De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1
De strijd om het geboorterecht – bereastudies.nl 1
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 1
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 2
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong><br />
- The Struggle for the Birthright -<br />
Dr. Stephen E. Jones<br />
<strong>De</strong> Bijbelteksten in dit boek k<strong>om</strong>en uit de HERZIENE<br />
STATENVERTALING tenzij anders aangegeven.<br />
Kopiëren voor niet niet-c<strong>om</strong>merciële c<strong>om</strong>merciële doeleinden toegestaan<br />
Voor meer boeken zie:<br />
gods-kingd<strong>om</strong> kingd<strong>om</strong>-ministries.org ministries.org & <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong><br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> geboorterech<br />
<strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong><br />
3
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 4
Andere vertaalde boeken van dr. Stephen E. Jones<br />
Het Jubeljaar van de schepping (Creation’s Jubilee)<br />
Dit boek is gebaseerd op <strong>het</strong> concept van <strong>het</strong> Jubeljaar en hoe deze wet van toepassing is op Gods eigend<strong>om</strong>srecht van<br />
de aarde. <strong>De</strong> mens kan zichzelf (zijn ‘land’) voor een tijd verkopen, maar <strong>om</strong>dat hij zichzelf niet bezit heeft hij niet <strong>het</strong><br />
recht of de mogelijkheid <strong>om</strong> zichzelf voor eeuwig te verkopen. Uiteindelijk krijgt God, bij <strong>het</strong> Herstel van alle dingen en<br />
de verzoening van heel de schepping, alles terug.<br />
<strong>De</strong> wetten van de tweede k<strong>om</strong>st (The Law’s of the Second C<strong>om</strong>ing)<br />
<strong>De</strong> Wetten van de Tweede K<strong>om</strong>st is een diepgaande studie over de feestdagen van Israël en hun profetische betekenis<br />
met <strong>het</strong> oog op de tweede k<strong>om</strong>st van Christus. <strong>De</strong> meeste christenen weten dat Pascha de dood van Christus aan <strong>het</strong><br />
kruis tijdens Zijn eerste verschijning aanduidde; maar slechts weinigen begrijpen de betekenis van <strong>het</strong> Feest van de<br />
Bazuinen, de Verzoendag en <strong>het</strong> Loofhuttenfeest. Dit boek leert ons ook de wetten van <strong>het</strong> Zoonschap en <strong>het</strong> mannelijk<br />
Kind.<br />
<strong>De</strong> geheimen van tijd (Secrets of time)<br />
<strong>De</strong> openbaring van de tijd zoals deze in de Schrift en in de geschiedenis geopenbaard is. Het openbaart <strong>het</strong> belang van<br />
oktober 1986 als <strong>het</strong> 120 e Jubeljaar vanaf Adam en de juridische verklaring van <strong>het</strong> Jubeljaar in de herfst van 1986.<br />
Het boekt toont de volgorde van de geschiedenis aan en laat ook zien dat niets bij geval geschied. Het openbaart “de<br />
tijd van benauwdheid van Jakob” en hoe Amerika, Canada, Engeland en andere volken in <strong>het</strong> overkoepelende plan van<br />
God passen.<br />
Het Koninkrijk van God (The Kingd<strong>om</strong> of God)<br />
<strong>De</strong> meeste mensen denken bij <strong>het</strong> Koninkrijk van God aan ‘de hemel’. Er wordt vaak gedacht dat <strong>het</strong> Evangelie van <strong>het</strong><br />
Koninkrijk <strong>het</strong>zelfde is als <strong>het</strong> Evangelie van Redding. Dit boekje geeft de basis weer van <strong>het</strong> Evangelie van <strong>het</strong><br />
Koninkrijk dat verkondigd moet worden aan alle volken voordat <strong>het</strong> einde k<strong>om</strong>t (Mat. 24:14).<br />
<strong>De</strong> zonen van God (The Sons of God)<br />
In dit boekje behandelen we de verschillende aspecten van <strong>het</strong> zoonschap. Het doel van de schepping voor ons is <strong>om</strong><br />
zonen van God te worden. Dit geschiedt door drie belangrijke stappen, die door de feestdagen worden gesymboliseerd.<br />
Daarnaast is <strong>het</strong> ook belangrijk dat we <strong>het</strong> verschil begrijpen tussen de twee verbonden en hoe deze in relatie staan tot<br />
deze drie feesten.<br />
Het herstel van alle dingen (The Restoration of AllThings)<br />
<strong>De</strong> Bijbel zegt dat elke knie zich zal buigen voor Jezus Christus en dat God aan Jezus <strong>het</strong> oordeel heeft toebedeeld. Hoe<br />
zal God dit doel behalen? Zal Hij dit doen door de mensheid niet te veroordelen voor de zonde? Of zal Hij dit doen door<br />
middel van Zijn oordelen? Dit boekje laat <strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> Universalisme, dat al <strong>het</strong> goddelijke oordeel ontkent,<br />
en de Leer van Herstel, die leert dat alle oordelen van de wet corrigerend zijn en leiden tot herstel.<br />
Als God iedereen zou kunnen redden <strong>–</strong> Zou Hij dit dan doen?(If God could save everyone <strong>–</strong> Would He?)<br />
Dit boekje laat u nadenken over God als eigenaar van de schepping en de logische conclusie die hieruit getrokken kan<br />
worden. Het begint met de Schepper en sc<strong>het</strong>st een overzichtelijk beeld van <strong>het</strong> goddelijke plan voor Zijn schepping.<br />
Inbegrepen zijn studies over verlossing en <strong>het</strong> Jubeljaar. Het laat ook zien dat <strong>het</strong> herstel van alle dingen verplicht<br />
wordt gesteld door de goddelijke wet.<br />
Gods stem horen (Hearing Gods Voice)<br />
Wat betekent <strong>het</strong> in Bijbels en experimenteel optiek <strong>om</strong> de stem van God te horen. En wat betekent <strong>het</strong> <strong>om</strong> te<br />
wandelen in de Geest van openbaring, in tegenstelling tot <strong>het</strong> horen en gehoorzamen van afgoden in ons hart. Velen<br />
vinden dit <strong>het</strong> meest waardevolle boek dat wij hebben geschreven.<br />
<strong>De</strong> wetten van geestelijke oorlogvoering (The Law’s of Spiritual Warfare)<br />
Een studie over de oorlogswetten uit <strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium 20, die eveneens de wetten van geestelijke oorlogvoering zijn.<br />
Een ieder die deelneemt aan geestelijke oorlogvoering moet zich bewust zijn van deze wetten.<br />
Wie is een Jood? (Who is a Jew?)<br />
In R<strong>om</strong>einen 2:28, 29 vertelt Paulus ons wie WEL een Jood is en wie NIET. Het antwoord hierop kan niet worden<br />
verkregen door te kijken naar de genen van iemand, maar door te kijken naar de wettelijke eisen van <strong>het</strong> burgerschap<br />
van een stam van Israël. Dit laat zien dat de Joden die Christus hebben geaccepteerd en alle anderen die Hem hebben<br />
aangen<strong>om</strong>en als Koning<strong>–</strong>Messias degenen zijn die op een legale manier binnen de stam van Juda zijn opgen<strong>om</strong>en en<br />
dus ‘Joden’ zijn. Aan de andere kant zijn degenen die Hem uiteindelijk hebben verworpen GEEN Joden, <strong>om</strong>dat zij in<br />
opstand zijn gek<strong>om</strong>en tegen de Koning van Juda en zodoende hun burgerschap van Juda hebben verspeeld.<br />
Wie is een Israëliet? (Who is anIsraëlite?)<br />
Dit 50 pagina’s tellende boek is een vervolg op <strong>het</strong> boek ‘Wie is een Jood’. Het spoort de natuurlijke Israëlieten op (dat<br />
wil zeggen, ex-Israëlieten van de diaspora) die van Israël naar Assyrië en tot in Europa en andere delen van de wereld<br />
zijn verstrooid. Het laat ook zien dat als je een Israëliet bent, dit een kwestie van wettig burgerschap is. Om een<br />
burger van Israël te worden moet iemand overeenstemmen met <strong>het</strong> gegeven dat Jezus Christus bij zijn tweede k<strong>om</strong>st<br />
als Houder van <strong>het</strong> Eerst<strong>geboorterecht</strong> (Jozef) terugk<strong>om</strong>t. Met andere woorden, iemand moet een overwinnaar zijn <strong>om</strong><br />
een Israëliet te zijn. Op deze manier verkreeg Jakob namelijk, als eerste, de naam ‘Israël’.<br />
Wanneer is Jezus nu ECHT geboren?(When was Jesus REALLY born?)<br />
Een fascinerende geschiedenis rond de gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus. Op 5 februari in <strong>het</strong> jaar 2 v.Chr.<br />
vaardigde de R<strong>om</strong>einse Senaat een besluit uit waarmee zij keizer Augustus tot “Vader des Vaderlands” benoemden. Zij<br />
eisten dat de hele R<strong>om</strong>einse wereld dit besluit bekrachtigde. Cyrenius werd naar Syrië en Palestina gezonden <strong>om</strong> deze<br />
volkstelling (inschrijving) uit te voeren. Zie Lukas 2:1. Dit en vele andere historische gebeurtenissen bewijzen<br />
afdoende dat Jezus in 2 v.Chr. geboren is.<br />
<strong>De</strong> schuldbrief in profetie (The <strong>De</strong>btnote in Prophecy)<br />
Dit kleine boekje is een studie over de implicaties van de gelijkenis van Jezus uit Mattheüs 21:33-45, in <strong>het</strong> licht van<br />
de Bijbelse geschiedenis.<br />
<strong>De</strong> wetten van alsem en uitwerpselen (The Law’s of WormwoodandDung)<br />
Het woord “alsem” in de Bijbel betekent eige<strong>nl</strong>ijk opium, en de profeten spreken daar in geestelijke betekenis over. Het<br />
staat in relatie tot de wetten van uitwerpselen, die duiden op problemen met de afgoden van <strong>het</strong> hart. Ezechiël vertelt<br />
ons hoofdzakelijk over dit probleem.<br />
Bijbels geld: <strong>De</strong> zilver-gerstnorm (Biblical Money: The Silver-Barley Standard)<br />
Dit kleine boekje laat ons <strong>het</strong> verschil zien tussen <strong>het</strong> monetaire systeem van Babylon en dat van <strong>het</strong> Koninkrijk.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 5
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 6
DE STRIJD OM HET GEBOORTERECHT<br />
DOOR DR. STEPHEN E. JONES<br />
INHOUDSOPGAVE<br />
Noot van de vertaler ............................................................................................. 9<br />
Hoofdstuk 1: Het <strong>geboorterecht</strong> ......................................................................... 11<br />
A. Het heersersmandaat ...................................................................................... 11<br />
Hoofdstuk 2: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 14<br />
A. Waar<strong>om</strong> verachtte Ezau <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>? ....................................................... 14<br />
B. Sem is Melchizedek ......................................................................................... 16<br />
C. Ezau is Ed<strong>om</strong>, Idumea, <strong>het</strong> Seïrgebergte, Teman en Amalek ................................ 17<br />
D. <strong>De</strong> uitverkoop van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>: opbieden ................................................. 18<br />
E. Het heersersmandaat door bedrog gestolen ....................................................... 19<br />
F. Izaks zegen aan Jakob ..................................................................................... 20<br />
G. Ezau de eerste zionist ..................................................................................... 22<br />
H. <strong>De</strong> profetie van Maleachi over Ed<strong>om</strong> ................................................................. 23<br />
I. <strong>De</strong> verovering van de Makkabeeën over Ed<strong>om</strong> in 126 v.Chr. ................................. 24<br />
J. Herodus; <strong>het</strong> patroon van een Joods-Ed<strong>om</strong>itische koning ..................................... 25<br />
Hoofdstuk 3: Het verhaal van Ezau ..................................................................... 26<br />
A. <strong>De</strong> zegen van Jakob aan Juda........................................................................... 27<br />
B. Het raadsel van Simson over de dode leeuw ...................................................... 27<br />
C. <strong>De</strong> breuk in <strong>het</strong> koninkrijk ............................................................................... 28<br />
D. <strong>De</strong> twee vijgenb<strong>om</strong>en van Juda ........................................................................ 29<br />
E. Het goddelijke oordeel voor ongehoorzaamheid .................................................. 30<br />
Hoofdstuk 4: <strong>De</strong> wetten van tegenspoed ............................................................ 32<br />
A. Het ijzeren juk ............................................................................................... 32<br />
B. Het houten juk ............................................................................................... 33<br />
C. Israël verlangt naar een koning ........................................................................ 35<br />
D. Waar God verkiest <strong>om</strong> Zijn naam te laten wonen ................................................ 36<br />
Hoofdstuk 5: <strong>De</strong> gevangenschappen van Juda .................................................... 40<br />
A. Juda verwerpt <strong>het</strong> houten juk ........................................................................... 41<br />
B. Juda veroordeeld tot een ijzeren juk ................................................................. 41<br />
C. Jeremia’s advies aan de goede vijgen ................................................................ 42<br />
D. <strong>De</strong> terugkeer uit ballingschap ........................................................................... 43<br />
E. <strong>De</strong> voortduring van <strong>het</strong> gevangenschap van <strong>het</strong> houten juk ................................. 43<br />
F. <strong>De</strong> opstand tegen R<strong>om</strong>e (en God): 66-73 n.Chr. ................................................. 44<br />
G. Het ijzeren juk opnieuw op de slechte vijgen van Juda geplaatst .......................... 46<br />
H. <strong>De</strong> timing van <strong>het</strong> oordeel over Jeruzalem ......................................................... 48<br />
I. <strong>De</strong> inname van Masada: 73 n.Chr. ..................................................................... 49<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 7
Hoofdstuk 6: <strong>De</strong> verwerping van Jezus ............................................................... 51<br />
A. Absal<strong>om</strong>: <strong>De</strong> tijdelijke veroveraar van Davids troon ............................................ 51<br />
B. Gekruisigd op de “schedel” van de olijfberg ........................................................ 54<br />
C. Juda’s opstand tegen koning Jezus.................................................................... 55<br />
D. Judas: Zoon van <strong>het</strong> verderf ............................................................................ 59<br />
E. Verraden in <strong>het</strong> huis van hen die mij liefhebben .................................................. 61<br />
Hoofdstuk 7: Het geschil..................................................................................... 62<br />
A. Vervangingstheologie ...................................................................................... 63<br />
B. <strong>De</strong> goede vijgenbo<strong>om</strong> was “de kerk” ................................................................. 63<br />
C. <strong>De</strong> wet van <strong>het</strong> snoeien van b<strong>om</strong>en .................................................................. 65<br />
D. Offerwetten ................................................................................................... 66<br />
E. Wie is een “Jood”? .......................................................................................... 67<br />
F. <strong>De</strong> vroege Kerk ............................................................................................... 68<br />
Hoofdstuk 8: Het Nieuwe Jeruzalem ................................................................... 72<br />
A. Jesaja profeteert over de Nieuwtestamentische “bruid” ........................................ 72<br />
B. <strong>De</strong> muren van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem ................................................................ 73<br />
C. <strong>De</strong> poorten van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem ............................................................... 74<br />
D. Profetieën over Jeruzalem en Sion .................................................................... 75<br />
E. Profetieën over de “herbouwde” tempel ............................................................. 76<br />
F. Twee soorten Jeruzalem met verschillende eindbestemmingen ............................. 77<br />
G. Hagar is door Sara vervangen .......................................................................... 79<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 8
NOOT VAN DE VERTALER<br />
Dit boek is in <strong>het</strong> Nederlands vertaald als doel <strong>om</strong> een eye-opener voor christenen te<br />
zijn. Het nodigt u als lezer uit <strong>om</strong> te ontdekken wat God in de Bijbel over Zijn volk Israël<br />
zegt. Wij leven nu in een tijd waar <strong>het</strong> lijkt alsof <strong>het</strong> volk Israël weer gevonden is en zich<br />
heeft gevestigd in <strong>het</strong> kleine stukje land in Palestina. Maar is dit ook zo?<br />
Ik hoop dat <strong>het</strong> lezen van dit boek u ten minste aan <strong>het</strong> denken zet en u ernaar zult<br />
verlangen <strong>om</strong> de waarheid ofwel dé Waarheid te leren kennen (Joh. 14:6).<br />
Vanaf 1948 is de staat Israël opgericht. Het Israël dat <strong>het</strong> volk van God, <strong>het</strong> volk van<br />
Jezus moet zijn. Maar als we enkele feiten op een rijtje zetten dan blijken er veel haken<br />
en ogen aan te zitten.<br />
Feit 1: Jezus heeft als opgestane Zoon alle macht over de aarde verkregen (Mat. 28:18).<br />
Hij is dus met recht de Koning over de aarde. Elk volk op aarde en in <strong>het</strong> bijzonder Zijn<br />
volk Israël zou dus deze Koning moeten dienen. Toch blijft Israël al meer dan zestig jaar<br />
Jezus Christus verwerpen en nemen ze <strong>het</strong> volmaakte Offer niet aan, maar gaan ze stug<br />
door met <strong>het</strong> brengen van eigen offers.<br />
Feit 2: Het volk Israël bestaat uit twaalf stammen, de staat Israël bestaat voornamelijk<br />
uit één stam: de Joden (ofwel Juda). En wel Joden die Jezus verwerpen. <strong>De</strong>nk aan wat<br />
Paulus over een ware Jood zegt (R<strong>om</strong>. 2:28, 29). Een ware Jood is een volgeling van<br />
Jezus, wiens hart besneden is, <strong>het</strong>geen dus per sé door zijn uiterlijk zichtbaar is.<br />
Feit 3: Na de dood van Sal<strong>om</strong>o scheurde <strong>het</strong> koninkrijk (1 Kon. 11:31). Het werd<br />
verdeeld in <strong>het</strong> tien-stammenrijk (Israël) en <strong>het</strong> twee-stammenrijk (Juda). Beide rijken<br />
hadden een eigen rol te vervullen in <strong>het</strong> plan van God. Juda (de natie) moest de<br />
Verlosser, de Koning, voortbrengen en Israël (de natie) moest <strong>het</strong> Koninkrijk<br />
voortbrengen. <strong>De</strong> rol van Juda is in 2 v.Chr. door Jezus vervuld. In dat jaar is namelijk<br />
de Koning geboren (zie <strong>het</strong> boek “Wanneer is Jezus nu ECHT geboren”). <strong>De</strong> rol van Israël<br />
is tot nu toe nog niet vervuld. Het lijkt erop dat de Joden nu ook de rol van Israël willen<br />
vervullen. Maar is dit ook mogelijk?<br />
Dit zijn slechts enkele feiten die een <strong>om</strong> een antwoord schreeuwen. Maar al te vaak<br />
wordt de staat Israël (de natie Juda die Jezus verworpen heeft) met <strong>het</strong> volk Israël (<strong>het</strong><br />
twaalf-stammenrijk, <strong>het</strong> koninkrijk) verward. Met als gevolg dat heel de christelijke<br />
wereld en alle kerken de staat steunen, zonder te weten wat ze eige<strong>nl</strong>ijk aan <strong>het</strong> doen<br />
zijn.<br />
Dit boek is <strong>het</strong> eerste deel van <strong>het</strong> boek “The Struggle for the Birthright” van Stephen<br />
Jones. Dit eerste deel richt zich hoofdzakelijk op de waarheden over de <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> in de Bijbel. Het tweede deel richt zich voornamelijk op de <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> op politiek vlak in de 20 e eeuw. <strong>De</strong> Engelse Bijbelteksten zijn overgezet<br />
naar <strong>het</strong> Nederlands middels de vertaling van de Herziene Statenvertaling (HSV).<br />
— Remmer Remmers<br />
Nederland, 2012<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 9
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 10
HOOFDSTUK 1<br />
Het <strong>geboorterecht</strong><br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en <strong>om</strong> de heerschappij over de aarde is,door <strong>het</strong> verhaal<br />
in Genesis 27 over Jakob en Ezau, onder christenen zeer bekent. <strong>De</strong> geschiedenis van die<br />
<strong>strijd</strong> is echter niet zo bekend. Vanwege deze reden begrijpen veel christenen de huidige<br />
<strong>strijd</strong>, die Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” noemt, niet. Als christenen deze<br />
historische <strong>strijd</strong> wel zouden begrijpen, zouden zij een heel andere opvatting van<br />
Bijbelprofetie hebben dan de opvatting die vandaag de dag populair is.<br />
Er zijn twee primaire studiegebieden die de ruggengraat van Bijbelprofetie vormen. <strong>De</strong><br />
eerste is de kennis over de feestdagen van Israël, die wij grondig in ons boek “<strong>De</strong> wetten<br />
van de tweede k<strong>om</strong>st” hebben behandeld. Het twee gebied is de kennis over de<br />
geschiedenis van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van Adam tot onze tijd. Dit tweede gebied zullen we<br />
in dit boek gaan behandelen.<br />
HET HEERSERSMANDAAT<br />
Het <strong>geboorterecht</strong> dat in <strong>het</strong> begin aan Adam is gegeven bestaat uit twee delen, namelijk<br />
<strong>het</strong> heersersmandaat en <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat. Het heersersmandaat wordt in<br />
Gen. 1:26 gegeven,<br />
26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis;<br />
en laten zij heersen[Heb. radah, “heerschappij voeren”] over de vissen van de zee,<br />
over de vogels in de lucht, over <strong>het</strong> vee, over heel de aarde en over al de<br />
kruipende dieren die over de aarde kruipen!<br />
Binnen dit goddelijke mandaat zien wij dat God de mens heeft geschapen <strong>om</strong> te<br />
“heersen”. Het Hebreeuwse woord is radah en betekent letterlijk “heerschappij voeren”.<br />
Dit is dan ook <strong>het</strong> oorspronkelijke heersersmandaat. Hierdoor werd Adam als koning over<br />
heel de aarde bevestigd.<br />
Vele tegenstanders van deze troon zijn de afgelopen eeuwen opgestaan. Nimrod was de<br />
eerste opvallende persoon die dit deed, hij heeft ook Babylon gesticht (Gen. 10:10).<br />
Letterlijk betekent Nimrod “rebel”. Hij kwam in opstand tegen de heerschappij van Noach<br />
en Sem (de stichter van Jeruzalem) en vestigde hij als tegenbeeld de stad Babel, ofwel<br />
Babylon. Vanaf die tijd dro<strong>om</strong>t men van <strong>het</strong> heersen van de wereld en van <strong>het</strong> maken<br />
van onderdanen binnen hun wereldrijk. Maar al deze tegenstanders van de troon willen<br />
volgens hun eigen opstandige wetten regeren in tegenstelling tot de goddelijke wet en<br />
Christus, die Gods gezalfde Koning is.<br />
Het heersersmandaat dat aan Adam gegeven was gaf hem geen regels of adviezen <strong>om</strong><br />
de aarde goed te regeren. Omdat Adam naar <strong>het</strong> beeld van God geschapen was, was een<br />
goede wereldregering ingeschapen. Maar nadat Adam zondigde en hij de heerlijkheid van<br />
God verloor, duurde <strong>het</strong> niet lang voordat <strong>het</strong> zuurdesem van de zonde de gevallen mens<br />
<strong>het</strong> idee gaf dat heerschappij voeren betekende anderen in slavernij brengen en hen de<br />
wil van de heersers opdringen, ongeacht wat die wil ook was.<br />
Pas toen de goddelijke wet aan Mozes werd gegeven kreeg de mens een duidelijker beeld<br />
van de wil van God wat betreft heerschappij voeren. Het eerste gebod, dat op heersers<br />
van toepassing is, hield in dat de heersers hun macht onder God moesten uitoefenen.<br />
Het feit dat heersers goddelijke wetten kregen <strong>om</strong> hierdoor te regeren, toonde aan dat<br />
God hun geen licentie gaf <strong>om</strong> te regeren volgens hun eigen grillen of opvatting van goed<br />
en fout. Er werd van hen verwacht dat zij vanuit goddelijke openbaring regeerden.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 11
Misschien is de primaire wet van heerschappij wel gegeven in <strong>De</strong>ut. 1:16, 17, waar<br />
Mozes <strong>het</strong> volgende zegt,<br />
16 Ook beval ik in die tijd uw rechters: Luister naar de geschillen tussen uw<br />
broeders, en oordeel rechtvaardig tussen een man, zijn broeder en de<br />
vreemdeling die bij hem is. 17 U mag niet partijdig zijn in de rechtspraak: zowel<br />
de kleine als de grote moet u aanhoren. U mag voor niemand bevreesd zijn,<br />
want de rechtspraak behoort aan God.<br />
In <strong>het</strong> Nieuwe Testament wordt dit concept van onpartijdigheid in Jakobus 2:9 herhaald,<br />
waar de broer van Jezus <strong>het</strong> volgende schreef,<br />
9 Maar als u met aanzien des persoons handelt, begaat u een zonde en wordt u<br />
door de wet ontmaskerd als overtreders.<br />
Tegen de tijd dat wij bij de Nieuwtestamentische era aankwamen hadden wij de<br />
volk<strong>om</strong>en openbaring van <strong>het</strong> heersersmandaat al door <strong>het</strong> voorbeeld van Jezus Chritus<br />
gekregen. Hoewel Hij geboren was <strong>om</strong> Koning te worden, kwam Hij echter als dienaar.<br />
Hij kwam niet <strong>om</strong> een volk tot een privilege te roepen. Toen de discipelen discussieerden<br />
wie <strong>het</strong> belangrijkste binnen <strong>het</strong> Koninkrijk zou zijn, legde Jezus <strong>het</strong> duidelijkste principe<br />
van heerschappij voeren af. Lukas 22:24-30 zegt,<br />
24 Er ontstond ook onenigheid onder hen over wie van hen geacht werd de<br />
belangrijkste te zijn. 25 En Hij zei tegen hen: <strong>De</strong> koningen van de volken<br />
heersen over hen, en wie macht over hen hebben, worden weldoeners<br />
genoemd. 26 Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u<br />
moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient. 27 Want<br />
wie is belangrijker: hij die aa<strong>nl</strong>igt of hij die bedient? Is <strong>het</strong> niet hij die aa<strong>nl</strong>igt?<br />
Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient. 28 En u bent <strong>het</strong> die steeds bij<br />
Mij gebleven bent in Mijn verzoekingen. 29 En Ik beschik u <strong>het</strong> Koninkrijk, zoals<br />
Mijn Vader dat aan Mij beschikt heeft, 30 opdat u eet en drinkt aan Mijn tafel in<br />
Mijn Koninkrijk en op tronen zit en de twaalf stammen van Israël oordeelt.<br />
Ook zegt Jezus in Mat. 23:8-12 opnieuw,<br />
8 Maar u mag zich geen rabbi laten noemen, want Eén is uw Meester, namelijk<br />
Christus; en u bent allen broeders. 9 En u mag niemand op de aarde uw vader<br />
noemen, want Eén is uw Vader, namelijk Hij Die in de hemelen is. 10 En u mag<br />
niet meesters genoemd worden, want Eén is uw Meester, namelijk Christus. 11<br />
Maar de belangrijkste van u zal uw dienaar zijn. 12 En wie zichzelf zal<br />
verhogen, zal vernederd worden; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd<br />
worden.<br />
Met andere woorden, zij die vanuit Gods oogpunt geroepen worden als heersers zijn niet<br />
degenen die door mensen als koningen, rabbi’s, leraren, profeten of mannen van naam<br />
erkend worden. <strong>De</strong> heersers in Gods ogen zijn degenen die God en Zijn volk dienen. Dit<br />
is de gedachte van God. Dit is hoe God Adam bedoeld had als heerser over Zijn<br />
schepping. Dit zijn de soort mensen die <strong>het</strong> Koninkrijk van God bij de eerste opstanding<br />
zullen regeren (Op. 20:6). Dit zijn degenen die de woorden van Jezus serieus hebben<br />
gen<strong>om</strong>en en <strong>het</strong> concept van <strong>het</strong> dienen van anderen, in plaats van zich te laten<br />
bedienen,hebben gegrepen.<br />
<strong>De</strong>ze opvatting van rechters die onpartijdig zijn, die als dienaren heersen, die <strong>het</strong> beste<br />
met <strong>het</strong> volk voor hebbe, in plaats van hen uitbuiten voor hun eigen welzijn en gemak, is<br />
in de eeuwe<strong>nl</strong>ange <strong>strijd</strong> tussen <strong>het</strong> koninkrijk van de duisternis en <strong>het</strong> Koninkrijk van<br />
Godcruciaal. Elk volk dat claimt dat zij geroepen zijn <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk te regeren, zullen<br />
uiteindelijk gediskwalificeerd worden wanneer zij niet volgens deze basisnormen regeren.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 12
Als u verder zult lezen, zult u zien hoe dit principe de denkwijze van de kerk behoort te<br />
beïnvloeden.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 13
HOOFDSTUK 2<br />
Het verhaal van Ezau<br />
<strong>De</strong> meeste kennen <strong>het</strong> verhaal van Jakob en Ezau wel. Genesis 25 zegt ons dat zij een<br />
tweeling waren van Izak en Rebekka. Gen. 25:22, 23 zegt ons dat voordat ze nog<br />
geboren waren <strong>het</strong> al leek of zij beide in de buik van de moeder al vochten:<br />
22 <strong>De</strong> kinderen stootten in haar lichaam tegen elkaar. Toen zei zij: Als dit zo is,<br />
waar<strong>om</strong> overk<strong>om</strong>t mij dit? En zij ging de HEERE raadplegen. 23 <strong>De</strong> HEERE zei<br />
toen tegen haar: Er zijn twee volken in uw schoot, en twee naties zullen zich uit<br />
uw lichaam vaneenscheiden. Het ene volk zal sterker zijn dan <strong>het</strong> andere<br />
en de meerdere zal de mindere dienen.<br />
Ezau kwam als eerste ter wereld, dus als oudste zoon zou hij normaliter <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> beërven. Toch leren wij vanuit de geschiedenis en vanuit R<strong>om</strong>. 9:9-13 dat<br />
God Jakob, in plaats van Ezau, voorbestemd had <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> te ontvangen. Dit<br />
was <strong>het</strong> fundament van de <strong>strijd</strong> tussen de twee broers.<br />
WAAROM VERACHTTE EZAU HET GEBOORTERECHT?<br />
<strong>De</strong> Bijbelse optekening in Genesis 25 gaat vervolgens verder door ons te vertellen dat<br />
Ezau op een dag terugkeerde van <strong>het</strong> veld en erg moe was. Vervolgens verkocht hij zijn<br />
<strong>geboorterecht</strong> voor een k<strong>om</strong> soep die Jakob aan <strong>het</strong> maken was. Gen. 25:34 eindigt<br />
vervolgens met: “Zo verachtte Ezau <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong>.”<br />
<strong>De</strong>ze paar details vertellen ons niet echt waar<strong>om</strong> Ezau zijn <strong>geboorterecht</strong> verachtte. Over<br />
<strong>het</strong> algemeen zou een dergelijk vleselijkgerichte man zijn <strong>geboorterecht</strong> willen houden,<br />
want zulke mensen lijken altijd een verlangen naar welvaart en macht te koesteren. Izak<br />
was behoorlijk rijk, want hij had <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van zijn vader Abraham geërfd, die<br />
eveneens zeer rijk was geweest. Abraham kon in de <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> zijn neef Lot in Genesis<br />
14:14 te bevrijden in feite 318 gewapende mannen voeden. Niemand zo zoveel slaven en<br />
slavenfamilies zonder enorme rijkd<strong>om</strong> kunnen onderhouden.<br />
Dus waar<strong>om</strong> zou Ezau al deze rijkd<strong>om</strong> verachten? Hij moet een reden gehad hebben <strong>om</strong><br />
te denken dat dergelijke welvaart niet aan de orde was, want de vleselijke mens denkt<br />
niet op deze manier. Als wij buiten de Bijbel op zoek gaan naar een oude historische bron<br />
en in <strong>het</strong> Boek van de Oprechte (Jasher) duiken, vinden we een mogelijk antwoord. Het<br />
Boek van de Oprechte wordt in Jozua 10:13 en in 2 Sam. 1:18 aangehaald. Na de<br />
verwoesting van Jeruzalem in 70 n.Chr. was dit boek verloren totdat in 1613 in een<br />
kantoor van een rabbi een oude kopie werd gevonden. In 1840 werd <strong>het</strong> tenslotte in <strong>het</strong><br />
Engels vertaald (The Book of Jasher - Jasher betekend in <strong>het</strong> Nederlands “Oprechte”).<br />
Jasher schenkt ons een interessant verslag dat verklaart waar<strong>om</strong> Ezau zijn <strong>geboorterecht</strong><br />
verachtte. Jasher 27:1-13 zegt,<br />
1 En na die tijd, na de dood van Abraham, ging Ezau regelmatig <strong>het</strong> veld in <strong>om</strong> te jagen.<br />
2 En Nimrod, de koning van Babel, die ookAmrafel is, ging eveneens samen met zijn<br />
bewakers regelmatig <strong>het</strong> veld in <strong>om</strong> te jagen en <strong>om</strong> met hen in de koelte van de dag een<br />
wandeling te maken. En alle dagen hield Nimrod Ezau in de gaten, want al deze dagen<br />
was Nimrod in zijn hart jaloers op Ezau. 4 Op een zekere dag ging Ezau <strong>het</strong> veld in <strong>om</strong> te<br />
jagen en zag daar in de woestijn Nimrod met zijn twee bewakers lopen. 5 En al zijn<br />
machtige mannen en manschappen waren samen met hem in de woestijn, maar zij<br />
bleven op een afstand van hem en gingen vandaar in verschillende richtingen uiteen <strong>om</strong><br />
te jagen en Ezau verborg zich voor Nimrod en bespiedde hem in de woestijn. 6 En<br />
Nimrod en zijn bewakers die bij hem waren zagen hem niet en Nimrod en zijn bewakers<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 14
liepen constant in <strong>het</strong> veld in de koelte van de dag <strong>om</strong> te zien waar zijn mannen aan <strong>het</strong><br />
jagen waren. 7 En Nimrod en zijn twee bewakers kwamen op de plaats aan vanwaar zij<br />
waren vertrokken toen Ezau opeens uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam en zijn<br />
zwaard trok en zich al rennend tot Nimrod spoedde en zijn hoofd afhakte. 8 En Ezau<br />
vocht wanhopig met de twee bewakers die Nimrod hadden vergezeld en toen zij hem<br />
nariepen keerde Ezau zich <strong>om</strong> en doodde hij hen met zijn zwaard. 9 En alle machtige<br />
mannen van Nimrod, die hem hadden verlaten <strong>om</strong> in de woestijn te gaan jagen, hoorden<br />
van verre een noodkreet en zij herkenden de stemmen van de bewakers en spoedden<br />
zich tot hen <strong>om</strong> te zien wat er aan de hand was en troffen hun koning en de twee<br />
bewakers dood aan. 10 En toen Ezau de manschappen van Nimrod van verre aan zag<br />
k<strong>om</strong>en, vluchtte hij; en Ezau nam de waardevolle gewaden van Nimrod, die de vader van<br />
Nimrod hem had nagelaten en waardoor Nimrod over heel <strong>het</strong> land heerste en hij<br />
vluchtte en verborg hen in zijn huis. 11 En Ezau nam de gewaden en rende vanwege de<br />
mannen van Nimrod naar de stad en kwam vermoeid en uitgeput van <strong>het</strong> gevecht bij <strong>het</strong><br />
huis van zijn vader aan en toen hij zijn broer Jakob naderde en voor hem ging zitten was<br />
hij bereid <strong>om</strong> door verdriet te sterven. 12 En hij zei tot zijn broer Jakob: “Zie, deze dag<br />
zal ik sterven, en waar<strong>om</strong> zou ik dan <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> willen?” En Jakob handelde in dit<br />
vooral zeer geslepen en Ezau verkocht zijn <strong>geboorterecht</strong> aan Jakob, want de HEERE had<br />
<strong>het</strong> zo tot stand gebracht. 13 En <strong>het</strong> deel van Ezau van de grot in <strong>het</strong> veld van<br />
Machpela, dat Abraham van de kinderen van Heth als bezit voor een begraafplaats had<br />
gekocht, verkochte Ezau ook aan Jakob en Jakob kocht dit alles van zijn broer Ezau.<br />
In dit verslag zien we dat Ezau, net als Nimrod (Gen. 10:9), een jager was. Nimrod was<br />
jaloers op Ezau’s jachttalent en hij bespiedde hem, of liet hem in de gaten houden. Dit<br />
wist Ezau blijkbaar, want <strong>het</strong> Boek van de Oprechte is vanuit <strong>het</strong> perspectief van Jakob<br />
geschreven. Op een dag begon Ezau Nimrod te bespieden en overviel hij hem vanuit zijn<br />
schuilplaats. Vervolgens doodde Ezau Nimrod en moest daarna tegen de twee<br />
bodyguards van Nimrod vechten voor zijn leven. Nadat hij ook hen had gedood rende hij<br />
voor zijn leven, want hij hoorde de andere mannen van Nimrod aanstormen <strong>om</strong> de<br />
bewakers van Nimrod te hulp te schieten. Omdat alle mannen die Ezau daadwerkelijk<br />
gezien hadden dood waren, waren er waarschij<strong>nl</strong>ijk geen getuigen, waardoor de andere<br />
mannen slechts konden gissen wie hun koning had overvallen.<br />
Ezau ontsnapte en rende naar huis, waarbij hij de speciale gewaden (of kleden) van<br />
Nimrod meenam. Er wordt van deze gewaden gezegd dat God deze aan Adam had<br />
gegeven, waarmee aangetoond werd dat hij <strong>het</strong> recht op wereldregering had. In die<br />
dagen waren gewaden van grote betekenis. Merk op dat toen Jakob <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong><br />
aan zijn zoon Jozef gaf, hij hem eveneens een bijzonder “veelkleurig gewaad” gaf(Gen.<br />
37:3).<br />
Het zevende hoofdstuk van <strong>het</strong> Boek van de Oprechte legt uit dat de gewaden van Adam<br />
op Noach waren over gegaan, maar dat na de vloed, toen Noach van de wijn dronken<br />
was geworden, zijn zoon Cham die gewaden had gestolen. Cham heeft ze waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
nooit proberen te dragen, maar liet deze aan zijn zoon Cusjna, die deze op zijn beurt<br />
tenslotte aan zijn zoon Nimrod gaf. Nimrod was de eerste die ze op twintig jarige leeftijd<br />
ope<strong>nl</strong>ijk ging dragen en vanwege deze huiden legde hij een claim op Adams<br />
heersersmandaat over de hele aarde. Op deze manier werd Nimrod de eerste ope<strong>nl</strong>ijke<br />
rebel die zich de goddelijke autoriteit van Noach en Sem toe-eigende.<br />
Ezau stal de gewaden van Nimrod en leek zo dus de erfgenaam van <strong>het</strong> heersersmandaat<br />
over de aarde te zijn. Hij dacht dat hij met deze gewaden als Nimrod kon zijn en de<br />
wereld kon regeren. Waar<strong>om</strong> zou hij de zegen van Izak nog nodig hebben? Izak hoorde<br />
bij Sem, de stichter van Jeruzalem, wiens titel Melchizedek, “koning der gerechtigheid” of<br />
Adoni-zedek “heer der gerechtigheid” was. Dit werd in feite de titel voor alle koningen<br />
lang nadat Sem gestorven was en in Jozua 10:1 lezen we van een dergelijke koning met<br />
deze naamtitel.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 15
SEM IS MELCHIZEDEK<br />
Om aan te tonen dat Sem Melchizedek uit Gen. 14:18 is zullen we een stuk uit Jasher<br />
16:11, 12 citeren, dat ons over <strong>het</strong> verhaal van Abrahams ontmoeting,nadat hij Lot<br />
bevrijdt had, met Melchizedek vertelt:<br />
11 En Adoni-Zedek koning van Jeruzalem, die ook Sem is, ging uit met zijn mannen <strong>om</strong><br />
Abram en zijn mannen met brood en wijn te ontmoeten, en in vallei van Melech<br />
verbleven zij. 12 En Adoni-Zedek zegende Abram, en Abram gaf hem van alles wat hij<br />
van zijn vijanden had buitgemaakt een tiende deel, want Adoni-Zedek was een priester<br />
van God.<br />
Velen hebben Melchizedek verkeerd begrepen, denkende dat hij een incarnatie van Jezus<br />
Christus was. Hun geloof is gebaseerd op een verkeerde interpretatie van Heb. 7:1-8.<br />
Vers 3 zegt <strong>het</strong> volgende over Melchizedek:<br />
3 Zonder vader, zonder moeder, zonder stambo<strong>om</strong> kent hij geen begin van<br />
dagen en ook geen levenseinde, maar aan de Zoon van God gelijkgemaakt.<br />
Dit moet in de context van vers 6 begrepen worden. Heb. 7:6 zegt: “Hij echter, die niet<br />
