fluitkoppen
fluitkoppen
fluitkoppen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Alfred Verhoef<br />
Over het bouwen en de aard van<br />
<strong>fluitkoppen</strong><br />
In twee anikelen zal ik een pogingwagen te beschrtiven<br />
hoe ik Íluitkoppen bouw': wat de technische<br />
moeilijkheden zljn, de problenten die het hoofd<br />
geboden nToeten worden op het terrein yan de<br />
bespeelbaarheid, de indit iduele wensen, de mogelljkheden<br />
van verschillende m;tterialen en het<br />
belang van boring en mondgat.<br />
Inleiding<br />
Wat verlangt een fluitist(e) van zijn of haar instrument?<br />
In ieder geval toonstabiliteit, zuiverheid, degelijkheid,<br />
een zeker speelgemak dat er een goede<br />
gewichtsbalans is en verder ergonomische en wellicht<br />
esthetische wensen. Maar als we op het terrein<br />
van toon, kleuring, dynamisch bereik e.d. komen<br />
blljken de wensen uiteen te lopen. Ook als fwee<br />
fluitisten dezelfcle klankidealen koesteren, kunnen<br />
z\j met rwee behoorlijk rerschillende instrumenten<br />
tot hetzelfcle resultaat komen. Want onze perceptie<br />
is verschillend en ook onze anatomie. Het ideale<br />
instrument, kortom, bestaat niet, wel goede en slechte<br />
instrumenten.<br />
Een greep uit de variabelen die de identiteit van een<br />
instrument bepalen: het corpus is voor een belangrijk<br />
deel verantwoordel5k voor zuiverheid en draagkracht,<br />
materiaal van kop en co{pus resp. voor hoofclkleur,<br />
boventonen, glans en ook weer projectie en<br />
stabiliteit, terwijl het mondgar vrijwel al deze zaken<br />
kan maken en breken. Alle variabelen beïnvloeden<br />
elkaar. Maar de grootste verschillen komen voor<br />
rekening van de kop: de generator en vooral het<br />
mondgat waar het geluid met al zijn latente mogelijkheden<br />
wordt geboren.<br />
De sluier en haar tipj".<br />
Wat is nu waaryoor verantwoordelijk? De natuurwetenschappen<br />
bieden ons de mogelijkheid enig<br />
inzicht te verweryen in deze complexe materie.<br />
Computers zljn in staat prachtige simulaties te<br />
maken van luchtstromen, druk- en frequentiebuiken<br />
en -knopen waar uiteindelijk een zeer behoorlijk<br />
model uit rolt van een niet slechte fluit. Maar de<br />
meetbare rerschillen tussen een prachtig en een zeer<br />
behoorlijk of zelfs een slecht instrument zun soms<br />
zo miniem dat de laatste oorzakel!'ke vragen toch<br />
onbeantwoord blijven.<br />
Ik voelde me, toen ik zo'n nvaalflaar geleden begon<br />
met het bouwen van koppen, iir iedler geval l*gzaaÍr.<br />
in de steek gelaten door al de opgedane kennis.<br />
Fourieranalyses b.v. (het gafisch weergeven van<br />
een toon en zijn boventonen over een beperkte spanne<br />
tijds gemeten) waar ik veel van ven4rachtte bleken<br />
het af te moeten leggen tegen het oor. Het maken<br />
van een goede kop en dus een goed gat -en wat is<br />
dat- is in hoge mate een empirische bezigheid waar-<br />
6<br />
bU ik althans maar langzaarn een deeltje van het terrein<br />
van de zekerheid veroverde op datvan het geluk<br />
Men neme een zilveren pijp of een stevig<br />
stuk hout<br />
Metalen en houten koppen en fluiten verschillen<br />
wezenlijk ran klank Ik ben begonnen mer meraal.<br />
