kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
2.5.13.3. CO2-opslag A. Geologische studie uitgevoerd door VITO Het VITO onderzocht in opdracht van E.ON de mogelijkheden om de opslag van CO2 in de ondergrond van Vlaanderen uit te voeren. De conclusie van dit onderzoek wordt hierna weergegeven. Verscheidene diepe watervoerende lagen zijn aanwezig in de ondergrond van de provincies Antwerpen en Limburg, nl. in het Kempens Bekken. Om in aanmerking te komen voor efficiënte CO2-opslag, zouden de watervoerende lagen moeten gelegen zijn op een diepte van minstens 800 m. Bovendien moeten ze een grote omvang hebben, goede reservoirkenmerken en voldoende afgedicht zijn. Vier stratigrafische lagen zijn geselecteerd als potentiële reservoirs voor de opslag van CO2 in een watervoerende laag. Deze selectie is gebaseerd op een laagmodel van de ondergrond van Vlaanderen en op beschikbare gegevens over reservoireigenschappen. Deze vier stratigrafische lagen zijn: • krijt van de Formaties van Maastricht en Houthem (Krijt tot Vroeg Tertiair); • zandsteen van de Buntsandstein Formatie (Trias); • zandsteen van de Neeroeteren Formatie (Boven Carboon); • kalksteen binnen de Kalksteen Groep (Onder Carboon). Naast deze watervoerende lagen komen ook de steenkoollagen van het Boven Carboon in het Bekken van de Kempen in aanmerking als mogelijke opslagplaats voor CO2. In dit geval, kunnen zowel diepe, nog niet ontgonnen steenkoollagen als zandsteenlichamen dienst doen als opslagplaats. De vroegere kolenmijnen zijn te klein en te ondiep om in aanmerking te komen als mogelijke opslagplaats voor grote hoeveelheden CO2. Om dienst te doen als mogelijke opslagplaats voor de opgevangen CO2 vanuit de 1.100 MWe kolencentrale van E.ON, zou het reservoir een totale opslagcapaciteit van 250 Mton moeten hebben. Andere criteria voor een geschikte opslagplaats zijn de injectiviteit (die ongeveer 790 ton/h moet zijn), de verkennings- en exploitatierisico's en mogelijke andere toepassingen. In deze studie, worden deze aspecten gebruikt om te evalueren welke van de hierboven opgesomde stratigrafische lagen geschikte opslagplaatsen bevatten voor de opgevangen CO2 bij de nieuwe elektriciteitscentrale. Elke opslaglaag wordt geëvalueerd op dezelfde manier: • Er wordt informatie over de diepte gecombineerd met informatie over de aanwezigheid van afdichtende lagen om op deze manier het doelgebied af te lijnen. • Verzamelen van data over de porositeit en permeabiliteit (doorlaatbaarheid) van de potentiële reservoirformaties en de primaire afdichtende lagen. • Deze gegevens worden gebruikt om het toegankelijke reservoirvolume en de injectiviteit te berekenen. • Bespreking van de risico’s verbonden aan de ontwikkeling van een opslagplaats en de mogelijke (concurrerende) andere toepassingen. • Indien relevant wordt de bespreking beëindigd met een overzicht van de stappen die nodig zijn om het potentieel verder na te gaan. SGS Belgium NV Juni 2009 Projectomschrijving 304 Projectnummer: 07.0309
