kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos
worden gewassen. Door DeNOx na een stoffilter te plaatsen is men ook niet in staat om een hoger verwijderingsrendement te bekomen. Men heeft wel een impact op de ammoniakconcentratie in de vliegas, maar men heeft geen impact op de eventuele hogere ammoniakemissie in de schouw. • Zware metalen (zoals Cd, Tl,…): de meeste zware metalen verdampen bij het verbrandingsproces en condenseren later op het oppervlak van de vliegasdeeltjes. Derhalve wordt de toepassing van een hoog efficiënt elektrofilter (rendement > 99,5%) of een doekenfilter (rendement 99,95%) als BBT beschouwd. De E-filters van E.ON hebben een jaargemiddeld rendement van 99,95%, waarmee deze toepassing als BBT kan worden beschouwd. 3 3 • Kwik: een kwikemissie concentratie van 0,03 mg/m0 (= 30 μg/m0 ) wordt als BBT 3 gezien. De jaargemiddelde emissie van E.ON is 0,015 mg/m0 . E.ON voldoet aan BBT • SO2: het BREF LCP legt hier de relatie met de grootte van de centrale. De E.ONinstallatie is voorzien van een natte gaswasinstallatie, met een rendement tot 98% conform de BBT • NOx: de NOx-emissie verandert niet significant door het alternatief van het meestoken. E.ON heeft een SCR installatie. De NOx emissie verandert niet door het alternatief meestoken van biomassa. Het meestoken van biomassa heeft vooral effect op de levensduur van de katalysator. Bij meestoken met biomassa dient de werking van de katalysator van de SCR meer gecontroleerd te worden en sneller vervangen te worden. • CO: BBT is complete verbranding, zodanig dat aan de emissie-eisen kan worden voldaan. • HF en HCl: De natte gaswassing reduceert niet alleen de SO2 maar ook de HF en HCl zodat hierdoor ook lagere emissies kunnen bereikt worden. Toch is voor dit project voor de evaluatie gebruik gemaakt van worst case scenario’s namelijk 1 mg/Nm 3 voor HF en 10 mg/Nm 3 voor HCl. In realiteit wordt verwacht dat de waarden veel lager zullen liggen. • NH3: de ammoniaslip dient onder de 5 mg/Nm 3 te blijven om aan BBT te kunnen voldoen (zie paragraaf 4.5.12 van de BREF). Bij de DeNOx-installatie wordt gebruik gemaakt van ammoniak. Door een continue regeling en opvolging van de werking van de installatie wordt de emissie van ammoniak beperkt tot 2 mg/Nm 3 . • Dioxines en furanen: deze verbindingen worden nauwelijks gevormd bij het stoken van kolen. Het meestoken van secundaire brandstoffen zelfs met hoge chloorconcentraties verandert dit niet. Het is algemeen bekend dat dioxines zowel gevormd worden bij een temperatuur van 200 tot 400°C, zowel bij de verbrandingsprocessen zelf als wanneer de gassen erna worden afgekoeld (recombinatie-vorming). Dit kan ook het geval zijn bij kolencentrales. 24 In de omstandigheden van een steenkoolcentrale worden de gevormde dioxines echter terug bij hoge temperaturen afgebroken. Bovendien is de aanwezigheid van SO2 bevorderlijk voor het niet vormen van chloorradicalen, nu SO2 reducerend werkt en het scheikundig evenwicht verlegd wordt naar Chloorionen. Ook bij afkoelen wordt de mogelijke vorming van dioxines beperkt ten gevolge van de zeer korte verblijftijden. 24 Zie International Energy Agency’s Working Party on Fossil Fuels www.iea.org/textbase/papers/2003/Coal_Fired_Fossil_Fuels.pdf. SGS Belgium NV Juni 2009 Projectomschrijving 198 Projectnummer: 07.0309
Conclusie Samengevat kan gesteld worden dat de rookgasreinigingstechnologie die E.ON zal installeren voldoet aan het BREF LCP en dus aan te merken is als BBT. De emissies van de meeste componenten nemen af. Ook voor het alternatief ‘verwerken van biomassa’ worden geen hogere emissies verwacht door een beperking van de in te zetten hoeveelheden. Watereffluentreiniging Volgens hoofdstuk 4.5.13 van het BREF is voor de natte rookgasreiniging de toepassing van een waterzuiveringsinstallatie BBT. De WZI dient te bestaan uit een correctie van pH, het neerslaan van zware metalen en de verwijdering van stof en neerslag uit het afvalwater. De WZI van E.ON werkt volgens bovengenoemd principe. De waarden van zware metalen in het gezuiverde effluent