13.09.2013 Views

De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1

De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1

De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 1


<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 2


<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong><br />

- The Struggle for the Birthright -<br />

Dr. Stephen E. Jones<br />

<strong>De</strong> Bijbelteksten in dit boek k<strong>om</strong>en uit de HERZIENE<br />

STATENVERTALING tenzij anders aangegeven.<br />

Kopiëren voor niet niet-c<strong>om</strong>merciële c<strong>om</strong>merciële doeleinden toegestaan<br />

Voor meer boeken zie:<br />

gods-kingd<strong>om</strong> kingd<strong>om</strong>-ministries.org ministries.org & <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong><br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> geboorterech<br />

<strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong><br />

3


<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 4


Andere vertaalde boeken van dr. Stephen E. Jones<br />

Het Jubeljaar van de schepping (Creation’s Jubilee)<br />

Dit boek is gebaseerd op <strong>het</strong> concept van <strong>het</strong> Jubeljaar en hoe deze wet van toepassing is op Gods eigend<strong>om</strong>srecht van<br />

de aarde. <strong>De</strong> mens kan zichzelf (zijn ‘land’) voor een tijd verkopen, maar <strong>om</strong>dat hij zichzelf niet bezit heeft hij niet <strong>het</strong><br />

recht of de mogelijkheid <strong>om</strong> zichzelf voor eeuwig te verkopen. Uiteindelijk krijgt God, bij <strong>het</strong> Herstel van alle dingen en<br />

de verzoening van heel de schepping, alles terug.<br />

<strong>De</strong> wetten van de tweede k<strong>om</strong>st (The Law’s of the Second C<strong>om</strong>ing)<br />

<strong>De</strong> Wetten van de Tweede K<strong>om</strong>st is een diepgaande studie over de feestdagen van Israël en hun profetische betekenis<br />

met <strong>het</strong> oog op de tweede k<strong>om</strong>st van Christus. <strong>De</strong> meeste christenen weten dat Pascha de dood van Christus aan <strong>het</strong><br />

kruis tijdens Zijn eerste verschijning aanduidde; maar slechts weinigen begrijpen de betekenis van <strong>het</strong> Feest van de<br />

Bazuinen, de Verzoendag en <strong>het</strong> Loofhuttenfeest. Dit boek leert ons ook de wetten van <strong>het</strong> Zoonschap en <strong>het</strong> mannelijk<br />

Kind.<br />

<strong>De</strong> geheimen van tijd (Secrets of time)<br />

<strong>De</strong> openbaring van de tijd zoals deze in de Schrift en in de geschiedenis geopenbaard is. Het openbaart <strong>het</strong> belang van<br />

oktober 1986 als <strong>het</strong> 120 e Jubeljaar vanaf Adam en de juridische verklaring van <strong>het</strong> Jubeljaar in de herfst van 1986.<br />

Het boekt toont de volgorde van de geschiedenis aan en laat ook zien dat niets bij geval geschied. Het openbaart “de<br />

tijd van benauwdheid van Jakob” en hoe Amerika, Canada, Engeland en andere volken in <strong>het</strong> overkoepelende plan van<br />

God passen.<br />

Het Koninkrijk van God (The Kingd<strong>om</strong> of God)<br />

<strong>De</strong> meeste mensen denken bij <strong>het</strong> Koninkrijk van God aan ‘de hemel’. Er wordt vaak gedacht dat <strong>het</strong> Evangelie van <strong>het</strong><br />

Koninkrijk <strong>het</strong>zelfde is als <strong>het</strong> Evangelie van Redding. Dit boekje geeft de basis weer van <strong>het</strong> Evangelie van <strong>het</strong><br />

Koninkrijk dat verkondigd moet worden aan alle volken voordat <strong>het</strong> einde k<strong>om</strong>t (Mat. 24:14).<br />

<strong>De</strong> zonen van God (The Sons of God)<br />

In dit boekje behandelen we de verschillende aspecten van <strong>het</strong> zoonschap. Het doel van de schepping voor ons is <strong>om</strong><br />

zonen van God te worden. Dit geschiedt door drie belangrijke stappen, die door de feestdagen worden gesymboliseerd.<br />

Daarnaast is <strong>het</strong> ook belangrijk dat we <strong>het</strong> verschil begrijpen tussen de twee verbonden en hoe deze in relatie staan tot<br />

deze drie feesten.<br />

Het herstel van alle dingen (The Restoration of AllThings)<br />

<strong>De</strong> Bijbel zegt dat elke knie zich zal buigen voor Jezus Christus en dat God aan Jezus <strong>het</strong> oordeel heeft toebedeeld. Hoe<br />

zal God dit doel behalen? Zal Hij dit doen door de mensheid niet te veroordelen voor de zonde? Of zal Hij dit doen door<br />

middel van Zijn oordelen? Dit boekje laat <strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> Universalisme, dat al <strong>het</strong> goddelijke oordeel ontkent,<br />

en de Leer van Herstel, die leert dat alle oordelen van de wet corrigerend zijn en leiden tot herstel.<br />

Als God iedereen zou kunnen redden <strong>–</strong> Zou Hij dit dan doen?(If God could save everyone <strong>–</strong> Would He?)<br />

Dit boekje laat u nadenken over God als eigenaar van de schepping en de logische conclusie die hieruit getrokken kan<br />

worden. Het begint met de Schepper en sc<strong>het</strong>st een overzichtelijk beeld van <strong>het</strong> goddelijke plan voor Zijn schepping.<br />

Inbegrepen zijn studies over verlossing en <strong>het</strong> Jubeljaar. Het laat ook zien dat <strong>het</strong> herstel van alle dingen verplicht<br />

wordt gesteld door de goddelijke wet.<br />

Gods stem horen (Hearing Gods Voice)<br />

Wat betekent <strong>het</strong> in Bijbels en experimenteel optiek <strong>om</strong> de stem van God te horen. En wat betekent <strong>het</strong> <strong>om</strong> te<br />

wandelen in de Geest van openbaring, in tegenstelling tot <strong>het</strong> horen en gehoorzamen van afgoden in ons hart. Velen<br />

vinden dit <strong>het</strong> meest waardevolle boek dat wij hebben geschreven.<br />

<strong>De</strong> wetten van geestelijke oorlogvoering (The Law’s of Spiritual Warfare)<br />

Een studie over de oorlogswetten uit <strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium 20, die eveneens de wetten van geestelijke oorlogvoering zijn.<br />

Een ieder die deelneemt aan geestelijke oorlogvoering moet zich bewust zijn van deze wetten.<br />

Wie is een Jood? (Who is a Jew?)<br />

In R<strong>om</strong>einen 2:28, 29 vertelt Paulus ons wie WEL een Jood is en wie NIET. Het antwoord hierop kan niet worden<br />

verkregen door te kijken naar de genen van iemand, maar door te kijken naar de wettelijke eisen van <strong>het</strong> burgerschap<br />

van een stam van Israël. Dit laat zien dat de Joden die Christus hebben geaccepteerd en alle anderen die Hem hebben<br />

aangen<strong>om</strong>en als Koning<strong>–</strong>Messias degenen zijn die op een legale manier binnen de stam van Juda zijn opgen<strong>om</strong>en en<br />

dus ‘Joden’ zijn. Aan de andere kant zijn degenen die Hem uiteindelijk hebben verworpen GEEN Joden, <strong>om</strong>dat zij in<br />

opstand zijn gek<strong>om</strong>en tegen de Koning van Juda en zodoende hun burgerschap van Juda hebben verspeeld.<br />

Wie is een Israëliet? (Who is anIsraëlite?)<br />

Dit 50 pagina’s tellende boek is een vervolg op <strong>het</strong> boek ‘Wie is een Jood’. Het spoort de natuurlijke Israëlieten op (dat<br />

wil zeggen, ex-Israëlieten van de diaspora) die van Israël naar Assyrië en tot in Europa en andere delen van de wereld<br />

zijn verstrooid. Het laat ook zien dat als je een Israëliet bent, dit een kwestie van wettig burgerschap is. Om een<br />

burger van Israël te worden moet iemand overeenstemmen met <strong>het</strong> gegeven dat Jezus Christus bij zijn tweede k<strong>om</strong>st<br />

als Houder van <strong>het</strong> Eerst<strong>geboorterecht</strong> (Jozef) terugk<strong>om</strong>t. Met andere woorden, iemand moet een overwinnaar zijn <strong>om</strong><br />

een Israëliet te zijn. Op deze manier verkreeg Jakob namelijk, als eerste, de naam ‘Israël’.<br />

Wanneer is Jezus nu ECHT geboren?(When was Jesus REALLY born?)<br />

Een fascinerende geschiedenis rond de gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus. Op 5 februari in <strong>het</strong> jaar 2 v.Chr.<br />

vaardigde de R<strong>om</strong>einse Senaat een besluit uit waarmee zij keizer Augustus tot “Vader des Vaderlands” benoemden. Zij<br />

eisten dat de hele R<strong>om</strong>einse wereld dit besluit bekrachtigde. Cyrenius werd naar Syrië en Palestina gezonden <strong>om</strong> deze<br />

volkstelling (inschrijving) uit te voeren. Zie Lukas 2:1. Dit en vele andere historische gebeurtenissen bewijzen<br />

afdoende dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is.<br />

<strong>De</strong> schuldbrief in profetie (The <strong>De</strong>btnote in Prophecy)<br />

Dit kleine boekje is een studie over de implicaties van de gelijkenis van Jezus uit Mattheüs 21:33-45, in <strong>het</strong> licht van<br />

de Bijbelse geschiedenis.<br />

<strong>De</strong> wetten van alsem en uitwerpselen (The Law’s of WormwoodandDung)<br />

Het woord “alsem” in de Bijbel betekent eige<strong>nl</strong>ijk opium, en de profeten spreken daar in geestelijke betekenis over. Het<br />

staat in relatie tot de wetten van uitwerpselen, die duiden op problemen met de afgoden van <strong>het</strong> hart. Ezechiël vertelt<br />

ons hoofdzakelijk over dit probleem.<br />

Bijbels geld: <strong>De</strong> zilver-gerstnorm (Biblical Money: The Silver-Barley Standard)<br />

Dit kleine boekje laat ons <strong>het</strong> verschil zien tussen <strong>het</strong> monetaire systeem van Babylon en dat van <strong>het</strong> Koninkrijk.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 5


<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 6


DE STRIJD OM HET GEBOORTERECHT<br />

DOOR DR. STEPHEN E. JONES<br />

INHOUDSOPGAVE<br />

Noot van de vertaler ............................................................................................. 9<br />

Hoofdstuk 1: Het <strong>geboorterecht</strong> ......................................................................... 11<br />

A. Het heersersmandaat ...................................................................................... 11<br />

Hoofdstuk 2: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 14<br />

A. Waar<strong>om</strong> verachtte Ezau <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>? ....................................................... 14<br />

B. Sem is Melchizedek ......................................................................................... 16<br />

C. Ezau is Ed<strong>om</strong>, Idumea, <strong>het</strong> Seïrgebergte, Teman en Amalek ................................ 17<br />

D. <strong>De</strong> uitverkoop van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>: opbieden ................................................. 18<br />

E. Het heersersmandaat door bedrog gestolen ....................................................... 19<br />

F. Izaks zegen aan Jakob ..................................................................................... 20<br />

G. Ezau de eerste zionist ..................................................................................... 22<br />

H. <strong>De</strong> profetie van Maleachi over Ed<strong>om</strong> ................................................................. 23<br />

I. <strong>De</strong> verovering van de Makkabeeën over Ed<strong>om</strong> in 126 v.Chr. ................................. 24<br />

J. Herodus; <strong>het</strong> patroon van een Joods-Ed<strong>om</strong>itische koning ..................................... 25<br />

Hoofdstuk 3: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 26<br />

A. <strong>De</strong> zegen van Jakob aan Juda........................................................................... 27<br />

B. Het raadsel van Simson over de dode leeuw ...................................................... 27<br />

C. <strong>De</strong> breuk in <strong>het</strong> koninkrijk ............................................................................... 28<br />

D. <strong>De</strong> twee vijgenb<strong>om</strong>en van Juda ........................................................................ 29<br />

E. Het goddelijke oordeel voor ongehoorzaamheid .................................................. 30<br />

Hoofdstuk 4: <strong>De</strong> wetten van tegenspoed ............................................................ 32<br />

A. Het ijzeren juk ............................................................................................... 32<br />

B. Het houten juk ............................................................................................... 33<br />

C. Israël verlangt naar een koning ........................................................................ 35<br />

D. Waar God verkiest <strong>om</strong> Zijn naam te laten wonen ................................................ 36<br />

Hoofdstuk 5: <strong>De</strong> gevangenschappen van Juda .................................................... 40<br />

A. Juda verwerpt <strong>het</strong> houten juk ........................................................................... 41<br />

B. Juda veroordeeld tot een ijzeren juk ................................................................. 41<br />

C. Jeremia’s advies aan de goede vijgen ................................................................ 42<br />

D. <strong>De</strong> terugkeer uit ballingschap ........................................................................... 43<br />

E. <strong>De</strong> voortduring van <strong>het</strong> gevangenschap van <strong>het</strong> houten juk ................................. 43<br />

F. <strong>De</strong> opstand tegen R<strong>om</strong>e (en God): 66-73 n.Chr. ................................................. 44<br />

G. Het ijzeren juk opnieuw op de slechte vijgen van Juda geplaatst .......................... 46<br />

H. <strong>De</strong> timing van <strong>het</strong> oordeel over Jeruzalem ......................................................... 48<br />

I. <strong>De</strong> inname van Masada: 73 n.Chr. ..................................................................... 49<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 7


Hoofdstuk 6: <strong>De</strong> verwerping van Jezus ............................................................... 51<br />

A. Absal<strong>om</strong>: <strong>De</strong> tijdelijke veroveraar van Davids troon ............................................ 51<br />

B. Gekruisigd op de “schedel” van de olijfberg ........................................................ 54<br />

C. Juda’s opstand tegen koning Jezus.................................................................... 55<br />

D. Judas: Zoon van <strong>het</strong> verderf ............................................................................ 59<br />

E. Verraden in <strong>het</strong> huis van hen die mij liefhebben .................................................. 61<br />

Hoofdstuk 7: Het geschil..................................................................................... 62<br />

A. Vervangingstheologie ...................................................................................... 63<br />

B. <strong>De</strong> goede vijgenbo<strong>om</strong> was “de kerk” ................................................................. 63<br />

C. <strong>De</strong> wet van <strong>het</strong> snoeien van b<strong>om</strong>en .................................................................. 65<br />

D. Offerwetten ................................................................................................... 66<br />

E. Wie is een “Jood”? .......................................................................................... 67<br />

F. <strong>De</strong> vroege Kerk ............................................................................................... 68<br />

Hoofdstuk 8: Het Nieuwe Jeruzalem ................................................................... 72<br />

A. Jesaja profeteert over de Nieuwtestamentische “bruid” ........................................ 72<br />

B. <strong>De</strong> muren van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem ................................................................ 73<br />

C. <strong>De</strong> poorten van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem ............................................................... 74<br />

D. Profetieën over Jeruzalem en Sion .................................................................... 75<br />

E. Profetieën over de “herbouwde” tempel ............................................................. 76<br />

F. Twee soorten Jeruzalem met verschillende eindbestemmingen ............................. 77<br />

G. Hagar is door Sara vervangen .......................................................................... 79<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 8


NOOT VAN DE VERTALER<br />

Dit boek is in <strong>het</strong> Nederlands vertaald als doel <strong>om</strong> een eye-opener voor christenen te<br />

zijn. Het nodigt u als lezer uit <strong>om</strong> te ontdekken wat God in de Bijbel over Zijn volk Israël<br />

zegt. Wij leven nu in een tijd waar <strong>het</strong> lijkt alsof <strong>het</strong> volk Israël weer gevonden is en zich<br />

heeft gevestigd in <strong>het</strong> kleine stukje land in Palestina. Maar is dit ook zo?<br />

Ik hoop dat <strong>het</strong> lezen van dit boek u ten minste aan <strong>het</strong> denken zet en u ernaar zult<br />

verlangen <strong>om</strong> de waarheid ofwel dé Waarheid te leren kennen (Joh. 14:6).<br />

Vanaf 1948 is de staat Israël opgericht. Het Israël dat <strong>het</strong> volk van God, <strong>het</strong> volk van<br />

Jezus moet zijn. Maar als we enkele feiten op een rijtje zetten dan blijken er veel haken<br />

en ogen aan te zitten.<br />

Feit 1: Jezus heeft als opgestane Zoon alle macht over de aarde verkregen (Mat. 28:18).<br />

Hij is dus met recht de Koning over de aarde. Elk volk op aarde en in <strong>het</strong> bijzonder Zijn<br />

volk Israël zou dus deze Koning moeten dienen. Toch blijft Israël al meer dan zestig jaar<br />

Jezus Christus verwerpen en nemen ze <strong>het</strong> volmaakte Offer niet aan, maar gaan ze stug<br />

door met <strong>het</strong> brengen van eigen offers.<br />

Feit 2: Het volk Israël bestaat uit twaalf stammen, de staat Israël bestaat voornamelijk<br />

uit één stam: de Joden (ofwel Juda). En wel Joden die Jezus verwerpen. <strong>De</strong>nk aan wat<br />

Paulus over een ware Jood zegt (R<strong>om</strong>. 2:28, 29). Een ware Jood is een volgeling van<br />

Jezus, wiens hart besneden is, <strong>het</strong>geen dus per sé door zijn uiterlijk zichtbaar is.<br />

Feit 3: Na de dood van Sal<strong>om</strong>o scheurde <strong>het</strong> koninkrijk (1 Kon. 11:31). Het werd<br />

verdeeld in <strong>het</strong> tien-stammenrijk (Israël) en <strong>het</strong> twee-stammenrijk (Juda). Beide rijken<br />

hadden een eigen rol te vervullen in <strong>het</strong> plan van God. Juda (de natie) moest de<br />

Verlosser, de Koning, voortbrengen en Israël (de natie) moest <strong>het</strong> Koninkrijk<br />

voortbrengen. <strong>De</strong> rol van Juda is in 2 v.Chr. door Jezus vervuld. In dat jaar is namelijk<br />

de Koning geboren (zie <strong>het</strong> boek “Wanneer is Jezus nu ECHT geboren”). <strong>De</strong> rol van Israël<br />

is tot nu toe nog niet vervuld. Het lijkt erop dat de Joden nu ook de rol van Israël willen<br />

vervullen. Maar is dit ook mogelijk?<br />

Dit zijn slechts enkele feiten die een <strong>om</strong> een antwoord schreeuwen. Maar al te vaak<br />

wordt de staat Israël (de natie Juda die Jezus verworpen heeft) met <strong>het</strong> volk Israël (<strong>het</strong><br />

twaalf-stammenrijk, <strong>het</strong> koninkrijk) verward. Met als gevolg dat heel de christelijke<br />

wereld en alle kerken de staat steunen, zonder te weten wat ze eige<strong>nl</strong>ijk aan <strong>het</strong> doen<br />

zijn.<br />

Dit boek is <strong>het</strong> eerste deel van <strong>het</strong> boek “The Struggle for the Birthright” van Stephen<br />

Jones. Dit eerste deel richt zich hoofdzakelijk op de waarheden over de <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> in de Bijbel. Het tweede deel richt zich voornamelijk op de <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> op politiek vlak in de 20 e eeuw. <strong>De</strong> Engelse Bijbelteksten zijn overgezet<br />

naar <strong>het</strong> Nederlands middels de vertaling van de Herziene Statenvertaling (HSV).<br />

— Remmer Remmers<br />

Nederland, 2012<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 9


<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 10


HOOFDSTUK 1<br />

Het <strong>geboorterecht</strong><br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en <strong>om</strong> de heerschappij over de aarde is,door <strong>het</strong> verhaal<br />

in Genesis 27 over Jakob en Ezau, onder christenen zeer bekent. <strong>De</strong> geschiedenis van die<br />

<strong>strijd</strong> is echter niet zo bekend. Vanwege deze reden begrijpen veel christenen de huidige<br />

<strong>strijd</strong>, die Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” noemt, niet. Als christenen deze<br />

historische <strong>strijd</strong> wel zouden begrijpen, zouden zij een heel andere opvatting van<br />

Bijbelprofetie hebben dan de opvatting die vandaag de dag populair is.<br />

Er zijn twee primaire studiegebieden die de ruggengraat van Bijbelprofetie vormen. <strong>De</strong><br />

eerste is de kennis over de feestdagen van Israël, die wij grondig in ons boek “<strong>De</strong> wetten<br />

van de tweede k<strong>om</strong>st” hebben behandeld. Het twee gebied is de kennis over de<br />

geschiedenis van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van Adam tot onze tijd. Dit tweede gebied zullen we<br />

in dit boek gaan behandelen.<br />

HET HEERSERSMANDAAT<br />

Het <strong>geboorterecht</strong> dat in <strong>het</strong> begin aan Adam is gegeven bestaat uit twee delen, namelijk<br />

<strong>het</strong> heersersmandaat en <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat. Het heersersmandaat wordt in<br />

Gen. 1:26 gegeven,<br />

26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis;<br />

en laten zij heersen[Heb. radah, “heerschappij voeren”] over de vissen van de zee,<br />

over de vogels in de lucht, over <strong>het</strong> vee, over heel de aarde en over al de<br />

kruipende dieren die over de aarde kruipen!<br />

Binnen dit goddelijke mandaat zien wij dat God de mens heeft geschapen <strong>om</strong> te<br />

“heersen”. Het Hebreeuwse woord is radah en betekent letterlijk “heerschappij voeren”.<br />

Dit is dan ook <strong>het</strong> oorspronkelijke heersersmandaat. Hierdoor werd Adam als koning over<br />

heel de aarde bevestigd.<br />

Vele tegenstanders van deze troon zijn de afgelopen eeuwen opgestaan. Nimrod was de<br />

eerste opvallende persoon die dit deed, hij heeft ook Babylon gesticht (Gen. 10:10).<br />

Letterlijk betekent Nimrod “rebel”. Hij kwam in opstand tegen de heerschappij van Noach<br />

en Sem (de stichter van Jeruzalem) en vestigde hij als tegenbeeld de stad Babel, ofwel<br />

Babylon. Vanaf die tijd dro<strong>om</strong>t men van <strong>het</strong> heersen van de wereld en van <strong>het</strong> maken<br />

van onderdanen binnen hun wereldrijk. Maar al deze tegenstanders van de troon willen<br />

volgens hun eigen opstandige wetten regeren in tegenstelling tot de goddelijke wet en<br />

Christus, die Gods gezalfde Koning is.<br />

Het heersersmandaat dat aan Adam gegeven was gaf hem geen regels of adviezen <strong>om</strong><br />

de aarde goed te regeren. Omdat Adam naar <strong>het</strong> beeld van God geschapen was, was een<br />

goede wereldregering ingeschapen. Maar nadat Adam zondigde en hij de heerlijkheid van<br />

God verloor, duurde <strong>het</strong> niet lang voordat <strong>het</strong> zuurdesem van de zonde de gevallen mens<br />

<strong>het</strong> idee gaf dat heerschappij voeren betekende anderen in slavernij brengen en hen de<br />

wil van de heersers opdringen, ongeacht wat die wil ook was.<br />

Pas toen de goddelijke wet aan Mozes werd gegeven kreeg de mens een duidelijker beeld<br />

van de wil van God wat betreft heerschappij voeren. Het eerste gebod, dat op heersers<br />

van toepassing is, hield in dat de heersers hun macht onder God moesten uitoefenen.<br />

Het feit dat heersers goddelijke wetten kregen <strong>om</strong> hierdoor te regeren, toonde aan dat<br />

God hun geen licentie gaf <strong>om</strong> te regeren volgens hun eigen grillen of opvatting van goed<br />

en fout. Er werd van hen verwacht dat zij vanuit goddelijke openbaring regeerden.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 11


Misschien is de primaire wet van heerschappij wel gegeven in <strong>De</strong>ut. 1:16, 17, waar<br />

Mozes <strong>het</strong> volgende zegt,<br />

16 Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw<br />

broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de<br />

vreemdeling die bij hem is. 17 U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel<br />

de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn,<br />

want de rechtspraak behoort aan God.<br />

In <strong>het</strong> Nieuwe Testament wordt dit concept van onpartijdigheid in Jakobus 2:9 herhaald,<br />

waar de broer van Jezus <strong>het</strong> volgende schreef,<br />

9 Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u<br />

door de wet ontmaskerd als overtreders.<br />

Tegen de tijd dat wij bij de Nieuwtestamentische era aankwamen hadden wij de<br />

volk<strong>om</strong>en openbaring van <strong>het</strong> heersersmandaat al door <strong>het</strong> voorbeeld van Jezus Chritus<br />

gekregen. Hoewel Hij geboren was <strong>om</strong> Koning te worden, kwam Hij echter als dienaar.<br />

Hij kwam niet <strong>om</strong> een volk tot een privilege te roepen. Toen de discipelen discussieerden<br />

wie <strong>het</strong> belangrijkste binnen <strong>het</strong> Koninkrijk zou zijn, legde Jezus <strong>het</strong> duidelijkste principe<br />

van heerschappij voeren af. Lukas 22:24-30 zegt,<br />

24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over wie van hen geacht werd de<br />

belangrijkste te zijn. 25 En Hij zei tegen hen: <strong>De</strong> koningen van de volken<br />

heersen over hen, en wie macht over hen hebben, worden weldoeners<br />

genoemd. 26 Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u<br />

moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient. 27 Want<br />

wie is belangrijker: hij die aa<strong>nl</strong>igt of hij die bedient? Is <strong>het</strong> niet hij die aa<strong>nl</strong>igt?<br />

Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient. 28 En u bent <strong>het</strong> die steeds bij<br />

Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen. 29 En Ik beschik u <strong>het</strong> Koninkrijk, zoals<br />

Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft, 30 opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in<br />

Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt.<br />

Ook zegt Jezus in Mat. 23:8-12 opnieuw,<br />

8 Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk<br />

Christus; en u bent allen broeders. 9 En u mag niemand op de aarde uw vader<br />

noemen, want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. 10 En u mag<br />

niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus. 11<br />

Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn. 12 En wie zichzelf zal<br />

verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd<br />

worden.<br />

Met andere woorden, zij die vanuit Gods oogpunt geroepen worden als heersers zijn niet<br />

degenen die door mensen als koningen, rabbi’s, leraren, profeten of mannen van naam<br />

erkend worden. <strong>De</strong> heersers in Gods ogen zijn degenen die God en Zijn volk dienen. Dit<br />

is de gedachte van God. Dit is hoe God Adam bedoeld had als heerser over Zijn<br />

schepping. Dit zijn de soort mensen die <strong>het</strong> Koninkrijk van God bij de eerste opstanding<br />

zullen regeren (Op. 20:6). Dit zijn degenen die de woorden van Jezus serieus hebben<br />

gen<strong>om</strong>en en <strong>het</strong> concept van <strong>het</strong> dienen van anderen, in plaats van zich te laten<br />

bedienen,hebben gegrepen.<br />

<strong>De</strong>ze opvatting van rechters die onpartijdig zijn, die als dienaren heersen, die <strong>het</strong> beste<br />

met <strong>het</strong> volk voor hebbe, in plaats van hen uitbuiten voor hun eigen welzijn en gemak, is<br />

in de eeuwe<strong>nl</strong>ange <strong>strijd</strong> tussen <strong>het</strong> koninkrijk van de duisternis en <strong>het</strong> Koninkrijk van<br />

Godcruciaal. Elk volk dat claimt dat zij geroepen zijn <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk te regeren, zullen<br />

uiteindelijk gediskwalificeerd worden wanneer zij niet volgens deze basisnormen regeren.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 12


Als u verder zult lezen, zult u zien hoe dit principe de denkwijze van de kerk behoort te<br />

beïnvloeden.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 13


HOOFDSTUK 2<br />

Het verhaal van Ezau<br />

<strong>De</strong> meeste kennen <strong>het</strong> verhaal van Jakob en Ezau wel. Genesis 25 zegt ons dat zij een<br />

tweeling waren van Izak en Rebekka. Gen. 25:22, 23 zegt ons dat voordat ze nog<br />

geboren waren <strong>het</strong> al leek of zij beide in de buik van de moeder al vochten:<br />

22 <strong>De</strong> kinderen stootten in haar lichaam tegen elkaar. Toen zei zij: Als dit zo is,<br />

waar<strong>om</strong> overk<strong>om</strong>t mij dit? En zij ging de HEERE raadplegen. 23 <strong>De</strong> HEERE zei<br />

toen tegen haar: Er zijn twee volken in uw schoot, en twee naties zullen zich uit<br />

uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan <strong>het</strong> andere<br />

en de meerdere zal de mindere dienen.<br />

Ezau kwam als eerste ter wereld, dus als oudste zoon zou hij normaliter <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> beërven. Toch leren wij vanuit de geschiedenis en vanuit R<strong>om</strong>. 9:9-13 dat<br />

God Jakob, in plaats van Ezau, voorbestemd had <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> te ontvangen. Dit<br />

was <strong>het</strong> fundament van de <strong>strijd</strong> tussen de twee broers.<br />

WAAROM VERACHTTE EZAU HET GEBOORTERECHT?<br />

<strong>De</strong> Bijbelse optekening in Genesis 25 gaat vervolgens verder door ons te vertellen dat<br />

Ezau op een dag terugkeerde van <strong>het</strong> veld en erg moe was. Vervolgens verkocht hij zijn<br />

<strong>geboorterecht</strong> voor een k<strong>om</strong> soep die Jakob aan <strong>het</strong> maken was. Gen. 25:34 eindigt<br />

vervolgens met: “Zo verachtte Ezau <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong>.”<br />

<strong>De</strong>ze paar details vertellen ons niet echt waar<strong>om</strong> Ezau zijn <strong>geboorterecht</strong> verachtte. Over<br />

<strong>het</strong> algemeen zou een dergelijk vleselijkgerichte man zijn <strong>geboorterecht</strong> willen houden,<br />

want zulke mensen lijken altijd een verlangen naar welvaart en macht te koesteren. Izak<br />

was behoorlijk rijk, want hij had <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van zijn vader Abraham geërfd, die<br />

eveneens zeer rijk was geweest. Abraham kon in de <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> zijn neef Lot in Genesis<br />

14:14 te bevrijden in feite 318 gewapende mannen voeden. Niemand zo zoveel slaven en<br />

slavenfamilies zonder enorme rijkd<strong>om</strong> kunnen onderhouden.<br />

Dus waar<strong>om</strong> zou Ezau al deze rijkd<strong>om</strong> verachten? Hij moet een reden gehad hebben <strong>om</strong><br />

te denken dat dergelijke welvaart niet aan de orde was, want de vleselijke mens denkt<br />

niet op deze manier. Als wij buiten de Bijbel op zoek gaan naar een oude historische bron<br />

en in <strong>het</strong> Boek van de Oprechte (Jasher) duiken, vinden we een mogelijk antwoord. Het<br />

Boek van de Oprechte wordt in Jozua 10:13 en in 2 Sam. 1:18 aangehaald. Na de<br />

verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. was dit boek verloren totdat in 1613 in een<br />

kantoor van een rabbi een oude kopie werd gevonden. In 1840 werd <strong>het</strong> tenslotte in <strong>het</strong><br />

Engels vertaald (The Book of Jasher - Jasher betekend in <strong>het</strong> Nederlands “Oprechte”).<br />

Jasher schenkt ons een interessant verslag dat verklaart waar<strong>om</strong> Ezau zijn <strong>geboorterecht</strong><br />

verachtte. Jasher 27:1-13 zegt,<br />

1 En na die tijd, na de dood van Abraham, ging Ezau regelmatig <strong>het</strong> veld in <strong>om</strong> te jagen.<br />

2 En Nimrod, de koning van Babel, die ookAmrafel is, ging eveneens samen met zijn<br />

bewakers regelmatig <strong>het</strong> veld in <strong>om</strong> te jagen en <strong>om</strong> met hen in de koelte van de dag een<br />

wandeling te maken. En alle dagen hield Nimrod Ezau in de gaten, want al deze dagen<br />

was Nimrod in zijn hart jaloers op Ezau. 4 Op een zekere dag ging Ezau <strong>het</strong> veld in <strong>om</strong> te<br />

jagen en zag daar in de woestijn Nimrod met zijn twee bewakers lopen. 5 En al zijn<br />

machtige mannen en manschappen waren samen met hem in de woestijn, maar zij<br />

bleven op een afstand van hem en gingen vandaar in verschillende richtingen uiteen <strong>om</strong><br />

te jagen en Ezau verborg zich voor Nimrod en bespiedde hem in de woestijn. 6 En<br />

Nimrod en zijn bewakers die bij hem waren zagen hem niet en Nimrod en zijn bewakers<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 14


liepen constant in <strong>het</strong> veld in de koelte van de dag <strong>om</strong> te zien waar zijn mannen aan <strong>het</strong><br />

jagen waren. 7 En Nimrod en zijn twee bewakers kwamen op de plaats aan vanwaar zij<br />

waren vertrokken toen Ezau opeens uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam en zijn<br />

zwaard trok en zich al rennend tot Nimrod spoedde en zijn hoofd afhakte. 8 En Ezau<br />

vocht wanhopig met de twee bewakers die Nimrod hadden vergezeld en toen zij hem<br />

nariepen keerde Ezau zich <strong>om</strong> en doodde hij hen met zijn zwaard. 9 En alle machtige<br />

mannen van Nimrod, die hem hadden verlaten <strong>om</strong> in de woestijn te gaan jagen, hoorden<br />

van verre een noodkreet en zij herkenden de stemmen van de bewakers en spoedden<br />

zich tot hen <strong>om</strong> te zien wat er aan de hand was en troffen hun koning en de twee<br />

bewakers dood aan. 10 En toen Ezau de manschappen van Nimrod van verre aan zag<br />

k<strong>om</strong>en, vluchtte hij; en Ezau nam de waardevolle gewaden van Nimrod, die de vader van<br />

Nimrod hem had nagelaten en waardoor Nimrod over heel <strong>het</strong> land heerste en hij<br />

vluchtte en verborg hen in zijn huis. 11 En Ezau nam de gewaden en rende vanwege de<br />

mannen van Nimrod naar de stad en kwam vermoeid en uitgeput van <strong>het</strong> gevecht bij <strong>het</strong><br />

huis van zijn vader aan en toen hij zijn broer Jakob naderde en voor hem ging zitten was<br />

hij bereid <strong>om</strong> door verdriet te sterven. 12 En hij zei tot zijn broer Jakob: “Zie, deze dag<br />

zal ik sterven, en waar<strong>om</strong> zou ik dan <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> willen?” En Jakob handelde in dit<br />

vooral zeer geslepen en Ezau verkocht zijn <strong>geboorterecht</strong> aan Jakob, want de HEERE had<br />

<strong>het</strong> zo tot stand gebracht. 13 En <strong>het</strong> deel van Ezau van de grot in <strong>het</strong> veld van<br />

Machpela, dat Abraham van de kinderen van Heth als bezit voor een begraafplaats had<br />

gekocht, verkochte Ezau ook aan Jakob en Jakob kocht dit alles van zijn broer Ezau.<br />

In dit verslag zien we dat Ezau, net als Nimrod (Gen. 10:9), een jager was. Nimrod was<br />

jaloers op Ezau’s jachttalent en hij bespiedde hem, of liet hem in de gaten houden. Dit<br />

wist Ezau blijkbaar, want <strong>het</strong> Boek van de Oprechte is vanuit <strong>het</strong> perspectief van Jakob<br />

geschreven. Op een dag begon Ezau Nimrod te bespieden en overviel hij hem vanuit zijn<br />

schuilplaats. Vervolgens doodde Ezau Nimrod en moest daarna tegen de twee<br />

bodyguards van Nimrod vechten voor zijn leven. Nadat hij ook hen had gedood rende hij<br />

voor zijn leven, want hij hoorde de andere mannen van Nimrod aanstormen <strong>om</strong> de<br />

bewakers van Nimrod te hulp te schieten. Omdat alle mannen die Ezau daadwerkelijk<br />

gezien hadden dood waren, waren er waarschij<strong>nl</strong>ijk geen getuigen, waardoor de andere<br />

mannen slechts konden gissen wie hun koning had overvallen.<br />

Ezau ontsnapte en rende naar huis, waarbij hij de speciale gewaden (of kleden) van<br />

Nimrod meenam. Er wordt van deze gewaden gezegd dat God deze aan Adam had<br />

gegeven, waarmee aangetoond werd dat hij <strong>het</strong> recht op wereldregering had. In die<br />

dagen waren gewaden van grote betekenis. Merk op dat toen Jakob <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong><br />

aan zijn zoon Jozef gaf, hij hem eveneens een bijzonder “veelkleurig gewaad” gaf(Gen.<br />

37:3).<br />

Het zevende hoofdstuk van <strong>het</strong> Boek van de Oprechte legt uit dat de gewaden van Adam<br />

op Noach waren over gegaan, maar dat na de vloed, toen Noach van de wijn dronken<br />

was geworden, zijn zoon Cham die gewaden had gestolen. Cham heeft ze waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />

nooit proberen te dragen, maar liet deze aan zijn zoon Cusjna, die deze op zijn beurt<br />

tenslotte aan zijn zoon Nimrod gaf. Nimrod was de eerste die ze op twintig jarige leeftijd<br />

ope<strong>nl</strong>ijk ging dragen en vanwege deze huiden legde hij een claim op Adams<br />

heersersmandaat over de hele aarde. Op deze manier werd Nimrod de eerste ope<strong>nl</strong>ijke<br />

rebel die zich de goddelijke autoriteit van Noach en Sem toe-eigende.<br />

Ezau stal de gewaden van Nimrod en leek zo dus de erfgenaam van <strong>het</strong> heersersmandaat<br />

over de aarde te zijn. Hij dacht dat hij met deze gewaden als Nimrod kon zijn en de<br />

wereld kon regeren. Waar<strong>om</strong> zou hij de zegen van Izak nog nodig hebben? Izak hoorde<br />

bij Sem, de stichter van Jeruzalem, wiens titel Melchizedek, “koning der gerechtigheid” of<br />

Adoni-zedek “heer der gerechtigheid” was. Dit werd in feite de titel voor alle koningen<br />

lang nadat Sem gestorven was en in Jozua 10:1 lezen we van een dergelijke koning met<br />

deze naamtitel.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 15


SEM IS MELCHIZEDEK<br />

Om aan te tonen dat Sem Melchizedek uit Gen. 14:18 is zullen we een stuk uit Jasher<br />

16:11, 12 citeren, dat ons over <strong>het</strong> verhaal van Abrahams ontmoeting,nadat hij Lot<br />

bevrijdt had, met Melchizedek vertelt:<br />

11 En Adoni-Zedek koning van Jeruzalem, die ook Sem is, ging uit met zijn mannen <strong>om</strong><br />

Abram en zijn mannen met brood en wijn te ontmoeten, en in vallei van Melech<br />

verbleven zij. 12 En Adoni-Zedek zegende Abram, en Abram gaf hem van alles wat hij<br />

van zijn vijanden had buitgemaakt een tiende deel, want Adoni-Zedek was een priester<br />

van God.<br />

Velen hebben Melchizedek verkeerd begrepen, denkende dat hij een incarnatie van Jezus<br />

Christus was. Hun geloof is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van Heb. 7:1-8.<br />

Vers 3 zegt <strong>het</strong> volgende over Melchizedek:<br />

3 Zonder vader, zonder moeder, zonder stambo<strong>om</strong> kent hij geen begin van<br />

dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt.<br />

Dit moet in de context van vers 6 begrepen worden. Heb. 7:6 zegt: “Hij echter, die niet<br />

van hen afstamt, heeft van Abraham tienden gen<strong>om</strong>en, en hij heeft hem gezegend die de<br />

beloften gekregen had.” <strong>De</strong> Statenvertaling zegt: “Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit<br />

hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden gen<strong>om</strong>en.” Met andere woorden, de<br />

geslachtrekening van Melchizedek is niet door een Bijbelse schrijver getraceerd of<br />

OPGETEKEND, en op deze manier is hij eveneens een beeld van Christus. Het betekent<br />

NIET dat Melchizedek letterlijk geen ouders had. Het zegt alleen maar dat hij slechts<br />

vanuit <strong>het</strong> niets in dat Bijbelverhaal ten tonele verschijnt, zonder de<br />

achtergrondinformatie van wie hij was en wie zijn ouders waren. <strong>De</strong>ze goddelijke stilte<br />

binnen dat Bijbelgedeelte werd bewust op deze manier opgetekend <strong>om</strong> van hem een<br />

beeld van Christus te maken, ofwel “aan de Zoon van God gelijkgemaakt”.<br />

Sem zelf leefde tot de volle leeftijd van 600 jaar. Hij was een eeuw oud toen de vloed<br />

kwam en leefde na de vloed vervolgens nog eens 500 jaar. Als iemand de genealogieën<br />

uit Gen. 11 op een rijtje zet, zoals wij in ons boek “<strong>De</strong> geheimen van tijd” hebben<br />

gedaan, dan zien wij dat Sem Abraham overleefde. Sem stierf in wezen toen Izak 50 jaar<br />

oud was.<br />

<strong>De</strong> Joodse tradities leren dat Sem Jeruzalem gesticht heeft en dat hij zodoende ook haar<br />

koning was. Tijdens heel <strong>het</strong> leven van Abraham was hij in leven. Op deze manier is <strong>het</strong><br />

alleen maar logische dat Abraham aan hem tienden betaalde, want hij was de ware<br />

koning over heel de aarde en de houder van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>. Omdat Sem Abraham<br />

overleefde heeft Abraham in feite nooit <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> ontvangen, hoewel hij er wel<br />

voor in aanmerking kwam. Daar<strong>om</strong> ging <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> direct van Sem op Izak over,<br />

en dit is de reden waar<strong>om</strong> <strong>het</strong> Bijbelverhaal niets over <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> zegt totdat de<br />

zonen van Izak er<strong>om</strong> gaan vechten.<br />

EZAU IS EDOM, IDUMEA, HET SEÏRGEBERGTE, TEMAN EN AMALEK<br />

Het begrijpen van Ezau <strong>–</strong> wie hij is en hoe zijn leven de moderne geschiedenis heeft<br />

beïnvloed <strong>–</strong> is van weze<strong>nl</strong>ijk belang binnen de studie van Bijbelprofetie. <strong>De</strong> nak<strong>om</strong>elingen<br />

van Adam kregen in de Bijbel verschillende namen. <strong>De</strong> eerste naam was Ed<strong>om</strong>, dat, zoals<br />

we in Genesis 25:30 lezen, “rood” betekent,<br />

30 Toen zei Ezau tegen Jakob: Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar,<br />

want ik ben moe. Daar<strong>om</strong> gaf men hem de naam Ed<strong>om</strong> [“rood”].<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 16