Opslag in watervoerende lagen De Boven Krijt tot Onder Paleocene carbonaatsedimenten vormen een potentieel reservoir voor de opslag van CO2. Het gebied met opslagmogelijkheden is echter klein omdat de laag te ondiep is. Het potentiële gebied is beperkt tot het meest noordelijke deel van het Kempens Bekken, langs de Belgisch-Nederlandse grens. Er is waarschijnlijk ook een gebrek aan voldoende grote, gesloten structuren (invangstructuren). Lagen die zorgen voor de afdichting van het reservoir zijn aanwezig, nl. Cenozoïsche kleilagen. De eigenschappen van het gesteente zijn gunstig (porositeit: 19 - 37%, permeabiliteit: 3 - 140 mDarcy). Het gemiddelde toegankelijke poriënvolume bedraagt 11 x 10 6 m³/km². De injectiviteit is laag tot middelmatig. De opslagcapaciteit is beperkt door de kleine diepte van de opslagplaats. De krijtlagen worden gebruikt als bron voor industrieel- en drinkwater ten zuiden van het doelgebied. Injectie van grote hoeveelheden CO2 ondergronds kan resulteren in een verandering van de chemische samenstelling van het water en voor drukveranderingen bij de productiegebieden. De zandsteen van de Trias Buntsandstein Formatie is een tweede potentiële reservoir. Deze komt slechts in de Provincie Limburg voor. De Buntsandstein Formatie bevat dikke zandsteenpakketten, met hoge porositeit (13% gemiddeld) en permeabiliteit (30 - 40 mDarcy). De injectiviteit is matig. Het nuttige poriënvolume is in de orde van 16 x 10 6 m³/km². De zandsteen heeft ook een interessant potentieel om het CO2 in vaste vorm te capteren. De diepte van deze formatie volstaat over een groot gebied. Nochtans zijn er onzekerheden met betrekking tot de afdichting van de lagen. De Boven Trias en Jurasedimenten zijn slechts aangetroffen in boringen binnen de Roerdal Slenk. Buiten de slenk, komen zij enkel voor in een klein deel in het noorden van het verbreidingsgebied. Elders wordt de Buntsandstein Formatie bedekt door Krijt sedimenten, waarvan de afdichtingseigenschappen nog niet goed gedocumenteerd zijn. Of de zandsteen geschikt is voor de opslag van grote hoeveelheden CO2 zal sterk afhangen van de afdichting van de onderste Krijt sedimenten. De Boven Carboon Neeroeteren Formatie wordt opgebouwd uit grofkorrelige zandsteen, met hoge porositeit en permeabiliteit (een gemiddelde porositeit van 15% en gemiddelde permeabiliteit van 111 mDarcy). De zandsteen heeft een matige tot hoge injectiviteit. Het verbreidingsgebied is beperkt tot het noordoosten van Limburg. De top van de zandsteen is enkel op voldoende diepte aanwezig in het noordelijke deel van dit gebied. Daar is de zandsteen afgedekt door ondoorlatende afzettingen van het Perm en onderste Trias. Het nuttige reservoirvolume is in de orde van 15 tot 24 x 10 6 m³/km². Binnen de Onder Carboon Kalksteen Groep zijn een aantal reservoirs aanwezig die gecreëerd zijn door oplossing en karstificatie. De porositeit en permeabiliteit van deze reservoirs zijn hoog genoeg voor efficiënte CO2-opslag. Plaatselijk kan de permeabiliteit waarden bereiken van meer dan 2000 mDarcy. De top van de kalksteen vertoont een golvende topografie, met koepels die als invangstructuren kunnen dienen. De kalksteen is bedekt door kleistenen van het Namuriaan, die dienst doen als afdichtende laag. Aan de vereisten voor diepte en afdichting wordt voldaan in het westelijke deel van het Kempens Bekken. Het toegankelijke poriënvolume is vrij laag; het wordt geschat op ruwweg 2 tot 3% van het totaal gesteentevolume. De nuttige dikte van het reservoir is ook laag (50 m, maximum 200 m). Daarom is het opslagpotentieel eerder beperkt. Het toegankelijke volume van het reservoir is ongeveer 1,2 x 10 6 m³/km². De injectiviteit van het reservoir is hoog. Globaal gezien wijzen de berekeningen erop dat