Literatuuronderzoek coachingsprojecten - vrijwillige inzet voor en ...

Literatuuronderzoek coachingsprojecten - vrijwillige inzet voor en ... Literatuuronderzoek coachingsprojecten - vrijwillige inzet voor en ...

vrijwillige.inzet.nl
from vrijwillige.inzet.nl More from this publisher
13.09.2013 Views

2. Definities, doelstellingen en doelgroepen van coaching Coaching Coaching kan worden omschreven als een begeleidende activiteit, waarbij een ervaren persoon een minder ervaren persoon begeleidt door het uitwisselen van praktische ervaringen en het geven van regelmatige feedback. Coaching vormt een aanvulling op, en is geen vervanging, van hetgeen geboden wordt aan zorg voor en ondersteuning van leerlingen. Coaching is erop gericht leerlingen te leren zelf beslissingen en keuzes te maken voor hun toekomst. De leerling leert en de coach ondersteunt dit proces. Het doel van de coaching is het vergroten van de persoonlijke effectiviteit van de leerling. Bij de start van coaching worden door de leerling en de mentor doelen vastgesteld. Coaching is een vorm van persoonlijke begeleiding op basis van een gelijkwaardige één op één relatie. Coaching van groepen is echter ook mogelijk. De coach zoekt dan naar collectieve patronen in gedrag en denken in de groep. In het geval van het BeV project zou het coachen zowel op individueel als op groepsniveau kunnen. Bij coaching ligt het accent op het sociaal-emotionele vlak en op de identiteitsontwikkeling van leerlingen. De leerling moet zich met de coach kunnen identificeren op basis van herkenning. In andere onderzoeken zijn de koppelingen man-man of vrouw-vrouw. Bij het BeV-project van De Slinger Jongeren wordt deze koppeling in principe niet gehanteerd, omdat herkenning niet alleen met geslacht te maken hoeft te hebben. Door middel van koppeling van een coach en een mbo’er met dezelfde interesses, waarbij de competenties van de jongere centraal staat, hopen we hetzelfde effect te bereiken. Zorg- en risicoleerlingen De projecten die De Slinger Jongeren aanbiedt zijn niet specifiek gericht op zorg- en risicoleerlingen. Anderzijds hebben we wel vaak te maken met deze jongeren (zeker aangezien we ons in het ZonMwproject specificiek richten op de uitvallers/heroriënteerders van het (V)mbo en de AKA-leerlingen die nog niet toe zijn aan het volgen van een reguliere, arbeidsmarkt kwalificerende opleiding op niveau 2) en dan voornamelijk met de klassieke risicoleerling; een leerling met sociaal/emotionele problematiek. Schoolverlaten is bij hem/haar een gevolg van achterliggende problemen, zoals problemen door een andere culturele achtergrond, sociale achterstanden, of een moeilijke gezinssituatie. In mentoring of coachingsprojecten wordt geanticipeerd door te coachen op sociaal/emotioneel gebied zodat de leerling meer grip op de situatie krijgt en de schoolprestaties beter kunnen worden. Bij ondersteunen op sociaal gebied kun je bijvoorbeeld denken aan het delen van elkaars nevenactiviteiten. Het ondersteunen op emotioneel gebied is een breed begrip en kan in principe altijd toegepast worden. Als tweede soort risicoleerling wordt in de literatuur de opstapper genoemd. Ook hierop richt De Slinger Jongeren zich in het ZonMwproject. Deze heeft geen geschiedenis van buitenschoolse problemen. Schoolverlating is bij hem/haar het gevolg van de onvolkomenheden van het onderwijsbestel. Vaak is er een slordige leerweg of beroepskeuze gemaakt en/of daalt de motivatie. Een dergelijk onduidelijk toekomstperspectief kan een demotiverend effect hebben op de leerling. Een externe coach kan helpen 4

