kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

13.09.2013 Views

De inzuiging van vissen vertoont over het algemeen een duidelijk patroon door het jaar heen (Jager, 1992). Herkenbare patronen zijn (voor de geïnventariseerde soorten): • aantalspiek in wintermaanden: haring, sprot, paling; • duidelijke voorjaarspiek: 3-doornige stekelbaars, spiering; • duidelijke najaarspiek: vijfdradige meum, kleine zeenaald, harnasman, grondel, schar en slakdolf; • onregelmatig patroon: schol, kabeljauw en tong. Grondels worden voornamelijk waargenomen in het estuarium tijdens de zomer en de herfst. De grondelsoorten paaien voor de kust maar de juvenielen gebruiken het estuarium voornamelijk als schuil- en opgroeigebied. Wanneer de watertemperatuur daalt, trekken zij naar zee en worden voornamelijk haring en sprot in grote getallen waargenomen. Voor sommige vissoorten (grondels, paling, sprot) wordt ‘s nachts een significant hogere inzuiging gemeld. Overdag blijken vissen zichtbare eigenschappen van het inlaatpunt te gebruiken om weg te zwemmen. Afhankelijk van het aanzuigdebiet worden gemakkelijk miljoenen vissen per jaar ingezogen. Onderzoek bij de elektriciteitscentrale van Doel leert dat op jaarbasis circa 150 miljoen vissen en kreeftachtigen worden aangezogen (Maes, 1996). De grotere organismen die worden aangezogen, blijven op de zeven achter en worden via een retoursysteem terug naar de Schelde gevoerd. Door de toegebrachte schade (mechanische effecten door druk- en snelheidsverschilen) en stress bij inzuiging, zal een gedeelte van de organismen sterven, afhankelijk van de omstandigheden bij inzuiging en de tolerantie en taaiheid van de organismen. Naast de directe sterfte kan ook een uitgestelde sterfte plaatsvinden nadat de organismen zijn teruggevoerd in het water. De organismen die door de zeven passeren, kunnen door schade tijdens het doorvoeren in de centrale, sterven. Dit zijn dan vooral het fytoplankton en het zoöplankton inclusief vislarven en kreeftachtigen. Deze aantallen zijn vele malen groter dan de hoeveelheid ingezogen vis (Hadderingh en Jager, 2002). De mortaliteit van vissen en kreeftachtigen na passage door het koelwatersysteem is soortspecifiek. Een aantal niet-tolerante soorten sterft onvermijdelijk, terwijl een aantal andere soorten een goede overleving kent. Het grootste deel van de ingezogen vis overleeft de beschadigingen bij doorvoeren door de centrale niet. De mortaliteit van vissen is afhankelijk van de soort maar ook van de temperatuur van het water in de centrale. De waarneembare sterfte varieert tussen de 70 en 90% van de ingezogen vissen. Indirecte sterfte kan nog plaatsgrijpen als de organismen teruggevoerd zijn naar het oppervlaktewater namelijk door predatie, infecties en ziektes als gevolg van de toegebrachte schade. De kwetsbaarheid voor inzuiging verschilt sterk tussen de verschillende vissoorten. Een aantal soorten sterft onvermijdelijk (niet-tolerante soorten), een aantal soorten kent een goede overleving (tolerante soorten) en een aantal soorten neemt een intermediaire positie in tussen deze twee uitersten (intermediair tolerante soorten). Een indeling van een aantal soorten in drie kwetsbaarheidsklassen (Maes et.al, 1996) is weergegeven in Tabel 10.7. SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 710 Projectnummer: 07.0309

