13.09.2013 Views

1 INHOUD PROLOOG 2 INLEIDING 3 1 DE PERSOON ... - Aineas

1 INHOUD PROLOOG 2 INLEIDING 3 1 DE PERSOON ... - Aineas

1 INHOUD PROLOOG 2 INLEIDING 3 1 DE PERSOON ... - Aineas

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>INHOUD</strong><br />

1<br />

<strong>PROLOOG</strong> 2<br />

<strong>INLEIDING</strong> 3<br />

1 <strong>DE</strong> <strong>PERSOON</strong> JONA EN <strong>DE</strong> DATERING VAN HET BOEK 6<br />

2 HET LITERAIRE GENRE VAN HET BOEK 12<br />

3 IS ER GEBRUIK GEMAAKT VAN VERSCHILLEN<strong>DE</strong> BRONNEN? 18<br />

4 <strong>DE</strong> HISTORIE VAN <strong>DE</strong> EXEGESE IN VOGELVLUCHT 24<br />

5 STRUIKELBLOKKEN VOOR <strong>DE</strong> HISTORISCHE BENA<strong>DE</strong>RING 33<br />

6 JONA IN HET NIEUWE TESTAMENT 44<br />

7 <strong>DE</strong> GRONDHOUDING TEN OPZICHTE VAN <strong>DE</strong> SCHRIFT 48<br />

SAMENVATTING en CONCLUSIE 53<br />

DANKBETUIGING 56<br />

GERAADPLEEG<strong>DE</strong> LITERATUUR 57<br />

De illustratie op het titelblad is<br />

overgenomen uit het werk<br />

Form and meaning van Jonathan Magonet<br />

en heeft als begeleidende tekst:<br />

... want het is mij beter te sterven<br />

dan te leven (Jona 4:3)


<strong>PROLOOG</strong><br />

"Geschíedenis...?"<br />

Met een ruk ging mijn gesprekspartner rechtop zitten en trok de wenkbrauwen vol<br />

verbazing omhoog toen ik aangaf de Bijbel niet als 'een boek vol verhalen' te willen<br />

beschouwen. "Geschiedenis? Als ik de verhalen in de Bijbel moest lezen als<br />

geschiedenis zou ik onmiddellijk mijn geloof verliezen!"<br />

2<br />

Het aanvaarden van de Bijbel als het betrouwbare, geïnspireerde en gezaghebbende<br />

Woord van God is een grondhouding van een relatief beperkte groep mensen gewor-<br />

den. Twijfel is tot deugd verheven, terwijl degene die met zekerheden wil rekenen op<br />

z'n minst de verdachte indruk wekt niet meer van deze tijd te zijn.<br />

De benadering van de Bijbel die wij als Schriftgetrouw bestempelen lijkt te horen bij<br />

een uitstervend ras. Er zijn tijden in de wereldgeschiedenis geweest dat dit wel<br />

anders was! Wie de Bijbel kritisch wilde ondervragen moest van goede huize komen<br />

om het er levend af te brengen. Vandaag zien Bijbelgetrouwe gelovigen zich<br />

geconfronteerd met een omgekeerde bewijslast!<br />

Gedurende mijn studietijd aan de Evangelische Theologische Academie heb ik mogen<br />

ontdekken dat er volop reden is om in alle vrijmoedigheid vast te houden aan de<br />

betrouwbaarheid van het woord van God. Zonder in biblicisme of letterknechterij te<br />

vervallen is het mij mogelijk gebleken het gesprek met andersdenkenden aan te<br />

gaan, hun argumenten te wegen en - waar mogelijk - te weerleggen vanuit een<br />

positieve grondhouding ten opzichte van de Schrift: Gods woord is de waarheid 1 . Niet<br />

ik, maar de ontkenner van dit standpunt heeft bewijsplicht!<br />

'Velen beschouwen het boek Jona als dé toetssteen voor de moderne benadering van<br />

de Schrift', schrijft Frank E. Gaebelein in zijn commentaar 2 op het boek. Het is juist<br />

hierom dat ik het boek Jona tot onderwerp van bestudering uitgekozen heb. Waar de<br />

bijl van de Schriftkritiek door de gehele Bijbel heen gehanteerd wordt, treffen we bij<br />

Jona wel opvallend veel spaanders aan. Het kan niet anders zijn of de boodschap<br />

van de Here God wordt hierdoor gediskwalificeerd.<br />

Uit liefde tot die God en Zijn boodschap is dit werk geboren.<br />

Dordrecht, mei 1997<br />

Leendert Post<br />

1 Psalm 119:160<br />

2 Frank E. Gaebelein, Four Minor prophets, p.57


<strong>INLEIDING</strong><br />

3<br />

De profeet Jona is vaak versleten voor een lafaard. Maar iemand die in een vliegende<br />

storm, die zelfs doorgewinterde zeelieden tot wanhoop drijft, opdracht geeft hem in<br />

zee te gooien, mag daarmee dan iets doen wat niet ieders dagelijkse gewoonte is,<br />

een lafaard is hij zeker niet!<br />

De montere onderzoeker die zich tot taak stelt onderzoek te doen naar de vele<br />

opvattingen die gehuldigd worden omtrent deze markante profeet, kan net als Jona<br />

menen op een zeewaardig schip aan te monsteren. Nog maar nauwelijks buitengaats<br />

kan hij echter zo overweldigd worden door de stroom van tegenstrijdige visies, dat<br />

ook hij de aandrang kan voelen zich ten laatste maar over de reling te werpen. Met<br />

deze wanhoopsdaad heb ik mij de afgelopen maanden regelmatig kunnen<br />

identificeren, omdat de vloed aan (vooral uiteenlopende!) visies overweldigend bleek.<br />

En toch was ik vastbesloten het avontuur te wagen, omdat de nieuwsgierigheid het<br />

toch steeds weer won. De resultaten van deze zoektocht hebben hun beslag<br />

gekregen in de bladzijden die hierna volgen.<br />

Jona behoort zonder twijfel tot de meest bekende én meest besproken profeten van<br />

het Oude Testament. Het is nauwelijks voorstelbaar hoe een boekje van<br />

achtenveertig verzen zoveel mensen heeft weten te bewegen zo'n overstelpende<br />

massa commentaren, beschouwingen en artikelen te produceren. Een vrij recent<br />

werk besluit met een bibliografie van 331 titels 3 . Het boek Jona is blijkbaar de<br />

moeite waard bestudeerd te worden.<br />

Het boek Jona behoort tegelijkertijd zonder twijfel ook tot de meest misverstane,<br />

beschimpte en geridiculiseerde boeken die door de kritische bijbelwetenschap onder<br />

handen genomen zijn. Een voorbeeld hiervan treffen we aan bij Maier, die Loretz aan<br />

het woord laat:<br />

Wer allen Ernstes die Geschichtlichkeit des Abenteuers im Inneren des<br />

Seeungeheuers dartun will, könnte mit demselben Recht die Geschichtlichkeit<br />

'Rotkäppchens' und von 'Der Wolf und die sieben Geisslein' verteidigen. 4<br />

Zou Jona hebben kunnen vermoeden dat zijn wedervaringen in het ingewand van<br />

het zeemonster het zouden moeten gaan opnemen tegen de artistieke<br />

pennevruchten van de gebroeders Grimm?<br />

3 Magonet, Form and meaning, p. 155-170<br />

4 Maier, Der Prophet Jona, p. 16


Of dat Kaiser hem tot 'een innerlijk onzekere ziel' zou bestempelen, als deze schrijft<br />

4<br />

Allein die Verkennung der literarischen Eigenart der Erzählung, die Historisierung der<br />

Lehrdichtung, hat sie ungebührlich in den Mittelpunkt des Interesses gerückt und<br />

damit zu einem Stein des Anstosses für nun doch nicht hinreichend aufgeklärte oder<br />

zu einem Liebling für innerlich unsichere Geister werden lassen. 5<br />

Hoe achtenveertig verzen de tongen los kunnen maken!<br />

Mijn geest werd in mij geprikkeld toen ik van deze opvattingen kennis nam. Hebben<br />

Loretz en Kaiser gelijk als zij mij rubriceren onder 'de nog niet voldoende verlichte<br />

geesten' ? Hoe verlicht zijn zij dan werkelijk? Bezitten zij patent op kritisch denken,<br />

of mogen zij op hun beurt ook kritisch benaderd worden? Zijn hun conclusies (en die<br />

van hun geestverwanten) inderdaad zo onomstotelijk, dat er geen ruimte overblijft<br />

voor andere gevolgtrekkingen? Op deze vragen heb ik een antwoord proberen te<br />

vinden. Nu was het natuurlijk een koud kunstje geweest om een optelsom te maken<br />

van benaderingen die met mijn opvattingen stroken. Maar ik heb getracht alle stem-<br />

men even helder te laten klinken door hun argumenten serieus in overweging te<br />

nemen. Natuurlijk wist ik vooraf al dat ik bevooroordeeld was. Maar daar ontkomt<br />

niemand aan! 6<br />

Samenvattend luidt mijn vraagstelling als volgt:<br />

Hoe zwaar wegen de argumenten van de kritische Bijbelwetenschap, die op grond<br />

van haar methoden en uitgangspunten tot de conclusie is gekomen dat het boek<br />

Jona geen historisch betrouwbaar verslag is van hetgeen in het gelijknamige<br />

Bijbelboek te lezen staat?<br />

Om in de grote hoeveelheid materiaal enige orde te kunnen aanbrengen heb ik mijn<br />

speurwerk gesystematiseerd rond tien items, die grotendeels via de<br />

hoofdstukindeling zijn terug te vinden, hoewel ik er direct bij moet zeggen dat zo'n<br />

systematisering soms schipbreuk lijdt doordat het ene item ten nauwste met het<br />

andere samenhangt. 7<br />

5<br />

Kaiser, Wirklichkeit, Möglichkeit und Vorurteil, p. 95-96<br />

6<br />

zie hoofdstuk 7 'De grondhouding ten opzichte van de Schrift'<br />

7<br />

Zo beïnvloeden bijvoorbeeld het vraagstuk van de datering en de geografische gegevens van de<br />

stad Ninivé elkaar wederkerig


5<br />

Aspecten die hierbij aan de orde komen zijn: Jona, wie was hij? Wanneer verscheen<br />

het boek met zijn naam als titel en heeft hij dit boek zelf geschreven? Tot welk<br />

literair genre mogen we het rekenen? Maakt het boek gebruik van bronnen binnen<br />

en/of buiten de Bijbel? Hoe hebben onze voorouders tegen het boek aangekeken?<br />

Wat doen we met die wonderlijke beschrijvingen van de vis, de boom en de grote<br />

stad Ninevé? Hoe moeten we het effect van Jona's prediking opvatten? Welke plaats<br />

neemt zijn gebed in? Hoe zwaar wegen de woorden van Jezus wanneer Hij naar de<br />

boodschap van Jona verwijst? Vormen zijn citaten een legitimering voor de<br />

historiciteit van het boek? En tenslotte ... welke rol speelt onze<br />

voorwetenschappelijke grondhouding ten opzichte van de Schrift bij de beoordeling<br />

van het boek?<br />

Waar gebruik gemaakt is van tekstverwijzingen zijn deze ontleend aan de Nieuwe<br />

Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951.


1 <strong>DE</strong> <strong>PERSOON</strong> JONA EN <strong>DE</strong> DATERING VAN HET BOEK<br />

Wij ontmoeten de profeet Jona voor de eerste keer tijdens de regeringsperiode van<br />

koning Jerobeam II. In 2 Kon. 14:25 blijkt deze zoon van Amittai uit Gat-Hachefer<br />

de profeet te zijn die de grote uitbreiding van Israëls machtsgebied volgens de<br />

opdracht van God voorspeld heeft. Deze periode in de geschiedenis van het<br />

6<br />

Noordelijke Rijk is ongemeen voorspoedig gebleken. Van welke koning lezen we dat<br />

hij ruim veertig jaar regeerde? Hij bleek zelfs bij machte zijn rijk uit te breiden tot de<br />

grenzen die aan het koningschap van David doen denken. Luther 8 schrijft deze bloei<br />

op het conto van deze Jona, maar uit de verzen die volgen blijkt dat het de Here is<br />

die de ellende van het land ziet, want er is geen helper (vs. 26)<br />

Hoewel de Bijbel, door in 2 Kon. 14: 25 en Jona 1:1 dezelfde woorden te gebruiken,<br />

de profeet tweemaal op gelijke wijze benoemt, is deze identificatie verre van onom-<br />

streden. De link tussen deze twee passages wordt beschouwd als een der grootste<br />

problemen. 9 De historische Jona zou als hoofdpersoon model kunnen staan voor de<br />

onwillige profeet uit het verhaal dat Jona heet, omdat hij een onduidelijke figuur is,<br />

die daardoor niet in tegenstelling kan staan met bekendere voorgangers. 10 Hij zou<br />

een heilsprofeet zijn, die model stond voor een post-exilische vertelling 11 . Een latere<br />

auteur zou dit verhaal rond een obscure figuur uit vroeger tijd gevlochten hebben,<br />

die geschikt was als hoofdpersoon. 12 Soortgelijke redeneringen zijn bij velen terug te<br />

vinden. Omdat zij het boek als niet-historisch beschouwen, zien zij Jona als een<br />

figuur die gebruikt wordt als kapstok waaraan de auteur zijn verhaal heeft<br />

opgehangen. Zodoende wordt de passage uit 2 Koningen losgehaald van het boek<br />

Jona. Het moet geconstateerd worden dat zonder uitzondering alle critici zich van<br />

deze gedachte moeten bedienen. Maar de Bijbel mag voor zichzelf spreken en dient<br />

als eerste uitgangspunt geraadpleegd te worden. De Schrift waarschuwt ons er<br />

nergens voor twee personen abusievelijk door elkaar te halen. Sterker nog, de<br />

eerdergenoemde identieke beschrijving van Jona als de zoon van Amittai uit Gat-<br />

Hachefer is veelzeggend!<br />

8 Maarten Luther, Het boek Jona, p.43<br />

9 Payne, Jonah from the perspective of its audience, p.4, die hier Magonet citeert en hem bijvalt<br />

10 Good, Irony in the Old Testament, p. 42<br />

11 Kaiser, Wirklichkeit, Möglichkeit und Vorurteil, p. 93<br />

12 Smart, The book of Jonah, p. 872


7<br />

En wat te zeggen van de titel 'zijn knecht', een aanduiding die ook voor Mozes wordt<br />

gebruikt! 13<br />

In Bijbels spraakgebruik is een knecht een onderworpen, nederige en onvoorwaarde-<br />

lijk gehoorzame dienaar. Lezen we in 2 Koningen een karakterisering van Jona ná<br />

zijn avontuur in Ninevé? Heeft hij moeten leren om gehoorzaam een slechte<br />

boodschap aan de Ninevieten te brengen, waardoor hij geschikt gemaakt is om<br />

tegenover Jerobeam van goed nieuws te gewagen? Verklaart dit de toegevoegde titel<br />

'knecht' in 2 Kon. 14:25?<br />

Loskoppelen van de twee genoemde Jona's is voor de critici onontkoombaar, daar zij<br />

het boek Jona tot een niet-historisch literair genre bestempelen, zoals in het<br />

volgende hoofdstuk verder zal worden uitgewerkt.<br />

Is de Jona uit 2 Koningen dezelfde Jona uit het gelijknamige boek? De Bijbel spreekt<br />

dit nergens tegen. Onmiddellijk worden wij dan vervolgens geconfronteerd met de<br />

vraag of zijn belevenissen te dateren zijn gedurende de regeerperiode van Jerobeam<br />

II. Deze vraag moet noodzakelijkerwijs aandacht krijgen. De kwestie zou beduidend<br />

eenvoudiger op te lossen zijn geweest als de belevenissen van Jona terechtgekomen<br />

waren in het boek Koningen, zoals dat bijvoorbeeld bij de profeet Elia het geval is.<br />

Het zijn juist de vorm van het boek en zijn locatie in de canon die de zaak<br />

compliceren. Jona staat bij de profeten, maar profeteert nauwelijks! Zijn boodschap<br />

bestaat uit acht woorden, de overige woorden zijn verhalend.<br />

Biedt een studie van de historische achtergronden van Jerobeams regeerperiode<br />

voldoende plausibele aanwijzingen die een optreden van Jona in die tijd aannemelijk<br />

maken? Met andere woorden: in welke tijd hebben wij Jona's avonturen te dateren?<br />

Beschouwen wij de gegevens uit 2 Koningen van toepassing op de hoofdpersoon van<br />

het gelijknamige boek, dan trad Jona op in de periode van het koningschap van<br />

Jerobeam II, dat wordt gedateerd op 788 - 748 voor Chr.<br />

13 Maier, Der Prophet Jona, p. 28


Maier 14 toont omstandig aan, dat deze periode van bloei en de toenmalige<br />

8<br />

buitenlandse betrekkingen onder Jerobeam II een aannemelijke achtergond vormen<br />

voor de belevenissen van Jona in relatie tot de opdracht naar Ninevé te gaan. De<br />

eerste Assyrische overheerser die de Middellandse Zee bereikte, Tiglatpileser I (1116<br />

- 1077) en zijn opvolgers hielden vele landen in hun greep, waarbij zij gruwelen ten<br />

toon spreidden die elke beschrijving tarten en menig lezer tot afgrijzen brengen.<br />

Adadnirari III bericht in 806 zijn banier te hebben geplant in Syrië, Tyrus, Sidon,<br />

Israël, Edom en Filistea. Doch dan treedt een merkwaardige pauze in: tot aan het<br />

begin van de periode van Tiglatpileser III (746 - 727) hebben de landen aan de<br />

Middellandse Zee rust en lijkt Assyrië in een soort winterslaap te zijn geraakt. 15<br />

Maier ziet een sterk verband tussen deze episode en het optreden van de profeet<br />

Jona, als hij schrijft:<br />

Wir können die äusseren Umstände noch recht gut erkennen. Assyriën wird seit 782<br />

v.Chr. von schwächeren Königen regiert. Zum Niedergang seiner Macht tragen<br />

schreckiche Pestepidemien bei, die die Heer 765 und 759 heimbringen. Am 15. Juni<br />

763 findet eine totale Sonnenfinsternis statt. Alle diese Ereignisse wie auch das<br />

militärische Steckenbleiben gelten als Ausdruck göttlichen Zorns und Zeichen des<br />

Unglücks für das Königshaus. So gerät Assyrien in tiefe Verwirrung und Unruhe, bis<br />

dann im Gefolge einer Revolution Tiglatpileser III. 746 den Tron besteigt. 16<br />

Toch nemen weinigen hier genoegen mee. Maier mag dan tevreden zijn, vele<br />

anderen zijn dit allerminst! Hun bezwaren vallen hoofdzakelijk onder historische en<br />

linguïstische noemers. Ook de vorm van het boek noopt sommigen een late datering<br />

voor te staan, ondanks de klacht van Maier dat de historisch-kritische wetenschap er<br />

nooit aan toegekomen is te onderzoeken of Jona's tijd wel past in Jerobeams tijd,<br />

maar er direct van is uitgegaan dat dit niet het geval kan zijn. 17<br />

Wanneer wij spreken van de datering van het boek, moet er onderscheid gemaakt<br />

worden tussen de tijd waarin Jona zijn wedervaringen beleefde en de tijd waarin<br />

deze belevenissen hun schriftelijke neerslag kregen. Over dit laatste hoeft niet<br />

uitvoerig gedebatteerd te worden.<br />

14 Maier, Der Prophet Jona, p.23<br />

15 Maier, Der Prophet Jonah, p.24<br />

16 Maier, Der Prophet Jona, p. 25<br />

17 Maier, Der Prophet Jona, p. 22


Een geschiedenis behoeft niet per sé onbetrouwbaar te zijn wanneer deze pas later<br />

op schrift wordt gesteld. 18<br />

9<br />

Jona beleeft veel en profeteert weinig. Juist hierdoor lijkt hij een vreemde eend in de<br />

bijt van de twaalf kleine profeten. Een blik in de eerste hoofdstukken van Daniël laat<br />

echter zien dat een dergelijke vorm geen uitzondering is. 19 Veronderstellingen als zou<br />

