kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

kun je het MER rapport downloaden - Ademloos kun je het MER rapport downloaden - Ademloos

13.09.2013 Views

mogelijk. In de paragraaf ‘Modelresultaten verder uitgediept’ worden de resultaten voor de luchtpolluenten in meer detail besproken. De onderstaande paragraaf geeft de samenvatting weer van dit rapport. Hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft verschillende mogelijke alternatieven op basis van factsheets. In deze samenvatting ligt de focus op hoofdstuk 3 en 4, waarin de verschillende alternatieven worden vergeleken op twee manieren: 1. statisch d.m.v. een matrix gebaseerd op de factsheets; 2. dynamisch op basis van elektriciteitsscenario’s tot 2030 met behulp van het MARKALmodel. 1) Statische vergelijking De statische vergelijking is gebaseerd op factsheets en omvat data die VITO in kaart heeft gebracht voor het CASES project. Deze data kan verschillen van de data gebruikt in het Markal elektriciteitsmodel. De data die VITO gebruikte in het MARKAL-model worden verder weergegeven in Tabel 2.15 en Tabel 2.16. Er zijn 13 verschillende alternatieve technologieën beschouwd (zie Tabel 2.15). Tabel 2.15: Verschillende beschouwde alternatieve technologieën voor elektriciteitsproductie Alternatieven Acr SGS Belgium NV Juni 2009 Projectomschrijving 154 Projectnummer: 07.0309 Beschikbaarheid Draaiuren op vollast 14 Efficientie 1 ultra superkritische kolencentrale(E.ON configuratie) COA USC 8.000 46% 2 ultra superkritische kolencentrale met CO2 opvang COA USC CCS 8.000 37% 3 ultra superkritische kolencentrale 20% biomassa co-verbranden COA USC BIO20 % 8.000 46% 4 alleenstaande biomassa-installatie 15 BIO100 8.000 35% 5 Kolengestookt wervelbedinstallatie COA FBC 8.000 43% 6 Kolengestookte IGCC COA IGCC 8.000 45% 7 Aardgasgestookte gecombineerde cyclus GAS CCGT 8.000 61% 8 Aardgasgestookte gecombineerde cyclus met CO2 opvang GAS CCGT CCS 8.000 53% 9 Aardgasgestookte WKK met condensatieturbine GAS CHP +/-5.000 40% (both) 14 De bepaling van de vollasturen is consistent met volgende referenties: Devriendt N., Dooms G., Liekens J., Wouter N., Pelkmans L., Prognoses voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling tot 2020, oktober 2005, VITO. Palmers G., Dooms G., Shaw S. (3 E ), Scheuren C. (FUL), Neyens J. (IMEC), De Stexhe F. (UCL), Solar Roadmap, Renewable Energy Evolution in Belgium 1974-2025, i.ov. Belgian Science Policy, juni 2004, www.belspo.be Frans Van Hulle (3 E ), Yves Cabooter (3 E ), Geert Palmers (3 E ), Vera Van Lancker (RCMG), Sophie Le Bot (RCMG), Samuel Deleu (RCMG), Joris Soens (KUL-ESAT), Johan Driesen (KUL-ESAT), Optimal offshore wind energy developments in Belgium, i.ov. Belgian Science Policy, FOD Wetenschapsbeleid, mei 2004, www.belspo.be 15 Niet in de modelsimulaties.

Alternatieven Acr SGS Belgium NV Juni 2009 Projectomschrijving 155 Projectnummer: 07.0309 Beschikbaarheid Efficientie 10 water, waterloop HYD >5.000 / 11 water, pompcentrale PMP STORAGE 1.500 75% 12 wind, on-shore WIND ON 1.200 / 13 wind, off-shore WIND OFF 3.000 / 14 Zonnepanelen PV ROOF 900 / Het concept ‘aantal vollasturen’ is noodzakelijk omdat de installaties voor hernieuwbare energie niet op vollast draaien gedurende het jaar. Een vollastuur wordt gedefinieerd als de jaarlijks geproduceerde elektriciteit in MW gedeeld door de totale geïnstalleerde technische capaciteit. (in de hierboven weergegeven tabel dient men dus voor wat betreft off-shore windmolens de vollasturen te interpreteren als zijnde de verhouding geproduceerde MWh/geïnstalleerde MWh en niet het totaal aantal uren dat een windmolen draait aan lagere elektriciteitsproductie). Er bestaan drie types waterkrachtcentrales: waterkracht door regenwater in een dam, waterkracht als piekcentrale via een pompcentrale en waterkracht door verval van een waterloop. Enkele de laatste twee komen voor in België. De draaiuren van een waterkrachtcentrale in een waterloop kunnen heel hoog zijn, die van een piekcentrale zijn echter beperkt tot piekmomenten die ongeveer 10 à 15% van de tijd voorkomen. Tabel 2.16 geeft een overzicht van de emissies en de kosten, gerelateerd aan de verschillende alternatieven. Voor NOx, PM en SO2 worden dagelijkse gemiddelden gegeven. De vermelde emissies en private eenheidskosten zijn afgeleid uit de factsheets met beschrijving van de mogelijke alternatieven voor de productie van elektriciteit. Tabel 2.16: Overzicht van de emissies en kosten, gerelateerd aan de verschillende alternatieven volgens de factsheets (literatuuronderzoek) %O2 Emissies CO2eq 16 Private eenheidskosten NOx PM SO2 Acr g/kWhe mg/ Nm 3 mg/ Nm 3 mg/ Nm 3 c€/kWh 17 COA USC (E.ON conf) 18 6% 732 100 10 100 2,90 COA USC CCS 6% 73 150 10 150 4,60 COA USC BIO20 6% 586 150 11 136 3,60 BIO100 6% 0 150 20 50 7,40 COA FBC 6% 751 150 20 200 3,20 COA IGCC 15% 694 25 10 5 3,49 GAS CCGT 15% 395 50 5 10 4,52 16 Data afkomstig van CASES project data, totale CO2 op basis van LCI data, meer recente data terug te vinden op http://www.feem-project.net/cases/documents/deliverables/D_02_1%20LCI%202005- 2030%20and%20description%2008_05.zip 17 Gebaseerd op berekeningen van VITO en CASES project data, FP6 http://www.feemproject.net/cases/documents/deliverables/D_04_1%20private%20costs%20070808.doc 18 Jaarlijkse gemiddelde emissies zijn veel lager, m.n. SO2: 55 mg/Nm 3 , NOx: 55 mg/Nm 3 , PM10: 7 mg/Nm 3

