10 07 Eindrapport Bestuurlijke Toekomst - Gemeente Noordwijk

10 07 Eindrapport Bestuurlijke Toekomst - Gemeente Noordwijk 10 07 Eindrapport Bestuurlijke Toekomst - Gemeente Noordwijk

14.09.2013 Views

26 zorgpartners te professionaliseren, de slagkracht te vergroten en het bestuur adequaat te ondersteunen. Opdeling in specialismen per gemeente voldoet niet aan de voorwaarden voor integraliteit. Eén intergemeentelijke beleidsafdeling kan beleidsvoorbereidend werk verrichten voor 5 afzonderlijke bestuurders en raden. Eén intergemeentelijke beleidsafdeling Maatschappelijke Ondersteuning met verschillende samenhangende prestatievelden zou echter pas werken als ook collegiale afdelingen samen zouden werken: Onderwijs, Sport en Cultuur. De afdeling zou ondergebracht kunnen worden binnen de ISD, maar dan nog moet gewaakt worden voor een isolement: beleidsvoorbereiding vereist steeds vaker een brede integrale aanpak. De samenwerking betreft ook het samenvoegen van de budgetten (met uitzondering van Katwijk): samenwerking betekent immers het verkleinen van de risico’s. Beleid, budgetten en riciso horen bij elkaar. Elke raad heeft nu budgetrecht; gekeken zou moeten worden op welke wijze dit recht overgedragen zou kunnen worden. De financiële verantwoording is nu al complex; samenvoeging van budgetten mag niet tot verdere complexiteit leiden. Uitvoering: meer integraliteit binnen het uitgebreid Sociaal Domein-takenpakket vraagt ook om reorganisatie of het re-shuffelen van taken bij de uitvoeringsorganisatie ISD en de Maregroep. Een aantal varianten verdient nader onderzoek: - ISD zou een onderdeel kunnen worden van één grote integrale uitvoeringsorganisatie. De winst van de integraliteit gaat wellicht verloren bij een te grote schaal. - Een uitvoerings- en beleidsorganisatie volgens de lijnen van individuele of collectieve zorgbehoefte en cliēntenstromen is mogelijk. Voor de jeugdzorg lijken wijkteams leidend te worden; de grootte en definitie van deze wijkteams is nu nog niet vastgesteld, e.e.a. is afhankelijk van draagkracht en risico-inschatting (huidige discussie binnen Holland Rijnland). - Werk & Inkomen zou ondergebracht kunnen worden bij de ISD. - Leiden blijft met betrekking tot Jeugdzorg op bovenregionaal niveau de hoofdrol spelen, maar de uitvoering die nu bij de 5 gemeenten ligt zou meer in samenwerking kunnen worden opgepakt. - Participatiewet: de afdeling re-integratie van de ISD wordt ondergebracht bij de Maregroep; dan zal gekeken moeten worden naar de plaats van het Werkgeversserviceloket en de positie en opstelling van Katwijk en andere partners. Ook hier geldt dat eerst de afspraken in het Sociaal Akkoord afgewacht moeten worden (pm). Een strategische agenda vraagt om eenduidige aansturing door minder lagen met minder politieke drukte. Politieke besluitvorming zou op Bollenvijf niveau moeten plaatsvinden en ook het politieke debat zou op dit niveau gevoerd moeten worden. Het gaat enerzijds om het creëren van een bevoegdheid om regionaal aan te sturen (een regionale portefeuillehouder voor de strategische agenda) en anderzijds om regionale

27 legitimatie. Hierbij moet gewaakt worden dat de politiek niet op een te grote afstand van inwoners af komt te staan. De verantwoordelijk wethouder werkt met vertrouwen en moet oog hebben voor verschillende lokale belangen als gemeenschappelijke regionale belang. Omgekeerd heeft de wethouder het vertrouwen nodig van de raadsleden. Samenwerking vereist ook dat lokale raadsleden elkaar eerder in het voorbereidingsproces ontmoeten, bijvoorbeeld in een raadscommissie op Bollenvijfniveau. Toenemende politieke gevoeligheid vereist vastlegging van bevoegdheden. Het is mogelijk een splitsing te maken tussen onderwerpen van lokaal belang en van bovenlokaal belang. Voor sommigen onderwerpen geldt dat ze zelfs beter op bovenregionaal of landelijk niveau belegd kunnen worden. Dat geldt nu voor bijvoorbeeld Jeugdzorg- en beleid (inkoop en visieontwikkeling) en Passend Onderwijs, die door Holland Rijnland worden opgepakt. De lokale aangelegenheden blijven in behandeling bij de afzonderlijke gemeenteraden. Te denken valt aan: zorg voor gebouwen en openbare ruimte, sport & cultuur, speeltuinen etc. Op verzoek kunnen lokale onderwerpen bij de intergemeentelijke beleidsafdeling worden belegd. Gezamenlijke beleidsvoorbereiding van deze nietstrategische taken blijft mogelijk en zou zelfs zeer wenselijk zijn vanwege de integraliteit: gemeenten krijgen dan varianten voorgelegd die recht doen aan de lokale verschillen. Dat vergt een wijziging van de huidige beleidsvoorbereiding. Het belangrijkste is dat er oog blijft voor het lokale belang: de positie van de lokale aanbieders, het vrijwilligerswerk, lokaal ouderenbeleid, de welzijnsorganisaties. Wethouders hebben dus als het ware twee petten op: een lokale en regionale. Op lokaal niveau houden wethouders een belangrijke signaleringsfunctie om lokale vraagstukken op Bollenvijfniveau neer te leggen. Het raadslid blijft, ondanks de overdracht van bevoegdheden, in de rol van lokale belangenbehartiger. Het bovenlokale belang kan worden belegd bij een Bollenraad die bestaat uit een Algemeen Bestuur en een Dagelijks Bestuur. Het Algemene Bestuur is opgebouwd conform de getalsverhouding tussen de afzonderlijke raden in de deelnemende gemeenten. Er is dan een Duin- en Bollenraad als representatie vanuit de vijf gemeenteraden die bijvoorbeeld maandelijks bij elkaar komt. Het politieke debat over de afgesproken onderwerpen zou van de gemeenteraad naar de Bollenraad verlegd moeten worden. Het politieke gesprek vanuit de Bollenraad zou gevoerd moeten worden met een Dagelijks Bestuur dat gekozen is op het vermogen om het bovenlokale belang te dienen (en niet een verlengd lokaal belang). Een Bollenraad moet het vertrouwen in een portefeuillehouder kunnen opzeggen, wanneer deze onvoldoende de regionale ambities dient. De portefeuillehouder (annex DB-lid) is dus niet een coördinerend wethouder in de zin dat hij eerst overlegt met zijn vier collega’s en daarna politiek aanspreekbaar is (primus inter pares), maar is zelf politiek aanspreekpunt voor de afgesproken agenda van bovenlokale zaken. Hij legt alleen verantwoording af aan de Duin- en Bollenraad.