Jona zich de omvang van de stad Ninevé en de naam van zijn koning niet meer her-<br />

inneren (Smart) worden in hoofdstuk 5 nader tegen het licht gehouden.<br />

18 Aalders, The problem of the book Jonah, p. 11<br />

19 Maier, Der Prophet Jonah, p. 22


10<br />

De cruciale vraag waarom gestreden wordt is: moet Jona pré- of postexilisch geda-<br />

teerd worden? Het is vooral de Sitz im Leben 20 van de postexilische joden die in Jona<br />

op de voorgrond treedt én door God afgewezen wordt. Het boek zou geschreven zijn<br />

als parabel om de postexilische bevolking een spiegel voor te houden inzake hun<br />

wraakgevoelens jegens vijandige volken en onder het volk een missionaire geest te<br />

doen ontwaken. 21<br />

Loretz paart een datering aan een theologische benadering van het begrip 'schuld' .<br />

De heersende opvattingen over persoonlijke en collectieve schuld zijn in de loop van<br />

Israëls geschiedenis verschoven. Ligt bij Mozes nog sterk de nadruk op collectieve<br />

schuld, bij Ezechiel wordt ieder mens persoonlijk verantwoordelijk gesteld. De ver-<br />

bondsopvatting zou hierdoor ruimer komen te liggen, een tendens die hij lokaliseert<br />

in de postexilische Midrashliteratuur en die een ruimere tolerantie ten opzichte van<br />

de heidenen laat zien. 22 En zo geraken we ongemerkt op het terrein van de<br />

interpretatie van het boek, waarvan Magonet zegt dat er geen enkele goede te<br />

definiëren is. 23 Harrison laat Kaufmann aan het woord, die niets wil hebben van<br />

ingewikkelde nationalistische elementen en de verhouding tussen joden en heidenen,<br />

maar het boek een moreel-ethische betekenis geeft, die universeel en niet<br />

tijdgebonden is: zonde, straf, berouw, vergeving. 24<br />

Pre-exilische profeten zouden op de wereld gericht zijn, hun postexilische collegae<br />

daarentegen meer op Israël (exclusivisme), waarvan Jona als exponent fungeert en<br />

in die rol een berisping ondergaat. 25<br />

Het is onomstotelijk waar dat een volk dat terugkeert uit een ballingschap en de<br />

zoektocht naar eigen wortels en identiteit eindelijk mag paren aan de wederopbouw<br />

van de eigen staat, de prioriteit eerder binnenshuis dan daarbuiten zal leggen. De<br />

ijver van Ezra en Nehemia is geen zendingsijver. Maar toch laat de Bijbel zien dat<br />

postexilisch jodendom geen patent mag claimen op exclusivisme en<br />

ultranationalisme! Deze tendensen vinden we reeds in de achtste eeuw, getuige de<br />

woorden van Jesaja 2:2, waar het exclusief de berg des Heren is die in het<br />

brandpunt van de wereld staat.<br />

Zij die het boek laat dateren komen gewoonlijk uit bij een periode tussen de 400 en<br />

20 Lacocque, The Jonah complex, p. 13<br />

21 Smart, The book of Jonah, p. 872 en vele anderen, waaronder Lacocque, Myers, Loretz<br />

22 Loretz, Herkunft und Sinn der Jona-Erzählung, p. 28<br />

23 Magonet, Form and meaning, p. 59<br />

24 Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 918<br />

25 Myers, Hosea - Joel - Amos - Obadiah - Jonah, p. 160-161


11<br />

200 jaar voor Chr. Evaluatie van deze opvating laat opnieuw zien dat de ene vraag<br />

beantwoorden het stellen van de volgende met zich meebrengt. Want wat doen wij<br />

dan met het gegeven dat Van Bruggen aanvoert, dat de canon van het Oude Testa-<br />

ment zo oud is als het jongste boek?<br />

En de veronderstelling dat het de Synode van Jabne was die de canon in zijn huidige<br />

vorm en omvang heeft samengesteld is verre van omstreden!<br />

Aan deze Synode van Jabne in de periode 70 - 100 na Chr. -zo die er geweest is en<br />

zo die een werkelijke synode was- mag niet de rol van een defintieve vaststelling van<br />

de canon toebedeeld worden. Men reageerde op de apocriefe geschriften en<br />

bevestigde wat er reeds lange tijd was: het Oude Testament in de ons bekende<br />

samenstelling, Jona incluis! 26 Want mag het waar zijn dat boeken als Prediker of<br />

Hooglied ooit ter discussie gestaan zouden hebben, van Jona wordt dit nergens<br />

gemeld!<br />

Linguïstische overwegingen spelen een erg belangrijke rol bij de datering. In de<br />

eerste plaats zijn er de hapax legomena, die zouden duiden op laat-Hebreeuws.<br />

Hierbij wijst men geregeld op de woorden 'prediking' (3:2) en 'gedenken' (1:6),<br />

woorden die uniek zijn in het Oude Testament. Aalders toont echter aan dat<br />

dergelijke woorden weliswaar tot het na-bijbelse Hebreeuws kunnen behoren, maar<br />

dat zij op etymologische gronden wel degelijk op het bijbelse Hebreeuws zijn terug<br />

te voeren. 27 Voorts zijn het de arameïsmen zoals 'zeelieden' (1:5), 'bevel' (3:7),<br />

'gedenken' (1:6), 'tot bedaren komen' (1:11,12) die menigeen ertoe brengt het boek<br />

op grond van deze Aramese invloeden laat te dateren. Een nauwgezette en<br />

uitvoerige studie van deze woorden valt buiten het bestek van dit werk, maar nu al is<br />

vast te stellen dat het verre van onomstreden is aan te nemen dat de aanwezigheid<br />

van arameïsmen tot eerdergenoemde stellingname moét leiden! Ten eerste weten we<br />

niet precies wanneer deze Aramese termen hun intrede in het Hebreeuws gemaakt<br />

hebben. 28 Voorts is het niet uit te sluiten dat een profeet uit Noord-Israël gebruik<br />

maakt van leenwoorden uit naburig gelegen landen. 29 Zelfs Loretz, die met zijn<br />

kritiek niet zuinig is, maant tot terughoudendheid een woord té snel een Aramese<br />

herkomst toe te dichten en voegt daar nog aan toe dat het Hebreeuws in Noord-<br />

26 Van Bruggen, Het lezen van de Bijbel, p. 167 - 174<br />

27 Aalders, The problem of the book Jonah, p. 9 - 10<br />

28 Aalders, The problem of the book Jonah, p. 9<br />

29 Maier, Der Prophet Jona, p. 18


Israël met zijn vele handelsbetrekkingen door Foenicische scheepvaart beïnvloed<br />

12<br />

geweest kan zijn. 30 Gaebelein vermeldt geschriften van 1400 - 1500 voor Chr. waarin<br />

reeds Aramese woorden opduiken. 31 Archer tenslotte vindt in arameïsmen geen<br />

grond voor late datering, want boeken als Haggaï, Zacharia en Maleachi, die wel<br />

postexilisch zijn, bevatten geen arameïsmen. 32<br />

De berichtgeving over de persoon Jona in het boek der Koningen sluit qua terminolo-<br />

gie goed aan bij de Jona die we tegenkomen als onwillige boodschapper van God<br />

wanneer Hij zijn knecht naar Ninevé dirigeert. De Schrift is kennelijk niet bang voor<br />

persoonsverwisseling! De seculiere geschiedschrijving bevestigt het Bijbelse bericht:<br />

Ninevé als exponent van een wreed volk heeft Jona niet erg weten te motiveren. De<br />

toenmalige toestand van deze stad, afgezet tegen de achtergrond van een periode<br />

van onrust en onheil, kon er voor zorgen dat de prediking ingang vond. De tijd van<br />

Jerobeam II past hier goed bij.<br />

Op grond van de liguïstische overwegingen blijkt het eveneens niet verdedigbaar te<br />

zijn het boek a priori laat te dateren. De argumenten die deze benadering schragen<br />

zijn niet toereikend en bovendien te weerleggen.<br />

Uiteraard wordt de datering door meer factoren bepaald. Deze zullen ook nog aan<br />

bod komen als we kijken naar de stad Ninevé en de vraag naar het gebruik van<br />

bronnen zullen onderzoeken.<br />

30 Loretz, Herkunft und Sinn der Jonah-Erzählung, p. 22 - 23<br />

31 Gaebelein, Four minor prophets, p. 61<br />

32 Archer, A survey of Old Testament introduction, p. 144 - 145


13<br />

2 HET LITERAIRE GENRE VAN HET BOEK<br />

Welke bejaardenverzorgster verwacht bij het betreden van een kamer in het<br />

zorgcentrum waar zij werkt een wolf in bed aan te treffen, die zich vruchteloos<br />

probeert uit te geven voor een hulpbehoevende grootmoeder, die het op het leven<br />

van een roodgemutst meisje voorzien heeft? Geen enkele. Want deze<br />

bejaardenverzorgster heeft al vroeg onderscheid leren maken tussen een sprookje en<br />

een historische gebeurtenis. Met andere woorden, zij is zich er terdege van bewust<br />

bij het lezen van een sprookjesboek met een ander literair genre in aanraking te zijn<br />

dan wanneer zij de krant leest. Verwisseling van deze twee is een kind niet kwalijk te<br />

nemen, maar zou een volwassene ertoe kunnen brengen de hernieuwing van het<br />

abonnement aan een ernstig beraad te onderwerpen.<br />

Zowel de wijze van benadering als de uitleg van het boek Jona wordt door de vraag<br />

omtrent het literaire genre al in een vroeg stadium beslist. De uitkomsten van deze<br />

verschillende visies zijn legio. Behalve enige mengvormen onderscheiden we in deze<br />

bonte verzameling drie hoofdstromingen, die we eerst de revue laten passeren alvo-<br />

rens ze aan een nadere beschouwing te onderwerpen.<br />

De allegorische benadering gaat er van uit dat het boek iets anders, iets diepers be-<br />

doelt dan er letterlijk staat, zonder dat de tekst van zichzelf verklaart deze beeld-<br />

spraak aan te willen duiden. Een bekend voorbeeld van een allegorie is het geraamte<br />

met de zeis in de hand als voorstelling van de dood. De vraag naar de historiciteit<br />

speelt in deze benadering een onbeduidende rol. Hoewel zij die het boek als allegorie<br />

willen zien gemene zaak maken met de grote groep exegeten die het boek als histo-<br />

risch verslag van de hand wijzen, vertegenwoordigt hun allegorische benadering een<br />

minderheid.<br />

De visie als zou Jona een parabel (gelijkenis) zijn mag zich verheugen in een grote<br />

populariteit. De auteur, zo stelt men, vertelt een zinnebeeldig verhaal waarmee hij<br />

een voorbeeld aandraagt waar vervolgens een les aan verbonden wordt. De<br />

veronderstelling dat het in het geval van Jona om een geconstrueerd verhaal zou<br />

gaan vindt zijn motivatie in de bijna onwerkelijke ingrediënten die de lezer<br />

voorgeschoteld krijgt. De vraag dringt zich echter wel op wélke les er door de<br />

verteller bedoeld wordt. Eenmaal gekozen voor deze benadering leeft men zich<br />

vervolgens uitbundig uit in het verklaren van deze parabel, op zoek naar de les. Het<br />

charisma dat hierbij door sommigen aan de dag wordt gelegd doet vermoeden dat


14<br />

men deze optie met beide handen aangrijpt en haar tot elke prijs wil verdedigen, al<br />

was het alleen maar om aan de historische benadering te kunnen ontkomen.<br />

De historische benadering tenslotte zet de pro's en contra's op een rijtje en verklaart<br />

tenslotte dat de tegenargumenten er niet per sé toe hoeven te leiden dat het boek<br />

als a-historisch moet worden gekwalificeerd.<br />

Welke benadering is de juiste? Door welke criteria moet de lezer zich laten leiden om<br />

tot zijn keuze te komen? En, heel belangrijk, waar haalt hij die criteria vandaan, uit<br />

de Schrift of daarbuiten?<br />

Aalders toont aan dat uit de vorm en de stijl van het boek zelf niet valt op te maken<br />

om welk genre het gaat. Op het eerste gezicht klinkt Jona hetzelfde als bijvoorbeeld<br />

de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Bovendien staat Jona tussen elf andere<br />

profeten en niet in de boeken Koningen of Kronieken, die wel historische gegevens<br />

willen leveren. 33 Hoewel Aalders geen conclusies ten aanzien van het genre wil voor-<br />

schrijven, wil hij zich wel in de discussie mengen. Voor hem is de allegorische<br />

benadering onhoudbaar, want allegorieën zijn kort en zij verklaren zichzelf. 34<br />

Gelijkenissen zijn doorgaans enkelvoudig, terwijl Jona meervoudig is en in<br />

tegenstelling tot andere gelijkenissen zichzelf niet verklaart. 35 Wie denkt dat de<br />

kwestie hiermee beslist is, wordt vervolgens geconfronteerd met de uitlatingen van<br />

de doorgaans orthodoxe Allen, die de argumenten van Aalders in de gelijkenissen<br />

van Jezus tegengesproken ziet. 36<br />

Aalders blijft stellig zowel de allegorische als de parabolische visie afwijzen. Hij ziet<br />

weliswaar een numeriek overwicht in het andere kamp, maar merkt scherp op dat<br />

ondanks het grote aantal voorstanders van de allegorische en parabolische zienswijze<br />

er geen twee interpretaties hetzelfde zijn! 37 Een verkenning van de historie van de<br />

exegese lijkt deze bevinding te rechtvaardigen. 38<br />

33 Aalders, The problem of the book Jonah, p.12<br />

34 Alders, Obadja en Jona, p.64-65<br />

35 Aalders, The problem of the book Jonah, p.13-14<br />

36 Allen, The books of Joel, Obadiah, Jonah and Micah, p. 178<br />

37 Aalders, The problem of the book Jonah, p.17<br />

38 zie verder hoofdstuk 4, De historie van de exegese in volgelvlucht


Anderen, zoals Henderson 39 en Gaebelein 40 scharen zich achter hem, zij het met<br />

andere argumenten. Waarom een parabel beginnen met 'Het woord des Heren<br />

15<br />

kwam tot Jona' als zo'n aanhef equivalenten heeft bij tal van andere profeten, wier<br />

werk doorgaans door niemand als allegorisch of parabolisch wordt gezien? Waarom<br />

heeft een parabel een historische persoon als Jona nodig en geen onbekende figuur?<br />

Parabels geven doorgaans weinig details, maar welk boek dat in tien minuten te<br />

lezen is, heeft zoveel inhoud en is zo logisch opgebouwd? Vragen die tot nadenken<br />

stemmen!<br />

Als het waar is wat Aalders verklaart en er uit het boek zelf geen conclusies ten aan-<br />

zien van het genre te trekken zijn, dan zou geen van de visies als enig juiste<br />

bestaansgrond hebben. En ... dan moeten de argumenten die tot een bepaalde visie<br />

leiden buiten het boek Jona zelf gevonden worden! De eerlijkheid gebiedt ons te<br />

zeggen, dat de Schriftkritiek vooral op grond van de (on)geloofwaardigheid van de<br />

beschrijvingen zich min of meer gedwongen ziet het boek als allegorisch of<br />

parabolisch te betitelen. In zijn standaardwerk somt Bewer tweeëntwintig bezwaren<br />

op tegen een historische benadering. "We are in wonderland" roept hij ons toe. Maar<br />

de Bijbellezer behoeft zich geen zorgen te maken als hij het volgende citaat maar in<br />

het achterhoofd houdt:<br />

All its strangeness disappears as soon as we put the story into the category in which<br />

it belongs. Than we give ourselves to the enjoyment of its beauty and submit to its<br />

teaching of a truth which is as vital and as much needed today as it was when it was<br />

first told. 41 (onderstreping door mij, HP)<br />

Deze stellingname verschaft een rationele uitweg uit de probleemgebieden, waar wij<br />

in hoofdstuk vijf op terug hopen te komen. Hierbij gebruikt men een bekende<br />

variant: het doet er eigenlijk niet toe of het boek een historisch verslag is, het gaat<br />

immers om de bedoeling van de schrijver. De volgende citaten laten duidelijk zien,<br />

dat met een beetje geven en nemen naar een standpunt wordt gezocht dat het boek<br />

Jona nog net buiten het oevre van de gebroeders Grimm houdt.<br />

39 Henderson, The twelve minor prophets, p.199-102<br />

40 Gaebelein, Obadiah, Jonah, Habakkuk and Haggai, p.64-66<br />

41 Bewer, A critical and exegetical commentary on Jonah, p. 3-4


16<br />

One can tell oneself a story, but not a parable. One cannot really do so just as one<br />

cannot really beat oneself at chess or fool oneself completely with a riddle one has<br />

just invented. It takes two to parable. 42<br />

By determining that the book of Jonah functions in its canonical context as a parable,<br />

the older impasse regarding the historicity of the story is bypassed as a theological<br />

issue. Because the book serves canonically in the role of of a parable, it is as theologically<br />

irrelevant to know its historicity as in the case of the Parable of the Good<br />

Samaritan. 43<br />

42 Lacocque, The Jonah complex, p.24<br />

43 Childs, The canonical shape of the book of Jonah, p. 127


17<br />

The subjectivity of the allegorical approach has unfortunately worked to its disadvantage,<br />

and it is not now favored bij modern scholars. There are no insuperable<br />

difficulties connected with the parabolic interpretation, which some Christian expositors<br />

regard as the most natural, in contrast with others who favor the traditional<br />

historical connotation. The choice, therefore, would seem to lie between the latter<br />

two. 44<br />

Allen poogt een brug te slaan tussen de historische en parabolische zienswijze, als hij<br />

verklaart dat achter elke parabel een oudere historische (!) figuur of gebeurtenis<br />

staat, die als ruw materiaal dient voor de schepping van iets nieuws. 45 Hoe ruw is<br />

dat materiaal dan? Wat werd bewerkt en wat bleef intact?<br />

Het is niet gemakkelijk een brug te slaan als beide partijen reeds verschillende<br />

bruggenhoofden gemetseld hebben!<br />

De orthodoxe visie, die zich wil beroepen op het getuigenis van de Schrift zelf, is veel<br />

meer bezig gebleven met het vergelijken van Jona met andere verhalen en gebeurte-<br />

nissen uit de Schrift. Hieruit concludeert men dat de Bijbel zelf geen aanleiding geeft<br />

tot een allegorische of parabolische benadering van het boek Jona. Het Oude Testa-<br />

ment bevat gelijkenissen, fabels en ander illustratief proza. Dit gaat echter steeds<br />

vergezeld van een bijbehorende leesregel: waar de Bijbel allegoriseert of<br />

gelijkenissen opvoert, valt dit uit de onmiddellijke context op te maken. Met Aalders<br />

kunnen we zeggen dat deze stijlfiguren bondig zijn, geen complexe thema's behelzen<br />

en onmiddellijk worden gevolgd door een uitleg of toepassing. Uit het zelfgetuigenis<br />

van de Schrift ontlenen wij dus geen motief om het boek Jona als een van deze<br />

stijlfiguren op te moeten vatten.<br />

Hoe komt de Schriftkritiek dan tot andere conclusies? Als er geen intern<br />

bewijsmateriaal voorhanden blijkt te zijn, dan heeft haar kritische benadering<br />

blijkbaar het genre reeds gedefinieerd voordat aan de uitleg begonnen werd. Maakt<br />

dat een keuze voor de allegorie of parabel niet op de voorhand reeds verdacht? Van<br />

