kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
Schelde kleiner zijn dan deze van E.ON. De toename van de verzurende depositie t.h.v. kwetsbare habitats zal wellicht ook beperkt zijn. E.ON is in contact met de Nederlandse Provincie Noord-Brabant en met LNE-ANB om in de toekomst samen te werken omtrent de verzuring en (sanerings of salderings-)maatregelen te nemen indien nodig vanaf de opstart van de productie in 2015; op dat ogenblik zal het ook mogelijk zijn met de overheid te beslissen om een bijkomende meetpost op te richten. 10.1.5.5.9. Fijn stof Uit de discipline lucht blijkt dat de bijdrage van E.ON aan de totale fijn stof (PM10) ter hoogte van het natuurreservaat De Kuifeend relevant is. Over de effecten van fijn stof op een natuurgebied zijn weinig gegevens bekend. Het is niettemin duidelijk dat kolenstof ook bij dieren een schadelijke invloed heeft bij inademen en ook bij opname van besmeurd voedsel. Het is belangrijk dat zo weinig mogelijk stof in natuurgebied terecht komt. Het bedrijf dient dan ook het maximaal haalbare te doen om de verspreiding van stof te voorkomen. Voor milderende maatregelen wordt verwezen naar de discipline lucht. 10.1.5.5.10. Rustverstoring Methodiek Uit studies (Reijnen et al., 1992; Reijnen & Foppen, 1994, e.a) is gebleken dat vogels gevoelig zijn voor verkeersgeluid. Op basis hiervan nemen wij aan dat vogels ook gevoelig zijn voor andere geluidsbronnen, zeker als de geluidsintensiteit in de tijd verandert en onverwachte geluiden optreden. De geluidsverstoring op de avifauna wordt in principe geëvalueerd op basis van geluidskaarten (zie discipline geluid). Voor de beoordeling nemen wij aan dat effecten optreden als binnen de geluidscontour van 45 dB(A) gevoelige en kwetsbare vogelsoorten tot broeden komen. Omschrijving van het effect Van de verschillende taxonomische groepen zijn, voorzover bekend, vooral vogels gevoelig voor geluidsoverlast. De geluidshinder interfereert direct met hun zang en bijgevolg met hun territoriumgedrag en reproductie. Een toename van de geluidsdruk leidt tot een daling van het aantal broedkoppels. Voor de meeste vogels ligt de drempel waaronder geen negatief effect werd vastgesteld tussen de 40 en de 55 dB(A). Sommige bosvogels zijn echter gevoeliger en reageren vanaf een geluidsniveau van 36 dB(A). In een gesloten bos kan weliswaar een extra demping van 15 dB(A) optreden. Ondanks de sterke correlatie tussen geluidsverstoring en dichtheid van broedparen, varieert de gevoeligheid voor geluidsverstoring sterk naargelang de soort en de biotoop (Reijnen et al, 1995). Effectbeoordeling De geluidscontour van 45 dB(A) reikt gedurende de exploitatiefase niet tot in de waardevolle natuurgebieden en de slikken en schorren langs de Schelde. Het effect wordt bijgevolg als niet significant beoordeeld. Als gevolg van het drukke verkeer en de industriële omgeving is het achtergrondniveau van geluid in de omgeving reeds verhoogd. SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 734 Projectnummer: 07.0309
10.1.5.5.11. Effecten op het Natura2000-gebied De effecten op het Natura 2000 gebied zijn in meer detail behandeld in de passende beoordeling, die als Bijlage 9 toegevoegd is aan dit MER. Hieronder worden de belangrijkste bevindingen van de passende beoordeling samengevat. Tijdens de aanlegfase zijn ter hoogte van de beschermde habitats geen significant negatieve effecten te verwachten van habitatverlies, rustverstoring en barrièrewerking. Het heien van platen geeft een intermitterend geluid dat als negatief wordt beoordeeld. Beter is het de platen in te trillen, waarbij beduidend minder geluid wordt geproduceerd. Tijdens de exploitatiefase wordt de habitat van estuaria niet significant beïnvloed. Om de inzuiging van vis te beperken, dient een visafweersysteem geplaatst te worden. Dit zal ook de inzuiging van beschermde vissoorten (Rivierprik, Bittervoorn) reduceren. Deze vissoorten komen momenteel in relatief kleine hoeveelheden voor in de Schelde, ter hoogte van het projectgebied. De Kleine modderkruiper werd tot nu toe niet gemeld voor de Schelde ter hoogte van het geplande project. Het voorgenomen project zal geen snelheidsveranderingen van het water langs de oevers teweegbrengen, zodat geen afbreuk gedaan wordt aan de slikken en schorren. De toename van de temperatuur zal ter hoogte van het Galgenschoor tussen de 0,5 en 1,0 °C gelegen zijn. Bij verdere analyse van de resultaten bleek dat de