27<br />

legitimatie. Hierbij moet gewaakt worden dat de politiek niet op een te grote afstand<br />

van inwoners af komt te staan. De verantwoordelijk wethouder werkt met vertrouwen<br />

en moet oog hebben voor verschillende lokale belangen als gemeenschappelijke<br />

regionale belang. Omgekeerd heeft de wethouder het vertrouwen nodig van de<br />

raadsleden. Samenwerking vereist ook dat lokale raadsleden elkaar eerder in het<br />

voorbereidingsproces ontmoeten, bijvoorbeeld in een raadscommissie op<br />

Bollenvijfniveau. Toenemende politieke gevoeligheid vereist vastlegging van<br />

bevoegdheden.<br />

Het is mogelijk een splitsing te maken tussen onderwerpen van lokaal belang en van<br />

bovenlokaal belang. Voor sommigen onderwerpen geldt dat ze zelfs beter op<br />

bovenregionaal of landelijk niveau belegd kunnen worden. Dat geldt nu voor<br />

bijvoorbeeld Jeugdzorg- en beleid (inkoop en visieontwikkeling) en Passend Onderwijs,<br />

die door Holland Rijnland worden opgepakt.<br />

De lokale aangelegenheden blijven in behandeling bij de afzonderlijke gemeenteraden.<br />

Te denken valt aan: zorg voor gebouwen en openbare ruimte, sport & cultuur,<br />

speeltuinen etc. Op verzoek kunnen lokale onderwerpen bij de intergemeentelijke<br />

beleidsafdeling worden belegd. Gezamenlijke beleidsvoorbereiding van deze nietstrategische<br />

taken blijft mogelijk en zou zelfs zeer wenselijk zijn vanwege de<br />

integraliteit: gemeenten krijgen dan varianten voorgelegd die recht doen aan de lokale<br />

verschillen. Dat vergt een wijziging van de huidige beleidsvoorbereiding. Het<br />

belangrijkste is dat er oog blijft voor het lokale belang: de positie van de lokale<br />

aanbieders, het vrijwilligerswerk, lokaal ouderenbeleid, de welzijnsorganisaties.<br />

Wethouders hebben dus als het ware twee petten op: een lokale en regionale. Op lokaal<br />

niveau houden wethouders een belangrijke signaleringsfunctie om lokale vraagstukken<br />

op Bollenvijfniveau neer te leggen. Het raadslid blijft, ondanks de overdracht van<br />

bevoegdheden, in de rol van lokale belangenbehartiger.<br />

Het bovenlokale belang kan worden belegd bij een Bollenraad die bestaat uit een<br />

Algemeen Bestuur en een Dagelijks Bestuur. Het Algemene Bestuur is opgebouwd<br />

conform de getalsverhouding tussen de afzonderlijke raden in de deelnemende<br />

gemeenten. Er is dan een Duin- en Bollenraad als representatie vanuit de vijf<br />

gemeenteraden die bijvoorbeeld maandelijks bij elkaar komt. Het politieke debat over<br />

de afgesproken onderwerpen zou van de gemeenteraad naar de Bollenraad verlegd<br />

moeten worden.<br />

Het politieke gesprek vanuit de Bollenraad zou gevoerd moeten worden met een<br />

Dagelijks Bestuur dat gekozen is op het vermogen om het bovenlokale belang te dienen<br />

(en niet een verlengd lokaal belang). Een Bollenraad moet het vertrouwen in een<br />

portefeuillehouder kunnen opzeggen, wanneer deze onvoldoende de regionale ambities<br />

dient.<br />

De portefeuillehouder (annex DB-lid) is dus niet een coördinerend wethouder in de zin<br />

dat hij eerst overlegt met zijn vier collega’s en daarna politiek aanspreekbaar is (primus<br />

inter pares), maar is zelf politiek aanspreekpunt voor de afgesproken agenda van<br />

bovenlokale zaken. Hij legt alleen verantwoording af aan de Duin- en Bollenraad.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!