kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
eperkt doordat het achterliggende kolenpark wordt verhard en gerioleerd. Voor het tweede watervoerende pakket dat in de richting van de Schelde stroomt geldt dat hier de stroming wat zal gehinderd worden. Dit zal dan gecompenseerd worden door meer water dat onder de kaaimuur en zijdelings zal doorstromen. Ook hier geldt dat er geen grondwaterafhankelijke natuurwaarden, geen grondwaterwinningen en geen brongebieden van natuurlijke waterlopen aanwezig zijn die door bovenbeschreven fenomenen ongunstig kunnen worden beïnvloed. 7.1.5.3.2. Emissies naar bodem en grondwater Rechtstreekse emissies Algemeen kan gesteld worden dat de nieuwe installaties, die in het kader van dit project worden gerealiseerd, voldoen aan de hedendaagse standaarden m.b.t. de bescherming van bodem en grondwater. Hierdoor is het bijkomende risico voor emissies naar bodem en grondwater als minimaal te omschrijven. Depositie van cadmium en thallium In het kader van de dispersieberekeningen voor lucht zijn er depositieberekeningen voor de som van cadmium en thallium uitgevoerd. Uit de dispersieberekeningen uitgevoerd binnen het deel lucht (zie berekeningen hoofdstuk 5.1.6) blijkt dat de jaargemiddelde bijdrage in de depositie aan cadmium en thallium samen maximaal 3,1 µg/m².dag zal bedragen. Een depositie van Cadmium en Thallium van 3,1 µg/m².dag komt voor de vergunningsperiode van 20 jaar overeen met een depositie van 22.630 µg/m² of ca. 22,6 mg/m². Er wordt aangenomen dat deze zware metalen in de bovenste 5 cm van de bodem terechtkomen of voor 1 m² in 0,05 m³ grond. Er wordt uitgegaan van een dichtheid van 1,3 ton/m³ en een droge stofgehalte (DS) van ca. 85% of een dichtheid van 1.100 kg DS/m³. De ca. 22,6 mg cadmium en thallium komen dan terecht in 55 kg DS, wat een concentratie aanrijking in de bodem zou geven na 20 jaar van ca. 0,411 mg/kg DS. Over de komende vergunningsperiode (20 jaar) wordt er aldus een totale bijdrage aan de depositie verwacht van maximaal 0,411 mg/kg DS. De bodemsaneringsnorm voor type V (industriegebied) voor cadmium met inachtname van 2% klei en 1% organische stof bedraagt 19,1 mg/kg DS. De hierboven berekende depositie, door elektriciteitscentrale op 20 jaar veroorzaakt ter hoogte van het depositie pluimmaximum, ligt een factor 46 onder de bodemsaneringsnorm voor industriegebied. Op enige afstand (>1 km) van het bedrijf is de depositie vanuit de lucht op de bodem nog meer beperkt, zodat er voor de depositie van cadmium en thallium van de elektriciteitscentrale op zich geen effecten naar bodem en grondwater te verwachten zijn. De meest nabij gelegen landbouwzones waar vee kan grazen of gewassen geteeld kunnen worden, zijn de agrarische gebieden ten noordoosten, nl. de Stabroekpolder. De berekende cadmium en thalliumdepositie, veroorzaakt door de elektriciteitscentrale, bedraagt er als jaargemiddelde ca. 1 µg/m².dag. Volgens de bovenstaande redenering leidt dit na 20 jaar tot een concentratieverhoging in de bodem van de Stabroekpolder van 0,133 mg/kg DS. De SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline bodem en grondwater 546 Projectnummer: 07.0309
odemsaneringsnorm voor type II (agrarisch gebied) met inachtname van 2% klei en 1% organische stof bedraagt 1,3 mg/kg DS. Deze depositie, door de elektriciteitscentrale op 20 jaar veroorzaakt in de agrarische gebieden ten noordoosten, ligt een factor 10 onder de bodemsaneringsnorm voor agrarisch gebied. De achtergrondwaarde voor cadmium met inachtneming van 2% klei en 1% organische stof bedraagt 0,51 mg/kg ds. Ter hoogte van de locatie met de maximaal berekende depositie wordt over de komende vergunningsperiode van 20 jaar een bijdrage aan de depositie verwacht van 0,411 mg/kg ds. Dit komt neer op een verdubbeling van de achtergrondwaarden. Hieruit blijkt dat de