kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

13.09.2013 Views

maximum 5 ppm. Het NaOCl wordt als pulse dosering ingezet. De chloorverbinding wordt gedurende de verblijftijd in het koelwatersysteem zo snel afgebroken, dat de concentratie ter hoogte van het lozingspunt niet meer meetbaar zal zijn (zie discipline water). De resterende reagentia worden na de lozing in de Schelde sterk verdund. De acute toxiciteit van actief chloor (LC50) voor vissen ligt in de range van 0,05 – 3,9 mg FO/l. Toxische effecten bij ingezogen vis zijn dan ook niet uit te sluiten. Er bestaan geen recente gegevens over de densiteit van vislarven in de Zeeschelde, waardoor de impact niet kan berekend worden. Voor plankton variëren de acute toxiciteitsniveaus van 0,02 FO/l (acute test bij 30 minuten) tot 1,8 =FO/l (48 uur test). Ook voor plankton zijn effecten op basis van de concentraties niet uit te sluiten. Hierbij moet men zich wel realiseren dat blootstellingsduur bij toxiciteitsexperimenten voor vissen (48 tot 96 uur) en plankton (0,5 tot 96 uur), beduidend langer is dan de blootstellingsduur van enkele minuten in koelwaterketens. Het effect van conditioneringseffecten wordt als beperkt negatief beoordeeld. De invloed op de organismen in de Schelde wordt als gevolg van de lage geloosde concentratie en de verdunning als ‘verwaarloosbaar’ beoordeeld. Het effect van conditioneringseffecten wordt als beperkt negatief beoordeeld. De invloed op de organismen in de Schelde wordt als gevolg van de lage geloosde concentratie en de verdunning als ‘verwaarloosbaar’ beoordeeld. 10.1.5.5.6. Effecten op de slikken en schorren Op korte afstand van het projectgebied zijn de plaat van Lillo, het Galgenschoor en het Ketenisseschor gelegen. Erosie en afzettingen IMDC (2008) berekende dat het lozen van thermisch water via de uitlaatconstructie geen wijzigingen van de stroomsnelheid van het Scheldewater op de oevers van de Schelde tot gevolg heeft. Ter hoogte van de beschermde slikken en schorren zijn er bijgevolg geen bijkomende erosies of slikafzettingen te verwachten. Het areaal van de slikken en schorren zal constant blijven. Temperatuur Als de warmwaterpluim de bodem raakt, worden plaatsgebonden organismen blootgesteld aan hogere temperaturen. Wieren en bodemdieren zijn over het algemeen minder gevoelig voor hogere temperaturen, zeegras en schorreplanten zijn gevoeliger. Macro-invertebraten die leven op droogvallende platen staan bloot aan sterke temperatuurschommelingen en zijn minder gevoelig voor hoge temperaturen. Bodemdieren op droogvallende platen hebben over het algemeen weinig hinder van de lozing van koelwater. SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 726 Projectnummer: 07.0309

Uit onderzoek is gebleken dat een toelaatbare maximum temperatuur afhankelijk is van het zout- en zuurstofgehalte. De temperatuurresistentie neemt bij mariene soorten af bij stress door dalende saliniteit en zuurstofconcentratie. Mosselen tolereren kortstondig een watertemperatuur van 35°C (Jenner, 1983). De temperatuurtolerantie is bij kreeftachtigen nog meer uitgesproken, Evans (1948) meldt letale temperaturen van 36 tot 46°C. Wormen die in het sediment van droogvallende platen leven, worden van nature aan grote temperatuurschommelingen blootgesteld. Het temperatuurverschil bij en eb en vloed op 1 cm diepte in het sediment is 6 tot 10 graden en op een diepte van 4 cm 3 tot 5 graden. Borstelwormen vertonen een grote temperatuurtolerantie. Mortaliteit treedt op bij temperaturen van 35 à 37°C (Hohendorf, 1963). De slikken worden bij vloed overstroomd met water uit de Schelde. Het geloosde koelwater zal bij warme zomers in de directe omgeving van de uitlaat tot een temperatuurverhoging van 2,5°C bij de bodem leiden. Deze maximale temperatuur treedt op bij de kentering van de warmwaterpluim als het water gedurende een korte periode langs de oever wordt gevoerd. Ter hoogte van Lillo tot aan de Boudewijnsluis is in de zomer, locaal en alleen gedurende doodtij, een verhoging berekend van 0,5 to 1,0°C. Bij springtij is de temperatuurverhoging nog minder. In de winter is het gebied groter, maar de locale temperatuurverhoging lager. Van het Galgenschoor tot aan de Boudewijnsluis verwacht men aan de bodem (slikken) een verhoging van de maximale temperatuur tot 1ºC. In de nabije omgeving van de uitwatering bedraagt de toename van de maximale temperatuur circa 1 tot 1.5ºC tijdens springtij en 0.5 tot 1ºC bij doodtij. De effecten van de thermische lozing van E.ON op de slikken en schorren langs de Schelde wordt als niet significant beoordeeld. De temperatuursverhoging is immers beperkt, terwijl de organismen in de slikken van nature reeds een hoge tolerantie hebben voor temperatuurschommelingen. 10.1.5.5.7. Eutrofiëring Methodiek Met eutrofiëring bedoelen we de natuurlijke en antropogene verhoging van de beschikbaarheid van nutriënten in bodem, water en lucht. De voedingsstoffen betreffen voornamelijk stikstof, fosfaat en kalium (Bijlage 4). Van het voorgenomen project is de eutrofiëring via de atmosferische depositie mogelijk belangrijk. De discipline lucht berekende de bijdrage van het project aan de jaargemiddelde atmosferische depositie van stikstof (N) in kg N/ha/jaar. Deze berekening resulteerde in een atmosferische depositiekaart voor stikstof in de ruimere omgeving van het projectgebied Bijlage 4. De bijdrage van het project aan de eutrofiëring wordt ter hoogte van de belangrijkste ecologische receptoren ((erkende) natuurreservaten) getoetst aan kritische depositiewaarden SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 727 Projectnummer: 07.0309

