prettig werken met adobe® photoshop elements 3 - Marc-en-ciel

PHOTOSHOP ELEMENTS 3 

PRETTIG WERKEN 

MET 

ADOBE® PHOTOSHOP ELEMENTS 3® 

© marc-en-ciel 2005


INHOUD 

1. De camera aansluiten Deel1.1 

2. De Windows-wizzard instellen Deel1.2 

3. Het venster maximaliseren en de miniaturen verkleinen Deel1.3 

4. Alle miniaturen deselecteren Deel1.4 

5. De af te halen foto’s selecteren Deel1.5 

6. De map selecteren waarin je de foto’s wil opslaan Deel1.6 

7. Een nieuwe cataloog aanmaken Deel1.7 

8. De foto’s worden overgezet Deel1.8 

9. Alle foto’s zichtbaar maken en de miniaturen verkleinen Deel1.9 

10. De map zoeken waarin de foto’s staan Deel1.10 

1. Photoshop Elements 3 opstarten Deel2.1 

2. De organiser en het hoofdvenster Deel2.2 

3. De datum en het uur van de foto veranderen Deel2.3 

4. Een bijschrift toevoegen Deel2.4 

5. Een audiocommentaar bijvoegen Deel2.5 

6. De eigenschappen van een foto tonen Deel2.6 

7. De eigenschappen van een foto aanpassen Deel2.7 

8. De historie en de metagegevens bekijken Deel2.8 

9. Foto’s organiseren: een categorie maken Deel2.9 

Een categorie maken (vervolg) Deel2.10 

10. Een subcategorie maken Deel2.11 

11. Een subcategorie verder onderverdelen Deel2.12 

12. Een tag op een foto toepassen Deel2.13 

13. Een tag verwijderen - een hogere categorie toepassen Deel2.14 

14. Een hoofdcategorie toepassen - meerdere tags verwijderen Deel2.15 

15. Foto’s sorteren en zoeken Deel2.16 

16. Teruggaan naar alle foto’s Deel2.17 

1. Foto’s snel repareren Deel3.1 

2. De weergavegrootte van de foto instellen Deel3.2 

3. Inzoomen en uitzoomen Deel3.3 

4. De weergave voor en na aanpassen Deel3.4 

5. Een foto roteren - een foto slim repareren Deel3.5 

6. De belichting aanpassen Deel3.6 

De belichting aanpassen (vervolg) Deel3.7 

7. De kleuren aanpassen Deel3.8 

De kleuren aanpassen (vervolg) Deel3.9 

8. De scherpte aanpassen Deel3.10 

9. De bewerkte foto opslaan Deel3.11 

10. De compressie instellen bij het opslaan van een JPEG-bestand Deel3.12 

11. Teruggaan naar de ORGANIZER en de versieset herkennen Deel3.13 

12. Alle foto’s van een versieset bekijken Deel3.14 

13. Een foto sluiten in de Editor Deel3.15 

- 22


1. De camera aansluiten 

Als je je foto’s via Photoshop Elements 3 naar je computer wil 

overzetten doeje het volgende: 

Sluit de kabel op je camera of kaartlezer aan. 

Sluit je kabel op je computer aan in een vrije USB-poort. 

Zet je camera op de weergavestand (sommige camera’s hebben 

een speciale PC-stand). 

Zet je camera aan. 

Foto's uit de camera ophalen - Deel1.1


Het kan zijn dat je na het aanzetten van de camera of het inpluggen 

van de kaartlezer of USB-stick eerst de Windows-wizzard krijgt. 

Je kan op annuleren klikken, maar dan zal hij de volgende keer weer 

verschijnen. 

Je kan ook eerst Photoshop Elements kiezen in het venster en dan 

het vinkje naast: “Voor deze actie altijd dit programma gebruiken “ 

aanzetten. 

Klik dan op OK. 

2. De Windows-wizzard instellen 

Voortaan zal elke keer als je de camera aanzet of de kaartlezer inplugt 

automatisch Photoshop Elements opstarten. 

Als Photoshop Elements opstart zal je even moeten wachten tot alle 

foto’s die op de geheugenkaart staan ingelezen zijn, dat kan even duren, 

zeker bij grote geheugenkaarten. 



3. Het venster maximaliseren en de miniaturen verkleinen 

Best kan je meteen nadat de foto’s ingelezen 

zijn je venster maximaliseren, 

zodat je beter kan zien hoeveel foto’s 

er beschikbaar zijn. 

Zeker wanneer er zeer veel foto’s op je kaart staan kan het zijn dat niet alle foto’s in het venster zichtbaar zijn. 

Je kan de miniaturen kleiner maken door rechts onderaan met het schuivertje naar links te schuiven. 



Je zal zien dat automatisch alle vinkjes onder de miniaturen aan staan. 

Om te vermijden dat je steeds weer alle foto’s gaat afhalen moet je eerst alle vinkjes uitschakelen. 

