelght nv heetbroodt<br />

10 doch zommich als ghy groot ghebreck lydt der naer<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 369 v


96<br />

Laets schyncken laets dryncken tsa tes al vastenavendt<br />

hadwy meer wy ghauent<br />

Laet niet ouerschieten propt vul den penszack<br />

15 waerom zoudwyt niet doen / theerlynghen Beslauent<br />

Laet de buers huuttheeren in vastenavends ghemack<br />

schost brost / theert smeert / schynct drynct een vullen back<br />

vrau slampampeghe pyndt tbuerseken tontCnoopene<br />

tsa tes al vastenavendt / maect vry hu keelkens wack<br />

20 niet gheerne te pyntene veel liefuer te stoopene<br />

pyndt maeghen en daermen te ouerhoopene<br />

end alst al versmetst es goud zeluer thin lood<br />

niet hebbende om tsanderdaeghs een pekelhaerynck tcoopene<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

25 Als Vastenavendt heeft gheydelt meest de scapraeden<br />

thuwer grooter schaeden<br />

dat ghyr tsanderdaeghs in vyndt te brassene Niet<br />

daer ghy huwen schaemel nootdurst me mocht verzaeden<br />

en datmer den olybeker langhe ydel ziet<br />

30 Roupt dan vastenavendt datse hu troost biedt<br />

diet hu heeft helpen Iaeghen duer tkeelgat inde daermen<br />

als voor een doofmans duere / word hu Roupen gheschiet<br />

v<strong>van</strong>t vastenavendt can de zulcke niet ontfaermen<br />

doch die vastenavendt vierden binnen tsweerelts baermen<br />

35 tsanderdaeghs met ydel buucken lyden hongher groot /<br />

+<br />

daer hout noch turf in huus zy / om coken en waermen<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

Als Vastenavendt hu heeft zoo bemommeCanst<br />

dat ghy int hemdeken danst<br />

5 niet wetende waer keeren / noch wetende waer wenden<br />

ende dhongerssche Ieghens hu ligghen * beschranst<br />

die hu huusghezinde <strong>van</strong> honghere schenden<br />

datter leene niet zonder pandt wil zenden<br />

keerle cuevel manthel cappe / naer myn oomkens neimt scoy<br />

10 als ghyr dus me vaert ghy vastenavendsche Benden<br />

Roupt dan naer vastenavendt steltter vp huwen foy<br />

Als ghy hu zom thuutkercke Vyndt tappende Roy<br />

ghequetst ghecrepelt ghehauwen duerwondt totter doodt<br />

end in huwen Roup anders niet en Riept dan poy poy<br />

15 Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt /<br />

Princhelicke<br />

Epicurieneghe slampampers<br />

veel spysen instampers<br />

* ‘ligghen’: eerste ‘g’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 370 r


97<br />

vastenavends disciplen bespoghen bebraect<br />

20 Raescoppeghe draeytops Twistvlouckeghe Rampers<br />

vviens maeghe niest <strong>van</strong> vooren dat dachterpoorte craect<br />

die <strong>van</strong>den vastenavendt gheel huwen afgod maect<br />

<strong>van</strong> tafle ter tafle met cleenen Apetyte<br />

Twas al <strong>van</strong> eten dryncken dat ghy meest spraect<br />

25 tsnavents laete ten banckette / tsmoorghens vrouch ten inbyte<br />

vastenavendt vierende met soberen proffyte<br />

dat ghy tsanderdaeghs beschaemt staet met caken Root<br />

inde buerse niet Vyndende een inckele myte<br />

Roupt dat hu vastenavendt dan helpe thuwer noodt<br />

Aucteur<br />

Vastenavendt maect de zulcke zynen bucht quyte<br />

ende vele zo naer zonder schult te betalene<br />

dat zy niet en behouden een inckel myte<br />

om tsanderdaeghs een .†. voor thooft te halene<br />

+<br />

Vastenavends Disciplen ander aduerteren<br />

ende Animeren<br />

Tot Brassen ende busen doende electie<br />

dat zy insghelycx slampampen zonder cesseren<br />

Die willende brynghen onder huer protectie<br />

Saluut die altyds zyt durstich en wackere<br />

<strong>van</strong> weghen Vastenavendt nv huwen eerdschen god<br />

bespoeyt nv met drancke dyns lichaems Ackere<br />

Laet hu minste tueghe zyn een vullen pot<br />

10 brast ende smetst goe teercost nv allevot<br />

zyt vroylick vp Venus ghetauwe weuende<br />

schept vp <strong>van</strong> vryer sticken / schiet huwen zot<br />

vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Ruters die schendt menich cappoens craeghe<br />

15 ende den Rynsschen baey Clouckelick dryncken<br />

eecke plancken duerzittende tot tsmoorghens ten daeghe<br />

daer men dassaulten / met thinnen trompen doet clyncken<br />

wilt nv om Bachus preuilegen dyncken<br />

ter tafel ghemaetst als mueren leuende<br />

20 faictes moy Raison / dotant wilt schijncken<br />

Woensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

De ghuene die slyngheren menich Cansken<br />

ende metten theerlyngh tghelt verdoet<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

370 v


dat de zulcke * moet zoucken fynansken<br />

25 ende verpepert zyn parafernele goedt<br />

Clouckzinnich vry noch het beste doet<br />

zyt daeromme gheenssins sneuende<br />

maer weist als leeuwen clouck ghemoet<br />

vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

98<br />

30 Schuut nv Corre die twisteghe Rampeghe<br />

die met een lecker morseel darf theerren<br />

maer bezouct nv me vrau slampampeghe<br />

ende wilt den borst daer vettelick smeerren<br />

+<br />

Talder bancketerynghe wilt hu gheneeren<br />

die elck andren zyt nichtende of nevende<br />

helpter tschimmel huut alle vleeschspyse weeren<br />

Woensdaeghe moettet hu zyn Begheuende<br />

5 Ghy Vander pensemarct edel greynen<br />

zwelght spierynghen <strong>van</strong> Cappoenen in<br />

buetertse dicke ende wiltse BeReynen<br />

met groote Rynssche backen / naer Bachus zin<br />

Laet in tkeelgat groeyen gheen Copghespin<br />

10 een wafelmeelken Laet zyn huutzeuende<br />

poyt clauerblaeykens / maer emmers niet min<br />

Woensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Ghy Die in Bona dies cueckene wuendt<br />

Besmout besmatert ghelyck een Beyte<br />

15 die meest Ieghens alle soberheyt stuent<br />

viert vastenavendt / wie dat becreyte<br />

maer emmers negheenssins drynct Carperkeyte<br />

doet zoo ghy oyndt waert de verheuende<br />

schost brost dat ter kelen en nuersen huutspeyte<br />

20 vvoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Paters nonnen baghijnkens ende zusterluten<br />

die de vynghers inde buetre te wasschene pleghen<br />

vvilt noch goe Lecker beetiens ter panne fruten<br />

bezouct elck anders caeren in allen weghen<br />

25 moutvlieghe altyds durstich gheneghen<br />

drynckende tbier ghebuetert Cleuende<br />

Lardeirt den peysterzack hoe ghecreghen<br />

vvoensdaeghe moettet ghy zyn begheuende<br />

* ‘zulcke’: ‘z’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 371 r


Princesselicke<br />

99<br />

30 Vraukens elck venus moncxken<br />

die gheerne een Billeken slyngheren fraey<br />

+<br />

huut caluwaerts mammeken drynct een droncxken<br />

<strong>van</strong> dien Rinsteghen natuerlicken baey<br />

Laet nv huutblusschen den brandighen laey<br />

ontfanct int vleeschuus clouck niet beuende<br />

5 den Rinsteghen dandeRick / want vraukens fraey<br />

VVoensdaeghe moettet hu zyn begheuende<br />

Vastenavend Dansliedeken<br />

Met puffende maghen // droncke subbelen<br />

vastenavends daghen // muegher me hubbelen /<br />

10 Hoort alle die zyt <strong>van</strong> Bachus bende<br />

end hu naer vastenavendt dwynght<br />

eer datmen hu de zomer zende<br />

doch hu ghelt niet gheel verdrynct<br />

maer properlick by maeten schijnct<br />

15 fraey ghezondt wordt ghy ghepresen<br />

en wat ghy doet / dit ouerdynct<br />

Moorghen moet ghy sober wesen<br />

Die versmeert nv groot ghelach<br />

en metten theerlyngh tghelt verdoet<br />

20 daer ghy meer dan eennen dach<br />

thuwen huuse by leuen moet<br />

vroylick huwen durst nv boet<br />

theert vougsaemich bouen desen<br />

hoe ghy tdlyf baldadich voed<br />

25 Moorghen moet ghy sober wesen<br />

Drooghe kelen by Manieren<br />

die zo gheerne by pyntiens poyt<br />

souft noch hedent alfue Bieren<br />

vry deen danders keerleken ployt<br />

30 Rasch om bucht Tot myn oomkens schoyt<br />

+<br />

es hu Credo huutghelesen<br />

zwelghet tmaertsbier nv gheloyt // Moorghen etc a /<br />

Die noch Rycke zyt <strong>van</strong> hauen<br />

touft nv Venus moy gheCranst<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 371 v<br />

+ 372 r


5 Laet den theerlyngh dapper drauen<br />

huwer alder Lustich Canst<br />

Momt zynght sprynght hubbelt en danst<br />

Laet ghenouchte zyn gheResen<br />

100<br />

drynct bacxkens huut / Brast ende schranst // Moorghen etc a /<br />

10 Fraey Ioncvvyfuekens ende Cnaepen<br />

die gheerne vette morseelen smult<br />

vvilt alshedent wyde gaepen<br />

hu buucxkens voor zes weken vult<br />

dan natuerlicke blomme huutbult<br />

15 Laet hu helpen ende ghenesen<br />

doet ghyt niet tword hu tselfs schult // Moorghen etc a<br />

Pupstekers die om den naeycoorf vechten<br />

ende Venus zyn onderdaen<br />

vvilt den standaert vroylick Rechten<br />

20 en bloodshoofts noch int vleeschuus ghaen<br />

smetst saussyskens en Coolbraen<br />

Laet nv soberheyt verknesen<br />

drynct int Lyf den Rynsschen traen // Moorghen etc a<br />

Die om hebben doet den heesch<br />

25 en gheerne tlecker keelgat voert<br />

eer ghy eit hu laetste Vleesch<br />

Laet vp hu vleesch zyn ghetamboert<br />

end huwe Blende schuetel Roert<br />

nyemandt zalmer omme vesen<br />

30 hu dranck wel buetert ende poert // Moorghen etc a.<br />

Oorlof pier pauwels claeys en philips<br />

end elck wie hoort ons vroylick Liedt<br />

tes in ons buerse zeer groot Eclips<br />

+<br />

Want wy en zien der een cruce Niet<br />

nochtans al eist Dat zoo gheschiet<br />

crancken willen wy droufheyts pesen<br />

en wesen Rechts vroylick zoomen ziet<br />

5 Maer moorghen willen wy wyser wesen<br />

Aucteur<br />

Vpden vastenavendt laete vyndtmen zommeghe ghasten<br />

naer datse tlyf niet meer hebben connen Ballasten<br />

het ouerschot doen zy den Aermen gheuen<br />

10 My dyncke dat zulck naer de schaeuwe tasten<br />

<strong>van</strong> vpRecht aelmoessen thebbene bedreuen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 372 v


101<br />

//Maer de ghuene die der lief de wil ancleuen<br />

gheuende den behoufteghen / met milder handt<br />

zyn nootdurst / en houde zelue tsoberlick leuen<br />

15 hy doet bet / dynct my in vpRechter verstandt /<br />

Noteirt<br />

Sober zyt ende Vigileirt<br />

Vp zommich Babylon feestdach die lecker beten<br />

Dier worden ghEten *+<br />

20 en groote backen huutghedroncken verweckende twist<br />

worden tsnavents al dronckich / meest huutghesmeten<br />

en den dranck onManierlick huutghepist<br />

//hebben dan die brasserdrynckers / Liefmoedich ghemist<br />

den aermen behoufteghen int ghedyncken<br />

25 ter nootdurst tschyncken<br />

Wiens herte traenooghich heescht zonder wyncken<br />

den bitteren galledranck Tot het onder ghist<br />

ducht ick zullen zy naermaels moeten huutdryncken<br />

ende metten quae ghezeyde nederwaerts zyncken<br />

30 want om zaelich blyncken<br />

Gods verleende goed / dient niet brooddronckich verquist /<br />

++ Schuut een medechyn in wysheyt vpgheblasen<br />

De ghuene die heeft Lettel Experientie<br />

een dronckaert zynde / dan veel Raesen en praesen<br />

die an hu verzoucken wil prouuens inventie<br />

5 hoe hy andren ghenesen zal Tdier intencie<br />

niet // ontbiedt // hem // ziet // vliedt // hem<br />

Als pestilentie<br />

Aucteur<br />

Nu <strong>van</strong>der ghulsicheyt Concluderende<br />

10 daer onder dronckenschap es Dominerende<br />

vp datter een yeghelick doe Afkeerynghe<br />

zo heb ick gheweist noch fantazerende<br />

een schriftelick Refereyn ordonnerende<br />

daer zy in mueghen zyn speculerende<br />

15 Elck dronckaert ionnende teender Leerynghe<br />

Refereyn +<br />

* Oorspronkelijk ‘GheEten’; eerste ‘e’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 373 r, r. 17 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 3. a May .1561.<br />

+ 373 r<br />

+<br />

.19. a octobris. 1541.


102<br />

Wee hu der houeerdigher Ephrayms croone +<br />

ende die afvallende blomme schoone<br />

20 der eeren / <strong>van</strong> al haerlieder verblydynghe<br />

die vp thooft des alder vetste dal in persoone<br />

doolden <strong>van</strong>den wyne / daer zonder vermydynghe<br />

want metten voeten thuerlieder nederstrydynghe<br />

zal huerlieder Croone vertorden wesen<br />

25 vyndtmen dan noch zulcke mensschen voor douerlydynghe<br />

Laet tschossen brossen met tdroncke dryncken mespresen<br />

Tzyn vyanden <strong>van</strong> gods cruce alsoo wy lesen<br />

welcker god dat huerlieder buuck es bekent +<br />

den werckman en wordt ook niet Rycke gheresen<br />

30 hy / die <strong>van</strong> tdroncke dryncken hem niet en spent / +<br />

+ +<br />

maer groot ghebreck zal wesen hemlieden omtrent<br />

die wyn beminnen ende lecker morseelen daer<br />

Dronckenschap maect twist ende paeys zou schendt +<br />

huut dronckenschap volght alle onRedelicheyt naer<br />

5 en waer dronckenschap dueverhandt heeft dats claer<br />

daer en blyft niet secreits noch heymelick yet<br />

dies Raedt salomon om wysheyt winnen voorwaer<br />

wilt den conyngh wyn gheuen te drynckene Niet<br />

vp dat ter aventueren niet tdryncken gheschiet<br />

10 dat zy mochten ontdecken haerlieder secreten +<br />

der ellenden kyndren zaecken veranderen ziet<br />

noch oock dat zy den Rechten niet zouden vergheten<br />

in alle maeltyden ghierich weist niet ghezeten<br />

end en wiltter niet ouer alle spyse tasten +<br />

15 v<strong>van</strong>t daer huut / en droncke dryncken moetmen weten<br />

met ziecten zult ghy tlichaeme dan ouerlasten<br />

vvie heefter wee / wie zynt die wonden mespasten +<br />

die hemlieden zyn zonder oorzaecke ghegheuen<br />

en zynt niet zeght Salomon die zelfste ghasten<br />

20 die inden wyn thanthierne als dronckaerts Leuen<br />

ende dryncken dat zenuwen ende aderen Beuen<br />

dat de ooghen pulen laeten zy tnat inzyncken<br />

maer wilt ghy ghezondt zyn / ende zaelich ghescreuen<br />

Tfy Dronckaerts tfy Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />

25 VVant. tRycke gods / en zullen zy niet verweruen +<br />

die hem zeluen dus met droncke dryncken bederuen<br />

oock die brasseryen ende dier ghelycke hanthieren<br />

dronckenschap doetter vele in zonden steruen<br />

dus metten dronckaerts tetene wilt niet logieren +<br />

30 Wee hu die daer vrouch vpstaet / en dronckaerts manieren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai 28.<br />

+ Philip .3.<br />

+<br />

Eccli .19.<br />

+<br />

373 v<br />

+<br />

prouerbi .21.<br />

+ idem .31<br />

+ prouerbi .3.<br />

+ Eccli.37.<br />

+ prouerbi.23.<br />

+ galath.5 o .<br />

+ .1. Corinthe.5.


103<br />

naervolght / om dryncken tot tsnavendts laete +<br />

vp dat ghy mocht <strong>van</strong>den wynen ende stercke bieren<br />

heet zyn / tot allen onCuusschen staete<br />

++ +<br />

In hu maeltyden haerpen zyn <strong>van</strong> cleender baete<br />

Lieren fleuten tamboeren / oock ende wyn dan<br />

in ydelheyt ghebruuct ghyt gheel zonder maete<br />

ende god des heeren wercken en ziet ghy niet an<br />

5 vvee hulieden oock tsaemen / tzy wyf ofte man +<br />

die zynen vriendt te drynckene gheeft / en plach<br />

doende daer in valscheyt // en zoo elck best Can<br />

maectzhem droncke / datmen zien zyn naectheyt mach<br />

Schuut deser ghezelschap doch nacht ende dach +<br />

10 end alle wie dat hem tot dronckenschap stelt<br />

die te vooren gheuen wynich oft een bierich ghelach<br />

Laetse met hu thuwer tafel niet wesen ghetelt<br />

ziet den wyn niet an hoe goeden coop dat hy ghelt /<br />

als hij Iuechdich es / ende <strong>van</strong> Coluere Roodt<br />

15 en tcoluer In glas of croes hem om blyncken versnelt +<br />

hij ghaet zocht in maer ten hende doet wederstoot<br />

ghelyck een slanghe zal hy hu doen bytende noodt<br />

end als tserpent Basiliscus huutsturten venyn<br />

Dronckenschap heeft menich duusent mensschen ghedoodt<br />

20 end haestich doodse / die noch droncke drynckende zyn<br />

Jonadab beual zyn kyndren / niet te drynckene wyn +<br />

of zy die dryncken wilden oock bouen tbetamen<br />

Benadab dranck droncke / met cuenynghen fijn +<br />

tot tweendertich / die hem te hulpe quaemen<br />

25 en zyn verwonnen ghebleuen / daer int verzaemen<br />

dus vp dese en meer andre exemplen wilt dyncken<br />

end eer hu ouervallen mach / eenich beschaemen<br />

Tfy dronckaerts tfy Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />

Inden tyden Noe zy aeten ende droncken<br />

30 in wellust ouerdaedich zy elck andren schoncken +<br />

en die watervloedt heeft ze bedoruen ter stondt<br />

in loths tyden aeten droncken zy / ende verzoncken<br />

+<br />

vier sulfer Reyndet huten hemel hemlyen onghezondt<br />

zommich starf noch hebbende tvleesch inden mondt<br />

dus mensschen wacht hu / dat hu herten by aventhueren +<br />

met dronckenscap niet bezwaert worden inden grondt<br />

5 dat hu dien dach onvoorzienich niet en doet trueren<br />

vvyn / tot vroylicheyt gheschepen es / in zyn ghueren +<br />

+ Fol. 374 r, r. 21, 23 (namen) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai .5.<br />

+ 374 r<br />

+ Esai 5.<br />

+ Abacuc/ 2<br />

+ prouerbi 23<br />

+ Ibidem<br />

+ iere 35.<br />

+ 3 Regum 20<br />

+ luce 17<br />

+ 374 v<br />

+ Luce.21.<br />

+ Eccli 31


104<br />

ende niet tot dronckenschap <strong>van</strong>den beghinne<br />

wyn matelick ghedroncken alst zoo mach ghebueren<br />

Brynght verhueghen der zielen / en tslichaems inne<br />

10 en veel ghedroncken onMatelick niet met zinne<br />

maect creytynghe gramschap / en veel vallynghen doet<br />

Dronckenschap maect tverstandt / en de buerse dinne +<br />

duer dronckenschap zulck boomen voor mensschen groet<br />

dronckenschap heefter menich OntEert en ontgoedt<br />

15 die voormaels hooghbefaemt en ghepresen Bleken<br />

duer dronckenscap light wysheyt gheel onder de voet<br />

Laet dronckenschap Raet paulus dies <strong>van</strong> hu bezweken<br />

maer bidt dus god den heere der hemelssche Reken<br />

heere neimt <strong>van</strong> my des buucx begheerlicheden<br />

20 zo begheerdy meer gherustheyt dan men can spreken<br />

en zult mueghen ghetempert dan leuen met vreden<br />

want ouerdaet en dronckenschap tallen steden<br />

zyn tsvyands mommers / end alle des weerelts spot<br />

als de sobere castyden huer wulpssche leden<br />

25 als meschverckens / vetten de dronckaerts int cot<br />

huerer zangh es ick brynght hu ick wachs een vullen pot<br />

dus dryncken zy om prys ende schyncken om danck<br />

diet niet doen / es metten zulcken gherekent zot<br />

of nacht en dach moest hy zitten oock vp den Banck<br />

30 Sint ian baptista dranck gheen wyn noch crachteghen dranck +<br />

ghy zult waeter by maeten zeght ezechiel schyncken +<br />

te meer dan wyn / dus om tontghaene dhelsschen stanck /<br />

Tfy dronckaerts tfy / Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />

Prinche<br />

++ Hoort ghy dronckaerts al tsaemen ende wilt ontwaecken +<br />

weent en huylt die den wyn In zoeticheyt smaecken<br />

want <strong>van</strong> hu mondt es hy verghaen end ouerbrocht<br />

slacht niet zommeghe lecker wynghulseghe caecken<br />

5 die ionghe maegdekens hebben om wyn vercocht<br />

maer tot soberheyt <strong>van</strong> drynckene weist bedocht<br />

zo mueght ghy ten avendmaele christi blyncken<br />

Anschauwende die hemel end eerde heeft ghewrocht<br />

O menssche gods Wacht hu <strong>van</strong> droncke dryncken<br />

Nydicheyt<br />

Doende huer zeluen meest smerte<br />

willende wel Eten een anders herte<br />

Liefde noch Charitate mach zou gheluchten<br />

Leuiathan // huer inzaeyen can<br />

15 alle boose gramNydeghe vruchten<br />

+ Fol. 375 r, r. 17-19 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Experientia<br />

+ Luce/primo<br />

+ Ezech 4<br />

+ 375 r<br />

+ Iohel primo


Eccles .9.<br />

Odium et Inuidia / simul<br />

peribunt //<br />

Aucteur<br />

105<br />

20 Nydicheit / es als een woorme int hout gheseten<br />

beroestheyt int ysere / als een motte Int Cleed<br />

want zoo dees hem zeluen inde materie Eten<br />

zoo eit de nydeghe menssche hem zeluen ghereed<br />

Nydicheyt heeft blydschap in ander lieden Leed<br />

25 ende Droufheyt inne haerlieder voorspoedt * /<br />

++<br />

Aldus benyde Caym / Abel dien hy dood smeet<br />

zynen Broeder zynde / sturtede zyn Bloedt<br />

ende Saul duer nydicheyt oock ghemoed<br />

vervolgde den helighen conyngh dauid zeere<br />

5 maer god dheere / heeft hem bewacht en behoedt<br />

Nydeghe dit gheef Ick thulieder Leere<br />

Liefde /<br />

Die noyndt yemandt griefde<br />

Die es Een Reviere des paeys of Vloed +<br />

10 zoete Reyn <strong>van</strong> charitaeten / ende dau <strong>van</strong> gratien<br />

zaet <strong>van</strong> eendrachticheyt / begheerte des volcx goedt<br />

ende vrucht der Minnen / tot elcker spatien<br />

huterlicke Liefde / onder alle Natien<br />

es god zelue / vul ghenaedich virtuut<br />

15 Daer alle Liefmoedicheyt es int besluut<br />

Sapien / 2 o .<br />

Dhelighe schriftuere straft de nydicheyt groot +<br />

want inder weerelt gheCommen es openbaer<br />

Duer nydicheyt des Vyands / de .Dood.<br />

20 en die <strong>van</strong> zynen deele zyn volghen hem naer<br />

Laets begheeren dies / gheen ydel glorye / Maer<br />

met elck andren zyn Liefmoedich verblydende<br />

zachtmoedich vriendhoudich zonder eenich bezwaer<br />

Elck andren niet terghende noch Benydende<br />

* Vóór ‘voorspoedt’ is ‘ieghe’ doorgehaald.<br />

+ Fol. 375 v, nota in margine naast r. 17-20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 375 v<br />

+ Augustinus .Ad Martianum/<br />

+ Noteirt Wel considereirt<br />

snel


Aucteur<br />

106<br />

Een nydich menssche die en heeft niet alleene Nydt<br />

Ieghens die grooter dan hy es Maer<br />

Ieghens alle de ghuene heeft hy oock spyt /<br />

++<br />

die zyns ghelycke / ende minder dan hij zyn / daer<br />

vp die meerder * dan hy zyn / draeght nyd dats claer<br />

om dat hy zo groot of zo machtich es Niet<br />

Ieghens zyns ghelycke draeght hy oock nyd voorwaer<br />

5 om dat hy niet meerder es dan zylieden / ziet<br />

vp die minder zyn dan hy / heeft oock nydich verdriet<br />

<strong>van</strong> zoorghen dat zy mochten worden ghelyck hy<br />

daer omme tot allen mensschen hy zyn nydicheyt biedt<br />

een nydich menssche barnt binnen en buten waer hy zy<br />

10 //Een nydich menssche es te vreden / dats vry<br />

dat hy zelue verlies heeft / Tes groote onghenaede<br />

omme eennen anderen te doene schaede<br />

Die tvat des nyds draeght teeneghen fine<br />

Die zelfste zal hebben eeuweghe Pine<br />

Aucteur<br />

Nydeghe grammoedeghe<br />

Als nyemandts Vriendt<br />

dynckende / als maer voor hu zeluen gheboren<br />

Ick bem hulieden gheuende twelck hu dient<br />

20 Dese twee naervolghende Refereynen vercoren<br />

Epist / Dominica 4 a . post Epipha /<br />

A o .1544.<br />

Ad Roma / 13.<br />

Beminde broeders / en zyt nyemandt yet schuldich<br />

25 dan dat ghy deen den anderen zult Beminnen<br />

wie zyn euen menssche lief heeft / goethertich ghehuldich<br />

die heeft de wet vervult in zulcdaenich beghinnen<br />

Want en ghy tot die Liefde Reyn vought hu zinnen /<br />

+ Fol. 376 r, r. 22 onderstreept.<br />

* ‘meerder’: ‘meer’ over ‘n...’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 376 r


107<br />

+ gheen ouerspel doen zult / noch oock gheen doodslach<br />

ghij en zult oock niet stelen / noch yemands goed dinnen<br />

noch gheen valsch ghetughe zegghen In hu ghewach<br />

huwer naesten dynck begheeren oock / nacht noch dach<br />

5 Ia / bemindt ghy huwen naesten zoo dat behoort<br />

end eist datter / noch een ander ghebod wesen mach<br />

dat word begrepen warachtelick in dat woordt<br />

huwen naesten zult beminnen als hu zeluen voort<br />

christus dupperste waerheyt gheeft ons dees Raet<br />

10 gheel tvulbrynghen des wets / Es tliefzaemich accoord<br />

Want Liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />

Euangelion Vpden zelfsten dach<br />

In dien tyden Iesus christus god en menssche voorwaer<br />

In een scheepken clemmende / oetmoedich ghepresen +<br />

15 hem zyn ghevolght zijne discipelkens naer<br />

ende ziet / Eenne groote beroerte naer desen<br />

die esser gheworden inder zee gheresen<br />

zoo / dat tscheepken wierdt bedect <strong>van</strong>der baeren vpslaen<br />

Iesus sliep / en die discipulen aldaer int wesen<br />

20 Commende tot hem / hebben hem ghewect zaen<br />

zegghende verlost ons heere / wy verghaen<br />

ende zeyd hemlieden daer int ghemeene<br />

vp dat zy zouden vast sterck gheloouende staen<br />

wat zyt ghy vreesende / ghy <strong>van</strong> ghelooue cleene<br />

25 doe vpstaende iesus christus <strong>van</strong> Nasareene<br />

beual den wynden / en der zee / als vpperste prelaet<br />

huut een Liefzaem beuel / ende anders gheene<br />

v<strong>van</strong>t liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />

Naer dat Iesus den wynden ghebood en der zee<br />

30 als god almachtich crachtich ende ghebenedydt<br />

een groote Rusticheyt esser gheworden alRee<br />

en die mensschen verwonderden hem tdier tydt<br />

++<br />

hoedaenich es dese / zeyden zy zonder Respyt<br />

v<strong>van</strong>t die wynden ende oock der zee der by<br />

die zyn hem ghehoorzaem breedt ende wydt<br />

dese mueghentheyt gods waeren ziende zy<br />

5 ende doen hy het waterken / es ouercommen vry<br />

//int landschap datmen gerasenorum heet<br />

daer / duer zyn liefmoedeghe wille heeft hy<br />

zyn liefmoedeghe ghenadicheyt milde verbreedt<br />

daer waeren vyanden zynde bouen maeten wreedt<br />

10 die beual hy inde verckers / zegghende ghaet<br />

+ Fol. 377 r, r. 19-22 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 376 v<br />

+ Matthei .8.<br />

+ 377 r


108<br />

en zy ghynghen /) mensschen trect an der liefden cleedt<br />

Want liefde des naesten / en werct gheen quaet<br />

Princhelick<br />

Iesu Christe Conynck heere der heeren<br />

15 Liefzaemich wildet ghy inder weerelt verkeeren<br />

hu meest en minste ghebod / onder liefde staet<br />

Liefde thuwaerts / tonsen naesten oock / wildet ghy leeren<br />

v<strong>van</strong>t liefde des naesten / en werct gheen quaet /<br />

Rondeel<br />

oft viercante tafele<br />

Pryckmorseel<br />

der vp / noch Wafele.<br />

+<br />

Liefde die es ducht ick / ter weerelt dood<br />

ken ziese in kercken noch oock In clusen<br />

25 houdse yemandt in zyn singuliere schoot<br />

Liefde die * es ducht ick ter weerelt dood<br />

achlacen wy hebbense grooten nood<br />

haet ende nydt zaeyt veel Abusen<br />

Liefde / es ducht ick ter weerelt dood<br />

30 ken ziese in kercken / noch oock in clusen /<br />

Andvvoorde<br />

Woucker die heeft ze ghedaen verhusen<br />

by vis ende volo Onnutte dienstknechten<br />

ons daghelicxschen dranck zyn vreimde veriusen<br />

5 woucker heeft Liefde ghedaen verhuusen<br />

hadden wy meer / men zoude ons meer plusen<br />

maer om tlaetste pandt / tian zouden wy noch vechten<br />

woucker die heeft ze ghedaen verhusen<br />

by vis ende volo Onnutte dienstknechten<br />

Duesme mixte<br />

Hoet. ghaet // of staet // Ter weerelt binnen<br />

quaelic // Principaelic // leuende meest<br />

Ten zy // dat hy // huut een Beminnen<br />

god crachtich // almachtich // Tquae cruudt comt * dinnen<br />

15 men duchten moet // oock vruchten goet<br />

zullen lyden tempeest<br />

* Oorspronkelijk ‘dies’, ‘s’ doorgehaald.<br />

* ‘moet’ doorgehaald, ‘comt’ interlineair toegevoegd in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

377 v


109<br />

elck schict den gheest // om Raepen en scraepen<br />

Zulcx als den heerder es / zyn de schaepen /<br />

Aucteur<br />

+<br />

20 Gheen haet in dyn herte vrouch noch laete<br />

hebt Ieghens huwen broeder tzou de ziele schaeden<br />

haet verwect twist / maer die Charitate<br />

Can bedecken certeynlick alle mesdaeden<br />

VVie zyn broeder haet dat es een moordenaere<br />

25 wie hem zot heet zal weerdich zyn des viers pine<br />

hebt hu vyanden lief gheel int openbaere<br />

ghebenedydt die hu vloucken met blyden aenschine<br />

Bid voor die hu vervolghen Tallen termine<br />

vpdat ** ghylieden kynderen wordt der by<br />

30 <strong>van</strong> huwen vadere / Die inde hemelen zy /<br />

Refereyn<br />

Zoo ghy vvilt dat hu de mensschen zullen doen +<br />

zo doet hemlieden weder oock dies ghelycke<br />

helpt huwen naesten naer hu macht in elck saeysoen +<br />

5 verblydt <strong>van</strong> huwen dooden vyandt te gheenen wycke<br />

vveist elck andren ontfaermich hier vp eerdeRycke +<br />

zoo god ons alder vaeder es ontfaermich bekent<br />

oordeel niet / op dat gheen oordeel thuwaerts blycke<br />

vergheeft / vergheuenesse zal hu worden omtrent<br />

10 met zulcker maeten ghy meit in hu Regiment<br />

naermaels met zulcker maeten zult worden ghemeten<br />

ontfanct crancke / den cleenmoedeghe troostynghe zendt<br />

sticht deen den anderen waer dat ghy zyt ghezeten +<br />

hebt huwen heere huwen god lief vulmaect onghespleten<br />

15 end huwen naesten als hu zeluen metten wercken der naer +<br />

v<strong>van</strong>t mensschen de gheheele wet ende propheten<br />

in dese twee gheboden zo hanght die voorwaer<br />

een yeghelick zyn naesten helpen zal / hier en tdaer +<br />

ende zegghen zynen broedere dat hy vroom zy<br />

20 die niet lief en heeft / Blyft inde dood dats claer +<br />

en zo wie zyn broeder haet / Een doodslaegher es hy<br />

vvilt elck andren niet Lief hebben mensschen ghy<br />

metten woorde noch oock metter tonghen zede<br />

maer staet deen den anderen minsamelick by<br />

25 metten wercke ende oock metter waerheyt mede<br />

** ‘vpdat’: ‘d’ over een eerste, gevlekte ‘d’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

378 r<br />

+ luce .6.<br />

+ Eccli 29.<br />

+ Luce .7.<br />

+ .1. thessa.5.<br />

+ mathei 22.<br />

+ Esai 41<br />

+ 1 Iohan 2.


30<br />

110<br />

Doet dyn broeder gheen ouerlast tgheender stede +<br />

hebt lief huwen naesten met herte met zinnen<br />

want Liefde dect zonden / dus thuwer zaelichede +<br />

Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

Leert <strong>van</strong> my zeght den heere die bem goethertich +<br />

oetmoedich en waerachtich in alle myn weghen<br />

wie zyn broeder haet / es In duusterheyt smertich +<br />

en wie hem lief heeft / blyft claer int licht bedeghen +<br />

oock wie minsaemich es tot zynen naesten ghenegen *<br />

+ +<br />

zo liefzaem als themzeluen / certeynlick meer es dat<br />

dan alle tgheel ghebrande offerhandich pleghen<br />

en sacrifitien ghedaen het zy in wat stadt<br />

Alder liefste zoo ons christus heeft lief ghehadt<br />

5 behooren wy elck andren lief thebbene zeere +*<br />

al wie lief heeft / es gheboren huut tgoddelick vat<br />

en die niet lief en heeft / kendt god te gheenen keere<br />

want god es die liefde / wien ick dies danck vermeere<br />

en gods liefde es zoo tonswaerts gheopenbaert<br />

10 dat hy zyn gheboren zuene christum den heere<br />

tonswaerts ter weerelt ghezonden heeft nederwaert<br />

om dat wy duer hem leuen zouden onbezwaert<br />

want die verzoenynghe es hy voor onse zonden<br />

hebben wy elck andren lief / huut Rechtionstegher Aerdt<br />

15 zo verblyd god in ons Tallen tyden en stonden<br />

en zyn Liefde es in ons vulmaect bevonden<br />

want duer liefde totten naesten Comt gods liefde an +<br />

En die menssche zuuert zynder ooghen gronden +<br />

om god te ziene / die zyn naesten beminnen Can<br />

20 Liefde / es der zonden dood / voor wyf ende Man +<br />

en liefde can duechdelick leuen ghewinnen<br />

Christen mensschen die zom nydich zyt Raed ick dan<br />

Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

Christus heeft huut liefden tleuen voor ons ghestelt +<br />

25 dies zullen wy voor ons broeders oock stellen tleuen<br />

vvetende dat wy ouerghevoert zyn ghetelt<br />

<strong>van</strong>der doodt tot tleuen / die dus lieflick ancleuen +<br />

hebt lief dan huwen naesten gheel zonder begheuen<br />

alle dier met zyns ghelycke can Lieflick verblyden +<br />

30 Reden waert dies dat de mensschen niet achterbleuen +<br />

zy en hadden huers ghelycke lief oock tallen tyden<br />

wilt deen den andren doch niet vermalendyden<br />

Maer wilt verdraeghelick wesen tot allen zaecken +<br />

* Vóór ‘ghenegen’ is ‘bed’ doorgehaald.<br />

* Verticale streep in margine <strong>van</strong> r. 6 tot r. 16.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Leuiti 19<br />

+ prouerbi .10.<br />

+ Leuiti/19 et gala .5.<br />

+ Mathei.11<br />

+ .1. Iohan/2.<br />

+ 378 v<br />

+ marci/12<br />

+ .1. iohan .4.<br />

+<br />

gregorius<br />

+<br />

ysidorus<br />

+ propertius<br />

+ .1. iohan 2.<br />

+ 1 Iohan .3.<br />

+ mathei.5.<br />

+ Eccli 13.<br />

+ .1. thessa 5.


111<br />

+<br />

wilt oock gheen quaet voor quaet gheuen / vechten noch stryden<br />

maer wilt altyds dat goet es volghen ende ghenaken<br />

voor elck anderen Int bidden vromelick waecken<br />

Ia bidden voor de ghuene die hu doen quaet +<br />

5 en wilt wel doen die nydich nochtans thuwaerts blaecken *<br />

vp dat ghy tshemelsch vaders kyndren bescreuen staet<br />

want hy zyn zonne vp goe en quae schijnen laet<br />

en zend Reyn vpde Rechtueerde huut liefden vierich<br />

oock laet hy Reynen vp alle onRechtueerdich zaet<br />

10 vp dat wy allen mensschen zouden zyn goedertierich<br />

vveder zy leefden Ieghens ons Onmanierich<br />

ofte leefden Lieflick vreidzaemich onghestoort<br />

vvilt den mesdoenders niet berespen / met woorden schoffierich<br />

maer blameirt zulcke brooscheyt daert nyemandt en hoort +<br />

15 tusschen hu end hem alleene / zebaer Rechtevoort<br />

kennesse zal te zochtere in hem Beghinnen<br />

Laets doen als voor ons zeluen / want tes christus woordt<br />

Huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

Prinche<br />

20 Al spraeck Ick met mensschen en der inglen tonghen +<br />

end ick die Edel Liefde en hebbe niet<br />

als een clocke zonder clepel Bem ick bedwonghen<br />

(als een Psalter zonder deuotie ghezonghen)<br />

al wist Ick <strong>van</strong> alle verborghentheden tbediet<br />

25 al had ick al dat in prophecien es gheschiet<br />

en dat ick int ghelooue zoo waere ghemoet<br />

dat ick berghen mochte verstellen / nochtans ziet<br />

heb ick gheen liefde / als een niet ligh ick onder voet<br />

al ghaef Ick ten aermen voedsel oock alle myn goed<br />

30 ende lede tormenten oock zeer onghenaedich<br />

heb ick gheen liefde zo stryd ick al ieghenspoet /<br />

+<br />

en ten es my niet proffyctelick maer beschaedich<br />

want liefde es lydzaem vriendelick niet eueldaedich<br />

noch zou en zouct haer zeluen niet tgheenen daeghen<br />

niet vpgheblaesen eerghierich onverzaedich<br />

5 noch en verblydt huer niet in des boosheyts plaeghen<br />

maer als zou de waerheyt mach hooren ghewaeghen<br />

zo verblydt zou ende wordt inwendich verhueght<br />

al ghelooft zyt / alle dynghen can zou verdraeghen<br />

Al hoopt zyt / al lydt zyt / huut lieflicker duecht<br />

* ‘blaecken’: ‘bl’ over andere letter (w?).<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 379 r<br />

+ Mathei 5.<br />

+ Mathei 18.<br />

+ .1. Corin/13.<br />

+ 379 v


112<br />

10 dies mensschen dan te wylen ghy zyt in hu Iuecht<br />

vvint tshemels vruecht<br />

hebt liefde thuwen naesten Laet liefde niet dinnen<br />

maer zoo ghy best mueght<br />

Huvven naesten wilt / als hu zeluen beminnen<br />

Aucteur<br />

Veel vrienden metter tonghe ziet<br />

vynd ick / maer metten wercken gheene<br />

Wie eist / die nv zulck Vriendschap biedt<br />

dat vriendt voor andren Comt in weene<br />

20 of ter noodt yet Leene<br />

Vriendschap metter tonghe es zeere cleene<br />

een hondt biedt vriendschap met zijnen steert<br />

omme tcnaeghen maer <strong>van</strong> eennen drooghen beene<br />

zijns meesters Vriendtschap hy begheert<br />

25 //Die nv <strong>van</strong> mensschen vriendtschap ontbeerdt<br />

mach dies niet te wanhopich greynsen<br />

maer zy Lydzaemich * vp zynen heerd<br />

Ende keert fortune / macher dan om peynsen<br />

[Inuie/En Vie]<br />

Inuie / En Vie<br />

30 Par mort / se deslie /<br />

+<br />

Nydeghe Tonghen<br />

houden Liefde Bedwonghen<br />

Bemindt Ieghens huwen broeder gheen lueghens voor dhandt<br />

ende tot huwen Vriendt der ghelycke niet doet +<br />

5 en wilt niet lieghen <strong>van</strong> alle lueghenen want<br />

die ghewoonte <strong>van</strong> het zelue / en es niet goet<br />

.1. petri 3<br />

Zo vvie dat wel leuen te beminnene achte<br />

ende goede daeghen wil zien ghebleken<br />

10 dat hy <strong>van</strong> tquaet zyn tonghe wachte<br />

en zyn lippen / datse gheen bedroch en spreken<br />

Prouerbi .15.<br />

Die tonghe der wysen kennesse verchiert<br />

der zotten mondt schuumt altoos wysheyt huut<br />

* ‘Lydzaemich’: ‘z’ over ‘s’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

380 r<br />

+ Eccli 7.


