14.09.2013 Views

Algemene informatie ontstaansgeschiedenis heide - De Hoge Rielen

Algemene informatie ontstaansgeschiedenis heide - De Hoge Rielen

Algemene informatie ontstaansgeschiedenis heide - De Hoge Rielen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Biotoopstudie <strong>heide</strong><br />

<strong>Algemene</strong> achtergrondinfo<br />

Flora en fauna op de <strong>Hoge</strong> <strong>Rielen</strong>


Ontstaan en evolutie van de <strong>heide</strong><br />

Na de laatste ijstijd (Würm), het begin van het Holoceen (ca 8000 jaar v C.) lag onze Noordzee er droog bij.<br />

Er overheersten toen noordwestenwinden die het zand van de zeebodem landinwaarts joegen.<br />

<strong>De</strong> kustduinen werden gevormd door de zwaarste zandkorrels. Lichtere korrels bedekten de Kempen, de<br />

zogenaamde dekzanden. <strong>De</strong> hele lichte korrels (of leem) belandden in onze huidige leemstreek.<br />

Op deze dekzanden, meer bepaald voedselarme zandbodems, ontwikkelde zich het eiken-berkenbos (vanaf<br />

het Atlanticum). Op open plekken groeiden ook struikhei en dopheisoorten. Heide is immers van nature uit<br />

een lichtminnende pionierplant.<br />

Ook de menselijke bevolking evolueerde: nomadische volkeren namen in de loop van de tijd een<br />

sedentaire levenswijze aan. <strong>De</strong> ‘vroege veeteler’ liet zijn vee in de bossen weiden, hakte bomen om en<br />

verbrandde de bodem zodat het schrale land van mineralen werd voorzien.<br />

Vanaf de vroege middeleeuwen greep de ontbossing in versneld tempo om zich heen. Hout werd gebruikt<br />

als brandstof en als bouwmateriaal voor werktuigen, schepen en woningen.<br />

Het bos werd meer en meer open. Nieuwe boomopslag werd in de kiem gesmoord door het vee. Hierdoor<br />

verarmde de bodem verder.<br />

2


Door de gunstige milieufactoren gingen <strong>heide</strong>struiken domineren. Het strooisel van <strong>heide</strong> scheidt<br />

bovendien fulvozuren af. <strong>De</strong>ze zuren breken de bodemmineralen af tot hun elementen. Door het<br />

doorsijpelende regenwater worden deze voedingstoffen naar dieper gelegen lagen meegevoerd.<br />

<strong>De</strong> bodem raakte zo verder verzuurd, waardoor <strong>heide</strong> die met heel weinig tevreden is, nauwelijks<br />

concurrentie meer ondervond.<br />

Zo ontstonden uitgestrekte <strong>heide</strong>velden die, door eeuwenlange menselijke activiteit (afbranden, maaien,<br />

plaggen en begrazen), niet meer tot bossen uitgroeiden.<br />

HEIDE ALS HALFNATUURLIJK LANDSCHAP<br />

<strong>De</strong> ontwikkeling van <strong>heide</strong> is het resultaat van bepaalde vormen van menselijk beheer. <strong>De</strong> mens belette<br />

voornamelijk bosvorming. <strong>De</strong> natuurlijke ontwikkeling (n.l. de plantengroei) daarentegen gebeurde<br />

spontaan.<br />

Daarom noemen we <strong>heide</strong> een halfnatuurlijk landschap: het is deels mensenwerk en deels het werk van de<br />

natuur. Heide kan alleen maar overleven, mits actief ingrijpen van de mens.<br />

HET POTSTALSYSTEEM ALS VORM VAN LANDBOUWECONOMIE<br />

<strong>De</strong> mensen van de Kempen leefden op arme landbouwgronden. Enerzijds waren de gronden verschraald<br />

en verzuurd. Anderzijds bedekten de taaie <strong>heide</strong>struiken deze gronden.<br />