Klik met de rechter muisknop op één van de miniaturen en kies in het afrolmenu: ALLE INSTELLINGEN DESE- 

LECTEREN. 

Nu zijn alle vinkjes weg. 

4. Alle miniaturen deselecteren 



5. De af te halen foto’s selecteren 

Je moet alleen die foto’s aanvinken die je effectief wil afhalen. 

De snelste methode is: 

klik op de eerste foto van de reeks die je wil afhalen (er verschijnt een blauw kadertje rond de foto) 

hou de SHIFT-toets ingedrukt en klik op de laatste foto van de reeks. 

Alle foto’s die moeten afgehaald worden krijgen nu een blauw kadertje. 

Nu hoef je alleen maar één vinkje aan te zetten onder een blauwomrande foto en automatisch gaan alle andere 

vinkjes aan. 

NOTA: je kan ook de CTRL-toets ingedrukt houden om niet-opeenvolgende foto’s te selecteren. 



Standaard worden de foto’s op de volgende plaats opgeslagen: 

MIJN AFBEELDINGEN > ADOBE > FOTO’S DIGITALE CAMERA 

Als je de foto’s op een andere plaats op je computer wil opslaan moet 

je eerst rechtsboven op de knop BLADEREN klikken (onder 2. Bestanden 

opslaan: Locatie). 

In het venster MAP SELECTEREN klik je op het + teken naast Deze computer 

(of naast een andere map). 

Je zoekt de juiste map door telkens het + teken van de lager liggende 

map aan te klikken. 

Heb je de juiste map gevonden dan klik je gewoon op het mapje om 

het te selecteren. 

Klik dan op OK 

6. De map selecteren waarin je de foto’s wil opslaan 



Standaard worden alle miniaturen van foto’s in “Mijn cataloog” opgeslagen. 

Photoshop Elements slaat geen foto’s op in die cataloog maar maakt 

miniaturen van alle gekende foto’s en bewaart die miniaturen, net 

zoals een cataloog van Ikea of 3-Suisses. 

De miniaturen in Photoshop Elements verwijzen alleen maar naar de 

echte foto’s. 

Die foto’s kunnen overal op je computer staan (Ikea en Makro hebben 

ook meerdere winkels in België, en toch hebben ze maar één cataloog). 

Als er meerdere gebruikers op één computer werken kan je voor elke 

gebruiker een cataloog aanmaken. 

Klik op de knop GEAVANCEERDE OPTIES. 

In het venster Geavanceerde Opties klik je op de knop NIEUW. 

(Met de knop BLADEREN kan je naar een bestaande cataloog 

gaan). 

In het venster NIEUWE CATALOGUS geef je een naam 

aan je cataloog (naast Bestandsnaam) en dan klik je op 

OPSLAAN. 

De cataloog wordt automatisch in de map CATALOGI 

van Photoshop Elements opgeslagen. 

Klik nu op de knop FOTO’S OPHALEN rechts onderaan 

in je venster 

7. Een nieuwe cataloog aanmaken 



De foto’s worden nu van je camera of kaartlezer naar je computer gekopieerd. 

Dit kan even duren, de juiste tijd hangt af van het aantal foto’s, de grootte van de foto’s en de snelheid van je 

camera of kaartlezer; 

Als de foto’s gekopieerd zijn opent automatisch de OR- 

GANIZER van Photoshop Elements, dit is het venster 

waarin de foto’s georganiseerd worden. 

Het kan zijn dat je nog een andere waarschuwing 

krijgt, die mag je ANNULEREN. 

8. De foto’s worden overgezet 

Als laatste waarschuwing krijg je een venster waarin gevraagd wordt of je de foto’s van de camera (of kaartlezer) 

wil verwijderen. DENK GOED NA! Als het belangrijk is dat je de foto’s nog moet bewaren klik dan NEE! 



9. Alle foto’s zichtbaar maken en de miniaturen verkleinen 

Als de foto’s gekopieerd zijn zie je in het hoofdvenster alleen de foto’s die je net van je camera of kaartlezer 

hebt overgezet. 

Om terug ALLE foto’s in je cataloog te zien klik je op de knop TERUG NAAR ALLE FOTO’S. 

Je krijgt nu alle foto’s te zien, ook die van andere gebruikers die in dezelfde cataloog bewaard worden. 

Om de miniaturen te verkleinen zodat je meer foto’s kan zien schuif je het schuivertje rechts onderaan naar 

links. 



10. De map zoeken waarin de foto’s staan 

Photoshop Elements bevat zelf geen foto’s maar alleen maar verwijzingen 

naar foto’s die via de ORGANIZER van de camera of kaartlezer naar de 

computer gekopieerd zijn. 

Daarom kan je vanuit Photoshop Elements niet rechtstreeks naar de map 

op je computer waarin de foto’s staan. 