15<br />

int herte des verstandeghen wysheyt Logiert +<br />

wie straffynghe haet / Blyft een zot zeer Ruudt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ prouerbi 12 ende 14


En Franchois<br />

La langue des sages Orne la science<br />

La bouche des folz / iecte hors la follie<br />

20 Au Coeur du prudent / Repose sapience<br />

Qui hayt les corrections / il faict folie<br />

Nydeghe quaetheyt<br />

113<br />

Nero wesende Roomsch keyser int leuen<br />

heeft zonderlynghe vier quaetheden bedreuen<br />

25 Eerst Roome / met viere ghedaen ontsteken<br />

zeuen daeghen en nachten zoo barnende bleuen<br />

huut causen / zoo dhistoryescryfuers spreken<br />

dat hem by dien / zou kennesse zyn ghebleken<br />

++<br />

hoe groot dat tvier was onder der zonnen<br />

<strong>van</strong> als troyen barnde / doe zynde ghewonnen<br />

Daer naer vulbrynghende tweetste quaet<br />

dat hy tmeeste deel der senatueren Raedt<br />

5 dede dooden binnen der Roomsscher stede<br />

tderde zyn eeghin broedere / Als moordaet<br />

heeft hem vermoort / Ieghens nathuerlicke zede<br />

Tvierde / dat hy zyn eeghin moeder dooden dede<br />

vp dat hy wreedzinnich der toe gheneghen<br />

10 De plaetse zoude zien / daer hy hadde gheleghen /<br />

Traegheyt<br />

Traeghledicheyt <strong>van</strong> allen duechden treckende<br />

<strong>van</strong> Belial quaeden gheest gheinflammeirt<br />

int hende tot wanhopen verweckende<br />

15 Ledicheyt es moedre ghediscribeirt<br />

<strong>van</strong> alle quaetheyt / die zou genereirt<br />

Genesi. 3. o<br />

Inden zvveet dyns aenschijns zult hu brood eten<br />

Totter tydt weder inder eerden keert ghij<br />

20 <strong>van</strong>der eerden ghecommen zyt / moet ghy weten<br />

ende / om dat ghy stof zyt / daer by<br />

zult oock weder keeren in stof / alst zy<br />

Iob .5. .Ad thes / 3.<br />

Zoo hem vpheffen om vlieghen de vueghelkens ziet<br />

25 Es de menssche gheboren tot aerbeydt int leuen<br />

+ Fol. 380 v, r. 11-13 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 380 v


114<br />

eist datter yemandt zy / die wil aerbeyden niet<br />

dat hy oock niet en ete / heeft paulus bescreuen /<br />

++<br />

Augustinus de Ciuitate dei libro 4 o<br />

Capi /16.<br />

Voortyds merckende dedele Romeynen eendrachtich<br />

dat alle quaet voortbrocht wierd huut ledichede<br />

5 veel goden dies / die zy meenden warachtich<br />

den mensschen stierende tot besicheyt machtich<br />

ende werckene crachtich<br />

die hebben zy ontfanghen Binder Roomsscher stede<br />

En tot die zelfste goden / naer huerlieder zede<br />

10 als goden tot tghemeene oorboort ghekeert<br />

hemlieden templen ghesticht / in constegher snede<br />

ende met alder neersticheyt daer gheEert<br />

Maer de goddinne <strong>van</strong> Rusten die <strong>van</strong> besicheyt vliedt<br />

die wilden zy gheenssins ontfanghen niet<br />

15 Certeynlick binnen huerlieder stede / Maer<br />

buten der stede / zoo eist gheschiet<br />

Augustinus bediet<br />

wierd huer eennen tempel ghesticht aldaer<br />

gheen goden wilden zy hebben binnen voorwaer<br />

20 die de mensschen mochten tot Ruste trecken<br />

noch oock eeneghe andre claer openbaer<br />

diese tot Ledicheyt / mochte verwecken<br />

Ghemerct dies dan de Romeynen int leuen<br />

gheen ledeghe wilden hebben inbleuen<br />

25 Binnen huerlieder stede Te meer stercker hy<br />

god almachtich die ons heeft gratien ghegheuen<br />

zal de ledighe doen verworpen onvry<br />

ouerdynct dit alle Ledighe leyaerts ghy<br />

yeghelick wie hij zy<br />

30 zal huutghaen tzynen wercke leecken en clercken<br />

duer dauid den Psalmiste dit leeren wy +<br />

Dat de menssche / es gheboren * om wercken<br />

Prouerbi. vi o<br />

Ghy die gheenderhande werck wilt betraepen<br />

35 hoe langhe zult ghij traeghledighe slaepen<br />

+ Fol. 381 r, r. 33 onderstreept.<br />

* ‘gheboren’: ‘o’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

381 r<br />

+ Psal Ciij


115<br />

++<br />

Wanneer zult ghy <strong>van</strong> huwen slaep vpstaen<br />

noch een weynich zult ghy slumen / ende slaepen ghaen<br />

een weynich die handen slaen in malcanderen<br />

om een weynich te slapene / maer tzal veranderen<br />

5 in hu wercken snel zyt / met handen en voeten +<br />

ende hu en zal gheen ziecte ghemoeten<br />

Want allen mensschen int generaele +<br />

es ledicheyt / een ziecte pestilentiale<br />

Blyft ghy ledich dan / ziecte / die zal hu dommen<br />

10 Aermoede / die zal hu oock ouerCommen<br />

ghelyck een wandelaere nv voort * an<br />

en ghebreck ghelyck een ghewapent Man<br />

Ryst dies huten slaepe / zonder veel gheschals<br />

Eer zylieden alle drie / hu commen vpden hals<br />

Int Werck der apostolen<br />

Capi. 18.<br />

Ghy traeghledighe wilt hu neerstich bevroeden<br />

Paulus wildhem oock te werckene spoeden<br />

zoo hij voortyds <strong>van</strong> Athenen te Corinthen quam<br />

20 een iode ghenaemt aquila hy daer vernam<br />

mids dat hy <strong>van</strong> zijnen handwercke was<br />

thenten te maeckene / aldaer doe vp tpas<br />

Wrochte Paulus ende Aquila tsamen<br />

Twy wilt ghy hu dan Leyledighe schamen<br />

Aucteur<br />

Schuwet ledicheyt eer hu Ancomt verdriet<br />

Therte der ledighen Can anderssins peynsen niet<br />

dan dat den buuck anneghaet ende spyst<br />

die tdaeghelicx leckere etynghe pryst<br />

30 <strong>van</strong> Belial dies tot veel quaets ghestiert<br />

Als boose gheest <strong>van</strong> elcken die ledicheyt hanthiert<br />

++<br />

in tbedde hy der zulcken ghepeynsen Regiert<br />

tot onCuusscheyt / ende alle onEerbaere zeden<br />

voortleedende ter zaelen der ghulsicheden<br />

naer dronckaerts taveerne / dan oock gheschie<br />

5 vp tstraete zittende talder gheckernie<br />

+ Fol. 381 v, r. 9 ‘ziecte’, 10 ‘Aermoede’, 12 ‘ghebreck’, 30 ‘Belial’ onderstreept.<br />

* ‘voort’: ‘v’ over andere letter (e?).<br />

+ Fol. 382 r, r. 8 ‘confusie ... verstandt’, 9 ‘Poorte ... droufheyt’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 381 v<br />

+ Eccli.31.<br />

+ Platho<br />

+ 382 r


116<br />

tvolck bespottende / dits dat zy Winnen<br />

vervreimdt hu <strong>van</strong> ledicheyt / met al huwe zinnen<br />

zou es confusie <strong>van</strong> des mensschen verstandt<br />

Poorte der droufheyt / die thuerwaerts tart binnen<br />

10 en wilt den slaep doch niet Beminnen<br />

dat aermoede thuwent niet worde gheplant<br />

zyt neerstich doet tbeste metter werckende handt<br />

neersticheyt es moeder <strong>van</strong> Rycdom dats claer<br />

de cloucke zyn in ouervloedicheyt vailiant<br />

15 maer een traeghe zal ghebreck lyden voorwaer<br />

tgheluck helpt hem zeluen certeynlick daer<br />

de ghuene hem zeluen helpt met neerstichede<br />

alle gheesteghe gheleerde bescryfuent / maer<br />

die ledich es / om aermoede / es zyn Bede<br />

Eccles .9<br />

Neerstich wesen zult tallen saeysoene<br />

Al wat hu voor handen comt te doene<br />

doet dat vroyelicke thuwer noodt<br />

ghaet dan met blydschap eten hu Broodt<br />

25 ende drynct huwen wyn met goeden moede<br />

zult wel doen / en bewacht zyn <strong>van</strong> ieghenspoede<br />

Aucteur<br />

Ledicheyt Maect <strong>van</strong> allen duechden Naect<br />

Ledicheyt <strong>van</strong> meneghe een Roouere maect<br />

30 een steyter Een blasere een dief een lieghere<br />

een Rommere een bottere / een volcx bedrieghere<br />

een verdoolt schaep / gheen goede Raet // kendere<br />

een Listich baetzouckere / thende een straetschendere<br />

++<br />

een ontzweerere Loosheyts studeirdere<br />

een putier / Bancbouue / een vertasseirdere<br />

een lutsere een boorghere // een quaet bedynckere<br />

een lettel zoorghere // daeghlicx droncke drynckere<br />

5 ghestolen schapen huut haerlieder vacht // stroopere<br />

een baldadich duegheniet ende een nachtloopere<br />

tontyde vp tsheeren straete maeckende Beroerte<br />

voortstellende twist ende alle Remoerte<br />

dusdaneghe disciplen becleedende eecken<br />

10 Raderen en ghalghen Can ledicheyt queecken<br />

eereloos vreeseloos / draghende tdieftlick cabaes<br />

+ Fol. 382 v, r. 26 en nota in margine naast r. 27-28 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 382 v


117<br />

ten hende wordende Der woormen Aes<br />

die zwart ghepluumt vlieghen ouer den ackere<br />

ionghers wachttes hu / tot wercken zyt wackere<br />

15 eer iusticie pluct huwer ioncheyts greyn<br />

Want zeere goet eist / Bennen menssche certeyn +<br />

dat hy vp dat hij <strong>van</strong> gheen aerbeydt vervreme<br />

dat iock <strong>van</strong>der ionckheyt an / VpNeme<br />

Een werckman die es weerdich zynder spysen +<br />

20 Een leich sterck ghezondt bouue / zalmen voorby wesen<br />

Iacobi primo<br />

Alle menssche zy haestich int hooren ghebleken<br />

Traegh tot gramschap / ende traegh int spreken<br />

zulckerwys ghy Ledege / die tot gheen wercken dooght<br />

25 wilt ghy ledigh wesen / daer in hu traecheyt tooght /<br />

Seneca Epist .88.<br />

++<br />

Wy Vynden dat didimus een goet latiniste +<br />

in Ledicheyt vry Lettel tyds verquiste<br />

Want zo neerstich was hij in zyn leuen<br />

30 Dat hy heeft vier duusent boucken ghescreuen /<br />

Aucteur<br />

Van Werckene mach nyemandt wesen onbeschuldich<br />

maer altyds der toe ghehuldich<br />

want de Elementen planeten menichfuldich<br />

5 zyn gheen tydt Ledich / maer altydt werckende<br />

elck in tzijne / den tydt versterckende<br />

als nacht ende dach / ons onderscheedende<br />

zonne ende mane / zyn ons Bereedende<br />

tydt / dat de vruchten groeyen ende bloeyen<br />

10 schaemt hu traeghledicheyt Laet hu vernoeyen<br />

maect * dat gheen <strong>van</strong> hulieden meer Ledich zy<br />

werckende zult quaede ghepeynsen vermoeyen<br />

ende <strong>van</strong> quae begheerten mueght oock worden vry<br />

Ongheluck comt dicwils by traeghledicheyt by<br />

15 maer zelden comt ongheluck / by neerstichede<br />

een traegh menssche / <strong>van</strong> god verwacht bystandt hij +<br />

daer wy / nochtans moeten wercken in deerdsche stede<br />

Anden plough moeten wy dhandt steken mede<br />

ende ons zoorghfuldelick neerstich gheneeren<br />

20 vvaect dies / en de zwaerheyt / <strong>van</strong> twinnen thuwer vrede<br />

Schict ieghens de Lichticheyt <strong>van</strong> tvertheerren<br />

+ Fol. 383 r, r. 16, 17 ‘nochtans ... stede’, 22, 23, 25 ‘aerbeydt’, 27 ‘murcea Plutho’, 29<br />

‘Aerbeydt’ onderstreept.<br />

* ‘maect’: ‘c’ over ‘t’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Iere/in trenis 3 o<br />

+ mathei.10.<br />

+ Didimus neerstichede<br />

+<br />

383 r<br />

+ .N. o


Poetich Exemple<br />

Den intarders Murcea Temple<br />

118<br />

Anhoordt Doctrinale fictie / tot tzins behaeghen<br />

25 hoe aerbeydt hier voortyds in voorleden daeghen<br />

brudegomme ghemaect was / om leuen te zochtere<br />

metter schoone murcea Plutho Dochtere<br />

goddinne der Ledicheyt Miniootich playsant<br />

Welcke Aerbeydt huer by hercules tryumphant<br />

30 een tsweerelts slaue / vele Bruudsticken zandt<br />

Eerst drie vaeten vul zweets / Een ezel een hane<br />

Schilt ende zweerd / Twee spooren ick wane/<br />

+<br />

Een bouck / ende een thonne vul waeckynghen<br />

drie scrynen vul zoorghen zonder eeneghe slaeckynghen<br />

die thuerwaerts ghezonden al waeren ghebleken<br />

maer die Ledicheyts goddinne wildese versteken<br />

5 gheenssins * wildeser blyfuen wesich // mede<br />

Mids dat waeren alle ghiften <strong>van</strong> Besichede<br />

en zou Ledicheyts goddinne / niet zouckende tzuere<br />

meest tzoete zonder pyne / dats huer natuere<br />

zegghende dat aerbeyd alsdoe vp Tpas<br />

10 huer (die des Rycke plutho dochtre was)<br />

behoortste thebben ghezonden / duer dal en weghelkens<br />

zochte beddekens Snuutcleerkens speghelkens<br />

ghebrocquette verdegaerden Pompeuse Clieren **<br />

goetRokeghe zoetluchteghe fumieren<br />

15 Ia zochte handschoeykens Ryngheskens baegskens<br />

fyne hemdemaukens halscleerkens met gulden Craegskens<br />

en tdier ghelycke // Want hier inne faelgierde aerbeydt<br />

es hy <strong>van</strong>der goddinne der Ledicheyt ontzeyt<br />

ende Aerbeydt ghelaeten met verstoorden zinne<br />

20 Twelcke veel quaets brochte naermaels ter Weerelt inne<br />

zonder man zou bleuen / Rengneirde thueren heessche<br />

ter weerelt in weilden gheel naer den vleessche<br />

met hueren twee cnaepen thueren vermueghene<br />

deene Bedroch dander ghenaemt Lueghene<br />

25 met eender cameriere die zou hueren staet beual<br />

Ypocrisie ghenaemt de meeste <strong>van</strong> al<br />

waer mede zou haer behielp telcker spatien<br />

Ende aerbeyd staende buten Ledicheyts gratien<br />

bedruct zynde <strong>van</strong> huerer Repudiatie<br />

30 versmaedynghe ofte Refutacie<br />

es <strong>van</strong> huer zaen<br />

* ‘gheenssins’: ‘i’ over ‘e’.<br />

** ‘Clieren’: ‘i’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 383 v


119<br />

++ zonder veel dilaeys // Naer het pallaeys<br />

<strong>van</strong> pallas der wysheyts goddinne gheghaen<br />

in een voornemen met cloucken beschicke<br />

ende ghaf Aerbeydt daer ten huwelicke<br />

5 Agenoria goddinne der neerstichede<br />

mids tconsent <strong>van</strong> hueren vadere Bezichede *<br />

ende zoo hy der mede // int huwelick Bedeegh<br />

Aerbeydt by neersticheyt zyn wyf ghecreegh<br />

zeuen schoone dochteren daer of dient vermondicheyt<br />

10 Leuen / Victorie / Duecht / Ghezondicheyt<br />

Vruchtbaerheyt // Lusticheyt / ende Waerheyt der naer<br />

zoo dat Iupiter vpperst god / der goden voorwaer<br />

ziende tsweerelts staet Openbaer<br />

By ledicheyt alsoo tonder Bleuen<br />

15 heeft Aerbeydt in zynen staet verheuen<br />

hem gheuende tzynder hulpeghe begheerynghe<br />

Pales de goddinne die <strong>van</strong>dt de Landsneerynghe<br />

Larunda het thimmeren / Arachne tweuen certeyn<br />

Doris tschipmaecken waer hute Certeyn<br />

20 alder eerst den treyn // <strong>van</strong> coopmanschepe es gheresen<br />

Mineruam ghaf hy hem oock bouen desen<br />

goddinne der studerynghen de ingenieuse<br />

daer mede yeghelick wordt de fameuse<br />

Totten Ledighen Voort<br />

Dese Leerynghe behoort<br />

Hoort thuwer vermanynghen diesser best dient<br />

ghy traeghe ledighe quaet boos gheIngient<br />

werct aerbeydelicke zonder begheuen<br />

dat ghy mueght <strong>van</strong> tghuendt dat huwe es / leuen<br />

30 want alle Ledich menssche tot zynder schanden<br />

+<br />

die leeft meest huut diefachteghe handen<br />

Gheen excuse vyndt ghy in tsweerelts percken<br />

altyds esser werck / emmers als ghy wilt wercken<br />

Want Ledeghe zyt ghy om zeylen ghereed<br />

5 de zee light opene wydt ende Breed<br />

vought ghy tot Landsneerynghe hu verstandt<br />

verre lanck en by alomme vyndt ghy landt<br />

+ Fol. 384 r, r. 8 ‘Aerbeydt’, ‘neersticheyt’, 10, 11 ‘Vruchtbaerheyt’, ‘Lusticheyt’ onderstreept.<br />

* ‘Ledichede’ geschrapt, ‘Bezichede’ erna toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 384 r<br />

+ 384 v


120<br />

Deis leerynghe / heeft een griecx poete begrepen +<br />

Allen mensschen es oock groot onledicheyt ghescepen<br />

10 end vp alle adams kyndren een iock zwaer +<br />

<strong>van</strong>den daeghe des huutghancx voorwaer<br />

<strong>van</strong> haerlieder moeders Lichaeme<br />

totten dach der begrauynghen bequame<br />

in alder creatueren eerdsche moedere<br />

15 Dats / vp dat elck mocht wesen vroedere<br />

<strong>van</strong> doe / dat wy gheboorte verwerfuen<br />

es ons twercken angheboren / tot dat wy sterfuen<br />

Ledicheyt es ziele ende lyf bedrieghende<br />

een vueghel inde Lucht wechvlieghende<br />

20 die es zekere emmers <strong>van</strong>den Nette<br />

tsghelycx es de menssche vry <strong>van</strong> belette<br />

der zonden / die hem om wercken gheeft<br />

Sampson zoo dhelighe scriftuere inheeft<br />

vechtende verwan hy de Philistinen<br />

25 maer als hy hem ghyngh tot Ledicheyt Pinen<br />

Inden schoot slaepende <strong>van</strong> Dalyda<br />

schoerze hem zyn haer af / ende wierd der Na<br />

bedwonghen ghe<strong>van</strong>ghen ende Blendt ghemaect<br />

vp wien oyndt Ledicheyt heeft ghedaect<br />

30 slaeperich onwetenlick zyn doodlick bleuen<br />

<strong>van</strong> vele diueerssche zo vyndtmer bescreuen<br />

Sisara wierdt slaepende <strong>van</strong> Iahel vermoort /<br />

+<br />

Isboseth <strong>van</strong> Rechab ende Banaa voort<br />

Holofernes inder nacht / was oock dood bevonden<br />

Maer dauid bleef onghequetst <strong>van</strong> zonden<br />

zo langhe hy wat goets te werckene plach<br />

5 ende als hy vp zyn veynstere Ledich lach<br />

ende bersabe zach // Wrocht hy ouerspel<br />

ende manslacht ieghens tsheeren gods beuel<br />

Niet beters dan waecken ende neerstich wesen<br />

figuere hebwyr of ten propooste <strong>van</strong> desen<br />

10 hoe Saul in zyn thente ten voorleden iaeren<br />

Abner / en zyn bewaerders slaepende waeren<br />

niet waeckende neerstich / maer Leich int vercouden<br />

dat zy Saul hueren Conyngh bewaeren zouden<br />

zo dat Dauid aldaer by nachte quam<br />

15 ende Sauls spietsen ende waterbeker nam<br />

alsdoe / doe dauid der mede wechghaende<br />

heeft <strong>van</strong> verre gheRoupen staende<br />

Zuenen des doods zyt ghylieden verclaert +<br />

Want ghy huwen heere Conyngh niet hebt bewaert<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Phocylides<br />

+ Eccli 40/<br />

+ 385 r<br />

+ .1. Regum .26.


121<br />

20 Ghy ledighen Aerdt // Claer by deser figuere<br />

blyct / dat wy moeten waecken tot elcker huere +<br />

onsen conyngh te bewaerne / neerstich te zyne<br />

dat zyn de gratien met neerstegher Pine<br />

die ons verleendt heeft god Conyngh almachtich<br />

25 dat wy die ter perfectien brynghen warachtich<br />

Elck naer / dat hy ons gratien heeft ghegheuen<br />

deene / tot een Contemplatyfuelick Leuen<br />

dander tot alderhande handAerbeydelicks wercken<br />

naer dat elck inne des weerelts percken<br />

30 <strong>van</strong> gode vercoren word / zal hij neersticheyt doen<br />

neerstich zynde ter waecke vp elck saeysoen<br />

want tRegiment des weerelts / dat moet gheschieden<br />

+<br />

alsowel by ambochts als gheestelicke lieden<br />

ziet neerstelick toe dan dach ende nacht<br />

dat ghy den tydt waer neimt / en zoorgfuldicheyt acht<br />

dat ghy den traeghledeghen knecht niet en slacht<br />

5 die zyn meesters pennyngh inden eerden graefde<br />

ende tot ghewinne niet en beslaefde<br />

//Dats ghy alle mensschelicke generatien<br />

wien god heeft ghegheuen diueerssche gratien<br />

dat ghy die niet huut en deelende zyt<br />

10 Ter gods eeren / Tzynder tydt<br />

daer naer thuwen naesten / end hu tselfs proffyt<br />

besich zynde werckende / elck naer zyn ghauen<br />

deen int gheestlick / dander int ambachtlick slauen<br />

Eerlicxst winnende brood / zoo ghy best wetende // zyt<br />

15 Om dat ghy <strong>van</strong>den aerbeydt etende // zyt<br />

<strong>van</strong> huwen handen / zo zal hu wel // zyn<br />

ende zaelicheyt / zal hu zonder ghequel // zyn<br />

dies yeghelick zy neerstich daer toe ghehult // vry<br />

int zweet <strong>van</strong> huwen handen zo zult ghy<br />

20 eten hu broodt Twordt bequame den heere<br />

Dat ziecte Aermoe en ghebreck <strong>van</strong> hu keere /<br />

Aucteur<br />

Vanden slapaert Epimenides vynden wy<br />

<strong>van</strong> zyn vader ghezonden In tvelt hem by<br />

25 om een schaep Rasschelick zonder spaeren<br />

onder weghe in een .Ol. verdoolde hy<br />

daer hy slaepen wierd / sliep .Lvij. Iaeren<br />

wordende ontwaect / maecte groot mesbaeren<br />

tschaep thuus te draeghene / heeft neerstich ghezocht<br />

30 meende maer een weynich naer zyn verclaeren<br />

gheslapen hebben / Dies maer hem zeluen thuus ghebrocht<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .Morael.<br />

+ 385 v


122<br />

++ daer naer / te philosopherene wierdt hij bedocht<br />

zoo eeneghe zegghen / anders / niet ick bescreift<br />

in doctrine zeere neerstich / metten zinnen ghewrocht<br />

Tsaemen hondert Lvij Iaeren gheleift<br />

[Een Vader met Liefmoedeghen vermane]<br />

5 Een Vader met Liefmoedeghen vermane<br />

voortyds tot zynen zuene / aldus sprack hy<br />

Zuene / ick bid hu ziet toe / dat den hane<br />

niet vrougher * wacker en worde dan ghy<br />

Figuere Vanden dienaere ghetrauwe<br />

hoe hy zynen meester zal dienen nauwe<br />

Een Die hem wil ten dienste gheuen<br />

moet wesen ghelyck / als hier naer bescreuen<br />

Vp dat een vader des huusghezins mach<br />

in behoorlicken tyden nacht ende dach<br />

15 <strong>van</strong> hem ghedient zyn wel ghepresen<br />

zo dat hy oock naermaels mach meester wesen<br />

Eerst die hem stelt een dienlyngh tzyne<br />

zal hebben den mondt <strong>van</strong> eennen zwyne<br />

vp dat hij eten mach te Bet<br />

20 watmen hem vooren stelt magher en vet<br />

gheen lecker morseelen / en zal hy prysen<br />

noch verkiesen oock Curieuse spysen<br />

wie Lecker spyse bemindt in zyn tyden<br />

die zal ** zeght salomon ghebreck Lyden +<br />

25 en wie vetticheyt bemindt oock ende wyn<br />

die en zal zeght hy oock niet Rycke zyn<br />

de ooren Van een ezel zal hy hebben voort<br />

als eenne die alle zaecken Anhoort<br />

en tsecreit <strong>van</strong> zyn meester niet openbaeren<br />

30 zaelich zyn die hooren twoord gods / en dat bewaeren +<br />

De Rugghe Vanden Ezel / om als de stercke /<br />

+<br />

onderdaenich te zijne tot allen wercke<br />

ghy alle die traegh zyt wilt hu keeren +<br />

ende ghaet totter miere zou zal hu leeren<br />

Laet al hu werck zyn met liefden Rechtueerdich +<br />

5 Want de werckman die es zynder spysen weerdich +<br />

werct te wylen ghy dach hebt / met een verhueghen<br />

den nacht zal commen als nyemandt zal wercken mueghen<br />

+ Fol. 386 r, r. 18 ‘mondt ... zwyne’ onderstreept.<br />

* ‘vrougher’: ‘v’ over ‘w’.<br />

** ‘zal’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 386 r<br />

+ prouerbi .21.<br />

+ Luce xi o .<br />

+ 386 v<br />

+ prouerbi.6.<br />

+ .1. Corin/16.<br />

+ matthei.10.


123<br />

De voeten Van een osse der naer anghedaen<br />

vp dat hy in zyn werck mach vulstandelick staen<br />

10 Betraut vp god / en blyft in hu plaetse claer +<br />

Want een zot / es als de mane wanckelbaer +<br />

maer wie totten hende ghestaedich blyfuen<br />

zaelicheydt zal de zulcke Beclyfuen +<br />

End een dienaere daer men zal neerstich naer vraeghen<br />

15 die moet zyn handen / zuuer ende Rechte draeghen<br />

die Rechtueerdicheyt * werct zal worden verheuen +<br />

en zaligher es tgheuen dan tnemen int leuen +<br />

end vpdat hy voort zy vpRecht Vonden<br />

zyn tonghe zal hij houden ghebonden<br />

20 ende als hy hem voughen zal willen ter spraecken<br />

zie voor wien / waer / ende <strong>van</strong> wat zaecken<br />

end vp dattet zijnen meester end elcken behaeght<br />

en spreke niet eer / voor datmen hem vraeght<br />

Want zoo dauid de Psalmiste ons doet bediet /<br />

25 een Clappaert word vpder eerden ghevoordert niet<br />

gheen twist binden huuse zal hij ** verwecken<br />

en ghetrauwelick zyns meesters eere decken<br />

oock mede tsghelycx ten gheenen saeysoene<br />

hem schaede doen / noch oock te laeten doene<br />

30 een dienaere die dit te doene acht<br />

tzal hem zeluen proffyt zyn / ende wesen gheacht<br />

met alle notable ende goe verstanden<br />

ende mueghen duerwandelen allen Landen<br />

++<br />

Want ghetrauwelick dienen tallen termine<br />

maect dicwils den dienaere meester te zyne<br />

Luce .12.<br />

De knecht die daer bekent heeft de wille zyns heeren<br />

5 ende hem niet bereedt en heeft tot die weghen<br />

Noch wilde / naer zijne wille keeren<br />

die zal met vele worden ghesleghen<br />

Exemple<br />

Voortyds heliogabalus hoe anders gheel zondich<br />

10 hadde vry ghemaecte slauen ten dienste staende<br />

die hy noode Ledich zach eenich stondich<br />

dies altyds hemlieden yet / te doene vermaende<br />

vp eennen tydt beual hy de twee huutghaende<br />

* Inktvlek over ‘he’.<br />

** ‘hij’: stipjes op de ‘ij’ in bruinere inkt.<br />

+ Fol. 387 r, r. 9 ‘heliogabalus’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Eccli .11.<br />

+<br />

Eccli 17.<br />

+ Matthei.10.<br />

+<br />

Eccli 20<br />

+<br />

in actis/20.<br />

+ 387 r


124<br />

zyn beuel te doene met neersteghe zinnen<br />

15 <strong>van</strong> deen wildhy elleuen duust vlieghen zyn ontfaende<br />

dus ghebood hy die vergadren / om zyn vriendschap winnen<br />

Een andre also vele Coppe ghespinnen<br />

vp dat zy hem daer inne me mochten occuperen<br />

Liefuer dan ledich tzyne / tzynen dienste binnen<br />

20 was zoo zyn meenynghe int ordonneren<br />

hy <strong>van</strong>dtse Ledich eerst den tydt Passeren<br />

zegghende zy wisten niet te doene int bemerck<br />

dies omme dats hemlieden niet zouden excuseren<br />

heeftze huutghezonden te vuldoene tvoornoomde werck<br />

Aucteur<br />

Van hooghe end vpgheblasen herte den dienaere *<br />

<strong>van</strong> hu als toecommenden vyandt verIaeght<br />

oock die met hu fletsen waer dat waere<br />

versteict hem / ende naer zijnen dienst niet vraeght<br />

30 daer ghy huwen dienaer oft oock eenen ghebuer zaeght<br />

die hu zochte prysen in huwe presentie /<br />

+<br />

wederstaet de alsulcke / ende niet en traeght<br />

want dyncken hu bedrieghen met loos inuentie<br />

maer / naer der ouden philosophen sentencie<br />

eennen dienaere / die hem lichtelick schaemt<br />

5 ghelyck hu zuene Bemindt die alsoot betaempt /<br />

Aucteur<br />

Bouen alle de voornoomde goede bewysen<br />

vp dat ghy traeghledicheyt mocht mesprysen<br />

ende neersticheyt tot duechden by hu zy gheschiet<br />

10 midsgaders hu mochte gheestelick spysen<br />

omme huter weerelt ten hemele Rysen<br />

Myn ionste hu tnaervolghende Refereyn biedt<br />

testamentelick ziet<br />

Traghelick keert hu te godewaerts Niet<br />

Refereyn<br />

Non tardes conuerti ad Deum /<br />

Et ne differas de die in diem Eccli .5. +<br />

* Oorspronkelijk ‘der dienaeren’; ‘n’ over ‘r’ in ‘der’ en laatste ‘n’ in ‘dienaeren’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 387 v<br />

+<br />

Actum in die animarum<br />

post cenam A o .1541.


125<br />

Hoe groot zo es die ghenaede des heeren<br />

den ghuenen die ghewillich tot hem bekeeren +<br />

20 v<strong>van</strong>t die vpden heere hopen dien es hy goet +<br />

hy can ons behoorlicke dynghen Leeren<br />

zynder wysheyts ghetal en es nyemandt vroed +<br />

dus keert hu themwaerts / ende gheen zonden doet +<br />

ende voor hem doet Rechtueerdicheyts zede +<br />

25 gheloouende standvastelick clouck ghemoet<br />

dat hij met hu zal doen zyn ontfaermichede<br />

ick maecke licht / scheppe duusterheyt / ende vrede +<br />

ick die heere (zeght hij) doe al dese dynghen /<br />

+<br />

Mynen Raedt zal eeuwich staen / ende oock mede<br />

myn wille zal gheschieden / wat ick wil vulbrynghen<br />

Ick bem die stercke god / dyns vaders / elcx bedwynghen +<br />

Ick bem hu god (zeght hij) wilt niet Afwijcken<br />

5 ick heb u ghesterct als vrome ionghelynghen +<br />

keert hu tmywaerts / ende ghij zult zaelich blycken<br />

Alle henden der eerden / ende ConyncRycken +<br />

Want ick bem hu god / en daer en es ander gheene<br />

Ick bem die duere / die duer my in zullen strycken +<br />

10 die zullen zyn behouden met * my ghemeene<br />

een goet heerder bem ick iesus <strong>van</strong> Nasareene<br />

ick bem die moorghensterre / Blynckende claer +<br />

Broodt des leuens / ende dauids wortle alleene +<br />

ick bem die ick bem / onveranderlick voorwaer<br />

15 hu deel bem ick inden hemel / end hu erfgoed daer +<br />

End eer Abraham worde / zo bem ick ziet +<br />

dus mensschen zouct den heere / ende volght hem naer +<br />

wat dyns gheschiet +<br />

Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />

20 Ghaet huut tmiddel dies <strong>van</strong> babylonien ach +<br />

zondaers / dat elck zijne ziele behouden mach<br />

<strong>van</strong>der gramschap des heeren gods thoorne groot<br />

ende comt / laet ons vpghaen zonder verdrach<br />

vpden bergh des heeren als troost tonser noodt +<br />

25 vereenicht hu met god / ghelooflick totter doodt<br />

ghij zultter by vercryghen de beste vruchten +<br />

neimt de wet <strong>van</strong> zijnen monde voor daghelicx broodt<br />

in hu herte stelt zyn Redenen zonder vluchten<br />

verblydt hu in hem met beuen ende duchten +<br />

30 hoopt in hem ende dient hem huut tshertsen iueght<br />

zouct zyn Rycke / ende wilt voor hu zonden zuchten +<br />

Offert hem offrande met Rechtueerdicheyts duecht +<br />

zouct den heere / Te wylen ghij hem vynden mueght +<br />

Ende duer den wech der voorzienicheyt ghaet / +<br />

* Vóór ‘met’ ‘d’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Eccli .17<br />

+<br />

Trenorum 3.<br />

+<br />

psal 9.<br />

+<br />

Eccli .17.<br />

+ Thobie/13<br />

+ Esai/45.<br />

+ 388 r<br />

+ Genesi 46.<br />

+ Esai/41.<br />

+ idem 45.<br />

+ Iohan/10.<br />

+<br />

Apoca/<br />

+<br />

iohan/.6.<br />

+ Exodi/3.<br />

+ malach .3.<br />

+<br />

Nu / 18<br />

+<br />

iohan/ 8<br />

+ iere 51<br />

+ Esai.2.<br />

+ iob .22.<br />

+ Psal / 2.<br />

+<br />

Mathei .6.<br />

+<br />

Psal 4<br />

+<br />

Esai 55<br />

+<br />

prouerbi .9.


126<br />

+ ende duer den wech der voorzienicheyt ghaet +<br />

ende wyct vp dat ghy mueght wesen verhueght<br />

<strong>van</strong>den thenten der ongoddelicke mensschen quaet<br />

ghaende totten dienste gods In Rechtueerdicheyt staet +<br />

5 wie vp hem betraut die zal de eerde beErfuen<br />

en wie den heere niet en zouct / maer blyft obstinaet +<br />

die zullen <strong>van</strong>den minsten totten meesten sterfuen +<br />

tot wien zouden wy anders eer wy bederfuen<br />

mueghen ghaen / ende ons gheel in handen gheuen +<br />

10 dan tot christum / die ons zonden mach gheel ofkerfuen<br />

en die woorden heeft / des eeuwich onhendelick leuen<br />

Laet hu handen zyn te godewaerts vpgheheuen<br />

ende hem lof eere en dancbaericheyt biedt<br />

vp dat ghy mueght in tsleuens bouck zyn ghescreuen<br />

15 doch eer tydt ontvliedt<br />

Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />

Bekeert hu Roupt god huut bermherteghe gronden<br />

ende bewyst berau <strong>van</strong> al huwen zonden +<br />

en die boosheyt zal hu tot gheen vallynghe wesen<br />

20 maect dat in hu zy een nieu herte bevonden<br />

v<strong>van</strong>t tzondaers doodt en wil ick niet maer zyn ghenesen<br />

Bekeert hu tmywaerts Roupt hij noch bouen desen +<br />

gheel huut al huwer herten vroom zonder Afglyden<br />

met vasten weenen claeghen te mywaerts gheResen<br />

25 end hu cleedren niet / maer hu herten wilt snyden<br />

bekeert hu dies totten heere in tsleuens tyden<br />

hy es bermhertich lanckmoedich en goederthiere<br />

bouen tsmensschens vermueghen / laet hy nyemandt Lyden<br />

als milde zonden vergheuer es zyne maniere<br />

30 ons heeft hy bemindt / huut eeuwegher Liefden diere<br />

hier om zeght hy / ons zynde bermhertich * ghenaedich +<br />

heb ick hu tot my ghetrocken <strong>van</strong>den helsschen ghiere<br />

en myn bloedt huutghesturt / voor hu leuen mesdaedich<br />

++<br />

Noch zeght hij / mach een vrauwe zo stuerberaedich<br />

huer kynderen vergheten / Buuten den betame +<br />

zoo dat zou niet ontfaerme vrouch ende spaedich<br />

de zuene <strong>van</strong> huer moederlicke Lichaeme<br />

5 end al verghaete zou hem oock dus onbequame<br />

ziet gheenssins zal ick hu zeght christus vergheten<br />

hy god almachtich / om de wille <strong>van</strong> zynen name<br />

Laet ons dese troostbaere belofte weten<br />

dies zondaers ontziet tzweerd / eer ghy wordt ghesmeten<br />

10 keert te godewaerts eer hu den vyandt bespiet<br />

* Vóór ‘bermhertich’ ‘ghenaedich’ geschrapt.<br />

+ Fol. 389 r, r. 17-25 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 388 v<br />

+ Nu / 16.<br />

+ Eccli 2.<br />

+<br />

Esai 55.<br />

+<br />

2 parali / 15.<br />

+ iohan .6.<br />

+ Ezech.18<br />

+ iohel .2.<br />

+ iere .3.<br />

+<br />

389 r<br />

+<br />

Esai 49.


127<br />

weist traghelick tot zonden / hoe hooghe ghezeten<br />

maer naer myn bediet<br />

Traeghelick keert hu te godewaerts niet<br />

Prinche<br />

15 Zouct den heere alle zachtmoedeghe der eerden +<br />

den Rechtueerdichsten zachtmoedichsten hooghst <strong>van</strong> weerden<br />

ende vliedt <strong>van</strong> lucifer houeerdighe zinnen<br />

keert hu tot die hem oyndt oetmoedich gheneerden<br />

Schuut Mammon en die ghierichede beminnen<br />

20 keert hu tot Eerdsch Versmaden <strong>van</strong> buten en binnen<br />

Schuut Asmodeus onCuusschelick bedryf<br />

keert hu tot zuuer leuen om dhemel ghewinnen<br />

Schuut Sathan die grammelick sticht ghekyf<br />

keert hu tot zachtmoedicheyt man ende wyf<br />

25 Schuut Beelzebub ghulsicheyt tallen hueren<br />

keert hu tot Abstinentien dwynght tvleesschelic lyf<br />

Schuut leuiathan met al zyn nydeghe Cueren<br />

keert hu tot gheen Wraecke laet die ghebueren<br />

naer de wille des heeren / Want zou hem toebehoort<br />

30 Schuut Belyals traecheyt ende Ledich besmueren<br />

ende keert hu tot gods dienste doch Rechtevoort<br />

Schuut iesabels venynicheyt twistich discoordt<br />

++<br />

volght de paeyselicke mycol deendrachteghe nichte<br />

schuut de valsche athalia / ende naer myn woord<br />

volght Abygahel die dauids gramschap zwichte<br />

//Maer bouen al omme commen ten hemelschen lichte<br />

5 volght christum den heere Int eerdsche dal<br />

ende helpt zyn cruce draeghen zoet <strong>van</strong> ghewichte<br />

keert hu themwaerts / ende thuwaerts hy oock keeren zal<br />

staet vp en keert <strong>van</strong> huwen zwaerzondeghen val<br />

eer ghy huten schoonhemelschen wech suckelt yet<br />

10 peynst die ten alfuen keert / die en doolt niet al<br />

end al lydt ghy verdriet<br />

Traghelick keert hu te godewaerts niet<br />

Eerdsche Wandelaers<br />

Ghy fantasticque gheesten vernuft en verduustert<br />

15 die in verre landen Curieusheyt duerpluustert<br />

ende commende thuus metten zinnen verkeert<br />

verdraeght hu dies / zyt niet zo onghemuustert<br />

Bid dheere zoo / als hu dit Refereyn Leert<br />

+ Fol. 389 v, r. 20, 21 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Sopho.2.<br />

+ 389 v


128<br />

Refereyn<br />

Estote imitatores Christi<br />

Via Impiorum tenebrosa. +<br />

Wee hu ghy boose mannen <strong>van</strong> beeden staeten<br />

die huten Rechten weghe zyt dolende zeere +<br />

en bewandelt meestdeel Cayms en Iorams straeten<br />

25 ghy verdoolde die hebt gheel de wet verlaeten<br />

<strong>van</strong> huwen god die alder hoogsten heere<br />

keert themwaerts vp dat hy oock thuwaerts keere +<br />

Want hy ontfaermt / al wie huer zonden berauwen +<br />

+ +<br />

daelt <strong>van</strong> tquaede / maer clemt vp met weldaets leere<br />

maect hu een herte gheestich nieu zonder verflauwen<br />

der steruenden doodt wil god niet schauwen<br />

maer vvil dat hy keere ende weder mach leuen +<br />

5 zeght dies met een vastgheloouich betrauwen<br />

Vadre / voor wien hemelsch eerdsch helssche Beuen +<br />

hu zuene theetene / Bem ick niet weerdich beseuen<br />

v<strong>van</strong>t ghezondicht inden hemel heb ick menichfuldich<br />

en voor hu die my sceppenesse hebt ghegheuen<br />

10 keert tzijnewaerts * / hu kennende zoo beschuldich<br />

en zeght heere god ghenaedich vierich ghehuldich<br />

ick bem ghelyck een man zonder hulpe ghebleken +<br />

om hu Cranckheyt niet te zeere weist onverduldich<br />

Bidt den heere / en zyn gratie zal thuwaerts leken<br />

15 tooght hem claer hu quetsueren end huwe ghebreken<br />

die ** ghy hebt in quae dolende weghen ontfanghen<br />

vreest den heere huwen god volght hem onbezweken<br />

hij eist die hu mach helpen huut dolende ghanghen +<br />

zouct wysheyt huer Rechter handt Can tleuen verlanghen +<br />

20 laet kyndscheyt / ghaet den wech der voorzienicheden<br />

der ongherechteghen wech Schuut die als slanghen +<br />

ghaet Inden wech der heydenen / oock tgheenen steden +<br />

maer met dauid bidt thuwer zielen vreden +<br />

heere Leedt my in huwen wech ter deghe +<br />

25 dat ick Inghae in huwe warachteghe zeden<br />

zo en wandel ick niet meer met dolende Leden<br />

Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Christus es voor ons ghepassyt der naer ghestoruen<br />

ende dat wy zyn voetsteppen zouden volghen naer<br />

30 zulck een bewys hebben wy an hem verworuen<br />

der ongoddelicken wech zal wesen Bedoruen<br />

* ‘tzijnewaerts’: ‘ij’ verbeterd uit ‘n’.<br />

** ‘die’ in margine toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Ephes 5.<br />

prouerbi .4.<br />

+ Eccli 41<br />

+<br />

zach. primo<br />

+<br />

Eccli 12<br />

+<br />

390 r<br />

+<br />

Esai primo<br />

+ Ezech 18<br />

+ luce / 15.<br />

+ Psal 87<br />

+<br />

deu / 13<br />

+<br />

prouerbi .3.<br />

+<br />

.9.<br />

+<br />

.3.<br />

+<br />

Mathei.10<br />

+ Psal .85.