Bruggen verwoordt dit angstige vermoeden zeer treffend als hij de benadering van<br />

de eerste hoofdstukken van Genesis onder de loep neemt. Een dergelijk voorbeeld<br />

van een hermeneutisch principe kan naar onze mening moeiteloos op de benadering<br />

van het boek Jona worden toegepast.<br />

44 Harrison, Introduction tot the Old Testament, p.914<br />

45 Allen, The books of Joel, Obadiah, Jonah and Micah, p. 179


18<br />

Wij krijgen dan bij Genesis 1 als leesregel mee dat het een kadervertelling is. Wat<br />

zijn kadervertellingen? Vertellingen waarvan wij op grond van de exegese vaststellen<br />

dat de auteur niet alles even letterlijk of op hetzelfde niveau heeft willen plaatsen,<br />

maar dat hij een hoeveelheid amorfe stof en informatie op een presenteerblad heeft<br />

gelegd van een moraal of vertelschema. Het woord kadervertelling zou bij Genesis 1<br />

als conclusie uit de exegese kunnen komen, maar het kan nooit van tevoren worden<br />

opgelegd. 46 (onderstreepte delen door mij, HP)<br />

Het vertelschema en de moraal gaan altijd aan de gelijkenis of allegorie vooraf. De<br />

auteur wil iets overbrengen en rangschikt (creëert) daartoe zijn vertelstof. Mag dit<br />

oogmerk aan de auteur van het boek Jona worden toegedicht?<br />

Bij een historie staan de gegevens niet vooraf ter beschikking. De geschiedenis mag<br />

verklaard, maar nimmer vooraf gerangschikt worden. Wie dit wel doet laat de<br />

historie buikspreken en maakt zich daarmee schuldig aan geschiedvervalsing! Het is<br />

echter de ongeloofwaardigheid van Jona's belevenissen die de Schriftkritiek tot<br />

vooringenomenheid dwingt. Wat Jona meemaakt is zó buitengewoon dat het gewoon<br />

niet echt gebeurd kán zijn. De schrijver zal wel iets anders bedoeld hebben.<br />

Als hij een les wil doorgeven maakt het verder niet meer uit hóe en wat hij schrijft.<br />

De vraag naar de historiciteit is daarmee volkomen irrelevant geworden. Wat<br />

overblijft is een knap geconstrueerd verhaal waar iedereen naar hartenlust uit mag<br />

halen wat hij of zij denkt dat er in zit.<br />

Natuurlijk is het waar dat historische beschrijvingen didactische doelen kunnen<br />

dienen. 47 Men lette evenwel op de volgorde! Maar dat de parabolische beschouwing<br />

van het boek Jona de Bijbel niet in diskrediet zou brengen 48 kunnen wij niet<br />

beamen.<br />

Deze korting valt maar al te vaak te hoog uit, waardoor het eindsaldo van de zeg-<br />

gingskracht onaangenaam slinkt. Lering trekken uit een gebeurtenis is iets heel<br />

anders dan iets willen leren en daar een gebeurtenis bij componeren! Iedere keuze<br />

heeft zo zijn prijs. Een goed voorbeeld hiervan is de uitspraak van Payne die dit heel<br />

scherp ziet, als hij schrijft dat de allegorische interpretatie de historische figuur uit<br />

2 Kon.14:25 moet loskoppelen van de hoofdpersoon van het boek. 49<br />

Concluderend mogen we vaststellen dat we het boek Jona geen geweld aandoen als<br />

wij het definitieve oordeel over het literaire genre nog een moment opschorten.<br />

46 Van Bruggen, Het lezen van de Bijbel, p. 23<br />

47 Ridderbos, De kleine profeten, tweede deel, p. 28<br />

48 Smart, The book of Jonah, p. 871<br />

49 Payne, Jonah from the perspective of its audience, p. 4


Dat moment kan daar zijn wanneer wij het gehele boek in zijn samenhang en de<br />

daarbij behorende probleemgebieden in ogenschouw genomen hebben.<br />

19<br />

Onze bejaardenverzorgster die we bij de introductie van dit hoofdstuk ontmoetten zal<br />

wel goed weten wanneer zij een sprookjesboek of een dagblad leest. Mocht zij van<br />

verbazing over het gelezene toch nog aan het twijfelen slaan, dan hoeft zij slechts<br />

het titelblad te herlezen. Zo handelend geeft zij er dus blijk van leesregels te kennen<br />

en te weten hoe deze toe te passen. Zo gebruikt helpen leesregels onjuiste<br />

interpretaties te voorkomen.<br />

De redenen waarmee de Schriftkritiek conclusies onderbouwt komen doorgaans niet<br />

uit de Schrift zelf, maar worden gevoed door andere overwegingen, die op hun beurt<br />

leiden tot het op voorhand vaststellen van het genre.<br />

Déze leesregel maakt een verantwoorde exegetische benadering moeilijk, zo niet<br />

onmogelijk. Op die manier aangewend zijn leesregels geen hulp, maar een belemme-<br />

ring!<br />

Veiliger lijkt het als we ons voorlopig beperken tot het getuigenis van de Schrift zelf.<br />

Die Schrift kondigt het boek niet anders aan dan de belevenissen van een onwillige<br />

profeet, die ongelofelijke dingen meemaakt om uiteindelijk iets meer van de<br />

veelkleurigheid van Gods karakter te ervaren.<br />

Op grond van deze afweging is er vooralsnog niets wat ons dwingt het boek Jona te<br />

zien als een allegorie of een parabel. Want deze bevinding behoort het resultaat en<br />

niet de voorwaarde van de exegese te zijn.<br />

Jona kan en mag wél gezien worden als een type, zoals Adam en David dat ook zijn.<br />

Jona's houding kan model staan voor andere gelovigen. Maar ook zijn boodschap en<br />

het verblijf in de vis worden met name in het Nieuwe Testament als illustratief<br />

gekenschetst, waardoor het boek als historie tegelijkertijd een overdrachtelijk<br />

karakter krijgt.<br />

Tenslotte nog dit. De vraag naar het genre kan tevens de kwestie inhouden of we te<br />

maken hebben met een autobiografisch werk. Is Jona de auteur van dit boek?<br />

Hoewel deze vraag interessant is, zeker tegen het licht van de psalm in hoofdstuk<br />

twee, is de uitkomst ervan in strikte zin niet van invloed op de vraagstelling van deze<br />

verhandeling. Bij een boek als dit (evenals bijvoorbeeld de boeken Job of Ruth) staat<br />

of valt de historiciteit niet met het auteurschap. Het is om deze reden dat de<br />

behandeling van het auteurschap in dit bestek buiten beschouwing is gelaten.


3 IS ER GEBRUIK GEMAAKT VAN VERSCHILLEN<strong>DE</strong> BRONNEN?<br />

Mensen die een bijzondere prestatie leveren of een hoofdrol in de geschiedenis<br />

20<br />

vervullen en zodoende tot de verbeelding spreken raken naarmate zij beroemder of<br />

ouder worden nogal eens omgeven door allerlei mythen. Een kijkje in de<br />

tijdschriftenkiosk laat zien dat een niet onaanzienlijk deel van het schrijversgilde aan<br />

dit fenomeen een goede boterham te danken heeft. Zelfs grote delen van de Bijbel<br />

hebben volgens een man als Bultmann een dergelijke ballast meegekregen. Van<br />

iemand kunnen fantastische dingen verteld worden waar een kern van waarheid in<br />

schuil kan gaan, mits de mythe die eromheen ontstaan is geëlimineerd wordt.<br />

Ook Jona is zo'n man die bij een grote groep mensen tot de verbeelding blijft<br />

spreken. Hij behoort ongetwijfeld tot de bekendste figuren uit het Oude Testament.<br />

Loopt hij hiermee een evengrote kans het voorwerp van mythevorming te worden?<br />

Hij zou in ieder geval niet de eerste zijn! Zo kennen we naast het verslag van de<br />

zondvloed tal van parallelle verhalen, waaronder het Gilgamesh-epos de belangrijkste<br />

plaats inneemt. Doet een dergelijk verschijnsel zich ook bij Jona voor? Met andere<br />

woorden, zijn de belevenissen van Jona te herleiden tot of te vergelijken met andere<br />

mythen uit diezelfde periode? Heeft een verteller dan overleveringsstof bewerkt?<br />

Ja! zegt Ellicott en hij is niet alleen. Jona's verhaal heeft sterke gelijkenissen met de<br />

avonturen van Hessione en Hercules die afkomstig zijn uit de Griekse mythologie.<br />

Bovendien vertoont het frappante overeenkomsten met de mythe van Andromeda,<br />

die door Perseus gered wordt. In beide gevallen gaat het om een mooi meisje, dat<br />

als voedsel dreigt te gaan dienen voor een zeemonster, dat door Poseidon in een<br />

vloedgolf gestuurd wordt. De held echter bevrijdt het meisje door het zeemonster te<br />

verslaan.<br />

Two classical myths have been by various critics brought into connection with the<br />

story of Jonah, that of Hessione who was chained to a rock as food for a seamonster,<br />

and was delivered by Hercules, and that of Andromeda saved by Perseus<br />

from a similar fate. The latter is locally connected with Joppa. A Babylonian myth, in<br />

which the name Oannes, supposed to be cognate with Jonah, occurs, has also been<br />

adduced. 50<br />

Dergelijk vermeend bronnengebruik zou de Bijbelse berichten rond Jona natuurlijk in<br />

een heel ander daglicht plaatsen. Toch blijken de overeenkomsten minder groot te<br />

zijn dan zij op het eerste gezicht toeschijnen. Waar mythische figuren zichzelf of<br />

50 Ellicott, Jonah, p. 485


21<br />

elkaar bevrijden is het de God van Israël die Jona door middel van een zeemonster<br />

de reddende hand toesteekt. Bovendien is het maar de vraag wie er eerder was, de<br />

mythe of Jona! Gaebelein wacht dit antwoord niet af en stelt onomwonden:<br />

To summarize such stories answers the claims that the narrative of Jonah is derived<br />

from them. They are far removed from the character of the Scripture record.<br />

Moreover, they postdate the prophecy. 51<br />

Voor Ellicott en de zijnen geldt: wie kaatst kan de bal verwachten, of: alles wat u<br />

zegt kan tegen u gebruikt worden. De buitenbijbelse bronnen zijn van een latere<br />

datering dan Jona 52 , vooropgesteld dat wij een datering volgens 2 Kon. 14:25<br />

aanhouden.<br />

Dan lijkt het aannemelijker te veronderstellen dat het boek Jona niet het product<br />

maar de leverancier van een aantal andere mythen is geweest.<br />

Verder blijkt dat de punten van overeenkomst zo klein zijn, dat er geen conclusies<br />

aan verbonden mogen worden. 53 Zelfs Feuillet, een voorstander van de parabolische<br />

benadering, is de mening toegedaan dat de auteur van Jona geen gebruik heeft ge-<br />

maakt van buitenbijbelse bronnen. Hij wordt geciteerd door Harrison, die hier zelf<br />

nog aan toevoegt dat het verre van zeker is of de auteur van het boek überhaupt<br />

bekend was met dergelijke mythen. 54 Zolang die zekerheid ontbreekt komen we aan<br />

de vraag of de auteur de mythologie nodig had, nog niet eens toe.<br />

Behalve het hierboven vermelde bronnengebruik wordt door sommigen geopperd dat<br />

de Bijbel zelf in meer of mindere mate als bron heeft gefungeerd bij de totstandko-<br />

ming van het boek. 55 In zijn omvangrijke werk presenteert Lacocque een forse lijst<br />

met overeenkomsten tussen Jona en andere profeten. 56 Wat hierbij vooral opvalt is<br />

dat parallel en 'plagiaat' slechts verdedigbaar zijn als uitgegaan wordt van een<br />

postexilische datering! Bovendien worden de overeenkomsten nogal eens 'ingelezen'.<br />

Een goed voorbeeld hiervan is de veronderstelling van Lacocque dat Jona gebruik<br />

maakt van Ezechiël. In Ez. 26-28 wordt de val van Tyrus voorspeld door middel van<br />

een allegorie van een prachtig schip dat vergaat 'in het midden der zee' (Ez. 27:26)<br />

51<br />

Gaebelein, Four minor prophets, p. 134-135<br />

52<br />

Maier, Der Prophet Jona, p. 20<br />

53<br />

Aalders, The problem of the book Jonah, p. 11<br />

54<br />

Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 910<br />

55<br />

Dit standpunt wordt gehuldigd door onder meer Magonet, Lacocque, Ellicott, Smart, Levine en<br />

Keil<br />

56 Lacocque, The Jonah complex, p. 9-11


22<br />

Dit roept echter meer vragen dan antwoorden op! Zowel Jona als het schip waar hij<br />

mee reisde vergingen niet.<br />

Ninevé wordt door Gods genade gespaard, terwijl van het schip (als beeld van Tyrus)<br />

gezegd wordt: verdwenen zijt gij - voor altijd! (Ez. 28:19)<br />

De profeet Joël wordt ook wel genoemd als leverancier van materiaal voor het boek<br />

Jona, maar omdat de datering van Joël moeilijk exact weer te geven is, is niet vast te<br />

stellen of Joël Jona gebruikt of andersom. 57 Overeenkomsten zijn ogenschijnlijk,<br />

nadere bestudering leidt tot het maken van groot onderscheid. 58 De conclusie van<br />

Payne lijkt daarom gerechtvaardigd als hij schrijft:<br />

There is no agreement as to the literary parallel to, or literary source of, the book of<br />

Jonah. 59<br />

Waar er in bredere zin wel overeenkomsten waarneembaar zijn behoeft dit nog niet<br />

te betekenen dat er literaire afhankelijkheid in het spel is. Meerdere profeten kunnen<br />

immers in dezelfde traditie staan en God kan meedere profeten dezelfde soort bood-<br />

schap geven. 60<br />

Het vertrouwen in de eenheid van het boek is lang niet iedereen gegeven. Op een<br />

originele manier suggereert Deely een briefwisseling tussen auteur en uitgever van<br />

het boek, om aan te tonen dat er veel redactiewerk verricht moet zijn om tot het<br />

boek in zijn huidige vorm te kunnen komen. 61 Behalve dat het een aangenaam stuk<br />

is om te lezen maakt het duidelijk dat de eenheid lang niet voor iedereen vaststaat.<br />

Childs is de mening toegedaan dat aan de eenheid sterk vasthouden kan worden,<br />

maar dat er wel een proces van totstandkoming geweest moet zijn. 62<br />

57 Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 917<br />

58 Aalders, The problem of the book Jonah, p. 17-20<br />

59 Payne, Jonah from the perspective of its audience, p. 9<br />

60<br />

Maier, Der Prophet Jona, p. 21<br />

61<br />

Deely, The shaping of Jonah<br />

62<br />

Childs, The canonical shape of the book of Jonah, p. 122, 127


23<br />

Een andere grote splijtzwam in de discussies omtrent eenheid wordt gevormd door<br />

het tweede hoofdstuk, waar Jona vanuit het ingewand van het zeemonster een<br />

gebed uitspreekt (door de meesten een psalm genoemd). Hoe kun je nog duidelijker<br />

maken dat je vindt dat deze psalm er niet bijhoort dan te verklaren dat het boek<br />

rustig zonder zou kunnen omdat er geen enkel (!) raakvlak met de rest van het boek<br />

bestaat? 63 Het is natuurlijk ook opvallend dat een profeet dergelijke woorden spreekt<br />

vanuit het ingewand van een zeemonster, nadat hij de verdrinkingsdood nabij<br />

geweest is. De verklaring dat de psalm later is toegevoegd lijkt op het eerste gezicht<br />

een logische veronderstelling.<br />

Maar hoe kritisch er ook tegen het boek Jona als geheel aangekeken wordt, de meer-<br />

derheid van de critici houdt vast aan de authenticiteit van de psalm! Tot de minder-<br />

heid behoort Good, die de aanwezigheid van de psalm in het boek niet wil betwisten,<br />

maar dan alleen als latere toevoeging. Hij schrijft:<br />

The psalm is a prayer of thanksgiving for deliverance from trouble and the image of<br />

drowning (cf. especially vs. 3 and 5) gives it a superficial justification for being<br />

inserted 64 (onderstreping door mij, HP)<br />

Magonet, die blijkens de omvang van zijn studie een zekere grondigheid niet ontzegd<br />

kan worden, is een andere mening toegedaan en verklaart:<br />

The general consensus that the "psalm" is an addition, together with its similarity to<br />

others, have distracted attention from its unique characteristics. A close reading of<br />

the text reveals certain stylistic features which it has in common with the narrative<br />

parts of the book, and which distinguish it in significant ways from other<br />

thanksgiving psalms.<br />

We have demonstrated through stylistic and thematic analogies, as well as the use of<br />

key words, that the "psalm" was also composed by the author of the book and<br />

included by him. 65<br />

Magonet vindt Maier aan zijn zijde, die betoogt dat het boek nooit zonder de psalm is<br />

aangetroffen. 66<br />

Verwarring bestaat er nog wel over de plaats van de psalm in het hoofdstuk. Is deze<br />

direct na vers 1, dan is het een gebed om hulp. Laten we de psalm echter volgen op<br />

vers 10, dan is het een dankpsalm. Bewer steunt de tweede optie, want dan hoeft<br />

63 Smart, The book of Jonah, p. 874<br />

64 Good, Irony in the Old Testament, p. 54<br />

65 Magonet, Form and meaning, p. 40 en 54


24<br />

de psalm niet van de auteur van Jona afkomstig te zijn op grond van het ontbreken<br />

van directe toespelingen op het zeemonster. 67 Aalders beschouwt het gebed als een<br />

dankgebed dat tóch vooraan geplaatst mag worden, want de dankbaarheid van Jona<br />

valt in de eerste plaats te verklaren uit het feit dat hij niet verdronken is! 68<br />

Wie de een of andere redacteur ervan verdenkt de psalm veel later te hebben toege-<br />

voegd motiveert dit meestal op de afwezigheid van directe verwijzingen naar het<br />

verblijf in het zeemonster. Hier is echter een hele plausible verklaring voor.<br />

66 Maier, Der Prophet Jona, p. 15<br />

67 Bewer, A critical and exegetical commentary on Jonah, p. 22<br />

68 Aalders, The problem of the book Jonah, p. 22


Een redacteur had, om een zo organisch mogelijke aansluiting bij de rest van het<br />

25<br />

boek te waarborgen, éxpliciet naar het zeewezen moeten verwijzen. 69 Voor Jona, bij<br />

wie het gebed en het verblijf in het zeewezen synchroon lopen, is die noodzaak niet<br />

aanwezig, hij hoeft slechts te volstaan met ímpliciete toespelingen. 70<br />

Concluderend stellen wij met Harrison vast, dat wie de authenticiteit van de psalm<br />

wil ontkennen, met betere bewijzen zal moeten komen. 71<br />

Nu wij hebben vastgesteld dat de psalm een onvervreemdbaar onderdeel van het<br />

boek vormt, is het vervolgens interessant de inhoud ervan te determineren. Dat de<br />

psalm gedeeltelijk of zelfs geheel bestaat uit aanhalingen uit het boek van de<br />

Psalmen wordt door vrijwel alle partijen beaamd. 72 We belanden hier bij wel een<br />

markant verschil met het overige bronnengebruik. Want al zou, gelijk we eerder<br />

vaststelden, het gebruik van buitenbijbelse bronnen de historiciteit van het boek<br />

Jona in diskrediet bren-gen, dan geldt dit echter niet voor de parallellen tussen het<br />

boek van de Psalmen en de woorden van Jona in hoofdstuk twee. Wat er met en<br />

rond Jona in historische zin gebeurde had geen enkel precedent. De poëzie van<br />

David en andere psalmdichters staat echter vrijelijk ter beschikking aan een ieder die<br />

woorden zoekt bij het spreken tot de Here God. Gedachten zijn vrij. Een Israëlitische<br />

Jona, opgevoed in traditie en geschiedenis, zal ongetwijfeld kennis gehad hebben<br />

van het taalgebruik van de psalmdichters. Dat hij in zulke benarde omstandigheden<br />

tot een dergelijke poëtische inspanning in staat is behoeft geen bevreemding.<br />

Mensen die de verdrinking nabij geweest zijn kunnen met de dood voor ogen<br />

buitengewone hersenactiviteit ervaren. 73 Het valt moeilijk te ontkennen dat het<br />

gebed van Jona sterke overeenkomsten heeft met het spraakgebruik van de<br />

Psalmen. Hierbij is te denken aan het metaforisch spraakgebruik en vormen van<br />

parallellismen. Tevens herkennen we bepaalde thema's, zoals doodsnood, angst,<br />

lofprijzing, dankbaarheid en het doen van geloften. Waarom zouden die Jona niet in<br />

gedachten gekomen kunnen zijn, net als wij in onze diepste uitingen naar God toe<br />

ons van dezelfde termen kunnen bedienen? Keil spreekt van 'Jona's herinneringen' 74 ,<br />

een term die goed weergeeft wat er zich in het stormachtige gemoed van de profeet<br />

heeft kunnen afspelen.<br />

69<br />

Aalders, The problem of the book Jonah, p. 21<br />

70<br />

Aalders, Obadja en Jona, p. 69<br />

71<br />

Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 915<br />

72<br />

Deze opvatting vinden we bij Magonet, Ellicott, Myers, Levine, Harrison en Keil<br />

73 Gaebelein, Four minor prophets, p. 88<br />

74 Keil, Commentary on the Old Testament, p. 381


26<br />

Kortom, Jona heeft in het citeren van bij hem bekende strofen hulp gevonden bij het<br />

verwoorden van zijn gevoelens en dat doet op geen enkele manier afbreuk aan de<br />

legitieme plaats die de psalm in hoofdstuk twee inneemt.<br />

Op grond van de aantoonbare verschillen met buitenbijbelse bronnen en onbeant-<br />

woorde vragen rond de datering van overige bijbelse bronnen kunnen we vaststellen<br />

dat de auteur van het boek Jona bij het op schrift stellen van zijn werk niet<br />

afhankelijk is geweest van deze bronnen. Het gebed van de profeet vormt een<br />

organisch geheel met het boek en wekt niet de indruk in een veel later stadium door<br />

een redacteur te zijn toegevoegd. Dat delen van dit gebed sterke overeenkomsten<br />

met de taal van de Psalmen hebben, behoeft niet te duiden op afhankelijkheid. We<br />

zouden hoogstens kunnen spreken van vruchtgebruik.


