12.09.2013 Views

Het voltooid deelwoord in Semiotaxis - Nederlandse Taalkunde

Het voltooid deelwoord in Semiotaxis - Nederlandse Taalkunde

Het voltooid deelwoord in Semiotaxis - Nederlandse Taalkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

•<br />

•<br />

<strong>Het</strong> <strong>voltooid</strong> <strong>deelwoord</strong> <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong><br />

1 Vooraf<br />

ElS ElffErS*<br />

<strong>Het</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>voltooid</strong> <strong>deelwoord</strong> (VD) is voor grammatici van oudsher een weerbarstige<br />

categorie. Doordat het zowel deel uitmaakt van het systeem van werkwoordstijden<br />

(Jan werkt- Jan heeft gewerkt) en -wijzen (Jan snijdt het brood – <strong>Het</strong> brood wordt door Jan gesneden)<br />

als allerlei gebruikswijzen kent die aansluiten bij die van het adjectief (het gesneden<br />

brood; Hij verkoopt het brood gesneden) is het een hybride en moeilijk afgrensbare categorie.<br />

Voor taalkundigen als Ebel<strong>in</strong>g, die, conform het één-vorm-één-betekenispr<strong>in</strong>cipe, een unificerende<br />

beschrijv<strong>in</strong>g van taaltekens nastreven, is het VD juist “door zijn gecompliceerde<br />

karakter […] een echte uitdag<strong>in</strong>g” (De Haan (1997: 90), geciteerd <strong>in</strong> Ebel<strong>in</strong>gs <strong>Semiotaxis</strong>, p.<br />

387). 1 In de volgende paragrafen komt Ebel<strong>in</strong>gs antwoord op deze uitdag<strong>in</strong>g aan de orde.<br />

2 <strong>Het</strong> VD <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong>: unificatie vs. diversificatie<br />

Ebel<strong>in</strong>g ziet de betekenis van het VD als samengesteld uit de betekenis van het discont<strong>in</strong>ue<br />

VD-morfeem (afwisselend aangeduid als g..en, g..d, ge..t of comb<strong>in</strong>aties hiervan 2 ) en die van<br />

de lexicale kern van het VD. Over de betekenis van het VD-morfeem doet Ebel<strong>in</strong>g twee<br />

soorten uitspraken:<br />

a) unificerende uitspraken, waarbij als centraal kenmerk bisituationaliteit wordt genoemd.<br />

Dit houdt <strong>in</strong> dat het VD betrekk<strong>in</strong>g heeft op twee situaties: het door het werkwoord<br />

(waarvan het VD is afgeleid) uitgedrukte proces en de toestand die daar het gevolg van is<br />

(na of tijdens het proces) (p. 383). <strong>Het</strong> gaat hier volgens Ebel<strong>in</strong>g om “het belangrijkste<br />

kenmerk” van het VD (p. 386). Hij ziet dit kenmerk tevens als het criterium om van een<br />

“echt” VD te spreken (p. 395), en beschouwt het als een <strong>in</strong> het VD-morfeem besloten<br />

eigenschap (p. 446, 448).<br />

* Adres auteur: Mozartkade 11, 1077 DJ Amsterdam. E-mail: els.elffers@uva.nl<br />

1 Zie <strong>Semiotaxis</strong> p. 11-18 voor Ebel<strong>in</strong>gs theoretische benader<strong>in</strong>g conform het één-vorm-één-betekenispr<strong>in</strong>cipe.<br />

De behandel<strong>in</strong>g van het VD is geconcentreerd op p. 381-404, maar daar ontbreekt het gebruik van het VD <strong>in</strong><br />

het worden-passief. Dit en enkele woordvolgordekwesties m.b.t. het VD worden besproken op p. 446-457. <strong>Het</strong><br />

imperativische gebruik (als <strong>in</strong> Opgelet!) wordt behandeld <strong>in</strong> het gedeelte dat over de <strong>in</strong>f<strong>in</strong>itief gaat (p. 409-433);<br />

daar wordt ook aandacht besteed aan IPP-verschijnselen.<br />

2 Ik beperk mij hier tot de aanduid<strong>in</strong>g g..t. Ebel<strong>in</strong>g gaat er, evenals veel andere grammatici, van uit dat er bij<br />

werkwoorden met een onscheidbaar voorvoegsel (bv. be-, ver-, ont-) sprake is van een formele alternant van het<br />

morfeem, bestaande uit alleen het tweede deel van het circumfix (p. 403).<br />

<strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong>, jaargang 14, 2009-1<br />