<strong>De</strong> Hebreeuwse naam “Ed<strong>om</strong>” wordt s<strong>om</strong>s in haar Griekse vorm “Idumea” geschreven.<br />

Dit zijn dezelfde namen, alleen in een andere taal geschreven. Door met de dochter van<br />

Seïr de Horiet te trouwen maakte Ezau een verbond met hem en ging vervolgens, zoals<br />

we in Genesis 36:8 lezen, bij die Kanaänitische familie wonen,<br />

8 Daar<strong>om</strong>ging Ezau in <strong>het</strong> Seïrgebergte wonen. Ezau, dat is Ed<strong>om</strong>.<br />

Het Boek van de Oprechte bevestigt dit, waarbij de reden aangedragen wordt dat hij<br />

vanwege <strong>het</strong> geschil met de Kanaänieten over grasland en waterrechten verhuisde.<br />

Vervolgens trouwde hij zich binnen de familie van Seïr deHoriet en gaf hij zijn dochters<br />

ten huwelijk aan de mannen binnen die familie (Jasher 30:29). Vanwege een geschil<br />

roeide de familie van Ezau uiteindelijk de familie van Seïr de Horiet uit, waardoor hij dus<br />

heel dat land beërfde. Op deze manier werd <strong>het</strong> Seïrgebergte <strong>het</strong> erfdeel van Ezau, <strong>het</strong><br />

“land van Ed<strong>om</strong>” en wordt dit later in de Schrift ook zo genoemd. Het lag ten zuiden van<br />

de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba bij de Rode Zee.<br />

In Ezechiël 35 is de profetie tegen de afstammelingen van Ezau direct gericht tot<br />

“Seïrgebergte en heel Ed<strong>om</strong>” (Ez. 35:15). <strong>De</strong> profeet uit in 25:13 zijn anti-Ezau profetie<br />

ook tegen “Teman”. Teman was Ezau’s kleinkind door Elifaz (Gen. 36:11).<br />

Elifaz had eveneens een zoon met de naam Amalek (Gen. 36:12) die een pr<strong>om</strong>inente<br />

stam binnen Ed<strong>om</strong> vestigde. Zij waren een van Israëls felste vijanden. Zij vestigde zich<br />

in <strong>het</strong> oosten van Ed<strong>om</strong>, tussen Kanaän en Egypte. Het waren de Amalekieten die Israël<br />

aanvielen toen zij onder Mozes uit Egypte kwamen. Zolang Mozes met zijn opgeheven<br />

handen voor Israël bemiddelde won Israël de slag (Exodus 17:11). Nadat Israël Amalek<br />

in Exodus 17:16 had verslagen vertelde God aan Mozes<strong>het</strong> volgende,<br />

16 Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! <strong>De</strong> <strong>strijd</strong> van de<br />

HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!<br />

Vanaf die tijd identificeerden de profeten de nak<strong>om</strong>elingen van Ezau constant als Israëls<br />

vijand die in latere tijden <strong>om</strong>vergeworpen zou worden.Het boek Obadja bestaat slechts<br />

uit een hoofdstuk, maar <strong>het</strong> is geheel aan dit onderwerp gewijd. Het zegt in vers 18 dat<br />

<strong>het</strong> huis van Ezau verteerd zal worden zoals een stoppelveld door vuur verteerd wordt.<br />

18 Dan zal <strong>het</strong> huis van Jakob een vuur zijn, <strong>het</strong> huis van Jozef een vlam, en <strong>het</strong><br />

huis van Ezau zal tot stoppels worden; zij zullen tegen hen ontbranden en hen<br />

verslinden, zodat er geen ontk<strong>om</strong>ene zal zijn voor <strong>het</strong> huis van Ezau! Ja, de<br />

HEERE heeft gesproken!<br />

Interessant detail is dat <strong>het</strong> “vuur” als eerste als “<strong>het</strong> huis van Jakob” (Israël) wordt<br />

aangeduid, en vervolgens meer specifiek als”<strong>het</strong> huis van Jozef”. Onthoudt dat Jozef de<br />

houder van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> was en de naam Israël droeg, sinds Jakob die naam in<br />

Gen. 48:16 aan de zonen van Jozef gegeven had. Dit laat in <strong>het</strong> bijzonder <strong>het</strong> conflict<br />

tussen Jozef en Ezau zien. <strong>De</strong> reden is dat beide huizen <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> vochten.<br />

Ezau was <strong>het</strong> kwijtgeraakt en zijn nak<strong>om</strong>elingen verlangden ernaar <strong>om</strong> <strong>het</strong> terug te<br />

krijgen. Uiteindelijk verkreeg Jozef <strong>het</strong>, maar zou <strong>het</strong> in latere tijden tijdelijk verliezen.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> wordt in Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” genoemd,<br />

8 Want <strong>het</strong> zal zijn de dag van de wraak van de HEERE, <strong>het</strong> jaar van de<br />

afrekening <strong>om</strong> de rechtszaak van Sion.<br />

Het Hebreeuwse woord waarmee “rechtszaak” is vertaald is reeb, en de Concordantie van<br />

Strong geeft <strong>het</strong> weer als “een twist (persoo<strong>nl</strong>ijk of juridisch)”. Met andere woorden, God<br />

heeft voor Ed<strong>om</strong> een afspraak in de rechtbank gepland, want Hij heeft een juridische<br />

zaak, of twist, wat betreft “Sion”, ofwel wat betreft <strong>het</strong> besturen van <strong>het</strong> Koninkrijk.<br />

Omdat Sion oorspronkelijk de plaats was waar Davids regeringzetel zich bevond werd <strong>het</strong><br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 17


een symbool voor <strong>het</strong> besturen van <strong>het</strong> Koninkrijk. Vanaf deze kant van <strong>het</strong> kruis geloven<br />

wij natuurlijk dat <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem <strong>het</strong> Oude Jeruzalem overruled, en zo is er ook<br />

<strong>het</strong> Nieuwe Sion dat van haar oorspronkelijke locatieverschilt. Hier zullen we in hoofdstuk<br />

8 over uitweiden.<br />

Wanneer we eenmaal begrijpen dat de profetieën wat betreft Ezau onder al deze namen<br />

opgetekend staan, wordt <strong>het</strong> duidelijk dat de Bijbel vol staat van profetieën tegen de<br />

nak<strong>om</strong>elingen van Ezau in latere tijden. Velen realiseren zich dit echter niet, want vele<br />

profetische statements zijn gericht tot een van de andere namen, namelijk Ed<strong>om</strong>,<br />

Idumea, Seïr, Teman of Amalek.<br />

DE UITVERKOOP VAN HET GEBOORTERECHT: UITBUITEN<br />

Jakob en Ezau waren zelf uiteraard rivalen <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de zegen<br />

(heerschappij). Toen Ezau die dag extra hongerig was verkocht hij zijn <strong>geboorterecht</strong><br />

voor een k<strong>om</strong> soep aan Jakob (Gen. 25:29-34). Het <strong>geboorterecht</strong> was <strong>het</strong><br />

eigend<strong>om</strong>srecht van alles wat Izak bezat. Toen Jakob in ruil voor een k<strong>om</strong> soep <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> kocht, was deze verkoop volgens Leviticus 25:14 onwettig,<br />

14 Wanneer u dan aan uw naaste iets verkoopt wat verkocht kan worden, of<br />

iets uit <strong>het</strong> bezit van uw naaste koopt, mag u elkaar niet uitbuiten.<br />

In de context van koop en verkoop betekent iemand uitbuiten, <strong>het</strong> profiteren van<br />

iemands situatie door iets voor een hele lage prijs te kopen of voor een hele hoog prijs te<br />

verkopen. Jakob brak deze wet toen hij <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van Ezau voor een k<strong>om</strong> soep<br />

kocht. Jakob bezat niet genoeg geld <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> voor een eerlijke prijs te<br />

kopen.<br />

Vele jaren later, toen Izak stierf, probeerde Jakob dit met Ezau recht te zetten. Jasher<br />

47:15-19 vertelt ons <strong>het</strong> verhaal,<br />

15 En toen Izak stierf liet hij zijn vee en zijn bezittingen en alles wat aan hem behoorde<br />

aan zijn zonen na; en Ezau zei tegen Jakob: “Zie ik bid u dat alles wat onze vader ons<br />

heeft nagelaten we in twee helften delen en ik vervolgens een deel mag kiezen.” En<br />

Jakob zei: “Zo zal <strong>het</strong> geschieden.” En Jakob nam alles wat Izak in <strong>het</strong> land Kanaän had<br />

achtergelaten, <strong>het</strong> vee en <strong>het</strong> bezit en hij bood <strong>het</strong> Ezau en zijn zonen in twee helften<br />

aan en zei tegen Ezau: “Zie, alles bevind zich voor u, kies nu een deel dat u zult nemen.”<br />

17 En Jakob zei tegen Ezau: “Hoor naar wat ik u te zeggen heb, de Heere HEERE van<br />

hemel en aarde sprak tot onze vaders Abraham en Izak zeggende, Aan uw zaad na u zal<br />

ik dit land voor eeuwig als erfdeel geven. 18 Daar<strong>om</strong> ligt alles wat onze vader ons heeft<br />

nagelaten voor uw voeten, en zie al <strong>het</strong> land ligt aan uw voeten; kies <strong>het</strong> deel dat u<br />

verlangt. 19 Als u <strong>het</strong> hele land verlangt, neem <strong>het</strong> dan voor eeuwig voor u en uw<br />

kinderen, en ik zal dan deze rijkd<strong>om</strong> nemen, en als u de rijkd<strong>om</strong> verlangt, neem <strong>het</strong> dan<br />

en ik zal dan dit land voor mij en mijn kinderen nemen als eeuwig erfdeel.”<br />

<strong>De</strong> keuze was dus tussen de rijkd<strong>om</strong> van Izak en <strong>het</strong> land Kanaän. Ezau besloot<br />

natuurlijk de rijkd<strong>om</strong> te nemen en liet <strong>het</strong> land voor Jakob over, want <strong>het</strong> land was al<br />

door de Kanaänieten geclaimd en de kans zat erin dat <strong>het</strong> nooit geërfd kon worden. <strong>De</strong><br />

deal werd in een boek opgen<strong>om</strong>en, getekend en verzegeld. Ezau verhuisde terug naar<br />

zijn gebied ten zuiden van Kanaän en Jakob bleef in Kanaän. Dit beëindigde tenminste<br />

voor eventjes <strong>het</strong> conflict.<br />

Wat noch Jakob noch Ezau begreep was dat de “land Kanaän” meer dan een geografische<br />

landerfenis <strong>om</strong>vatte. God had, zoals we al eerder vanuit Gen. 1:26-28 hebben<br />

aangetoond, vanaf <strong>het</strong> begin al in gedachte dat dit <strong>geboorterecht</strong> de belofte van <strong>het</strong><br />

Zoonschap moest zijn. Met andere woorden, de zogenaamde “landerfenis” was in wezen<br />

de openbaring van de zonen van God. Hoe? Onze lichamen zijn van <strong>het</strong> stof van de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 18


aardbodem gemaakt. Adam was geschapen vanuit <strong>het</strong> stof van de aardbodem en was in<br />

<strong>het</strong> begin een “geopenbaarde zoon”. Oftewel, <strong>het</strong> lichaam van Adam was geestelijk vlees.<br />

Zijn aardse lichaam openbaarde de heerlijkheid van God.<br />

Het doel van de schepping was dat God Zijn heerlijkheid in de aarde die Hij geschapen<br />

had kon openbaren. <strong>De</strong> hoogst haalbare openbaring was voor Adam en de mens in <strong>het</strong><br />

algemeen weggelegd. Het lichaam dat dus uit aardse materie was geschapen was niet<br />

slecht of kwaad, maar “zeer goed” (Gen. 1:31). God was altijd al in de hemelen<br />

geopenbaard, maar God schiep deze aarde zodat Hij Zichzelf in deze dimensie ook kon<br />

openbaren. Maar Adam zondigde en verloor dat verheerlijkte lichaam. Ofwel, hij verloor<br />

letterlijk zijn erfenis en kwam in slavernij van een aards lichaam terecht dat was<br />

verstoken van haar oorspronkelijke heerlijkheid. Het doel van de geschiedenis is dat de<br />

mens <strong>het</strong> verheerlijkte lichaam weer verkrijgt, waardoor <strong>het</strong> stof van de aardbodem<br />

weder<strong>om</strong> de goddelijke heerlijkheid kan huisvesten en openbaren.<br />

Vanwege deze reden is <strong>het</strong> Zoonschap in wezen <strong>het</strong> voornaamste erfdeel van de mens.<br />

Het is <strong>het</strong> ware “land Kanaän” dat God vanaf <strong>het</strong> begin aan ons wilde schenken. Het oude<br />

land Kanaän was slechts een beeld en afschaduwing van de ware erfenis. Toch toen Ezau<br />

de welvaart koos en de belofte van de landerfenis aan Jakob schonk, verachtte Ezau<br />

weder<strong>om</strong> <strong>het</strong> ware <strong>geboorterecht</strong>. En Jakob verkreeg de belofte van Zoonschap dat<br />

inherent, maar als <strong>het</strong> land Kanaän verm<strong>om</strong>t was.<br />

Het punt is dat Ezau een eerlijk tijdskeuze ontving. Maar Ezau was geen geestelijk mens,<br />

noch kon hij werkelijk onderscheiden wat er op <strong>het</strong> spel stond. Hij koos de onmiddellijke<br />

zegen van welvaart en verwierp <strong>het</strong> lange termijn erfdeel van de landerfenis, dat Paulus<br />

“de verlossing van ons lichaam” (R<strong>om</strong>. 8:23) noemt.<br />

Maar hoe zit <strong>het</strong> met <strong>het</strong> heersersmandaat? Ook dit was iets dat God in <strong>het</strong> eerste<br />

hoofdstuk van Genesis aan Adam schonk. Onthoud dat dit van generatie op generatie<br />

werd overgeleverd. Het ging over op Sem, de koning van gerechtigheid, koning van Jeru-<br />

Zalem (“Stad van Salem”). Abraham stierf te vroeg <strong>om</strong> deze mantel van heerschappij te<br />

ontvangen, maar Izak ontving <strong>het</strong> bij de dood van Sem, want hij was de volgende eerste<br />

erfgenaam in de lijn. Hoe verkreeg Jakob vervolgens dit heersersmandaat?<br />

HET HEERSERMANDAAT DOOR BEDROG GESTOLEN<br />

Het conflict tussen Jakob en Ezau stak de kop op toen Izak gereed was <strong>om</strong> de zegen aan<br />

Ezau te schenken. Blijkbaar werd Izak behoorlijk ziek of zwak en voelde hij dat zijn leven<br />

spoedig ten einde zou k<strong>om</strong>en. Daar<strong>om</strong> besloot hij <strong>om</strong> zijn oudste zoon Ezau met <strong>het</strong><br />

heersersmandaat te zegenen. Dit was een gebruikelijke manier van zegenen wanneer<br />

een aardvader voelde dat hij spoedig zou gaan sterven. Het was een formele overdracht<br />

van bezit op de opvolgende heerser. Het was <strong>het</strong> m<strong>om</strong>ent dat de houder van <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> wettelijk als HEERSER werd aangewezen.<br />

Het verschil tussen <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de heerschappij was in <strong>het</strong> eerste hoofdstuk van<br />

Genesis gevestigd. In Gen. 1:26 zei God tegen Adam en Eva: “Laten zij heersen.” In vers<br />

28 zei God: “Wees vruchtbaar en wordt talrijk”. <strong>De</strong> zegen van <strong>het</strong> vruchtbaar en talrijk<br />

zijn was <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> dat Ezau aan Jakob voor een k<strong>om</strong> soep had verkocht. Het<br />

heersersmandaat is de zegen die Jakob stal.<br />

Izak had de intentie <strong>om</strong> de “zegen” van heerschappij aan zijn oudste zoon Ezau te<br />

schenken. Hij zond Ezau <strong>om</strong> voor de gelegenheid naar wildbraad te jagen, maar Rebekka<br />

hoorde <strong>het</strong> gesprek en dacht terug aan de profetie tijdens haar zwangerschap dat “de<br />

oudere de jongere zou dienen”. Meteen besloot zij <strong>om</strong> God te helpen <strong>om</strong> de zegen voor<br />

Jakob te verzekeren. Door misbruik te maken van de blindheid van Izak (Gen. 27:1)<br />

deed Jakob zich als Ezau voor, door zich zelfs in Ezau’s beste kleding te hullen. Genesis<br />

27:15, 16 zegt,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 19


15 Daarop nam Rebekka de kostbare kleren van Ezau, haar oudste zoon, die ze<br />

bij zich in huis had, en trok ze Jakob, haar jongste zoon, aan. 16 Het vel van de<br />

geitenbokjes trok ze over zijn handen en over zijn gladde hals.<br />

Izak rook echter onraad <strong>om</strong>dat hij de stem van Jakob meende te horen. Vers 19 zegt,<br />

19 Jakob zei tegen zijn vader: Ik ben Ezau, uw eerstgeborene. Ik heb gedaan<br />

wat u mij gezegd hebt. Richt u toch op, ga zitten en eet van mijn wildbraad,<br />

zodat uw ziel mij kan zegenen.<br />

Later had Izak toch nog steeds argwaan en deed hij nogmaals een poging <strong>om</strong> Ezau’s<br />

identiteit vast te stellen. Vers 24 zegt,<br />

24 Hij zei: Ben je echt mijn zoon Ezau? Hij antwoordde: Dat ben ik.<br />

Vervolgens zegende Izak Jakob en riep hij hem uit als opvolger van Adam, goddelijk<br />

aangesteld <strong>om</strong> de aarde te regeren. Maar Ezau keerde met <strong>het</strong> wildbraad terug en vroeg<br />

<strong>om</strong> de zegen. Toen hij te horen kreeg dat Jakob <strong>het</strong> al had toegeëigend werd hij ziedend.<br />

Dit kan niemand hem echt kwalijk nemen. Ook Izak was door Jakobs bedrog behoorlijk<br />

van slag. Vervolgens lezen we in vers 36:<br />

36 Hij zei daarop: Wordt hij niet terecht Jakob genoemd, <strong>om</strong>dat hij mij nu twee<br />

keer bedrogen heeft? Mijn eerst<strong>geboorterecht</strong> heeft hij mij afgen<strong>om</strong>en, en zie,<br />

nu heeft hij mij mijn zegen afgen<strong>om</strong>en. Verder zei hij: Hebt u dan geen zegen<br />

voor mij overgehouden?<br />

Hier zien wij heel helder <strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de zegen. Vele jaren<br />

later hield hij dit onderscheid in stand toen hij zijn 12 zonen zegende, waarbij hij de<br />

zegen van <strong>het</strong> heersersmandaat aan Juda en <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> aan Jozef gaf. 1 Kron.<br />

5:1, 2 zegt,<br />

1 <strong>De</strong> zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël <strong>–</strong> hij was namelijk de<br />

eerstgeborene, maar <strong>om</strong>dat hij <strong>het</strong> bed van zijn vader geschonden had, is zijn<br />

eerst<strong>geboorterecht</strong> aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar<br />

niet zo, dat deze in <strong>het</strong> geslachtsregister als eerstgeborene werd ingeschreven,<br />

2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd tot vorst,<br />

maar <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong> was van Jozef.<br />

Hieruit blijkt duidelijk dat Juda de zegen van leiderschap ontving en dit hield in dat uit<br />

hem de koningen van Israël <strong>–</strong> in <strong>het</strong> bijzonder de Messias <strong>–</strong> zouden k<strong>om</strong>en. Aan de<br />

andere kant ontving Jozef <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>, dat <strong>het</strong> mandaat van “wees vruchtbaar en<br />

wordt talrijk” was. Het <strong>geboorterecht</strong> <strong>om</strong>vatte vervolgens <strong>het</strong> volk Israël <strong>–</strong> dat <strong>het</strong><br />

Koninkrijk zelf is. Dit was een beeld en afschaduwing van een grotere vervulling die nog<br />

stond te gebeuren <strong>–</strong> niet slechts vleselijke mensen die nationaal onder de naam Israël<br />

bekend kwamen te staan, maar de zonen van God die in de aarde tot openbaring k<strong>om</strong>en.<br />

Onthoud dat toen God <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat aan Adam gaf Hij niet slechts naar<br />

vleselijke kinderen, maar naar de zonen van God verlangde. Het volk Israël was zeer<br />

zeker geroepen <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk en de zonen van God voort te brengen, maar zij<br />

faalden onherroepelijk.<br />

<strong>De</strong> zegen van <strong>het</strong> heersersmandaat was de KONING-MESSIAS voortbrengen. Het bezit<br />

van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> betekende <strong>het</strong> bezit van <strong>het</strong> KONINKRIJK. Jakob verdrong Ezau in<br />

beide zaken. Eerst nam Jakob <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong> door oneerlijke handel, namelijk<br />

door te profiteren van Ezau’s honger. Maar door bedrog stal hij simpelweg de zegen van<br />

<strong>het</strong> heersersmandaat.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 20


Er is een ding dat ik over de goddelijke wet heb geleerd en dat is dat deze onpartijdig is<br />

(Jakobus 2:9). Dit betekent dat Ezau een juridische zaak tegen Jakob had, <strong>om</strong>dat Jakob<br />

hem onrecht had aangedaan. Velen hebben geprobeerd <strong>om</strong> de daden van Jakob hier te<br />

rechtvaardigen, maar zij kunnen niet gerechtvaardigd worden. <strong>De</strong> Bijbel zegt dat Jakob<br />

tegen zijn blinde vader loog. Jakob was schuldig aan regelrechte fraude. Vanwege deze<br />

reden moest God Jakob aansprakelijk houden. Daar<strong>om</strong> gaf Hij door Izak heen een<br />

belangrijke zegen aan Ezau. Een zegen die pas, zoals we spoedig in onze studie zullen<br />

aantonen, in de twintigste eeuw in vervulling ging.<br />

IZAKS ZEGEN AAN EZAU<br />

Izak moet op de hoogte zijn geweest dat God Jakob voor zijn bedrog jegens Ezau zou<br />

oordelen. Het maakte niets uit dat Ezau vleselijk was en niet <strong>het</strong> karakter van God bezat<br />

(ja, zelf niet <strong>het</strong> karakter van Izak). Maar Jakob bezat <strong>het</strong> blijkbaar evenmin. Als<br />

slachtoffer van bedrog wist Izak dat er een dag van afrekening zou aanbreken, waarbij<br />

Jakob <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de zegen aan Ezau moest teruggeven en <strong>het</strong> aan God moest<br />

overlaten aan wie Hij <strong>het</strong> op Zijn eigen manier wil schenken. Daar<strong>om</strong> gaf Izak in Gen.<br />

27:39, 40 de volgende zegen aan Ezau,<br />

39 Toen antwoordde zijn vader Izak en zei tegen hem: Zie, van de vruchtbare<br />

streken van de aarde zal je woongebied zijn, en van de dauw van de hemel van<br />

boven. 40 Van je zwaard zul je leven en je broer zul je dienen. Maar als je tot<br />

macht k<strong>om</strong>t, zul je zijn juk van je nek afrukken.<br />

<strong>De</strong> dag zou dus aanbreken dat Ezau <strong>het</strong> heersersmandaat door kracht zou nemen en zijn<br />

macht over een ieder die hij wil zou kunnen uitoefenen. Dit k<strong>om</strong>t overeen met <strong>het</strong><br />

karakter van Ezau en een onderdrukkende regering is wat wij van zijn nak<strong>om</strong>elingen<br />

zouden verwachten. Omdat Jakob <strong>het</strong> heersersmandaat van Ezau had gestolen, moest<br />

Jakob <strong>het</strong> <strong>om</strong> een of andere reden op een m<strong>om</strong>ent in de toek<strong>om</strong>st teruggeven. Dit was<br />

<strong>het</strong> rechtvaardige oordeel van Izak wat betreft deze zaak.<br />

Toch zal God <strong>het</strong> niet toestaan dat Ed<strong>om</strong> voor altijd de heerschappij zal bezitten. Hun tijd<br />

zou ten einde k<strong>om</strong>en nadat zij bewezen hadden dat zij niet geroepen noch in staat waren<br />

<strong>om</strong> de aarde zonder aanzien des persoons en door liefde te regeren. Hun regeringstijd<br />

zou aan alle mensen bewijzen dat zij tirannen zijn die verwachten behandeld te worden<br />

als vooropgestelde mensen. Maar God zal geen tirannen gebruiken <strong>om</strong> Zijn Koninkrijk te<br />

regeren.<br />

EZAU, DE EERSTE ZIONIST<br />

Ezau was van mening dat <strong>het</strong> land Kanaän rechtmatig aan hem toebehoorde en dat zijn<br />

broer Jakob <strong>het</strong> land onwettig had toegeëigend. Door heel de geschiedenis heen was <strong>het</strong><br />

zijn verlangen <strong>om</strong> Jakob uit te zetten en <strong>het</strong> land te veroveren en <strong>het</strong> te bezetten. Toen<br />

de nak<strong>om</strong>elingen van Jakob in Egypte woonden verbleef de hoofdstam van Ed<strong>om</strong> in<br />

Arabië, net ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba. <strong>De</strong> Amalekieten die<br />

een andere tak van Ezau waren vestigden zich ten zuiden van hen in de Negev, direct ten<br />

zuiden van Kanaän. Toen Israël onder leiding van Mozes Egypte verliet vielen de<br />

Amalekieten hen aan (Ex. 17). Op deze manier waren zij Israëls oudste vijanden, zij<br />

waren van plan <strong>om</strong> te voork<strong>om</strong>en dat Israël naar <strong>het</strong> land Kanaän zou terugkeren.<br />

Eeuwen later, ten tijde van Gideon, werd Israël door een alliantie van drie mensen<br />

gevangen gehouden: Amalek, Midian en de mensen van <strong>het</strong> oosten (Rich. 6:3). Zo zien<br />

wij dat Amalek nog steeds de vijand van Israël is en ernaar verlangt <strong>om</strong> hun in<br />

gevangenschap te zetten.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 21


Toen Juda door Babylon in ballingschap werd geleid, verheugde Ed<strong>om</strong> zich in hun<br />

gevangenschap, want dit betekende dat zij <strong>het</strong> land Kanaän konden gaan bezetten. Dit<br />

wordt in Ezechiël 35 in een profetie tot Ed<strong>om</strong> aangehaald.<br />

2 Mensenkind, richt uw blik op <strong>het</strong> Seïrgebergte en profeteer ertegen.<br />

5 Omdat u een eeuwige vijandschap hebt en u de Israëlieten deed neerstorten<br />

door <strong>het</strong> geweld van <strong>het</strong> zwaard in de tijd van hun ondergang, in de tijd van de<br />

uiterste ongerechtigheid, 6 daar<strong>om</strong>, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE:<br />

Voorzeker, Ik zal u tot bloed maken en bloed zal u achtervolgen. Omdat u <strong>het</strong><br />

bloedvergieten niet hebt gehaat, zal bloed u achtervolgen.<br />

10 Omdat u zegt: Die beide volken [Israël en Juda] en die beide landen zullen mij<br />

toebehoren, wij zullen ze in bezit nemen, al zou de HEERE daar zijn, 11 daar<strong>om</strong>,<br />

zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Ik zal handelen overeenk<strong>om</strong>stig uw<br />

toorn en overeenk<strong>om</strong>stig uw afgunst, waarmee u uit uw haat jegens hen bent<br />

opgetreden. Ik zal Mij onder hen bekendmaken, wanneer Ik u oordelen zal.<br />

Merk op dat in bovenstaand gedeelte wordt beschreven dat <strong>het</strong> Seïrgebergte geen<br />

vredelievende mensen waren. Zij verlangden naar bloed en schenden op deze manier dus<br />

de wet tegen <strong>het</strong> “eten van bloed” (Lev. 17). Vandaag de dag zou men hen als<br />

bloeddorstig bestempelen. Bloed is rood; Ed<strong>om</strong> betekent “rood”. We kunnen niet anders<br />

dan Ed<strong>om</strong>s naam binnen de profetische beschrijving van <strong>het</strong> nationale karakter insluiten.<br />

In vers 10 zien we door de mond van de profeet dat <strong>het</strong> verlangen van Ed<strong>om</strong> bestond uit<br />

<strong>het</strong> bezitten van de twee landen van Israël en Juda. Hoewel Izak geprofeteerd had over<br />

Ezau’s uiteindelijke heerschappij <strong>–</strong> en daarbij waarschij<strong>nl</strong>ijk ook zijn claim op <strong>het</strong> land<br />

Kanaän <strong>–</strong> geschiedde deze terugkeer NIET onder goddelijke motieven. Daar<strong>om</strong> zegt God<br />

ook dat Hij hen zal oordelen volgens hun toorn, afgunst en haat.<br />

Ezau verlangde ernaar <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk van God vanwege zijn persoo<strong>nl</strong>ijke gewin te<br />

regeren en deed dit volgens vleselijke motieven en methoden. In Ezechiël 36 richt de<br />

profeet zich tot Israël en vertelt hen in de verzen 2 tot 5 over Ed<strong>om</strong>,<br />

2 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de vijand over u gezegd heeft: Haha! Zelfs de<br />

eeuwige hoogten zijn ons tot erfelijk bezit geworden… 5 daar<strong>om</strong>, zo zegt de<br />

Heere HEERE: Voorwaar, in <strong>het</strong> vuur van Mijn na-ijver heb Ik gesproken tot <strong>het</strong><br />

overblijfsel van de heidenvolken en tot heel Ed<strong>om</strong>, die zichzelf Mijn land tot<br />

erfelijk bezit hebben gegeven met de blijdschap van heel hun hart, met<br />

leedvermaak, zodat zijn weidegrond tot buit zou zijn.<br />

Het conflict tussen Jakob en Ezau k<strong>om</strong>t in deze profetie duidelijk tot uiting. <strong>De</strong> <strong>strijd</strong> gaat<br />

<strong>om</strong> <strong>het</strong> land Kanaän, dat beide partijen wilden bezitten. Toen God van 745-721 v.Chr.<br />

<strong>het</strong> huis van Israël verstrooide stond alleen Juda nog in de weg van de afstammelingen<br />

van Ezau <strong>om</strong> <strong>het</strong> land in bezit te nemen. Toen Juda van 604-586 v.Chr. naar Babylon<br />

werd gen<strong>om</strong>en eigende Ed<strong>om</strong> Gods land zichzelf toe, niet <strong>om</strong> <strong>het</strong> voor Gods wil te<br />

gebruiken, maar <strong>om</strong> hun eigen egoïstische motieven te bevredigen.<br />

<strong>De</strong>ze profetie werd in de dagen van Ezechiël gedeeltelijk vervuld, maar in die tijd bezat<br />

Babylon in feite <strong>het</strong> land en niet Ed<strong>om</strong>. <strong>De</strong> Assyriërs voor hen hadden andere volken in<br />

dat land geplaatst <strong>om</strong> de gedeporteerde Israëlieten te vervangen (2 Kon. 17:24). <strong>De</strong><br />

afstammelingen van die volken kwamen bekend te staan als Samaritanen, die zelfs in de<br />

tijd van Jezus zo genoemd werden.<br />

Dus ondanks dat Ed<strong>om</strong> de twee landen van Israël en Juda had willen bezitten, werd <strong>het</strong><br />

hun op dat m<strong>om</strong>ent ontn<strong>om</strong>en. Dit betekent dat de vevulling van de zegen van Izak over<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 22


Ezau op een later m<strong>om</strong>ent zou geschieden. Hetzelfde geldt voor de profetie van Ezechiël<br />

over Ed<strong>om</strong>.<br />

DE PROFETIE VAN MALEACHI OVER EDOM<br />

<strong>De</strong> profeet Maleachi (ca. 450-400 v.Chr.) is waarschij<strong>nl</strong>ijk de duidelijkste verklaring van<br />

Ezau’s zionistische motieven. In hoofdstuk een lezen we,<br />

1 Een last, <strong>het</strong> woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi. 2 Ik<br />

heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad? Was<br />

Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad,<br />

3 en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn<br />

erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn. 4 Hoewel Ed<strong>om</strong><br />

zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de<br />

HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men<br />

zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in<br />

eeuwigheid toornig is.<br />

Het zionistische motief van Ezau bevindt zich in de verklaring: “Wij bouwen de puinhopen<br />

weer op.” In zekere zin herbevestigd God de zegen van Izak over Ed<strong>om</strong> dat zij zullen<br />

terugkeren en zullen wederopbouwen, maar dat <strong>het</strong> op een bepaald m<strong>om</strong>ent zal worden<br />

afgebroken. Op dat m<strong>om</strong>ent zal de wereld Gods kijk op Ed<strong>om</strong> en zijn methoden leren.<br />

Men zal hen “goddeloos gebied noemen”.<br />

Toch is de manier waarop God <strong>het</strong> land en <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> aan de afstammelingen van<br />

Ezau herstellen voor de meeste mensen grotendeels verborgen. Zowel de wereld als de<br />

kerk zijn opzettelijk door God verblindt, zodat wij Zijn plan en methoden niet zouden<br />

tegenwerken. Maar wij zijn van mening dat <strong>het</strong> m<strong>om</strong>ent is aangebroken dat een ieder zal<br />

zien wat God heeft gedaan <strong>om</strong> <strong>het</strong> onrecht jegens Ezau recht te maken. Om dit correct te<br />

begrijpen moeten we naar de historische optekening kijken en zien wat er daadwerkelijk<br />

met de afstammelingen van Ezau, ofwel Ed<strong>om</strong> in <strong>het</strong> Hebreeuws en Idumea in <strong>het</strong><br />

Grieks, is gebeurd.<br />

DE VEROVERING VAN DE MAKKABEEËN OVER EDOM IN 126 V.CHR.<br />

<strong>De</strong> verovering van Ed<strong>om</strong> of Idumea (zoals <strong>het</strong> toentertijd onder haar Griekse naam<br />

bekend stond) begon volgens 1 Makkabeeën 5:3-8 in 163 v.Chr. met Judas Makkabeüs.<br />

Uiteindelijk verdween in 126 v.Chr. Ed<strong>om</strong> als natie toen Johannes Hyrkanus van Juda zijn<br />

verovering bezegelde en de overgebleven Ed<strong>om</strong>ieten met geweld tot <strong>het</strong> Judaïsme<br />

bekeerde. Nooit meer was er een natie die Ed<strong>om</strong> of Idumea genoemd werd. Het verhaal<br />

wordt door een Joods historicus uit de eerste eeuw, Josephus genaamd, in zijn<br />

“Antiquities of the Jews”, XIII, ix, 1, zeer gedetailleerd beschreven. Daar lezen wij:<br />

“Ook nam Hyrkanus Dora en Marissa, steden van Idumea, in en onderwierp al de<br />

Idumeeërs; en stond <strong>het</strong> hen toe <strong>om</strong> in <strong>het</strong> land te blijven, mits zij besneden werden en<br />

de wetten van de Joden in gebruik zouden nemen; zij verlangde er zo naar <strong>om</strong> in <strong>het</strong><br />

land van hun voorvaderen te leven dat zij zich aan <strong>het</strong> gebruik van de besnijdenis en al<br />

de Joodse wetten onderwierpen; waardoor <strong>het</strong> volgende op dat m<strong>om</strong>ent tot hun<br />

doordrong, namelijk dat zij in geen enkel opzicht meer van de Joden verschilden.”<br />

Josephus was de Joodse historicus die als eerste tegen de R<strong>om</strong>einen vocht in de oorlog<br />

die Jeruzalem verwoestte. Hijzelf stamde van de Makkabeeën af. Hij was zeer bekend<br />

met deze zaken toen hij over deze zaken schreef, <strong>om</strong>dat hij dus over zijn eigen<br />

familiegeschiedenis schreef. <strong>De</strong> Joodse encyclopedie uit 1925 bevestigt onder “Ed<strong>om</strong>”<br />

deze Ed<strong>om</strong>itische opname tot <strong>het</strong> Jodend<strong>om</strong>, zeggende,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 23


“Judas Makkabeüs veroverde voor een tijd hun gebied (163 v.Chr.; Ant. Xii, 8 par. 1, 2).<br />

Opnieuw werden zij door Johannes Hyrkanus onderworpen (c. 125 v.Chr.) door wie zij<br />

werden gedwongen <strong>om</strong> de Joodse riten en wetten te houden (ib. 9, par. 1: xiv. 4, par.<br />

4). Zij werden vervolgens opgen<strong>om</strong>en binnen de Joodse natie en hun land werd door de<br />

Grieken en R<strong>om</strong>einen “Idumea” genoemd (Mark iii. 8; Ptolemeüs, Geography v.16). <strong>De</strong><br />

Idumese dynastie die tot aan de verovering van de R<strong>om</strong>einen over Judea regeerde begon<br />

met Antipater. Voor de belegering van Jeruzalem verschenen er onder leiding van<br />

Johannes, Simeon en Jakob meteen 20.000 Idumeeërs voor Jeruzalem <strong>om</strong> namens de<br />

zeloten die in de tempel werden belegerd te vechten (Josephus, B.J. iv. 4, par. 5).<br />

“Vanaf dat m<strong>om</strong>ent verdwenen de Idumeeërs als een apart volk.”<br />

Er zijn boeken geschreven <strong>om</strong> aan te tonen dat Turkije of China of andere naties <strong>het</strong><br />

moderne Ed<strong>om</strong> zijn als vergeefse poging <strong>om</strong> Ed<strong>om</strong> te identificeren als de echte of<br />

denkbeeldige vijand van de moderne Joodse staat. Toch beschrijft zelfs de Joodse<br />

encyclopedie (zojuist aangehaald) de waarheid zonder er doekjes <strong>om</strong> te winden. In 125<br />

of 126 v.Chr. “verdwenen de Idumeeërs (of Ed<strong>om</strong>ieten) als een apart volk” van de Joden.<br />

Dit wordt opnieuw door de Joodse encyclopedie, 1925 editie, Vol. 5, p. 41, bevestigt, die<br />

zegt: “Ed<strong>om</strong> is <strong>het</strong> huidige Jodend<strong>om</strong>.”<br />

Ed<strong>om</strong> werd door de Joden opgen<strong>om</strong>en en hield binnen de geschiedenis op met <strong>het</strong> zijn<br />

van een apart volk. Aan dit geschiedkundige feit kan niet getoornd worden en geen<br />

enkele historicus heeft geprobeerd dit te weerleggen. Het is onder historici zo bekend dat<br />

<strong>het</strong> ongelofelijk is hoe weinig christenen dit weten of <strong>het</strong> binnen hun opvatting van<br />

Bijbelprofetie hebben toegepast. Alleen God is in staat geweest <strong>om</strong> de kerk zo te<br />

verblinden zodat zij de hele natie van Ed<strong>om</strong> zijn kwijtgeraakt!<br />

Vandaar dat de Joden <strong>–</strong> of een vertakking hiervan <strong>–</strong> als <strong>het</strong> enige volk overbleef <strong>om</strong> de<br />

zegen van Izak en de zionistische profetieën over Ed<strong>om</strong> te vervullen. <strong>De</strong>ze zullen tot<br />

openbaring k<strong>om</strong>en door hun karakter, geopenbaard door hun zionistische methoden. Wij<br />

mogen verwachten dat <strong>het</strong> zionisme van Ed<strong>om</strong> door geweld, diefstal en bloedvergieten<br />

vervuld zal worden. In contrast mogen wij verwachten dat <strong>het</strong> ware, goddelijke zionisme<br />

van Israël (Jozef) door vrede, rechtvaardigheid en recht vervuld zal worden als zegen<br />

van alle geslachten van de aarde (Gen. 12:3). Dit is <strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> oude en <strong>het</strong><br />

Nieuwe Jeruzalem, tussen vleselijk en geestelijk, tussen bedrog en waarheid.<br />

HERODUS; HET PATROON VAN EEN JOODS-EDOMITISCHE KONING<br />

Bij de eerste k<strong>om</strong>st van Jezus Christus was koning Herodus Zijn rivaal voor de troon,<br />

ofwel Zijn aartsvijand. Vanwege deze reden probeerde Herodus Jezus te doden door kort<br />

na Zijn geboorte alle kinderen in Bethlehem te vermoorden. In dezen heeft de afgelopen<br />

generatie de opk<strong>om</strong>st van de kindermoord opnieuw kunnen aanschouwen in de vorm van<br />

legale abortus, wij vatten dit op als historische gelijkenis van de gebeurtenissen die<br />

voorafgaan aan de tweede k<strong>om</strong>st van Christus.<br />

Het patroon van koning Herodus zelf wordt vandaag de dag nog niet volledig<br />

gewaardeerd, <strong>om</strong>dat maar weinig mensen aan dit verband hebben gedacht en anderen<br />

dit <strong>het</strong> liefst mijden. Maar koning Herodus was half Idumees en half Joods. Zijn vader<br />

Antipater was toen hij nog jong was door Idumeeërs gevangen gen<strong>om</strong>en waarna hij in<br />

Idumea opgroeide. Later huwde hij een Idumese vrouw, Herodus’ moeder.<br />

Antipater kreeg de macht toen de R<strong>om</strong>einse regering hem in 47 v.Chr. als procurator van<br />

Judea benoemde. Kort hierna veroverden de Parthen Syrië en Judea en plaatste zij<br />

Antigonus op de troon <strong>om</strong>dat hij uit de lijn van de Makkabeeën kwam. Maar uiteindelijk<br />

ging Antipaters zoon Herodus in 40 v.Chr. naar R<strong>om</strong>e en verkreeg hij hun eerdere titel<br />

als koning van Judea. In zijn “Antiquities of the Jews”, XIV, xv, 2, schreef Josephus,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 24


“Herodus nu had een sterk leger; en… ging tot Jeruzalem… als reactie op wat Herodus<br />

had veroorzaakt verklaarde Antigonus… dat zij geen recht zouden doen als zij <strong>het</strong><br />

koninkrijk aan Herodus zouden geven, die niet meer dan een heimelijk iemand en een<br />

