Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIAXiaal 298 4<br />
Op de eerste plaats valt het grote aandeel van kwelderplanten op. 9 In de monsters zijn veel<br />
soorten gevonden die tegenwoordig vooral in graslanden op hoge kweldergedeelten worden<br />
aangetroffen. Het gaat om delen van de kwelder die alleen bij extreem hoog water door de zee<br />
worden overspoeld. In de tegenwoordige (bedijkte) kustgebieden komt dit vegetatietype voor<br />
als een vrij smalle zone, maar vroeger waren het zones van soms vele kilometers breed. In de<br />
agrarische economie waren hoge kwelders vroeger zeer belangrijk vanwege de bijna onbeperkte<br />
mogelijkheden voor begrazing. Vooral runderen en schapen werden er geweid.<br />
Ook planten van storingsmilieus zijn met veel soorten goed vertegenwoordigd. Het gaat<br />
onder andere om zilverschoon (Potentilla anserina), behaarde boterbloem (Ranunculus<br />
sardous), valse en of echte voszegge (Carex otrubae/vulpina), geknikte vossenstaart<br />
(Alopecurus geniculatus), gewone en/of slanke waterbies (Eleocharis palustris/uniglumis) en<br />
witte klaver (Trifolium repens).<br />
De verstoring waar deze planten zo van lijken te houden is wisselende waterstand of<br />
regelmatige begrazing. Ze worden tegenwoordig veel aangetroffen in graslanden die ’s winters<br />
onder water staan en ’s zomers begraasd (en betreden!) worden. 10 Heel vaak worden de planten<br />
samen gevonden met kwelderplanten, ook in archeologische context. Dat komt omdat<br />
storingsplanten vaak in graslanden aan de bovenrand van kwelders groeien of op lagere delen<br />
van kwelders waar zich zoet water kan verzamelen. Het voorkomen van de beide categorieën<br />
graslandplanten hoeft er dus niet op te duiden dat er sprake is van twee duidelijk gescheiden<br />
graslandtypen.<br />
Behalve kwelderplanten en storingsplanten zijn in de monsters ook nog ‘gewone’<br />
graslandplanten gevonden. Het gaat hierbij om soorten die karakteristiek zijn voor graslanden<br />
op vochtige, of soms natte, voedselrijke bodems. De meeste soorten uit deze categorie kunnen<br />
absoluut geen zoute of (zwak)brakke milieuomstandigheden verdragen. Hun aanwezigheid is<br />
dus wél een aanwijzing voor een ander herkomstgebied dan de kwelder- en storingsplanten. De<br />
meeste ‘echte’ graslandplanten hebben hun optimum in de zogenaamde Glanshaver-orde<br />
(Arrhenatheretalia). Deze orde omvat vegetaties van hooi- en weilanden op humeuze, vochtige<br />
tot vrij droge klei- en zavelgronden. De soorten waarom het hier gaat zijn bijvoorbeeld<br />
hopklaver (Medicago lupulina), scherpe en/of kruipende boterbloem (Ranunculus acris/repens),<br />
ratelaar (Rhinanthus), zachte dravik (Bromus hordeaceus) en diverse soorten beemdgras uit het<br />
geslacht (Poa spp.).<br />
De boterbloemzaden konden helaas niet tot op de soort gedetermineerd worden. In theorie<br />
zouden de zaden behalve van kruipende boterbloem (Ranunculus repens) ook van scherpe<br />
boterbloem (Ranunculus acris) afkomstig kunnen zijn. Beide boterbloemsoorten zijn<br />
kenmerkend voor grazige vegetaties. De scherpe boterbloem is bij uitstek een plant van<br />
extensief begraasde graslanden. Boterbloemen krijgen de overhand in begraasd grasland omdat<br />
ze door vee niet of nauwelijks worden gegeten.<br />
Ratelaars zijn veel te vinden in graslanden die gedurende de winter enige maanden onder<br />
water staan. Vaak gaat het om door de mens extensief beheerde graslanden, zoals hooilanden<br />
Op open, stukgetrapte, modderige plekken in het grasland, of op modderige oevers kunnen<br />
greppelrus (Juncus bufonius), goud-/moeraszuring (Rumex maritimus/palustris) en<br />
blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus) gestaan hebben. Uiteraard kunnen zich ook<br />
op het nederzettingsterrein modderige standplaatsen hebben bevonden, bijvoorbeeld bij mest- en<br />
afvalhopen of in greppels.<br />
Tot slot van deze paragraaf moet worden vermeld dat ook veel van de hieronder besproken<br />
oeverplanten afkomstig kunnen zijn uit (natte) graslanden. In natuurlijke situaties gaan oeveren<br />
graslandvegetaties namelijk geleidelijk in elkaar over.<br />
3.2.3 Water- en oeverplanten<br />
Van waterplanten en dierlijke waterorganismen zijn vooral in de waterputten veel resten<br />
aangetroffen. Sommige soorten kunnen brak of zout water verdragen maar andere soorten zijn<br />
9 Met kwelderplanten worden hier planten bedoeld die in allerlei soorten brakke graslanden voorkomen.<br />
10 Schaminée et al. 1996, 34, 35.