Eerst heb ik veel geëxperimenteerd in messing waarbU<br />
meteen aangetekend dat sommige van mijn messing<br />
koppen mooier klonken dan een zilveren equiralent.<br />
Maar een goede zilveren kop wint het door<br />
grotere filnheid van toon en kleuring en ook draagkracht.<br />
Goud l5kt weer meer grond toe te voegen of<br />
warmte en komt daarmee weer in de buurt van hout<br />
maar met het "speelgemak" van edelmetaal. Ook dat<br />
gemak is subjectiefl Een fluirist mer liefcle voor hout<br />
zeime eens toen ik hem een mooie gouden Mehnert<br />
in handen gaf na 5 minuten spelen: "'t Is wel mooi<br />
maar het bl5ft toch speelgoed!'De kritiek op metaal<br />
is in het algemeen dat de roon te vluchtig is, re ijl of<br />
te weinig gronderig dat er te weinig weerstand is en<br />
te weinig kleuringsmogelSkheden. Op hout daarentegen<br />
moetje teveel zwoegen, de toon is te vet of te<br />
ruisig en hout zou niet dragen. Over dat laatste zeiden<br />
mijn Fourieranalyses echter dat het bovenroonspectrum<br />
van hout veel gelijkmatiger verloopt maar<br />
langer doorgaat en dat blj metaal de eerste kwinr en<br />
terts er meer uitspringen, waardoor zo'n fluit beter<br />
boven ander hout in het orkest uitkomt, maar \\-eer<br />
minder boventonen leek te hebben, wat overeenkomt<br />
met de kritiek van kaalheid bij meraal regenover<br />
meer rijkdom b5 hout.<br />
Op de achtergrond: zelf gema;tkt gereedschap voor de<br />
draaibank Op de voorgrond: het resultaa| tappen en ringen<br />
yoor kop en corpus van een houten Íluit<br />
Ik heb daarom getracht mUn meralen koppen iets<br />
houtigs mee te geven en ben daar gedeeltelijk in<br />
geslaagd door de manier waarop ik de buis maak<br />
waarover straks meer. En de houten koppen meer<br />
precisie, attaque en felheid, vrnl. door de bouw van<br />
het mondgat. Met als ideaal een metalen fluit met<br />
meer grond en een stralender hoog en een houten<br />
fluit waarop je ook het modernste repertoire kunt<br />
spelen. Hoe nu aI deze kreten omgezet in materie en<br />
VOrm?<br />
Fluir 98--l
De bouw van metalen koppen<br />
Metalen koppen bestaan uit een buis met opgesoldeerde<br />
(vroeger nog wel geschroefcle) lipplaat. Die<br />
pljp wordt doorgaans getrokken over een doorn met<br />
de binnenvorïn van de kop zoalsje hem uiteindelijk<br />
wilt. Die vorïn is van eminent belang voor de verschillende<br />
klankeigenschappen van de fluit.Ik zal nu<br />
niet ingaan op de natuurkundige aspecten ran de<br />
boring. Daar is al veel en goed over geschreven en na<br />
wat gemeenplaatsen venral je al gauw in stromingsleer<br />
e.d. zware kost. Overigens heb ik wel van alles<br />
doorgelezen: uiteraard wat Bohm zoal beschreven<br />
heeft, maar ook een proefschrift over de natuurkundige<br />
aspecten van houtblaasinstrumenten dat bol<br />
staat van formules maar uiteindelijk concludeert dat<br />
er veel is tussen hemel en aarde wat eigenlijk niet<br />
klopt en wat we niet kunnen meten, in kaart brengen<br />
ofbegrijpen, alle wetenschap ten spijt.. Het matenaal<br />
zou er al helemaal niet toe mogen doen. Maar<br />
we weten wel beter.<br />
De vorm begint dus bij de doorn, een metalen staf<br />
met de juiste afmetingen. Een doorn op een draaibank<br />
