kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
• niet homogene snelheidsverdeling in de grote doorsnede van de uitlaat van de ketel; • niet homogeen NOx-profiel in de uitlaat van de ketel; • niet homogeen temperatuurprofiel in de uitlaat van de ketel; • niet homogene dosering van het reagens. Ammoniak wordt betrokken middels aansluiting op een ammoniakleiding van BASF die reeds aanwezig is en loopt langs de Scheldelaan. Omdat deze toevoer van ammonia niet continu is, zal tussen het aftappingspunt van de leiding en de E.ON-installaties een buffertank (95m³) opgesteld worden. Er is voor gekozen om niet alle NOx-reducerende maatregelen in de ketel te treffen, teneinde het gehalte onverbrand in de vliegas laag te houden. Het verwachte gehalte aan onverbrand bedraagt circa 1%. Vliegas van deze kwaliteit kan in zijn geheel in hoogwaardige toepassingen, zoals de cement- en de betonindustrie droog worden afgezet (conform de wettelijke bepalingen en erkenningsprocedures). Teneinde hoge reductiepercentages te bereiken moeten de inhomogene snelheidsprofielen en concentratieprofielen homogeen worden gemaakt. Tevens moet het reagens (ammoniak) zodanig worden gedoseerd dat het homogeen wordt verdeeld over de doorsnede van het kanaal. Aan deze eisen kan in grote installaties alleen tot op zekere hoogte worden voldaan. Bij een overall verwijderingsrendement van circa 90% wijken de lokale verwijderingspercentages hierbij ongeveer 5-7 procentpunten af. In de gebieden met een verwijderingspercentage van circa 95% is er aan het einde van de katalysator weinig NOx beschikbaar om nog met de ammoniak te reageren. Het lokaal hoge verwijderingspercentage leidt tot een hogere ammoniakslip hetgeen negatieve effecten heeft op de nageschakelde apparatuur en de vliegas verontreinigt met ammoniak. Het laatste is volstrekt onacceptabel omdat de vliegas dan niet meer gebruikt kan worden in de bouwindustrie en alle vliegas naar een stortplaats moet worden afgevoerd. Bij hoge verwijderingspercentages moet de verhouding tussen NOx en ammoniak worden verbeterd, waarvoor beperkte mogelijkheden zijn in de grote rookgaskanalen van centrales. Zelfs bij de installatie van twee of meer mengers is het effect op de homogenisatie van het stromingsprofiel beperkt. Dit is gedemonstreerd bij een modelonderzoek voor de centrale in de Maasvlakte te Nederland. De inbouw van een additionele menger had geen positieve invloed op het stromingsprofiel in het rookgaskanaal. Gezien het bovenstaande is een hoger reductiepercentage dan circa 90% niet mogelijk. Er wordt tot slot niet geopteerd voor een doekenfilter omdat deze techniek (ondanks het feit dat zij in de BREF-LCP wordt weerhouden) een reeks nadelen heeft. Zo hebben doekenfilters een veel grotere drukval dan elektrofilters: daar waar bij elektrofilters een drukval van 1-2 mbar optreedt, moet voor een doekenfilter worden gerekend met een drukval van 12 -15 mbar. De veel hogere drukval leidt in combinatie met het rookgasdebiet tot een toename van het eigen elektriciteitsverbruik met 2 MW. Verder is een operationeel nadeel van de doekenfilter dat bij het optreden van lekkages in doeken het verwijderingsrendement snel afneemt. In dat geval moet de installatie elke drie jaar stilgelegd worden om de doeken te vervangen, dit terwijl elektrofilters automatisch worden gewassen. Door DeNOx na een stoffilter te plaatsen is men ook niet in staat om een hoger verwijderingsrendement te bekomen. Men heeft wel een impact op de ammoniakconcentratie in de vliegas, maar men heeft geen impact op de eventuele hogere ammoniakemissie in de schouw. SGS Belgium NV Juni 2009 Niet-technische samenvatting 838 Projectnummer: 07.0309