liggen ver onder de concentratiewaarden zoals genoemd in tabel 4.71 (blz. 282) van het BREF. Regenerant van demi en condensaatreiniging Het regenerant van de demin-installatie en de condensaatreginig wordt verzameld en afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie van BAYER, waar het wordt geneutraliseerd en behandeld alvorens te worden geloosd conform de lozingsvergunning van BAYER. Bodemas opvang en transport Volgens hoofdstuk 4.5.13 van het BREF dient de opvang en transport in een gesloten systeem plaats te vinden. Dit is de werkwijze bij E.ON. De bodemas (slak) wordt opgevangen in een met water gevulde astrog. De bodemas wordt met een gesloten band afgevoerd naar een bodemasopslaghal, die voorzien is van een waterondoorlatende laag. Het overtollige water wordt opgevangen en naar een bezinkbassin getransporteerd. Na bezinking wordt het water afgevoerd naar het afvalwatersysteem. Waswater van luchtvoorwarmers Volgens hoofdstuk 4.5.13 van het BREF moet het water na behandeling in een gesloten kringloop blijven. Dit wordt toegepast bij E.ON. Het waswater wordt geleid naar het bezinkbassin. Na bezinking wordt het water gebruikt als proceswater in de rookgasontzwaveling. Toepassing gesloten waterkringlopen Volgens hoofdstuk 4.5.13 van het BREF moeten kringlopen met vervuild water zoveel mogelijk worden gesloten. Deze werkwijze wordt bij E.ON toegepast. Stromen die verontreinigd zijn met kolenstof, vliegas en bodemas worden verzameld in het bezinkbassin. Na bezinking wordt het water gebruikt als sproeiwater voor het bevochtigen van de kolen. Reststoffenopwerking Alle reststoffen kunnen nuttig worden toegepast in de wegenbouw en de cementindustrie. De vliegas en bodemas van E.ON zullen voldoen aan alle bepalingen van de Vlaamse afvalstoffenreglementering VLAREA en zullen volledig kunnen worden hergebruikt. Conclusie Het bedrijf van E.ON voldoet op alle punten aan het BREF LCP. SGS Belgium NV Juni 2009 Projectomschrijving 199 Projectnummer: 07.0309
- Page 147 and 148: Techniek Lucht Water Oppervlakte /
- Page 149 and 150: • Concentratie: sommige stromings
- Page 151 and 152: Tabel 2.12 toont duidelijk aan dat
- Page 153 and 154: 2.2.5.3. VITO-studie ‘Alternatiev
- Page 155 and 156: Alternatieven Acr SGS Belgium NV Ju
- Page 157 and 158: van 1.250 à 1.500 €/kW. Deze kos
- Page 159 and 160: Tabel 2.19: IEA data rond distribut
- Page 161 and 162: Voor elk scenario worden de resulta
- Page 163 and 164: het emissieplafond van 4,3 kton zou
- Page 165 and 166: NO CCS, HCO2 In dit scenario zonder
- Page 167 and 168: Algemene conclusies scenario’s De
- Page 169 and 170: Verbranding met alleen zuurstof Het
- Page 171 and 172: B. Stand ter techniek van de opties
- Page 173 and 174: Figuur 2.14 : Foto van een absorber
- Page 175 and 176: gasvolume daardoor verminderen (tem
- Page 177 and 178: Figuur 2.15: Principeschema van een
- Page 179 and 180: De investeringskosten voor transpor
- Page 181 and 182: Figuur 2.17: Overzicht diverse koel
- Page 183 and 184: Figuur 2.20: Schematische weergave
- Page 185 and 186: Dit koelconcept is vooral aantrekke
- Page 187 and 188: Besluit : Met gebruikmaking van de
- Page 189 and 190: installatie kleiner is, zowel op ge
- Page 191 and 192: a) Hoge stof SCR De SCR reactor in
- Page 193 and 194: Bijkomend zal een geavanceerde tech
- Page 195 and 196: Tabel 2.25: Toetsing BBT ‘Large C
- Page 197: BREF-eis Toepassing E.ON geavanceer
- Page 201 and 202: Tabel 2.28: Normentoetsing aan BREF
- Page 203 and 204: 3 Bij BBT behorende operationele em
- Page 205 and 206: Conclusie E.ON voldoet voor wat bet
- Page 207 and 208: • bewaking van de bedrijfsparamet
- Page 209 and 210: voor de geplande elektriciteitscent
- Page 211 and 212: Sojahullen De sojabonen worden per
- Page 213 and 214: Tabel 2.31: energiebalans van de ge
- Page 215 and 216: Vliegas Ten gevolge van het meestok
- Page 217 and 218: 2.4. Aanlegfase 2.4.1. Locatie van
- Page 219 and 220: Werfzone Zone 3 Zone 4 Oppervlakte
- Page 221 and 222: Parking Parking 2 Parking 3 (option
- Page 223 and 224: Voor de aanleg van de toegangsweg m