Wil je toch absoluut naar die map (om de foto’s naar een USB-stick te 

kopiëren bijvoorbeeld) dan doe je dat zo: 

Klik met de rechter muisknop op één van de miniaturen. 

Kies in het afrolmenu het onderdeel: EIGENSCHAPPEN TONEN. 

Klik in het venster EIGENSCHAPPEN op de knop ALGEMEEN. 

Klik onderaan in het venster EIGENSCHAPPEN op het mapje. 



De map waarin de foto’s steken wordt in Windows geopend. 

Nu kan je de foto’s kopiëren naar een andere map, op CD branden enzovoort. 

LET OP! 

Verplaats de foto’s niet en verwijder ze ook niet, anders ga je in je cataloog een vraagteken zien staan of een 

gebroken vlakje (Photoshop Elements kent de foto nog wel, maar weet niet meer waar ze staat). 

Als je foto’s uit je cataloog wil verwijderen moet je dat via de ORGANIZER doen! 

Je kan nu de organizer afsluiten of je kan verder gaan: 

naar deel 2 om de foto’s verder te organiseren, 

naar deel 3 om de foto’s te bewerken. 





Als je geen foto’s van je camera of kaartlezer moet kopiëren kan je Photoshop Elements ook handmatig opstarten 

Start Photoshop Elements 3 op via de snelkoppeling op je bureaublad, of via START > ALLE PROGRAMMA’S > 


Na het opstarten verschijnt dit scherm (als dat in de voorkeuren zo ingesteld staat) 

Klik op de knop FOTO’S WEERGEVEN EN ORGANISEREN 

1. Photoshop Elements 3 opstarten 

foto's organiseren en sorteren - Deel2.1

Na het opstarten kom je in de ORGANISER terecht. 

Bovenaan zie je de TITELBALK. 


2. De organiser en het hoofdvenster 

Daaronder staat de menubalk, hierin kan je alle functies van het programma terugvinden. 

Daaronder staat de KNOPPENBALK waarin een aantal functies snel op te roepen zijn via knoppen. 

Bovenaan in het HOOFDVENSTER staat de tijdsbalk, als je meerdere dagen foto’s ingeladen hebt kan je met het 

schuifvenstertje naar de juiste dag schuiven. Je ziet ook aan de blauwe blokjes of je veel foto’s ingeladen hebt 

op die dag. 

In het hoofdvenster zie je de miniaturen. 

Elke dag wordt voorafgegaan door een filmrolletje en de vermelding “Geïmporteerd op... + de datum”. 

Zie je dat niet kies dan onderaan in het hoofdvenster in het kleine afrolmenu de functie “Geïmporteerde 

Batch”. 

Zie je maar enkele foto’s staan en staat er bovenaan in je hoofdvenster een knop “TERUG NAAR ALLE FOTO’S” 

klik dan op die knop. 



3. De datum en het uur van de foto veranderen 

Als je dubbelklikt op één miniatuur wordt deze foto groter weergegeven. 

Als je nu op de datum klikt krijg je een venstertje waarin je kan instellen hoe je de datum wil veranderen. 

- in een opgegeven datum of tijd wijzigen: je bepaalt zelf welke datum en tijd aan de foto gehecht wordt. 

- wijzigen om aan te passen aan datum en tijd van bestand: de datum van het importeren wordt gebruikt. 

- met opgegeven aantal uren verschuiven: je geeft in hoeveel uren de datum moet opschuiven. 

Deze functie gebruik je voornamelijk als de datum en de tijd van je camera niet juist ingesteld staan. 

Klik op OK als je de datum wil wijzigen of klik op ANNULEREN als je de datum niet wil wijzigen. 



4. Een bijschrift toevoegen 

Als je een bijschrift wil toevoegen aan je foto klik je op de smalle balk onder de foto, je krijgt een knipperende 

cursor en je kan meteen je bijschrift intypen. 

Je kan het lettertype en de kleur niet veranderen. Het bijschrift wordt alleen gebruikt om op het scherm te 

tonen bij een diavoorstelling. 

Sommige camera’s en kaartlezers laden automatisch een bijschrift in. 



Als je wil kan je een audiocommentaar bij een foto voegen. 

Klik op het kleine luidsprekertje onder de foto. 

Je krijgt een venstertje met een terugspoelknop, een opnameknop (rood), een afspeelknop (groen), een stopknop 

(zwart) en een doorspoelknop. 

Sluit een microfoon aan op je computer. 

Regel de volume-instellingen van je computer zo dat het signaal van de microfoon sterk genoeg is. 

Klik op de opnameknop en spreek je commentaar in. 

Klik op de stopknop. 

5. Een audiocommentaar bijvoegen 

Klik op de afspeelknop om je commentaar te beluisteren. 

Als je commentaar in orde is klik je op het sluitknopje bovenaan in je venster en antwoord je OK als je het 

commentaar wil bewaren. 

Een audiocommentaar wordt afgespeeld als je een diavertoning opstart in Photoshop Elements 3. 