20.4.5. Elektrostatische vliegasvangers De rookgassen verlaten de ketelinstallatie via parallel geschakelde elektrostatische vliegasvangers (ESV’s zie Figuur 20.5), die de rookgassen van stof reinigen. De installatie is van zodanige capaciteit, dat bij het verstoken van kolen de uitlaatconcentratie aan stof na de ESV daggemiddeld maximaal 10 mg/Nm 3 rookgas zal bedragen. De sproei-elektroden staan onder een hoge negatieve gelijkspanning van circa 50-100 kV. Lawines van elektronen komen vrij en treffen gasmoleculen, waardoor negatieve ionen ontstaan. Deze verbinden zich op hun beurt met de stofdeeltjes, die hierdoor door de neerslagelektroden aangetrokken worden en zich hierop vasthechten. Verwijdering van het neergeslagen stof vindt plaats door periodiek kloppen of trillen van de elektroden, waarbij de afzetting als plakken of brokken in de onder de vliegasvanger gelegen trechters valt. Figuur 20.5: Voorbeeld van een elektrostatische vliegasvanger 20.4.5.1. Stofuitlaatconcentratie De filters zijn ontworpen voor een vangstrendement van 99,95% bij een inlaatconcentratie van circa 20 g/Nm 3 . Dit leidt tot een concentratie in het rookgas na de vliegasvanger van maximaal 10 mg/Nm 3 (droog bij een gehalte van 6% O2). Aangezien in de rookgasontzwavelingsinstallatie door de natte wassing ook stof wordt verwijderd zal de maximale stofconcentratie in het rookgas, dat naar de schoorsteen wordt afgevoerd, lager dan 10 mg/Nm 3 bedragen. Het stof bestaat voor de helft uit vliegas en voor de helft uit gips. De betrouwbaarheid van ESV's is bijzonder hoog. Voor de elektriciteitscentrale is gekozen voor een filter met zes velden (gezien in de gasstroomrichting) en elk veld mechanisch en elektrisch in tweeën te scheiden. Ook bij storing in één elektrische sectie kan de installatie vliegas tot onder 10 mg/Nm 3 afscheiden . 20.4.5.2. Stofconcentratie bij reiniging ketel en luchtvoorwarmers Ook tijdens reiniging van de ketel en luchtvoorwarmers tijdens bedrijf door stoom- of luchtblazen zal bij de kolengestookte eenheden de stofuitworpconcentratie na de vliegasvanger niet boven 10 mg/Nm 3 komen. De invloed op de uitworpconcentratie van deze reiniging bij kolengestookte ketels is zeer gering daar het blazen van de diverse oppervlakken van vuurhaard en ingebouwde pijpenbundels niet tegelijkertijd maar volgens een bepaald programma, dat geruime tijd in beslag neemt, wordt afgewerkt. SGS Belgium NV Juni 2009 Niet-technische samenvatting 839 Projectnummer: 07.0309
- Page 787 and 788: gelegen is op het gedeelte terrein
- Page 789 and 790: 13.2. Kenmerken van het instrument
- Page 791 and 792: Al deze aspecten zijn aan bod gekom
- Page 793 and 794: is een belangrijke randvoorwaarde.
- Page 795 and 796: • waterconservering: behouden van
- Page 797 and 798: Discipline water Er worden geen gre
- Page 799 and 800: • De berekende pluimmaxima worden
- Page 801 and 802: invloeden, zij het beperkt op Schel
- Page 803 and 804: weinig kritische beoordelingspositi
- Page 805 and 806: De bijdrage van het wegverkeer gege
- Page 807 and 808: Besluit Gedurende de exploitatiefas
- Page 809 and 810: Enerzijds zorgt de werking van de g
- Page 811 and 812: Als algemeen besluit heeft E.ON bes
- Page 813 and 814: Soort maatregelen Algemene kenmerke
- Page 815 and 816: Soort maatregelen Effect Opmerkinge
- Page 817 and 818: 17.3. Analyses van de wateremissies
- Page 819 and 820: 18. Leemten in kennis Ongeacht of h
- Page 821 and 822: 19. Tewerkstelling, investeringen e
- Page 823 and 824: gelegen in het geval van de toekoms
- Page 825 and 826: Figuur 20.3: De ligging van de nieu
- Page 827 and 828: 20.1.3. Toetsing aan de M.E.R-plich
- Page 829 and 830: Zone 4 (optioneel): deel van het te
- Page 831 and 832: Steenkool SGS Belgium NV Juni 2009
- Page 833 and 834: 20.4.1.7. Massa- en energiebalans I
- Page 835 and 836: verbrandingslucht voor de brander.