129<br />

maer wie christum volght wandelt in gheen duusterheyt daer +<br />

zyn weghen zyn vpRecht Waer inne voorwaer +<br />

+<br />

de Rechtueerdeghe zullen wandelen ziet<br />

der ongoddelicken wech / es doncker niet claer<br />

dus waer zy vallen zullen / en weten zy niet<br />

Wandelynghe es <strong>van</strong> Noe met gode gheschiet +<br />

5 als beminnende zyn heere huut liefden crachtich<br />

v<strong>van</strong>t hy wiste wel zonder te twyfuelen yet<br />

tsheeren weghen zynde Bermhertich warachtich +<br />

ghy hartneckeghe verdoolde / zyt dit wel achtich<br />

in al den weghen wandelen wilt zonder dolen<br />

10 (vp dat ghy mueght leuen in welvaeren machtich)<br />

die hu den heere huwen god heeft beuolen<br />

al hebben zieck ellendich hu ooghen ghequolen +<br />

ghelyct niet meer / die den effen wech voor by lyden<br />

ende ghaen duer doncker weghen naer valssche scholen<br />

15 maer naer den ouden bywech Vraeght tallen tyden<br />

es hy goet daer in wandelt / en niet bezyden<br />

ende zult huwer ziele vercoelynghe vynden<br />

vvilt inden boosen wech / niet behaeghlick verblyden<br />

vliedse ghaetter niet duere / wier hu toe pynden<br />

20 peynst der mensschen Iaeren lyden als vlieghende wynden<br />

en dat ghy wandelt eennen wech int zoete of tzuere<br />

daer ghy / tzy aerme of die noyndt Rycdommen schrynden +<br />

nemmermeer wederomme zult commen duere<br />

dus wy die hier als pelgrems zoucken avonthuere<br />

25 om verweruen zaelicheyts gheluck en zeghe<br />

den Rechten wech te ghaene / Es de beste cuere<br />

biddende / dat ons tsaemen gheenen wech ghebuere<br />

Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Comt alle die daer aerbeydt ende zyt verlaeden<br />

30 comt tmywaerts / zoo Roupt christus ick zal hu vermaecken<br />

keert betrauwelick ghewillich Rasch zonder verspaeden<br />

v<strong>van</strong>delt simpelick als beschermt duer zyn ghenaeden<br />

zo mueght ghy dan ten hemelsschen weghe gheraeken<br />

Christus es den wech tleuen vul warachteghe zaecken +<br />

+<br />

en de weghen die ter Rechter handt zyn hy kendt<br />

ghedynct den heere dies in al hu weghen en spraecken<br />

om te spoedeghen hu weghen word hij oock omtrent<br />

metten zondaeren hu <strong>van</strong> te etene spent +<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal primo<br />

+ iohan/ 8<br />

+ 390 v<br />

+ Genesi .6.<br />

+ Psal/24<br />

+ Psal 87.<br />

+ iob .16.<br />

+ iohan .8.<br />

+ 391 r<br />

+ Thobie.4.


130<br />

5 ghy mensschen ghecocht / met christus heet bloedt<br />

wordt niet dienaers der mensschen / maer zonder hendt<br />

dienaers christi hem int volghen / met Rechter oetmoedt<br />

ziet voor hu in wat wech ghy wandelynghe doet<br />

v<strong>van</strong>delt met die Rauwich zyn ende Bedrouft<br />

10 huwen naesten byden weghe troostbaerich groet<br />

ende vp den wech hu herte welschickende prouft<br />

ghaet met nyemandt wien mesleedynghe heeft ghetouft<br />

want met zulcke ghy wandelt / gheRekent ghy word<br />

maer zouct den heere Die weet wat den mensche behouft<br />

15 end hu voetsteppen <strong>van</strong> dolende weghen vpschort<br />

den byl es an den wortlen der boomen gheport<br />

<strong>van</strong>den ghuenen die gheene goe vruchten voortbrynghen<br />

doet vruchten <strong>van</strong> berauwe / dies Rasch vp en Cort<br />

eer men hu als onvruchtbaer boom comt omRynghen<br />

20 end afhauwende zal moeten ten viere brynghen<br />

en verbarnen inder hellen diepste donckere stanck<br />

ghaet in duer de nauwe poorte voor alle dynghen<br />

niet duer de wyde poorte / wiens wech breed es Lanck<br />

v<strong>van</strong>t zou es leedende totten verdomlicken ghanck<br />

25 dies beraut my dat icker in te wandelen pleghe<br />

elck pryst tRume / en vryheyt tsvleeschs vry en vranck<br />

end ons Leedsmannen ducht ick ghaen zomtyds manck<br />

Afkeerende Vanden schoonhemelsschen weghe<br />

Prinche<br />

30 Clemt ten berghe des heeren met een herte net +<br />

ghaet daer / end en wilt niet meer zondeghen ghy<br />

zaelich zynse Die vpden wech onbesmet<br />

+<br />

ende wandelen Inne des heeren wet<br />

want den zulcken zal hy commen ghehulpich by<br />

wandelt Rechte Te wylen ghy tlicht hebt vry<br />

ghaet wascht hu ter Iordanen ghy wordt ghezondt +<br />

5 vp dat hu vleesch weederomme gheReynicht zy<br />

<strong>van</strong>den hoofde totten voeten in dyns herten grondt<br />

staet vp ghy die daer slaept dan in corter stondt<br />

vvilt hu tot christum keeren / end hy zal hu verlichten<br />

ende bidden huut eenne dancbareghe mondt<br />

10 dat hy wil <strong>van</strong> hu zyne gramschap zwichten<br />

dat hy een Reyn herte in hu wilt stichten +<br />

end in hu Inghewandt vernieuwe / een vpRechten gheest<br />

dat hy hu niet verworpe <strong>van</strong> huwe ghezichten<br />

met dauid wilt zoo bidden / ghy <strong>van</strong> adam verweest<br />

15 dan zult ghy mueghen wandelen onbevreest<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Esai.2.<br />

+ 391 v<br />

+ 4 Regum .5.<br />

+ Psal 50


131<br />

dit Raed ick hu quaet waert dat ict verzweghe<br />

die noch dolende wandelt in tsweerelts forreest<br />

duer doncker valssche weghen Vul venynich Tempeest<br />

Afkeerende <strong>van</strong>den schoonhemelschen Weghe<br />

Aucteur<br />

Vanden zevene doodzonden nv concluderende<br />

metten Circonstantien vul zondich quaet<br />

die daer ondere zyn Resorterende<br />

voorts heb ick gheweist ymaginerende<br />

25 om zondaers te schickene huten zondeghen staet<br />

huut liefden / den zulcken gheuende Raedt<br />

tot een contemplatyfuelick verwecken<br />

met zoet schriftlicker leerynghen / twelck menich baet<br />

eer zy worden desolaet<br />

30 Den zondaers / zalmen met zoeticheyt trecken /<br />

+<br />

huut tsvyandts strecken // eer god wierde verbolghen<br />

de Refereynen ionnende die hier naer volghen<br />

Zondaers ende Zondaressen<br />

Alle zondaers zondaeressen int generale<br />

5 omme naermaels besitten de hemelsche zale<br />

heb ick oock een testament willen bereeden<br />

tnaervolghende Refereyn met corten verhaele<br />

Twelck ick hulieden gheue voor myn scheeden<br />

Refereyn<br />

10 Zondaers wederkeert <strong>van</strong> al huwe quaetste weghen +<br />

end hu Rechtueerdicheyt voor god den heere doet +<br />

<strong>van</strong> dyn afgoden zyt oock te keerene gheneghen +<br />

hebt betrau en ghelooft Teuangelie goet +<br />

ghenaect god / ghy cryght zyn ghenaeckynghe zoet +<br />

15 keert hu themwaerts hy zal hu den gheest verlichten +<br />

vveist ghedachtich wat ghy zyt / weist clouck ghemoet +<br />

hoe ghy theyrcracht der zonden mueght gheestelick slichten<br />

weist sober ende wilt <strong>van</strong> gheen waeckynghe zwichten<br />

want den vyandt hu partie zouct * dyn omRynghen<br />

20 hoe hy metter macht zynder becuerynghen schichten<br />

hu onvoorzien mochte zielwondich besprynghen<br />

grypt tzweerd <strong>van</strong> gods woord in dhandt / vvilt hem daer me dwynghen<br />

sterct hu met zulcke dynghen // vecht voor gods liefste bruudt<br />

vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

* ‘zouct’: ‘c’ over ‘d’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 392 r<br />

+ 4 Regum .17.<br />

+ iere .35.<br />

+ Thobi/13<br />

+ Ezech 14.<br />

+ Marci/primo<br />

+<br />

iacobi .4.<br />

+<br />

Psal .33.


132<br />

25 Worpt. heerschappie houeerdich eerst huut huwen zin +<br />

want zou es <strong>van</strong> god en den menssche ghehaet<br />

zouct niet dat hoogher hu es / zouct oetmoedich ghewin<br />

eer ghy word onderworpen met Lucifer quaet<br />

onder gods handt almachtich oetmoedich staet<br />

30 want zo wie hem veroetmoedicht zal worden verheuen<br />

en ghiericheyt hoe daenich die zyn mach versmaet /<br />

+ +<br />

niet onRechtegher dan tghelt beminnen int leuen<br />

en zalegher dan tnemen zo was oyndt tgheuen +<br />

zaelich es de Rycke / die naer tgoedt niet stryct by +<br />

verworpt ghulsicheyt end alle brooddronckich sneuen +<br />

5 ende dat dyn voedsels spyse By ghewichte zy +<br />

wacht hu oock wel Leckerwynghulseghe ghy<br />

maer wilt ghy zyn vry // <strong>van</strong> zulck zondich tribuut<br />

Worpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

Weert. gramschaps dienst metten ghelooueghen schilt<br />

10 peynst zoete andwoorde doet gramschap breken +<br />

ende wordt ghij gram gheenssins zondighen wilt +<br />

volght moysen de zachtmoedichste oyndt ghebleken +<br />

weist zachtmoedich / als ghy gods woord hoort preken +<br />

gramschap doet verminderen des mensschens daeghen +<br />

15 vvilt traecheyts diensterghe <strong>van</strong> hu versteken<br />

en zyt tot goede wercken neerstich zonder vertraeghen<br />

en gheen ziecten zullen hu Anloopende plaeghen<br />

traeghe / ghaet dies totter miere / end huer leerynghe ziet<br />

ende vought hu Liefzaemich met een verdraeghen<br />

20 dat ghy dyn broeder / vvilt nydich ouerlasten niet<br />

vergheeft / vergheuenesse zal hu worden gheschiet +<br />

Bemindt tgoede tqua vliedt // grypt gheen verboden fruut +<br />

vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

Princhelicke<br />

25 Couraidgen meest leuende naer tvleesch<br />

wacht hu <strong>van</strong> alle Oncuusschelicke zeden<br />

bewaert hu zeluen zuuerlick / es paulus heesch<br />

Castydt hu Lichaem / zoo hy en de zyne deden +<br />

doet versteruen huwe Leden vpde eerdsche steden +<br />

30 vvilt niet worden als beesten zonder verstandt +<br />

doncuussche ouerspeilders / zal in Rechtueerdicheden +<br />

god den heere vonnessen ouer alle Landt +<br />

sterft / eer ghy sterft / den sterfdach int herte plant /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccli 10 ende .3.<br />

+<br />

392 v<br />

+<br />

Eccli 10<br />

+<br />

Actuum .20.<br />

+<br />

Eccli .31.<br />

+<br />

Luce 21<br />

+<br />

Ezech 4.<br />

+ prouerbi 15.<br />

+ Psal 4<br />

+ Nume/12.<br />

+<br />

Eccli .5.<br />

+<br />

Eccli .30.<br />

+<br />

Luce .9.<br />

+<br />

Amos .5.<br />

+<br />

.1. thimo 5.<br />

+<br />

1 Corin .9<br />

+<br />

Collos 3.<br />

+<br />

Psal 31<br />

+<br />

1 corinthe 10.


133<br />

+ peynst wat ghij zyt stynckende zack vul zonden<br />

Bidt gheloouich al es onReyn hert end handt<br />

heere / en ghy wilt zuveren mueght ghy myn gronden<br />

neimt hu hope end hu troost Vp christus wonden<br />

5 end huut liefden tallen stonden // spyts dhelsschen druut<br />

vvorpt de diensterghe der zonden / end huer zuene huut<br />

Aucteur<br />

Tfirmamentich beleed<br />

gheen cours en houd<br />

10 de wynter word heet<br />

de zomer word Coud<br />

om zeluer en goud<br />

tghelooue Cranct<br />

Trauwe voudt<br />

15 cracht es stout<br />

paeys men ghemist<br />

Oorloghe Twist<br />

elck nv ontfanct<br />

Tvolck es versteent<br />

20 Eere vercleent<br />

dierste verlanct<br />

hoe comt dit by<br />

tdyncke my<br />

datter plaeghe zy<br />

25 Om datter lettel god <strong>van</strong> zyn * gratien danct /<br />

Verdoolde mensschen<br />

+<br />

Ghy versuckelde verdoolde die meest schuut tlicht<br />

keert keert ende laet huwe zonden berauwen<br />

schuut duusterheyt / int clare wandelt onghezwicht<br />

30 te wyle ghy tlicht hebt Willet anschauwen<br />

Myn Refereyn naervolght / ter goeder trauwen<br />

mans ende vrauwen // zoo goe christene deden<br />

Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden /<br />

Refereyn<br />

Ghy Duusterzondeghe mesdadich vul noods<br />

wiens vleesch den gheest doet veel wederstoots<br />

ons leuen vpder eerden es gheduereghen strydt<br />

5 vvy wandelen onder de schaeuwe des doodts<br />

* Vóór ‘zyn’ ‘d’ geschrapt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 393 r<br />

+<br />

393 v


134<br />

gheboren <strong>van</strong>der vrauwe / Leuende corten tydt<br />

Comt keert hu totten heere ghebenedydt<br />

end hij zal hu verlichten als god almachtich<br />

doet tcleed der Liefden an / als bruloft habyt<br />

10 keert huut babylonien tesser duusternachtich<br />

ende wandelt int licht / Liefmoedich eendrachtich<br />

te wyle ghy tlicht hebt in deerdsche steden<br />

Ryst huuten slaepe / werct mannelick crachtich<br />

Comt tsaemen huten houcke der duusterheden<br />

15 Hebt gheen quaede ghedochten inder herten custode<br />

v<strong>van</strong>t quaede ghedochten verscheeden <strong>van</strong> gode<br />

maer beproufde duecht berespt die onwyse zwaer<br />

mensschen wetten zyn ydel vought hu tsheeren ghebode<br />

die den wech es / Tleuen / en de waerheyt claer<br />

20 de doodt en heeft hy niet ghemaect voorwaer<br />

noch inder lenenden verghaen / en verblydt hij niet<br />

hy schiep alle dynghen duer zyn woordt * openbaer **<br />

vp datse wel wesen zouden beschut voor verdriet<br />

vvie den heere naervolght Certeynelick ziet<br />

25 die wandelt in gheen duusterheyt / maer ghaet in vreden<br />

clemt vp den bergh des heeren / ende die tlicht vliedt<br />

Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />

Om wel. leuen het onwetende wesen verlaet<br />

ende vpden wech der verstandenessen ghaet<br />

30 comt vpder goddeloosen wech gheenssins ghy<br />

v<strong>van</strong>t zy en slaepen niet / voor datse quaet<br />

hebben ghedaen / dit vaste weten wy<br />

wyct <strong>van</strong> hemlieden ghaet dien wech voor by<br />

v<strong>van</strong>t der goddeloosen wech die es doncker beseuen<br />

+<br />

ende weten niet waer zullen vallen zy<br />

maer der gherechtegher wech blynct int leuen<br />

ghelyck een licht dat vooren ghaet verheuen<br />

ende licht totten vullen dach toe es gheleden<br />

5 tsheeren weghen zyn bermhertich / dus alle die sneuen<br />

Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />

Prinche<br />

Wy hebben al tsaemen dits openbaerheyt<br />

ghedoolt en gheweken <strong>van</strong>den wech der waerheyt<br />

10 en de zonne des verstands / es ons niet vpgheghaen<br />

* ‘woordt’: ‘t’ over ‘s’.<br />

** Oorspronkelijk ‘vermaen’ geschrapt; ‘openbaer’ erna toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 394 r


135<br />

wy zyn moede gheworden Mids zondeghe zwaerheyt<br />

inden wech der ongherechticheyt zaen<br />

vvy hebben zwaere weghen ghewandelt waen<br />

en tsheeren wech gheweten niet / om vruecht vermeeren<br />

15 ghy versuft in eeghin wysheyt dan / ende daer vp staen<br />

Laet of ende ten Rechten weghe wilt keeren<br />

had ghylieden ghewandelt vpden wech des heeren<br />

vroylick waert ghy ghebleuen end in zekere zeden<br />

der ongodlicken wech zal verghaen / dus om leeren<br />

20 Comt tsaemen huuten houcke der duusterheden<br />

Scrupuleuze gheesten<br />

Dusdaneghe hoe hemlieden gheleert wordt ghepreict<br />

Blyfuen altyds beroert ende ongheRust<br />

huut Liefden bid ick hulieden fantazien Breict<br />

25 naer dit Refereyn doende / hopick word ghesust<br />

Refereyn<br />

Hartneckeghe vernufte gheel <strong>van</strong> gode ghekeert<br />

bekeert hu totten heere end huwe zonden laet +<br />

eer dat doncker word hem loft danct ende Eert<br />

30 dan dees naervolghende zaecken te doene leert /<br />

+<br />

zo mueght ghy wel doen en leuen in vroylicheyts staet<br />

Vreest god / en zyn gheboden te doene ontfaet +<br />

betraut hu niet gheel vp huwe gherechticheden<br />

bidden end aelmoessen tdoene / niet en versmaet<br />

5 kyft ieghens een machtich menssche te gheenen steden +<br />

hebt zoorghe voor een goede naeme vul vreden +<br />

ende gheenssins den aermen doch ouerlast doet<br />

keert hu aenschyn <strong>van</strong> een verchierde wyfs leden<br />

openbaert niet elck hu herte / ten es niet goet<br />

10 hebt nemmermeer Raedt metten zotten onvroedt<br />

ende wilt naer hu vermueghen elck tzijne gheuen<br />

v<strong>van</strong>t dit / met Liefden doende goethertich ghemoet<br />

Machmen wel doen en vroylick gherustelick Leuen<br />

En vvilt dronckich worden niet inden wyn +<br />

15 daer oyndt tvvist end onCuusscheyt es huut gheschiet<br />

eer de ziele wordt ghequetst met zulcdanich Venyn<br />

voor de quale medechyne wilt doende zyn +<br />

end hu quetsuere tooght zonder te deckene yet<br />

versmaet huwen broedre om gouds wille niet<br />

20 en gheen zaecken belooft bouen huwe macht<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccli 17<br />

+<br />

394 v<br />

+<br />

Eccles vltimo<br />

+<br />

Eccli .7.<br />

+<br />

idem 14<br />

+ Ephe.5.<br />

+ Eccli 18


136<br />

ghebruuct des leuens met huwen wyfue ziet +<br />

de welcke ghy bemindt naer huwe Cracht<br />

end hu wel <strong>van</strong>den valsschen propheten wacht<br />

schuwet zotte end alle ongheleerde vraeghen +<br />

25 zonder tvvist al hu dynghen eendrachtelick schacht +<br />

datmen zelden behoorlick can over hu claeghen<br />

end hebt god lief geheel al dyns leuens daeghen<br />

daeghelicx belydt hem dyn zondich sneuen<br />

v<strong>van</strong>t warachtelick zoo zonder eenich versaeghen<br />

30 machmen wel doen / En vroylick gherustelick leuen<br />

Verblydt hu inden heere tot allen stonden +<br />

en wederomme segh ick hu wilt hu verblyden<br />

gheeft gheen wanhopende droufheyt dyns hertsen gronden<br />

als <strong>van</strong>der slanghen aenzichte vliedt <strong>van</strong> zonden +<br />

+ *<br />

zyt <strong>van</strong> eerdsch dynck zoorgfuldich te gheenen tyden<br />

maer eenen goeden stryd des gheloofs wilt stryden +<br />

hu spennende <strong>van</strong> vleesschelicke Manieren +<br />

oordeelt nyemandt / vvilt oock niet vermalendyden +<br />

5 maer volght altyds dat goet es in hu hanthieren +<br />

int zachtmoedich sober leuen wilt hu Regieren +<br />

hoopt ghestaedich inden heere / ende vp gods woordt<br />

vvilt ieghens de waerheyt gheen lueghens verzieren<br />

schuut alle vreimde nieuheyt der woorden voort +<br />

10 weist verdraeghende tot allen Leift onghestoort<br />

dan god gheuende dwelcke god es toeghescreuen<br />

oock gheuende den keyser dat hem toebehoort<br />

Mach men wel doen En vroylick gherustelick Leuen<br />

Prinche<br />

15 Doet zoo ghy wildet datmen hu daede<br />

ende helpt vougsaemelick de weerelt verstercken<br />

bewacht deen den andren voor schande en schaede<br />

vergheeft of yemandt dat an hu Baede<br />

haet nydt ende wraecke Laet <strong>van</strong> hu verpercken<br />

20 staet vast in tghelooue doet liefde wercken<br />

oft anders crancken loon zoudghyr of ghewinnen<br />

Leeft als ghetrauwe dienaer der heligher kercken<br />

Bid god Eert zyn heleghen met Redenlicke zinnen<br />

end huwen naesten wilt als hu zeluen Beminnen<br />

25 ende wilt al wat ghij zult nemen ter handt<br />

inden naeme iesu christi vulhenden beghinnen<br />

hebbende zyn hope int herte gheplant **<br />

<strong>van</strong> veel onderwyndens ontlast hu verstandt<br />

* Oorspronkelijk ‘stonden’ geschrapt; ‘tyden’ erna geschreven.<br />

** ‘gheplant’: ‘p’ over een eerste, mislukte ‘p’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Eccles .9<br />

+<br />

Mathei/ .7<br />

+<br />

.1. thimo.2<br />

+ philip/4<br />

+<br />

Eccli 21.<br />

+<br />

395 r<br />

+<br />

.1. thimo .6.<br />

+<br />

1. petri 2<br />

+<br />

Mathei .7.<br />

+<br />

.1. thessa .5.<br />

+<br />

Ad Titum 2.<br />

+ .1. thimo.4.


+<br />

137<br />

hooghe twyfelheyt houdende gheel verdreuen<br />

30 bewaerende dyn edel Christendoms pandt<br />

huut broederlicker liefden zoo Raed ick hu / Want<br />

zoo / machmen wel doen / En vroylick gherustelick Leuen /<br />

Aucteur<br />

Cleenmoedeghe in tribulatien zynde<br />

wien tsweerelts quellynghen dicwils ouerwaeyen<br />

Leist myn Refereyn / hoe ghequelt de ghepynde<br />

5 Ick hope ghy zultter hu zeluen mede paeyen<br />

wy die hier noch ploughen zaeyen ende Maeyen<br />

inden vredelicken tydt / noch (gode lof) voorspoedich<br />

moeten bet verdraeghen / dan die hebben connen zaeyen<br />

en vreimde de vruchten ghemaeyt ouervloedich<br />

Refereyn<br />

Ghy christene Natien an elcken cant<br />

ghy goddelicke vruchten elck In zyn Iuecht<br />

gheeft my ghehoor / end als een Roose gheplant<br />

up Reviere der wateren maect hu verhueght<br />

15 hebt Roke als Lybanus daer ghyt vermueght<br />

ghy blommen bloeyt naer der Lelyen zeden<br />

gheeft Roke ende by huwer duecht<br />

brynght bladeren voort <strong>van</strong> dancbaericheden<br />

danct eert god ontziet hem tot allen steden<br />

20 ende hem in zijne wercken ghebenedydt<br />

hy Rechtueerdich en ghenadich vul paeys en vreden<br />

hem in zijnen name grootmaeckende zyt<br />

end hem inde stemme huwer Lippen belydt<br />

dat oyndt al zyn wercken zyn goet ghebleuen<br />

25 die hem in onse noodzaecken noch daeghelicx quyt<br />

dies ken ick dan in desen nieuzondeghen tydt<br />

Tes wel gods gratie dat wy noch Leuen<br />

Stranghelick heeft god die <strong>van</strong> egypten gheplaeght<br />

om dat zylieden ieghens hem hadden mesdaen<br />

30 hy sprack / quaet ghewoormte heeft ze doe verIaeght<br />

en veranderde huer wateren in bloede zaen /<br />

+<br />

haer visschen doodende / ende moesten ontfaen<br />

haghel voor Reyn ende viervlammen groot<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

395 v<br />

+ 396 r


138<br />

haer wynstocken verslouch hy / en de boomen ghestaen<br />

bin haer paelen / die brack hy dus creghen noodt<br />

5 <strong>van</strong> huer eerste gheboorne / nyemandt ontvloot<br />

god den heere die slougse bin haerlieder lande<br />

haer vruchten zyn <strong>van</strong>den sprynckhaenen ghedoodt<br />

end hadden benautheden menegherhande<br />

vvy mueghens ons dies wel spreken schande<br />

10 en god dancken die hebben veel zonden bedreuen<br />

ende nochtans ghespaert huut doodlicken bande<br />

dies zeg ick en stelder tlyf vooren te pande<br />

Tes wel gods gratie dat wy noch leuen<br />

Punitien by plaeghen in tyden voorleden<br />

15 heeft god laeten gheschieden als zynde ghestoort<br />

Eerst Caym verslaegher zyns broeders leden<br />

wierd zelue daer naer <strong>van</strong> Lamech vermoort<br />

de steden zodoma Gomorra versmoort<br />

Sichen deerlick <strong>van</strong> Iacobs broeders versleghen<br />

20 al dat manlick in tstede was / daer naer voort<br />

zy zyn oock tot vermoordynghe gram * bedeghen<br />

Pharao hartneckich tot moysen gheneghen<br />

met zyn heyrCracht inder Roo zee verdranck<br />

Nadab Abihu Brandeghen doodt ghecreghen<br />

25 Chore dathan en abyron / ter hellen elck zanck<br />

iahel duernaeghelde Sysara stranck<br />

duer zyn heerssenen / dies heeft oock de doodt beseuen<br />

zo ken ick dan myns leuens daeghen lanck<br />

en zegghe / zyn dese dus ** huut tsweerelts ghanck<br />

30 Tes wel gods gratie dat wy noch leuen<br />

Princhelick<br />

God heere ghij zyt *** de ghuene<br />

die hebt ouer tsteruen ende Leuen macht<br />

ons stercte onsen toevlucht oyndt zoo ghewuene<br />

+<br />

ghy zyt de god die wonderlicheden schacht<br />

ons tyden zyn in huwer handen Cracht<br />

hu macht hebt ghy den volcke ghemaect bekent<br />

en duer huwen name alder stercxst gheacht<br />

5 es verlossynghe hemlieden gheweist omtrent<br />

tes Redene dat wy dan tot inden hendt<br />

hem eere Lof ende dancbaericheyt gheuen<br />

* ‘gram’: ‘m’ over ‘n’.<br />

** Vóór ‘dus’ ‘h’ doorgehaald.<br />

*** ‘zyt’: ‘y’ over een eerste, gevlekte ‘y’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 396 v


139<br />

v<strong>van</strong>t wat gratie Ons den menssche toezendt<br />

ofte hoe tvolck deen den anderen schendt<br />

10 Tes wel gods gratie dat wy noch Leuen<br />

Aucteur<br />

TVerdriet my heere // zeere dit verghanglick leuen<br />

ende dese onghevalleghe Pilgrimaidge<br />

dit leuen als een aerm cort leuen bescreuen<br />

15 ommevallende ende zieckzuchtich beseuen<br />

onzeker aerbeydelick ende vul quellaige<br />

besmet bevlect onReyn in tsweerelts passaige<br />

Een leuen als een vrauwe des quaets ten fine<br />

conyghinne dhoueerdighen hooghe Couraidge<br />

20 vul dwalynghe ketyfuicheyt ellende Pine<br />

twelck gheen leuen behoorste gheseyt te zyne<br />

maer de doodt in welck Leuen al tsamen dat wy<br />

In een oogheblick tyds steruen / ghaen te Ruine<br />

duer veel diueerssche ghebreken ons tselfs onvry<br />

25 mids veel manieren des doods / ons commende by<br />

O menssche ghedynct lettel hebbende ghedaen // goet<br />

sterft eer ghy sterft / hoe iuechdich dyn vpgroeysel zy<br />

Ziet hoe dit leuen Als een blomme verghaen // moet<br />

Tsmensschens leuen vpder eerden es eenen stryd<br />

30 ghenought hu met nootdurst ende dexelcleeren<br />

Menssche ghedynct dat ghy asschene zyt<br />

Ende zult wederomme in asschene verkeeren /<br />

+ Daer en es niet zekerder dan de doodt<br />

gheen medelyden heeft ze metten Aermen<br />

de Rycke en bewystze gheen eere groot<br />

want vp gheen <strong>van</strong> beeden en heeftze ontfaermen<br />

Penitenten clusenaers<br />

Ghy die hu zeluen gheghaen zyt gheel te buten<br />

hu af wilt sluten<br />

<strong>van</strong> tsweerelts hanthierynghe in penitentien<br />

den vyandt met zyne tempterende guten<br />

10 light niet in muten<br />

maer om hu omRynghen doet diligentien<br />

dus ion ick hu Refereynwys adsistentien<br />

volght den stockReghel clouck inden gheest<br />

al doet hu tvleesch veel vyolentien<br />

15 hebt god voor ooghen met Reuerentien<br />

ende niet en vreest /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 397 r


Refereyn<br />

140<br />

Ghy Cleenmoedeghe in ieghenspoet onverduldich +<br />

waer es huwe vreese end hu stercte mede<br />

20 huwe lydzaemheyt die ghy gheerne ghehuldich +<br />

ghewillich om lyden ghehouden zyt schuldich<br />

ende vreest daer ieghens tot elcker stede<br />

Wee hem die heeft verloren ghedoogsaemheyts zede<br />

ende zaelich die man die becuerynghen verdraeght<br />

25 v<strong>van</strong>t als hy zal gheprouft zyn / dits warachtichede<br />

tsleuens croone tontfanghene wordt hy ghedaeght<br />

staet den vyandt ieghens clouckelick onversaeght<br />

maer ghenaect god ende hij zal hu ghenaecken<br />

vreest niet tverwyt der mensschen / noch daer naer vraeght +<br />

30 strydt een goe strydt des gheloofs voor alle zaecken +<br />

+ +<br />

volght verduldicheyt sober weist ende wilt waecken<br />

want die vyandt hu ieghenpartye ommeghaet<br />

als een briesschende leeu met ghulseghe Caecken<br />

om wien hy mach verslynden / zouct hy dus quaet<br />

5 den welcken vast int gheloof zynde wederstaet<br />

en die vp gods betrauwen meest * bouen al acht<br />

dus werct sterck inden heere naer paulus Raedt<br />

ende wilt antrecken duer zynder stercheyts macht +<br />

gods wapenynghe / vp dat ghy mueght staen gheschacht<br />

10 Ieghens die laeghen <strong>van</strong> alle tvyandich ConRoot<br />

metten zweerde des gheests / dats met gods woords cracht<br />

want ieghens bloed en vleesch es ons gheenen strydt noodt<br />

maer Ieghens die heerschappien ende machten groot<br />

dus vecht daer Ieghens vroomlick als ionghelynghen<br />

15 vecht oock strydbaerich al zoud ier voor blyfuen doodt<br />

ieghens gheestelicke schalcheyt in dhemelssche dynghen<br />

al wiltmen hu metter doodt <strong>van</strong> tghelooue brynghen<br />

vecht vroomlick / want christus es myn leuen zeght<br />

ende steruen myn ghewin / dus in wat omRynghen<br />

20 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />

Verblydt hu inden heere altyds onghehendt<br />

ende wederomme zegh ick wilt hu verblyden<br />

hu manierlicheyt zy allen mensschen bekent<br />

die heere es nae by end onslieden omtrent<br />

25 Laet zoorgfuldeghe dynghen dies voor by scryden<br />

laet hu begheerten bekent zyn / by god in tyden<br />

ende weist vulstandich wie ieghens hu Resen<br />

v<strong>van</strong>t zo wat menssche die zonder Afglyden<br />

totten hende vulstandich blyft / zal zaelich wesen +<br />

* ‘meest’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Anno .1540.<br />

+ iob 4<br />

+<br />

Esai .51<br />

+<br />

.1. thimo.6.<br />

+ 397 v<br />

+ 1 petri.5.<br />

+ Ephes .6<br />

+ Matthei 10.


141<br />

30 ouervloedich zyt in tsheeren werck bouen desen<br />

vveist standvastich wat menschen werk thuwaerts keere<br />

wetende / dat hu aerbeydt tot dyns ghenesen<br />

doch niet te vergheifs en es inden heere<br />

+ +<br />

de lydzameghe die zal verdraeghen zeere<br />

tot inder tydt / ende naermaels voor zulck ghepyn<br />

zo zal hem vp dat hy goeden loon vermeere<br />

die wedergheldynghe goe vroylicheyt zyn<br />

5 dus lydt Lydsaemelick met een ghewillich aenschyn<br />

den thoorne en gramschap / die hu vpcommen zal<br />

v<strong>van</strong>t hu vyandt hu vervolght heeft met zyn Venyn +<br />

maer zult haestelick zien zijns verderfuens val<br />

Bid voor die hu doen verdriet an / in tsweerelts dal +<br />

10 ende neimt die propheten met een vierich verhitten<br />

voor een bewys des Lydens ende Lydsaemheyt al +<br />

die in tsheeren name spraecken zonder besmitten<br />

ende wilt dranck huut Iobs verdraeghlicheyt pitten<br />

die verdrough hoe hij ghequelt was versteken ontgoedt<br />

15 in verduldicheyt zult ghy hu ziele bezitten +<br />

In zwyghynghe ende hope huwe sterckheyt doet<br />

hoe veel quaets dat hu bestoormde weist clouck ghemoed<br />

niet inde menichte Light der victorien Recht<br />

maer in tvaste betrauwen / dus duer christus bloedt<br />

20 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />

Staet / en wilt niet meer tiock des diensts anveerden +<br />

vvilt den vyanden gheenssins oock plaetse gheuen +<br />

den heere gheeftze sterckheyt hier vpder eerden +<br />

alle die oyndt huut gheelder herten begheerden<br />

25 an hem te gheloouene vroom clouck int Leuen<br />

Laet Lydzaemheyt in hu vernedren ancleuen +<br />

Van grooter wysheyt zo wordt ghy dan gheRegiert +<br />

ouervaltmen hu met onRecht / zeght zonder beuen<br />

totten gheesselen ziet bem ick bereedt ghemaniert<br />

30 v<strong>van</strong>t god die es ghetrauwe in wat hy hanthiert +<br />

dies en zal hy dats warachtich / en claer voor ooghen<br />

den menssche laeten becueren / hoe den vyandt hem stiert<br />

Niet voorder bouen dan hij zal connen ghedooghen +<br />

+ +<br />

maer wanneer hem een stercke wil ghewapent pooghen<br />

int bewaeren zyn voorzale / dats gheel therte vry<br />

alle dynghen hem vredich bezitten tooghen<br />

maer es hem een zyn stercker ouercommende by<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 398 r<br />

+ Eccli primo<br />

+ Baruch 4.<br />

+ Luce.6.<br />

+ iacobi.5.<br />

+ Luce.21.<br />

+ gala/5.<br />

+<br />

Ephe / 4<br />

+<br />

2 parali/ 6<br />

+<br />

Eccli.11.<br />

+<br />

prouerbi.14.<br />

+ Psal .37.<br />

+ .1. corin .10<br />

+ 398 v<br />

+ Luce.11.


142<br />

5 end hem verwint / dan zyn wapenen ontNeimt hy<br />

in welcke hy betraude / end hy deelt zyn Roouen<br />

dus ghy princhen staet vp / ende wilt grypen ghy<br />

In al huwe dynghen den schilt <strong>van</strong> tgheloofuen<br />

vvilt den helm des zalicheyts vp thooft sloofuen<br />

10 Laet hu ghewapent als tweselken met Rute schauwen<br />

Ieghens tserpent basiliscus / ghy zullet verdoofuen<br />

dat zyn ghezichte dyn leuen niet zal doen flauwen<br />

zyt vromer dan zulck een dierken in zyn benauwen<br />

quae serpenten te vercranckene / doet gheen ghespaer<br />

15 in Ieghenspoet weist Lydsaemich Mans ende vrauwen<br />

mans verdraeght tot allen zaecken hier ende daer +<br />

Betraut in god in hu plaetse blyft / als vroom pylaer +<br />

twyfelt niet met alle wynden / strydt als gods knecht +<br />

Laet hu gheenssins <strong>van</strong> tquaede verwinnen / Maer +<br />

20 Clouck en Lydsaemich Ieghens becuerynghen vecht<br />

Princhelicke<br />

Verwinders <strong>van</strong> veel Becuerynghen<br />

vvat christus hu belooft alsnv Anhoord +<br />

ick zal hu zeght hy blydelick zonder truerynghen<br />

25 te etene gheuen vul zoetter savuerynghen<br />

<strong>van</strong> dat hout des leuens Rasch Rechtevoort<br />

twelck es int middel des paradys onghestoort<br />

myns gods / end hu gheuen oock tsleuens croone<br />

wie verwint met een vastgheloouich Accoordt<br />

30 hemelsch brood te etene cryght hy te Loone<br />

end een blynckende steen hem gheuen schoone<br />

ende daer In ghescreuen een nieuwe Naeme<br />

welcke nyemandt en weet dan zulcke ydoone<br />

diese daer ontfanghen zal zoo Eersame<br />

35 die verwint met schoon witte cleedren bequame<br />

wordt cleedynghe tzynewaerts dan gheschiet +<br />

Ende zyn name zal ick zoot wel Betame<br />

+<br />

doen hute den bouck des leuens Niet<br />

end ick zal zynen naeme belyden ziet<br />

voor myn vadere ende voor zyn Inghelen Reyn<br />

end hy en zal voortan / niet buten ghaen yet<br />

5 maer hem maecken een Columne in myn troon certeyn<br />

en tzitten met my gheuen in myn gods tempel Pleyn<br />

Alsoo als Ick verwonnen hebbe / dit ouerlecht<br />

die verwint zalt al besitten / dus in wat ghemeyn +<br />

Spyts dhelsschen vileyn<br />

10 Clouck en Lydsaemich ieghens becuerynghen vecht<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ .1. thessa .5.<br />

+<br />

Eccli .11.<br />

+<br />

Eccli 5.<br />

+<br />

Roma .12.<br />

+ Apoca 2<br />

+ Apo 3.<br />

+ 399 r<br />

+ Apo .21.