Om te overleven, benutten de mensen de natuur zo goed mogelijk. Eigenlijk pasten ze een<br />

kringloopeconomie toe, waarbij niets verloren ging.<br />

<strong>De</strong> struik<strong>heide</strong> was zo een dankbare, veelzijdige plant. Plaggen van struikhei werden namelijk gebruikt als<br />

dakbedekking van hutten. Daarnaast maakten de mensen van deze plant ook schuurborstels, bezems,<br />

matrassen en dekenvulling. Het kon ook dienen als vlechtwerk in afrasteringen. <strong>De</strong> stengels van struikhei<br />

waren bovendien erg geschikt als tanden voor rieken. En de scheuten werden bij het brouwen van bier<br />

gebruikt. Uit de nectar van de talrijke <strong>heide</strong>bloemetjes maakten de bijen honing. Ook de was in de<br />

honingraat was een gegeerd product voor het maken van kaarsen en als gietvorm voor het metaalgieten.<br />

Waar veen voorkwam, werd turf gestoken die het steeds schaarser wordende hout als brandstof verving.<br />

Het <strong>heide</strong>schaap, dat zich kon voeden met struikhei in de winter, was een bron van vlees, melk en wol én<br />

de levensnoodzakelijke mest.<br />

3


Om hun akkers te verrijken, pasten de landbouwers het potstalsysteem toe.<br />

1. <strong>De</strong> mensen staken plaggen op de <strong>heide</strong>. <strong>De</strong>ze plaggen (= bovenste zoden van de <strong>heide</strong>) werden<br />

laag voor laag uitgespreid in een stal met een verdiepte bodem, wat men een potstal noemde.<br />

2. Overdag graasden kudden schapen (ofwel ander vee) op de <strong>heide</strong>velden. ’s Nachts moesten zij op<br />

stal gaan staan om de ‘kostbare uitwerpselen’ te verzamelen. In de loop van het jaar raakte de<br />

potstal gevuld met mest, die regelmatig werd afgewisseld met een laag <strong>heide</strong>plaggen om de stapel<br />

droog te houden. Aan het einde van de winter stonden de schapen met de rug tegen de nokbalk<br />

van de potstal.<br />

3. In het voorjaar mestten de mensen de potstal uit. <strong>De</strong>ze rijkere plaggen gebruikten ze als meststof<br />

voor hun kleine akkertjes die ze rondom de dorpen aanlegden.<br />

4. Per 4 ha akkerland had de boer 25 à 30 ha <strong>heide</strong>veld nodig om zijn akkers vruchtbaar te maken en<br />

te bewerken.<br />

potstalsysteem in detail<br />

Het potstalsysteem werd in de Kempen vele eeuwen toegepast. Hierdoor ontstond er een cultuurgradiënt:<br />

de gronden rondom de dorpen werden alsmaar rijker door de bemeste plaggen (ofwel plaggenbodems),<br />

maar werden ook geleidelijk aan opgehoogd (zo’n 50 tot 100 cm); de <strong>heide</strong>velden daarentegen werden<br />

alsmaar schraler.<br />

Op het hoogtepunt van de potstalcultuur was op de zandgronden, buiten de dorpen en akkers, nauwelijks<br />

iets anders te vinden dan onafzienbare <strong>heide</strong>velden. En daar waar de grond zelfs voor de <strong>heide</strong> te arm<br />

werd, vormden zich (grote) stuifzandvlaktes.<br />

Tussen dorpen braken zelfs <strong>heide</strong>twisten uit om het recht, bepaalde <strong>heide</strong>gebieden te mogen beweiden.<br />

In de 19de eeuw stuikte deze landbouweconomie helemaal in elkaar door de uitvinding van de kunstmest.<br />

<strong>De</strong> landbouw was niet langer afhankelijk van de <strong>heide</strong> en de dierlijke mest.<br />

4


Bovendien bleek de schapenteelt in Australië veel goedkoper te zijn dan in Europa, waardoor er veel<br />

import kwam.<br />

Verder kende de steenkoolnijverheid een grote bloei. Er kwam veel vraag naar mijnhout. Grove den bleek<br />

voor deze functie heel geschikt. Grove den werd massaal voor de mijnbouw aangeplant: met de stammen<br />

werden de wanden gestut; het hout kraakt lang voordat het begeeft (kraakhout genoemd). Zo wisten<br />

mijnwerkers tijdig dat ze de mijngang moesten verlaten Daar bovenop gedijde deze naaldboom goed op de<br />

arme <strong>heide</strong>velden.<br />

En zo veranderde door de mens het landschap ingrijpend in een relatief korte periode.<br />