27<br />

4 <strong>DE</strong> HISTORIE VAN <strong>DE</strong> EXEGESE IN VOLGELVLUCHT<br />

De uiteenlopende opvattingen over het genre, die we in een vorig hoofdstuk<br />

signaleerden, zijn natuurlijk in hoge mate de trendsetters voor wat volgen gaat: de<br />

exegese. Zoveel voorbeschouwingen, zoveel uitleggingen. Wie naar Moskou vliegt,<br />

zal tevergeefs uit het raam turen om het Vrijheidsbeeld te kunnen fotograferen!<br />

Iemands reis-doel wordt immers al bij het inchecken bepaald.<br />

Met een variant op de woorden van Godfried Bomans mogen we aannemen dat een<br />

niet gering deel van de hemelse blijdschap hierin zal bestaan dat engelen, die onge-<br />

twijfeld geabonneerd zijn op alle commentaren en theologische tijdschriften, bij het<br />

lezen ervan zich uitbundig zullen amuseren met de uitleg die de mensen door alle<br />

tijden heen aan de Schrift gegeven hebben.<br />

De verkenning van de exegese van het boek Jona mag hiervan een sprekend voor-<br />

beeld zijn. Voor hen die ons ervan verdenken te chargeren volgen hier enkele<br />

citaten. Wat te denken van de Freudiaanse, psychoanalytische exegese van Hyman<br />

Fingert?<br />

But, it is Hyman Fingert who presents the first detailed Freudian analysis of the<br />

prophet's inner anguish. Fingert sees Jonah's character and behaviour as revealing<br />

an emotionally disturbed person who actually lived centuries ago. The main theme of<br />

this historical parable is that Jonah is angry at his mother for preferring his father<br />

over him. This injustice could be the wickedness of Nineveh that Jonah feels called<br />

upon to denounce. At this point, the prophet of the story receives from his Ego the<br />

command to rebel against his parents' preference for each other. The saving of<br />

Nineveh symbolizes his renunciation of his sexual longing and wishes for the mother<br />

and her destruction.<br />

En over de worm:<br />

It seems indicated that the worm responsible for the gourd's destruction represents<br />

Jonah's fantasy of the destructiveness of the penis in intercourse ... 75<br />

Natuurlijk hebben we hier met een excessieve uitleg van doen. Maar het is er een!<br />

Het historische overzicht zal tonen dat dit niet altijd het geval is geweest.<br />

75 Lacocque, The Jonah complex p. 26 (Lacocque citeert hier uitspraken uit Hyman Fingert's werk,<br />

waarvan ik de gegevens niet heb weten te achterhalen - HP)<br />

Nu begrijpen we nog minder Jona's woede over de teloorgang van zijn schaduwboom. Waarom<br />

heeft hij geen rekening willen houden met de belangen van de moderne zielkunde? Het is maar<br />

gelukkig dat de worm zijn taak niet uit de weg gegaan is. Dit nijvere diertje heeft blijkbaar vooruit<br />

geweten dat door zijn vernielzucht de psychoanalytische literatuur zich in een groeiende populariteit<br />

mocht gaan verheugen!


28<br />

Dit overzicht moet dicht bij huis beginnen. Hoe keken Jona's volksgenoten, de joden,<br />

tegen het boek aan? Als een opsomming van feiten, zegt Aalders. ("a record of real<br />

historical events") 76 Flavius Josephus neemt de inhoud van het boek op in zijn<br />

Antiquities. Aalders zegt hierover:<br />

Though we may have good reason to question the actual value of his historical<br />

accuracy, there is no doubt that he voices the view of his people 77 (onderstreping<br />

door mij, HP)<br />

Ellul verwijst drie keer naar de joodse opvattingen over het boek. Zij bezaten volgens<br />

hem vele soortgelijke werken, die niet in de canon zijn terechtgekomen. Zij hebben<br />

het boek Jona om mysterieuze redenen die zij zelf niet hebben begrepen in de canon<br />

gevoegd. Zij accepteerden profetie niet op grond van ratio maar van geloof. 78<br />

Afgezien van de discutabele terminologie die Ellul hier gebruikt (alsof het alleen de<br />

selecterende arbeid van de joden was die uiteindelijk bepaald heeft wat in de canon<br />

mocht terechtkomen) toont dit wel aan dat het volk dat heel dicht bij de bron staat<br />

het water blijkbaar geschikt acht voor consumptie. Harrison onderstreept dit door te<br />

zeggen:<br />

Early critics of the modern school such as Winkler and Cheyne denied that the Jonah<br />

of the prophecy was the same individual as the one mentioned in 2 Kings 14:25.<br />

Such a circumstance, however, is extremely improbable in view of the tenacity of the<br />

ancient traditions with respect to Jonah as a prophet. 79<br />

Het is daarom des te frappanter dat het rond de Middeleeuwen juist de joodse<br />

exegeten zijn die hun vraagtekens bij het boek gaan plaatsen, zich openbarend in<br />

voorzich-tige stappen in de richting van allegorische interpretaties. 80 Maar voordien<br />

heeft de exegese van het boek al een bewogen leven achter de rug! Reeds rond het<br />

jaar 400 bericht de bekende kerkleraar Hiëronymus:<br />

Ich weiss, dass alte Kirchenmänner, griechische wie lateinische, über dieses Buch viel<br />

gesagt haben, und dass die Aussagen durch die vielen Erörterungen weniger erhallt<br />

als vielmehr verdunkelt worden sind, so dass ihr Kommentar selbst wieder einen<br />

Kommentar nötig hat, und der Leser von ihnen viel unsicherer scheidet, als er war,<br />

bevor er darin las. 81<br />

76 Aalders, The problem of the book of Jonah, p. 26<br />

77 Aalders, The problem of the book of Jonah, p. 27<br />

78 Ellul, The judgement of Jonah, p. 11, 14 -15<br />

79 Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 905<br />

80 Maier, Der Prophet Jona, p. 14<br />

81 Maier, Der Prophet Jona, p. 13


Over de uitleg die Luther aan het boek gegeven heeft zijn de meningen verdeeld.<br />

29<br />

Volgens Allen twijfelde Luther aan de historiciteit. 82 Verifiëring van deze opvatting bij<br />

Luther zelf laat het tegengestelde zien. 83 Vermoedelijk is Allen op het verkeerde<br />

been gezet doordat Luther een uitgebreide, maar liefst drievoudige allegorische<br />

exegese geeft. Maar daardoor hoeft Luther de historische benadering nog geen<br />

vaarwel gezegd te hebben! Bovendien slaat hij de typologische benadering hoger<br />

aan dan de alle-gorische.<br />

Wat zich sedert de Middeleeuwen schoorvoetend aankondigde raakte in een stroom-<br />

versnelling met de komst van de Verlichting. Hoewel deze stroming op verschillende<br />

plaatsen zich onder gelijkluidende termen manifesteert (Aufklärung, Enlightenment)<br />

en er desondanks wel wat accentverschillen aan te wijzen zijn, is het resultaat ervan<br />

voor de benadering en exegese van de Bijbel als geheel en het boek Jona in het<br />

bijzonder van een invloed die niet gemakkelijk te overschatten is. Met de komst van<br />

de Verlichting wilde de mensheid zich bevrijden van de beklemmingen die zij zich<br />

door de kerk opgelegd voelde. Dit Verlichtingsdenken introduceerde the axiom of<br />

free inquiry. 84 Het thomisme, dat het onderscheid tussen natuur en genade had<br />

aangebracht, heeft dit Verlichtingsdenken reeds in de kiem met zich meegedragen.<br />

De bekende denker Thomas van Aquino ging er van uit dat het menselijke bestaan<br />

door de zondeval aan het verderf onderhevig werd, met uitzondering van het<br />

verstand, wat geheel intact bleef. Dit menselijk verstand bezit zodoende een<br />

autonomie op het gebied van de natuur, zodat het in staat is bij haar eigen licht de<br />

natuurlijke waarheden uit de geschapen werkelijkheid te herleiden. 85 De weg kwam<br />

vervolgens open te liggen voor een onderscheid dat de scholastiek maakte tussen<br />

een natuurlijke en een bovennatuurlijke theologie. Volgens die natuurlijke theologie<br />

moet alles wetenschappelijk bewezen kunnen worden en kan er een beroep gedaan<br />

worden op de autonome rede, zonder dat er geloof verondersteld wordt. Dit geloof<br />

heerst slechts over het terrein van het bovennatuurlijke, de genade.<br />

De Verlichting heeft er zodoende toe bijgedragen dat dit menselijke verstand zich<br />

lós van Bijbel en religie is gaan bezighouden met de bestudering van de<br />

82<br />

Allen, The books of Joel, Obadiah, Jonah and Micah, NICOT, p. 178<br />

83<br />

Luther, Het boek Jona, vertaald en ingeleid door Drs. K. Exalto, p. 29<br />

84<br />

Keil, Commentary on the Old Testament vol. X, p. 383<br />

85<br />

Ouweneel, Christian Doctrine, The external prolegomena, Vol. 1, (manuscript zonder paginering)


30<br />

werkelijkheid. Het was de Bijbel niet langer gegeven om bindende uitspraken te doen<br />

over mens, samenleving en wetenschapsbeoefening.<br />

Met andere woorden, het verstand (de ratio of rede) werd in toenemende mate<br />

beschouwd als zijnde autonoom! Ook de studie van de Bijbel ondervond hiervan<br />

weldra de 'zegeningen'. Een van de vruchten van dit autonome denken in de<br />

Bijbelwetenschap vinden we bij de zogenaamde historisch-kritische methode. Het<br />

behoeft geen bevreemding dat de gevolgen van de uitgangspunten van de<br />

natuurlijke theologie rampzalig bleken te zijn voor het boek Jona! Wat dit<br />

Verlichtingsdenken te verwijten valt, is, dat men niet tot uitgangspunt heeft gekozen:<br />

'wat hebben we nu voor nieuwe en verrijkende inzichten gekregen!' maar: 'waar<br />

kunnen we ons van bevrijden?' 86<br />

De gevolgen van deze bevrijding lieten niet lang op zich wachten. De<br />

(veronderstelde) autonome rede kreeg de functie van een scalpel, waarmee de<br />

wetenschap ieder Schriftgedeelte zorgvuldig ontleedde, teneinde zich te kunnen<br />

ontdoen van alles wat niet rationeel aanvaardbaar was. Voor de traditionele<br />

Schriftverklaring leek het steeds meer een kwestie te worden van 'sauve-qui-peut'.<br />

Polarisering was het gevolg.<br />

Is het de theologie kwalijk te nemen dat men zulk Verlichtingsdenken zo innig om-<br />

armd heeft? Een interessant antwoord op deze vraag wordt door Bickermann als<br />

volgt verwoord wanneer hij spreekt over de relatie tussen de joodse en christelijke<br />

uitleggers:<br />

Protestant theologians could not get away from the problem so easily. Their faith<br />

was based on the testimony of Scripture which includes both the Old and the New<br />

Testament, they had to explain before the tribunal of reason why they followed Jesus<br />

and forsook Moses. Thus, the German theologians had to disparage the Old<br />

Testament as incompatible with the religion of reason, to make it appear that the<br />

new dispensation alone agreed with rational religion. For some 150 years the<br />

"enlightened" and "liberal" Protestantism of german universities, from Semler and<br />

Eichhorn to Wellhausen and Harnack, was inherently and almost necessarily<br />

opposed to the Old Testament in order to salvage the residue of evangelical faith 87<br />

(onderstreping door mij, HP)<br />

Dus ook voor Duitse verlichte theologische denkers gold het devies: sauve-qui-peut!<br />

Om een residu van het christelijk geloof te behouden, moest het gehele Oude Testa-<br />

86 Ik citeer hier uit de vrije hand een uitspraak van Prof. Dr. W.J. Ouweneel, die hij deed in een<br />

vraaggesprek dat in maart 1997 door de Evangelische Omroep werd uitgezonden.<br />

87 Bickermann, Four strange books of the Bible, p. 24-25


ment aan de scalpel worden prijsgegeven! Zo waren ze eigenlijk weer terug in de<br />

tweede eeuw van het christendom, toen Marcion de God van het Oude Testament<br />

radicaal afwees! Een ander motief, dat hier niet door Bickermann wordt genoemd<br />

maar zeker wel opgeld deed bestond hierin, dat men meende voor de modern-<br />

denkende, verlichte mens geen onnodige drempels te moeten opwerpen,<br />

31<br />

dus ... probeer de Bijbel van het onverklaarbare te ontdoen, zodat er van de lezers<br />

geen overmatige geloofsinspanning gevergd wordt! De wondere gebeurtenissen in<br />

het boek Jona worden een voor een weggesneden. Het boek is dus niet historisch,<br />

hoogstens betekenisvol en leerzaam.<br />

Mit der stillschweigenden Beilegung des Streifes über die Geschichtlichkeit des Jona-<br />

Berichtes sind aber noch nicht alle Fragen, die das Büchlein aufwirft, gelöst. 88<br />

De vraag naar de bedoeling van het boek heeft dus vreemd genoeg nooit erg<br />

geleden onder de ontkenning van de historiciteit. De 331 titels in de<br />

literatuurverwijzing van Magonet laten dat duidelijk zien. Verwonderlijk is dit niet, als<br />

bedacht wordt dat er zich onder de traditioneel-orthodoxe uitleggers reeds nuances<br />

in uitleg en toepassing voordoen. Hoe klein moet dan de eenstemmigheid zijn onder<br />

hen die reeds bij de inleidingsvraagstukken liberale en zeer uiteenlopende<br />

opvattingen huldigen!<br />

Een verkeerde start leidt onherroepelijk tot een onjuiste bestemming. De datering<br />

lijkt hiervan een goede illustratie. Wanneer iemand iets zegt, in welke<br />

omstandigheden hij verkeert, is in hoge mate bepalend voor het begrip van zijn<br />

woorden. 89 Zo is de vraag of Jona voor of na de ballingschap geschreven is van grote<br />

invloed op de uitleg.<br />

To conclude, it seems to me that a study of audience and of audience-reaction is a<br />

necessary prolegomenon to a discussion of the book's message and purpose. 90<br />

Dateren wij post-exilisch, dan komen de opvattingen van veel historisch-kritische<br />

uitleggers overeen met de uitspraak van Myers: Jona is bedoeld als waarschuwing<br />

88 Loretz, Herkunft und Sinn der Jona-Erzählung, p. 19<br />

Dat Loretz hier spreekt over het stilzwijgend bijgelegde punt van de historiciteit berust op een<br />

overspannen verwachting van eigen overredingskracht óf een overschatte dociliteit bij zijn lezers.<br />

Wij moeten vrezen dat zowel het een als het ander het geval is!<br />

89 Een mooi Bijbels voorbeeld hiervan is de uitspraak van Petrus inzake de eerbiedige<br />

houding van christenen tegenover de overheid. Spreekt hij hier in de tijd voor of na het grote<br />

bloedbad dat Nero in 64 onder de christenen aanrichtte? Het antwoord op deze vraag is beslissend<br />

voor de exegese!<br />

90 Payne, Jonah from the perspective of its audience, p. 12


32<br />

tegen postexilische gevoelens van bitterheid en particularisme. 91<br />

Het is in dit bestek ondoenlijk alle verschillende doelstellingen te citeren die uitleg-<br />

gers aan het boek toegedicht hebben. En al zou dat gedaan worden, mag daar geen<br />

houvast aan ontleend worden, zegt Magonet, want:<br />

91 Myers, Hosea - Joel - Amos - Obadiah - Jonah, p. 160-161<br />

deze visie werd eerder behandeld in hoofdstuk 1


33<br />

We have tried to display the complex relationship in the book of Jonah between form<br />

and meaning; to separate out those elements which have led to the multiple interpretations<br />

of the book, and trace the various directions in which they lead. Different<br />

emphasis on any single element or group of elements can result in quite different<br />

readings. That such ambiguity exists and that no single reading is the "true" one, is<br />

no more, and no less, a problem than the attempt to recognise and understand the<br />

word of God itself at any given time. 92<br />

Elata-Alster en Salmon komen tot de conclusie dat aan het boek geen enkel<br />

menselijk logisch touw is vast te knopen en wij slechts hebben te volstaan met<br />

momentopnamen van de paradoxale eenheid van genade en rechtvaardigheid in<br />

Gods bestuur van de wereld. 93<br />

Wij ontdekken bij de exegeet Levine een niet alledaagse uitleg van het doel van het<br />

boek. Nadat hij de tekorten van de verschillende scholen 94 heeft aangetoond<br />

(inclusief de historische!) wijst hij de weg hoe het boek volgens hem gelezen moet<br />

worden: als een philosophical treatise written in narrative style. Het boek presenteert<br />

volgens Levine drie ideologische posities: het kwaad dient gestraft te worden,<br />

berouw leidt tot vergeving en het morele dilemma van de auteur! Deze distantie<br />

tussen 'een' Jona en 'een' auteur, die mogelijk gemaakt is door de historisch-kritische<br />

benadering, wordt door Levine dankbaar aangegrepen. De auteur is volgens hem<br />

een denker, die het morele dilemma in stand wil houden. Er mag in geen geval<br />

gekozen worden voor God of voor Jona, want dan vervalt de objectieve zijlijn-positie<br />

en geraakt de auteur in moralisme. Hoewel wij aannemen dat deze interpretatie<br />

geen wereldwijde bekendheid zal genieten, heeft Levine toch tot de verbeelding van<br />

Krüger gesproken, die als een van de mogelijke interpretatiemodellen een<br />

theologisch/filosofische betekenis erkent: God, vrijheid, scheppingsmacht etc. 95 Ook<br />

Lacocque tendeert naar een wijsgerige interpretatie als hij schrijft dat Jona ons<br />

corrigeert in een foute houding ten opzichte van onszelf, onze verantwoordelijkheden<br />

en onze omgeving. 96 De orthodoxe uitleggers van het boek mogen andersdenkenden<br />