6. De eigenschappen van een foto tonen 

De eigenschappen van een foto kan je oproepen door onderaan in het hoofdvenster op het knopje “EIGEN- 

SCHAPPEN TONEN/VERBERGEN” te klikken. 

Je kan ook met de rechter muisknop op de foto klikken en “EIGENSCHAPPEN TONEN” selecteren. 



7. De eigenschappen van een foto aanpassen 

Als je op de knop ALGEMEEN klikt in het eigenschappenvenster kan je ook hier het bijschrift van de foto veranderen. 

Je kan de naam van het bestand veranderen, maar let op dat je .JPG laat staan anders kan je misschien je foto 

niet meer openen. Als je je vergist hebt kan je gewoon opnieuw .JPG intypen. 

Bij NOTITIES kan je eventuele commentaar intypen, handig om achteraf nog te weten waarom deze foto genomen 

is en bij welke gelegenheid. 

Onderaan staan drie knopjes: 

- de datum: hiermee kan je de datum van de foto veranderen 

- het mapje: hiermee ga je naar de map waarin de foto staat via de Windows verkenner 

- het luidsprekertje: hiermee kan je een audiocommentaar opnemen. 



8. De historie en de metagegevens bekijken 

Klik je op de knop HISTORIE dan zie je wat er met je foto al gebeurd is: de datum waarop de foto gemaakt is 

(wijzigingsdatum) en de datum waarop de foto geïmporteerd is. 

Je ziet ook van welke bron de foto geïmporteerd werd. 

Klik je op de knop METAGEGEVENS dan krijg je alle technische informatie over je camera en je foto te zien. 

Klik op het knopje VOLLEDIG onderaan in het eigenschappen-venster om de volledige gegevens te zien. 

Niet alle gegevens worden door alle camera’s ingevuld, dus soms krijg je meer en soms minder gegevens te 

zien. 



9. Foto’s organiseren: een categorie maken 

Als je later je foto’s makkelijk wil terugvinden moet je gebruik 

maken van TAGS (etiketjes). 

Er staan al een aantal tags ter beschikking in het venster 

TAGS, maar je kan ook je eigen tags maken. 

Klik in het TAGS-venster op de knop NIEUW en selecteer het 

onderdeel NIEUWE CATEGORIE 



Een categorie maken (vervolg) 

Je kan een kleur toewijzen aan een categorie (is niet verplicht!) 

zo kan je de categorie later makkelijk herkennen. 

Klik op de knop KLEUR KIEZEN. 

foto's organiseren en sorteren - Deel2.10 

Selecteer je kleur in het venster 

KLEUR door op één van de 

beschikbare kleuren te klikken of 

door in het kleuenspectrum te 

schuiven. 

Klik op OK om de keuze van je 

kleur te bevestigen. 

Geef een naam aan je categorie (is verplicht!) 

Op school gebruik je best je eigen naam voor de hoofdcategorie, 

dan vind je heel snel je foto’s terug tussen die van andere 

cursisten. 

Thuis gebruik je gewoon het thema van de foto’s bijvoorbeeld: 

reis naar Spanje of communiefeest Jantje.


Laat de categorie blauw omrand staan (= geselecteerd) en ga opnieuw 

naar de knop NIEUW. 

Kies nu het onderdeel NIEUWE SUBCATEGORIE. 

10. Een subcategorie maken 

Kies een pictogram (is verplicht!) om je categorie makkelijk te 

herkennen. 

Dit pictogram zal straks in de foto of onder de foto zichtbaar zijn 

in de organiser. 

Klik op OK, de categorie staat nu in het venster TAGS en is blauw 

omrand. 

Geef een naam aan de subcategorie (bijvoorbeeld: waar de foto’s 

gemaakt zijn of waarover de foto’s gaan). 

Laat de hoofdcategorie onveranderd 

Klik op OK. De subcategorie staat nu onder de hoofdcategorie en 

er staat een wit pijltje naast de hoofdcategorie. 

Als je op dat pijltje klikt zal de subcategorie zichtbaar of niet zichtbaar 

zijn. 



11. Een subcategorie verder onderverdelen 

Laat de subcategorie blauw omrand staan (= geselecteerd) en ga 

terug naar de knop NIEUW in het tags-venster. 

Kies opnieuw de optie NIEUWE SUBCATEGORIE. 

Vul een naam in voor de nieuwe subcategorie. 

Klik op OK. 

In het Tags-venster zie je nu in je categorie nog twee onderverdelingen 

onder de categorie. 

Je kan zoveel categoriën, subcategoriën en verdere onderverdelingen 

maken als je zelf wil. 

Een voorbeeld: 

Hoofdcategorie = REIS ITALIE 2005 

1ste subcategorie = TOSCANE 

- eerste subniveau = SIENA 

- tweede subniveau = FIRENZE 

2de subcategorie = PUGLIA 

- eerste subniveau = MATERA 

- tweede subniveau = BARI 

Op die manier kan je je foto’s heel goed organiseren. 