van hen afstamt, heeft van Abraham tienden gen<strong>om</strong>en, en hij heeft hem gezegend die de<br />
beloften gekregen had.” <strong>De</strong> Statenvertaling zegt: “Maar hij, die zijn geslachtsrekening uit<br />
hen niet heeft, die heeft van Abraham tienden gen<strong>om</strong>en.” Met andere woorden, de<br />
geslachtrekening van Melchizedek is niet door een Bijbelse schrijver getraceerd of<br />
OPGETEKEND, en op deze manier is hij eveneens een beeld van Christus. Het betekent<br />
NIET dat Melchizedek letterlijk geen ouders had. Het zegt alleen maar dat hij slechts<br />
vanuit <strong>het</strong> niets in dat Bijbelverhaal ten tonele verschijnt, zonder de<br />
achtergrondinformatie van wie hij was en wie zijn ouders waren. <strong>De</strong>ze goddelijke stilte<br />
binnen dat Bijbelgedeelte werd bewust op deze manier opgetekend <strong>om</strong> van hem een<br />
beeld van Christus te maken, ofwel “aan de Zoon van God gelijkgemaakt”.<br />
Sem zelf leefde tot de volle leeftijd van 600 jaar. Hij was een eeuw oud toen de vloed<br />
kwam en leefde na de vloed vervolgens nog eens 500 jaar. Als iemand de genealogieën<br />
uit Gen. 11 op een rijtje zet, zoals wij in ons boek “<strong>De</strong> geheimen van tijd” hebben<br />
gedaan, dan zien wij dat Sem Abraham overleefde. Sem stierf in wezen toen Izak 50 jaar<br />
oud was.<br />
<strong>De</strong> Joodse tradities leren dat Sem Jeruzalem gesticht heeft en dat hij zodoende ook haar<br />
koning was. Tijdens heel <strong>het</strong> leven van Abraham was hij in leven. Op deze manier is <strong>het</strong><br />
alleen maar logische dat Abraham aan hem tienden betaalde, want hij was de ware<br />
koning over heel de aarde en de houder van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>. Omdat Sem Abraham<br />
overleefde heeft Abraham in feite nooit <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> ontvangen, hoewel hij er wel<br />
voor in aanmerking kwam. Daar<strong>om</strong> ging <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> direct van Sem op Izak over,<br />
en dit is de reden waar<strong>om</strong> <strong>het</strong> Bijbelverhaal niets over <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> zegt totdat de<br />
zonen van Izak er<strong>om</strong> gaan vechten.<br />
EZAU IS EDOM, IDUMEA, HET SEÏRGEBERGTE, TEMAN EN AMALEK<br />
Het begrijpen van Ezau <strong>–</strong> wie hij is en hoe zijn leven de moderne geschiedenis heeft<br />
beïnvloed <strong>–</strong> is van weze<strong>nl</strong>ijk belang binnen de studie van Bijbelprofetie. <strong>De</strong> nak<strong>om</strong>elingen<br />
van Adam kregen in de Bijbel verschillende namen. <strong>De</strong> eerste naam was Ed<strong>om</strong>, dat, zoals<br />
we in Genesis 25:30 lezen, “rood” betekent,<br />
30 Toen zei Ezau tegen Jakob: Laat mij toch slurpen van dat rode, dat rode daar,<br />
want ik ben moe. Daar<strong>om</strong> gaf men hem de naam Ed<strong>om</strong> [“rood”].<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 16
<strong>De</strong> Hebreeuwse naam “Ed<strong>om</strong>” wordt s<strong>om</strong>s in haar Griekse vorm “Idumea” geschreven.<br />
Dit zijn dezelfde namen, alleen in een andere taal geschreven. Door met de dochter van<br />
Seïr de Horiet te trouwen maakte Ezau een verbond met hem en ging vervolgens, zoals<br />
we in Genesis 36:8 lezen, bij die Kanaänitische familie wonen,<br />
8 Daar<strong>om</strong>ging Ezau in <strong>het</strong> Seïrgebergte wonen. Ezau, dat is Ed<strong>om</strong>.<br />
Het Boek van de Oprechte bevestigt dit, waarbij de reden aangedragen wordt dat hij<br />
vanwege <strong>het</strong> geschil met de Kanaänieten over grasland en waterrechten verhuisde.<br />
Vervolgens trouwde hij zich binnen de familie van Seïr deHoriet en gaf hij zijn dochters<br />
ten huwelijk aan de mannen binnen die familie (Jasher 30:29). Vanwege een geschil<br />
roeide de familie van Ezau uiteindelijk de familie van Seïr de Horiet uit, waardoor hij dus<br />
heel dat land beërfde. Op deze manier werd <strong>het</strong> Seïrgebergte <strong>het</strong> erfdeel van Ezau, <strong>het</strong><br />
“land van Ed<strong>om</strong>” en wordt dit later in de Schrift ook zo genoemd. Het lag ten zuiden van<br />
de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba bij de Rode Zee.<br />
In Ezechiël 35 is de profetie tegen de afstammelingen van Ezau direct gericht tot<br />
“Seïrgebergte en heel Ed<strong>om</strong>” (Ez. 35:15). <strong>De</strong> profeet uit in 25:13 zijn anti-Ezau profetie<br />
ook tegen “Teman”. Teman was Ezau’s kleinkind door Elifaz (Gen. 36:11).<br />
Elifaz had eveneens een zoon met de naam Amalek (Gen. 36:12) die een pr<strong>om</strong>inente<br />
stam binnen Ed<strong>om</strong> vestigde. Zij waren een van Israëls felste vijanden. Zij vestigde zich<br />
in <strong>het</strong> oosten van Ed<strong>om</strong>, tussen Kanaän en Egypte. Het waren de Amalekieten die Israël<br />
aanvielen toen zij onder Mozes uit Egypte kwamen. Zolang Mozes met zijn opgeheven<br />
handen voor Israël bemiddelde won Israël de slag (Exodus 17:11). Nadat Israël Amalek<br />
in Exodus 17:16 had verslagen vertelde God aan Mozes<strong>het</strong> volgende,<br />
16 Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! <strong>De</strong> <strong>strijd</strong> van de<br />
HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!<br />
Vanaf die tijd identificeerden de profeten de nak<strong>om</strong>elingen van Ezau constant als Israëls<br />
vijand die in latere tijden <strong>om</strong>vergeworpen zou worden.Het boek Obadja bestaat slechts<br />
uit een hoofdstuk, maar <strong>het</strong> is geheel aan dit onderwerp gewijd. Het zegt in vers 18 dat<br />
<strong>het</strong> huis van Ezau verteerd zal worden zoals een stoppelveld door vuur verteerd wordt.<br />
18 Dan zal <strong>het</strong> huis van Jakob een vuur zijn, <strong>het</strong> huis van Jozef een vlam, en <strong>het</strong><br />
huis van Ezau zal tot stoppels worden; zij zullen tegen hen ontbranden en hen<br />
verslinden, zodat er geen ontk<strong>om</strong>ene zal zijn voor <strong>het</strong> huis van Ezau! Ja, de<br />
HEERE heeft gesproken!<br />
Interessant detail is dat <strong>het</strong> “vuur” als eerste als “<strong>het</strong> huis van Jakob” (Israël) wordt<br />
aangeduid, en vervolgens meer specifiek als”<strong>het</strong> huis van Jozef”. Onthoudt dat Jozef de<br />
houder van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> was en de naam Israël droeg, sinds Jakob die naam in<br />
Gen. 48:16 aan de zonen van Jozef gegeven had. Dit laat in <strong>het</strong> bijzonder <strong>het</strong> conflict<br />
tussen Jozef en Ezau zien. <strong>De</strong> reden is dat beide huizen <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> vochten.<br />
Ezau was <strong>het</strong> kwijtgeraakt en zijn nak<strong>om</strong>elingen verlangden ernaar <strong>om</strong> <strong>het</strong> terug te<br />
krijgen. Uiteindelijk verkreeg Jozef <strong>het</strong>, maar zou <strong>het</strong> in latere tijden tijdelijk verliezen.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> wordt in Jesaja 34:8 “de rechtszaak van Sion” genoemd,<br />
8 Want <strong>het</strong> zal zijn de dag van de wraak van de HEERE, <strong>het</strong> jaar van de<br />
afrekening <strong>om</strong> de rechtszaak van Sion.<br />
Het Hebreeuwse woord waarmee “rechtszaak” is vertaald is reeb, en de Concordantie van<br />
Strong geeft <strong>het</strong> weer als “een twist (persoo<strong>nl</strong>ijk of juridisch)”. Met andere woorden, God<br />
heeft voor Ed<strong>om</strong> een afspraak in de rechtbank gepland, want Hij heeft een juridische<br />
zaak, of twist, wat betreft “Sion”, ofwel wat betreft <strong>het</strong> besturen van <strong>het</strong> Koninkrijk.<br />
Omdat Sion oorspronkelijk de plaats was waar Davids regeringzetel zich bevond werd <strong>het</strong><br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 17
een symbool voor <strong>het</strong> besturen van <strong>het</strong> Koninkrijk. Vanaf deze kant van <strong>het</strong> kruis geloven<br />
wij natuurlijk dat <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem <strong>het</strong> Oude Jeruzalem overruled, en zo is er ook<br />
<strong>het</strong> Nieuwe Sion dat van haar oorspronkelijke locatieverschilt. Hier zullen we in hoofdstuk<br />
8 over uitweiden.<br />
Wanneer we eenmaal begrijpen dat de profetieën wat betreft Ezau onder al deze namen<br />
opgetekend staan, wordt <strong>het</strong> duidelijk dat de Bijbel vol staat van profetieën tegen de<br />
nak<strong>om</strong>elingen van Ezau in latere tijden. Velen realiseren zich dit echter niet, want vele<br />
profetische statements zijn gericht tot een van de andere namen, namelijk Ed<strong>om</strong>,<br />
Idumea, Seïr, Teman of Amalek.<br />
DE UITVERKOOP VAN HET GEBOORTERECHT: UITBUITEN<br />
Jakob en Ezau waren zelf uiteraard rivalen <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de zegen<br />
(heerschappij). Toen Ezau die dag extra hongerig was verkocht hij zijn <strong>geboorterecht</strong><br />
voor een k<strong>om</strong> soep aan Jakob (Gen. 25:29-34). Het <strong>geboorterecht</strong> was <strong>het</strong><br />
eigend<strong>om</strong>srecht van alles wat Izak bezat. Toen Jakob in ruil voor een k<strong>om</strong> soep <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> kocht, was deze verkoop volgens Leviticus 25:14 onwettig,<br />
14 Wanneer u dan aan uw naaste iets verkoopt wat verkocht kan worden, of<br />
iets uit <strong>het</strong> bezit van uw naaste koopt, mag u elkaar niet uitbuiten.<br />
In de context van koop en verkoop betekent iemand uitbuiten, <strong>het</strong> profiteren van<br />
iemands situatie door iets voor een hele lage prijs te kopen of voor een hele hoog prijs te<br />
verkopen. Jakob brak deze wet toen hij <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van Ezau voor een k<strong>om</strong> soep<br />
kocht. Jakob bezat niet genoeg geld <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> voor een eerlijke prijs te<br />
kopen.<br />
Vele jaren later, toen Izak stierf, probeerde Jakob dit met Ezau recht te zetten. Jasher<br />
47:15-19 vertelt ons <strong>het</strong> verhaal,<br />
15 En toen Izak stierf liet hij zijn vee en zijn bezittingen en alles wat aan hem behoorde<br />
aan zijn zonen na; en Ezau zei tegen Jakob: “Zie ik bid u dat alles wat onze vader ons<br />
heeft nagelaten we in twee helften delen en ik vervolgens een deel mag kiezen.” En<br />
Jakob zei: “Zo zal <strong>het</strong> geschieden.” En Jakob nam alles wat Izak in <strong>het</strong> land Kanaän had<br />
achtergelaten, <strong>het</strong> vee en <strong>het</strong> bezit en hij bood <strong>het</strong> Ezau en zijn zonen in twee helften<br />
aan en zei tegen Ezau: “Zie, alles bevind zich voor u, kies nu een deel dat u zult nemen.”<br />
17 En Jakob zei tegen Ezau: “Hoor naar wat ik u te zeggen heb, de Heere HEERE van<br />
hemel en aarde sprak tot onze vaders Abraham en Izak zeggende, Aan uw zaad na u zal<br />
ik dit land voor eeuwig als erfdeel geven. 18 Daar<strong>om</strong> ligt alles wat onze vader ons heeft<br />
nagelaten voor uw voeten, en zie al <strong>het</strong> land ligt aan uw voeten; kies <strong>het</strong> deel dat u<br />
verlangt. 19 Als u <strong>het</strong> hele land verlangt, neem <strong>het</strong> dan voor eeuwig voor u en uw<br />
kinderen, en ik zal dan deze rijkd<strong>om</strong> nemen, en als u de rijkd<strong>om</strong> verlangt, neem <strong>het</strong> dan<br />
en ik zal dan dit land voor mij en mijn kinderen nemen als eeuwig erfdeel.”<br />
<strong>De</strong> keuze was dus tussen de rijkd<strong>om</strong> van Izak en <strong>het</strong> land Kanaän. Ezau besloot<br />
natuurlijk de rijkd<strong>om</strong> te nemen en liet <strong>het</strong> land voor Jakob over, want <strong>het</strong> land was al<br />
door de Kanaänieten geclaimd en de kans zat erin dat <strong>het</strong> nooit geërfd kon worden. <strong>De</strong><br />
deal werd in een boek opgen<strong>om</strong>en, getekend en verzegeld. Ezau verhuisde terug naar<br />
zijn gebied ten zuiden van Kanaän en Jakob bleef in Kanaän. Dit beëindigde tenminste<br />
voor eventjes <strong>het</strong> conflict.<br />
Wat noch Jakob noch Ezau begreep was dat de “land Kanaän” meer dan een geografische<br />
landerfenis <strong>om</strong>vatte. God had, zoals we al eerder vanuit Gen. 1:26-28 hebben<br />
aangetoond, vanaf <strong>het</strong> begin al in gedachte dat dit <strong>geboorterecht</strong> de belofte van <strong>het</strong><br />
Zoonschap moest zijn. Met andere woorden, de zogenaamde “landerfenis” was in wezen<br />
de openbaring van de zonen van God. Hoe? Onze lichamen zijn van <strong>het</strong> stof van de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 18
aardbodem gemaakt. Adam was geschapen vanuit <strong>het</strong> stof van de aardbodem en was in<br />
<strong>het</strong> begin een “geopenbaarde zoon”. Oftewel, <strong>het</strong> lichaam van Adam was geestelijk vlees.<br />
Zijn aardse lichaam openbaarde de heerlijkheid van God.<br />
Het doel van de schepping was dat God Zijn heerlijkheid in de aarde die Hij geschapen<br />
had kon openbaren. <strong>De</strong> hoogst haalbare openbaring was voor Adam en de mens in <strong>het</strong><br />
algemeen weggelegd. Het lichaam dat dus uit aardse materie was geschapen was niet<br />
slecht of kwaad, maar “zeer goed” (Gen. 1:31). God was altijd al in de hemelen<br />
geopenbaard, maar God schiep deze aarde zodat Hij Zichzelf in deze dimensie ook kon<br />
openbaren. Maar Adam zondigde en verloor dat verheerlijkte lichaam. Ofwel, hij verloor<br />
letterlijk zijn erfenis en kwam in slavernij van een aards lichaam terecht dat was<br />
verstoken van haar oorspronkelijke heerlijkheid. Het doel van de geschiedenis is dat de<br />
mens <strong>het</strong> verheerlijkte lichaam weer verkrijgt, waardoor <strong>het</strong> stof van de aardbodem<br />
weder<strong>om</strong> de goddelijke heerlijkheid kan huisvesten en openbaren.<br />
Vanwege deze reden is <strong>het</strong> Zoonschap in wezen <strong>het</strong> voornaamste erfdeel van de mens.<br />
Het is <strong>het</strong> ware “land Kanaän” dat God vanaf <strong>het</strong> begin aan ons wilde schenken. Het oude<br />
land Kanaän was slechts een beeld en afschaduwing van de ware erfenis. Toch toen Ezau<br />
de welvaart koos en de belofte van de landerfenis aan Jakob schonk, verachtte Ezau<br />
weder<strong>om</strong> <strong>het</strong> ware <strong>geboorterecht</strong>. En Jakob verkreeg de belofte van Zoonschap dat<br />
inherent, maar als <strong>het</strong> land Kanaän verm<strong>om</strong>t was.<br />
Het punt is dat Ezau een eerlijk tijdskeuze ontving. Maar Ezau was geen geestelijk mens,<br />
noch kon hij werkelijk onderscheiden wat er op <strong>het</strong> spel stond. Hij koos de onmiddellijke<br />
zegen van welvaart en verwierp <strong>het</strong> lange termijn erfdeel van de landerfenis, dat Paulus<br />
“de verlossing van ons lichaam” (R<strong>om</strong>. 8:23) noemt.<br />
Maar hoe zit <strong>het</strong> met <strong>het</strong> heersersmandaat? Ook dit was iets dat God in <strong>het</strong> eerste<br />
hoofdstuk van Genesis aan Adam schonk. Onthoud dat dit van generatie op generatie<br />
werd overgeleverd. Het ging over op Sem, de koning van gerechtigheid, koning van Jeru-<br />
Zalem (“Stad van Salem”). Abraham stierf te vroeg <strong>om</strong> deze mantel van heerschappij te<br />
ontvangen, maar Izak ontving <strong>het</strong> bij de dood van Sem, want hij was de volgende eerste<br />
erfgenaam in de lijn. Hoe verkreeg Jakob vervolgens dit heersersmandaat?<br />
HET HEERSERMANDAAT DOOR BEDROG GESTOLEN<br />
Het conflict tussen Jakob en Ezau stak de kop op toen Izak gereed was <strong>om</strong> de zegen aan<br />
Ezau te schenken. Blijkbaar werd Izak behoorlijk ziek of zwak en voelde hij dat zijn leven<br />
spoedig ten einde zou k<strong>om</strong>en. Daar<strong>om</strong> besloot hij <strong>om</strong> zijn oudste zoon Ezau met <strong>het</strong><br />
heersersmandaat te zegenen. Dit was een gebruikelijke manier van zegenen wanneer<br />
een aardvader voelde dat hij spoedig zou gaan sterven. Het was een formele overdracht<br />
van bezit op de opvolgende heerser. Het was <strong>het</strong> m<strong>om</strong>ent dat de houder van <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> wettelijk als HEERSER werd aangewezen.<br />
Het verschil tussen <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de heerschappij was in <strong>het</strong> eerste hoofdstuk van<br />
Genesis gevestigd. In Gen. 1:26 zei God tegen Adam en Eva: “Laten zij heersen.” In vers<br />
28 zei God: “Wees vruchtbaar en wordt talrijk”. <strong>De</strong> zegen van <strong>het</strong> vruchtbaar en talrijk<br />
zijn was <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> dat Ezau aan Jakob voor een k<strong>om</strong> soep had verkocht. Het<br />
heersersmandaat is de zegen die Jakob stal.<br />
Izak had de intentie <strong>om</strong> de “zegen” van heerschappij aan zijn oudste zoon Ezau te<br />
schenken. Hij zond Ezau <strong>om</strong> voor de gelegenheid naar wildbraad te jagen, maar Rebekka<br />
hoorde <strong>het</strong> gesprek en dacht terug aan de profetie tijdens haar zwangerschap dat “de<br />
oudere de jongere zou dienen”. Meteen besloot zij <strong>om</strong> God te helpen <strong>om</strong> de zegen voor<br />
Jakob te verzekeren. Door misbruik te maken van de blindheid van Izak (Gen. 27:1)<br />
deed Jakob zich als Ezau voor, door zich zelfs in Ezau’s beste kleding te hullen. Genesis<br />
27:15, 16 zegt,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 19
15 Daarop nam Rebekka de kostbare kleren van Ezau, haar oudste zoon, die ze<br />
bij zich in huis had, en trok ze Jakob, haar jongste zoon, aan. 16 Het vel van de<br />
geitenbokjes trok ze over zijn handen en over zijn gladde hals.<br />
Izak rook echter onraad <strong>om</strong>dat hij de stem van Jakob meende te horen. Vers 19 zegt,<br />
19 Jakob zei tegen zijn vader: Ik ben Ezau, uw eerstgeborene. Ik heb gedaan<br />
wat u mij gezegd hebt. Richt u toch op, ga zitten en eet van mijn wildbraad,<br />
zodat uw ziel mij kan zegenen.<br />
Later had Izak toch nog steeds argwaan en deed hij nogmaals een poging <strong>om</strong> Ezau’s<br />
identiteit vast te stellen. Vers 24 zegt,<br />
24 Hij zei: Ben je echt mijn zoon Ezau? Hij antwoordde: Dat ben ik.<br />
Vervolgens zegende Izak Jakob en riep hij hem uit als opvolger van Adam, goddelijk<br />
aangesteld <strong>om</strong> de aarde te regeren. Maar Ezau keerde met <strong>het</strong> wildbraad terug en vroeg<br />
<strong>om</strong> de zegen. Toen hij te horen kreeg dat Jakob <strong>het</strong> al had toegeëigend werd hij ziedend.<br />
Dit kan niemand hem echt kwalijk nemen. Ook Izak was door Jakobs bedrog behoorlijk<br />
van slag. Vervolgens lezen we in vers 36:<br />
36 Hij zei daarop: Wordt hij niet terecht Jakob genoemd, <strong>om</strong>dat hij mij nu twee<br />
keer bedrogen heeft? Mijn eerst<strong>geboorterecht</strong> heeft hij mij afgen<strong>om</strong>en, en zie,<br />
nu heeft hij mij mijn zegen afgen<strong>om</strong>en. Verder zei hij: Hebt u dan geen zegen<br />
voor mij overgehouden?<br />
Hier zien wij heel helder <strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de zegen. Vele jaren<br />
later hield hij dit onderscheid in stand toen hij zijn 12 zonen zegende, waarbij hij de<br />
zegen van <strong>het</strong> heersersmandaat aan Juda en <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> aan Jozef gaf. 1 Kron.<br />
5:1, 2 zegt,<br />
1 <strong>De</strong> zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël <strong>–</strong> hij was namelijk de<br />
eerstgeborene, maar <strong>om</strong>dat hij <strong>het</strong> bed van zijn vader geschonden had, is zijn<br />
eerst<strong>geboorterecht</strong> aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar<br />
niet zo, dat deze in <strong>het</strong> geslachtsregister als eerstgeborene werd ingeschreven,<br />
2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd tot vorst,<br />
maar <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong> was van Jozef.<br />
Hieruit blijkt duidelijk dat Juda de zegen van leiderschap ontving en dit hield in dat uit<br />
hem de koningen van Israël <strong>–</strong> in <strong>het</strong> bijzonder de Messias <strong>–</strong> zouden k<strong>om</strong>en. Aan de<br />
andere kant ontving Jozef <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>, dat <strong>het</strong> mandaat van “wees vruchtbaar en<br />
wordt talrijk” was. Het <strong>geboorterecht</strong> <strong>om</strong>vatte vervolgens <strong>het</strong> volk Israël <strong>–</strong> dat <strong>het</strong><br />
Koninkrijk zelf is. Dit was een beeld en afschaduwing van een grotere vervulling die nog<br />
stond te gebeuren <strong>–</strong> niet slechts vleselijke mensen die nationaal onder de naam Israël<br />
bekend kwamen te staan, maar de zonen van God die in de aarde tot openbaring k<strong>om</strong>en.<br />
Onthoud dat toen God <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat aan Adam gaf Hij niet slechts naar<br />
vleselijke kinderen, maar naar de zonen van God verlangde. Het volk Israël was zeer<br />
zeker geroepen <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk en de zonen van God voort te brengen, maar zij<br />
faalden onherroepelijk.<br />
<strong>De</strong> zegen van <strong>het</strong> heersersmandaat was de KONING-MESSIAS voortbrengen. Het bezit<br />
van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> betekende <strong>het</strong> bezit van <strong>het</strong> KONINKRIJK. Jakob verdrong Ezau in<br />
beide zaken. Eerst nam Jakob <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong> door oneerlijke handel, namelijk<br />
door te profiteren van Ezau’s honger. Maar door bedrog stal hij simpelweg de zegen van<br />
<strong>het</strong> heersersmandaat.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 20
Er is een ding dat ik over de goddelijke wet heb geleerd en dat is dat deze onpartijdig is<br />
(Jakobus 2:9). Dit betekent dat Ezau een juridische zaak tegen Jakob had, <strong>om</strong>dat Jakob<br />
hem onrecht had aangedaan. Velen hebben geprobeerd <strong>om</strong> de daden van Jakob hier te<br />
rechtvaardigen, maar zij kunnen niet gerechtvaardigd worden. <strong>De</strong> Bijbel zegt dat Jakob<br />
tegen zijn blinde vader loog. Jakob was schuldig aan regelrechte fraude. Vanwege deze<br />
reden moest God Jakob aansprakelijk houden. Daar<strong>om</strong> gaf Hij door Izak heen een<br />
belangrijke zegen aan Ezau. Een zegen die pas, zoals we spoedig in onze studie zullen<br />
aantonen, in de twintigste eeuw in vervulling ging.<br />
IZAKS ZEGEN AAN EZAU<br />
Izak moet op de hoogte zijn geweest dat God Jakob voor zijn bedrog jegens Ezau zou<br />
oordelen. Het maakte niets uit dat Ezau vleselijk was en niet <strong>het</strong> karakter van God bezat<br />
(ja, zelf niet <strong>het</strong> karakter van Izak). Maar Jakob bezat <strong>het</strong> blijkbaar evenmin. Als<br />
slachtoffer van bedrog wist Izak dat er een dag van afrekening zou aanbreken, waarbij<br />
Jakob <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en de zegen aan Ezau moest teruggeven en <strong>het</strong> aan God moest<br />
overlaten aan wie Hij <strong>het</strong> op Zijn eigen manier wil schenken. Daar<strong>om</strong> gaf Izak in Gen.<br />
27:39, 40 de volgende zegen aan Ezau,<br />
39 Toen antwoordde zijn vader Izak en zei tegen hem: Zie, van de vruchtbare<br />
streken van de aarde zal je woongebied zijn, en van de dauw van de hemel van<br />
boven. 40 Van je zwaard zul je leven en je broer zul je dienen. Maar als je tot<br />
macht k<strong>om</strong>t, zul je zijn juk van je nek afrukken.<br />
<strong>De</strong> dag zou dus aanbreken dat Ezau <strong>het</strong> heersersmandaat door kracht zou nemen en zijn<br />
macht over een ieder die hij wil zou kunnen uitoefenen. Dit k<strong>om</strong>t overeen met <strong>het</strong><br />
karakter van Ezau en een onderdrukkende regering is wat wij van zijn nak<strong>om</strong>elingen<br />
zouden verwachten. Omdat Jakob <strong>het</strong> heersersmandaat van Ezau had gestolen, moest<br />
Jakob <strong>het</strong> <strong>om</strong> een of andere reden op een m<strong>om</strong>ent in de toek<strong>om</strong>st teruggeven. Dit was<br />
<strong>het</strong> rechtvaardige oordeel van Izak wat betreft deze zaak.<br />
Toch zal God <strong>het</strong> niet toestaan dat Ed<strong>om</strong> voor altijd de heerschappij zal bezitten. Hun tijd<br />
zou ten einde k<strong>om</strong>en nadat zij bewezen hadden dat zij niet geroepen noch in staat waren<br />
<strong>om</strong> de aarde zonder aanzien des persoons en door liefde te regeren. Hun regeringstijd<br />
zou aan alle mensen bewijzen dat zij tirannen zijn die verwachten behandeld te worden<br />
als vooropgestelde mensen. Maar God zal geen tirannen gebruiken <strong>om</strong> Zijn Koninkrijk te<br />
regeren.<br />
EZAU, DE EERSTE ZIONIST<br />
Ezau was van mening dat <strong>het</strong> land Kanaän rechtmatig aan hem toebehoorde en dat zijn<br />
broer Jakob <strong>het</strong> land onwettig had toegeëigend. Door heel de geschiedenis heen was <strong>het</strong><br />
zijn verlangen <strong>om</strong> Jakob uit te zetten en <strong>het</strong> land te veroveren en <strong>het</strong> te bezetten. Toen<br />
de nak<strong>om</strong>elingen van Jakob in Egypte woonden verbleef de hoofdstam van Ed<strong>om</strong> in<br />
Arabië, net ten zuiden van de Dode Zee tot aan de Golf van Akaba. <strong>De</strong> Amalekieten die<br />
een andere tak van Ezau waren vestigden zich ten zuiden van hen in de Negev, direct ten<br />
zuiden van Kanaän. Toen Israël onder leiding van Mozes Egypte verliet vielen de<br />
Amalekieten hen aan (Ex. 17). Op deze manier waren zij Israëls oudste vijanden, zij<br />
waren van plan <strong>om</strong> te voork<strong>om</strong>en dat Israël naar <strong>het</strong> land Kanaän zou terugkeren.<br />
Eeuwen later, ten tijde van Gideon, werd Israël door een alliantie van drie mensen<br />
gevangen gehouden: Amalek, Midian en de mensen van <strong>het</strong> oosten (Rich. 6:3). Zo zien<br />
wij dat Amalek nog steeds de vijand van Israël is en ernaar verlangt <strong>om</strong> hun in<br />
gevangenschap te zetten.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 21
Toen Juda door Babylon in ballingschap werd geleid, verheugde Ed<strong>om</strong> zich in hun<br />
gevangenschap, want dit betekende dat zij <strong>het</strong> land Kanaän konden gaan bezetten. Dit<br />
wordt in Ezechiël 35 in een profetie tot Ed<strong>om</strong> aangehaald.<br />
2 Mensenkind, richt uw blik op <strong>het</strong> Seïrgebergte en profeteer ertegen.<br />
5 Omdat u een eeuwige vijandschap hebt en u de Israëlieten deed neerstorten<br />
door <strong>het</strong> geweld van <strong>het</strong> zwaard in de tijd van hun ondergang, in de tijd van de<br />
uiterste ongerechtigheid, 6 daar<strong>om</strong>, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE:<br />
Voorzeker, Ik zal u tot bloed maken en bloed zal u achtervolgen. Omdat u <strong>het</strong><br />
bloedvergieten niet hebt gehaat, zal bloed u achtervolgen.<br />
10 Omdat u zegt: Die beide volken [Israël en Juda] en die beide landen zullen mij<br />
toebehoren, wij zullen ze in bezit nemen, al zou de HEERE daar zijn, 11 daar<strong>om</strong>,<br />
zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE: Ik zal handelen overeenk<strong>om</strong>stig uw<br />
toorn en overeenk<strong>om</strong>stig uw afgunst, waarmee u uit uw haat jegens hen bent<br />
opgetreden. Ik zal Mij onder hen bekendmaken, wanneer Ik u oordelen zal.<br />
Merk op dat in bovenstaand gedeelte wordt beschreven dat <strong>het</strong> Seïrgebergte geen<br />
vredelievende mensen waren. Zij verlangden naar bloed en schenden op deze manier dus<br />
de wet tegen <strong>het</strong> “eten van bloed” (Lev. 17). Vandaag de dag zou men hen als<br />
bloeddorstig bestempelen. Bloed is rood; Ed<strong>om</strong> betekent “rood”. We kunnen niet anders<br />
dan Ed<strong>om</strong>s naam binnen de profetische beschrijving van <strong>het</strong> nationale karakter insluiten.<br />
In vers 10 zien we door de mond van de profeet dat <strong>het</strong> verlangen van Ed<strong>om</strong> bestond uit<br />
<strong>het</strong> bezitten van de twee landen van Israël en Juda. Hoewel Izak geprofeteerd had over<br />
Ezau’s uiteindelijke heerschappij <strong>–</strong> en daarbij waarschij<strong>nl</strong>ijk ook zijn claim op <strong>het</strong> land<br />
Kanaän <strong>–</strong> geschiedde deze terugkeer NIET onder goddelijke motieven. Daar<strong>om</strong> zegt God<br />
ook dat Hij hen zal oordelen volgens hun toorn, afgunst en haat.<br />
Ezau verlangde ernaar <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk van God vanwege zijn persoo<strong>nl</strong>ijke gewin te<br />
regeren en deed dit volgens vleselijke motieven en methoden. In Ezechiël 36 richt de<br />
profeet zich tot Israël en vertelt hen in de verzen 2 tot 5 over Ed<strong>om</strong>,<br />
2 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat de vijand over u gezegd heeft: Haha! Zelfs de<br />
eeuwige hoogten zijn ons tot erfelijk bezit geworden… 5 daar<strong>om</strong>, zo zegt de<br />
Heere HEERE: Voorwaar, in <strong>het</strong> vuur van Mijn na-ijver heb Ik gesproken tot <strong>het</strong><br />
overblijfsel van de heidenvolken en tot heel Ed<strong>om</strong>, die zichzelf Mijn land tot<br />
erfelijk bezit hebben gegeven met de blijdschap van heel hun hart, met<br />
leedvermaak, zodat zijn weidegrond tot buit zou zijn.<br />
Het conflict tussen Jakob en Ezau k<strong>om</strong>t in deze profetie duidelijk tot uiting. <strong>De</strong> <strong>strijd</strong> gaat<br />
<strong>om</strong> <strong>het</strong> land Kanaän, dat beide partijen wilden bezitten. Toen God van 745-721 v.Chr.<br />
<strong>het</strong> huis van Israël verstrooide stond alleen Juda nog in de weg van de afstammelingen<br />
van Ezau <strong>om</strong> <strong>het</strong> land in bezit te nemen. Toen Juda van 604-586 v.Chr. naar Babylon<br />
werd gen<strong>om</strong>en eigende Ed<strong>om</strong> Gods land zichzelf toe, niet <strong>om</strong> <strong>het</strong> voor Gods wil te<br />
gebruiken, maar <strong>om</strong> hun eigen egoïstische motieven te bevredigen.<br />
<strong>De</strong>ze profetie werd in de dagen van Ezechiël gedeeltelijk vervuld, maar in die tijd bezat<br />
Babylon in feite <strong>het</strong> land en niet Ed<strong>om</strong>. <strong>De</strong> Assyriërs voor hen hadden andere volken in<br />
dat land geplaatst <strong>om</strong> de gedeporteerde Israëlieten te vervangen (2 Kon. 17:24). <strong>De</strong><br />
afstammelingen van die volken kwamen bekend te staan als Samaritanen, die zelfs in de<br />
tijd van Jezus zo genoemd werden.<br />
Dus ondanks dat Ed<strong>om</strong> de twee landen van Israël en Juda had willen bezitten, werd <strong>het</strong><br />
hun op dat m<strong>om</strong>ent ontn<strong>om</strong>en. Dit betekent dat de vevulling van de zegen van Izak over<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 22
Ezau op een later m<strong>om</strong>ent zou geschieden. Hetzelfde geldt voor de profetie van Ezechiël<br />
over Ed<strong>om</strong>.<br />
DE PROFETIE VAN MALEACHI OVER EDOM<br />
<strong>De</strong> profeet Maleachi (ca. 450-400 v.Chr.) is waarschij<strong>nl</strong>ijk de duidelijkste verklaring van<br />
Ezau’s zionistische motieven. In hoofdstuk een lezen we,<br />
1 Een last, <strong>het</strong> woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi. 2 Ik<br />
heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad? Was<br />
Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad,<br />
3 en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn<br />
erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn. 4 Hoewel Ed<strong>om</strong><br />
zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de<br />
HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men<br />
zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in<br />
eeuwigheid toornig is.<br />
Het zionistische motief van Ezau bevindt zich in de verklaring: “Wij bouwen de puinhopen<br />
weer op.” In zekere zin herbevestigd God de zegen van Izak over Ed<strong>om</strong> dat zij zullen<br />
terugkeren en zullen wederopbouwen, maar dat <strong>het</strong> op een bepaald m<strong>om</strong>ent zal worden<br />
afgebroken. Op dat m<strong>om</strong>ent zal de wereld Gods kijk op Ed<strong>om</strong> en zijn methoden leren.<br />
Men zal hen “goddeloos gebied noemen”.<br />
Toch is de manier waarop God <strong>het</strong> land en <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> aan de afstammelingen van<br />
Ezau herstellen voor de meeste mensen grotendeels verborgen. Zowel de wereld als de<br />
kerk zijn opzettelijk door God verblindt, zodat wij Zijn plan en methoden niet zouden<br />
tegenwerken. Maar wij zijn van mening dat <strong>het</strong> m<strong>om</strong>ent is aangebroken dat een ieder zal<br />
zien wat God heeft gedaan <strong>om</strong> <strong>het</strong> onrecht jegens Ezau recht te maken. Om dit correct te<br />
begrijpen moeten we naar de historische optekening kijken en zien wat er daadwerkelijk<br />
met de afstammelingen van Ezau, ofwel Ed<strong>om</strong> in <strong>het</strong> Hebreeuws en Idumea in <strong>het</strong><br />
Grieks, is gebeurd.<br />
DE VEROVERING VAN DE MAKKABEEËN OVER EDOM IN 126 V.CHR.<br />
<strong>De</strong> verovering van Ed<strong>om</strong> of Idumea (zoals <strong>het</strong> toentertijd onder haar Griekse naam<br />
bekend stond) begon volgens 1 Makkabeeën 5:3-8 in 163 v.Chr. met Judas Makkabeüs.<br />
Uiteindelijk verdween in 126 v.Chr. Ed<strong>om</strong> als natie toen Johannes Hyrkanus van Juda zijn<br />
verovering bezegelde en de overgebleven Ed<strong>om</strong>ieten met geweld tot <strong>het</strong> Judaïsme<br />
bekeerde. Nooit meer was er een natie die Ed<strong>om</strong> of Idumea genoemd werd. Het verhaal<br />
wordt door een Joods historicus uit de eerste eeuw, Josephus genaamd, in zijn<br />
“Antiquities of the Jews”, XIII, ix, 1, zeer gedetailleerd beschreven. Daar lezen wij:<br />
“Ook nam Hyrkanus Dora en Marissa, steden van Idumea, in en onderwierp al de<br />
Idumeeërs; en stond <strong>het</strong> hen toe <strong>om</strong> in <strong>het</strong> land te blijven, mits zij besneden werden en<br />
de wetten van de Joden in gebruik zouden nemen; zij verlangde er zo naar <strong>om</strong> in <strong>het</strong><br />
land van hun voorvaderen te leven dat zij zich aan <strong>het</strong> gebruik van de besnijdenis en al<br />
de Joodse wetten onderwierpen; waardoor <strong>het</strong> volgende op dat m<strong>om</strong>ent tot hun<br />
doordrong, namelijk dat zij in geen enkel opzicht meer van de Joden verschilden.”<br />
Josephus was de Joodse historicus die als eerste tegen de R<strong>om</strong>einen vocht in de oorlog<br />
die Jeruzalem verwoestte. Hijzelf stamde van de Makkabeeën af. Hij was zeer bekend<br />
met deze zaken toen hij over deze zaken schreef, <strong>om</strong>dat hij dus over zijn eigen<br />
familiegeschiedenis schreef. <strong>De</strong> Joodse encyclopedie uit 1925 bevestigt onder “Ed<strong>om</strong>”<br />
deze Ed<strong>om</strong>itische opname tot <strong>het</strong> Jodend<strong>om</strong>, zeggende,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 23
“Judas Makkabeüs veroverde voor een tijd hun gebied (163 v.Chr.; Ant. Xii, 8 par. 1, 2).<br />
Opnieuw werden zij door Johannes Hyrkanus onderworpen (c. 125 v.Chr.) door wie zij<br />
werden gedwongen <strong>om</strong> de Joodse riten en wetten te houden (ib. 9, par. 1: xiv. 4, par.<br />
4). Zij werden vervolgens opgen<strong>om</strong>en binnen de Joodse natie en hun land werd door de<br />
Grieken en R<strong>om</strong>einen “Idumea” genoemd (Mark iii. 8; Ptolemeüs, Geography v.16). <strong>De</strong><br />
Idumese dynastie die tot aan de verovering van de R<strong>om</strong>einen over Judea regeerde begon<br />
met Antipater. Voor de belegering van Jeruzalem verschenen er onder leiding van<br />
Johannes, Simeon en Jakob meteen 20.000 Idumeeërs voor Jeruzalem <strong>om</strong> namens de<br />
zeloten die in de tempel werden belegerd te vechten (Josephus, B.J. iv. 4, par. 5).<br />
“Vanaf dat m<strong>om</strong>ent verdwenen de Idumeeërs als een apart volk.”<br />
Er zijn boeken geschreven <strong>om</strong> aan te tonen dat Turkije of China of andere naties <strong>het</strong><br />
moderne Ed<strong>om</strong> zijn als vergeefse poging <strong>om</strong> Ed<strong>om</strong> te identificeren als de echte of<br />
denkbeeldige vijand van de moderne Joodse staat. Toch beschrijft zelfs de Joodse<br />
encyclopedie (zojuist aangehaald) de waarheid zonder er doekjes <strong>om</strong> te winden. In 125<br />
of 126 v.Chr. “verdwenen de Idumeeërs (of Ed<strong>om</strong>ieten) als een apart volk” van de Joden.<br />
Dit wordt opnieuw door de Joodse encyclopedie, 1925 editie, Vol. 5, p. 41, bevestigt, die<br />
zegt: “Ed<strong>om</strong> is <strong>het</strong> huidige Jodend<strong>om</strong>.”<br />
Ed<strong>om</strong> werd door de Joden opgen<strong>om</strong>en en hield binnen de geschiedenis op met <strong>het</strong> zijn<br />
van een apart volk. Aan dit geschiedkundige feit kan niet getoornd worden en geen<br />
enkele historicus heeft geprobeerd dit te weerleggen. Het is onder historici zo bekend dat<br />
<strong>het</strong> ongelofelijk is hoe weinig christenen dit weten of <strong>het</strong> binnen hun opvatting van<br />
Bijbelprofetie hebben toegepast. Alleen God is in staat geweest <strong>om</strong> de kerk zo te<br />
verblinden zodat zij de hele natie van Ed<strong>om</strong> zijn kwijtgeraakt!<br />
Vandaar dat de Joden <strong>–</strong> of een vertakking hiervan <strong>–</strong> als <strong>het</strong> enige volk overbleef <strong>om</strong> de<br />
zegen van Izak en de zionistische profetieën over Ed<strong>om</strong> te vervullen. <strong>De</strong>ze zullen tot<br />
openbaring k<strong>om</strong>en door hun karakter, geopenbaard door hun zionistische methoden. Wij<br />
mogen verwachten dat <strong>het</strong> zionisme van Ed<strong>om</strong> door geweld, diefstal en bloedvergieten<br />
vervuld zal worden. In contrast mogen wij verwachten dat <strong>het</strong> ware, goddelijke zionisme<br />
van Israël (Jozef) door vrede, rechtvaardigheid en recht vervuld zal worden als zegen<br />
van alle geslachten van de aarde (Gen. 12:3). Dit is <strong>het</strong> verschil tussen <strong>het</strong> oude en <strong>het</strong><br />
Nieuwe Jeruzalem, tussen vleselijk en geestelijk, tussen bedrog en waarheid.<br />
HERODUS; HET PATROON VAN EEN JOODS-EDOMITISCHE KONING<br />
Bij de eerste k<strong>om</strong>st van Jezus Christus was koning Herodus Zijn rivaal voor de troon,<br />
ofwel Zijn aartsvijand. Vanwege deze reden probeerde Herodus Jezus te doden door kort<br />
na Zijn geboorte alle kinderen in Bethlehem te vermoorden. In dezen heeft de afgelopen<br />
generatie de opk<strong>om</strong>st van de kindermoord opnieuw kunnen aanschouwen in de vorm van<br />
legale abortus, wij vatten dit op als historische gelijkenis van de gebeurtenissen die<br />
voorafgaan aan de tweede k<strong>om</strong>st van Christus.<br />
Het patroon van koning Herodus zelf wordt vandaag de dag nog niet volledig<br />
gewaardeerd, <strong>om</strong>dat maar weinig mensen aan dit verband hebben gedacht en anderen<br />
dit <strong>het</strong> liefst mijden. Maar koning Herodus was half Idumees en half Joods. Zijn vader<br />
Antipater was toen hij nog jong was door Idumeeërs gevangen gen<strong>om</strong>en waarna hij in<br />
Idumea opgroeide. Later huwde hij een Idumese vrouw, Herodus’ moeder.<br />