- Page 837: 20.4.3. Turbogeneratorinstallatie D
- Page 841 and 842: • bijgevolg is de jaarlijkse effi
- Page 843 and 844: met een scheepsgrootte van 2.000 to
- Page 845 and 846: osmose (of reversed osmose) en ione
- Page 847 and 848: aangebracht, waarmee het koelwater
- Page 849 and 850: Figuur 20.7 : : schematisch zicht v
- Page 851 and 852: zal aan elke exploitant zijn om te
- Page 853 and 854: technologie ook toepassen in een gr
- Page 855 and 856: gewenste grootte om de afgassen van
- Page 857 and 858: De gemiddelde efficiëntie voor het
- Page 859 and 860: natuurfuncties beperkt en wordt de
- Page 861 and 862: 20.7. Milieueffecten 20.7.0. Leeswi
- Page 863 and 864: De verzurende depositie wordt getoe
- Page 865 and 866: Algemeen kan worden besloten dat vo
- Page 867 and 868: (16) Lillo jaargemiddelde ca. 0,1 v
- Page 869 and 870: 20.7.2.1. Scenario met directe koel
- Page 871 and 872: 20.7.2.3. Scenario met bijstook met
- Page 873 and 874: Vooral de effecten op de levensgeme
- Page 875 and 876: tijdens de onderhoudsfase is gevoel
- Page 877 and 878: slechts weinig worden beïnvloed do
- Page 879 and 880: debiet beperkt tot evacuatie van he
- Page 881 and 882: De geplande installaties zullen vol
- Page 883 and 884: vee. De hierboven berekende deposit
- Page 885 and 886: gebied van geluid en als gevolg van
- Page 887 and 888: etrekking tot de handling van de st
20.4.5. Elektrostatische vliegasvangers<br />
De rookgassen verlaten de ketelinstallatie via parallel geschakelde elektrostatische<br />
vliegasvangers (ESV’s zie Figuur 20.5), die de rookgassen van stof reinigen. De installatie is<br />
van zodanige capaciteit, dat bij <strong>het</strong> verstoken van kolen de uitlaatconcentratie aan stof na de<br />
ESV daggemiddeld maximaal 10 mg/Nm 3 rookgas zal bedragen. De sproei-elektroden staan<br />
onder een hoge negatieve gelijkspanning van circa 50-100 kV. Lawines van elektronen komen<br />
vrij en treffen gasmoleculen, waardoor negatieve ionen ontstaan. Deze verbinden zich op hun<br />
beurt met de stofdeelt<strong>je</strong>s, die hierdoor door de neerslagelektroden aangetrokken worden en<br />
zich hierop vasthechten. Verwijdering van <strong>het</strong> neergeslagen stof vindt plaats door periodiek<br />
kloppen of trillen van de elektroden, waarbij de afzetting als plakken of brokken in de onder de<br />
vliegasvanger gelegen trechters valt.<br />
Figuur 20.5: Voorbeeld van een elektrostatische vliegasvanger<br />
20.4.5.1. Stofuitlaatconcentratie<br />
De filters zijn ontworpen voor een vangstrendement van 99,95% bij een inlaatconcentratie van<br />
circa 20 g/Nm 3 . Dit leidt tot een concentratie in <strong>het</strong> rookgas na de vliegasvanger van maximaal<br />
10 mg/Nm 3 (droog bij een gehalte van 6% O2). Aangezien in de rookgasontzwavelingsinstallatie<br />
door de natte wassing ook stof wordt verwijderd zal de maximale stofconcentratie in <strong>het</strong><br />
rookgas, dat naar de schoorsteen wordt afgevoerd, lager dan 10 mg/Nm 3 bedragen. Het stof<br />
bestaat voor de helft uit vliegas en voor de helft uit gips. De betrouwbaarheid van ESV's is<br />
bijzonder hoog. Voor de elektriciteitscentrale is gekozen voor een filter met zes velden (gezien<br />
in de gasstroomrichting) en elk veld mechanisch en elektrisch in tweeën te scheiden. Ook bij<br />
storing in één elektrische sectie kan de installatie vliegas tot onder 10 mg/Nm 3 afscheiden .<br />
20.4.5.2. Stofconcentratie bij reiniging ketel en luchtvoorwarmers<br />
Ook tijdens reiniging van de ketel en luchtvoorwarmers tijdens bedrijf door stoom- of<br />
luchtblazen zal bij de kolengestookte eenheden de stofuitworpconcentratie na de vliegasvanger<br />
niet boven 10 mg/Nm 3 komen. De invloed op de uitworpconcentratie van deze reiniging bij<br />
kolengestookte ketels is zeer gering daar <strong>het</strong> blazen van de diverse oppervlakken van<br />
vuurhaard en ingebouwde pijpenbundels niet tegelijkertijd maar volgens een bepaald<br />
programma, dat geruime tijd in beslag neemt, wordt afgewerkt.<br />
SGS Belgium NV Juni 2009 Niet-technische samenvatting 839<br />
Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309