<strong>De</strong> <strong>heide</strong> als biotoop<br />

Zoals eerder aangegeven wordt het <strong>heide</strong>landschap beïnvloed door menselijke activiteit. Daarnaast spelen<br />

verschillende – natuurlijke - milieufactoren in het ontstaan en het behoud van de <strong>heide</strong> ook een rol.<br />

Vorming van een <strong>heide</strong>biotoop is alleen mogelijk in een maritiem klimaat: veel regen, hoge<br />

luchtvochtigheid, matig warme zomers en niet al te strenge winters.<br />

Er is een voedselarme zandbodem nodig. <strong>De</strong>ze bodem is erg doorlaatbaar: regenwater met erin<br />

opgeloste mineralen sijpelt door naar dieper gelegen lagen. Er is nauwelijks humusvorming. Alleen<br />

typische <strong>heide</strong>planten (zoals struikhei) kunnen in deze omstandigheden leven.<br />

Heide kan alleen maar groeien op plaatsen met een grote lichtintensiteit. Aangezien in de Kempen<br />

(Vlaanderen) bosvorming een natuurlijke successie (proces) is, zijn ingrepen van de mens<br />

noodzakelijk om <strong>heide</strong>vegetatie in stand te houden.<br />

Heide als levensgemeenschap<br />

Heidevelden liggen in open landschappen, waar wind, warmte en koude vrij spel hebben. In tegenstelling<br />

tot de bossen, is er geen hoge plantengroei die deze natuurelementen kan temperen.<br />

Zandbodem staat aan uiterste temperaturen bloot: het warmt erg snel op (snelle uitdroging), maar ’s<br />

winters kan het er ook stevig vriezen.<br />

Kortom, alleen organismen die zich aangepast hebben aan deze extreme omstandigheden, kunnen gedijen<br />

in een <strong>heide</strong>landschap. Zo vinden we geen grote versc<strong>heide</strong>nheid aan planten op de <strong>heide</strong>.<br />

Heide kunnen we nog opdelen in droge <strong>heide</strong> en natte <strong>heide</strong>, wat voornamelijk afhangt van de<br />

bodemvochtigheid.<br />

5


DROGE HEIDE<br />

Een zandbodem houdt weinig water en voedingsstoffen vast. Op de droge <strong>heide</strong> is het grondwater<br />

onbereikbaar voor de vegetatie. <strong>De</strong> planten moeten het stellen met het van de neerslag afkomstige<br />

hangwater.<br />

Struikhei, een altijd groene dwergheester, is de typische plant van de droge <strong>heide</strong>. <strong>De</strong> plant moet tegen<br />

uitdroging bestand zijn, zowel in de zomermaanden (wanneer de zandbodem heel snel opwarmt) als in de<br />

winter (door de lage luchtvochtigheid vormt uitdroging een grote bedreiging).<br />

Hoe beschermt de struikhei zich tegen de droogte? Zijn blaadjes zijn erg klein, wat de verdamping doet<br />

verminderen. Bovendien liggen de huidmondjes in diepe groeven, die extra beschermd worden door<br />

haartjes, waardoor het verdampingsproces tot een minimum herleid wordt. ’s Winters vouwt de plant zijn<br />

blaadjes zoveel mogelijk toe.<br />

struikhei struikhei – detail bloem struikhei – detail blaadjes<br />

klein warkruid of duivelsnaaigaren <strong>heide</strong>haantje<br />

parasiterende plant (zeldzaam) op jonge struik<strong>heide</strong> tast door zijn vraat oude <strong>heide</strong>struiken aan<br />