Antipater kreeg de macht toen de R<strong>om</strong>einse regering hem in 47 v.Chr. als procurator van<br />
Judea benoemde. Kort hierna veroverden de Parthen Syrië en Judea en plaatste zij<br />
Antigonus op de troon <strong>om</strong>dat hij uit de lijn van de Makkabeeën kwam. Maar uiteindelijk<br />
ging Antipaters zoon Herodus in 40 v.Chr. naar R<strong>om</strong>e en verkreeg hij hun eerdere titel<br />
als koning van Judea. In zijn “Antiquities of the Jews”, XIV, xv, 2, schreef Josephus,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 24
“Herodus nu had een sterk leger; en… ging tot Jeruzalem… als reactie op wat Herodus<br />
had veroorzaakt verklaarde Antigonus… dat zij geen recht zouden doen als zij <strong>het</strong><br />
koninkrijk aan Herodus zouden geven, die niet meer dan een heimelijk iemand en een<br />
Idumeeër was, d.w.z. een half-Jood…”<br />
In 37 v.Chr. wierp Herodus Antigonis <strong>om</strong>ver en liet hij hem uiteindelijk in 34 v.Chr.<br />
<strong>om</strong>brengen. Herodus besteeg de troon als koning der Joden en begon de Idumese<br />
dynastie, die Judea voor een eeuw bestuurde, tot aan haar verwoesting in 70-73 n.Chr.<br />
Daarnaast vertegenwoordigde Herodus eveneens de Joodse natie, <strong>om</strong>dat hij net zoals de<br />
natie zelf half Idumees en half Joods was.<br />
Met andere woorden, <strong>het</strong> Jodend<strong>om</strong> zelf <strong>–</strong> d.w.z. zij die <strong>het</strong> judaïsme aanhangen en<br />
Jezus Christus verwerpen <strong>–</strong> is de enige moderne natie die de profetieën aangaande Ed<strong>om</strong><br />
kan vervullen. Door Ed<strong>om</strong> binnen de Joodse natie en haar religieuze systeem op te<br />
nemen werden de Joden de erfgenamen van beide profetieën <strong>–</strong> zowel de profetieën<br />
aangaande Juda als de profetieën aangaande Ed<strong>om</strong>.<br />
Tot nu toe hebben wij slechts een kant van deze zaak aangetoond, ofwel de kant van<br />
Ed<strong>om</strong>. Later zullen wij aantonen hoe de Joden eveneens <strong>het</strong> gedeelte van de profetieën<br />
over Juda vervullen. Om <strong>het</strong> volledige bereik van dit beeld te begrijpen moet men een<br />
goed begrip van de beide soorten profetieën hebben en inzien hoe deze zonder<br />
tegenstelling in elkaar passen.<br />
Maar voordat we enige chocola kunnen maken van <strong>het</strong> zionisme van de twintigste eeuw<br />
en haar verband met Ed<strong>om</strong>, moeten we eveneens haar verband met Juda aantonen. Pas<br />
als wij beide takken van deze profetie hebben vastgesteld zal alles overvloedig helder<br />
zijn.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 25
HOOFDSTUK 3<br />
Het heersersmandaat van Juda<br />
<strong>De</strong> eerstgeboren zoon van Jakob was Ruben, maar <strong>om</strong>dat hij “<strong>het</strong> bed van zijn vader had<br />
geschonden” verkreeg hij <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> niet (1 Kron. 5:1). Dit is een verwijzing naar<br />
de gebeurtenis die in Gen. 35:22 is opgetekend,<br />
22 En <strong>het</strong> gebeurde, toen Israël in dat land woonde, dat Ruben ging en met<br />
Bilha sliep, de bijvrouw van zijn vader; en Israël kwam dat te weten.<br />
Dit diskwalificeerde Ruben voor <strong>het</strong> ontvangen van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> zowel <strong>het</strong><br />
heersersmandaat als de zegen van <strong>het</strong> zoonschap. In Gen. 49:4 zegt Jakob tegen Ruben<br />
dat hij “onstuimig als <strong>het</strong> water” was, <strong>om</strong>dat hij niet de zelfbeheersing had <strong>om</strong> zich te<br />
onthouden van zijn seksuele relatie met Bilha. <strong>De</strong> naam van Ruben betekent: “Zie een<br />
zoon,” maar vanwege zijn daden verloor hij <strong>het</strong> zoonschap. Het zoonschap werd<br />
vervolgens aan zijn broer Jozef gegeven en <strong>het</strong> heersersmandaat ging over op zijn broer<br />
Juda.<br />
Juda was de vierde zoon van Jakob-Israël. Hij ontving niet <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> zelf, maar<br />
Jakob schonk hem wel <strong>het</strong> deel van <strong>het</strong> heersersmandaat. Hierover lezen we in 1 Kron.<br />
5:1, 2,<br />
1 <strong>De</strong> zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël <strong>–</strong> hij was namelijk de<br />
eerstgeborene, maar <strong>om</strong>dat hij <strong>het</strong> bed van zijn vader geschonden had, is zijn<br />
eerst<strong>geboorterecht</strong> aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, gegeven, maar<br />
niet zo, dat deze [Ruben] in <strong>het</strong> geslachtsregister als eerstgeborene werd<br />
ingeschreven, 2 want Juda werd machtig onder zijn broers, en een uit hem werd<br />
tot vorst, maar <strong>het</strong> eerst<strong>geboorterecht</strong> was van Jozef.<br />
In <strong>het</strong> boek Genesis wordt ons de manier vertelt waarop Jakob <strong>het</strong> heersersmandaat van<br />
<strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat scheidde. In Gen. 37:3 vinden we de eerste hint dat <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> aan Jozef gegeven was, toen Jakob hem <strong>het</strong> teken van de<br />
<strong>geboorterecht</strong>houder gaf <strong>–</strong> een speciaal kleed:<br />
3 Israël had Jozef meer lief dan al zijn andere zonen, want hij was voor hem<br />
een zoon van zijn ouderd<strong>om</strong>. Ook liet hij een veelkleurig gewaad voor hem<br />
maken.<br />
<strong>De</strong> eige<strong>nl</strong>ijke schenking van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> geschiedde later echter aan de zonen van<br />
Jozef, in <strong>het</strong> bijzonder Efraïm, wiens naam “vruchtbaarheid” betekent. Zijn naam was op<br />
deze manier profetisch wat betreft de vervulling van <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat, dat<br />
refereert aan Gen. 1:28. Toen Jakob oud geworden was en zou gaan sterven riep hij <strong>om</strong><br />
Jozef en zijn zonen en schonk hij hen de zegen die in Genesis 48 is opgetekend. Jozef<br />
verwachtte dat de zegen op Manasse, zijn oudste zoon, zou overgaan en daar<strong>om</strong> plaatste<br />
hij Manasse naast de rechterhand van Jakob. Efraïm plaatste hij aan de linkerhand van<br />
Jakob.<br />
Maar Jakob kruiste vervolgens zijn handen en legde zijn rechterhand op <strong>het</strong> hoofd van<br />
Efraïm en zijn linkerhand op <strong>het</strong> hoofd van Manasse. Gen. 48:15, 16 zegt,<br />
15 En hij zegende Jozef en zei: <strong>De</strong> God voor Wiens aangezicht mijn vaderen,<br />
Abraham en Izak, gewandeld hebben, de God Die mij als herder geleid heeft,<br />
mijn leven lang tot op deze dag, 16 de Engel, Die mij verlost heeft van al <strong>het</strong><br />
kwaad, zegene deze jongens, zodat door hen mijn naam en de naam van mijn<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 26
vaderen, Abraham en Izak, genoemd zal blijven en zij in <strong>het</strong> midden van <strong>het</strong><br />
land in menigte zullen toenemen.<br />
<strong>De</strong> Engel die Jakob had verlost was de Engel die met Jakob in Gen. 32:24-32 bij Pniël<br />
worstelde. Dit was de Engel die Jakob de naam “Israël” had gegeven. Dus door deze<br />
zegen gaf Jakob-Israël die naam ISRAËL aan de zonen van Jozef door. Op dat m<strong>om</strong>ent<br />
zegende hij hen met een “grote menigte” van volken <strong>–</strong> ofwel, <strong>het</strong><br />
vruchtbaarheidsmandaat van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>.<br />
En vanwege deze reden zegt 1 Kron. 5:1, 2 (zojuist aangehaald) dat Jozef <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> ontving. En toch leren wij eveneens dat <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> aan Jozef niet<br />
<strong>het</strong> gehele <strong>geboorterecht</strong> was dat tot die tijd bestaan had. Jakob scheidde <strong>het</strong><br />
heersersmandaat van de rest van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> en schonk dat deel aan Juda.<br />
DE ZEGEN VAN JAKOB AAN JUDA<br />
<strong>De</strong> zegen aan Juda wordt in Gen. 49:8-12 beschreven,<br />
8 Juda, jij bent <strong>het</strong>, jou zullen je broers loven [Juda betekent “lofprijzen”]! Je hand<br />
zal rusten op de nek van je vijanden; voor jou zullen de zonen van je vader zich<br />
neerbuigen. 9 Juda is een leeuwenwelp; van je prooi ben je opgestaan, mijn<br />
zoon. Hij heeft zich gekr<strong>om</strong>d [Heb. rabats, “hurken, in een duiken of liggen”], zich<br />
als een leeuw neergelegd, als een leeuwin; wie zal hem doen opstaan? 10 <strong>De</strong><br />
scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn<br />
voeten, totdat Silo k<strong>om</strong>t, en Hem zullen de volken gehoorzamen. 11 Hij bindt<br />
zijn jonge ezel aan de wijnstok en <strong>het</strong> veulen van zijn ezelin aan de edelste<br />
wijnstok; hij wast zijn kleren in wijn en zijn gewaad in druivenbloed. 12 Zijn<br />
ogen zijn donker door de wijn en zijn tanden wit door de melk.<br />
Hier zien wij dat Juda de heersersstaf (scepter) ontving. Ook wordt hij met een leeuw<br />
vergeleken, dat Juda’s nationale symbool op hun banier werd. Vandaar dat wij in<br />
Openbaringen 5:5 <strong>het</strong> volgende over Christus lezen: “de Leeuw Die uit de stam van Juda<br />
is.” Ook zien wij dat de leeuw zich zou kr<strong>om</strong>men of neer zou leggen. Op profetische wijze<br />
beeldt dit de dood van Jezus Christus uit. <strong>De</strong> Enige “die hem zal doen opstaan” is de<br />
Geest van Hem die Jezus uit de dood liet opstaan (R<strong>om</strong>. 8:11).<br />
HET RAADSEL VAN SIMSON OVER DE DODE LEEUW<br />
Ditzelfde thema over een dode leeuw die uit de dood opstaat k<strong>om</strong>t in <strong>het</strong> raadsel van<br />
Simson in Richteren 14 naar voren. Door de kracht van God dode Simson met zijn blote<br />
handen een leeuw (Rich. 14:5, 6), en wat later hadden enkele bijen een bijenkorf in <strong>het</strong><br />
dode karkas van de leeuw gemaakt. Simson nam wat honing van de korf, at ervan en gaf<br />
wat aan zijn ouders. Niet lang daarna ging hij naam Timna <strong>om</strong> daar zijn zevendaagse<br />
trouwfeest te vieren <strong>om</strong>dat hij van plan was <strong>om</strong> een Filistijnse vrouw uit Timna te<br />
trouwen. Aan <strong>het</strong> begin van <strong>het</strong> feest gaf hij een raadsel aan de Filistijnen op. Als zij dit<br />
konden oplossen zou hij elk van zijn dertig vrienden een nieuw kleed geven. Maar als zij<br />
<strong>het</strong> niet konden oplossen zouden zij allen Simson een nieuw kleed moeten geven.<br />
In Richteren 14:14 wordt <strong>het</strong> raadsel gegeven,<br />
14 Eten kwam uit de eter, en zoetigheid kwam uit de sterke.<br />
Omdat de Filistijnen de dode leeuw, uit wiens dood de honing kwam, niet hadden gezien<br />
begrepen zij hier niets van. Noch begrepen zij de betekenis <strong>–</strong> dat <strong>het</strong> geheimenis van <strong>het</strong><br />
Beloofde Land overvloeiende van melk en honing geschiedde door <strong>het</strong> zien van de dode<br />
Leeuw van Juda, “Die <strong>om</strong> onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt <strong>om</strong> onze<br />
rechtvaardiging” (R<strong>om</strong>.4:25). <strong>De</strong> openbaring van dat raadsel zou de belonging van<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 27
nieuwe klederen brengen, “klederen van <strong>het</strong> heil” (Jes. 61:10). Paulus spreekt over deze<br />
klederen als een “tent” waarnaar we verlangen <strong>om</strong> mee bekleed te worden opdat wij de<br />
onsterfelijkheid mogen verkrijgen (2 Kor. 5:1-4).<br />
Dit verhaal is zo een andere profetie van hoe we gered kunnen worden en hoe wij de<br />
onsterfelijkheid ontvangen, bekleed met een nieuw en verheerlijkt lichaam. Dit is in<br />
wezen <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong> Loofhuttenfeest, waar wij in hoofdstuk zeven van ons boek “<strong>De</strong><br />
wetten van de tweede k<strong>om</strong>st” volledig over uitweiden.<br />
Het raadsel van Simson zegt ons hoe wij de zegen van Jakob op Juda moeten<br />
interpreteren. Juda moest de Koning-Messias voortbrengen, de Leeuw van de stam van<br />
Juda, die zou sterven en uit de dood op zou staan. Dit was de roeping van Juda en Jezus<br />
werd inderdaad uit de stam van Juda geboren. Juda heeft zijn roeping dus ook vervuld.<br />
Maar wij kunnen niet van Juda verwachten dat zij de boodschap van <strong>het</strong> zoonschap<br />
zullen vervullen, want deze roeping is voor Jozef weggelegd.<br />
Wij kunnen van Juda niet verwachten dat zij de roeping van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> vervullen,<br />
want dit was aan Efraïm, de zoon van Jozef, gegeven.<br />
Noch had Juda <strong>het</strong> recht <strong>om</strong> de naam van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>, namelijk Israël, te<br />
gebruiken, want deze naam was aan de zonen van Jozef gegeven.<br />
DE BREUK IN HET KONINKRIJK<br />
<strong>De</strong> scheiding van <strong>het</strong> heersersmandaat van <strong>het</strong> vruchtbaarheidsmandaat zaaide <strong>het</strong> zaad<br />
van de breuk die zich binnen de natie van Israël na de dood van Sal<strong>om</strong>o zou voordoen.<br />
Sal<strong>om</strong>o mag dan de wijste mens zijn die ooit geleefd heeft, hij was echter niet volwassen<br />
genoeg <strong>om</strong> zijn wijsheid verstandig te gebruiken. Vanwege deze reden werd hij erg<br />
corrupt en sloeg de volslagen dwaasheid bij hem toe. Hij hield van bouwen, maar hij<br />
vroeg aan <strong>het</strong> volk te veel belasting <strong>om</strong> zijn bouwprojecten te ondersteunen.<br />
Na de dood van Sal<strong>om</strong>o naderde <strong>het</strong> volk tot zijn zoon Rehobeam en zij vroegen hem of<br />
hij de zware belasting wilde verlagen. Rehobeam raadpleegde zijn adviseurs. <strong>De</strong> wijzen<br />
onder hen adviseerden hem <strong>om</strong> de belasting inderdaad te verlagen; de jongeren<br />
adviseerden hem echter <strong>om</strong> de belasting juist te verhogen zodat hij duidelijk zou maken<br />
dat <strong>het</strong> volk geen invloed had op zijn beleid. Dit veroorzaakte de breuk binnen <strong>het</strong><br />
Koninkrijk, waarbij de tien stammen tegen Rehobeam in opstand kwamen en hun eigen<br />
natie, met een eigen koning, de Efraïmiet Jerobeam, vestigde.<br />
Dit gebeuren was al in 1 Kon. 11:28-39 door de profeet Ahia geprofeteerd,<br />
30 Toen pakte Ahia <strong>het</strong> nieuwe kleed dat hij aanhad, en scheurde <strong>het</strong> in twaalf<br />
stukken. 31 Hij zei tegen Jerobeam: Neem er tien stukken van voor uzelf. Want<br />
zo zegt de HEERE, de God van Israël: Zie, Ik ga HET KONINKRIJK uit de hand<br />
van Sal<strong>om</strong>o losscheuren en Ik zal u tien stammen geven. 32 Maar één stam zal<br />
voor hem zijn, <strong>om</strong>wille van Mijn dienaar David en <strong>om</strong>wille van Jeruzalem, de<br />
stad die Ik uit alle stammen van Israël heb verkozen… 34 Uit zijn hand zal Ik<br />
DIT HELE KONINKRIJK echter niet nemen, maar Ik zal hem voor al de dagen<br />
van zijn leven tot vorst maken, <strong>om</strong>wille van Mijn dienaar David, die Ik heb<br />
verkozen en die Mijn geboden en verordeningen in acht heeft gen<strong>om</strong>en. 35 Maar<br />
uit de hand van zijn zoon zal Ik HET KONINKSSCHAP [d.w.z. <strong>het</strong> Koninkrijk]<br />
nemen en Ik zal u daarvan tien stammen geven.<br />
Merk in <strong>het</strong> bijzonder op dat <strong>het</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk was dat God van de koning van Juda<br />
afnam. Dit zorgde voor een scheiding van de koning met <strong>het</strong> Koninkrijk. Dit was een<br />
grote scheuring in <strong>het</strong> land. Omdat de stammen van Jozef (Efraïm en Manasse), die<br />
bewaarders van de naam ISRAËL waren, zich binnen de tien stammen bevonden, was de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 28
natie van de tien stammen van <strong>het</strong> noorden degene die wettelijk de naam van <strong>het</strong><br />
<strong>geboorterecht</strong> mochten gebruiken. Daar<strong>om</strong> werd zij ook “<strong>het</strong> huis van Israël” genoemd,<br />
terwijl de zuidelijke twee stammen (Juda en Benjamin) slechts “<strong>het</strong> huis van Juda”<br />
genoemd konden worden.<br />
Dit is zeer belangrijk. Vanaf dat m<strong>om</strong>ent spreken de profeten over deze verschillende<br />
naties met hun officiële namen. Wanneer zij over de noordelijke stammen spraken,<br />
noemden zij hen “<strong>het</strong> huis van Israël”. Als zij over de zuidelijke twee stammen spraken,<br />
noemden zij hen “<strong>het</strong> huis van Juda”. <strong>De</strong> profeten halen deze twee huizen nooit door<br />
elkaar als zij verschillende bestemming over deze twee naties profeteren.<br />
Historische gezien beschouwde de andere naties Israël en Juda ook als twee<br />
verschillende naties en hadden ook verschillende namen voor hen. <strong>De</strong> meeste naties<br />
kenden <strong>het</strong> noordelijk huis van Israël NIET bij de naam Israël, maar bij de naam van de<br />
stichter van Samaria, koning Omri. In die dagen werd die naam in wezen als “G<strong>om</strong>er” of<br />
“Gh<strong>om</strong>ri” uitgesproken. <strong>De</strong> Assyriës die later Israël wegvoerden noemden hen officieel<br />
Beth-Gh<strong>om</strong>ri of Beth-Khumri, wat “huis van Omri” betekent. Dit is dezelfde naam die op<br />
de Zwarte Obelisk van Salamaneser, de Assyrische koning die Samaria veroverde (2<br />
Koningen 18:9), staat vermeld. <strong>De</strong>ze Khumri migreerden later naar de onbewoonde<br />
wouden van Europa, waar zij onder de naam Kelten, Saksen en andere namen bekend<br />
kwamen te staan. Zij vormden de meerderheid van de Europese bevolking.<br />
Zie voor een uitgebreidere studie van de namen van Israël in hun ballingschap, en hoe zij<br />
onder die namen in Europa gemigreerd zijn, <strong>het</strong> boek van William Bennett “The Story of<br />
Celto-Saxon Israël”. In bijlage II van dat boek wordt de Zwarte Obelisk van<br />
Salamaneser, ondersteund met foto’s en tekst, besproken.<br />
Israël werd door Assyrië in ballingschap gevoerd en keerde nooit meer terug naar <strong>het</strong><br />
oude land; Juda heeft slechts een 70 jarige Babylonische ballingschap moeten ondergaan<br />
opdat de Messias op de bestemde plaats in Bethlehem van Judea geboren kon worden<br />
(Micha 5:2).<br />
<strong>De</strong> bestemming van <strong>het</strong> huis van Israël was <strong>het</strong> vervullen van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong>. <strong>De</strong><br />
bestemming van <strong>het</strong> huis van Juda was <strong>het</strong> voortbrengen van de Koning-Messias. Bij Zijn<br />
eerste k<strong>om</strong>st kwam Christus voort uit de stam van Juda, geboren in Bethlehem, de stad<br />
Davids, <strong>om</strong> zo Juda’s roeping als Messias te vervullen. Maar bij Zijn tweede k<strong>om</strong>st moet<br />
Hij op een andere manier k<strong>om</strong>en <strong>om</strong> de roeping van <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> van <strong>het</strong> huis van<br />
Israël te vervullen, waarbij Hij vele zonen tot heerlijkheid zal brengen. Dit onderwerp<br />
hebben wij al zeer uitvoerig behandeld in de hoofdstukken tien en elf van ons boek “<strong>De</strong><br />
wetten van de tweede k<strong>om</strong>st”, daar<strong>om</strong> zullen wij hier nu niet over uitweiden.<br />
DE TWEE VIJGENBOMEN VAN JUDA<br />
<strong>De</strong> stam van Juda bestond uit twee soorten Judeeërs (ofwel Joden): goede en slechte.<br />
Het goede gedeelte moest <strong>het</strong> heersersmandaat ontvangen, terwijl <strong>het</strong> slechte gedeelte<br />
door God verworpen moest worden. Dit beeld k<strong>om</strong>t volledig naar voren binnen de<br />
profetieën van Jeremia. Het primaire beeld van deze twee “b<strong>om</strong>en” kunnen we in Jeremia<br />
24 vinden, waar <strong>het</strong> gaat over de natie Juda als zijnde 2 manden met vijgen. Een mand<br />
bevatte zeer goede vijgen; de andere zeer slechte vijgen die niet gegeten konden<br />
worden. In de eerste verzen van Jerermia 24 vertelt Jeremia hierover,<br />
1 <strong>De</strong> HEERE liet mij zien, en zie, twee manden met vijgen waren neergezet voor<br />
de tempel van de HEERE, nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia,<br />
de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de<br />
ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en<br />
hen naar Babel gebracht had. 2 In de ene mand zaten zeer goede vijgen, zoals<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 29
de eerste vroege vijgen zijn. In de andere mand zaten zeer slechte vijgen, die<br />
vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten waren.<br />
God gaf vervolgens de uitleg van deze openbaring. <strong>De</strong> mand met goede vijgen waren<br />
degenen binnen Juda die zich aan <strong>het</strong> oordeel van God onderwierpen en die in<br />
ballingschap naar Babylon gingen. God zei dat Hij ze terug zou brengen naar <strong>het</strong> land en<br />
“hen een hart zou geven <strong>om</strong> Hem te kennen” (24:7).<br />
<strong>De</strong> mand met slechte vijgen vertegenwoordigde echter degenen binnen Juda die<br />
weigerden <strong>om</strong> zich aan de koning van Babylon te onderwerpen <strong>–</strong> ofwel, zij weigerden <strong>om</strong><br />
zich aan Gods oordeel te onderwerpen. God zei <strong>het</strong> volgende over deze vijgen,<br />
8 Maar zoals de slechte vijgen, die vanwege hun slechte kwaliteit niet te eten<br />
zijn <strong>–</strong> want zo zegt de HEERE <strong>–</strong> zo zal Ik Zedekia maken, de koning van Juda,<br />
zijn vorsten, <strong>het</strong> overblijfsel van Jeruzalem, die in dit land zijn overgebleven en<br />
die in <strong>het</strong> land Egypte wonen. 9 Ik zal hen voor alle koninkrijken van de aarde<br />
tot een schrikbeeld stellen hoe slecht <strong>het</strong> kan aflopen, tot smaad en tot een<br />
spreekwoord, tot een voorwerp van spot en tot een vloek in alle plaatsen<br />
waarheen Ik hen zal verdrijven. 10 Ik zal onder hen zenden <strong>het</strong> zwaard, de<br />
honger en de pest, totdat zij <strong>om</strong>gek<strong>om</strong>en zullen zijn uit <strong>het</strong> land dat Ik hun en<br />
hun vaderen heb gegeven.<br />
Wat een contrast! <strong>De</strong> vijgenbo<strong>om</strong> was uiteraard <strong>het</strong> symbool van de Joodse natie. Maar<br />
<strong>het</strong> is logisch dat deze twee manden met vijgen afk<strong>om</strong>stig waren van twee verschillende<br />
b<strong>om</strong>en. Jezus zag in Zijn tijd heel helder beide soorten Joden, want in Mat. 7:17-20 zei<br />
Hij,<br />
17 Zo brengt iedere goede bo<strong>om</strong> goede vruchten voort en een slechte bo<strong>om</strong><br />
brengt slechte vruchten voort. 18 Een goede bo<strong>om</strong> kan geen slechte vruchten<br />
voortbrengen en een slechte bo<strong>om</strong> kan geen goede vruchten voortbrengen.<br />
19 Iedere bo<strong>om</strong> die geen goede vrucht voortbrengt, wordt <strong>om</strong>gehakt en in <strong>het</strong><br />
vuur geworpen. 20 Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen.<br />
<strong>De</strong> goede bo<strong>om</strong> bracht dus goede vruchten voort en de slechte bo<strong>om</strong> slechte vruchten.<br />
Beide zijn van Juda, maar er was een duidelijk verschil tussen de mensen die door deze<br />
b<strong>om</strong>en werden vertegenwoordigd. <strong>De</strong> goede vijgen zijn degenen die Hem als Messias<br />
aannamen; de slechte vijgen verwierpen Hem. Jeremia zegt dat de goede vijgen zich aan<br />
<strong>het</strong> oordeel van God tegen de natie onderwierpen door gewillig voor 70 jaar naar Babylon<br />
te gaan. <strong>De</strong> slechte vijgen waren <strong>het</strong> niet eens met Gods oordeel voor hun zonden en<br />
besloten <strong>om</strong> <strong>het</strong> leger van koning Nebukadnezar te bevechten. Dit k<strong>om</strong>t heel duidelijk<br />
naar voren bij <strong>het</strong> lezen van Jeremia 24-30.<br />
HET GODDELIJKE OORDEEL VOOR ONGEHOORZAAMHEID<br />
<strong>De</strong> goddelijke wet schrijft in <strong>De</strong>ut. 17:9-12 voor dat de mensen de uitspraak van de<br />
priesters moeten gehoorzamen wanneer zij <strong>het</strong> volk volgens Gods wet moesten oordelen.<br />
Vers 12 zegt,<br />
12 <strong>De</strong> man echter die overmoedig handelt, door niet te luisteren naar de<br />
priester die daar staat <strong>om</strong> de HEERE, uw God, te dienen, of naar de rechter, die<br />
man moet sterven [vanwege <strong>het</strong> niet tonen van berouw en <strong>het</strong> minachten van de<br />
rechtbank]. Zo moet u <strong>het</strong> kwaad uit Israël wegdoen.<br />
Jeremia was een van de priesters van Anathoth (Jer. 1:1). In Jer. 7:9-15 gebruikt God<br />
hem <strong>om</strong> <strong>het</strong> oordeel over de natie van Juda aan te kondigen:<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 30
9 Stelen, doodslaan, overspel plegen, valse eden afleggen, reukoffers brengen<br />
aan de Baäl, andere goden achternagaan, die u niet gekend hebt, 10 en dan<br />
voor Mijn aangezicht k<strong>om</strong>en staan in dit huis waarover Mijn Naam is<br />
uitgeroepen, en zeggen: Wij zijn gered <strong>–</strong> <strong>om</strong> al deze gruweldaden te doen? 11<br />
Is dan dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol?<br />
Ook Ik, zie, Ik heb <strong>het</strong> gezien, spreekt de HEERE. 12 Want ga toch naar Mijn<br />
plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn Naam heb laten wonen, en zie<br />
wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de slechtheid van Mijn volk Israël. 13<br />
Welnu, <strong>om</strong>dat u al deze daden doet, spreekt de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u<br />
sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u geroepen heb, maar u niet<br />
geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover Mijn Naam is uitgeroepen,<br />
waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb,<br />
doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van voor Mijn aangezicht<br />
wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb, heel <strong>het</strong> nageslacht van<br />
Efraïm.<br />
In dit juridische oordeel tegen Juda zei God dat Hij Juda en Jeruzalem weg van Zijn<br />
aangezicht zou werpen <strong>–</strong> net zoals Hij dit met Silo en Efraïm had gedaan. Silo was de<br />
plaats waar God als eerste Zijn naam had gevestigd, nadat Jozua Kanaän had veroverd<br />
(Joz. 18:1; Ps. 78:60). Maar vanwege de zonen van Eli verwijderde Hij zijn aanwezigheid<br />
(ark) uit Silo en plaatste Hij dit in Jeruzalem.<br />
God keerde nooit meer terug naar Silo, maar verliet die plaats voorgoed en verwierp<br />
Efraïm uiteindelijk van Zijn aangezicht door middel van een Assyrische ballingschap.<br />
Omdat zij net zo corrupt als <strong>het</strong> priesterschap van Eli en <strong>het</strong> volk Efraïm waren zou God<br />
<strong>het</strong>zelfde met Juda en Jeruzalem doen. Er waren enkele Joden die dit begrepen en zich<br />
aan Gods oordeel onderwierpen, maar <strong>het</strong> merendeel deed dit niet. Zij besloten <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />
te bevechten waardoor God volgens <strong>De</strong>ut. 17:12 de doodstraf over de slechte<br />
vijgenbo<strong>om</strong> uitriep.<br />
Om <strong>het</strong> oordeel dat God over Juda en Jeruzalem aankondigde volledig te begrijpen<br />
moeten we eerst onze huidige studie even pauzeren <strong>om</strong> de goddelijke wet van<br />
tegenspoed te bestuderen. Dit zal ons een beter begrip geven van <strong>het</strong> “juk” van<br />
ballingschap dat God over Juda bracht. Ook moeten we de geschiedenis induiken <strong>om</strong> te<br />
zien waar God in <strong>het</strong> licht van de verwijzing naar Silo (geciteerd in bovenstaande<br />
passage) Zijn naam heeft geplaatst.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 31
HOOFDSTUK 4<br />
<strong>De</strong> wetten van tegenspoed<br />
<strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium 28 toont ons de zegeningen van gehoorzaamheid en de vloeken van de<br />
wet voor ongehoorzaamheid aan God. Wanneer een natie Gods wet aan de kant schuift<br />
en dit verwisselt voor de onvolmaakte wetten van de mens, dan zullen zonde en onrecht<br />
in <strong>het</strong> land toenemen totdat <strong>het</strong> land ten slotte van binnenuit desintegreert of door<br />
invallende vijanden wordt verwoest. We zullen onze studie met <strong>De</strong>ut. 24:48 beginnen,<br />
want dit is <strong>het</strong> laatste en maximale oordeel binnen de wet van tegenspoed.<br />
In <strong>De</strong>ut. 28:48 staat,<br />
HET IJZEREN JUK<br />
48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en<br />
dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u EEN IJZEREN JUK op de hals<br />
leggen, totdat Hij u wegvaagt.<br />
Een juk is wat boeren vroeger op de nek van een stier plaatste <strong>om</strong> zo een veld <strong>om</strong> te<br />
ploegen. Een stier is een slaaf van de mens. Dus een juk op een mens duidt op zijn<br />
aanstaande slavernij. Het juk van Jezus is licht (Mat. 11:30), maar <strong>het</strong> juk van de mens<br />
is zwaar, want de heerschappij van de mens is op een bepaalde manier altijd<br />
onderdrukkend.<br />
In de volgende verzen (<strong>De</strong>ut. 28:49-57) beschrijft God Zijn definitie van een ijzeren juk.<br />
Het is de meest zware vorm van slavernij. Het betekent onder een onrechtvaardig of<br />
tirannieke meester k<strong>om</strong>en die de wetten van God niet volgt, maar zijn eigen wetten<br />
schept en deze rigoureus oplegt. Als God een ijzeren juk op de nek van een natie plaatst,<br />
dan zal Hij een buite<strong>nl</strong>andse natie zenden die hen zal belegeren totdat zij de hele<br />
infrastructuur van de natie hebben verwoest. Vers 64 zegt,<br />
64 <strong>De</strong> HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van <strong>het</strong> ene einde van de<br />
aarde tot aan <strong>het</strong> andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen,<br />
die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen<br />
Het k<strong>om</strong>t in de Schrift duidelijk naar voren dat wanneer Israël of Juda in zonde volhard<br />
en weigert zich te bekeren, God de belofte geeft <strong>om</strong> de natie te verwoesten en <strong>het</strong> volk<br />
te verstrooien. God zal <strong>het</strong> oordeel niet veranderen <strong>om</strong>dat Israël nu eenmaal “verkozen”<br />
is. In feite eist God juist meer van een “verkozen” volk, want “van ieder aan wie veel<br />
gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd<br />
heeft, zal men des te meer eisen” (Luk. 12:48).<br />
Het ijzeren juk is een laatste maatregel. Het betekent de verwoesting van de natie en<br />
haar steden. Het betekent dat vele mensen zonder genade zullen worden gedood.<br />
Eveneens <strong>om</strong>vat <strong>het</strong> een deportatie van overlevenden naar andere landen, <strong>om</strong> daar of als<br />
slaaf verkocht te worden of <strong>om</strong> daar als slaven ondergeschikt te worden aan vreemde<br />
heersers en mensengeboden. Elke natie die dergelijke verwoesting ondergaat zal<br />
zekerlijk weten dat zij in een grote verdrukking verkeren.<br />
Toen Assyrië Israël verwoestte en haar overgebleven burgers naar een gebied rond de<br />
Kaspische zee deporteerde (2 Kon. 17:6, 18-23), kwam dit <strong>om</strong>dat God een ijzeren juk op<br />
Israël had geplaatst. Toen Babylon een eeuw later Jeruzalem verwoestte en <strong>het</strong> de natie<br />
van Juda voor een zeventigjarige ballingschap deporteerde, was dit ook een ijzeren juk<br />
die God op hen plaatste. Toen de R<strong>om</strong>einen in 70 n.Chr. Jeruzalem verwoestte en de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 32
overgebleven Joden verstrooide, waarbij honderdduizenden in slavernij werden verkocht,<br />
betekende dit voor Juda weer een ijzeren juk.<br />
Dit zijn korte voorbeelden van een ijzeren juk die God in <strong>het</strong> verleden heeft gebruikt.<br />
Maar zoals we net al even aanhaalden is dit een allerlaatste maatregel. Er bestaat ook<br />
een milder oordeel dat God in <strong>het</strong> verleden op Zijn volk heeft geplaatst. <strong>De</strong> meest<br />
belangrijke is wat Jeremia een houten juk noemt.<br />
HET HOUTEN JUK<br />
Lang voor de dagen van Jeremia, in de tijd van de Richteren, plaatste God Israël een<br />
aantal keer in gevangenschap onder verscheidene naties. Telkens vond deze<br />
gevangenschap binnen de grenzen van Israël plaats. Dit betekende dat de naties naar<br />
Israël kwamen en hen door middel van belastingheffing in slavernij brachten. Toch werd<br />
<strong>het</strong> de Israëlieten toegestaan <strong>om</strong> in <strong>het</strong> land dat God hun gegeven had te blijven.<br />
In elke gebeurtenis in <strong>het</strong> boek Richteren zegt ons dat God Israël vanwege een oordeel<br />
voor hun zonde in slavernij bracht. Als Israël niet wetteloos was geworden, dan had God<br />
<strong>het</strong> de buite<strong>nl</strong>andse naties niet toegestaan <strong>om</strong> hen in slavernij te brengen. Richteren 3:5-<br />
8 zegt over de eerste gevangenschap <strong>het</strong> volgende,<br />
5 Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de Hethieten, de<br />
Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden, 6 namen zij<br />
hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun eigen dochters aan hun<br />
zonen. En zij dienden hun goden. 7 En de Israëlieten deden wat slecht was in de<br />
ogen van de HEERE, en zij vergaten de HEERE, hun God, en dienden de Baäls en<br />
de gewijde palen. 8 Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël en Hij<br />
leverde hen over in de hand van Cusjan Risjataïm, de koning van Mesopotamië.<br />
En de Israëlieten dienden Cusjan Risjataïm acht jaar.<br />
God verkocht Israël in deze gevangenschap. Dit kwam NIET <strong>om</strong>dat de koning van<br />
Mesopotamië nu zo machtig was dat hij in staat was <strong>om</strong> Gods volk door wapengeweld te<br />
overweldigen. Het kwam <strong>om</strong>dat Israël de wetten van God aan de kant hadden geschoven<br />
en begonnen was met <strong>het</strong> volgen van de voorschriften en de wetten van andere goden.<br />
Als gevolg verkocht God Israël toen in de handen van de koning van Mesopotamië.<br />
Na een achtjarige gevangenschap kwam <strong>het</strong> volk tot bekering en zond God Othniël <strong>om</strong><br />
hen te bevrijden en <strong>het</strong> juk af te werpen. Dit juk was niet <strong>het</strong> juk waar <strong>De</strong>ut. 28 mee<br />
dreigde, want de natie werd niet verwoest, noch werd <strong>het</strong> volk naar een ander land<br />
gedeporteerd. Zoals Jeremia later beschreef was <strong>het</strong> slechts een houten juk. Het was een<br />
juk waarbij <strong>het</strong> volk werd toegestaan <strong>om</strong> in hun eigen land te blijven, hun eigen akker<br />
kon blijven ploegen, hun zaken konden blijven regelen <strong>–</strong> maar zij moesten echter<br />
belasting betalen aan de buite<strong>nl</strong>andse veroveraar.<br />
Maar ook de volgende generatie verwierp de goddelijke wet, waardoor na een<br />
veertigjarige vredesperiode God de Moabieten liet optrekken en Israël weder<strong>om</strong> onder<br />
een houten juk terecht kwam. Rich. 3:12 zegt,<br />
12 Maar de Israëlieten deden opnieuw wat slecht was in de ogen van de HEERE.<br />
Toen maakte de HEERE Eglon, de koning van Moab, sterk tegen Israël, <strong>om</strong>dat zij<br />
deden wat slecht was in de ogen van de HEERE.<br />
Opnieuw nam God alle krediet van dit gebeuren op zich. Het was niet de duivel die Eglon<br />
de kracht gaf. <strong>De</strong> koning van Moab had geen kracht <strong>om</strong> Israël in gevangenschap te<br />
brengen als God hem niet de kracht hiervoor gegeven had. Noch gaf God Eglon de kracht<br />
<strong>om</strong>dat hij zo rechtvaardig was. Nee, God gaf kracht aan Eglon <strong>om</strong> Israël voor hun zonden<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 33
te oordelen. En toen Israël uiteindelijk berouw toonde, zond God een richter met de<br />
naam Ehud <strong>om</strong> hen van <strong>het</strong> houten juk van Moab te verlossen (Rich. 3:15).<br />
<strong>De</strong>zelfde soort gebeurtenissen worden telkens herhaald wanneer Israël God en Zijn wet<br />
aan de kant schuift. Richteren 4 spreekt van Israëls derde gevangenschap, dit maal<br />
onder Jabin, de koning van Kanaän, die in Hazor, een noordelijke vesting, regeerde. <strong>De</strong><br />
vierde gevangenschap was voor zeven jaar onder de Midjanieten (Rich. 6:1). Toen <strong>het</strong><br />
volk God aanriep zond God hen Gideon <strong>om</strong> hen te verlossen <strong>–</strong> maar deze keer werd de<br />
verlosser pas gezonden nadat God een profeet had gezonden <strong>om</strong> hen een<br />
geschiedenisles te geven. Hier zien wij <strong>het</strong> eerste teken van de weerzin van Gods kant<br />
<strong>om</strong> Israël vrij te zetten. Hij wilde dat zij zich bekeerden en niet dat zij Hem slechts<br />
aanriepen.<br />
<strong>De</strong> vijfde en de zesde gevangenschappen staan in Richteren 10 opgetekend, eerst onder<br />
de Amonnieten en daarna onder de Filistijnen. Telkens was de oorzaak van<br />
gevangenschap <strong>het</strong>zelfde <strong>–</strong> <strong>het</strong> volk had God en Zijn wet weggedaan. Richteren 10:10<br />
zegt ons,<br />
10 Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE en zeiden: Wij hebben tegen U<br />
gezondigd, zowel <strong>om</strong>dat wij onze God hebben verlaten, alsook <strong>om</strong>dat wij de<br />
Baäls hebben gediend.<br />
Maar deze keer lijkt <strong>het</strong> erop dat God genoeg had van hun tijdelijke berouw en op<br />
emoties gebaseerde opwekkingen die noch diepte noch kracht bezaten. Zijn weerwoord is<br />
zeer opvallend:<br />
11 Maar de HEERE zei tegen de Israëlieten: Heb Ik u niet van de Egyptenaars<br />
verlost, en van de Amorieten, de Ammonieten en de Filistijnen, 12 en van de<br />
Sidoniërs, de Amalekieten en de Maonieten, toen zij u onderdrukten en u tot Mij<br />
riep en Ik u uit hun hand verloste? 13 En toch hebt u Mij verlaten en andere<br />
goden gediend. Daar<strong>om</strong> zal Ik u niet meer verlossen. 14 Ga weg en roep tot de<br />
goden die u verkozen hebt. Laten die u verlossen ten tijde dat u in nood<br />
verkeert!<br />
Het volk deed hun valse goden weg en beleed haar zonden, waarna God hen door de<br />
hand van Jefta verlostte. Toch duurde <strong>het</strong> niet lang voordat zij weer in zonde vielen en<br />
God hen uiteindelijk weer voor 40 jaar in de handen van de Filistijnen overleverde (Rich.<br />
13:1). In die tijd liet God Simson als een richter opstaan, maar God stond <strong>het</strong> hem niet<br />
toe <strong>om</strong> Israël van hun gevangenschap te verlossen. In feite werd Simson ten slotte door<br />
de Filistijnen gevangengen<strong>om</strong>en, die hem blind maakten en hem dwongen <strong>om</strong> bij de<br />
molen te malen.<br />
In de tussentijd was Eli de hogepriester bij de tabernakel in Silo. <strong>De</strong> zonen van Eli waren<br />
corrupt en de toek<strong>om</strong>st van <strong>het</strong> priesterschap zag er s<strong>om</strong>ber uit. Het volk probeerde<br />
zichzelf van <strong>het</strong> juk van de Filistijnen te verlossen, echter zonder succes, want zij<br />
bekeerden zich niet van de wetteloosheid en verkregen zo geen hulp van God.<br />
Vervolgens kregen de corrupte zonen van Eli <strong>het</strong> idee <strong>om</strong> de ark van <strong>het</strong> verbond mee te<br />
nemen in de <strong>strijd</strong> tegen de Filistijnen. In plaats van door eenvoudigweg berouw te tonen<br />
voor hun wetteloosheid dachten zij dat zij God in hun voordeel konden gebruiken. Zij<br />