92 Magonet, Form and meaning, p. 112<br />

93 Elata-Alster & Salmon, The deconstruction of genre in the book of Jonah, p. 57<br />

94 Levine, Jonah as a philosophical book, p. 239-241<br />

Levine noemt achtereenvolgens historical-, mystical-, Jewish and christian religieous polemic-,<br />

history of religious- en humanistic schools<br />

95 Krüger, Literarisches Wachstum und theologische Diskussion im Jonah-Buch, p. 59. Hierin wordt<br />

naar het gedachtengoed van Levine verwezen.<br />

96 Lacocque, The Jonah complex, p. 122-123


er dan wel van beschuldigen met pluriforme interpretaties te komen 97 , hun eigen<br />

uitkomsten zijn lang niet altijd eenduidig.<br />

Maar deze orthodoxe nuances in de einduitslag van de exegetische arbeid liggen<br />

duidelijk dichter bij elkaar dan elders! De wijzer schommelt hoogstens tussen de<br />

34<br />

twee hoofdthema's: de verhouding tussen Joden en heidenen en de moreel-ethische<br />

betekenis van zonde, straf, berouw en vergeving. Uitschieters á la Fingert en (in<br />

mildere mate) Levine komen we alleen tegen op de Richterschaal van de<br />

Schriftkritiek!<br />

Concluderend stellen we vast, dat de interpretatiemodellen die stammen uit de tijd<br />

ná de Verlichting steeds horizontalistischer zijn geworden. Van iemand als Jung kan<br />

Lacocque rustig verklaren:<br />

97 Aalders, The problem of the book of Jonah, p. 17


35<br />

Even though he connected the book of Jonah with other myths, Jung did not in fact<br />

study the prophet. 98 (onderstreping door mij, HP)<br />

Over vooringenomenheid gesproken!<br />

Wat we aan het begin van dit hoofdstuk vermoedden is uitgekomen: zeg mij hoe u<br />

het boek Jona tegemoet treedt en ik zal u zeggen bij welke exegese u eindigt.<br />

Wat we in dit hoofdstuk geprobeerd hebben aan te tonen is, dat het loslaten van de<br />

historische betrouwbaarheid van de Schrift moet leiden tot sterk uiteenlopende<br />

opvattingen, die nauwelijks nog getoetst worden aan het zelfgetuigenis van de Bijbel.<br />

In plaats van uit te gaan van een transcendente openbaring van God in zijn Woord is<br />

men het gaan zoeken in de horizontale lijn. Een lijn waarvan de lengte bepaald wordt<br />

door het zogenaamd 99 autonome verstand van de mens.<br />

De term polarisering tussen de kampen van de orhodoxen en liberalen lijkt vandaag<br />

de dag nog steeds gerechtvaardigd. Zo nu en dan komen we bruggenbouwers<br />

tegen, die de Bijbelse exegese en de betekenis hiervan willen loskoppelen van de<br />

historiciteit. Te denken valt aan de bekende uitspraak van Ds. Nico ter Linden: het is<br />

niet echt gebeurd en tóch is het waar. Heft deze verzoeningspoging de tegenstelling<br />

op? Vermoedelijk niet, want de orthodoxie is verre van gelukkig met deze uitspraak,<br />

terwijl de liberale kant hem innig omarmt. Hoe kan iets niet werkelijk gebeuren en<br />

tóch waar zijn? Wel, het begrip 'waar' heeft bij deze pupil van de Amsterdamse<br />

School een hele andere inhoud dan in de Bijbel. Waar dit vandaan komt is de lezer<br />

nu hopelijk duidelijker geworden: het is een existentialistische 100 interpretatie van<br />

het waarheidsbegrip, dat uiteindelijk is terug te voeren op ... juist, het<br />

Verlichtingsdenken!<br />

De gelovige Bijbellezer hoeft geen academisch verleden te hebben om te kunnen<br />

begrijpen dat het boek Jona gaat over de onvoorstelbare, onverwacht grote genade<br />

van de Here God. Deze genade van God ging zelf boven Jona's verwachting uit.<br />

De afbeeldingen op pagina 31 maken dit duidelijk.<br />

Zij zijn ontleend aan inscripties die gevonden werden in de paleisgebouwen van de<br />

stad Ninevé.<br />

98 Lacocque, The Jonah complex, p. 28<br />

99 zie verder hoofdstuk 7, De grondhouding ten opzichte van de Schrift<br />

100 waarheid is nooit een objectief begrip, iets is waar als iemand het voor waar<br />

houdt, dus is het zijn waarheid en zeker geen universele waarheid die voor<br />

iedereen geldig is


36<br />

Het bovenste tafereel toont het tellen van de afgehakte hoofden van de overwonnen<br />

vijanden door officieel aangestelde schrijvers van de koning. Koppensnellen en<br />

koppen tellen!<br />

Op het tweede tafereel ziet men een Assyrische krijger druk doende het materiaal,<br />

dat nodig is voor het eerste tafereel, gereed te maken door de gevallenen te<br />

onthoofden. Een knieval van de overwonnen vorst voor zijn winnende collega mag<br />

niet baten, ook hij wordt afgeslacht.<br />

Het derde tafereel toont nog meer gruwelijkheden die plaatsvonden op het slagveld.<br />

Men ziet Assyrische soldaten als zij bezig zijn met het levend villen (!) van de vijand.<br />

Anderen werden met knuppels doodgeslagen, terwijl de onderste overwonnen<br />

soldaat de tong wordt uitgerukt.<br />

De creatieve mens!<br />

Naar het schijnt werden dergelijke inscripties aangebracht in ruimten waar vertegen-<br />

woordigers van buitenlandse mogendheden hun opwachting maakten. Men liet zo'n<br />

ambassadeur natuurlijk wel eens even wachten, dan kon hij zich ondertussen verpo-<br />

zen met deze heroieke striplectuur. Het laat zich raden dat de gast na deze<br />

voorbereidende kennismaking niet veel tekst nodig had om ervan overtuigd te raken<br />

dat het beter was het niet-aanvalsverdrag direct maar te tekenen ...<br />

Jona moet hier ongetwijfeld van geweten hebben toen God hem riep.<br />

Kunnen wij ons voorstellen welk een afgrijzen zich van hem meester gemaakt moet<br />

hebben? Kunnen wij ons zijn 'mishagen' voorstellen toen God gehoor gaf aan de<br />

boetedoening van de Ninevieten en hen spaarde?<br />

Jona dacht aan de inscripties, God dacht aan duizenden en duizenden mensen.<br />

God zei toen tegen Jona en zegt vandaag tegen ons:<br />

Mijn genade is veel groter dan jullie ooit voor mogelijk kunnen houden!<br />

Waar ligt mijn Ninevé?<br />

5 STRUIKELBLOKKEN VOOR <strong>DE</strong> HISTORISCHE BENA<strong>DE</strong>RING


37<br />

The incredible thing about miracles is that they happen. 101<br />

De criticus Julius A. Bewer was een grondig exegeet, getuige zijn omvangrijke bijdra-<br />

gen aan 'The International Critical Commentary'. Grondig in kwalitatief opzicht, maar<br />

ook grondig in de zin van: met beide benen op de grond willen blijven. Als hij het<br />

boek Jona becommentarieert, ontmoet hij tweeëntwintig horden die hem, als hij ze<br />

wil nemen, dwingen de vaste grond van de Schriftkritiek te verlaten. Dit weigert hij<br />

met de woorden 'this exceeds the limits of credibility'. 102 Waar men niet bij kan, moet<br />

men naar beneden halen. Wanneer het aankomt op de eliminering van deze<br />

tweeëntwintig horden is het de hoogste tijd de bijl van de Schriftkritiek (zie p. 2 en<br />

p. 27) langs de wetsteen te halen.<br />

In dit hoofdstuk willen we vier van deze hindernissen bespreken en bezien of zij al<br />

dan niet ten onrechte voor de bijl zijn gegaan. Achtereenvolgens komen aan bod het<br />

zeemonster, de boom, de stad Ninivé en het resultaat van Jona's prediking. Er moet<br />

direct al bij gezegd worden dat het, gezien de aard ervan, niet mogelijk is de<br />

bolwerken zonder meer te slechten. Hiervoor is de menselijke rede niet toereikend en<br />

kunnen wonderen als zodanig niet simpelweg rationeel verklaard worden. Om met<br />

deze kwestie klaar te komen is nog iets anders nodig, waar we in hoofdstuk zeven<br />

dieper op in willen gaan.<br />

Het zeemonster heeft met het opslokken van Jona nadien heel wat pennen in beroe-<br />

ring gebracht! Ten eerste heerst er nog veel onzekerheid omtrent zijn identiteit en,<br />

zo die vastgesteld zou kunnen worden, strijdt men nog immer over de vraag of een<br />

dergelijk schepsel Jona zou kunnen opslokken. Nog moeilijker wordt het aan te<br />

nemen dat een mens gedurende drie dagen in het binnenste ervan zou kunnen<br />

overleven, ja zelfs een wonderschone psalm kunnen uitspreken! Kortom, veel<br />

'Schrift-atleten' die nog niet gestruikeld waren over de horden van Jona's<br />

ongehoorzaamheid, de storm die juist in zijn buurt losbarst, het lot dat op hem valt,<br />

de eerbied van heidense zeebonken voor Israëls God en de plotselinge capitulatie<br />

van de storm, staken bij deze horde uiteindelijk de strijd. Er wordt veel van de lezers<br />

gevraagd.<br />

101 Gaebelein, Four minor prophets, p. 85,<br />

de schrijver citeert hier een uitspraak van G.K. Chesterton<br />

102 Bewer, A critical and exegetical commentary on Jonah, p. 3-4


38<br />

Over de identiteit van het zeemonster heerst nog veel onduidelijkheid. Er zijn volgens<br />

Maier wel vier soorten die voor het consumeren van Jona in aanmerking komen. Al<br />

deze vier soorten (waaronder twee walvisachtigen, die strikt genomen geen vissen<br />

maar zoogdieren zijn) zouden zoölogisch beschouwd in staat geacht kunnen worden<br />

een mens in zijn geheel te verslinden. Dit blijkt uit onderzoek naar de de<br />

maaginhoud van deze dieren. Verslonden prooi werd soms geheel intact<br />

aangetroffen. 103<br />

De orthodoxe schriftluitleggers hebben wel pogingen ondernomen Jona's miraculeuze<br />

verblijf in de vis aannemelijker te maken. Er circuleren al heel lang berichten van<br />

mensen die door een zeemonster (een haaien- of walvissensoort) opgeslokt werden.<br />

Nadat ze na langere tijd bevrijd werden, bleken zij het er levend afgebracht te<br />

hebben, zij het met de nodige aandenkens. Die bestonden uit de inwerking van<br />

maagzuren op de huid of beschadigingen als gevolg van spiercontracties in een<br />

zuurvrije voormaag waarbij stenen en schaaldieren meegekomen waren. 104 (een<br />

verkeerd bezorgde baardwalvis noemt Kaiser het) Aalders voert aan dat het bij een<br />

bepaalde soort (de potvis) mogelijk is geweest dat Jona in een krop of wangzak is<br />

blijven steken, aangezien de slokdarm te klein is om een mens door te kunnen laten<br />

(waardoor en passant ook een plausibele verklaring voor het zuurstofprobleem wordt<br />

gegeven!). 105<br />

Anderen vegen de vloer aan met deze berichten, waarvan ze geen enkele als authen-<br />

tiek willen erkennen. Dergelijke gebeurtenissen zijn in hun visie 'niet onomstreden' 106<br />

of dergelijke voorbeelden 'bestaan eenvoudig niet' 107 .<br />

Opvallend is het dat dezelfde Aalders elders 108 vrijelijk verklaart:<br />

Dergelijke gevallen kunnen wel niet de waarachtigheid van het gebeurde met Jona<br />

bewijzen, waarop het hier aankomt is dat God het heeft gedaan.<br />

Ook Gaebelein wil zich niet blindstaren op het wonder alleen als hij schrijft:<br />

These things do not, of course, prove the reality of the supernatural event. 109<br />

Voor beide schrijvers geldt dat zij zich niet verplicht voelen het wonder te bewijzen,<br />

doch dat zij de factor geloof een belangrijke plaats geven. Gaebelein vermoedt<br />

103 Maier, Der Prophet, Jona, p. 51-52<br />

104 Kaiser, Wirklichkeit, Möglichkeit und Vorurteil, p. 96<br />

105 Aalders, The problem of the book of Jonah, p. 4<br />

106 Allen, The books of Joel, Obadiah, Jonah and Micah, p. 176<br />

107 Smart, The book of Jonah, p. 874<br />

108 Aalders, Obadja en Jona, p. 84


achter een al te blinde ijver om alles wetenschappelijk te bewijzen zelfs een<br />

rationalistische<br />

109 Gaebelein, Four minor prophets, p. 130<br />

39<br />

ondertoon, blijkens zijn volgende uitspraak:


40<br />

... by endeavouring to make it all so plausible that the miracle is practically explained<br />

away. To do this may come from a covert skepticism that needs to bolster faith by<br />

rationalism. 110 (onderstreping door mij, HP)<br />

Harrison beschuldigt fantasierijke personen ervan allerlei onzinverhalen rond Jona en<br />

de vis in omloop gebracht te hebben, waardoor de werkelijk gebeurtenis op een<br />

hoop geveegd is met onzinverhalen. De versie uit de Bijbel werd zodoende niet meer<br />

serieus genomen. 111<br />

Over de uitdrukking 'drie dagen en drie nachten' winden weinigen zich op, waar-<br />

schijnlijk omdat iedereen wel bekend is met de Hebreeuwse uitdrukking, waarnaar<br />

Keil verwijst 112 en die we rond het sterven en de opstanding van de Here Jezus ook<br />

tegenkomen. Ook als er iets op een deel van de dag plaatsvond, werd deze dag als<br />

geheel meegerekend. Jona werd dus gewoon op de derde dag uitgespuwd.<br />

De vertaling van het Hebreeuwse voor de boom levert botanisch geïnteresseerde<br />

exegeten nogal wat problemen op! Tot de meestgebruikte vertalingen rekenen we<br />

als eerst de ricinus communis, volgens Aalders een boom die twaalf meter groot kan<br />

worden, bladeren heeft met een diameter van twintig centimeter (dus zeer schaduw-<br />

rijk) en een snelle groei heeft (vier meter in drie maanden) 113 . Robinson weet een<br />

stevig artikel te schrijven over Jona's Qiqayon plant en komt tot de conclusie dat een<br />

kalebasachtige soort betere papieren heeft dan de ricinus, mede op grond van<br />

vertaalfouten uit het verleden. Hij denkt zelfs aan een nieuw bedacht woord of een<br />

leenwoord uit de Assyrische taal. 114 Hij wekt met zijn arbeid in ieder geval meer<br />

sympathie bij de serieuze lezer op dan Good, die in dit geval een beetje schamper<br />

opmerkt:<br />

It does not matter,and we would as soon get satisfaction by trying to identify the<br />

variety of Jack's beanstalk. 115<br />

Het mag dan zo zijn dat de wondervolle boom veel minder aanstootgevend is dan de<br />

zwelgende vis, bij de meeste exegeten lezen we het ongeloof wel degelijk tussen de<br />

regels door.<br />

110 Gaebelein, Four minor prophets, p. 85<br />

111 Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 907<br />

112 Keil, Commentary on the Old Testament vol. X, p. 398<br />

113 Aalders, Obadja en Jona, p. 112<br />

114 Robinson, Jonah's Qiqayon plant, p. 390-402<br />

115 Good, Irony in the Old Testament, p. 5-52


Er doet zich overigens, evenals bij de verklaringen omtrent de vis, een frappant<br />

41<br />

verschijnsel voor bij exegeten die de orthodoxe opvatting huldigen. Men onderneemt<br />

eerst een paar voorzichtige stappen op de weg van de verklaring, maar voegt daar<br />

aan toe dat het uiteindelijk het wonder van God is dat de dingen zo hun verloop<br />

hebben. Aalders bijvoorbeeld benoemt de snelgroeiende ricinus communis, maar zegt<br />

er gelijk bij:<br />

De ook normaliter zeer snelle groei is in dit geval door Gods wondermacht nog veel<br />

hoger opgevoerd. 116<br />

Anderen bedienen zich van soortgelijke termen. Gaebelein heeft het over 'supernatu-<br />

rally accelerated' en Keil spreekt van een groei met 'miraculous rapidity'. Harrison<br />

levert het duidelijkste voorbeeld als hij schrijft:<br />

In tropical locations it can grow at least a foot a day, and if the reference in Jonah<br />

4:10 is not intended to be strictly literal, it can at least be regarded as hyperbole to<br />

characterize the unusually rapid growth of the plant. 117<br />

Men wil op deze wijze het wonder wel dichterbij de aannemelijkheid brengen, maar<br />

kan én wil niet zover gaan dat er helemaal geen wonder meer overblijft. De<br />

waarschuwing van Gaebelein (zie noot 111) neemt men blijkbaar ter harte. In<br />

tegenstelling tot Bewer en zijn geestverwanten kan men er goed mee leven dat er<br />

iets te geloven over- blijft. Men onderkent dat er een groot gevaar schuilt in de<br />

dwingende eis van de wetenschap overal een verklaring voor te willen zoeken. En ...<br />

waar deze verklaring uiteindelijk ontbreekt wordt het beschrevene consequent van<br />

de hand gewezen.<br />

Het graafwerk dat in de literatuur betreffende de stad Ninevé verricht kan worden,<br />

doet soms een beetje denken aan het archeologisch werk dat de eeuwen door<br />

gedaan is om meer te weten te komen van deze belangrijke stad. Behalve dat<br />

archeologen en historici hun eigen beweegredenen hebben voor dit onderzoek, zal<br />

iedere exegeet belangstelling hebben voor de gegevens die dit onderzoek oplevert.<br />

Er staan namelijk in het verslag van Jona's missionaire arbeid nogal wat zaken die op<br />

het eerste gezicht vreemd overkomen! Waarom ging Jona naar Ninevé, als deze stad<br />

niet de hoofdstad van het Assyrische rijk was? Wie was de koning van Ninevé? Hoe<br />

groot moet een stad geweest zijn om drie dagreizen nodig te maken eer hij<br />

116 Aalders, Obadja en Jona, p. 113<br />

117 Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 910


doorkruist was?<br />

42<br />

Hoeveel mensen woonden er niet als er al sprake lijkt te zijn van meer dan honderd<br />

en twintigduizend kinderen?<br />

Deze vragen zijn van een ander kaliber dan de kwestie rond plant en vis. Want plan-<br />

ten verwelken, vissen vergaan, maar oude steden blijven bestaan. Hun restanten zijn<br />

nu, duizenden jaren later, nog steeds te traceren in documenten, inscripties en<br />

opgravingen. Je zou kunnen zeggen dat de ontrafeling van de vragen rondom<br />

Ninevé meer speurzin dan geloof vergt. Een wonderboom is niet meer te<br />

determineren, een inscriptie wel!<br />

Wie vandaag van plan is een bezoek te brengen aan de belangrijkste stad van Duits-<br />

land, zal niet als eerste aan Bonn denken, terwijl dit toch politiek gezien het centrum<br />

van het land is. Neen, voor het bruisende culturele en sociale leven moet men naar<br />

Berlijn afreizen! 118 Wat Berlijn voor Duitsland is, was Ninevé in het Assyrische Rijk.<br />

Het behoeft daarom geen verwondering dat Jona naar Ninevé wordt gezonden, want<br />

daar zal behalve het culturele ook het religieuze hart van de Assyriërs geklopt<br />

hebben. 119 Er zijn profeten die een politieke missie te vervullen kregen, maar Jona's<br />

opdracht had religieuze motieven. Ninevé was een hele oude stad. De restanten<br />

ervan moeten in onze tijd aan het woestijnzand ontworsteld worden, maar zij maken<br />

duidelijk dat het om een grote, rijke en betekenisvolle stad gaat. Gesticht door<br />

Nimrod groeide het uit tot het centrum van het religieuze leven van Assyrië. Toen<br />

Jona predikte was de stad minstens 1700 jaar oud! De grootste bloei beleefde de<br />

stad onder Sanherib (704-681) en Assurbanipal (668-631). De stad als geheel was<br />

erg groot, de muren moeten een omtrek gehad hebben van plm. 13 kilometer. Het<br />

bewonersaantal van Ninevé als stedelijk hart van de streek wordt gesteld op plm.<br />

174.000 mensen. Na het hoogtepunt rond 650 kwam er verval, resulterend in de<br />

verwoesting in 612. 120 Deze gegevens, ontleend aan de excurs van Maier, komen we<br />

bij vrijwel alle bestudeerde werken tegen! 121 Toch zijn er die zich blijven verzetten.<br />

De auteur heeft de grootte van de stad schromelijk overdreven omdat die ten tijde<br />

118 De Bondsregering is na de hereniging met de voormalige DDR druk doende Berlijn opnieuw om<br />

te bouwen tot het politieke en culturele hart van het land<br />

119 Maier, Der Prophet Jona, p. 62<br />

120 Maier, Der Prophet Jona, p. 63-66<br />

121 Eensluidendheid hierover vinden we bij Aalders, Myers, Gaebelein, Archer, Baldwin, Ridderbos,<br />

Wiseman, Harrison en Keil.