depositie van zware metalen van de elektriciteitscentrale op basis van een evaluatie van cadmium op zich geen effecten op de gezondheid van de mens of het milieu veroorzaakt. Depositie verzurende stoffen In het kader van de dispersieberekeningen voor lucht zijn er depositieberekeningen voor de potentieel verzurende deposities uitgevoerd. Maximaal wordt een potentiële verzurende depositie berekend van 60 Zeq/ha/jaar. Uit gegevens opgenomen in het MIRA rapport 2006 – Achtergrond document Thema Verzuring van de VMM blijkt : • dat het in deze studie berekende depositiemaximum ten noorden van het maximum van de Antwerpse regio ligt met deposities gelegen tussen 4350 en de 5800 Zeq/ha/jaar. In dit depositiemaximum zelf ligt de depositie boven de 5800 Zeq/ha/jaar. • dat in Brasschaat de potentieel verzurende depositie in de loop van de jaren negentig met ongeveer 25% gedaald. Het maximum aan verzurende depositie in het noordoostelijk kwadrant ligt in de zone met de zandige bodems van de Kempen. Deze bodems hebben een lage buffercapaciteit en zijn zondermeer als gevoelig voor verzuring te beschouwen. Kwantitatief is het verzuringsproces van de bodem nog niet helemaal beschreven zodat de extra verzuring als gevolg van onderhavig project niet kan worden berekend. Maar op basis van een kwalitatief aanvoelen kan het effect als relevant worden beschouwd. Naast een daling van de zuurtegraad zijn de neveneffecten van verzuring de uitloging van basische kationen, het oplosbaar worden van aluminium en zware metalen en een veranderde beschikbaarheid van nutriënten. Het geheel aan processen ten gevolge van de veranderende zuurtegraad heeft gevolgen voor de gezondheidstoestand voor de flora en fauna. Welk (deel)proces het meest invloed heeft, is niet geweten. Verder is er een tweede depositiemaximum in het zuidwestelijke kwadrant gelegen. Hier is het maximum maar half zo groot als in het noordoostelijke kwadrant en zijn de aanwezige bodems alluviale kleigronden en antropogene gronden uit het havengebied die goed gebufferd zijn en als weinig gevoelig voor verzuring zijn te beschouwen. Een verdere beschrijving van de verzurende depositie, alsook een evaluatie hiervan naar fauna en flora is beschreven onder respectievelijk het hoofdstuk ‘lucht’ en het hoofdstuk ‘fauna en flora’. SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline bodem en grondwater 547 Projectnummer: 07.0309
- Page 495 and 496: 'Belgische Sluis'. Het effect van l
- Page 497 and 498: Temperatuur in het water In de refe
- Page 499 and 500: Saliniteit Het geloosde water heeft
- Page 501 and 502: Figuur 6.14: Vergelijking van de to
- Page 503 and 504: van de warmwaterpluim, en ook is de
- Page 505 and 506: TCA TMB : temperatuur van het gecap
- Page 507 and 508: zijn. Tijdens een dergelijk jaar is
- Page 509 and 510: In Figuur 6.18 wordt de verwachte o
- Page 511 and 512: • Er zijn geen effecten van de lo
- Page 513 and 514: 6.2. Discipline water voor het scen
- Page 515 and 516: Figuur 6.22 : Schema waterbalans (b
- Page 517 and 518: Parameter (mg/l) Waarde (maximale w
- Page 519 and 520: De temperatuur van het geloosde koe
- Page 521 and 522: Koelwater Voor de impactberekeninge
- Page 523 and 524: Gezien de grote stroomsnelheden in
- Page 525 and 526: lozingspunt en tot een hoogte van m
- Page 527 and 528: Figuur 6.29: Snelheden aan de uitwa
- Page 529 and 530: 6.4. Evaluatie van het scenario van
- Page 531 and 532: 7.1.2. Afbakening van het studiegeb
- Page 533 and 534: • Centraal wordt de alluviale val
- Page 535 and 536: van Boom. De Formatie van Boom beho
- Page 537 and 538: Grondwaterkwetsbaarheid Volgens de
- Page 539 and 540: Figuur 7.2: Overzicht van de kernen
- Page 541 and 542: Bouwput voor de aanleg van het kete
- Page 543 and 544: wordt aangenomen dat deze niet vero
- Page 545: 7.1.5.3. Exploitatiefase 7.1.5.3.1.