Idumeeër was, d.w.z. een half-Jood…”<br />

In 37 v.Chr. wierp Herodus Antigonis <strong>om</strong>ver en liet hij hem uiteindelijk in 34 v.Chr.<br />

<strong>om</strong>brengen. Herodus besteeg de troon als koning der Joden en begon de Idumese<br />

dynastie, die Judea voor een eeuw bestuurde, tot aan haar verwoesting in 70-73 n.Chr.<br />

Daarnaast vertegenwoordigde Herodus eveneens de Joodse natie, <strong>om</strong>dat hij net zoals de<br />

natie zelf half Idumees en half Joods was.<br />

Met andere woorden, <strong>het</strong> Jodend<strong>om</strong> zelf <strong>–</strong> d.w.z. zij die <strong>het</strong> judaïsme aanhangen en<br />

Jezus Christus verwerpen <strong>–</strong> is de enige moderne natie die de profetieën aangaande Ed<strong>om</strong><br />

kan vervullen. Door Ed<strong>om</strong> binnen de Joodse natie en haar religieuze systeem op te<br />

nemen werden de Joden de erfgenamen van beide profetieën <strong>–</strong> zowel de profetieën<br />

aangaande Juda als de profetieën aangaande Ed<strong>om</strong>.<br />

Tot nu toe hebben wij slechts een kant van deze zaak aangetoond, ofwel de kant van<br />

Ed<strong>om</strong>. Later zullen wij aantonen hoe de Joden eveneens <strong>het</strong> gedeelte van de profetieën<br />

over Juda vervullen. Om <strong>het</strong> volledige bereik van dit beeld te begrijpen moet men een<br />

goed begrip van de beide soorten profetieën hebben en inzien hoe deze zonder<br />

tegenstelling in elkaar passen.<br />

Maar voordat we enige chocola kunnen maken van <strong>het</strong> zionisme van de twintigste eeuw<br />

en haar verband met Ed<strong>om</strong>, moeten we eveneens haar verband met Juda aantonen. Pas<br />

als wij beide takken van deze profetie hebben vastgesteld zal alles overvloedig helder<br />

zijn.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 25


HOOFDSTUK 3<br />

Het heersersmandaat van Juda<br />

<strong>De</strong> eerstgeboren zoon van Jakob was Ruben, maar <strong>om</strong>dat hij “<strong>het</strong> bed van zijn vader had<br />

geschonden” verkreeg hij <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> niet (1 Kron. 5:1). Dit is een verwijzing naar<br />

de gebeurtenis die in Gen. 35:22 is opgetekend,<br />

22 En <strong>het</strong> gebeurde, toen Israël in dat land woonde, dat Ruben ging en met<br />

Bilha sliep, de bijvrouw van zijn vader; en Israël kwam dat te weten.<br />

Dit diskwalificeerde Ruben voor <strong>het</strong> ontvangen van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> zowel <strong>het</strong><br />

heersersmandaat als de zegen van <strong>het</strong> zoonschap. In Gen. 49:4 zegt Jakob tegen Ruben<br />

dat hij “onstuimig als <strong>het</strong> water” was, <strong>om</strong>dat hij niet de zelfbeheersing had <strong>om</strong> zich te<br />

onthouden van zijn seksuele relatie met Bilha. <strong>De</strong> naam van Ruben betekent: “Zie een<br />

zoon,” maar vanwege zijn daden verloor hij <strong>het</strong> zoonschap. Het zoonschap werd<br />

vervolgens aan zijn broer Jozef gegeven en <strong>het</strong> heersersmandaat ging over op zijn broer<br />

Juda.<br />

Juda was de vierde zoon van Jakob-Israël. Hij ontving niet <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> zelf, maar<br />

Jakob schonk hem wel <strong>het</strong> deel van <strong>het</strong> heersersmandaat. Hierover lezen we in 1 Kron.<br />

5:1, 2,<br />

1 <strong>De</strong> zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël <strong>–</strong> hij was namelijk de<br />

eerstgeborene, maar <strong>om</strong>dat hij <strong>het</strong> bed van zijn vader geschonden had, is zijn<br />

eerst<strong>geboorterecht</strong> aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar<br />

niet zo, dat deze [Ruben] in <strong>het</strong> geslachtsregister als eerstgeborene werd<br />

ingeschreven, 2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd<br />

tot vorst, maar <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong> was van Jozef.<br />

In <strong>het</strong> boek Genesis wordt ons de manier vertelt waarop Jakob <strong>het</strong> heersersmandaat van<br />

<strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat scheidde. In Gen. 37:3 vinden we de eerste hint dat <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> aan Jozef gegeven was, toen Jakob hem <strong>het</strong> teken van de<br />

<strong>geboorterecht</strong>houder gaf <strong>–</strong> een speciaal kleed:<br />

3 Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem<br />

een zoon van zijn ouderd<strong>om</strong>. Ook liet hij een veelkleurig gewaad voor hem<br />

maken.<br />

<strong>De</strong> eige<strong>nl</strong>ijke schenking van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> geschiedde later echter aan de zonen van<br />

Jozef, in <strong>het</strong> bijzonder Efraïm, wiens naam “vruchtbaarheid” betekent. Zijn naam was op<br />

deze manier profetisch wat betreft de vervulling van <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat, dat<br />

refereert aan Gen. 1:28. Toen Jakob oud geworden was en zou gaan sterven riep hij <strong>om</strong><br />

Jozef en zijn zonen en schonk hij hen de zegen die in Genesis 48 is opgetekend. Jozef<br />

verwachtte dat de zegen op Manasse, zijn oudste zoon, zou overgaan en daar<strong>om</strong> plaatste<br />

hij Manasse naast de rechterhand van Jakob. Efraïm plaatste hij aan de linkerhand van<br />

Jakob.<br />

Maar Jakob kruiste vervolgens zijn handen en legde zijn rechterhand op <strong>het</strong> hoofd van<br />

Efraïm en zijn linkerhand op <strong>het</strong> hoofd van Manasse. Gen. 48:15, 16 zegt,<br />

15 En hij zegende Jozef en zei: <strong>De</strong> God voor Wiens aangezicht mijn vaderen,<br />

Abraham en Izak, gewandeld hebben, de God Die mij als herder geleid heeft,<br />

mijn leven lang tot op deze dag, 16 de Engel, Die mij verlost heeft van al <strong>het</strong><br />

kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 26


vaderen, Abraham en Izak, genoemd zal blijven en zij in <strong>het</strong> midden van <strong>het</strong><br />

land in menigte zullen toenemen.<br />

<strong>De</strong> Engel die Jakob had verlost was de Engel die met Jakob in Gen. 32:24-32 bij Pniël<br />

worstelde. Dit was de Engel die Jakob de naam “Israël” had gegeven. Dus door deze<br />

zegen gaf Jakob-Israël die naam ISRAËL aan de zonen van Jozef door. Op dat m<strong>om</strong>ent<br />

zegende hij hen met een “grote menigte” van volken <strong>–</strong> ofwel, <strong>het</strong><br />

vruchtbaarheidsmandaat van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>.<br />

En vanwege deze reden zegt 1 Kron. 5:1, 2 (zojuist aangehaald) dat Jozef <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> ontving. En toch leren wij eveneens dat <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> aan Jozef niet<br />

<strong>het</strong> gehele <strong>geboorterecht</strong> was dat tot die tijd bestaan had. Jakob scheidde <strong>het</strong><br />

heersersmandaat van de rest van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en schonk dat deel aan Juda.<br />

DE ZEGEN VAN JAKOB AAN JUDA<br />

<strong>De</strong> zegen aan Juda wordt in Gen. 49:8-12 beschreven,<br />

8 Juda, jij bent <strong>het</strong>, jou zullen je broers loven [Juda betekent “lofprijzen”]! Je hand<br />

zal rusten op de nek van je vijanden; voor jou zullen de zonen van je vader zich<br />

neerbuigen. 9 Juda is een leeuwenwelp; van je prooi ben je opgestaan, mijn<br />

zoon. Hij heeft zich gekr<strong>om</strong>d [Heb. rabats, “hurken, in een duiken of liggen”], zich<br />

als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? 10 <strong>De</strong><br />

scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn<br />

voeten, totdat Silo k<strong>om</strong>t, en Hem zullen de volken gehoorzamen. 11 Hij bindt<br />

zijn jonge ezel aan de wijnstok en <strong>het</strong> veulen van zijn ezelin aan de edelste<br />

wijnstok; hij wast zijn kleren in wijn en zijn gewaad in druivenbloed. 12 Zijn<br />

ogen zijn donker door de wijn en zijn tanden wit door de melk.<br />

Hier zien wij dat Juda de heersersstaf (scepter) ontving. Ook wordt hij met een leeuw<br />

vergeleken, dat Juda’s nationale symbool op hun banier werd. Vandaar dat wij in<br />

Openbaringen 5:5 <strong>het</strong> volgende over Christus lezen: “de Leeuw Die uit de stam van Juda<br />

is.” Ook zien wij dat de leeuw zich zou kr<strong>om</strong>men of neer zou leggen. Op profetische wijze<br />

beeldt dit de dood van Jezus Christus uit. <strong>De</strong> Enige “die hem zal doen opstaan” is de<br />

Geest van Hem die Jezus uit de dood liet opstaan (R<strong>om</strong>. 8:11).<br />

HET RAADSEL VAN SIMSON OVER DE DODE LEEUW<br />

Ditzelfde thema over een dode leeuw die uit de dood opstaat k<strong>om</strong>t in <strong>het</strong> raadsel van<br />

Simson in Richteren 14 naar voren. Door de kracht van God dode Simson met zijn blote<br />

handen een leeuw (Rich. 14:5, 6), en wat later hadden enkele bijen een bijenkorf in <strong>het</strong><br />

dode karkas van de leeuw gemaakt. Simson nam wat honing van de korf, at ervan en gaf<br />

wat aan zijn ouders. Niet lang daarna ging hij naam Timna <strong>om</strong> daar zijn zevendaagse<br />

trouwfeest te vieren <strong>om</strong>dat hij van plan was <strong>om</strong> een Filistijnse vrouw uit Timna te<br />

trouwen. Aan <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> feest gaf hij een raadsel aan de Filistijnen op. Als zij dit<br />

konden oplossen zou hij elk van zijn dertig vrienden een nieuw kleed geven. Maar als zij<br />

<strong>het</strong> niet konden oplossen zouden zij allen Simson een nieuw kleed moeten geven.<br />

In Richteren 14:14 wordt <strong>het</strong> raadsel gegeven,<br />

14 Eten kwam uit de eter, en zoetigheid kwam uit de sterke.<br />

Omdat de Filistijnen de dode leeuw, uit wiens dood de honing kwam, niet hadden gezien<br />

begrepen zij hier niets van. Noch begrepen zij de betekenis <strong>–</strong> dat <strong>het</strong> geheimenis van <strong>het</strong><br />

Beloofde Land overvloeiende van melk en honing geschiedde door <strong>het</strong> zien van de dode<br />

Leeuw van Juda, “Die <strong>om</strong> onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt <strong>om</strong> onze<br />

rechtvaardiging” (R<strong>om</strong>.4:25). <strong>De</strong> openbaring van dat raadsel zou de belonging van<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 27


nieuwe klederen brengen, “klederen van <strong>het</strong> heil” (Jes. 61:10). Paulus spreekt over deze<br />

klederen als een “tent” waarnaar we verlangen <strong>om</strong> mee bekleed te worden opdat wij de<br />

onsterfelijkheid mogen verkrijgen (2 Kor. 5:1-4).<br />

Dit verhaal is zo een andere profetie van hoe we gered kunnen worden en hoe wij de<br />

onsterfelijkheid ontvangen, bekleed met een nieuw en verheerlijkt lichaam. Dit is in<br />

wezen <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> Loofhuttenfeest, waar wij in hoofdstuk zeven van ons boek “<strong>De</strong><br />

wetten van de tweede k<strong>om</strong>st” volledig over uitweiden.<br />

Het raadsel van Simson zegt ons hoe wij de zegen van Jakob op Juda moeten<br />

interpreteren. Juda moest de Koning-Messias voortbrengen, de Leeuw van de stam van<br />

Juda, die zou sterven en uit de dood op zou staan. Dit was de roeping van Juda en Jezus<br />

werd inderdaad uit de stam van Juda geboren. Juda heeft zijn roeping dus ook vervuld.<br />

Maar wij kunnen niet van Juda verwachten dat zij de boodschap van <strong>het</strong> zoonschap<br />

zullen vervullen, want deze roeping is voor Jozef weggelegd.<br />

Wij kunnen van Juda niet verwachten dat zij de roeping van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> vervullen,<br />

want dit was aan Efraïm, de zoon van Jozef, gegeven.<br />

Noch had Juda <strong>het</strong> recht <strong>om</strong> de naam van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>, namelijk Israël, te<br />

gebruiken, want deze naam was aan de zonen van Jozef gegeven.<br />

DE BREUK IN HET KONINKRIJK<br />

<strong>De</strong> scheiding van <strong>het</strong> heersersmandaat van <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat zaaide <strong>het</strong> zaad<br />

van de breuk die zich binnen de natie van Israël na de dood van Sal<strong>om</strong>o zou voordoen.<br />

Sal<strong>om</strong>o mag dan de wijste mens zijn die ooit geleefd heeft, hij was echter niet volwassen<br />

genoeg <strong>om</strong> zijn wijsheid verstandig te gebruiken. Vanwege deze reden werd hij erg<br />

corrupt en sloeg de volslagen dwaasheid bij hem toe. Hij hield van bouwen, maar hij<br />

vroeg aan <strong>het</strong> volk te veel belasting <strong>om</strong> zijn bouwprojecten te ondersteunen.<br />

Na de dood van Sal<strong>om</strong>o naderde <strong>het</strong> volk tot zijn zoon Rehobeam en zij vroegen hem of<br />

hij de zware belasting wilde verlagen. Rehobeam raadpleegde zijn adviseurs. <strong>De</strong> wijzen<br />

onder hen adviseerden hem <strong>om</strong> de belasting inderdaad te verlagen; de jongeren<br />

adviseerden hem echter <strong>om</strong> de belasting juist te verhogen zodat hij duidelijk zou maken<br />

dat <strong>het</strong> volk geen invloed had op zijn beleid. Dit veroorzaakte de breuk binnen <strong>het</strong><br />

Koninkrijk, waarbij de tien stammen tegen Rehobeam in opstand kwamen en hun eigen<br />

natie, met een eigen koning, de Efraïmiet Jerobeam, vestigde.<br />

Dit gebeuren was al in 1 Kon. 11:28-39 door de profeet Ahia geprofeteerd,<br />

30 Toen pakte Ahia <strong>het</strong> nieuwe kleed dat hij aanhad, en scheurde <strong>het</strong> in twaalf<br />

stukken. 31 Hij zei tegen Jerobeam: Neem er tien stukken van voor uzelf. Want<br />

zo zegt de HEERE, de God van Israël: Zie, Ik ga HET KONINKRIJK uit de hand<br />

van Sal<strong>om</strong>o losscheuren en Ik zal u tien stammen geven. 32 Maar één stam zal<br />

voor hem zijn, <strong>om</strong>wille van Mijn dienaar David en <strong>om</strong>wille van Jeruzalem, de<br />

stad die Ik uit alle stammen van Israël heb verkozen… 34 Uit zijn hand zal Ik<br />

DIT HELE KONINKRIJK echter niet nemen, maar Ik zal hem voor al de dagen<br />

van zijn leven tot vorst maken, <strong>om</strong>wille van Mijn dienaar David, die Ik heb<br />

verkozen en die Mijn geboden en verordeningen in acht heeft gen<strong>om</strong>en. 35 Maar<br />

uit de hand van zijn zoon zal Ik HET KONINKSSCHAP [d.w.z. <strong>het</strong> Koninkrijk]<br />

nemen en Ik zal u daarvan tien stammen geven.<br />

Merk in <strong>het</strong> bijzonder op dat <strong>het</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk was dat God van de koning van Juda<br />

afnam. Dit zorgde voor een scheiding van de koning met <strong>het</strong> Koninkrijk. Dit was een<br />

grote scheuring in <strong>het</strong> land. Omdat de stammen van Jozef (Efraïm en Manasse), die<br />

bewaarders van de naam ISRAËL waren, zich binnen de tien stammen bevonden, was de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 28


natie van de tien stammen van <strong>het</strong> noorden degene die wettelijk de naam van <strong>het</strong><br />

<strong>geboorterecht</strong> mochten gebruiken. Daar<strong>om</strong> werd zij ook “<strong>het</strong> huis van Israël” genoemd,<br />

terwijl de zuidelijke twee stammen (Juda en Benjamin) slechts “<strong>het</strong> huis van Juda”<br />

genoemd konden worden.<br />

Dit is zeer belangrijk. Vanaf dat m<strong>om</strong>ent spreken de profeten over deze verschillende<br />

naties met hun officiële namen. Wanneer zij over de noordelijke stammen spraken,<br />

noemden zij hen “<strong>het</strong> huis van Israël”. Als zij over de zuidelijke twee stammen spraken,<br />

noemden zij hen “<strong>het</strong> huis van Juda”. <strong>De</strong> profeten halen deze twee huizen nooit door<br />

elkaar als zij verschillende bestemming over deze twee naties profeteren.<br />

Historische gezien beschouwde de andere naties Israël en Juda ook als twee<br />

verschillende naties en hadden ook verschillende namen voor hen. <strong>De</strong> meeste naties<br />

kenden <strong>het</strong> noordelijk huis van Israël NIET bij de naam Israël, maar bij de naam van de<br />

stichter van Samaria, koning Omri. In die dagen werd die naam in wezen als “G<strong>om</strong>er” of<br />

“Gh<strong>om</strong>ri” uitgesproken. <strong>De</strong> Assyriës die later Israël wegvoerden noemden hen officieel<br />

Beth-Gh<strong>om</strong>ri of Beth-Khumri, wat “huis van Omri” betekent. Dit is dezelfde naam die op<br />

de Zwarte Obelisk van Salamaneser, de Assyrische koning die Samaria veroverde (2<br />

Koningen 18:9), staat vermeld. <strong>De</strong>ze Khumri migreerden later naar de onbewoonde<br />

wouden van Europa, waar zij onder de naam Kelten, Saksen en andere namen bekend<br />

kwamen te staan. Zij vormden de meerderheid van de Europese bevolking.<br />

Zie voor een uitgebreidere studie van de namen van Israël in hun ballingschap, en hoe zij<br />

onder die namen in Europa gemigreerd zijn, <strong>het</strong> boek van William Bennett “The Story of<br />

Celto-Saxon Israël”. In bijlage II van dat boek wordt de Zwarte Obelisk van<br />

Salamaneser, ondersteund met foto’s en tekst, besproken.<br />

Israël werd door Assyrië in ballingschap gevoerd en keerde nooit meer terug naar <strong>het</strong><br />

oude land; Juda heeft slechts een 70 jarige Babylonische ballingschap moeten ondergaan<br />

opdat de Messias op de bestemde plaats in Bethlehem van Judea geboren kon worden<br />

(Micha 5:2).<br />

<strong>De</strong> bestemming van <strong>het</strong> huis van Israël was <strong>het</strong> vervullen van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>. <strong>De</strong><br />

bestemming van <strong>het</strong> huis van Juda was <strong>het</strong> voortbrengen van de Koning-Messias. Bij Zijn<br />

eerste k<strong>om</strong>st kwam Christus voort uit de stam van Juda, geboren in Bethlehem, de stad<br />

Davids, <strong>om</strong> zo Juda’s roeping als Messias te vervullen. Maar bij Zijn tweede k<strong>om</strong>st moet<br />

Hij op een andere manier k<strong>om</strong>en <strong>om</strong> de roeping van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van <strong>het</strong> huis van<br />

Israël te vervullen, waarbij Hij vele zonen tot heerlijkheid zal brengen. Dit onderwerp<br />

hebben wij al zeer uitvoerig behandeld in de hoofdstukken tien en elf van ons boek “<strong>De</strong><br />

wetten van de tweede k<strong>om</strong>st”, daar<strong>om</strong> zullen wij hier nu niet over uitweiden.<br />

DE TWEE VIJGENBOMEN VAN JUDA<br />

<strong>De</strong> stam van Juda bestond uit twee soorten Judeeërs (ofwel Joden): goede en slechte.<br />

Het goede gedeelte moest <strong>het</strong> heersersmandaat ontvangen, terwijl <strong>het</strong> slechte gedeelte<br />

door God verworpen moest worden. Dit beeld k<strong>om</strong>t volledig naar voren binnen de<br />

profetieën van Jeremia. Het primaire beeld van deze twee “b<strong>om</strong>en” kunnen we in Jeremia<br />

24 vinden, waar <strong>het</strong> gaat over de natie Juda als zijnde 2 manden met vijgen. Een mand<br />

bevatte zeer goede vijgen; de andere zeer slechte vijgen die niet gegeten konden<br />

worden. In de eerste verzen van Jerermia 24 vertelt Jeremia hierover,<br />

1 <strong>De</strong> HEERE liet mij zien, en zie, twee manden met vijgen waren neergezet voor<br />

de tempel van de HEERE, nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia,<br />

de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de<br />

ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en<br />

hen naar Babel gebracht had. 2 In de ene mand zaten zeer goede vijgen, zoals<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 29


de eerste vroege vijgen zijn. In de andere mand zaten zeer slechte vijgen, die<br />

vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten waren.<br />

God gaf vervolgens de uitleg van deze openbaring. <strong>De</strong> mand met goede vijgen waren<br />

degenen binnen Juda die zich aan <strong>het</strong> oordeel van God onderwierpen en die in<br />

ballingschap naar Babylon gingen. God zei dat Hij ze terug zou brengen naar <strong>het</strong> land en<br />

“hen een hart zou geven <strong>om</strong> Hem te kennen” (24:7).<br />

<strong>De</strong> mand met slechte vijgen vertegenwoordigde echter degenen binnen Juda die<br />

weigerden <strong>om</strong> zich aan de koning van Babylon te onderwerpen <strong>–</strong> ofwel, zij weigerden <strong>om</strong><br />

zich aan Gods oordeel te onderwerpen. God zei <strong>het</strong> volgende over deze vijgen,<br />

8 Maar zoals de slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten<br />

zijn <strong>–</strong> want zo zegt de HEERE <strong>–</strong> zo zal Ik Zedekia maken, de koning van Juda,<br />

zijn vorsten, <strong>het</strong> overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven en<br />

die in <strong>het</strong> land Egypte wonen. 9 Ik zal hen voor alle koninkrijken van de aarde<br />

tot een schrikbeeld stellen hoe slecht <strong>het</strong> kan aflopen, tot smaad en tot een<br />

spreekwoord, tot een voorwerp van spot en tot een vloek in alle plaatsen<br />

waarheen Ik hen zal verdrijven. 10 Ik zal onder hen zenden <strong>het</strong> zwaard, de<br />

honger en de pest, totdat zij <strong>om</strong>gek<strong>om</strong>en zullen zijn uit <strong>het</strong> land dat Ik hun en<br />

hun vaderen heb gegeven.<br />

Wat een contrast! <strong>De</strong> vijgenbo<strong>om</strong> was uiteraard <strong>het</strong> symbool van de Joodse natie. Maar<br />

<strong>het</strong> is logisch dat deze twee manden met vijgen afk<strong>om</strong>stig waren van twee verschillende<br />

b<strong>om</strong>en. Jezus zag in Zijn tijd heel helder beide soorten Joden, want in Mat. 7:17-20 zei<br />

Hij,<br />

17 Zo brengt iedere goede bo<strong>om</strong> goede vruchten voort en een slechte bo<strong>om</strong><br />

brengt slechte vruchten voort. 18 Een goede bo<strong>om</strong> kan geen slechte vruchten<br />

voortbrengen en een slechte bo<strong>om</strong> kan geen goede vruchten voortbrengen.<br />

19 Iedere bo<strong>om</strong> die geen goede vrucht voortbrengt, wordt <strong>om</strong>gehakt en in <strong>het</strong><br />

vuur geworpen. 20 Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen.<br />

<strong>De</strong> goede bo<strong>om</strong> bracht dus goede vruchten voort en de slechte bo<strong>om</strong> slechte vruchten.<br />

Beide zijn van Juda, maar er was een duidelijk verschil tussen de mensen die door deze<br />

b<strong>om</strong>en werden vertegenwoordigd. <strong>De</strong> goede vijgen zijn degenen die Hem als Messias<br />

aannamen; de slechte vijgen verwierpen Hem. Jeremia zegt dat de goede vijgen zich aan<br />

<strong>het</strong> oordeel van God tegen de natie onderwierpen door gewillig voor 70 jaar naar Babylon<br />

te gaan. <strong>De</strong> slechte vijgen waren <strong>het</strong> niet eens met Gods oordeel voor hun zonden en<br />

besloten <strong>om</strong> <strong>het</strong> leger van koning Nebukadnezar te bevechten. Dit k<strong>om</strong>t heel duidelijk<br />

naar voren bij <strong>het</strong> lezen van Jeremia 24-30.<br />

HET GODDELIJKE OORDEEL VOOR ONGEHOORZAAMHEID<br />

<strong>De</strong> goddelijke wet schrijft in <strong>De</strong>ut. 17:9-12 voor dat de mensen de uitspraak van de<br />

priesters moeten gehoorzamen wanneer zij <strong>het</strong> volk volgens Gods wet moesten oordelen.<br />

Vers 12 zegt,<br />

12 <strong>De</strong> man echter die overmoedig handelt, door niet te luisteren naar de<br />

priester die daar staat <strong>om</strong> de HEERE, uw God, te dienen, of naar de rechter, die<br />

man moet sterven [vanwege <strong>het</strong> niet tonen van berouw en <strong>het</strong> minachten van de<br />

rechtbank]. Zo moet u <strong>het</strong> kwaad uit Israël wegdoen.<br />

Jeremia was een van de priesters van Anathoth (Jer. 1:1). In Jer. 7:9-15 gebruikt God<br />

hem <strong>om</strong> <strong>het</strong> oordeel over de natie van Juda aan te kondigen:<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 30


9 Stelen, doodslaan, overspel plegen, valse eden afleggen, reukoffers brengen<br />

aan de Baäl, andere goden achternagaan, die u niet gekend hebt, 10 en dan<br />

voor Mijn aangezicht k<strong>om</strong>en staan in dit huis waarover Mijn Naam is<br />

uitgeroepen, en zeggen: Wij zijn gered <strong>–</strong> <strong>om</strong> al deze gruweldaden te doen? 11<br />

Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol?<br />

Ook Ik, zie, Ik heb <strong>het</strong> gezien, spreekt de HEERE. 12 Want ga toch naar Mijn<br />

plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn Naam heb laten wonen, en zie<br />

wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de slechtheid van Mijn volk Israël. 13<br />

Welnu, <strong>om</strong>dat u al deze daden doet, spreekt de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u<br />

sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u geroepen heb, maar u niet<br />

geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen,<br />

waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb,<br />

doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van voor Mijn aangezicht<br />

wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb, heel <strong>het</strong> nageslacht van<br />

Efraïm.<br />

In dit juridische oordeel tegen Juda zei God dat Hij Juda en Jeruzalem weg van Zijn<br />

aangezicht zou werpen <strong>–</strong> net zoals Hij dit met Silo en Efraïm had gedaan. Silo was de<br />

plaats waar God als eerste Zijn naam had gevestigd, nadat Jozua Kanaän had veroverd<br />

(Joz. 18:1; Ps. 78:60). Maar vanwege de zonen van Eli verwijderde Hij zijn aanwezigheid<br />

(ark) uit Silo en plaatste Hij dit in Jeruzalem.<br />

God keerde nooit meer terug naar Silo, maar verliet die plaats voorgoed en verwierp<br />

Efraïm uiteindelijk van Zijn aangezicht door middel van een Assyrische ballingschap.<br />

Omdat zij net zo corrupt als <strong>het</strong> priesterschap van Eli en <strong>het</strong> volk Efraïm waren zou God<br />

<strong>het</strong>zelfde met Juda en Jeruzalem doen. Er waren enkele Joden die dit begrepen en zich<br />

aan Gods oordeel onderwierpen, maar <strong>het</strong> merendeel deed dit niet. Zij besloten <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />

te bevechten waardoor God volgens <strong>De</strong>ut. 17:12 de doodstraf over de slechte<br />

vijgenbo<strong>om</strong> uitriep.<br />

Om <strong>het</strong> oordeel dat God over Juda en Jeruzalem aankondigde volledig te begrijpen<br />

moeten we eerst onze huidige studie even pauzeren <strong>om</strong> de goddelijke wet van<br />

tegenspoed te bestuderen. Dit zal ons een beter begrip geven van <strong>het</strong> “juk” van<br />

ballingschap dat God over Juda bracht. Ook moeten we de geschiedenis induiken <strong>om</strong> te<br />

zien waar God in <strong>het</strong> licht van de verwijzing naar Silo (geciteerd in bovenstaande<br />

passage) Zijn naam heeft geplaatst.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 31


HOOFDSTUK 4<br />

<strong>De</strong> wetten van tegenspoed<br />

<strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium 28 toont ons de zegeningen van gehoorzaamheid en de vloeken van de<br />

wet voor ongehoorzaamheid aan God. Wanneer een natie Gods wet aan de kant schuift<br />

en dit verwisselt voor de onvolmaakte wetten van de mens, dan zullen zonde en onrecht<br />

in <strong>het</strong> land toenemen totdat <strong>het</strong> land ten slotte van binnenuit desintegreert of door<br />

invallende vijanden wordt verwoest. We zullen onze studie met <strong>De</strong>ut. 24:48 beginnen,<br />

want dit is <strong>het</strong> laatste en maximale oordeel binnen de wet van tegenspoed.<br />

In <strong>De</strong>ut. 28:48 staat,<br />

HET IJZEREN JUK<br />

48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en<br />

dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u EEN IJZEREN JUK op de hals<br />

leggen, totdat Hij u wegvaagt.<br />

Een juk is wat boeren vroeger op de nek van een stier plaatste <strong>om</strong> zo een veld <strong>om</strong> te<br />

ploegen. Een stier is een slaaf van de mens. Dus een juk op een mens duidt op zijn<br />

aanstaande slavernij. Het juk van Jezus is licht (Mat. 11:30), maar <strong>het</strong> juk van de mens<br />

is zwaar, want de heerschappij van de mens is op een bepaalde manier altijd<br />

onderdrukkend.<br />

In de volgende verzen (<strong>De</strong>ut. 28:49-57) beschrijft God Zijn definitie van een ijzeren juk.<br />

Het is de meest zware vorm van slavernij. Het betekent onder een onrechtvaardig of<br />

tirannieke meester k<strong>om</strong>en die de wetten van God niet volgt, maar zijn eigen wetten<br />

schept en deze rigoureus oplegt. Als God een ijzeren juk op de nek van een natie plaatst,<br />

dan zal Hij een buite<strong>nl</strong>andse natie zenden die hen zal belegeren totdat zij de hele<br />

infrastructuur van de natie hebben verwoest. Vers 64 zegt,<br />

64 <strong>De</strong> HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van <strong>het</strong> ene einde van de<br />

aarde tot aan <strong>het</strong> andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen,<br />

die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen<br />

Het k<strong>om</strong>t in de Schrift duidelijk naar voren dat wanneer Israël of Juda in zonde volhard<br />

en weigert zich te bekeren, God de belofte geeft <strong>om</strong> de natie te verwoesten en <strong>het</strong> volk<br />

te verstrooien. God zal <strong>het</strong> oordeel niet veranderen <strong>om</strong>dat Israël nu eenmaal “verkozen”<br />

is. In feite eist God juist meer van een “verkozen” volk, want “van ieder aan wie veel<br />

gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd<br />

heeft, zal men des te meer eisen” (Luk. 12:48).<br />

Het ijzeren juk is een laatste maatregel. Het betekent de verwoesting van de natie en<br />

haar steden. Het betekent dat vele mensen zonder genade zullen worden gedood.<br />

Eveneens <strong>om</strong>vat <strong>het</strong> een deportatie van overlevenden naar andere landen, <strong>om</strong> daar of als<br />

slaaf verkocht te worden of <strong>om</strong> daar als slaven ondergeschikt te worden aan vreemde<br />

heersers en mensengeboden. Elke natie die dergelijke verwoesting ondergaat zal<br />

zekerlijk weten dat zij in een grote verdrukking verkeren.<br />

Toen Assyrië Israël verwoestte en haar overgebleven burgers naar een gebied rond de<br />

Kaspische zee deporteerde (2 Kon. 17:6, 18-23), kwam dit <strong>om</strong>dat God een ijzeren juk op<br />

Israël had geplaatst. Toen Babylon een eeuw later Jeruzalem verwoestte en <strong>het</strong> de natie<br />

van Juda voor een zeventigjarige ballingschap deporteerde, was dit ook een ijzeren juk<br />

die God op hen plaatste. Toen de R<strong>om</strong>einen in 70 n.Chr. Jeruzalem verwoestte en de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 32


overgebleven Joden verstrooide, waarbij honderdduizenden in slavernij werden verkocht,<br />

betekende dit voor Juda weer een ijzeren juk.<br />

Dit zijn korte voorbeelden van een ijzeren juk die God in <strong>het</strong> verleden heeft gebruikt.<br />

Maar zoals we net al even aanhaalden is dit een allerlaatste maatregel. Er bestaat ook<br />

een milder oordeel dat God in <strong>het</strong> verleden op Zijn volk heeft geplaatst. <strong>De</strong> meest<br />

belangrijke is wat Jeremia een houten juk noemt.<br />

HET HOUTEN JUK<br />

Lang voor de dagen van Jeremia, in de tijd van de Richteren, plaatste God Israël een<br />

aantal keer in gevangenschap onder verscheidene naties. Telkens vond deze<br />

gevangenschap binnen de grenzen van Israël plaats. Dit betekende dat de naties naar<br />

Israël kwamen en hen door middel van belastingheffing in slavernij brachten. Toch werd<br />

<strong>het</strong> de Israëlieten toegestaan <strong>om</strong> in <strong>het</strong> land dat God hun gegeven had te blijven.<br />

In elke gebeurtenis in <strong>het</strong> boek Richteren zegt ons dat God Israël vanwege een oordeel<br />

voor hun zonde in slavernij bracht. Als Israël niet wetteloos was geworden, dan had God<br />

<strong>het</strong> de buite<strong>nl</strong>andse naties niet toegestaan <strong>om</strong> hen in slavernij te brengen. Richteren 3:5-<br />

8 zegt over de eerste gevangenschap <strong>het</strong> volgende,<br />

5 Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de Hethieten, de<br />

Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden, 6 namen zij<br />

hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun eigen dochters aan hun<br />

zonen. En zij dienden hun goden. 7 En de Israëlieten deden wat slecht was in de<br />

ogen van de HEERE, en zij vergaten de HEERE, hun God, en dienden de Baäls en<br />

de gewijde palen. 8 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël en Hij<br />

leverde hen over in de hand van Cusjan Risjataïm, de koning van Mesopotamië.<br />

En de Israëlieten dienden Cusjan Risjataïm acht jaar.<br />

God verkocht Israël in deze gevangenschap. Dit kwam NIET <strong>om</strong>dat de koning van<br />

Mesopotamië nu zo machtig was dat hij in staat was <strong>om</strong> Gods volk door wapengeweld te<br />

overweldigen. Het kwam <strong>om</strong>dat Israël de wetten van God aan de kant hadden geschoven<br />

en begonnen was met <strong>het</strong> volgen van de voorschriften en de wetten van andere goden.<br />

Als gevolg verkocht God Israël toen in de handen van de koning van Mesopotamië.<br />

Na een achtjarige gevangenschap kwam <strong>het</strong> volk tot bekering en zond God Othniël <strong>om</strong><br />

hen te bevrijden en <strong>het</strong> juk af te werpen. Dit juk was niet <strong>het</strong> juk waar <strong>De</strong>ut. 28 mee<br />

dreigde, want de natie werd niet verwoest, noch werd <strong>het</strong> volk naar een ander land<br />

gedeporteerd. Zoals Jeremia later beschreef was <strong>het</strong> slechts een houten juk. Het was een<br />

juk waarbij <strong>het</strong> volk werd toegestaan <strong>om</strong> in hun eigen land te blijven, hun eigen akker<br />

kon blijven ploegen, hun zaken konden blijven regelen <strong>–</strong> maar zij moesten echter<br />

belasting betalen aan de buite<strong>nl</strong>andse veroveraar.<br />

Maar ook de volgende generatie verwierp de goddelijke wet, waardoor na een<br />

veertigjarige vredesperiode God de Moabieten liet optrekken en Israël weder<strong>om</strong> onder<br />

een houten juk terecht kwam. Rich. 3:12 zegt,<br />

12 Maar de Israëlieten deden opnieuw wat slecht was in de ogen van de HEERE.<br />

Toen maakte de HEERE Eglon, de koning van Moab, sterk tegen Israël, <strong>om</strong>dat zij<br />

deden wat slecht was in de ogen van de HEERE.<br />

Opnieuw nam God alle krediet van dit gebeuren op zich. Het was niet de duivel die Eglon<br />

de kracht gaf. <strong>De</strong> koning van Moab had geen kracht <strong>om</strong> Israël in gevangenschap te<br />

brengen als God hem niet de kracht hiervoor gegeven had. Noch gaf God Eglon de kracht<br />

<strong>om</strong>dat hij zo rechtvaardig was. Nee, God gaf kracht aan Eglon <strong>om</strong> Israël voor hun zonden<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 33


te oordelen. En toen Israël uiteindelijk berouw toonde, zond God een richter met de<br />

naam Ehud <strong>om</strong> hen van <strong>het</strong> houten juk van Moab te verlossen (Rich. 3:15).<br />

<strong>De</strong>zelfde soort gebeurtenissen worden telkens herhaald wanneer Israël God en Zijn wet<br />

aan de kant schuift. Richteren 4 spreekt van Israëls derde gevangenschap, dit maal<br />

onder Jabin, de koning van Kanaän, die in Hazor, een noordelijke vesting, regeerde. <strong>De</strong><br />

vierde gevangenschap was voor zeven jaar onder de Midjanieten (Rich. 6:1). Toen <strong>het</strong><br />

volk God aanriep zond God hen Gideon <strong>om</strong> hen te verlossen <strong>–</strong> maar deze keer werd de<br />

verlosser pas gezonden nadat God een profeet had gezonden <strong>om</strong> hen een<br />

geschiedenisles te geven. Hier zien wij <strong>het</strong> eerste teken van de weerzin van Gods kant<br />

<strong>om</strong> Israël vrij te zetten. Hij wilde dat zij zich bekeerden en niet dat zij Hem slechts<br />

aanriepen.<br />

<strong>De</strong> vijfde en de zesde gevangenschappen staan in Richteren 10 opgetekend, eerst onder<br />

de Amonnieten en daarna onder de Filistijnen. Telkens was de oorzaak van<br />

gevangenschap <strong>het</strong>zelfde <strong>–</strong> <strong>het</strong> volk had God en Zijn wet weggedaan. Richteren 10:10<br />

zegt ons,<br />

10 Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE en zeiden: Wij hebben tegen U<br />

gezondigd, zowel <strong>om</strong>dat wij onze God hebben verlaten, alsook <strong>om</strong>dat wij de<br />

Baäls hebben gediend.<br />

Maar deze keer lijkt <strong>het</strong> erop dat God genoeg had van hun tijdelijke berouw en op<br />

emoties gebaseerde opwekkingen die noch diepte noch kracht bezaten. Zijn weerwoord is<br />

zeer opvallend:<br />

11 Maar de HEERE zei tegen de Israëlieten: Heb Ik u niet van de Egyptenaars<br />

verlost, en van de Amorieten, de Ammonieten en de Filistijnen, 12 en van de<br />

Sidoniërs, de Amalekieten en de Maonieten, toen zij u onderdrukten en u tot Mij<br />

riep en Ik u uit hun hand verloste? 13 En toch hebt u Mij verlaten en andere<br />

goden gediend. Daar<strong>om</strong> zal Ik u niet meer verlossen. 14 Ga weg en roep tot de<br />

goden die u verkozen hebt. Laten die u verlossen ten tijde dat u in nood<br />

verkeert!<br />

Het volk deed hun valse goden weg en beleed haar zonden, waarna God hen door de<br />

hand van Jefta verlostte. Toch duurde <strong>het</strong> niet lang voordat zij weer in zonde vielen en<br />

God hen uiteindelijk weer voor 40 jaar in de handen van de Filistijnen overleverde (Rich.<br />

13:1). In die tijd liet God Simson als een richter opstaan, maar God stond <strong>het</strong> hem niet<br />

toe <strong>om</strong> Israël van hun gevangenschap te verlossen. In feite werd Simson ten slotte door<br />

de Filistijnen gevangengen<strong>om</strong>en, die hem blind maakten en hem dwongen <strong>om</strong> bij de<br />

molen te malen.<br />

In de tussentijd was Eli de hogepriester bij de tabernakel in Silo. <strong>De</strong> zonen van Eli waren<br />

corrupt en de toek<strong>om</strong>st van <strong>het</strong> priesterschap zag er s<strong>om</strong>ber uit. Het volk probeerde<br />

zichzelf van <strong>het</strong> juk van de Filistijnen te verlossen, echter zonder succes, want zij<br />

bekeerden zich niet van de wetteloosheid en verkregen zo geen hulp van God.<br />

Vervolgens kregen de corrupte zonen van Eli <strong>het</strong> idee <strong>om</strong> de ark van <strong>het</strong> verbond mee te<br />

nemen in de <strong>strijd</strong> tegen de Filistijnen. In plaats van door eenvoudigweg berouw te tonen<br />

voor hun wetteloosheid dachten zij dat zij God in hun voordeel konden gebruiken. Zij<br />

dachten terug aan Num. 10:35, waar staat:<br />

35 En <strong>het</strong> was bij <strong>het</strong> opbreken van de ark dat Mozes zei: Sta op, HEERE, laat Uw<br />

vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw aangezicht<br />

vluchten.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 34


Zij waren van mening dat zij dezelfde formule konden volgen. Het was namelijk een<br />

“bewezen” taktiek en was daarnaast ook zeker Bijbels. En daar<strong>om</strong> lezen we in 1 Sam.<br />