81


82<br />

ELS ELFFERS<br />

b) diversificerende uitspraken, waarbij het VD semantisch wordt opgesplitst <strong>in</strong> –uite<strong>in</strong>delijk<br />

– zes categorieën. In Ebel<strong>in</strong>gs symbolische notatie: BIS, PF, x HEEFT y 1 AAN zich,<br />

RSL, SI en SE. Als eerste oriëntatie geef ik kort de betekenissen van de symbolen en de<br />

bijbehorende -enige of meest typerende- gebruikswijze(n) van het VD:<br />

- BIS (“bisituationaliteit” (<strong>in</strong> engere z<strong>in</strong> dan onder (a)): bij prenom<strong>in</strong>aal gebruik, als<br />

<strong>in</strong> de gevallen appel, de geplaagde leraar.<br />

- PF (“perfectief”): <strong>in</strong> alle perfectische constructies, b.v. Zij heeft gelachen, Jan is onderzocht,<br />

De appel is gevallen.<br />

- x HEEFT y 1 AAN zich: bij pseudo-<strong>deelwoord</strong>en (VD’en die niet van een werkwoord<br />

zijn afgeleid), als <strong>in</strong> de gemaskerde man. In de representatie heeft x, <strong>in</strong> dit<br />

geval, betrekk<strong>in</strong>g op de man, y op het masker. 1 AAN staat, globaal gesproken, voor<br />

“contact”. 3<br />

- RSL (“resolution”): bij imperativisch gebruik, als <strong>in</strong> Even volgehouden!<br />

- SI (“syntactische <strong>in</strong>dex”, een algemene aanduid<strong>in</strong>g voor morfemen die geen eigen<br />

betekenis aandragen, maar een “orden<strong>in</strong>g” aanbrengen <strong>in</strong> andere betekenissen):<br />

bij adjectivisch gebruik als <strong>in</strong> De chef is gehaat bij zijn ondergeschikten. De “orden<strong>in</strong>g”<br />

betreft hier de passieve <strong>in</strong>terpretatie van het werkwoord.<br />

- SE (“set expression”, een algemene aanduid<strong>in</strong>g voor idiomatische comb<strong>in</strong>aties):<br />

bij van VD’en afgeleide adjectieven als verloren <strong>in</strong> de betekenis ‘reddeloos’; ook bij<br />

b.v. gebogen <strong>in</strong> een gebogen neus (‘krom’), en bij VD’en met een onachterhaalbare<br />

lexicale kern, als <strong>in</strong> gesjochten.<br />

(a)- en (b)-uitspraken weerspiegelen twee verschillende onderzoeksstrategieën. (a) weerspiegelt<br />

het door Ebel<strong>in</strong>g expliciet beleden één-vorm-één-betekenispr<strong>in</strong>cipe. Daarbij hoort<br />

het streven naar heranalyse van betekenissen die <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie verschillend lijken als<br />

varianten b<strong>in</strong>nen een samenhangend semantisch cluster. (b) weerspiegelt het streven om<br />

gesignaleerde betekenisverschillen juist het volle pond te geven en ze te verantwoorden<br />

via verschillende (syntactisch-)semantische representaties. De benader<strong>in</strong>g die deze strategie<br />

bij uitstek volgde was de generatieve semantiek die rond 1975 opgeld deed en waar<br />

Ebel<strong>in</strong>g zich, blijkens het slot van zijn boek, verwant mee voelt (p. 506). 4<br />

De (a)- en (b)-strategie staan haaks op elkaar en Ebel<strong>in</strong>g komt via (b) dan ook tot<br />

beschrijv<strong>in</strong>gen die we<strong>in</strong>ig stroken met het door hem aanvaarde één-vorm-één-betekenispr<strong>in</strong>cipe,<br />

dat (a) impliceert. Vele <strong>in</strong>consistenties zijn het gevolg. Weliswaar tracht Ebel<strong>in</strong>g<br />

althans enkele van de zes (b)-varianten te presenteren als semantisch met elkaar samenhangend<br />