maken in zilverstaal is een hele klus, temeer<br />
daar de huid echt glad moet zijn wilje geen kop met<br />
een geaccidenteerde binnenkant. Een beetje ruw is<br />
trouwens wel lekker zoals straks zal blijken. Ik maakte<br />
dus een licht bolle doorn en daarop een buis, en<br />
sleep de doorn steeds verder af tot konisch en hol.<br />
Steeds vormfases verankerend in een buis van messing.<br />
Voor mUn gevoel moest er een minieme holling<br />
lopen t.o.v. de denkbeeldige rechte die de konische<br />
kop vertegenwoordigt, van iets voor het mondgat tot<br />
die met een sierlijke tegenbeweging zolaat mogelijk<br />
overgaat in de rylindrische tap (de laatste 4 en liefst<br />
3 cm). Dat gevoel is bij mij een bgna fysieke ervaring,<br />
alsof Ik zelf als luchtstroom of anima door die pijp<br />
moet en me nog even schrap zet tegen de wand om<br />
dan net voorbij het mondgat de vrijheid te proeven<br />
en met een gigantische versnelling trillend en zinderend<br />
toon word om op te gaan in de omringende<br />
lucht en zo lang mogel5k te blijr,en existeren.<br />
Al die buizen werden koppen met dezelfde lipplaat<br />
en uiteindelijk bleek de vorm die ik al min of meer<br />
in mijn hoofcl had toch de beste. Zonde van al dat<br />
werh Ínaar er had ook iets moois kunnen gebeuren.<br />
Ook al hebben Bohm en velen na hem dergelijke<br />
experimenten uitgevoerd, soms moet je dezelfcle<br />
weg gaan én om gnp te krijgen op de materie én voor<br />
alle zekerheid.<br />
Het is een beetje zoeken met het volgende in je achterhoofcl:<br />
je mag op weg door de verschillende regrsters<br />
en van ppp naar fff niet gehinderd worden door<br />
wegvallende tonen of wegvallende tegenkracht of<br />
door het gevoel datje ineens ergens veel meer moeite<br />
moet doen om de zaak mooi stabiel te houden.<br />
Die tegenkracht moet merkbaar blijven alsofje mag<br />
leunen tegen een flexibele muur, die toch altijd<br />
weerstand blUft bieden. En hiermee in direct verband<br />
het weten dat je nog niet aan het eind van je<br />
Fluir 98-4<br />
dynamisch vermogen bent. Verder een toon die<br />
draagl in alle bereiken. Maar dit soort zakenworden<br />
ook mede bepaald door de vorm en hoogte van het<br />
mondgat, de boring en van de rest van het corpus,<br />
de wanddikte en de manier van bewerken. Toen ik<br />
na een tweede en een derde lipplaat met duidelijk<br />
andere vorïnen weer op die buizen gesoldeerd te<br />
hebben, het met mezelf aardig eens was over de<br />
meest ideale boring, heb ik die doorn nauwkeurig<br />
in kaart gebracht.<br />
Bij het bespelen van de talloze proefkoppen in messing,<br />
messing buizen met zilveren lipplaat en uiteindelijk<br />
zilveren koppen, miste ik toch iets van weerstand.<br />
Het volgende voorval bracht me de oplossing.<br />
Ik reviseerde eens een zih,eren Sankyo. Als een fluit<br />
echt sluit, de klephoogte goed is en de kurk in de<br />
kop op de meest ideale plek zit voel je de buis gonzen<br />
inje vingers. Dat deed deze ook Bij toeval zag<br />
ik dat ik de kop van binnen niet had schoongemaakt.<br />
Hij was vreselijk aangeslagen. Dat was een kleine<br />
moeite. Maar daarna was alles weg! De kop was te<br />
glad geworden. Je voelde het ook aan de geringe<br />