4:2-4 over een <strong>strijd</strong> tussen Israël en de Filistijnen,<br />

2 <strong>De</strong> Filistijnen stelden zich op tegenover Israël. Toen de <strong>strijd</strong> zich uitbreidde,<br />

werd Israël door de Filistijnen verslagen; want zij doodden in de gelederen in<br />

<strong>het</strong> open veld ongeveer vierduizend man. 3 Toen <strong>het</strong> volk in <strong>het</strong> kamp<br />

teruggek<strong>om</strong>en was, zeiden de oudsten van Israël: Waar<strong>om</strong> heeft de HEERE ons<br />

vandaag vóór de Filistijnen verslagen? Laten wij vanuit Silo de ark van <strong>het</strong><br />

verbond van de HEERE bij ons nemen, en laat die in ons midden k<strong>om</strong>en, opdat<br />

die ons zal verlossen uit de hand van onze vijanden. 4 Toen zond <strong>het</strong> volk boden<br />

naar Silo, en men bracht vandaar de verbondsark van de HEERE van de<br />

legermachten, Die tussen de cherubs troont; en de twee zonen van Eli, Hofni en<br />

Pinehas, waren daar met de ark van <strong>het</strong> verbond van God.<br />

Ongetwijfeld riepen de zonen van Eli <strong>het</strong> volgende toen zij de ark vanuit Silo meenamen:<br />

“Sta op, HEERE, laat Uw vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw<br />

aangezicht vluchten.”<br />

Hun gebed werd beantwoord. 1 Sam. 4:10 zegt: “Toen streden de Filistijnen, en Israël<br />

werd verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tent.” Wat zij in hun blindheid niet<br />

doorhadden was dat God Israël, zolang zij tegen Zijn wet in opstand waren, als Zijn<br />

vijand beschouwde! Ex. 23:22 zegt,<br />

22 Maar als u aandachtig naar Zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken<br />

zal, zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en de tegenstander van hen die u in<br />

<strong>het</strong> nauw brengen.<br />

Was Israël aan de andere kant echter in opstand tegen God gek<strong>om</strong>en, dan was, zoals we<br />

in Jes. 63:10 lezen, <strong>het</strong> <strong>om</strong>gekeerde ook waar,<br />

10 Zíj [Israël] daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige<br />

Geest bedroefd. Daar<strong>om</strong> is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft<br />

tegen hen [Israël] gestreden.<br />

Dit was de morele en politieke situatie toen God Samuël als profeet en richter op liet<br />

staan. <strong>De</strong> Filistijnen hadden Israël in de slag verslagen en hadden de verbondsark<br />

veroverd. Zij hadden de priesters gedood (Ps. 78:60-64) en de stad Silo verwoest. <strong>De</strong><br />

priesters die <strong>het</strong> hadden overleeft moesten naar <strong>het</strong> dorp Nob verhuizen (1 Sam. 21:1),<br />

dat ten noorden van Jeruzalem lag.<br />

<strong>De</strong> Filistijnen behielden de ark voor zeven maanden voordat zij deze teruggaven (1 Sam.<br />

6). Maar de ark kon niet meer naar Silo, waar die sinds de dagen van Jozua had gestaan,<br />

terugkeren, want de stad was nu verwoest. In plaats daarvan bleef hij voor twintig jaar<br />

in Kirjath-Jearim staan (1 Sam. 7:2). Nadat de ark was teruggekeerd leidde Samuël <strong>het</strong><br />

volk tot een gebed van berouw (1 Sam. 7:3-6). Pas toen versloeg Israël de Filistijnen (1<br />

Sam. 7:13).<br />

Op deze manier eindigde <strong>het</strong> laatste “houten juk” in die historische periode binnen de<br />

geschiedenis van Israël.<br />

ISRAËL VERLANGT NAAR EEN KONING<br />

Het is van belang <strong>om</strong> op te merken dat vanuit Gods oogpunt Israël niet <strong>het</strong> inherente<br />

recht bezit <strong>om</strong> vrij te zijn. Hun vrijheid is een privilege onder God en wordt slechts<br />

geschonken wanneer zij gehoorzaam zijn aan Zijn wet en weigeren <strong>om</strong> anderen goden te<br />

volgen. Zoals dit in de tijd van de Bijbel gold, zo geldt dat vandaag de dag nog steeds.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 35


Het volk Israël begon dit ten tijde van Samuël eindelijk te begrijpen. Ze hadden namelijk<br />

van hun drie eeuwse bestaan sinds de dagen van Jozua voor meer dan een derde onder<br />

de tijd van een houten juk geleefd. Maar in plaats van te besluiten <strong>om</strong> voor altijd aan de<br />

goddelijke wet gehoorzaam te zijn, waren zij van mening dat God te streng voor hen<br />

was. Zij besloten dat zij eige<strong>nl</strong>ijk helemaal niet door God geregeerd wilden worden, want<br />

zij vonden Hem maar een tiran. Zij dachten dat zij door een mens gelijk aan hen<br />

geregeerd moesten worden, iemand die hun zonde veel meer zou tolereren, iemand die<br />

hen niet in gevangenschap zou brengen wanneer zij andere goden zouden gaan<br />

aanbidden. Daar<strong>om</strong> gingen zij tot Samuël en vroegen hem <strong>om</strong> verandering van<br />

heerschappij. 1 Sam. 8:4-7 zegt,<br />

4 Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in<br />

Rama. 5 Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet<br />

in uw wegen. Stel daar<strong>om</strong> een koning over ons aan <strong>om</strong> ons leiding te geven,<br />

zoals alle volken. 6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning <strong>om</strong> ons leiding te<br />

geven, was dit woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de<br />

HEERE.<br />

Het volk begreep niet dat er zonder God geen vrijheid bestaat. En zonder de goddelijke<br />

wet is er ook geen ware rechtvaardigheid en genade. Zij waren van mening dat zij God<br />

konden inwisselen en dat de mens meer rechtvaardig en genadig dan God zou zijn.<br />

Daar<strong>om</strong> gaf God hen Saul als koning. Hij was <strong>het</strong> neusje van de zalm, maar hij werd een<br />

onderdrukker van Israël en was geen haar beter dan de buite<strong>nl</strong>andse koningen die Israël<br />

in slavernij hadden gebracht.<br />

Dus in plaats van te worden geregeerd door buite<strong>nl</strong>andse onderdrukkers, werden zij nu<br />

door hun eigen Israëlitische onderdrukker geregeerd.<br />

Saul regeerde veertig jaar, waarna David nog eens veertig jaar regeerde. Toen David<br />

stierf regeerde zijn zoon Sal<strong>om</strong>o vervolgens nog eens veertig jaar en tijdens zijn regering<br />

werd de grote tempel gebouwd. <strong>De</strong> ark van <strong>het</strong> verbond had eindelijk weer een huis<br />

gevonden en God liet Zijn naam in Jeruzalem wonen.<br />

WAAR GOD VERKIEST OM ZIJN NAAM TE LATEN WONEN<br />

<strong>De</strong> goddelijke wet zegt in <strong>De</strong>ut. 16 dat de enige wettelijke plek waar men de feestdagen<br />

kan vieren, de plek is waar Hij Zijn naam laat wonen. Het zegt niets over een specifieke<br />

locatie, want God wist dat Hij de locatie van Zijn naam van tijd tot tijd zou veranderen.<br />

<strong>De</strong>ut. 16:1, 2, spreekt over de plaats waar <strong>het</strong> volk <strong>het</strong> Pascha diende te vieren:<br />

1 Neem de maand Abib in acht en houd <strong>het</strong> Pascha voor de HEERE, uw God,<br />

want in de maand Abib heeft de HEERE, uw God, u in de nacht uit Egypte geleid.<br />

2 Dan moet u voor de HEERE, uw God, <strong>het</strong> paaslam slachten, kleinvee en<br />

runderen, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen <strong>om</strong> Zijn Naam daar te laten<br />

wonen… 5 U mag <strong>het</strong> paaslam niet slachten binnen een van uw poorten die de<br />

HEERE, uw God, u geeft. 6 Maar op de plaats die de HEERE, uw God, zal<br />

uitkiezen <strong>om</strong> Zijn Naam daar te laten wonen.<br />

Hetzelfde geldt ook voor Pinksteren, ook wel binnen de wet <strong>het</strong> “Wekenfeest” genoemd.<br />

<strong>De</strong>ut. 16:10, 11 zegt,<br />

10 Daarna moet u <strong>het</strong> Wekenfeest houden voor de HEERE, uw God… 11… op de<br />

plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen <strong>om</strong> Zijn Naam daar te laten wonen.<br />

Ten slotte geldt dit ook voor <strong>het</strong> Loofhuttenfeest, want in <strong>De</strong>ut. 16:13 lezen we,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 36


13 Het Loofhuttenfeest moet u zeven dagen houden, als u de oogst van uw<br />

dorsvloer en van uw perskuip hebt ingezameld… 15 Zeven dagen moet u <strong>het</strong><br />

feest vieren voor de HEERE, uw God, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen.<br />

Eerst liet God Zijn naam in Silo wonen, waar Jozua binnen <strong>het</strong> territorium van zijn eigen<br />

stam van Efraïm de tabernakel van Mozes opzette. Maar <strong>om</strong>dat <strong>het</strong> priesterschap daar <strong>–</strong><br />

<strong>het</strong> priesterschap van Eli <strong>–</strong> corrupt werd, verwijderde God Zijn naam (en de ark) van die<br />

plaats en verplaatste Hij dit in de tijd van Sal<strong>om</strong>o naar Jeruzalem. Psalm 78 zegt daar<br />

<strong>het</strong> volgende over:<br />

58 Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten, verwekten Hem tot naijver<br />

door hun afgodsbeelden. 59 God hoorde <strong>het</strong> en werd verbolgen, Hij<br />

verachtte Israël zeer. 60 Daar<strong>om</strong> verliet Hij de tabernakel te Silo, de tent<br />

waarin Hij woonde onder de mensen…67 Hij verwierp de tent van Jozef, de<br />

stam Efraïm verkoos Hij niet. 68 Maar Hij verkoos de stam Juda, de berg Sion,<br />

die Hij liefhad. 69 Hij bouwde Zijn heiligd<strong>om</strong>, als hoogten, en vast als de aarde,<br />

die Hij voor eeuwig grondvestte.<br />

Zo zien wij dus dat God ten eerste Zijn naam in Silo vestigde, maar dat Hij vanwege de<br />

corrupte priesters die locatie later verliet. <strong>De</strong> ark van <strong>het</strong> verbond werd later in de<br />

nieuwe tempel die Sal<strong>om</strong>o in Jeruzalem bouwde neergezet onder een nieuwe dynastie<br />

van priesters die uit de familie van Zadok kwamen (1 Kon. 2:27, 35). Dit betekende dat<br />

God Zijn naam in een nieuwe locatie vestigde, namelijk in Jeruzalem. Maar zelfs deze<br />

plaatst was niet de laatste plaats waar Hij Zijn naam zou vestigen, want ook Jeruzalem<br />

werd corrupt en de aanwezigheid van God verliet ook die plaats. Jeremia vertelde <strong>het</strong><br />

volk van Juda en Jeruzalem dat vanwege hun constante wetsovertredingen, God de<br />

tempel van Sal<strong>om</strong>o zou verlaten en verwoesten. Na de redenen te hebben opges<strong>om</strong>st<br />

zegt Jer. 7:12-16 <strong>het</strong> volgende,<br />

12 Want ga toch naar Mijn plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn<br />

Naam heb laten wonen, en zie wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de<br />

slechtheid van Mijn volk Israël. 13 Welnu, <strong>om</strong>dat u al deze daden doet, spreekt<br />

de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u<br />

geroepen heb, maar u niet geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover<br />

Mijn Naam is uitgeroepen, waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en<br />

uw vaderen gegeven heb, doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van<br />

voor Mijn aangezicht wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb,<br />

heel <strong>het</strong> nageslacht van Efraïm. 16 En u, bid niet voor dit volk, hef voor hen<br />

geen geroep of gebed aan, dring niet bij Mij aan, want Ik zal niet naar u<br />

luisteren.<br />

Dit oordeel over Jeruzalem wordt in Jeremia 26:4-6 herhaald, waar staat:<br />

4 Zeg dan tegen hen: Zo zegt de HEERE: Als u niet naar Mij wilt luisteren door te<br />

wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden, 5 door te luisteren naar<br />

de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u zend, en u<br />

niet hebt willen luisteren, 6 dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal<br />

Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.<br />

Het volk bekeerde zich niet. <strong>De</strong> priesters veroordeelde de profeet in feite tot de doodstraf<br />

(Jer. 26:11) en zouden hem als een valse profeet doden. Maar <strong>het</strong> volk en de vorsten<br />

redden <strong>het</strong> leven van de profeet (26:16). Het Woord van de HEERE door Jeremia heen<br />

was geen populaire theologie. Noch is dit <strong>het</strong> in onze dagen. En daar<strong>om</strong> heeft God<br />

Jeruzalem inderdaad “tot een vloek voor alle volken van de aarde” gemaakt. Dit is<br />

praktisch <strong>het</strong> TEGENOVERGESTELDE van de belofte aan Abraham, waar zijn zaad een<br />

ZEGEN voor alle geslachten op aarde zou zijn.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 37


Toen Jeremia dit Woord ontving was dit Gods vonnis dat uitgesproken werd binnen <strong>het</strong><br />

hemelse gerechtshof. Vanaf dat m<strong>om</strong>ent mocht Jeremia niet bidden of dat oordeel<br />

misschien gekeerd kon worden of dat Gods naam in Jeruzalem zou mogen verblijven.<br />

Toen <strong>het</strong> vonnis eenmaal was uitgesproken kon zelfs berouw <strong>het</strong> oordeel van God niet<br />

meer keren. Vanaf dat m<strong>om</strong>ent moest Jeremia op een andere manier bidden. Hij kon<br />

slechts bidden dat <strong>het</strong> oordeel door berouw tot mindering gebracht zou worden, <strong>het</strong> kon<br />

echter niet geannuleerd worden.<br />

Jeremia zelf zag niet dat Gods heerlijkheid die tempel verliet. Dit visioen werd aan<br />

Ezechiël geschonken. In Ez. 10:4, 18 en 19 lezen we,<br />

4 Toen verhief de heerlijkheid van de HEERE zich van boven de cherub naar de<br />

drempel van <strong>het</strong> huis. Daarop werd <strong>het</strong> huis vervuld met de wolk en de voorhof<br />

was vol van de lichtglans van de heerlijkheid van de HEERE. 18 Toen ging de<br />

heerlijkheid van de HEERE weg, van boven de drempel van <strong>het</strong> huis, en bleef<br />

boven de cherubs staan. 19 En de cherubs hieven hun vleugels op, en verhieven<br />

zich voor mijn ogen bij hun vertrek van de aarde, en de wielen tegelijk met hen.<br />

Ieder stond stil bij de ingang van de Oostpoort van <strong>het</strong> huis van de HEERE, met<br />

de heerlijkheid van de God van Israël van bovenaf boven hen.<br />

<strong>De</strong> laatste keer dat <strong>het</strong> vertrek van Gods heerlijkheid wordt aangehaald kunnen we<br />

vinden in Ezechiël 11:23, waar staat,<br />

23 Toen steeg de heerlijkheid van de HEERE op uit <strong>het</strong> midden van de stad en<br />

bleef op de berg staan die ten oosten van de stad lag.<br />

<strong>De</strong> berg waar de heerlijkheid heen ging was de Olijfberg, gelegen ten oosten van<br />

Jeruzalem. <strong>De</strong> heerlijkheid is die tijd niet verder getrokken dan de Olijfberg, want Jezus<br />

moest nog k<strong>om</strong>en. Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Toen Hij ca. 600 jaar later<br />

geboren werd, leefde Hij, stierf Hij aan <strong>het</strong> kruis en stond Hij op uit de dood. Vervolgens<br />

onderwees Hij voor veertig dagen de discipelen alvorens Hij op de veertigste dag ten<br />

slotte ten hemel voer (Hand. 1:3). Op dat m<strong>om</strong>ent nam Jezus Zijn discipelen mee naar<br />

de Olijfberg en voer Hij ten hemel. Hand. 1:12 zegt <strong>het</strong> volgende van de discipelen,<br />

12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijfberg genoemd<br />

wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt.<br />

Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Die heerlijkheid was, in een gedeeltelijke<br />

vertrek van Jeruzalem, voor <strong>het</strong> laatst in de dagen van Ezechiël op de top van de<br />

Olijfberg gezien. Jezus opvaring ten hemel van de Olijfberg was <strong>het</strong> totale vertrek. <strong>De</strong><br />

heerlijkheid was nu volledig vertrokken uit de oude stad Jeruzalem. Tien dagen later<br />

keerde de heerlijkheid op de Pinksterdag terug (Hand. 2:1). Maar op dat m<strong>om</strong>ent vulde<br />

<strong>het</strong> niet de tweede tempel, maar de 120 discipelen in de bovenkamer. Zij werden vervuld<br />

van de Geest en de heerlijkheid van God verscheen als tongen als van vuur op hun<br />

hoofden. <strong>De</strong> heerlijkheid van God had een nieuwe locatie gevonden. God had een nieuwe<br />

plaats gekozen waar Hij Zijn naam vestigde. Dit wordt in Kor. 6:19 bevestigd,<br />

19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is<br />

en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?<br />

Opnieuw lezen we in Op. 22:4,<br />

4 en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.<br />

<strong>De</strong>ze progressie zegt duidelijk waar God ervoor gekozen heeft <strong>om</strong> Zijn naam te vestigen.<br />

Eerst vestigde Hij Zijn naam in Silo, vervolgens Jeruzalem en nu in de christelijke<br />

gelovigen, die een tempel van God zijn. Als iemand een feest probeert te vieren op een<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 38


andere locatie dan waar God Zijn naam heeft gevestigd, dan is hij onwettig bezig.<br />

Vandaag de dag reizen veel christenen voor verschillende feestdagen naar de oude stad<br />

Jeruzalem af. Zij begrijpen niet dat de heerlijkheid uit die plaats vertrokken is, net zoals<br />

deze uit Silo is weggegaan. Op die plaats staat “Ikabod” geschreven, net zoals <strong>het</strong> op de<br />

plaats Silo geschreven was (1 Sam. 4:21).<br />

Door Jeremia heen zei God dat Hij <strong>het</strong> oude Jeruzalem “een vloek” voor alle volken op<br />

aarde zou maken. Als iemand de stad van zegen wil vinden, dan moet hij <strong>het</strong> Nieuwe<br />

Jeruzalem vinden. Die stad is niet de oude stad. Het Nieuwe Jeruzalem is, net zoals haar<br />

tempel, gemaakt van MENSEN, en niet van hout en steen. Het Oude Jeruzalem is een<br />

vervloekte stad geworden, en dan niet door mensen, maar door God zelf vervloekt (Jer.<br />

26:6, eerder aangehaald).<br />

Wat nog erger is, is dat een ieder die naar <strong>het</strong> oude Jeruzalem gaat <strong>om</strong> een feest te<br />

vieren de goddelijke wet kan schenden, want <strong>het</strong> feest mag nergens anders gevierd<br />

worden dan daar waar Hij Zijn naam gevestigd heeft. Als iemand zegt: “Ik ben naar<br />

Jeruzalem gegaan <strong>om</strong> <strong>het</strong> feest te vieren,” dan kan hij de goddelijke wet geschonden<br />

hebben. Toch is <strong>het</strong> simpelweg geen zonde <strong>om</strong> ten tijde van de feesten naar Jeruzalem<br />

(of enige andere locatie) te gaan. Het moet echter duidelijk worden dat iemand een feest<br />

niet VIERT door naar een bepaalde geografische locatie te gaan.<br />

Het feest van Pascha moet door geloof GEVIERD worden in iemands eigen tempel, want<br />

iemand is gerechtvaardigd door <strong>het</strong> geloof in <strong>het</strong> bloed van <strong>het</strong> enige Lam van God die de<br />

zonde weg kan nemen. Ook <strong>het</strong> Pinksterfeest moet eveneens gevierd worden in iemands<br />

eigen tempel door met de Geest vervuld te worden, net zoals we in Handelingen 2<br />

kunnen zien. Het Loofhuttenfeest moet ook in iemands eigen tempel gevierd worden door<br />

volk<strong>om</strong>en in Zijn gelijkenis veranderd te worden, een lichamelijke verandering in een<br />

onsterfelijk en onvergankelijk lichaam (“huis”) dat tot nu toe voor ons in de hemelen is<br />

gereserveerd (2 Kor. 5:1-4). Voor een uitgebreide studie hierover verwijs ik u naar “<strong>De</strong><br />

wetten van de tweede k<strong>om</strong>st”.<br />

S<strong>om</strong>mige mensen zijn van mening dat de heerlijkheid van God in Jeruzalem geopenbaard<br />

zal worden. Dit wordt echter door Jer. 7:14 tegengesproken. Als Gods heerlijkheid nooit<br />

meer naar Silo zal terugkeren, dan zal <strong>het</strong> ook niet meer naar Jeruzalem terugkeren. Op<br />

beide plaatsten staat “Ikabod” geschreven. <strong>De</strong> heerlijkheid heeft in <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem<br />

een nieuwe rustplaats gevonden, in een tempel gebouwd van levende stenen. Dit was<br />

vanaf <strong>het</strong> begin al <strong>het</strong> verlangen van God. Dit onderwerp zal in hoofdstuk acht uitgebreid<br />

worden besproken.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 39


HOOFDSTUK 5<br />

<strong>De</strong> gevangenschappen van Juda<br />

In Jeremia 23-30 vertelde de profeet <strong>het</strong> volk dat als zij zich aan Gods rechtvaardige<br />

vonnis zouden onderwerpen, Hij <strong>het</strong> hen zou blijven toestaan dat zij onder een houten<br />

juk in <strong>het</strong> land konden blijven. Maar als zij weigerden <strong>om</strong> zich aan Gods vonnis te<br />

onderwerpen, zouden zij onder een ijzeren juk terecht k<strong>om</strong>en en worden meegevoerd<br />

naar Babylon. In Jer. 27:2 sprak de profeet over dit houten juk,<br />

2 Zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: Maak u banden en jukken en leg die op<br />

uw nek, 3 en stuur ze naar de koning van Ed<strong>om</strong>, naar de koning van Moab, naar<br />

de koning van de Ammonieten, naar de koning van Tyrus en naar de koning van<br />

Sidon, door de hand van de gezanten die naar Jeruzalem k<strong>om</strong>en naar Zedekia,<br />

de koning van Juda.<br />

Dit was niet alleen een boodschap aan de koning van Juda, maar ook aan de naburig<br />

gelegen volken. God zou al deze volken als slaven aan Nebukadnezar, de koning van<br />

Babylon, geven. Al deze volken werden vermaand <strong>om</strong> zich aan <strong>het</strong> houten juk van<br />

Babylon te onderwerpen. In Jer. 27:5-7 sprak God <strong>het</strong> volgende tot de profeet,<br />

5 Ík heb de aarde gemaakt, de mens en <strong>het</strong> vee die op <strong>het</strong> aardoppervlak zijn,<br />

door Mijn grote kracht en door Mijn uitgestrekte arm, en Ik geef haar aan wie<br />

<strong>het</strong> in Mijn ogen goed is. 6 Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van<br />

Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Zelfs ook de dieren van <strong>het</strong><br />

veld heb Ik hem gegeven <strong>om</strong> hem te dienen. 7 Alle volken zullen hem, zijn zoon,<br />

en zijn kleinzoon dienen, totdat ook voor zijn land de tijd k<strong>om</strong>t dat machtige<br />

volken en grote koningen zich door hem laten dienen. 8 En <strong>het</strong> zal gebeuren dat<br />

<strong>het</strong> volk of <strong>het</strong> koninkrijk dat hem, Nebukadnezar, de koning van Babel, niet wil<br />

dienen, en dat niet zijn nek wil geven onder <strong>het</strong> juk van de koning van Babel,<br />

dat volk <strong>–</strong> spreekt de HEERE <strong>–</strong> zal Ik straffen met <strong>het</strong> zwaard, met de honger en<br />

met de pest, totdat Ik hen <strong>om</strong>gebracht zal hebben door zijn hand.<br />

Met andere woorden, God zei dat Hij al deze volken aan de koning van Babylon (Babel),<br />

namelijk Nebukadnezar, “MIJN dienaar”, zou geven. Vanwege <strong>het</strong> scheppingsrecht claimt<br />

God dit recht te bezitten <strong>om</strong> dit te doen. In vers 5 verklaart God Zijn recht <strong>om</strong> dit te<br />

doen. Zo zien wij dus dat God Zelf <strong>het</strong> krediet claimt voor <strong>het</strong> brengen van de koning van<br />

Babylon naar Jeruzalem <strong>om</strong> de tempel te verwoesten en <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk naar een ander land<br />

te deporteren. Op deze manier huurde God de koning van Babylon in <strong>om</strong> Zijn vonnis over<br />

<strong>het</strong> zondige volk van Juda te laten uitvoeren. Maar Jeremia zegt in vers 11 ook heel<br />

duidelijk dat als <strong>het</strong> volk van Juda zich wel aan Gods vonnis zouden onderwerpen, zij een<br />

mildere vorm van oordeel zouden ontvangen, namelijk <strong>het</strong> houten juk.<br />

11 Maar <strong>het</strong> volk dat zijn nek zal voegen onder <strong>het</strong> juk van de koning van Babel<br />

en hem zal dienen, dat zal Ik in zijn eigen land laten, spreekt de HEERE, en <strong>het</strong><br />

zal dat bewerken en daarin wonen.<br />

In <strong>het</strong> volgende hoofdstuk, Jeremia 28, wordt ons de beslissing van <strong>het</strong> volk door hun<br />

voornaamste zegsman, de profeet Hananja, gegeven. Hier zien wij ook dat God Jeremia<br />

in wezen had opgedragen <strong>om</strong> met een houten juk <strong>om</strong> door Jeruzalem te wandelen, <strong>om</strong> zo<br />

<strong>het</strong> volk Zijn vonnis te tonen. <strong>De</strong> beslissing van Jeremia was <strong>om</strong> zich aan de koning van<br />

Babylon te onderwerpen en hem als de HEERE te dienen, wetende dat Nebukadnezar<br />

Gods dienaar was.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 40


JUDA VERWERPT HET HOUTEN JUK<br />

<strong>De</strong> profeet Hananja was door <strong>het</strong> juk dat <strong>om</strong> de nek van Jeremia hing beledigd, waarna<br />

hij <strong>het</strong> met geweld van Jeremia ontdeed en <strong>het</strong> brak. In Jer. 28:10, 11 lezen we,<br />

10 Toen nam de profeet Hananja <strong>het</strong> juk van de nek van de profeet Jeremia af<br />

en brak <strong>het</strong>. 11 En Hananja zei voor de ogen van heel <strong>het</strong> volk: Zo zegt de<br />

HEERE: Zo zal Ik binnen twee volle jaren <strong>het</strong> juk van Nebukadnezar, de koning<br />

van Babel, van de nek van alle volken breken. En de profeet Jeremia ging zijns<br />

weegs.<br />

Jeremia ging hier niet tegenin, wetende dat dit simpelweg <strong>het</strong> antwoord van <strong>het</strong> volk tot<br />

God was. Omdat zij van mening waren dat God aan hun kant stond en Hij hen zou<br />

helpen bij <strong>het</strong> verslaan van Babylonische leger, waren niet van plan <strong>om</strong> zich aan<br />

Nebukadnezar te onderwerpen. Jer. 2:35 zegt <strong>het</strong> volgende over hen,<br />

35 En dan zegt u [Judeeërs] nog: Voorzeker, ik ben onschuldig, ja, Zijn toorn is<br />

van mij afgewend.<br />

Zij geloofden niet dat zij schuldig waren aan rebellie jegens God, <strong>om</strong>dat zij Hem continu<br />

met alle religieuze vormen en rituelen in Gods tempel aanbaden. Zij geloofden niet dat<br />

God <strong>het</strong> zou toestaan dat Zijn prachtige huis (tempel) ontheiligd of verwoest zou worden.<br />

In Jer. 7:4 antwoord de profeet hen <strong>het</strong> volgende,<br />

4 Stel uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: <strong>De</strong> tempel van de HEERE, de<br />

tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE is dit!<br />

God riep de twee profeten Jeremia en Hananja <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk te polariseren en zo <strong>het</strong> hart<br />

van <strong>het</strong> volk te openbaren. Zij die opstandig van hart waren volgden natuurgetrouw de<br />

profetieën van Hananja en geloofden in de theologie van rebellie. Door tegen<br />

Nebukadnezar in opstand te k<strong>om</strong>en, kwamen zij buiten hun weten <strong>om</strong> in opstand tegen<br />

God Zelf.<br />

Zij die de boodschap van Jeremia geloofden waren degenen die de wet van verdrukking<br />

kenden en begrepen, namelijk dat God Israël en Juda zou oordelen voor <strong>het</strong> verwerpen<br />

van Zijn wet. <strong>De</strong>ze gelovigen waren bereid <strong>om</strong> zich aan <strong>het</strong> houten juk te onderwerpen,<br />

net zoals Jeremia dit ook deed. <strong>De</strong> opstandige meerderheid besloot echter te geloven dat<br />

God hen nooit als slaven van de koning van Babylon zou maken. Zij waren blijkbaar hun<br />

eigen geschiedenis in <strong>het</strong> boek Richteren vergeten. Zij geloofden in ieder geval niet in de<br />

wetten van verdrukking, die we in <strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium kunnen vinden. Daar<strong>om</strong> streden zij en<br />

stierven zij. <strong>De</strong> stad, de tempel en <strong>het</strong> gehele land werd geruïneerd. <strong>De</strong> overlevenden<br />

werden met geweld naar Babylon meegen<strong>om</strong>en <strong>om</strong> daar onder een ijzeren juk een 70<br />

jarige straf uit te dienen (Jer. 25:11), net zoals <strong>De</strong>ut. 28:48 al had gewaarschuwd.<br />

In Jeremia 28:12-14 lezen we,<br />

JUDA VEROORDEELD TOT EEN IJZEREN JUK<br />

12 Toen kwam <strong>het</strong> woord van de HEERE tot Jeremia, nadat de profeet Hananja<br />

<strong>het</strong> juk van de nek van de profeet Jeremia had gebroken: 13 Ga tegen Hananja<br />

zeggen: Zo zegt de HEERE: Jukken van hout hebt u gebroken, nu zult u in plaats<br />

daarvan jukken van ijzer maken. 14 Want zo zegt de HEERE van de<br />

legermachten, de God van Israël: Ik heb een juk van ijzer gelegd op de nek van<br />

al deze volken, <strong>om</strong> Nebukadnezar, de koning van Babel te dienen, en zij zullen<br />

hem dienen, ja, Ik heb hem ook de dieren van <strong>het</strong> veld gegeven.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 41


Het volk van Juda had de totale verwoesting kunnen afwenden, als zij maar naar <strong>het</strong><br />

woord van de HEERE door Jeremia heen hadden geluisterd. Zij waren echter veel te<br />

vaderlandslievend <strong>om</strong> zich aan <strong>het</strong> oordeel van God te onderwerpen. Op zich is er niets<br />

mis met liefde voor <strong>het</strong> vaderland, maar wanneer men de liefde voor <strong>het</strong> vaderland<br />

verkiest boven de onderwerping aan Gods oordeel voor de zonde, doen dergelijke<br />

patriotten veel kwaad jegens hun eigen volk. Daar<strong>om</strong> is <strong>het</strong> ook vandaag de dag nog zo<br />

belangrijk <strong>om</strong> de oordelen van God te herkennen, in plaats van z<strong>om</strong>aar aan te nemen dat<br />

alle nationale vijanden en onderdrukkers “van de duivel” zijn.<br />

In de tijd van Jeremia waren <strong>het</strong> de religieuze patriotten die <strong>het</strong> volk als lammeren naar<br />

de slachtende handen van Babylon brachten.<br />

JEREMIA’S ADVIES AAN DE GOEDE VIJGEN<br />

Er waren twee mannen met de naam Hananja. <strong>De</strong> een vertegenwoordigde de goede<br />

vijgen; de ander de slechte vijgen. <strong>De</strong> Hananja die tegen Jeremia opstond was de profeet<br />

van de slechte vijgen, want hij was van mening dat God Juda zou zegenen, zelfs in hun<br />

staat van rebellie. Hij dacht dat “verkozen zijn” betekende dat zij een voorrecht bezaten<br />

en dat God hen daar<strong>om</strong> nooit in gevangenschap of slavernij zou brengen.<br />

<strong>De</strong> andere Hananja was een van Daniëls vrienden die zich aan God onderwierp en als<br />

gevangene naar Babylon werd meegevoerd. In Dan. 1:6 lezen we over hem. Hij<br />

vertegenwoordigd de goede vijgen zoals deze in Jer. 24:7 beschreven staan.<br />

Vervolgens schreef Jeremia een brief aan de gevangen in Babylon <strong>–</strong> dit waren de<br />

Judeeërs die de “goede vijgen” voorstelden, inclusief de goede Hananja. Hij vertelde ze<br />

hoe ze in gevangenschap in Babylon moesten leven. Hij adviseerde ze NIET <strong>om</strong> een<br />

opstand of zelfs een algemene aanval te organiseren. Hij droeg hen NIET op <strong>om</strong> een van<br />

de overweldigers <strong>om</strong> te leggen, noch <strong>om</strong> tegen de koning samen te zweren. Zijn advies<br />

kunnen we in Jer. 29:4-7 vinden,<br />

4 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle<br />

ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd: 5 Bouw<br />

huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan, 6 neem vrouwen en<br />

verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters<br />

aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder<br />

niet in aantal. 7 Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb<br />

gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben.<br />

Met andere woorden, Jeremia vertelde de ballingen <strong>om</strong> voor <strong>het</strong> welzijn van Babylon,<br />

haar vrede, te bidden. Bid niet dat Babylon verwoest wordt, want zij was slechts de<br />

uitvoerder van Gods rechtvaardige oordeel over Juda. Probeer ook niet koning<br />

Nebukadnezar <strong>om</strong>ver te werpen, want hij was Gods dienaar. Probeer de koning niet te<br />

doden, want God heeft Juda in zijn handen gegeven. In 1 Pet. 2:18 gaf Petrus <strong>het</strong>zelfde<br />

advies aan de slaven,<br />

18 Huisslaven, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun<br />

die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen.<br />

<strong>De</strong> slechte vijgen zouden <strong>het</strong> advies van Jeremia alleen maar bespotten, maar de goede<br />

vijgen namen <strong>het</strong> in acht. Noch Daniël noch een van zijn vrienden hebben ooit<br />

geprobeerd <strong>om</strong> samen te zweren tegen de koning van Babylon. Zij leefden <strong>om</strong> kinderen<br />

voort te brengen, die vervolgens na 70 jaar ballingschap terug naar <strong>het</strong> oude land<br />

konden keren. Jer. 29:10 zegt,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 42


10 Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel<br />

voorbij zijn, zal Ik naar u <strong>om</strong>zien en over u Mijn goede woord gestand doen,<br />

door u terug te brengen naar deze plaats.<br />

Zie voor een uitgebreide studie waarin uitleg wordt gegeven waar<strong>om</strong> Juda veroordeeld<br />

was tot 70 jaar ballingschap in Babylon ons boek “<strong>De</strong> geheimen van tijd” hoofdstuk<br />

zeven.<br />

DE TERUGKEER UIT BALLINGSCHAP<br />

In voorgaande jaren was Babylon een van de provincies van <strong>het</strong> Assyrische rijk geweest.<br />

Maar Babylon was in staat <strong>om</strong> in opstand te k<strong>om</strong>en en <strong>om</strong> Assyrië <strong>om</strong>ver te werpen,<br />

waarbij zij de hoofdstad Ninevé in 607 v.Chr. innamen. Drie jaar later namen zij in 604<br />

v.Chr. ook Jeruzalem en Juda in. Toch duurde <strong>het</strong> Babylonische rijk slechts 70 jaar (604<br />

<strong>–</strong> 534 v.Chr.) <strong>De</strong>ze data worden in hoofdstuk acht van ons boek “<strong>De</strong> geheimen van tijd”<br />

bewezen.<br />

Ongeveer 50.000 mensen uit Juda, Benjamin en Levi keerde naar <strong>het</strong> oude land terug<br />

<strong>om</strong> daar aan de lange en moeilijke taak van wederopbouw van een nieuwe natie te<br />

beginnen. Dit alles onder leiding van de gouveneur Zerubbabel en met hulp van Ezra.<br />

Daarnaast genoten ze ook de inspiraties van de profeten Habbakuk, Haggai, Zacharia en<br />

Maleachi. Maar gedurende de volgende 450 jaar had <strong>het</strong> volk geen welbekende profeten<br />

<strong>om</strong> hen tot de geboorte van Jezus te leiden. Velen van hen vergaten de wet van<br />

tegenspoed en al gauw vormden de slechte vijgen de meerderheid in <strong>het</strong> land.<br />

Hun situatie was als volgt: In 537 v.Chr. viel Babylon door de Meden en de Perzen. <strong>De</strong>ze<br />

gebeurtenis staat in Daniël 5 opgetekend. Darius de Meder nam de stad Babylon in en<br />

regeerde hier enkele jaren en organiseerde <strong>het</strong> nieuwe rijk in 120 provincies (Dan. 1:6).<br />

Later arriveerde koning Kores de Perzische en keerde Darius terug naar zijn natie Medië.<br />

Vervolgens vaardigde Kores zijn befaamde besluit in 534 v.Chr. uit waardoor de Judese<br />

ballingen terug naar hun land mochten.<br />

DE VOORTDURING VAN HET GEVANGENSCHAP VAN HET HOUTEN JUK<br />

Kores de Perzische gaf Juda geen onafhankelijkheid. Zerubbabel werd gouverneur in<br />

Judea, maar bleef wel onder <strong>het</strong> gezag van de Perzische monarchieën staan. Vele jaren<br />

eerder had Daniël in feite al een opeenvolging van vier belangrijke wereldwijde rijken<br />

voorzien (Daniël 2), deze monarchieën zouden de wereld beheersen tot aan de k<strong>om</strong>st<br />

van <strong>het</strong> grote Stenen Koninkrijk <strong>–</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk van God onder Jezus Christus en Zijn<br />

overwinnaars (Dan. 2:44, 45).<br />

In Daniël 7 lezen wij meer details, waarbij wij zien dat de rijken van de “dieren” (leeuw,<br />

beer, luipaard en <strong>het</strong> naamloze dier) de macht zouden behouden totdat “<strong>het</strong> tijdstip was<br />

bereikt dat de heiligen <strong>het</strong> koningschap in bezit namen” (Dan. 7:22). <strong>De</strong>ze dierenrijken<br />

waren Babylon, Medië-Perzië, Grieke<strong>nl</strong>and en <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk. Daniël zag eveneens<br />

een “kleine hoorn” die de heerschappij bij de val van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk in 476 n.Chr. zou<br />

overnemen. Dit werd door Paaps R<strong>om</strong>e vervuld, dat tot op vandaag heerschappij voert.<br />

Wij zien dus dat <strong>het</strong> gevangenschap lang zou gaan duren en <strong>het</strong> besluit van Kores<br />

veranderde <strong>het</strong> ijzeren juk slechts in een houten juk.<br />

Juda werd dus simpelweg een van de provincies van <strong>het</strong> Medië-Perzië Rijk. Waar zij voor<br />

70 jaar onder een ijzeren juk hadden geleefd, zij nu onder een milder houten juk<br />

kwamen te staan. God stond <strong>het</strong> hen toe <strong>om</strong> als slaven van de Meden en de Perzen in<br />

<strong>het</strong> land te blijven. Dit Rijk wordt in Daniël 2 afgeschilderd als de twee armen van zilver<br />

en in Daniël 7 als de beer.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 43


Ongeveer 200 jaar later veranderde dit opnieuw, toen Alexander de Grote Perzië<br />

veroverde en <strong>het</strong> Griekse Rijk vormde. <strong>De</strong> heerschappij van <strong>het</strong> Griekse Rijk wordt in<br />

Daniël 2 als de bronzen buik en dijen van <strong>het</strong> grote beeld afgeschilderd. Dit beeld wordt<br />

eveneens in Daniël 7 afgeschilderd als <strong>het</strong> luipaard. In de verandering van Perzië tot<br />

Grieke<strong>nl</strong>and bleef <strong>het</strong> houten juk van Juda bestaan. Zij verwisselde slechts van meester.<br />

Toen Alexander stierf werd zijn Griekse Rijk onder zijn vier generaals verdeeld.<br />

Ptolemaeus ontving Egypte en Seleceus ontving Syrië. Palestina viel er tussenin en werd<br />

zodanig <strong>het</strong> <strong>strijd</strong>toneel van deze twee rijken, waarbij <strong>het</strong> de ene keer onder de<br />

heerschappij van Syrië viel en een andere keer onder Egypte. Nadat de Syrische koning<br />

enkele bijzondere onaangename zaken aan de tempel in Jeruzalem liet bouwen stonden<br />

in 163 v.Chr. ten slotte de Makkabeeën op, die <strong>het</strong> juk van Syrië afwierpen. Voor<br />

gedurende een eeuw was de natie van Juda (of Judea, zoals de Grieken <strong>het</strong> noemde)<br />

onafhankelijk. Het is opmerkelijk dat God <strong>het</strong> toestond dat vanwege de blasfemie van de<br />

Syrische koning <strong>het</strong> houten juk voor een tijdje werd ontn<strong>om</strong>en.<br />

Maar toen <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger onder leiding van P<strong>om</strong>peus Syrië en Judea veroverden<br />

kwam Judea weder<strong>om</strong> onder een houten juk te staan. Het R<strong>om</strong>einse Rijk werd in Daniël<br />

2 als de twee ijzeren benen afgeschilderd en in Daniël 7 als <strong>het</strong> naamloze dier.<br />