43<br />

van zijn arbeid al lang niet meer bestond. 122 Ninevé is geen kwantitatief maar een<br />

kwalitatief voorbeeld, het 'grootste' voorbeeld van indrukwekkend kwaad. 123<br />

Ninevé mag dan wel een cultureel en religieus centrum zijn geweest, een koning<br />

woont doorgaans in de hoofdstad. Hoe kan het dan dat de Bijbel spreekt van 'de<br />

koning van Ninevé'? Uit andere plaatsen in de Bijbel weten we dat een dergelijke<br />

aanduiding vaker voorkwam. Zo lezen we in 1 Kon. 21:1 dat Achab niet de koning<br />

van Israël maar 'de koning van Samaria' wordt genoemd en in 2 Kron. 24:23 wordt<br />

niet gesproken van de koning van Syrië maar 'de koning van Damascus'. In een<br />

recent verschenen belangwekkend artikel verklaart Ferguson dat de identiteit van<br />

deze 'koning van Ninevé' moeilijk vast te stellen is.<br />

Since the king of Nineveh in Jonah 3:6 is anonymous, it is not possible to<br />

determinate his exact identity. This article has shown, however, that the title 'king of<br />

Nineveh' is not an anachronism. The very fact that there is no occurrence of such an<br />

appellation in any late or early documents outside the book argues against this. A<br />

late author attempting to reconstruct an eighth century BC scenario would likely have<br />

been careful to use more familiar terms to describe the leader in Jonah 3:6.<br />

122 Met name Bewer, Smart en Good zijn deze mening toegedaan<br />

123 Good, Irony in the Old Testament, p. 48, die hiermee zakelijk verstrekte gegevens<br />

allegoriseert


44<br />

In hetzelfde artikel nuanceert Ferguson de term 'koning'. Hij stelt vast dat deze aan-<br />

duiding een hele andere lading bij de lezer heeft dan bij Jona. Hij zegt hierover:<br />

It should also be kept in mind that during this period governors of provinces ruled as<br />

kings, virtually ignoring the king in Kalah. It should also be remembered that in the<br />

first few years following 763 revolts were common and it is not clear who is king and<br />

who is not. 124<br />

Er valt nog wel wat op te merken over de vertaling van het woord 'koning'. De term<br />

die in het Semitisch voor 'koning' gebruikt wordt klinkt in het Aramese taalgebruik<br />

eerder als 'gouverneur'. Het dialect in Noord-Israël heeft onder sterke invloed van<br />

het Aramees gestaan, zoals we eerder reeds vaststelden. 125<br />

De grootte van de stad roept nogal wat vragen op. Steden van een dergelijke<br />

omvang waren niet gebruikelijk. We lezen dat Jona drie dagreizen de stad in trok.<br />

Hoe moeten we deze reis opvatten? Ten eerste kunnen we ons, met Aalders<br />

afvragen of de reis door of om de stad bedoeld wordt. 126 In ieder geval behoort hij<br />

tot de exegeten die de grootte van Ninevé naar Bijbelse maatvoering inschatten.<br />

124 Ferguson, Who was the King of Nineveh in Jonah 3:6?, p. 302, 305 en 314<br />

Ferguson benoemt hier Kalah als hoofdstad en niet Assur, zoals Maier doet. Dit lijkt ons echter een<br />

kwestie die in dit kader niet verder besproken hoeft te worden.<br />

125 zie hoofdstuk 1 inzake datering, bladzijde 10 voetnoot 30<br />

126 Aalders, Obadja en Jona, p. 97<br />

Ook Good noemt de mogelijkheid van de omtrekmaat, als hij vlgs Herodotus een dagreis op 150<br />

stadia stelt, dus zo'n 27 kilometer. Volgens Diodorus Siculus had Ninevé een omtrek van 480<br />

stadia. Deze opgave staaft de Bijbelse data. Hij wordt echter door Good (en door Bewer) niet<br />

serieus genomen, omdat hij vijf eeuwen na de verwoesting van Ninevé leefde


45<br />

Archer vraagt zich, met anderen, af of Jona wel drie dagen onafgebroken heeft ge-<br />

reisd. Hij kan ook al predikend door de stad getrokken zijn, wat zijn kruissnelheid<br />

aanzienlijk verkleind heeft. 127 Wiseman (en in zekere zin ook Keil) suggereert een<br />

andere Bijbelse aanduiding: Jona liep op de eerste dag van de buitenwijken naar het<br />

centrum, preekte vervolgens een dag aldaar en had weer een dag nodig om terug te<br />

gaan. 128 De schijnbaar overdreven afmetingen van de stad worden een stuk<br />

aannemelijker als bedacht wordt, dat met Ninevé geen stad maar een provincie of<br />

regio bedoeld wordt. 129 Een conglomeraat van steden, met een totale diameter van<br />

ruim 102 kilometer, zoals Aalders suggereert, maakt een groot inwonertal niet<br />

onwaarschijnlijk. Volgens Maier besloeg Ninevé als complex binnen de Assyrische<br />

driehoek een bijna ononderbroken ketting aan nederzettingen van 40 kilometer<br />

lengte, met Ninevé - Stad als centrum.<br />

Onder deze driehoek verstaat hij dan het gebied dat ligt tussen de rivier de Tigris,<br />

de Zabu en de Ghazir en reikte van Chorsabad in het noorden tot Kalah in het<br />

zuiden.<br />

Ferguson voert aan dat de naam van de stad Ninevé en de provincie Ninevé<br />

onderling uitwisselbaar zijn. Tevens leest men op het tweetalige standbeeld Tel<br />

Fekherye dat gevonden werd bij Sakin vlakbij Gozan van de Assyrische gewoonte om<br />

provincie te vernoemen naar de hoofdstad ervan. De gouverneur van Gozan wordt<br />

letterlijk 'de gouverneur van het land en de stad Gozan' genoemd. 130 Gegevens van<br />

andere steden kunnen ook hun licht werpen op de inschatting van de potentie van<br />

Ninevé. Archer voert het voorbeeld van Ebla aan, een aanzienlijk kleinere stad dan<br />

Ninevé, maar toch onderdak biedend aan ongeveer tweehonderdzestig duizend<br />

mensen. 131 Harrison zegt, dat de stad Nimrud, die de helft kleiner was dan Ninevé, in<br />

879 al bijna zeventigduizend inwonders telde. 132 Het veelvuldig genoemde aantal van<br />

honderdvierenzeventig duizend inwoners zouden we dan heel goed kunnen plaatsen<br />

in de stedelijke kern van het conglomeraat Ninevé. Een inscriptie van Assurnasirpal II<br />

(883-859) vermeldt een banket met ruim negenenzestig duizend deelnemers! 133<br />

127<br />

Archer, A survey of Old Testament introduction, p. 344<br />

128<br />

Douglas, New Bible dictionary, p. 837<br />

129<br />

Keil, Baldwin, Gaebelein, Myers, Maier en Aalders zijn deze mening toegedaan<br />

130<br />

Ferguson, Who was the king of Nineveh in Jona 3:6?, p. 305-306<br />

131<br />

Archer, A survey of Old Testament introduction, p. 570<br />

132<br />

Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 909<br />

133<br />

Myers, Hosea-Joel-Amos-Obadiah-Jonah, p. 176<br />

Precies hetzelfde aantal als de inwoners van Nimrud volgens Harrison: 69.574! Daar moet nog<br />

eens over nagedacht worden!


Het vermelde aantal mensen dat de linkerhand niet van de rechterhand weet te<br />

onderscheiden geeft exegetisch hier en daar nogal wat hoofdbrekens. Behalve dat<br />

46<br />

het correleert met iemands opvattingen over de historisch juiste beschrijvingen van<br />

Ninevé, is het los hiervan nog een kwestie van interpretatie van deze cryptische<br />

aanduiding. Volgen wij de orthodoxe visie aangaande de grootte van Ninevé, dan is<br />

een hieruit voortvloeiende bevolking van vijf á zeshonderd duizend zielen niet onmo-<br />

gelijk 134 . Luther, die wij tot bovengenoemde familie rekenen, kiest er toch voor het<br />

aantal van honderdtwintigduizend zinnebeeldig op te vatten. Het verschil tussen<br />

beide handen niet kennen duidt volgens hem op een zich niet weten te gedragen in<br />

geestelijke (rechts) en lichamelijke dingen (links). 135 Kaiser zegt zo'n beetje hetzelfde:<br />

kinderen zijn onkundig inzake de wet en noemt het een uit de rabbijnse literatuur<br />

aangereikte exegese. 136 Opnieuw vragen wij ons af: konden er in de provincie Ninevé<br />

geen honderdtwintigduizend kinderen leven? 137 Maier scoort met te zeggen:<br />

Was ist damit gemeint? Mann könnte zunächst an Heiden denken, die keine Gotteserkenntnis<br />

haben. Aber näher liegt die Beziehung auf die Kinder als die besonders<br />

Erbarmungswürdigen. Darauf deutet der Zusatz "und viel Vieh". Dann sind es also<br />

diese beide Gruppen der nicht Schuldfähigen -Kinder und Vieh- die Gottes<br />

Erbarmen besonders hervorrufen 138 (onderstreping door mij, HP)<br />

Deze lezing is organisch, heeft geen kunstgrepen nodig en ligt in lijn met het thema<br />

van Gods genade over de stad. Zou God geen genade kennen met een stad waar<br />

alleen al honderdtwintig duizend kleine mensen wonen?<br />

Het resultaat van een preek die uit één zin bestaat, de boetedoening van een wereld-<br />

stad, zal menig spreker tot naijver wekken. Is het dan broodnijd dat zoveel exegeten<br />

hun twijfels hebben of het effect van Jona's oordeelsboodschap serieus genomen<br />

moet worden? Hoe kan een dergelijk rovershol, broedplaats van onvoorstelbaar<br />

wrede creativiteit zich massaal tot de God des hemels omkeren? Kaiser verzacht deze<br />

bekering, die velen absurd voorkomt, door te stellen dat dergelijke bekering niet als<br />

realis maar potentialis moet worden opgevat. 139 Het kan wel, maar gebeurt nooit.(!)<br />

134 Over dit aantal kan men van mening verschillen als men bedenkt dat het woord 'èlèf (duizend)<br />

soms ook een kleine groep betekent van twintig á dertig personen<br />

135 Luther, Het boek Jona, p. 139<br />

136 Kaiser, Wirklichkeit, Möglichkeit und Vorurteil, p. 92<br />

137 Waarbij wij de kinderleeftijd op ongeveer zeven jaar stellen<br />

138 Maier, Der Prophet Jona, p. 96<br />

139 Kaiser, Wirklichkeit, Möglichkeit und Vorurteil, p. 100


47<br />

Ook Ellicott staat wantrouwig aan de kant toe te zien. Boetedoening is tot daar aan<br />

toe, maar dan zou een dergelijk massale en rigoureuze omwenteling zijn sporen in de<br />

geschiedenis nagelaten hebben. En wat hadden de profeten Nahum, Jesaja en<br />

Zefanja bij een waarachtige bekering nog te vertellen gehad? Zij beschuldigen<br />

immers vele jaren na Jona's optreden de Ninevieten van zonde en reppen met geen<br />

woord over bekering. 140 Deze tegenwerping lijkt steekhoudender dan hij in<br />

werkelijkheid is. Als de geldigheid van bekering tenietgedaan wordt door afdwaling<br />

en geestelijk verval over langere tijd, dan kunnen we veel uit het Oude Testament<br />

schrappen. Zo vonden er onder koning Josia grote hervormingen plaats. Deze<br />

preludeerden echter op de ballingschap, die vier vorsten later zou volgen. Afval na<br />

bekering brengt niet de bekering, maar de verdere uitwerking ervan in diskrediet!<br />

Dat er geen uitgebreide, religieuze hervormingen hebben plaatsgevonden wil niet<br />

zeggen, dat er geen tijdelijke, waarachtige bekering heeft plaatsgevonden! 141<br />

En het is bovendien nog maar de vraag of er geen sporen van Ninevé's berouw zijn<br />

terug te vinden! Aalders zegt hierover:<br />

The repentance of Nineveh is sometimes considered to be an even greater<br />

improbability, especially as this wonderful event seems to have left no trace<br />

whatever in profane history. In this connection, others have called attention to the<br />

religious reform on the king, Adad-Nirari III, which must have taken place about 800<br />

B.C., in the time of the prophet Jonah ... 142<br />

Deze hervormingen bestonden volgens Aalders hierin dat zich een monotheïstische<br />

trend ging manifesteren. Gaebelein voert vervolgens een etymologisch argument<br />

aan:<br />

Trumbull also calls attention to the fact that Berossus, a Babylonian historian, gives<br />

the name of the Assyrian fish-god as "Oannas", a form of the name that might have<br />

been employed by Berossus as a Greek equivalent of "Jonah". It is well known that<br />

the very location of ancient Nineveh was lost to the civilized world until the epochmaking<br />

discoveries of Layard over a hundred years ago. Not until he excavated the<br />

mound that had for centuries been known as "Nebu Yunas" were there found the<br />

ruined palaces of the old Nineveh. 143<br />

140 Ellicott, Jonah, p. 486<br />

141 Harrison, Introduction to the Old Testament, p. 908<br />

142 Aalders, The problem of the book of Jonah, p. 5<br />

143 Gaebelein, Four minor prophets, p. 132


48<br />

Bewer's vraag ten aanzien van Jona's taalprobleem wordt afdoende beantwoord door<br />

Ferguson 144 , want hij ontleent aan gevonden inscripties uit 841 de waarschijnlijkheid<br />

dat Aramees in Noord - Israël verstaan kon worden.<br />

Dus is Jona het Aramees voldoende machtig geweest om zijn relatief korte<br />

boodschap in het Aramees rond te bazuinen.<br />

144 Ferguson, Who was the king of Nineveh in Jona 3:6, p. 304


De menselijke evaluatie van een bekering moet met de nodige terughoudendheid<br />

plaatsvinden. Want wie weet waarom de bekering van het individu naar de mens<br />

49<br />

gesproken een geringer wonder is dan die van een stad? 145 Voor de Here God was de<br />

boetedoening van de Ninevieten voldoende aanleiding om zijn goddelijke genade te<br />

manifesteren. Het is aan Hem, die de harten kent, te beoordelen of er lichtzinnigheid<br />

of schijnheiligheid in het spel is. God kan zo handelen alsof het erop lijkt dat Hij zijn<br />

oordeel in enige ogenblikken wijzigt. Als Jesaja de dood van Hizkia komt aankondi-<br />

gen, spreekt de koning een smeekgebed uit. Jesaja heeft het paleis nog niet verlaten<br />

of God stuurt hem terug: Hizkia zal leven! 146<br />

En uit de ervaringen van Abraham weten we, dat de rechtvaardigheid van weinigen<br />

de verwoesting van velen kan afwenden. 147 Nu we het toch hebben over Sodom en<br />

Gomorra, samen met de stad Babylon worden deze drie steden genoemd als dé sym-<br />

boolsteden van het kwaad. Ook het Nieuwe Testament doet dit, maar noemt slechts<br />

éénmaal Ninevé, maar dan in positieve zin! 148 En dat voor een Assyrische stad, voluit<br />

medeschuldig aan de verovering en leegplundering van Juda en Israël!<br />

Speculatief, maar niet onmogelijk, is het om eens hardop te denken over de situatie<br />

waarin de Ninevieten zich bevonden toen Jona Gods oordeel over de stad<br />

afkondigde.<br />

Het is best mogelijk, dat zij door verschillende gebeurtenissen op de ernst en geloof-<br />

waardigheid van Jona's woorden waren voorbereid. Wij noemen achtereenvolgens<br />

de natuurrampen waarvan we lazen in hoofdstuk 1, 149 interne politieke twisten rond<br />

800 onder Tiglatpileser, waardoor de instabiele toestand versterkt werd en de<br />

mogelijkheid dat het bericht van de wonderbare gebeurtenissen tijdens de storm een<br />

wereld-stad als Ninevé eerder hebben bereikt dan de profeet. 150 Wat hebben de<br />

zeelieden, die na het verliezen van hun lading hoogstwaarschijnlijk weer<br />

rechtsomkeert gemaakt hebben, voor sensationele verhalen te vertellen gehad!<br />

145 Gaebelein, Four Minor prophets, p. 103<br />

146<br />

2 Kon. 20:4<br />

147<br />

Gen. 18:32<br />

148<br />

zie hoofdstuk 6, Jona in het Nieuwe Testament<br />

149 Maier, Der Prophet Jona, p. 25<br />

150 Hailey, A commentary on the minor prophets, p. 63


Was Jona alleen toen hij door de vis op het strand werd gedeponeerd of waren er<br />

toeschouwers, die aan de wieg van de associatie van Jona met de latere visgod<br />

50<br />

hebben gestaan? Dit alles overdenkend hoeft het niet zo te zijn dat de snelle reactie<br />

van de Ninevieten absurd aandoet. En wie moeite heeft te geloven dat de boodschap<br />

van Jona zo'n brede uitwerking heeft moet bedenken dat collectieve beroering in<br />

complete steden door de boodschap van een enkeling vaker voorgekomen is. 151<br />

Samenvattend mogen we concluderen dat de vier grote struikelblokken voor een<br />

historische benadering nooit helemaal weggehaald kunnen worden, aangezien een<br />

verklaarbaar en herleidbaar wonder metterdaad ophoudt een wonder te heten. Wij<br />

hebben niet gepoogd een aantal elementen uit deze wonderen te verklaren, maar ze<br />

tenminste zo te presenteren, dat een eerlijke lezing ervan tot de conclusie zou<br />

kunnen leiden dat het niet helemaal zo gek is om aan te nemen dat Jona een<br />

historisch verslag is. Maar er wordt ook geloof gevraagd van de lezer, net als bij tal<br />

van andere Schriftgedeelten. Geloof dat de Schriftkritiek niet wil of kan opbrengen.<br />

Waar wij deze Schriftkritiek van verdenken is dat men een leesstoornis heeft. Men<br />

leest het boek Jona namelijk achterstevoren. Het boek wordt opengeslagen bij vis,<br />

boom en Ninevé en vervolgens steeds verder teruggelezen, om het uiteindelijk als<br />

niet historisch in de boekenkast terug te leggen.<br />

Wie horden plaatst, mag niet mopperen als ze ook genomen moeten worden en<br />

raakt conditioneel achterop als hij ze neerhaalt!<br />

151 Gaebelein, Four minor prophets, p. 103<br />

Wie denkt dat deze schichtigheid tot de oudere, spaarzaam verlichte volkeren behoorde kijkt<br />

wellicht vreemd op van de paniekreacties in de Verenigde Staten, teweeggebracht in 1938 door<br />

een hoorspel van Orson Welles over een buitenaardse invasie, wat blijkbaar zo realistisch werd<br />

gebracht dat grote delen van de Verenigde Staten erdoor in beroering gebracht werden.