Andere dwergstruiken die op de droge <strong>heide</strong> voorkomen zijn kruipbrem en stekelbrem. Op de <strong>Hoge</strong> <strong>Rielen</strong><br />

is her en der jeneverbes aangeplant.<br />

6


jeneverbes – detail kruipbrem<br />

<strong>De</strong> boomlaag is in de meeste <strong>heide</strong>vegetaties nauwelijks aanwezig. <strong>De</strong> struiklaag daarentegen is goed<br />

vertegenwoordigd onder de vorm van dwergstruiken zoals struikhei en verschillende bremsoorten. Waar<br />

het terrein vochtiger wordt, zal struikhei in dophei overgaan.<br />

<strong>De</strong> kruidlaag is arm in soorten. Slechts enkele grassen o.a. bochtige smele, tandjesgras en pijpenstrootje<br />

kunnen zich hier stand houden. Bij verrijking van de bodem (toenemende stikstof) gaan grassen zoals<br />

pijpenstrootje en bochtige smele zich uitbreiden ten nadele van de <strong>heide</strong>planten. In het duingebied tref je<br />

zandzegge en buntgras aan. <strong>De</strong>ze planten zorgen ervoor dat het zand wordt ‘vastgelegd’. Langs de<br />

zandpaden vind je het zandblauwtje terug.<br />

Op open plaatsen kan de moslaag zich goed ontwikkelen, met overwegend bladmossen en lichenen (=<br />

korstmossen). In de schaduw van de <strong>heide</strong>struiken groeien haarmossen, <strong>heide</strong>mos en klauwtjesmos.<br />

Korstmossen zoals rendier- en bekermossen gedijen op extreem droge plaatsen. Kortmossen<br />

7


van rechts naar links – van boven naar onder<br />

klauwtjesmos – bekermos – zandblauwtje – pijpenstrootje – rendiermos – bochtige smele – buntgras - tandjesgras<br />

8


NATTE HEIDE<br />

<strong>De</strong> natte <strong>heide</strong> is vruchtbaarder dan de droge <strong>heide</strong>, waardoor het rijker is aan plantensoorten. Natte <strong>heide</strong><br />

vormt de overgangsgordel tussen bos en hoogveen.<br />

Bij plagwerken rondom vennen zijn moeraswolfsklauw en kleine en ronde zonnedauw de pioniersplanten<br />

bij uitstek. Zonnedauw is een vleesetend plantje, dat graag tussen veenmos in ‘moerasachtig’ gebied<br />

groeit. <strong>De</strong>ze plantjes kunnen met behulp van klierhaartjes, waaraan een plakkerige vloeistof zit (de ‘dauw’),<br />

kleine insecten lokken. Kleine insecten kunnen niet meer loskomen en het blaadje rolt zich vervolgens op<br />

om de prooi te verteren.<br />

zonnedauw zonnedauw detail moeraswolfsklauw<br />

<strong>De</strong> typische plant van de natte <strong>heide</strong> is echter de gewone dophei. <strong>De</strong>ze plant onderscheidt zich gemakkelijk<br />

van de struikhei: het heeft grijsgroene blaadjes die met lange haren bezet zijn, ze staan in kransen van<br />

(meestal) 4 op de stengel ingeplant, de bloemetjes zijn bolvormig en staan in trosjes bijeen.<br />

dop<strong>heide</strong> – tormentil – pijpenstrootje<br />

9


Waar de grond minder nat is groeien dophei en struikhei gewoon naast elkaar. Hiertussen vind je ook<br />

tormentil. Pijpenstrootje deint op de natte <strong>heide</strong> alsmaar uit. Zijn talrijke verschijning geeft aan dat de<br />

biotoop naar vochtig grasland evolueert m.a.w. de plaatsen worden voedselrijker en droger.<br />

VENNEN: GRONDWATERVEN EN HANGVEN<br />

Waar hoogveen voor turfwinning werd afgestoken tot op het grondwaterpeil, ontstond een grondwaterven:<br />

het water is er gelijk met het grondwaterpeil van de omgeving.<br />

Als in het landschap een komvormige inzinking (of depressie) wordt gevormd, slaat het regenwater hierin<br />

neer. Dit noemen we een hangven of een regenwaterven : het ‘hangt’ als het ware boven de<br />

grondwaterspiegel. Het regenwater kan in dit ven slechts blijven hangen als de bodem uit een<br />

ondoordringbare laag bestaat, de ijzeroerbank (= door insijpeling en uitspoeling in de zandbodem gaan<br />

ijzermoleculen in de diepere lagen samenklitten). Bij het doorbreken van de oerlaag loopt het ven<br />