Vele Judeeërs morden en klaagden over de regering van R<strong>om</strong>e en accepteerden haar niet<br />

als Gods dienaar. Zij wilden niet onder <strong>het</strong> houten juk verkeren. Vele valse messiassen<br />

stonden op en beloofden <strong>om</strong> hen te bevrijden en <strong>het</strong> Koninkrijk van God te stichtten,<br />

maar allen faalden. <strong>De</strong> grote ijzeren tanden van R<strong>om</strong>e en de bronzen klauwen vertrapten<br />

alle tegenstand met haar voeten (Dan. 7:19). Als <strong>het</strong> volk de Schriften had begrepen,<br />

hadden ze geweten dat zijzelf tot inkeer moesten k<strong>om</strong>en en voor R<strong>om</strong>e moesten bidden,<br />

net zoals Jeremia had gezegd, namelijk voor <strong>het</strong> welzijn van Babylon te bidden. Maar<br />

naarmate de tijd vorderde begon de opstand jegens God te groeien en God reageerde<br />

hierop door de onderdrukking van R<strong>om</strong>e op te voeren.<br />

Als <strong>het</strong> volk had besloten <strong>om</strong> naar R<strong>om</strong>e toe vriendelijk te zijn, dan hadden de R<strong>om</strong>einen<br />

hen ook veel vriendelijker behandeld <strong>–</strong> net zoals ze met andere volken deden. Maar<br />

Judea was een lastig land <strong>om</strong> te regeren, want van al de provincies van R<strong>om</strong>e waren zij<br />

<strong>het</strong> meeste opstandig. R<strong>om</strong>e ging niet zachtmoedig met rebellie <strong>om</strong>. Zij waren van<br />

mening dat zij alle rebellie grondig moesten onderdrukken waarop zij duidelijk maakten<br />

dat alle opstand nutteloos was. Zij dachten dat zij met <strong>het</strong> uitroeien van alle hoop op<br />

succes zij de overgebleven opstandigheid zouden ontmoedigen.<br />

<strong>De</strong> Judeeërs waren echter van mening dat God aan hun kant stond, dat hun tempel <strong>het</strong><br />

huis van God was en dat God ernaar verlangde dat zij vrij en onafhankelijk waren. Zij<br />

zagen <strong>het</strong> heidense R<strong>om</strong>e als een goddeloze onderdrukker <strong>–</strong> en niet als Gods dienaar <strong>om</strong><br />

hen te tuchtigen tot zij zich bekeerden en de boodschap van Jeremia geloofden. Zij<br />

wilden zich net zo min aan <strong>het</strong> houten juk van R<strong>om</strong>e onderwerpen als hun voorvaders<br />

zich aan <strong>het</strong> houten juk van Babylon wilden onderwerpen. Zodoende wendde de Judese<br />

geschiedenis zich langzaam maar zeker tot de laatste ontknoping in 70 n.Chr. waarbij <strong>het</strong><br />

voor een ieder ten slotte duidelijk zou worden aan wiens zijde God zou staan. God streed<br />

voor R<strong>om</strong>e. Opnieuw werd Jeruzalem verwoest en plaatste God <strong>het</strong> volk weder<strong>om</strong> onder<br />

<strong>het</strong> ijzeren juk.<br />

DE OPSTAND TEGEN ROME (EN GOD): 66-73 N.CHR.<br />

In <strong>het</strong> boek van Abram Leon Sachar uit 1930, genaamd “A History of the Jews”, schrijft<br />

de Joodse auteur op pagina 117 <strong>het</strong> volgende,<br />

“Uiteindelijk kwam <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse geduld ten einde waarna de procurators barbaarse strengheid gingen<br />

hanteren. Bij ook maar de kleinste provocatie kwamen de soldaten opdraven. Eminente Joodse leiders werden<br />

gekruisigd, terwijl hele dorpen met de grond gelijk gemaakt werden. Dit alles tevergeefs. Een koorts van<br />

martelaarschap leek over de lastiggevallen menigte te k<strong>om</strong>en. Fanatici reisden met een vreemde woeste blik en<br />

in staat van waanzinnigheid heel <strong>het</strong> land door, waarbij ze profeteerden over <strong>het</strong> einde van de wereld en de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 44


k<strong>om</strong>st van de Messias. Grote menigten waren bereid <strong>om</strong> elk mogelijke visionair, die claimde inspiratie van<br />

boven te hebben, te volgen. Zeloten gingen hysterisch krijsend hun dood tegemoet. Wat moest iemand nu met<br />

zo’n natie doen? <strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen waren behoorlijk verbijsterd. Zij hadden wel vaker met dergelijke turbulente<br />

volken te maken gehad, maar geen van allen was zo tegendraads <strong>–</strong> zo waanzinnig hardnekkig.”<br />

Toen Florus de R<strong>om</strong>einse procurator van Judea was, begon in 66 n.Chr. de oorlog. Judea<br />

was ziedend van onrust en haat jegens de R<strong>om</strong>einen. <strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen waren van mening<br />

dat een volgende opstand op handen was. Hun eigen dipl<strong>om</strong>atie hadden ze zonder succes<br />

gebruikt. Nu instrueerde ze Florus <strong>om</strong> standvastig en indien nodig zelfs wreed te<br />

handelen. Joshephus, de Judese historicus in die tijd schreef in zijn “Wars of the Jews”,<br />

II, xiv, 3, 4, <strong>het</strong> volgende,<br />

“Daar<strong>om</strong> versterkte hij [Florus] elke dag hun calamiteiten <strong>om</strong> zo de kans op een opstand te verminderen… Op<br />

<strong>het</strong>zelfde m<strong>om</strong>ent begon in <strong>het</strong> twaalfde jaar van de regering van Nero en <strong>het</strong> zeventigste jaar van de regering<br />

van Agrippa in de maand Artemisius of Jyar de oorlog.”<br />

In onze huidige tijdberekening begon de oorlog in de lente van 66 n.Chr. Wanneer we de<br />

geschiedenis door de ogen van God lezen moeten we constateren dat geschiedenis<br />

simpelweg vervulde profetie is. Dus zonder enige kennis van geschiedenis kan men niet<br />

volledig begrijpen wat de profeten door inspiratie van God voorzegd hebben. Zij die de<br />

geschiedenis niet kennen zijn gedoemd haar te herhalen. In <strong>het</strong> geval van Juda in de<br />

eerste eeuw waren zij de wetten van tegenspoed vergeten en hechtten zij geen waarheid<br />

aan de boodschap van Jeremia. Zij vergaten de reden van <strong>het</strong> ijzeren juk van Babylon,<br />

waardoor zij gedoemd waren <strong>om</strong> tot dit zware oordeel terug te keren.<br />

God had de intentie <strong>om</strong> Jeruzalem en haar volk te oordelen voor hun hypocriete religie<br />

(zoals Jesaja dit hen voor had gehouden), die zij ten volle liet blijken door de verwerping<br />

van Johannes de Doper en Jezus Zelf door hun leiders. Johannes werd met <strong>het</strong> Pascha<br />

van 30 n.Chr. ter dood veroordeeld en Jezus was met <strong>het</strong> Pascha van 33 n.Chr.<br />

gekruisigd. Nu kwam hun genadeperiode van 40 jaar (die zij door Ezechiël in Ez. 4:6<br />

verkregen hadden) in 70-73 n.Chr. ten einde.<br />

God stuurde <strong>het</strong> hart van R<strong>om</strong>e aan door Florus over Jeruzalem aan te stellen, in de<br />

wetenschap dat zijn op angstgebaseerde beleid de Joodse rebellie alleen maar zou<br />

uitlokken, en die opstand zou op haar beurt een antwoord van R<strong>om</strong>e in <strong>het</strong> laatste<br />

oordeel uitlokken. Florus had er geen weet van dat hij slechts een pion in de handen van<br />

God was, want hij kon <strong>het</strong> grotere geheel niet overzien. Hetzelfde gold voor <strong>het</strong> volk van<br />

Judea.<br />

Rond die tijd werden een groep van Joodse extremisten, genaamd de Sicarii (Joodse<br />

“moordenaars”) uit Jeruzalem verbannen vanwege <strong>het</strong> veroorzaken van vernieling. Zij<br />

slaagden erin <strong>om</strong> heimelijk <strong>het</strong> fort van Masada in te nemen en de R<strong>om</strong>einse soldaten die<br />

daar verbleven <strong>om</strong> te leggen <strong>–</strong> dit nadat de Sicarii hadden beloofd <strong>om</strong> hun levens te<br />

sparen als zij zich simpelweg zouden overgeven. Josephus zegt hierover: “en zo werden<br />

al deze mannen dus barbaars gedood, met uitzondering van Metilius,” die gespaard werd<br />

<strong>om</strong>dat hij overeenstemde <strong>om</strong> een Jood te worden. (<strong>De</strong>ze moordenaars, of “terroristen”,<br />

zoals we ze vandaag de dag zouden noemen, verbleven in Masada totdat de R<strong>om</strong>einen<br />

hen in 73 n.Chr. veroverden.)<br />

Op <strong>het</strong>zelfde m<strong>om</strong>ent begon de gouverneur van de tempel in Jeruzalem met <strong>het</strong><br />

weigeren van <strong>het</strong> brengen van offers voor buite<strong>nl</strong>anders, en zij weigerden zelfs met <strong>het</strong><br />

gebruikelijke offer voor Caesar. Joshephus zegt ons in zijn “Wars of the Jews”, II, xvii, 2:<br />

“dit was <strong>het</strong> echte begin van de oorlog met de R<strong>om</strong>einen.”<br />

Binnen een paar maanden toen <strong>het</strong> volk voor <strong>het</strong> Loofhuttenfeest op weg was naar<br />

Jeruzalem braken ope<strong>nl</strong>ijke vijandelijkheden uit (Wars, II, xix, 1). R<strong>om</strong>e’s 12 e legioen<br />

van Antiochië werd onder leiding van Cestius Gallus verwoest. Vijfduizend driehonderd<br />

voetvolk en 380 ruiters werden gedood. <strong>De</strong> woede van R<strong>om</strong>e groeide hier door en<br />

bereidde zich voor <strong>om</strong> een groter leger te zenden <strong>om</strong> de opstand neer te drukken. Op dat<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 45


m<strong>om</strong>ent zou <strong>het</strong> blijken dat de woorden van Jezus in Lukas 21:20-22 hun vervulling<br />

gingen vinden:<br />

20 Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers <strong>om</strong>ringd wordt, weet dan dat<br />

zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de<br />

bergen en wie in <strong>het</strong> midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op<br />

de velden zijn, er niet in gaan. 22 Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat<br />

geschreven staat, vervuld wordt.<br />

Jezus sprak over de verwoesting van Jeruzalem zoals dit in Jeremia 19 voorzegd was.<br />

Eveneens sprak Hij over de “dagen van wraak” zoals geprofeteerd in Jes. 34:8. Hoewel<br />

deze profetieën hun laatste vervulling nog moeten vinden, werden zij ten minste<br />

gedeeltelijk vervuld door de oorlog van Babylon en opnieuw in de R<strong>om</strong>einse oorlog.<br />

<strong>De</strong> verwoesting van R<strong>om</strong>e’s 12 e legioen was de laatste daad die <strong>het</strong> lot van Jeruzalem<br />

bezegelde. In “Wars”, II, xx, 1, zegt Josephus,<br />

“Toen dit voorval door Cestius werd begaan vluchtten veel van de meest eminente Joden uit de stad weg, zoals<br />

zij van een zinkend schip zouden vluchtten.”<br />

Eusebius, de christelijke historicus uit de vierde eeuw en eveneens bisschop van<br />

Caesarea, schrijft in “Eccl. Hist.”, III, 5, hierover:<br />

“Verder werden de leden van de kerk in Jeruzalem, door een orakel die geschonken werd aan aanneembare<br />

personen daar, opgedragen <strong>om</strong> de stad te verlaten voordat de oorlog zou beginnen, en zij vestigden zich in een<br />

dorp in Perea, genaamd Pella. Zij die in Christus geloofden migreerden vanuit Jeruzalem naar Pella.”<br />

<strong>De</strong> christenen in Jeruzalem verhuisden naar Pella, een stad ten zuiden van de Jordaan,<br />

vele mijlen ten noorden van de Dode Zee. Met andere woorden, de tegenspoed zorgde<br />

binnen de kerk in Jeruzalem niet voor slachtoffers, zij vertegenwoordigden de goede<br />

vijgen van Juda. God bracht de tegenspoed <strong>om</strong> de slechte vijgen te oordelen <strong>–</strong> zij die <strong>het</strong><br />

judaïsme bleven aanhangen, zij die <strong>het</strong> wetteloze, hypocriete religieuze systeem dat<br />

Jezus als de Christus had verworpen bleven steunen. Op de ochtend van <strong>het</strong> Pascha in 70<br />

n.Chr. <strong>om</strong>singelden R<strong>om</strong>e Jeruzalem. <strong>De</strong> belegring duurde tot augustus, op Ab 10 werd<br />

de tempel verwoest, dit is dezelfde dag waarop de Babyloniërs de eerste tempel in 586<br />

v.Chr. hadden verbrand. Opnieuw zegt Josephus ons in “Wars”, VI, iv, 5,<br />

“Zo trok Titus [de R<strong>om</strong>einse generaal] zich in de toren van Antiochië terug en besloot daar de volgende morgen<br />

met zijn hele leger de tempel te bestormen en daar <strong>om</strong> <strong>het</strong> heilige huis heen een kampement op te zetten.<br />

Maar God had, wat betreft dat huis, <strong>het</strong> al lang geleden verdoemd <strong>om</strong> verbrand te worden. En nu was die fatale<br />

dag volgens de <strong>om</strong>loop van de eeuwen aanstaande; <strong>het</strong> was de tiende dag van de maand Lous, of Ab, waarop<br />

<strong>het</strong> al eerder door de koning van Babylon was verbrand.”<br />

HET IJZEREN JUK OPNIEUW OP DE SLECHTE VIJGEN VAN JUDA GEPLAATST<br />

In 70 n.Chr. werd Jeruzalem verwoest en de laatste verwoesting van <strong>het</strong> land geschiedde<br />

met de inname van Masada in 73 n.Chr. Gedurende deze hele tijd namen de Judeeërs<br />

dezelfde houding over als van hun voorvaders in de dagen van Jeremia. Zij konden niet<br />

geloven dat God echt tegen hen zou <strong>strijd</strong>en. Zij konden niet geloven dat God hen voor<br />

hun zonden aan <strong>het</strong> oordelen was. Zij konden niet geloven dat <strong>het</strong> de wil van God was<br />

dat zij zich aan hun gehate veroveraars zouden onderwerpen. En daar<strong>om</strong> lieten de<br />

religieuze zeloten en de patriotten onder hen de volslagen rampspoed over <strong>het</strong> volk<br />

k<strong>om</strong>en.<br />

Uit de geschiedenis blijkt duidelijk dat in 70 n.Chr. de Joden onder <strong>het</strong> ijzeren juk, zoals<br />

dit in de wetten van tegenspoed wordt gedefinieerd, kwamen te staan. <strong>De</strong>ut. 28:48-50<br />

zegt,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 46


48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en<br />

dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u een ijzeren juk op de hals<br />

leggen, totdat Hij u wegvaagt. 49 <strong>De</strong> HEERE zal een volk van ver weg tegen u<br />

doen opk<strong>om</strong>en, van <strong>het</strong> einde van de aarde, zoals een arend aan k<strong>om</strong>t zweven;<br />

een volk waarvan u de taal niet verstaat, 50 een meedoge<strong>nl</strong>oos volk, dat oude<br />

mensen niet ontziet en jonge mensen niet genadig is.<br />

Het nationale symbool van R<strong>om</strong>e was een arend. Het R<strong>om</strong>einse Rijk was eveneens <strong>het</strong><br />

vierde dierkoninkrijk in Daniël, dat de profeet beschrijft als in <strong>het</strong> bezit zijnde van<br />

IJZEREN benen. Daar<strong>om</strong> lijkt deze profetie van <strong>het</strong> ijzeren juk en volk als een arend<br />

bijzonder van toepassing op R<strong>om</strong>e.<br />

52 Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat uw hoge en versterkte muren,<br />

waarop u in heel uw land vertrouwde, neervallen. Het zal u benauwen in al uw<br />

poorten, in heel uw land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft.<br />

Het R<strong>om</strong>einse leger belegerde Jeruzalem en al de dorpen van Judea totdat zij allen<br />

onderworpen waren, net zoals Mozes dit in <strong>het</strong> bijzonder vermeldde.<br />

62 U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren<br />

aan de hemel, <strong>om</strong>dat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam<br />

geweest bent. 63 En <strong>het</strong> zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde <strong>om</strong><br />

u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden<br />

<strong>om</strong> u <strong>om</strong> te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit <strong>het</strong> land<br />

waar u naartoe gaat <strong>om</strong> <strong>het</strong> in bezit te nemen. 64 <strong>De</strong> HEERE zal u verspreiden<br />

onder al de volken, van <strong>het</strong> ene einde van de aarde tot aan <strong>het</strong> andere einde van<br />

de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend<br />

hebben, hout en steen. 65 Daarbij zult u onder die volken niet tot rust k<strong>om</strong>en en<br />

uw voetzool zal geen rustplaats hebben, want de HEERE zal u daar een bevend<br />

hart, kwijnende ogen en een treurende ziel geven.<br />

Merk op dat Mozes zei dat dit zou gaan gebeuren wanneer <strong>het</strong> volk ongehoorzaam aan<br />

God zou zijn. Zij die de woorden van Mozes niet geloven zullen de R<strong>om</strong>einen de schuld<br />

geven voor deze aanval in 70 n.Chr. Anderen zullen <strong>het</strong> verwijten aan de<br />

<strong>om</strong>standigheden. S<strong>om</strong>mige christenen zullen de duivel de schuld geven. Maar Mozes<br />

schrijft deze tegenspoed aan God toe. In Johannes 5:45-47 zei Jezus <strong>het</strong> volgende over<br />

hen,<br />

45 <strong>De</strong>nk niet dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; die u aanklaagt, is Mozes, op<br />

wie u uw hoop gevestigd hebt. 46 Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven;<br />

want hij heeft over Mij geschreven. 47 Maar als u zijn Schriften niet gelooft, hoe<br />

zult u Mijn woorden geloven?<br />

Het ijzeren juk, zoals <strong>het</strong> door Mozes was gedefinieerd, betekende dat de Judeeërs uit<br />

<strong>het</strong> land werden gezet. Meer dan een miljoen Joden kwamen in deze oorlog <strong>om</strong>. Nog<br />

meer werden als slaaf in anderen landen verkocht. Toch werd nog niet echt iedereen<br />

uitgezet. Oftewel, zij mochten zich nog wel in <strong>het</strong> land bevinden. <strong>De</strong> instelling ging pas<br />

van kracht toen een andere opstand zich voordeed, bekend onder de naam Bar Kochbaopstand<br />

van 132-135 n.Chr.<br />

Ondanks al hun tegenwerpingen geloofden de Joden Mozes net zo min als zij Jezus<br />

geloofden. Als zij Mozes hadden geloofd, dan hadden zij wel begrepen dat <strong>het</strong> niet de<br />

R<strong>om</strong>einen waren, maar dat <strong>het</strong> God was die <strong>het</strong> oordeel en de tegenspoed over hen<br />

bracht. Als zij Jeremia hadden geloofd, dan hadden zij zich aan de R<strong>om</strong>einen<br />

onderworpen en hadden zij zich vermenigvuldigd onder <strong>het</strong> houten juk, net zoals hun<br />

voorvaderen dit in Babylon hadden gedaan. Maar hun reactie jegens <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 47


was dezelfde reactie als die van de slechte vijgen jegens <strong>het</strong> leger van Babylon vele jaren<br />

eerder.<br />

Zij begrepen niet dat God hen aan <strong>het</strong> oordelen was. In plaats daarvan besloten zij <strong>om</strong><br />

tot de dood toe te <strong>strijd</strong>en, denkende dat God te allen tijde aan hun kant zou staan. Het<br />

lijkt een historisch feit te zijn dat zij die wetteloos zijn, eveneens ook blind zijn voor hun<br />

eigen wetteloosheid. Vanwege deze reden bevochten zij degenen die God had<br />

opgeworpen <strong>om</strong> de natie te oordelen. Zij bevochten de stok, in plaats van zich te<br />

vernederen voor <strong>De</strong>gene die deze hanteerde. <strong>De</strong>ut. 28:64 profeteert dat zij in hun<br />

gevangenschap andere goden in andere landen zouden gaan dienen. Judaïsme vervult<br />

deze profetie eveneens, want zij dienen niet de God van de Bijbel, behalve dan met hun<br />

lippen.<br />

En daar<strong>om</strong> staan Joodse geschiedenisboeken vol van klachten over hoe andere volken<br />

hen slecht hebben behandeld. Laten wij ons als christenen niet mengen met hen die<br />

doelbewust anderen mishandelen, waaronder de Joden. En laten wij eveneens erkennen<br />

dat God een goddeloos volk opwierp <strong>om</strong> hen volgens de wet van Mozes te oordelen. God<br />

gebruikt naast goede mensen ook slechte mensen voor Zijn doeleinden <strong>–</strong> <strong>het</strong>zij op<br />

verschillende manieren.<br />

DE TIMING VAN HET OORDEEL OVER JERUZALEM<br />

Dit oordeel van God kwam over hen als direct gevolg van hun verwerping en executie<br />

van Johannes de Doper en Jezus Christus. God had hen 40 jaar van genade geschonken<br />

waarin zij tot bekering konden k<strong>om</strong>en, zij weigerden dit echter te doen. In hun blinde<br />

overijverigheid bleven zij <strong>strijd</strong>en tot heel <strong>het</strong> land geruïneerd was en er miljoenen<br />

mensen dood of in slavernij verkocht waren.<br />

Johannes de Doper werd met <strong>het</strong> Pascha van 30 n.Chr. gedood, dit was ca. zes maanden<br />

nadat hij Jezus had gedoopt. Mattheüs 14:1-12 zegt ons dat nadat Johannes was<br />

geëxecuteerd zijn discipelen naar Jezus gingen en Hem <strong>het</strong> nieuws vertelden. Vervolgens<br />

voedde Jezus de 5000 met vijf broden en twee vissen. (Hetzelfde verhaal wordt in<br />

Johannes 6 verteld, waar wij zien dat dit wonder rond de tijd van Pascha werd gedaan.)<br />

Johannes stierf op <strong>het</strong> Pascha van 30 n.Chr.<br />

Veertig jaar later, met <strong>het</strong> Pascha van 70 n.Chr., begonnen de R<strong>om</strong>einen de stad<br />

Jeruzalem te belegeren. Josephus, een van de Judese generaals die tot aan deze<br />

belegering tegen de R<strong>om</strong>einen had gevochten, schreef van de 115.880 doden en<br />

gewonden die door een van de poorten van Jeruzalem werden gedragen. In zijn “Wars of<br />

the Jews”, V, xiii, 7, schreef hij:<br />

“Niet minder dan honderdvijftienduizend achthonderdtachtig dode lichamen, binnen de tijd tussen de<br />

veertiende dag van de maand Xanthicus of Nissan [d.w.z. Pascha], toen de R<strong>om</strong>einen hun kamp bij de stad<br />

opzetten, en de eerste dag van de maand Panemus of Tamuz."<br />

Josephus beschreef dat de R<strong>om</strong>einen hun kamp rond Jeruzalem opzetten <strong>om</strong> zo de<br />

belegering op <strong>het</strong> Pascha van 70 n.Chr. te beginnen. Dit was exact veertig jaar na de<br />

executie van Johannes de Doper. <strong>De</strong> stad werd eind augustus dat jaar verwoest. <strong>De</strong><br />

tempel werd verbrand. Door de hitte hiervan smolt al <strong>het</strong> goud. Later wrikte in de <strong>strijd</strong><br />

<strong>om</strong> <strong>het</strong> goud heel <strong>het</strong> volk elke steen van de andere los <strong>om</strong> <strong>het</strong> goud, dat zich tussen de<br />

stenen bevond, te verzamelen. Toen de verwoesting eenmaal was geschied stond er<br />

geen enkele steen meer op de andere, <strong>het</strong>geen Jezus in Mat. 24: 1, 2, al voorzegt had,<br />

1 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar<br />

Hem toe <strong>om</strong> Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 Jezus antwoordde<br />

en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op<br />

de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 48


Op deze manier werden de woorden van Jezus vervuld.<br />

DE INNAME VAN MASADA: 73 N.CHR.<br />

<strong>De</strong> Zeloten waren de Joodse extremisten in die tijd. Zij werden de Sicarii genoemd, wat<br />

“volk van de dolken” betekent. Het waren moordenaars en terroristen. Een ieder die hen<br />

niet hielp <strong>om</strong> de R<strong>om</strong>einse overheid <strong>om</strong>ver te werpen was hun vijand. Een van de<br />

discipelen van Jezus, Simon Zelotes, was een van hen geweest (Luk. 6:15), totdat Jezus<br />

hem een betere weg toonde. Zelotes betekent “de Zeloot”.<br />

In 73 n.Chr. was een man genaamd Eleazar de c<strong>om</strong>mandant van de Sicarii. Voordat ze<br />

naar Masada gingen doodden hij en zijn mannen duizenden mensen in Jeruzalem,<br />

waarmee hij <strong>het</strong> volk terroriseerde zodat ze zich bij hem zouden aansluiten in de opstand<br />

tegen de R<strong>om</strong>einen. Een ieder onder hen die vreedzaam was werd gedood. Toen de<br />

Sicarii uiteindelijk uit Jeruzalem werden verbannen namen zij de vestingberg Masada in.<br />

Drie jaar na de verwoesting van Jeruzalem namen de R<strong>om</strong>einen ten slotte Masada in. <strong>De</strong><br />

R<strong>om</strong>einen hadden een verhoging moeten bouwen <strong>om</strong> zo de vesting in te nemen. Hun<br />

verhoging was op de veertiende dag van de eerste maand in 73 n.Chr. af. Dit was de dag<br />

waarop <strong>het</strong> volk normaliter hun lammeren voor <strong>het</strong> Pascha zou slachten <strong>om</strong> ze diezelfde<br />

avond nog op te eten. <strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen besloten <strong>om</strong> Masada de volgende morgen te<br />

bestormen. Maar die nacht drongen de Sicarii elkaar erop aan <strong>om</strong> in plaats van Pascha te<br />

vieren, zelfmoord te plegen. Slechts een vrouw en vijf kinderen konden zich verbergen<br />

en ontkwamen aan <strong>het</strong> gericht. Het feit dat ze die nacht zichzelf moesten verbergen duidt<br />

erop dat <strong>het</strong> meer was dan een vrijwillige zelfmoord. Het was eveneens moord onder <strong>het</strong><br />

m<strong>om</strong> van “geassisteerde zelfmoord”. Het is onmogelijk <strong>om</strong> te zeggen hoeveel mensen<br />

daadwerkelijk gedood werden. In “Wars of the Jews”, VII, ix, 1, zegt Josephus,<br />

“<strong>De</strong>ze rampspoedige slachting geschiedde op de vijftiende dag van de maand Xanthicus, oftewel Nisan.”<br />

Dit brengt de slachting van de eerstgeborenen in Egypte in herinnering, die eveneens op<br />

de oorspronkelijk nacht van Pascha geschiedde. <strong>De</strong> enige reden waar<strong>om</strong> de Israëlieten<br />

aan deze slachting ontkwamen was <strong>om</strong>dat zij <strong>het</strong> bloed van <strong>het</strong> lam op hun deurposten<br />

en dorpels hadden aangebracht. Ex. 12:12, 13 zegt,<br />

12 Want Ik zal in deze nacht door <strong>het</strong> land Egypte trekken en alle<br />

eerstgeborenen in <strong>het</strong> land Egypte treffen, van de mensen tot <strong>het</strong> vee. En Ik zal<br />

aan al de goden van de Egyptenaren strafgerichten voltrekken, Ik, de HEERE.<br />

13 En <strong>het</strong> bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik<br />

<strong>het</strong> bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf<br />

teweegbrengt, als Ik <strong>het</strong> land Egypte zal treffen.<br />

<strong>De</strong> Sicarii vierden in de lente van 73 n.Chr. geen Pascha. In plaats daarvan hielpen zij<br />

elkaar <strong>om</strong> op de nacht, die terugdacht aan de slachting van de eerstgeborenen van<br />

Egypte, zelfmoord te plegen. <strong>De</strong>ze gebeurtenis identificeert de Sicarii met de<br />

Egyptenaren die op dat eerste Pascha stierven, en niet met de religieuze Israëlieten. Het<br />

is eveneens opvallend dat de Sicarii-terroristen die bij Masada <strong>om</strong> <strong>het</strong> leven kwamen<br />

vandaag de dag door de Israëli’s als helden worden herdacht. Maar in plaats daarvan<br />

moeten zij juist herdacht worden als voorbeelden van slechte vijgen wiens houding en<br />

daden door alle k<strong>om</strong>ende generaties moeten worden verafschuwd.<br />

Josephus benadrukt dat deze religieuze zeloten (de Sicarii) onder degenen verkeerden<br />

die <strong>het</strong> meest verantwoordelijk waren voor de rampen die over Jeruzalem en <strong>het</strong> hele<br />

volk kwamen. Hun rebelse leer was “<strong>om</strong> God te zien als hun enige Heer en Meester”<br />

(“Wars”, VII, x, 1). Zij geloofden niet dat God ernaar verlangde dat zij door een<br />

buite<strong>nl</strong>ander werden bestuurd. Hiermee bedoelden ze dat zij Gods goedkeuring hadden<br />

<strong>om</strong> de oorlog te verklaren aan ieder volk dat hen overweldigd had. Zij begrepen de wet<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 49


van tegenspoed in <strong>De</strong>ut. 28 niet. Zij begrepen ook <strong>het</strong> boek Richteren niet, waar God<br />

heel duidelijk naar voren laat k<strong>om</strong>en dat Hij ze geen vrijheid zou verlenen wanneer zij in<br />

opstand tegen Zijn wet leefden en een onberouwvolle houding aannamen. Noch leerden<br />

zij iets uit de geschriften van Jeremia en de verwoesting van Jeruzalem door Babylon.<br />

<strong>De</strong> slechte vijgen slaagden er slechts in <strong>om</strong> door hun ijver <strong>om</strong> <strong>het</strong> houten juk af te<br />

werpen een ijzeren juk te verzekeren. Velen werden afgeslacht, <strong>het</strong> land was geruïneerd<br />

en de mensen werden als gevangen en slaven naar <strong>het</strong> buite<strong>nl</strong>and gezonden. Alles wat<br />

Mozes in de wet van tegenspoed had geprofeteerd kwam over hen.<br />

Dit ijzeren juk duurde tot aan de twintigste eeuw voort, waarbij <strong>het</strong> moderne zionisme<br />

ontstond. Zionisme was een poging <strong>om</strong> <strong>het</strong> ijzeren juk af te werpen en <strong>om</strong> naar <strong>het</strong> oude<br />

land terug te keren zonder eerst berouw te tonen over hun vijandschap tegen Jezus<br />

Christus, zoals de wet dit eist. Daar<strong>om</strong> is deze beweging zelf wetteloos. Maar vele Joden<br />

werden moe van <strong>het</strong> wachten, waarbij zij verblind bleven voor de oorzaak van hun eigen<br />

diaspora.<br />

<strong>De</strong> vraag is dan: waar<strong>om</strong> slaagde <strong>het</strong> zionisme erin <strong>om</strong> een Israëlische staat te vestigen,<br />

zelfs waarbij de wet van tegenspoed dit onmogelijk lijkt te maken? Er bestaat geen<br />

Bijbels voorschrift hoe men een juk van hout of ijzer kon afwerpen, dan alleen <strong>het</strong><br />

voorschrift van bekering. Het antwoord kan gevonden worden in <strong>het</strong> feit dat judaïsme<br />

twee soorten profetieën vervult, een van Juda en een van Ed<strong>om</strong>. Onder de banier van<br />

Juda kon <strong>het</strong> volk door goddelijke wetgeving <strong>het</strong> ijzeren juk niet afwerpen.<br />

Maar onder de banier van Ed<strong>om</strong> hadden de Joden een echte zaak <strong>om</strong> aan <strong>het</strong> goddelijk<br />

gerechtshof voor te leggen. God had Ezau-Ed<strong>om</strong> beloofd dat hij <strong>het</strong> land Kanaän zou<br />

ontvangen. Omdat Jakob-Israël <strong>het</strong> land door fraude had verkregen werd hij door de wet<br />

verplicht <strong>om</strong> <strong>het</strong> aan zijn broer terug te geven. En daar<strong>om</strong> werd in 1948 de vlag “Union<br />

Jack” van Groot-Brittannië uit Palestina verwijderd en was een nieuwe natie geboren, een<br />

natie die zichzelf Israël noemde. <strong>De</strong> naam “Jack” is een afkorting van Jakob. In 1948<br />

werd Jakob gedwongen <strong>om</strong> <strong>het</strong> land aan de zionistische Joden terug te geven, dit niet<br />

<strong>om</strong>dat zij van <strong>het</strong> noordelijke huis van Israël afstamden, noch <strong>om</strong>dat zij van <strong>het</strong><br />

zuidelijke huis van Juda afstamden, maar vanwege hun afstamming van Ed<strong>om</strong>.<br />

Maar voordat wij deze recente gebeurtenissen uit de twintigste eeuw kunnen gaan<br />

begrijpen moeten we eerst de betekenis van de verwerping van Jezus Christus bij Zijn<br />

eerste k<strong>om</strong>st uitleggen.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 50


HOOFDSTUK 6<br />

<strong>De</strong> verwerping van Jezus<br />

Het is algemeen bekend dat <strong>het</strong> volk van Juda Jezus als de Messias verwierp. <strong>De</strong> meeste<br />

mensen weten ook dat Judas, toen hij zich aansloot bij de vijanden van Jezus, Jezus<br />

verraadde, ondanks dat hij een discipel en vriend van Jezus was. Maar slechts weinigen<br />

begrijpen dat dit gehele verhaal van Jezus’ verwerping al als afschaduwing in <strong>het</strong> Oude<br />

Testament in <strong>het</strong> verhaal van Absal<strong>om</strong>, die met behulp van Achitofel de troon van zijn<br />

vader toe-eigende, wordt geprofeteerd.<br />

Om volledig te kunnen bevatten waar<strong>om</strong> en hoe de Joden Jezus als de Messias<br />

verwierpen, moeten men <strong>het</strong> overeenk<strong>om</strong>stige verhaal in <strong>het</strong> Oude Testament zien. Wij<br />

kunnen geen correct begrip van <strong>het</strong> Nieuwe Testament verkrijgen, tenzij wij de beelden<br />

en afschaduwen van <strong>het</strong> Oude Testament bestuderen.<br />

ABSALOM: DE TIJDELIJKE VEROVERAAR VAN DAVIDS TROON<br />

<strong>De</strong> familieproblemen van David kwamen voort uit zijn affaire met Bathseba. In 2 Samuël<br />

13 lezen we <strong>het</strong> verhaal van Amnon, de zoon van David, en hoe hij zijn halfzus Tamar<br />

verkrachtte. Tamar en Absal<strong>om</strong> waren broer en zus. Hun moeder was Maächa, een<br />

buite<strong>nl</strong>andse prinses, zoals we in 2 Sam. 3:3 kunnen lezen,<br />

3 zijn tweede was Chileab, van Abigaïl, de vrouw van Nabal, uit Karmel; de<br />

derde Absal<strong>om</strong>, de zoon van Maächa, de dochter van Talmai, koning van Gesur;<br />

Absal<strong>om</strong> haatte Amnon voor <strong>het</strong> verkrachten van zijn zus (2 Sam. 13:22). Zijn haat<br />

sluimerde gedurende twee jaar, en in die tijd leek zijn vader (koning David) geen actie te<br />

ondernemen <strong>om</strong> Amnon terecht te stellen. Door de gedachte van David te bestuderen<br />

kunnen we er zeker van zijn dat hij over deze situatie ernstig had gebeden met de vraag<br />

wat hij moest doen. <strong>De</strong> wet die hierop van toepassing is kunnen we vinden in Lev. 18:9,<br />

9 <strong>De</strong> schaamdelen van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van<br />

uw moeder, of ze nu in dit gezin of daarbuiten geboren is, hun schaamdelen<br />

mag u niet ontbloten.<br />

<strong>De</strong>rgelijk gedrag was een van de redenen waar<strong>om</strong> God de Kanaänieten <strong>het</strong> land uitzette<br />

toen de maat vol was. Het oordeel van de wet kunnen we vinden in Lev. 18:24-29,<br />

24 U mag uzelf niet verontreinigen met al die dingen, want de heidenvolken die<br />

Ik vóór u uit ga verdrijven, hebben zich met al die dingen verontreinigd…<br />

27 Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruweldaden<br />

gedaan, zodat <strong>het</strong> land onrein geworden is. 28 Laat <strong>het</strong> land u niet uitspuwen,<br />

<strong>om</strong>dat u <strong>het</strong> verontreinigt, zoals <strong>het</strong> <strong>het</strong> heidenvolk dat er vóór u was,<br />

uitgespuwd heeft. 29 Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de<br />

personen die ze doen, moeten uit <strong>het</strong> midden van hun volk uitgeroeid [of<br />

afgesneden/verbannen] worden.<br />

Het is dus zeker dat David gebeden had over <strong>het</strong> verbannen van Amnon, waarmee hij<br />

hem van Juda zou afsnijden en hem zo zijn burgerlijke rechten zou ontnemen, want dit<br />

was <strong>het</strong> oordeel van de wet. Toch herinnerde hij zich ook zijn eigen zonde met Bathseba.<br />

David zelf was ook schuldig van zowel overspel met Bathseba als de moord op Uria haar<br />

man. In die situatie was God jegens David genadig geweest, waarbij hij besloot dat niet<br />

David, maar zijn zoon, de zoon van Bathseba, zou sterven. Dat hele verhaal wordt in 2<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 51


Samuël 12, <strong>het</strong> hoofdstuk direct voor <strong>het</strong> voorval van Amnons verkrachting van Tamar,<br />

verteld.<br />

Toen de profeet Nathan David confronteerde met zijn zonde, vertelde hij David eerst een<br />

verhaal over een rijke man die <strong>het</strong> enige lam van zijn arme buurman had gen<strong>om</strong>en <strong>om</strong><br />

aan zijn gasten voor te schotelen. David werd woest <strong>om</strong> deze ongerechtigheid en<br />

kondigde een oordeel voor de rijke man aan. In 2 Sam. 12:5, 6, zei hij tegen Nathan,<br />

5 …Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de man die dat gedaan heeft, is een kind<br />

des doods! 6 En dat ooilam moet hij viervoudig vergoeden, <strong>om</strong>dat hij dit gedaan<br />

heeft en geen medelijden had.<br />

Davids zoon werd als plaatsvervanger gekozen <strong>om</strong> voor zijn zonden te sterven. Die zoon<br />

van David was een beeld van Christus, geroepen <strong>om</strong> voor onze zonden te sterven. Maar<br />

<strong>het</strong> tweede deel van dit oordeel van David was dat hij <strong>het</strong> volgens de wet viervoudig<br />

moest vergoeden (Ex. 22:1-4). Zo zien wij vervolgens dat David de jaren daarna vier<br />

zonen zou verliezen: <strong>het</strong> naamloze kind, Amnon, Absal<strong>om</strong> en Adonia.<br />

Toen David te weten kwam wat Amnon had gedaan, ontstak hij in hevige woede (2 Sam.<br />

13:21), maar hij wist wel beter dan de situatie te veroordelen in een woedende toestand.<br />

Daarnaast kende hij de genade van God persoo<strong>nl</strong>ijk. Door <strong>het</strong> bestuderen van de wet<br />

wist David maar al te goed dat <strong>het</strong> zijn van een rechter niet zo makkelijk was, dan dat<br />

<strong>het</strong> voor een legalist leek te zijn. En daar<strong>om</strong> bleef hij voortdurend in gebed <strong>om</strong> er zo<br />

achter te k<strong>om</strong>en hoe hij Amnons daad volgens de gedachte van God met een juiste<br />

balans tussen rechtvaardigheid en genade moest oordelen. Het afwachten van <strong>het</strong><br />

veroordelen van Amnon <strong>het</strong> niet ten doel dat <strong>het</strong> voorval in de vergetelheid zou raken,<br />

want geen enkele vader kan een dergelijke situatie vergeten.<br />

Dit wachten was goddelijk ingegeven en <strong>het</strong> was, zoals we snel zullen ontdekken,<br />

noodzakelijk <strong>om</strong> de profetische beelden en afschaduwen van de k<strong>om</strong>ende gebeurtenissen<br />

te vervullen.<br />

Absal<strong>om</strong> had echter geen idee waar<strong>om</strong> zijn vader zo lang wachtte. Hoewel David zeer<br />

boos was, bleef de haat van Absal<strong>om</strong> maar groeien (2 Sam. 13:22). Hierin zit een<br />

verschil, want ten slotte verteerde zijn haat hem en nam hij <strong>het</strong> recht in eigen hand en<br />

beging hij als legalist een onwettige daad. Legalisme is de ergste vorm van<br />

wetteloosheid, want <strong>het</strong> verblind.<br />

Absal<strong>om</strong> organiseerde een familiefeest en droeg de slaven op <strong>om</strong> Amnon op dat feest te<br />

doden. Het c<strong>om</strong>plot slaagde (2 Sam. 13:28-33). Amnon werd vermoord en Absal<strong>om</strong><br />

vluchtte naar Gesur, waar hij bij Talmai, de vader van zijn moeder, ging wonen. In 2<br />

Sam. 13:37-39 lezen we <strong>het</strong> volgende,<br />

37 Absal<strong>om</strong> was gevlucht en naar Talmai, de zoon van Ammihur, koning van<br />

Gesur, gegaan. En David rouwde over zijn zoon, al die dagen. 38 Absal<strong>om</strong> was<br />

dus gevlucht en naar Gesur gegaan. Hij bleef daar drie jaar. 39 Koning David<br />

verlangde ernaar uit te trekken naar Absal<strong>om</strong>, want hij had troost gevonden<br />

over Amnon, dat hij dood was.<br />

Absal<strong>om</strong> verkreeg dus asiel in Gesur en bleef daar drie jaar. Gedurende die drie jaar<br />

verlangde David naar zijn zoon, maar hij ondernam of zei niets waardoor zijn zoon naar<br />

Jeruzalem zou terugkeren. David wist dat Absal<strong>om</strong> onwettig had gehandeld en dat<br />

verbanning hem daar<strong>om</strong> ten deel viel. Maar vanuit Absal<strong>om</strong>s oogpunt was hij ervan<br />

verzekerd dat hij recht had gedaan door Amnon te doden en was van mening dat zijn<br />

verbanning, hoewel noodzakelijk, onrechtvaardig was. Hij wilde terug naar <strong>het</strong> land gaan.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 52