typische toename eerder rond de 0,6 en 0,7 °C zit (IMDC, 2008).De macro-invertebraten aanwezig in het slik, zullen geen significante nadelige gevolgen van deze temperatuurtoename ondervinden. De uitstoot van SO2, NOx en NH3 levert een bijdrage aan de verzuring en eutrofiëring van de kwetsbare habitats. Uitmiddeling over de regio ter hoogte van de Brabantse Wal (meest zuidelijke punt binnen het studiegebied van 10 km) geeft als resultaat dat 95% van het gebied gelegen is binnen de zone 42 – 60 Zeq/ha/jaar en slechts 5% van de zone een Zeq/ha/jaar heeft van meer dan 60. (dit is aanvaardbaar ten opzichte van de toetsingswaarde van 10% van 700 Zeq/ ha/jaar). Nu men in het habitatrichtlijngebied Brabantse Wal instandhoudingsdoelstellingen voor vennen wil opstellen, is het interessant om voor dit gebied ook te toetsen aan de 400 Zeq/ha/j (kritische last voor verzuring van vennen). Zelfs getoetst aan deze extreem lage waarde 61 , is de bijdrage van E.ON voor het habitatrichtlijngebied van Brabantse Wal net 61 In een recent Nederlands rapport ‘Stikstof/ammoniak in relatie tot Natura 2000 – Een verkenning van oplossingsrichtingen’ (rapport van 30 juni 2008 van een taskforce onder voorzitterschap van de heer C. Trojan in opdracht van de Minister van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit) wordt benadrukt dat de kritische depositiewaarden niet meer dan een nuttig wetenschappelijk hulpmiddel zijn bij het beoordelen van de milieubelasting van natuurgebieden, maar dat de toetsing of sprake kan zijn van significante negatieve gevolgen bij de vergunningverlenende overheid moet berusten, die dit op een bredere basis moet beoordelen dan alleen op basis van de kritische depositiewaarden. Waar het om gaat is om te beoordelen of de instandhoudingsdoelstellingen bereikt kunnen worden. De vergunningverlenende overheid kan dit het beste beoordelen rekening houden met alle elementen: effect generieke maatregelen, locatie habitattypes en soorten, emissiebeperkende maatregelen op het bedrijf en in het gebied, effectgerichte maatregelen, samenhang met beheersplannen en fasering. Waar de Nederlandse overheid in het ‘Toetsingskader ammoniak’ dus nog een grote waarde toekende aan de kritische depositiewaarden voor Natura 2000gebieden, is diezelfde Nederlandse overheid op vandaag een andere mening toegedaan. Verwezen kan worden naar de op p. 31-32 van het genoemde rapport opgenomen aanbevelingen, waaronder: ‘Het gebruik van kritische depositiewaarden bij de vergunningverlening moet aanzienlijk worden genuanceerd. Beschouw deze waarden veeleer als hulpmiddel op basis waarvan de uiteindelijk te behalen doelstelling mede is gebaseerd.’ SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 735 Projectnummer: 07.0309
- Page 683 and 684: Figuur 9.11: Samenvattende figuur v
- Page 685 and 686: 10. Discipline fauna en flora 10.0.
- Page 687 and 688: • het voorzien van werf- en parke
- Page 689 and 690: De Speciale Beschermingszones (SBZ:
- Page 691 and 692: Situering SBZ-gebied: ‘De Brabant
- Page 693 and 694: Figuur 10.6: Ligging van de (erkend
- Page 695 and 696: Antwerpen als vleermuizenhabitat. T
- Page 697 and 698: • nachtzwaluw (broedvogel); • z
- Page 699 and 700: Het grote voedselaanbod in estuaria
- Page 701 and 702: Figuur 10.8: Ligging van de visbemo
- Page 703 and 704: Nederlandse benaming Wetenschappeli
- Page 705 and 706: 10.1.5.2. Effecten tijdens de afbra
- Page 707 and 708: Er zijn geen andere civiele werken
- Page 709 and 710: Het kanaaldok is momenteel aangeleg
- Page 711 and 712: Tabel 10.7: Indeling van de vissoor
- Page 713 and 714: Voor het berekenen van de impact ve
- Page 715 and 716: Impact van de centrale op de levens
- Page 717 and 718: De grootte van de warmwaterpluim va
- Page 719 and 720: De tolerantie van vissen voor hoge
- Page 721 and 722: Het is onduidelijk hoe de opwarming
- Page 723 and 724: In 1999 (richtlijn 1999/32/EG) 55 w
- Page 725 and 726: Tijdens de migratie zullen deze soo
- Page 727 and 728: Uit onderzoek is gebleken dat een t
- Page 729 and 730: Ook kan getoetst worden aan de stre
- Page 731 and 732: gevoelig is voor verzuring. Bovendi
- Page 733: Ecologische receptor SGS Belgium NV
- Page 737 and 738: Bewaken van de temperatuur van het
- Page 739 and 740: De dichtst bijgelegen natuurgebiede
- Page 741 and 742: 10.2. Discipline fauna en flora voo
- Page 743 and 744: Bodemverstoring Als gevolg van de w
- Page 745 and 746: zodat de aanzuigsnelheid 0,26 m/s b
