kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
(3) Stabroek SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline lucht 430 Projectnummer: 07.0309 Impact (µg/m³) Norm (µg/m³) Percentage ten opzichte van de norm Beoordeling volgens referentiekader jaargemiddelde geleide emissies < 0,05 25 < 1% verwaarloosbaar jaargemiddelde diffuse emissies < 0,01 25 < 1% verwaarloosbaar jaargemiddelde totaal < 0,07 25 < 1% verwaarloosbaar (10) Antwerpen Woonkernen aangeduid als speciale beschermingszone jaargemiddelde geleide emissies < 0,01 25 < 1% verwaarloosbaar jaargemiddelde diffuse emissies < 0,001 25 < 1% verwaarloosbaar jaargemiddelde totaal < 0,011 25 < 1% verwaarloosbaar (11) Zwijndrecht jaargemiddelde geleide emissies < 0,01 25 < 1% verwaarloosbaar jaargemiddelde diffuse emissies < 0,001 25 < 1% verwaarloosbaar jaargemiddelde totaal < 0,011 25 < 1% verwaarloosbaar (*) de diffuse emissies aan de bron zijn hier buiten beschouwing gelaten, omdat dit niet zinvol is o Actieplan fijn stof en NO2 in de Antwerpse haven en de stad Antwerpen Voor de beschrijving van het actieplan fijn stof verwijzen we naar paragraaf 5.1.6.9 E.ON - project Voor de installaties van E.ON en voor dit scenario (scenario koeltoren) zijn twee bronnen te evalueren die een bijdrage zouden kunnen betekenen op het gebied van fijn stof, met name de diffuse stofemissies door de kolenopslag (hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen scenario 1 met eigen kolenopslag als scenario 2 opslag via Sea-Invest of Rotterdam) en de puntbron (koeltoren) van de centrale. Er kan echter gesteld worden dat de bijdrage van beide zeer beperkt zal zijn tengevolge van de milderende maatregelen die zijn voorzien, met name: • Bij de overslag van kolen wordt gebruik gemaakt van de beste beschikbare technieken (zie hoofdstuk 2 van dit MER). E.ON zal verder gaan dan de BBT door gebruik te maken van gesloten opslag van kolen (zie verder onder milderende maatregelen). • E.ON zal bovendien méér doen dan BBT: naast het inzetten van de beste beschikbare technieken zal E.ON een intern systeem opzetten om de efficiëntie van alle acties (bv. van de besproeiing) adequaat op te volgen. Een permanente evaluatie van de ingezette middelen zal leiden tot een optimale werkomgeving met minimale uitstoot. Een doorgedreven onderhoud (bv. van de transportband) zal vermijden dat ongewenste niet-voorziene stofemissies ontstaan. Dit zal vastgelegd worden in procedures voor het laden en lossen van kolen, zodat bij bepaalde weersomstandigheden (bv. vanaf een hoge windsnelheid) specifieke acties op het gebied van het laden en lossen worden genomen.