Psalmo .70.<br />

Tu es patientia mea<br />

.Domine.<br />

Aucteur<br />

143<br />

15 Zyt sterck Lydtsaemich in alle verdriet<br />

hoopt standvastich niet haestelick ducht<br />

vveist als den haese flauhertich Niet<br />

die <strong>van</strong> tRuusschen <strong>van</strong> een Blaeyken vlucht<br />

Troostynghe ende Minlick verclaeren<br />

voor alle zieckzondeghe zondaeren<br />

+<br />

Hoort ghy melaetsche mensschen quaetgrondich<br />

die vertwyffelt staet in veel fantaserynghe<br />

quelt hu niet te zeere al leeft ghy doodzondich<br />

keert totten heere / Schict zoo hu ordonnerynghe<br />

5 gheeft den vyandt gheen stede noch zyn tempterynghe<br />

AnRoupt tshelichs gheest inspirerynghe<br />

hy es troostbaerich al dat Leift onder de zonne<br />

zoo myn Refereyn doet de instruerynghe<br />

Twelck ick alle Zondeghe ziecken Ionne<br />

30 Dheere god staetse by inder Noodt<br />

Die hem AnRoupen met betrauwen groot /<br />

Refereyn<br />

Ghy myn liefste vercoren Vriendinne eersame<br />

Myn meInghelichaemde tot huwer vrame<br />

myn eeghin naerghemaecte Reyn ghevoormde beilde<br />

Comt myn gheRopene bruudt Roupt christus bequame<br />

5 gheloouende ziele die my noyndt en verveilde<br />

noyndt lief Lieftallicker in liefden zoo queilde<br />

als ick om hu hebbe / ghequeilt totter doodt<br />

huwen soon die my lieflick int anhooren speilde<br />

heeft my ghetrocken thuwer dienst / huut myns vaders schoot<br />

10 om hu heb ick huutghesturt myn helich bloedt Roodt<br />

vp dat ghy end ick beede een wesen zouden<br />

duer huwe liefde tmywaerts / myn wederliefde groot<br />

en bermherticheyt blyft thuwaerts gheel zonder verCouden<br />

hu willende behouden // Ter causen <strong>van</strong> desen<br />

15 Myn liefste vriendinne heb Ick hu niet ghenesen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

399 v


144<br />

Myn liefste Vriendinne in tghelooue wilt sterck staen<br />

myn bermherticheyt en zal <strong>van</strong> hu niet wech ghaen<br />

die eens verre waert zyt my naer by gheworden +<br />

ghelyck een wolcke hebhu boosheden huutghedaen<br />

20 naer hu durste my / Eer ye beghinnen porden<br />

helle doodt (hoe sathan en de zyne Cnorden<br />

hu die weynich zyt minder dan dinghelen verschoont)<br />

heb ick hu die niet / onder myne voeten vertorden<br />

Ick god eeuwich en menssche doe sterflick ghepersoont<br />

25 heb ick hu niet metter schilt / mynder wille ghecroont<br />

huwen voorwech gheopent / naer tliefhemelsche pleyn<br />

zonder hu verdiensten hu niet zaelich ghetroont<br />

en dat meer es / dit moet ghy wel kennen Certeyn<br />

als ghy zondich waert onReyn // zieck melaetsch int wesen<br />

30 Myn liefste Vriendinne heb Ick hu niet ghenesen<br />

Hu die dood dolende waert / nv leuendich vonden +<br />

die zieck totter dood waert / by cause <strong>van</strong> zonden<br />

heb ick hu niet ghenesen myn Liefste Vriendinne<br />

+<br />

Al hu smerten ghedreghen zwaerzondeghe ponden<br />

hu / die Ick om myn tselfs naeme zeere Beminne<br />

heb Ick hu niet vercoren <strong>van</strong>den eersten beghinne<br />

hu wiens schulden ick hebbe ghequeten gheel claer<br />

5 heb Ick hu niet / Wien in eeuwicheden verzinne<br />

hu my zeluen ghetraut inder Crucen outaer<br />

hu die tdolende scaepken waert zo menich iaer<br />

als kyndt der hoogher gramschap / duer myns vaders ban<br />

heb Ick hu inlandt niet vercreghen / al was tstick zwaer<br />

10 v<strong>van</strong>t die hu Antast / Tast den appel mynder ooghen An<br />

vvat wilt ghy quellen dan // ick zynde verResen<br />

Myn liefste Vriendinne heb ick hu niet ghenesen<br />

Princesselicxste<br />

Liefste Vriendinne verheuen<br />

15 de wetbrief die Ieghens hu eerst was ghescreuen<br />

tot huwer ontlastynghe / heb Ick die niet gheschuert<br />

heb Ick niet mynen Rugghe den slaenders ghegheuen<br />

ghewillich gheerne huwe zoetenesse Bezuert<br />

heb Ick hu niet der ghenaeden wet ghewilleCuert<br />

20 voorwaer heb ick niet al huwe quaelen gheleden<br />

hu smerten zelue ghedreghen / my es voorts ghebuert<br />

ghewond tzyne om huwe onRechtueerdicheden<br />

Ick die hu lief des paeys zy Liefhebber vul vreden<br />

Ick met wiens bulen ghy gheheel al ghenesen zyt<br />

25 heb Ick hu niet / die <strong>van</strong> thooft totten voeten beneden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ B<br />

+ A<br />

+ 400 r


145<br />

in myn lichaem niet gheheels / en hadde tdier tydt<br />

hu ghezondt bevrydt // end als medechyn ghepresen<br />

Myn Liefste Vriendinne / heb Ick hu niet ghenesen<br />

Aucteur<br />

30 Zoo ons godsvruchteghe leeraers vermaenen<br />

By zes dynghen word godlicken troost vercreghen /<br />

+<br />

Eerst Byder vreese gods / By deuote traenen<br />

By tribulatien verdraghynghe tallen weghen<br />

By veroetmoedynghe zyns tselfs bedeghen<br />

By eerdschen troost te schuwene int omRynghen<br />

5 ende ten zesten / Tot contemplerynghe gheneghen<br />

Van goddelicke ende Vpperste dynghen<br />

Bekeerde Zondaeressen<br />

Te Bethanien<br />

Ghemerct dees zusterkens zyn hier vooren vergheten<br />

10 en byden andren ghemaect gheen mentie daer<br />

wil ick my thuerwaerts oock maecken ghequeten<br />

vp datse <strong>van</strong> myn testament tsghelycx weten<br />

Met dies <strong>van</strong> mynder factuere hier zal volghen Naer<br />

Aucteur<br />

.Ad. Collos.3.<br />

Leert ende vermaent hu zeluen tot zanghen<br />

Lofzangh ende gheestlicke Liedekens mede<br />

Inder ghenaeden / Laet die ontfanghen<br />

En den heere zijnght in huwer herten stede<br />

Dauids zeuen psalmen<br />

Penitentiale<br />

vp datse hemlieden contemplatyfuelick dwynghen<br />

ion ick / datse die deuotelick int speciale<br />

met punctueirlicken inwendighen verhaele<br />

25 zullen zomtyds inden gheest met dauid zynghen<br />

Ten fine gods Eere der inne Vulbrynghen /<br />

+<br />

Dauids eerste psalme der penitentien<br />

met dandre zesse in Consequentien<br />

Allen zondaers Tot adsistentien<br />

vul gheestlicke troostbaere excellentien<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 400 v<br />

+<br />

401 r


146<br />

Domine Ne In Furore Psal .6.<br />

Vpden voys Och light ghy nv en slaept<br />

myn Lief die Ick Beminne<br />

Och heere straft my Niet<br />

in huwer toornicheden<br />

10 noch my tcastyden Biedt<br />

god / in hu gramme zeden<br />

// Maer myns ghenaedich zyt<br />

ziecte wil my vercleenen<br />

maect my ghezondt bevrydt<br />

15 verstoort zyn alle myn Beenen<br />

En myn ziele die es voorwaer<br />

zeer verscrict / maer hoe langhe<br />

heere / zalt zyn der naer<br />

tot ick dyn troost ontfanghe<br />

20 heer god hu ommekeert<br />

verlost myn ziele / naer desen<br />

maect my ghezondt vermeert<br />

Duer hu bermhertich wesen<br />

Want heere al die zyn doodt<br />

25 end inder hellen zijncken<br />

hu sterckheerschappie groot<br />

mueghen zy niet ghedyncken<br />

Aerbeydt heb ick gheAcht<br />

tot zuchten wild ick my Rasschen<br />

30 myn beddeken telcker nacht<br />

zal ick byzondere wasschen<br />

Ende myn legher Reyn<br />

met traenen vuchtich maecken<br />

myn ooghe / die es certeyn<br />

35 beroert <strong>van</strong> toorneghe zaecken /<br />

+<br />

ick bem gheworden oudt<br />

Tusschen myns vyandts percken<br />

wyct al <strong>van</strong> my hoe stout<br />

Die daer boosheden wercken<br />

5 Want dheere die heeft verhoort<br />

myn weenende bedwanghen<br />

mynder ghebeden woordt<br />

heeft hy oock willen ontfanghen<br />

// in een beschaemt ghepyn<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 401 v


10 Laetse vervaert zyn zeere<br />

die myn vyanden zyn<br />

zeer haestelick / god heere<br />

Gloria patri<br />

Vader zuen helig gheest<br />

15 moet glorie ghebueren<br />

<strong>van</strong> oud ionck minst en meest<br />

eeuvvich tot allen hueren<br />

zoo dat was int beghin<br />

nv es / en zal beclyfuen<br />

20 tsghelycx eer meer dan min<br />

zal die gheduerich blyfuen<br />

147<br />

Tweede psalme<br />

Beati quorum Remisse sunt<br />

iniquitates Psal .31.<br />

Vpden voys<br />

vvilt al ter bruloft commen<br />

de brudegom / naer hu beyt<br />

Ofte<br />

Prinche de grand puissance<br />

Noble ducq de bourbon<br />

Zaelich zyn zy ghepresen<br />

wiens mesdaeden Bevlect<br />

vergheuen zyn bewesen<br />

+<br />

wiens zonden oock zyn bedect<br />

Die man es oock zaelich vonden<br />

de welcke den heere / doch<br />

niet en toeRekent zonden<br />

5 Noch inden gheest heeft Bedroch<br />

VVant Als ick zweegh god heere<br />

myn beenen veroudert zyn<br />

doe ick Riep dicwils zeere<br />

des gheele nachts Termyn<br />

10 v<strong>van</strong>t hu handt groot <strong>van</strong> machte<br />

ghevoel ick dat zoo zy<br />

by daeghe end oock by nachte<br />

Die es verzwaert vp my<br />

In myn ellendicheden<br />

15 bem ick ommeghekeert<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 402 r


o heere duer v bermherticheden<br />

syt myns ghenadich hoe sondich vermeert *<br />

Myn mesdaet hoe bedreuen<br />

ghaf Ick hu te kennen ziet<br />

20 myn onRechtueerdich Leuen<br />

En heb ick verborghen Niet<br />

Ick zal den heere almachtich<br />

Ieghens my (heb ick gheseyt<br />

Belyden / wel voordachtich<br />

25 al myn onRechtueerdicheyt<br />

En die boosheyt mynder zonden<br />

heere god hebt my ghequyt<br />

om twelcke / bidden bij stonden<br />

goe mensschen alst es Tydt<br />

30 Maer nochtans om dees zaecken<br />

wordt hem gheen Ieghenspoet<br />

hem zullen niet ghenaecken<br />

veel waeters Ouervloedt<br />

// <strong>van</strong> huut lydens verstranghen<br />

35 myn vruecht zyt en toevlucht<br />

<strong>van</strong> al die my om<strong>van</strong>ghen<br />

verlost my zonder ducht /<br />

+ Hu verstand zal ick Rysen<br />

heere / zoo doet ghy tvermaen<br />

end hu gheel onderwysen<br />

inden wech die ghy zult ghaen<br />

5 End ick zal oock myn ooghen<br />

vast thuwaerts voughen playsant<br />

// vvilt hu niet beestich tooghen<br />

In welcken es gheen Verstandt<br />

Metten thoom int Rasschen<br />

10 ende met des breydels gru<br />

dwynght men de Caeckharnasschen<br />

die niet en ghenaecken hu<br />

Veel gheesselen behooren<br />

dhartneckeghe zondaers / Maer<br />

15 die inden heer / Alsvooren<br />

hoopt / cryght bermherticheyt claer<br />

VVilt tsaemen hu verhueghen<br />

Rechtueerdeghe Bekent<br />

148<br />

* 16-17: deze verzen zijn in een heel onduidelijk geschrift en met zwartere inkt genoteerd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 402 v


weist vroylick naer tvermueghen<br />

20 Inden heere excellent<br />

Oock alle die <strong>van</strong> herten<br />

te zaemen zyn vpRecht<br />

gloryeert veriaeght smerten<br />

en den heere Lofzangh zeght /<br />

25 Gloria patri *<br />

Glorie zy ghewuene<br />

den vadre onbevreest<br />

end oock der naer zyn zuene<br />

en den helighen gheest<br />

30 Alsoo die glory schoone<br />

es / blyft / end eeuwich was<br />

eeuvvich ten hoogsten Troone<br />

naer themelssche Compas<br />

149<br />

Ofte oock vpden voys<br />

35 Fernandus wys <strong>van</strong> zinne // gods gracie wil hem Me /<br />

++<br />

Derde Psalme<br />

Domine ne in furore/<br />

Psal .37.<br />

Vpden voys Och! moeder zey zou moeder<br />

ghy weit hoet met my staet<br />

Ofte Vpden voys<br />

Den admirael zeer fyntich<br />

die zeylde der Rasschelick an +<br />

Wilt my niet straffen heere<br />

10 doch in huwer Toornicheyt<br />

berespt my oock niet zeere<br />

in huwer verbolghentheyt<br />

want huwe pylen crachtich<br />

die zyn my ghesteken by<br />

15 end huwe handt almachtich<br />

die hebt ghy oock warachtich<br />

vaste ghemaect ouer my<br />

In myn vleesch tdeser stede<br />

<strong>van</strong> hu grammoedich Aenschyn<br />

* ‘patri’: ‘r’ over andere letter<br />

+ Fol. 403 r, r. 4, 5, 7 en nota in margine, 8 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

403 r<br />

+<br />

Actum ann o .1542.


20 es gheen ghezondichede<br />

end inde ghebeenten myn<br />

duer myn broosch zondich wesen<br />

gheen vrede gheraecken en Can<br />

myn mesdaeden mespresen<br />

25 zyn ouer myn hooft gheresen<br />

ende vallen my Lastelick an<br />

Van myn dwaes achterdyncken<br />

zyn myne wonden onReyn<br />

gheworden / En zy styncken<br />

30 oock bem ick gheworden Certeyn<br />

ketyfuich / Crom / vul Rauwen<br />

dies bem Ick naer tsweerelts heesch<br />

bespot in myn Benauwen<br />

oock en can men Anschauwen<br />

35 gheen ghezondicheyt in myn vleesch<br />

Vernedert en vul smerten<br />

ghevoel ick my zondich zwaer<br />

+<br />

huut tzuchten mynder herten<br />

Riep Ick Lude tot hu voorwaer<br />

<strong>van</strong> tsnavents totten moorghen<br />

es al myn begheeren tot hu<br />

5 Myn zuchten en myn zoorghen<br />

es <strong>van</strong> hu niet verboorghen<br />

vvilt my dies vertroosten nv<br />

Myn cracht wil gheel verdrooghen<br />

Myn herte lydt ancxst en verdriet<br />

10 en dat Licht mynder ooghen<br />

Och .dat en es by my. Niet<br />

Myn Vrienden / en myn maeghen<br />

zyn ieghens my ghemaect<br />

end hoe dat ick mach claeghen<br />

15 veel nachten ende daeghen<br />

Gheenen troost heb ick ghesmaect /<br />

Die my bywesen mochten<br />

zyn verre <strong>van</strong> my ghaen staen<br />

en die myn ziele zochten<br />

20 die hebben ghewelt ghedaen<br />

End ydelheyt zy spraecken<br />

de ghuene die zochten quaet<br />

Bedrieghelicke zaecken<br />

150<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 403 v


te dynckene zonder slaecken<br />

25 hebben zy niet versmaet /<br />

Maer gheenssins wildick hooren<br />

als een dooue was Ick ghemoet<br />

end als een stomme vooren<br />

die zyn mond niet open en doet<br />

30 Andwoorde groot noch cleene<br />

ghecreghen zy huut myn mondt<br />

want heer in hu Alleene<br />

zo es myn hope Reene<br />

Te verhoorene my terstondt<br />

35 Ick sprack dat niet en moeten<br />

myn Vyanden wesen verblydt /<br />

+ *<br />

Al slibberen myn Voeten<br />

heer in huwe weghen wydt<br />

v<strong>van</strong>t ghecastydt te zyne<br />

daer toe bem ick bereed<br />

5 heer god tallen termine<br />

en gheerne Lyd ick Pine<br />

v<strong>van</strong>t myn zonden zyn my leed<br />

Myn onRechtueerdich sneuen<br />

zal ick hu verclaerssen snel<br />

10 ende myn zondich Leuen<br />

vvil ick oock bedyncken wel<br />

maer heere god ghehuldich<br />

myn leuende nyders stranck<br />

benyden my onbeschuldich<br />

15 en zy zyn menichfuldich<br />

Tmywaerts zeere Wreed ende wranck<br />

Die goet. met quaet betaelen<br />

dese deden my Achterclap<br />

om dat ick zonder Draelen<br />

20 tgoe volghde / niet hueren qua snap<br />

vvilt my dies niet verlaeten<br />

heer god zoo dat Betaemt<br />

maer my huut Charitaeten<br />

hulpsaemich / Comt te baeten<br />

25 heer god myns zaelicheyts ghenaemt /<br />

Gloria patri<br />

Glorye moet gheworden<br />

vaeder zuen / heligh gheest<br />

* ‘slibberen’: eerste ‘b’ over ‘e’.<br />

151<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 404 r


Eer.ye. beghinnen porden<br />

30 zo waert ghy in glorien meest<br />

en zult onhendich Leuen<br />

die goddelick Tryumpheirt<br />

Lof danck moet ick hu gheuen<br />

die waert / zyt / en ghebleuen<br />

35 End eeuwelick eeuvvich Rengneirt /<br />

152<br />

++<br />

Vierde psalme die dauid zangh<br />

Doe hy hem tot berauwe Dwangh.<br />

Miserere mei Deus /<br />

Psal .50.<br />

Vpden voys Zo wie den keyser wil dienen<br />

zal hebben drie maenden sault<br />

Heer god zyt myns ghenaedich<br />

naer huwe Bermherticheyt groot<br />

myn onRechtheyt Mesdaedich *<br />

10 vvilt die doch huutwasschen ter noodt<br />

naer hu menichfuldich ontfaermich exploot<br />

vvascht my doch heere (duer christus doodt<br />

<strong>van</strong> myn mesdaedeghe gronden **<br />

En Reynicht my <strong>van</strong> myn zonden<br />

15 VVant gheel claer onverzweghen<br />

myn quaetheyt beken ick vry<br />

en myn zonde Tallen weghen<br />

die es altoos ieghens my<br />

Alleene ghezondicht zo heb ick dy<br />

20 mesdaen voor hu ooghen / vp dat ghy<br />

duer dyn woord zoud verwinnen<br />

Toordeel <strong>van</strong> broossche zinnen<br />

Ziet Want in onRechtheden<br />

zo es myn be<strong>van</strong>ghen ghedaen<br />

25 end in zondeghe leden<br />

heeft my myn moeder ontfaen<br />

ziet heere / wiens waerheyt zal eeuwich staen<br />

de waerheyt bemindt ghy end huer vermaen<br />

diese ons wilt openbaeren<br />

30 end hu wysheyt bedect / verclaeren<br />

Met ysope zult my bespoeyen<br />

zuver worden / zal ick by dit /<br />

+ Fol. 404 v, r. 5-6 onderstreept.<br />

* Vóór ‘Mesdaedich’ is ‘v...’ doorgehaald.<br />

** Vóór ‘gronden’ is ‘zond’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

404 v


153<br />

+ oock my om wasschen moeyen<br />

ende bouen der snee ghewit<br />

zo zal ick dan worden Reyn onbesmit<br />

ghy zult myn ghehoor vruecht gheuen verhit<br />

5 en die beendren tallen tyden<br />

hu veroetmoedicht / verblyden<br />

Keert doch hu aenschyn heere<br />

<strong>van</strong> alle myr zonden gloedt<br />

dat scheppenesse vermeere<br />

10 in my een Reyn herte goedt<br />

end alle myn mesdaeden huut doet<br />

vernieut in myn Inghewand heere vroedt<br />

doch eennen gheest vpRechtich<br />

Dat bid ick met handen knechtich<br />

15 Van hu Reyn claer ghezichte<br />

verworpt my doch gheenssins yet<br />

hu helighen gheest Lichte<br />

vvilt die <strong>van</strong> my nemen oock niet<br />

gheeft my (dat bid ick) die vruechden ziet<br />

20 <strong>van</strong> huwer zaelicheyt / end inghiet<br />

my sterckheyt <strong>van</strong> dien gheeste<br />

die vpperst es / ende die meeste<br />

Dan myn heer god almachtich<br />

den mensschen fel end obstinaet<br />

25 zal ick leeren Eendrachtich<br />

huwe weghen end huwen / Raedt<br />

en mids dien zullen de zondaers quaet<br />

heer god myn beschermer en toeverlaet<br />

tot hu bekeert dan worden<br />

30 die eerst naer zonden porden<br />

Verlost my <strong>van</strong> zonden bloedich<br />

ghy die myn zaelicheyts god zyt<br />

myn tonghe zal oetmoedich<br />

verblydende zonder Respyt<br />

35 hu gherechticheyt louen / tot alder tydt /<br />

+<br />

Myn lippen heer god doet opene wydt<br />

Ende myn mondt met spraecken<br />

zal dyn lof kennelick maecken<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 405 r<br />

+ 405 v


VVant hadt ghy hier int leuen<br />

5 ghewilt ick had hu Certeyn<br />

een offerhande ghegheuen<br />

maer gheen brandoffer hoe Reyn<br />

heere god hu verblydt int eerdsche pleyn<br />

dan een herte ghebryselt oetmoedich cleyn<br />

10 en dien offer onbezweken<br />

zult ghy gheenssins versteken<br />

154<br />

Naer hu goet willeCueren<br />

doch heere doet syon wel<br />

vp dat iherusalems mueren<br />

15 mueghen worden ghethemmert snel<br />

dan zult danckelick nemen (ghy nyemandt el)<br />

gherechticheyts offer / dan doen vpstel<br />

dyns outaers (Tzulcken daeghen<br />

Caluers naer hu behaeghen<br />

20 Gloria patri<br />

Gheloft zy god den vadre<br />

en zyn eenighe zuene me<br />

dhelighen gheest Algadre<br />

elck en tsaemen tot elcker ste<br />

25 zoo dat was / eer ye beghinnen de<br />

ende nv end eeuwich in eeuwegher vre<br />

onhendich naer tbetamen<br />

in eeuwicheden Amen<br />

Requiem eternam<br />

30 Heer al die hier zyn ghebleuen<br />

<strong>van</strong> leuende lyfue ter doodt<br />

die zielen wilt doch gheuen<br />

in Abrahams Rusteghen schoot /<br />

+<br />

voorts bidden wy heere almachtich groot<br />

dat teeuwich licht duer hu wonden Roodt<br />

huut donckere ghestichten<br />

huer zielen mach claer verlichten<br />

Vyfde psalme<br />

Domine exaudi, orationem meam<br />

Psal C.I.<br />

Vpden voys Hoe Lude Riep god met milden moe<br />

duer Esaias zinnen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 406 r


155<br />

Ofte<br />

Wanneer der die Ruter niet clappen en wil<br />

zo toght men an dat Cransken +<br />

Verhoort. myn ghebet doch heere god ghy<br />

Laet myn Roupen hu behaeghen<br />

15 ende dyn aenschyn keert niet <strong>van</strong> my<br />

in myn benaude daeghen<br />

vought tmywaerts hu ooren betvoort<br />

in wat dach ick mach claeghen<br />

doch haestelick my verhoort<br />

20 VVant myne daeghen die zyn verghaen<br />

ghelyck een Roock wech henen<br />

en myne ghebeentten / die zyn oock zaen<br />

verbrandt drooghe verschenen<br />

Als hoy ghesmeten bem bloodt<br />

25 myn hert es gheel verdwenen<br />

<strong>van</strong> drucke verghat ick myn Broodt<br />

En myn ghebeentte om dit verdriet<br />

an myn vleesch wilde Cleuen<br />

ghelyck een pellicaen / Bem Ick ziet<br />

30 ter woestinen beseuen<br />

oock als een huylvueghel der nacht<br />

inder wuenynghen bleuen<br />

Rechts tsghelycx bem Ick gheacht /<br />

+ Ick hebbe ghewaect en bem worden fyn<br />

als een mussche Binden daecke<br />

myn vyanden my bespottende zyn<br />

daeghelicx hoe ick waecke<br />

5 en die my bespotten der naer<br />

al had zy gheen Oorzaecke<br />

Ieghens my zweeren zy daer<br />

Met weenynghe myngheld ick mynen dranck<br />

ghelyck broodt at ick asschen<br />

10 Tgram * aenschyn huwer onghenaeden stranck<br />

dat wilde my verRasschen<br />

ende verworpen ter stondt<br />

heer wilt my zuver wasschen<br />

en weder maecken ghezondt<br />

15 Ghelyck een schaeuwe doet hueren schoy<br />

myn daeghen zyn gheweken<br />

ende gheel drooghe word ick als hoy<br />

* ‘Tgram’: ‘m’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 406 v<br />

+<br />

Actum Anno 10 .1542.


maer ghy heer god ghebleken<br />

blyft eeuwelick ghenatuert<br />

20 hu ghedyncken onbezweken<br />

Tallen gheslachte gheduert<br />

Ghy zult vp staen tes meer dan tydt<br />

ghy zult syon ontfaermen<br />

tes tydt dat ghy huer ghenaedich zyt<br />

25 want haer steenen bin huer Baermen<br />

behaeghen hu knechten wel<br />

al Roupt syon wachaermen<br />

Ontfaermen zult ghy huer snel<br />

Hu name die heydenen alle ghelyck<br />

30 zullen vreesende wesen<br />

end alle die princhen <strong>van</strong> EerdeRyck<br />

dyn glory hoogh Ghepresen<br />

want dheere ghethemmert heeft<br />

Syon / daer hy mids desen<br />

35 zienlick in gloryen leeft /<br />

+ Tot een oetmoedich ghebet zeer claer<br />

nederzaeght ghij <strong>van</strong> Bouen<br />

dies dienet ghescreuen openbaer<br />

inder gheslachten houen<br />

5 ende dat volck tsaemen al<br />

zal god den heere Louen<br />

datter noch gheschepen zyn zal<br />

VVant <strong>van</strong> zyn heligher hooghen troon<br />

can hy tanschau Anveerden<br />

10 dheere ziet oock huut zyn hemele schoon<br />

tot hier neder vpder eerden<br />

om hooren de gheboeyde vul noods<br />

en lossen by zyr weerden<br />

Die kynderen waeren des doods<br />

15 Vp dat zy becondeghen zouden certeyn<br />

in syon tsheeren name<br />

ende zyn Lof in iherusalem Reyn<br />

alsoo dat wel betame<br />

Tes groote Redene / want<br />

20 weerdich heer god Eersame<br />

zyt ghyt / in alle Landt<br />

156<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 407 r


157<br />

VVanneer dat tvolck quam met accoord<br />

en die Cuenynghen eendrachtich<br />

Louen en dienen Reyn onghestoort<br />

25 den heere god Almachtich .o.<br />

hy heeft hemlieden gheseyt<br />

Boodschapt my zydys machtich .o. +*<br />

Mynder daeghen Cleenicheyt<br />

Och heere int middel myns iaeren teer<br />

30 my Roupt niet / maer wilt spaeren<br />

voor alle gheslachten waert ghij Eer<br />

end eeuwich zyn hu Iaeren<br />

end eerdeRyck <strong>van</strong> tbeghin<br />

In tmaecken const verghaeren<br />

35 Oock dhemel / en datter es in /<br />

++ Zy zullen verghaen Rasch en ghereed<br />

buugsaem zoo wolcken dryfuen<br />

zy zullen verouden ghelyck een cleed<br />

maer ghy zult eeuwich blyfuen<br />

5 ende ghelyck een habyt<br />

veranderlick mesclyfuen<br />

zullen zy / metter tydt<br />

Ghy blyft den heere die wat ghy wilt doet<br />

wiens iaeren niet Cesseren<br />

10 de kynderen huwer knechten goet<br />

die zullen Tryumpheren<br />

tsghelycx oock haerlieder zaet<br />

want in hu ordonneren<br />

heere / dyn dienaers bystaet<br />

15 Gloria patri<br />

Glorye den Vadre onghehendt<br />

ende zyn eeghin zuene<br />

den helighen gheest tsghelycx omtrent<br />

<strong>van</strong> tbeghin zoo ghewuene<br />

20 zoot es / en blyft noch zoot plach<br />

In eeuweghen gheduene<br />

Rengnerende nacht en dach<br />

* Deze opmerking, die de rijmen in r. 25 en 27, aangeduid door het verwijzingsteken .o., betreft,<br />

is genoteerd in een kleiner geschrift en onderstreept.<br />

+ Fol. 407 v, r. 23, 24, 25 ‘te Domine’, 26, 27, 29, 30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ N o faulte / non excusable<br />

+ 407 v


158<br />

Zeste psalme<br />

De profundis Clamaui ad<br />

te Domine / psal C.29. *<br />

Vpden voys Christene wilt ommaidge doen<br />

des paesschens offerhande<br />

Ofte Vpden Voys<br />

Het zat een snee wit Vueghelkin<br />

Al vp zyn eerste plume<br />

++ Huuter diepten tot hu heer goet<br />

heb Ick gheRoupen zeere<br />

dyn ooren doch tmywaerts opene doet<br />

myn stemme wilt anhooren heere<br />

5 Eist dat ghij heere wilt nemen waer<br />

al ons zondich meshaeghen<br />

dat zal ons vallen zo ouer zwaer<br />

heer god. Wie zalt mueghen verdraeghen<br />

Maer want ghenaede by hu zy<br />

10 end om huwer wets wille<br />

heere zo heb iet verdreghen vry<br />

int herte heymelick al stille<br />

Myn ziele verdrough in zyn woord<br />

Als vry warachtegher gheene<br />

15 myn ziele was oock hopende voort<br />

in myn ghetrauwen god Alleene<br />

Van als den dagheraet schynt wel<br />

tot men den nacht mach schauwen<br />

Alsoo wel neerstich moet israhel<br />

20 vp god den heere gheel Betrauwen<br />

V<strong>van</strong>t by hem es ontfaermicheyt<br />

voor hem wie zondich Quele<br />

(en duer zyn dierbaer bloedt huutghespeyt)<br />

By hem es verlossynghe vele<br />

25 End hy god heere bouen al<br />

duer zyn veel groote ghenaeden<br />

hy israhel verlossen zal<br />

gheel huut alle zyne mesdaeden<br />

* ‘9’ over ‘4’.<br />

+ Fol. 408 r, r. 29 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 408 r


++<br />

Gloria patri<br />

30 Glorie moet den vader zyn<br />

Zuen / end heligh gheest mede<br />

zoot was int beghin / oock vp dit termyn<br />

en blyfuen zal in eeuwichede<br />

Actum Anno.1542.<br />

159<br />

Vpden zeluen Voys Requiem eternam etc a .<br />

Heer deeuweghe Rust hemlieden gheeft<br />

zynder zielen in Pynen<br />

en dat dyn licht dwelck eeuwelick Leeft<br />

5 hemlieden claerlick mach beschijnen<br />

Zeuenste psalme<br />

Psal.C42.<br />

Domine exaudi orationem<br />

meam / Auribus etc a /<br />

VpDen voys Vanden stoorm Van Munster<br />

Ofte<br />

Wie wil hooren een goet nieu Lied<br />

Van dat te ghendt corts es gheschiet<br />

Van Meester ian Van poucke /<br />

15 Heere doch myn ghebet verhoort<br />

verneimt myn clachtich bidden voort<br />

met huwen ooren heere<br />

end om dyn waer Rechtueerdich woordt<br />

hoort my / die thuwaerts keere<br />

20 End om huwer gherechticheyt<br />

inne dyns oordeels magesteyt<br />

vvilt met hu knecht niet strycken<br />

v<strong>van</strong>t al die daer leeft claer ghezeyt<br />

moet onRechtueerdich blycken<br />

25 Heer god wilt my dies bystaen want<br />

vervolght zo heeft / mynen vyandt<br />

myn ziele / groot <strong>van</strong> weerden<br />

end heeft myn leuen als wreed tyrant<br />

vernedert / totter eerden<br />

+ Fol. 408 v, r. 12, 13, 14 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

408 v


30 Hy stelde my naer zyn beiach<br />

zoo men ter weerelt dooden plach<br />

in eenne doncker stede<br />

+<br />

Myn gheest es benaut / Myn herte lach<br />

verstoort in groot onvrede<br />

Ghedachtich wierd ick voorleden tydt<br />

In al hu wercken Wierd ick verblydt<br />

5 ouerdocht met verstanden<br />

end Ick sprack die myn heere god zyt<br />

<strong>van</strong> tmaecsel mynder handen<br />

Myn clouck beschermer voor meskief<br />

Tot hu myn handen ick vphief<br />

10 myn ziel / es tot hu hooghe<br />

ghelyck een landt zoo ick besief<br />

gheel zonder water drooghe<br />

Heere vvilt my verhooren zaen<br />

want mynen gheest die es verghaen<br />

15 keert niet dyns aenschyns straelen<br />

dat ick niet worde als die ghedaen<br />

Ter hellen Nederdaelen<br />

Laet my vrough hooren bid Ick dy<br />

doch huwe bermherticheyt vry<br />

20 die in hope thuwaerts kniele<br />

myn wandelwech bekent maect my<br />

Tot hu hief ick myn ziele<br />

Trect my <strong>van</strong> myn vyanden boos<br />

tot hu heb ick toevlucht altoos<br />

25 Leert my doen naer hu wille<br />

v<strong>van</strong>t zyt myn god / die Ick oyndt vercoos<br />

heymlick int herte stille<br />

En my zal leeden huwen gheest<br />

In tRechte landt clouck onbevreest<br />

30 en bouen dese zaecken<br />

in hu Rechtueerde / duer hu name meest<br />

zult my Leuendich maecken<br />

Myn ziele zult ghy huut verdriet<br />

als my ancxst ende druck gheschiet /<br />

160<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 409 r


+ ghetrauwelick huutleeden<br />

end In huwe Bermherticheyt ziet<br />

Myn Vyanden verscheeden<br />

En ghy zultse vernielen al<br />

5 die myn ziele bieden mesval<br />

en stoormelick bevechten<br />

v<strong>van</strong>t heer Ick bem int eerdsche dal<br />

Doch een <strong>van</strong> huwen knechten<br />

Gloria patri<br />

10 Glorie zy den vader dan<br />

ende zyn zuene mensch en man<br />

den helighen gheest tsamen<br />

zoot was int beghin / en blyft voort an<br />

in eeuwicheden Amen<br />

Aucteur<br />

161<br />

Alle godsvruchteghe mensschen eendrachtich<br />

Euangelysche beminders in hope Crachtich<br />

Vpden steen christi Vastgheloouelick staende<br />

Bidick dies hier meer naervolght warachtich<br />

20 omme wandelen huut weghen duusternachtich<br />

teender memorie zyn willende ontfaende<br />

der inne contempleren inder eerden ghaende<br />

ydel clap schuwende telcker spatien *<br />

Dyn ** mebroeders stichtende / zoo paulus vermaende<br />

25 es hu gratie verleent / huutdeelt huwe gratien<br />

Liefmoedich verkeerende Onder alle natien<br />

zonder murmuratien // elck andren Beminnende /<br />

staet vaste wederstaet tsvleeschs temptacien<br />

met contemplatien // in schriftelicke Recreatien<br />

30 duer Tribulatien<br />

in dese eerdsche verghanclicke habitacien<br />

Tot Atropos word dyns leuens draet Afspinnende<br />

huut die turbatien<br />

Word ghy dhemelssche Croone Winnende /<br />

+<br />

Euangelien drie zondaghen inden aduent<br />

Danof tvierde hiervooren folio.115. *<br />

staet bekent/<br />

* Dit vers staat verticaal in margine links.<br />

** ‘Dyn’: ‘yn’ over andere letters.<br />

* Het cijfer ‘.115.’ is met blekere inkt later ingevuld.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 409 v<br />

+<br />

410 r


Vpden tvveeden zondach +<br />

162<br />

In dien tyden Alst iesus zoo wilde iunnen<br />

5 hy tot zyn liefue discipelkens tspreken dede<br />

daer zullen zeyt hy teeckenen zyn inder zunnen<br />

inde mane / ende oock inde sterren mede<br />

en verdriet der mensschen In deerdsche stede<br />

mids confusie ende ongheregheltheyt zwaer<br />

10 <strong>van</strong> tgheluudt der zee / en der vloeden onvrede<br />

diepgrondelick zynde beroert openbaer<br />

en die mensschen die zullen verdwynen der naer<br />

<strong>van</strong> vreesen ende verwachtynghe der Dynghen<br />

die der weerelt dan zullen ouercommen daer<br />

15 v<strong>van</strong>t die crachten der hemelen duer een bedwynghen<br />

ende gods ghehynghen<br />

zullen worden beroert in huerlieder omRynghen<br />

en dan zullen zy den zuene des mensschen crachtich<br />

met zyn magesteyt / die hy met hem zal brynghen<br />

20 Zien commen in een wolcke als god almachtich<br />

Als deis dynghen om gheschieden beghin zyn maeckende<br />

ziet vp / ende heft vp hu hoofden goet Rondt<br />

v<strong>van</strong>t huwe verlossynghe die es naeckende<br />

en zeyd hemlieden een ghelyckheyt / die warachtichste mondt<br />

25 Beziet den fygheboom gheplant inden eerdschen grondt<br />

ende alle boomen waer ghy wandelt ofte ghaet<br />

als zy vruchten voortbrynghen / alsdan ter stondt<br />

zo weit ghy dat den zomer te commene staet<br />

Alsoo / als ghy dese dynghen (naer christus Raet<br />

30 ziet gheschieden / zo zult dan weten ghy<br />

warachtich zonder twyfel / dat niet ongheloouich laet<br />

+<br />

dat dan het Rycke gods naer es by<br />

voorwaer zeg ick dy<br />

dit gheslachte zal niet voor by ghaen vry<br />

eer dees dynghen gheschiet zullen zyn eendrachtich<br />

5 den conyngh der conynghen dan zullen wy<br />

Zien commen in een wolcke / als god almachtich<br />

Hemel eerde verghaen zullen / maer myn woorden ziet<br />

zullen niet verghaen sprack christus verheuen<br />

wacht hu dat by aventhueren hu herten Niet<br />

10 bezwaert en worden met ghulsicheyts sneuen<br />

en dronckheyt en zoorgfuldicheyt <strong>van</strong> dit leuen<br />

dat hu onvoorzien niet ouercomme dien dach<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 410 v<br />

+<br />

Luce .21.


