kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

13.09.2013 Views

vaargeul verwaarloosbaar zijn. Door het onttrekken en lozen van het koelwater worden er in de directe zone rondom de in- en uitlaatconstructies kleine veranderingen van de stroomsnelheid berekend. Echter deze zijn kleiner dan 0,05 m/s en derhalve verwaarloosbaar. Temperatuur in het water De lozing van koelwater vanuit de E.ON centrale volgens optie 2, waarbij de lozing aan de oever is ontworpen, zal tot een vergelijkbare temperatuursverhoging langs de Schelde leiden als optie 1. Dit blijkt uit Figuur 6.10 waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen optie 1 en 2 ten aanzien van het bereik van de temperatuur (maximum en minimum) in de Schelde, weergegeven langs de as van de vaargeul. Door de extra thermische vracht zal de maximum temperatuur tussen Bath en Hoboken met circa 0,3°C tot 0,4ºC toenemen. Een stijging van de minimum temperatuur wordt verwacht tussen Prosperpolder en Antwerpen. Effecten zullen in mindere mate merkbaar zijn van Baalhoek tot Schelle. Lokaal, in de directe omgeving kunnen grotere temperatuurstijgingen worden waargenomen (zie ook hieronder). Figuur 6.10: Bereik van de dieptegemiddelde temperatuur langs de Schelde tijdens springtij (boven) en doodtij tijdens de zomer (lage rivier afvoer) – vergelijking tussen optie 1 en optie 2 Temperatuur aan de bodem In Figuur 6.11 wordt de toename van de maximale temperatuur aan de bodem weergegeven tijdens springtij en tijdens doodtij. Een vergelijking met de resultaten van optie 1 (Figuur 6.9) laat zien dat er significant hogere temperaturen worden waargenomen langs de oevers wanneer niet op de TAW -9 m dieptelijn wordt geloosd, maar aan de oever zelf. In de nabije omgeving van de uitlaat neemt de maximale temperatuursverhoging toe tot meer dan 5 graden (delta T in een warme zomer bedraagt 6°C). Dit wordt vooral veroorzaakt door de geringe waterdiepte waardoor het uitstromende water direct tot aan de bodem wordt opgemengd. Een verhoging van 0,5°C tot 1,0°C is merkbaar van het Galgeschoor tot aan de Boudewijnsluis; de maximale verhoging wordt in de berekeningen waargenomen tussen de haven Lillo en de SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline water 494 Projectnummer: 07.0309

'Belgische Sluis'. Het effect van lozen direct aan de oever op de temperatuur aan de inlaatconstructie is beperkt. In vergelijking met de resultaten bij optie 1 (lozen ter hoogte van de TAW –9m lijn) zijn er in de resultaten van optie 2 (lozen aan de oever) aan het oppervlak meerdere pieken waar te nemen. Deze pieken treden onder andere op tijdens de eb- en vloedkentering. De pieken zijn ook hoger in vergelijking met optie 1 en lopen op tot circa 1,5 tot 2,5°C tijdens springtij en 2,5 tot 3°C tijdens doodtij. Aan de inlaatconstructie wordt, net als bij optie 1, alleen een piek berekend juist na de ebkentering. Deze piek is tijdens springtij iets hoger (tot 1°C) en tijdens doodtij ongeveer gelijk (0,7°C). Tijdens de vloedfase (na de eerste piek) is de verhoging van de temperatuur aan het wateroppervlak in vergelijking tot optie 1 hoger en bedraagt circa 1 tot 1,5°C; aan de inlaat is de temperatuur gelijk (circa 0,5°C). Tijdens de ebfase (de periode voorafgaand aan de piek) is de verhoging aan het oppervlak en aan de inlaat gelijk, wat de goede verticale menging in de Schelde aantoont. Tijdens doodtij is deze verhoging iets groter dan tijdens springtij (beide kleiner dan 0.5°C). Figuur 6.11: Verschil in maximale temperatuur (ºC) aan de bodem tijdens springtij (bovenste ) en doodtij (onderste) SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline water 495 Projectnummer: 07.0309

'Belgische Sluis'. Het effect van lozen direct aan de oever op de temperatuur aan de<br />

inlaatconstructie is beperkt. In vergelijking met de resultaten bij optie 1 (lozen ter hoogte van de<br />

TAW –9m lijn) zijn er in de resultaten van optie 2 (lozen aan de oever) aan <strong>het</strong> oppervlak<br />

meerdere pieken waar te nemen. Deze pieken treden onder andere op tijdens de eb- en<br />

vloedkentering. De pieken zijn ook hoger in vergelijking met optie 1 en lopen op tot circa 1,5 tot<br />

2,5°C tijdens springtij en 2,5 tot 3°C tijdens doodtij. Aan de inlaatconstructie wordt, net als bij<br />

optie 1, alleen een piek berekend juist na de ebkentering. Deze piek is tijdens springtij iets<br />

hoger (tot 1°C) en tijdens doodtij ongeveer gelijk (0,7°C). Tijdens de vloedfase (na de eerste<br />

piek) is de verhoging van de temperatuur aan <strong>het</strong> wateroppervlak in vergelijking tot optie 1<br />

hoger en bedraagt circa 1 tot 1,5°C; aan de inlaat is de temperatuur gelijk (circa 0,5°C). Tijdens<br />

de ebfase (de periode voorafgaand aan de piek) is de verhoging aan <strong>het</strong> oppervlak en aan de<br />

inlaat gelijk, wat de goede verticale menging in de Schelde aantoont. Tijdens doodtij is deze<br />

verhoging iets groter dan tijdens springtij (beide kleiner dan 0.5°C).<br />

Figuur 6.11: Verschil in maximale temperatuur (ºC) aan de bodem tijdens springtij (bovenste ) en doodtij (onderste)<br />

SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline water 495<br />

Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!