gewoonweg leeg. Hangvennen zijn voedselarme en zure milieus. Tijdens warme zomers kan zo’n ven<br />

volledig uitdrogen. Verschillende libellensoorten profiteren hiervan.<br />

10


In zure, natte en voedselarme omstandigheden voelen veenmossen zich opperbest. Veenmos kan wel<br />

twintig tot veertig keer (!) zijn eigen droog gewicht aan water als een spons opnemen. Het zijn echte<br />

waterreservoirs. Dit maakt ze erg bestand tegen fatale uitdroging. Veenmossen groeien dikwijls in<br />

kussens.<br />

11


HET ONTSTAAN VAN VEEN<br />

Het begrip veen mag je niet verwarren met het begrip ven. Veen heeft 2 betekenissen. Enerzijds spreekt<br />

men overeen terrein waarin de bodem voornamelijk bestaat uit resten van de vegetatie. Veen heeft hier een<br />

landschappelijke betekenis. Geologisch bekeken is veen een gesteente, net zoals klei en zand. Veen is<br />

echter van organische oorsprong (wordt gevormd door ter plaatse afgestorven plantendelen), terwijl zand<br />

en klei anorganische gesteenten zijn.<br />

Voor de vorming van veen moet er aan 2 voorwaarden voldaan worden.<br />

1. Je hebt een aanzienlijke plantengroei nodig, die voor het dode plantenmateriaal zorgt. Dit<br />

plantenmateriaal moet zich kunnen ophopen d.w.z. er moet meer plantenafval geproduceerd<br />

worden dan er kan vergaan.<br />

2. Er moet een vochtig, zuur, voedsel- en zuurstofarm milieu zijn: aërobe bacteriën kunnen in dit<br />

milieu niet leven, waardoor het plantenafval niet afgebroken wordt.<br />

LAAGVEEN VERSUS HOOGVEEN<br />

Veen ontstaat in onze streken op vochtige plaatsen met ondiep stilstaand water (plaatsen waar het<br />

oppervlaktewater stagneert). Aan de rand van dit water beginnen riet en zegge te groeien (= begin van het<br />

verlandingsproces). Na een tijd sterven deze planten af, waarbij de resten bezinken. Door gebrek aan<br />

zuurstof kunnen de dode plantendelen niet opgeruimd worden. Ze hopen zich op en vormen turf. Er<br />

ontstaat laagveen. Laagveen ligt binnen het bereik van de grondwaterspiegel.<br />

Op hun beurt worden deze laagveenplanten onvoldoende opgeruimd. <strong>De</strong> turflaag wordt alsmaar dikker en<br />

dikker, waardoor ze op den duur boven de grondwaterlijn uitsteekt. Vervolgens ontstaan er moerasbossen<br />

(van zwarte els en wilg). <strong>De</strong> afstervende delen van deze bomen hopen zich tot dikke lagen op. Op deze<br />

manier kan het grondwater het oppervlak niet meer bereiken. <strong>De</strong> bodem wordt zo zuur, arm aan zuurstof en<br />

zeer arm aan voedingsstoffen. Door gebrek aan zuurstof wordt plantenmateriaal amper afgebroken en<br />

sterven eveneens de boomwortels af. Veenmossoorten gaan nu het gebied overmeesteren. Er ontstaat<br />

hoogveen. Hoogveen ligt hoog in het landschap en steekt boven het grondwaterpeil uit. Het houdt<br />

regenwater vast.<br />

12


Heide en haar dierenrelaties<br />

Aangezien de droge <strong>heide</strong> een schraal gebied is, is er weinig voedsel te vinden. Weinig variatie in planten<br />

maakt dat slechts enkele dieren hun gading kunnen vinden.<br />

Bovendien bieden de talrijke dwergstruiken (veelal struikhei) nauwelijks beschutting aan grotere<br />

zoogdieren. Slechts de vos en zijn belangrijkste prooidier, het konijn graven holen in deze zandgronden.<br />

Reeën komen hier slechts op doortocht of zoeken eten als ze niets beter vinden; de omringende bossen<br />

geven hun dekking.<br />

Ook bomen en hogere struiken komen op de <strong>heide</strong> slechts sporadisch voor. <strong>De</strong> boomleeuwerik en de<br />

boompieper maken hier dankbaar gebruik van. Aangezien er geen broedplaatsen in de weinige bomen<br />

mogelijk zijn, nestelen de vogels zich op de bodem. Zo is de boomleeuwerik een bodembroedende vogel.<br />