163<br />

v<strong>van</strong>t als een streck omRynghende beseuen<br />

zal hij ouercommen Rasch met een ooghvpslach<br />

15 vp alle die daer zitten / (doet christus ghewach<br />

vp taenschyn der eerden / hoedaenich gheresen<br />

daer om waect altyds biddende / elck zoo hy best mach<br />

vp dat ghy mueght weerdich ghevonden wesen<br />

tontvliene mids desen<br />

20 alle dese dynghen die als vooren ghelesen<br />

daer toecommende zyn / ende staen warachtich<br />

voor den zuene des mensschen / als zy hem ghepresen<br />

Zien commen in een wolcke Als god almachtich<br />

Naer dat die Prince christus die wy zyn eerende<br />

25 dit sprack tzynen disciplen Tot tsgheests verstyfuen<br />

tsdaeghs was hy inne den thempel Leerende<br />

maer huutghaende / tsnachts inden bergh wildhy blyfuen<br />

De welcke ghenaemt was Den bergh der olyfuen<br />

inden dagheraet quam tot hem al tvolck ghemeene<br />

30 vp dat zy hem inden thempel thuerlieder beclyfuen<br />

altsaemen hooren zouden groot ende Cleene<br />

Christen mensschen hier zynde noch int dal <strong>van</strong> weene<br />

+<br />

vveist sober bidt en waect / gheloofuich Voordachtich<br />

ten laetsten daeghe zult de zuene des mensschen Reene<br />

Zien commen in een wolcke Als god Almachtich *<br />

Euangelion VpDen<br />

Derden ZonDach inden<br />

ADuent / +<br />

In dien tyden als iohannes hadde ghehoort<br />

de wercken christi / Ligghende in banden smal<br />

zendende twee <strong>van</strong> zynen discipulen voort<br />

10 heeft hem gheseyt / zyt ghy de ghuene die commen zal<br />

of verbeyden wy een ander hier int eerdsche dal<br />

en iesus andwoordende zey hemlieden der naer<br />

ghaet ende wederbootschapt iohanni al<br />

tghuendt dat ghy ghehoort en ghezien hebt claer<br />

15 Blende zien Crepele wandelen voorwaer<br />

melaetsche worden ghezuvert / dooue hooren der by<br />

de dooden staen vp / en den aermen eenpaer<br />

vvordt ghebootschapt teuangelion openbaer<br />

Maer zaelich die niet wordt ghescandalizeirt in my<br />

20 Naer dat zylieden wech ghynghen zaen<br />

tot die schaeren des volcx daer zynde breed<br />

beghonste iesus <strong>van</strong> Iohannes te doene vermaen<br />

* ‘Almachtich’: ‘A’ over ‘w’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 411 r<br />

+<br />

Mathei .11. 5


164<br />

vvat zyt ghy in die woestyne huutgheghaen<br />

om zien een Riet gheroert Vanden wynde ghereet<br />

25 of te zien een menssche met zochte cleedren ghecleed<br />

zyt ghylieden huutgheghaen ter causen <strong>van</strong> desen<br />

ziet / die zochte ghecleede zoomen claerlick weet<br />

die zullen in die huusen der cuenynghen wesen<br />

maer wat zyt ghy huutgheghaen gheresen<br />

+<br />

te ziene / Een prophete / zeker zegh ick dy<br />

ende meer dan een prophete es hy ghepresen<br />

Zaelich die niet word ghescandaliseirt in my<br />

Dese es Vanden welcken datter es ghescreuen<br />

5 Ick zende myn bode Voor hu aenschyn ziet<br />

die huwen wech zal voor hu bereeden int leuen<br />

voorwaer zeghick hu dede christus bediet<br />

Onder die gheborene <strong>van</strong> vrauwen niet<br />

gheen meerder vp ghestaen es / zeghick certeyn<br />

10 dan iohannes baptista / warachtich gheschiet *<br />

nochtans die minste int Rycke der hemelen pleyn<br />

es grooter dan hy / En <strong>van</strong>der daeghen treyn<br />

<strong>van</strong> iohannes baptista Tot deser tydt vry<br />

ghewelt Lydt tRycke der hemelen Reyn<br />

15 en die gheweldeghe nement / in huerlieder ghemeyn<br />

Zaelich die niet word / ghescandaliseirt in my<br />

Prinche<br />

Want alle die propheten ende die wet<br />

hebben tot iohannem toe ghepropheteirt<br />

20 en eist dat ghyt ontfanghen wilt onbesmet<br />

hy es helyas die commen zal gheordonneirt<br />

wordt niet geschandaliseirt<br />

die ooren heeft om hooren / dat hy hoorende zy<br />

zoo sprack christus / hy die alle herten grondeirt<br />

25 Zaelich die niet word ghescandaliseirt in my<br />

Euangelion Vpden vierden<br />

zondach inden aduent / +<br />

Van ierusalem zonden die Iueden tdien tyden<br />

tot Iohannem priesters ende Leuiten ziet<br />

* Oorspronkelijk ‘Tot deser tyd / warachtich’; vóór ‘warachtich’ is ‘Tot deser tyd’ doorgehaald,<br />

en erna ‘gheschiet’ bijgevoegd; beide correcties in zwartere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 411 v<br />

+<br />

iohan / primo


165<br />

++ om hem te vraghen wie zyt ghy / end hy wilde belyden<br />

end en heuet niet gheloochent negheenssins yet<br />

en hy heeft beleden / ick en bem christus niet<br />

en zy hebben hem ghevraeght /Wat zyt dan ghy<br />

5 zyt ghy helyas / ick en bemt niet / sprack hy zyn bediet<br />

zyt ghy die prophete / neen / gheandwoord heeft hy<br />

daer om hebben zy hem gheseyt zeght vry<br />

wie zyt ghy / dat wy andwoorde mueghen gheuen<br />

den ghuenen <strong>van</strong> wien dat ghezonden zyn wy<br />

10 vvat zeght ghy <strong>van</strong> hu zeluen / hy sprack int leuen<br />

Een stemme bem Ick inder woestine ghebleuen<br />

<strong>van</strong> hem die Roupt / Schict den wech des heeren daer<br />

zoo Esaias de prophete gheseyt heeft ghescreuen<br />

Iohannes volgde christum in oetmoedicheyt Naer<br />

15 En die ghezonden waeren ter causen <strong>van</strong> desen<br />

waeren huter bende der pharizeeusche zede<br />

hebben hem gheseyt waeromme / wilt ghy doopende wesen<br />

zyt ghy christus niet / helyas / noch prophete mede<br />

iohannes heeft gheandwoord / zegghende tdier stede<br />

20 Ick doope int water / maer int middel hy onder hu staet<br />

die ghylieden niet en kendt tot huwer vrede<br />

dat es de ghuene / die naer my zal commen iaet<br />

die voor my es gheweist / tsmensschens toeverlaet<br />

wiens ick niet weerdich / en bem Waerachtich<br />

25 tontbyndene de Riemen <strong>van</strong> zyn schoen waer hy ghaet<br />

in bethanyen dees dynghen gheschiet zyn eendrachtich<br />

ouer de iordane daer sint ian doopte crachtich<br />

ten anziene <strong>van</strong>den volcke daer openbaer<br />

en duer gratie <strong>van</strong> god / den heere almachtich<br />

30 Iohannes Volghde christum in oetmoedicheyt naer<br />

Tsdaeghs daer naer / ziet iohannes iesum ghebenedyd<br />

tot hem commende / en heeft gheseyt metter spoet /<br />

+<br />

ziet dat lam gods / zeyt hy zynde verblydt<br />

ziet / die de zonde Des weerelts of doet<br />

dit es / daer Ick of zeyde zydes * ghylieden vroedt<br />

daer es / Een man naer my ghecommen ghebleken<br />

5 die voor my es gheweist / als een heere goet<br />

want hy was / eer dan ick / ende blyft onbezweken<br />

end ick en kenne hem niet / maer naer thuutwendich spreken<br />

vp dat hy openbaer mach worden in israhel<br />

bem Ick ghecommen doopende in tswaeters beken<br />

10 en iohannes ghetuught heeft zegghende snel<br />

+ Fol. 412 r, r. 12 ‘Schict ... daer’ onderstreept.<br />

* ‘zydes’: ‘z’ over ‘g’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 412 r<br />

+ 412 v


166<br />

Want ick hebbe ghezien den gheest zeere wel<br />

inne die ghedaente Van een duue voorwaer<br />

<strong>van</strong>den hemel nederdaelende / met een goet vpstel<br />

Iohannes volgde christum in oetmoedicheyt naer<br />

15 Prinche<br />

En die gheest es vp hem ghebleuen omtrent<br />

sprack iohannes certeynlick en wilde verhaelen<br />

ende ick en hebbe hem niet ghekendt<br />

maer die my ghezonden heeft zonder faelen<br />

20 om te doopen int water / heeft my willen taelen<br />

en die heeft my gheseyt Binden eerdschen gheduene<br />

vp wien dat ghy den gheest / zult zien nederdaelen<br />

ende vp hem blyfuende dat es de ghuene<br />

die daer doopt metten helighen gheest ghewuene<br />

25 en ick hebt ghezien / ende ghetuught oock claer<br />

dat dit (sprack iohannes) es De gods Zuene<br />

wier ieghens stuene<br />

Iohannes volghde Christum in oetmoedicheyt Naer<br />

Aucteur<br />

30 Voorts volghen wy huutvercoren // om verzoenen adams Val<br />

hoe Christus wierdt gheboren // int eerdsche dal /<br />

++<br />

Epistolen ende euangelien<br />

Naer der lettren keest<br />

veel zoetRokegher dan bloeyende confelien<br />

verhueghende den gheest /<br />

Inder kerstnacht eerste Messe +<br />

Alder liefste broeders / die goddelicke gratie<br />

en <strong>van</strong> onsen zaelichmaecker die gratie mede<br />

es openbaer nv allen mensschen / Tot Recreatie<br />

die onslieden Leert Loochenende alle booshede<br />

10 ende weerlicke begheerlicheyt / Wy tonser vrede<br />

soberlick ende Rechtueerdelick beseuen<br />

ende oock zouden in vougsamegher zede<br />

godsdienstelick inne deser weerelt Leuen<br />

verwachtende die helighe hope verheuen<br />

15 en die toecomst der gloryen / Van onsen god groot<br />

end ons zalichmakers iesu Christi ghegheuen<br />

hem zeluen voor onslieden / als troost tonser noodt<br />

+ Fol. 413 r, r. 5 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

413 r<br />

+<br />

Epist.


167<br />

vp dat hy ons verlossen zoude met zynder doodt<br />

<strong>van</strong> alle ongheRechticheyt / zondich zwaer<br />

20 ende Reyneghen hem zeluen / met zyn bloed Root<br />

Een anghename volck / hem bequame der naer<br />

een naervolgher <strong>van</strong> goede wercken voorwaer<br />

zeght ende vermaent dit / in een lieflick omghorden<br />

In christo iesu onsen heere / die openbaer<br />

25 In een ghedaente des dienlyncx / Wilde menssche worden<br />

Euangelion<br />

Het es gheschiet daer es in dien daeghen<br />

Vanden keyser augusto Een ghebod huutgheghaen<br />

dat zoot gheordonneirt was / naer Lucas ghewaeghen<br />

30 de gheele Weerelt zoude worden bescreuen zaen<br />

// En dees eerste beschryfuynghe die es ghedaen<br />

+<br />

ende <strong>van</strong> Cyrino Rechter <strong>van</strong> siria gheschiet<br />

zy zyn alle gheghaen / naer tzelue vermaen<br />

om een yeghelick belyden in zyn stede ziet<br />

ende ioseph in ghebreke dies zynde niet<br />

5 heeft hij hute die galileesche Cant<br />

Neerstich vpgheclommen zonder letten yet<br />

<strong>van</strong> die stede nasareth Tot tiuedsche landt /<br />

in dauids stadt / ghenaemt Bethleem / Want<br />

hy <strong>van</strong> dauids huus / ende huusghezin was bekent<br />

10 vp dat hy oock daer zou belyden / naer tghebods verstandt<br />

met maria zyn ghetraude wyf / by hem omtrent<br />

De welcke daer al zwaer was / met een vrucht beglent<br />

in huer voorzien / eer ye beghinnen porden<br />

want christus was de vrucht / die mids huer consent<br />

15 in een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden<br />

En tes gheschiet doe in bethleem waeren zy<br />

dat die daeghen vervult zyn / om baersen ghewuene<br />

Maria wierdt daer moeder <strong>van</strong> smerten vry<br />

ende heeft ghebaerst huer eersten gheboren zuene<br />

20 end hem in doucxkens ghewonden de ghuene<br />

die als god ende menssche veel mensschen ghenas<br />

end hem gheleyd in een crebbe / Binden eerdschen gheduene<br />

mids dat in dherberghe / voor hem gheen plaetse was<br />

en daer waeren heerderkens Alsdoe vp tpas<br />

25 die daer in die contreye wilden waeckende wesen<br />

en die inghel des heeren ziet (zoo ick Las)<br />

heeft by hemlieden ghestaen gheResen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 413 v


168<br />

En die claerheyt des heeren heeftze bouen desen<br />

ommeschenen / ende hebben ghevreest tdier tydt<br />

30 met een groote vreese / ende dinghel ghepresen<br />

wilt niet vreesen / zeydhy hemlieden zonder Respyt<br />

maer te Rechte mochten zylieden wesen verblydt /<br />

++<br />

ende alle vreese zyn <strong>van</strong> hemlieden vertorden<br />

want in dier nacht / iesus christus ghebenedydt<br />

in een ghedaente des dienlyncx wilde menssche worden<br />

Prinche<br />

5 VVant ziet sprack dinghel ick boodschap hulieden vercoren<br />

een groote blydschap welcke alle volck wesen zal<br />

want hulieden es hedent Warachtich / gheboren<br />

een zalichmaecker christus / die heere bouen al<br />

inde stad <strong>van</strong> dauid / Binnen teerdsche dal<br />

10 ende dit zal hu wesen / tot een teeckene fyn<br />

ghij zult vynden een Ionck kyndeken / in doucxkens smal<br />

ghewonden / in een crebbe Byder moeder zyn<br />

en ter stondt esser gheweist vp tzelue termyn<br />

metten inghel / een menichte <strong>van</strong> een hemelsch heyrcracht<br />

15 god louende / en zegghende met een blyde aenschyn<br />

Glorie zy god In die Vpperste macht<br />

ende inne der eerden zy vrede gheschacht<br />

den mensschen die <strong>van</strong> goeden wille Blycken<br />

// iherusalem staet vp / wordt verlicht dies gheacht<br />

20 hu licht es voort ghecommen nv zonder bezwycken<br />

iesum christum Looft en danct in allen wycken<br />

die tot tsmensschens verlossen (hoe dhelssche Cnorden /<br />

oetmoedich totter dood / huut zyn hemelsche Rycken<br />

in een ghedaente des dienlyncx / wilde menssche worden /<br />

Inder moorghenstondt<br />

ofte Dagheraet messe. +<br />

Alder liefste broeders / die goedertiere vrede<br />

en die mensscheyt <strong>van</strong> god / ons zalichmaecker ziet /<br />

+<br />

es elcken openbaer nv in deerdsche stede<br />

maer huut die wercken der Rechtueerdicheyt niet<br />

die by onslieden ghedaen zyn gheschiet<br />

maer naer zyn bermherticheyt duer zyn name<br />

5 heeft hy ons zaelich ghemaect huut tverdriet<br />

+ Fol. 414 r, r. 16 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 414 r<br />

+<br />

Epist /<br />

+ 414 v


169<br />

duer tbadt der wedergheboorten bequame<br />

mids vernieuwynghe des helichs gheests eersame<br />

de welck hy ouervloedich huuter liefden vloedt<br />

in onslieden huutghesturt heeft tonser vraeme<br />

10 Duer iesum christum onsen zalichmaecker goet<br />

vp dat wy gherechtueerdicht / duer zyn gratie zoet<br />

erfghenamen tsamen / zouden worden beseuen<br />

naer die hope / die ons al tsaemen gheeft moed<br />

Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich leuen<br />

15 In dien tyden die heerderkens tsaemen spraecken +<br />

ende zeyden Laet ons tot Bethleem ghaen<br />

ende laet ons bezien / als wy daer ghenaken<br />

dat Woord / tghuene datter gheschiet es zaen<br />

Twelcke dheere ons vertooght heeft / ende ghedaen<br />

20 en zyn hemlieden haestende gheCommen aldaer<br />

ende hebben maria tmoedermaegdelick graen<br />

met ioseph te zaemen ghevonden der naer<br />

ende tkyndt in eenne Crebbe gheleydt voorwaer<br />

als zy dit zaeghen / zy hebben bekent <strong>van</strong> twoordt<br />

25 dat hemlieden <strong>van</strong> dit kyndt was gheseyt openbaer<br />

ende alle de ghuene diet hebben ghehoort<br />

die hebben hem verwondert daer Rechtevoort<br />

<strong>van</strong> tghuendt dies hem <strong>van</strong>den heerders gheseyt was bleuen<br />

laets met christo onsen heere dan houden Accoord<br />

30 Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich leuen<br />

Ende naer dien dat waeren vervult acht daeghen<br />

+<br />

datmen zoude tkyndt besnyden / naer de wets bedwanghen<br />

iesus / zoo hoorde men zyn Name ghewaeghen<br />

twelck ghenoomt was <strong>van</strong>den Inghel zonder vertraeghen<br />

eer hy inden Lichaeme was ontfanghen<br />

5 Dheere heeft ghehoort onse verzuchtende verlanghen +<br />

ende es zyn verbandt gheworden ghedachtich<br />

twelck hy huut Liefden / ende gheen verstranghen<br />

hadde ghemaect met Abraham crachtich<br />

met ysaac oock ende iacob eendrachtich<br />

10 en dheere ansach die kynderen <strong>van</strong> israel<br />

ende hy verlostese als god almachtich<br />

duer iesum christum zyn wy verlost nv oock wel<br />

dheere zandt zyn volck verlossynghe snel<br />

dauid heeft zyn liedeken zoo vpgheheuen +<br />

15 Christus drough al onse smerten / ende ons ghequel<br />

Omme met hem ghebruucken / dat eeuwich Leuen +<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Euangelion<br />

+ 415 r<br />

+ Exodi .2.<br />

+ Psal .110. o<br />

+ Esai 53


Prinche<br />

170<br />

Daer in heeft gods Liefde Bermhertich * liefgloedich<br />

gheopenbaert in onslieden / huuter Liefden schoot<br />

20 dat god zyn eeghin zuene gheboren / oetmoedich +<br />

inder weerelt ghezonden heeft tonser noodt<br />

vp dat wy duer hem leuen zouden / cleen ende groot<br />

hy buugde den hemel ende es ghedaelt +<br />

ende met zyn dierbaer passye ende bitter doodt<br />

25 zynen vader ghepaeysiert / end ons schult Betaelt<br />

// hu herte zy niet versaeft / noch met vreesen duerstraelt<br />

beeft noch en gruwelt oock te gheenen Tyden<br />

wyct niet achterwaerts voor hem / als een die faelt +<br />

want die heere huwen god / tot dyn bevryden<br />

30 ghaet met hu / omme clouck voor hu stryden<br />

dees beloften / zyn al tonsen trooste ghescreuen<br />

iesus christus es gheboren / ende wilde Lyden<br />

Omme met hem ghebruucken dat eeuwich leuen<br />

+<br />

Euangelion vpden kerstdach<br />

Ter hooghmesse /<br />

In principio erat Verbum / dat hoogh misterie<br />

der menschwordynghe christi / den mensschen vruchtbaer +<br />

5 vooren in dese boucks tafel ferie<br />

Vyndt ghy waert int Langhe staet daer<br />

Naer de Lettre claer<br />

Aucteur<br />

Christus gheboorte was een Beghin<br />

10 Tot tsmensschens zaelicheyt ende vrede<br />

zyn leuen een leerynghe / zyn doodt ghewin<br />

die ons al tsaemen brocht tleuen in<br />

zyn vpvaert opende ons dhemelssche stede<br />

Euangelion ofte blyde<br />

tydynghe Vpden dertien dach<br />

Refereyn +<br />

In dien tyden als Iesus dan was gheboren<br />

te bethleem in tsconyncx herodes daeghen<br />

ziet conynghen gheCommen zyn huutvercoren<br />

* Oorspronkelijk ‘gheopenbaert’; doorgehaald en ‘Bermhertich’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 1. Iohan 4.<br />

+ Psal .17.<br />

+ Deutero.20.<br />

+<br />

415 v<br />

+ iohan primo<br />

+<br />

Matthei .2. o


171<br />

20 huut ooste / te iherusalem / zegghende int vraeghen<br />

waer es die / die wy zo gheerne zaeghen<br />

die gheboren es conyngh der ioden voorwaer<br />

ende zeyden stoutelick zonder vertraeghen<br />

want wy hebben ghezien zyn sterre claer<br />

25 int ooste schynende ende blynckende Eenpaer<br />

ende wy zyn ghecommen om hem Anbeden<br />

Herodes den conynck dit hoorende naer<br />

+<br />

was beroert / end al iherusalem met hem tonvreden<br />

vergaderende princhen der priesterlicker zeden<br />

en an gheleerde des volcx / onderzouck heeft ghedaen<br />

waer christus gheboren zou zyn in waerheden<br />

5 ende dese spraecken tot hem / naer zyn vermaen<br />

in bethleem iuda / naer onslieder verstaen<br />

v<strong>van</strong>t zoo eist duer den prophete ghescreuen<br />

maer al herodes voortstel / bleef tondere waen<br />

Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />

10 En ghy Bethleem inne * dat iuedsche landt<br />

ghy zyt niet de minste in gheender manieren<br />

onder alle de princhen <strong>van</strong> iuda / Want<br />

huut hu zal huutghaen / een leedtsmans hanthieren<br />

die myn volck <strong>van</strong> israel zal Regieren<br />

15 herodes heymelick doe Roupende zonder Respyt<br />

de conynghen voornoomt / in een neerstich bestieren<br />

heeft hy onderzocht huerlieder sterre tydt<br />

die huer hadde gheopenbaert verre ende wydt<br />

dies herodes / wien therte int verlanghen pynde<br />

20 zandt den conynghen naer bethleem / zegghende verblydt /<br />

ghaet / ende vraeght neerstelick <strong>van</strong>den kynde<br />

ende als ghyt ghevonden hebt / al waer zynde<br />

Laet my wederweten / en comt doets my Rappoort<br />

vp dat ick commende / end icker tkyndt vynde<br />

25 hem minnelick annebeden mach Rechtevoort<br />

welcke cuenynghen / hebbende herodes ghehoort<br />

hebben omme vertrecken ghereedschap Bedreuen<br />

maer hoe herodes fletse / om tkyndt thebben vermoort<br />

Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />

30 Ende ziet de sterre die hadden ghezien<br />

de conynghen int ooste / Als blynckende glas<br />

voorghynck hemlieden / alsoo dat wilde gheschien<br />

tot dat zy commende stondt bouen / daer tkyndeken was<br />

* Vóór ‘inne’ is ‘Iuda’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 416 r


172<br />

++ die sterre ziende / elck doe <strong>van</strong> drucke ghenas<br />

en verblydt zyn gheweist met grootter Vruecht<br />

thuus inghaende / daer vonden zy vp tzelue pas<br />

tkyndt met maria zyn moeder / vul alder duecht<br />

5 nedervallende / anbaeden tkyndt goddelicke iuecht<br />

en hebbende gheopent huer schoot menichfout<br />

hebben tkyndt gheoffert ghiften / zoo elck heeft vermueght<br />

Te wetene Mirre Wieroock ende Goud<br />

en inden slaep / ontfanghende andwoordelicken Cout<br />

10 dat zy niet weder zouden tot herodes keeren<br />

duer een anderen wech Onbevreest ende stout<br />

zyn weder in huer Landschap ghekeert met Eeren<br />

in herodes moest doe groot verlanghen vermeeren<br />

die tkyndeken zochte / om beRoouen tleuen<br />

15 maer wat Raedt zyn princhen hem mochten leeren<br />

Een kyndt es ons gheboren / End onslieden ghegheuen<br />

Prinche<br />

Ghegheuen // ghebleuen // als tsmensschens behoedere<br />

vvaer // naer // doude vaders hadden langhe ghebeyt<br />

20 ghecoestert // ghevoestert // by maria zyn moedere<br />

diet cloucxkens // vp doucxkens // vp hoy heeft gheleydt<br />

god der goden // gheboden // milde end onbeCreyt<br />

minnelick // voorzinnelick // huer borstkens zoet<br />

Tzoch ghuesende // luesende // huuten borstkens voorseyt<br />

25 was byden welcken // Telcken // tskynds durst wierdt gheboet<br />

prophetelic // discretelic // zoo voorts vppeghevoedt<br />

dach en nacht // tkyndt bewacht // voor dangier of ghequel<br />

dicwils cussende // sussende // met grootter oetmoedt<br />

zoot behoufde // hem toufde // zou moederlick wel<br />

30 die vleesch doodt // weerelt groot // heeft verwonnen snel<br />

duer tlaeten // tonser baeten // zyn bloedt precieux<br />

dies wy // vry // huut een goetionstich voortstel<br />

+<br />

Bieden danck // eeuvvich lanck // der moeder amoureux<br />

die <strong>van</strong> tkyndt // naer tbevyndt // was zeer Curieux<br />

moeder maeght // onversaeght // Reyn <strong>van</strong> hem ghebleuen<br />

dies belyde // Tallen tyde // noch huut herten Coragieux<br />

5 Een kyndt es ons gheboren End onslieden ghegheuen<br />

Euangelion Vpden Tweetsten<br />

zondach inde Vastene<br />

Van tVrauken Van Cananee +<br />

+ Fol. 416 v, r. 8 (woorden in humanistisch schrift) onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 416 v<br />

+ 417 r<br />

+<br />

Mathei .15.


173<br />

In dien tyden doe als iesus / nv was gheghaen<br />

10 huut Genesareth der galyleesche zee / der naer<br />

Quam In die landen tyri ende sydonis zaen<br />

ende ziet / een Cananeesche vrauwe voorwaer<br />

<strong>van</strong> dien henden ghecommen ter plaetsen daer<br />

zoo wy in dhelighe Euangelion lesen<br />

15 // heeft tot iesum gheRoupen / zegghende claer<br />

heere dauids zuene vvilt myns ghenadich wesen<br />

myn dochter / es <strong>van</strong>den vyandt ghequelt mespresen<br />

end een woordt heeft huer iesus gheandwoord niet<br />

zyn disciplen tot hem ghaende / Baeden hem mids desen<br />

20 zegghende / ontslaetse! / v<strong>van</strong>t zou / naer ons Roupt / ziet<br />

en iesus andwoordende / Es zyn zegghen gheschiet<br />

Ick en bem niet ghezonden in deerdsche steden<br />

dan tot die verloren schaepen / gheenssins yet<br />

des huus <strong>van</strong> israel / thuerlieder vreden<br />

25 // En tvrauken es ghecommen / end heeft iesum anghebeden<br />

zegghende / heere helpt my / huut ghenadeghe * gronden<br />

iesus andwoorde / naer zyn vermueghende zeden<br />

ende zeyde / Ten es niet goet bevonden<br />

dat men tbroodt der kynderen teeneghen stonden<br />

++<br />

hemlieden zoude nemen / Tot eeneghen keere<br />

ende dat worpen zou / Voor den honden<br />

Tvrauken andwoorde / heeft gheseyt Emmers heere<br />

v<strong>van</strong>t dhondekens eten <strong>van</strong>den cruumkens zeere<br />

5 die <strong>van</strong> huer tsheeren tafele vallende zyn<br />

doe heeft iesus gheandwoordt / tonser alder leere<br />

// O vrauwe hu ghelooue / es groot ende fyn<br />

hu gheschie / alsoo ghy wilt / Vp dit termyn<br />

en huer dochter wierd ghezond / <strong>van</strong> dier tydt Voort<br />

10 Mensschen Cranck int ghelooue / hier naer hoort<br />

Bemindt gods Woordt /<br />

Vpden VVittedonderdach<br />

Bedynghe /<br />

15 Heere god ick aerm zondaere zondich besmet +<br />

buugsamich val ick thuwen voeten Beneden<br />

eer ick thuwaerts vpoffere myn ghebet<br />

dien ick tzyne ghezuvert in dinwendeghe leden<br />

Biddende zoo myne goe ouders deden<br />

20 omme Rusten in Vreden /<br />

Refereyn<br />

* ‘ghenadeghe’: ‘enad’ over andere letters.<br />

+ Fol. 417 v, r. 12, 13 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 417 v<br />

+ Aucteur


174<br />

Heere wilt alshedent doch wasschen myn voeten<br />

die naer tzondich gheneghen daeghelicx wroeten<br />

als met eerdscher betardynghen * zynde besmuert<br />

25 ghy heere die betaelt hebt ons tvvisteghe boeten<br />

die wy hadden ieghens god huwen vadere verbuert<br />

ghy hebt ons een ghenadeghe gratie gheCuert<br />

+<br />

om schicken ons voeten inden wech der vreden<br />

end hu woordt dat eeuwich blyft ende gheduert<br />

es mynder voeten licht vul der claericheden<br />

heere treckt my huut tslyck der zondeghe steden<br />

5 vphoudt my dat icker niet in mach verzyncken<br />

By hu es die fonteyne des Leuens zeden<br />

doch dat ick die ancomme / wilt myns ghedyncken<br />

dus heere vvilt ghy my dyn wasschynghe schijncken<br />

Ick bid hu iesu christe Van Nasareene<br />

10 die bem zondich verdooft<br />

heere / wilt niet wasschen myn Voeten alleene<br />

Maer oock handen end hooft<br />

Ghy heere god breker onser zondegher banden<br />

ick bidhu vvilt wasschen oock beede myn handen<br />

15 <strong>van</strong>den qua wercken ieghens hu / en myn naesten mesdaen<br />

Ick kenne my vul zonden / ende Leelicke schanden<br />

v<strong>van</strong>t myn moeder heeft my in zonden ontfaen<br />

om ghewasschen tzijne / mach ick nieuwers bet ghaen<br />

dan christe tot hu ick warachtelick weet<br />

20 myn Rechtueerdicheden Voor huwen ooghen staen<br />

onweerdich end onReynich / als een bevlect cleedt<br />

// heere dies duer hu ghenaedeghe liefde heet<br />

die ghy toogdet vp huwen avendtmaels dach<br />

zuvert mynder wercken zonden / zy zyn my leedt<br />

25 en wilder voorts of wachten zoo ick best mach<br />

begheerlick met petro noch doende ghewach<br />

eer myn ziele wordt hier int dal <strong>van</strong> weene<br />

<strong>van</strong>den vyandt berooft<br />

heere wilt niet wasschen myn Voeten Alleene<br />

30 maer oock handen end hooft<br />

Heere helpt my end Ick zal worden ghezondt<br />

wascht oock thooft <strong>van</strong> mynder herten ghepeynsen grondt /<br />

* ‘betardynghen’: ‘r’ over andere letter.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 418 r


175<br />

+ end oock al myn onReyne belemmerde zinnen<br />

stelt eenne bewaerynghe voor myn mondt<br />

dat Ick gheenssins mach twoord dyns waerheyts dinnen<br />

wascht myn conscientie buuten ende Binnen<br />

5 want alleene vermueght ghyt myn god ghepresen<br />

en wanneer ghy my wilt om wasschen beghinnen<br />

Ick zal bouen der snee ghewit Reyn wesen<br />

keert of hu aenschyn heere doch bouen desen<br />

<strong>van</strong> myn zonden / end al myn mesdaeden huutdoet<br />

10 Laet ontfanghelick myn stemme zyn thuwaerts gheresen<br />

Anhoordt my om de wille <strong>van</strong> hu name goet<br />

en christe duer thuutsturten dyns dierbaer bloedt<br />

Ick bidhu / ick wiens ziele met duechden gheene<br />

es ouerslooft<br />

15 Heere / wilt niet wasschen Myn Voeten alleene<br />

Maer oock handen end hooft<br />

Prinche<br />

Heere god wascht my ghy zyt dies machtich<br />

in hu heere gheloof ick end hope warachtich<br />

20 ghy myn god die behouft myne goedynghen niet<br />

ghy myn toevlucht ende myn beschermere crachtich<br />

als ick bem <strong>van</strong> myn ieghenpartyen bespiet<br />

myn scheppenesse / es <strong>van</strong> huwen handen gheschiet<br />

alsoo ghy my wildet ghemaect te zyne<br />

25 dies bid ick / doch dyn handwerck hu liefde biedt<br />

dat ick anschauwe / dyn hemelsch werck ten fine<br />

en zuvert my <strong>van</strong> misteghe doncker bruwine<br />

dat my claerlick huwe * weghen zyn mueghen bekent<br />

verlicht myn ziele <strong>van</strong> alle zwaermoedeghe Pine<br />

30 hu alleene heb ick ghezondicht in myn Regiment<br />

dus als ghy my wilt commen om wasschen omtrent /<br />

++<br />

ghy die zyt ons hooft / Wy hu ledekens cleene<br />

zoo elck onser ghelooft<br />

Heere Wilt niet Wasschen Myn voeten alleene<br />

Maer oock handen end hooft.<br />

Epistel ende Euangelion<br />

Vpden paesschenDach. +<br />

* Na ‘huwe’, en oorspronkelijk <strong>van</strong> dit woord deel uitmakend, is een letter (r?) geschrapt.<br />

+ Fol. 419 r, r. 10 ‘ons ... ghepresen’, 16 ‘Marci .16.’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 418 v<br />

+ 419 r<br />

+<br />

.1.Corin. .5.


176<br />

Broeders Reynicht den ouden deessem tdeser tydt<br />

vp dat ghy een nieuwe mynghelynghe mueght wesen<br />

ghelyck / zoo ghylieden onghedeessemt zyt<br />

10 Want ons paesschen / es christus gheoffert ghepresen<br />

aldus laets duechdelick maeltyden / mids desen<br />

niet inden ouden * deessem / noch der quaeden mede<br />

ende der schalckheyt / maer huut zonden verResen<br />

in onghedeesemde brooden / Tot onser vrede<br />

15 der Reynicheyt ende warachtichede /<br />

Euangelion Marci .16.<br />

Inne dien tyden. Maria Magdaleene<br />

maria Iacobi / ende salome tdier stede<br />

hebben cruden ghezocht / vp dat zy ghemeene<br />

20 Commen zouden / ende zaluen Iesum daer mede<br />

en zeer vrouch den eersten dach dits warachtichede<br />

des sabboths / totten graue gheCommen zyn zy<br />

als de zonne vpgheghaen was / naer huere zede<br />

ende zeyden / tot elck anderen / den graue by<br />

25 Wie zal ons den steen nv afRollen vry<br />

<strong>van</strong>der duere des grafs / en toeziende voorwaer<br />

zaeghen zy den steen ofgherolt / zeer groot was hy<br />

++<br />

end in tgraf gheghaen zynde / hebben der naer<br />

een Ionghelyngh ghezien Ter Rechter zyde / daer<br />

zittende ghecleedt (Doe alsoo eist gheschiet<br />

met een wit lanck blynckende cleedt zeer claer<br />

5 ende zyn veruaert gheworden / maer den inghele ziet<br />

sprack tot hemlieden / en vreest niet / zoo dedhy tbediet<br />

ghy zouct iesum <strong>van</strong> nasareth die ghecruust es bloot<br />

hy es vpghestaen / end hy en es hier Niet<br />

ziet de plaetse / daer zy hem hadden gheleyd doodt<br />

10 maer ghaet zeght zyn disciplen / en petro ter nood<br />

dat hy hulieden in galileen zal voorghaen<br />

daer zult ghy hem zien / Dheere almachtich groot<br />

Alsoo hy gheseyt heeft / zalt wesen ghedaen<br />

Paeschliedeken<br />

Victime paschali laudes<br />

Vpden voys Tze nuerenborch daer staet eyn hous<br />

Daer woont eyn schoon ioncvrauwe<br />

Ofte Vpden Voys<br />

Het zat een snee wit Vueghelkin<br />

Al vp zyn eerste plume<br />

* ‘ouden’: schacht <strong>van</strong> ‘d’ overgehaald.<br />

+ Fol. 419 v, r. 14, 15, 16 ‘Tze ... hous’, 17, 19, 20 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 419 v


Christene wilt ommaidge doen<br />

des paesschens offerhande<br />

Tlam heeft de schaepen verlost zeer coen<br />

huut die vyandeghe vvarande<br />

25 VVant christus dat onnoosel bloedt<br />

ghewillich zynen Vadre<br />

als die des weerelts zonden of doet<br />

Den zondaers heeft verlost Algadre /<br />

+ De doodt en tleuen in strydt groot<br />

vechtende zynde Crachtich<br />

des leuens Leedsman eerst ghedoodt<br />

Rengneirt nv Leuende warachtich<br />

5 Zeght ons Maria wat hebt ghy<br />

in huwen wech zien verkeeren<br />

de inglen die waeren ghetughen vry<br />

met christus zweetdouck ende cleeren<br />

Christus graf <strong>van</strong> die eeuwich leift<br />

10 en die glorye schoone<br />

die int verRysen hy ghedaen heeft<br />

Anzien heb ick oock in persoone<br />

Christus myn hope es vp ghestaen<br />

tot tsmensschens zaelichede<br />

15 de zyne die es hy voorgheghaen<br />

in galyleen / met paeys en Vrede<br />

Dat christus weten wy ter tydt<br />

<strong>van</strong>der doodt es / verResen<br />

die ons verwinder en Conyngh zyt<br />

20 wilt ons dies ontfaermhertich wesen<br />

Meer te gheloouen es Marie<br />

als waerachtich ghewaeghen<br />

dan de schaepen der iueden die<br />

bedrieglick es / Tot allen daeghen<br />

25 Remis hebwy <strong>van</strong> allen qua<br />

christus / gheeft ons tbevryden<br />

dies zynghen wy nv Alleluya<br />

Dats looft den heere Tallen tyden<br />

177<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 420 r


Heydenen looft dies talder stondt<br />

30 den heere in zyn verRysen +<br />

ghy volck oock met dancbaregher mondt<br />

Den heere louen wilt en prysen<br />

+ Want zyn groote Bermherticheyt<br />

zo wie hem zondich speghelt<br />

ende des heeren Waerachticheyt<br />

Blyft ouer ons vaste ghezeghelt<br />

5 Die dit Liedeken heeft ghedicht<br />

die hoopt tot allen keere<br />

Vaste gheloouich onghezwicht<br />

in Christo iesu onsen heere<br />

Refereyn<br />

178<br />

10 Eist dat Wy zegghen / wy en hebben gheen zonde<br />

zo bedrieghen wy ons zeluen / tot alder tydt<br />

en die waerheyt en es in ons niet tzulcker stonde +<br />

zoo iohannes dien helighen Apostel belydt<br />

Daer en es oock gheen menssche ter weerelt wydt +<br />

15 Rechtueerdich / en die gheen zonde en doet<br />

v<strong>van</strong>t ons Rechtueerdicheden zyn een zondich habyt +<br />

als een maendzuchtich vraucleed verworpen onder voet<br />

Wanneer wy oock al tsaemen / met zinnen vroed<br />

dat ons beuolen es / mochten hebben ghedaen +<br />

20 elck onser nochtans segghen ende kennen moet<br />

hoe duechdelick goet<br />

dat wy noch als onproffytelicke knechten staen<br />

als maer ghedaen hebbende / naer tvermaen<br />

<strong>van</strong> dies wy te doene schuldich waeren<br />

25 wat zullen wy dan doen / Tot wien zullen wy ghaen<br />

om troost ontfaen<br />

Anders dan tot christum Voorspraecke der zondaeren +<br />

by zijnen vadre in dhemelsche schaeren<br />

en zonder wien Wy niet mueghen doende wesen<br />

30 maer vp dat hy ons Leuendich zoude spaeren<br />

Christus es ons paesschen gheoffert / verResen<br />

+<br />

Vergheit die ionste <strong>van</strong> hu boorghe Niet<br />

want hy heeft zyn ziele voor hu ghegheuen +<br />

ghedynct den heere iesum christum ziet<br />

dat hy <strong>van</strong>den dooden verResen es bleuen +<br />

5 huuten zaede <strong>van</strong> dauid / nv int eeuwich leuen<br />

ende welcke christus niet meer en zal steruen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal C xvj.<br />

+ 420 v<br />

+ .1. iohan primo.<br />

+ Eccles 7<br />

+ Esai 64<br />

+ Luce .17.<br />

+ .1. iohan 2<br />

+<br />

421 r<br />

+<br />

Eccli 29<br />

+ .2. thimoth 2


179<br />

de wetbrief die ieghens ons was ghescreuen +<br />

heeft hy ghecasseirt / ende willen bederuen<br />

zyn meErfghenamen tzyne wildhy verweruen<br />

10 gheuende zyn Leuen tdierbaerste iuweel +<br />

tot een verlossynghe / voor vele in tsweerelts erfuen<br />

om tzondich ofkerfuen<br />

als Lam of doende des weerelts zonden gheheel<br />

die voortyds mesdaedich waeren een groot Deel +<br />

15 zyn ofghewasschen helich ghemaect Bequame<br />

die waeren ghebannen huut themelsch pryeel<br />

onder tsvyands gorreel<br />

zyn Rechtueerdich ghemaect nv / duer christus name<br />

ende duer den gheest <strong>van</strong> onsen god Eersame<br />

20 v<strong>van</strong>t zoo wy wel vaste gheloouende Lesen<br />

Christus es ghestoruen / maer zoot betame<br />

Christus es ons paesschen gheoffert verResen<br />

Hoe omRynghende dat onsen vleeschvyandt waect<br />

Onse hulpe staet inden naeme des heeren +<br />

25 die hemel Eerde met datter in es / heeft ghemaect<br />

die ons daghelicx voedsel oock doet vermeeren<br />

die ons can alle Liefzaemicheyt Leeren<br />

hy wien Onser tyden zyn in zyn handen<br />

hy dalder Rechtueerdichste die hem wilde keeren +<br />

30 Totten onRechtueerdeghen in allen Landen<br />

ende boorghe willen blyfuen voor onse schanden<br />

iae boorghe niet alleene / maer tonser noodt<br />

+<br />

die ghijnghen als ghe<strong>van</strong>ghen in dhelsche banden<br />

heeft hy onse panden<br />

zelue ghelost / en betaelt met zyn bitter doodt<br />

vvarachticheyt ende bermherticheyt groot<br />

5 elck andren te ghemoete gheghaen zy zy +<br />

Rechtueerdicheyt en vrede zoot dheere gheboodt<br />

huut dhemelssche schoot<br />

die hebben elck anderen ghecust der by<br />

in teeckene dat verzoent waeren wy<br />

10 Van god des vaders gramschap / en bouen desen<br />

vp dat wy zouden wesen zyn kyndren vry<br />

Christus es ons paesschen gheoffert / verResen<br />

Prinche<br />

End hy zal gheRechtueerdicht worden Alleene +<br />

15 ende blyfuen inder eeuwegher eeuwichede<br />

een onverwonnen conyngh <strong>van</strong> Nasareene<br />

ons toevlucht ons behouder in vaster vrede<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Collos 2<br />

+ Matthei 20<br />

+ .1. corin/6<br />

+ Psal 123<br />

+ Psal 30<br />

+ 421 v<br />

+ Psal 84<br />

+ Eccli 18


180<br />

den streck die ons veel bedwanghen dede +<br />

heeft hy ghebroken / ende wy zyn los gheworden<br />

20 helle doodt zonde in deerdsche stede<br />

heeft christus gheel onder de voeten ghetorden<br />

het mensschelick cleed wildhy omghorden<br />

waer in hy ons doch wilde maecken zaelich<br />

huut liefden tonswaerts / eer ye beghinnen porden<br />

25 hoe dhelsche Cnorden<br />

huut zyn hemelsch Rycke was hy nederdaelich<br />

ende watmen <strong>van</strong> hem mochte wesen verhaelich<br />

dat heeft hy vervult end onslieden ghenesen<br />

ghewillich Liefzaem gheerne ende principaelich<br />

30 Christus es ons paesschen gheoffert / verResen /<br />

[Broeders nv vernieut inden gheest / naer tbetamen]<br />

++<br />

Broeders nv vernieut inden gheest / naer tbetamen<br />

En weit ghylieden niet dat wy alle tsaemen<br />

Die zyn ghedoopt in christo iesu ghebenedyd<br />

in zyn dood ghedoopt zyn / Als zyn meErfghenamen<br />

5 want tsaemen zyn / met hem begrauen ende bevryd<br />

Duer het doopsel / in die doodt / Teeuwegher tydt<br />

Vp / zoo christus <strong>van</strong>den dooden es verResen claer<br />

duer die gloryen des vaders / huuter zonden stryd<br />

wy oock zouden verRysen / zoo Reyn Vruchtbaer<br />

10 in nieuwicheyt des leuens / hem wandelen naer<br />

want eist dat mede ingheplant zyn worden wy<br />

// ter ghelyckenessen / Van zynder dood voorwaer<br />

der verRysenessen worden ingheplant derby<br />

// Eist dat wy zyn ghestoruen / met christo vry<br />

15 zo gheloofwy tsamen / met christo zullen leuen<br />

Wetende / dat christus verRysende hy<br />

<strong>van</strong> die dooden / niet meer sterft / maer onsterflic bleuen<br />

Wien macht es in hemel ende eerde ghegheuen<br />

hy / die helle / dood / zonde / inden cruce verwan<br />

20 De dood en zal (voor wien hemelsch eerdsch helsche beuen<br />

ouer hem / gheen heerschappie / meer hebben voort An<br />

Want dat hy ghestoruen es / God menssche en man<br />

dat es hy / der zonden eens ghestoruen warachtich<br />

maer dat hy Leeft eeuwich / daer noyndt beghinsel beghan<br />

25 dat leift hy gode / eeuwich eeuwich Almachtich<br />

Alsoo ghylieden acht hu zeluen Eendrachtich<br />

ghestoruen der zonde / int ghelooue ghepresen<br />

Want! / Vp dat hy ouer doode en Leuende crachtich<br />

heerschappie zoude hebben / (zyt dit ghedachtich +<br />

30 Daeromme Es christus eerst / Voor ons verResen /<br />

+ Fol. 422 r, r. 28 ‘Vp ... crachtich’, 29 ‘heerschappie ... hebben’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Psal 123<br />

+ 422 r<br />

+ Noteirt


++<br />

Aucteur<br />

181<br />

Hemel ende eerde int gheloouende bevaeten<br />

Duer drievuldeghe liefden / dier godlick toeporden<br />

Christus tghedoode Lammeken / Tonser baeten<br />

5 heeft de doodt onder zyn voeten ghetorden<br />

dit kende firmianus / Liet dit meterken worden +<br />

als gheestich Rethoricien // Wy buerelende Boues<br />

Et de fauce lupi //<br />

// Subtrahit Agnus oues<br />

Euangelion<br />

Vpden xix. en zondach naer drievuldicheyts dach. +<br />

In dien tyden iesus in een scheipken clemmende<br />

Es ghecommen in zyn stede naer touervaeren<br />

daer te vooren veel vyanden inde verckens themmende<br />

15 daer eerst veel mensschen of bezeten waeren<br />

ende ziet / zy brochten tot hem int openbaeren<br />

eennen ichteghen int bedde ligghende cranck<br />

iesus ziende huer ghelooue / sprack zonder spaeren<br />

totten gichteghen / zuene / betraut in tbe<strong>van</strong>ck<br />

20 hu zonden worden hu vergheuen eeuwich lanck<br />

Ende zommich <strong>van</strong>den scriben ziet gheveynst ghepareirt<br />

als eeghin goetdynckers / om lof ende danck<br />

zeyden in haer zeluen Dese Blasphemeirt<br />

en als iesus ghezien hadde / diet al * grondeirt<br />

25 haerlieder quae ghedochten / doe gheseyt heeft hij<br />

waerom dynct ghy quaet in hu herten verstorbeirt<br />

welck zo es Lichtere te zegghene my<br />

die zonden die worden hu vergheuen vry<br />

+<br />

of te zegghen staet vp / ende wandelt int leuen<br />

dat ghy mueght weten / dat de zuene des menschen hier by<br />

macht heeft vpder eerden / om de zonden vergheuen<br />

doe zeyt hy tot den gichteghen / die heere verheuen<br />

5 Staet vp neimt hu bedde / ende in hu huus ghaet<br />

hy es vpghestaen / end in zyn huus gheghaen beseuen<br />

die schaeren dit anziende / hebben ghevreest die daet<br />

ende hebben god almachtich / daert al onder staet<br />

gheglorificeirt / die zodaneghe macht<br />

10 den menssche heeft ghegheuen / die bouen al baet<br />

want al dat buten god es / dats zonder cracht<br />

en ydel gheacht /<br />

+ Fol. 422 v, r. 8, 9 onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk tweemaal ‘al’; eerste ‘al’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

422 v<br />

+ lactantius firmi/<br />

+ 423 r<br />

+<br />

Mathei .9.