om het zelfvertrouwen en de motivatie te verbeteren, antwoorden te geven op leervragen, alternatieve oplossingsrichtingen aan te bieden en kan ervoor zorgen dat de leerling zijn/haar eigen ambities leert kennen. Coaches De activiteiten van de coach bestaan uit het voeren van gesprekken met de leerling in een één-op één situatie of eventueel in een klein groepje. De coach is een vrijwillige begeleider van een leerling en voert dus geen reguliere taak op school uit, ook is de mentor niet verbonden aan een hulpverlenersorganisatie. Het zijn professionals, zowel werkenden en gepensioneerden, afkomstig uit verschillende beroepsgroepen. Ook kan het gaan om studenten uit het HBO/WO. Tijdens individuele kennismakingsgesprekken wordt gekeken op welke gebieden de mentor ondersteuning kan bieden en wordt er gesproken over motivatie, persoonlijke eigenschappen en kwaliteiten, voorkeuren en verwachtingen. Loopbaan Wanneer jongeren loopbaancompetenties ontwikkelen, zullen zij uiteindelijk over een arbeidsidentiteit beschikken. Zij zullen, anders geformuleerd, in staat zijn antwoord te geven op drie vragen: (a) Wat voor soort mens ben ik? (b) Wat voor soort werk past er bij mij?, en (c) Kan ik met het soort werk dat ik ambieer, ook het soort mens zijn dat ik denk te zijn? Onderzoek laat zien dat de ontwikkeling van reflectieve en op basis daarvan explorende en sturende competenties een leeromgeving vereist, die aan drie condities voldoet: 1. Er moet sprake zijn van een zogenoemde ‘krachtige’ leeromgeving die transfer van theorie naar praktijk mogelijk maakt. Dat is een leeromgeving die praktijknabij is, waarin het leren voor een belangrijk deel wordt gestuurd door realistische praktijkproblemen die een ‘echte’ probleemeigenaar hebben en waarin de theorie wordt aangeboden in functie van het oplossen van de aangeboden praktijk. 2. Er moet sprake zijn van een ‘dialogische’ leeromgeving. Reflectieve leerprocessen gericht op identiteitsvorming worden gerealiseerd via twee gelijktijdige dialogen: een dialoog met zichzelf (ervaringen en keuzes verbinden met eigen kwaliteiten en motieven) en een dialoog met anderen (ervaringen en keuzes verbinden met waarden en mogelijkheden die voorkomen in werk en leren). Deze dialogen kunnen slechts goed op gang komen wanneer er sprake is van vertrouwen tussen leerlingen/studenten en hun docenten en wanneer de gedachten en gevoelens van de leerling over ervaringen en keuzes centraal staan in gesprekken. 3. Er moet sprake zijn van een ‘participatieve’ c.q. ‘vraaggerichte’ leeromgeving. Uit onderzoek (maar ook uit de praktijk) is bekend dat jongeren een grote weerstand hebben tegen reflectie. Actieve participatie aan dan wel (mede)zeggenschap over het eigen leerproces is essentieel om deze weerstand te overwinnen. 5

om het zelfvertrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> de motivatie te verbeter<strong>en</strong>, antwoord<strong>en</strong> te gev<strong>en</strong> op leervrag<strong>en</strong>, alternatieve<br />

oplossingsrichting<strong>en</strong> aan te bied<strong>en</strong> <strong>en</strong> kan er<strong>voor</strong> zorg<strong>en</strong> dat de leerling zijn/haar eig<strong>en</strong> ambities leert<br />

k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Coaches<br />

De activiteit<strong>en</strong> van de coach bestaan uit het voer<strong>en</strong> van gesprekk<strong>en</strong> met de leerling in e<strong>en</strong> één-op één<br />

situatie of ev<strong>en</strong>tueel in e<strong>en</strong> klein groepje. De coach is e<strong>en</strong> <strong>vrijwillige</strong> begeleider van e<strong>en</strong> leerling <strong>en</strong> voert<br />

dus ge<strong>en</strong> reguliere taak op school uit, ook is de m<strong>en</strong>tor niet verbond<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong><br />

hulpverl<strong>en</strong>ersorganisatie. Het zijn professionals, zowel werk<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong> gep<strong>en</strong>sioneerd<strong>en</strong>, afkomstig uit<br />