12. Een tag op een foto toepassen 

Om een tag op één foto toe te passen sleep je gewoon de tag vanuit 

het Tags-venster over de foto die je wil taggen. 

Laat de muisknop los boven de juiste foto. 

Om meerdere foto’s tegelijkertijd te taggen moet je eerst die foto’s 

selecteren - er moet een blauwe kader rond staan. 

Sleep nu de juiste tag vanuit het Tags-venster en laat de tag los 

binnen één van de foto’s. De andere foto’s die blauw omkaderd zijn 

krijgen dezelfde tag. 

Laat de tag los boven één van de blauw omkaderde foto’s. 

Heel even blijft het icoontje in de miniatuur staan en wordt daarna onder de foto geplaatst. De foto’s zijn nu 

getagd. 



13. Een tag verwijderen - een hogere categorie toepassen 

Om een tag te verwijderen van een foto klik je met de rechter muisknop op de miniatuur, je ziet nu welke tags 

op deze foto toegepast werden en je kan van hieruit de tag verwijderen. 

Om een hoofdcategorie op één of meerdere foto’s toe te passen 

selecteer je eerst de foto of foto’s die je wil taggen (er moet een blauw 

kadertje rond de foto(‘s) staan. 

Sleep nu vanuit het Tags-palet de hoger liggende categorie over de 

geselecteerde foto(‘s). 

Heel even verschijnt het icoontje in de foto om daarna onder de foto 

te gaan staan. 

Zowel de hogere categorie als de onderliggende subcategorie worden 

op de foto’s toegepast. 

Om één of meerdere tags van een foto te verwijderen klik je met de rechter muisknop op de foto en kies je in 

het menu de tag die je wil verwijderen. 



14. Een hoofdcategorie toepassen - meerdere tags verwijderen 

Om een hoofdcategorie op één of meerdere foto’s toe te passen 

selecteer je eerst de foto of foto’s die je wil taggen (er moet een blauw 

kadertje rond de foto(‘s) staan. 

Sleep nu vanuit het Tags-palet de hoofdcategorie over de geselecteerde 

foto(‘s). 

Heel even verschijnt het icoontje in de foto om daarna onder de foto 

te gaan staan. 

Zowel de hogere categorie als de onderliggende subcategoriën worden 

op de foto’s toegepast. 

Om één of meerdere tags van een foto te verwijderen klik je met de rechter muisknop op de foto en kies je in 

het menu de tag die je wil verwijderen. 



15. Foto’s sorteren en zoeken 

Je kan makkelijk je foto’s sorteren en zoeken door het verrekijkertje naast de naam van de categorie of subcategorie 

aan te klikken. 

Klik je het verrekijkertje naast een subcategorie aan dan worden alleen die foto’s getoond die getagd zijn met 

die subcategorie. 

Klik je het verrekijkertje naast een hogere categorie aan dan worden alle foto’s getoond die getagd zijn met 

die hogere categorie maar ook met de lagere categorie. 

Klik je het verrekijkertje naast de hoofdcategorie aan dan worden alle foto’s getoond die getagd zijn met de 

hoofdcategorie maar ook met alle lagere categoriën. 

Als je met de rechter muisknop op een foto klikt en dan het menuonderdeel 

“Eigenschappen tonen” kiest, krijg je het Eigenschappen-venster. 

In dat venster klik je op het knopje Tags en dan zie je welke tags op die 

foto toegepast werden. 



Als je foto’s gesorteerd of gezocht hebt door een categorie aan te klikken in het Tags-venster zie je alleen die 

foto’s. 

Je kan terug alle foto’s oproepen door: 

16. Teruggaan naar alle foto’s 

- op de knop “Terug naar alle foto’s” te klikken bovenaan in het hoofdvenster 

- het verrekijkertje naast de categoriën in het Tags-palet terug weg te 

klikken 





1. Foto’s snel repareren 

Vanuit de ORGANISER (overzicht van ingeladen foto’s) kan je zonder het programma te sluiten direct naar het 

onderdeel SNEL REPAREREN. 

Slecteer één of meerdere foto’s in de ORGANISER (er moet een blauw kadertje rond de foto(‘s) staan. 

Ga naar de knoppenbalk bovenaan in het venster, klik op de knop BEWERKEN en kies het onderdeel GA NAAR 

SNEL REPAREREN. 

Eventjes verschijnt er een opstartvensterje en na enige tijd opent het programma-onderdeel EDITOR. 

foto's snel repareren - Deel3.1


2. De weergavegrootte van de foto instellen 

Als in de linkerkolom (het gereedschapspalet) het handje geselecteerd is kan je met de drie knoppen bovenaan 

in je venster de weergavegrootte van de foto instellen. 