182<br />

Rethoricale bedynghe<br />

huut ionsten ghemoet // Ter liefden verzoucke<br />

Tot yeghelicx bevredynghe<br />

Die den aucteur doet // <strong>van</strong> dese zijnen boucke<br />

Refereyn<br />

De zinnen en tghedochte In * tsmensschens Voetsteppen<br />

<strong>van</strong> ioncheyts tydt voort zyn meest tot quaet gheneghen<br />

20 heere / vvilt dies een herte Reyn in onse moet // scheppen<br />

v<strong>van</strong>t huut therte ghaen quae menichfuldeghe pleghen<br />

doodslaeghen / scalcheyt tot oncuuscheyt bedeghen<br />

blasphemien / Valsch ghetughen end ouerspel<br />

houeerdicheyt / ghiericheyt / bedroch int ontweghen<br />

25 dees / en meer andre / den menssche besmetten fel<br />

dies bid ick hu noch heere / end an nyemandt el<br />

vvilt niet verre <strong>van</strong> ons doen hu ontfaermicheden<br />

+<br />

want my hebben in een grof ontellick Voortstel<br />

veel quae dynghen omme<strong>van</strong>ghen in deerdsche steden<br />

myn mesdaeden zyn zulckerwys ouergleden<br />

dat zy myn duechts ghezichte gheel hebben ouerslooft<br />

5 ende zyn vermenichfuldicht / met alle myn leden<br />

al veel meer dan ick hayrs hebbe / vp myn hooft<br />

en myn herte heeft my gheel verlaeten verdooft<br />

dies my oordeelt / en myn zaecken wilt tusschen scheeden<br />

<strong>van</strong> dat onheleghe volck / dwelck gheenssins ghelooft<br />

10 en <strong>van</strong>den valsch bedrieglicke mensschen wilt Leeden<br />

v<strong>van</strong>t ghelyck een hert / wil zyne begheerten Reeden<br />

totten waterfonteynen zeer viereghelick zaen<br />

zo heeft myn ziele / met een betrauwich verbreeden<br />

heere god / oyndt begheerynghe thuwaerts ghedaen<br />

15 de quaede ken ick zult ghy doen quaelick verghaen<br />

heere wilt ons dies verlossen Van zulcke schaede<br />

ende eer vvy zullen moeten ten oordeele staen<br />

O hemelsch Vadre verlost ons <strong>van</strong> allen quaede<br />

Een goet. menssche brynght huut goe scat vruchten // goet<br />

20 end een quaet / brynght huut qua schat Qua vruchten voort<br />

dies bid ick thuwaerts heere / wien dat ick duchten // moet<br />

dat ick wycke <strong>van</strong> tquaede / naer salomons woordt<br />

Laet my doch zonder zondeghen wesen ghestoort<br />

vpde ghuene die my hebben ghetorden te naer<br />

25 v<strong>van</strong>t wraecke hu alleene heere god toebehoort<br />

ghy die <strong>van</strong> allen quaeden verlost voorwaer<br />

* ‘In’: ‘I’ over ‘v’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 423 v


183<br />

al de ghuene wie quaet doet die haet tlicht claer<br />

dwelck christus es / Tlicht bouen lichten lichtende<br />

doen wy gheen quae zaecken in tgheele iaer<br />

30 der quae zaecken omRynghen / wordt <strong>van</strong> ons zwichtende<br />

zyn wy gheen quaeder dynghen zaet huutzichtende<br />

en dat inden acker niet der gherechticheyt zaeyen<br />

Dat quaet onser zielen zaelicheyt slichtende<br />

+<br />

zullen wy zeuenvoudich niet wederom maeyen<br />

maer wie onnooselick Leeft zonder ommewaeyen<br />

den heere zal beroouen zulcken <strong>van</strong> goeden niet<br />

heere zyt ons doch ghenaedich / ghy mueght ons paeyen<br />

5 v<strong>van</strong>t mensschens hulpe ydel es / hoe die gheschiet<br />

vvy weten / nyemandt en mach ons deeren yet<br />

zyt ghy heere met onslieden by huwer duecht<br />

Onsen toevlucht heere / zyt ghy gheworden ziet<br />

eer dan de berghen ghemaect waeren / end alle iuecht<br />

10 dies heere om besitten huwe hemelssche vruecht<br />

doch en verlaet ons niet / die zyn gheel thenden Raede<br />

maer bidden hu / ghy die al wat ghy wilt vermuecht<br />

O hemelsch Vadre verlost ons <strong>van</strong> allen Quaede<br />

Beminders quaeder dynghen die zyn de dood // weerdich<br />

15 verdoen zult ghyse heere / Die lueghenen spreken<br />

en die houeerdich Leifden in dit conRoot // eerdich<br />

zyn verstroyt in haer herten ghedochten ghebleken<br />

der ypocriten hope / word gheheel bezweken<br />

wee hemlieden die in Cayms wech zyn ghetorden<br />

20 haet en nydt zullen zyn als verghanglick versteken<br />

en gheen deel zal huer meer inder weerelt worden<br />

gramschap / en can gheen ghenaede beghorden<br />

verworpen zal zyn den onproffyctelicken knecht<br />

Wacht hu <strong>van</strong> ghiericheyt / wie hem daer oyndt toe porden<br />

25 tes de wortle <strong>van</strong> allen quaeden / zoo paulus zeght<br />

om wouckeren gheenssins huwe goedynghen inlecht<br />

noch met crachte doet dyn broedere gheen ouerlast<br />

neimt gheen ghiften / die crommen der iusticien Recht<br />

vvie hu aerbeydt / eer ghy slaept / zyn verdienden loon past<br />

30 met Nabuzardan negheenssins ghulselick brast<br />

houd hu oock <strong>van</strong> tghezelschap die zeere dryncken<br />

naer dhuusvrauwe <strong>van</strong> hu naesten / oock niet en tast<br />

vvilt traeghelick oock niet te godewaerts dyncken<br />

++<br />

schuut zonden / die Walghelick voor gode styncken<br />

en veronghelyct weduwen noch weesen gheene<br />

end en wilt nyemandts eere noch faeme vermyncken<br />

+ Fol. 424 v, r. 10 ‘Onse Vader’, 12 ‘die ... dhemelen’, 14 ‘hu ... ghehelicht’, 17 ‘hu ...<br />

toecomme’, 19, 23, 26 ‘En ... schulden’, 30 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 424 r<br />

+ 424 v


184<br />

dit beveelt ons schriftuere ouer al ghemeene<br />

5 maer mids dat wy zondaers grof zyn Tot duechden cleene<br />

eer dat tonser begrauynghe Word te spaede<br />

wy bidden hu hier in dit dal <strong>van</strong> weene<br />

O hemelsch vadre verlost ons <strong>van</strong> allen quaede<br />

Prinche<br />

10 Onse Vader die dhooghste in sceppynghe zyt<br />

in liefden alder zoetst / ende Rycxst eruachtich<br />

die zyt in dhemelen / tsdrievuldicheyts speghel altydt<br />

Croone tsblydschaps / der zalicheyts schat warachtich<br />

hu name zy ghehelicht / heere god Almachtich<br />

15 dats ons huenich inden mond zy / een haerpe in de ooren<br />

een deuotie int herte / en thuwaerts eendrachtich<br />

hu Rycke toecomme / dwelck es zonder verstooren<br />

eeuwich zeker / en vul vruechts / duer dinghelen chooren<br />

hu wille gheschie / als in dhemel / zoo vpder eerden<br />

20 dat al wat hu meshaeght / dat wyt niet en oorbooren<br />

vvat ghy bemindt / wy met liefden dat oock anveerden<br />

end hu beliefte vervullen / god hoogst <strong>van</strong> weerden<br />

heere gheeft ons doch hedent ons daghelicx Brood<br />

Broodt der leerynghen / zoot hu naervolghers begheerden<br />

25 Brood des duechts / Brood <strong>van</strong> berauwe in dhuterste noodt<br />

En vergheeft ons onse schulden / die wy zo groot<br />

ieghens huwe hoocheyt dicwils hebben bedreuen<br />

oock ieghens onsen naesten int zondich exploot<br />

end oock ieghens ons zeluen in al ons Leuen<br />

30 Alsoo wy onse schuldenaeren vergheuen<br />

die ons hebben yet mesdaen met woorden of wercken<br />

End en brynght ons niet in tbecuerlick sneuen<br />

+<br />

des vleeschs / noch tot al tsweerelts ydel bemercken<br />

noch dat wy ons <strong>van</strong>den Vyandt niet laeten verstercken<br />

maer bidde god almachtich duer huwe ghenaede<br />

Nu / in voorleden / oft in toecommende Percken<br />

5 O Hemelsch Vadre verlost ons <strong>van</strong> allen Quaede<br />

Aucteur<br />

O ghy al eerdsche catyfueghe mensschen leert<br />

Pooght alle zaecken wel / touerlegghene vry<br />

om ouerpeynsen / wat wy zyn / thuwaerts inkeert<br />

10 waer toe / dat altsaemen / oock gheboren zyn wy<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 425 r


++<br />

185<br />

hoedaneghen Reghel / dat ons inghestelt zy<br />

hoe Rasch dat gheel metten menssche / es ghedaen<br />

Dat de menssche zo snelhaestich sterft / hoe tcomt by<br />

hoemen schat goed / en ghelt zal employeren zaen<br />

15 Waer an / dat wy onse zinnen (zult oock verstaen /<br />

behoorden te legghene / Voor ander zaecken<br />

doch hoe zuer (dat een lettelken ghelts ontfaen<br />

den mensche word / om eerlick duergheraecken<br />

Leert oock * wat ghy / met een wysneerstich waecken<br />

20 <strong>van</strong> gods weghe / tghemeene welvaert talder tydt<br />

vader ende moedere / met werckende spraecken<br />

ende voorts alle die hu anghaen /) schuldich ** zyt<br />

Godsvruchtich zeere / hu oock te pooghene quyt<br />

Te wetene / wat <strong>van</strong> hu begheert god almachtich<br />

25 Ouerpeynst oock / eer ghy der weerelt ouerlydt<br />

tot wat staete ghy zyt gheRoupen eendrachtich<br />

vreest den dach duusternachtich // wandelt niet als Blende<br />

zulck werck zulck loon / zulck leuen zulck hende<br />

Hy doet wel die <strong>van</strong> zonden hem houd de ghespende /<br />

Aucteur<br />

Dus hebbende ghehendt myn contemplatie<br />

Moeten steruen / ende hopen / in corter spatie<br />

zyn my beede Sommierlick ghecommen omtrent<br />

5 Deen * bedroufde / en dander ghaf my confortacie<br />

Nochtans hopende / Ghaf ick tot tsteruen consent<br />

TVleesch Creegh by / ouer den gheest dominerynghe<br />

emmers den gheest obtineirde tryumpherynghe<br />

Belydende / en daer de conclusie vp bleef<br />

10 dat wy al moeten steruen / en doen passerynghe<br />

en want Litera scripta / manet / ick schreef<br />

Refereyn<br />

Gheboren menssche Vander vrauwe leift corten tydt<br />

ende word vervult met veel ketyfuicheden +<br />

15 als een blomme bloeyt hy / wiens Iuecht sterflick ontglydt<br />

als een schadewe vluchtende hy voor by Lydt<br />

als hebbende ter weerelt gheen blyfuende steden +<br />

niet dan hoy zyn al onse vleesschelicke Leden<br />

Want nemmermeer en blyfuen wy in eennen staet +<br />

20 steruen moeten wy al by nathuerlicke zeden<br />

als by cause <strong>van</strong> adams onverhooricheyt quaet<br />

* ‘oock’: vlek over ‘k’.<br />

** ‘schuldich’: ‘d’ over een eerste, mislukte ‘d’.<br />

+ Fol. 425 v, r. 3 ‘Moeten ... hopen’ onderstreept.<br />

* ‘Deen’: oorspronkelijk ‘Deend’, ‘d’ doorgehaald en laatste been <strong>van</strong> ‘n’ verlengd.<br />

+ iob 14<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

425 v<br />

+ Iob 14<br />

+ hebre 13.


186<br />

dies elck onser voor der zonden loon / Tsteruen ontfaet<br />

asschen zyn wy / weder zullen wy in asschen verkeeren<br />

als Roock ende wyndt / gheel ons Leuen verghaet<br />

25 maer of wy leuen oft steruen wy zyn des heeren<br />

elck bereede doch zyn huus / om wel steruen leeren<br />

ende wandelt / ten tyden / ghy tlicht mueght schauwen<br />

laet wercken <strong>van</strong> liefden in hu meest vermeeren<br />

gheeft huwer dienst Rekenschap / ter goeder trauwen<br />

30 dies ghij mesRekent mesbruuct hebt / mans ende vrauwen<br />

want / naer tsteruen / en mueght ghij voorts meer Regieren /<br />

+<br />

Anden wortel / den byl es ghestelt om ofhauwen<br />

wiens boom gheen vruchten duechdlick brynght int verchieren<br />

menssche weist bereedt om steruen in al hu manieren<br />

v<strong>van</strong>t ter hueren / als ghy niet meent de doodt verweruen<br />

5 zal tsmensschens zuene commen / die nyemandt zal vieren<br />

dus om tsteruen peynst / want hoe wy tleuen hanthieren<br />

Het moet eens zyn / dat wy al steruen<br />

Contre Refereyn<br />

Ghebenedydt zy god die vader onsheeren +<br />

10 iesu christe / Een vader der bermherticheden<br />

een god der alder troost / tonswaerts willende keeren<br />

een Rycke god in alle bermherteghe zeden<br />

duer zyn groote liefde / als een god der vreden<br />

daer mede lief onslieden / zoo ghehadt heeft hy<br />

15 doe wy dood waeren / mids onse zondeghe leden<br />

heeft ons met christo leuendich ghemaect en vry<br />

Duer wiens ghenaede tsamen behouden zyn wy<br />

ghebenedyd zy god dan / hemelsch vader almachtich<br />

duer wiens ghenaede / onse wedergheboorte zy<br />

20 tot een leuende hope / zyn erfdeel verwachtich<br />

duer die verRysenesse iesu christi crachtich<br />

<strong>van</strong>den dooden onsterflick onbevlect vpghestaen<br />

een beschermer die in hem ghelooft warachtich<br />

onderhoudende alle die daer vallen zaen<br />

25 al wilde my nv dies / een gheel heyrcracht verslaen<br />

thenden Raede ghevoelende wanhopende nopen<br />

standvastich wil ick blyfuen / want zonder ofghaen<br />

Al doode my god / Noch zal ick hopen<br />

Tsteruen zyn wy zeker / maer den tydt onzekere<br />

30 v<strong>van</strong>t gheboren zynde beghinnen steruen wy<br />

De natuerlicke dood / es ons leuens brekere<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 426 r<br />

+ Hope


187<br />

+ elck onser dat es een lueghen sprekere<br />

dies der ydelheyt zyn wy gheleken by<br />

vvy zyn huut niet gheboren / der zonden onvry<br />

en niet worden wy / dan woormen aes ghebleuen<br />

5 hedent zyn die doodt mueghlick moorghen ick en ghy<br />

dits den troost die wy mueghen elck andren gheuen<br />

gheene zynder <strong>van</strong> mensschen / die eeuwelick Leuen<br />

hoe Rycke hoe mueghende hoe sterck <strong>van</strong> crachte<br />

al steruelicke mensschen zyn wy bescreuen<br />

10 als zynde gheboren huut een eerdsche gheslachte<br />

vpghevoedt met zoorghen / ende Rasch in onmachte<br />

Paeus keyser conyngh princhen hertoghen grauen<br />

hebben / gheen ander beghin der gheboorten in pachte<br />

dan die in tzweet huer aenschyns / den cost beslauen<br />

15 hier om hebben tsghelycx by nathuerlicke ghauen<br />

alle mensschen totten leuene eennen inghanck<br />

end een ghelycken huutghanck / hoe Rycke <strong>van</strong> hauen<br />

de gheleerde sterft / als dongheleerde Cranck<br />

wat menssche Leifter / die binnen tsweerelts be<strong>van</strong>ck<br />

20 de dood niet zal zien / Tot zyn leuens ofkerfuen<br />

nyemandt / al Leifden wy thien duusent iaeren Lanck<br />

v<strong>van</strong>t weder dat wyt willen / ofte Ieghens onsen danck<br />

Het moet eens zyn / Dat wy al steruen<br />

Ziet al doode my god in dit eerdsche schoon pleyn +<br />

25 nochtans zo zal ick hopen in hem alder meest<br />

die macht des doods en leuens heeft hy certeyn<br />

hy leed tot die poorten des doods onbevreest<br />

en wederomme der huut / contempleir ick inden gheest<br />

hy slaet castyd ende maect wederom ghezondt<br />

30 Rustbaer vrede gheeft hy / naer lydzaemich tempeest<br />

alle zondeghe ghe<strong>van</strong>ghen ontbyndt hy ter stondt<br />

De blende maect hy ziende inder herten grondt /<br />

+<br />

ende heft wedervp die zyn nederghesleghen<br />

alleene goet // noyndt was bedroch in zyn mondt<br />

Al onse zondeghe smerten heeft hy ghedreghen<br />

in christo ons gheopent Die hemelsche weghen<br />

5 als toeghanck tonsen hemelschen vadere daer<br />

zyn bermherticheyt es groot tot an dhemel bedeghen<br />

hy ghedynct dat wy stof zyn onzuver vruchtbaer<br />

ziet al doode my god / met stranghe plaeghen zwaer<br />

Ick zynde vul zondeghe Lasarye duerdropen<br />

10 al spaerde my god dheere / ende bouen dien voorwaer<br />

Al doode my god Noch zal ick hopen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 426 v<br />

+ Hope<br />

+ 427 r


188<br />

O Doodt hoe bittere zo es hu ghedyncken<br />

zulck een menssche / wie vrede heeft in zyn goedt<br />

den gherusten man wiens weghen wel gheschict blyncken<br />

15 ende die noch mach blydelick eten en dryncken<br />

o dood / dien zyt ghy bitter zyn hertsen bloedt<br />

maer den behouueden mensschen vul noods flau ghemoet<br />

en vul zoorghen / Van oudheyt versuft crepel Blendt *<br />

ende wiens ketyfuich leuen / es al ieghenspoet<br />

20 O dood dien es hu oordeel al goet omtrent<br />

volcx Regierders huwen sterfdach int herte prent<br />

vvilt toordeel des doods ontzien gheenssins niet<br />

peynst wat ghy waert wat ghy zyt / Anziet den hendt<br />

dynct die voor hu gheweist zyn / es oock tsteruen gheschiet<br />

25 en wat <strong>van</strong> mensschen / naer hu mach commen yet<br />

tsdoods Raschslumende strael zalse oock verwinnen<br />

De dood es thende <strong>van</strong> alle eerdsche dynghen ziet<br />

end als de menssche vulhendt heeft / zal god beghinnen<br />

Alle dynck zynen tydt heeft ter weerelt Binnen<br />

30 maer twoordt des heeren dat blyft eeuwich gheplant<br />

vreest god houd zyn gheboden / met herte met zinnen<br />

Want dat den mensschen toebehoort in alle Landt<br />

+<br />

Dat de doodt oock niet en touft / hebt doch verstandt<br />

vveist doch vp huwe stercte wilt slapynghe derfuen<br />

sterft eer ghy sterft / ontgord den zondeghen Bandt<br />

end hu zonden voor de doodt / wilt belyden / Want<br />

5 het moet eens zyn Dat wy al steruen<br />

Hopen zal ick vreesende voor gods aenschyn +<br />

v<strong>van</strong>t die ooghen des heeren zyn tallen tyden<br />

ouer al de ghuene die hem vreesende zyn<br />

een beschermer der mueghentheyt sterck bevryden<br />

10 een vasticheyt des crachts in alle Lyden<br />

bedecxsel der hitten / end een schadewe ziet<br />

des middachs / om contemplatyfuelick verblyden<br />

end een afbiddynghe des mesdaets om Niet<br />

een hulpe des vals / end huut alle verdriet<br />

15 verheffende de ziele verlichtende de ooghen<br />

gheuende ghezondheyt / ende tleuen gheschiet<br />

duer hem / ons doende ghebenedydynghe dooghen<br />

ghelyck een vruchtbaer olyfboom zonder verdrooghen<br />

inden huuse gods / zo hopick den heere omtrent<br />

20 betrauwende hy zal my zyn lief aenschyn tooghen<br />

hy die de broossche herten alder zondaeren kendt<br />

hopen zalick hoe dat my tsatanitich serpent<br />

* Vóór ‘Blendt’ is ‘manck’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 427 v<br />

+ Hope


189<br />

gheern hadde met Looser wanhope becropen<br />

ach neen dat zy verre / want in wat doodlick torment<br />

25 Al doode my god / Noch zal ick hopen<br />

Prinche<br />

Ghedynct god huwen heere in dyn Ioncheyts daeghen<br />

eer die daeghen huwer quellynghen commen An<br />

werct gherechticheyt / eer hu de doodt comt Iaeghen<br />

30 want gheene spyse vyndtmer in dhelssche plaeghen<br />

waer mede den behouueden mocht helpen dan<br />

+<br />

schuut begheerlicheyt des vleeschs / elck zoo hy best can<br />

hooghmoedicheyt des leuens / begheerlicheyt der ooghen<br />

Werct duechdelick in tyds Beede wyf ende man<br />

eer hu daeghen als blomme des ackers verdrooghen<br />

5 dyns steruens tydt can hu gheen menssche betooghen<br />

v<strong>van</strong>t in gods handt zyn tsmensschens tyden claer<br />

ziet de Rechter staet voor duere / dus wilt hu pooghen<br />

dat hy wel mach commen / onder hu dack bet naer<br />

ende bidt met iob als vast vroom ghestaedich pylaer<br />

10 heere spaert my / myne daeghen zyn niet vp erfuen<br />

<strong>van</strong> gheduericheyt verzekert / dit ken ick voorwaer<br />

maer als ict ouermercke wy broossche scherfuen<br />

het moet eens zyn Dat wy al steruen<br />

Prinche<br />

15 Doch eennen boom die hoopt al es hy ofghehauwen +<br />

zyn tacxkens spruten weder in een vpgroeyen<br />

tsghelycx wilick hopen / ende vastelick betrauwen<br />

end al doode my god / nochtans hopende bloeyen<br />

myn hope es inden heere / zonder vermoeyen<br />

20 v<strong>van</strong>t al wandeld ick int midden der schaeuwe des doodts<br />

quaet te vreesene zal ick my gheenssins moeyen<br />

want zyt met my / end hu bermherticheyt in groots<br />

zal my naervolghen / alle die daeghen myns noodts<br />

die ontfaermt alle mensschen huut liefden goet<br />

25 god der heyrcrachten beschermer voor veel wederstoots<br />

die al wat hy wil in hemel ende eerde doet<br />

die de vremdelynghen daghelicx spyst ende voedt<br />

die wondre in Egipten heeft ghedaen bedreuen<br />

plaeghende pharao fel hartneckich verwoet<br />

30 inde Roo zee versmoorende lietter veel tleuen<br />

Al zaeghick gods iusticien zweerdt vpgheheuen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 428 r<br />

+ Hope


190<br />

+ gheenssins mueghelick tzyne <strong>van</strong> my ontslopen<br />

end In zynder gramschaps thoorne den slach wilde gheuen<br />

hoe int zondich sneuen<br />

Al doode my god noch zal ick hopen<br />

Aucteur<br />

Nu omme veel cleenmoedeghe te conforterene<br />

Vreesende de doodt alomme omtrent<br />

den gheest pynde voorts te Laborerene<br />

tnaervolghende sticxken / ick in zonden verblendt<br />

10 tzelf achterlaetende voor myn principael testament<br />

gheRammelt tsaemen <strong>van</strong> my leeck vlaemsch student<br />

Testament Vander Doodt<br />

Prologue<br />

Aerm ende Rycke // Tmoet al ten slycke<br />

15 naer Atropos erfuen<br />

Dus hoe ghecleedt // Dyn huus bereedt<br />

v<strong>van</strong>t ghy moet steruen<br />

Ende gheen delay machmer ieghens verweruen<br />

Alle Christene mensschen ende adams weesen<br />

20 die inne der weerelt alsnoch verkeeren<br />

vvilt doch te zeere de doodt niet vreesen<br />

v<strong>van</strong>t of wy leuen of steruen / wy zyn des heeren<br />

ende totten hebreen wilt ons paulus leeren<br />

dat den mensschen / eens te steruene es in ghestelt<br />

25 dus mensschen vliedt zonden laet tghelooue vermeeren<br />

Tghelooue / baet in tsteruen voor schat of ghelt /<br />

+ Myn Daeghen sprack voortyds iob Rechtueerdich<br />

zyn snelder dan een looper / voor by ghebleuen<br />

maer steruen wy / Wy steruen den heere weerdich<br />

ende leuen wy / oock wy den heere Leuen<br />

5 v<strong>van</strong>t onder zyn godlicke handt verheuen<br />

zo staen wy al tsaemen (die nyemandt grieft)<br />

omme met ons te doene / diet al can gheuen<br />

Tghuendt / dat zyn werckende wille belieft<br />

En daer moeten wy wesen gheel in ghetroost<br />

10 zonder murmureren met dancbareghe zeden<br />

v<strong>van</strong>t wat hy oyndt dede / zuud west / noord oost<br />

tbleeck oyndt wel ghedaen in Vougsaemicheden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 428 v<br />

+ 429 r


191<br />

Duer ieremiam spreict hy die heere der vreden<br />

ghelyck dat die poteerde / in allen Landen<br />

15 In tpottebackers handt es / tsghelycx tallen steden<br />

zyt ghy huus <strong>van</strong> israel in mynen handen<br />

TWeede bouck der conynghen onslieden Leert<br />

hoe hoogheboren oft hoe vaste wy staen<br />

dat ghelyck twaeter dat niet weder en keert<br />

20 wy insghelycx al steruen / en ter eerden verghaen<br />

Ende Dauid die doet ons oock een vermaen<br />

datter nyemandt en leift int eerdsche dal<br />

hoe sterck oock hy zyn mach / ofte hoe ghedaen<br />

de ghuene die de doodt niet steruen en zal<br />

25 Gheen blyfuende stadt maer een passaidge<br />

en es ons maer inder weerelt gheschiet<br />

in dit leuen ghaen wy al Pelgrimaidge<br />

end onslieden borgherschap / en es hier Niet<br />

maer inden hemele zoo ons paulus bediet<br />

30 <strong>van</strong> waer wy oock verwachten int openbaeren<br />

iesum christum ons behouder / en den heere ziet<br />

Die ons verworpen Lichaemen zal verclaeren<br />

Tot vvelck ons vaderlandt hemelssche Recht +<br />

wy niet commen / en mueghen dan duer de doodt +<br />

35 die den ghelooueghen nochtans / zoo christus zeght +<br />

gheen doodt maer eennen slaep es / by nathuerlicke Noodt *+<br />

Want christus duer zyn doodt / en vyf wonden Roodt / +<br />

+ +<br />

heeft de doodt gheheel huere cracht benomen<br />

ende zoo ghebroken tsdoods hart exploot +<br />

zoo dat de ghelooueghe int steruen vromen +<br />

Duer oseas den prophete / in tvoorleden termyn<br />

5 sprack hy O dood ick zal hu doodt wesen<br />

end O helle ick zal huwe bytynghe zyn<br />

ende ick zalse oock <strong>van</strong>der doodt ghenesen<br />

dies den ghelooueghen Ter causen <strong>van</strong> desen<br />

de doodt gheen doodt es / maer een duerghanck vry<br />

10 end een begheerlick verhuusen / waer by gheresen<br />

<strong>van</strong>der doodt / in tleuen verhuusen wy<br />

Voorwaer voorwaer spreict christus zegh ick hu<br />

wie myn woordt hoort / end hem ghelooft int beminnen +<br />

die my ghezonden heeft / heeft teeuwich leuen nv<br />

* Oorspronkelijk ‘doodt’; ‘N’ over ‘d’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Mathei .9<br />

+<br />

Marci 5.<br />

+<br />

Luce 8<br />

+<br />

iohan .11.<br />

+<br />

.1. corin/15.<br />

+<br />

429 v<br />

+<br />

.1. thessa 4<br />

+<br />

.1. Regum 7<br />

+ Regum 2<br />

+ iohan 5.


192<br />

15 en der verdommenesse zal hy niet commen Binnen<br />

maer duer de doodt tsleuens inghanck winnen<br />

noch heeft hy voorts tonsen trooste gheseyt<br />

die daer leeft / end in my met herte met zinnen<br />

Ghelooft / zal niet steruen inder eeuwicheyt<br />

20 VVant dheere es vriendelick in al zyn wercken<br />

en zoo Dauid zynght Rechtueerdich in zyn manieren<br />

end een ongrondeerlick bermhertich verstercken<br />

blyct in al zyn werckende goet hanthieren<br />

vvie en zal dan in dit eerdsch broosch Regieren<br />

25 ghewillich zijnen sterfdach voughen inden zin<br />

ende segghen met paulo / spyts dhelssche ghieren<br />

Christus es myn leuen / ende tsteruen ghewin<br />

VVie zou tsteruen niet begheeren die noyndt Rustich sliep<br />

in dit ketyfuich leuen / dan vul wederstoots<br />

30 en Roupen ic allendich menssche / zoo paulus Riep<br />

wie zal my Lossen <strong>van</strong> desen Lichaeme des doods<br />

tverdroot oock dauid bedrouft in groots<br />

hier zo langhe te blyfuene in deerdsche bende<br />

Wee mynder / dat ick wuene / sprack hy vul noods<br />

35 in die hutten <strong>van</strong> Cedar dus in allende /<br />

+ TDynct my sprack hy mynder zielen een langhe tydt<br />

dat Ick ghehouden worde ieghens mynen danck<br />

onder den ghuenen / die der payslicheyt hebben nydt<br />

huut eerdsch beroeren tzyne had hy verlanck<br />

5 Laets ghewillich dies ontcleeden / ons Lichaem cranck<br />

laetende dees wuenste Daer menich in sneeft<br />

de weerelt es bedrieghelick / ende tes een inghanck<br />

daer / hoemer langher wuendt / meer in zonden wuendt<br />

Als ghebannen zyn wyr in een vreimt landt<br />

10 ghe<strong>van</strong>ghen / om onse voorvaders zonden<br />

Der traenen dal / moet oock wel wesen want<br />

beroerte druck en ancxst wasser oyndt bevonden<br />

men cryghter niet dan zielwondeghe wonden<br />

tes de staple <strong>van</strong> alderhande ziecten plaeghen<br />

15 en die de weerelt wel ouerziet / Tallen stonden<br />

zach noyndt gheen schoonder niet in zyn daeghen<br />

Een menssche gheboren <strong>van</strong>der vrauwe<br />

die Leeft zoo iob zeght <strong>van</strong> tyde Cort<br />

met veel iammers wordt hy vervult met Rauwe<br />

20 die als een blomme verdwynt / en verdorfuen word<br />

teer zoorghlick int vpwassen / ende vullicx vort<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 430 r


193<br />

naect zyn wy gheboren / in tsweerelts Breeden<br />

ende wy zondich <strong>van</strong> onser moeder begord<br />

Naect moeten wy oock <strong>van</strong>der weerelt scheeden<br />

25 Wat zoud ons hier om blyfuen dan mueghen trecken<br />

Daer alle ghenouchte als Roock passeert<br />

Rycdom en can daer gheen doode verwecken<br />

maer Rycdom ziele ende Lyf Corrumpeirt<br />

Al hadwy alle tsweerelts schat ghesommeirt<br />

30 in tsteruen ziet macht ons gheenssins baeten<br />

end hoe eerghierich voortyds ghetryumpheirt<br />

Als hu maer gheleendt zynde / moet ghyt Laeten /<br />

+ Ouerpeynst dan wel eer ghy dyn ooghen luuct<br />

vermuerwet dyn herte eist zondich versteent<br />

of ghy dat goedt wel hebt ghebruuct<br />

dwelck hu god dheere heeft milde verleent<br />

5 vyndt ghy hu beschuldich tmesbruucken beweent<br />

ende voor Recht / Bidt hem om gratie<br />

eer dat hy comt / en Roupe eer dat ghyt Meent<br />

Gheeft Rekenschap <strong>van</strong> huwer villicatie<br />

Wat baeten hu dan baeghen ende gulden webben<br />

10 end huwer wille broodDronckich vulbrynghen<br />

veel iaeren die ghy gheleeft mueght hebben<br />

dyn Raepen scraepen ende tfortselick dwynghen<br />

en wat schaedet hu oock naer dese dynghen<br />

of ghy quyte waert worden al huwe schat<br />

15 dat Aermoe en lyden hu quame besprynghen<br />

Of versmaetheyt der weerelt gheleden hadt<br />

VVant al lyden wy in deser weerelt Pine<br />

mueghen niet daer omme wesen cleenmoedich bezwaert<br />

dit Lyden es niet weerdich der heerlicheyt tzyne<br />

20 die an ons wordt hier naermaels gheopenbaert<br />

v<strong>van</strong>t wy alle Leden in christo verghaert<br />

edel onEdel / boeren zo wel als Cuenynghen<br />

zullen zyn meErfghenaemen / met hem ghepaert<br />

v<strong>van</strong>t in zyn vaeders huus / zyn veel wuenynghen<br />

25 Zouden wy niet willen steruen dan allegadre<br />

als ons duer de doodt zal warachtich ghebueren<br />

tbesitten onser erfue daer dhemelsche vadre<br />

vvy ansien zullen zonder eenich besmueren<br />

nv zien wy duer een speghel te deser hueren<br />

30 in een doncker woord binnen tsweerelts ghestichte<br />

maer dan zullen wy duer gods willecueren<br />

zien / <strong>van</strong> aensichte tot Aenzichte /<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 430 v


194<br />

+ Dan zullen wy eerst kennen daer veel of bescreuen es<br />

die vulmaecte blydschap Bouen alle vruecht<br />

ende weten waddynghe dat teeuwich leuen es<br />

daer men eeuwelick onhendelick inne verhueght<br />

5 dan zullen wy eerst kennen die goddelicke duecht<br />

dat hy es alleene Een god warachtich<br />

die iesum christum zyn eeghin zuenlicke iuecht<br />

Ghezonden heeft ter weerelt huut liefden crachtich<br />

Die blydschap zal daer zo ouervloedich blycken<br />

10 zoo paulus zecht totten Corinthen voort<br />

dat noyndt oore hoorde / noyndt ooghe mocht kycken<br />

dwelck god heeft bereed duer zyn claer woord<br />

den ghuenen die hem lief hebben onghestoort<br />

noch noyndt es ghecommen in tsmensschens herte<br />

15 zulcke vruecht / dus hoe ghedood of vermoort<br />

wilt gheenssins vreesen Lichaemlicke smerte<br />

Want zoo dapostel petrus doet claerlick ghewach<br />

eenen dach es byden heere / als duusent iaer<br />

en duusent iaer es daer / als eennen dach<br />

20 v<strong>van</strong>t den gheuer der vruechden die wuenter claer<br />

dies zynght * dauid / dat veel beter es daer<br />

eenen dach te zyne in des heeren zaele<br />

dan duusent iaer in ander plaetsen voorwaer<br />

v<strong>van</strong>t daer es vulmaecte vruecht generale<br />

25 Die vruecht zal daer tot gheen faelgieren Rasschen<br />

gods vercoorne zulder hongheren noch durstich zyn<br />

de traenen zal hy <strong>van</strong> huer ooghen wasschen<br />

ende wesen vry en vranck huut tsdoods ghepyn<br />

Als de quagheseyde derfuende gods aenschyn<br />

30 zullen leuen zonder steruen in dhelsche mortorie<br />

de wel ghezeyde leuen / in eeuwich termyn<br />

daer weilde zonder schand es / end eeuweghe glorie<br />

Nu mochte <strong>van</strong>den mensschen zyn vercombient<br />

hoe com ick daer / end hoe zal ick die vruecht ghenaken<br />

+<br />

Ick bem een zondich menssche / ken hebt niet verdient<br />

neen ghy / dat zyn der kennessen spraecken<br />

maer wie eist diet mach verdienen / om daer gheraecken<br />

nyemandt / dit zyn der schriftueren Rechten<br />

5 v<strong>van</strong>t al doen wy dat wy schuldich zyn / zonder slaecken<br />

zo zyn wy noch al tsaemen onnutte knechten<br />

* ‘zynght’: ‘y’ over ‘e’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 431 r<br />