Voor wat betreft de puntbron voor grote stookinstallaties worden de emissienormen bepaald door de LCP (Large Combustion Plants)-richtlijn. Vlaanderen heeft bovendien de normen die door Europa werden voorgesteld, aangescherpt. Deze strenge normen garanderen dat nieuwe installaties een veel lagere uitstoot kennen dan de oudere vergelijkbare installaties. Zoals vermeld in voornoemde studies is de bijdrage van de puntbron tot de immissies gemeten in de Antwerpse haven zone gering. Dit is voornamelijk te wijten aan de uitstoot op grote hoogte (zie bespreking van de stof-immissies in dit Hoofdstuk). De impact ervan is dan ook verwaarloosbaar. Besluit De studie betreffende de meetresultaten fijn stof toont aan dat in de zone van het havengebied bijzondere aandacht dient te gaan naar acties om, bij de invoering van de NEC-normen in 2010, geen overschrijdingen te moeten vaststellen. De Vlaamse Regering heeft een actieplan uitgewerkt voor de vermindering van de uitstoot aan fijn stof. Voor de gekende hotspots werden door de Vlaamse Overheid concrete acties bepaald (zie actieplan fijn stof in de industriële hotspotzones (mei 2007). Voor de Antwerpse Haven zijn deze actiepunten gericht op: • Industrie (diffuse en puntbronnen) • Verkeer • Huishoudelijke en tertiaire stookinstallaties • Flankerend beleid De installaties van een kolengestookte powerplant geven bij inzet van de beste beschikbare technieken een verwaarloosbare bijdrage in het havengebied. 5.2.6.10. Bespreking van de milieu-impact voor koolstofmonoxide (CO) o Metingen in de omgeving Er zijn geen meetwaarden van de VMM in de buurt van de elektriciteitscentrale van E.ON die de CO-immissiewaarden weergeven. o Invloed van het project op de omgevingsconcentraties CO De resultaten van de dispersieberekeningen worden visueel weergegeven op de figuren opgenomen in Bijlage 4. Uit de figuren in Bijlage 4 en Tabel 5.72 blijkt: • Zowel bij het pluimmaximum als bij de woonkernen in de buurt als bij de woonkernen die aangeduid zijn als speciale beschermingszone is de impact van de nieuwe elektriciteitscentrale verwaarloosbaar. De woonkernen in de buurt zijn eveneens de woonkernen waar de hoogste immissieconcentratie-impact van CO waarneembaar is. Tabel 5.72: Invloed van de nieuwe elektriciteitscentrale op de immissieconcentratie van CO in het studiegebied lucht. Pluimmaximum SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline lucht 431 Projectnummer: 07.0309 Impact (µg/m³) Norm (µg/m³) Percentage ten opzichte van de norm Beoordeling volgens referentiekader jaargemiddelde
- Page 379 and 380: Deze impactberekeningen zijn uitgev
- Page 381 and 382: jaargemiddelde diffuse emissies < 0
- Page 383 and 384: hoge windsnelheid) specifieke actie
- Page 385 and 386: Tabel 5.40: Invloed van de nieuwe e
- Page 387 and 388: µg/m 3 . De bijdrage van het proje
- Page 389 and 390: SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline
- Page 391 and 392: In Bijlage 2.4.2 van VLAREM II word
- Page 393 and 394: Tabel 5.46: Invloed van de nieuwe e
- Page 395 and 396: • totaal aantal voertuigen per we
- Page 397 and 398: kwaliteitsdoelstelling en getoetst
- Page 399 and 400: De bijdrage van het voorgenomen pro
- Page 401 and 402: Uit Tabel 5.54 blijkt dat de bijdra
- Page 403 and 404: • Voor de berekende 98-Percentiel
- Page 405 and 406: Dit kan beschouwd worden als onvold
- Page 407 and 408: 5.2. Discipline lucht voor het scen
- Page 409 and 410: kunnen deze emissies zelfs lager li
- Page 411 and 412: Tabel 5.56: Kenmerken van het emiss
- Page 413 and 414: BACK UP BOILER of HULPKETELS (Back
- Page 415 and 416: Er kan echter gesteld worden dat de
- Page 417 and 418: De enige wijziging bij het concept
- Page 419 and 420: Doel SGS Belgium NV Juni 2009 Disci
- Page 421 and 422: Tabel 5.64: Gemiddelde immissieconc
- Page 423 and 424: Tabel 5.66: Bijdrage van de immissi
- Page 425 and 426: SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline
- Page 427 and 428: SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline
- Page 429: 5.2.6.9. Bespreking van de milieu-i
- Page 433 and 434: (15) Doel 98-Percentiel 0,0007 - 0,
- Page 435 and 436: 5.2.6.14. Bespreking van de milieu-
- Page 437 and 438: (11) Zwijndrecht SGS Belgium NV Jun
- Page 439 and 440: (3) Stabroek SGS Belgium NV Juni 20