mogelijk. In de paragraaf ‘Modelresultaten verder uitgediept’ worden de resultaten voor de<br />

luchtpolluenten in meer detail besproken.<br />

De onderstaande paragraaf geeft de samenvatting weer van dit <strong>rapport</strong>. Hoofdstuk 2 van dit<br />

<strong>rapport</strong> beschrijft verschillende mogelijke alternatieven op basis van factsheets.<br />

In deze samenvatting ligt de focus op hoofdstuk 3 en 4, waarin de verschillende alternatieven<br />

worden vergeleken op twee manieren:<br />

1. statisch d.m.v. een matrix gebaseerd op de factsheets;<br />

2. dynamisch op basis van elektriciteitsscenario’s tot 2030 met behulp van <strong>het</strong> MARKALmodel.<br />

1) Statische vergelijking<br />

De statische vergelijking is gebaseerd op factsheets en omvat data die VITO in kaart heeft<br />

gebracht voor <strong>het</strong> CASES pro<strong>je</strong>ct. Deze data kan verschillen van de data gebruikt in <strong>het</strong> Markal<br />

elektriciteitsmodel. De data die VITO gebruikte in <strong>het</strong> MARKAL-model worden verder<br />

weergegeven in Tabel 2.15 en Tabel 2.16.<br />

Er zijn 13 verschillende alternatieve technologieën beschouwd (zie Tabel 2.15).<br />

Tabel 2.15: Verschillende beschouwde alternatieve technologieën voor elektriciteitsproductie<br />

Alternatieven Acr<br />

SGS Belgium NV Juni 2009 Pro<strong>je</strong>ctomschrijving 154<br />

Pro<strong>je</strong>ctnummer: 07.0309<br />

Beschikbaarheid<br />

Draaiuren op<br />

vollast 14<br />

Efficientie<br />

1 ultra superkritische kolencentrale(E.ON configuratie) COA USC 8.000 46%<br />

2 ultra superkritische kolencentrale met CO2 opvang COA USC CCS 8.000 37%<br />

3 ultra superkritische kolencentrale 20% biomassa co-verbranden<br />

COA USC<br />

BIO20<br />

%<br />

8.000 46%<br />

4 alleenstaande biomassa-installatie 15 BIO100 8.000 35%<br />

5 Kolengestookt wervelbedinstallatie COA FBC 8.000 43%<br />

6 Kolengestookte IGCC COA IGCC 8.000 45%<br />

7 Aardgasgestookte gecombineerde cyclus GAS CCGT 8.000 61%<br />

8 Aardgasgestookte gecombineerde cyclus met CO2 opvang<br />

GAS CCGT<br />

CCS<br />

8.000 53%<br />

9 Aardgasgestookte WKK met condensatieturbine GAS CHP +/-5.000 40% (both)<br />

14 De bepaling van de vollasturen is consistent met volgende referenties:<br />

Devriendt N., Dooms G., Liekens J., Wouter N., Pelkmans L., Prognoses voor hernieuwbare energie en<br />

warmtekrachtkoppeling tot 2020, oktober 2005, VITO.<br />

Palmers G., Dooms G., Shaw S. (3 E ), Scheuren C. (FUL), Neyens J. (IMEC), De Stexhe F. (UCL), Solar Roadmap,<br />

Renewable Energy Evolution in Belgium 1974-2025, i.ov. Belgian Science Policy, juni 2004, www.belspo.be<br />

Frans Van Hulle (3 E ), Yves Cabooter (3 E ), Geert Palmers (3 E ), Vera Van Lancker (RCMG), Sophie Le Bot (RCMG),<br />

Samuel Deleu (RCMG), Joris Soens (KUL-ESAT), Johan Driesen (KUL-ESAT), Optimal offshore wind energy developments<br />

in Belgium, i.ov. Belgian Science Policy, FOD Wetenschapsbeleid, mei 2004, www.belspo.be<br />

15 Niet in de modelsimulaties.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!