6 JONA IN HET NIEUWE TESTAMENT<br />

De vraag om een teken<br />

51<br />

Toen antwoordden Hem enige der Bijbelkritische en liberale exegeten en zeiden:<br />

"Meester, wij zouden wel een teken van U willen zien". Maar Hij antwoordde hun<br />

en zeide: "Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen<br />

teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet. Want gelijk Jona drie dagen<br />

en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in<br />

het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten. De mannen van Ninevé zullen<br />

in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich<br />

bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier".<br />

En het geschiedde van die dag aan dat zij Hem opgelucht met rust lieten.<br />

(Matt. 12:38-41, cursieve delen gewijzigd en toegevoegd door mij, HP)<br />

Het is treffend te zien dat de harde woorden van Jezus aan het adres van de elitaire<br />

geestelijkheid van Israël en die Hem uiteindelijk duur zouden komen te staan, volko-<br />

men onschuldig klinken in de oren van de Schriftkritiek. Want, zegt Good,<br />

Controversies over the book of Jonah have apparently all but ceased.One's viewpoint<br />

on the historicity of the "great fish" no longer his orthodoxy or heterodoxy, and<br />

reference to Matt. 12:40 does not provide conclusive proof of the matter. 152<br />

(onderstreping door mij, HP)<br />

De devaluatie van Jezus' uitspraak is waarschijnlijk het gevolg van de veelgeprezen<br />

vondst van Rudolf Bultmann, die de mening is toegedaan dat de gemeente Jezus de<br />

uitspraken over Jona in de mond gelegd heeft. 153 Deze opinie vindt gretig aftrek<br />

onder Bultmann's medestanders en opent deuren naar allerlei varianten. Zo is er<br />

bijvoorbeeld Smart die oppert:<br />

Jesus' references to Jonah do not commit us to a historical theory of the book. Jesus<br />

merely used certain details of a well-known story to drive his teaching home in the<br />

minds of his hearers. This no more determines the character of the earlier book than<br />

a reference by a modern preacher to Macbeth in Shakespeare's play suggests that<br />

the preacher regards the play as history. 154<br />

Maar de Joden kwamen niet voor een mooie parabel of een aardig symbool, zelfs<br />

niet voor een citaat uit hun eigen rijke literaire verleden ... ze verlangden een<br />

152 Good, Irony in the Old Testament, p. 39<br />

Jammer dat de schriftgeleerden en Farizeeën niet bekend waren met het werk van Good. Het<br />

had hen een hoop ergernis kunnen besparen!<br />

153 Maier, Der Prophet Jona, p. 16 vermeldt die uitspraak van deze Marburgse theoloog<br />

154 Smart, Jonah, p. 872


teken! 155<br />

De Joden zouden in dat geval rustig kunnen gaan slapen, maar de illustratie van<br />

Jona uit Jezus' mond is kennelijk niet bevorderlijk voor hun nachtrust.<br />

155 Aalders, Obadja en Jona, p. 27<br />

52<br />

Sommige orthodoxe exegeten geven er blijk van met deze uitspraak van Jezus een<br />

argument in handen te hebben dat alle verzet verder zinloos maakt. De evangelische<br />

exegeet Groot verklaart dit onomwonden als hij schrijft:


53<br />

Het belangrijkste is echter dat de Heer Jezus zelf de geschiedenis van Jona betrouw-<br />

baar acht. Niets wijst er op dat Hij die als onhistorisch terzijde schuift. 156<br />

Zonder de vermanende vinger te heffen stellen wij vast dat de orthodoxie aan Jezus'<br />

verwijzing zoveel legitimatie ontleent, dat het erop lijkt dat deze de functie krijgt van<br />

een leunstoel, waarin men geriefelijk neerzijgt. Wij hebben enerzijds deze bewijsvoe-<br />

ring zo belangrijk geacht, dat er een apart hoofdstuk aan gewijd is, maar anderzijds<br />

gemeend er niet mee te moeten volstaan. Een goede fundering vraagt meerdere<br />

palen.<br />

Waarom is het woord van Jezus zo zwaarwegend? Is het hermeneutisch gezien geen<br />

wankele zaak een stelling te funderen op één uitspraak? Dat mag dan zo lijken, de<br />

referentie die Jezus maakt richting Ninevé heeft grotere gevolgen dan we op het<br />

eerste gezicht vermoeden.<br />

Als Jezus zijn boodschap in een gelijkenis zou willen verpakken, dan deed Hij dat,<br />

blijkens de vele parabels die de Evangeliën ons laten zien. Maar de ernstige<br />

boodschap die Hij op de geestelijke leiders van het volk wil overbrengen relateert Hij<br />

aan de hand van een voorbeeld uit hun eigen geschiedenis. Met andere woorden,<br />

Jezus zou nooit het voorbeeld van de boetvaardigheid van de Ninevieten aangehaald<br />

hebben als die fictief was. 157 Op identieke wijze illustreert Hij zijn eigen missie aan de<br />

hand van de slang die door Mozes in de woestijn verhoogd wordt. 158 Welke Israëliet<br />

zou deze gebeurtenis durven te betwijfelen? En is het niet veelzeggend dat Jona<br />

onder de twaalf kleine profeten de enige is die door Jezus aangehaald wordt?<br />

Wie Jezus serieus wil nemen moet zich ontdoen van partiële hardhorendheid. Als Hij<br />

geen historische waarde aan de verwijzing naar Jona hecht, dan ook niet aan de<br />

referentie die er onmiddellijk op volgt: de koningin van Seba! Van Jezus zelf verne-<br />

men we in ieder geval nergens dat Hij onderscheid tussen deze twee maakt. 159<br />

Vorstin en stadse heidenen mogen zo gelijkelijk model staan voor een<br />

geschiedenisles die ongelooflijk hard geklonken moet hebben in de oren van mannen<br />

die dachten de Messias te kunnen versmaden.<br />

156 Groot, Toen Jona in de walvis zat ..., p. 19<br />

157<br />

Aalders, Obadja en Jona, p. 28<br />

158<br />

Numeri 21:5-9<br />

159<br />

Henderson, The twelve minor prophets, p. 201


54<br />

Bij de toespelingen op de aangehaalde gebeurtenissen uit het Oude Testament ge-<br />

bruikt Jezus herhaalde malen het woordje 'houtos', wat betekent 'net zo als' en geen<br />

woorden die er op wijzen dat het er min of meer op lijkt. Jezus heeft het immers niet<br />

tegen mensen die het ergens hebben horen zeggen, zijn gehoor bestaat uit<br />

doorknede Schriftkenners! 160<br />

Men benadert Jezus immers niet met een vraag om nader onderwijs of verdere<br />

uitspraken. Men vordert van Hem, de Leraar, een legitimatiebewijs. 161<br />

De Ninevieten bekeerden zich op de woorden van Jona, zonder diens legitimatie af te<br />

wachten. De koningin van Seba kwam naar Israël gereisd om met haar eigen oren en<br />

ogen Salomo's wijsheid en rijkdom te ondervinden. Men hoeft niet naar andere oor-<br />

den te gaan, Gods wijsheid en heerlijkheid komt in Jezus naar Israël toe! 162 Zou<br />

Jezus, de Christus der Schriften, als reactie op de aan Hem gestelde legitimatieplicht<br />

een vals identiteitsbewijs overhandigen? Als Jona het product van een prozaïsch of<br />

poëtisch hoogstandje geweest is, hoe heeft hij zich dan kunnen legitimeren in<br />

Ninevé? Zou een wereldstad zich bekeerd hebben als er geen overtuiging was dat<br />

deze profeet in opdracht van de levende God sprak? Jona en Jezus kunnen hetzelfde<br />

legitimatiebewijs overhandigen: profeet en Profeet, van God gezonden!<br />

Kennelijk moest de Heiland niets hebben van de misvatting in onze moderne<br />

Bijbeluitlegkunde, die de zeggingskracht van de Schrift los wil maken van de<br />

historiciteit. Want er is geen autoriteit zonder historiciteit! Waar deze stelling ontkend<br />

wordt, verzandt de proclamatie van Gods Woord in subjectivisme, wat de<br />

toehoorders de keuze laat de waarheid van de Schrift wel of niet tot hun waarheid te<br />

rekenen. Zo spreekt Jezus bijvoorbeeld in Joh. 11:25 de woorden: 'Ik ben de<br />

opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven'. Zolang<br />

we deze uitspraak toeschrijven aan de theologie van de gemeente uit de eerste<br />

eeuwen in plaats van te geloven dat dit werkelijk de woorden van de Zoon van God<br />

zijn moeten we in doodsnood leven!<br />

160 Gaebelein, Four minor prophets, p. 63<br />

161 Van Bruggen, Matteüs, p. 233<br />

162 Van Bruggen, Matteüs, p. 239


55<br />

Nogmaals, de aanhalingen van Jezus hebben een grotere reikwijdte dan het op het<br />

eerste gezicht toeschijnt. Want het hart van Gods heilsplan met de mens en daarmee<br />

dus het hart van het christendom is gelegen in de verzoenende dood en opstanding<br />

van de Here Jezus. Deze Jezus legt aan de vooravond van zijn aardse bestaan de<br />

verbinding tussen Jona's verblijf in de buik van het zeemonster en zijn eigen dood en<br />

opstanding! Over zo'n essentiële zaak zou Hij toch nooit misverstanden laten ont-<br />

staan! En het doet er in dit verband helemaal niet toe of iemand 'het teken van Jona'<br />

nu beschouwt als de drie dagen in de vis of de boodschap van Jona. 163 De zeelieden<br />

wilden van Jona af en wierpen hem in de diepte, zoals de Joden Jezus drie dagen in<br />

de diepte van de aarde brachten. En de in Ninevé gehoorde boodschap vindt zijn<br />

echo in de woorden 'Bekeer u, want het koninkrijk van God is nabijgekomen!'<br />

Zo beschouwd kan Jona als een type van Jezus beschouwd worden. 164 Zo'n typologi-<br />

sche aanduiding, die we bij veel orthodoxe exegeten tegenkomen, laat de historiciteit<br />

van het boek zelf in tact. Zo zijn bijvoorbeeld de offers in het Oude Testament een<br />

voorafschaduwing van Jezus als het Offerlam, maar tegelijk historisch en niet<br />

parabolisch of allegorisch.<br />

Dit alles in ogenschouw nemend kunnen wij tot geen andere conclusie komen dan<br />

dat Jezus, door te verwijzen naar de persoon, het werk en de toehoorders van Jona,<br />

de geloofwaardigheid van diens geschiedenis ten volle autoriseert. Dat Jezus zich zo<br />

sterk met de boodschap van Jona associeert, leert ons dit: om met Jona af te<br />

kunnen rekenen, moet hetzelfde eerst met Jezus worden gedaan!<br />

163 Van Bruggen, Matteüs, p. 234-237<br />

Hier vindt men een uitvoerige beschouwing omtrent 'het teken van Jona'.<br />

164 Groot, Toen Jona in de walvis zat ..., p. 20


56<br />

7 <strong>DE</strong> GRONDHOUDING TEN OPZICHTE VAN <strong>DE</strong> SCHRIFT<br />

Niet alleen christenen hebben een fundament (Prof. Dr. W.H. Velema)<br />

Het woord fundamentalist heeft in decennia van radicalisering en de daaruit voort-<br />

vloeiende agressie zoals terrorisme en onderdrukking een buitengewoon negatieve<br />

klank. Ideologisch fundamentalisme, zoals we dat ontmoeten in politiek en religie,<br />

staat haaks op de moderne humanistische tijdgeest en wordt door velen als een<br />

groot gevaar beschouwd in het streven naar het 'alle menschen werden Brüder'.<br />

Beschuldigt de heer Velema nu inderdaad ieder mens van lidmaatschap van een<br />

terroristische organisatie, of bedoelde hij iets anders met zijn uitspraak? Wat Velema<br />

op het oog heeft gehad met deze woorden, maakt hij duidelijk in het vervolg van zijn<br />

opvattingen, waarvan de genoemde uitspraak de titel vormt. 165<br />

Aan iedere gedachte, mening, visie of overtuiging liggen vooronderstellingen ten<br />

grondslag. Ook een stroming als het liberalisme, dat zich tegen iedere opgelegde<br />

ideologie van staatswege verzet, is gebouwd op zulke vooringenomenheid. De<br />

gedachte dat ieder mens een autonome vrijheid bezit zijn eigen leven in te richten<br />

zoals hij dat wenst is een even geprononceerde opvatting als het marxistische ideaal,<br />

die het collectief boven de individu plaatst.<br />

Daarom is het fundamentalisme onontkoombaar en is het dus ook geen<br />

tekortkoming. Wat echter wel eens gebeurt, is dat de veronderstelde vrijheid van een<br />

mens, die zich ontworsteld heeft aan ideologische wortels, verdedigd wordt door een<br />

opgetogen mijnheer, bij wie de opluchting aan zijn ietwat bekommerd uiterlijk niet is<br />

af te lezen. 166 Insgelijks zijn het de profeten van het humanisme die ruime zendtijd<br />

bemeten aan hen die zich hebben kunnen ontworstelen aan hun veelal streng-<br />

religieuze opvoeding en met enige triomf verkondigen 'van God los' te zijn. Het<br />

hoofdonderwerp van beide stromingen bestaat voor het grootste deel uit<br />

aantijgingen richting die medemens die het allemaal verkeerd doet en die, hoe<br />

spijtig, het verlichte denken nog niet tot het zijne gemaakt heeft. Deze twee<br />

voorbeelden suggereren de ware vrijheid, maar het is eenvoudigweg het inwisselen<br />

van het ene fundament voor het andere! Deze vooringenomenheid, ook wel a priori<br />

genoemd (letterlijk: vanuit het eerdere) kan niemand voor de voeten geworpen<br />

worden, want de werper lijdt er zelf ook aan!<br />

165 W.H. Velema, Oriëntatie in de christelijke ethiek, p. 156<br />

166 Wij doelen hierbij op de televisieprogramma's van 'De Vrije Gedachte', waarin het geluid der<br />

Nederlandse Vrijdenkersvereniging door de mond van de heer J. Vis tot ons komt.


Het lezen van de Bijbel is aan dezelfde vooronderstellingen onderhevig.<br />

57<br />

Er bestaat geen echt objectief, waardevrij lezen.<br />

Wie denkt dat wel te kunnen is zich van geen eigen fundamentalisme bewust. Wie<br />

zich dat wel bewust is, staat op voorsprong en komt toe aan de vraag die erop volgt:<br />

wat is mijn fundering?<br />

Het is dan ook met veel verbazing dat wij Magonet over zijn exegetische arbeid rond<br />

het boek Jona horen zeggen:<br />

Our intention has primarily been to let the book speak for itself. 167<br />

Hierna volgen nog honderdvierentachtig bladzijden, die nodig zijn om tot de slotsom<br />

te komen dat wij het boek Jona niet te lezen hebben zoals het er staat! Ellicott maakt<br />

het niet veel beter als hij schrijft:<br />

Happily the lessons of the book are entirely independant of the views as to its<br />

character. 168<br />

Hoewel er over vooringenomenheid ten aanzien van de Schrift al veel afgehandeld is<br />

in hoofdstuk twee van dit werk, zijn de bevindingen uit de overige vijf hoofdstukken<br />

van dien aard dat het nuttig lijkt aan de grondhouding ten opzichte van de Schrift<br />

een apart hoofdstuk te wijden.<br />

Wij hebben de Bijbel anders te lezen dan elk willekeurig ander boek. Er zijn vele<br />

boeken die goed en betrouwbaar zijn. Maar we aanvaarden slechts één boek als<br />

zijnde geïnspireerd, door God ingegeven. Deze vooronderstelling leidt tot de<br />

conclusie die we bij Hailey degelijk verwoord zien:<br />

A book may be historically accurate and not be inspired, but it could not be inspired<br />

and historically inaccurate. 169<br />

Waar deze vooronderstelling klinkt, zullen Bijbelgetrouwe gelovigen zich thuis voelen.<br />

Met opzet spreken wij van vooronderstelling en vooringenomenheid. Er ligt een<br />

keuze vooraf. Een gebouw wordt weliswaar zichtbaar vanaf de eerste steen, maar de<br />

bouwvakkers zijn al enige tijd voordien met de fundering bezig geweest! Zo hebben<br />

liberalen en orthodoxen hun eigen a priori's, die leiden tot hun eigen bevindingen in<br />

de exegese. Hoe a priori en exegese zich tot elkaar verhouden, wordt verwoord door<br />

Archer, als hij schrijft over de Schriftcriticus Eissfeldt:<br />

167 Magonet, Form and meaning, p. 12<br />

168 Ellicott, Jonah, p. 485


58<br />

169 Hailey, A commentary on the minor prophets, p. 64


59<br />

Fundamentally, of course Eissfeldt's objection is based upon the premise of the impossibility<br />

of miracles. Deductions drawn from this a priori cannot be regarded as any<br />

more trustworthy than the a priori itself. 170 (onderstreping door mij, HP)<br />

Dus is het ten eerste het a priori dat aan een nader onderzoek onderworpen dient te<br />

worden.<br />

Gaebelein geeft zich, als een van de weinige exegeten die in het kader van dit werk<br />

bestudeerd zijn, terdege rekenschap van deze a priori's. Dit blijkt wel als hij een<br />

citaat geeft van Herbert Spencer, die zegt:<br />

There is a principle which is bar to all information, which is proof against all<br />

arguments, and which cannot fail to keep a man in everlasting ignorance; this<br />

principle is contempt prior to investigation. 171<br />

Waar haalt men deze a priori's vandaan?<br />

Uit het historische overzicht van de exegese is reeds aangetoond dat de scheiding<br />

tussen natuur en genade geleid heeft tot een ontwikkeling van de wetenschap los<br />

van de Bijbel. Het was de Bijbel niet langer gegeven uitspraken te doen over de<br />

terreinen van het leven die zich in de etage van de natuur bevonden. Om een<br />

voorbeeld te geven: de Bijbel mag zich uitspreken over geloof, maar de fysica is het<br />

domein van de fysicus. In zijn recente werk geeft Ouweneel meer dan ieder ander<br />

dogmaticus ruimte aan de filosofisch-wetenschappelijke voorvragen, die eerst<br />

beantwoord dienen te worden alvorens men zich met de studie van de Bijbel kan<br />

gaan bezighouden. Zijn stelling is onder meer: als we niet zonder filosofie kunnen,<br />

moeten we er voor zorgen dat we een goede hebben! 172 In de eerste plaats slaat<br />

Ouweneel de praktische geloofskennis veel hoger aan dan theologische kennis.<br />

Geloofskennis, zo zegt hij, kent geen distantie tot de Schrift, die de theologische<br />

kennis wel kent, omdat het geen theorie is. Aforistisch is daarom zijn uitspraak: The<br />

knowledge of God is possesed only in sofar as it is lived. God kennen is dus in de<br />

eerste plaats een kwestie van een relatie hebben met Hem, die leidt tot liefdevolle<br />

gehoorzaamheid. Over dat terrein kan de theologie als wetenschap nooit uitspraken<br />

doen. Met deze visie treedt Ouweneel in de voetsporen van Prof. Troost, die<br />

verklaart:<br />

170 Archer, A survey of Old Testament introduction, p. 350<br />

171 Gaebelein, Four minor prophets, p. 58<br />

172 Ouweneel, Christian doctrine, the external prolegomena (manuscript)


60<br />

Zelfs al zou men met tien vingers bij tien teksten uit het Nieuwe Testament<br />

onomstotelijk 'bewijzen' dat de Schrift klaar en duidelijk leert dat Jezus de Heer is,<br />

dan nog zegt de Schrift zelf: 'Niemand kan zeggen: Jezus is Heer, dan door de<br />