- Page 441 and 442: De bijdrage van het wegverkeer gege
- Page 443 and 444: Voor de parameter PM2,5 werden volg
- Page 445 and 446: Alle voorgestelde milderende maatre
- Page 447 and 448: met gesloten kolenopslag (15) Doel
- Page 449 and 450: NOx Het pluimmaxima voor NOx is gel
- Page 451 and 452: 5.3. Discipline lucht voor het scen
- Page 453 and 454: 5.3.2.1. Bespreking van de milieu-i
- Page 455 and 456: (is in geval van 100% kolenstook en
- Page 457 and 458: Uit Tabel 5.91 blijkt dat de bijdra
- Page 459 and 460: (10) Antwerpen 99-Percentiel
- Page 461 and 462: (2) Berendrecht (3) Stabroek (4) Pu
- Page 463 and 464: 6. Discipline water 6.0. Leeswijzer
- Page 465 and 466: Figuur 6.1: Studiegebied discipline
- Page 467 and 468: wordt gedetecteerd dient het bemali
- Page 469 and 470: 6.1.5.3.2. Waterzuiveringsinstallat
- Page 471 and 472: Parameter (mg/l) Cadmium zilver chr
- Page 473 and 474: voor EOX. In Vlarem worden immissie
- Page 475 and 476: de corrosieremmers en anti-scale mi
- Page 477 and 478: 1° het geloosde koelwater is uitsl
- Page 479 and 480: Tabel 6.4 Meetresultaten meetplaats
(3) Stabroek<br />
SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline lucht 430<br />
Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309<br />
Impact (µg/m³)<br />
Norm<br />
(µg/m³)<br />
Percentage ten<br />
opzichte van de<br />
norm<br />
Beoordeling volgens<br />
referentiekader<br />
jaargemiddelde geleide emissies < 0,05 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
jaargemiddelde diffuse emissies < 0,01 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
jaargemiddelde totaal < 0,07 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
(10) Antwerpen<br />
Woonkernen aangeduid als speciale beschermingszone<br />
jaargemiddelde geleide emissies < 0,01 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
jaargemiddelde diffuse emissies < 0,001 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
jaargemiddelde totaal < 0,011 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
(11) Zwijndrecht<br />
jaargemiddelde geleide emissies < 0,01 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
jaargemiddelde diffuse emissies < 0,001 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
jaargemiddelde totaal < 0,011 25 < 1% verwaarloosbaar<br />
(*) de diffuse emissies aan de bron zijn hier buiten beschouwing gelaten, omdat dit niet zinvol is<br />
o Actieplan fijn stof en NO2 in de Antwerpse haven en de stad Antwerpen<br />
Voor de beschrijving van <strong>het</strong> actieplan fijn stof verwijzen we naar paragraaf 5.1.6.9<br />
E.ON - pro<strong>je</strong>ct<br />
Voor de installaties van E.ON en voor dit scenario (scenario koeltoren) zijn twee bronnen te<br />
evalueren die een bijdrage zouden <strong>kun</strong>nen betekenen op <strong>het</strong> gebied van fijn stof, met name de<br />
diffuse stofemissies door de kolenopslag (hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen<br />
scenario 1 met eigen kolenopslag als scenario 2 opslag via Sea-Invest of Rotterdam) en de<br />
puntbron (koeltoren) van de centrale. Er kan echter gesteld worden dat de bijdrage van beide<br />
zeer beperkt zal zijn tengevolge van de milderende maatregelen die zijn voorzien, met name:<br />
• Bij de overslag van kolen wordt gebruik gemaakt van de beste beschikbare technieken<br />
(zie hoofdstuk 2 van dit <strong>MER</strong>). E.ON zal verder gaan dan de BBT door gebruik te<br />
maken van gesloten opslag van kolen (zie verder onder milderende maatregelen).<br />
• E.ON zal bovendien méér doen dan BBT: naast <strong>het</strong> inzetten van de beste beschikbare<br />
technieken zal E.ON een intern systeem opzetten om de efficiëntie van alle acties (bv.<br />
van de besproeiing) adequaat op te volgen. Een permanente evaluatie van de ingezette<br />
middelen zal leiden tot een optimale werkomgeving met minimale uitstoot. Een<br />
doorgedreven onderhoud (bv. van de transportband) zal vermijden dat ongewenste<br />
niet-voorziene stofemissies ontstaan. Dit zal vastgelegd worden in procedures voor <strong>het</strong><br />
laden en lossen van kolen, zodat bij bepaalde weersomstandigheden (bv. vanaf een<br />
hoge windsnelheid) specifieke acties op <strong>het</strong> gebied van <strong>het</strong> laden en lossen worden<br />
genomen.