Eveneens zoekt hij zijn voedsel op de grond.<br />

Zandgronden warmen snel op. Hierdoor ontstaat er thermiek (= opstijgende warme luchtbellen), waar<br />

roofvogels zoals de buizerd gebruik van maken. Zo zie je zijn verschijning vaak boven de <strong>heide</strong>velden. <strong>De</strong><br />

buizerd heeft nood aan een open plek om te jagen. Zijn nest maakt hij echter in de omliggende bossen.<br />

Maar daar tegenover staat dat de droge <strong>heide</strong> met zijn warm microklimaat erg interessant is voor de<br />

zandhagedis en talrijke insecten en spinnen.<br />

<strong>De</strong> bodemstructuur oefent zijn selectieve invloeden op de dierenwereld uit. Zo voelen graafinsecten zich<br />

thuis op de <strong>heide</strong>. <strong>De</strong> grofkorrelige structuur van de bodem is een ideaal milieu om zowel broedkamers als<br />

kuilen en gangen voor een hinderlaag aan te leggen.<br />

Onder overhangende wortels en zoden vind je in het mulle zand trechtervormige structuren. Dit zijn de<br />

larven van de mierenleeuw. Zodra een prooi over de rand verschijnt, bekogelt de larve hem met<br />

zandkorreltjes. Hierdoor belandt de prooi regelrecht in de kaken van het in de bodem verborgen roofdier.<br />

Vlinders (zoals de kleine vuurvlinder, het groentje, het groot dikkopje en de nachtpauwoog), sluipwespen<br />

(o.a. de grijze spinnendoder en de urntjeswesp), (zand)bijtjes (o.a. de grijze zandbij) en zweefvliegen,<br />

kevers (zoals de mestkever en de groene zandloopkever) en vele sprinkhaansoorten (b.v. snortikker en<br />

knopsprietje) verkiezen droge <strong>heide</strong>terreinen. Veel van deze soorten zijn door het verdwijnen van deze<br />

biotoop zeldzaam geworden.<br />

Naast insecten zijn spinnen ook talrijk vertegenwoordigd: o.a. de hangmatspin, de wolfsspin die jaagt op<br />

de bodem en geen web weeft, de lantaarnspin en de tijgerspin die in opmars is. <strong>De</strong>ze laatste spin is een<br />

zuidelijke soort die – door het warmere klimaat - verder optrekt naar onze streken.<br />

Op de natte <strong>heide</strong> en op en bij de vennen voelt de wilde eend zich uitstekend. maar ook de dodaar en de<br />

waterral vinden hier hun plekje.<br />

In deze zure wateren, die bovendien af en toe droogvallen, leven er bepaalde soorten waterkevers,<br />

waterwantsen (o.a. de waterschorpioen), libellen (koraaljuffer, vuurjuffer, tangpantserjuffer,<br />

azuurwaterjuffer,..) en hun larven. Het is eveneens de woonplek van de groene en bruine kikker.<br />

13


van rechts naar links – van boven naar onder<br />

nachtpauwoog – zandhagedis – mierenleeuw – groentje<br />

groene zandloopkever – wolfsspin – waterral - koraaljuffer<br />

14


Bronvermelding<br />

Cursus natuurgids, CVN<br />

<strong>De</strong> Kalmhoutse Heide, uitgeverij Davidsfonds, 1997, Geert <strong>De</strong> Blust<br />

Het paarse landschap, uitgeverij KNNV, 2004, Svein Haaland<br />

Nederlandse oecologische flora – wilde planten en hun relaties, uitgeverij IVN, 1988, E.J. Weeda e.a.<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Associatie_van_struikhei_en_stekelbrem<br />

http://nl.wikipedia.org/wiki/Veen_(grondsoort)<br />

http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschappen/veenlandschap#head3<br />

http://www.inbo.be<br />

15


Bijlagen: de <strong>Hoge</strong> <strong>Rielen</strong> in kaart gebracht<br />

17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!