weerstand. Na voorzichtig ruwen was het gonzen<br />
weer terug. Daardoor ben ik met materiaalruwte en<br />
GroÍ'afdraaien van een slangehouten kop. De minter íungeert<br />
als centreergercedschap.<br />
luchrweerstand gaanexperimenteren en later met de<br />
bouw van de buis van de kop zelf, Die wordt bilna<br />
bij iedere bouwer of fabriek getrokken uit een pijp<br />
over die doorn.lk heb uiteindelijk een machine ontwikkeld<br />
waarïnee ik het materiaal zo kan kneden<br />
dat ik niet alleen de boring ktijg zoals ik hem hebben<br />
wil rnaar ook wanddikte en hardheid plaatseli;'k<br />
kan variëren, waarïnee ik iets van de weerstand en<br />
de dikte (in toon) "temg had" en ook enigszins het<br />
boventoonspectnrm kan beinvloeden. De kristalstructuur<br />
verandert en de buis wordt a-h.w. van<br />
inwendige rillen voorzien waardoor de formanten<br />
(eigen frequenties van de buis) en de speelweerstand<br />
anders zijn, waardoor ook andere formanten in de<br />
fluit worden aangesproken en het gonzen van de<br />
fluit wordt geoptimaliseerd. Ik weet eerlilk gezegd
nog niet precies wat er gebeurt maar het r,r'erkt.<br />
De boring is dus licht naar binnen rallend, laten r,r'e<br />
zeggen parabolisch, b5 het begin van het gat nog<br />
rylindrisch en dan van 17,35 mm zo lang mogelijk<br />
gebogen doorlopend naar de 18,80 om dan met een<br />
vloeiende tegenbeweging in de buurt van de 19 te<br />
eindigen bij de tap. Echter ook de ideale boring<br />
bestaat niet. De combinatie van materiaal en bewerkirg,lipplaat<br />
en gat maar ook de rest t,an de buis zijn<br />
de rariabelen die het samen moeten doen. Voor de<br />
schuiffluit die ik \roor vriend en bouu'makker<br />
Jacques Zoon maakte om te gebmiken in Sofia<br />
Gubaidulina's "Muziek \roor fluit, striikers en slagwerk'<br />
met het Concertgebouworkest (Fluit 96-31<br />
moest ik een veel langere kop maken. Ook de<br />
beproefcle boring voldeed geenszins en bleek ol'er<br />
een veel grotere lengte te moeten lopen van 13,35 tot<br />
18,8 mm. WaarschijnlSk omdat deze schuiffluit<br />
bestaat uit buisjes die over elkaar kttnnen schuiran<br />
als bij een oude rarrekijker, en dus een heel licht<br />
trapsgewijze boring \'ertoont.<br />
Als ik heel even mag afilrvalen: n.a.\'. die problemen<br />
ben ik verder gaan experimenteren met de boring<br />
van het corpus en bleek de preciese q'linden'orrn<br />
niet de meest ideale voor projectie en stabiliteit. Die<br />
vorïn is ons opgedrongen door standaardisatie en<br />
concuÍTentie. Ik rrreende daan'oor ten onrechte dat<br />
oude bouwers, r'ooral bij houten fluiten, maar wat<br />
gerommeld hadden met hun boringen en dat sommige<br />
oude fluiten maar bij toeval zo mooi klonken<br />
ondanks die rare boring. Ik kom er steeds meer achter<br />
dat goede bouwers wisten wat ze deden en een<br />
deel van die'r'erloren gegane kennis tracht ik weer te<br />
reconstrueren. Ik probeer daarom iedere aangeboden<br />
oude houten Bohmfluit die ong. in 440H2 staat<br />
te kopen, ongeacht de staat. Er valt reel van te leren.<br />
T"*g naar de metalen kop. Voor ziheren koppen<br />
maak ik een uit één stuk gegoten lipplaat nret een te<br />
klein gat en lvat dikkere wanden i.p.r,: de dunwandige<br />
exemplaren trit Nvee of drie delen. Je hebt nu<br />