maximum 5 ppm. Het NaOCl wordt als pulse dosering ingezet. De chloorverbinding wordt<br />

gedurende de verblijftijd in <strong>het</strong> koelwatersysteem zo snel afgebroken, dat de concentratie ter<br />

hoogte van <strong>het</strong> lozingspunt niet meer meetbaar zal zijn (zie discipline water). De resterende<br />

reagentia worden na de lozing in de Schelde sterk verdund.<br />

De acute toxiciteit van actief chloor (LC50) voor vissen ligt in de range van 0,05 – 3,9 mg FO/l.<br />

Toxische effecten bij ingezogen vis zijn dan ook niet uit te sluiten. Er bestaan geen recente<br />

gegevens over de densiteit van vislarven in de Zeeschelde, waardoor de impact niet kan<br />

berekend worden.<br />

Voor plankton variëren de acute toxiciteitsniveaus van 0,02 FO/l (acute test bij 30 minuten) tot<br />

1,8 =FO/l (48 uur test). Ook voor plankton zijn effecten op basis van de concentraties niet uit te<br />

sluiten.<br />

Hierbij moet men zich wel realiseren dat blootstellingsduur bij toxiciteitsexperimenten voor<br />

vissen (48 tot 96 uur) en plankton (0,5 tot 96 uur), beduidend langer is dan de<br />

blootstellingsduur van enkele minuten in koelwaterketens.<br />

Het effect van conditioneringseffecten wordt als beperkt negatief beoordeeld. De invloed op de<br />

organismen in de Schelde wordt als gevolg van de lage geloosde concentratie en de<br />

verdunning als ‘verwaarloosbaar’ beoordeeld.<br />

Het effect van conditioneringseffecten wordt als beperkt negatief beoordeeld. De invloed op de<br />

organismen in de Schelde wordt als gevolg van de lage geloosde concentratie en de<br />

verdunning als ‘verwaarloosbaar’ beoordeeld.<br />

10.1.5.5.6. Effecten op de slikken en schorren<br />

Op korte afstand van <strong>het</strong> pro<strong>je</strong>ctgebied zijn de plaat van Lillo, <strong>het</strong> Galgenschoor en <strong>het</strong><br />

Ketenisseschor gelegen.<br />

Erosie en afzettingen<br />

IMDC (2008) berekende dat <strong>het</strong> lozen van thermisch water via de uitlaatconstructie geen<br />

wijzigingen van de stroomsnelheid van <strong>het</strong> Scheldewater op de oevers van de Schelde tot<br />

gevolg heeft. Ter hoogte van de beschermde slikken en schorren zijn er bijgevolg geen<br />

bijkomende erosies of slikafzettingen te verwachten. Het areaal van de slikken en schorren zal<br />

constant blijven.<br />

Temperatuur<br />

Als de warmwaterpluim de bodem raakt, worden plaatsgebonden organismen blootgesteld aan<br />

hogere temperaturen. Wieren en bodemdieren zijn over <strong>het</strong> algemeen minder gevoelig voor<br />

hogere temperaturen, zeegras en schorreplanten zijn gevoeliger. Macro-invertebraten die leven<br />

op droogvallende platen staan bloot aan sterke temperatuurschommelingen en zijn minder<br />

gevoelig voor hoge temperaturen. Bodemdieren op droogvallende platen hebben over <strong>het</strong><br />

algemeen weinig hinder van de lozing van koelwater.<br />

SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 726<br />

Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!