dachten terug aan Num. 10:35, waar staat:<br />
35 En <strong>het</strong> was bij <strong>het</strong> opbreken van de ark dat Mozes zei: Sta op, HEERE, laat Uw<br />
vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw aangezicht<br />
vluchten.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 34
Zij waren van mening dat zij dezelfde formule konden volgen. Het was namelijk een<br />
“bewezen” taktiek en was daarnaast ook zeker Bijbels. En daar<strong>om</strong> lezen we in 1 Sam.<br />
4:2-4 over een <strong>strijd</strong> tussen Israël en de Filistijnen,<br />
2 <strong>De</strong> Filistijnen stelden zich op tegenover Israël. Toen de <strong>strijd</strong> zich uitbreidde,<br />
werd Israël door de Filistijnen verslagen; want zij doodden in de gelederen in<br />
<strong>het</strong> open veld ongeveer vierduizend man. 3 Toen <strong>het</strong> volk in <strong>het</strong> kamp<br />
teruggek<strong>om</strong>en was, zeiden de oudsten van Israël: Waar<strong>om</strong> heeft de HEERE ons<br />
vandaag vóór de Filistijnen verslagen? Laten wij vanuit Silo de ark van <strong>het</strong><br />
verbond van de HEERE bij ons nemen, en laat die in ons midden k<strong>om</strong>en, opdat<br />
die ons zal verlossen uit de hand van onze vijanden. 4 Toen zond <strong>het</strong> volk boden<br />
naar Silo, en men bracht vandaar de verbondsark van de HEERE van de<br />
legermachten, Die tussen de cherubs troont; en de twee zonen van Eli, Hofni en<br />
Pinehas, waren daar met de ark van <strong>het</strong> verbond van God.<br />
Ongetwijfeld riepen de zonen van Eli <strong>het</strong> volgende toen zij de ark vanuit Silo meenamen:<br />
“Sta op, HEERE, laat Uw vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw<br />
aangezicht vluchten.”<br />
Hun gebed werd beantwoord. 1 Sam. 4:10 zegt: “Toen streden de Filistijnen, en Israël<br />
werd verslagen, en zij vluchtten, ieder naar zijn tent.” Wat zij in hun blindheid niet<br />
doorhadden was dat God Israël, zolang zij tegen Zijn wet in opstand waren, als Zijn<br />
vijand beschouwde! Ex. 23:22 zegt,<br />
22 Maar als u aandachtig naar Zijn stem luistert en alles doet wat Ik spreken<br />
zal, zal Ik de vijand van uw vijanden zijn en de tegenstander van hen die u in<br />
<strong>het</strong> nauw brengen.<br />
Was Israël aan de andere kant echter in opstand tegen God gek<strong>om</strong>en, dan was, zoals we<br />
in Jes. 63:10 lezen, <strong>het</strong> <strong>om</strong>gekeerde ook waar,<br />
10 Zíj [Israël] daarentegen zijn ongehoorzaam geworden en hebben Zijn Heilige<br />
Geest bedroefd. Daar<strong>om</strong> is Hij voor hen veranderd in een vijand, Hij Zelf heeft<br />
tegen hen [Israël] gestreden.<br />
Dit was de morele en politieke situatie toen God Samuël als profeet en richter op liet<br />
staan. <strong>De</strong> Filistijnen hadden Israël in de slag verslagen en hadden de verbondsark<br />
veroverd. Zij hadden de priesters gedood (Ps. 78:60-64) en de stad Silo verwoest. <strong>De</strong><br />
priesters die <strong>het</strong> hadden overleeft moesten naar <strong>het</strong> dorp Nob verhuizen (1 Sam. 21:1),<br />
dat ten noorden van Jeruzalem lag.<br />
<strong>De</strong> Filistijnen behielden de ark voor zeven maanden voordat zij deze teruggaven (1 Sam.<br />
6). Maar de ark kon niet meer naar Silo, waar die sinds de dagen van Jozua had gestaan,<br />
terugkeren, want de stad was nu verwoest. In plaats daarvan bleef hij voor twintig jaar<br />
in Kirjath-Jearim staan (1 Sam. 7:2). Nadat de ark was teruggekeerd leidde Samuël <strong>het</strong><br />
volk tot een gebed van berouw (1 Sam. 7:3-6). Pas toen versloeg Israël de Filistijnen (1<br />
Sam. 7:13).<br />
Op deze manier eindigde <strong>het</strong> laatste “houten juk” in die historische periode binnen de<br />
geschiedenis van Israël.<br />
ISRAËL VERLANGT NAAR EEN KONING<br />
Het is van belang <strong>om</strong> op te merken dat vanuit Gods oogpunt Israël niet <strong>het</strong> inherente<br />
recht bezit <strong>om</strong> vrij te zijn. Hun vrijheid is een privilege onder God en wordt slechts<br />
geschonken wanneer zij gehoorzaam zijn aan Zijn wet en weigeren <strong>om</strong> anderen goden te<br />
volgen. Zoals dit in de tijd van de Bijbel gold, zo geldt dat vandaag de dag nog steeds.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 35
Het volk Israël begon dit ten tijde van Samuël eindelijk te begrijpen. Ze hadden namelijk<br />
van hun drie eeuwse bestaan sinds de dagen van Jozua voor meer dan een derde onder<br />
de tijd van een houten juk geleefd. Maar in plaats van te besluiten <strong>om</strong> voor altijd aan de<br />
goddelijke wet gehoorzaam te zijn, waren zij van mening dat God te streng voor hen<br />
was. Zij besloten dat zij eige<strong>nl</strong>ijk helemaal niet door God geregeerd wilden worden, want<br />
zij vonden Hem maar een tiran. Zij dachten dat zij door een mens gelijk aan hen<br />
geregeerd moesten worden, iemand die hun zonde veel meer zou tolereren, iemand die<br />
hen niet in gevangenschap zou brengen wanneer zij andere goden zouden gaan<br />
aanbidden. Daar<strong>om</strong> gingen zij tot Samuël en vroegen hem <strong>om</strong> verandering van<br />
heerschappij. 1 Sam. 8:4-7 zegt,<br />
4 Toen kwamen alle oudsten van Israël bijeen, en zij kwamen bij Samuel in<br />
Rama. 5 Zij zeiden tegen hem: Zie, u bent oud geworden en uw zonen gaan niet<br />
in uw wegen. Stel daar<strong>om</strong> een koning over ons aan <strong>om</strong> ons leiding te geven,<br />
zoals alle volken. 6 Toen zij zeiden: Geef ons een koning <strong>om</strong> ons leiding te<br />
geven, was dit woord kwalijk in de ogen van Samuel. En Samuel bad tot de<br />
HEERE.<br />
Het volk begreep niet dat er zonder God geen vrijheid bestaat. En zonder de goddelijke<br />
wet is er ook geen ware rechtvaardigheid en genade. Zij waren van mening dat zij God<br />
konden inwisselen en dat de mens meer rechtvaardig en genadig dan God zou zijn.<br />
Daar<strong>om</strong> gaf God hen Saul als koning. Hij was <strong>het</strong> neusje van de zalm, maar hij werd een<br />
onderdrukker van Israël en was geen haar beter dan de buite<strong>nl</strong>andse koningen die Israël<br />
in slavernij hadden gebracht.<br />
Dus in plaats van te worden geregeerd door buite<strong>nl</strong>andse onderdrukkers, werden zij nu<br />
door hun eigen Israëlitische onderdrukker geregeerd.<br />
Saul regeerde veertig jaar, waarna David nog eens veertig jaar regeerde. Toen David<br />
stierf regeerde zijn zoon Sal<strong>om</strong>o vervolgens nog eens veertig jaar en tijdens zijn regering<br />
werd de grote tempel gebouwd. <strong>De</strong> ark van <strong>het</strong> verbond had eindelijk weer een huis<br />
gevonden en God liet Zijn naam in Jeruzalem wonen.<br />
WAAR GOD VERKIEST OM ZIJN NAAM TE LATEN WONEN<br />
<strong>De</strong> goddelijke wet zegt in <strong>De</strong>ut. 16 dat de enige wettelijke plek waar men de feestdagen<br />
kan vieren, de plek is waar Hij Zijn naam laat wonen. Het zegt niets over een specifieke<br />
locatie, want God wist dat Hij de locatie van Zijn naam van tijd tot tijd zou veranderen.<br />
<strong>De</strong>ut. 16:1, 2, spreekt over de plaats waar <strong>het</strong> volk <strong>het</strong> Pascha diende te vieren:<br />
1 Neem de maand Abib in acht en houd <strong>het</strong> Pascha voor de HEERE, uw God,<br />
want in de maand Abib heeft de HEERE, uw God, u in de nacht uit Egypte geleid.<br />
2 Dan moet u voor de HEERE, uw God, <strong>het</strong> paaslam slachten, kleinvee en<br />
runderen, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen <strong>om</strong> Zijn Naam daar te laten<br />
wonen… 5 U mag <strong>het</strong> paaslam niet slachten binnen een van uw poorten die de<br />
HEERE, uw God, u geeft. 6 Maar op de plaats die de HEERE, uw God, zal<br />
uitkiezen <strong>om</strong> Zijn Naam daar te laten wonen.<br />
Hetzelfde geldt ook voor Pinksteren, ook wel binnen de wet <strong>het</strong> “Wekenfeest” genoemd.<br />
<strong>De</strong>ut. 16:10, 11 zegt,<br />
10 Daarna moet u <strong>het</strong> Wekenfeest houden voor de HEERE, uw God… 11… op de<br />
plaats die de HEERE, uw God, zal uitkiezen <strong>om</strong> Zijn Naam daar te laten wonen.<br />
Ten slotte geldt dit ook voor <strong>het</strong> Loofhuttenfeest, want in <strong>De</strong>ut. 16:13 lezen we,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 36
13 Het Loofhuttenfeest moet u zeven dagen houden, als u de oogst van uw<br />
dorsvloer en van uw perskuip hebt ingezameld… 15 Zeven dagen moet u <strong>het</strong><br />
feest vieren voor de HEERE, uw God, op de plaats die de HEERE zal uitkiezen.<br />
Eerst liet God Zijn naam in Silo wonen, waar Jozua binnen <strong>het</strong> territorium van zijn eigen<br />
stam van Efraïm de tabernakel van Mozes opzette. Maar <strong>om</strong>dat <strong>het</strong> priesterschap daar <strong>–</strong><br />
<strong>het</strong> priesterschap van Eli <strong>–</strong> corrupt werd, verwijderde God Zijn naam (en de ark) van die<br />
plaats en verplaatste Hij dit in de tijd van Sal<strong>om</strong>o naar Jeruzalem. Psalm 78 zegt daar<br />
<strong>het</strong> volgende over:<br />
58 Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten, verwekten Hem tot naijver<br />
door hun afgodsbeelden. 59 God hoorde <strong>het</strong> en werd verbolgen, Hij<br />
verachtte Israël zeer. 60 Daar<strong>om</strong> verliet Hij de tabernakel te Silo, de tent<br />
waarin Hij woonde onder de mensen…67 Hij verwierp de tent van Jozef, de<br />
stam Efraïm verkoos Hij niet. 68 Maar Hij verkoos de stam Juda, de berg Sion,<br />
die Hij liefhad. 69 Hij bouwde Zijn heiligd<strong>om</strong>, als hoogten, en vast als de aarde,<br />
die Hij voor eeuwig grondvestte.<br />
Zo zien wij dus dat God ten eerste Zijn naam in Silo vestigde, maar dat Hij vanwege de<br />
corrupte priesters die locatie later verliet. <strong>De</strong> ark van <strong>het</strong> verbond werd later in de<br />
nieuwe tempel die Sal<strong>om</strong>o in Jeruzalem bouwde neergezet onder een nieuwe dynastie<br />
van priesters die uit de familie van Zadok kwamen (1 Kon. 2:27, 35). Dit betekende dat<br />
God Zijn naam in een nieuwe locatie vestigde, namelijk in Jeruzalem. Maar zelfs deze<br />
plaatst was niet de laatste plaats waar Hij Zijn naam zou vestigen, want ook Jeruzalem<br />
werd corrupt en de aanwezigheid van God verliet ook die plaats. Jeremia vertelde <strong>het</strong><br />
volk van Juda en Jeruzalem dat vanwege hun constante wetsovertredingen, God de<br />
tempel van Sal<strong>om</strong>o zou verlaten en verwoesten. Na de redenen te hebben opges<strong>om</strong>st<br />
zegt Jer. 7:12-16 <strong>het</strong> volgende,<br />
12 Want ga toch naar Mijn plaats die in Silo was, daar waar Ik vroeger Mijn<br />
Naam heb laten wonen, en zie wat Ik daarmee gedaan heb vanwege de<br />
slechtheid van Mijn volk Israël. 13 Welnu, <strong>om</strong>dat u al deze daden doet, spreekt<br />
de HEERE, en Ik vroeg en laat tot u sprak, maar u niet geluisterd hebt, en Ik u<br />
geroepen heb, maar u niet geantwoord hebt, 14 zal Ik met dit huis waarover<br />
Mijn Naam is uitgeroepen, waarop u vertrouwt, en met deze plaats, die Ik u en<br />
uw vaderen gegeven heb, doen zoals Ik met Silo heb gedaan. 15 Ik zal u van<br />
voor Mijn aangezicht wegwerpen, zoals Ik al uw broeders weggeworpen heb,<br />
heel <strong>het</strong> nageslacht van Efraïm. 16 En u, bid niet voor dit volk, hef voor hen<br />
geen geroep of gebed aan, dring niet bij Mij aan, want Ik zal niet naar u<br />
luisteren.<br />
Dit oordeel over Jeruzalem wordt in Jeremia 26:4-6 herhaald, waar staat:<br />
4 Zeg dan tegen hen: Zo zegt de HEERE: Als u niet naar Mij wilt luisteren door te<br />
wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden, 5 door te luisteren naar<br />
de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u zend, en u<br />
niet hebt willen luisteren, 6 dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal<br />
Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.<br />
Het volk bekeerde zich niet. <strong>De</strong> priesters veroordeelde de profeet in feite tot de doodstraf<br />
(Jer. 26:11) en zouden hem als een valse profeet doden. Maar <strong>het</strong> volk en de vorsten<br />
redden <strong>het</strong> leven van de profeet (26:16). Het Woord van de HEERE door Jeremia heen<br />
was geen populaire theologie. Noch is dit <strong>het</strong> in onze dagen. En daar<strong>om</strong> heeft God<br />
Jeruzalem inderdaad “tot een vloek voor alle volken van de aarde” gemaakt. Dit is<br />
praktisch <strong>het</strong> TEGENOVERGESTELDE van de belofte aan Abraham, waar zijn zaad een<br />
ZEGEN voor alle geslachten op aarde zou zijn.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 37
Toen Jeremia dit Woord ontving was dit Gods vonnis dat uitgesproken werd binnen <strong>het</strong><br />
hemelse gerechtshof. Vanaf dat m<strong>om</strong>ent mocht Jeremia niet bidden of dat oordeel<br />
misschien gekeerd kon worden of dat Gods naam in Jeruzalem zou mogen verblijven.<br />
Toen <strong>het</strong> vonnis eenmaal was uitgesproken kon zelfs berouw <strong>het</strong> oordeel van God niet<br />
meer keren. Vanaf dat m<strong>om</strong>ent moest Jeremia op een andere manier bidden. Hij kon<br />
slechts bidden dat <strong>het</strong> oordeel door berouw tot mindering gebracht zou worden, <strong>het</strong> kon<br />
echter niet geannuleerd worden.<br />
Jeremia zelf zag niet dat Gods heerlijkheid die tempel verliet. Dit visioen werd aan<br />
Ezechiël geschonken. In Ez. 10:4, 18 en 19 lezen we,<br />
4 Toen verhief de heerlijkheid van de HEERE zich van boven de cherub naar de<br />
drempel van <strong>het</strong> huis. Daarop werd <strong>het</strong> huis vervuld met de wolk en de voorhof<br />
was vol van de lichtglans van de heerlijkheid van de HEERE. 18 Toen ging de<br />
heerlijkheid van de HEERE weg, van boven de drempel van <strong>het</strong> huis, en bleef<br />
boven de cherubs staan. 19 En de cherubs hieven hun vleugels op, en verhieven<br />
zich voor mijn ogen bij hun vertrek van de aarde, en de wielen tegelijk met hen.<br />
Ieder stond stil bij de ingang van de Oostpoort van <strong>het</strong> huis van de HEERE, met<br />
de heerlijkheid van de God van Israël van bovenaf boven hen.<br />
<strong>De</strong> laatste keer dat <strong>het</strong> vertrek van Gods heerlijkheid wordt aangehaald kunnen we<br />
vinden in Ezechiël 11:23, waar staat,<br />
23 Toen steeg de heerlijkheid van de HEERE op uit <strong>het</strong> midden van de stad en<br />
bleef op de berg staan die ten oosten van de stad lag.<br />
<strong>De</strong> berg waar de heerlijkheid heen ging was de Olijfberg, gelegen ten oosten van<br />
Jeruzalem. <strong>De</strong> heerlijkheid is die tijd niet verder getrokken dan de Olijfberg, want Jezus<br />
moest nog k<strong>om</strong>en. Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Toen Hij ca. 600 jaar later<br />
geboren werd, leefde Hij, stierf Hij aan <strong>het</strong> kruis en stond Hij op uit de dood. Vervolgens<br />
onderwees Hij voor veertig dagen de discipelen alvorens Hij op de veertigste dag ten<br />
slotte ten hemel voer (Hand. 1:3). Op dat m<strong>om</strong>ent nam Jezus Zijn discipelen mee naar<br />
de Olijfberg en voer Hij ten hemel. Hand. 1:12 zegt <strong>het</strong> volgende van de discipelen,<br />
12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem, van de berg die de Olijfberg genoemd<br />
wordt, die vlak bij Jeruzalem is en daar een sabbatsreis vandaan ligt.<br />
Jezus Christus is de heerlijkheid van God. Die heerlijkheid was, in een gedeeltelijke<br />
vertrek van Jeruzalem, voor <strong>het</strong> laatst in de dagen van Ezechiël op de top van de<br />
Olijfberg gezien. Jezus opvaring ten hemel van de Olijfberg was <strong>het</strong> totale vertrek. <strong>De</strong><br />
heerlijkheid was nu volledig vertrokken uit de oude stad Jeruzalem. Tien dagen later<br />
keerde de heerlijkheid op de Pinksterdag terug (Hand. 2:1). Maar op dat m<strong>om</strong>ent vulde<br />
<strong>het</strong> niet de tweede tempel, maar de 120 discipelen in de bovenkamer. Zij werden vervuld<br />
van de Geest en de heerlijkheid van God verscheen als tongen als van vuur op hun<br />
hoofden. <strong>De</strong> heerlijkheid van God had een nieuwe locatie gevonden. God had een nieuwe<br />
plaats gekozen waar Hij Zijn naam vestigde. Dit wordt in Kor. 6:19 bevestigd,<br />
19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is<br />
en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?<br />
Opnieuw lezen we in Op. 22:4,<br />
4 en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.<br />
<strong>De</strong>ze progressie zegt duidelijk waar God ervoor gekozen heeft <strong>om</strong> Zijn naam te vestigen.<br />
Eerst vestigde Hij Zijn naam in Silo, vervolgens Jeruzalem en nu in de christelijke<br />
gelovigen, die een tempel van God zijn. Als iemand een feest probeert te vieren op een<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 38
andere locatie dan waar God Zijn naam heeft gevestigd, dan is hij onwettig bezig.<br />
Vandaag de dag reizen veel christenen voor verschillende feestdagen naar de oude stad<br />
Jeruzalem af. Zij begrijpen niet dat de heerlijkheid uit die plaats vertrokken is, net zoals<br />
deze uit Silo is weggegaan. Op die plaats staat “Ikabod” geschreven, net zoals <strong>het</strong> op de<br />
plaats Silo geschreven was (1 Sam. 4:21).<br />
Door Jeremia heen zei God dat Hij <strong>het</strong> oude Jeruzalem “een vloek” voor alle volken op<br />
aarde zou maken. Als iemand de stad van zegen wil vinden, dan moet hij <strong>het</strong> Nieuwe<br />
Jeruzalem vinden. Die stad is niet de oude stad. Het Nieuwe Jeruzalem is, net zoals haar<br />
tempel, gemaakt van MENSEN, en niet van hout en steen. Het Oude Jeruzalem is een<br />
vervloekte stad geworden, en dan niet door mensen, maar door God zelf vervloekt (Jer.<br />
26:6, eerder aangehaald).<br />
Wat nog erger is, is dat een ieder die naar <strong>het</strong> oude Jeruzalem gaat <strong>om</strong> een feest te<br />
vieren de goddelijke wet kan schenden, want <strong>het</strong> feest mag nergens anders gevierd<br />
worden dan daar waar Hij Zijn naam gevestigd heeft. Als iemand zegt: “Ik ben naar<br />
Jeruzalem gegaan <strong>om</strong> <strong>het</strong> feest te vieren,” dan kan hij de goddelijke wet geschonden<br />
hebben. Toch is <strong>het</strong> simpelweg geen zonde <strong>om</strong> ten tijde van de feesten naar Jeruzalem<br />
(of enige andere locatie) te gaan. Het moet echter duidelijk worden dat iemand een feest<br />
niet VIERT door naar een bepaalde geografische locatie te gaan.<br />
Het feest van Pascha moet door geloof GEVIERD worden in iemands eigen tempel, want<br />
iemand is gerechtvaardigd door <strong>het</strong> geloof in <strong>het</strong> bloed van <strong>het</strong> enige Lam van God die de<br />
zonde weg kan nemen. Ook <strong>het</strong> Pinksterfeest moet eveneens gevierd worden in iemands<br />
eigen tempel door met de Geest vervuld te worden, net zoals we in Handelingen 2<br />
kunnen zien. Het Loofhuttenfeest moet ook in iemands eigen tempel gevierd worden door<br />
volk<strong>om</strong>en in Zijn gelijkenis veranderd te worden, een lichamelijke verandering in een<br />
onsterfelijk en onvergankelijk lichaam (“huis”) dat tot nu toe voor ons in de hemelen is<br />
gereserveerd (2 Kor. 5:1-4). Voor een uitgebreide studie hierover verwijs ik u naar “<strong>De</strong><br />
wetten van de tweede k<strong>om</strong>st”.<br />
S<strong>om</strong>mige mensen zijn van mening dat de heerlijkheid van God in Jeruzalem geopenbaard<br />
zal worden. Dit wordt echter door Jer. 7:14 tegengesproken. Als Gods heerlijkheid nooit<br />
meer naar Silo zal terugkeren, dan zal <strong>het</strong> ook niet meer naar Jeruzalem terugkeren. Op<br />
beide plaatsten staat “Ikabod” geschreven. <strong>De</strong> heerlijkheid heeft in <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem<br />
een nieuwe rustplaats gevonden, in een tempel gebouwd van levende stenen. Dit was<br />
vanaf <strong>het</strong> begin al <strong>het</strong> verlangen van God. Dit onderwerp zal in hoofdstuk acht uitgebreid<br />
worden besproken.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 39
HOOFDSTUK 5<br />
<strong>De</strong> gevangenschappen van Juda<br />
In Jeremia 23-30 vertelde de profeet <strong>het</strong> volk dat als zij zich aan Gods rechtvaardige<br />
vonnis zouden onderwerpen, Hij <strong>het</strong> hen zou blijven toestaan dat zij onder een houten<br />
juk in <strong>het</strong> land konden blijven. Maar als zij weigerden <strong>om</strong> zich aan Gods vonnis te<br />
onderwerpen, zouden zij onder een ijzeren juk terecht k<strong>om</strong>en en worden meegevoerd<br />
naar Babylon. In Jer. 27:2 sprak de profeet over dit houten juk,<br />
2 Zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: Maak u banden en jukken en leg die op<br />
uw nek, 3 en stuur ze naar de koning van Ed<strong>om</strong>, naar de koning van Moab, naar<br />
de koning van de Ammonieten, naar de koning van Tyrus en naar de koning van<br />
Sidon, door de hand van de gezanten die naar Jeruzalem k<strong>om</strong>en naar Zedekia,<br />
de koning van Juda.<br />
Dit was niet alleen een boodschap aan de koning van Juda, maar ook aan de naburig<br />
gelegen volken. God zou al deze volken als slaven aan Nebukadnezar, de koning van<br />
Babylon, geven. Al deze volken werden vermaand <strong>om</strong> zich aan <strong>het</strong> houten juk van<br />
Babylon te onderwerpen. In Jer. 27:5-7 sprak God <strong>het</strong> volgende tot de profeet,<br />
5 Ík heb de aarde gemaakt, de mens en <strong>het</strong> vee die op <strong>het</strong> aardoppervlak zijn,<br />
door Mijn grote kracht en door Mijn uitgestrekte arm, en Ik geef haar aan wie<br />
<strong>het</strong> in Mijn ogen goed is. 6 Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van<br />
Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Zelfs ook de dieren van <strong>het</strong><br />
veld heb Ik hem gegeven <strong>om</strong> hem te dienen. 7 Alle volken zullen hem, zijn zoon,<br />
en zijn kleinzoon dienen, totdat ook voor zijn land de tijd k<strong>om</strong>t dat machtige<br />
volken en grote koningen zich door hem laten dienen. 8 En <strong>het</strong> zal gebeuren dat<br />
<strong>het</strong> volk of <strong>het</strong> koninkrijk dat hem, Nebukadnezar, de koning van Babel, niet wil<br />
dienen, en dat niet zijn nek wil geven onder <strong>het</strong> juk van de koning van Babel,<br />
dat volk <strong>–</strong> spreekt de HEERE <strong>–</strong> zal Ik straffen met <strong>het</strong> zwaard, met de honger en<br />
met de pest, totdat Ik hen <strong>om</strong>gebracht zal hebben door zijn hand.<br />
Met andere woorden, God zei dat Hij al deze volken aan de koning van Babylon (Babel),<br />
namelijk Nebukadnezar, “MIJN dienaar”, zou geven. Vanwege <strong>het</strong> scheppingsrecht claimt<br />
God dit recht te bezitten <strong>om</strong> dit te doen. In vers 5 verklaart God Zijn recht <strong>om</strong> dit te<br />
doen. Zo zien wij dus dat God Zelf <strong>het</strong> krediet claimt voor <strong>het</strong> brengen van de koning van<br />
Babylon naar Jeruzalem <strong>om</strong> de tempel te verwoesten en <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk naar een ander land<br />
te deporteren. Op deze manier huurde God de koning van Babylon in <strong>om</strong> Zijn vonnis over<br />
<strong>het</strong> zondige volk van Juda te laten uitvoeren. Maar Jeremia zegt in vers 11 ook heel<br />
duidelijk dat als <strong>het</strong> volk van Juda zich wel aan Gods vonnis zouden onderwerpen, zij een<br />
mildere vorm van oordeel zouden ontvangen, namelijk <strong>het</strong> houten juk.<br />
11 Maar <strong>het</strong> volk dat zijn nek zal voegen onder <strong>het</strong> juk van de koning van Babel<br />
en hem zal dienen, dat zal Ik in zijn eigen land laten, spreekt de HEERE, en <strong>het</strong><br />
zal dat bewerken en daarin wonen.<br />
In <strong>het</strong> volgende hoofdstuk, Jeremia 28, wordt ons de beslissing van <strong>het</strong> volk door hun<br />
voornaamste zegsman, de profeet Hananja, gegeven. Hier zien wij ook dat God Jeremia<br />
in wezen had opgedragen <strong>om</strong> met een houten juk <strong>om</strong> door Jeruzalem te wandelen, <strong>om</strong> zo<br />
<strong>het</strong> volk Zijn vonnis te tonen. <strong>De</strong> beslissing van Jeremia was <strong>om</strong> zich aan de koning van<br />
Babylon te onderwerpen en hem als de HEERE te dienen, wetende dat Nebukadnezar<br />
Gods dienaar was.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 40
JUDA VERWERPT HET HOUTEN JUK<br />
<strong>De</strong> profeet Hananja was door <strong>het</strong> juk dat <strong>om</strong> de nek van Jeremia hing beledigd, waarna<br />
hij <strong>het</strong> met geweld van Jeremia ontdeed en <strong>het</strong> brak. In Jer. 28:10, 11 lezen we,<br />
10 Toen nam de profeet Hananja <strong>het</strong> juk van de nek van de profeet Jeremia af<br />
en brak <strong>het</strong>. 11 En Hananja zei voor de ogen van heel <strong>het</strong> volk: Zo zegt de<br />
HEERE: Zo zal Ik binnen twee volle jaren <strong>het</strong> juk van Nebukadnezar, de koning<br />
van Babel, van de nek van alle volken breken. En de profeet Jeremia ging zijns<br />
weegs.<br />
Jeremia ging hier niet tegenin, wetende dat dit simpelweg <strong>het</strong> antwoord van <strong>het</strong> volk tot<br />
God was. Omdat zij van mening waren dat God aan hun kant stond en Hij hen zou<br />
helpen bij <strong>het</strong> verslaan van Babylonische leger, waren niet van plan <strong>om</strong> zich aan<br />
Nebukadnezar te onderwerpen. Jer. 2:35 zegt <strong>het</strong> volgende over hen,<br />
35 En dan zegt u [Judeeërs] nog: Voorzeker, ik ben onschuldig, ja, Zijn toorn is<br />
van mij afgewend.<br />
Zij geloofden niet dat zij schuldig waren aan rebellie jegens God, <strong>om</strong>dat zij Hem continu<br />
met alle religieuze vormen en rituelen in Gods tempel aanbaden. Zij geloofden niet dat<br />
God <strong>het</strong> zou toestaan dat Zijn prachtige huis (tempel) ontheiligd of verwoest zou worden.<br />
In Jer. 7:4 antwoord de profeet hen <strong>het</strong> volgende,<br />
4 Stel uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: <strong>De</strong> tempel van de HEERE, de<br />
tempel van de HEERE, de tempel van de HEERE is dit!<br />
God riep de twee profeten Jeremia en Hananja <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk te polariseren en zo <strong>het</strong> hart<br />
van <strong>het</strong> volk te openbaren. Zij die opstandig van hart waren volgden natuurgetrouw de<br />
profetieën van Hananja en geloofden in de theologie van rebellie. Door tegen<br />
Nebukadnezar in opstand te k<strong>om</strong>en, kwamen zij buiten hun weten <strong>om</strong> in opstand tegen<br />
God Zelf.<br />
Zij die de boodschap van Jeremia geloofden waren degenen die de wet van verdrukking<br />
kenden en begrepen, namelijk dat God Israël en Juda zou oordelen voor <strong>het</strong> verwerpen<br />
van Zijn wet. <strong>De</strong>ze gelovigen waren bereid <strong>om</strong> zich aan <strong>het</strong> houten juk te onderwerpen,<br />
net zoals Jeremia dit ook deed. <strong>De</strong> opstandige meerderheid besloot echter te geloven dat<br />
God hen nooit als slaven van de koning van Babylon zou maken. Zij waren blijkbaar hun<br />
eigen geschiedenis in <strong>het</strong> boek Richteren vergeten. Zij geloofden in ieder geval niet in de<br />
wetten van verdrukking, die we in <strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium kunnen vinden. Daar<strong>om</strong> streden zij en<br />
stierven zij. <strong>De</strong> stad, de tempel en <strong>het</strong> gehele land werd geruïneerd. <strong>De</strong> overlevenden<br />
werden met geweld naar Babylon meegen<strong>om</strong>en <strong>om</strong> daar onder een ijzeren juk een 70<br />
jarige straf uit te dienen (Jer. 25:11), net zoals <strong>De</strong>ut. 28:48 al had gewaarschuwd.<br />
In Jeremia 28:12-14 lezen we,<br />
JUDA VEROORDEELD TOT EEN IJZEREN JUK<br />
12 Toen kwam <strong>het</strong> woord van de HEERE tot Jeremia, nadat de profeet Hananja<br />
<strong>het</strong> juk van de nek van de profeet Jeremia had gebroken: 13 Ga tegen Hananja<br />
zeggen: Zo zegt de HEERE: Jukken van hout hebt u gebroken, nu zult u in plaats<br />
daarvan jukken van ijzer maken. 14 Want zo zegt de HEERE van de<br />
legermachten, de God van Israël: Ik heb een juk van ijzer gelegd op de nek van<br />
al deze volken, <strong>om</strong> Nebukadnezar, de koning van Babel te dienen, en zij zullen<br />
hem dienen, ja, Ik heb hem ook de dieren van <strong>het</strong> veld gegeven.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 41
Het volk van Juda had de totale verwoesting kunnen afwenden, als zij maar naar <strong>het</strong><br />
woord van de HEERE door Jeremia heen hadden geluisterd. Zij waren echter veel te<br />
vaderlandslievend <strong>om</strong> zich aan <strong>het</strong> oordeel van God te onderwerpen. Op zich is er niets<br />
mis met liefde voor <strong>het</strong> vaderland, maar wanneer men de liefde voor <strong>het</strong> vaderland<br />
verkiest boven de onderwerping aan Gods oordeel voor de zonde, doen dergelijke<br />
patriotten veel kwaad jegens hun eigen volk. Daar<strong>om</strong> is <strong>het</strong> ook vandaag de dag nog zo<br />
belangrijk <strong>om</strong> de oordelen van God te herkennen, in plaats van z<strong>om</strong>aar aan te nemen dat<br />
alle nationale vijanden en onderdrukkers “van de duivel” zijn.<br />
In de tijd van Jeremia waren <strong>het</strong> de religieuze patriotten die <strong>het</strong> volk als lammeren naar<br />
de slachtende handen van Babylon brachten.<br />
JEREMIA’S ADVIES AAN DE GOEDE VIJGEN<br />
Er waren twee mannen met de naam Hananja. <strong>De</strong> een vertegenwoordigde de goede<br />
vijgen; de ander de slechte vijgen. <strong>De</strong> Hananja die tegen Jeremia opstond was de profeet<br />
van de slechte vijgen, want hij was van mening dat God Juda zou zegenen, zelfs in hun<br />
staat van rebellie. Hij dacht dat “verkozen zijn” betekende dat zij een voorrecht bezaten<br />
en dat God hen daar<strong>om</strong> nooit in gevangenschap of slavernij zou brengen.<br />
<strong>De</strong> andere Hananja was een van Daniëls vrienden die zich aan God onderwierp en als<br />
gevangene naar Babylon werd meegevoerd. In Dan. 1:6 lezen we over hem. Hij<br />
vertegenwoordigd de goede vijgen zoals deze in Jer. 24:7 beschreven staan.<br />
Vervolgens schreef Jeremia een brief aan de gevangen in Babylon <strong>–</strong> dit waren de<br />
Judeeërs die de “goede vijgen” voorstelden, inclusief de goede Hananja. Hij vertelde ze<br />
hoe ze in gevangenschap in Babylon moesten leven. Hij adviseerde ze NIET <strong>om</strong> een<br />
opstand of zelfs een algemene aanval te organiseren. Hij droeg hen NIET op <strong>om</strong> een van<br />
de overweldigers <strong>om</strong> te leggen, noch <strong>om</strong> tegen de koning samen te zweren. Zijn advies<br />
kunnen we in Jer. 29:4-7 vinden,<br />
4 Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle<br />
ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd: 5 Bouw<br />
huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan, 6 neem vrouwen en<br />
verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters<br />
aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder<br />
niet in aantal. 7 Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb<br />
gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben.<br />
Met andere woorden, Jeremia vertelde de ballingen <strong>om</strong> voor <strong>het</strong> welzijn van Babylon,<br />
haar vrede, te bidden. Bid niet dat Babylon verwoest wordt, want zij was slechts de<br />
uitvoerder van Gods rechtvaardige oordeel over Juda. Probeer ook niet koning<br />
Nebukadnezar <strong>om</strong>ver te werpen, want hij was Gods dienaar. Probeer de koning niet te<br />
doden, want God heeft Juda in zijn handen gegeven. In 1 Pet. 2:18 gaf Petrus <strong>het</strong>zelfde<br />
advies aan de slaven,<br />
18 Huisslaven, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun<br />
die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen.<br />
<strong>De</strong> slechte vijgen zouden <strong>het</strong> advies van Jeremia alleen maar bespotten, maar de goede<br />
vijgen namen <strong>het</strong> in acht. Noch Daniël noch een van zijn vrienden hebben ooit<br />
geprobeerd <strong>om</strong> samen te zweren tegen de koning van Babylon. Zij leefden <strong>om</strong> kinderen<br />
voort te brengen, die vervolgens na 70 jaar ballingschap terug naar <strong>het</strong> oude land<br />
konden keren. Jer. 29:10 zegt,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 42
10 Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel<br />
voorbij zijn, zal Ik naar u <strong>om</strong>zien en over u Mijn goede woord gestand doen,<br />
door u terug te brengen naar deze plaats.<br />
Zie voor een uitgebreide studie waarin uitleg wordt gegeven waar<strong>om</strong> Juda veroordeeld<br />
was tot 70 jaar ballingschap in Babylon ons boek “<strong>De</strong> geheimen van tijd” hoofdstuk<br />
zeven.<br />
DE TERUGKEER UIT BALLINGSCHAP<br />
In voorgaande jaren was Babylon een van de provincies van <strong>het</strong> Assyrische rijk geweest.<br />
Maar Babylon was in staat <strong>om</strong> in opstand te k<strong>om</strong>en en <strong>om</strong> Assyrië <strong>om</strong>ver te werpen,<br />
waarbij zij de hoofdstad Ninevé in 607 v.Chr. innamen. Drie jaar later namen zij in 604<br />
v.Chr. ook Jeruzalem en Juda in. Toch duurde <strong>het</strong> Babylonische rijk slechts 70 jaar (604<br />
<strong>–</strong> 534 v.Chr.) <strong>De</strong>ze data worden in hoofdstuk acht van ons boek “<strong>De</strong> geheimen van tijd”<br />
bewezen.<br />
Ongeveer 50.000 mensen uit Juda, Benjamin en Levi keerde naar <strong>het</strong> oude land terug<br />
<strong>om</strong> daar aan de lange en moeilijke taak van wederopbouw van een nieuwe natie te<br />
beginnen. Dit alles onder leiding van de gouveneur Zerubbabel en met hulp van Ezra.<br />
Daarnaast genoten ze ook de inspiraties van de profeten Habbakuk, Haggai, Zacharia en<br />
Maleachi. Maar gedurende de volgende 450 jaar had <strong>het</strong> volk geen welbekende profeten<br />
<strong>om</strong> hen tot de geboorte van Jezus te leiden. Velen van hen vergaten de wet van<br />
tegenspoed en al gauw vormden de slechte vijgen de meerderheid in <strong>het</strong> land.<br />
Hun situatie was als volgt: In 537 v.Chr. viel Babylon door de Meden en de Perzen. <strong>De</strong>ze<br />
gebeurtenis staat in Daniël 5 opgetekend. Darius de Meder nam de stad Babylon in en<br />
regeerde hier enkele jaren en organiseerde <strong>het</strong> nieuwe rijk in 120 provincies (Dan. 1:6).<br />
Later arriveerde koning Kores de Perzische en keerde Darius terug naar zijn natie Medië.<br />
Vervolgens vaardigde Kores zijn befaamde besluit in 534 v.Chr. uit waardoor de Judese<br />
ballingen terug naar hun land mochten.<br />
DE VOORTDURING VAN HET GEVANGENSCHAP VAN HET HOUTEN JUK<br />
Kores de Perzische gaf Juda geen onafhankelijkheid. Zerubbabel werd gouverneur in<br />
Judea, maar bleef wel onder <strong>het</strong> gezag van de Perzische monarchieën staan. Vele jaren<br />
eerder had Daniël in feite al een opeenvolging van vier belangrijke wereldwijde rijken<br />
voorzien (Daniël 2), deze monarchieën zouden de wereld beheersen tot aan de k<strong>om</strong>st<br />
van <strong>het</strong> grote Stenen Koninkrijk <strong>–</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk van God onder Jezus Christus en Zijn<br />
overwinnaars (Dan. 2:44, 45).<br />
In Daniël 7 lezen wij meer details, waarbij wij zien dat de rijken van de “dieren” (leeuw,<br />
beer, luipaard en <strong>het</strong> naamloze dier) de macht zouden behouden totdat “<strong>het</strong> tijdstip was<br />
bereikt dat de heiligen <strong>het</strong> koningschap in bezit namen” (Dan. 7:22). <strong>De</strong>ze dierenrijken<br />
waren Babylon, Medië-Perzië, Grieke<strong>nl</strong>and en <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk. Daniël zag eveneens<br />
een “kleine hoorn” die de heerschappij bij de val van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk in 476 n.Chr. zou<br />
overnemen. Dit werd door Paaps R<strong>om</strong>e vervuld, dat tot op vandaag heerschappij voert.<br />
Wij zien dus dat <strong>het</strong> gevangenschap lang zou gaan duren en <strong>het</strong> besluit van Kores<br />
veranderde <strong>het</strong> ijzeren juk slechts in een houten juk.<br />
Juda werd dus simpelweg een van de provincies van <strong>het</strong> Medië-Perzië Rijk. Waar zij voor<br />
70 jaar onder een ijzeren juk hadden geleefd, zij nu onder een milder houten juk<br />
kwamen te staan. God stond <strong>het</strong> hen toe <strong>om</strong> als slaven van de Meden en de Perzen in<br />
<strong>het</strong> land te blijven. Dit Rijk wordt in Daniël 2 afgeschilderd als de twee armen van zilver<br />
en in Daniël 7 als de beer.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 43
Ongeveer 200 jaar later veranderde dit opnieuw, toen Alexander de Grote Perzië<br />
veroverde en <strong>het</strong> Griekse Rijk vormde. <strong>De</strong> heerschappij van <strong>het</strong> Griekse Rijk wordt in<br />
Daniël 2 als de bronzen buik en dijen van <strong>het</strong> grote beeld afgeschilderd. Dit beeld wordt<br />
eveneens in Daniël 7 afgeschilderd als <strong>het</strong> luipaard. In de verandering van Perzië tot<br />
Grieke<strong>nl</strong>and bleef <strong>het</strong> houten juk van Juda bestaan. Zij verwisselde slechts van meester.<br />
Toen Alexander stierf werd zijn Griekse Rijk onder zijn vier generaals verdeeld.<br />
Ptolemaeus ontving Egypte en Seleceus ontving Syrië. Palestina viel er tussenin en werd<br />
zodanig <strong>het</strong> <strong>strijd</strong>toneel van deze twee rijken, waarbij <strong>het</strong> de ene keer onder de<br />
heerschappij van Syrië viel en een andere keer onder Egypte. Nadat de Syrische koning<br />
enkele bijzondere onaangename zaken aan de tempel in Jeruzalem liet bouwen stonden<br />
in 163 v.Chr. ten slotte de Makkabeeën op, die <strong>het</strong> juk van Syrië afwierpen. Voor<br />
gedurende een eeuw was de natie van Juda (of Judea, zoals de Grieken <strong>het</strong> noemde)<br />
onafhankelijk. Het is opmerkelijk dat God <strong>het</strong> toestond dat vanwege de blasfemie van de<br />
Syrische koning <strong>het</strong> houten juk voor een tijdje werd ontn<strong>om</strong>en.<br />
Maar toen <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger onder leiding van P<strong>om</strong>peus Syrië en Judea veroverden<br />
kwam Judea weder<strong>om</strong> onder een houten juk te staan. Het R<strong>om</strong>einse Rijk werd in Daniël<br />
2 als de twee ijzeren benen afgeschilderd en in Daniël 7 als <strong>het</strong> naamloze dier.<br />
Vele Judeeërs morden en klaagden over de regering van R<strong>om</strong>e en accepteerden haar niet<br />
als Gods dienaar. Zij wilden niet onder <strong>het</strong> houten juk verkeren. Vele valse messiassen<br />
stonden op en beloofden <strong>om</strong> hen te bevrijden en <strong>het</strong> Koninkrijk van God te stichtten,<br />
maar allen faalden. <strong>De</strong> grote ijzeren tanden van R<strong>om</strong>e en de bronzen klauwen vertrapten<br />
alle tegenstand met haar voeten (Dan. 7:19). Als <strong>het</strong> volk de Schriften had begrepen,<br />
hadden ze geweten dat zijzelf tot inkeer moesten k<strong>om</strong>en en voor R<strong>om</strong>e moesten bidden,<br />
net zoals Jeremia had gezegd, namelijk voor <strong>het</strong> welzijn van Babylon te bidden. Maar<br />
