Prentenkabinet Frank van <strong>de</strong>n Wijngaert Kontich 1901 Antwerpen 1962 Henri Van Straeten
I n <strong>de</strong> Antwerpse cultuurwereld gold Frank van <strong>de</strong>n Wijngaert als een vooraanstaan<strong>de</strong> figuur. Hij was niet alleen een fijngevoelige literator maar tevens een ge<strong>de</strong>gen kunstcriticus en kunsthistoricus. Toen hij amper zestien was, <strong>de</strong>buteer<strong>de</strong> hij met enkele verzen in het tijdschrift Vlaamsch leven. Na <strong>de</strong> Eerste Wereldoorlog werd hij opgenomen in <strong>de</strong> kring van Lumière. Aanvankelijk trad hij in dienst van <strong>de</strong> stad Antwerpen. Administratie en kantoorwerk spraken maar weinig tot zijn verbeelding. Geen won<strong>de</strong>r dat hij na <strong>de</strong> kantooruren afwisseling zocht in een geestelijk en cultureel leven. Als estheet wil<strong>de</strong> hij zijn literaire werken in een nieuw kleedje steken. Hiervoor vond hij gehoor bij tijdgenoten zoals Joris Minne, Henri Van Straten, Hans Orlowski en Antoon Herkenrath, die zijn proza en dichtwerken opluister<strong>de</strong>n met hun houtsne<strong>de</strong>n. De uitdrukkingsmogelijkhe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> kracht van <strong>de</strong> wit-zwartwereld bevielen Van <strong>de</strong>n Wijngaert uitermate. De belangstelling voor die kunstuiting groei<strong>de</strong> met <strong>de</strong> dag. Het jaar 1936 vormt een keerpunt in zijn leven. Hij treedt in dienst van het Antwerps Ste<strong>de</strong>lijk Prentenkabinet en op 1 januari 1937 wordt hij bevor<strong>de</strong>rd tot adjunct-conservator. Geduren<strong>de</strong> zijn ver<strong>de</strong>re loopbaan verschijnen belangwekken<strong>de</strong> studies en essays in boekvorm of in tijdschriften. Door zijn dagelijkse omgang met <strong>de</strong> schatten van het Prentenkabinet en het Museum <strong>Plantin</strong>-Moretus kan hij zich naar hartenlust verdiepen in <strong>de</strong> Vlaamse meesters met een faam ver buiten <strong>de</strong> landsgrenzen. Er ontstaan gestoffeer<strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>lingen over Rubens en Van Dyck, over <strong>de</strong> graveurs rond <strong>Plantin</strong> en <strong>de</strong> Moretussen en <strong>de</strong> glansperio<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> 16<strong>de</strong> en 17<strong>de</strong> eeuw. In 1951 werd hij benoemd als docent aan het <strong>Plantin</strong> <strong>Genootschap</strong>. Met vrien<strong>de</strong>lijke welwillendheid, goedhartigheid en aan <strong>de</strong> hand van talrijke voorbeel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> rijke verzamelingen van het Museum <strong>Plantin</strong>-Moretus en het Prentenkabinet, ontrol<strong>de</strong> Frank Van <strong>de</strong>n Wijngaert <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> illustratie, beginnend bij <strong>de</strong> rotstekeningen, over alle stijlperio<strong>de</strong>s heen tot het ex libris toe. Hiervoor had hij een grote belangstelling; jarenlang was hij voorzitter geweest van <strong>de</strong> Antwerpse Ex-libriskring. lv<strong>de</strong> Bronnen Ger Schmook, ‘Frank Van <strong>de</strong>n Wijgaert. Hul<strong>de</strong> aan een gezamelijk oeuvre’ in Noordgouw, 1961. Léon Voet, ‘In memoriam Frank van <strong>de</strong> Wijngaert’ in De gul<strong>de</strong>n passer, 41, 1963, pp. 1–11. Frank van <strong>de</strong>n Wijngaert, ‘Het Antwerpsch Prentenkabinet’ in De gul<strong>de</strong>n passer,14, 1936, pp. 138–144. Frank van <strong>de</strong>n Wijngaert, ‘Antoon Van Dyck en het Plantijnsche huis’, in De gul<strong>de</strong>n passer, 24, 1946, pp. 33–40. Frank van <strong>de</strong>n Wijngaert, ‘De Moretussen en <strong>de</strong> boekillustratie’ in De gul<strong>de</strong>n passer, 25, 1947, pp. 186–240; 26, 1948, pp. 150–205.