verschill<strong>en</strong>de beroepsgroep<strong>en</strong>. Ook kan het gaan om stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> uit het HBO/WO. Tijd<strong>en</strong>s individuele<br />

k<strong>en</strong>nismakingsgesprekk<strong>en</strong> wordt gekek<strong>en</strong> op welke gebied<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>tor ondersteuning kan bied<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wordt er gesprok<strong>en</strong> over motivatie, persoonlijke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> kwaliteit<strong>en</strong>, <strong>voor</strong>keur<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

verwachting<strong>en</strong>.<br />

Loopbaan<br />

Wanneer jonger<strong>en</strong> loopbaancompet<strong>en</strong>ties ontwikkel<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> zij uiteindelijk over e<strong>en</strong> arbeidsid<strong>en</strong>titeit<br />

beschikk<strong>en</strong>. Zij zull<strong>en</strong>, anders geformuleerd, in staat zijn antwoord te gev<strong>en</strong> op drie vrag<strong>en</strong>:<br />

(a) Wat <strong>voor</strong> soort m<strong>en</strong>s b<strong>en</strong> ik?<br />

(b) Wat <strong>voor</strong> soort werk past er bij mij?, <strong>en</strong><br />

(c) Kan ik met het soort werk dat ik ambieer, ook het soort m<strong>en</strong>s zijn dat ik d<strong>en</strong>k te zijn?<br />

Onderzoek laat zi<strong>en</strong> dat de ontwikkeling van reflectieve <strong>en</strong> op basis daarvan explor<strong>en</strong>de <strong>en</strong> stur<strong>en</strong>de<br />

compet<strong>en</strong>ties e<strong>en</strong> leeromgeving vereist, die aan drie condities voldoet:<br />

1. Er moet sprake zijn van e<strong>en</strong> zog<strong>en</strong>oemde ‘krachtige’ leeromgeving die transfer van theorie naar<br />

praktijk mogelijk maakt. Dat is e<strong>en</strong> leeromgeving die praktijknabij is, waarin het ler<strong>en</strong> <strong>voor</strong> e<strong>en</strong><br />

belangrijk deel wordt gestuurd door realistische praktijkproblem<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> ‘echte’<br />

probleemeig<strong>en</strong>aar hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> waarin de theorie wordt aangebod<strong>en</strong> in functie van het oploss<strong>en</strong><br />

van de aangebod<strong>en</strong> praktijk.<br />

2. Er moet sprake zijn van e<strong>en</strong> ‘dialogische’ leeromgeving. Reflectieve leerprocess<strong>en</strong> gericht op<br />

id<strong>en</strong>titeitsvorming word<strong>en</strong> gerealiseerd via twee gelijktijdige dialog<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> dialoog met zichzelf<br />

(ervaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> keuzes verbind<strong>en</strong> met eig<strong>en</strong> kwaliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> motiev<strong>en</strong>) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> dialoog met<br />

ander<strong>en</strong> (ervaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> keuzes verbind<strong>en</strong> met waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> die <strong>voor</strong>kom<strong>en</strong> in<br />

werk <strong>en</strong> ler<strong>en</strong>). Deze dialog<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> slechts goed op gang kom<strong>en</strong> wanneer er sprake is van<br />

vertrouw<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> leerling<strong>en</strong>/stud<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun doc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> wanneer de gedacht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

gevoel<strong>en</strong>s van de leerling over ervaring<strong>en</strong> <strong>en</strong> keuzes c<strong>en</strong>traal staan in gesprekk<strong>en</strong>.<br />

3. Er moet sprake zijn van e<strong>en</strong> ‘participatieve’ c.q. ‘vraaggerichte’ leeromgeving. Uit onderzoek<br />

(maar ook uit de praktijk) is bek<strong>en</strong>d dat jonger<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote weerstand hebb<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> reflectie.<br />

Actieve participatie aan dan wel (mede)zegg<strong>en</strong>schap over het eig<strong>en</strong> leerproces is ess<strong>en</strong>tieel om<br />

deze weerstand te overwinn<strong>en</strong>.<br />

5

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!