de injectiviteit van de potentiële aquifer-reservoirs voldoende hoog is om een gemiddelde injectiesnelheid van 790 ton/h te verzekeren. Nochtans lijkt de aanwezigheid van gesloten structuren met een capaciteit in de orde van 250 Mton onwaarschijnlijk. De onderzochte structuren komen slechts voor kleinschalige opslagprojecten in aanmerking. De Trias zandsteen in het noordoosten van Limburg kan een uitzondering zijn. Of deze voor de opslag van grote hoeveelheden CO2 in aanmerking komt hangt sterk af van de SGS Belgium NV Juni 2009 Projectomschrijving 305 Projectnummer: 07.0309
- Page 253 and 254: voor de stookwaarde. Bovendien neem
- Page 255 and 256: 2.5.2.2. Brandstoffen van BAYER/LAN
- Page 257 and 258: 2.5.2.5. Diesel Diesel wordt als br
- Page 259 and 260: opwerpmachine van de kolenopslagvel
- Page 261 and 262: Deze silo’s zijn geheel gesloten
- Page 263 and 264: Figuur 2.39: Inplanting tunnel SGS
- Page 265 and 266: (zelfontbranding) en mogelijk overl
- Page 267 and 268: ongecontroleerd van de band afvalt
- Page 269 and 270: Figuur 2.40: Vereenvoudigd processc
- Page 271 and 272: - Nadelen: • De ééntreksketel w
- Page 273 and 274: kanaal. Aan deze eisen kan in grote
- Page 275 and 276: Figuur 2.42 : doeken filter type HP
- Page 277 and 278: Een tweede filtersysteem bestaat ui
- Page 279 and 280: 2.5.9. Rookgasontzwavelingsinstalla
- Page 281 and 282: • toepassing van kalk in plaats v
- Page 283 and 284: 2.5.10. Afvoer en opslag van restst
- Page 285 and 286: Hulpketel Hulpketels zijn nodig ter
- Page 287 and 288: 2.5.12. Koelwaterconcept 2.5.12.1.
- Page 289 and 290: Het doel van deze koelcellenoren is
- Page 291 and 292: Figuur 2.50: Maatregelen voor visbe
- Page 293 and 294: De koelwaterinstallatie wordt zodan
- Page 295 and 296: uittrede snelheid via de klassieke
- Page 297 and 298: Figuur 2.52: Ligging van het gecomb
- Page 299 and 300: gedimensioneerd dat de inname snelh
- Page 301 and 302: de geologische opslag van koolstofd
- Page 303: E.ON heeft onlangs in het kader van
- Page 307 and 308: Het mogelijk tracé wordt weergegev
- Page 309 and 310: 2.5.13.4. Projecten rond CO2-afvang
- Page 311 and 312: zijn het AD700 programma en het COM
- Page 313 and 314: Rekening houden met deze gegevens k
- Page 315 and 316: 2.5.16.5. Andere mogelijke warmtele
- Page 317 and 318: 2.7. Interferentie met andere plann
- Page 319 and 320: Er wordt verwacht dat dit project g
- Page 321 and 322: schadelijke gassen toe. Als gevolg
- Page 323 and 324: is bevestigd dat alle nieuwe in de
- Page 325 and 326: 4. Algemene methodologie 4.1. Algem
- Page 327 and 328: 5. Discipline lucht 5.0. Leeswijzer
- Page 329 and 330: 5.1.5. Beschrijving van de emissies
- Page 331 and 332: De emissies ten gevolge van het pro
- Page 333 and 334: Tabel 5.4 Kenmerken van de huidige
- Page 335 and 336: Tabel 5.6: Kenmerken van het emissi
- Page 337 and 338: SGS Belgium NV Juni 2009 Discipline
- Page 339 and 340: Parameter SGS Belgium NV Juni 2009
- Page 341 and 342: overgedragen op het water. Om de st
- Page 343 and 344: De diffuse stofemissies door koleno
- Page 345 and 346: • Aanleverhoeveelheid: 25.000 ton
- Page 347 and 348: vullen van de vultrechter, en bij d
- Page 349 and 350: Evaluatie naar de totale emissies t
- Page 351 and 352: Tabel 5.19 bijdrage E.ON project te
- Page 353 and 354: verbrandingsinstallatie’. Behalve
2.5.13.3. CO2-opslag<br />