Ten slotte vroeg Absal<strong>om</strong> aan Davids generaal Joab <strong>om</strong> voor hem te bemiddelen. Pas<br />

toen stond David <strong>het</strong> toe dat Absal<strong>om</strong> in vrede terug naar Jeruzalem mocht keren. Maar<br />

er gingen nog eens twee jaar voorbij waarin David bleef weigeren <strong>om</strong> Absal<strong>om</strong> te<br />

ontmoeten (2 Sam. 14:28).<br />

Ten slotte riep Absal<strong>om</strong> Joab nogmaals tot zich, maar nu weigerde Joab op te k<strong>om</strong>en<br />

draven. Vervolgens gaf Absal<strong>om</strong> zijn knechten de opdracht <strong>om</strong> een stuk grond van Joab<br />

met gerst erop in de fik te steken, en dit deden zij vervolgens. Dit kwam Joab te weten,<br />

waarop hij meteen naar Absal<strong>om</strong> ging <strong>om</strong> verhaal te halen. Vervolgens stond Absal<strong>om</strong><br />

erop dat Joab naar David zou gaan <strong>om</strong> in zijn naam te bemiddelen. Het plan werkte.<br />

Absal<strong>om</strong> kon weer in de aanwezigheid van zijn vader David verkeren. In 2 Sam. 14:33<br />

lezen we <strong>het</strong> volgende,<br />

33 Toen ging Joab bij de koning naar binnen en vertelde <strong>het</strong> hem. <strong>De</strong>ze riep<br />

Absal<strong>om</strong> bij zich, en hij kwam bij de koning en boog zich voor hem neer met zijn<br />

gezicht ter aarde, vóór de koning; en de koning kuste Absal<strong>om</strong>.<br />

Niet lang daarna besloot Absal<strong>om</strong> dat zijn vader <strong>het</strong> niet waard was <strong>om</strong> koning te zijn en<br />

beraamde hij een plan <strong>om</strong> hem te overweldigen en zo zijn troon toe te eigenen. Daar<strong>om</strong><br />

vroeg hij toestemming aan David <strong>om</strong> naar <strong>het</strong> zuiden, naar Hebron, te gaan <strong>om</strong> “zijn<br />

geloften na te k<strong>om</strong>en” (2 Sam. 15:7). David stond dit toe, maar toen Absal<strong>om</strong> in Hebron<br />

aankwam riep hij zichzelf uit als koning (2 Sam. 15:10). Eveneens stuurde hij<br />

boodschappers naar Achitofel, de raadgever en vriend van David, <strong>om</strong> zich bij hem aan te<br />

sluiten. Achitofel gaf gehoor aan de oproep en sloot zich bij hem aan. Op deze manier<br />

verraadde hij David door Absal<strong>om</strong> hulp te bieden <strong>om</strong> de troon toe te eigenen. 2 Sam.<br />

15:12 zegt,<br />

12 Absal<strong>om</strong> stuurde, toen hij de offers ging brengen, ook een bode <strong>om</strong><br />

Achitofel, de Giloniet, Davids raadsman, uit zijn stad, uit Gilo te halen. <strong>De</strong><br />

samenzwering werd sterk en <strong>het</strong> volk bij Absal<strong>om</strong> nam gaandeweg in aantal<br />

toe.<br />

Nu zal iemand zich afvragen waar<strong>om</strong> Achitofel de kant van Absal<strong>om</strong> koos. Maar wanneer<br />

we zien dat Achitofel de opa van Bathseba was, worden de motieven duidelijk. 2 Sam.<br />

11:3 zegt ons,<br />

3… Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet?<br />

In 2 Sam. 23:34 lezen we in de genealogische optekening van “Eliam, de zoon van<br />

Achitofel, uit Gilo.” Met andere woorden, Achitofel had een zoon met de naam Eliam, die<br />

op zijn beurt een dochter met de naam Bathseba had, welke de vrouw was waar David<br />

overspel mee had gepleegd (2 Samuël 11). Een genealogisch overzicht zou er als volgt<br />

uit zien:<br />

Obed Achitofel<br />

| |<br />

Isaï Eliam<br />

| |<br />

David huwt Bathseba<br />

Achitofel had David nooit voor deze zonde vergeven en dit maakte hem kwetsbaar voor<br />

de verleiding <strong>om</strong> David te verraden, ondanks <strong>het</strong> feit dat hij Davids raadgever en vriend<br />

was. Later schreef David in Psalm 41:10 <strong>het</strong> volgende over Achitofel,<br />

10 Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn<br />

brood at, heeft mij hard nagetrapt [letterlijk: heeft tegen mij een hiel groot gemaakt<br />

of opgeheven].<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 53


In Johannes 13:18 citeerde Jezus dit vers, waarbij Hij <strong>het</strong> profetisch toepaste op Judas<br />

de verrader:<br />

18 Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet wie Ik uitverkoren heb. Maar de Schrift<br />

moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.<br />

David had vertrouwen in Achitofel, maar in zijn citaat van Ps. 41:9 liet Jezus <strong>het</strong> stuk “op<br />

wie ik vertrouwde” weg, want Hij wist dat Judas Hem zou verraden. In dit opzicht<br />

verschilde Jezus van David, want Hij wist dat Hij Judas niet kon vertrouwen. Toch zien<br />

wij hierin dat Achitofel een beeld en afschaduwing van Judas was. Achitofel verraadde<br />

David. Judas verraadde de Zoon van David.<br />

Door dit beeld door te trekken zien wij dat de rol van Absal<strong>om</strong> in <strong>het</strong> toe-eigenen van de<br />

troon van David later door de natie Juda werd overgen<strong>om</strong>en, in <strong>het</strong> bijzonder door de<br />

hogepriesters.<br />

GEKRUISIGD OP DE “SCHEDEL” VAN DE OLIJFBERG<br />

David weigerde <strong>om</strong> tegen Absal<strong>om</strong> en zijn mannen <strong>om</strong> de troon te <strong>strijd</strong>en. In plaats<br />

daarvan verliet hij zachtmoedig Jeruzalem, wetende dat God Zijn troon zou vestigen. In<br />

dezen nam hij de houding van Jezus Christus aan, die eveneens weigerde te <strong>strijd</strong>en <strong>om</strong><br />

Zijn troonrechten, ondanks dat Hij de rechtmatige Erfgenaam van de troon was. 2 Sam.<br />

15:30 en 31 zegt,<br />

30 En David ging al huilend de weg <strong>om</strong>hoog naar de Olijfberg op, zijn hoofd<br />

bedekt, en zelf ging hij barrevoets. Ook van al <strong>het</strong> volk dat bij hem was, had<br />

iedereen zijn hoofd bedekt, terwijl zij al huilend de berg opgingen.<br />

Dit is <strong>het</strong>zelfde pad dat ook Jezus bewandelde toen Hij met Zijn kruis op Zijn rug naar de<br />

plek van Zijn kruisiging liep.<br />

31 Toen vertelde men David: Achitofel is onder hen die met Absal<strong>om</strong><br />

samenspannen. En David zei: O HEERE, maak de raad van Achitofel toch tot<br />

dwaasheid.<br />

Dit is een Hebreeuwse uitspraak. Achitofels naam betekent: “mijn broeder is dwaas”. Ik<br />

ben van mening dat zijn naam profetisch is voor Judas’ houding jegens Jezus zijn<br />

“broeder”. Judas dacht dat Jezus dwaas was vanwege <strong>het</strong> niet aanwenden van Zijn<br />

kracht <strong>om</strong> Zijn roeping als de Messias in te gaan en <strong>om</strong> zijn autoriteit in Jeruzalem te<br />

vestigen. Judas was <strong>het</strong> ook niet eens met Jezus’ weigering <strong>om</strong> de hogepriester te<br />

dwingen <strong>om</strong> Hem als de Messias te verklaren. Maar als Jezus deze zaak had<br />

opgedrongen, waar zou Zijn dwingende kracht ophouden? Het volk zou vervolgens van<br />

Hem verwachten dat Hij met geweld de R<strong>om</strong>einen zou <strong>om</strong>verwerpen en <strong>het</strong> Koninkrijk<br />

met geweld zou innemen. Maar dit was heel Jezus’ intentie niet, want Hij wilde wachten<br />

en de harten van <strong>het</strong> volk door liefde inwinnen. Ook had Hij niet de intentie <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />

R<strong>om</strong>einse volk <strong>om</strong>ver te werpen, want Hij hield net zoveel van de R<strong>om</strong>einen als van de<br />

Judeeërs.<br />

2 Sam. 15:32 gaat verder,<br />

32 En <strong>het</strong> gebeurde, toen David op de top [Hebr. rosh, “hoofd”] van de berg<br />

kwam, waar men zich voor God neerbuigt [Hebr. shachah, “buigen of aanbidden”].<br />

Rosh is <strong>het</strong> Hebreeuwse woord dat met “top” vertaald is en <strong>het</strong> betekent “hoofd”. Zo is<br />

Rosh Hasanna bijvoorbeeld <strong>het</strong> “hoofd” van <strong>het</strong> jaar, ofwel de eerste dag van <strong>het</strong> jaar,<br />

gemarkeerd door <strong>het</strong> Feest van de Bazuinen. Joh. 19:17 zegt ons dat Jezus op de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 54


Schedelplaats gekruisigd werd. Net zoals David naar de top of hoofd van de Olijfberg<br />

wandelde, zo ook droeg Jezus Zijn kruis naar dezelfde plek waar David God aanbad.<br />

Dit was de oude locatie van <strong>het</strong> offeraltaar waar de rode vaarzen “buiten <strong>het</strong> kamp”<br />

werden verbrand. Uiteraard vervulde Jezus dit brandoffer, zoals Hij alle offers vervulde.<br />

Buiten <strong>het</strong> kamp werd Hij gekruisigd (Heb. 13:11-13), en in die tijd werd dit gedefinieerd<br />

als 2.000 el buiten de muren van Jeruzalem. <strong>De</strong> top van de Olijfberg was exact die<br />

afstand. <strong>De</strong> plaats die vandaag de dag de Schedelplaats moet voorstellen bevind zich niet<br />

buiten <strong>het</strong> kamp. Die heuvel lijkt wel op een schedel, maar archeologen zeggen ons dat<br />

dit <strong>het</strong> gevolg is van erosie van de afgelopen duizend jaar.<br />

Het verhaal van Absal<strong>om</strong> die de troon toe-eigende en Davids pad naar de top van de<br />

Olijfberg toont ons heel duidelijk en afdoende dat <strong>het</strong> verhaal van Absal<strong>om</strong>s opstand en<br />

Achitofels bedrog een profetisch beeld is van Jezus’ kruisiging en Judas’ verraad.<br />

Later toen Absal<strong>om</strong> Achitofels raad <strong>om</strong> David meteen te achtervolgen in de wind sloeg,<br />

was Achitofel wijs genoeg <strong>om</strong> te weten dat David uiteindelijk weer tot de troon zou<br />

terugkeren. Hij wist dat <strong>het</strong> koningschap van Absal<strong>om</strong> ten einde zou k<strong>om</strong>en en hij zou<br />

dan zelf vanwege zijn verraad Davids rechtspraak moeten ondergaan. Daar<strong>om</strong> lezen we<br />

in 2 Sam. 17:23,<br />

23 Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en<br />

maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van<br />

zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in <strong>het</strong> graf van zijn<br />

vader.<br />

Achitofel hing zichzelf op, net zoals Judas dit later ook zou doen, zoals we in Mat. 27:3-5<br />

kunnen lezen,<br />

3 Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij<br />

berouw en hij bracht de dertig zilveren penningen bij de overpriesters en de<br />

oudsten terug 4 en zei: Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed<br />

verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien. 5 En nadat<br />

hij de zilveren penningen de tempel in gegooid had, vertrok hij. Hij ging heen en<br />

hing zich op.<br />

Later keerde David terug tot de troon en werd Absal<strong>om</strong> gedood (2 Sam. 18:15). <strong>De</strong><br />

opstand van Absal<strong>om</strong> eindigde dus, nadat <strong>het</strong> direct succesvol had gebleken, uiteindelijk<br />

toch in een falen. Dit verhaal is profetisch over <strong>het</strong> verhaal van Jezus. <strong>De</strong> hogepriesters<br />

waren meteen succesvol in hun samenzwering <strong>om</strong> Koning Jezus <strong>om</strong>ver te werpen, maar<br />

hun inspanning zal uiteindelijk falen.<br />

JUDA´S OPSTAND TEGEN KONING JEZUS<br />

Het hele conflict tussen Absal<strong>om</strong> en David was profetisch wat betreft <strong>het</strong> conflict tussen<br />

de slechte vijgen van Juda en Jezus, de Zoon van David. Absal<strong>om</strong> vertegenwoordigde de<br />

slechte vijgen; David vertegenwoordigde de goede vijgen, in <strong>het</strong> bijzonder Jezus<br />

Christus. Amnon de verkrachter vertegenwoordigde de wetteloosheid van <strong>het</strong> algemene<br />

leiderschap van <strong>het</strong> volk. <strong>De</strong> concordantie van Strong zegt dat zijn naam “trouw”<br />

betekent en leidt haar stam van <strong>het</strong> woord aman af, dat “opbouwen of ondersteunen;<br />

verzorgen als een ouder of zuster” betekent. <strong>De</strong> concordantie van Young zegt dat Amnon<br />

“voogdij of opvoeding” betekent. Amnons naam lijkt te duiden op <strong>het</strong> idee van <strong>het</strong><br />

voortbrengen van kinderen en <strong>het</strong> opvoeden, ondersteunen of verzorgen van hen, <strong>om</strong><br />

hen zo tot de volwassenheid te brengen.<br />

<strong>De</strong> kinderen van Juda werden voortgebracht en onderwezen <strong>om</strong> de gedachte van God<br />

door de goddelijke wet te kennen. <strong>De</strong> wet zelf is de leermeester waardoor kinderen tot<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 55


de volwassenheid van de gedachte van Christus k<strong>om</strong>en (Gal. 3:24; 4:2). Maar als de wet<br />

alleen maar juridisch wordt toegepast, zonder de gedachte van Christus, heeft <strong>het</strong> als<br />

gevolg dat <strong>het</strong> de bruid van Christus verkracht.<br />

Tamar betekent “opzetten, rechtop, een palmbo<strong>om</strong>”. Zij vertegenwoordigt de ware<br />

gelovigen in Juda <strong>–</strong> dit zijn de goede vijgen. Als vrouw vertegenwoordigt zij ook de ware<br />

bruid van Christus.<br />

Er zijn ten minste twee manieren waarop wij naar deze profetische gelijkenis kunnen<br />

kijken. Ten eerste toont <strong>het</strong> verhaal van Amnon aan hoe de leiders van Juda de bruid van<br />

Christus zouden verkrachten. Hun religieuze instellingen maakte de goddelijke wet<br />

krachteloos (Mat. 15:6) en zorgde ervoor dat zij wetteloos werden. In de eeuwen van<br />

Juda’s terugkeer uit Babylon tot de geboorte van Christus namen de Farizeeërs en<br />

Saduceeën gestaag een hypocriete vorm van religieuze wetteloosheid aan.<br />

Een tweede manier <strong>om</strong> Amnon te bezien is dat hij de goddelijke wet zelf<br />

vertegenwoordigde. Vanwege de wetteloosheid van Juda veroordeelde de wet hen tot<br />

een ijzeren juk van een 70 jarige gevangenschap onder Babylonische regering, gevolgd<br />

door een nog veel langere periode onder een houten juk. In de tijd dat Jezus werd<br />

geboren verkeerden zij nog steeds onder een R<strong>om</strong>eins houten juk. <strong>De</strong> goddelijke wet was<br />

in essentie hun leermeester en door deze oordelen onderwees God hen in<br />

gehoorzaamheid. Daarnaast huurde Hij ook andere volken als leermeester in <strong>–</strong> als eerste<br />

Babylon, vervolgens Medië-Perzië, hierna Grieke<strong>nl</strong>and en toen R<strong>om</strong>e.<br />

Als verlengde hiervan was Amnon (voogdij) vervolgens profetisch van deze andere rijken<br />

die wetteloos en onderdrukkend waren. Zij hadden Tamer, de bruid van Christus,<br />

verkracht. Er werd in die eeuwen jegens <strong>het</strong> volk van Juda veel onrecht gepleegd. Zij<br />

verlangden naar vrijheid en gerechtigheid. Zij begrepen niet dat de jukken van ijzer en<br />

hout vanwege hun zonden <strong>het</strong> juridische oordeel van God over <strong>het</strong> volk waren. Daar<strong>om</strong><br />

werden zij net zoals Absal<strong>om</strong> ontevreden, denkende dat God (David) niet geschikt was<br />

<strong>om</strong> hen te regeren, want <strong>het</strong> leek erop dat Hij, ondanks al hun religieuze activiteit, niets<br />

ondernam.<br />

En daar<strong>om</strong> deden zij net zoals Absal<strong>om</strong> onwettige zaken <strong>om</strong> Gods hand te dwingen.<br />

Absal<strong>om</strong> verbrandde de akker met gerst van Joab. In ons boek “The Barley Overc<strong>om</strong>ers”<br />

toonden wij aan dat gerst (in <strong>het</strong> Engels: “barley”) de overwinnaars vertegenwoordigt <strong>–</strong><br />

in dezen van toepassing op de goede vijgen. In <strong>het</strong> bijzonder profeteert <strong>het</strong> van de<br />

profeten die allemaal in Jeruzalem werden gedood, culminerend met Johannes de Doper,<br />

de laatste van de Oudtestamentische profeten, die door Herodus gevangen en uiteindelijk<br />

geëxecuteerd werd. Dit was de laatste daad van <strong>het</strong> “verbranden van de gerst” waardoor<br />

Absal<strong>om</strong> weer in <strong>het</strong> bijzijn van David kon verkeren. <strong>De</strong> verwerping van Johannes en zijn<br />

gevangenschap zorgde ervoor dat Jezus Zijn publiekelijke dienstwerk begon. Het zorgde<br />

ervoor dat de “Absal<strong>om</strong>gemeenschap” in <strong>het</strong> bijzijn van Koning Jezus, de Zoon van<br />

David, kon verkeren.<br />

2 Sam. 14:33 zegt: “de koning kuste Absal<strong>om</strong>.” Dit spreekt van Jezus die <strong>om</strong>gang had<br />

met de hogepriesters in Jeruzalem. Jezus zegende (“kuste”) <strong>het</strong> volk met vele goede<br />

werken en wondergenezingen. Maar zoals Ps. 109:3-5 al zegt betaalde zij Zijn goedheid<br />

en liefde terug met kwaad en haat:<br />

3 Met hatelijke woorden hebben zij mij <strong>om</strong>ringd, ja, zij hebben mij zonder reden<br />

bestreden. 4 Voor mijn liefde klagen zij mij aan, maar ik was steeds in gebed. 5<br />

Zij hebben kwaad over mij gebracht in plaats van goed, en haat in plaats van<br />

mijn liefde.<br />

<strong>De</strong> slechte vijgen van Juda, die geleidt werden door hun religieuze leiders in de tempel,<br />

verlangden een Messias die een groot militair leider zou zijn, opdat zij de gehate<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 56


R<strong>om</strong>einen konden overwinnen en de rest van de wereld in slavernij konden brengen. Zij<br />

geloofden in wereldvrede, maar alleen nadat de wereld door militaire <strong>strijd</strong> was<br />

onderworpen. Dit was hun opvatting van de Messias en dit is de reden dat toen Jezus als<br />

Vredevorst kwam, zij <strong>het</strong> met Zijn methoden ronduit oneens waren. Volgens hun mening<br />

was Hij simpelweg geen Messias-type.<br />

Binnen <strong>het</strong> profetische verhaal van David bevinden zich twee vredevorsten. Absal<strong>om</strong> was<br />

de eerste. Zijn naam betekent “vader van vrede”. <strong>De</strong> twee is Sal<strong>om</strong>o, dat eveneens<br />

“vrede” betekent. Beide waren zonen van David; vandaar dat zij beide vorsten (prinsen)<br />

waren. Maar Absal<strong>om</strong> was een vorst van geweld die hypocriet de naam van “vader van<br />

vrede” droeg. Aan de andere kant vestigde Sal<strong>om</strong>o ware vrede in Israël en op die manier<br />

was hij een beeld van Christus, de ware “Vredevorst”.<br />

Absal<strong>om</strong> was <strong>het</strong> oneens met David die blijkbaar niets deed aan <strong>het</strong> feit dat Amnon<br />

Tamar verkracht had. Hij eiste “gerechtigheid” en toen dit niet geschiedde wierp hij<br />

David <strong>om</strong>ver en eigende hij de troon toe. Zo was ook <strong>het</strong> volk ten tijde van Jezus <strong>het</strong><br />

oneens met God die blijkbaar niets aan R<strong>om</strong>e’s verkrachting van <strong>het</strong> volk van Juda deed.<br />

Het volk bad tot God <strong>om</strong> gerechtigheid en toen dit niet geschiedde wierpen zij Koning<br />

Jezus <strong>om</strong>ver en eigende zij Zijn troon toe.<br />

Jezus was de God van <strong>het</strong> Oude Testament, die Zich eerst als El Shaddai openbaarde en<br />

later als Yahweh. Hij was de Wetgever die Mozes van aangezicht tot aangezicht kende. In<br />

Zijn bestaan voor Zijn vleeswording als God in de hemel, deed Jezus niets <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk<br />

van hun houten juk onder Medië-Perzië, Grieke<strong>nl</strong>and of R<strong>om</strong>e te bevrijden. Toen Jezus<br />

naar de aarde kwam en als kind in Bethlehem geboren werd, deed Hij weder<strong>om</strong> niets <strong>om</strong><br />

<strong>het</strong> volk van hun houten juk onder R<strong>om</strong>e te bevrijden <strong>–</strong> ondanks dat Hij de macht had<br />

<strong>om</strong> dit te doen. Waar<strong>om</strong>? Het volk kon dit niet bevatten. Maar Jezus begreep de wet van<br />

tegenspoed. En daar<strong>om</strong> leek <strong>het</strong> erop dat hij, net zoals David, niets deed.<br />

Net zoals Absal<strong>om</strong> waren de slechte vijgen <strong>het</strong> met dit beleid van nietsdoen ronduit<br />

oneens. En net zoals Achitofel stemde zelfs Judas, de discipel van Jezus, overeen met de<br />

slechte vijgen.<br />

Men zou vervolgens verwachten dat Absal<strong>om</strong> de les geleerd had <strong>om</strong> de misdaad van<br />

verkrachting niet plegen. Maar uiteindelijk eindigde Absal<strong>om</strong>, op advies van Achitofel, zelf<br />

als verkrachter van al Davids bijvrouwen! Dit verhaal wordt in 2 Sam. 16:20-23 vertelt,<br />

20 Toen zei Absal<strong>om</strong> tegen Achitofel: Geeft u met elkaar raad, wat zullen wij<br />

doen? 21 En Achitofel zei tegen Absal<strong>om</strong>: Ga naar de bijvrouwen van uw vader,<br />

die hij achtergelaten heeft <strong>om</strong> zorg te dragen voor <strong>het</strong> huis. Dan zal heel Israël<br />

horen dat u bij uw vader in een kwade reuk gek<strong>om</strong>en bent, en zullen allen die<br />

bij u zijn, moed grijpen. 22 Toen spanden zij voor Absal<strong>om</strong> een tent op <strong>het</strong> dak;<br />

en Absal<strong>om</strong> ging naar de bijvrouwen van zijn vader, voor de ogen van heel<br />

Israël. 23 In die tijd was de raad die Achitofel gaf, alsof men naar <strong>het</strong> woord<br />

van God vroeg. Zo was elke raad van Achitofel, zowel voor David als voor<br />

Absal<strong>om</strong>.<br />

Het is opvallend dat zo veel mensen die anderen van onrecht beschuldigen vaak zelf aan<br />

dezelfde zaken schuldig zijn. In dit geval spreekt <strong>het</strong> profetisch over de misbruik van<br />

Israël, de vrouw van God. <strong>De</strong> hogepriesters waren van mening dat God onrechtvaardig<br />

was vanwege <strong>het</strong> feit dat Hij <strong>het</strong> toestond dat de R<strong>om</strong>einen hen overheersten, maar<br />

tegelijkertijd misbruikten zij <strong>het</strong> volk zelfs meer dan dat de R<strong>om</strong>einen ooit hadden<br />

gedaan. In Mat. 23:2-15 zei Jezus,<br />

2 <strong>De</strong> schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes… 4<br />

Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk <strong>om</strong> te dragen, en zij<br />

leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 57


vinger verroeren… 13 Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars,<br />

want u sluit <strong>het</strong> Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf<br />

niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet binnengaan. 14 Wee<br />

u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de<br />

weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daar<strong>om</strong> zult u een des te zwaarder<br />

oordeel ontvangen. 15 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want<br />

u reist zee en land af <strong>om</strong> één proseliet te maken, en als hij <strong>het</strong> geworden is,<br />

maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als u.<br />

Door de vrouw van God te verkrachten maakten zij zichzelf “verfoeilijk” voor de Vader (2<br />

Sam. 16:21), net zoals Achitofel had geadviseerd.<br />

In Mattheüs 21 vertelde Jezus een gelijkenis van <strong>het</strong> Koninkrijk, waarbij Hij de Joodse<br />

leiders de dag van <strong>het</strong> c<strong>om</strong>plot voorhield waarop zij de troon van de Messias toe-eigende.<br />

<strong>De</strong> wijnbouwers of landbouwers in de wijngaard van God hadden de autoriteit over de<br />

wijngaard verkregen <strong>om</strong> de Eigenaar (God) de vruchten op hun tijd te geven. Toen de<br />

Eigenaar van de wijngaard zijn slaven zond <strong>om</strong> de vruchten te verzamelen sloegen de<br />

landbouwers hen, stenigde zij hen en in enkele gevallen doodden zij hen (Mat. 21:35,<br />

36). Ten slotte zond Hij Zijn Zoon, in de veronderstelling dat zij wel ontzag voor Zijn<br />

Zoon zouden hebben. Maar vers 38 zegt,<br />

38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de<br />

erfgenaam. K<strong>om</strong>, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39<br />

Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en<br />

doodden hem.<br />

Absal<strong>om</strong> wist dat zijn vader de koning was en vanwege die reden eigende hij de troon<br />

toe. Op gelijke wijze wisten de hogepriesters ook dat Jezus de Erfgenaam was. Zij<br />

doodden Hem, <strong>om</strong>dat zij wisten wie Hij was. Het was een opzettelijke oproer en opstand<br />

<strong>om</strong> Zijn erfdeel in beslag te nemen. Merk eveneens op dat de R<strong>om</strong>einen niet de<br />

landbouwers voorstelden. Zij hadden geen bewaring van Gods Koninkrijk gekregen, noch<br />

hadden zij de profeten gedood, die in dezelfde gelijkenis de slaven van de koning waren.<br />

<strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen hebben Jezus ook niet gekruisigd. Pilatus wilde in feite Jezus juist vrijlaten<br />

(Hand. 3:13). Johannes 19:15-18 zegt ons wie de kruisiging deed:<br />

15 Maar zij schreeuwden: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! Pilatus zei<br />

tegen hen: Moet ik uw Koning kruisigen? <strong>De</strong> overpriesters antwoordden: Wij<br />

hebben geen koning dan de keizer. 16 Toen leverde hij [Pilatus] Hem dan aan<br />

HEN [de overpriesters] over <strong>om</strong> gekruisigd te worden. En ZIJ namen Jezus mee en<br />

leidden Hem weg. 17 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de<br />

plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in <strong>het</strong> Hebreeuws Golgotha. 18 Daar<br />

kruisigden zij [de overpriesters] Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant<br />

één, en Jezus in <strong>het</strong> midden.<br />

In de dagen na Pinksteren maakten de leiders van <strong>het</strong> Sanhedrin bezwaar aan jegens de<br />

rede van Petrus, zeggende dat hij de intentie had <strong>om</strong> “<strong>het</strong> bloed van deze Mens over ons<br />

brengen” (Hand. 5:28). Met andere woorden, de Joodse leiders beschuldigden Petrus<br />

ervan dat hij hen verantwoordelijk hield voor de kruisiging van Jezus. In Hand. 5:30<br />

reageert Petrus als volgt,<br />

30 <strong>De</strong> God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u <strong>om</strong>gebracht hebt door<br />

Hem aan een kruishout te hangen.<br />

Maar misschien wordt de meest belangrijke passage waarin <strong>het</strong> verband tussen de<br />

hogepriesters van <strong>het</strong> Sanhedrin en Absal<strong>om</strong>s toe-eigenen van Davids troon wel getoond<br />

in Hand. 7:51-53, waar Stefanus zijn rede geeft waarin hij <strong>het</strong> verhaal van Gods<br />

Koninkrijk voordraagt. Zijn rede eindigt met de volgende woorden:<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 58


51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de<br />

Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. 52 Wie van de profeten<br />

hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de k<strong>om</strong>st<br />

van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars<br />

geworden bent. 53 U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen,<br />

hebt die niet in acht gen<strong>om</strong>en!<br />

In Mattheüs 22:1-7 vertelde Jezus een andere gelijkenis die tot de hogepriester was<br />

gericht. Zij die als eerste waren geroepen <strong>om</strong> tot <strong>het</strong> bruiloftfeest te k<strong>om</strong>en weigerden te<br />

gaan. In feite misbruikten zij de boodschappers (profeten) die hen tot de bruiloft hadden<br />

uitgenodigd. Wij lezen <strong>het</strong> volgende,<br />

5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de<br />

ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [Gods profeten],<br />

behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd<br />

hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars <strong>om</strong> en stak hun stad<br />

in brand.<br />

In 70 n.Chr. ging deze passage overduidelijk in vervulling toen God <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger<br />

stuurde <strong>om</strong> Jeruzalem in brand te steken en <strong>om</strong> “die moordenaars” <strong>om</strong> te brengen. Met<br />

andere woorden, God gebruikte de R<strong>om</strong>einen <strong>om</strong> <strong>het</strong> oordeel over Jeruzalem uit te<br />

voeren. God stuurde NIET Zijn legers <strong>om</strong> R<strong>om</strong>e te verwoesten, want zij waren NIET de<br />

moordenaar die in vers 7 worden aangehaald. Het is een valse beschuldiging <strong>om</strong> de<br />

R<strong>om</strong>einen de schuld te geven van de kruisiging van Jezus, en iemand vals beschuldigen<br />

is <strong>het</strong> schenden van de goddelijke wet (<strong>De</strong>ut. 19:16-20).<br />

Velen geven er vandaag de dag de voorkeur aan <strong>om</strong> de R<strong>om</strong>einen de schuld te geven,<br />

want dit is meer politiek correct en <strong>het</strong> zorgt ervoor dat Joden gemakkelijker tot <strong>het</strong><br />

christend<strong>om</strong> bekeert kunnen worden. Maar door dit te doen onteren wij echter God door<br />

tegen Zijn Woord in te gaan. Wij geloven dat <strong>het</strong> Woord de geïnspireerde Schrift is en<br />

ons doel is <strong>om</strong> te onderwijzen wat <strong>het</strong> zegt, want alleen de waarheid zal de mensen vrij<br />

maken. Laat ons daar<strong>om</strong> geen valse getuige zijn.<br />

Wij vernamen eveneens onze christelijke broeders <strong>om</strong> zich van enige emotionele haat die<br />

zij jegens de Joden of andere mensen hebben te ontdoen. Zulke zaken zijn onbetamelijk<br />

voor een ieder die de naam van Jezus Christus belijdt. Het is zaak <strong>om</strong> te geloven en te<br />

onderwijzen wat in de Schrift staat; <strong>het</strong> is een behoorlijk andere zaak <strong>om</strong> haat en<br />

bitterheid in <strong>het</strong> hart te koesteren. Hoewel wij zekerlijk bevestigen dat de priesters naar<br />

de ordening van Aäron Jezus gekruisigd hebben, moeten wij ook de noodzaak van dit<br />

offer door hun handen begrijpen. Zij waren namelijk natuurlijk de enigen die in staat<br />

waren <strong>om</strong> dit grote Offer te brengen. Zonder hen zou <strong>het</strong> offer van Jezus volgens de<br />

goddelijke wet onacceptabel zijn. Als de priesters een R<strong>om</strong>einse, Ed<strong>om</strong>itische of enige<br />

andere afstamming hadden gehad, dan zouden zij de offerwetten hebben geschonden.<br />

Vandaar dat zij binnen <strong>het</strong> grotere geheel van Gods plan ons onopzettelijk een enorme<br />

dienst hebben bewezen.<br />

JUDAS: ZOON VAN HET VERDERF<br />

In 2 Thes. 2:3 spreekt Paulus over “de mens van de wetteloosheid” als eveneens zijnde<br />

de “zoon van <strong>het</strong> verderf”.<br />

3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag k<strong>om</strong>t niet, tenzij<br />

eerst de afval gek<strong>om</strong>en is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van <strong>het</strong><br />

verderf [Grieks, apoleia], geopenbaard is.<br />

Jezus gebruikt in Johannes 17:12 dezelfde term voor Judas: “de zoon van <strong>het</strong> verderf”,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 59


12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U<br />

Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de<br />

zoon van <strong>het</strong> verderf [Grieks, apoleia], opdat de Schrift vervuld wordt.<br />

Jezus stelde Judas als onderdeel van <strong>het</strong> dienstwerk aan, ondanks dat Hij wist dat Judas<br />

als penningmeester geld achterhield en een dief was. Johannes 12:6 zegt,<br />

6 En dit zei hij [Judas] niet <strong>om</strong>dat hij zich bek<strong>om</strong>merde <strong>om</strong> de armen, maar<br />

<strong>om</strong>dat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd.<br />

Later lezen we net voor de kruisiging <strong>het</strong> volgende in Johannes 13:27,<br />

27 En met <strong>het</strong> nemen van <strong>het</strong> stuk brood voer de satan in hem [Judas]. Jezus<br />

dan zei tegen hem: Wat u wilt doen, doe <strong>het</strong> snel.<br />

Hierna verliet Judas de ruimte <strong>om</strong> Jezus te verraden. Pas toen gaf Jezus Zijn bijzondere<br />

instructies en onderwijs aan de andere discipelen, beginnende in Johannes 14, waar Hij<br />

vertelde dat Hij ze spoedig zou verlaten, maar dat Hij hen de Heilige Geest zou zenden<br />

<strong>om</strong> hen tot alle waarheid te leiden. Johannes 16:13 zegt,<br />

13 Maar wanneer Die k<strong>om</strong>t, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen<br />

[Grieks: hodegos] in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken,<br />

maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toek<strong>om</strong>stige dingen zal<br />

Hij u verkondigen.<br />

Dit is belangrijk vanwege <strong>het</strong> feit dat Judas de “gids” was voor hen die Hem arresteerden<br />

en Hem kruisigden. Hand. 1:16 zegt,<br />

16 Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige<br />

Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids<br />

[Grieks: hodegos] geweest is voor hen die Jezus gevangennamen.<br />

Als we met onze studie verder gaan zullen we snel ontdekken dat Judas in contrast met<br />

de Heilige Geest gezien moet worden, want Hij is de ware Gids die tot waarheid leidt.<br />

Judas is degene die de mens tot de bedrieglijke geest van verraad leidt, en is in dit<br />

opzicht een valse vorm van de Heilige Geest. Dit kunnen we opmaken uit 2<br />

Thessalonicenzen, waar Paulus spreekt over de man van wetteloosheid die in de tempel<br />

van God zit, de plek waar normaliter de Heilige Geest moet wonen.<br />

Het is eveneens opmerkelijk dat Judas in Hand. 1:20-26, net voor de k<strong>om</strong>st van de<br />

Heilige Geest op de Pinksterdag, vervangen werd. <strong>De</strong> discipelen hadden vanuit Psalm<br />

69:26 en Psalm 109:8 onderscheden dat Judas vervangen moest worden. Daar<strong>om</strong> zegt<br />

Hand. 1:20 ons <strong>het</strong> volgende,<br />

20 Want er staat geschreven in <strong>het</strong> boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats<br />

woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont [geciteerd uit Ps. 69:26].<br />

En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen [geciteerd uit Ps. 109:8].<br />

Psalm 69 en 109 profeteren over Judas en de hogepriesters. <strong>De</strong> Psalmen zijn te lang <strong>om</strong><br />

hier te citeren. Veel van deze verzen werden later in <strong>het</strong> Nieuwe Testament geciteerd,<br />

waarbij ze toegepast werden rond de <strong>om</strong>standigheden <strong>om</strong>trent Jezus’ kruisiging.<br />

<strong>De</strong> discipelen wierpen <strong>het</strong> lot en kozen Matthias als vervanging van Judas, maar op een<br />

hoger niveau, was de Heilige Geest de Enige die ons tot alle waarheid kon leiden. Op de<br />

Pinksterdag verving de Heilige Geest in de tempel de man van wetteloosheid (Judas).<br />

Maar op een ander niveau riep God Zelf de apostel Paulus <strong>om</strong> Judas te vervangen.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 60


VERRADEN IN HET HUIS VAN HEN DIE MIJ LIEFHEBBEN<br />

Judas Iskariot (Ish-Kerioth) kwam uit <strong>het</strong> stadje Kerioth of Kirjath. Iskariot betekent<br />

“man uit Kirjath”. Met andere woorden, Judas’ woonplaats was Kerjath-Arba, dat Hebron<br />

is, zoals wij uit Gen. 35:27 kunnen opmaken,<br />

27 Toen kwam Jakob bij Izak, zijn vader, in Mamre bij Kirjath-Arba, <strong>het</strong><br />

tegenwoordige Hebron, waar Abraham en Izak als vreemdelingen gewoond<br />

hadden.<br />

Om de rol van Achitofel in Absal<strong>om</strong>s opstand te kunnen spelen, moest hij een man uit<br />

Hebron zijn, want dat was de plaats waar de opstand van Absal<strong>om</strong> begon. Verder moest<br />

hij als verrader van Jezus ook iemand zijn die Hem “liefhad”, want Zacheria profeteerde<br />

dat Hij verraden zou worden in <strong>het</strong> huis van hen die Hem liefhadden:<br />

6 Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan<br />

zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in <strong>het</strong> huis van hen die mij LIEFHEBBEN.<br />

Hebron betekent “vriendschap”. Judas verraadde Jezus met een liefdevolle kus die<br />

vrienden elkaar gaven en in Mat. 26:49, 50 noemde Jezus hem een vriend.<br />

49 En hij [Judas] ging meteen naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij<br />

kuste Hem. 50 Maar Jezus zei tegen hem: Vriend, waarvoor bent u hier? Toen<br />

kwamen zij dichterbij, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.<br />

Iedereen kan een ander onrechtvaardig behandelen, maar alleen een vriend is in staat<br />

tot verraad.<br />

Concluderend zien wij dus dat David een beeld van Christus was; dat Absal<strong>om</strong> een beeld<br />

van de hogepriesters was; en dat Achitofel een beeld van Judas was. Het is een verhaal<br />

van hen die de Erfgenaam zouden doden en <strong>het</strong> heersersmandaat van de Dienaar van<br />

dienaren zouden toe-eigenen, want dergelijk gewelddadige mensen willen graag over<br />

anderen heersen. Het is eveneens een verhaal van hoe de discipel en vriend van de<br />

Koning Hem, vanwege <strong>het</strong> oneens zijn met Zijn methoden, verraadde. Ten slotte zien wij<br />

<strong>het</strong> tragische einde van zowel de overweldigers als de verrader, de man van<br />

wetteloosheid.<br />

Dit alles geeft ons een begrip van de zoon van <strong>het</strong> verderf en zijn profetische rol. Het is<br />

voor ons ter lering opgeschreven, opdat wij niet zouden worden als de discipel en vriend<br />

van Jezus die vandaag de dag de rol van Judas zou spelen.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 61


HOOFDSTUK 7<br />

Het geschil<br />

Tot nu toe hebben ons alleen maar gericht op de slechte vijgen die in Jeremia 24<br />

aangehaald worden. Het is tijd <strong>om</strong> naar de andere bo<strong>om</strong> van Juda te gaan kijken. Dit is<br />

van groot belang <strong>om</strong> de relatie van de kerk tussen Juda en Israël te begrijpen. Zo zijn er<br />

mensen die menen dat een “heidense” kerk Israël heeft vervangen, anderen zijn van<br />

mening dat de christenen zich bij de slechte vijgen moet voegen <strong>om</strong> Bijbelprofetie te<br />

vervullen. Beide opvattingen zijn echter niet waar.<br />

<strong>De</strong> klassieke “vervangingstheologie” zoals deze traditioneel door de Ro<strong>om</strong>s Katholieke<br />

Kerk en enkele Protestante den<strong>om</strong>inaties wordt onderwezen k<strong>om</strong>t niet overeen met de<br />

Bijbel. Maar ook de opvatting van degenen die hier tegenin gaan en voor een Messiaans<br />

judaïsme pleiten klopt niet. In dit hoofdstuk zullen we aantonen dat de goede vijgen van<br />

Juda <strong>–</strong> met name de Judeeërs die Jezus volgden <strong>–</strong> de stam van de “bo<strong>om</strong>” van <strong>het</strong><br />

Nieuwtestamentische christend<strong>om</strong> vormden. <strong>De</strong>ze vijgenbo<strong>om</strong> die goede vruchten voort<br />

brengt en die haar Koning van Juda volgt, behield <strong>het</strong> recht <strong>om</strong> bij haar stamnaam Juda<br />

genoemd te worden. Zij zijn als <strong>het</strong> ware de “ware Joden”.<br />

In hoofdstuk vijf zagen we dat God <strong>het</strong> volk van Juda als een vijgenbo<strong>om</strong> in Jer. 24 zag.<br />

Ook zagen we dat <strong>het</strong> volk in wezen in twee groepen was verdeeld <strong>–</strong> zij wiens vruchten<br />

zeer goed waren en zij wiens vruchten zeer slecht waren. Dit geldt eige<strong>nl</strong>ijk voor elk<br />

volk, want nergens ter wereld bestaat een volk dat alleen maar uit rechtvaardige of juist<br />

onrechtvaardige mensen bestaat. Maar in <strong>het</strong> geval van Juda was <strong>het</strong> een zaak van<br />

goddelijke scheiding tussen twee verschillende vijgenb<strong>om</strong>en, want God had de bedoeling<br />