De knop WERKELIJKE PIXELS zorgt ervoor dat elke pixel in je foto als één pixel op het beeldscherm weergegeven 

wordt (wordt ook 1:1 genoemd). Bij zeer grote foto’s (groot beeldformaat) wordt de foto dan ook zeer 

groot weergegeven. 

De knop IN VENSTER zorgt ervoor dat je foto altijd in het hoofdvenster past, hoe groot of klein de foto ook is. 

De knop AFDRUKGROOTTE geeft de foto weer zoals die normaal gezien zal afgedrukt worden, dit kan verschillen 

van camera tot camera, omdat de afdrukgrootte niet alleen afhangt van het beeldformaat. 



3. Inzoomen en uitzoomen 

Je kan inzoomen op je foto (om detailwerk te doen) door in het gereedschapspalet het vergrootglas aan te 

klikken. 

In de knoppenbalk verschijnen dan een aantal extra opties. 

Het vergrootglas met het plusteken (+) dient om in te zoomen. 

Het vergrootglas met het minteken (-) dient om uit te zoomen. 

Je kan inzoomen door met het vergrootglas (+) te klikken in de foto, of je kan met het vergrootglas een kadertje 

slepen rond het gedeelte waarop je wil inzoomen. 

Uitzoomen kan door met het vergrootglas (-) in het beeld te klikken. 

Als je de muispijl over het woordje “zoomen” houdt verschijnt er een handje met twee pijltjes. Als je nu je linker 

muisknop ingedrukt houdt kan je door de muis naar links of naar rechts te bewegen traploos zoomen. 

Je kan in het vakje naast het woordje “zoomen” ook gewoon een getal intypen, als je dan op de RETURN toets 

drukt wordt de foto in het door jou gekozen formaat weergegeven. 

Je kan ook op het pijltje naast het zoompercentage klikken en met het schuivertje dat dan verschijnt traploos 

in- of uitzoomen. 



4. De weergave voor en na aanpassen 

Onderaan in je venster staat een klein menu met de vermelding “WEERGAVE”. 

Als je op het pijltje naast dat menu klikt kan je kiezen hoe je foto weergegeven wordt: 

- voor = alleen de onbewerkte versie wordt weergegeven 

- na = alleen de bewerkte versie wordt weeregeven 

- voor en na staand = links in beeld zie je de onbewerkte versie, rechts zie je de bewerkte versie 

- voor en na liggend = bovenaan in beeld zie je de onbewerkte versie, onderaan zie je de bewerkte versie. 


Rechts in je venster staat het PALETTENVAK. 


5. Een foto roteren - een foto slim repareren 

Je kan paletten sluiten of openen door op het witte pijltje in de kop van het 

palet te klikken. 

Als je op het lampje in de kop van het palet klikt krijg je de help-bestanden te 

zien. 

Je kan een foto roteren (draaien) door op de knopjes LINKSOM of RECHTSOM 

te klikken in het palet ALG. CORRECTIES. 

Je kan proberen een foto automatisch te repareren door op de knop AUTO- 

MATISCH te klikken in het palet ALG. CORRECTIES. 

Deze functie werkt niet altijd even goed, soms komt de foto er slechter uit. 

Klik op de knop HERSTELLEN boven de foto in het hoofdvenster als de correctie 

niet goed is. 

Met de schuiver HOEVEELHEID in het palet ALG. CORRECTIES kan je voor een 

stuk zelf bepalen hoe sterk de foto moet gecorrigeerd worden. 

Je kan onbeperkt heen en weer schuiven tot je de juiste hoeveelheid gevonden 

hebt. 

Ben je niet tevreden met het resultaat dan kan je de correctie annuleren door 

op het rode cirkeltje te klikken bovenaan in het palet. 

De schuiver springt terug op de beginstand en je kan opnieuw de correctie 

instellen of verder gaan. 

Ben je wel tevreden met het resultaat dan kan je de correctie bevestigen 

door op het groene vinkje te klikken bovenaan in het palet. 

De schuiver springt terug op de beginstand. 

Alle correcties die je nu nog uitvoert worden bovenop de vorige correctie 

toegepast. 

Als je de correctie bevestigd hebt en je bent toch niet helemaal tevreden kan 

je ALLE correcties annuleren door op de knop HERSTELLEN te klikken boven de 

foto in het hoofdvenster. 

ALLE toegepaste correcties worden dan weer verwijderd. 



6. De belichting aanpassen 

Met het palet BELICHTING kan je de belichting van een foto aanpassen. 

Met de knop NIVEAUS - AUTOMATISCH worden de niveaus (= alle kleurwaarden 

tussen zwart en wit) zo goed mogelijk over de foto verdeeld. 



niet goed is. 

Met de knop CONTRAST - AUTOMATISCH wordt het contrast (= het verschil 

tussen licht en donker) zo goed mogelijk aangepast. 



niet goed is. 

Met de schuiver SCHADUWEN LICHTER MAKEN kan je de donkerste gedeelten 

van de foto (behalve zwart) lichter maken. 