+ 431 v


195<br />

Oock spreict ons zaelichmaecker ons alder zoen<br />

hy die hem wil met gheen beRommen verstercken<br />

dat hy <strong>van</strong> hem zeluen niet can ghedoen<br />

10 maer de vader die in hem woondt / doet de wercken<br />

zeght dit christus <strong>van</strong> hem zeluen int oetmoedich mercken<br />

hy / in wiens mondt vonden was noyndt Bedroch<br />

wat wilwy ons berommen in tsweerelts percken<br />

wy die vpghevoedt zyn met zondich zoch.<br />

15 VVat zullen wy dan doen mensschen zondich<br />

ziet / oordeelen zelue ons hartneckich Leuen<br />

en zegghen liefue heere huut herten goetgrondich<br />

had ick naer myn verdienste / verdomt moest ick beuen<br />

want hu lichte gheboden / my om houden ghegheuen<br />

20 heb ick gheenssins ghehouden naer huwen heesch<br />

end hoe wel hu iock om draeghen / es zoete * ghebleuen<br />

ick heb gheleeft / naer de zinlicheyt <strong>van</strong> myn vleesch<br />

Maer hu godlick woord hebt ghy my ghelaeten<br />

ende dat huut onverdiender ghenaeden ** goet<br />

25 zonder welck woord ick eeuwelick tmynder onbaeten<br />

hadde moeten zyn verloren in dhelssche gloedt<br />

gods woordt es medechine / der zielen zoet<br />

v<strong>van</strong>t noch plaester noch cruudt can die ghenesen<br />

maer hu godlick woord heere / es dat al doet<br />

30 dat de belazerde ziele ghezond zal wesen<br />

Twoord gods es leuendich ende crachtich meest<br />

scherper dan tzweerd an beeden zyden snydende<br />

+<br />

tduersnydt tot tverscheeden des ziels ende gheest<br />

oock eist duer maerch ende zenuwen lydende<br />

dier vp betrauwen dien eist bevrydende<br />

gheen creatuere can der vooren onzienlick tooghen<br />

5 gods woord zal blyfuen eeuwich / gheenssins vermydende<br />

Ende alle dynck es bloote voor zynen ooghen<br />

Hebben wy dan hu goddelick woordt crachtich zeere<br />

waer duere wy ghetroost zyn oock principaelich<br />

oock verzekert dat ghy menssche zyt worden heere<br />

10 om dat ghy den zondaeren zoud maecken zaelich<br />

en <strong>van</strong> allen dooden / diemen mach zyn verhaelich<br />

sterft an tcrucen hout / die alder versmaetste<br />

met doornen ghecroont / thooft nederdaelich<br />

huutsturtende druepel dyns bloeds de laetste<br />

* ‘zoete’: ‘z’ over andere letter.<br />

** ‘ghenaeden’: vlek over ‘h’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 432 r


196<br />

15 Eist zaecke dat ghy dan Reyn oetmoedich bekent<br />

dat ghy int ghetal der zondaeren staet<br />

en vast gheloouelick betraut tot inden hendt<br />

dat christus es ghestoruen voor huwe mesdaet<br />

Christus heeft vp hem ghenomen hoe groot ofte quaet<br />

20 dyn zonden mueghen wesen / ende zaelich word ghy<br />

want ghebenedydynghe / die man ontfaet<br />

die vp gode vastgheloouich vast betrauwende zy<br />

En die in christo niet betrauwen / doen hem veel vercleens<br />

hy die des doods / ende leuens heeft macht<br />

25 v<strong>van</strong>t voor onse zonden es hy ghestoruen eens<br />

esser yemandt die hem noch eens te steruene wacht<br />

dat zy verre / dus zyn doods offrande acht<br />

ofte es ons Rechtueerde / duer de wet verworuen<br />

die duer moysen was ghegheuen / nv zonder cracht<br />

30 zo es christus dan te vergheefs ghestoruen<br />

Ziet tonser Rechtueerdicheyt es christus verResen<br />

Christus ons behouder en verlosser mede<br />

ende zonder hem mueghen wy niet doende wesen<br />

hem es ghegheuen macht in hemel end eerdsche stede<br />

+<br />

god de vader heeft zyn zuene lief tonser vrede<br />

dat hy wil dat een yeghelick naer zyn ghebod // doe<br />

wy behooren christum toe / in warachtichede<br />

Ende christus behoort warachtelick god // toe<br />

5 Christus had ons lief eer ye beghinnen porden<br />

dien / diemen iesus <strong>van</strong> Nasareth heet<br />

onse Rechtueerdicheyt es hy gheworden<br />

ons verlossynghe ende helichmaeckynghe breed<br />

Dies / wy wiens Rechtueerden / zyn als onReyn cleed<br />

10 staen nv onder tscrucen standaert victorieux<br />

v<strong>van</strong>t christus die heeft ons ghewillich Bereedt<br />

gheRechtueerdicht in zyn bloedt precieux<br />

Vlied dies alle onghelooueghe besmettynghen<br />

worpt hu zoorghe inden heere hoe hu tvleesch tempteirt<br />

15 v<strong>van</strong>t thandgheschrifte der strangher inzettynghen<br />

dwelck ieghens onslieden was gheordonneirt<br />

heeft hy an tcruce ghevesticht / ende gheCasseirt<br />

iae an deen zyde ghenomen / dit claer ghelooft<br />

ende tonser victorie / zoo paulus accordeirt<br />

20 heeft hy dheerschappyen ende machten berooft<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 432 v


197<br />

Dien paulus als apostel huutvercoren vat<br />

die zo vastgheloouelicke conste stryden<br />

en doe gheenssins bevreest <strong>van</strong> een Ruusschende bladt<br />

die gheloofde dit zelfde zonder vermyden<br />

25 v<strong>van</strong>t <strong>van</strong>den mond des leeus (zoo wildhy belyden<br />

bem ick verlost / ende duer tsheeren practycke<br />

<strong>van</strong> alle quaede wercken /ende tot een bevryden<br />

Onderhouden tot zyn hemelsche Rycke /<br />

Als hu de doodt dan comt bestoormen<br />

30 vveist hier inne ghetroost zoo dat betame<br />

peynst tlichaeme dat es spyse der woormen<br />

+<br />

maer de ziele die zal leuen duer christus name<br />

v<strong>van</strong>t hy es ghestoruen den vadre bequame<br />

vp dat tmensschelick gheslachte behouden blyfue<br />

en zoo vaste beseghelt tot onser vrame<br />

5 met zyn helighe bloedeghe wonden vyfue<br />

Wilt dan huwe ooghen te hemwaerts vpslaen<br />

die naer den zondaers durste ende hadde verlanghen<br />

als hy hyngh an thoud des crucen metten aermen ontdaen<br />

haeckende den mensschen te mueghen ontfanghen<br />

10 dus die noch betarden dees eerdsche ghanghen<br />

tghedyncken zynder passyen / met een verzuchten hout<br />

thooft buught hy thuwaerts in huwe bedwanghen<br />

met therte gheopent / om dat ghyr in vluchten zoud<br />

Hy es den wech het leuen ende waerheyt<br />

15 eeuwich dominateur in dhemelssche secreten<br />

nyemandt comt totten vader in deeuweghe claerheyt<br />

dan duer christum alleene / doet iohannes weten<br />

Christen mensschen ghelooft dan Reyn onghespleten<br />

zonder twyfelen eer hu den vyandt verdooue<br />

20 vp dat hu ten hende niet worde verweten<br />

Wat twyfelt ghylieden cleene <strong>van</strong> ghelooue<br />

Refereyn ghemaect by my<br />

Die eens Venus pachter // was<br />

doe de peste tmynent by<br />

ende oock tmynent achter // was +<br />

Heere god bermhertich ghenaedich lanckmoedich<br />

<strong>van</strong> grooter ghenaeden ende warachtich +<br />

ghy die bewaert ghenaede ghewillich spoedich<br />

30 int dusende Let / end huut liefden gloedich<br />

vergheeft die mesdaet ende zonden almachtich<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 433 r<br />

+<br />

Anno .48. .17. ougst<br />

+ Exodi 34


198<br />

+<br />

ick bidde dat ghy oock onse zonden crachtich<br />

ende mesdaeden Afneimt tallen tyden<br />

heere ghy zyt onse vaeder / ende wy eendrachtich<br />

zyn twerck <strong>van</strong> huwen handen zoo wy belyden +<br />

5 word niet zo zeere gram / maer tot ons bevryden<br />

en ghedynct onser onRechtueerdicheden niet<br />

ziet anschaut doch dat wy an allen zyden<br />

al hu volck zyn / maer wy hebben ghezondicht ziet +<br />

heere staet vp / end onslieden hu hulpe biedt<br />

10 en verlost ons om de wille <strong>van</strong> huwen name<br />

hu inder weerelt commen dat es gheschiet +<br />

Om den zondaers te Roupene thuerer vrame<br />

myn aenschyn thuwaerts vpheffen ick my nv schaeme<br />

ons mesdaet es ouer ons hooft / gheel bloodt +<br />

15 doodelick vermenicht / dies bidden wy eersame +<br />

Heere god beschermt ons Van die eeuweghe doodt<br />

Heere dit heeft elck zekerlick die hu dient +<br />

ende eist dat in prouuynghe zy zyn leuen<br />

zo zal hy dan worden gheCroont als vriendt<br />

20 maer eist in lyden zwaermoedich gheingient<br />

zo zal hy verlost worden zonder begheuen<br />

en eist dat zy in een mesdaedelick sneuen<br />

zo zal hy mueghen thuwer bermherticheyt commen<br />

v<strong>van</strong>t heere ghy en hebt gheenen lust verheuen<br />

25 in onse verderuenessen ende verdommen<br />

doch heere onse schulden zyn bouen sommen<br />

tot inden hemele ghewassen openbaer<br />

quaelick hebben wy ghedaen in ons beRommen<br />

ende hebben ofgheghaen hu gheboden der naer<br />

30 ontfaermt onser dies god alder dynghen voorwaer<br />

alle dynghen zyn hu mueghelick god der vreden<br />

Anziet ons ende tooght ons dat Licht zeer claer<br />

<strong>van</strong> huwe menichfuldeghe ontfaermicheden<br />

+<br />

heere god al zynder plaeghen inde eerdsche steden<br />

Laet die maer Lichaemelick wesen ter noodt<br />

end hoe haestich met sterften ghequelt zyn wy leden<br />

Heere god Beschermt ons <strong>van</strong> die eeuweghe doodt /<br />

5 Gheneest my heere / zo zal ick worden ghezondt<br />

maect my behouden end ick zal behouden wesen +<br />

heere god zyt myns ghenaedich Want ick oorcondt<br />

doodzondelick zyn wy al tsaemen ghewondt<br />

heere beschaemtheyt behoort ons mids desen +<br />

10 huwe knechten en propheten by hu ghepresen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 433 v<br />

+ Esai 64<br />

+ daniel 9<br />

+ Psal 43<br />

+<br />

Mathei 9<br />

+<br />

1 esdre 9<br />

+ Thobie 3.<br />

+ 434 r<br />

+ iere 17<br />

+ daniel 9


199<br />

Die ghesproken hebben in huwen name twoordt<br />

niet ghehoorzaem gheweist / maer veracht verknesen<br />

ende meer naer den valsschen propheten ghehoort<br />

Laet huwen thoorne wech ghaen doch Rechtevoort<br />

15 end heere wilt doch onse verwoestheyt anschauwen<br />

Laet hu verzoenen heere / hebben wy hu verstoort<br />

om hu tselfs wille beydt niet zoo wy betrauwen<br />

O myn god huwe name <strong>van</strong> mans ende vrauwen<br />

es angheRoupen Binnen der steden mueren<br />

20 ende duer gheen ander name / onder themelsch bedauwen<br />

noch vp eerden ne mach ons zaelicheyt ghebueren +<br />

weist ghenaedich onser zonden dat ter avonthueren<br />

dheydenen niet segghen / waer es nv hueren god groot +<br />

end al doet ons peste dierste end oorloghe trueren<br />

25 Heere god Beschermt ons <strong>van</strong> die eeuweghe doodt<br />

Princhelick god<br />

Ick bem ghelyck een man zonder hulpe bekent +<br />

in zonden vpghespent<br />

doch een teecken heere an my int goede doet<br />

30 dat zyt zien die my haeten en benyden omtrent<br />

ende zelue beschaemt moeten worden verblendt +<br />

dat ghy my gheholpen hebt heere goet /<br />

++<br />

en my vertroost / want wat ghy wilt wesen tmoet<br />

vveist ghenaedich dies my menssche becleed zondich Ru<br />

Want vadre ick hebbe in vleesch ende Bloedt +<br />

zinnelick vpghevoedt<br />

5 ghezondicht inden hemele ende oock voor hu<br />

ick en bem niet weerdich / als gheel <strong>van</strong> duechden schu<br />

te heetene hu zuene Vader diet al verhueght<br />

maer maect my een <strong>van</strong> huwen huerlynghen nv<br />

eer bitter ghalle waeter wordt by my ghetueght<br />

10 Doch heere en ghy wilt / ghy my zuveren mueght +<br />

en by huwer duecht<br />

heere verleent ons doch Ons daghelicx brood<br />

huut huwen schoot<br />

ende bouen alle plaeghen / om winnen tshemels vruecht<br />

15 Heere god / Beschermt ons voor die eeuweghe doodt<br />

Aucteur<br />

Vreest Vyandt weerelt vleesch niet / noch tsweerelts lyden<br />

noch oock wat ziecten / die de Leden Crommen<br />

maer vreest hem huut liefden Tot allen tyden<br />

20 die de ziele behouden mach ofte verdommen<br />

+ Fol. 434 v, r. 21-24 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Actuum aposto /<br />

+ Psal 78<br />

+ Psal 87<br />

+ Psal 85<br />

+ 434 v<br />

+ Luce 18<br />

+ Mathei 18


Refereyn Troostbaerich<br />

om twyfel verdoofuen<br />

Allen mensschen eenpaerich<br />

Die vpRechtlick gheloofuen<br />

200<br />

25 Broeders nv es Christus <strong>van</strong>der dood verResen<br />

onder die slaepen / die eerstelynck gheworden daer<br />

want duer eenen menssche / die doodt / mids desen<br />

en duer een menssche verRysynghe des doods der naer<br />

v<strong>van</strong>t ghelyck zy alle steruen in adam voorwaer<br />

30 zullen Leuendich in christo ghemaect worden zy<br />

+<br />

in zynder ordonnantien een yeghelick claer<br />

Die eerstelynck christus Aluooren weten wy<br />

ende daer naer die christum toebehooren vry<br />

welcke zullen zyn tot zynder toecommender tydt<br />

5 daer naer / het hende / Wanneer het Rycke hy<br />

zal ouerleueren / god den vadere ghebenedydt<br />

tot hy alle zyn vyanden ter weerelt wyt<br />

Legghe onder zyn voeten / ende Tonderdreuen<br />

ghewelt end alle hueverheyt // Zonder Respyt<br />

10 en die laetste vyandt oock / dats de doodt onse stryd<br />

Dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods ghaen in tleuen<br />

Dapostel paulus een vercoren vat tonser vrede<br />

doet ons <strong>van</strong> een verholentheyt / dus bediet<br />

wy zullen alle verRysen naer gods wetenthede<br />

15 maer al ghezaemdelick worden verandert niet<br />

ende dat word in een oogheblick tyds gheschiet /<br />

totter tydt dat het laetste trompet zal slaen<br />

want dat trompet zal zulck gheluud gheuen ziet<br />

de dooden zullen dan onverghanghelick vpstaen<br />

20 ende wy dan zullen worden verandert zaen<br />

v<strong>van</strong>t dese verghanghelicheyt anne doen moet<br />

dat onverghanglick es / en die sterflicheyt ontfaen<br />

ende andoen die onsteruelichede goet<br />

dan vervult worden / Twoord wel ghescreuen vroedt<br />

25 die doodt es verslonden in victorie bleuen<br />

ende wy dan ghewasschen in christus heet bloedt<br />

waer duere wy ghezuvert zyn huut liefden zoet<br />

dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods ghaen int leuen<br />

Ons borgherschap es inden hemele bekent<br />

30 <strong>van</strong> welcken wy oock zyn gheel zeker verwachtich<br />

den behouder iesum christum des heeren zonder hendt<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 435 r


+<br />

201<br />

de welcke zal verclaeren / als mueghende machtich<br />

dat Lichaeme onser nieticheyt warachtich<br />

vp dat het dan ghelyck worde den Lichaeme<br />

+<br />

zynder claericheyt / naer der werckynghe crachtich<br />

daer hy oock mede can duer zyn stercke name<br />

alle dynghen onderworpen / naer zyn wille eersame<br />

eist dat dan den gheest des ghuens certeyn<br />

5 die iesum verwect heeft / Tonser alder vrame<br />

in hu woondt / zo zal oock de zelfste * die christum Reyn<br />

verwect heeft <strong>van</strong>der doodt / int eerdsche pleyn<br />

maecken Leuendich hu steruelick Lichaem beseuen<br />

en die nv zien in een speghel in een donckeren treyn<br />

10 dan <strong>van</strong> aenschyn zien tot aenschyn / en naer dit ghemeyn<br />

Dan zullen wy <strong>van</strong>den slaep des doods ghaen in tleuen<br />

Prinche<br />

Wy christen al te saemen in christo Ghedoopt **<br />

moeten slaepen de doodt als Loon der zonden<br />

15 de strecken ons bedwancx zyn ghebryselt ontcnoopt<br />

hoe groote ouertredynghen mesdaedich ghehoopt<br />

christus heeftze verzoent met zyn bloedeghe wonden<br />

Tverloren dolende schaepken heeft hy ghevonden<br />

om dat beweghen / duer een bermhertich bedauwen<br />

20 int Rycke god zyns vaders ten eeuweghen stonden<br />

aldaer wy zullen thout des leuens anschauwen<br />

god almachtich met ons wuenen / dits ons betrauwen<br />

wy zullen zyn volck zyn / hy ons god der ghelycke<br />

Al onse traenen ofwasschen / <strong>van</strong> mans ende vrauwen<br />

25 en de doodt zal niet meer zyn Binnen dien wycke<br />

ende alse / die zonne / in huerlieder vaders Rycke<br />

zullen dan die Rechtueerdeghe blyncken verheuen<br />

dan wordt dat dhant des heeren bekenlick blycke<br />

den ghelooueghen / ende naer dat hy vonnesse strycke<br />

30 Dan zullen vvy Vanden slaep des doods ghaen int leuen /<br />

Aucteur<br />

O Heere god als Ick ligghen zal ouer Rick<br />

Strydende ieghens tsvyands verscrick<br />

gheeft my kennesse dat ick mach inwendich lesen<br />

* ‘zelfste’: ‘z’ over ‘e’.<br />

** Oorspronkelijk ‘eendrachtich’; geschrapt, en ‘Ghedoopt’ interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 435 v<br />

+<br />

436 r


202<br />

5 dit naervolghende Refereyn doch * dat bid ick<br />

oft yemandt huut mynder name / zoot best zal wesen<br />

Refereyn<br />

Doch in huwen thoorne straft my niet heere<br />

noch wilt my niet in huwe gramschap castyden<br />

10 maer bidde dat hu wille Te mywaerts keere<br />

dat ick duer hu bermherticheyt mach verblyden<br />

v<strong>van</strong>t inder doodt zyn gheene die hu belyden<br />

en wie zal hu inder hellen dan zyn ghedachtich<br />

maect my dies ghezond heere zonder vermyden<br />

15 dat ick met hu leue myn god warachtich<br />

myn vernedren ansiet onder myn vyanden crachtich<br />

ghy die my verheft huute die poorten des doods<br />

myn lydzaemheyt zyt ghy heere god almachtich<br />

hope <strong>van</strong> mynder ioncheyt / die bem vul noods<br />

20 myn beschermer zyt ghy voor veel wederstoots<br />

<strong>van</strong> huuten buuck <strong>van</strong> myn moeders Lichaeme<br />

verworpt my niet bid ick met begheerten in groots<br />

in myns ouderdoms tydt heere god eersaeme<br />

verlaet my niet als myn cracht cryght onvraeme<br />

25 hu groote miltheyt vermenichfuldicht hebt ghy<br />

myn goedynghen zyn hu / weet ick wel niet bequame<br />

dus met dancbaerheyt ick thuwaerts Roupende zy<br />

och god ontfaermt dies mynder dat bid ick dy<br />

want de menssche die heeft my gheheel vertorden<br />

30 alle den gheheelen dach stranck bevechtende my<br />

dies moedeloos en Raedeloos bem ick gheworden<br />

+<br />

verhoort my god in myn zondich ommeghorden<br />

tquaedt verweight myne duecht <strong>van</strong> ontellicke ponden<br />

dus met hope en liefde bid ick / dier my toeporden<br />

Vonnest my / naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />

5 God naer hu groote bermherticheyt zyt myns ghenaedich<br />

en naer die veelheyt der ontfaermicheden <strong>van</strong> hu<br />

doet of myn ongherechtheyt my zynde beschaedich<br />

ende wascht my <strong>van</strong> mynder mesdaet bid ick nv<br />

Reynicht my / <strong>van</strong> al myn zonden zo heb ick gru<br />

10 v<strong>van</strong>t ick bekenne myn quaetheyt groot ende cleene<br />

myn zonde ieghens my es / altoos grof en Ru<br />

ende heeft my ghevolght zoo / <strong>van</strong> kynds beene<br />

O god hu zo heb ick ghezondicht Alleene<br />

* Een eerste ‘doch’ is doorgehaald, en hetzelfde woord is interlineair toegevoegd.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 436 v


203<br />

en veel quaets heb ick voor huwen ooghen ghedaen<br />

15 ziet in onduechden Bem ick ontfanghen onReene<br />

ende myn moeder heeft my in zonden ontfaen<br />

ziet / lief hebt ghy ghehadt des waerheyts vermaen<br />

en my ghemaect hu verborghen wysheyt openbaer<br />

heere met ysope wilt / my bespeerssen zaen<br />

20 end ick zal zuver worden / my wasschen der naer<br />

end ick zal bouen der snee ghewit zyn daer<br />

myn ghehoor zult ghy vruecht en ghenouchte gheuen<br />

en den beendren veroetmoedicht / hem verblyden claer<br />

keert doch hu aenschyn of / <strong>van</strong> myn zondich sneuen<br />

25 doet alle die mesdaeden huut / By my bedreuen<br />

en god wilt in my scheppen doch een herte Reyn<br />

Laet in myn inghewandt eennen vpRechten gheest Leuen<br />

quaede mensschen zal ick Leeren hu weghen Certeyn<br />

verlost my <strong>van</strong>der bloedegher zonden Treyn<br />

30 god die zyt myns zaelicheyts god bevonden<br />

end als ghy metten viere vonnessen zult tsweerelts pleyn<br />

Vonnest my Naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden /<br />

+ Tot hu heb Ick myn ziele vpgheheuen noch<br />

myn god vp hu heb ick gheel myn betrauwen<br />

Laet my niet worden beschaemt / dat bid ick doch<br />

dat myn bespottende vyanden my niet verflauwen<br />

5 gheen beschaemtheyt / zullen hu belyders anschauwen<br />

hu voetsteppen leert my / wyst my huwe weghen<br />

myn god myn zaelichmaecker / toevlucht in Rauwen<br />

ghedynct dies heere vp dyn ontfaermich pleghen<br />

end vp hu ontfaermicheden tonswaerts gheneghen<br />

10 die gheweist zyn <strong>van</strong> des weerelts beghinne<br />

doch tghedyncken mynder zonden / houd dat verzweghen<br />

maer om hu goetheyts wille die ick beminne<br />

ghedynct myns met eenen ontfaermeghen zinne<br />

bewaert myn ziele / en vergheeft my / es noch myn Bede<br />

15 Myn zonden zyn dicke / en myn duechden zyn dinne<br />

zyt myns ghenaedich die aerme bem / eenich mede<br />

ghy zyt den heere mynen god des paeys en vrede<br />

een vreeslick Liefhebber die bezouct tsvaders mesdaet<br />

anden kyndren <strong>van</strong> int derde ten vierden Lede<br />

20 der ghuenen / alle die hu hebben versmaet<br />

maer doet oock met huwer bermherteghe Raedt<br />

ouer veel duusent huwe Bermherticheyt<br />

die hu beminnen / en wie vast gheloouende staet<br />

en ghewillich hu gheboden houden onbeCreyt<br />

25 duer Esayas den prophete / hebt zelue gheseyt<br />

ick bemt zelue / die hu zonden mach hutegronden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 437 r


204<br />

dus bid ick doch myns Roupen tanhoorene verbeydt<br />

Vonnest my naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />

Princhelicken<br />

30 Ghecruusten god tonsewaerts vierich<br />

doch hoe wonderlick es huwen name bekent /<br />

+<br />

ouer al eerdeRycke zo goedertierich<br />

end hu groote mildheyt eeuwich onghehendt<br />

verheuen bouen themelssche firmament<br />

vp dat ghy zoud bederuen / den wraeckghiereghen grof<br />

5 huut den mondt der Ionghe kynderkens vpghespent<br />

ende zughelynghen hebt ghy vulmaect hu Lof<br />

Den mensschen broosch aerme droogh eerdsch zondich stof<br />

hebt ghy een weynich minder ghemaect verschoont<br />

dan den inghelen hu louende int hemelssche hof<br />

10 met verchiersels end eere hebt ghy hem ghecroont<br />

ende hem ghestelt zo edelick ghepersoont<br />

heere god ouer al huwer handen wercken<br />

die zo goethertich Leeft / ende Rechtueerdich ghetroont<br />

beschermt my doch altoos onder huwe vlercken<br />

15 dat ick by hu myn erfuenesse mach Anmercken<br />

ende dan in huwe zalicheyt wesen verhuecht<br />

tes in hu spyts alle ghestriepte clercken<br />

want niet onmueghlic es hu / maer al dynck vermueght<br />

heere wilt hu volck dan spaeren by huwer duecht<br />

20 die bermherticheyt wilt / ende niet offrande<br />

en gods kennesse liefuer huut gheloouende iuecht<br />

dan brandoffer voor al onser zonden schande<br />

myn hope en stercte zyt ghy in tsweerelts warande<br />

die bid alsvooren duer hu diepbloedeghe wonden<br />

25 heere die hu laete dit testament te pande<br />

Vonnest my / naer hu ghenaeden / niet naer myn zonden<br />

Aucteur<br />

Alle mensschen ter weerelt in weilden leuende<br />

in zonden sneuende<br />

++<br />

Vp datter goe vrucht mach hute dryfuen<br />

bem ick hemlieden met een adieu gheuende<br />

<strong>van</strong> toordeel / Myn naervolghende schryfuen<br />

Dan laet ick gods vrede By hemlieden blyfuen<br />

5 Beede mannen en wyfuen<br />

Tot datse de doodt zal commen ontlyfuen<br />

+ Fol. 438 r, r. 7-10 onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 437 v<br />

+ 438 r


Van thuterste oordeel<br />

Eene Balaede<br />

Daer nyemandt Voordeel<br />

Zal hebben, Wiet baede +<br />

205<br />

O Mensschen Onachtsameghe Creathueren<br />

waent ghy gheen Rekenynghe gheuen speciaelick<br />

meent ghy min dan alle ontfanghers verbueren<br />

<strong>van</strong> gods ghiften by hu ghebruuct zo quaelick<br />

15 Ten oordeele zalmen niet dynghen verbaelick<br />

het wordter ghedaen zeer cort zonder Respyt<br />

ouerpeynst hu gherynghe want principaelick<br />

zult niet meer Regieren / dies hu zeluen quyt<br />

Rekenynghe <strong>van</strong> dyn ontfangh gheuende zyt<br />

20 voor des oordeels Tydt /<br />

Om Drie poincten / moet elck gods oordeel vreesen<br />

oudt ionck groot cleene nyemandt wordter ghespaert<br />

hoe edel hoe mueghende hoe Aerme weesen<br />

elcx Rekenynghe wordt daer gheheel verclaert<br />

25 <strong>van</strong> dies hem gods goetheyt heeft gheopenbaert<br />

in ziele in lyfue / ende <strong>van</strong> allen goede<br />

dus int effen calculeren hu zeluen bewaert<br />

neerstelick zynde altyds vp hu hoede<br />

eer dat hu god zende tsdoods viereghe Roede<br />

30 Zweerdich ten bloede /<br />

++<br />

Teerste poinct der vreesen <strong>van</strong> gods oordeele<br />

es Reden te bewysene groot ende smal<br />

<strong>van</strong> Zesse zaecken / Eerst <strong>van</strong>den iuweile +<br />

huwer zielen / die ghy in dit eerdsche dal<br />

5 niet en hebt bewaert voor den zondeghen val<br />

maer tlichaem ghelaeten als vrauwe Domineren<br />

end hu ziele als slaue / in tslichaems stal<br />

peynst / dat al gheel tsweerelts tryumpheren<br />

mach / ter weerde niet ieghens een ziele proffiteren<br />

10 Om naermaels iubileren<br />

Ten tvveetsten zult ghy daer moeten bewysen +<br />

of ghy tslichaems esele onderdaenich der zielen<br />

ghecastydt / en ghevoedt hebt / met gheestlicker spysen<br />

ofte ghelaeft metter penitentien oetmoedich knielen *<br />

15 // ick duchte neen ghy / maer laeten vernielen<br />

<strong>van</strong> alle baldaedicheyt / dies traegh te gods dienste<br />

peynst / Rasch loopen tsdoods onghestaedeghe wielen<br />

+ Fol. 438 v, r. 3 ‘Zesse zaecken’ onderstreept.<br />

* Oorspronkelijk ‘gheCrielen’; doorgehaald, en ‘oetmoedich knielen’ interlineair toegevoegd<br />

in grijzere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 438 v<br />

+ 1<br />

+ 2<br />

+<br />

Anno .1549.


206<br />

dus hu zeluen stelt / niet als gods onvrientste<br />

maer beghint te Rekenen / het word hu tzientste<br />

20 gheestwyse gheingientste /<br />

De derde zaecke <strong>van</strong> Rekenynghe vry dies ghelooft +<br />

zult moeten <strong>van</strong> huwen euen menssche gheuen<br />

zonderlynghe die ghestelt zyt een hueverhooft<br />

int gheestelick end oock int weerlick Leuen<br />

25 ziet dat hu Regiment zoo blycke ghescreuen<br />

dat hu Rekenynghe mach huutCommen claer<br />

anders zult ghy oock in dhelssche pyne beuen<br />

doet gods wet onderhouden / ende volght die naer<br />

beschermt weduwen en weesen huut lasten zwaer<br />

30 als vroom clouck pylaer<br />

De Vierde wordt <strong>van</strong> al huwe ghewercken +<br />

<strong>van</strong> huwe ghepeynsen ende ydele woorden<br />

peynst hier vp achterclappers / leeck ende clercken<br />

die nauwelick naer gods ghebod noyndt hoorden<br />

+<br />

maer doet zo menich mensschens fame vermoorden<br />

hoe beclaetert zal hulieder Rekenynghe blycken<br />

steltse net met berauwe / Tot dyns accoorden<br />

ende wiltse wel neerstelick ouerkycken<br />

5 god zal zyn oordeel Rechtueerdelick strycken<br />

Van aerme totten Rycken<br />

Ten vyfsten zult niet gheuen Redene alleene +<br />

<strong>van</strong> al huwe quaede ghewercken en zonden<br />

maer <strong>van</strong> hu achterghelaeten duechden ghemeene<br />

10 die ghy hadt mueghen doen in tyden en stonden<br />

<strong>van</strong> hu verloren tydt / zalmen daer oock vermonden<br />

v<strong>van</strong>t ter weerelt niet weerdigher noch precieux<br />

nochtans minst gheacht in tsmensschens gronden<br />

dan den tydt es / dus peynster omme hoe Coragieux<br />

15 te wyle dat den iuge hu es gracieux<br />

Lydtsaem victorieux<br />

De zeste zaecke die ghy Rekenen moet +<br />

es <strong>van</strong> tinsturten der gheestelicker dynghen<br />

oock Lichaemlicke schoonheyt / ende tydelick goed<br />

20 ende dat hu god te Leuene laet ghehynghen<br />

ziet wat acquyten dat ghy hier of zult ouerbrynghen<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 3<br />

+ 4<br />

+ 439 r<br />

+ 5<br />

+ 6


207<br />

dat ghy hem hebt dancbaerich ghelooft ghedanct<br />

O mensschen / en laet hu gheen tydt ontsprynghen<br />

peynster omme / Eer hu de dood tleuen cranct<br />

25 want elck naer wercken / (daert al an hanght<br />

Daer / loon ontfanght /<br />

Tweetste Redene / der Vreesen / Worden controleurs<br />

tot zeuen toe / die elcken zullen Condemneren<br />

de conscientie / Vyandeghe Temptateurs<br />

30 de goe inghelen / zullen hem zeluen excuseren<br />

Dat wy / <strong>van</strong> zondighen / niet en wilden cesseren<br />

+<br />

Alle creatueren / Aerme onnoosel mede<br />

die veel iniurien moesten passeren<br />

onse zonden / en gods passyen tormentelichede<br />

zullen hu controlueren thuwer schaemten tdier stede<br />

5 end onzaelichede<br />

De derde Reden es / thooren der stranghe sentencie<br />

die totten zondaers zal wesen ghepronunchiert<br />

ghaet vermalendyde huut myn presentie<br />

int eeuwich vier dwelck hulieden es bestiert<br />

10 metten vyandt en zyn inglen blyft ghy ghelogiert<br />

Dus mensschen hu Rekenynghe ghereed wilt maecken<br />

eer hu deeuweghe dood zeer straflick hanthiert<br />

en steltse net zonder eenich cabaesen of caecken<br />

dat dander sentencie mach vp hu daecken<br />

15 Daer veel naer haecken<br />

Comt bezit end ontfanght myn ghebenedyde<br />

het Rycke myns vaders Twelck hu was bereedt<br />

<strong>van</strong> tbeghinsel des weerelts / Weist nv hier blyde<br />

v<strong>van</strong>t ick was gheel naect / en ghy hebt my ghecleed<br />

20 dat ghy myne minste weldaet / zoo ick wel weet<br />

mensschen dit zyn christus woorden / gheen ydel historie<br />

zyt dancbaerich Laet hu wesen dyn zonden Leed<br />

zo mueght ghy duer christus doods victorie<br />

als meErfghenaemen leuen ter eeuwegher glorie<br />

25 in dhemelssche consistorie<br />

EDel * prinche der hooghster onverghanclicxste staeten<br />

Waert / zyt / ende blyft / in eeuwicheden almachtich<br />

De Ontfaermeghe wercken zullen meest Baeten<br />

De behoufteghe / ghedaen huut Charitaeten<br />

30 Ne gheenssins die ongheloont laeten waerachtich<br />

zyt bermhertich dies deen andren huut liefden crachtich<br />

zoo Christus ons lief heeft ghehadt totter doodt /<br />

* ‘EDel’: oog <strong>van</strong> ‘e’ afgeschilferd; ‘l’ geschreven in gotische cursief.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 439 v


+ ghy zultter certeyn duere zyn verwachtich<br />

te besittene Abrahams Rusteghen schoot<br />

vry los huut alder noodt /<br />

Aucteur<br />

Mynen langhen adieu<br />

Niet oudgestich<br />

in tiaer ghemaect nieu<br />

xv. C ende tzestich +<br />

208<br />

Mynen langhen adieu neem ick nv end oorlof<br />

10 An een yeghelick menssche zoo men die heet<br />

ken weetter niet een inckel puncteloos boor // of<br />

VVanneer ick vertrecke / Een esser diet weet<br />

Elck menssche moet hem maecken om tsteruen bereed<br />

die hier noch Rusten vp tsweerelts broossche Lene<br />

15 dits den Adieu huut Recreatien becleedt<br />

gheRammelt tsamen By my Rasch Vp En // Dene<br />

Den adieu<br />

ADieu poorters <strong>van</strong> Brugghe Adieu heeren <strong>van</strong> ghendt<br />

Adieu kyndren <strong>van</strong> ypre wydt verre Bekent<br />

20 adieu daryncbarners <strong>van</strong>den vryen mede<br />

Adieu schotters <strong>van</strong> douay ende daer omtrent<br />

adieu speerebrekers der Rysselsche stede<br />

notecraeckers <strong>van</strong> orchies / naer doude zede<br />

Ledichghanghers <strong>van</strong> Oudenaerde ghepresen<br />

25 adieu insghelycx oock zoo ick dandere dede<br />

pasteyEters <strong>van</strong> Curtrycke mids desen<br />

Adieu Cupers <strong>van</strong> damme / adieu moet wesen<br />

++<br />

witvoeten <strong>van</strong> aelst Beenhauwers <strong>van</strong> male<br />

hudevetters <strong>van</strong> gheerdsberghe hooghe gheresen<br />

voorvechters <strong>van</strong> Cassele int speciale<br />

Vachtpluckers <strong>van</strong> poperynghe Principale<br />

5 slaepers <strong>van</strong> vuerne hebt oock huwen toer<br />

RaepEters <strong>van</strong> waes / elck end int generale<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />

ADieu Van dermonde mackeleters daer<br />

pilsnaeyers <strong>van</strong> nieneven openbaer<br />

10 drynckers <strong>van</strong> winnocxberghe / zoutzieders <strong>van</strong> biervliedt<br />

Rocheters <strong>van</strong> muenickeRee der naer<br />

adieu mostaert Eters diemen toosthende ziet<br />

+ Fol. 440 v, r. 1, 2 ‘hudevetters ... gheerdsberghe’, 3 ‘voorvechters ... Cassele’, 8 ‘Van ...<br />

mackeleters’, 9 ‘pilsnaeyers’, 10 ‘drynckers ... zoutzieders’, 25 ‘grootsprekers ... thorout’,<br />

26 ‘Lueghenaers ... ardenburch’, 27 ‘maldeghem’, ‘Candeeleters ... meenen’, 28 ‘ketelboeters<br />

... middelburch’, 29 ‘Crudeniers ... oostburch’, 30 ‘Lynwadiers ... thielt’, 31<br />

‘Rootbierdrynckers’, 32 ‘Peperloocketers .. eecloo’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 440 r<br />

+<br />

.1560.<br />

+ 440 v


209<br />

BueterEters <strong>van</strong> dixmude / en vergheet ick niet<br />

Adieu metten conynEters <strong>van</strong> dunkercke goet<br />

15 adieu drapeniers <strong>van</strong> Comene / myn ionste Biedt<br />

adieu oock ande vulders <strong>van</strong> Caperycke vroedt<br />

En den schipghaernemaeckers <strong>van</strong> oudenburch / moet<br />

oock adieu gheseyt zyn / ken cans my bedwynghen<br />

CabeliauEters <strong>van</strong> nieupoort / zyt oock ghegroet<br />

20 Saeyweuers <strong>van</strong> hondscote / ghistelsche houelynghen<br />

drooghaerts <strong>van</strong> werueke int ommeRynghen<br />

Caerdemaeckers <strong>van</strong> deynse / vp huerlieder vloer<br />

ghy saudeniers <strong>van</strong> greuelynghe / laet hu niet Besprijnghen *<br />

Adieu eer ick Reyse naer adams moer<br />

25 Adieu oock grootsprekers <strong>van</strong> thorout ghy<br />

Lueghenaers <strong>van</strong> ardenburch / den wiltiaghers by<br />

<strong>van</strong> maldeghem / Candeeleters <strong>van</strong> meenen voort<br />

ketelboeters <strong>van</strong> middelburch / Adieu <strong>van</strong> my<br />

Crudeniers <strong>van</strong> oostburch / insghelycx adieu hoort<br />

30 Lynwadiers <strong>van</strong> thielt / twelck menich oorboort<br />

oock mede Rootbierdrynckers <strong>van</strong> haerlebeke<br />

ghy Peperloocketers <strong>van</strong> eecloo verstoort /<br />

++ *<br />

keermeshouders <strong>van</strong> Rousselare meneghe weke<br />

Cappoen eters <strong>van</strong> meessene / waert nood tbleke<br />

met menich smetsere ende goet gheselle<br />

ande wynzupers <strong>van</strong> hulst ick adieu spreke<br />

5 Snoucketers <strong>van</strong> Acxele Caesmaeckers <strong>van</strong> belle<br />

de teghelbackers <strong>van</strong> stekene / oock mede thelle<br />

RoomEters <strong>van</strong> moerbeke / ghy zonder Poer<br />

ende WaermoesEters <strong>van</strong> coolkercke snelle<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

10 Adieu hoppewinders <strong>van</strong> okeghem sterck<br />

adieu ouermoedeghe <strong>van</strong> Ronsse int werck<br />

papEters <strong>van</strong> denterghem daer in onverzaet<br />

ganssedryfuers <strong>van</strong> laerne scherp int bemerck<br />

Te zele daer vyndtmen de vlasbooters iaet<br />

15 adieu stiermans <strong>van</strong> wendune / elck met zyn maet<br />

ende ghy musselEters <strong>van</strong> bouchoute Reyn<br />

* Oorspronkelijk ‘met huwe [...] dynghen’; doorgehaald en ‘laet .. Besprijnghen’ interlineair<br />

toegevoegd met donkerder inkt.<br />

+ Fol. 441 r, r. 1, 4, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 15-18, 20, 21, 23 (woordgroep, bestaande uit spotnaam<br />

+ <strong>van</strong>/te (r. 18) + plaatsnaam) onderstreept, evenals r. 2 ‘Cappoen eters’, 8 ‘WaermoesEters’,<br />

13 ‘ganssedryfuers’, 14 ‘vlasbooters’, 19 ‘dienaers .. anne’, 22 ‘<strong>van</strong> ... steene’.<br />

* Oorspronkelijk ‘Ruyssele’; verbeterd tot ‘Rousselare’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 441 r


210<br />

Visschers <strong>van</strong> blanckeberghe / oock adieu ontfaet<br />

adieu putoorEters te waestene int pleyn<br />

Adieu dienaers <strong>van</strong> sint anne ter mude certeyn<br />

20 verzeylders <strong>van</strong> heyst ten zeeusschen gronde<br />

Cokermaeckers <strong>van</strong> Ruusle / <strong>van</strong> vlaeters tgreyn<br />

die <strong>van</strong> sint ians steene / oock adieu tallen stonde<br />

Compoosteters <strong>van</strong> loo Thoolnaers <strong>van</strong> Reppelmonde<br />

adieu eillynghen tsaemen / metten AckerBoer<br />

25 adieu dus namelicke Vlaendren int Ronde<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