<strong>om</strong> verschillend met hen <strong>om</strong> te gaan. Hij had de intentie <strong>om</strong> <strong>het</strong> heersersmandaat van<br />

Juda aan hen te geven die de goede vruchten voortbrachten en tegelijkertijd had Hij de<br />

intentie <strong>om</strong> degenen die slechte vruchten voortbrachten te onterven.<br />

Jezus Zelf bracht goede vruchten voort. Zoals dit door de genealogieën van Mattheüs 1<br />

en Lukas 3 wordt bewezen, werd Hij uit een Judese moeder geboren. Maar als Koning<br />

van de Joden was Hij meer dan slechts een vijgentak die goede vruchten voortbracht. Hij<br />

was namelijk de bo<strong>om</strong> zelf. Hij was de stam van de bo<strong>om</strong> waaraan verschillende takken<br />

werden geënt die meer goede vruchten voortbrachten. Jezus zinspeelt hierop als Hij een<br />

iets ander voorbeeld van de wijnstok en de takken gebruikt. Johannes 15:1-6 zegt,<br />

1 Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. 2 Elke rank die<br />

in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt<br />

Hij, opdat zij meer vrucht draagt… 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij<br />

blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.<br />

6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en<br />

verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in <strong>het</strong> vuur, en zij worden verbrand.<br />

Hieruit blijkt duidelijk dat slechts degenen die in Christus blijven de vruchten<br />

voortbrengen waarnaar God verlangt. Als iemand claimt in Christus te zijn, maar deze<br />

vruchten niet voortbrengt, dan wordt hij afgesneden. En “als iemand niet in Mij blijft”,<br />

zegt Jezus, “wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort.” Hij had ongetwijfeld<br />

die Judeeërs in gedachte die Hem als Messias verwierpen. Slechts enkele dagen hiervoor<br />

had Jezus de vijgenbo<strong>om</strong> vervloekt en hadden de discipelen zich erover verwonderd dat<br />

de bo<strong>om</strong> de volgende ochtend verdort was. Hij zei dus dat de mensen die geen vruchten<br />

voortbrachten <strong>–</strong> of zoals Jesaja dit zegt, zij die alleen slechte vruchten voortbrengen die<br />

niet gegeten kunnen worden <strong>–</strong> afgesneden zouden worden.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 62


Dit is exact wat er gebeurt is. Juda scheidde zich in twee facties of twee “b<strong>om</strong>en”. Zij die<br />

Jezus als Messias aannamen werden de takken van de goede vijgenbo<strong>om</strong>. Zij waren de<br />

erfgenamen van <strong>het</strong> heersersmandaat dat aan Juda gegeven was. Van hen zei Jezus dat<br />

Hij hen zou reinigen (d.i. snoeien) zodat zij zelfs nog meer vruchten zouden<br />

voortbrengen.<br />

Zij die weigerden <strong>om</strong> Jezus als Messias aan te nemen werden afgesneden en waren niet<br />

langer erfgenamen van <strong>het</strong> heersersmandaat. Jezus zei heel duidelijk dat er geen<br />

mogelijkheid bestond <strong>om</strong> vruchten voort te brengen zonder in Christus geënt te zijn.<br />

VERVANGINGSTHEOLOGIE<br />

Een “heidense kerk” heeft de een “Joodse kerk” NIET vervangen. <strong>De</strong> slechte vijgen<br />

werden simpelweg afgesneden en de goede vijgen die Jezus, de Koning van Juda,<br />

volgden bleven over <strong>om</strong> de banier van de Judese kerk te dragen. Er was dus geen sprake<br />

van vervanging zoals de klassieke R<strong>om</strong>einse Katholieke theologie in <strong>het</strong> verleden heeft<br />

geleerd. <strong>De</strong> beloften aan Abraham zijn nooit van een volk op een ander volk overgegaan.<br />

<strong>De</strong> beloften zijn simpelweg gebleven bij de ongebroken lijn van de goede vijgenbo<strong>om</strong> van<br />

Juda.<br />

Vervangingstheologie leert dat de vijgenbo<strong>om</strong> ontwortelt is en voor een appelbo<strong>om</strong> is<br />

ingewisseld. Dit is niet <strong>het</strong> geval. <strong>De</strong> waarheid is dat er twee vijgenb<strong>om</strong>en waren, een<br />

goede en een slechte. Beide waren van Juda. <strong>De</strong> slechte vijgenbo<strong>om</strong> is ontwortelt en de<br />

goede vijgenbo<strong>om</strong> bleef bestaan <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk van God op aarde uit te dragen. <strong>De</strong><br />

goede vijgenbo<strong>om</strong> heeft nooit iets vervangen <strong>om</strong>dat <strong>het</strong> er altijd al geweest was.<br />

Zo is <strong>het</strong> ook geen “Joodse” kerk, ten minste niet op de manier zoals mensen dit<br />

bedoelen als ze dit zeggen. Het is weldegelijk een Judese vijgenbo<strong>om</strong>; maar zij die<br />

zeggen dat dit een “Joodse” kerk is, zeggen gewoo<strong>nl</strong>ijk ook dat christenen zich met de<br />

Joden die van Christus werden afgesneden moeten verenigen. Met andere woorden, zij<br />

proberen de goede vijgenbo<strong>om</strong> met de slechte vijgenbo<strong>om</strong> te herenigen. Bijna altijd<br />

blijkt deze beweging te onderwijzen dat de slechte vijgenbo<strong>om</strong> nog steeds Gods<br />

verkozen volk is.<br />

Het probleem met deze opvatting zit hem in <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> een beweging is <strong>om</strong> de<br />

takken van de goede vijgen in de slechte vijgenbo<strong>om</strong> te enten, in plaats van anders<strong>om</strong>.<br />

<strong>De</strong>ze leer zou uiteindelijk alle christenen tot <strong>het</strong> judaïsme brengen, in plaats van de<br />

Joden tot Christus. Het feit is echter dat de slechte vijgenbo<strong>om</strong> NOOIT vrucht zal dragen,<br />

want dit was de aard van Jezus’ vloek (Mat. 21:19). <strong>De</strong> enige oplossing is dat de<br />

individuele takken van de dode bo<strong>om</strong> worden afgesneden en in de enige Bo<strong>om</strong> <strong>–</strong> Jezus<br />

Christus, de stam van de goede vijgenbo<strong>om</strong> <strong>–</strong> worden geënt die hen <strong>het</strong> leven kan<br />

geven. Zolang de bekering tot Christus een Jood niet aanstaat is hij geen deelgenoot van<br />

<strong>het</strong> heersersmandaat van Juda, noch behoort hij vanuit Gods optiek tot die stam (zoals<br />

we spoedig vanuit de Schrift zullen aantonen).<br />

DE GOEDE VIJGENBOOM WAS “DE KERK”<br />

<strong>De</strong> goede vijgenbo<strong>om</strong> probeerde voor een tijd in <strong>het</strong> oude land te blijven, maar<br />

geschillen dwongen de meeste van hen <strong>om</strong> voor hun leven te vluchten en in andere delen<br />

van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk hun toevlucht te zoeken. Het boek Handelingen verhaalt over deze<br />

vervolging. Toch groeide de vijgenbo<strong>om</strong> behoorlijk snel. Op de Pinksterdag werden er<br />

3000 bekeerd (Hand. 2:41). Hand. 2:47 zegt,<br />

47 En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente<br />

toe.<br />

Opnieuw lezen we in Hand. 4:4,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 63


4 En velen van hen die <strong>het</strong> Woord gehoord hadden, geloofden, en <strong>het</strong> aantal<br />

mannen werd ongeveer vijfduizend.<br />

Weder<strong>om</strong> lezen we in Hand. 5:14,<br />

14 En er werden er steeds meer toegevoegd die in de Heere geloofden,<br />

menigten van zowel mannen als vrouwen.<br />

Hand. 6:7 zegt verder,<br />

7 En <strong>het</strong> Woord van God verbreidde zich en <strong>het</strong> aantal discipelen in Jeruzalem<br />

nam sterk toe; en een grote menigte priesters werd aan <strong>het</strong> geloof gehoorzaam.<br />

Telkens wanneer andere Judeeërs werden bekeerd, nam de vijgenbo<strong>om</strong> in kracht en<br />

grootte toe. <strong>De</strong> discipelen hadden veel succes, ondanks dat zij niet aarzelden <strong>om</strong> de<br />

verantwoordelijkheid voor de kruisiging van Jezus op hun eigen volk te leggen. <strong>De</strong><br />

apostelen waren niet van mening dat zij over dit onderwerp zachtzinnig moesten<br />

spreken. Stoutmoedig bleven zij verkondigden en grote menigten bekeerden zich en<br />

volgden Jezus Christus.<br />

<strong>De</strong>ze grote menigten van Judeeërs waren “natuurlijke takken” van de vijgenbo<strong>om</strong>. Toch<br />

werden zij van de Koninkrijksbo<strong>om</strong>, wiens stam Jezus Christus was, afgesneden, tot <strong>het</strong><br />

m<strong>om</strong>ent dat zij zich bekeerden en hun geloof in Jezus als de Messias beleden. <strong>De</strong> goede<br />

vijgenbo<strong>om</strong> bleef groeien en al gauw werd de oppositie in de tempel zo onrustig dat zij<br />

de kerk ernstig begon te vervolgen.<br />

Jazeker, deze goede vijgenbo<strong>om</strong> was DE KERK.<br />

Zij was de erfgenaam van <strong>het</strong> heersersmandaat dat aan Juda was gegeven. Het was,<br />

zoals dit vaak wordt onderwezen, geen “heidense kerk”. Het was en zal altijd een Judese<br />

kerk blijven.<br />

<strong>De</strong> goede vijgen van Juda werden spoedig door vervolging in alle delen van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse<br />

Rijk en daar voorbij verspreid. Waar zij ook heengingen verkondigden zij aan een ieder<br />

die maar horen wilde <strong>het</strong> goede nieuws. Alle volken voedden zij met de goede vruchten<br />

van de bo<strong>om</strong> en zij zorgden voor veel bekeerlingen onder niet-Judeeërs. <strong>De</strong>ze nieuwe<br />

bekeerlingen tot Christus werden als takken in die vijgenbo<strong>om</strong> van Juda “geënt”. Binnen<br />

een eeuw begon de kerk (vijgenbo<strong>om</strong>) vanuit alle volken, die allen <strong>het</strong> leven van Jezus<br />

Christus verkregen, vele soorten vruchten voort te brengen. In feite waren de vijgen<br />

door alle appels, peren en abrikozen van de geënte takken van de andere volken al snel<br />

in de minderheid.<br />

Maar ondanks de grote variëteit van takken en vruchten die de bo<strong>om</strong> voortbracht had de<br />

bo<strong>om</strong> nog steeds een Judese stam. Het was nooit een “heidense kerk”, noch verving een<br />

“heidense kerk” Juda. Juda scheidde zich simpelweg in goede en slechte b<strong>om</strong>en, maar de<br />

goede bo<strong>om</strong> van Juda was erfgenaam van <strong>het</strong> heersersmandaat <strong>–</strong> waarna deze goede<br />

Juda bo<strong>om</strong> zich openstelde voor alle takken van andere volken in de wereld.<br />

God plantte GEEN nieuwe bo<strong>om</strong> en noemde <strong>het</strong> de “heidense kerk”. In plaats daarvan<br />

nam God Zijn vijgenbo<strong>om</strong> en entte Hij hierin takken van appelb<strong>om</strong>en, perenb<strong>om</strong>en, etc.<br />

<strong>De</strong>ze nieuwe takken brachten als onderdeel van de vijgenbo<strong>om</strong> andere soorten vruchten<br />

voort. Wanneer mensen van andere rassen zich in deze vijgenbo<strong>om</strong> enten veranderd hun<br />

ras of hun genen niet. Zij brengen simpelweg andere soorten vruchten voort. God houdt<br />

van verscheidenheid. En zoals we kunnen lezen in Op. 22:2 zal deze bo<strong>om</strong> aan <strong>het</strong> einde<br />

twaalf soorten vruchten voortbrengen,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 64


2… en de andere zijde van de rivier bevond zich de Bo<strong>om</strong> des levens, die twaalf<br />

vruchten voortbrengt <strong>–</strong> van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de<br />

bladeren van de bo<strong>om</strong> zijn tot genezing van de heidenvolken.<br />

<strong>De</strong> Bo<strong>om</strong> des levens is Jezus Christus en deze bestaat uit vele takken <strong>–</strong> zij die in<br />

Christus, of een onderdeel van <strong>het</strong> lichaam van Christus zijn.<br />

Zij die Jezus verwierpen zijn gezame<strong>nl</strong>ijk de corrupte vijgenbo<strong>om</strong> die slechts vijgen kon<br />

voortbrengen die zo slecht waren dat zij niet gegeten konden worden. Die corrupte<br />

vijgenbo<strong>om</strong> verloor zijn juridische status als stam van Juda toen zij de Messias<br />

verwierpen en Zijn troon toe-eigenden, evenals Absal<strong>om</strong> de troon van zijn vader toeeigende.<br />

Toch heeft de afgelopen 2000 jaar een gestage stro<strong>om</strong> van Joden zich tot Jezus<br />

Christus bekeerd en zijn ze Hem gaan volgen. Zij zijn opnieuw in de goede vijgenbo<strong>om</strong><br />

geënt en zijn samen met de andere gelovigen verenigd als erfgenamen met Christus in<br />

<strong>het</strong> heersersmandaat.<br />

Het is echter NIET <strong>het</strong> geval dat christelijke Joden een speciale status voor God hebben<br />

die hen verheft <strong>om</strong> over anderen te heersen. Vijgen zijn niet beter dan appels en ook zijn<br />

appels niet beter dan vijgen; zij verschillen slechts in smaak.<br />

Maar <strong>om</strong> dit te begrijpen moeten we naar de goddelijke wet kijken <strong>om</strong> na te gaan wat er<br />

nu werkelijk gebeurd is.<br />

DE WET VAN HET SNOEIEN VAN BOMEN<br />

<strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium 29 zegt ons dat er bepaalde <strong>om</strong>standigheden waren waardoor individuen<br />

en zelfs hele stammen van Israël afgesneden of van de Koninkrijksbo<strong>om</strong> gesnoeid<br />

konden worden. <strong>De</strong>ut. 29:18-21 zegt,<br />

18 Laat onder u geen man of vrouw, gezin of stam zijn die zijn hart heden van<br />

de HEERE, onze God, afkeert, <strong>om</strong> de goden van deze volken te gaan dienen. Laat<br />

onder u geen wortel zijn die gal en alsem voortbrengt. 19 En <strong>het</strong> zal gebeuren,<br />

als hij bij <strong>het</strong> horen van de woorden van deze vervloeking zichzelf in zijn hart<br />

zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart<br />

volg; de overvloed zal de dorst wegnemen, 20 dat de HEERE hem niet zal willen<br />

vergeven; dan zal de toorn van de HEERE en Zijn na-ijver tegen die man<br />

ontbranden, en alle vervloekingen die in dit boek geschreven zijn, zullen op hem<br />

rusten. <strong>De</strong> HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitwissen. 21 <strong>De</strong> HEERE zal<br />

hem voor dit kwaad afzonderen van al de stammen van Israël, overeenk<strong>om</strong>stig<br />

alle vervloekingen van <strong>het</strong> verbond dat beschreven is in <strong>het</strong> boek met deze wet.<br />

<strong>De</strong> opvatting dat God een van de stammen van Israël zou uitdelgen is niet nieuw. Er zijn<br />

vele Bijbelleraren geweest die hebben gesuggereerd dat dit de reden is waar<strong>om</strong> de stam<br />

van Dan niet in de verzegelde lijst van Openbaringen 7 wordt aangehaald. Hoewel ik niet<br />

geloof dat dit de reden was van <strong>het</strong> weglaten van Dan, toont deze opvatting wel aan dat<br />

Bijbelleraren de mogelijkheid erkennen dat een stam of een groot gedeelte van een stam<br />

van <strong>het</strong> Koninkrijk afgesneden kan worden.<br />

Wij zullen in feite aantonen dat de vijgenbo<strong>om</strong> die de slechte vijgen voortbracht op deze<br />

manier en met bovenstaande reden is afgesneden. <strong>De</strong> andere vijgenbo<strong>om</strong> die goede<br />

vijgen voortbracht was <strong>het</strong> gedeelte van Juda die Jezus als de Messias aannam en Zijn<br />

houding en onderwerping aan <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse juk, zoals God dit voor Juda had ingesteld,<br />

overnam. <strong>De</strong> reden die in <strong>De</strong>ut. 29:19 gegeven wordt is: “Hij… zichzelf in zijn hart zegent<br />

door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg.” Met<br />

andere woorden, een dergelijk persoon (of gezin of stam) zal denken met God verzoend<br />

te zijn (vrede te hebben), zelfs als hun hart opstandig en koppig blijkt te zijn en te<br />

blijven.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 65


Dit is een zeer nauwkeurige beschrijving van de slechte vijgenbo<strong>om</strong> voor zowel in de tijd<br />

van Jeremia als van Jezus. Zij dachten dat zij door middel van hun ijver van hun<br />

tradities, en <strong>het</strong> getrouw doen van allerlei rituelen in de tempel, de wil van God deden.<br />

Zij waren van mening dat de opstandigheid tegen R<strong>om</strong>e een geloofsdaad jegens God<br />

was. Zij begrepen de wetten van gevangenschap of de wetten van tegenspoed niet.<br />

Jezus begreep deze wel en daar<strong>om</strong> leek Hij meer op een vriend van de R<strong>om</strong>einen en<br />

vocht Hij nooit hun autoriteit of recht onder God <strong>om</strong> over Judea te heersen aan.<br />

DE OFFERWETTEN<br />

<strong>De</strong> priesters waren <strong>het</strong> meest trots op hun kennis van de offerwetten. Zij kenden elk<br />

detail wat betreft <strong>het</strong> offeren van schapen en ossen, zij kenden echter niet de Auteur van<br />

de offerwetten. Daar<strong>om</strong> overtraden zij bij dat laatste offer van <strong>het</strong> Lam van God deze<br />

wet op de ergst mogelijke manier. Lev. 17:3-5 zegt:<br />

3 Iedereen uit <strong>het</strong> huis van Israël die een rund, een lam of een geit in <strong>het</strong> kamp<br />

slacht of die juist buiten <strong>het</strong> kamp slacht, 4 en <strong>het</strong> dier niet bij de ingang van de<br />

tent van ontmoeting brengt <strong>om</strong> <strong>het</strong> de HEERE als offergave aan te bieden vóór<br />

de tabernakel van de HEERE <strong>–</strong> die man moet <strong>het</strong> bloed aangerekend worden; hij<br />

heeft bloed vergoten. Daar<strong>om</strong> moet die man uit <strong>het</strong> midden van zijn volk<br />

uitgeroeid worden, 5 opdat de Israëlieten hun OFFERS, die zij nu nog in <strong>het</strong><br />

open veld brengen, naar de HEERE brengen, naar de ingang van de tent van<br />

ontmoeting, naar de priester, en ze als dankoffers aan de HEERE offeren.<br />

Jezus was <strong>het</strong> Paaslam van God dat voor de zonde van de wereld werd geofferd. Om de<br />

wet van de rode koe (Num. 19:3) te vervullen werd Hij “buiten <strong>het</strong> kamp” gekruisigd<br />

(Lev. 17:3; Heb. 13:13). <strong>De</strong> priesters namen Jezus mee naar de top (schedel, hoofd) van<br />

de Olijfberg, waar ook David zijn offers bracht (2 Sam. 15:30-32). Zij kruisigden Hem<br />

zelfs op de juiste dag, namelijk Pascha, en Hij stierf exact op <strong>het</strong> juiste uur van de dag <strong>–</strong><br />

<strong>het</strong> negende uur <strong>–</strong> zoals de wet dit eiste (Ex. 12:6). Tot zover deden de priesters exact<br />

wat de wet hen opdroeg te doen.<br />

Maar de priesters faalden <strong>om</strong> <strong>het</strong> bloed van dat Offer op de wettelijk voorgeschreven<br />

plaats te strijken. Omdat Jezus <strong>het</strong> Paaslam was, faalden zij <strong>om</strong> Zijn bloed op hun<br />

bovendorpel (voorhoofd) en deurposten (oren) van hun “huis” te strijken. Daar<strong>om</strong> zag<br />

God <strong>het</strong> bloed niet en ging Hij hen “voorbij” (Ex. 12:13). Zij werden niet door <strong>het</strong> bloed<br />

van <strong>het</strong> Lam gerechtvaardigd.<br />

Ten tweede sprenkelden zij Zijn bloed niet op <strong>het</strong> altaar van hun hart, want zij hadden<br />

geen geloof in Zijn bloed. Voor deze mensen is de wet uit Lev. 17:4 van toepassing: “hij<br />

heeft bloed vergoten. Daar<strong>om</strong> moet die man uit <strong>het</strong> midden van zijn volk uitgeroeid<br />

worden.” Met andere woorden, die man zal van de vijgenbo<strong>om</strong> van Juda gesnoeid<br />

worden <strong>om</strong>dat hij zijn juridische status als lid van de stam heeft verbeurd. Lev. 17:6<br />

zegt,<br />

6 <strong>De</strong> priester moet dan <strong>het</strong> bloed op <strong>het</strong> altaar van de HEERE bij de ingang van<br />

de tent van ontmoeting sprenkelen en <strong>het</strong> vet in rook laten opgaan als een<br />

aangename geur voor de HEERE.<br />

Net zoals ons lichaam een tempel van God is, zo is ons hart eveneens een altaar van de<br />

HEERE. En daar<strong>om</strong> legt Heb. 10:22 dit met de volgende woorden uit,<br />

22 laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van<br />

<strong>het</strong> geloof, nu ons hart gereinigd [schoon gesprenkeld) is van een slecht geweten<br />

en ons lichaam gewassen is met rein water.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 66


Het was binnen <strong>het</strong> plan van God noodzakelijk dat Jezus Christus gekruisigd zou worden<br />

en dat Hij als een Offer voor eens en altijd voor de zonde zou sterven. Maar zowel <strong>het</strong><br />

volk als de priesters moesten echter iets met <strong>het</strong> bloed van elk offer doen. In <strong>het</strong> geval<br />

van Jezus moesten zij Zijn bloed voor hun rechtvaardiging op figuurlijke wijze op <strong>het</strong><br />

altaar van hun hart sprenkelen. Dit deden zij niet, met uitzondering van de priesters die<br />

Hem als Messias aannamen en Hem begonnen te zien als hét Offer voor de zonde. Zij die<br />

Hem aannamen bleven aan de Koninkrijksvijgenbo<strong>om</strong>, die goede vruchten voor God<br />

voortbracht, zitten.<br />

WIE IS EEN “JOOD”?<br />

<strong>De</strong> kerk en Juda zijn dezelfde entiteit. <strong>De</strong> kerk is <strong>het</strong> “geroepen” lichaam uit <strong>het</strong> volk,<br />

geroepen uit de slechte vijgenbo<strong>om</strong> van <strong>het</strong> judaïsme <strong>om</strong> in de goede vijgenbo<strong>om</strong> van<br />

Jezus Christus geënt te worden. Hoewel er niet-Judeeërs bestaan die in die Juda kerk<br />

geënt zijn, is de kerk zelf de juridische stam van Juda. <strong>De</strong> apostel Paulus is in R<strong>om</strong>. 2:28,<br />

29 hier heel duidelijk in,<br />

28 Want niet híj is Jood die <strong>het</strong> in <strong>het</strong> openbaar is, en niet dát is besnijdenis die<br />

in <strong>het</strong> openbaar in <strong>het</strong> vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die <strong>het</strong> in <strong>het</strong><br />

verborgene is, en dát is besnijdenis, die van <strong>het</strong> hart is, naar de geest, niet naar<br />

de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.<br />

Dit is Paulus’ definitie van een Jood en hij benadrukt dit zowel positief als negatief. Hij<br />

zegt ons dat er twee groepen mensen zijn die beide claimen Jood (Judeeër) te zijn. <strong>De</strong><br />

slechte vijgen zijn de “gemanifesteerde, ofwel uiterlijke” Joden, want zij worden door de<br />

mens als Joden bestempeld.<br />

<strong>De</strong> goede vijgen waren de ware Joden, hoewel hun identiteit verborgen was, zij stonden<br />

namelijk als zodanig niet bij <strong>het</strong> grote publiek bekend. <strong>De</strong> uiterlijke Joden waren degenen<br />

die in die tijd <strong>het</strong> judaïsme volgden. <strong>De</strong> verborgen Joden waren degenen wiens hart met<br />

God overeenstemde. <strong>De</strong> uiterlijke Joden legden een claim op hun stamstatus en<br />

verbondstatus met God op grond van fysieke besnijdenis. <strong>De</strong> verborgen Joden legden<br />

een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van hun<br />

hartbesnijdenis.<br />

Met andere woorden, alleen <strong>om</strong>dat ongelovige Joden in staat waren <strong>om</strong> de naam Juda (in<br />

haar verkorte vorm “Jood”) te verkrijgen, betekende dit niet dat zij in wezen echte Joden<br />

waren. Vanuit de opvatting van de christenen (inclusief Paulus) waren de ongelovigen<br />

Joden van hun volk afgesneden en bezaten zij niet langer <strong>het</strong> recht <strong>om</strong> zichzelf voor God<br />

Joden te noemen. Alleen die Judeeërs die de Middelaar van <strong>het</strong> Nieuwe Verbond, de<br />

Koning van Juda, de Bewaarder van de stamnaam, aannamen waren in staat <strong>om</strong> in<br />

juridisch opzicht zichzelf Judeeërs (d.w.z. Joden) te noemen.<br />

Het “stamschap” behoorde bij de leider (prins) van een stam. Als een lid van een stam<br />

besloot <strong>om</strong> naar een ander deel van de wereld te gaan en daar zijn eigen stam of volk te<br />

vestigen, kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam waaruit hij<br />

kwam te zijn. En was op gelijke wijze een man uit bijvoorbeeld de stam van Juda van zijn<br />

volk afgesneden, of verbannen vanwege een ernstige overtreding van de wet, dan kon hij<br />

niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam van Juda te zijn.<br />

Zo was Jezus de Koning van Juda, dit niet alleen krachtens zijn afstamming, maar ook<br />

krachtens Zijn daden. Daar<strong>om</strong> ging de stamnaam over op Jezus en zij die Hem volgden.<br />

<strong>De</strong> stamnaam bleef niet bij degenen die tegen Hem in opstand kwamen en Hem doodden<br />

<strong>om</strong> zo Zijn erfdeel in bezit te nemen. <strong>De</strong> overgrote meerderheid van <strong>het</strong> volk, geleidt<br />

door de hogepriesters, die tegen hem in opstand kwamen verloren dus binnen de stam<br />

van Juda hun status. Maar <strong>om</strong>dat zij Zijn troon hadden toegeëigend waren zij in staat <strong>om</strong><br />

de wereld te overtuigen dat zij nog steeds de “ware Joden” waren. Daar<strong>om</strong> wordt de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 67


naam “Jood” nog steeds <strong>–</strong> in de ogen van de mens <strong>–</strong> toegepast op de slechte<br />

vijgenbo<strong>om</strong>, die de Koning van Juda verwierp en de troon en de naam van Juda toeeigende.<br />

Aan <strong>het</strong> einde van de eerste eeuw zei Johannes in Openbaringen 2:9,<br />

9 Ik ken uw werken, verdrukking en armoede <strong>–</strong> u bent echter rijk <strong>–</strong> en Ik ken de<br />

lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar <strong>het</strong> niet zijn; zij zijn<br />

namelijk een synagoge van de satan.<br />

<strong>De</strong>ze gedachtegang herhaald hij in Op. 3:9, zeggende,<br />

9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij<br />

Joden zijn en <strong>het</strong> niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij k<strong>om</strong>en en aan<br />

uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb.<br />

Het is vreemd dat in de afgelopen decennia Messiaans judaïsme deze gedachte pr<strong>om</strong>oot,<br />

namelijk de gedachte dat de ware Joden (volgelingen van Jezus, de Koning van Juda) in<br />

de dode vijgenbo<strong>om</strong> die God circa 2000 jaar geleden vanwege wetteloosheid heeft<br />

afgesneden geënt moeten worden. <strong>De</strong> basale fout van Messiaans judaïsme is dat zij de<br />

goede vijgen door de slechte vijgen wil vervangen. Dit is hun vorm van<br />

vervangingstheologie. Zij noemen de slechte vijgen “Gods verkoren volk”, waarna zij<br />

vervolgens proberen <strong>om</strong> zich te identificeren met hun religieuze praktijken als tactische<br />

zet <strong>om</strong> ervoor te zorgen dat s<strong>om</strong>migen van hen zich tot Jezus zullen keren.<br />

Dit k<strong>om</strong>t overeen met <strong>het</strong> meedrinken met dronkaards <strong>om</strong> ervoor te zorgen dat ze zullen<br />

stoppen met drinken.<br />

<strong>De</strong> apostelen zouden zich in hun graf <strong>om</strong>draaien. Nooit hebben zij geprobeerd <strong>om</strong> ervoor<br />

te zorgen dat de christenen terug zouden keren naar hun oude vorm van judaïsme. <strong>De</strong><br />

apostel Paulus schreef in feite hele evangeliën <strong>om</strong> een dergelijke gedachte te<br />

weerleggen. Binnen de religie van <strong>het</strong> judaïsme is geen leven, want <strong>het</strong> heeft <strong>De</strong>gene die<br />

<strong>het</strong> Leven is verworpen <strong>–</strong> en nog steeds verwerpt zij Hem. Men kan niemand dwingen <strong>om</strong><br />

gekerstend te worden door zich naar <strong>het</strong> judaïsme te bekeren. Het is een misvatting van<br />

de eerste orde dat <strong>het</strong> judaïsme weer tot leven gewekt zal worden wanneer christenen<br />

haar takken heen en weer schudden.<br />

Het boek Hebreeën is geschreven <strong>om</strong> aan te tonen dat wij als christenen iets beters<br />

bezitten dan wat <strong>het</strong> judaïsme te bieden heeft. Wij hebben een beter verbond, een beter<br />

priesterschap, een betere tempel en betere offers. Het terugkeren naar de oude<br />

rabbijnse tradities van <strong>het</strong> judaïsme, waarmee zij de wet van God te niet doen, is een<br />

afvalligheid waar geen excuus voor bestaat.<br />

Zoals we al hebben aangetoond is de heerlijkheid van God als eerste uit Silo en later uit<br />

Jeruzalem getrokken. Op de Pinksterdag in Handelingen 2 ging de heerlijkheid van God<br />

op een nieuwe tempel in <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem rusten. Het maakt niet uit of de Joodse<br />

zionisten er nu wel of niet in slagen <strong>om</strong> een derde tempel in Jeruzalem te bouwen, de<br />

heerlijkheid van God heeft daar ooit gerust <strong>–</strong> en is daar weggetrokken. Op die plaats<br />

staat Ikabod al geschreven. Hij heeft <strong>het</strong> al verlaten, zoals Hij ook Silo verlaten heeft<br />

(Jer. 7:14). Verder is de heerlijkheid van God naar een betere tempel gegaan, een<br />

tempel gemaakt van levende stenen, gefundeerd op de apostelen en profeten (Ef. 2:20).<br />

Hij is NIET van plan <strong>om</strong> weer in bouwwerken van hout en steen te verhuizen, ongeacht<br />

hoe geweldig hun architectuur ook mag zijn.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 68


DE VROEGE KERK<br />

<strong>De</strong> leiders in de tempel begonnen de christenen al snel na hun kruisiging van Jezus te<br />

vervolgen. In Handelingen 4:1-3 lezen we van <strong>het</strong> begin van de vervolging, nadat Petrus<br />

en Johannes een verlamde man bij de poort van diezelfde tempel hadden genezen. Wij<br />

lezen daar,<br />

1 En terwijl zij tot <strong>het</strong> volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van<br />

de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, 2 geërgerd, <strong>om</strong>dat zij <strong>het</strong> volk<br />

onderwezen en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden. 3 En zij<br />

sloegen de handen aan hen en zetten hen gevangen tot de volgende dag, want<br />

<strong>het</strong> was al avond.<br />

<strong>De</strong> volgende dag gaf Petrus zijn getuigenis tot de hogepriester dat de man door de kracht<br />

van de verrezen Christus was genezen. Zijn getuigenis is <strong>het</strong> fundament van een<br />

christelijke getuigenis voor alle Joden tot op heden. In Hand. 4:8-12 lezen we,<br />

8 Toen zei Petrus, vervuld met de Heilige Geest, tegen hen: Leiders van <strong>het</strong> volk<br />

en oudsten van Israël! 9 Wanneer wij vandaag ondervraagd worden over de<br />

weldaad aan een zieke man bewezen, waardoor hij gezond geworden is, 10 laat<br />

<strong>het</strong> dan bij u allen en bij heel <strong>het</strong> volk Israël bekend zijn dat door de Naam van<br />

Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden<br />

opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. 11 <strong>De</strong>ze<br />

Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen<br />

geworden is. 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel<br />

geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten<br />

worden.<br />

Tot voor kort trok niemand de woorden van Petrus in twijfel. Maar enige tijd geleden<br />

begonnen verscheidene christelijke leiders ten behoeve van een betere relatie met <strong>het</strong><br />

judaïsme de R<strong>om</strong>einen voor de kruisiging te beschuldigen, waarbij zij de Schrift<br />

negeerden, want daarin staat dat de priesters naar de ordening van Levi als enigen in<br />

staat waren <strong>om</strong> God een welgevallig offer te brengen. Nog korter geleden begonnen<br />

verscheidene christelijke leiders vervolgens te menen dat de Joden in wezen zonder <strong>het</strong><br />

geloof in Jezus Christus gered konden worden. Ikzelf zag deze opvatting voor <strong>het</strong> eerst in<br />

de column “My Answer” van Billy Graham in 1960, hoewel ik eraan twijfel of dit wel door<br />

Graham zelf geschreven is. Het week teveel van zijn persoon af <strong>om</strong> <strong>het</strong> zelf geschreven<br />

te hebben.<br />

Het artikel vermeldt dat de heidenen door <strong>het</strong> geloof in Christus gered worden, terwijl de<br />

Joden door de wet gered worden. Maar als dit <strong>het</strong> geval zou zijn, dan zou geen enkele<br />

Jood gered kunnen worden, want er is niemand rechtvaardig, ook niet één (R<strong>om</strong>. 3:10).<br />

Geen enkele Jood is in zijn leven voor de wet volmaakt geweest, tenzij hij misschien zeer<br />

vroeg is overleden. Ikzelf zou de redding voor een Jood nooit zo onmogelijk poneren. Als<br />

wij <strong>het</strong> boek Handelingen lezen zien wij overal dat de Joden door <strong>het</strong> geloof in Jezus<br />

Christus gered werden. Ik zou de zogenaamde Bijbelleraren willen vragen op welke<br />

datum deze eis voor redding is veranderd.<br />

Laat mij voor de goede orde verklaren dat ik geloof dat wat Petrus zei nog steeds klopt:<br />

“Er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig<br />

moeten worden.“<br />

<strong>De</strong> reactie van de Joodse leiders op de verklaring van Petrus vestigde een patroon voor<br />

<strong>het</strong> judaïsme dat tot op de dag van vandaag gevolgd wordt. <strong>De</strong>ze reactie kunnen we<br />

lezen in Hand. 4:14-18,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 69


14 En <strong>om</strong>dat zij de man die genezen was, bij hen zagen staan, konden zij er<br />

niets tegen inbrengen. 15 En nadat zij hun bevolen hadden de Raad te verlaten,<br />

overlegden zij met elkaar, 16 en zeiden: Wat zullen wij met deze mensen doen?<br />

Want dat er een al<strong>om</strong> bekend teken door hen is verricht, is duidelijk voor allen<br />

die in Jeruzalem wonen, en wij kunnen <strong>het</strong> niet ontkennen. 17 Maar laten wij,<br />

opdat <strong>het</strong> niet nog verder onder <strong>het</strong> volk bekend raakt, hun met de grootste<br />

dreiging gebieden dat zij tot geen enkel mens meer in die Naam mogen<br />

spreken. 18 En na hen geroepen te hebben, gaven zij hun <strong>het</strong> bevel helemaal<br />

niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus.<br />

Met andere woorden, zij waren zich zeer bewust van <strong>het</strong> wonder van genezing dat voor<br />

de tempel had plaatsgevonden. Dit kon niet ontkend worden. Maar zij wilden niet geloven<br />

dat Jezus de Messias was, waarna zij hun toevlucht zochten in schadebeperking. <strong>De</strong>ze<br />

zelfde leiders waren zich er ook van bewust dat Jezus Christus uit de dood was<br />

opgestaan <strong>–</strong> maar zij wilden Hem hoe dan ook niet volgen. Zij gaven de voorkeur aan<br />

een leugen. Mat. 28:11-15 zegt,<br />

11 Terwijl zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en<br />

berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. 12 En zij kwamen bijeen<br />

met de oudsten, en zij kwamen gezame<strong>nl</strong>ijk tot <strong>het</strong> besluit <strong>om</strong> de soldaten veel<br />

geld te geven, 13 en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gek<strong>om</strong>en en<br />

hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. 14 En als de stadhouder hiervan<br />

hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. 15 Toen<br />

zij <strong>het</strong> geld in ontvangst gen<strong>om</strong>en hadden, deden zij zoals hun was<br />

voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag.<br />

Het is daar<strong>om</strong> geen verrassing dat de leiders van <strong>het</strong> volk Jezus Christus bleven<br />

verwerpen, zelfs nadat een lamme man nota bene in de poort van de tempel door Zijn<br />

kracht was genezen. Hun reactie op deze goede daad was <strong>het</strong> bevel tot de discipelen <strong>om</strong><br />

niet meer in de naam van Jezus te onderwijzen. <strong>De</strong> discipelen weigerden zich te<br />

onderwerpen aan dit bevel en genazen nog veel meer zieken (Hand. 5:15, 16). Hierna<br />

smeed de hogepriester hen vervuld van jaloezie in de gevangenis (Hand. 5:18). Maar de<br />

engelen bevrijdden hen, waarna de apostelen stoutmoedig <strong>het</strong> verkondigen voortzetten.<br />

Ze begonnen pas echt zenuwachtig te worden toen ze erachter kwamen dat zij de<br />

apostelen zelfs niet binnen de gevangenismuren konden houden, want de engelen<br />

zouden hen toch bevrijden. Ik bedoel, wie was God <strong>om</strong> tegen hun juridische beslissingen<br />

in te gaan? Daar<strong>om</strong> arresteerden zij de apostelen nogmaals. Maar zonder poespas legde<br />

Petrus hen <strong>het</strong> probleem uit en de oplossing voor dat probleem. In Hand. 5:30-32 staat,<br />

30 <strong>De</strong> God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u <strong>om</strong>gebracht hebt door<br />

Hem aan een kruishout te hangen. 31 <strong>De</strong>ze Jezus heeft God door Zijn<br />

rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, <strong>om</strong> Israël bekering te geven<br />

en vergeving van zonden. 32 En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook<br />

de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn.<br />

Dit maakte hen pas echt woest en zij zouden hen hebben vermoord als Gamaliël hier<br />

geen stokje voor gestoken had. Toch zegt Hand. 5:40,<br />

40 En zij lieten zich door hem overtuigen; en toen zij de apostelen bij zich<br />

geroepen hadden, geselden zij hen en geboden hun dat zij niet zouden spreken<br />

in de Naam van Jezus, en zij lieten hen gaan.<br />

In Handelingen 6 en 7 werd <strong>het</strong> geschil door de steniging van Stefanus woeliger. Dit<br />

markeerde de dag van de formele uitbraak van vervolging van de christengemeenschap<br />

van goede vijgen. In Hand. 8:1-5 lezen we,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 70


1 En Saulus stemde in met zijn [Stefanus] dood. En er ontstond op die dag een<br />

grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen<br />

verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen… 4<br />

Zij dan die overal verspreid waren, trokken <strong>het</strong> land door en verkondigden <strong>het</strong><br />

Woord. 5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun<br />

Christus.<br />

Spoedig werden de meesten uit <strong>het</strong> land van Judea naar andere delen van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse<br />

Rijk verdreven. Op deze manier vervulden zij de beschrijving van Jeremia wat betreft de<br />

goede vijgen die de mensen voorstelden die zich aan God onderwierpen en in<br />

ballingschap gingen <strong>–</strong> oorspronkelijk de Babylonisch, maar in dit geval een ballingschap<br />

binnen <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk.<br />

Dit is de geschiedenis van de vroege kerk. Het was een kerk van goede vijgen, niet van<br />

slechte vijgen. <strong>De</strong> slechte vijgen waren jaloers op de goede vijgen en weigerden te<br />

geloven dat Jezus de Messias was, ondanks dat er grote tekenen en wonderen onder hen<br />

verricht werden. <strong>De</strong>ze geloven, ofwel de goede vijgen, droegen vanuit Gods oogpunt <strong>het</strong><br />

heersersmandaat van Juda. Zij waren de ware Joden, want zij droegen de stamnaam van<br />

Juda en haar roeping.<br />

<strong>De</strong> goede vijgen beschouwden niemand <strong>–</strong> Jood of niet-Jood - als zijnde in een<br />

reddingsverbond zonder Jezus Christus. Stoutmoedig predikten zij bekering, waarbij zij<br />

<strong>het</strong> volk vertelden <strong>om</strong> zich te bekeren van de verwerping en kruisiging van de Messias<br />

<strong>om</strong> zo gered te worden. <strong>De</strong>ze boodschap is nog steeds onveranderd, ondanks dat<br />

moderne theologen hier wel verandering in hebben aangebracht. <strong>De</strong> Bijbel is nog steeds<br />

<strong>het</strong> Woord van God, zelfs als de inzettingen en tradities van de mens hier tegen ingaan.<br />