nog maar één soldeen'erbinding: op de buis. Ik u'il<br />
een ruime speelmogelijkheid bU het merken vau het<br />
gat. u'ant ik maak ieder gat opnielru'. Aan een<br />
bestaand concept valt niet zo reel meer te sleutelen.<br />
Aan een bestaande speler trourvens ook niet. Dus rn'il<br />
ik aan individuele r.l'ensen kunnen voldoen, dan<br />
rnoet ik blijven spclen met de \rorm van het mondgat<br />
en met (plaatselijke) wanddikte (0.3p. duntt':tndig: ident. dikker gebouv'd.<br />
Hoe ook van de verrassing en de klankrijkdom van<br />
hout ben ik steeds meer gaan houden. Een bijkomend<br />
voordeel is dat mijn zilveren koppen ook beter<br />
zijn gervorden door het stoeien met hout.<br />
Een houten kop rnaken is rael meer werk. In tegenstelling<br />
tot de inerte (edel)metalen is hout een levend<br />
materiaal met zijn schoonheid en rveerbarstigheid.<br />
Voordatje aArl eeï mondgat toe bent moetje dé hele<br />
kop klaar hebben: de boring (ook met die vorm), de<br />
buitenvonrr, de precies uitgedraaide delen voor bussen<br />
en ringen, de bussen en ringen zelf; gedraaid,<br />
gerekt, omgefelsd. zilr'ergesoldeerd. Alles, gelijmd,<br />
gepolijst zelfs. Als je zo'n mondgat verknalt voelt dat<br />
dubbel zo erg. Gelukkig kan ik met zo'n kop nog<br />
allerlei proeven doen met ingelegde mondgaten uit<br />
een ander materiaal of andere houtsoort en ontstaat<br />
toch meestal ueer een mooie kop. Dat spelen daarmee<br />
is vaak heel verrassend.<br />
Fhrir 98--l
Het hout zaagik in balkjes.r'an 35x35 mm enlaatze<br />
min. 3 jaar liggen. De aangelererde kwaliteitvalt nog<br />
wel mee maar lang niet alles is bruikbaar en het<br />
wordt (terecht) steeds duurder.<br />
Na die tijd maak ik er op de draaibank een gat in,<br />
dat zo precies mogelijk aan de andere kant in het<br />
midden moet uitkomen en wat me heel r,rat hooftbrekens<br />
heeft gekost. Vooral bij die lange balkjes ran<br />
het fluitcorpus zelf, Als het gat na twee boringen<br />
groot genoeg is blijft het hout weer drie maanden<br />
liggen. Dan wordt de uiteindelSke boring met een<br />
ruimer gemaakt. Heel rustig, met veel lucht om het<br />
hout niet te verhitten. De ruimer is eigenlijk een<br />
kopie van die doorn van net, maar met gleuven erin<br />
gefreesd en gesche{pte kanten, zodat er a.h.w. messen<br />
ronddraaien in het gat en dítlangzaam afschrapen,<br />
al dieper gaand, tot de complete binnenvorm<br />
verkregen is. Als hout te kort gelegen heeft, trek je<br />
stukken mee en kun je het definitief drogen in de<br />
open haard.<br />
De verschillende houtsoorten hebben hun eigen aardigheden<br />
m.b.t. bewerking maar ook klank! Een kop<br />
van bubinga kan klinken als een stille fluistering.<br />
Prachtig soms voor kamermuzíek Grenadil draagt<br />
goed en heeft een grommende diepte. Slangehout<br />
voegt daar nog felheid aan toe. Cocus, waar veel<br />
mooie oude Franse fluiten van zijn gebouwd, hangt<br />
meer tegen grenadil aan, maar heeft een slankere en<br />
voornamere toon. Bmikbare palisandersoorten zitten<br />
tussen bubinga en grenadil ofcocus in maar kunnen<br />
een heel verrassend timbre hebben. En zo zijn<br />
er nog meer soorten met ieder hun eigen klankkarakter.<br />