ADieu voorts noch ende wederom oorlof adieu<br />

al dat oud was / ende zichtent gheworden nieu<br />

adieu an ** al dat zy binden brugsche Mueren<br />

30 adieu alle brauweryen / daer men goet mout brieu<br />

<strong>van</strong> tschoon schepminnewaeter duer de drie dueren<br />

adieu visschers die ter Reye / naer paelyngh Pueren<br />

++<br />

Adieu moeten oock binden vichtien daeghen ontfaen<br />

die <strong>van</strong>den heligh bloetdach zoo langhe tzal ghedueren<br />

ghecleedt onghecleedt / ende baervoets ommeghaen<br />

adieu zomerkelder daer de acht Leeuwen vpstaen<br />

5 de Carperkeyte drynctmer vry <strong>van</strong> Assyse<br />

adieu / an alle de marctwyfs doende vermaen<br />

dats hemlieden clokeren met ghewoonlicker spyse<br />

oorlof nemen zo bem ick oock <strong>van</strong>den advyse<br />

an dappelmanden Radys en menich musselvoer<br />

10 De vueghelmarct pottemarct ick insghelycx bewyse<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />

ADieu tsint donaes an der musycken zanck<br />

sint saluators verchiert metten ommeghanck<br />

als busschoppelicke kercke / oock oorlof neem ick<br />

15 tonser vrauwen daer es de thorre lanck<br />

adieu <strong>van</strong> sint gillis der clocken gheclanck<br />

oock an alle die daer wuenen in tquartier stick<br />

och doch ick hebber voortyds verwaermt den Rick<br />

maer / dats al gheweist in diebus illis<br />

20 niet meer eylaes eylaes / doe ick derwaerts beschick<br />

v<strong>van</strong>t metten drie leden nv tmynent gheschil is<br />

An meester andries schoolmeester <strong>van</strong> sint gillis<br />

** ‘an’ interlineair toegevoegd.<br />

+ Fol. 441 v, r. 22 ‘meester andries’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 441 v


211<br />

neem ick oock adieu eer ick zal moeten ghaen<br />

Summus amicus meus ex millis<br />

25 tandren tyden heeft my zomtyds boorghbier huutghedaen<br />

ick gheloofuer noch vyf of zes bierkens staen<br />

dat hy daer in maecke doch gheen Beroer<br />

ick zalse hem betaelen tmynder weircomste zaen<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer<br />

30 ADieu Alle Lapperdeys <strong>van</strong> vreimden ordune<br />

knyebooters meest voor knye draeghende Crune<br />

iabbens cloetens cluntens vodden Vrau vulen<br />

+<br />

ghesoffraende moriaenen wat streckende vp tbrune<br />

adieu Breebaerden maeckende groote Mulen<br />

adieu alle die onder tcloterspaen schulen<br />

wiens capeeukens zyn becleed met een bieseken wit<br />

5 adieu die by nachte gheerne steken Bulen<br />

metten vuusten weerende / daer zulck tsdaeghs vp zit<br />

adieu die met tleylecker euel zyt besmit<br />

adieu alle oude suffaerts / en Ionghe ghesellekens<br />

adieu cisteernen Daer men salus populi huutpit<br />

10 adieu alle kercken cloosters godshuusen Cappellekens<br />

adieu alle cortghehielde ende Lackevellekens<br />

die consenteert zwyghende / met eennen Loer<br />

ghy clappeykens wiens tonghen clyncken als Bellekens<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

15 ADieu Alle platbroucx ende walsche grauen<br />

aerme iosueen / Aerme bluts Aerme slauen<br />

popelaers kerckhuuls smadeghe verwyters<br />

Adieu an alle die oyndt liefuer namen dan ghauen<br />

vloerduven prachers ende Lyse verslyters<br />

20 adieu laete bancketeirders / ende vrough inbyters<br />

adieu zoldermeerykens / spaenssche ihennetiens<br />

adieu alle voorvechters hauwers ghoyers smyters<br />

alle pistaveernekens ende sluuplocketiens<br />

Adieu patouffelaers / met ghekeilcoorde bonnetiens<br />

25 adieu Ionghe gaepcaukens draeghende bandekens<br />

adieu lavuetgheuers huuter handt schufletiens<br />

adieu alle quistegoeykens ende Lammertandekens<br />

adieu stoffel duerdraegher in alle Landekens<br />

Bona dies Saluete Bonne vie Bon ioer<br />

30 tytiens die hebben huutgheleydt huer Randekens<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 442 r


212<br />

Adieu * alle clospoorten ende Rollebaenen<br />

adieu <strong>van</strong> allen thorren draeyende weirhaenen<br />

+<br />

Adieu mortepaeyen Loftuters en Fleeuwers<br />

alle maegher tueghen / die tbier laeten beCaenen<br />

adieu alle mallaerts schimpbecte gheeuwers<br />

adieu spaenssche wandelaers straete besneeuwers<br />

5 adieu an alle de bruudcommen ende die bruwen<br />

adieu vynckenaers vyncken / ende Rutsepeeuwers<br />

adieu ioncker post / met die huulkens schuwen<br />

adieu vul vreimde bubben ende Loose cockuwen<br />

adieu an alle waghenaers / elck met zyn Panneel<br />

10 adieu breykens / die ter bruloft zonder huwen<br />

zomtyds waerm vleesch tsaemen brynght zonder platteel<br />

adieu slockers <strong>van</strong> menich lecker pryckmorseel<br />

adieu maegdekens / tot tmaegdom ter nuersen steert huut zwoer<br />

adieu / alle die hebben int dulhuuseken deel<br />

15 Adieu / Eer ick Reyse / naer adams moer<br />

ADieu adieu / adieu / An alle weerden weerdinnen<br />

die liefuer veel naeyen dan quaet ghaerne spinnen<br />

aechte kendt truwe wel met Loose iannekens<br />

oorlof alle hooghduudsche buten tslands of Binnen<br />

20 <strong>van</strong> huerlieder wyfs weghe heetende hannekens<br />

adieu alle speckspaen nieuwe verghoten mannekens<br />

die in venus fournoys / zyt zo zoetiens versmeit<br />

wiens dranck men verwaermt noch / in steenen Cannekens<br />

tot datse styfboorich worden weder gheleidt<br />

25 zulcke Liefuer noch een ghebraen appelken eit<br />

dan asenuetkens craecken noyndt zynde verkutst<br />

mids datse noch zo weecxkens zyn gheel ontvreidt<br />

dat tcaeckharnasch es gheel huter zwe ontschutst<br />

die delleboghe gheerne oyndt hebben ghelutst<br />

30 adieu oock an zo menich fraey hoppen Broer<br />

die inde wynter voor tvier gheerne tcanneken clutst<br />

Adieu / eer ick Reyse Naer adams moer<br />

+ Alle thorren adieu / Clippels clockstrynghen clocken<br />

adieu den auerechten BoI met al zyn pocken<br />

adieu <strong>van</strong> alle clapBancken de Relders<br />

adieu alle longue Roben / ende corte Rocken<br />

5 adieu an alle goede wyn ende coele Bierkelders<br />

adieu an alle die begrauen zyn zonder Pelders *<br />

adieu an alle goevpRechtzinneghe Ruters<br />

* ‘d’ over ‘ll’.<br />

* ‘Pelders’: ‘P’ over ‘k’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 442 v<br />

+ 443 r


213<br />

adieu an alle iobs boden veel Lieden quelders<br />

an alle Pannestokers ende keerssesnuters<br />

10 adieu / An alle bynghels ende groote Cornuters<br />

an alle schufelscapraen ende Pensseiaeghers<br />

adieu Rekenaers / huerlieder ghelagh infruters<br />

adieu LancRocx trysen ende Bouckzackdraghers<br />

schoelien ghuten lueren plattheel straetevaghers<br />

15 adieu die vpcoppelt zo menich Buersesnoer<br />

adieu vrau alverneims / ende ghy naer Niemaervraghers<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams Moer<br />

Adieu die voortyds Leeplick ter loidge Morelde<br />

adieu verheuen weduwe Vandenvelde<br />

20 driehouckich cuecken houdende ter Rauen cost<br />

adieu huse verkutsers volghers <strong>van</strong>den wynghelde<br />

adieu wynterspreeuwen ghaende ghezoct en ghedost<br />

adieu die gheerne den besloten pennyngh verlost<br />

ende laeten hem verluchten Rasch onder den man<br />

25 adieu ioncker huulken gheseyt meester post<br />

die gheen lamptezughers kerckhuuls gheluchten Can<br />

adieu venus slutsepesen int voorghespan<br />

te wulpschelick huuthebbende gheschoten hu schichten<br />

adieu myn oom <strong>van</strong> Leentiens weghe / en adieu dan<br />

30 <strong>van</strong> adams weghe / al myn ooms moeyen neven nichten<br />

adieu constenaers die cappe ende kuevel verdichten<br />

adieu Reynhuut zeylders / adieu die zit an tRoer<br />

oock witmuenicken / die gheerne twafelmeil huutzichten<br />

Adieu / eer ick Reyse naer adams moer /<br />

++ Adieu an al die oyndt ieghens de mane pisten<br />

adieu brugsche stochouders vier gheef an vul listen<br />

die met Leuende ende doode hueren ougst in doen<br />

adieu die haer Parafernele goedynghen verquisten<br />

5 Adieu / meest thuus brynghende / verslytynghe <strong>van</strong> schoen<br />

adieu ghaernepotspinneghen oock int Cotthoen<br />

adieu die Iaerken dach liefst coopen dan vercoopen<br />

zottinnen die den stock volghen / meer dan tsermoen<br />

zottinnen doch wantter dhonden wech of Loopen<br />

10 adieu an al de bouenzanghers met grooten hoopen<br />

die ter besloten steenCappelle zyn in tbedwynghen<br />

adieu an al dhooghconters daer / die met ydel stoopen<br />

Liefuer zouden den baes / gheel plat beneden zynghen<br />

adieu visschers bachten nette die noyndt gheernaert vynghen<br />

15 crevitse dans danssers met een dobbelen toer<br />

en ghy hoofden vul processen die om een veiste dynghen<br />

Adieu / Eer ick Reyse naer adams moer<br />

+ Fol. 443 v, r. 4 ‘Parafernele’, 21 ‘horologium ... eundi’, 23 ‘Albaribdim gotfano’, 24 ‘de ...<br />

trufatoryen’, 25 ‘le ... vicontes’ onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 443 v


214<br />

Adieu an alle morosophourous hadde Renten<br />

adieu an alle Epicurieneghe studenten<br />

20 inde duumdicke besmoutte Bibebrarie<br />

horologium quo eundi noch niet in prenten<br />

adieu an dat edel boucxken bughender knie<br />

Albaribdim gotfano / en de ghuene Die<br />

de myfeldose der trufatoryen gheerne lesen<br />

25 le boutinet des vicontes der gheluferde partie<br />

adieu an dat Voluumken <strong>van</strong> menich ghepresen<br />

an tmiereNest der futselynghen naer desen<br />

an tkempkeilcordelet <strong>van</strong> Penitentien<br />

den Raescops calengier / moet oock adieu wesen<br />

30 oock an der beghutten preickstoel met diligentien<br />

dan esser noch een boucxken huut Reuerentien<br />

voor de buckvysteghen ende zom Ruud plomp loer<br />

Tartaretus de modo caccandi vul sentencien / Adieu etc a<br />

+ Adieu an alle doude ende nieuwe Cuenynghen<br />

de iongh end oude boghe metten houelicke wuenynghen<br />

der handboghen ardchieren metten Conynghlicke staeten<br />

An * tcaeckenbeen aldaer / mids des stoels ommestuenynghen<br />

5 met al dier in zitten zullen / ende oyndt in zaeten<br />

Coluevryniers halbardiers wil ick niet achterlaeten<br />

zonderlynghe an tscoluevryniers hof daer ick ghepoyt<br />

hebbe / ande steenen tafel / ander plaetsen ghelaeten<br />

mids dat icker theerknechten <strong>van</strong>d ghezeghelt gheloyt<br />

10 ande bollaerts / Voor wien hondt catte vueghel schoyt<br />

als zy schietende huutslynghren tsterck ghebolde clyt<br />

an Coram nobis houeken / al was icker noydt<br />

neem ick oorlof / daer men douervlieghers castyd<br />

adieu an tleeuken <strong>van</strong>der halle / twelck hoet zulck spyt<br />

15 ghetooght word / den coopers <strong>van</strong> het hitsico snoer<br />

en tbreydelstraetken / daer menich vreimd haer duerlydt **<br />

Adieu / Eer ick Reyse / naer adams moer<br />

Adieu Alle die zyn hier vooren vergheten<br />

in alle de braryen pannen Drooplepels speten<br />

20 naer twithuus de daeghelicxsche voyaidgiers<br />

adieu an alle die dobbel practycke weten<br />

<strong>van</strong> buten in te brynghene Veel wyns en Biers<br />

adieu alle laetst huutghezonden Pyonniers<br />

adieu an elck die de luus in de oore heeft<br />

25 Adieu symoniaquen *** metten foenanchiers<br />

die vetbuuckich vp tzweet en bloedt <strong>van</strong> menich leeft<br />

* ‘An’: ‘A’ over ‘an’.<br />

** ‘duerlydt’: ‘lydt’ overgehaald (eerste versie in te bleke inkt).<br />

*** Oorspronkelijk ‘symoniacquen’; ‘c’ doorgestreept in donkerder inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 444 r


215<br />

adieu meester coster die tpaes <strong>van</strong> achter gheeft<br />

oock an zyn leerknecht die de hondscodde draeght<br />

adieu an alle dat gheerne vp tRu ghetauwe weeft<br />

30 adieu an alle wien de vpRechte artycke plaeght<br />

adieu zuuelhuus daer men de pupstekers daeght<br />

adieu an alle dat noyndt baerdt en schoer<br />

adieu blende / met die ghy liefuer ziende zaeght / Adieu /<br />

+ Princelicken<br />

ADieu An al de brugsche Brugghen<br />

aexterooghen vlieghuten hoornebeesten mugghen<br />

ande baervoete broederkens waerm ghaende ghezoct<br />

5 Adieu an alle ghebultte Cromme Rugghen<br />

adieu galactipoten al inden melck ghebroct<br />

adieu die dicwils tlavuet metter sausse insloct<br />

adieu eerbaer mannen die gheerne vaeghen de mauwen<br />

adieu an die tschemynckel thuus houden ghebloct<br />

10 adieu der fielten pachtgoed staende by onser vrauwen<br />

adieu ter straetewaerts werckers meest veynstercauwen<br />

daer een vueghel niet voor by vlieght Laetter een plume<br />

adieu gheetleeders die dicwils met beele berauwen<br />

adieu ghetrauwe biertappers vul metten schume<br />

15 adieu subtyle Ledersnyders metter Loo Dume<br />

adieu Cock crauwel pot lepel hanghel heyse<br />

adieu die noch weecken degypsche zoppen Crume<br />

adieu eer ick Rume<br />

Adieu eer ick naer * Adams moer<br />

20 Reyse.<br />

Aucteur<br />

Es ydelheyt hier Inne gheoorboort<br />

in werck ende woord // wilt het onydel vullen<br />

huut goeder meenynghe // tot nyemands vercleenynghe<br />

25 es tzelfde ghefaselt / om fantasie verdullen<br />

keeret ten besten diet leist of lesen zullen<br />

Den obstinaete zondaeren<br />

Dobstinaete onghelooueghe hartneckeghe zondaeren<br />

die wanhopen ende niet vastgheloouich staen<br />

* Vóór ‘naer’ ‘Reyse’ doorgestreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 444 v


+<br />

216<br />

30 gheef ick tnaervolghende in een testaments bewaeren<br />

Donghelooueghe / zullen zwaere pynen ontfaen /<br />

Refereyn<br />

God de heere die en heeft de doodt niet ghemaect +<br />

noch inder Leuenden verlies / en verblydt hy niet<br />

maer Roupt bekeert hu / en bewyst berau ongheslaect<br />

5 <strong>van</strong> al hu boosheden / daer ghy noch inne waect +<br />

worptse wech daer ghy in ouertorden hebt yet<br />

ten Rechtueerdighen es niet christus Roupen gheschiet<br />

maer ghecommen om te Roupene den zondaeren +<br />

zondaers keert dan / Christus zal thuwaerts keeren ziet<br />

10 of naermaels comt ghy in een onhendich bezwaeren<br />

en god als Iuge zal thuwen laste verclaeren<br />

ghaet ghy vermalendyde in dat eeuwich vier<br />

twelck den vyandt en zyn Inglen / eeuweghe iaeren +<br />

onblusschelick bereed es / heetbarnende schier<br />

15 thelsch fournoys zalder blaecken als ghulseghen ghier<br />

om nieuwe pynen te smedene den ghepynden<br />

en ghy mensschen die verhart ongheloouich bleeft hier +<br />

als een spyse des viers zal hu dhelle verslynden +<br />

ende nemmermeer ghenaede noch verlossen vynden<br />

20 Want iob zeght wie nedervaert inder hellen +<br />

om wedervpcommen mach hy hem niet bewynden<br />

noch in zyn huus of plaetse / eenen voet meer stellen<br />

maer men zalse met een yser Roede daer quellen<br />

en ghelyck een pottebackers pot dach en nacht<br />

25 zalmen in sticx smyten die quagheseyde ghezellen<br />

wiens aenschyn zwart word / als tpotgruusels ongheacht +<br />

Die de weerelt hier hadden alder machtichst ghepacht +<br />

zullen Lyden de machtichste pynen oock +<br />

en met pynen onhuutsprekenlick worden versmacht<br />

30 die oyndt wanckelbaerich ongheloofuich doock<br />

ouer hem zal vallen een colenvierich ghesproock<br />

vast besloten in dien caerckere zonder tyden<br />

ende eeuwich zonder henden inden helsschen Roock<br />

Felle pyne zullen de quaeghezeyde Lyden /<br />

+ Iae pyne bouen pyne / Pyne zonder Cesseren<br />

Den hemel zal ontdecken haerlieder zonden<br />

pyne die in nieuwe pynen zal Dobbeleren<br />

hulijnghe / gheween / en gheen ander tryumpheren<br />

5 zullen zy hebben in die peckdonckere gronden<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

445 r<br />

+ Sapien primo<br />

+ Ezech.18.<br />

+ Mathei .9.<br />

+ Mathei .25.<br />

+ Ezech.21<br />

+ Esai 9<br />

+ iob primo.<br />

+<br />

Naum 2<br />

+<br />

iohel 2<br />

+<br />

Sapien primo<br />

+ 445 v


217<br />

Als in een landt vul ketyfuicheden bevonden<br />

daer vervaerlicheyt word eeuwich binnen leuende<br />

een sterck vier zalse verslynden teeuweghen stonden +<br />

Blaeckende pynlick ende straf ancleuende +<br />

10 Nochtans zalt hemlieden gheen licht zyn gheuende +<br />

want zonne mane sterren daer niet helpen mach<br />

maer eeuwich in afgryslicheyt wesen Beuende<br />

vul weewyticheyt met een zwaerzuchtich gheclach<br />

duusent iaer zal zulck dyncken daer eenen dach<br />

15 elck zal Ieghens zynen naesten verwondert wesen +<br />

en diemen voormaels schoone wit int aenschyn zach<br />

zullen Rood dan als een vier zyn zonder ghenesen<br />

dat meer word en mestroostegher bouen desen<br />

zy zullen hongheren / ende gods knechten zullen eten<br />

20 durstich gaepende zullen zy zyn vpgheresen +<br />

maer gheen lauenesse zullen / dan gods knechten weten<br />

beschaemt worden de Quaeghezeyde ghezeten<br />

als gods knechten in gods aenschyn zyn zullen verhueght<br />

Den heere louende drievuldich end onghespleten<br />

25 als droufheyt tsgheests / word der onghelooueghen vruecht<br />

vuyl gallewatre wordt by hemlieden ghetueght +<br />

end huer spyse wordt alseme bittere quaet<br />

oft zen haddent bet verdient / met gheloouender duecht<br />

doe zy ter weerelt Leefden in huer zondighen staet<br />

30 dies Teuangelion ghelooft / en tot christum ghaet +<br />

zyn aenschyn en zal hy niet keeren bezyden<br />

keert te godewaerts ghelooflick / Want zonder aflaet<br />

Felle pyne zullen de Quaegheseyde Lyden /<br />

+ Huer beken zullen daer worden bekeert in peck +<br />

huer stof in sulpher in bernende peck haer landt<br />

onblusschelick zalt barnen in een eeuwich bespreck<br />

end hebben zy daer dan <strong>van</strong> durste ghebreck<br />

5 inne die helssche alderhittichste Brandt<br />

des vulle droufheyts keilct totten ghisteghen Cant<br />

die zullen zy moeten daer hute dryncken +<br />

Dies metten Rycken vrecken om onderstandt<br />

wel Roupen vader Abraham wilt ons ghedyncken<br />

10 doch lazarum te zendene wilt ons nv schyncken +<br />

dat hy zyn vynghere steke int watere vry<br />

om ons tonghen vercoelen die durstich styncken<br />

v<strong>van</strong>t ghepynicht in grooter vlammen zyn wy<br />

maer worden onghehoort / dies huer Roup word An my<br />

15 vermalendyd zy den dach daer ick in was gheboren +<br />

dat oock myn moeders Lichaeme vermalendydt zy<br />

dat ick daer in te versmoorene was niet gheCoren<br />

och bem icker huutghecommen / om tzyne verloren<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

Psal 20<br />

+<br />

2 Regum 23<br />

+ Sapien 17<br />

+ Esai .13.<br />

+ Esai 65<br />

+ iere 9.<br />

+ Marci primo.<br />

+ 446 r<br />

+ Esai 34<br />

+ Ezech 23.<br />

+ Luce 16<br />

+ iere 21


218<br />

als bewuender der helsscher diepdoncker stallynghen<br />

20 dies zullen claeghlick Roupen / als aerme verzworen<br />

berghen open ghaet dect ons met ouervallynghen +<br />

huerer pynen verbreeden daer zonder smallynghen<br />

end om steruen en zien zy daer nemmermeer doodt<br />

maer dat zy moeten wesen gods aenschyns ballynghen<br />

25 dat doetse pyne Bouen dalder pynlicxste noodt<br />

tvier des heeren es ontsteken duer thoorne groot +<br />

en tzal bernen inder hellen onderste steden<br />

dus ghedynct vp christus bloedeghe wonden Roodt<br />

zyt gheloofuich / keert hu <strong>van</strong> ongoddelicheden<br />

30 v<strong>van</strong>t doet ghyt niet / thuwer pynelicker onvreden<br />

met zulcx zalmen elck pynlick ter hellen bestryden +<br />

als hy bezondicht blyft / ende naer dhelssche zeden<br />

Felle pyne zullen de Quaeghezeyde Lyden /<br />

+ Prinche<br />

Dyn huterste ghedynct in al huwe wercken<br />

end in deeuwicheyt ghy niet zondighen zult +<br />

vreest den heere / zyn gheboden wilt ouermercken<br />

5 hem alleene dient / zyn voys hoort / hu ziele zalt stercken +<br />

hy Roupt thuwaerts dat den hemel mach worden vervult +<br />

doet <strong>van</strong> hu vreimde goden / eer ghy word verdult +<br />

end als ghy hem mueght vynden zouct god den heere +<br />

wordt verlicht / tot hem ghaet / end afquyt huwe schult +<br />

10 zouct doch aluooren tRycke gods tallen keere +<br />

hu ziele zal leuen ende steruen nemmermeere<br />

zouct ghy den heere met een vastgheloouich betrauwen +<br />

ghy zult hem vynden / zouct ghy hem neerstelick zeere<br />

dus bereedt daer hu herte toe zonder verflauwen +<br />

15 ende zouct ghy hem niet / het zal hu berauwen +<br />

want / <strong>van</strong>den minsten totten meesten zult steruen<br />

ende metten quaeghezeyden gods aenschyn niet schauwen<br />

noch oock hebben deel in zyne hemelssche erfuen<br />

Doch mensschen wilt hu zeluen niet gheel bederfuen<br />

20 maer tzynder gratien stoel / zyt om ghaen gheneghen +<br />

vp dat ghy bermherticheyt mueght verwerfuen<br />

ende by hu zy Bequaeme hulpe vercreghen<br />

v<strong>van</strong>t blyft ghy in huwe quaetdolende weghen<br />

end hartneckich ondancbaer in hu zonden Leeft<br />

25 wel mueght peynsen dat god toornich vp hu bedeghen<br />

thuwaerts gramlick zyn zweerd vpgheheuen heeft +<br />

en zyn boghe ghespannen bereed / dus beeft<br />

end eer hy hu zyn plaeghen der zielen zend<br />

hu quaet leuen hem gheheel in zyn handen gheeft +<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ Osee 10<br />

+ deutero 32.<br />

+ Sapien.11.<br />

+ 446 v<br />

+ Eccli 7<br />

+ deutero/13<br />

+<br />

iob .33.<br />

+<br />

.1. Regum 7<br />

+<br />

Esai 55<br />

+<br />

Psal 33<br />

+<br />

Mathei 10<br />

+ Psal 68<br />

+<br />

.2. parali 15<br />

+<br />

.1. para/22<br />

+ hebre 4<br />

+ Psal 7<br />

+ Sapien primo


219<br />

30 en met simpelder herten hem wandelt omtrent<br />

tot inden hendt<br />

end hem bouen alle goden / den ghecruusten god kendt /<br />

+<br />

dat ghy metten welghezeyden mueght naermaels verblyden<br />

keert doch te wylent ghy Leeft / of int helssche torment<br />

Felle pyne zult met de Quaeghezeyde Lyden<br />

Aucteur<br />

5 Indien / eens myn wyf was / als ick wech bem / wild yet<br />

yeuwers doen stellen Teender memorie<br />

zo wild ick wel indien dat gheschiet<br />

dit Epithaphium en gheen andere Niet<br />

ghestelt zy / zonder pompeuse glorie<br />

Myn Epitaphium<br />

Hier light tvleesch begrauen / Van die eens was<br />

vul zondich ghebras<br />

nv gheworden / der woormen spyse voorwaer<br />

Tleuen wierd hem ontAeszemt / als vier in tvlas<br />

15 slymzondich ghevoormt / niet dan ydel gheblas<br />

in tleuen hebbende gheen zeker compas<br />

broosscher dan glas<br />

Masse <strong>van</strong> eerdsscher materie vergaedert zwaer<br />

Ter eerden / moet dies Tvleesch wederkeeren daer<br />

20 als tot zynder moeders buuck / tes natuerlicke <strong>Rene</strong><br />

doch al wat tleuen ontfaen heeft / volght steruen naer<br />

hoe Liefzaemich paer<br />

als Roock verghaet oock / elcx leuen openbaer<br />

Rasch Vp End // Hene.<br />

Aucteur<br />

Ofte waere dit te lanck of te groote cost<br />

zo laet ict zonder veel meer ghebods // dryfuen<br />

Doet tnaeruolghende naglen / An muer of post /<br />

++<br />

tzal mueghlick yemandt / om de minne gods // schryfuen<br />

of laetment / thooft Rust ick met ander zots // lyfuen<br />

Myn ander Epitaphium<br />

Eduwaerd De Dene / heeft betaelt natueren schult<br />

5 Wanneer?<br />

+ Fol. 447 v, r. 10 (woorden in humanistisch schrift), 19 ‘Reden’, ‘discretie’, 20 ‘goetdyncken’<br />

onderstreept.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 447 r<br />

+ 447 v


220<br />

Int iaer maend dach / als zyn tydt was vervult<br />

Niet eer.<br />

Myn testamentarissen<br />

Hier naer / dient der conclusien spetie<br />

10 kiesende de testamentarissen Myn<br />

Redene / goetdyncken ende Discretie<br />

die bid ick om vulcommen myn testament fyn<br />

ick hope zy zullender Ten sterfhuuse zyn<br />

Voor moeyte sallaris tale wedertaele<br />

15 end <strong>van</strong> myne * weduwe te adsisterene<br />

gheef ze <strong>van</strong> nv / myn wyfs Bueterschaele<br />

Omme alle zaecken int generaele<br />

end speciale<br />

met Reden en discretie te balancherene<br />

20 Midsgaders met goetdyncken / oock taccorderene<br />

Aucteur<br />

+<br />

Dus commende ten hende daert al toe tendeirt<br />

<strong>van</strong> god almachtich wil ick niet vervremen<br />

den gheest / zinnen / herte / themwaerts concludeirt<br />

25 die eeuwich tryumpheirt<br />

inder naervolghender manieren gheComponeirt<br />

Wildick Eenen gheestelicken adieu Nemen<br />

Myn zonden weghen als Lood / myn duechden als Lemen /<br />

Vanden vlasse<br />

30 knyebughelick zonder offrande <strong>van</strong> Wasse<br />

Bidhu / dat my zaelich doen Anwasse **<br />

Refereyn<br />

Ick Weet dat myn verlosser Leeft bouen al +<br />

en dat ick zal ten huutersten daeghe zaen<br />

huuter eerden verRysen / ende wederomme zal<br />

5 met mynen velle worden ommevaen<br />

ende zal in myn vleesch alsoo ghedaen<br />

god zien / den welcken ick zelue voorwaer<br />

zal zien / en myn ooghen hem anschauwende staen<br />

en gheen ander god dit es zoo myn hope claer<br />

* ‘myne’ interlineair toegevoegd.<br />

** r. 29-31 later bijgevoegd; het schrift is anders, meer lopend, en de inkt is donkerder.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

448 r<br />

+ iob.


221<br />

10 want myne Rechtueerdeghe hulpe eenpaer<br />

es <strong>van</strong>den heere / huut gheen mensschens Regieren<br />

doch straft my niet in huwe toornicheyt daer<br />

ghy god die onderzouct herten en Nieren<br />

die ons metter croone hebt willen verchieren<br />

15 alse metter schilt <strong>van</strong> huwer wille goet<br />

Ouer ons zy hu bermhertich hanthieren<br />

alsoo elck onser hope te huwaerts doet<br />

ghelyck een groen vruchtdraeghende olyfboom zoet<br />

inden huuse gods heb ick ghehoopt onbevreest<br />

20 in gods bermherticheyt eeuwich / dies clouck ghemoet<br />

ende zonder zwaerheyt<br />

in huwen handen heere beueel ick mynen gheest<br />

Die my verlost hebt Myn god der waerheyt<br />

Mensschens hulpen zyn ydel/ niet weerdich om prysen<br />

25 doet ons dies bystandt heere doch inden noodt<br />

In god zo willen wy sterckheyt bewysen<br />

end hy zal te nieten doen / onser vyanden stoot<br />

in my O god zyn huwe beloften groot<br />

Myn zaet zal hu dienen / myn ziele zal hu leuen<br />

30 de welcke ghy hebt verlost <strong>van</strong>der doodt<br />

en myn voeten hebt ghy <strong>van</strong>den val vpgheheuen<br />

vp dat ick behaeglick zou worden ghebleuen<br />

inder leuenden Licht voor god almachtich<br />

ick ghelooue oock zonder twyfuelick sneuen<br />

+<br />

dat ick zien zal des heeren goeden warachtich<br />

in tlandt der leuenden / naer ons verwachtich<br />

want veel hemelssche wuensten zyn daer bereed<br />

myn hooft zyt ghy verheffende Crachtich<br />

5 heere god myn Liefhebber met Liefden heet<br />

hu aenschyn es vul gratien ick certeynlick weet<br />

in hu stel ick dies myn hope dan alder meest<br />

end als de ziele zal worden <strong>van</strong> tleuen ontcleedt<br />

huut tsweerelts aerbeydt<br />

10 in huwen handen heere beueel ick mynen gheest<br />

die my verlost hebt Myn god der waerheyt<br />

Zaelich es de man die hoopt inden heere<br />

dus ghy alle die in hem hopende zyt<br />

werct manlick Laet therte ghesterct zyn zeere<br />

15 v<strong>van</strong>t zulcken zal om<strong>van</strong>ghen bermherticheyts tyd<br />

die heere god almachtich ghebenedydt<br />

zal verlossen de ziele <strong>van</strong> zynen knechten<br />

end alle die in hem hopen zonder Respyt<br />

zullen niet mesdoen tzyn gods ghescreuen Rechten<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 448 v


222<br />

20 eist dat wy onse hope te godewaerts vlechten<br />

wat ons de mensschen doen / zullen wy vreesen niet<br />

al wierde men ons Lastich / ghekethent in hechten<br />

huut tsheeren hope / en willen wy vlieden ziet<br />

Ontfaermicheyt es groot ouer ons gheschiet<br />

25 ghy heere abrahams god / stercxst ghenadich bedauwen<br />

myn zaelicheyt myn toevlucht in alle verdriet<br />

dus al doodet ghy my / in hu zalick betrauwen<br />

v<strong>van</strong>t een boom die hoopt / al es hy afghehauwen<br />

zyn tacxkens spruten weder / tblyct in tsweerelts forreest<br />

30 maer hoe der gheveynsder hope mach gheel verflauwen<br />

<strong>van</strong> deeuweghe claerheyt<br />

in huwen handen heere Beveelick mynen gheest<br />

Die my verlost hebt myn god der waerheyt /<br />

+ Prinche<br />

Eist dat ons eerdsche huus weten wy vry<br />

deser eerdscher wuenynghen wordt ontbonden<br />

een themmeraidge huut god zo hebben wy<br />

5 een huus niet met handen ghemaect bevonden<br />

maer eeuwich inden hemel vp vaste gronden<br />

der beloften christi zekerlick ghefondeirt<br />

dus laets zyn dancbaerich ende schuwen zonden<br />

ende hopen inden heere vierich onghecesseirt<br />

10 der bedructen toevlucht es hy gheordonneirt<br />

end een hulper in onse Noodzaeckelicheden<br />

Vp tsheeren hope zyn ons vaders clouck ghepasseirt<br />

ende zy zyn verlost met ghezondicheden<br />

zy hebben ghehopet zonder twyfelicheden<br />

15 ende zy en zyn niet beschaemt ghevelt<br />

in vrede in dat zelfde met Rustelicheden<br />

zal ick slaepen // Want heere naer hu ghewelt<br />

hebt my zonderlynghe in hope ghestelt<br />

ende hope beschaemt niet voor eenich tempeest<br />

20 dus hoe dat my tvleesch of de weerelt quelt<br />

met openbaerheyt<br />

in huwen handen heere Beueelick mynen gheest<br />

Die my verlost hebt Myn god der waerheyt /<br />

Aucteur<br />

25 Slutende Myn simpel Componerynghe<br />

als zynde / een <strong>van</strong> tsweerelts onwyse<br />

in teeckene myns wercx confirmerynghe<br />

naer myn vermueghende speculerynghe<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 449 r


+<br />

heb ick Aerm zondeghe woormen spyse<br />

30 Refereynsche ghyse<br />

Dit onderteeckent / met mynder devyse /<br />

Refereyn<br />

223<br />

EDEl * heere ghy Regiert my vast onbezweken<br />

in die plaetse der weydinghen ghestelt hebt my<br />

dies weet ick wel niet en zal my ghebreken<br />

5 vpder vermaeckynghen watren ick vpghevoedt zy<br />

ghy hebt bekeert myn ziele dit weet ick vry<br />

ende oock my gheleed zo wel bequame<br />

vp die weghen huwer Rechtueerdicheyt ghy<br />

om de wille <strong>van</strong> huwe Bermherteghe Name<br />

10 Dus al wandeld ick / myn heere god eersame<br />

al gheheel int middel mynder schaduwen doodt<br />

gheen quaet en zal ick vreesen / Te mynder onvrame<br />

want heere ghy zyt met my in alle myn noodt<br />

hu Roede end huwen stock <strong>van</strong> machte groot<br />

15 die hebben vertroostynghe my ghegheuen<br />

my een tafel in myn anzien / bereedt hebt Minioot **<br />

ieghens die my quellende zyn beseuen<br />

hu bermherticheyt / es myn naervolghen ghebleuen<br />

heere / alle die daeghen myns leuens Lanck<br />

20 in dyn huus zal ick wonen / end eeuwelick Leuen<br />

in lancheden der daeghen / huut eerdsche be<strong>van</strong>ck<br />

dus myn ziele zeght hu heere dies eeuwich danck<br />

en bidde gheeft my cracht ieghens huwe vyanden<br />

met Recht en <strong>Rene</strong><br />

25 dat zy my niet en <strong>van</strong>ghen in huere waranden<br />

Rasch. Vp. End. Hene.<br />

WAERT den vyandt mach spyten / tot zyns bedwynghen<br />

Lof zalick god den heere in myn leuen lesen<br />

dien god / god ende menssche Lof zal ick oock zynghen<br />

30 also langhen tydt / als dat ick hier zal wesen<br />

ick wil my niet verlaeten vp princhen gheResen<br />

+<br />

Noch oock vp der mensschen kynderen mede<br />

inden welcken en es gheen troostich ghenesen<br />

anders dan huut zulcx betrau vermalendydhede<br />

maer vp hu heere god der Liefden en vrede<br />

* ‘EDEl’: ‘l’ in gotische cursief.<br />

** ‘Minioot’: oorspronkelijk ‘My...’; ‘y’ gewijzigd tot ‘i’ en eerste been <strong>van</strong> ‘n’.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

449 v<br />

+ 450 r


224<br />

5 ghy die de waerheyt / inder eeuwicheden bewaert<br />

die Recht doet / welcke Lyden tonRechte snede<br />

en die wie honghert / ghy spyse om etene ghaert<br />

die ontbyndt die ghe<strong>van</strong>ghenen zynde bezwaert<br />

Och ghy heere die de blende maect ziende wel<br />

10 die den nederghesleghen vpRecht ende spaert<br />

die Rechtueerde bemindt gods ghenaedich voortstel<br />

ghy god die my verlost hebt huut tsdoods ghequel<br />

die bewaert vreimdelynghen ende weesen tsaemen<br />

die weduwen ontfanghen ghehulpich zult snel<br />

15 en negheenssins zult / die in hu hopen beschaemen<br />

heere iesu hu nv bid ick ghy hooghst <strong>van</strong> naemen<br />

diemen zou mueghen in dhemel oft eerde huutspreeden<br />

myn troostbaer Lene<br />

dat ghy myns zyt ghenaedich als ick moet scheeden<br />

20 Rasch. Vp. End. Hene<br />

DE stemme <strong>van</strong> my heere god wilt Anhooren<br />

daer ick mede gheroupen doch bem tot hu<br />

myns ghenaedich zyt / en wilt hu gheenssins verstooren<br />

noch myns straffen in dyns toornegher gramschaps gru<br />

25 keert hu aenschyn <strong>van</strong> my niet dat bid ick nv *<br />

ende <strong>van</strong> huwen knechte doch niet en ghaet<br />

inne huwer gramschap my dan maeckende schu<br />

maer wilt myn hulper wesen / zonder eenich verlaet<br />

doch huwer ghelyckenesse heere / niet en versmaet<br />

30 ghy god myn zalichmaecker vrouch ende spaede<br />

ghelaeten heeft my myn vaeder ende moederlick zaet<br />

maer ghy hebt vpghenomen my in ghenaede<br />

al verhief huer een strydt daer <strong>van</strong> eeneghen quaede<br />

ieghens my hopen zal ick vast inden heere<br />

+<br />

of al light ieghens my een heyr / als wel te Raede<br />

zal myn herte vreesen nochtans te gheenen keere<br />

want ghy heere zyt myn stercte / Bermhertich zeere<br />

Myn god in wiens handen zyn myne Tyden<br />

5 staet vp myn god / Wien ick nv dancbaerheyt vermeere<br />

en met huwer ghezonde wilt my verblyden<br />

vvilt huwe erfuenesse gheBenedyden<br />

Regiertse en verheftze tot in deeuwicheyt<br />

eer de vrucht verDweine<br />

10 en bewaert my duer dyn dierbaer bloedt huutghespreyt<br />

Rasch Vp End. Hene<br />

* Vóór ‘nv’ ‘hu’ doorgehaald.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 450 v


225<br />

NEimt myn zonden of Princelick god der goden<br />

myn ooghen zien thuwaerts met vasten betrauwe<br />

zoo de ooghen des Ioncwyfs end andre Dienstboden<br />

15 vpde handen zien <strong>van</strong> huerlieder vrauwe<br />

Tot dat ick ghenaede <strong>van</strong> hu Anschauwe<br />

want maer een Rechter esser / ende stelder der wet<br />

die my mach behouden huut alder Rauwe<br />

ofte zenden in dat verdommelick Net<br />

20 de wet die es duer moysen ghegheuen / maer bet<br />

Duer hu iesu christe gheschiet es gratie<br />

ende waerheyt gheduerich vry vranck onbelet<br />

die in traenendal waeren ghedoode natie<br />

gheen woord es hu onmueglick teenegher spatie<br />

25 ghy Abrahams god / alle dynck machtich en sterck<br />

Oordeelt my dies heere Tmynder Recreatie<br />

naer hu bermherticheden ende niet naer myn werck<br />

want als een onReyn cleedt in tsweerelts perck<br />

heere / al myn Rechtueerdicheden Blycken<br />

30 Waer vp wil ick dan aerm donckerzondich zwerck<br />

my verlaeten als ghy zult hu vonnesse strycken<br />

dan thuwaerts god heere der hoogster Rycken<br />

want hu alleene heere ken ick my beschuldich<br />

++<br />

die zondich stene<br />

maer die te beweenene bem ick ghehuldich<br />

Rasch. Vp End. Hene.<br />

Conclusie<br />

5 Aucteur<br />

Hier mede // tot vrede * // Myn testament ick slute<br />

Eer my de Dood myn Licht huutsnute<br />

Den tydt ghebruuck ick by Tribute<br />

schier<br />

10 zeker heb ick niet een Minute<br />

hier<br />

ghae ick stae ick hoe ick Rute<br />

ghaep ick slaep ick hoe ick ghute<br />

Lesende wysheyt / of zotte clute<br />

15 // zoet gheluud <strong>van</strong> schalmeye oft Lute<br />

my melodieuslick in de ooren tute<br />

eit ick stick ofte spreed ick stute<br />

ende wat vruecht ter weerelt sprute<br />

Tghaet eens // ick meens // al vp de grute<br />

20 Met een snick met een mist Vlieght tleuen hute<br />

+ Fol. 451 r, r. 21, 24, 25 onderstreept.<br />

* ‘tot’ later toegevoegd en ‘vrede’ verbeterd uit ‘mede’, beide in lichtere inkt.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+ 451 r


Carnation +<br />

226<br />

Corts vpden Woensdach kerstnacht elleuen hueren // bij<br />

Dit testament / vulhend was / int Labueren // vrij<br />

[EDElick. BeWAERD.]<br />

+<br />

EDElick. BeWAERD.<br />

25 DE.ReDENE<br />

+ Fol. 452 en 453, genummerd door dezelfde oude hand, bleven blanco.<br />

Eduard de Dene, Testament rhetoricael<br />

+<br />

24 a December .1561.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!