naarmate de tijd vorderde begon de opstand jegens God te groeien en God reageerde<br />
hierop door de onderdrukking van R<strong>om</strong>e op te voeren.<br />
Als <strong>het</strong> volk had besloten <strong>om</strong> naar R<strong>om</strong>e toe vriendelijk te zijn, dan hadden de R<strong>om</strong>einen<br />
hen ook veel vriendelijker behandeld <strong>–</strong> net zoals ze met andere volken deden. Maar<br />
Judea was een lastig land <strong>om</strong> te regeren, want van al de provincies van R<strong>om</strong>e waren zij<br />
<strong>het</strong> meeste opstandig. R<strong>om</strong>e ging niet zachtmoedig met rebellie <strong>om</strong>. Zij waren van<br />
mening dat zij alle rebellie grondig moesten onderdrukken waarop zij duidelijk maakten<br />
dat alle opstand nutteloos was. Zij dachten dat zij met <strong>het</strong> uitroeien van alle hoop op<br />
succes zij de overgebleven opstandigheid zouden ontmoedigen.<br />
<strong>De</strong> Judeeërs waren echter van mening dat God aan hun kant stond, dat hun tempel <strong>het</strong><br />
huis van God was en dat God ernaar verlangde dat zij vrij en onafhankelijk waren. Zij<br />
zagen <strong>het</strong> heidense R<strong>om</strong>e als een goddeloze onderdrukker <strong>–</strong> en niet als Gods dienaar <strong>om</strong><br />
hen te tuchtigen tot zij zich bekeerden en de boodschap van Jeremia geloofden. Zij<br />
wilden zich net zo min aan <strong>het</strong> houten juk van R<strong>om</strong>e onderwerpen als hun voorvaders<br />
zich aan <strong>het</strong> houten juk van Babylon wilden onderwerpen. Zodoende wendde de Judese<br />
geschiedenis zich langzaam maar zeker tot de laatste ontknoping in 70 n.Chr. waarbij <strong>het</strong><br />
voor een ieder ten slotte duidelijk zou worden aan wiens zijde God zou staan. God streed<br />
voor R<strong>om</strong>e. Opnieuw werd Jeruzalem verwoest en plaatste God <strong>het</strong> volk weder<strong>om</strong> onder<br />
<strong>het</strong> ijzeren juk.<br />
DE OPSTAND TEGEN ROME (EN GOD): 66-73 N.CHR.<br />
In <strong>het</strong> boek van Abram Leon Sachar uit 1930, genaamd “A History of the Jews”, schrijft<br />
de Joodse auteur op pagina 117 <strong>het</strong> volgende,<br />
“Uiteindelijk kwam <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse geduld ten einde waarna de procurators barbaarse strengheid gingen<br />
hanteren. Bij ook maar de kleinste provocatie kwamen de soldaten opdraven. Eminente Joodse leiders werden<br />
gekruisigd, terwijl hele dorpen met de grond gelijk gemaakt werden. Dit alles tevergeefs. Een koorts van<br />
martelaarschap leek over de lastiggevallen menigte te k<strong>om</strong>en. Fanatici reisden met een vreemde woeste blik en<br />
in staat van waanzinnigheid heel <strong>het</strong> land door, waarbij ze profeteerden over <strong>het</strong> einde van de wereld en de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 44
k<strong>om</strong>st van de Messias. Grote menigten waren bereid <strong>om</strong> elk mogelijke visionair, die claimde inspiratie van<br />
boven te hebben, te volgen. Zeloten gingen hysterisch krijsend hun dood tegemoet. Wat moest iemand nu met<br />
zo’n natie doen? <strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen waren behoorlijk verbijsterd. Zij hadden wel vaker met dergelijke turbulente<br />
volken te maken gehad, maar geen van allen was zo tegendraads <strong>–</strong> zo waanzinnig hardnekkig.”<br />
Toen Florus de R<strong>om</strong>einse procurator van Judea was, begon in 66 n.Chr. de oorlog. Judea<br />
was ziedend van onrust en haat jegens de R<strong>om</strong>einen. <strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen waren van mening<br />
dat een volgende opstand op handen was. Hun eigen dipl<strong>om</strong>atie hadden ze zonder succes<br />
gebruikt. Nu instrueerde ze Florus <strong>om</strong> standvastig en indien nodig zelfs wreed te<br />
handelen. Joshephus, de Judese historicus in die tijd schreef in zijn “Wars of the Jews”,<br />
II, xiv, 3, 4, <strong>het</strong> volgende,<br />
“Daar<strong>om</strong> versterkte hij [Florus] elke dag hun calamiteiten <strong>om</strong> zo de kans op een opstand te verminderen… Op<br />
<strong>het</strong>zelfde m<strong>om</strong>ent begon in <strong>het</strong> twaalfde jaar van de regering van Nero en <strong>het</strong> zeventigste jaar van de regering<br />
van Agrippa in de maand Artemisius of Jyar de oorlog.”<br />
In onze huidige tijdberekening begon de oorlog in de lente van 66 n.Chr. Wanneer we de<br />
geschiedenis door de ogen van God lezen moeten we constateren dat geschiedenis<br />
simpelweg vervulde profetie is. Dus zonder enige kennis van geschiedenis kan men niet<br />
volledig begrijpen wat de profeten door inspiratie van God voorzegd hebben. Zij die de<br />
geschiedenis niet kennen zijn gedoemd haar te herhalen. In <strong>het</strong> geval van Juda in de<br />
eerste eeuw waren zij de wetten van tegenspoed vergeten en hechtten zij geen waarheid<br />
aan de boodschap van Jeremia. Zij vergaten de reden van <strong>het</strong> ijzeren juk van Babylon,<br />
waardoor zij gedoemd waren <strong>om</strong> tot dit zware oordeel terug te keren.<br />
God had de intentie <strong>om</strong> Jeruzalem en haar volk te oordelen voor hun hypocriete religie<br />
(zoals Jesaja dit hen voor had gehouden), die zij ten volle liet blijken door de verwerping<br />
van Johannes de Doper en Jezus Zelf door hun leiders. Johannes werd met <strong>het</strong> Pascha<br />
van 30 n.Chr. ter dood veroordeeld en Jezus was met <strong>het</strong> Pascha van 33 n.Chr.<br />
gekruisigd. Nu kwam hun genadeperiode van 40 jaar (die zij door Ezechiël in Ez. 4:6<br />
verkregen hadden) in 70-73 n.Chr. ten einde.<br />
God stuurde <strong>het</strong> hart van R<strong>om</strong>e aan door Florus over Jeruzalem aan te stellen, in de<br />
wetenschap dat zijn op angstgebaseerde beleid de Joodse rebellie alleen maar zou<br />
uitlokken, en die opstand zou op haar beurt een antwoord van R<strong>om</strong>e in <strong>het</strong> laatste<br />
oordeel uitlokken. Florus had er geen weet van dat hij slechts een pion in de handen van<br />
God was, want hij kon <strong>het</strong> grotere geheel niet overzien. Hetzelfde gold voor <strong>het</strong> volk van<br />
Judea.<br />
Rond die tijd werden een groep van Joodse extremisten, genaamd de Sicarii (Joodse<br />
“moordenaars”) uit Jeruzalem verbannen vanwege <strong>het</strong> veroorzaken van vernieling. Zij<br />
slaagden erin <strong>om</strong> heimelijk <strong>het</strong> fort van Masada in te nemen en de R<strong>om</strong>einse soldaten die<br />
daar verbleven <strong>om</strong> te leggen <strong>–</strong> dit nadat de Sicarii hadden beloofd <strong>om</strong> hun levens te<br />
sparen als zij zich simpelweg zouden overgeven. Josephus zegt hierover: “en zo werden<br />
al deze mannen dus barbaars gedood, met uitzondering van Metilius,” die gespaard werd<br />
<strong>om</strong>dat hij overeenstemde <strong>om</strong> een Jood te worden. (<strong>De</strong>ze moordenaars, of “terroristen”,<br />
zoals we ze vandaag de dag zouden noemen, verbleven in Masada totdat de R<strong>om</strong>einen<br />
hen in 73 n.Chr. veroverden.)<br />
Op <strong>het</strong>zelfde m<strong>om</strong>ent begon de gouverneur van de tempel in Jeruzalem met <strong>het</strong><br />
weigeren van <strong>het</strong> brengen van offers voor buite<strong>nl</strong>anders, en zij weigerden zelfs met <strong>het</strong><br />
gebruikelijke offer voor Caesar. Joshephus zegt ons in zijn “Wars of the Jews”, II, xvii, 2:<br />
“dit was <strong>het</strong> echte begin van de oorlog met de R<strong>om</strong>einen.”<br />
Binnen een paar maanden toen <strong>het</strong> volk voor <strong>het</strong> Loofhuttenfeest op weg was naar<br />
Jeruzalem braken ope<strong>nl</strong>ijke vijandelijkheden uit (Wars, II, xix, 1). R<strong>om</strong>e’s 12 e legioen<br />
van Antiochië werd onder leiding van Cestius Gallus verwoest. Vijfduizend driehonderd<br />
voetvolk en 380 ruiters werden gedood. <strong>De</strong> woede van R<strong>om</strong>e groeide hier door en<br />
bereidde zich voor <strong>om</strong> een groter leger te zenden <strong>om</strong> de opstand neer te drukken. Op dat<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 45
m<strong>om</strong>ent zou <strong>het</strong> blijken dat de woorden van Jezus in Lukas 21:20-22 hun vervulling<br />
gingen vinden:<br />
20 Wanneer u zult zien dat Jeruzalem door legers <strong>om</strong>ringd wordt, weet dan dat<br />
zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de<br />
bergen en wie in <strong>het</strong> midden van Jeruzalem zijn, daaruit wegtrekken en wie op<br />
de velden zijn, er niet in gaan. 22 Want dit zijn dagen van wraak, opdat al wat<br />
geschreven staat, vervuld wordt.<br />
Jezus sprak over de verwoesting van Jeruzalem zoals dit in Jeremia 19 voorzegd was.<br />
Eveneens sprak Hij over de “dagen van wraak” zoals geprofeteerd in Jes. 34:8. Hoewel<br />
deze profetieën hun laatste vervulling nog moeten vinden, werden zij ten minste<br />
gedeeltelijk vervuld door de oorlog van Babylon en opnieuw in de R<strong>om</strong>einse oorlog.<br />
<strong>De</strong> verwoesting van R<strong>om</strong>e’s 12 e legioen was de laatste daad die <strong>het</strong> lot van Jeruzalem<br />
bezegelde. In “Wars”, II, xx, 1, zegt Josephus,<br />
“Toen dit voorval door Cestius werd begaan vluchtten veel van de meest eminente Joden uit de stad weg, zoals<br />
zij van een zinkend schip zouden vluchtten.”<br />
Eusebius, de christelijke historicus uit de vierde eeuw en eveneens bisschop van<br />
Caesarea, schrijft in “Eccl. Hist.”, III, 5, hierover:<br />
“Verder werden de leden van de kerk in Jeruzalem, door een orakel die geschonken werd aan aanneembare<br />
personen daar, opgedragen <strong>om</strong> de stad te verlaten voordat de oorlog zou beginnen, en zij vestigden zich in een<br />
dorp in Perea, genaamd Pella. Zij die in Christus geloofden migreerden vanuit Jeruzalem naar Pella.”<br />
<strong>De</strong> christenen in Jeruzalem verhuisden naar Pella, een stad ten zuiden van de Jordaan,<br />
vele mijlen ten noorden van de Dode Zee. Met andere woorden, de tegenspoed zorgde<br />
binnen de kerk in Jeruzalem niet voor slachtoffers, zij vertegenwoordigden de goede<br />
vijgen van Juda. God bracht de tegenspoed <strong>om</strong> de slechte vijgen te oordelen <strong>–</strong> zij die <strong>het</strong><br />
judaïsme bleven aanhangen, zij die <strong>het</strong> wetteloze, hypocriete religieuze systeem dat<br />
Jezus als de Christus had verworpen bleven steunen. Op de ochtend van <strong>het</strong> Pascha in 70<br />
n.Chr. <strong>om</strong>singelden R<strong>om</strong>e Jeruzalem. <strong>De</strong> belegring duurde tot augustus, op Ab 10 werd<br />
de tempel verwoest, dit is dezelfde dag waarop de Babyloniërs de eerste tempel in 586<br />
v.Chr. hadden verbrand. Opnieuw zegt Josephus ons in “Wars”, VI, iv, 5,<br />
“Zo trok Titus [de R<strong>om</strong>einse generaal] zich in de toren van Antiochië terug en besloot daar de volgende morgen<br />
met zijn hele leger de tempel te bestormen en daar <strong>om</strong> <strong>het</strong> heilige huis heen een kampement op te zetten.<br />
Maar God had, wat betreft dat huis, <strong>het</strong> al lang geleden verdoemd <strong>om</strong> verbrand te worden. En nu was die fatale<br />
dag volgens de <strong>om</strong>loop van de eeuwen aanstaande; <strong>het</strong> was de tiende dag van de maand Lous, of Ab, waarop<br />
<strong>het</strong> al eerder door de koning van Babylon was verbrand.”<br />
HET IJZEREN JUK OPNIEUW OP DE SLECHTE VIJGEN VAN JUDA GEPLAATST<br />
In 70 n.Chr. werd Jeruzalem verwoest en de laatste verwoesting van <strong>het</strong> land geschiedde<br />
met de inname van Masada in 73 n.Chr. Gedurende deze hele tijd namen de Judeeërs<br />
dezelfde houding over als van hun voorvaders in de dagen van Jeremia. Zij konden niet<br />
geloven dat God echt tegen hen zou <strong>strijd</strong>en. Zij konden niet geloven dat God hen voor<br />
hun zonden aan <strong>het</strong> oordelen was. Zij konden niet geloven dat <strong>het</strong> de wil van God was<br />
dat zij zich aan hun gehate veroveraars zouden onderwerpen. En daar<strong>om</strong> lieten de<br />
religieuze zeloten en de patriotten onder hen de volslagen rampspoed over <strong>het</strong> volk<br />
k<strong>om</strong>en.<br />
Uit de geschiedenis blijkt duidelijk dat in 70 n.Chr. de Joden onder <strong>het</strong> ijzeren juk, zoals<br />
dit in de wetten van tegenspoed wordt gedefinieerd, kwamen te staan. <strong>De</strong>ut. 28:48-50<br />
zegt,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 46
48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en<br />
dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u een ijzeren juk op de hals<br />
leggen, totdat Hij u wegvaagt. 49 <strong>De</strong> HEERE zal een volk van ver weg tegen u<br />
doen opk<strong>om</strong>en, van <strong>het</strong> einde van de aarde, zoals een arend aan k<strong>om</strong>t zweven;<br />
een volk waarvan u de taal niet verstaat, 50 een meedoge<strong>nl</strong>oos volk, dat oude<br />
mensen niet ontziet en jonge mensen niet genadig is.<br />
Het nationale symbool van R<strong>om</strong>e was een arend. Het R<strong>om</strong>einse Rijk was eveneens <strong>het</strong><br />
vierde dierkoninkrijk in Daniël, dat de profeet beschrijft als in <strong>het</strong> bezit zijnde van<br />
IJZEREN benen. Daar<strong>om</strong> lijkt deze profetie van <strong>het</strong> ijzeren juk en volk als een arend<br />
bijzonder van toepassing op R<strong>om</strong>e.<br />
52 Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat uw hoge en versterkte muren,<br />
waarop u in heel uw land vertrouwde, neervallen. Het zal u benauwen in al uw<br />
poorten, in heel uw land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft.<br />
Het R<strong>om</strong>einse leger belegerde Jeruzalem en al de dorpen van Judea totdat zij allen<br />
onderworpen waren, net zoals Mozes dit in <strong>het</strong> bijzonder vermeldde.<br />
62 U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren<br />
aan de hemel, <strong>om</strong>dat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam<br />
geweest bent. 63 En <strong>het</strong> zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde <strong>om</strong><br />
u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden<br />
<strong>om</strong> u <strong>om</strong> te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit <strong>het</strong> land<br />
waar u naartoe gaat <strong>om</strong> <strong>het</strong> in bezit te nemen. 64 <strong>De</strong> HEERE zal u verspreiden<br />
onder al de volken, van <strong>het</strong> ene einde van de aarde tot aan <strong>het</strong> andere einde van<br />
de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend<br />
hebben, hout en steen. 65 Daarbij zult u onder die volken niet tot rust k<strong>om</strong>en en<br />
uw voetzool zal geen rustplaats hebben, want de HEERE zal u daar een bevend<br />
hart, kwijnende ogen en een treurende ziel geven.<br />
Merk op dat Mozes zei dat dit zou gaan gebeuren wanneer <strong>het</strong> volk ongehoorzaam aan<br />
God zou zijn. Zij die de woorden van Mozes niet geloven zullen de R<strong>om</strong>einen de schuld<br />
geven voor deze aanval in 70 n.Chr. Anderen zullen <strong>het</strong> verwijten aan de<br />
<strong>om</strong>standigheden. S<strong>om</strong>mige christenen zullen de duivel de schuld geven. Maar Mozes<br />
schrijft deze tegenspoed aan God toe. In Johannes 5:45-47 zei Jezus <strong>het</strong> volgende over<br />
hen,<br />
45 <strong>De</strong>nk niet dat Ik u zal aanklagen bij de Vader; die u aanklaagt, is Mozes, op<br />
wie u uw hoop gevestigd hebt. 46 Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven;<br />
want hij heeft over Mij geschreven. 47 Maar als u zijn Schriften niet gelooft, hoe<br />
zult u Mijn woorden geloven?<br />
Het ijzeren juk, zoals <strong>het</strong> door Mozes was gedefinieerd, betekende dat de Judeeërs uit<br />
<strong>het</strong> land werden gezet. Meer dan een miljoen Joden kwamen in deze oorlog <strong>om</strong>. Nog<br />
meer werden als slaaf in anderen landen verkocht. Toch werd nog niet echt iedereen<br />
uitgezet. Oftewel, zij mochten zich nog wel in <strong>het</strong> land bevinden. <strong>De</strong> instelling ging pas<br />
van kracht toen een andere opstand zich voordeed, bekend onder de naam Bar Kochbaopstand<br />
van 132-135 n.Chr.<br />
Ondanks al hun tegenwerpingen geloofden de Joden Mozes net zo min als zij Jezus<br />
geloofden. Als zij Mozes hadden geloofd, dan hadden zij wel begrepen dat <strong>het</strong> niet de<br />
R<strong>om</strong>einen waren, maar dat <strong>het</strong> God was die <strong>het</strong> oordeel en de tegenspoed over hen<br />
bracht. Als zij Jeremia hadden geloofd, dan hadden zij zich aan de R<strong>om</strong>einen<br />
onderworpen en hadden zij zich vermenigvuldigd onder <strong>het</strong> houten juk, net zoals hun<br />
voorvaderen dit in Babylon hadden gedaan. Maar hun reactie jegens <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 47
was dezelfde reactie als die van de slechte vijgen jegens <strong>het</strong> leger van Babylon vele jaren<br />
eerder.<br />
Zij begrepen niet dat God hen aan <strong>het</strong> oordelen was. In plaats daarvan besloten zij <strong>om</strong><br />
tot de dood toe te <strong>strijd</strong>en, denkende dat God te allen tijde aan hun kant zou staan. Het<br />
lijkt een historisch feit te zijn dat zij die wetteloos zijn, eveneens ook blind zijn voor hun<br />
eigen wetteloosheid. Vanwege deze reden bevochten zij degenen die God had<br />
opgeworpen <strong>om</strong> de natie te oordelen. Zij bevochten de stok, in plaats van zich te<br />
vernederen voor <strong>De</strong>gene die deze hanteerde. <strong>De</strong>ut. 28:64 profeteert dat zij in hun<br />
gevangenschap andere goden in andere landen zouden gaan dienen. Judaïsme vervult<br />
deze profetie eveneens, want zij dienen niet de God van de Bijbel, behalve dan met hun<br />
lippen.<br />
En daar<strong>om</strong> staan Joodse geschiedenisboeken vol van klachten over hoe andere volken<br />
hen slecht hebben behandeld. Laten wij ons als christenen niet mengen met hen die<br />
doelbewust anderen mishandelen, waaronder de Joden. En laten wij eveneens erkennen<br />
dat God een goddeloos volk opwierp <strong>om</strong> hen volgens de wet van Mozes te oordelen. God<br />
gebruikt naast goede mensen ook slechte mensen voor Zijn doeleinden <strong>–</strong> <strong>het</strong>zij op<br />
verschillende manieren.<br />
DE TIMING VAN HET OORDEEL OVER JERUZALEM<br />
Dit oordeel van God kwam over hen als direct gevolg van hun verwerping en executie<br />
van Johannes de Doper en Jezus Christus. God had hen 40 jaar van genade geschonken<br />
waarin zij tot bekering konden k<strong>om</strong>en, zij weigerden dit echter te doen. In hun blinde<br />
overijverigheid bleven zij <strong>strijd</strong>en tot heel <strong>het</strong> land geruïneerd was en er miljoenen<br />
mensen dood of in slavernij verkocht waren.<br />
Johannes de Doper werd met <strong>het</strong> Pascha van 30 n.Chr. gedood, dit was ca. zes maanden<br />
nadat hij Jezus had gedoopt. Mattheüs 14:1-12 zegt ons dat nadat Johannes was<br />
geëxecuteerd zijn discipelen naar Jezus gingen en Hem <strong>het</strong> nieuws vertelden. Vervolgens<br />
voedde Jezus de 5000 met vijf broden en twee vissen. (Hetzelfde verhaal wordt in<br />
Johannes 6 verteld, waar wij zien dat dit wonder rond de tijd van Pascha werd gedaan.)<br />
Johannes stierf op <strong>het</strong> Pascha van 30 n.Chr.<br />
Veertig jaar later, met <strong>het</strong> Pascha van 70 n.Chr., begonnen de R<strong>om</strong>einen de stad<br />
Jeruzalem te belegeren. Josephus, een van de Judese generaals die tot aan deze<br />
belegering tegen de R<strong>om</strong>einen had gevochten, schreef van de 115.880 doden en<br />
gewonden die door een van de poorten van Jeruzalem werden gedragen. In zijn “Wars of<br />
the Jews”, V, xiii, 7, schreef hij:<br />
“Niet minder dan honderdvijftienduizend achthonderdtachtig dode lichamen, binnen de tijd tussen de<br />
veertiende dag van de maand Xanthicus of Nissan [d.w.z. Pascha], toen de R<strong>om</strong>einen hun kamp bij de stad<br />
opzetten, en de eerste dag van de maand Panemus of Tamuz."<br />
Josephus beschreef dat de R<strong>om</strong>einen hun kamp rond Jeruzalem opzetten <strong>om</strong> zo de<br />
belegering op <strong>het</strong> Pascha van 70 n.Chr. te beginnen. Dit was exact veertig jaar na de<br />
executie van Johannes de Doper. <strong>De</strong> stad werd eind augustus dat jaar verwoest. <strong>De</strong><br />
tempel werd verbrand. Door de hitte hiervan smolt al <strong>het</strong> goud. Later wrikte in de <strong>strijd</strong><br />
<strong>om</strong> <strong>het</strong> goud heel <strong>het</strong> volk elke steen van de andere los <strong>om</strong> <strong>het</strong> goud, dat zich tussen de<br />
stenen bevond, te verzamelen. Toen de verwoesting eenmaal was geschied stond er<br />
geen enkele steen meer op de andere, <strong>het</strong>geen Jezus in Mat. 24: 1, 2, al voorzegt had,<br />
1 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar<br />
Hem toe <strong>om</strong> Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. 2 Jezus antwoordde<br />
en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op<br />
de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 48
Op deze manier werden de woorden van Jezus vervuld.<br />
DE INNAME VAN MASADA: 73 N.CHR.<br />
<strong>De</strong> Zeloten waren de Joodse extremisten in die tijd. Zij werden de Sicarii genoemd, wat<br />
“volk van de dolken” betekent. Het waren moordenaars en terroristen. Een ieder die hen<br />
niet hielp <strong>om</strong> de R<strong>om</strong>einse overheid <strong>om</strong>ver te werpen was hun vijand. Een van de<br />
discipelen van Jezus, Simon Zelotes, was een van hen geweest (Luk. 6:15), totdat Jezus<br />
hem een betere weg toonde. Zelotes betekent “de Zeloot”.<br />
In 73 n.Chr. was een man genaamd Eleazar de c<strong>om</strong>mandant van de Sicarii. Voordat ze<br />
naar Masada gingen doodden hij en zijn mannen duizenden mensen in Jeruzalem,<br />
waarmee hij <strong>het</strong> volk terroriseerde zodat ze zich bij hem zouden aansluiten in de opstand<br />
tegen de R<strong>om</strong>einen. Een ieder onder hen die vreedzaam was werd gedood. Toen de<br />
Sicarii uiteindelijk uit Jeruzalem werden verbannen namen zij de vestingberg Masada in.<br />
Drie jaar na de verwoesting van Jeruzalem namen de R<strong>om</strong>einen ten slotte Masada in. <strong>De</strong><br />
R<strong>om</strong>einen hadden een verhoging moeten bouwen <strong>om</strong> zo de vesting in te nemen. Hun<br />
verhoging was op de veertiende dag van de eerste maand in 73 n.Chr. af. Dit was de dag<br />
waarop <strong>het</strong> volk normaliter hun lammeren voor <strong>het</strong> Pascha zou slachten <strong>om</strong> ze diezelfde<br />
avond nog op te eten. <strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen besloten <strong>om</strong> Masada de volgende morgen te<br />
bestormen. Maar die nacht drongen de Sicarii elkaar erop aan <strong>om</strong> in plaats van Pascha te<br />
vieren, zelfmoord te plegen. Slechts een vrouw en vijf kinderen konden zich verbergen<br />
en ontkwamen aan <strong>het</strong> gericht. Het feit dat ze die nacht zichzelf moesten verbergen duidt<br />
erop dat <strong>het</strong> meer was dan een vrijwillige zelfmoord. Het was eveneens moord onder <strong>het</strong><br />
m<strong>om</strong> van “geassisteerde zelfmoord”. Het is onmogelijk <strong>om</strong> te zeggen hoeveel mensen<br />
daadwerkelijk gedood werden. In “Wars of the Jews”, VII, ix, 1, zegt Josephus,<br />
“<strong>De</strong>ze rampspoedige slachting geschiedde op de vijftiende dag van de maand Xanthicus, oftewel Nisan.”<br />
Dit brengt de slachting van de eerstgeborenen in Egypte in herinnering, die eveneens op<br />
de oorspronkelijk nacht van Pascha geschiedde. <strong>De</strong> enige reden waar<strong>om</strong> de Israëlieten<br />
aan deze slachting ontkwamen was <strong>om</strong>dat zij <strong>het</strong> bloed van <strong>het</strong> lam op hun deurposten<br />
en dorpels hadden aangebracht. Ex. 12:12, 13 zegt,<br />
12 Want Ik zal in deze nacht door <strong>het</strong> land Egypte trekken en alle<br />
eerstgeborenen in <strong>het</strong> land Egypte treffen, van de mensen tot <strong>het</strong> vee. En Ik zal<br />
aan al de goden van de Egyptenaren strafgerichten voltrekken, Ik, de HEERE.<br />
13 En <strong>het</strong> bloed zal u tot een teken zijn aan de huizen waarin u verblijft. Als Ik<br />
<strong>het</strong> bloed zie, zal Ik u voorbijgaan en er zal geen plaag onder u zijn die verderf<br />
teweegbrengt, als Ik <strong>het</strong> land Egypte zal treffen.<br />
<strong>De</strong> Sicarii vierden in de lente van 73 n.Chr. geen Pascha. In plaats daarvan hielpen zij<br />
elkaar <strong>om</strong> op de nacht, die terugdacht aan de slachting van de eerstgeborenen van<br />
Egypte, zelfmoord te plegen. <strong>De</strong>ze gebeurtenis identificeert de Sicarii met de<br />
Egyptenaren die op dat eerste Pascha stierven, en niet met de religieuze Israëlieten. Het<br />
is eveneens opvallend dat de Sicarii-terroristen die bij Masada <strong>om</strong> <strong>het</strong> leven kwamen<br />
vandaag de dag door de Israëli’s als helden worden herdacht. Maar in plaats daarvan<br />
moeten zij juist herdacht worden als voorbeelden van slechte vijgen wiens houding en<br />
daden door alle k<strong>om</strong>ende generaties moeten worden verafschuwd.<br />
Josephus benadrukt dat deze religieuze zeloten (de Sicarii) onder degenen verkeerden<br />
die <strong>het</strong> meest verantwoordelijk waren voor de rampen die over Jeruzalem en <strong>het</strong> hele<br />
volk kwamen. Hun rebelse leer was “<strong>om</strong> God te zien als hun enige Heer en Meester”<br />
(“Wars”, VII, x, 1). Zij geloofden niet dat God ernaar verlangde dat zij door een<br />
buite<strong>nl</strong>ander werden bestuurd. Hiermee bedoelden ze dat zij Gods goedkeuring hadden<br />
<strong>om</strong> de oorlog te verklaren aan ieder volk dat hen overweldigd had. Zij begrepen de wet<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 49
van tegenspoed in <strong>De</strong>ut. 28 niet. Zij begrepen ook <strong>het</strong> boek Richteren niet, waar God<br />
heel duidelijk naar voren laat k<strong>om</strong>en dat Hij ze geen vrijheid zou verlenen wanneer zij in<br />
opstand tegen Zijn wet leefden en een onberouwvolle houding aannamen. Noch leerden<br />
zij iets uit de geschriften van Jeremia en de verwoesting van Jeruzalem door Babylon.<br />
<strong>De</strong> slechte vijgen slaagden er slechts in <strong>om</strong> door hun ijver <strong>om</strong> <strong>het</strong> houten juk af te<br />
werpen een ijzeren juk te verzekeren. Velen werden afgeslacht, <strong>het</strong> land was geruïneerd<br />
en de mensen werden als gevangen en slaven naar <strong>het</strong> buite<strong>nl</strong>and gezonden. Alles wat<br />
Mozes in de wet van tegenspoed had geprofeteerd kwam over hen.<br />
Dit ijzeren juk duurde tot aan de twintigste eeuw voort, waarbij <strong>het</strong> moderne zionisme<br />
ontstond. Zionisme was een poging <strong>om</strong> <strong>het</strong> ijzeren juk af te werpen en <strong>om</strong> naar <strong>het</strong> oude<br />
land terug te keren zonder eerst berouw te tonen over hun vijandschap tegen Jezus<br />
Christus, zoals de wet dit eist. Daar<strong>om</strong> is deze beweging zelf wetteloos. Maar vele Joden<br />
werden moe van <strong>het</strong> wachten, waarbij zij verblind bleven voor de oorzaak van hun eigen<br />
diaspora.<br />
<strong>De</strong> vraag is dan: waar<strong>om</strong> slaagde <strong>het</strong> zionisme erin <strong>om</strong> een Israëlische staat te vestigen,<br />
zelfs waarbij de wet van tegenspoed dit onmogelijk lijkt te maken? Er bestaat geen<br />
Bijbels voorschrift hoe men een juk van hout of ijzer kon afwerpen, dan alleen <strong>het</strong><br />
voorschrift van bekering. Het antwoord kan gevonden worden in <strong>het</strong> feit dat judaïsme<br />
twee soorten profetieën vervult, een van Juda en een van Ed<strong>om</strong>. Onder de banier van<br />
Juda kon <strong>het</strong> volk door goddelijke wetgeving <strong>het</strong> ijzeren juk niet afwerpen.<br />
Maar onder de banier van Ed<strong>om</strong> hadden de Joden een echte zaak <strong>om</strong> aan <strong>het</strong> goddelijk<br />
gerechtshof voor te leggen. God had Ezau-Ed<strong>om</strong> beloofd dat hij <strong>het</strong> land Kanaän zou<br />
ontvangen. Omdat Jakob-Israël <strong>het</strong> land door fraude had verkregen werd hij door de wet<br />
verplicht <strong>om</strong> <strong>het</strong> aan zijn broer terug te geven. En daar<strong>om</strong> werd in 1948 de vlag “Union<br />
Jack” van Groot-Brittannië uit Palestina verwijderd en was een nieuwe natie geboren, een<br />
natie die zichzelf Israël noemde. <strong>De</strong> naam “Jack” is een afkorting van Jakob. In 1948<br />
werd Jakob gedwongen <strong>om</strong> <strong>het</strong> land aan de zionistische Joden terug te geven, dit niet<br />
<strong>om</strong>dat zij van <strong>het</strong> noordelijke huis van Israël afstamden, noch <strong>om</strong>dat zij van <strong>het</strong><br />
zuidelijke huis van Juda afstamden, maar vanwege hun afstamming van Ed<strong>om</strong>.<br />
Maar voordat wij deze recente gebeurtenissen uit de twintigste eeuw kunnen gaan<br />
begrijpen moeten we eerst de betekenis van de verwerping van Jezus Christus bij Zijn<br />
eerste k<strong>om</strong>st uitleggen.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 50
HOOFDSTUK 6<br />
<strong>De</strong> verwerping van Jezus<br />
Het is algemeen bekend dat <strong>het</strong> volk van Juda Jezus als de Messias verwierp. <strong>De</strong> meeste<br />
mensen weten ook dat Judas, toen hij zich aansloot bij de vijanden van Jezus, Jezus<br />
verraadde, ondanks dat hij een discipel en vriend van Jezus was. Maar slechts weinigen<br />
begrijpen dat dit gehele verhaal van Jezus’ verwerping al als afschaduwing in <strong>het</strong> Oude<br />
Testament in <strong>het</strong> verhaal van Absal<strong>om</strong>, die met behulp van Achitofel de troon van zijn<br />
vader toe-eigende, wordt geprofeteerd.<br />
Om volledig te kunnen bevatten waar<strong>om</strong> en hoe de Joden Jezus als de Messias<br />
verwierpen, moeten men <strong>het</strong> overeenk<strong>om</strong>stige verhaal in <strong>het</strong> Oude Testament zien. Wij<br />
kunnen geen correct begrip van <strong>het</strong> Nieuwe Testament verkrijgen, tenzij wij de beelden<br />
en afschaduwen van <strong>het</strong> Oude Testament bestuderen.<br />
ABSALOM: DE TIJDELIJKE VEROVERAAR VAN DAVIDS TROON<br />
<strong>De</strong> familieproblemen van David kwamen voort uit zijn affaire met Bathseba. In 2 Samuël<br />
13 lezen we <strong>het</strong> verhaal van Amnon, de zoon van David, en hoe hij zijn halfzus Tamar<br />
verkrachtte. Tamar en Absal<strong>om</strong> waren broer en zus. Hun moeder was Maächa, een<br />
buite<strong>nl</strong>andse prinses, zoals we in 2 Sam. 3:3 kunnen lezen,<br />
3 zijn tweede was Chileab, van Abigaïl, de vrouw van Nabal, uit Karmel; de<br />
derde Absal<strong>om</strong>, de zoon van Maächa, de dochter van Talmai, koning van Gesur;<br />
Absal<strong>om</strong> haatte Amnon voor <strong>het</strong> verkrachten van zijn zus (2 Sam. 13:22). Zijn haat<br />
sluimerde gedurende twee jaar, en in die tijd leek zijn vader (koning David) geen actie te<br />
ondernemen <strong>om</strong> Amnon terecht te stellen. Door de gedachte van David te bestuderen<br />
kunnen we er zeker van zijn dat hij over deze situatie ernstig had gebeden met de vraag<br />
wat hij moest doen. <strong>De</strong> wet die hierop van toepassing is kunnen we vinden in Lev. 18:9,<br />
9 <strong>De</strong> schaamdelen van uw zuster, de dochter van uw vader of de dochter van<br />
uw moeder, of ze nu in dit gezin of daarbuiten geboren is, hun schaamdelen<br />
mag u niet ontbloten.<br />
<strong>De</strong>rgelijk gedrag was een van de redenen waar<strong>om</strong> God de Kanaänieten <strong>het</strong> land uitzette<br />
toen de maat vol was. Het oordeel van de wet kunnen we vinden in Lev. 18:24-29,<br />
24 U mag uzelf niet verontreinigen met al die dingen, want de heidenvolken die<br />
Ik vóór u uit ga verdrijven, hebben zich met al die dingen verontreinigd…<br />
27 Want de mensen in dit land die er vóór u waren, hebben al die gruweldaden<br />
gedaan, zodat <strong>het</strong> land onrein geworden is. 28 Laat <strong>het</strong> land u niet uitspuwen,<br />
<strong>om</strong>dat u <strong>het</strong> verontreinigt, zoals <strong>het</strong> <strong>het</strong> heidenvolk dat er vóór u was,<br />
uitgespuwd heeft. 29 Want al wie ook maar één van al die gruweldaden doet, de<br />
personen die ze doen, moeten uit <strong>het</strong> midden van hun volk uitgeroeid [of<br />
afgesneden/verbannen] worden.<br />
Het is dus zeker dat David gebeden had over <strong>het</strong> verbannen van Amnon, waarmee hij<br />
hem van Juda zou afsnijden en hem zo zijn burgerlijke rechten zou ontnemen, want dit<br />
was <strong>het</strong> oordeel van de wet. Toch herinnerde hij zich ook zijn eigen zonde met Bathseba.<br />
David zelf was ook schuldig van zowel overspel met Bathseba als de moord op Uria haar<br />
man. In die situatie was God jegens David genadig geweest, waarbij hij besloot dat niet<br />
David, maar zijn zoon, de zoon van Bathseba, zou sterven. Dat hele verhaal wordt in 2<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 51
Samuël 12, <strong>het</strong> hoofdstuk direct voor <strong>het</strong> voorval van Amnons verkrachting van Tamar,<br />
verteld.<br />
Toen de profeet Nathan David confronteerde met zijn zonde, vertelde hij David eerst een<br />
verhaal over een rijke man die <strong>het</strong> enige lam van zijn arme buurman had gen<strong>om</strong>en <strong>om</strong><br />
aan zijn gasten voor te schotelen. David werd woest <strong>om</strong> deze ongerechtigheid en<br />
kondigde een oordeel voor de rijke man aan. In 2 Sam. 12:5, 6, zei hij tegen Nathan,<br />
5 …Zo waar de HEERE leeft, voorzeker, de man die dat gedaan heeft, is een kind<br />
des doods! 6 En dat ooilam moet hij viervoudig vergoeden, <strong>om</strong>dat hij dit gedaan<br />
heeft en geen medelijden had.<br />
Davids zoon werd als plaatsvervanger gekozen <strong>om</strong> voor zijn zonden te sterven. Die zoon<br />
van David was een beeld van Christus, geroepen <strong>om</strong> voor onze zonden te sterven. Maar<br />
<strong>het</strong> tweede deel van dit oordeel van David was dat hij <strong>het</strong> volgens de wet viervoudig<br />
moest vergoeden (Ex. 22:1-4). Zo zien wij vervolgens dat David de jaren daarna vier<br />
zonen zou verliezen: <strong>het</strong> naamloze kind, Amnon, Absal<strong>om</strong> en Adonia.<br />
Toen David te weten kwam wat Amnon had gedaan, ontstak hij in hevige woede (2 Sam.<br />
13:21), maar hij wist wel beter dan de situatie te veroordelen in een woedende toestand.<br />
Daarnaast kende hij de genade van God persoo<strong>nl</strong>ijk. Door <strong>het</strong> bestuderen van de wet<br />
wist David maar al te goed dat <strong>het</strong> zijn van een rechter niet zo makkelijk was, dan dat<br />
<strong>het</strong> voor een legalist leek te zijn. En daar<strong>om</strong> bleef hij voortdurend in gebed <strong>om</strong> er zo<br />
achter te k<strong>om</strong>en hoe hij Amnons daad volgens de gedachte van God met een juiste<br />
balans tussen rechtvaardigheid en genade moest oordelen. Het afwachten van <strong>het</strong><br />
veroordelen van Amnon <strong>het</strong> niet ten doel dat <strong>het</strong> voorval in de vergetelheid zou raken,<br />
want geen enkele vader kan een dergelijke situatie vergeten.<br />
Dit wachten was goddelijk ingegeven en <strong>het</strong> was, zoals we snel zullen ontdekken,<br />
noodzakelijk <strong>om</strong> de profetische beelden en afschaduwen van de k<strong>om</strong>ende gebeurtenissen<br />
te vervullen.<br />
Absal<strong>om</strong> had echter geen idee waar<strong>om</strong> zijn vader zo lang wachtte. Hoewel David zeer<br />
boos was, bleef de haat van Absal<strong>om</strong> maar groeien (2 Sam. 13:22). Hierin zit een<br />
verschil, want ten slotte verteerde zijn haat hem en nam hij <strong>het</strong> recht in eigen hand en<br />
beging hij als legalist een onwettige daad. Legalisme is de ergste vorm van<br />
wetteloosheid, want <strong>het</strong> verblind.<br />
Absal<strong>om</strong> organiseerde een familiefeest en droeg de slaven op <strong>om</strong> Amnon op dat feest te<br />
doden. Het c<strong>om</strong>plot slaagde (2 Sam. 13:28-33). Amnon werd vermoord en Absal<strong>om</strong><br />
vluchtte naar Gesur, waar hij bij Talmai, de vader van zijn moeder, ging wonen. In 2<br />
Sam. 13:37-39 lezen we <strong>het</strong> volgende,<br />
37 Absal<strong>om</strong> was gevlucht en naar Talmai, de zoon van Ammihur, koning van<br />
Gesur, gegaan. En David rouwde over zijn zoon, al die dagen. 38 Absal<strong>om</strong> was<br />
dus gevlucht en naar Gesur gegaan. Hij bleef daar drie jaar. 39 Koning David<br />
verlangde ernaar uit te trekken naar Absal<strong>om</strong>, want hij had troost gevonden<br />
over Amnon, dat hij dood was.<br />
Absal<strong>om</strong> verkreeg dus asiel in Gesur en bleef daar drie jaar. Gedurende die drie jaar<br />
verlangde David naar zijn zoon, maar hij ondernam of zei niets waardoor zijn zoon naar<br />
Jeruzalem zou terugkeren. David wist dat Absal<strong>om</strong> onwettig had gehandeld en dat<br />
verbanning hem daar<strong>om</strong> ten deel viel. Maar vanuit Absal<strong>om</strong>s oogpunt was hij ervan<br />
verzekerd dat hij recht had gedaan door Amnon te doden en was van mening dat zijn<br />
verbanning, hoewel noodzakelijk, onrechtvaardig was. Hij wilde terug naar <strong>het</strong> land gaan.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 52
Ten slotte vroeg Absal<strong>om</strong> aan Davids generaal Joab <strong>om</strong> voor hem te bemiddelen. Pas<br />
toen stond David <strong>het</strong> toe dat Absal<strong>om</strong> in vrede terug naar Jeruzalem mocht keren. Maar<br />
er gingen nog eens twee jaar voorbij waarin David bleef weigeren <strong>om</strong> Absal<strong>om</strong> te<br />
ontmoeten (2 Sam. 14:28).<br />
Ten slotte riep Absal<strong>om</strong> Joab nogmaals tot zich, maar nu weigerde Joab op te k<strong>om</strong>en<br />
draven. Vervolgens gaf Absal<strong>om</strong> zijn knechten de opdracht <strong>om</strong> een stuk grond van Joab<br />
met gerst erop in de fik te steken, en dit deden zij vervolgens. Dit kwam Joab te weten,<br />
waarop hij meteen naar Absal<strong>om</strong> ging <strong>om</strong> verhaal te halen. Vervolgens stond Absal<strong>om</strong><br />
erop dat Joab naar David zou gaan <strong>om</strong> in zijn naam te bemiddelen. Het plan werkte.<br />
Absal<strong>om</strong> kon weer in de aanwezigheid van zijn vader David verkeren. In 2 Sam. 14:33<br />
lezen we <strong>het</strong> volgende,<br />
33 Toen ging Joab bij de koning naar binnen en vertelde <strong>het</strong> hem. <strong>De</strong>ze riep<br />
Absal<strong>om</strong> bij zich, en hij kwam bij de koning en boog zich voor hem neer met zijn<br />
gezicht ter aarde, vóór de koning; en de koning kuste Absal<strong>om</strong>.<br />
Niet lang daarna besloot Absal<strong>om</strong> dat zijn vader <strong>het</strong> niet waard was <strong>om</strong> koning te zijn en<br />
beraamde hij een plan <strong>om</strong> hem te overweldigen en zo zijn troon toe te eigenen. Daar<strong>om</strong><br />