Tabel 10.7: Indeling van de vissoorten in kwetsbaarheidscategoriën voor sterfte door mechanische beschadiging. Tolerante soorten Intermediair tolerante soorten Niet-tolerante soorten paling dikkopje haring snoekbaars brakwatergrondel sprot rivierprik dunlipharder spiering bot kleine zeenaald koornaarvis tong baars 3d stekelbaars zeebaars Op basis van onderzoek van visgemeenschap in de Beneden-Schelde kan men het aandeel van deze categorieën in de totale visgemeenschap van de Schelde als volgt indelen: • tolerante soorten: 1%; • intermediair-tolerante soorten: 59,5%; • niet-tolerante soorten: 39%. Naast de tolerantie t.o.v. mechanische beschadiging kan er ook een tolerantie t.o.v. een verhoogde temperatuur en een temperatuurshock in de centrale (tot boven 30°C) optreden. In de studie van Maes wordt hierop niet verder ingegaan. Zonder onderscheid in vissoort te maken, wordt gesteld dat de vissterfte bij een passage door de centrale tot 90% bedraagt. Voor temperatuurgevoelige soorten mag men aannemen dat deze de doorgang door de centrale niet overleven. In het kader van de Habitatrichtlijn is de bescherming van volgende vissoorten belangrijk: • Bijlage II-soorten: rivierprik; bittervoorn. Het aantal vangsten van de rivierprik in fuiken is laag. De rivierprik migreert echter hoofdzakelijk in de hoofdgeul, zodat de fuikgegevens wellicht een onderschatting zijn van de werkelijke aantallen. Vermeldenswaardig is ook het sporadisch voorkomen van fint (bijlage II-soort). Deze soort blijkt langzaam terug te komen in de Schelde. Beoordeling van het effect Impact door aanzuiging op vissen Uit voorgaande blijkt dat veel jonge vissen en andere organismen sterven door inzuiging van koelwater bij elektrische centrales. Maar leidt dit nu tot een onaanvaardbare aantasting van het ecosysteem van het Schelde-estuarium? Vissoorten in mariene milieus vertonen het kenmerk dat ze doorgaans veel nakomelingen produceren, maar dat hiervan slechts een klein deel het volwassen stadium bereikt. Een volwassen haring produceert bijvoorbeeld honderdduizenden eieren, waarvan slechts enkele ontwikkelen tot een volwassen haring. Bij andere estuariene soorten ligt dit anders. De zeenaald bijvoorbeeld produceert slechts een paar honderd eieren, doch door broedzorg ontwikkelt zich hiervan een relatief groot aantal tot een volwassen exemplaar. SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 711 Projectnummer: 07.0309

Tabel 10.7: Indeling van de vissoorten in kwetsbaarheidscategoriën voor sterfte door mechanische beschadiging.<br />

Tolerante soorten Intermediair tolerante soorten Niet-tolerante soorten<br />

paling dikkop<strong>je</strong> haring<br />

snoekbaars brakwatergrondel sprot<br />

rivierprik dunlipharder spiering<br />

bot kleine zeenaald koornaarvis<br />

tong baars<br />

3d stekelbaars zeebaars<br />

Op basis van onderzoek van visgemeenschap in de Beneden-Schelde kan men <strong>het</strong> aandeel<br />

van deze categorieën in de totale visgemeenschap van de Schelde als volgt indelen:<br />

• tolerante soorten: 1%;<br />

• intermediair-tolerante soorten: 59,5%;<br />

• niet-tolerante soorten: 39%.<br />

Naast de tolerantie t.o.v. mechanische beschadiging kan er ook een tolerantie t.o.v. een<br />

verhoogde temperatuur en een temperatuurshock in de centrale (tot boven 30°C) optreden. In<br />

de studie van Maes wordt hierop niet verder ingegaan. Zonder onderscheid in vissoort te<br />

maken, wordt gesteld dat de vissterfte bij een passage door de centrale tot 90% bedraagt. Voor<br />

temperatuurgevoelige soorten mag men aannemen dat deze de doorgang door de centrale niet<br />

overleven.<br />

In <strong>het</strong> kader van de Habitatrichtlijn is de bescherming van volgende vissoorten belangrijk:<br />

• Bijlage II-soorten: rivierprik;<br />

bittervoorn.<br />

Het aantal vangsten van de rivierprik in fuiken is laag. De rivierprik migreert echter hoofdzakelijk<br />

in de hoofdgeul, zodat de fuikgegevens wellicht een onderschatting zijn van de werkelijke<br />

aantallen.<br />

Vermeldenswaardig is ook <strong>het</strong> sporadisch voorkomen van fint (bijlage II-soort). Deze soort blijkt<br />

langzaam terug te komen in de Schelde.<br />

Beoordeling van <strong>het</strong> effect<br />

Impact door aanzuiging op vissen<br />

Uit voorgaande blijkt dat veel jonge vissen en andere organismen sterven door inzuiging van<br />

koelwater bij elektrische centrales. Maar leidt dit nu tot een onaanvaardbare aantasting van <strong>het</strong><br />

ecosysteem van <strong>het</strong> Schelde-estuarium?<br />

Vissoorten in mariene milieus vertonen <strong>het</strong> kenmerk dat ze doorgaans veel nakomelingen<br />

produceren, maar dat hiervan slechts een klein deel <strong>het</strong> volwassen stadium bereikt. Een<br />

volwassen haring produceert bijvoorbeeld honderdduizenden eieren, waarvan slechts enkele<br />

ontwikkelen tot een volwassen haring. Bij andere estuariene soorten ligt dit anders. De<br />

zeenaald bijvoorbeeld produceert slechts een paar honderd eieren, doch door broedzorg<br />

ontwikkelt zich hiervan een relatief groot aantal tot een volwassen exemplaar.<br />

SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline fauna en flora 711<br />

Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!