Heilige Geest'. (1 Kor. 12:3) Wie het uiterlijk correct na spreekt en het ook nog<br />

meent, maar zulks niet uit de kracht van de Heilige Geest, zegt niet de volle<br />

waarheid.<br />

Zo liggen aan elke Schriftbenadering vooronderstellingen ten grondslag en kan die<br />

benadering dientengevolge nooit objectief zijn. Er bestaat geen neutrale positie in de<br />

bestudering van en omgang met de Schrift. Men leest de Bijbel met een<br />

onderworpen of met een rebellerend hart.<br />

Dit wordt door Ouweneel (en met hem door de Reformatorische Wijsbegeerte) beti-<br />

teld als het religieuze grondmotief, dat voor-wetenschappelijk, voor-theoretisch is, en<br />

leidt tot een pre-theoretische wereldvisie ('the ultimate commitment').<br />

Hoe verhoudt zich dat tot de wetenschappen? Ouweneel hierover:<br />

Ik geloof sterk dat alle wetenschappelijke activiteit plaatsvindt binnen het kader van<br />

een of ander paradigma en dat alle paradigma's uiteindelijk wortelen in iemands<br />

religieuze overtuiging. 173<br />

In deze visie blijft er dus geen spaander heel van de vrije, neutrale, autonome<br />

wetenschap! Het denken van de mens, zijn ratio, is dus volkomen onderworpen aan<br />

de Schrift of het rebelleert ertegen! En daarom is ieder mens in zekere zin religieus.<br />

Dit brengt ons op de vraag naar de grondhouding ten opzichte van de Schrift. Deze<br />

houding wordt bepaald door ons religieus grondmotief, wat wedergeboren of niet<br />

wedergeboren is. Een hart dat zich onderwerpt aan God is een hart dat onderworpen<br />

is aan de Bijbel. Want niet wij ondervragen de Schrift, maar de Schrift ondervraagt<br />

ons!<br />

Het betrouwbare, Bijbelgetrouwe paradigma is dan ook: wat zegt de Bijbel van zich-<br />

zelf? Dan kunnen we ons bij de studie van de Bijbel laten bepalen door de inhoud<br />

van de Bijbel zelf.<br />

Onze menselijke logica, onze veelgeprezen wetenschap, ons 'autonome' verstand, is<br />

niets anders dan een functie van het menselijk hart. En dat hart dient zich aan God<br />

en zijn Woord te onderwerpen! Dit leidt tot de (voor velen onthutsende) conclusie<br />

dat iets werkelijkheid is omdat het in Gods Woord staat.<br />

Nu gaan we terug naar Jona. Als wij geloven dat hij drie dagen in een vis geleefd<br />

heeft, dan zijn wij niet rationeel (volgens de wetten van de logica) of irrationeel<br />

173 Ouweneel, Christian doctrine, The external prolegomena (manuscript)


61<br />

(mystisch), maar supra-rationeel bezig. Dan kan ik iets rationeel niet verklaren, maar<br />

dat hoef ik ook niet langer, want ik heb niet te maken met de tirannieke eis van de<br />

wetenschap en haar eis van bewijs, maar met God zelf en diens eis van geloof.<br />

The miraculous in Scripture is not subject to rational proof - it is to be received by<br />

faith. 174<br />

Zoals we al zagen in eerdere hoofdstukken ontleent de Schriftkritiek haar<br />

argumenten<br />

aan vooronderstellingen die van buiten de Bijbel afkomstig zijn. Daardoor leest men<br />

achteruit. Daardoor wil men God zover serieus nemen als de lijn van de menselijke<br />

logica het toelaat. Al het andere wordt domweg geschrapt.<br />

Wie het boek Jona met de bril van dit paradigma leest, weet dat al het<br />

onverklaarbare wat hij tegen zal komen bij voorbaat uitgesloten is. Slechts een<br />

bezoek aan een goede opticien kan leesproblemen oplossen. Wie niet in de inblazing<br />

van de Heilige Geest bij de totstandkoming van de Bijbel gelooft, zal Diens licht op<br />

de tekst ook moeten ontberen. Wie geen nieuwe ogen krijgt, kan het Koninkrijk van<br />

God niet zien en zal dus ook de grondwetten ervan niet kunnen lezen. 175<br />

Daarom is het dat Bijbelgetrouwe exegeten wel zover willen gaan om de wonderlijke<br />

gebeurtenissen in het boek Jona aannemelijker te maken, maar zij nooit tot het<br />

uiterste willen (en kunnen!) gaan al dit miraculeuze te bewijzen.<br />

Wij kunnen een heel eind meegaan met de scherpzinigheid en ernst waarmee zij, die<br />

de historiciteit van het boek Jona ontkennen, hun exegetische arbeid verrichten. Of,<br />

om het met de woorden van Gaebelein te zeggen:<br />

But though we differ profoundly from those who deny the historicity of Jonah,<br />

certain of their comments about the ethical and spiritual values of this prophet<br />

should not be overlooked. 176<br />

Maar het zwaartepunt van de hele kwestie van de benadering van het boek Jona ligt<br />

toch in de woorden van Hailey, als hij schrijft:<br />

As suggested by McCartney, the ability or inability to accept a miracle depends on<br />

whether ore not one spells his God with a capital 'G'. 177<br />

174 Gaebelein, Four minor prophets, p. 128<br />

175 Joh. 3:3<br />

176 Gaebelein, Four minor prophets, p. 58<br />

177 Hailey, A commentary on the minor prophets, p. 64


SAMENVATTING en CONCLUSIE<br />

62<br />

Met deze laatste constatering zijn we aangeland bij de samenvatting van dit werk en<br />

kunnen we op basis hiervan proberen onze conclusies te trekken. De arbeid heeft de<br />

nodige energie en concentratie gevergd, maar wij zijn ons ook terdege bewust van<br />

het doorzettingsvermogen dat er van de lezer gevraagd is. Een woord van dank aan<br />

allen die het tot dit stadium nog volgehouden hebben is daarom wel op zijn plaats.<br />

De op bladzijde vier verwoorde vraagstelling<br />

Hoe zwaar wegen de argumenten van de kritische Bijbelwetenschap, die op grond<br />

van haar methoden en uitgangspunten tot de conclusie is gekomen dat het boek<br />

Jona geen historisch betrouwbaar verslag is van hetgeen in het gelijknamige<br />

Bijbelboek te lezen staat?<br />

is zo nauwkeurig mogelijk onderzocht, zodat de beantwoording van deze vraag niet<br />

licht verweten kan worden ongefundeerd te zijn.<br />

De profeet Jona wordt door de Schrift geïdentificeerd als de knecht van God ten tijde<br />

van de regering van Jerobeam II en blijkens zijn genealogische data eveneens<br />

verbonden als hoofdpersoon aan het gelijknamige tweeëndertigste boek van het<br />

Oude Testament. Pogingen om zijn belevenissen op weg naar en rond Ninevé laat<br />

(zo mogelijk post-exilisch) te dateren vinden geen steun in historische,<br />

archeologische of linguïstische bewijsvoering.<br />

Definiëring van het literaire genre van het boek is in de literatuur het belangrijkste en<br />

tegelijk het meest cruciale punt gebleken. Constructies die ontwikkeld zijn om het<br />

boek te bestempelen als een parabel of allegorie blijken gebouwd op heipalen die<br />

geen grond vinden in de Bijbel zelf. Zij zijn verankerd in de vooronderstellingen van<br />

de Bijbelkritiek, die het aangeleverde materiaal niet uit de Schrift maar uit<br />

vooropgezette leesregels betrekt. Het genre wordt zodoende met voorbedachte rade<br />

vastgesteld, waardoor de historische benadering in voorarrest geplaatst wordt.<br />

De buitenbijbelse bronnen die men gemeend heeft te kunnen aanwijzen als<br />

geboorteplaats van het boek Jona blijken niet die waterkwaliteit te bezitten die men<br />

aanprijst. Dat water verschilt qua samenstelling aanzienlijk met het water uit Bijbelse<br />

bron. Tevens kan er niet beslist worden welke bron eerder geslagen is, die van de


Bijbel of die daarbuiten. Het water uit Bijbelse bron kan met een gerust hart ter<br />

63<br />

consumptie aangeboden worden. Zo kan men ook aannemen, dat waar Jona gebruik<br />

heeft gemaakt van dezelfde bron, de Bijbel, dit geen bedreiging vormt voor de<br />

kwaliteit van het gebodene. Het boek Jona is derhalve niet afhankelijk van bronnen<br />

buiten de Schrift. Wat aangewend werd vanuit die Schrift geschiedde volkomen<br />

legitiem.<br />

Een rondreis door de geschiedenis van de exegese van het boek Jona brengt de<br />

reiziger soms in bizarre oorden. Wat echter het meest opvalt is dat hij, aangekomen<br />

in het oord der Verlichting, plotseling van voertuig dient te wisselen. Het geloof liep<br />

immers op de laatste benen en moet maar zo snel mogelijk worden ingeruild tegen<br />

het voertuig van het menselijke autonome verstand, dat veel beter in staat lijkt de<br />

hindernissen te overbruggen. Wie deze manier van reizen versmaadt wordt met<br />

meewarige blik gepasseerd. De brandstof van dit vervoermiddel is echter niet<br />

deugdelijk, want het is<br />

ontwikkeld uit de grondstof van de menselijke hoogmoed die meent bij haar eigen<br />

licht te kunnen wandelen. En waar verkeerd gereisd wordt, komt de bestemming in<br />

gevaar. Het is dan ook daarom dat de Bijbelkritiek met het verlaten van de weg van<br />

onderwerping en geloof moeilijk tot een juiste verklaring van het boek Jona zal kun-<br />

nen komen. Wat haar rest is een humanistisch, psychologisch, filosofisch of gods-<br />

dienstwetenschappelijk product, waarbij de soevereiniteit van God en zijn<br />

barmhartigheid met zondige mensen onvoldoende of helemaal niet belicht wordt.<br />

Een nadere blik op de vier grootste struikelblokken die men vindt op weg naar de<br />

historische benadering van het boek laat zien dat deze nooit helemaal verwijderd<br />

kunnen worden. Is de kwestie van Ninevé en zijn bewoners door de voortschrijding<br />

van de archeologische wetenschap nog niet helemaal beslist en staat dit daardoor<br />

nog open voor verdere doordenking, het wonder van vis en boom blijft een<br />

struikelblok voor iedereen die de rationalistische eisen aan de Bijbel blijft stellen. En<br />

de tegemoetkoming aan die eis zal altijd uitblijven, omdat de ratio niets te eisen<br />

heeft. Ook de ratio staat besmet tegenover de Schepper en kan pas gezond gaan<br />

functioneren als het zich wil laten behandelen met het medicijn van zondebesef,<br />

vergeving en onderwerping.<br />

Vanuit dit voorgaande zien wij dan ook geen enkele reden de berichtgeving over alle<br />

dingen die in het boek Jona beschreven te betwijfelen. Jona leefde ten tijde van


64<br />

Jerobeam II. Hij was God ongehoorzaam en kwam in een vliegende storm terecht.<br />

Toen hij overboord geworpen werd, stilde de storm, terwijl Jona zijn reis voortzette<br />

in het ingewand van een zeewezen. Toen deze hem levend en wel aan land spuwde,<br />

trok Jona zonder omwegen naar Ninevé, een stad van grote omvang en bewoond<br />

door enige honderdduizenden mensen. Jona' s boodschap brachten regionale<br />

beroering en verootmoediging teweeg. God spaarde de stad echter. Een boom die in<br />

een nacht omhoog schoot, werd door een kwaadaardige worm veranderd in een<br />

dorre boom.<br />

Zo staat het in de Schrift en zo mogen we het aanvaarden!<br />

De verwijzing van Jezus naar het optreden van Jona vormt een hele grote<br />

legitimering van de historiciteit van het boek. Wie dat betwijfelt, en deze woorden<br />

van Jezus aan de gemeente toeschrijft, moet zich afvragen of hij zich niet schuldig<br />

maakt aan miskenning van het authentieke gezag van Jezus' woorden. Het is<br />

opnieuw de Bijbel zelf die de historiciteit van Jona, de koningin van Seba en Jezus op<br />

hetzelfde niveau van geloofwaardigheid plaatst. Wie aan Jezus' verwijzing naar Jona<br />

geen enkel argument voor diens werk en belevenissen ontleent lijkt een leesstoornis<br />

te hebben die wij tot op heden niet echt hebben kunnen begrijpen.<br />

Wat voor Jona geldt, geldt in zekere zin voor de gehele Schrift. Alle mensen zijn<br />

brildragers, wat wil zeggen dat niemand onbevooroordeeld leeft, denkt, spreekt en<br />

leest. Deze bril beslist reeds in het stadium dat voorafgaat aan het lezen, bestuderen<br />

en overdenken van de Schrift tot welke conclusies men gaat komen. Het is slechts de<br />

interventie van de Heilige Geest die een mens tot vernieuwing kan brengen. Vernieu-<br />

wing van het hart, de plaats waar het religieuze grondmotief van de mens<br />

domineert. Waar dat hart zich niet langer tegen God verzet maar zich aan Hem wil<br />

onderwerpen, daar wordt het motief zodanig gerepareerd dat het bij het licht van de<br />

Auteur in staat is het woord te lezen, te begrijpen en toe te passen. Het uitdragen<br />

van die boodschap was de missie van Jona en wie die God dient en diens boodschap<br />

wil uitdragen mag weten in dezelfde opdracht te staan.<br />

Zo mogen we dan ook als antwoord op de gestelde vraag tot de conclusie komen dat<br />

er geen dwingende redenen zijn om aan het boek Jona als historisch verslag te<br />

twijfelen.<br />

De diepste gronden voor de argumentaties en de conclusie bleken achteraf<br />

wijsgeriger en levensbeschouwelijker gedetermineerd dan vooraf gedacht werd.


DANKBETUIGING<br />

65<br />

Zonder de stimulerende en richtinggevende contacten met mijn begeleider, de heer<br />

Dr. M.J. Paul, zou het niet mogelijk geweest zijn deze scriptie tot een goed einde te<br />

brengen. Ik dank hem recht hartelijk voor zijn grondige leeswerk en zijn waardevolle<br />

adviezen.<br />

Tevens dank ik de leiding van de Evangelische Theologische Academie, die mij in<br />

staat stelde de afgelopen maanden zoveel voldoening te ervaren in het vervaardigen<br />

van dit werk.<br />

Als laatste dank ik mijn gezin, dat het nooit bezwaarlijk gevonden heeft de maaltijd<br />

te nuttigen met een vader die doorlopend in gedachten bezig bleef met die ene zin<br />

...


Geraadpleegde boeken<br />

66<br />

totaal aantal woorden: 21478<br />

Aalders,G.Ch., The problem of the book of Jonah (London, Tyndale, 1948)<br />

cito fit cito perit<br />

Aalders,G.Ch., Obadja en Jona, serie Commentaar op het Oude Testament (Kampen,<br />

Kok, 1958)<br />

Allen,L.C., The books of Joel, Obadiah, Jonah and Micah, New International<br />

Commentary on the Old Testament (Grand Rapids, Eerdmans, 1976)<br />

Archer, G.L., A survey of Old Testament introduction, rev. (Chicago, Moody Press,<br />

1994)<br />

Baldwin, Joyce, Jonah in The Minor Prophets, an exegetical and expository commen-<br />

tary, edited by Thomas Edward McComiskey (Grand Rapids, Baker Books, 1993)<br />

Bewer,J.A., A critical and exegetical commentary on Jonah, International Critical<br />

Commentary (Edinburgh, T&T Clark, 1912)<br />

Bickermann,E. Four strange books of the Bible, Jonah/Daniel/Koheleth/Esther (New<br />

York, Schocken Books, 1967)<br />

Bruggen, J. van, Het lezen van de Bijbel (Kampen, Kok, 1981)<br />

Bruggen, J. van, Matteüs, Commentaar op het Nieuwe Testament, derde serie (Kam-<br />

pen, Kok, 1990)<br />

Douglas, J.D et.al. New Bible Dictionary, Nineveh by D.J. Wiseman (Leicester, Inter-<br />

Varsity Press, 1982)<br />

Ellicott, G.J. Jonah, Rev. Archdeacon Aglen, M.A., Bible commentary for English<br />

readers (London, Cassel and Company, z.j.)


Ellul, J., The judgement of Jonah, translated by Geoffrey W. Bromiley (Grand<br />

Rapids, Eerdmans, 1971)<br />

Gaebelein, F.E., Obadiah, Jonah, Habakkuk and Haggai in Four minor Prophets<br />

(Chicago, Moody Press, 1970)<br />

Good, Edwin M., Irony in the Old Testament, (Sheffield, The Almond Press, 1981)<br />

67<br />

Hailey, H., A commentary on the minor prophets (Grand Rapids, Baker Book House,<br />

1972)<br />

Harrison, R.K., Introduction to the Old Testament, (Grand Rapids, William B. Eerd-<br />

mans, 1969)<br />

Henderson, E., The twelve minor prophets (Grand Rapids, Baker Book House, 1980)<br />

Keil, C.F., Commentary on the Old Testament vol. X, The Minor Prophets, translated<br />

from German by James Martin (Grand Rapids, William B. Eerdmans, 1993 repr.)<br />

Lacocque, André and Pierre Emmanuel, The Jonah Complex (Atlanta, John Knox<br />

Press, 1981)<br />

Luther, M. Het boek Jona, vertaald en ingeleid door Drs. K. Exalto (Amsterdam,<br />

Buijten & Schipperheijn, 1971)<br />

Magonet, Jonathan, Form and Meaning, studies in literary techniques in the book of<br />

Jonah (Sheffield, The Almond Press, 1983)<br />

Maier, Gerhard, Der Prophet Jona, in: Wuppertaler Studienbibel (Wuppertal,<br />

R. Brockhaus Verlag, 1976)<br />

Myers, J., Hosea, Joel, Amos, Obadiah, Jonah, The Layman's Bible Commentaries<br />

(London, SCM Press Ltd., 1960)


68<br />

Ouweneel, W.J., Christian Doctrine, Vol. I: The External Prolegomena (manuscript)<br />

Ridderbos, J., De Kleine Profeten, tweede deel, (Kampen, J.H. Kok, z.j.)<br />

Smart, James D., The Book of Jonah in: The Interpreters Bible Vol. VI , (New York,<br />

Abingdon Press, 1956)<br />

Velema, W.H., Oriëntatie in de christelijke ethiek (Den Haag, Boekencentrum, 1990)<br />

Geraadpleegde artikelen<br />

Childs, B.S., "The canonical shape of the book of Jonah" in: Biblical and Near Eastern<br />

Studies, essays in honour of William Sanford LaSor (Grand Rapids, Eerdmans, 1978)<br />

Deely, M.K., "The shaping of Jonah" in: Theology Today, Vol. 24, No. 3, Princeton,<br />

October 1977 p. 304 - 310<br />

Elata-Alster, G. & R. Salmon, "The deconstruction of genre in the book of Jonah:<br />

toward a theological discourse" in: The Journal of Literature & Theology, Vol. 3,<br />

No. 1, March 1989, p. 40 - 57<br />

Ferguson, P., "Who was the King of Nineveh in Jonah 3:6?" in: Tyndale Bulletin<br />

47.2, 1996, p. 301-314<br />

Groot, C.A.E. "Toen Jona in de walvis zat", in: Soteria, jaargang nr. 2, juni 1985,<br />

p. 19 - 23<br />

Kaiser, O., "Wirklichkeit, Möglichkeit und Vorurteil, ein Beitrag zum Verständnis des<br />

Buches Jona" in: Evangelische Theologie, 33. Jahrgang, Januar-Februar 1973,<br />

p. 91 - 103<br />

Krüger, T., "Literarisches Wachstum und theologische Diskussion im Jona-Buch" in:<br />

Biblische Notizen, Heft 59, München, 1991 p. 57 - 85


Landes, G.M., "The canonical approach to introducing the Old Testament: prodigy<br />

69<br />

and problems" in: Journal for the Study of the Old Testament, issue 16, May 1980,<br />

p. 32-39<br />

Levine, E., Jonah as a philosophical book" in: Zeitschrift für die alttestamentliche<br />

Wissenschaft, 96. Band 1984, p. 235-245<br />

Loretz, O., "Herkunft und Sinn der Jona-Erzählung" in: Biblische Zeitschrift, Jahrgang<br />

5, Juli 1961, p. 18 - 29<br />

Payne, D., "Jonah from the perspective of its audience" in: Journal for the Study of<br />

the Old Testament, Issue 13, 1979, p. 3 - 12<br />

Robinson, B., "Jonah's Qiqayon plant" in: Zeitschrift für die alttestamentliche Wissen-<br />

schaft, 97. Band 1985, p. 390 - 403

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!