Omdat ik ook een winkel heb waarin ik allerlei<br />
houtblaasinstrumenten verkoop heb ik een jaar<br />
of wat geleden bU Roessler blokfluiten in alle<br />
verschillende houtsoorten die ze maar hadden<br />
besteld. Ik heb daardoor veel geleerd over de verschillende<br />
klankeigenschappen van hout.<br />
De bruikbaarheid rvordt bepaald door het bewerkingsgemak<br />
(moet goed te draaien zijn en niet r,r'arrig<br />
van structuur), barstbestendigheid en de dichtheid<br />
dus soortelijk gewicht 1.000 à 1.100 is de<br />
ondergrens. Daaronder wordt het geluid vaak diÊ<br />
fuus en boventoonarïn. 1.400 Is de bovengrens. Er is<br />
eenvoudi5veg geen geschikt zwaarder hout. Hoe<br />
dichter enzwaarderdes te meerkern en boventonen<br />
met kans op te weinig elegance. In ieder geval zullen<br />
de meeste houten koppen en fluiten, ontdaan van<br />
hun metalen elementen toch zinken als een baksteen!<br />
'Wel...en wat nu te kiezen?<br />
Stel,;e staat voor de keuze \,?n een andere kop of fluit<br />
en wijst in beginsel niets afl De meest bewandelde<br />
weg is: veel proberen. Belangrijke criteria zrjn voor<br />
velen warmte, diepte, helderheid, bor,'entoonrijkdom<br />
waardoor het instrument klank ktijgt en draagt,<br />
kleuringsmogelSkheid r,an fluwelig bamboe tot kaal<br />
en vierkant, het goed en makkelijk aanspreken ook<br />
blj een felle anaque of een snel repeterend staccato,<br />
Fluit 98-4<br />
redelijke consistentie van klankkleur over de hele<br />
linie, stabiliteit en behoorlijke zuiverheid, gewicht,<br />
balans en schoonheid.<br />
Het behoeft geen betoog dat al deze zaken niet optimaal<br />
in één instrument te vinden zijn.<br />
Ik zou als volgt te werk gaan. Kies eerst voor het basismateriaal.<br />
Alpaca, zilver, goud, zachtere en harde<br />
houtsoorten, kunststof... Ze hebben hun eigen<br />
karakter omdat de voor de klank belangrijke formanten,<br />
de meetrillende frequenties \an de buis,<br />
bepaald worden door aard en dikte en hardheid van<br />
het materiaal. Die frequenties interfereren met de<br />
geproduceerde toon en bepalen samen mede het<br />
kleurenpalet en de projectie. Zowel bij metaal als<br />
hout heb je dun- en dikwandige koppen en fluiten<br />
die, zoals aI gezegd bljna lenerlijk een dunnere en<br />
dikkere toon geven. Er is meer energie nodig om dikkere<br />
wanden aan te spreken. Hier tellen mondgat en<br />
boring en ademsteun. De klank is wel vaak rijker dan<br />
bij die hele dunne wandjes maar een te dikke wand<br />
is inert en zo'n fluit wordt futloos. Verder kunnen<br />
kop en corpus elkaar versterken maar ook elkaars<br />
klank doden. Niet alles past zorr,aar b5 elkaar! En<br />
dan het mondgat. Dat biedt van al deze variabelen<br />
de meeste mogelijkheden en dus de meeste verrassingen<br />
en de meeste hooftlbrekens maar ook de<br />
meeste schoonheid. Ik kom bij een gerichte opdracht<br />
of zoektocht van de fluitist(e) dan ook meestal<br />
uit bij de boeiendste en moeilijkste vraag de vraag<br />
betreffende het gat: hoeveel materiaal moet ik daar<br />
weghalen, hoe wordt de vorm?<br />
In een volgend artikel wil ik proberen enig zicht te<br />
bieden op deze toch wel mysterieuze wereld van nog<br />
lang geen kubieke centimeter.<br />
-<br />
onnS'AZdZ-