vroeg hij toestemming aan David <strong>om</strong> naar <strong>het</strong> zuiden, naar Hebron, te gaan <strong>om</strong> “zijn<br />
geloften na te k<strong>om</strong>en” (2 Sam. 15:7). David stond dit toe, maar toen Absal<strong>om</strong> in Hebron<br />
aankwam riep hij zichzelf uit als koning (2 Sam. 15:10). Eveneens stuurde hij<br />
boodschappers naar Achitofel, de raadgever en vriend van David, <strong>om</strong> zich bij hem aan te<br />
sluiten. Achitofel gaf gehoor aan de oproep en sloot zich bij hem aan. Op deze manier<br />
verraadde hij David door Absal<strong>om</strong> hulp te bieden <strong>om</strong> de troon toe te eigenen. 2 Sam.<br />
15:12 zegt,<br />
12 Absal<strong>om</strong> stuurde, toen hij de offers ging brengen, ook een bode <strong>om</strong><br />
Achitofel, de Giloniet, Davids raadsman, uit zijn stad, uit Gilo te halen. <strong>De</strong><br />
samenzwering werd sterk en <strong>het</strong> volk bij Absal<strong>om</strong> nam gaandeweg in aantal<br />
toe.<br />
Nu zal iemand zich afvragen waar<strong>om</strong> Achitofel de kant van Absal<strong>om</strong> koos. Maar wanneer<br />
we zien dat Achitofel de opa van Bathseba was, worden de motieven duidelijk. 2 Sam.<br />
11:3 zegt ons,<br />
3… Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria, de Hethiet?<br />
In 2 Sam. 23:34 lezen we in de genealogische optekening van “Eliam, de zoon van<br />
Achitofel, uit Gilo.” Met andere woorden, Achitofel had een zoon met de naam Eliam, die<br />
op zijn beurt een dochter met de naam Bathseba had, welke de vrouw was waar David<br />
overspel mee had gepleegd (2 Samuël 11). Een genealogisch overzicht zou er als volgt<br />
uit zien:<br />
Obed Achitofel<br />
| |<br />
Isaï Eliam<br />
| |<br />
David huwt Bathseba<br />
Achitofel had David nooit voor deze zonde vergeven en dit maakte hem kwetsbaar voor<br />
de verleiding <strong>om</strong> David te verraden, ondanks <strong>het</strong> feit dat hij Davids raadgever en vriend<br />
was. Later schreef David in Psalm 41:10 <strong>het</strong> volgende over Achitofel,<br />
10 Zelfs de man met wie ik in vrede leefde, op wie ik vertrouwde, die mijn<br />
brood at, heeft mij hard nagetrapt [letterlijk: heeft tegen mij een hiel groot gemaakt<br />
of opgeheven].<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 53
In Johannes 13:18 citeerde Jezus dit vers, waarbij Hij <strong>het</strong> profetisch toepaste op Judas<br />
de verrader:<br />
18 Ik zeg dit niet van u allen; Ik weet wie Ik uitverkoren heb. Maar de Schrift<br />
moet vervuld worden: Wie Mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.<br />
David had vertrouwen in Achitofel, maar in zijn citaat van Ps. 41:9 liet Jezus <strong>het</strong> stuk “op<br />
wie ik vertrouwde” weg, want Hij wist dat Judas Hem zou verraden. In dit opzicht<br />
verschilde Jezus van David, want Hij wist dat Hij Judas niet kon vertrouwen. Toch zien<br />
wij hierin dat Achitofel een beeld en afschaduwing van Judas was. Achitofel verraadde<br />
David. Judas verraadde de Zoon van David.<br />
Door dit beeld door te trekken zien wij dat de rol van Absal<strong>om</strong> in <strong>het</strong> toe-eigenen van de<br />
troon van David later door de natie Juda werd overgen<strong>om</strong>en, in <strong>het</strong> bijzonder door de<br />
hogepriesters.<br />
GEKRUISIGD OP DE “SCHEDEL” VAN DE OLIJFBERG<br />
David weigerde <strong>om</strong> tegen Absal<strong>om</strong> en zijn mannen <strong>om</strong> de troon te <strong>strijd</strong>en. In plaats<br />
daarvan verliet hij zachtmoedig Jeruzalem, wetende dat God Zijn troon zou vestigen. In<br />
dezen nam hij de houding van Jezus Christus aan, die eveneens weigerde te <strong>strijd</strong>en <strong>om</strong><br />
Zijn troonrechten, ondanks dat Hij de rechtmatige Erfgenaam van de troon was. 2 Sam.<br />
15:30 en 31 zegt,<br />
30 En David ging al huilend de weg <strong>om</strong>hoog naar de Olijfberg op, zijn hoofd<br />
bedekt, en zelf ging hij barrevoets. Ook van al <strong>het</strong> volk dat bij hem was, had<br />
iedereen zijn hoofd bedekt, terwijl zij al huilend de berg opgingen.<br />
Dit is <strong>het</strong>zelfde pad dat ook Jezus bewandelde toen Hij met Zijn kruis op Zijn rug naar de<br />
plek van Zijn kruisiging liep.<br />
31 Toen vertelde men David: Achitofel is onder hen die met Absal<strong>om</strong><br />
samenspannen. En David zei: O HEERE, maak de raad van Achitofel toch tot<br />
dwaasheid.<br />
Dit is een Hebreeuwse uitspraak. Achitofels naam betekent: “mijn broeder is dwaas”. Ik<br />
ben van mening dat zijn naam profetisch is voor Judas’ houding jegens Jezus zijn<br />
“broeder”. Judas dacht dat Jezus dwaas was vanwege <strong>het</strong> niet aanwenden van Zijn<br />
kracht <strong>om</strong> Zijn roeping als de Messias in te gaan en <strong>om</strong> zijn autoriteit in Jeruzalem te<br />
vestigen. Judas was <strong>het</strong> ook niet eens met Jezus’ weigering <strong>om</strong> de hogepriester te<br />
dwingen <strong>om</strong> Hem als de Messias te verklaren. Maar als Jezus deze zaak had<br />
opgedrongen, waar zou Zijn dwingende kracht ophouden? Het volk zou vervolgens van<br />
Hem verwachten dat Hij met geweld de R<strong>om</strong>einen zou <strong>om</strong>verwerpen en <strong>het</strong> Koninkrijk<br />
met geweld zou innemen. Maar dit was heel Jezus’ intentie niet, want Hij wilde wachten<br />
en de harten van <strong>het</strong> volk door liefde inwinnen. Ook had Hij niet de intentie <strong>om</strong> <strong>het</strong><br />
R<strong>om</strong>einse volk <strong>om</strong>ver te werpen, want Hij hield net zoveel van de R<strong>om</strong>einen als van de<br />
Judeeërs.<br />
2 Sam. 15:32 gaat verder,<br />
32 En <strong>het</strong> gebeurde, toen David op de top [Hebr. rosh, “hoofd”] van de berg<br />
kwam, waar men zich voor God neerbuigt [Hebr. shachah, “buigen of aanbidden”].<br />
Rosh is <strong>het</strong> Hebreeuwse woord dat met “top” vertaald is en <strong>het</strong> betekent “hoofd”. Zo is<br />
Rosh Hasanna bijvoorbeeld <strong>het</strong> “hoofd” van <strong>het</strong> jaar, ofwel de eerste dag van <strong>het</strong> jaar,<br />
gemarkeerd door <strong>het</strong> Feest van de Bazuinen. Joh. 19:17 zegt ons dat Jezus op de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 54
Schedelplaats gekruisigd werd. Net zoals David naar de top of hoofd van de Olijfberg<br />
wandelde, zo ook droeg Jezus Zijn kruis naar dezelfde plek waar David God aanbad.<br />
Dit was de oude locatie van <strong>het</strong> offeraltaar waar de rode vaarzen “buiten <strong>het</strong> kamp”<br />
werden verbrand. Uiteraard vervulde Jezus dit brandoffer, zoals Hij alle offers vervulde.<br />
Buiten <strong>het</strong> kamp werd Hij gekruisigd (Heb. 13:11-13), en in die tijd werd dit gedefinieerd<br />
als 2.000 el buiten de muren van Jeruzalem. <strong>De</strong> top van de Olijfberg was exact die<br />
afstand. <strong>De</strong> plaats die vandaag de dag de Schedelplaats moet voorstellen bevind zich niet<br />
buiten <strong>het</strong> kamp. Die heuvel lijkt wel op een schedel, maar archeologen zeggen ons dat<br />
dit <strong>het</strong> gevolg is van erosie van de afgelopen duizend jaar.<br />
Het verhaal van Absal<strong>om</strong> die de troon toe-eigende en Davids pad naar de top van de<br />
Olijfberg toont ons heel duidelijk en afdoende dat <strong>het</strong> verhaal van Absal<strong>om</strong>s opstand en<br />
Achitofels bedrog een profetisch beeld is van Jezus’ kruisiging en Judas’ verraad.<br />
Later toen Absal<strong>om</strong> Achitofels raad <strong>om</strong> David meteen te achtervolgen in de wind sloeg,<br />
was Achitofel wijs genoeg <strong>om</strong> te weten dat David uiteindelijk weer tot de troon zou<br />
terugkeren. Hij wist dat <strong>het</strong> koningschap van Absal<strong>om</strong> ten einde zou k<strong>om</strong>en en hij zou<br />
dan zelf vanwege zijn verraad Davids rechtspraak moeten ondergaan. Daar<strong>om</strong> lezen we<br />
in 2 Sam. 17:23,<br />
23 Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en<br />
maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van<br />
zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in <strong>het</strong> graf van zijn<br />
vader.<br />
Achitofel hing zichzelf op, net zoals Judas dit later ook zou doen, zoals we in Mat. 27:3-5<br />
kunnen lezen,<br />
3 Toen Judas, die Hem verraden had, zag dat Hij veroordeeld was, kreeg hij<br />
berouw en hij bracht de dertig zilveren penningen bij de overpriesters en de<br />
oudsten terug 4 en zei: Ik heb gezondigd, want ik heb onschuldig bloed<br />
verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? U moet maar zien. 5 En nadat<br />
hij de zilveren penningen de tempel in gegooid had, vertrok hij. Hij ging heen en<br />
hing zich op.<br />
Later keerde David terug tot de troon en werd Absal<strong>om</strong> gedood (2 Sam. 18:15). <strong>De</strong><br />
opstand van Absal<strong>om</strong> eindigde dus, nadat <strong>het</strong> direct succesvol had gebleken, uiteindelijk<br />
toch in een falen. Dit verhaal is profetisch over <strong>het</strong> verhaal van Jezus. <strong>De</strong> hogepriesters<br />
waren meteen succesvol in hun samenzwering <strong>om</strong> Koning Jezus <strong>om</strong>ver te werpen, maar<br />
hun inspanning zal uiteindelijk falen.<br />
JUDA´S OPSTAND TEGEN KONING JEZUS<br />
Het hele conflict tussen Absal<strong>om</strong> en David was profetisch wat betreft <strong>het</strong> conflict tussen<br />
de slechte vijgen van Juda en Jezus, de Zoon van David. Absal<strong>om</strong> vertegenwoordigde de<br />
slechte vijgen; David vertegenwoordigde de goede vijgen, in <strong>het</strong> bijzonder Jezus<br />
Christus. Amnon de verkrachter vertegenwoordigde de wetteloosheid van <strong>het</strong> algemene<br />
leiderschap van <strong>het</strong> volk. <strong>De</strong> concordantie van Strong zegt dat zijn naam “trouw”<br />
betekent en leidt haar stam van <strong>het</strong> woord aman af, dat “opbouwen of ondersteunen;<br />
verzorgen als een ouder of zuster” betekent. <strong>De</strong> concordantie van Young zegt dat Amnon<br />
“voogdij of opvoeding” betekent. Amnons naam lijkt te duiden op <strong>het</strong> idee van <strong>het</strong><br />
voortbrengen van kinderen en <strong>het</strong> opvoeden, ondersteunen of verzorgen van hen, <strong>om</strong><br />
hen zo tot de volwassenheid te brengen.<br />
<strong>De</strong> kinderen van Juda werden voortgebracht en onderwezen <strong>om</strong> de gedachte van God<br />
door de goddelijke wet te kennen. <strong>De</strong> wet zelf is de leermeester waardoor kinderen tot<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 55
de volwassenheid van de gedachte van Christus k<strong>om</strong>en (Gal. 3:24; 4:2). Maar als de wet<br />
alleen maar juridisch wordt toegepast, zonder de gedachte van Christus, heeft <strong>het</strong> als<br />
gevolg dat <strong>het</strong> de bruid van Christus verkracht.<br />
Tamar betekent “opzetten, rechtop, een palmbo<strong>om</strong>”. Zij vertegenwoordigt de ware<br />
gelovigen in Juda <strong>–</strong> dit zijn de goede vijgen. Als vrouw vertegenwoordigt zij ook de ware<br />
bruid van Christus.<br />
Er zijn ten minste twee manieren waarop wij naar deze profetische gelijkenis kunnen<br />
kijken. Ten eerste toont <strong>het</strong> verhaal van Amnon aan hoe de leiders van Juda de bruid van<br />
Christus zouden verkrachten. Hun religieuze instellingen maakte de goddelijke wet<br />
krachteloos (Mat. 15:6) en zorgde ervoor dat zij wetteloos werden. In de eeuwen van<br />
Juda’s terugkeer uit Babylon tot de geboorte van Christus namen de Farizeeërs en<br />
Saduceeën gestaag een hypocriete vorm van religieuze wetteloosheid aan.<br />
Een tweede manier <strong>om</strong> Amnon te bezien is dat hij de goddelijke wet zelf<br />
vertegenwoordigde. Vanwege de wetteloosheid van Juda veroordeelde de wet hen tot<br />
een ijzeren juk van een 70 jarige gevangenschap onder Babylonische regering, gevolgd<br />
door een nog veel langere periode onder een houten juk. In de tijd dat Jezus werd<br />
geboren verkeerden zij nog steeds onder een R<strong>om</strong>eins houten juk. <strong>De</strong> goddelijke wet was<br />
in essentie hun leermeester en door deze oordelen onderwees God hen in<br />
gehoorzaamheid. Daarnaast huurde Hij ook andere volken als leermeester in <strong>–</strong> als eerste<br />
Babylon, vervolgens Medië-Perzië, hierna Grieke<strong>nl</strong>and en toen R<strong>om</strong>e.<br />
Als verlengde hiervan was Amnon (voogdij) vervolgens profetisch van deze andere rijken<br />
die wetteloos en onderdrukkend waren. Zij hadden Tamer, de bruid van Christus,<br />
verkracht. Er werd in die eeuwen jegens <strong>het</strong> volk van Juda veel onrecht gepleegd. Zij<br />
verlangden naar vrijheid en gerechtigheid. Zij begrepen niet dat de jukken van ijzer en<br />
hout vanwege hun zonden <strong>het</strong> juridische oordeel van God over <strong>het</strong> volk waren. Daar<strong>om</strong><br />
werden zij net zoals Absal<strong>om</strong> ontevreden, denkende dat God (David) niet geschikt was<br />
<strong>om</strong> hen te regeren, want <strong>het</strong> leek erop dat Hij, ondanks al hun religieuze activiteit, niets<br />
ondernam.<br />
En daar<strong>om</strong> deden zij net zoals Absal<strong>om</strong> onwettige zaken <strong>om</strong> Gods hand te dwingen.<br />
Absal<strong>om</strong> verbrandde de akker met gerst van Joab. In ons boek “The Barley Overc<strong>om</strong>ers”<br />
toonden wij aan dat gerst (in <strong>het</strong> Engels: “barley”) de overwinnaars vertegenwoordigt <strong>–</strong><br />
in dezen van toepassing op de goede vijgen. In <strong>het</strong> bijzonder profeteert <strong>het</strong> van de<br />
profeten die allemaal in Jeruzalem werden gedood, culminerend met Johannes de Doper,<br />
de laatste van de Oudtestamentische profeten, die door Herodus gevangen en uiteindelijk<br />
geëxecuteerd werd. Dit was de laatste daad van <strong>het</strong> “verbranden van de gerst” waardoor<br />
Absal<strong>om</strong> weer in <strong>het</strong> bijzijn van David kon verkeren. <strong>De</strong> verwerping van Johannes en zijn<br />
gevangenschap zorgde ervoor dat Jezus Zijn publiekelijke dienstwerk begon. Het zorgde<br />
ervoor dat de “Absal<strong>om</strong>gemeenschap” in <strong>het</strong> bijzijn van Koning Jezus, de Zoon van<br />
David, kon verkeren.<br />
2 Sam. 14:33 zegt: “de koning kuste Absal<strong>om</strong>.” Dit spreekt van Jezus die <strong>om</strong>gang had<br />
met de hogepriesters in Jeruzalem. Jezus zegende (“kuste”) <strong>het</strong> volk met vele goede<br />
werken en wondergenezingen. Maar zoals Ps. 109:3-5 al zegt betaalde zij Zijn goedheid<br />
en liefde terug met kwaad en haat:<br />
3 Met hatelijke woorden hebben zij mij <strong>om</strong>ringd, ja, zij hebben mij zonder reden<br />
bestreden. 4 Voor mijn liefde klagen zij mij aan, maar ik was steeds in gebed. 5<br />
Zij hebben kwaad over mij gebracht in plaats van goed, en haat in plaats van<br />
mijn liefde.<br />
<strong>De</strong> slechte vijgen van Juda, die geleidt werden door hun religieuze leiders in de tempel,<br />
verlangden een Messias die een groot militair leider zou zijn, opdat zij de gehate<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 56
R<strong>om</strong>einen konden overwinnen en de rest van de wereld in slavernij konden brengen. Zij<br />
geloofden in wereldvrede, maar alleen nadat de wereld door militaire <strong>strijd</strong> was<br />
onderworpen. Dit was hun opvatting van de Messias en dit is de reden dat toen Jezus als<br />
Vredevorst kwam, zij <strong>het</strong> met Zijn methoden ronduit oneens waren. Volgens hun mening<br />
was Hij simpelweg geen Messias-type.<br />
Binnen <strong>het</strong> profetische verhaal van David bevinden zich twee vredevorsten. Absal<strong>om</strong> was<br />
de eerste. Zijn naam betekent “vader van vrede”. <strong>De</strong> twee is Sal<strong>om</strong>o, dat eveneens<br />
“vrede” betekent. Beide waren zonen van David; vandaar dat zij beide vorsten (prinsen)<br />
waren. Maar Absal<strong>om</strong> was een vorst van geweld die hypocriet de naam van “vader van<br />
vrede” droeg. Aan de andere kant vestigde Sal<strong>om</strong>o ware vrede in Israël en op die manier<br />
was hij een beeld van Christus, de ware “Vredevorst”.<br />
Absal<strong>om</strong> was <strong>het</strong> oneens met David die blijkbaar niets deed aan <strong>het</strong> feit dat Amnon<br />
Tamar verkracht had. Hij eiste “gerechtigheid” en toen dit niet geschiedde wierp hij<br />
David <strong>om</strong>ver en eigende hij de troon toe. Zo was ook <strong>het</strong> volk ten tijde van Jezus <strong>het</strong><br />
oneens met God die blijkbaar niets aan R<strong>om</strong>e’s verkrachting van <strong>het</strong> volk van Juda deed.<br />
Het volk bad tot God <strong>om</strong> gerechtigheid en toen dit niet geschiedde wierpen zij Koning<br />
Jezus <strong>om</strong>ver en eigende zij Zijn troon toe.<br />
Jezus was de God van <strong>het</strong> Oude Testament, die Zich eerst als El Shaddai openbaarde en<br />
later als Yahweh. Hij was de Wetgever die Mozes van aangezicht tot aangezicht kende. In<br />
Zijn bestaan voor Zijn vleeswording als God in de hemel, deed Jezus niets <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk<br />
van hun houten juk onder Medië-Perzië, Grieke<strong>nl</strong>and of R<strong>om</strong>e te bevrijden. Toen Jezus<br />
naar de aarde kwam en als kind in Bethlehem geboren werd, deed Hij weder<strong>om</strong> niets <strong>om</strong><br />
<strong>het</strong> volk van hun houten juk onder R<strong>om</strong>e te bevrijden <strong>–</strong> ondanks dat Hij de macht had<br />
<strong>om</strong> dit te doen. Waar<strong>om</strong>? Het volk kon dit niet bevatten. Maar Jezus begreep de wet van<br />
tegenspoed. En daar<strong>om</strong> leek <strong>het</strong> erop dat hij, net zoals David, niets deed.<br />
Net zoals Absal<strong>om</strong> waren de slechte vijgen <strong>het</strong> met dit beleid van nietsdoen ronduit<br />
oneens. En net zoals Achitofel stemde zelfs Judas, de discipel van Jezus, overeen met de<br />
slechte vijgen.<br />
Men zou vervolgens verwachten dat Absal<strong>om</strong> de les geleerd had <strong>om</strong> de misdaad van<br />
verkrachting niet plegen. Maar uiteindelijk eindigde Absal<strong>om</strong>, op advies van Achitofel, zelf<br />
als verkrachter van al Davids bijvrouwen! Dit verhaal wordt in 2 Sam. 16:20-23 vertelt,<br />
20 Toen zei Absal<strong>om</strong> tegen Achitofel: Geeft u met elkaar raad, wat zullen wij<br />
doen? 21 En Achitofel zei tegen Absal<strong>om</strong>: Ga naar de bijvrouwen van uw vader,<br />
die hij achtergelaten heeft <strong>om</strong> zorg te dragen voor <strong>het</strong> huis. Dan zal heel Israël<br />
horen dat u bij uw vader in een kwade reuk gek<strong>om</strong>en bent, en zullen allen die<br />
bij u zijn, moed grijpen. 22 Toen spanden zij voor Absal<strong>om</strong> een tent op <strong>het</strong> dak;<br />
en Absal<strong>om</strong> ging naar de bijvrouwen van zijn vader, voor de ogen van heel<br />
Israël. 23 In die tijd was de raad die Achitofel gaf, alsof men naar <strong>het</strong> woord<br />
van God vroeg. Zo was elke raad van Achitofel, zowel voor David als voor<br />
Absal<strong>om</strong>.<br />
Het is opvallend dat zo veel mensen die anderen van onrecht beschuldigen vaak zelf aan<br />
dezelfde zaken schuldig zijn. In dit geval spreekt <strong>het</strong> profetisch over de misbruik van<br />
Israël, de vrouw van God. <strong>De</strong> hogepriesters waren van mening dat God onrechtvaardig<br />
was vanwege <strong>het</strong> feit dat Hij <strong>het</strong> toestond dat de R<strong>om</strong>einen hen overheersten, maar<br />
tegelijkertijd misbruikten zij <strong>het</strong> volk zelfs meer dan dat de R<strong>om</strong>einen ooit hadden<br />
gedaan. In Mat. 23:2-15 zei Jezus,<br />
2 <strong>De</strong> schriftgeleerden en de Farizeeën zijn gaan zitten op de stoel van Mozes… 4<br />
Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk <strong>om</strong> te dragen, en zij<br />
leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 57
vinger verroeren… 13 Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars,<br />
want u sluit <strong>het</strong> Koninkrijk der hemelen voor de mensen; u gaat er immers zelf<br />
niet binnen, en hen die er binnen willen gaan, laat u er niet binnengaan. 14 Wee<br />
u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de<br />
weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daar<strong>om</strong> zult u een des te zwaarder<br />
oordeel ontvangen. 15 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want<br />
u reist zee en land af <strong>om</strong> één proseliet te maken, en als hij <strong>het</strong> geworden is,<br />
maakt u hem een kind van de hel, dubbel zo erg als u.<br />
Door de vrouw van God te verkrachten maakten zij zichzelf “verfoeilijk” voor de Vader (2<br />
Sam. 16:21), net zoals Achitofel had geadviseerd.<br />
In Mattheüs 21 vertelde Jezus een gelijkenis van <strong>het</strong> Koninkrijk, waarbij Hij de Joodse<br />
leiders de dag van <strong>het</strong> c<strong>om</strong>plot voorhield waarop zij de troon van de Messias toe-eigende.<br />
<strong>De</strong> wijnbouwers of landbouwers in de wijngaard van God hadden de autoriteit over de<br />
wijngaard verkregen <strong>om</strong> de Eigenaar (God) de vruchten op hun tijd te geven. Toen de<br />
Eigenaar van de wijngaard zijn slaven zond <strong>om</strong> de vruchten te verzamelen sloegen de<br />
landbouwers hen, stenigde zij hen en in enkele gevallen doodden zij hen (Mat. 21:35,<br />
36). Ten slotte zond Hij Zijn Zoon, in de veronderstelling dat zij wel ontzag voor Zijn<br />
Zoon zouden hebben. Maar vers 38 zegt,<br />
38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de<br />
erfgenaam. K<strong>om</strong>, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39<br />
Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en<br />
doodden hem.<br />
Absal<strong>om</strong> wist dat zijn vader de koning was en vanwege die reden eigende hij de troon<br />
toe. Op gelijke wijze wisten de hogepriesters ook dat Jezus de Erfgenaam was. Zij<br />
doodden Hem, <strong>om</strong>dat zij wisten wie Hij was. Het was een opzettelijke oproer en opstand<br />
<strong>om</strong> Zijn erfdeel in beslag te nemen. Merk eveneens op dat de R<strong>om</strong>einen niet de<br />
landbouwers voorstelden. Zij hadden geen bewaring van Gods Koninkrijk gekregen, noch<br />
hadden zij de profeten gedood, die in dezelfde gelijkenis de slaven van de koning waren.<br />
<strong>De</strong> R<strong>om</strong>einen hebben Jezus ook niet gekruisigd. Pilatus wilde in feite Jezus juist vrijlaten<br />
(Hand. 3:13). Johannes 19:15-18 zegt ons wie de kruisiging deed:<br />
15 Maar zij schreeuwden: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig Hem! Pilatus zei<br />
tegen hen: Moet ik uw Koning kruisigen? <strong>De</strong> overpriesters antwoordden: Wij<br />
hebben geen koning dan de keizer. 16 Toen leverde hij [Pilatus] Hem dan aan<br />
HEN [de overpriesters] over <strong>om</strong> gekruisigd te worden. En ZIJ namen Jezus mee en<br />
leidden Hem weg. 17 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de<br />
plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in <strong>het</strong> Hebreeuws Golgotha. 18 Daar<br />
kruisigden zij [de overpriesters] Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant<br />
één, en Jezus in <strong>het</strong> midden.<br />
In de dagen na Pinksteren maakten de leiders van <strong>het</strong> Sanhedrin bezwaar aan jegens de<br />
rede van Petrus, zeggende dat hij de intentie had <strong>om</strong> “<strong>het</strong> bloed van deze Mens over ons<br />
brengen” (Hand. 5:28). Met andere woorden, de Joodse leiders beschuldigden Petrus<br />
ervan dat hij hen verantwoordelijk hield voor de kruisiging van Jezus. In Hand. 5:30<br />
reageert Petrus als volgt,<br />
30 <strong>De</strong> God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u <strong>om</strong>gebracht hebt door<br />
Hem aan een kruishout te hangen.<br />
Maar misschien wordt de meest belangrijke passage waarin <strong>het</strong> verband tussen de<br />
hogepriesters van <strong>het</strong> Sanhedrin en Absal<strong>om</strong>s toe-eigenen van Davids troon wel getoond<br />
in Hand. 7:51-53, waar Stefanus zijn rede geeft waarin hij <strong>het</strong> verhaal van Gods<br />
Koninkrijk voordraagt. Zijn rede eindigt met de volgende woorden:<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 58
51 Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de<br />
Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook. 52 Wie van de profeten<br />
hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de k<strong>om</strong>st<br />
van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars<br />
geworden bent. 53 U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen,<br />
hebt die niet in acht gen<strong>om</strong>en!<br />
In Mattheüs 22:1-7 vertelde Jezus een andere gelijkenis die tot de hogepriester was<br />
gericht. Zij die als eerste waren geroepen <strong>om</strong> tot <strong>het</strong> bruiloftfeest te k<strong>om</strong>en weigerden te<br />
gaan. In feite misbruikten zij de boodschappers (profeten) die hen tot de bruiloft hadden<br />
uitgenodigd. Wij lezen <strong>het</strong> volgende,<br />
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de<br />
ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [Gods profeten],<br />
behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd<br />
hij boos. En hij stuurde zijn legers, bracht die moordenaars <strong>om</strong> en stak hun stad<br />
in brand.<br />
In 70 n.Chr. ging deze passage overduidelijk in vervulling toen God <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger<br />
stuurde <strong>om</strong> Jeruzalem in brand te steken en <strong>om</strong> “die moordenaars” <strong>om</strong> te brengen. Met<br />
andere woorden, God gebruikte de R<strong>om</strong>einen <strong>om</strong> <strong>het</strong> oordeel over Jeruzalem uit te<br />
voeren. God stuurde NIET Zijn legers <strong>om</strong> R<strong>om</strong>e te verwoesten, want zij waren NIET de<br />
moordenaar die in vers 7 worden aangehaald. Het is een valse beschuldiging <strong>om</strong> de<br />
R<strong>om</strong>einen de schuld te geven van de kruisiging van Jezus, en iemand vals beschuldigen<br />
is <strong>het</strong> schenden van de goddelijke wet (<strong>De</strong>ut. 19:16-20).<br />
Velen geven er vandaag de dag de voorkeur aan <strong>om</strong> de R<strong>om</strong>einen de schuld te geven,<br />
want dit is meer politiek correct en <strong>het</strong> zorgt ervoor dat Joden gemakkelijker tot <strong>het</strong><br />
christend<strong>om</strong> bekeert kunnen worden. Maar door dit te doen onteren wij echter God door<br />
tegen Zijn Woord in te gaan. Wij geloven dat <strong>het</strong> Woord de geïnspireerde Schrift is en<br />
ons doel is <strong>om</strong> te onderwijzen wat <strong>het</strong> zegt, want alleen de waarheid zal de mensen vrij<br />
maken. Laat ons daar<strong>om</strong> geen valse getuige zijn.<br />
Wij vernamen eveneens onze christelijke broeders <strong>om</strong> zich van enige emotionele haat die<br />
zij jegens de Joden of andere mensen hebben te ontdoen. Zulke zaken zijn onbetamelijk<br />
voor een ieder die de naam van Jezus Christus belijdt. Het is zaak <strong>om</strong> te geloven en te<br />
onderwijzen wat in de Schrift staat; <strong>het</strong> is een behoorlijk andere zaak <strong>om</strong> haat en<br />
bitterheid in <strong>het</strong> hart te koesteren. Hoewel wij zekerlijk bevestigen dat de priesters naar<br />
de ordening van Aäron Jezus gekruisigd hebben, moeten wij ook de noodzaak van dit<br />
offer door hun handen begrijpen. Zij waren namelijk natuurlijk de enigen die in staat<br />
waren <strong>om</strong> dit grote Offer te brengen. Zonder hen zou <strong>het</strong> offer van Jezus volgens de<br />
goddelijke wet onacceptabel zijn. Als de priesters een R<strong>om</strong>einse, Ed<strong>om</strong>itische of enige<br />
andere afstamming hadden gehad, dan zouden zij de offerwetten hebben geschonden.<br />
Vandaar dat zij binnen <strong>het</strong> grotere geheel van Gods plan ons onopzettelijk een enorme<br />
dienst hebben bewezen.<br />
JUDAS: ZOON VAN HET VERDERF<br />
In 2 Thes. 2:3 spreekt Paulus over “de mens van de wetteloosheid” als eveneens zijnde<br />
de “zoon van <strong>het</strong> verderf”.<br />
3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag k<strong>om</strong>t niet, tenzij<br />
eerst de afval gek<strong>om</strong>en is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van <strong>het</strong><br />
verderf [Grieks, apoleia], geopenbaard is.<br />
Jezus gebruikt in Johannes 17:12 dezelfde term voor Judas: “de zoon van <strong>het</strong> verderf”,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 59
12 Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U<br />
Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de<br />
zoon van <strong>het</strong> verderf [Grieks, apoleia], opdat de Schrift vervuld wordt.<br />
Jezus stelde Judas als onderdeel van <strong>het</strong> dienstwerk aan, ondanks dat Hij wist dat Judas<br />
als penningmeester geld achterhield en een dief was. Johannes 12:6 zegt,<br />
6 En dit zei hij [Judas] niet <strong>om</strong>dat hij zich bek<strong>om</strong>merde <strong>om</strong> de armen, maar<br />
<strong>om</strong>dat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd.<br />
Later lezen we net voor de kruisiging <strong>het</strong> volgende in Johannes 13:27,<br />
27 En met <strong>het</strong> nemen van <strong>het</strong> stuk brood voer de satan in hem [Judas]. Jezus<br />
dan zei tegen hem: Wat u wilt doen, doe <strong>het</strong> snel.<br />
Hierna verliet Judas de ruimte <strong>om</strong> Jezus te verraden. Pas toen gaf Jezus Zijn bijzondere<br />
instructies en onderwijs aan de andere discipelen, beginnende in Johannes 14, waar Hij<br />
vertelde dat Hij ze spoedig zou verlaten, maar dat Hij hen de Heilige Geest zou zenden<br />
<strong>om</strong> hen tot alle waarheid te leiden. Johannes 16:13 zegt,<br />
13 Maar wanneer Die k<strong>om</strong>t, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen<br />
[Grieks: hodegos] in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken,<br />
maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toek<strong>om</strong>stige dingen zal<br />
Hij u verkondigen.<br />
Dit is belangrijk vanwege <strong>het</strong> feit dat Judas de “gids” was voor hen die Hem arresteerden<br />
en Hem kruisigden. Hand. 1:16 zegt,<br />
16 Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige<br />
Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids<br />
[Grieks: hodegos] geweest is voor hen die Jezus gevangennamen.<br />
Als we met onze studie verder gaan zullen we snel ontdekken dat Judas in contrast met<br />
de Heilige Geest gezien moet worden, want Hij is de ware Gids die tot waarheid leidt.<br />
Judas is degene die de mens tot de bedrieglijke geest van verraad leidt, en is in dit<br />
opzicht een valse vorm van de Heilige Geest. Dit kunnen we opmaken uit 2<br />
Thessalonicenzen, waar Paulus spreekt over de man van wetteloosheid die in de tempel<br />
van God zit, de plek waar normaliter de Heilige Geest moet wonen.<br />
Het is eveneens opmerkelijk dat Judas in Hand. 1:20-26, net voor de k<strong>om</strong>st van de<br />
Heilige Geest op de Pinksterdag, vervangen werd. <strong>De</strong> discipelen hadden vanuit Psalm<br />
69:26 en Psalm 109:8 onderscheden dat Judas vervangen moest worden. Daar<strong>om</strong> zegt<br />
Hand. 1:20 ons <strong>het</strong> volgende,<br />
20 Want er staat geschreven in <strong>het</strong> boek van de Psalmen: Laat zijn woonplaats<br />
woest worden en laat er niemand zijn die daarin woont [geciteerd uit Ps. 69:26].<br />
En: Laat een ander zijn ambt als opziener nemen [geciteerd uit Ps. 109:8].<br />
Psalm 69 en 109 profeteren over Judas en de hogepriesters. <strong>De</strong> Psalmen zijn te lang <strong>om</strong><br />
hier te citeren. Veel van deze verzen werden later in <strong>het</strong> Nieuwe Testament geciteerd,<br />
waarbij ze toegepast werden rond de <strong>om</strong>standigheden <strong>om</strong>trent Jezus’ kruisiging.<br />
<strong>De</strong> discipelen wierpen <strong>het</strong> lot en kozen Matthias als vervanging van Judas, maar op een<br />
hoger niveau, was de Heilige Geest de Enige die ons tot alle waarheid kon leiden. Op de<br />
Pinksterdag verving de Heilige Geest in de tempel de man van wetteloosheid (Judas).<br />
Maar op een ander niveau riep God Zelf de apostel Paulus <strong>om</strong> Judas te vervangen.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 60
VERRADEN IN HET HUIS VAN HEN DIE MIJ LIEFHEBBEN<br />
Judas Iskariot (Ish-Kerioth) kwam uit <strong>het</strong> stadje Kerioth of Kirjath. Iskariot betekent<br />
“man uit Kirjath”. Met andere woorden, Judas’ woonplaats was Kerjath-Arba, dat Hebron<br />
is, zoals wij uit Gen. 35:27 kunnen opmaken,<br />
27 Toen kwam Jakob bij Izak, zijn vader, in Mamre bij Kirjath-Arba, <strong>het</strong><br />
tegenwoordige Hebron, waar Abraham en Izak als vreemdelingen gewoond<br />
hadden.<br />
Om de rol van Achitofel in Absal<strong>om</strong>s opstand te kunnen spelen, moest hij een man uit<br />
Hebron zijn, want dat was de plaats waar de opstand van Absal<strong>om</strong> begon. Verder moest<br />
hij als verrader van Jezus ook iemand zijn die Hem “liefhad”, want Zacheria profeteerde<br />
dat Hij verraden zou worden in <strong>het</strong> huis van hen die Hem liefhadden:<br />
6 Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan<br />
zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in <strong>het</strong> huis van hen die mij LIEFHEBBEN.<br />
Hebron betekent “vriendschap”. Judas verraadde Jezus met een liefdevolle kus die<br />
vrienden elkaar gaven en in Mat. 26:49, 50 noemde Jezus hem een vriend.<br />
49 En hij [Judas] ging meteen naar Jezus toe en zei: Gegroet, Rabbi! En hij<br />
kuste Hem. 50 Maar Jezus zei tegen hem: Vriend, waarvoor bent u hier? Toen<br />
kwamen zij dichterbij, sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.<br />
Iedereen kan een ander onrechtvaardig behandelen, maar alleen een vriend is in staat<br />
tot verraad.<br />
Concluderend zien wij dus dat David een beeld van Christus was; dat Absal<strong>om</strong> een beeld<br />
van de hogepriesters was; en dat Achitofel een beeld van Judas was. Het is een verhaal<br />
van hen die de Erfgenaam zouden doden en <strong>het</strong> heersersmandaat van de Dienaar van<br />
dienaren zouden toe-eigenen, want dergelijk gewelddadige mensen willen graag over<br />
anderen heersen. Het is eveneens een verhaal van hoe de discipel en vriend van de<br />
Koning Hem, vanwege <strong>het</strong> oneens zijn met Zijn methoden, verraadde. Ten slotte zien wij<br />
<strong>het</strong> tragische einde van zowel de overweldigers als de verrader, de man van<br />
wetteloosheid.<br />
Dit alles geeft ons een begrip van de zoon van <strong>het</strong> verderf en zijn profetische rol. Het is<br />
voor ons ter lering opgeschreven, opdat wij niet zouden worden als de discipel en vriend<br />
van Jezus die vandaag de dag de rol van Judas zou spelen.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 61
HOOFDSTUK 7<br />
Het geschil<br />
Tot nu toe hebben ons alleen maar gericht op de slechte vijgen die in Jeremia 24<br />
aangehaald worden. Het is tijd <strong>om</strong> naar de andere bo<strong>om</strong> van Juda te gaan kijken. Dit is<br />
van groot belang <strong>om</strong> de relatie van de kerk tussen Juda en Israël te begrijpen. Zo zijn er<br />
mensen die menen dat een “heidense” kerk Israël heeft vervangen, anderen zijn van<br />
mening dat de christenen zich bij de slechte vijgen moet voegen <strong>om</strong> Bijbelprofetie te<br />
vervullen. Beide opvattingen zijn echter niet waar.<br />
<strong>De</strong> klassieke “vervangingstheologie” zoals deze traditioneel door de Ro<strong>om</strong>s Katholieke<br />
Kerk en enkele Protestante den<strong>om</strong>inaties wordt onderwezen k<strong>om</strong>t niet overeen met de<br />
Bijbel. Maar ook de opvatting van degenen die hier tegenin gaan en voor een Messiaans<br />
judaïsme pleiten klopt niet. In dit hoofdstuk zullen we aantonen dat de goede vijgen van<br />
Juda <strong>–</strong> met name de Judeeërs die Jezus volgden <strong>–</strong> de stam van de “bo<strong>om</strong>” van <strong>het</strong><br />
Nieuwtestamentische christend<strong>om</strong> vormden. <strong>De</strong>ze vijgenbo<strong>om</strong> die goede vruchten voort<br />
brengt en die haar Koning van Juda volgt, behield <strong>het</strong> recht <strong>om</strong> bij haar stamnaam Juda<br />
genoemd te worden. Zij zijn als <strong>het</strong> ware de “ware Joden”.<br />
In hoofdstuk vijf zagen we dat God <strong>het</strong> volk van Juda als een vijgenbo<strong>om</strong> in Jer. 24 zag.<br />
Ook zagen we dat <strong>het</strong> volk in wezen in twee groepen was verdeeld <strong>–</strong> zij wiens vruchten<br />
zeer goed waren en zij wiens vruchten zeer slecht waren. Dit geldt eige<strong>nl</strong>ijk voor elk<br />
volk, want nergens ter wereld bestaat een volk dat alleen maar uit rechtvaardige of juist<br />
onrechtvaardige mensen bestaat. Maar in <strong>het</strong> geval van Juda was <strong>het</strong> een zaak van<br />
goddelijke scheiding tussen twee verschillende vijgenb<strong>om</strong>en, want God had de bedoeling<br />
<strong>om</strong> verschillend met hen <strong>om</strong> te gaan. Hij had de intentie <strong>om</strong> <strong>het</strong> heersersmandaat van<br />
Juda aan hen te geven die de goede vruchten voortbrachten en tegelijkertijd had Hij de<br />
intentie <strong>om</strong> degenen die slechte vruchten voortbrachten te onterven.<br />
Jezus Zelf bracht goede vruchten voort. Zoals dit door de genealogieën van Mattheüs 1<br />
en Lukas 3 wordt bewezen, werd Hij uit een Judese moeder geboren. Maar als Koning<br />
van de Joden was Hij meer dan slechts een vijgentak die goede vruchten voortbracht. Hij<br />
was namelijk de bo<strong>om</strong> zelf. Hij was de stam van de bo<strong>om</strong> waaraan verschillende takken<br />
werden geënt die meer goede vruchten voortbrachten. Jezus zinspeelt hierop als Hij een<br />
iets ander voorbeeld van de wijnstok en de takken gebruikt. Johannes 15:1-6 zegt,<br />
1 Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. 2 Elke rank die<br />
in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt<br />
Hij, opdat zij meer vrucht draagt… 5 Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij<br />
blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.<br />
6 Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en<br />
verdort, en men verzamelt ze en werpt ze in <strong>het</strong> vuur, en zij worden verbrand.<br />
Hieruit blijkt duidelijk dat slechts degenen die in Christus blijven de vruchten<br />
voortbrengen waarnaar God verlangt. Als iemand claimt in Christus te zijn, maar deze<br />
vruchten niet voortbrengt, dan wordt hij afgesneden. En “als iemand niet in Mij blijft”,<br />
zegt Jezus, “wordt hij buitengeworpen zoals de rank, en verdort.” Hij had ongetwijfeld<br />
die Judeeërs in gedachte die Hem als Messias verwierpen. Slechts enkele dagen hiervoor<br />
had Jezus de vijgenbo<strong>om</strong> vervloekt en hadden de discipelen zich erover verwonderd dat<br />
de bo<strong>om</strong> de volgende ochtend verdort was. Hij zei dus dat de mensen die geen vruchten<br />
voortbrachten <strong>–</strong> of zoals Jesaja dit zegt, zij die alleen slechte vruchten voortbrengen die<br />
niet gegeten kunnen worden <strong>–</strong> afgesneden zouden worden.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 62