- Page 225 and 226: o Stookolie pompgebouw o Waterstof
- Page 227 and 228: 2.4.4.3. Bouwwijze Globaal kunnen t
- Page 229 and 230: Bemaling In de verschillende zones,
- Page 231 and 232: De koeltoren bestaat hoofdzakelijk
- Page 233 and 234: Het afleiden van het rookgas via de
- Page 235 and 236: Figuur 2.29: 3D-simulatie toekomsti
- Page 237 and 238: Figuur 2.32 3D-simulatie toekomstig
- Page 239 and 240: De betonwerken voor het controlegeb
- Page 241 and 242: uwbouw van de turbine hal in maand
- Page 243 and 244: Schematisch ziet dit er als volgt u
- Page 245 and 246: Loskranen Op de kade zullen een twe
- Page 247 and 248: 2.4.5.3. Beschrijving van scenario
Conclusie<br />
Samengevat kan gesteld worden dat de rookgasreinigingstechnologie die E.ON zal installeren<br />
voldoet aan <strong>het</strong> BREF LCP en dus aan te merken is als BBT. De emissies van de meeste<br />
componenten nemen af. Ook voor <strong>het</strong> alternatief ‘verwerken van biomassa’ worden geen<br />
hogere emissies verwacht door een beperking van de in te zetten hoeveelheden.<br />
Watereffluentreiniging<br />
Volgens hoofdstuk 4.5.13 van <strong>het</strong> BREF is voor de natte rookgasreiniging de toepassing van<br />
een waterzuiveringsinstallatie BBT. De WZI dient te bestaan uit een correctie van pH, <strong>het</strong><br />
neerslaan van zware metalen en de verwijdering van stof en neerslag uit <strong>het</strong> afvalwater. De<br />
WZI van E.ON werkt volgens bovengenoemd principe. De waarden van zware metalen in <strong>het</strong><br />
gezuiverde effluent liggen ver onder de concentratiewaarden zoals genoemd in tabel 4.71 (blz.<br />
282) van <strong>het</strong> BREF.<br />
Regenerant van demi en condensaatreiniging<br />
Het regenerant van de demin-installatie en de condensaatreginig wordt verzameld en afgevoerd<br />
naar de waterzuiveringsinstallatie van BAYER, waar <strong>het</strong> wordt geneutraliseerd en behandeld<br />
alvorens te worden geloosd conform de lozingsvergunning van BAYER.<br />
Bodemas opvang en transport<br />
Volgens hoofdstuk 4.5.13 van <strong>het</strong> BREF dient de opvang en transport in een gesloten systeem<br />
plaats te vinden. Dit is de werkwijze bij E.ON. De bodemas (slak) wordt opgevangen in een met<br />
water gevulde astrog. De bodemas wordt met een gesloten band afgevoerd naar een<br />
bodemasopslaghal, die voorzien is van een waterondoorlatende laag. Het overtollige water<br />
wordt opgevangen en naar een bezinkbassin getransporteerd. Na bezinking wordt <strong>het</strong> water<br />
afgevoerd naar <strong>het</strong> afvalwatersysteem.<br />
Waswater van luchtvoorwarmers<br />
Volgens hoofdstuk 4.5.13 van <strong>het</strong> BREF moet <strong>het</strong> water na behandeling in een gesloten<br />
kringloop blijven. Dit wordt toegepast bij E.ON. Het waswater wordt geleid naar <strong>het</strong><br />
bezinkbassin. Na bezinking wordt <strong>het</strong> water gebruikt als proceswater in de<br />
rookgasontzwaveling.<br />
Toepassing gesloten waterkringlopen<br />
Volgens hoofdstuk 4.5.13 van <strong>het</strong> BREF moeten kringlopen met vervuild water zoveel mogelijk<br />
worden gesloten. Deze werkwijze wordt bij E.ON toegepast. Stromen die verontreinigd zijn met<br />
kolenstof, vliegas en bodemas worden verzameld in <strong>het</strong> bezinkbassin. Na bezinking wordt <strong>het</strong><br />
water gebruikt als sproeiwater voor <strong>het</strong> bevochtigen van de kolen.<br />
Reststoffenopwerking<br />
Alle reststoffen <strong>kun</strong>nen nuttig worden toegepast in de wegenbouw en de cementindustrie. De<br />
vliegas en bodemas van E.ON zullen voldoen aan alle bepalingen van de Vlaamse<br />
afvalstoffenreglementering VLAREA en zullen volledig <strong>kun</strong>nen worden hergebruikt.<br />
Conclusie<br />
Het bedrijf van E.ON voldoet op alle punten aan <strong>het</strong> BREF LCP.<br />
SGS Belgium NV Juni 2009 Pro<strong>je</strong>ctomschrijving 199<br />
Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309