Hierdoor zullen er meer details zichtbaar worden in de donkere gedeelten 

van de foto (= schaduwen). 

Met de knop HOOGLICHTEN DONKERDER MAKEN kan je de lichtste gedeelten 

van de foto (behalve wit) donkerder maken. 

Hierdoor zullen er meer details zichtbaar worden in de lichte gedeelten van 

de foto (= hooglichten). 



De belichting aanpassen (vervolg) 

Met de knop CONTRAST MIDDENTONEN kan je het algemene contrast (= verschil 

tussen licht en donker) verzwakken (naar links schuiven) of versterken 

(naar rechts schuiven). 

Als je contrast te zwak is gaat je foto “plat” lijken. Er lijkt een grijze zweem 

over de foto te liggen. 

Als je contrast te sterk is gaan er kleuren van je foto “uitgebeten” worden, er 

zit geen detail meer in die kleuren. 

Ben je niet tevreden met het resultaat dan kan je de correcties annuleren 

door op het rode cirkeltje te klikken bovenaan in het palet. 

De schuivers springen terug op de beginstand en je kan opnieuw de correcties 


Ben je wel tevreden met het resultaat dan kan je de correcties bevestigen 


De schuivers springen terug op de beginstand. 

Alle correcties die je nu nog uitvoert worden bovenop de vorige correcties 

toegepast. 

Als je de correcties bevestigd hebt en je bent toch niet helemaal tevreden 

kan je ALLE correcties annuleren door op de knop HERSTELLEN te klikken boven 

de foto in het hoofdvenster. 

ALLE correcties (ook de vroeger toegepaste) worden dan weer verwijderd. 



7. De kleuren aanpassen 

Met het palet KLEUR kan je de kleuren van een foto aanpassen. 

Met de knop KLEUR - AUTOMATISCH worden de kleuren zo goed mogelijk 

gecorrigeerd. 



niet goed is. 

Met de schuiver VERZADIGING wordt de sterkte van de kleuren aangepast. 

Als je naar links schuift worden de kleuren “zwakker”, tot ze helemaal verdwijnen. 

Op deze manier kan je makkelijk van een kleurenfoto een zwartwit foto maken. 

Als je naar rechts schuift worden de kleuren “sterker”, maar het kan zijn dat de 

printer ze dan niet meer juist kan afdrukken. 

Met de schuiver KLEURTOON kan je “kleurzwemen” uit je foto halen. Kleurzwemen 

zijn kleuren die je hele foto overheersen, ook in de witte en zwarte 

gedeelten. 

Als je hele foto bijvoorbeeld te geel is moet je naar de blauwe kant schuiven 

om dat geel weg te krijgen. 

Wees voorzichtig met deze schuiver want je kan je foto ook verknoeien. 

Met de knop TEMPERATUUR kan je de “kleurtemperatuur” van je foto aanpassen. 

Als je bijvoorbeeld met gewone lampen hebt gefotografeerd kan je hele foto 

een geel-rode kleurzweem vertonen. Je kan die kleurzweem wegwerken 

door de kleurtoon schuiver naar het blauwe gedeelte te schuiven, waardoor 

je foto er weer “normaal” gaat uitzien. 



De kleuren aanpassen (vervolg) 

Met de knop KLEUR kan je bepaalde kleuren van je foto aanpassen. 

Je kan bijvoorbeeld gras van groen naar paars omzetten, of de lucht een 

andere kleur geven. 

Als je eerst de verzadiging helemaal naar links schuift (alle kleuren weg) en 

dan met de schuiver KLEUR verschuift zal je zien dat je foto één bepaalde 

kleur gaat vertonen (dat heet mono-toon). 









toegepast. 







8. De scherpte aanpassen 

Met het palet VERSCHERPEN kan je de scherpte van een foto aanpassen. 

Met de knop VERSCHERPEN - AUTOMATISCH wordt de foto zo goed mogelijk 

verscherpt. 



niet goed is. 

Met de schuiver HOEVEELHEID kan je de verscherping van de foto zelf aanpassen. 

Hoe meer je naar rechts schuift hoe meer de foto verscherpt wordt. 

Overdrijf hier niet mee want je kan je foto snel verknoeien omdat ook de 

foutjes in het beeld (beeldruis) verscherpt worden en daardoor beter zichtbaar 

zullen zijn. 









toegepast. 






Als je foto volledig bewerkt is moet je ze opslaan. 


9. De bewerkte foto opslaan 

Ga naar het menu BESTAND en kies de optie OPSLAAN ALS. 

Je kan nu de bewerkte foto een andere naam geven, maar dat hoeft niet. 

Je zal zien dat achter de naam van de foto het bijvoegsel _edited-1 staat. Dat betekent dat je bewerkte beeld 

onder een andere naam wordt bewaard, zodat je later nog weet welke de originele foto en welke de bewerkte 

foto is. 