Dit is exact wat er gebeurt is. Juda scheidde zich in twee facties of twee “b<strong>om</strong>en”. Zij die<br />
Jezus als Messias aannamen werden de takken van de goede vijgenbo<strong>om</strong>. Zij waren de<br />
erfgenamen van <strong>het</strong> heersersmandaat dat aan Juda gegeven was. Van hen zei Jezus dat<br />
Hij hen zou reinigen (d.i. snoeien) zodat zij zelfs nog meer vruchten zouden<br />
voortbrengen.<br />
Zij die weigerden <strong>om</strong> Jezus als Messias aan te nemen werden afgesneden en waren niet<br />
langer erfgenamen van <strong>het</strong> heersersmandaat. Jezus zei heel duidelijk dat er geen<br />
mogelijkheid bestond <strong>om</strong> vruchten voort te brengen zonder in Christus geënt te zijn.<br />
VERVANGINGSTHEOLOGIE<br />
Een “heidense kerk” heeft de een “Joodse kerk” NIET vervangen. <strong>De</strong> slechte vijgen<br />
werden simpelweg afgesneden en de goede vijgen die Jezus, de Koning van Juda,<br />
volgden bleven over <strong>om</strong> de banier van de Judese kerk te dragen. Er was dus geen sprake<br />
van vervanging zoals de klassieke R<strong>om</strong>einse Katholieke theologie in <strong>het</strong> verleden heeft<br />
geleerd. <strong>De</strong> beloften aan Abraham zijn nooit van een volk op een ander volk overgegaan.<br />
<strong>De</strong> beloften zijn simpelweg gebleven bij de ongebroken lijn van de goede vijgenbo<strong>om</strong> van<br />
Juda.<br />
Vervangingstheologie leert dat de vijgenbo<strong>om</strong> ontwortelt is en voor een appelbo<strong>om</strong> is<br />
ingewisseld. Dit is niet <strong>het</strong> geval. <strong>De</strong> waarheid is dat er twee vijgenb<strong>om</strong>en waren, een<br />
goede en een slechte. Beide waren van Juda. <strong>De</strong> slechte vijgenbo<strong>om</strong> is ontwortelt en de<br />
goede vijgenbo<strong>om</strong> bleef bestaan <strong>om</strong> <strong>het</strong> Koninkrijk van God op aarde uit te dragen. <strong>De</strong><br />
goede vijgenbo<strong>om</strong> heeft nooit iets vervangen <strong>om</strong>dat <strong>het</strong> er altijd al geweest was.<br />
Zo is <strong>het</strong> ook geen “Joodse” kerk, ten minste niet op de manier zoals mensen dit<br />
bedoelen als ze dit zeggen. Het is weldegelijk een Judese vijgenbo<strong>om</strong>; maar zij die<br />
zeggen dat dit een “Joodse” kerk is, zeggen gewoo<strong>nl</strong>ijk ook dat christenen zich met de<br />
Joden die van Christus werden afgesneden moeten verenigen. Met andere woorden, zij<br />
proberen de goede vijgenbo<strong>om</strong> met de slechte vijgenbo<strong>om</strong> te herenigen. Bijna altijd<br />
blijkt deze beweging te onderwijzen dat de slechte vijgenbo<strong>om</strong> nog steeds Gods<br />
verkozen volk is.<br />
Het probleem met deze opvatting zit hem in <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> een beweging is <strong>om</strong> de<br />
takken van de goede vijgen in de slechte vijgenbo<strong>om</strong> te enten, in plaats van anders<strong>om</strong>.<br />
<strong>De</strong>ze leer zou uiteindelijk alle christenen tot <strong>het</strong> judaïsme brengen, in plaats van de<br />
Joden tot Christus. Het feit is echter dat de slechte vijgenbo<strong>om</strong> NOOIT vrucht zal dragen,<br />
want dit was de aard van Jezus’ vloek (Mat. 21:19). <strong>De</strong> enige oplossing is dat de<br />
individuele takken van de dode bo<strong>om</strong> worden afgesneden en in de enige Bo<strong>om</strong> <strong>–</strong> Jezus<br />
Christus, de stam van de goede vijgenbo<strong>om</strong> <strong>–</strong> worden geënt die hen <strong>het</strong> leven kan<br />
geven. Zolang de bekering tot Christus een Jood niet aanstaat is hij geen deelgenoot van<br />
<strong>het</strong> heersersmandaat van Juda, noch behoort hij vanuit Gods optiek tot die stam (zoals<br />
we spoedig vanuit de Schrift zullen aantonen).<br />
DE GOEDE VIJGENBOOM WAS “DE KERK”<br />
<strong>De</strong> goede vijgenbo<strong>om</strong> probeerde voor een tijd in <strong>het</strong> oude land te blijven, maar<br />
geschillen dwongen de meeste van hen <strong>om</strong> voor hun leven te vluchten en in andere delen<br />
van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk hun toevlucht te zoeken. Het boek Handelingen verhaalt over deze<br />
vervolging. Toch groeide de vijgenbo<strong>om</strong> behoorlijk snel. Op de Pinksterdag werden er<br />
3000 bekeerd (Hand. 2:41). Hand. 2:47 zegt,<br />
47 En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente<br />
toe.<br />
Opnieuw lezen we in Hand. 4:4,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 63
4 En velen van hen die <strong>het</strong> Woord gehoord hadden, geloofden, en <strong>het</strong> aantal<br />
mannen werd ongeveer vijfduizend.<br />
Weder<strong>om</strong> lezen we in Hand. 5:14,<br />
14 En er werden er steeds meer toegevoegd die in de Heere geloofden,<br />
menigten van zowel mannen als vrouwen.<br />
Hand. 6:7 zegt verder,<br />
7 En <strong>het</strong> Woord van God verbreidde zich en <strong>het</strong> aantal discipelen in Jeruzalem<br />
nam sterk toe; en een grote menigte priesters werd aan <strong>het</strong> geloof gehoorzaam.<br />
Telkens wanneer andere Judeeërs werden bekeerd, nam de vijgenbo<strong>om</strong> in kracht en<br />
grootte toe. <strong>De</strong> discipelen hadden veel succes, ondanks dat zij niet aarzelden <strong>om</strong> de<br />
verantwoordelijkheid voor de kruisiging van Jezus op hun eigen volk te leggen. <strong>De</strong><br />
apostelen waren niet van mening dat zij over dit onderwerp zachtzinnig moesten<br />
spreken. Stoutmoedig bleven zij verkondigden en grote menigten bekeerden zich en<br />
volgden Jezus Christus.<br />
<strong>De</strong>ze grote menigten van Judeeërs waren “natuurlijke takken” van de vijgenbo<strong>om</strong>. Toch<br />
werden zij van de Koninkrijksbo<strong>om</strong>, wiens stam Jezus Christus was, afgesneden, tot <strong>het</strong><br />
m<strong>om</strong>ent dat zij zich bekeerden en hun geloof in Jezus als de Messias beleden. <strong>De</strong> goede<br />
vijgenbo<strong>om</strong> bleef groeien en al gauw werd de oppositie in de tempel zo onrustig dat zij<br />
de kerk ernstig begon te vervolgen.<br />
Jazeker, deze goede vijgenbo<strong>om</strong> was DE KERK.<br />
Zij was de erfgenaam van <strong>het</strong> heersersmandaat dat aan Juda was gegeven. Het was,<br />
zoals dit vaak wordt onderwezen, geen “heidense kerk”. Het was en zal altijd een Judese<br />
kerk blijven.<br />
<strong>De</strong> goede vijgen van Juda werden spoedig door vervolging in alle delen van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse<br />
Rijk en daar voorbij verspreid. Waar zij ook heengingen verkondigden zij aan een ieder<br />
die maar horen wilde <strong>het</strong> goede nieuws. Alle volken voedden zij met de goede vruchten<br />
van de bo<strong>om</strong> en zij zorgden voor veel bekeerlingen onder niet-Judeeërs. <strong>De</strong>ze nieuwe<br />
bekeerlingen tot Christus werden als takken in die vijgenbo<strong>om</strong> van Juda “geënt”. Binnen<br />
een eeuw begon de kerk (vijgenbo<strong>om</strong>) vanuit alle volken, die allen <strong>het</strong> leven van Jezus<br />
Christus verkregen, vele soorten vruchten voort te brengen. In feite waren de vijgen<br />
door alle appels, peren en abrikozen van de geënte takken van de andere volken al snel<br />
in de minderheid.<br />
Maar ondanks de grote variëteit van takken en vruchten die de bo<strong>om</strong> voortbracht had de<br />
bo<strong>om</strong> nog steeds een Judese stam. Het was nooit een “heidense kerk”, noch verving een<br />
“heidense kerk” Juda. Juda scheidde zich simpelweg in goede en slechte b<strong>om</strong>en, maar de<br />
goede bo<strong>om</strong> van Juda was erfgenaam van <strong>het</strong> heersersmandaat <strong>–</strong> waarna deze goede<br />
Juda bo<strong>om</strong> zich openstelde voor alle takken van andere volken in de wereld.<br />
God plantte GEEN nieuwe bo<strong>om</strong> en noemde <strong>het</strong> de “heidense kerk”. In plaats daarvan<br />
nam God Zijn vijgenbo<strong>om</strong> en entte Hij hierin takken van appelb<strong>om</strong>en, perenb<strong>om</strong>en, etc.<br />
<strong>De</strong>ze nieuwe takken brachten als onderdeel van de vijgenbo<strong>om</strong> andere soorten vruchten<br />
voort. Wanneer mensen van andere rassen zich in deze vijgenbo<strong>om</strong> enten veranderd hun<br />
ras of hun genen niet. Zij brengen simpelweg andere soorten vruchten voort. God houdt<br />
van verscheidenheid. En zoals we kunnen lezen in Op. 22:2 zal deze bo<strong>om</strong> aan <strong>het</strong> einde<br />
twaalf soorten vruchten voortbrengen,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 64
2… en de andere zijde van de rivier bevond zich de Bo<strong>om</strong> des levens, die twaalf<br />
vruchten voortbrengt <strong>–</strong> van maand tot maand geeft Hij Zijn vrucht. En de<br />
bladeren van de bo<strong>om</strong> zijn tot genezing van de heidenvolken.<br />
<strong>De</strong> Bo<strong>om</strong> des levens is Jezus Christus en deze bestaat uit vele takken <strong>–</strong> zij die in<br />
Christus, of een onderdeel van <strong>het</strong> lichaam van Christus zijn.<br />
Zij die Jezus verwierpen zijn gezame<strong>nl</strong>ijk de corrupte vijgenbo<strong>om</strong> die slechts vijgen kon<br />
voortbrengen die zo slecht waren dat zij niet gegeten konden worden. Die corrupte<br />
vijgenbo<strong>om</strong> verloor zijn juridische status als stam van Juda toen zij de Messias<br />
verwierpen en Zijn troon toe-eigenden, evenals Absal<strong>om</strong> de troon van zijn vader toeeigende.<br />
Toch heeft de afgelopen 2000 jaar een gestage stro<strong>om</strong> van Joden zich tot Jezus<br />
Christus bekeerd en zijn ze Hem gaan volgen. Zij zijn opnieuw in de goede vijgenbo<strong>om</strong><br />
geënt en zijn samen met de andere gelovigen verenigd als erfgenamen met Christus in<br />
<strong>het</strong> heersersmandaat.<br />
Het is echter NIET <strong>het</strong> geval dat christelijke Joden een speciale status voor God hebben<br />
die hen verheft <strong>om</strong> over anderen te heersen. Vijgen zijn niet beter dan appels en ook zijn<br />
appels niet beter dan vijgen; zij verschillen slechts in smaak.<br />
Maar <strong>om</strong> dit te begrijpen moeten we naar de goddelijke wet kijken <strong>om</strong> na te gaan wat er<br />
nu werkelijk gebeurd is.<br />
DE WET VAN HET SNOEIEN VAN BOMEN<br />
<strong>De</strong>uteron<strong>om</strong>ium 29 zegt ons dat er bepaalde <strong>om</strong>standigheden waren waardoor individuen<br />
en zelfs hele stammen van Israël afgesneden of van de Koninkrijksbo<strong>om</strong> gesnoeid<br />
konden worden. <strong>De</strong>ut. 29:18-21 zegt,<br />
18 Laat onder u geen man of vrouw, gezin of stam zijn die zijn hart heden van<br />
de HEERE, onze God, afkeert, <strong>om</strong> de goden van deze volken te gaan dienen. Laat<br />
onder u geen wortel zijn die gal en alsem voortbrengt. 19 En <strong>het</strong> zal gebeuren,<br />
als hij bij <strong>het</strong> horen van de woorden van deze vervloeking zichzelf in zijn hart<br />
zegent door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart<br />
volg; de overvloed zal de dorst wegnemen, 20 dat de HEERE hem niet zal willen<br />
vergeven; dan zal de toorn van de HEERE en Zijn na-ijver tegen die man<br />
ontbranden, en alle vervloekingen die in dit boek geschreven zijn, zullen op hem<br />
rusten. <strong>De</strong> HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitwissen. 21 <strong>De</strong> HEERE zal<br />
hem voor dit kwaad afzonderen van al de stammen van Israël, overeenk<strong>om</strong>stig<br />
alle vervloekingen van <strong>het</strong> verbond dat beschreven is in <strong>het</strong> boek met deze wet.<br />
<strong>De</strong> opvatting dat God een van de stammen van Israël zou uitdelgen is niet nieuw. Er zijn<br />
vele Bijbelleraren geweest die hebben gesuggereerd dat dit de reden is waar<strong>om</strong> de stam<br />
van Dan niet in de verzegelde lijst van Openbaringen 7 wordt aangehaald. Hoewel ik niet<br />
geloof dat dit de reden was van <strong>het</strong> weglaten van Dan, toont deze opvatting wel aan dat<br />
Bijbelleraren de mogelijkheid erkennen dat een stam of een groot gedeelte van een stam<br />
van <strong>het</strong> Koninkrijk afgesneden kan worden.<br />
Wij zullen in feite aantonen dat de vijgenbo<strong>om</strong> die de slechte vijgen voortbracht op deze<br />
manier en met bovenstaande reden is afgesneden. <strong>De</strong> andere vijgenbo<strong>om</strong> die goede<br />
vijgen voortbracht was <strong>het</strong> gedeelte van Juda die Jezus als de Messias aannam en Zijn<br />
houding en onderwerping aan <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse juk, zoals God dit voor Juda had ingesteld,<br />
overnam. <strong>De</strong> reden die in <strong>De</strong>ut. 29:19 gegeven wordt is: “Hij… zichzelf in zijn hart zegent<br />
door te zeggen: Ik zal vrede hebben, ook wanneer ik mijn verharde hart volg.” Met<br />
andere woorden, een dergelijk persoon (of gezin of stam) zal denken met God verzoend<br />
te zijn (vrede te hebben), zelfs als hun hart opstandig en koppig blijkt te zijn en te<br />
blijven.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 65
Dit is een zeer nauwkeurige beschrijving van de slechte vijgenbo<strong>om</strong> voor zowel in de tijd<br />
van Jeremia als van Jezus. Zij dachten dat zij door middel van hun ijver van hun<br />
tradities, en <strong>het</strong> getrouw doen van allerlei rituelen in de tempel, de wil van God deden.<br />
Zij waren van mening dat de opstandigheid tegen R<strong>om</strong>e een geloofsdaad jegens God<br />
was. Zij begrepen de wetten van gevangenschap of de wetten van tegenspoed niet.<br />
Jezus begreep deze wel en daar<strong>om</strong> leek Hij meer op een vriend van de R<strong>om</strong>einen en<br />
vocht Hij nooit hun autoriteit of recht onder God <strong>om</strong> over Judea te heersen aan.<br />
DE OFFERWETTEN<br />
<strong>De</strong> priesters waren <strong>het</strong> meest trots op hun kennis van de offerwetten. Zij kenden elk<br />
detail wat betreft <strong>het</strong> offeren van schapen en ossen, zij kenden echter niet de Auteur van<br />
de offerwetten. Daar<strong>om</strong> overtraden zij bij dat laatste offer van <strong>het</strong> Lam van God deze<br />
wet op de ergst mogelijke manier. Lev. 17:3-5 zegt:<br />
3 Iedereen uit <strong>het</strong> huis van Israël die een rund, een lam of een geit in <strong>het</strong> kamp<br />
slacht of die juist buiten <strong>het</strong> kamp slacht, 4 en <strong>het</strong> dier niet bij de ingang van de<br />
tent van ontmoeting brengt <strong>om</strong> <strong>het</strong> de HEERE als offergave aan te bieden vóór<br />
de tabernakel van de HEERE <strong>–</strong> die man moet <strong>het</strong> bloed aangerekend worden; hij<br />
heeft bloed vergoten. Daar<strong>om</strong> moet die man uit <strong>het</strong> midden van zijn volk<br />
uitgeroeid worden, 5 opdat de Israëlieten hun OFFERS, die zij nu nog in <strong>het</strong><br />
open veld brengen, naar de HEERE brengen, naar de ingang van de tent van<br />
ontmoeting, naar de priester, en ze als dankoffers aan de HEERE offeren.<br />
Jezus was <strong>het</strong> Paaslam van God dat voor de zonde van de wereld werd geofferd. Om de<br />
wet van de rode koe (Num. 19:3) te vervullen werd Hij “buiten <strong>het</strong> kamp” gekruisigd<br />
(Lev. 17:3; Heb. 13:13). <strong>De</strong> priesters namen Jezus mee naar de top (schedel, hoofd) van<br />
de Olijfberg, waar ook David zijn offers bracht (2 Sam. 15:30-32). Zij kruisigden Hem<br />
zelfs op de juiste dag, namelijk Pascha, en Hij stierf exact op <strong>het</strong> juiste uur van de dag <strong>–</strong><br />
<strong>het</strong> negende uur <strong>–</strong> zoals de wet dit eiste (Ex. 12:6). Tot zover deden de priesters exact<br />
wat de wet hen opdroeg te doen.<br />
Maar de priesters faalden <strong>om</strong> <strong>het</strong> bloed van dat Offer op de wettelijk voorgeschreven<br />
plaats te strijken. Omdat Jezus <strong>het</strong> Paaslam was, faalden zij <strong>om</strong> Zijn bloed op hun<br />
bovendorpel (voorhoofd) en deurposten (oren) van hun “huis” te strijken. Daar<strong>om</strong> zag<br />
God <strong>het</strong> bloed niet en ging Hij hen “voorbij” (Ex. 12:13). Zij werden niet door <strong>het</strong> bloed<br />
van <strong>het</strong> Lam gerechtvaardigd.<br />
Ten tweede sprenkelden zij Zijn bloed niet op <strong>het</strong> altaar van hun hart, want zij hadden<br />
geen geloof in Zijn bloed. Voor deze mensen is de wet uit Lev. 17:4 van toepassing: “hij<br />
heeft bloed vergoten. Daar<strong>om</strong> moet die man uit <strong>het</strong> midden van zijn volk uitgeroeid<br />
worden.” Met andere woorden, die man zal van de vijgenbo<strong>om</strong> van Juda gesnoeid<br />
worden <strong>om</strong>dat hij zijn juridische status als lid van de stam heeft verbeurd. Lev. 17:6<br />
zegt,<br />
6 <strong>De</strong> priester moet dan <strong>het</strong> bloed op <strong>het</strong> altaar van de HEERE bij de ingang van<br />
de tent van ontmoeting sprenkelen en <strong>het</strong> vet in rook laten opgaan als een<br />
aangename geur voor de HEERE.<br />
Net zoals ons lichaam een tempel van God is, zo is ons hart eveneens een altaar van de<br />
HEERE. En daar<strong>om</strong> legt Heb. 10:22 dit met de volgende woorden uit,<br />
22 laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van<br />
<strong>het</strong> geloof, nu ons hart gereinigd [schoon gesprenkeld) is van een slecht geweten<br />
en ons lichaam gewassen is met rein water.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 66
Het was binnen <strong>het</strong> plan van God noodzakelijk dat Jezus Christus gekruisigd zou worden<br />
en dat Hij als een Offer voor eens en altijd voor de zonde zou sterven. Maar zowel <strong>het</strong><br />
volk als de priesters moesten echter iets met <strong>het</strong> bloed van elk offer doen. In <strong>het</strong> geval<br />
van Jezus moesten zij Zijn bloed voor hun rechtvaardiging op figuurlijke wijze op <strong>het</strong><br />
altaar van hun hart sprenkelen. Dit deden zij niet, met uitzondering van de priesters die<br />
Hem als Messias aannamen en Hem begonnen te zien als hét Offer voor de zonde. Zij die<br />
Hem aannamen bleven aan de Koninkrijksvijgenbo<strong>om</strong>, die goede vruchten voor God<br />
voortbracht, zitten.<br />
WIE IS EEN “JOOD”?<br />
<strong>De</strong> kerk en Juda zijn dezelfde entiteit. <strong>De</strong> kerk is <strong>het</strong> “geroepen” lichaam uit <strong>het</strong> volk,<br />
geroepen uit de slechte vijgenbo<strong>om</strong> van <strong>het</strong> judaïsme <strong>om</strong> in de goede vijgenbo<strong>om</strong> van<br />
Jezus Christus geënt te worden. Hoewel er niet-Judeeërs bestaan die in die Juda kerk<br />
geënt zijn, is de kerk zelf de juridische stam van Juda. <strong>De</strong> apostel Paulus is in R<strong>om</strong>. 2:28,<br />
29 hier heel duidelijk in,<br />
28 Want niet híj is Jood die <strong>het</strong> in <strong>het</strong> openbaar is, en niet dát is besnijdenis die<br />
in <strong>het</strong> openbaar in <strong>het</strong> vlees plaatsvindt, 29 maar híj is Jood die <strong>het</strong> in <strong>het</strong><br />
verborgene is, en dát is besnijdenis, die van <strong>het</strong> hart is, naar de geest, niet naar<br />
de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.<br />
Dit is Paulus’ definitie van een Jood en hij benadrukt dit zowel positief als negatief. Hij<br />
zegt ons dat er twee groepen mensen zijn die beide claimen Jood (Judeeër) te zijn. <strong>De</strong><br />
slechte vijgen zijn de “gemanifesteerde, ofwel uiterlijke” Joden, want zij worden door de<br />
mens als Joden bestempeld.<br />
<strong>De</strong> goede vijgen waren de ware Joden, hoewel hun identiteit verborgen was, zij stonden<br />
namelijk als zodanig niet bij <strong>het</strong> grote publiek bekend. <strong>De</strong> uiterlijke Joden waren degenen<br />
die in die tijd <strong>het</strong> judaïsme volgden. <strong>De</strong> verborgen Joden waren degenen wiens hart met<br />
God overeenstemde. <strong>De</strong> uiterlijke Joden legden een claim op hun stamstatus en<br />
verbondstatus met God op grond van fysieke besnijdenis. <strong>De</strong> verborgen Joden legden<br />
een claim op hun stamstatus en verbondstatus met God op grond van hun<br />
hartbesnijdenis.<br />
Met andere woorden, alleen <strong>om</strong>dat ongelovige Joden in staat waren <strong>om</strong> de naam Juda (in<br />
haar verkorte vorm “Jood”) te verkrijgen, betekende dit niet dat zij in wezen echte Joden<br />
waren. Vanuit de opvatting van de christenen (inclusief Paulus) waren de ongelovigen<br />
Joden van hun volk afgesneden en bezaten zij niet langer <strong>het</strong> recht <strong>om</strong> zichzelf voor God<br />
Joden te noemen. Alleen die Judeeërs die de Middelaar van <strong>het</strong> Nieuwe Verbond, de<br />
Koning van Juda, de Bewaarder van de stamnaam, aannamen waren in staat <strong>om</strong> in<br />
juridisch opzicht zichzelf Judeeërs (d.w.z. Joden) te noemen.<br />
Het “stamschap” behoorde bij de leider (prins) van een stam. Als een lid van een stam<br />
besloot <strong>om</strong> naar een ander deel van de wereld te gaan en daar zijn eigen stam of volk te<br />
vestigen, kon hij niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam waaruit hij<br />
kwam te zijn. En was op gelijke wijze een man uit bijvoorbeeld de stam van Juda van zijn<br />
volk afgesneden, of verbannen vanwege een ernstige overtreding van de wet, dan kon hij<br />
niet claimen een juridisch vertegenwoordiger van de stam van Juda te zijn.<br />
Zo was Jezus de Koning van Juda, dit niet alleen krachtens zijn afstamming, maar ook<br />
krachtens Zijn daden. Daar<strong>om</strong> ging de stamnaam over op Jezus en zij die Hem volgden.<br />
<strong>De</strong> stamnaam bleef niet bij degenen die tegen Hem in opstand kwamen en Hem doodden<br />
<strong>om</strong> zo Zijn erfdeel in bezit te nemen. <strong>De</strong> overgrote meerderheid van <strong>het</strong> volk, geleidt<br />
door de hogepriesters, die tegen hem in opstand kwamen verloren dus binnen de stam<br />
van Juda hun status. Maar <strong>om</strong>dat zij Zijn troon hadden toegeëigend waren zij in staat <strong>om</strong><br />
de wereld te overtuigen dat zij nog steeds de “ware Joden” waren. Daar<strong>om</strong> wordt de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 67
naam “Jood” nog steeds <strong>–</strong> in de ogen van de mens <strong>–</strong> toegepast op de slechte<br />
vijgenbo<strong>om</strong>, die de Koning van Juda verwierp en de troon en de naam van Juda toeeigende.<br />
Aan <strong>het</strong> einde van de eerste eeuw zei Johannes in Openbaringen 2:9,<br />
9 Ik ken uw werken, verdrukking en armoede <strong>–</strong> u bent echter rijk <strong>–</strong> en Ik ken de<br />
lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar <strong>het</strong> niet zijn; zij zijn<br />
namelijk een synagoge van de satan.<br />
<strong>De</strong>ze gedachtegang herhaald hij in Op. 3:9, zeggende,<br />
9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij<br />
Joden zijn en <strong>het</strong> niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij k<strong>om</strong>en en aan<br />
uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb.<br />
Het is vreemd dat in de afgelopen decennia Messiaans judaïsme deze gedachte pr<strong>om</strong>oot,<br />
namelijk de gedachte dat de ware Joden (volgelingen van Jezus, de Koning van Juda) in<br />
de dode vijgenbo<strong>om</strong> die God circa 2000 jaar geleden vanwege wetteloosheid heeft<br />
afgesneden geënt moeten worden. <strong>De</strong> basale fout van Messiaans judaïsme is dat zij de<br />
goede vijgen door de slechte vijgen wil vervangen. Dit is hun vorm van<br />
vervangingstheologie. Zij noemen de slechte vijgen “Gods verkoren volk”, waarna zij<br />
vervolgens proberen <strong>om</strong> zich te identificeren met hun religieuze praktijken als tactische<br />
zet <strong>om</strong> ervoor te zorgen dat s<strong>om</strong>migen van hen zich tot Jezus zullen keren.<br />
Dit k<strong>om</strong>t overeen met <strong>het</strong> meedrinken met dronkaards <strong>om</strong> ervoor te zorgen dat ze zullen<br />
stoppen met drinken.<br />
<strong>De</strong> apostelen zouden zich in hun graf <strong>om</strong>draaien. Nooit hebben zij geprobeerd <strong>om</strong> ervoor<br />
te zorgen dat de christenen terug zouden keren naar hun oude vorm van judaïsme. <strong>De</strong><br />
apostel Paulus schreef in feite hele evangeliën <strong>om</strong> een dergelijke gedachte te<br />
weerleggen. Binnen de religie van <strong>het</strong> judaïsme is geen leven, want <strong>het</strong> heeft <strong>De</strong>gene die<br />
<strong>het</strong> Leven is verworpen <strong>–</strong> en nog steeds verwerpt zij Hem. Men kan niemand dwingen <strong>om</strong><br />
gekerstend te worden door zich naar <strong>het</strong> judaïsme te bekeren. Het is een misvatting van<br />
de eerste orde dat <strong>het</strong> judaïsme weer tot leven gewekt zal worden wanneer christenen<br />
haar takken heen en weer schudden.<br />
Het boek Hebreeën is geschreven <strong>om</strong> aan te tonen dat wij als christenen iets beters<br />
bezitten dan wat <strong>het</strong> judaïsme te bieden heeft. Wij hebben een beter verbond, een beter<br />
priesterschap, een betere tempel en betere offers. Het terugkeren naar de oude<br />
rabbijnse tradities van <strong>het</strong> judaïsme, waarmee zij de wet van God te niet doen, is een<br />
afvalligheid waar geen excuus voor bestaat.<br />
Zoals we al hebben aangetoond is de heerlijkheid van God als eerste uit Silo en later uit<br />
Jeruzalem getrokken. Op de Pinksterdag in Handelingen 2 ging de heerlijkheid van God<br />
op een nieuwe tempel in <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem rusten. Het maakt niet uit of de Joodse<br />
zionisten er nu wel of niet in slagen <strong>om</strong> een derde tempel in Jeruzalem te bouwen, de<br />
heerlijkheid van God heeft daar ooit gerust <strong>–</strong> en is daar weggetrokken. Op die plaats<br />
staat Ikabod al geschreven. Hij heeft <strong>het</strong> al verlaten, zoals Hij ook Silo verlaten heeft<br />
(Jer. 7:14). Verder is de heerlijkheid van God naar een betere tempel gegaan, een<br />
tempel gemaakt van levende stenen, gefundeerd op de apostelen en profeten (Ef. 2:20).<br />
Hij is NIET van plan <strong>om</strong> weer in bouwwerken van hout en steen te verhuizen, ongeacht<br />
hoe geweldig hun architectuur ook mag zijn.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 68
DE VROEGE KERK<br />
<strong>De</strong> leiders in de tempel begonnen de christenen al snel na hun kruisiging van Jezus te<br />
vervolgen. In Handelingen 4:1-3 lezen we van <strong>het</strong> begin van de vervolging, nadat Petrus<br />
en Johannes een verlamde man bij de poort van diezelfde tempel hadden genezen. Wij<br />
lezen daar,<br />
1 En terwijl zij tot <strong>het</strong> volk spraken, kwamen de priesters, de bevelhebber van<br />
de tempelwacht en de Sadduceeën op hen af, 2 geërgerd, <strong>om</strong>dat zij <strong>het</strong> volk<br />
onderwezen en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden. 3 En zij<br />
sloegen de handen aan hen en zetten hen gevangen tot de volgende dag, want<br />
<strong>het</strong> was al avond.<br />
<strong>De</strong> volgende dag gaf Petrus zijn getuigenis tot de hogepriester dat de man door de kracht<br />
van de verrezen Christus was genezen. Zijn getuigenis is <strong>het</strong> fundament van een<br />
christelijke getuigenis voor alle Joden tot op heden. In Hand. 4:8-12 lezen we,<br />
8 Toen zei Petrus, vervuld met de Heilige Geest, tegen hen: Leiders van <strong>het</strong> volk<br />
en oudsten van Israël! 9 Wanneer wij vandaag ondervraagd worden over de<br />
weldaad aan een zieke man bewezen, waardoor hij gezond geworden is, 10 laat<br />
<strong>het</strong> dan bij u allen en bij heel <strong>het</strong> volk Israël bekend zijn dat door de Naam van<br />
Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden<br />
opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. 11 <strong>De</strong>ze<br />
Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen<br />
geworden is. 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel<br />
geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten<br />
worden.<br />
Tot voor kort trok niemand de woorden van Petrus in twijfel. Maar enige tijd geleden<br />
begonnen verscheidene christelijke leiders ten behoeve van een betere relatie met <strong>het</strong><br />
judaïsme de R<strong>om</strong>einen voor de kruisiging te beschuldigen, waarbij zij de Schrift<br />
negeerden, want daarin staat dat de priesters naar de ordening van Levi als enigen in<br />
staat waren <strong>om</strong> God een welgevallig offer te brengen. Nog korter geleden begonnen<br />
verscheidene christelijke leiders vervolgens te menen dat de Joden in wezen zonder <strong>het</strong><br />
geloof in Jezus Christus gered konden worden. Ikzelf zag deze opvatting voor <strong>het</strong> eerst in<br />
de column “My Answer” van Billy Graham in 1960, hoewel ik eraan twijfel of dit wel door<br />
Graham zelf geschreven is. Het week teveel van zijn persoon af <strong>om</strong> <strong>het</strong> zelf geschreven<br />
te hebben.<br />
Het artikel vermeldt dat de heidenen door <strong>het</strong> geloof in Christus gered worden, terwijl de<br />
Joden door de wet gered worden. Maar als dit <strong>het</strong> geval zou zijn, dan zou geen enkele<br />
Jood gered kunnen worden, want er is niemand rechtvaardig, ook niet één (R<strong>om</strong>. 3:10).<br />
Geen enkele Jood is in zijn leven voor de wet volmaakt geweest, tenzij hij misschien zeer<br />
vroeg is overleden. Ikzelf zou de redding voor een Jood nooit zo onmogelijk poneren. Als<br />
wij <strong>het</strong> boek Handelingen lezen zien wij overal dat de Joden door <strong>het</strong> geloof in Jezus<br />
Christus gered werden. Ik zou de zogenaamde Bijbelleraren willen vragen op welke<br />
datum deze eis voor redding is veranderd.<br />
Laat mij voor de goede orde verklaren dat ik geloof dat wat Petrus zei nog steeds klopt:<br />
“Er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig<br />
moeten worden.“<br />
<strong>De</strong> reactie van de Joodse leiders op de verklaring van Petrus vestigde een patroon voor<br />
<strong>het</strong> judaïsme dat tot op de dag van vandaag gevolgd wordt. <strong>De</strong>ze reactie kunnen we<br />
lezen in Hand. 4:14-18,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 69
14 En <strong>om</strong>dat zij de man die genezen was, bij hen zagen staan, konden zij er<br />
niets tegen inbrengen. 15 En nadat zij hun bevolen hadden de Raad te verlaten,<br />
overlegden zij met elkaar, 16 en zeiden: Wat zullen wij met deze mensen doen?<br />
Want dat er een al<strong>om</strong> bekend teken door hen is verricht, is duidelijk voor allen<br />
die in Jeruzalem wonen, en wij kunnen <strong>het</strong> niet ontkennen. 17 Maar laten wij,<br />
opdat <strong>het</strong> niet nog verder onder <strong>het</strong> volk bekend raakt, hun met de grootste<br />
dreiging gebieden dat zij tot geen enkel mens meer in die Naam mogen<br />
spreken. 18 En na hen geroepen te hebben, gaven zij hun <strong>het</strong> bevel helemaal<br />
niet meer te spreken of te onderwijzen in de Naam van Jezus.<br />
Met andere woorden, zij waren zich zeer bewust van <strong>het</strong> wonder van genezing dat voor<br />
de tempel had plaatsgevonden. Dit kon niet ontkend worden. Maar zij wilden niet geloven<br />
dat Jezus de Messias was, waarna zij hun toevlucht zochten in schadebeperking. <strong>De</strong>ze<br />
zelfde leiders waren zich er ook van bewust dat Jezus Christus uit de dood was<br />
opgestaan <strong>–</strong> maar zij wilden Hem hoe dan ook niet volgen. Zij gaven de voorkeur aan<br />
een leugen. Mat. 28:11-15 zegt,<br />
11 Terwijl zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad en<br />
berichtten de overpriesters alles wat er gebeurd was. 12 En zij kwamen bijeen<br />
met de oudsten, en zij kwamen gezame<strong>nl</strong>ijk tot <strong>het</strong> besluit <strong>om</strong> de soldaten veel<br />
geld te geven, 13 en zij zeiden: Zeg: Zijn discipelen zijn 's nachts gek<strong>om</strong>en en<br />
hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. 14 En als de stadhouder hiervan<br />
hoort, zullen wij hem overtuigen en maken dat u zonder zorgen bent. 15 Toen<br />
zij <strong>het</strong> geld in ontvangst gen<strong>om</strong>en hadden, deden zij zoals hun was<br />
voorgehouden. En dit woord is verbreid onder de Joden tot op de huidige dag.<br />
Het is daar<strong>om</strong> geen verrassing dat de leiders van <strong>het</strong> volk Jezus Christus bleven<br />
verwerpen, zelfs nadat een lamme man nota bene in de poort van de tempel door Zijn<br />
kracht was genezen. Hun reactie op deze goede daad was <strong>het</strong> bevel tot de discipelen <strong>om</strong><br />
niet meer in de naam van Jezus te onderwijzen. <strong>De</strong> discipelen weigerden zich te<br />
onderwerpen aan dit bevel en genazen nog veel meer zieken (Hand. 5:15, 16). Hierna<br />
smeed de hogepriester hen vervuld van jaloezie in de gevangenis (Hand. 5:18). Maar de<br />
engelen bevrijdden hen, waarna de apostelen stoutmoedig <strong>het</strong> verkondigen voortzetten.<br />
Ze begonnen pas echt zenuwachtig te worden toen ze erachter kwamen dat zij de<br />
apostelen zelfs niet binnen de gevangenismuren konden houden, want de engelen<br />
zouden hen toch bevrijden. Ik bedoel, wie was God <strong>om</strong> tegen hun juridische beslissingen<br />
in te gaan? Daar<strong>om</strong> arresteerden zij de apostelen nogmaals. Maar zonder poespas legde<br />
Petrus hen <strong>het</strong> probleem uit en de oplossing voor dat probleem. In Hand. 5:30-32 staat,<br />
30 <strong>De</strong> God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u <strong>om</strong>gebracht hebt door<br />
Hem aan een kruishout te hangen. 31 <strong>De</strong>ze Jezus heeft God door Zijn<br />
rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, <strong>om</strong> Israël bekering te geven<br />
en vergeving van zonden. 32 En wij zijn Zijn getuigen van deze dingen, en ook<br />
de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn.<br />
Dit maakte hen pas echt woest en zij zouden hen hebben vermoord als Gamaliël hier<br />
geen stokje voor gestoken had. Toch zegt Hand. 5:40,<br />
40 En zij lieten zich door hem overtuigen; en toen zij de apostelen bij zich<br />
geroepen hadden, geselden zij hen en geboden hun dat zij niet zouden spreken<br />
in de Naam van Jezus, en zij lieten hen gaan.<br />
In Handelingen 6 en 7 werd <strong>het</strong> geschil door de steniging van Stefanus woeliger. Dit<br />
markeerde de dag van de formele uitbraak van vervolging van de christengemeenschap<br />
van goede vijgen. In Hand. 8:1-5 lezen we,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 70
1 En Saulus stemde in met zijn [Stefanus] dood. En er ontstond op die dag een<br />
grote vervolging tegen de gemeente die in Jeruzalem was; en zij werden allen<br />
verspreid over de landstreken van Judea en Samaria, behalve de apostelen… 4<br />
Zij dan die overal verspreid waren, trokken <strong>het</strong> land door en verkondigden <strong>het</strong><br />
Woord. 5 En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun<br />
Christus.<br />
Spoedig werden de meesten uit <strong>het</strong> land van Judea naar andere delen van <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse<br />
Rijk verdreven. Op deze manier vervulden zij de beschrijving van Jeremia wat betreft de<br />
goede vijgen die de mensen voorstelden die zich aan God onderwierpen en in<br />
ballingschap gingen <strong>–</strong> oorspronkelijk de Babylonisch, maar in dit geval een ballingschap<br />
binnen <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse Rijk.<br />
Dit is de geschiedenis van de vroege kerk. Het was een kerk van goede vijgen, niet van<br />
slechte vijgen. <strong>De</strong> slechte vijgen waren jaloers op de goede vijgen en weigerden te<br />
geloven dat Jezus de Messias was, ondanks dat er grote tekenen en wonderen onder hen<br />
verricht werden. <strong>De</strong>ze geloven, ofwel de goede vijgen, droegen vanuit Gods oogpunt <strong>het</strong><br />
heersersmandaat van Juda. Zij waren de ware Joden, want zij droegen de stamnaam van<br />
Juda en haar roeping.<br />
<strong>De</strong> goede vijgen beschouwden niemand <strong>–</strong> Jood of niet-Jood - als zijnde in een<br />
reddingsverbond zonder Jezus Christus. Stoutmoedig predikten zij bekering, waarbij zij<br />
<strong>het</strong> volk vertelden <strong>om</strong> zich te bekeren van de verwerping en kruisiging van de Messias<br />
<strong>om</strong> zo gered te worden. <strong>De</strong>ze boodschap is nog steeds onveranderd, ondanks dat<br />
moderne theologen hier wel verandering in hebben aangebracht. <strong>De</strong> Bijbel is nog steeds<br />
<strong>het</strong> Woord van God, zelfs als de inzettingen en tradities van de mens hier tegen ingaan.<br />
Laat <strong>het</strong> verder glashelder zijn dat <strong>het</strong> geschil niet begon met Jezus die de slechte vijgen<br />
ging vervolgen. Nee, <strong>het</strong> begon met de slechte vijgen die Jezus vervolgden en<br />
kruisigden. Na de Pinksterdag begon <strong>het</strong> geschil niet met de christenen die de Joden<br />
gingen vervolgen. Nee, <strong>het</strong> begon met de hogepriesters van de tempel die de christenen<br />
vervolgden. Pas later verloren de christenen <strong>het</strong> licht van Pinksteren, waardoor vleselijk<br />
denkende christenen terug begonnen te vechten en de Joden gingen vervolgen. Hiermee<br />
gingen ze de fout in. Christenen behoren een hogere norm dan dat te hanteren. Ondanks<br />
dat we mogen verwachten dat de Joodse leiders “van woede zullen barsten” (Hand. 5:33)<br />
als zij de roep op bekering horen en wij mogen verwachten dat zij met boosheid zullen<br />
reageren, mogen wij deze zelfde vleselijkheid niet tot openbaring zien k<strong>om</strong>en bij degenen<br />
die claimen <strong>het</strong> voorbeeld van Jezus te volgen. Ook christenen blijft hun portie wat<br />
betreft bekering niet bespaard.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 71
HOOFDSTUK 8<br />
Het Nieuwe Jeruzalem<br />
Het was nodig voor Jezus <strong>om</strong> de aarde te verlaten en tot de hemel te varen <strong>om</strong> zo de<br />
laatste verplaatsing van Gods heerlijkheid binnen aardse tempels en steden te<br />
bewerkstelligen. Toen dit eenmaal voltooid was kon de heerlijkheid van God na tien<br />
dagen op de Pinksterdag terugkeren en op de discipelen in de bovenkamer rustten.<br />
Vanaf dat m<strong>om</strong>ent zijn wij, zoals de apostel Paulus dit uitlegt, als individuen de tempels<br />
van God (1 Kor. 3:16). <strong>De</strong> kerk is als geheel ook een tempel, met Jezus Christus als<br />
hoeksteen en de apostelen en de profeten als funderingsstenen (Ef. 2:20-22). Anderen<br />
zijn levende stenen in die tempel (1 Pet. 2:5). Het meest belangrijke is misschien nog<br />
wel dat Gods naam nu op ons als volk rust en niet op een externe ark van <strong>het</strong> verbond in<br />
een tempel van hout en steen in een fysieke stad in Palestina.<br />
Men kan de vervulling van de profetie niet vatten zonder te zien dat er twee Jeruzalems<br />
zijn: <strong>het</strong> oude en <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem. Dit onderscheid maakt <strong>het</strong> mogelijk <strong>om</strong> de<br />
schijnbare tegen<strong>strijd</strong>igheid tussen de Bijbelse verklaringen van zegen en vloek over<br />
Jeruzalem te begrijpen.<br />