Laat <strong>het</strong> verder glashelder zijn dat <strong>het</strong> geschil niet begon met Jezus die de slechte vijgen<br />

ging vervolgen. Nee, <strong>het</strong> begon met de slechte vijgen die Jezus vervolgden en<br />

kruisigden. Na de Pinksterdag begon <strong>het</strong> geschil niet met de christenen die de Joden<br />

gingen vervolgen. Nee, <strong>het</strong> begon met de hogepriesters van de tempel die de christenen<br />

vervolgden. Pas later verloren de christenen <strong>het</strong> licht van Pinksteren, waardoor vleselijk<br />

denkende christenen terug begonnen te vechten en de Joden gingen vervolgen. Hiermee<br />

gingen ze de fout in. Christenen behoren een hogere norm dan dat te hanteren. Ondanks<br />

dat we mogen verwachten dat de Joodse leiders “van woede zullen barsten” (Hand. 5:33)<br />

als zij de roep op bekering horen en wij mogen verwachten dat zij met boosheid zullen<br />

reageren, mogen wij deze zelfde vleselijkheid niet tot openbaring zien k<strong>om</strong>en bij degenen<br />

die claimen <strong>het</strong> voorbeeld van Jezus te volgen. Ook christenen blijft hun portie wat<br />

betreft bekering niet bespaard.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 71


HOOFDSTUK 8<br />

Het Nieuwe Jeruzalem<br />

Het was nodig voor Jezus <strong>om</strong> de aarde te verlaten en tot de hemel te varen <strong>om</strong> zo de<br />

laatste verplaatsing van Gods heerlijkheid binnen aardse tempels en steden te<br />

bewerkstelligen. Toen dit eenmaal voltooid was kon de heerlijkheid van God na tien<br />

dagen op de Pinksterdag terugkeren en op de discipelen in de bovenkamer rustten.<br />

Vanaf dat m<strong>om</strong>ent zijn wij, zoals de apostel Paulus dit uitlegt, als individuen de tempels<br />

van God (1 Kor. 3:16). <strong>De</strong> kerk is als geheel ook een tempel, met Jezus Christus als<br />

hoeksteen en de apostelen en de profeten als funderingsstenen (Ef. 2:20-22). Anderen<br />

zijn levende stenen in die tempel (1 Pet. 2:5). Het meest belangrijke is misschien nog<br />

wel dat Gods naam nu op ons als volk rust en niet op een externe ark van <strong>het</strong> verbond in<br />

een tempel van hout en steen in een fysieke stad in Palestina.<br />

Men kan de vervulling van de profetie niet vatten zonder te zien dat er twee Jeruzalems<br />

zijn: <strong>het</strong> oude en <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem. Dit onderscheid maakt <strong>het</strong> mogelijk <strong>om</strong> de<br />

schijnbare tegen<strong>strijd</strong>igheid tussen de Bijbelse verklaringen van zegen en vloek over<br />

Jeruzalem te begrijpen.<br />

JESAJA PROFETEERT OVER DE NIEUWTESTAMENTISCHE “BRUID”<br />

In Jesaja lezen we over <strong>het</strong> primaire voorbeeld van “Jeruzalem” waarvan Johannes zegt<br />

dat <strong>het</strong> als <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem opgevat moet worden. Jes. 62:1, 2 zegt,<br />

1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, <strong>om</strong>wille van Jeruzalem zal ik niet stil<br />

zijn, totdat haar gerechtigheid opk<strong>om</strong>t als een lichtglans, en haar heil als een<br />

brandende fakkel. 2 <strong>De</strong> heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle<br />

koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de<br />

mond van de HEERE bepalen zal.<br />

Op <strong>het</strong> eerste gezicht lijkt <strong>het</strong> dat Jesaja over de oorspronkelijke stad Jeruzalem spreekt.<br />

Maar Johannes past de profetie niet op <strong>het</strong> oude Jeruzalem, maar op <strong>het</strong> Nieuwe<br />

Jeruzalem toe. Op. 3:12 verwijst naar Jes. 62:2 waarbij <strong>het</strong> zegt dat deze nieuwe naam<br />

<strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem is:<br />

12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en<br />

hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem<br />

schrijven en de naam van de stad van Mijn God, <strong>het</strong> nieuwe Jeruzalem, dat<br />

neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.<br />

Vanuit de profetie van Johannes blijkt dat Jesaja niet over de oude stad, maar over <strong>het</strong><br />

Nieuwe Jeruzalem sprak. <strong>De</strong>ze tempel in <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem is de plaats waar God<br />

Zijn naam heeft gevestigd. Het is geen vervloekte plaats, maar een plaats van zegen.<br />

Jes. 62:3-5 profeteert dat Jeruzalem een “sierlijke kroon” in Gods hand zal zijn. Zij zal<br />

niet langer “verlatene” of “woestenij” genoemd worden, maar daarentegen “getrouwde”.<br />

4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet<br />

meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn<br />

welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u,<br />

en uw land zal getrouwd worden. 5 Want zoals een jongeman trouwt met een<br />

jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruideg<strong>om</strong> zich<br />

verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 72


Johannes verwijst in Op. 21:2 naar deze profetie, waar we lezen dat de heilige stad die<br />

God zal huwen niet <strong>het</strong> oude Jeruzalem is. <strong>De</strong> Bruid is <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem <strong>–</strong> ondanks<br />

dat Jesaja <strong>het</strong> slechts “Jeruzalem” noemt.<br />

2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, <strong>het</strong> nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God<br />

uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt<br />

is.<br />

In Op. 21:9, 10 identificeert een engel weder<strong>om</strong> de bruid als <strong>het</strong> Jeruzalem dat uit de<br />

hemel neerdaalt, als tegenstelling van <strong>het</strong> Jeruzalem dat op de aarde haar oorsprong<br />

heeft:<br />

9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven<br />

laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: K<strong>om</strong>, ik zal u de<br />

bruid, de vrouw van <strong>het</strong> Lam, laten zien. 10 En hij voerde mij weg in de geest op<br />

een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, <strong>het</strong> heilige Jeruzalem, dat<br />

neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.<br />

Ondanks dat Jesaja niets over <strong>het</strong> NIEUWE Jeruzalem zegt, kunnen we zien dat Johannes<br />

ons zegt dat dit <strong>het</strong> is wat God bedoelde. Met andere woorden, Johannes zegt ons welk<br />

Jeruzalem God bedoelde toen Hij de profetie aan Jesaja gaf.<br />

DE MUREN VAN HET NIEUWE JERUZALEM<br />

Johannes beschrijft in fysieke termen de “muren” en “poorten” van die stad, maar <strong>het</strong> is<br />

overduidelijk dat dit symbolisch bedoeld wordt. Van de muur wordt gezegd dat deze 144<br />

el hoog is (21:17), <strong>het</strong>geen <strong>het</strong> Bijbelse getal van de uitverkorenen aanduid. <strong>De</strong><br />

numerieke waarde van de letters in de naam Lazarus is exact 144. Dit verbindt <strong>het</strong> getal<br />

aan zij die uitverkoren zijn <strong>om</strong> uit de dood op te staan <strong>om</strong> zo van de dood gered te<br />

worden (zie Joh. 11).<br />

<strong>De</strong> muren van een stad dienen ter bescherming en geven de grens aan <strong>om</strong> degenen die<br />

niet geacht zijn de stad binnen te k<strong>om</strong>en buiten te houden. <strong>De</strong> muren worden daar<strong>om</strong><br />

“redding” genoemd, waarmee aangeduid wordt dat alleen de verlosten de stad binnen<br />

kunnen gaan. Zach. 2:5 (hieronder geciteerd) beschrijft de muur als “een muur van<br />

vuur”. Waar<strong>om</strong> wordt <strong>het</strong> als vuur beschreven? <strong>De</strong>ut. 33:2 zegt ons dat Hij Israël bij de<br />

Sinaï een “vurige wet” gaf. <strong>De</strong> wet is <strong>het</strong> “vuur” van God dat alle mensen oordeelt. Een<br />

wet is een morele grens. Zonde is <strong>het</strong> overtreden van de wet (1 Joh. 3:4). Daar<strong>om</strong> is de<br />

muur van vuur in de profetie van Zacharia de grens van de wet.<br />

We lezen dat al degenen die de stad binnengaan rechtvaardig zijn. Men kan niet<br />

wetteloos zijn en de stad binnengaan. Noch overtreden de verlosten de wet wanneer zij<br />

binnengaan.<br />

<strong>De</strong> stad is meer dan een enkele locatie op aarde. Zach. 2:1-5 profeteert,<br />

1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een<br />

meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik<br />

ga Jeruzalem opmeten <strong>om</strong> te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn<br />

lengte zal zijn. 3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een<br />

andere engel trad Hem tegemoet. 4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot<br />

die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet <strong>om</strong>muurd blijven, vanwege de veelheid<br />

aan mensen en dieren in haar midden. 5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de<br />

HEERE, een muur van vuur rond<strong>om</strong>, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid<br />

zijn.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 73


Aan de ene kant profeteert Zacheria dat de stad “niet <strong>om</strong>muurd” zal zijn en in <strong>het</strong><br />

volgende vers zegt hij dat er een “muur van vuur rond<strong>om</strong>” zal zijn. Jazeker, er bevindt<br />

zich een muur rond dit Jeruzalem, maar <strong>het</strong> is geen fysieke muur rond<strong>om</strong> een paar<br />

gebouwen die een “stad” genoemd wordt. Het is een muur van redding en een muur van<br />

vuur (wet). Niemand zal deze muur trotseren door fysiek door een van haar poorten te<br />

wandelen. Men kan zich alleen door “redding” kwalificeren.<br />

DE POORTEN VAN HET NIEUWE JERUZALEM<br />

Er wordt ook gesproken over twaalf poorten met de namen van de twaalf stammen van<br />

Israël erop geschreven. Er wordt ook gezegd dat er twaalf parels zijn (Op. 21:21). <strong>De</strong>ze<br />

beschrijving van de poorten wordt overduidelijk niet letterlijk bedoeld. <strong>De</strong> profeet geeft<br />

ons de basisdefinitie van de poorten als hij in Jes. 60:18 <strong>het</strong> volgende zegt,<br />

18 Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land, van verwoesting of<br />

rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten<br />

Lof.<br />

Johannes zegt in Op. 21:12 dat de twaalf stammen van Israël op de twaalf poorten van<br />

de stad geschreven staan. Later worden de twaalf poorten in vers 21 “parels” genoemd,<br />

want de twaalf stammen zijn samen de “parel van grote waarde”. Jezus kocht deze parel<br />

door Zijn dood aan <strong>het</strong> kruis, maar door dit te doen kocht Hij uiteindelijk heel de wereld.<br />

In twee korte gelijkenissen in Mat. 13:44-46 sprak Jezus over deze zaken,<br />

44 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een SCHAT, in de akker<br />

verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij<br />

heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. 45 Ook is <strong>het</strong><br />

Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie PARELS zoekt.<br />

46 Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en<br />

verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem.<br />

Jezus koos de thema’s van Zijn gelijkenissen uit de Schriften zelf, zodat ze niet moeilijk<br />

zijn <strong>om</strong> te interpreteren. God noemde Israël in Ex. 19:5 Zijn persoo<strong>nl</strong>ijk eigend<strong>om</strong> (Hebr.<br />

cagullah, d.w.z. schat). Israël was in Assyrië en de wereld verstrooid. Jezus zei in Mat.<br />

13:38: “de akker is de wereld.” Vandaar dat Jezus kwam en de verloren stammen in hun<br />

verstrooiing verborgen in de wereld vond. Daar<strong>om</strong> kocht hij de gehele akker (de wereld)<br />

<strong>om</strong> zo de schat te verkrijgen. <strong>De</strong> hele wereld profiteert dus van de val van Israël.<br />

<strong>De</strong> tweede gelijkenis is als de eerste, maar deze keer vergelijkt Jezus Israël met een<br />

“parel van grote waarde”. En Johannes bevestigt dit door ons te zeggen dat de twaalf<br />

poorten van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem de twaalf stammen van Israël zijn <strong>–</strong> en zij worden de<br />

“twaalf parels” genoemd. Het enige verschil is dat Jezus hen allen bijeen vat als een<br />

“parel van grote waarde”, terwijl Johannes elke stam als parel beschrijft.<br />

Het eerder aangehaalde Jes. 60:18 zegt ons dat de poorten “lof” zijn. Dit is een<br />

uitdrukking, want Juda betekent “lofprijzing”. Juda moest de leidende stam van Israël<br />

zijn. Daar<strong>om</strong> vertegenwoordigt Juda in dit geval alle stammen, want op die dag zal de<br />

Koning van Juda <strong>–</strong> Jezus Christus <strong>–</strong> over alle stammen als een volk en over de gehele<br />

aarde regeren.<br />

Jes. 60:19, 20 zegt ons dat Jeruzalem geen zon of maan nodig heeft <strong>om</strong> haar licht te<br />

geven, want God Zelf zal haar licht zijn:<br />

19 <strong>De</strong> zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag en als een schijnsel zal<br />

u de maan niet verlichten, maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en<br />

uw God tot uw sieraad. 20 Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal zijn<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 74


licht niet intrekken, want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn en aan<br />

de dagen van uw rouw zal een einde k<strong>om</strong>en.<br />

In Op. 21:23 profeteert Johannes <strong>het</strong>zelfde over <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem,<br />

23 En de stad heeft de zon en de maan niet nodig <strong>om</strong> haar te beschijnen, want<br />

de heerlijkheid van God verlicht haar, en <strong>het</strong> Lam is haar lamp.<br />

Opnieuw zegt Jesaja 60:21 <strong>het</strong> volgende over Jeruzalem,<br />

21 Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde<br />

in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn<br />

handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden.<br />

Johannes laat in Op. 21:27 weerklinken dat alleen de rechtvaardigen <strong>het</strong> Nieuwe<br />

Jeruzalem zullen bewonen:<br />

27 Al wat onrein is, zal er niet ink<strong>om</strong>en, en ook niemand die zich bezighoudt<br />

met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in <strong>het</strong> boek des<br />

levens van <strong>het</strong> Lam.<br />

Een eenvoudige vergelijking van Jes. 60:18-21 met Op. 21 verduidelijkt dat dit niet <strong>het</strong><br />

oude Jeruzalem is dat opgebouwd en verheerlijkt wordt. Beide spreken van <strong>het</strong> licht van<br />

de zon en maan dat vervangen wordt door <strong>het</strong> licht van een goddelijke bron. Beide<br />

spreekt van zondaren die de stad niet binnen k<strong>om</strong>en.<br />

Dit is <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem wiens oorsprong niet op aarde maar in de hemel is. Ook<br />

moet opgemerkt worden dat de Bijbel nergens zegt dat <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem uit de<br />

hemel zal neerdalen en <strong>het</strong> stuk vastgoed dat Jeruzalem wordt genoemd zal bedekken.<br />

Ik amuseer mij vaak vanwege de manier waarop men <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem beschouwd<br />

als een fysieke stad van miljarden tonnen kilo’s dat met kranen en katrollen uit de ruimte<br />

k<strong>om</strong>t zakken.<br />

Christenen moeten leren dat <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem een geestelijke, hemelse “stad” is dat<br />

bij <strong>het</strong> herstel van alle dingen de hele aarde zal bedekken. Het doel van de fysieke<br />

schepping was <strong>om</strong> de heerlijkheid van God te openbaren en dit doel zal uiteindelijk<br />

behaald worden. Ondanks dat Adam de heerlijkheid van God verloor toen hij zondigde,<br />

zal de laatste Adam deze heerlijkheid tot de aarde herstellen. Jezus bad dat de wil van de<br />

Vader op aarde zou worden gedaan als in de hemel. Dit gebed zal verhoord worden als<br />

<strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem zich volledig op aarde zal vestigen, want <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem is<br />

de wil van God voor de schepping. Maar in deze huidige tijd zucht heel de schepping nog<br />

in afwachting van de openbaringen van de zonen van God (R<strong>om</strong>. 8:19), want wij zien<br />

nog niet dat alle dingen aan Christus onderworpen zijn (Heb. 2:8).<br />

PROFETIEËN OVER JERUZALEM EN SION<br />

Tot zover hebben we aangetoond dat de profetieën over Jeruzalem in Jesaja 60 in wezen<br />

dezelfde zijn als die over <strong>het</strong> “Nieuwe Jeruzalem” uit Openbaringen 21. Uit deze<br />

vergelijking blijkt dat <strong>het</strong> Nieuwe Testament “Jeruzalem” uit Jesaja 60 interpreteert als<br />

<strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem, in plaats van <strong>het</strong> oude. Uiteraard zijn de Joden, die niet met <strong>het</strong><br />

Nieuwe Testament overeenstemmen, <strong>het</strong> niet met de openbaring van Johannes eens.<br />

Maar als christenen geloven we dat de openbaring van Johannes goddelijk geïnspireerd is<br />

en wij concluderen dus dat God een nieuwe stad aan <strong>het</strong> bouwen is, dat verschilt van de<br />

oude stad.<br />

Naast “Jeruzalem” gebruikt de Bijbel ook vaak een andere term, namelijk “Sion” en de<br />

profetische eindtijd “dochter van Sion” (Jes. 62:11). Sion was in <strong>het</strong> Oude Testament de<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 75


plaats van waaruit David Jeruzalem en de rest van Israël bestuurde. Het werd een<br />

symbool van leiderschap. Omdat de Bijbel binnen de profeten zowel over Sion als<br />

Jeruzalem spreekt, menen velen dat <strong>het</strong> Sion binnen Bijbelprofetie de fysieke locatie<br />

binnen de oude stad Jeruzalem is. Vandaar dat er vandaag de dag Zionisten zijn die hun<br />

vertrouwen in <strong>het</strong> oude Jeruzalem hebben gesteld, denkende dat dit de vervulling is van<br />

de beloften aan Abraham. Maar Hebreeën 12:22-24 zegt,<br />

22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot<br />

<strong>het</strong> hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een<br />

feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de<br />

hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten<br />

van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gek<strong>om</strong>en, 24 en tot de<br />

Middelaar van <strong>het</strong> nieuwe verbond, Jezus.<br />

Het boek van Hebreeën zegt dat onze hoop op een meerdere Hogepriester (Jezus<br />

Christus) is gericht. Hij die Zijn dienstwerk in een meerdere tempel (ons hart) in een<br />

hemels Jeruzalem en haar meerere “berg Sion” door middel van een beter verbond<br />

verricht. Met andere woorden, er zal ook een nieuwe berg Sion zijn, net zoals er een<br />

Nieuw Jeruzalem is. <strong>De</strong> nieuwe Sion heeft alle eigenschappen van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem,<br />

maar <strong>het</strong> symboliseert de plek van Jezus’ regering, want Hij is de Zoon van David.<br />

Het boek Hebreeën is na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.) geschreven <strong>om</strong> uit te<br />

leggen waar<strong>om</strong> God <strong>het</strong> toestond dat de oude stad en haar tempel verwoest werden.<br />

Vele vroege christenen (in <strong>het</strong> bijzonder zij die uit Judea kwamen) waren door die<br />

verwoesting totaal van de kaart, want zij begrepen nog steeds niet dat God de “slavin”<br />

en haar zoon (<strong>het</strong> priesterschap naar de ordening van Levi en <strong>het</strong> judaïsme zelf) had<br />

verbannen.<br />

PROFETIEËN OVER DE “HERBOUWDE” TEMPEL<br />

Ezechiël 40-48 spreekt van een “herbouwde” tempel. Over <strong>het</strong> algemeen nemen<br />

Bijbelleraren deze hoofdstukken letterlijk, zelfs tot <strong>het</strong> punt dat God weer over zal gaan<br />

op dierenoffers. Dit is o.a. gebasseerd op Ezechiël 43:18-27. Uiteraard moeten wij<br />

toegeven dat als God <strong>het</strong> verlangen had <strong>om</strong> een fysieke tempel in <strong>het</strong> oude Jeruzalem te<br />

bouwen en <strong>om</strong> <strong>het</strong> priesterschap naar de ordening van Levi opnieuw te wijden, wij<br />

zouden geloven dat <strong>het</strong> juaïsme opnieuw de ware religie zou worden, waarbij er in de<br />

toek<strong>om</strong>st weder<strong>om</strong> weer dierenoffers gebracht moeten worden.<br />

Maar laat <strong>het</strong> duidelijk zijn dat ik hier niets van geloof. Als christen heb ik kennis aan<br />

betere zaken. Zoals ik <strong>het</strong> zie is een dergelijke aanhankelijkheid of bekering tot <strong>het</strong><br />

judaïsme exact de slavernij waar de apostel Paulus in <strong>het</strong> boek Galaten voor waarschuwt.<br />

Hoeveel keer moet Paulus ons zeggen dat wij de tempel van God zijn voordat we dit ook<br />

echt gaan geloven?<br />

<strong>De</strong> tempel van Ezechiël zou ongetwijfeld als een letterlijk bouwwerk van hout en steen<br />

gebouwd zijn, als Israël en Juda zich in vroegere tijden ten minste hadden bekeert en<br />

naar <strong>het</strong> oude land waren teruggekeerd. Maar dit deden zij niet. Een deel van <strong>het</strong> huis<br />

van Juda keerde terug, maar Israël keerde niet terug. Daar<strong>om</strong> kwam Jezus <strong>om</strong> een<br />

nieuwe en betere tempel te vestigen, de tempel van ons lichaam. Dit was uiteraard vanaf<br />

<strong>het</strong> begin al <strong>het</strong> plan van God. Vanwege deze reden moet de profetie van Ezechiëls<br />

tempel volgens <strong>het</strong> Nieuwtestamentische model worden toegepast. <strong>De</strong> tempel van hout<br />

en steen is vervangen door een nieuwe tempel van levende stenen. Het priesterschap<br />

naar de ordening van Levi is vervangen door die naar de ordening van Melchizedek. <strong>De</strong><br />

offerdienst is vervangen door <strong>het</strong> enige ware offer voor de zonde <strong>–</strong> Jezus Christus <strong>–</strong> die<br />

de vervulling van alle offers is.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 76


Volgens 1 Kor. 3:11 is Jezus, <strong>het</strong> enige fundament of de Hoeksteen die in deze Nieuwe<br />

Tempel gelegd kon worden,<br />

11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is<br />

Jezus Christus.<br />

Als iemand een fysieke tempel in Jeruzalem probeert te bouwen, dan is dit een directe<br />

schending van de wil van God, want op geen mogelijkheid kunnen ze een fysieke tempel<br />

bouwen en Jezus nog steeds als fundament gebruiken.<br />

Door zijn sterven en Zijn neerliggen in de aarde was Zijn begrafenis <strong>het</strong> fundament van<br />

de Nieuwe Tempel. Later nam Hij op de Pinksterdag inwoning in de gelovigen <strong>om</strong> zo met<br />

levende stenen een begin te maken aan deze Tempel. Paulus vertelde de Efeziërs in Ef.<br />

2:19-22 <strong>het</strong> volgende,<br />

19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van<br />

de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op <strong>het</strong> fundament van de<br />

apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op<br />

Wie <strong>het</strong> hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de<br />

Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de<br />

Geest.<br />

TWEE SOORTEN JERUZALEM MET VERSCHILLENDE EINDBESTEMMINGEN<br />

Jeremia was de voornaamste profeet van de oude stad Jeruzalem. Hij was daar toen toen<br />

<strong>het</strong> Babylonische leger daar binnenviel en de stad en de tempel verwoestte. Hij was de<br />

profeer die de priesters van de oude tempel vervolgden. Jeremia is dus de meest<br />

belangrijke profeet wiens geschriften <strong>het</strong> uiteindelijk lot voor die stad openbaren.<br />

In Jer. 18:1-6 droeg God de profeet op <strong>om</strong> naar <strong>het</strong> huis van de pottenbakker te gaan.<br />

Daar moest hij aanschouwen hoe een pottenbakker een pot van klei aan <strong>het</strong> maken was.<br />

<strong>De</strong> verzen 3-6 zeggen ons,<br />

3 Zo daalde ik af naar <strong>het</strong> huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de<br />

draaischijven een werkstuk aan <strong>het</strong> maken. 4 Mislukte de pot die hij aan <strong>het</strong><br />

maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan<br />

weer een andere pot, zoals <strong>het</strong> in de ogen van de pottenbakker goed was <strong>om</strong> te<br />

maken. 5 Toen kwam <strong>het</strong> woord van de HEERE tot mij: 6 Zou Ik met u niet<br />

kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie,<br />

zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van<br />

Israël.<br />

<strong>De</strong>ze profetie was gericht tot <strong>het</strong> huis van Israël <strong>–</strong> niet <strong>het</strong> huis van Juda. Het was gericht<br />

tot de tien verloren stammen, <strong>het</strong> volk dat God in de dagen van Hosea, hun laatste<br />

koning (2 Kon. 17:3) van 745-721 v.Chr. verwoest had. In die dagen was Salamanzer<br />

gek<strong>om</strong>en en had Israël in slavernij gevoerd. Kort hierop kwam <strong>het</strong> Assyrische leger en<br />

veroverde zij Israël en Samaria haar hoofdstad, waarbij zij de overlevenden naar “Halah<br />

en in Habor, aan de rivier Gozan en in de steden van Medië” deporteerden (2 Kon. 17:6).<br />

Dit is de plek waar een eeuw later de profeet Ezechiël tot hen profeteert. Ezechiël 1:1<br />

zegt,<br />

1 In <strong>het</strong> dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde van de maand, toen ik<br />

te midden van de ballingen aan de rivier de Kebar [of “Habor”] was, gebeurde <strong>het</strong><br />

dat de hemel geopend werd en ik visioenen van God kreeg te zien.<br />

Het is belangrijk <strong>om</strong> te begrijpen dat de openbaring van Jeremia over <strong>het</strong> huis van de<br />

pottenbakker NIET over Juda, maar over Israël ging. Omdat vele mensen onwetend zijn<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 77


over <strong>het</strong> feit dat Israël en Juda twee verschillende naties waren, zijn wij genoodzaakt <strong>om</strong><br />

dit te verhelderen. God beloofde dat Hij <strong>het</strong> huis van Israël zou herbouwen zoals een<br />

pottenbakker een nieuwe pot van klei maakt.<br />

Maar Jeremia besteedt slechts tien verzen aan <strong>het</strong> huis van Israël, <strong>om</strong>dat hij niet tot hen<br />

gezonden was, maar tot Juda. <strong>De</strong> rest van Jeremia 18 en heel hoofdstuk 19 richt zich<br />

direct tot Juda en Jeruzalem. <strong>De</strong> enige reden dat Jeremia de tien verzen aan Israël<br />

wijdde was <strong>om</strong> <strong>het</strong> verschil qua bestemming tussen de twee naties te laten zien.<br />

Beginnende in Jer. 18:11 en 12 richt de profeet zich tot Juda en Jeruzalem:<br />

11 Nu dan, zeg toch tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van<br />

Jeruzalem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan<br />

tegen u. Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg. Maak uw wegen en uw<br />

daden goed. 12 Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers<br />

onze eigen plannen. We doen ieder overeenk<strong>om</strong>stig zijn verharde, boosaardige<br />

hart.<br />

<strong>De</strong> rest van dit hoofdstuk sc<strong>het</strong>st de opstandigheid van Juda en Jeruzalem tegen God en<br />

biedt ons de redenen voor <strong>het</strong> k<strong>om</strong>ende oordeel. In Jer. 19:1-3 lezen we ten slotte,<br />

1 Zo zegt de HEERE: Ga een aarden pottenbakkerskruik kopen, en neem enkele<br />

van de oudsten van <strong>het</strong> volk en van de oudsten van de priesters mee. 2 Ga uit<br />

naar <strong>het</strong> dal Ben-Hinn<strong>om</strong>, dat bij de ingang van de Schervenpoort ligt, en predik<br />

daar de woorden die Ik tot u spreek, 3 en zeg: Hoor <strong>het</strong> woord van de HEERE,<br />

koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HEERE van de<br />

legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga onheil brengen over deze plaats,<br />

zodat bij ieder die <strong>het</strong> hoort, zijn oren zullen tuiten.<br />

Vervolgens geeft de profeet in de verzen 4 en 5 de aanklacht van God tegen Juda en<br />

Jeruzalem vanwege hun opstand tegen Hem. Vanwege deze redenen zegt God dat de<br />

natie en de stad verwoest zullen worden en <strong>het</strong> volk door <strong>het</strong> zwaard zal vallen. Toen de<br />

profeet klaar was met zijn aanklacht tegen hen vertelde God hem <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk in de<br />

verzen 10-12 een aanschouwingsles te geven,<br />

10 Dan moet u de kruik stukbreken voor de ogen van de mannen die met u<br />

waren meegegaan, 11 en tegen hen zeggen: Zo zegt de HEERE van de<br />

legermachten: Zo zal Ik dit volk en deze stad stukbreken, zoals men een pot van<br />

een pottenbakker stukbreekt, zodat die niet meer hersteld kan worden. Men zal<br />

hen in Tofet begraven, <strong>om</strong>dat er geen andere plaats <strong>om</strong> te begraven is. 12 Zo<br />

zal Ik doen met deze plaats, spreekt de HEERE, en met zijn inwoners, <strong>om</strong> deze<br />

stad te maken als een Tofet.<br />

Men kan <strong>het</strong> hoofdstuk wel uitlezen, maar er wordt geen enkel woord van troost over<br />

Jeruzalem gesproken. Geen enkele keer zegt hij dat in <strong>het</strong> einde der tijden de stad<br />

hersteld zal worden. Jeremia zegt in feite <strong>het</strong> tegenovergestelde. Anders dan de natte<br />

kleipot die <strong>het</strong> huis van Israël vertegenwoordigde <strong>–</strong> die mislukte en gekneed werd, maar<br />

vervolgens tot nieuwe pot gemaakt werd <strong>–</strong> werd deze oude aarden pot stukgegooid. Als<br />

oude potten of kruiken eenmaal breken, dan kunnen zij niet meer gemaakt worden. Men<br />

bracht deze simpelweg naar de “Schervenpoort” (19:2) en wierp hen in gehenna, de<br />

stadsstortplaats.<br />

Jeremia maakte duidelijk dat de dag zou aanbreken waarop de oude stad Jeruzalem als<br />

een aarden kruis in de handen van de profeet verwoest zou worden. Velen kunnen niet<br />

geloven dat God dit werkelijk zal doen en daar<strong>om</strong> interpreteren ze dit door te zeggen dat<br />

deze verwoesting tot vervulling kwam toen Babylon Jeruzalem verwoestte. Het probleem<br />

is echter dat <strong>het</strong> volk zeventig jaar later terugkeerde en Jeruzalem weer OPBOUWDEN.<br />

Eerst stond koning Kores <strong>het</strong> toe dat <strong>het</strong> volk in 534 v.Chr. weer naar hun land mocht<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 78


terugkeren en hun huizen mochten opbouwen. Vervolgens gaf koning Arthahsasta in 458<br />

v.Chr. een tweede bevel waardoor de stad zelf weer opgebouwd kon worden. Hiermee<br />

ging de profetie van Dan. 9:24, 25 in vervulling, waar staat,<br />

24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad,<br />

<strong>om</strong> de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid<br />

te verzoenen, <strong>om</strong> een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, <strong>om</strong> visioen<br />

en profeet te verzegelen, en <strong>om</strong> de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U<br />

moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat <strong>het</strong> woord uitgaat <strong>om</strong> te laten<br />

terugkeren en <strong>om</strong> Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken<br />

er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw<br />

gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.<br />

God vertelde Jeremia dat de stad als ee kruik verwoest zou worden en nooit meer<br />

gerepareerd zou worden. Maar vervolgens wordt Daniël verteld van “een woord (bevel)<br />

<strong>om</strong> te laten terugkeren en <strong>om</strong> Jeruzalem te herbouwen”. In feite werd de stad geheel<br />

herbouwd. Dit lijkt een inherente tegenstelling te zijn. Vele jaren later verwoesten de<br />

R<strong>om</strong>einen in 70 n.Chr. opnieuw de stad, maar door latere generaties is <strong>het</strong> toch weer<br />

opgebouwd. <strong>De</strong> stad is in feite ongeveer negen keer verwoest en weer opgebouwd.<br />

Dit zegt ons dat de profetie van Jeremia in de afgelopen verwoestingen van Jeruzalem<br />

slechts GEDEELTELIJK is vervuld. <strong>De</strong> dag is aanstaande dat Jeruzalem op een dergelijke<br />

manier verwoest wordt dat <strong>het</strong> NOOIT MEER OPGEBOUWD KAN WORDEN. Het Woord van<br />

God kan niet gebroken worden, maar Jeruzalem zal als een kruik in de hand van Jeremia<br />

gebroken worden en nooit meer gerepareerd worden.<br />

Dit is in feite de reden dat God een nieuw Jeruzalem heeft gevestigd. <strong>De</strong> oude stad<br />

bevindt zich onder de vloek van God en zal niet als zetel van de regering van Christus<br />

dienen.<br />

Als wij deze profetie van Jeruzalems verwoesting in <strong>het</strong> licht van Jeremia’s verklaring<br />

over de heerlijkheid die uit die plaats wegtrekt <strong>–</strong> zoals dit ook met Silo <strong>het</strong> geval was <strong>–</strong><br />

bezien, begint <strong>het</strong> plan van God duidelijker te worden. Silo werd, nadat de heerlijkheid<br />

was weggetrokken, verwoest. Ook haar priesters waren gedood, want God had de<br />

intentie <strong>om</strong> de corrupte lijn van Eli met een nieuwe lijn van priesters van de<br />

nak<strong>om</strong>elingen van Zadok te vervangen. Dit profeteert van een groter geheel, want Zadok<br />

is een beeld en afschaduwing van de ordening naar Melchi-Zadok, ofwel Mechizedek. Het<br />

wordt vervolgens ook duidelijk dat God in <strong>het</strong> grotere geheel de intentie had <strong>om</strong> de<br />

ordening naar Levi te vervangen met de ordening naar Melchizedek, met Jezus Christus<br />

als Hogepriester.<br />

HAGAR IS DOOR SARA VERVANGEN<br />

In Galaten 4:22-31 spreekt Paulus over <strong>het</strong> oude en nieuwe verbond en hoe deze<br />

allegorisch door Hagar en Sara worden afgebeeld. Hagar was de slavin uit Egypte, terwijl<br />

Sara de vrije was en degene door wie de profetieën zouden k<strong>om</strong>en. Hagar was echter de<br />

eerste die Abraham een zoon schonk. Zijn naam was Ismaël. Toen Ismaël 13 jaar was zei<br />

God ten slotte tegen Abraham dat hij een zoon van Sara zou krijgen. Die zoon was Izak,<br />

hij werd geboren toen Abraham 100 jaar was.<br />

Uiteraard bestond er een <strong>strijd</strong> tussen de twee vrouwen van Abraham over wiens zoon<br />

<strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> zou erven. Ismaël was de eerstgeborene van Hagar, maar God koos<br />

Izak, die uit Sara geboren was. Op gelijke wijze werd eerst <strong>het</strong> oude verbond onder<br />

Mozes gevestigd, maar God koos <strong>het</strong> Nieuwe Verbond onder Jezus <strong>om</strong> de belofte voort te<br />

brengen. Vervolgens doet Paulus in 4:25 en 26 een zeer opmerkelijke uitspraak,<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 79


25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en k<strong>om</strong>t overeen met <strong>het</strong> huidige<br />

Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar <strong>het</strong> Jeruzalem dat<br />

boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.<br />

Hedendaagse profetie uitleggers zeggen over <strong>het</strong> algemeen dat Hagar en Ismaël de<br />

Arabieren vertegenwoordigen en daar<strong>om</strong> totaal geen recht op de stad Jeruzalem hebben.<br />

Paulus zegt dat <strong>het</strong> oude Jeruzalem Hagar is en dat haar kinderen Ismaël zijn. Paulus<br />

spreekt echt over de Joden die zich tot <strong>het</strong> judaïsme wijden. Vers 28-31 zegt,<br />

28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals<br />

destijds hij die naar <strong>het</strong> vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest<br />

geboren was, zo is <strong>het</strong> ook nu. 30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en<br />

haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon<br />

van de vrije. 31 Daar<strong>om</strong>, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar<br />

van de vrije.<br />

Het oude Jeruzalem is naar <strong>het</strong> vlees geboren en niet naar de Geest. <strong>De</strong> leiders van<br />

Jeruzalem verwierpen <strong>het</strong> Nieuwe Verbond dat Jezus hen aanbood en kozen ervoor <strong>om</strong><br />

onder <strong>het</strong> oude verbond te blijven. Het verbond dat onder aan de berg Sinaï in Arabië<br />

gegeven was. Arabië was <strong>het</strong> erfdeel van Hagar en Ismaël. Dus toen de Joodse leiders<br />

hun cruciale keuze maakten <strong>om</strong> <strong>het</strong> oude verbond te blijven aanhangen en <strong>om</strong> de<br />

Middelaar van <strong>het</strong> Nieuwe Verbond te verwerpen, plaatsten zij zichzelf en de stad onder<br />

de juridische rechtsbevoegdheid van de berg Sinaï in Arabië, in plaats van onder de<br />

juridische rechtsbevoegdheid van <strong>het</strong> Jeruzalem dat van boven is.<br />

Vanwege deze reden zond God Zijn legers (de R<strong>om</strong>einen) <strong>om</strong> de stad te verwoesten en<br />

<strong>om</strong> de Joden te verdrijven, waardoor zij uiteindelijk uit Palestina werden verbannen. We<br />

lezen hierover in de gelijkenis die Jezus in Mat. 22:2-7 vertelde,<br />

2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning [de Vader] die voor<br />

zijn zoon [Jezus] een bruiloft bereid had, 3 en hij stuurde zijn slaven [profeten]<br />

eropuit <strong>om</strong> de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet<br />

k<strong>om</strong>en. 4 Opnieuw stuurde hij slaven eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de<br />

genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de<br />

gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. K<strong>om</strong> naar de bruiloft.<br />

5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de<br />

ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [profeten],<br />

behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd<br />

hij boos. En hij stuurde zijn legers [de R<strong>om</strong>einse legers], bracht die moordenaars<br />

<strong>om</strong> en stak hun stad [Jeruzalem] in brand.<br />

Ook merkte Paulus in zijn tijd dat de kerk zelf de neiging had <strong>om</strong> onder <strong>het</strong> oude verbond<br />

en de rechtsbevoegdheid van “Hagar” te blijven. <strong>De</strong>cennia lang bleven de eerste<br />

christenen in Jeruzalem in de tempel offers brengen, zelf toen ze begrepen dat Jezus <strong>het</strong><br />

enige ware Offer voor de zonde was. Pas toen God <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger inhuurde <strong>om</strong> die<br />

stad en die tempel te verwoesten begon <strong>het</strong> kwartje bij de vroege kerk te vallen. Ergens<br />

in die tijd inspireerde God iemand <strong>om</strong> <strong>het</strong> boek Hebreeën te schrijven <strong>om</strong> aan de<br />

Hebreeuwse christenen duidelijk te maken dat <strong>het</strong> christend<strong>om</strong> simpelweg geen sekte<br />

van <strong>het</strong> judaïsme was.<br />

<strong>De</strong> Steen die de Joodse bouwers hadden verworpen werd de Hoeksteen van de nieuwe<br />

weg die <strong>het</strong> christend<strong>om</strong> genaamd werd.<br />

Helaas zijn er in onze tijd velen binnen de kerk die zich opnieuw tot <strong>het</strong> gedachtegoed<br />

van <strong>het</strong> judaïsme hebben bekeerd. Zij denken dat Hagar-Jeruzalem op de een of andere<br />

manier <strong>het</strong> beloofde Koninkrijk gaat voorbrengen. Dit zal <strong>het</strong> niet. Het oude Jeruzalem is<br />

de slavin en niet de vrije. Het oude Jeruzalem vervolgd de kinderen van <strong>het</strong> Nieuwe<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 80


Jeruzalem <strong>–</strong> en niet anders<strong>om</strong>, zoals zo vaak geclaimd wordt. Paulus, die zelf de kerk<br />

voor zijn bekering had vervolgd, was zich er zeer bewust van dat de kinderen van Hagar-<br />

Jeruzalem de kinderen van Sara-Nieuw Jeruzalem vervolgde.<br />

29 Maar zoals destijds hij die naar <strong>het</strong> vlees geboren was, hem vervolgde die<br />

naar de Geest geboren was, zo is <strong>het</strong> ook nu.<br />

Men hoeft slechts de geschiedkundige optekeningen van <strong>het</strong> boek Handelingen te lezen<br />

<strong>om</strong> te zien hoe <strong>het</strong> judaïsme de kerk vervolgde. <strong>De</strong> oplossing is NIET <strong>om</strong> met de Joden of<br />

<strong>het</strong> judaïsme herenigen, zoals zo velen vandaag de dag pleiten. Door dit te doen huwen<br />

zij geestelijk gezien met Ismaël en diskwalificeren zij zich voor de beloning van de<br />

volledige erfenis van Loofhutten. Wanneer christenen zich proberen te identificeren met<br />

<strong>het</strong> judaïsme dan worden zij geestelijk gezien kinderen van Hagar. Laat ze niet denken<br />

dat zij de belofte zullen voortbrengen, want deze kan alleen door Sara k<strong>om</strong>en, namelijk<br />

<strong>het</strong> Jeruzalem dat van boven is.<br />

Paulus geeft als oplossing <strong>om</strong> de slavin en haar zoon weg te jagen (Gal. 4:30), net zoals<br />

Araham Hagar en Ismaël wegjoeg <strong>om</strong> Sara en Izak te vestigen. Dit wordt gedaan door<br />

een heldere breuk met <strong>het</strong> judaïsme te maken, net zoals de vroege kerk met een beetje<br />

hulp van God en de R<strong>om</strong>einse legers ook deed. Laat ons niet langer denken dat de<br />

heerlijkheid van God tot <strong>het</strong> oude Jeruzalem zal terugkeren, of dat een fysieke tempel op<br />

een dag daar de heerlijkheid van God zal huisvesten. Volgens Paulus’ woorden in 2 Thes.<br />

2:3-12 kan die plaats slechts een antichrist huisvesten, ofwel een man van<br />

wetteloosheid, een zoon van <strong>het</strong> verderf, een Judas.<br />

Is dit misschien een deel van de afvalligheid die Paulus in 2 Thes. 2:3 voor ogen had? Is<br />

deze man van wetteloosheid alreeds binnen de kerk verschenen? Heeft de kerk alreeds<br />

<strong>het</strong> hemelse Jeruzalem verlaten ten gunste van <strong>het</strong> oude? Is de krachtige dwaling uit 2<br />

Thes. 2:11 de opvatting dat Hagar en haar zoon de belofte zullen beërven en degenen<br />

zullen zijn die <strong>het</strong> Koninkrijk van God zullen openbaren?<br />

Sela.<br />

<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 81

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!