Als het vinkje bij OPNEMEN IN DE ORGANIZER aan staat zal je ook een miniatuur van de bewerkte foto zien in 

de module waar je je foto’s organiseert. 

Zet je het vinkje naast SAMEN MET ORIGINEEL OPSLAAN IN VERSIESET aan dan krijg je maar één foto te zien, 

een versieset bestaat uit de originele foto’s en alle bewerkingen die als versie werden opgeslagen. 

Met een versieset blijven de bewerkingen in één pakketje met de originele foto zitten, dat maakt het beheer 

van de foto’s overzichtelijker en je kan altijd terug naar de originele foto. 

Klik op OPSLAAN om je versieset te bewaren. 


Als je op OPSLAAN geklikt hebt krijg je een venstertje 

met uitleg over versiesets. 

Wil je dit venster niet meer terugkrijgen dan zet je het 

vinkje naast NIET MEER WEERGEVEN aan. 

Klik dan op OK. 


10. De compressie instellen bij het opslaan van een JPEG-bestand 

Nu krijg je een venster waarin je de JPEG-opties kan 

instellen. 

Omdat JPEG-bestanden aan kwaliteit verliezen telkens 

je ze opnieuw opslaat kan je best ervoor zorgen dat je 

bij het opslaan van bewerkte foto’s de hoogste kwaliteit 

gebruikt. 

Hiervoor schuif je het schuivertje in het kadertje AF- 

BEELDINGSOPTIES helemaal naar rechts tot in het 

kadertje naast KWALITEIT het getal 12 verschijnt en het 

woord MAXIMAAL. 

Het volstaat niet om de kwaliteit MAXIMAAL alleen te 

selecteren, want ook het getal 10 valt onder maximaal. 

Gebruik bij voorkeur het schuivertje! 

Klik nu op OK, je foto wordt opgeslagen. 



11. Teruggaan naar de ORGANIZER en de versieset herkennen 

Om terug te gaan naar de ORGANIZER (waar je de foto’s beheert en sorteert) klik je op het tabje op de taakbalk 

van Windows. 

Je zal nu zien dat er een hangslot en een rode balk over je foto staan, dat betekent dat je nog aan die foto 

werkt, de foto werd nog niet gesloten in de EDITOR. 

Zolang de rode balk en het hangslot over de foto staan kan je niets anders met die foto doen. 

Je zal ook rechtsboven in de miniatuur een extra icoontje zien, een aantal foto’s op elkaar gestapeld met een 

geel bandje rond. 

Dit betekent dat de bewerkte foto als een versieset werd opgeslagen. 

De miniatuur toont alleen de laatste bewerking van de foto, de 

originele foto ligt als het ware “achter” de bewerking en is dus niet 

zichtbaar. 

Als je met de rechter muisknop op de miniatuur klikt en je kiest de 

optie EIGENSCHAPPEN TONEN, dan kan je in het venster EIGEN- 

SCHAPPEN het knopje HISTORIE aanklikken. 

Nu zie je hoeveel versies en welke versies er van deze foto gemaakt 

werden. 

Telkens je een nieuwe bewerking doet en je foto daarna opslaat 

wordt er een nieuwe versie aangemaakt. 



Als je met de rechter muisknop op de miniatuur van de versieset klikt krijg je een menu waarin je bijna onderaan 

de optie VERSIESET > FOTO’S IN VERSIESET ONTHULLEN moet kiezen. 

Alle foto’s uit deze versieset worden nu getoond, zowel het origineel als de bewerkingen. (alle andere foto’s 

worden verborgen). 

Klik met de rechter muisknop op één van de miniaturen en kies de optie EIGENSCHAPPEN TONEN, in het 

venster EIGENSCHAPPEN klik je op de knop HISTORIE. Je kan nu door op elke miniatuur te klikken zien welke 

versie het is. 

Versiesets zijn handig om meerdere versies te bewaren en pas later de definiteve versie te kiezen. 

Om terug alle foto’s te zien klik je op de knop TERUG 

NAAR ALLE FOTO’S 

12. Alle foto’s van een versieset bekijken 



13. Een foto sluiten in de Editor 

Zolang de foto in de EDITOR open staat zullen het hangslotje en de rode balk over de miniatuur blijven staan 

in de ORGANIZER. 

Klik in de Windows taakbalk op het tabje EDITOR om terug naar de bewerkingsmodule te gaan. 

Om de (opgeslagen) foto te sluiten ga je naar het menu BESTAND en kies je de optie SLUITEN, net onder de 

eerste horizontale lijn van het menu. 

Je kan ook in het FOTOVAK met de rechter muisknop klikken op de miniatuur en dan de optie SLUITEN kiezen. 

Vanaf nu zullen het hangslotje en de rode balk niet meer over de foto staan in de ORGANIZER.

prettig werken met adobe® photoshop elements 3 - Marc-en-ciel

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?