- Page 549 and 550: 7.1.7. Significantie van de milieue
- Page 551 and 552: Toegepast op het geplande scenario
- Page 553 and 554: 7.2. Discipline bodem en grondwater
- Page 555 and 556: Bouwput voor de aanleg van het kete
- Page 557 and 558: 7.2.5.4.2. Emissies naar bodem en g
- Page 559 and 560: 7.4. Evaluatie van het scenario van
- Page 561 and 562: SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline
- Page 563 and 564: De toename in verharding wordt als
- Page 565 and 566: • Evaluatie van het specifiek gel
- Page 567 and 568: MP2 (Fort van Lillo) is gelegen ten
- Page 569 and 570: - LA5,T - LA50,T - LA95,T - LA99,T
- Page 571 and 572: Tabel 8.4: Samenvatting meetresulta
- Page 573 and 574: Tabel 8.9: Toetsing oorspronkelijk
- Page 575 and 576: De geluidvermogenniveaus van de rel
- Page 577 and 578: Figuur 8.2: Positie geluidbronnen i
- Page 579 and 580: • vanwege de grondwerken (grondve
- Page 581 and 582: Berekeningsresultaten In Tabel 8.15
- Page 583 and 584: Tabel 8.17: Toetsing van het impuls
- Page 585 and 586: o fluctuerende geluidsimmisies door
- Page 587 and 588: S-APP-35 gevel ZO gebouw zuigtrekve
- Page 589 and 590: Figuur 8.7: Bronposities t.h.v. cen
- Page 591 and 592: o In BP6 is het oorspronkelijk omge
- Page 593 and 594: tijdsduurcorrecties Cb) en er stren
- Page 595 and 596: Verschil maximale koeling met kolen
odemsaneringsnorm voor type II (agrarisch gebied) met inachtname van 2% klei en 1%<br />
organische stof bedraagt 1,3 mg/kg DS.<br />
Deze depositie, door de elektriciteitscentrale op 20 jaar veroorzaakt in de agrarische gebieden<br />
ten noordoosten, ligt een factor 10 onder de bodemsaneringsnorm voor agrarisch gebied.<br />
De achtergrondwaarde voor cadmium met inachtneming van 2% klei en 1% organische stof<br />
bedraagt 0,51 mg/kg ds. Ter hoogte van de locatie met de maximaal berekende depositie wordt<br />
over de komende vergunningsperiode van 20 jaar een bijdrage aan de depositie verwacht van<br />
0,411 mg/kg ds. Dit komt neer op een verdubbeling van de achtergrondwaarden.<br />
Hieruit blijkt dat de depositie van zware metalen van de elektriciteitscentrale op basis van een<br />
evaluatie van cadmium op zich geen effecten op de gezondheid van de mens of <strong>het</strong> milieu<br />
veroorzaakt.<br />
Depositie verzurende stoffen<br />
In <strong>het</strong> kader van de dispersieberekeningen voor lucht zijn er depositieberekeningen voor de<br />
potentieel verzurende deposities uitgevoerd. Maximaal wordt een potentiële verzurende<br />
depositie berekend van 60 Zeq/ha/jaar. Uit gegevens opgenomen in <strong>het</strong> MIRA <strong>rapport</strong> 2006 –<br />
Achtergrond document Thema Verzuring van de VMM blijkt :<br />
• dat <strong>het</strong> in deze studie berekende depositiemaximum ten noorden van <strong>het</strong> maximum van<br />
de Antwerpse regio ligt met deposities gelegen tussen 4350 en de 5800 Zeq/ha/jaar. In<br />
dit depositiemaximum zelf ligt de depositie boven de 5800 Zeq/ha/jaar.<br />
• dat in Brasschaat de potentieel verzurende depositie in de loop van de jaren negentig<br />
met ongeveer 25% gedaald.<br />
Het maximum aan verzurende depositie in <strong>het</strong> noordoostelijk kwadrant ligt in de zone met de<br />
zandige bodems van de Kempen. Deze bodems hebben een lage buffercapaciteit en zijn<br />
zondermeer als gevoelig voor verzuring te beschouwen. Kwantitatief is <strong>het</strong> verzuringsproces<br />
van de bodem nog niet helemaal beschreven zodat de extra verzuring als gevolg van<br />
onderhavig pro<strong>je</strong>ct niet kan worden berekend. Maar op basis van een kwalitatief aanvoelen kan<br />
<strong>het</strong> effect als relevant worden beschouwd.<br />
Naast een daling van de zuurtegraad zijn de neveneffecten van verzuring de uitloging van<br />
basische kationen, <strong>het</strong> oplosbaar worden van aluminium en zware metalen en een veranderde<br />
beschikbaarheid van nutriënten. Het geheel aan processen ten gevolge van de veranderende<br />
zuurtegraad heeft gevolgen voor de gezondheidstoestand voor de flora en fauna. Welk<br />
(deel)proces <strong>het</strong> meest invloed heeft, is niet geweten.<br />
Verder is er een tweede depositiemaximum in <strong>het</strong> zuidwestelijke kwadrant gelegen. Hier is <strong>het</strong><br />
maximum maar half zo groot als in <strong>het</strong> noordoostelijke kwadrant en zijn de aanwezige bodems<br />
alluviale kleigronden en antropogene gronden uit <strong>het</strong> havengebied die goed gebufferd zijn en<br />
als weinig gevoelig voor verzuring zijn te beschouwen.<br />
Een verdere beschrijving van de verzurende depositie, alsook een evaluatie hiervan naar fauna<br />
en flora is beschreven onder respectievelijk <strong>het</strong> hoofdstuk ‘lucht’ en <strong>het</strong> hoofdstuk ‘fauna en<br />
flora’.<br />
SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline bodem en grondwater 547<br />
Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309