A. Geologische studie uitgevoerd door VITO<br />
Het VITO onderzocht in opdracht van E.ON de mogelijkheden om de opslag van CO2 in de<br />
ondergrond van Vlaanderen uit te voeren. De conclusie van dit onderzoek wordt hierna<br />
weergegeven.<br />
Verscheidene diepe watervoerende lagen zijn aanwezig in de ondergrond van de provincies<br />
Antwerpen en Limburg, nl. in <strong>het</strong> Kempens Bekken. Om in aanmerking te komen voor efficiënte<br />
CO2-opslag, zouden de watervoerende lagen moeten gelegen zijn op een diepte van minstens<br />
800 m. Bovendien moeten ze een grote omvang hebben, goede reservoirkenmerken en<br />
voldoende afgedicht zijn. Vier stratigrafische lagen zijn geselecteerd als potentiële reservoirs<br />
voor de opslag van CO2 in een watervoerende laag. Deze selectie is gebaseerd op een<br />
laagmodel van de ondergrond van Vlaanderen en op beschikbare gegevens over<br />
reservoireigenschappen. Deze vier stratigrafische lagen zijn:<br />
• krijt van de Formaties van Maastricht en Houthem (Krijt tot Vroeg Tertiair);<br />
• zandsteen van de Buntsandstein Formatie (Trias);<br />
• zandsteen van de Neeroeteren Formatie (Boven Carboon);<br />
• kalksteen binnen de Kalksteen Groep (Onder Carboon).<br />
Naast deze watervoerende lagen komen ook de steenkoollagen van <strong>het</strong> Boven Carboon in <strong>het</strong><br />
Bekken van de Kempen in aanmerking als mogelijke opslagplaats voor CO2. In dit geval,<br />
<strong>kun</strong>nen zowel diepe, nog niet ontgonnen steenkoollagen als zandsteenlichamen dienst doen als<br />
opslagplaats. De vroegere kolenmijnen zijn te klein en te ondiep om in aanmerking te komen als<br />
mogelijke opslagplaats voor grote hoeveelheden CO2. Om dienst te doen als mogelijke<br />
opslagplaats voor de opgevangen CO2 vanuit de 1.100 MWe kolencentrale van E.ON, zou <strong>het</strong><br />
reservoir een totale opslagcapaciteit van 250 Mton moeten hebben. Andere criteria voor een<br />
geschikte opslagplaats zijn de in<strong>je</strong>ctiviteit (die ongeveer 790 ton/h moet zijn), de verkennings-<br />
en exploitatierisico's en mogelijke andere toepassingen. In deze studie, worden deze aspecten<br />
gebruikt om te evalueren welke van de hierboven opgesomde stratigrafische lagen geschikte<br />
opslagplaatsen bevatten voor de opgevangen CO2 bij de nieuwe elektriciteitscentrale. Elke<br />
opslaglaag wordt geëvalueerd op dezelfde manier:<br />
• Er wordt informatie over de diepte gecombineerd met informatie over de aanwezigheid<br />
van afdichtende lagen om op deze manier <strong>het</strong> doelgebied af te lijnen.<br />
• Verzamelen van data over de porositeit en permeabiliteit (doorlaatbaarheid) van de<br />
potentiële reservoirformaties en de primaire afdichtende lagen.<br />
• Deze gegevens worden gebruikt om <strong>het</strong> toegankelijke reservoirvolume en de in<strong>je</strong>ctiviteit<br />
te berekenen.<br />
• Bespreking van de risico’s verbonden aan de ontwikkeling van een opslagplaats en de<br />
mogelijke (concurrerende) andere toepassingen.<br />
• Indien relevant wordt de bespreking beëindigd met een overzicht van de stappen die<br />
nodig zijn om <strong>het</strong> potentieel verder na te gaan.<br />
SGS Belgium NV Juni 2009 Pro<strong>je</strong>ctomschrijving 304<br />
Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309