- Page 747 and 748: De bijdrage van E.ON aan de eutrofi
- Page 749 and 750: Volgnr. Ecologische receptor habita
- Page 751 and 752: De huidig gemeten natuurlijke piekn
- Page 753 and 754: Verzuring en eutrofiëring Voor wat
- Page 755 and 756: 10.3. Discipline fauna en flora voo
- Page 757 and 758: 11. Discipline Landschap, bouwkundi
- Page 759 and 760: Archeologische vondsten: aardewerk
- Page 761 and 762: Figuur 11.2: Ankerplaatsen in de om
- Page 763 and 764: 'Domein Ravenhof' te Stabroek wordt
- Page 765 and 766: ovenaan de foto en de R2 aan de rec
- Page 767 and 768: Figuur 11.5: Toekomstig uitzicht va
- Page 769 and 770: In Figuur 11.7 werd op de foto de k
- Page 771 and 772: Tabel 11.3: Significantiekader voor
- Page 773 and 774: Figuur 11.9 Toekomstige situatie me
- Page 775 and 776: • omliggende open ruimtes en natu
- Page 777 and 778: Figuur 11.14: Toekomstig landschapp
- Page 779 and 780: Figuur 11.18: Toekomstig landschapp
- Page 781 and 782: De koeltoren en het hoofdgebouw zul
- Page 783 and 784: De kleur van de koeltoren moet zo m
Schelde kleiner zijn dan deze van E.ON. De toename van de verzurende depositie t.h.v.<br />
kwetsbare habitats zal wellicht ook beperkt zijn.<br />
E.ON is in contact met de Nederlandse Provincie Noord-Brabant en met LNE-ANB om in de<br />
toekomst samen te werken omtrent de verzuring en (sanerings of salderings-)maatregelen te<br />
nemen indien nodig vanaf de opstart van de productie in 2015; op dat ogenblik zal <strong>het</strong> ook<br />
mogelijk zijn met de overheid te beslissen om een bijkomende meetpost op te richten.<br />
10.1.5.5.9. Fijn stof<br />
Uit de discipline lucht blijkt dat de bijdrage van E.ON aan de totale fijn stof (PM10) ter hoogte<br />
van <strong>het</strong> natuurreservaat De Kuifeend relevant is.<br />
Over de effecten van fijn stof op een natuurgebied zijn weinig gegevens bekend. Het is<br />
niettemin duidelijk dat kolenstof ook bij dieren een schadelijke invloed heeft bij inademen en ook<br />
bij opname van besmeurd voedsel. Het is belangrijk dat zo weinig mogelijk stof in natuurgebied<br />
terecht komt. Het bedrijf dient dan ook <strong>het</strong> maximaal haalbare te doen om de verspreiding van<br />
stof te voorkomen. Voor milderende maatregelen wordt verwezen naar de discipline lucht.<br />
10.1.5.5.10. Rustverstoring<br />
Methodiek<br />
Uit studies (Reijnen et al., 1992; Reijnen & Foppen, 1994, e.a) is gebleken dat vogels gevoelig<br />
zijn voor verkeersgeluid. Op basis hiervan nemen wij aan dat vogels ook gevoelig zijn voor<br />
andere geluidsbronnen, zeker als de geluidsintensiteit in de tijd verandert en onverwachte<br />
geluiden optreden.<br />
De geluidsverstoring op de avifauna wordt in principe geëvalueerd op basis van geluidskaarten<br />
(zie discipline geluid). Voor de beoordeling nemen wij aan dat effecten optreden als binnen de<br />
geluidscontour van 45 dB(A) gevoelige en kwetsbare vogelsoorten tot broeden komen.<br />
Omschrijving van <strong>het</strong> effect<br />
Van de verschillende taxonomische groepen zijn, voorzover bekend, vooral vogels gevoelig<br />
voor geluidsoverlast. De geluidshinder interfereert direct met hun zang en bijgevolg met hun<br />
territoriumgedrag en reproductie. Een toename van de geluidsdruk leidt tot een daling van <strong>het</strong><br />
aantal broedkoppels. Voor de meeste vogels ligt de drempel waaronder geen negatief effect<br />
werd vastgesteld tussen de 40 en de 55 dB(A). Sommige bosvogels zijn echter gevoeliger en<br />
reageren vanaf een geluidsniveau van 36 dB(A). In een gesloten bos kan weliswaar een extra<br />
demping van 15 dB(A) optreden. Ondanks de sterke correlatie tussen geluidsverstoring en<br />
dichtheid van broedparen, varieert de gevoeligheid voor geluidsverstoring sterk naargelang de<br />
soort en de biotoop (Reijnen et al, 1995).<br />
Effectbeoordeling<br />
De geluidscontour van 45 dB(A) reikt gedurende de exploitatiefase niet tot in de waardevolle<br />
natuurgebieden en de slikken en schorren langs de Schelde. Het effect wordt bijgevolg als niet<br />
significant beoordeeld. Als gevolg van <strong>het</strong> drukke verkeer en de industriële omgeving is <strong>het</strong><br />
achtergrondniveau van geluid in de omgeving reeds verhoogd.<br />
SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 734<br />
Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309