JESAJA PROFETEERT OVER DE NIEUWTESTAMENTISCHE “BRUID”<br />
In Jesaja lezen we over <strong>het</strong> primaire voorbeeld van “Jeruzalem” waarvan Johannes zegt<br />
dat <strong>het</strong> als <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem opgevat moet worden. Jes. 62:1, 2 zegt,<br />
1 Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, <strong>om</strong>wille van Jeruzalem zal ik niet stil<br />
zijn, totdat haar gerechtigheid opk<strong>om</strong>t als een lichtglans, en haar heil als een<br />
brandende fakkel. 2 <strong>De</strong> heidenvolken zullen uw gerechtigheid zien en alle<br />
koningen uw luister; u zult met een nieuwe naam genoemd worden, die de<br />
mond van de HEERE bepalen zal.<br />
Op <strong>het</strong> eerste gezicht lijkt <strong>het</strong> dat Jesaja over de oorspronkelijke stad Jeruzalem spreekt.<br />
Maar Johannes past de profetie niet op <strong>het</strong> oude Jeruzalem, maar op <strong>het</strong> Nieuwe<br />
Jeruzalem toe. Op. 3:12 verwijst naar Jes. 62:2 waarbij <strong>het</strong> zegt dat deze nieuwe naam<br />
<strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem is:<br />
12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en<br />
hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem<br />
schrijven en de naam van de stad van Mijn God, <strong>het</strong> nieuwe Jeruzalem, dat<br />
neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.<br />
Vanuit de profetie van Johannes blijkt dat Jesaja niet over de oude stad, maar over <strong>het</strong><br />
Nieuwe Jeruzalem sprak. <strong>De</strong>ze tempel in <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem is de plaats waar God<br />
Zijn naam heeft gevestigd. Het is geen vervloekte plaats, maar een plaats van zegen.<br />
Jes. 62:3-5 profeteert dat Jeruzalem een “sierlijke kroon” in Gods hand zal zijn. Zij zal<br />
niet langer “verlatene” of “woestenij” genoemd worden, maar daarentegen “getrouwde”.<br />
4 Tegen u zal niet meer gezegd worden: verlatene, en tegen uw land zal niet<br />
meer gezegd worden: woestenij, maar u zult genoemd worden: Mijn<br />
welgevallen is in haar, en uw land: getrouwde; want de HEERE verlangt naar u,<br />
en uw land zal getrouwd worden. 5 Want zoals een jongeman trouwt met een<br />
jonge vrouw, zo zullen uw kinderen trouwen met u; zoals een bruideg<strong>om</strong> zich<br />
verblijdt over zijn bruid, zo zal uw God Zich over u verblijden.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 72
Johannes verwijst in Op. 21:2 naar deze profetie, waar we lezen dat de heilige stad die<br />
God zal huwen niet <strong>het</strong> oude Jeruzalem is. <strong>De</strong> Bruid is <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem <strong>–</strong> ondanks<br />
dat Jesaja <strong>het</strong> slechts “Jeruzalem” noemt.<br />
2 En ik, Johannes, zag de heilige stad, <strong>het</strong> nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God<br />
uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt<br />
is.<br />
In Op. 21:9, 10 identificeert een engel weder<strong>om</strong> de bruid als <strong>het</strong> Jeruzalem dat uit de<br />
hemel neerdaalt, als tegenstelling van <strong>het</strong> Jeruzalem dat op de aarde haar oorsprong<br />
heeft:<br />
9 En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven<br />
laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: K<strong>om</strong>, ik zal u de<br />
bruid, de vrouw van <strong>het</strong> Lam, laten zien. 10 En hij voerde mij weg in de geest op<br />
een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, <strong>het</strong> heilige Jeruzalem, dat<br />
neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.<br />
Ondanks dat Jesaja niets over <strong>het</strong> NIEUWE Jeruzalem zegt, kunnen we zien dat Johannes<br />
ons zegt dat dit <strong>het</strong> is wat God bedoelde. Met andere woorden, Johannes zegt ons welk<br />
Jeruzalem God bedoelde toen Hij de profetie aan Jesaja gaf.<br />
DE MUREN VAN HET NIEUWE JERUZALEM<br />
Johannes beschrijft in fysieke termen de “muren” en “poorten” van die stad, maar <strong>het</strong> is<br />
overduidelijk dat dit symbolisch bedoeld wordt. Van de muur wordt gezegd dat deze 144<br />
el hoog is (21:17), <strong>het</strong>geen <strong>het</strong> Bijbelse getal van de uitverkorenen aanduid. <strong>De</strong><br />
numerieke waarde van de letters in de naam Lazarus is exact 144. Dit verbindt <strong>het</strong> getal<br />
aan zij die uitverkoren zijn <strong>om</strong> uit de dood op te staan <strong>om</strong> zo van de dood gered te<br />
worden (zie Joh. 11).<br />
<strong>De</strong> muren van een stad dienen ter bescherming en geven de grens aan <strong>om</strong> degenen die<br />
niet geacht zijn de stad binnen te k<strong>om</strong>en buiten te houden. <strong>De</strong> muren worden daar<strong>om</strong><br />
“redding” genoemd, waarmee aangeduid wordt dat alleen de verlosten de stad binnen<br />
kunnen gaan. Zach. 2:5 (hieronder geciteerd) beschrijft de muur als “een muur van<br />
vuur”. Waar<strong>om</strong> wordt <strong>het</strong> als vuur beschreven? <strong>De</strong>ut. 33:2 zegt ons dat Hij Israël bij de<br />
Sinaï een “vurige wet” gaf. <strong>De</strong> wet is <strong>het</strong> “vuur” van God dat alle mensen oordeelt. Een<br />
wet is een morele grens. Zonde is <strong>het</strong> overtreden van de wet (1 Joh. 3:4). Daar<strong>om</strong> is de<br />
muur van vuur in de profetie van Zacharia de grens van de wet.<br />
We lezen dat al degenen die de stad binnengaan rechtvaardig zijn. Men kan niet<br />
wetteloos zijn en de stad binnengaan. Noch overtreden de verlosten de wet wanneer zij<br />
binnengaan.<br />
<strong>De</strong> stad is meer dan een enkele locatie op aarde. Zach. 2:1-5 profeteert,<br />
1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een<br />
meetsnoer in Zijn hand. 2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik<br />
ga Jeruzalem opmeten <strong>om</strong> te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn<br />
lengte zal zijn. 3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een<br />
andere engel trad Hem tegemoet. 4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot<br />
die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet <strong>om</strong>muurd blijven, vanwege de veelheid<br />
aan mensen en dieren in haar midden. 5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de<br />
HEERE, een muur van vuur rond<strong>om</strong>, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid<br />
zijn.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 73
Aan de ene kant profeteert Zacheria dat de stad “niet <strong>om</strong>muurd” zal zijn en in <strong>het</strong><br />
volgende vers zegt hij dat er een “muur van vuur rond<strong>om</strong>” zal zijn. Jazeker, er bevindt<br />
zich een muur rond dit Jeruzalem, maar <strong>het</strong> is geen fysieke muur rond<strong>om</strong> een paar<br />
gebouwen die een “stad” genoemd wordt. Het is een muur van redding en een muur van<br />
vuur (wet). Niemand zal deze muur trotseren door fysiek door een van haar poorten te<br />
wandelen. Men kan zich alleen door “redding” kwalificeren.<br />
DE POORTEN VAN HET NIEUWE JERUZALEM<br />
Er wordt ook gesproken over twaalf poorten met de namen van de twaalf stammen van<br />
Israël erop geschreven. Er wordt ook gezegd dat er twaalf parels zijn (Op. 21:21). <strong>De</strong>ze<br />
beschrijving van de poorten wordt overduidelijk niet letterlijk bedoeld. <strong>De</strong> profeet geeft<br />
ons de basisdefinitie van de poorten als hij in Jes. 60:18 <strong>het</strong> volgende zegt,<br />
18 Er zal niet meer gehoord worden van geweld in uw land, van verwoesting of<br />
rampen binnen uw grenzen, maar uw muren zult u noemen Heil, en uw poorten<br />
Lof.<br />
Johannes zegt in Op. 21:12 dat de twaalf stammen van Israël op de twaalf poorten van<br />
de stad geschreven staan. Later worden de twaalf poorten in vers 21 “parels” genoemd,<br />
want de twaalf stammen zijn samen de “parel van grote waarde”. Jezus kocht deze parel<br />
door Zijn dood aan <strong>het</strong> kruis, maar door dit te doen kocht Hij uiteindelijk heel de wereld.<br />
In twee korte gelijkenissen in Mat. 13:44-46 sprak Jezus over deze zaken,<br />
44 Het Koninkrijk der hemelen is ook gelijk aan een SCHAT, in de akker<br />
verborgen, die iemand vond en verborg; en van blijdschap daarover gaat hij<br />
heen en verkoopt alles wat hij heeft, en koopt die akker. 45 Ook is <strong>het</strong><br />
Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman die mooie PARELS zoekt.<br />
46 Toen hij één parel van grote waarde gevonden had, ging hij heen en<br />
verkocht alles wat hij had, en hij kocht hem.<br />
Jezus koos de thema’s van Zijn gelijkenissen uit de Schriften zelf, zodat ze niet moeilijk<br />
zijn <strong>om</strong> te interpreteren. God noemde Israël in Ex. 19:5 Zijn persoo<strong>nl</strong>ijk eigend<strong>om</strong> (Hebr.<br />
cagullah, d.w.z. schat). Israël was in Assyrië en de wereld verstrooid. Jezus zei in Mat.<br />
13:38: “de akker is de wereld.” Vandaar dat Jezus kwam en de verloren stammen in hun<br />
verstrooiing verborgen in de wereld vond. Daar<strong>om</strong> kocht hij de gehele akker (de wereld)<br />
<strong>om</strong> zo de schat te verkrijgen. <strong>De</strong> hele wereld profiteert dus van de val van Israël.<br />
<strong>De</strong> tweede gelijkenis is als de eerste, maar deze keer vergelijkt Jezus Israël met een<br />
“parel van grote waarde”. En Johannes bevestigt dit door ons te zeggen dat de twaalf<br />
poorten van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem de twaalf stammen van Israël zijn <strong>–</strong> en zij worden de<br />
“twaalf parels” genoemd. Het enige verschil is dat Jezus hen allen bijeen vat als een<br />
“parel van grote waarde”, terwijl Johannes elke stam als parel beschrijft.<br />
Het eerder aangehaalde Jes. 60:18 zegt ons dat de poorten “lof” zijn. Dit is een<br />
uitdrukking, want Juda betekent “lofprijzing”. Juda moest de leidende stam van Israël<br />
zijn. Daar<strong>om</strong> vertegenwoordigt Juda in dit geval alle stammen, want op die dag zal de<br />
Koning van Juda <strong>–</strong> Jezus Christus <strong>–</strong> over alle stammen als een volk en over de gehele<br />
aarde regeren.<br />
Jes. 60:19, 20 zegt ons dat Jeruzalem geen zon of maan nodig heeft <strong>om</strong> haar licht te<br />
geven, want God Zelf zal haar licht zijn:<br />
19 <strong>De</strong> zon zal voor u niet meer zijn tot een licht overdag en als een schijnsel zal<br />
u de maan niet verlichten, maar de HEERE zal voor u zijn tot een eeuwig licht en<br />
uw God tot uw sieraad. 20 Uw zon zal niet meer ondergaan en uw maan zal zijn<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 74
licht niet intrekken, want de HEERE zal voor u tot een eeuwig licht zijn en aan<br />
de dagen van uw rouw zal een einde k<strong>om</strong>en.<br />
In Op. 21:23 profeteert Johannes <strong>het</strong>zelfde over <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem,<br />
23 En de stad heeft de zon en de maan niet nodig <strong>om</strong> haar te beschijnen, want<br />
de heerlijkheid van God verlicht haar, en <strong>het</strong> Lam is haar lamp.<br />
Opnieuw zegt Jesaja 60:21 <strong>het</strong> volgende over Jeruzalem,<br />
21 Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde<br />
in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn<br />
handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden.<br />
Johannes laat in Op. 21:27 weerklinken dat alleen de rechtvaardigen <strong>het</strong> Nieuwe<br />
Jeruzalem zullen bewonen:<br />
27 Al wat onrein is, zal er niet ink<strong>om</strong>en, en ook niemand die zich bezighoudt<br />
met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in <strong>het</strong> boek des<br />
levens van <strong>het</strong> Lam.<br />
Een eenvoudige vergelijking van Jes. 60:18-21 met Op. 21 verduidelijkt dat dit niet <strong>het</strong><br />
oude Jeruzalem is dat opgebouwd en verheerlijkt wordt. Beide spreken van <strong>het</strong> licht van<br />
de zon en maan dat vervangen wordt door <strong>het</strong> licht van een goddelijke bron. Beide<br />
spreekt van zondaren die de stad niet binnen k<strong>om</strong>en.<br />
Dit is <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem wiens oorsprong niet op aarde maar in de hemel is. Ook<br />
moet opgemerkt worden dat de Bijbel nergens zegt dat <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem uit de<br />
hemel zal neerdalen en <strong>het</strong> stuk vastgoed dat Jeruzalem wordt genoemd zal bedekken.<br />
Ik amuseer mij vaak vanwege de manier waarop men <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem beschouwd<br />
als een fysieke stad van miljarden tonnen kilo’s dat met kranen en katrollen uit de ruimte<br />
k<strong>om</strong>t zakken.<br />
Christenen moeten leren dat <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem een geestelijke, hemelse “stad” is dat<br />
bij <strong>het</strong> herstel van alle dingen de hele aarde zal bedekken. Het doel van de fysieke<br />
schepping was <strong>om</strong> de heerlijkheid van God te openbaren en dit doel zal uiteindelijk<br />
behaald worden. Ondanks dat Adam de heerlijkheid van God verloor toen hij zondigde,<br />
zal de laatste Adam deze heerlijkheid tot de aarde herstellen. Jezus bad dat de wil van de<br />
Vader op aarde zou worden gedaan als in de hemel. Dit gebed zal verhoord worden als<br />
<strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem zich volledig op aarde zal vestigen, want <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem is<br />
de wil van God voor de schepping. Maar in deze huidige tijd zucht heel de schepping nog<br />
in afwachting van de openbaringen van de zonen van God (R<strong>om</strong>. 8:19), want wij zien<br />
nog niet dat alle dingen aan Christus onderworpen zijn (Heb. 2:8).<br />
PROFETIEËN OVER JERUZALEM EN SION<br />
Tot zover hebben we aangetoond dat de profetieën over Jeruzalem in Jesaja 60 in wezen<br />
dezelfde zijn als die over <strong>het</strong> “Nieuwe Jeruzalem” uit Openbaringen 21. Uit deze<br />
vergelijking blijkt dat <strong>het</strong> Nieuwe Testament “Jeruzalem” uit Jesaja 60 interpreteert als<br />
<strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem, in plaats van <strong>het</strong> oude. Uiteraard zijn de Joden, die niet met <strong>het</strong><br />
Nieuwe Testament overeenstemmen, <strong>het</strong> niet met de openbaring van Johannes eens.<br />
Maar als christenen geloven we dat de openbaring van Johannes goddelijk geïnspireerd is<br />
en wij concluderen dus dat God een nieuwe stad aan <strong>het</strong> bouwen is, dat verschilt van de<br />
oude stad.<br />
Naast “Jeruzalem” gebruikt de Bijbel ook vaak een andere term, namelijk “Sion” en de<br />
profetische eindtijd “dochter van Sion” (Jes. 62:11). Sion was in <strong>het</strong> Oude Testament de<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 75
plaats van waaruit David Jeruzalem en de rest van Israël bestuurde. Het werd een<br />
symbool van leiderschap. Omdat de Bijbel binnen de profeten zowel over Sion als<br />
Jeruzalem spreekt, menen velen dat <strong>het</strong> Sion binnen Bijbelprofetie de fysieke locatie<br />
binnen de oude stad Jeruzalem is. Vandaar dat er vandaag de dag Zionisten zijn die hun<br />
vertrouwen in <strong>het</strong> oude Jeruzalem hebben gesteld, denkende dat dit de vervulling is van<br />
de beloften aan Abraham. Maar Hebreeën 12:22-24 zegt,<br />
22 Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot<br />
<strong>het</strong> hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, 23 tot een<br />
feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de<br />
hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten<br />
van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gek<strong>om</strong>en, 24 en tot de<br />
Middelaar van <strong>het</strong> nieuwe verbond, Jezus.<br />
Het boek van Hebreeën zegt dat onze hoop op een meerdere Hogepriester (Jezus<br />
Christus) is gericht. Hij die Zijn dienstwerk in een meerdere tempel (ons hart) in een<br />
hemels Jeruzalem en haar meerere “berg Sion” door middel van een beter verbond<br />
verricht. Met andere woorden, er zal ook een nieuwe berg Sion zijn, net zoals er een<br />
Nieuw Jeruzalem is. <strong>De</strong> nieuwe Sion heeft alle eigenschappen van <strong>het</strong> Nieuwe Jeruzalem,<br />
maar <strong>het</strong> symboliseert de plek van Jezus’ regering, want Hij is de Zoon van David.<br />
Het boek Hebreeën is na de verwoesting van Jeruzalem (70 n.Chr.) geschreven <strong>om</strong> uit te<br />
leggen waar<strong>om</strong> God <strong>het</strong> toestond dat de oude stad en haar tempel verwoest werden.<br />
Vele vroege christenen (in <strong>het</strong> bijzonder zij die uit Judea kwamen) waren door die<br />
verwoesting totaal van de kaart, want zij begrepen nog steeds niet dat God de “slavin”<br />
en haar zoon (<strong>het</strong> priesterschap naar de ordening van Levi en <strong>het</strong> judaïsme zelf) had<br />
verbannen.<br />
PROFETIEËN OVER DE “HERBOUWDE” TEMPEL<br />
Ezechiël 40-48 spreekt van een “herbouwde” tempel. Over <strong>het</strong> algemeen nemen<br />
Bijbelleraren deze hoofdstukken letterlijk, zelfs tot <strong>het</strong> punt dat God weer over zal gaan<br />
op dierenoffers. Dit is o.a. gebasseerd op Ezechiël 43:18-27. Uiteraard moeten wij<br />
toegeven dat als God <strong>het</strong> verlangen had <strong>om</strong> een fysieke tempel in <strong>het</strong> oude Jeruzalem te<br />
bouwen en <strong>om</strong> <strong>het</strong> priesterschap naar de ordening van Levi opnieuw te wijden, wij<br />
zouden geloven dat <strong>het</strong> juaïsme opnieuw de ware religie zou worden, waarbij er in de<br />
toek<strong>om</strong>st weder<strong>om</strong> weer dierenoffers gebracht moeten worden.<br />
Maar laat <strong>het</strong> duidelijk zijn dat ik hier niets van geloof. Als christen heb ik kennis aan<br />
betere zaken. Zoals ik <strong>het</strong> zie is een dergelijke aanhankelijkheid of bekering tot <strong>het</strong><br />
judaïsme exact de slavernij waar de apostel Paulus in <strong>het</strong> boek Galaten voor waarschuwt.<br />
Hoeveel keer moet Paulus ons zeggen dat wij de tempel van God zijn voordat we dit ook<br />
echt gaan geloven?<br />
<strong>De</strong> tempel van Ezechiël zou ongetwijfeld als een letterlijk bouwwerk van hout en steen<br />
gebouwd zijn, als Israël en Juda zich in vroegere tijden ten minste hadden bekeert en<br />
naar <strong>het</strong> oude land waren teruggekeerd. Maar dit deden zij niet. Een deel van <strong>het</strong> huis<br />
van Juda keerde terug, maar Israël keerde niet terug. Daar<strong>om</strong> kwam Jezus <strong>om</strong> een<br />
nieuwe en betere tempel te vestigen, de tempel van ons lichaam. Dit was uiteraard vanaf<br />
<strong>het</strong> begin al <strong>het</strong> plan van God. Vanwege deze reden moet de profetie van Ezechiëls<br />
tempel volgens <strong>het</strong> Nieuwtestamentische model worden toegepast. <strong>De</strong> tempel van hout<br />
en steen is vervangen door een nieuwe tempel van levende stenen. Het priesterschap<br />
naar de ordening van Levi is vervangen door die naar de ordening van Melchizedek. <strong>De</strong><br />
offerdienst is vervangen door <strong>het</strong> enige ware offer voor de zonde <strong>–</strong> Jezus Christus <strong>–</strong> die<br />
de vervulling van alle offers is.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 76
Volgens 1 Kor. 3:11 is Jezus, <strong>het</strong> enige fundament of de Hoeksteen die in deze Nieuwe<br />
Tempel gelegd kon worden,<br />
11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is<br />
Jezus Christus.<br />
Als iemand een fysieke tempel in Jeruzalem probeert te bouwen, dan is dit een directe<br />
schending van de wil van God, want op geen mogelijkheid kunnen ze een fysieke tempel<br />
bouwen en Jezus nog steeds als fundament gebruiken.<br />
Door zijn sterven en Zijn neerliggen in de aarde was Zijn begrafenis <strong>het</strong> fundament van<br />
de Nieuwe Tempel. Later nam Hij op de Pinksterdag inwoning in de gelovigen <strong>om</strong> zo met<br />
levende stenen een begin te maken aan deze Tempel. Paulus vertelde de Efeziërs in Ef.<br />
2:19-22 <strong>het</strong> volgende,<br />
19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van<br />
de heiligen en huisgenoten van God, 20 gebouwd op <strong>het</strong> fundament van de<br />
apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, 21 en op<br />
Wie <strong>het</strong> hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de<br />
Heere; 22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de<br />
Geest.<br />
TWEE SOORTEN JERUZALEM MET VERSCHILLENDE EINDBESTEMMINGEN<br />
Jeremia was de voornaamste profeet van de oude stad Jeruzalem. Hij was daar toen toen<br />
<strong>het</strong> Babylonische leger daar binnenviel en de stad en de tempel verwoestte. Hij was de<br />
profeer die de priesters van de oude tempel vervolgden. Jeremia is dus de meest<br />
belangrijke profeet wiens geschriften <strong>het</strong> uiteindelijk lot voor die stad openbaren.<br />
In Jer. 18:1-6 droeg God de profeet op <strong>om</strong> naar <strong>het</strong> huis van de pottenbakker te gaan.<br />
Daar moest hij aanschouwen hoe een pottenbakker een pot van klei aan <strong>het</strong> maken was.<br />
<strong>De</strong> verzen 3-6 zeggen ons,<br />
3 Zo daalde ik af naar <strong>het</strong> huis van de pottenbakker. En zie, hij was op de<br />
draaischijven een werkstuk aan <strong>het</strong> maken. 4 Mislukte de pot die hij aan <strong>het</strong><br />
maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan<br />
weer een andere pot, zoals <strong>het</strong> in de ogen van de pottenbakker goed was <strong>om</strong> te<br />
maken. 5 Toen kwam <strong>het</strong> woord van de HEERE tot mij: 6 Zou Ik met u niet<br />
kunnen doen zoals deze pottenbakker, huis van Israël? spreekt de HEERE. Zie,<br />
zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van<br />
Israël.<br />
<strong>De</strong>ze profetie was gericht tot <strong>het</strong> huis van Israël <strong>–</strong> niet <strong>het</strong> huis van Juda. Het was gericht<br />
tot de tien verloren stammen, <strong>het</strong> volk dat God in de dagen van Hosea, hun laatste<br />
koning (2 Kon. 17:3) van 745-721 v.Chr. verwoest had. In die dagen was Salamanzer<br />
gek<strong>om</strong>en en had Israël in slavernij gevoerd. Kort hierop kwam <strong>het</strong> Assyrische leger en<br />
veroverde zij Israël en Samaria haar hoofdstad, waarbij zij de overlevenden naar “Halah<br />
en in Habor, aan de rivier Gozan en in de steden van Medië” deporteerden (2 Kon. 17:6).<br />
Dit is de plek waar een eeuw later de profeet Ezechiël tot hen profeteert. Ezechiël 1:1<br />
zegt,<br />
1 In <strong>het</strong> dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde van de maand, toen ik<br />
te midden van de ballingen aan de rivier de Kebar [of “Habor”] was, gebeurde <strong>het</strong><br />
dat de hemel geopend werd en ik visioenen van God kreeg te zien.<br />
Het is belangrijk <strong>om</strong> te begrijpen dat de openbaring van Jeremia over <strong>het</strong> huis van de<br />
pottenbakker NIET over Juda, maar over Israël ging. Omdat vele mensen onwetend zijn<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 77
over <strong>het</strong> feit dat Israël en Juda twee verschillende naties waren, zijn wij genoodzaakt <strong>om</strong><br />
dit te verhelderen. God beloofde dat Hij <strong>het</strong> huis van Israël zou herbouwen zoals een<br />
pottenbakker een nieuwe pot van klei maakt.<br />
Maar Jeremia besteedt slechts tien verzen aan <strong>het</strong> huis van Israël, <strong>om</strong>dat hij niet tot hen<br />
gezonden was, maar tot Juda. <strong>De</strong> rest van Jeremia 18 en heel hoofdstuk 19 richt zich<br />
direct tot Juda en Jeruzalem. <strong>De</strong> enige reden dat Jeremia de tien verzen aan Israël<br />
wijdde was <strong>om</strong> <strong>het</strong> verschil qua bestemming tussen de twee naties te laten zien.<br />
Beginnende in Jer. 18:11 en 12 richt de profeet zich tot Juda en Jeruzalem:<br />
11 Nu dan, zeg toch tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van<br />
Jeruzalem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik bereid onheil tegen u, bedenk een plan<br />
tegen u. Bekeer u toch, ieder van zijn slechte weg. Maak uw wegen en uw<br />
daden goed. 12 Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers<br />
onze eigen plannen. We doen ieder overeenk<strong>om</strong>stig zijn verharde, boosaardige<br />
hart.<br />
<strong>De</strong> rest van dit hoofdstuk sc<strong>het</strong>st de opstandigheid van Juda en Jeruzalem tegen God en<br />
biedt ons de redenen voor <strong>het</strong> k<strong>om</strong>ende oordeel. In Jer. 19:1-3 lezen we ten slotte,<br />
1 Zo zegt de HEERE: Ga een aarden pottenbakkerskruik kopen, en neem enkele<br />
van de oudsten van <strong>het</strong> volk en van de oudsten van de priesters mee. 2 Ga uit<br />
naar <strong>het</strong> dal Ben-Hinn<strong>om</strong>, dat bij de ingang van de Schervenpoort ligt, en predik<br />
daar de woorden die Ik tot u spreek, 3 en zeg: Hoor <strong>het</strong> woord van de HEERE,<br />
koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HEERE van de<br />
legermachten, de God van Israël: Zie, Ik ga onheil brengen over deze plaats,<br />
zodat bij ieder die <strong>het</strong> hoort, zijn oren zullen tuiten.<br />
Vervolgens geeft de profeet in de verzen 4 en 5 de aanklacht van God tegen Juda en<br />
Jeruzalem vanwege hun opstand tegen Hem. Vanwege deze redenen zegt God dat de<br />
natie en de stad verwoest zullen worden en <strong>het</strong> volk door <strong>het</strong> zwaard zal vallen. Toen de<br />
profeet klaar was met zijn aanklacht tegen hen vertelde God hem <strong>om</strong> <strong>het</strong> volk in de<br />
verzen 10-12 een aanschouwingsles te geven,<br />
10 Dan moet u de kruik stukbreken voor de ogen van de mannen die met u<br />
waren meegegaan, 11 en tegen hen zeggen: Zo zegt de HEERE van de<br />
legermachten: Zo zal Ik dit volk en deze stad stukbreken, zoals men een pot van<br />
een pottenbakker stukbreekt, zodat die niet meer hersteld kan worden. Men zal<br />
hen in Tofet begraven, <strong>om</strong>dat er geen andere plaats <strong>om</strong> te begraven is. 12 Zo<br />
zal Ik doen met deze plaats, spreekt de HEERE, en met zijn inwoners, <strong>om</strong> deze<br />
stad te maken als een Tofet.<br />
Men kan <strong>het</strong> hoofdstuk wel uitlezen, maar er wordt geen enkel woord van troost over<br />
Jeruzalem gesproken. Geen enkele keer zegt hij dat in <strong>het</strong> einde der tijden de stad<br />
hersteld zal worden. Jeremia zegt in feite <strong>het</strong> tegenovergestelde. Anders dan de natte<br />
kleipot die <strong>het</strong> huis van Israël vertegenwoordigde <strong>–</strong> die mislukte en gekneed werd, maar<br />
vervolgens tot nieuwe pot gemaakt werd <strong>–</strong> werd deze oude aarden pot stukgegooid. Als<br />
oude potten of kruiken eenmaal breken, dan kunnen zij niet meer gemaakt worden. Men<br />
bracht deze simpelweg naar de “Schervenpoort” (19:2) en wierp hen in gehenna, de<br />
stadsstortplaats.<br />
Jeremia maakte duidelijk dat de dag zou aanbreken waarop de oude stad Jeruzalem als<br />
een aarden kruis in de handen van de profeet verwoest zou worden. Velen kunnen niet<br />
geloven dat God dit werkelijk zal doen en daar<strong>om</strong> interpreteren ze dit door te zeggen dat<br />
deze verwoesting tot vervulling kwam toen Babylon Jeruzalem verwoestte. Het probleem<br />
is echter dat <strong>het</strong> volk zeventig jaar later terugkeerde en Jeruzalem weer OPBOUWDEN.<br />
Eerst stond koning Kores <strong>het</strong> toe dat <strong>het</strong> volk in 534 v.Chr. weer naar hun land mocht<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 78
terugkeren en hun huizen mochten opbouwen. Vervolgens gaf koning Arthahsasta in 458<br />
v.Chr. een tweede bevel waardoor de stad zelf weer opgebouwd kon worden. Hiermee<br />
ging de profetie van Dan. 9:24, 25 in vervulling, waar staat,<br />
24 Zeventig weken zijn er bepaald over uw volk en uw heilige stad,<br />
<strong>om</strong> de overtreding te beëindigen, de zonden te verzegelen, de ongerechtigheid<br />
te verzoenen, <strong>om</strong> een eeuwige gerechtigheid tot stand te brengen, <strong>om</strong> visioen<br />
en profeet te verzegelen, en <strong>om</strong> de Heiligheid van heiligheden te zalven. 25 U<br />
moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat <strong>het</strong> woord uitgaat <strong>om</strong> te laten<br />
terugkeren en <strong>om</strong> Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken<br />
er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw<br />
gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.<br />
God vertelde Jeremia dat de stad als ee kruik verwoest zou worden en nooit meer<br />
gerepareerd zou worden. Maar vervolgens wordt Daniël verteld van “een woord (bevel)<br />
<strong>om</strong> te laten terugkeren en <strong>om</strong> Jeruzalem te herbouwen”. In feite werd de stad geheel<br />
herbouwd. Dit lijkt een inherente tegenstelling te zijn. Vele jaren later verwoesten de<br />
R<strong>om</strong>einen in 70 n.Chr. opnieuw de stad, maar door latere generaties is <strong>het</strong> toch weer<br />
opgebouwd. <strong>De</strong> stad is in feite ongeveer negen keer verwoest en weer opgebouwd.<br />
Dit zegt ons dat de profetie van Jeremia in de afgelopen verwoestingen van Jeruzalem<br />
slechts GEDEELTELIJK is vervuld. <strong>De</strong> dag is aanstaande dat Jeruzalem op een dergelijke<br />
manier verwoest wordt dat <strong>het</strong> NOOIT MEER OPGEBOUWD KAN WORDEN. Het Woord van<br />
God kan niet gebroken worden, maar Jeruzalem zal als een kruik in de hand van Jeremia<br />
gebroken worden en nooit meer gerepareerd worden.<br />
Dit is in feite de reden dat God een nieuw Jeruzalem heeft gevestigd. <strong>De</strong> oude stad<br />
bevindt zich onder de vloek van God en zal niet als zetel van de regering van Christus<br />
dienen.<br />
Als wij deze profetie van Jeruzalems verwoesting in <strong>het</strong> licht van Jeremia’s verklaring<br />
over de heerlijkheid die uit die plaats wegtrekt <strong>–</strong> zoals dit ook met Silo <strong>het</strong> geval was <strong>–</strong><br />
bezien, begint <strong>het</strong> plan van God duidelijker te worden. Silo werd, nadat de heerlijkheid<br />
was weggetrokken, verwoest. Ook haar priesters waren gedood, want God had de<br />
intentie <strong>om</strong> de corrupte lijn van Eli met een nieuwe lijn van priesters van de<br />
nak<strong>om</strong>elingen van Zadok te vervangen. Dit profeteert van een groter geheel, want Zadok<br />
is een beeld en afschaduwing van de ordening naar Melchi-Zadok, ofwel Mechizedek. Het<br />
wordt vervolgens ook duidelijk dat God in <strong>het</strong> grotere geheel de intentie had <strong>om</strong> de<br />
ordening naar Levi te vervangen met de ordening naar Melchizedek, met Jezus Christus<br />
als Hogepriester.<br />
HAGAR IS DOOR SARA VERVANGEN<br />
In Galaten 4:22-31 spreekt Paulus over <strong>het</strong> oude en nieuwe verbond en hoe deze<br />
allegorisch door Hagar en Sara worden afgebeeld. Hagar was de slavin uit Egypte, terwijl<br />
Sara de vrije was en degene door wie de profetieën zouden k<strong>om</strong>en. Hagar was echter de<br />
eerste die Abraham een zoon schonk. Zijn naam was Ismaël. Toen Ismaël 13 jaar was zei<br />
God ten slotte tegen Abraham dat hij een zoon van Sara zou krijgen. Die zoon was Izak,<br />
hij werd geboren toen Abraham 100 jaar was.<br />
Uiteraard bestond er een <strong>strijd</strong> tussen de twee vrouwen van Abraham over wiens zoon<br />
<strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> zou erven. Ismaël was de eerstgeborene van Hagar, maar God koos<br />
Izak, die uit Sara geboren was. Op gelijke wijze werd eerst <strong>het</strong> oude verbond onder<br />
Mozes gevestigd, maar God koos <strong>het</strong> Nieuwe Verbond onder Jezus <strong>om</strong> de belofte voort te<br />
brengen. Vervolgens doet Paulus in 4:25 en 26 een zeer opmerkelijke uitspraak,<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 79
25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in Arabië, en k<strong>om</strong>t overeen met <strong>het</strong> huidige<br />
Jeruzalem, dat met haar kinderen in slavernij is. 26 Maar <strong>het</strong> Jeruzalem dat<br />
boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.<br />
Hedendaagse profetie uitleggers zeggen over <strong>het</strong> algemeen dat Hagar en Ismaël de<br />
Arabieren vertegenwoordigen en daar<strong>om</strong> totaal geen recht op de stad Jeruzalem hebben.<br />
Paulus zegt dat <strong>het</strong> oude Jeruzalem Hagar is en dat haar kinderen Ismaël zijn. Paulus<br />
spreekt echt over de Joden die zich tot <strong>het</strong> judaïsme wijden. Vers 28-31 zegt,<br />
28 Wij nu, broeders, zijn kinderen van de belofte, net zoals Izak. 29 Maar zoals<br />
destijds hij die naar <strong>het</strong> vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest<br />
geboren was, zo is <strong>het</strong> ook nu. 30 Wat zegt de Schrift echter? Jaag de slavin en<br />
haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon<br />
van de vrije. 31 Daar<strong>om</strong>, broeders, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar<br />
van de vrije.<br />
Het oude Jeruzalem is naar <strong>het</strong> vlees geboren en niet naar de Geest. <strong>De</strong> leiders van<br />
Jeruzalem verwierpen <strong>het</strong> Nieuwe Verbond dat Jezus hen aanbood en kozen ervoor <strong>om</strong><br />
onder <strong>het</strong> oude verbond te blijven. Het verbond dat onder aan de berg Sinaï in Arabië<br />
gegeven was. Arabië was <strong>het</strong> erfdeel van Hagar en Ismaël. Dus toen de Joodse leiders<br />
hun cruciale keuze maakten <strong>om</strong> <strong>het</strong> oude verbond te blijven aanhangen en <strong>om</strong> de<br />
Middelaar van <strong>het</strong> Nieuwe Verbond te verwerpen, plaatsten zij zichzelf en de stad onder<br />
de juridische rechtsbevoegdheid van de berg Sinaï in Arabië, in plaats van onder de<br />
juridische rechtsbevoegdheid van <strong>het</strong> Jeruzalem dat van boven is.<br />
Vanwege deze reden zond God Zijn legers (de R<strong>om</strong>einen) <strong>om</strong> de stad te verwoesten en<br />
<strong>om</strong> de Joden te verdrijven, waardoor zij uiteindelijk uit Palestina werden verbannen. We<br />
lezen hierover in de gelijkenis die Jezus in Mat. 22:2-7 vertelde,<br />
2 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zeker koning [de Vader] die voor<br />
zijn zoon [Jezus] een bruiloft bereid had, 3 en hij stuurde zijn slaven [profeten]<br />
eropuit <strong>om</strong> de genodigden voor de bruiloft te roepen. Maar zij wilden niet<br />
k<strong>om</strong>en. 4 Opnieuw stuurde hij slaven eropuit, andere, en hij zei: Zeg tegen de<br />
genodigden: Zie, ik heb mijn middagmaal gereedgemaakt; mijn ossen en de<br />
gemeste beesten zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed. K<strong>om</strong> naar de bruiloft.<br />
5 Maar zij sloegen er geen acht op en gingen weg, de één naar zijn akker, de<br />
ander naar zijn zaken. 6 En de anderen grepen zijn slaven [profeten],<br />
behandelden hen smadelijk en doodden hen. 7 Toen de koning dat hoorde, werd<br />
hij boos. En hij stuurde zijn legers [de R<strong>om</strong>einse legers], bracht die moordenaars<br />
<strong>om</strong> en stak hun stad [Jeruzalem] in brand.<br />
Ook merkte Paulus in zijn tijd dat de kerk zelf de neiging had <strong>om</strong> onder <strong>het</strong> oude verbond<br />
en de rechtsbevoegdheid van “Hagar” te blijven. <strong>De</strong>cennia lang bleven de eerste<br />
christenen in Jeruzalem in de tempel offers brengen, zelf toen ze begrepen dat Jezus <strong>het</strong><br />
enige ware Offer voor de zonde was. Pas toen God <strong>het</strong> R<strong>om</strong>einse leger inhuurde <strong>om</strong> die<br />
stad en die tempel te verwoesten begon <strong>het</strong> kwartje bij de vroege kerk te vallen. Ergens<br />
in die tijd inspireerde God iemand <strong>om</strong> <strong>het</strong> boek Hebreeën te schrijven <strong>om</strong> aan de<br />
Hebreeuwse christenen duidelijk te maken dat <strong>het</strong> christend<strong>om</strong> simpelweg geen sekte<br />
van <strong>het</strong> judaïsme was.<br />
<strong>De</strong> Steen die de Joodse bouwers hadden verworpen werd de Hoeksteen van de nieuwe<br />
weg die <strong>het</strong> christend<strong>om</strong> genaamd werd.<br />
Helaas zijn er in onze tijd velen binnen de kerk die zich opnieuw tot <strong>het</strong> gedachtegoed<br />
van <strong>het</strong> judaïsme hebben bekeerd. Zij denken dat Hagar-Jeruzalem op de een of andere<br />
manier <strong>het</strong> beloofde Koninkrijk gaat voorbrengen. Dit zal <strong>het</strong> niet. Het oude Jeruzalem is<br />
de slavin en niet de vrije. Het oude Jeruzalem vervolgd de kinderen van <strong>het</strong> Nieuwe<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 80
Jeruzalem <strong>–</strong> en niet anders<strong>om</strong>, zoals zo vaak geclaimd wordt. Paulus, die zelf de kerk<br />
voor zijn bekering had vervolgd, was zich er zeer bewust van dat de kinderen van Hagar-<br />
Jeruzalem de kinderen van Sara-Nieuw Jeruzalem vervolgde.<br />
29 Maar zoals destijds hij die naar <strong>het</strong> vlees geboren was, hem vervolgde die<br />
naar de Geest geboren was, zo is <strong>het</strong> ook nu.<br />
Men hoeft slechts de geschiedkundige optekeningen van <strong>het</strong> boek Handelingen te lezen<br />
<strong>om</strong> te zien hoe <strong>het</strong> judaïsme de kerk vervolgde. <strong>De</strong> oplossing is NIET <strong>om</strong> met de Joden of<br />
<strong>het</strong> judaïsme herenigen, zoals zo velen vandaag de dag pleiten. Door dit te doen huwen<br />
zij geestelijk gezien met Ismaël en diskwalificeren zij zich voor de beloning van de<br />
volledige erfenis van Loofhutten. Wanneer christenen zich proberen te identificeren met<br />
<strong>het</strong> judaïsme dan worden zij geestelijk gezien kinderen van Hagar. Laat ze niet denken<br />
dat zij de belofte zullen voortbrengen, want deze kan alleen door Sara k<strong>om</strong>en, namelijk<br />
<strong>het</strong> Jeruzalem dat van boven is.<br />
Paulus geeft als oplossing <strong>om</strong> de slavin en haar zoon weg te jagen (Gal. 4:30), net zoals<br />
Araham Hagar en Ismaël wegjoeg <strong>om</strong> Sara en Izak te vestigen. Dit wordt gedaan door<br />
een heldere breuk met <strong>het</strong> judaïsme te maken, net zoals de vroege kerk met een beetje<br />
hulp van God en de R<strong>om</strong>einse legers ook deed. Laat ons niet langer denken dat de<br />
heerlijkheid van God tot <strong>het</strong> oude Jeruzalem zal terugkeren, of dat een fysieke tempel op<br />
een dag daar de heerlijkheid van God zal huisvesten. Volgens Paulus’ woorden in 2 Thes.<br />
2:3-12 kan die plaats slechts een antichrist huisvesten, ofwel een man van<br />
wetteloosheid, een zoon van <strong>het</strong> verderf, een Judas.<br />
Is dit misschien een deel van de afvalligheid die Paulus in 2 Thes. 2:3 voor ogen had? Is<br />
deze man van wetteloosheid alreeds binnen de kerk verschenen? Heeft de kerk alreeds<br />
<strong>het</strong> hemelse Jeruzalem verlaten ten gunste van <strong>het</strong> oude? Is de krachtige dwaling uit 2<br />
Thes. 2:11 de opvatting dat Hagar en haar zoon de belofte zullen beërven en degenen<br />
zullen zijn die <strong>het</strong> Koninkrijk van God zullen openbaren?<br />
Sela.<br />
<strong>De</strong> <strong>strijd</strong> <strong>om</strong> <strong>het</strong> <strong>geboorterecht</strong> <strong>–</strong> <strong>bereastudies</strong>.<strong>nl</strong> 81