– er zou sprake zijn van polysemie doordat ze het kenmerk ‘bisituationaliteit’ (<strong>in</strong><br />

ruimere z<strong>in</strong>) delen 5 – maar deze pog<strong>in</strong>gen zijn zo halfslachtig en we<strong>in</strong>ig overtuigend dat<br />

van serieuze unificatie geen sprake is. Ik licht dit toe:<br />

3 Zie p. 259. Met het l<strong>in</strong>ksgeplaatste subscript worden polyseme varianten van semantische elementen<br />

onderscheiden. Bij AAN ontbreken deze echter; het subscript had dus weggekund.<br />

4 Ebel<strong>in</strong>g ziet Seurens “Semantische Syntaxis” als de enige nazaat van deze richt<strong>in</strong>g. Hij kan zich <strong>in</strong> Seurens<br />

benader<strong>in</strong>g v<strong>in</strong>den, maar heeft ook bezwaren (p. 506-513).<br />

5 Anders dan <strong>in</strong> de generatieve semantiek, zijn bij Ebel<strong>in</strong>g de <strong>in</strong> kapitalen gepresenteerde elementen, die de<br />

bouwstenen van zijn syntactisch-semantische representaties vormen, geen semantische primitieven. Sommige<br />

worden zeer uitvoerig gedef<strong>in</strong>ieerd, andere worden slechts kort of alleen via een voorbeeld toegelicht.


•<br />

<strong>Het</strong> <strong>voltooid</strong> <strong>deelwoord</strong> <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong><br />

<strong>Het</strong> gaat om de varianten BIS, PF en ’x HEEFT y 1 AAN zich’. Bij alledrie is volgens Ebel<strong>in</strong>g<br />

sprake van bisituationaliteit. Maar van de eerdergenoemde voor deze eigenschap kenmerkende<br />

twee-eenheid van “proces” en “resulterende toestand” blijft <strong>in</strong> de praktijk we<strong>in</strong>ig<br />

over. Bij BIS acht Ebel<strong>in</strong>g deze dualiteit <strong>in</strong> feite slechts van toepass<strong>in</strong>g op <strong>in</strong>transitieve constructies,<br />

waar<strong>in</strong> de toestand altijd op het proces volgt, als <strong>in</strong> de gevallen appel (p. 383). Bij<br />

transitieve constructies, waar<strong>in</strong> soms sprake is van gelijktijdigheid van proces en toestand,<br />

als <strong>in</strong> de geplaagde leraar, geldt opeens een heel andere twee-eenheid: die van tweemaal het<br />

proces, eenmaal vanuit het perspectief van de agens (de plagende leerl<strong>in</strong>gen) en eenmaal<br />

vanuit het perspectief van de patiens (de leraar) (p. 385). Bij PF wordt de ”resulterende<br />

toestand” terloops vervangen door een “rem<strong>in</strong>iscentie” aan het eerdere proces, waardoor<br />

de dualiteit samenvalt met die van meer traditionele beschrijv<strong>in</strong>gen van het perfectum:<br />

“werk<strong>in</strong>g” (verleden) waarop vanuit het “referentiepunt” (heden) wordt teruggeblikt (p.<br />

390). 6 <strong>Het</strong> gaat wel steeds om twee elementen, maar daarmee houdt de gelijkenis op.<br />

Bij ‘x HEEFT y 1 AAN zich’ is zelfs van twee elementen niet serieus sprake. Van bisituationaliteit<br />

zou sprake zijn omdat de <strong>in</strong> b.v. gerokt beschreven toestand moet zijn “<strong>in</strong>getreden<br />

als gevolg van een proces” (het aantrekken van de rok, p. 403). Onnodig te zeggen<br />

dat, zo opgevat, bisituationaliteit van toepass<strong>in</strong>g is op vrijwel alle predikaten en attributen,<br />

en dus onbruikbaar is om het VD te karakteriseren. 7<br />

Bij de overige drie VD-categorieën is er geen sprake van bisituationaliteit. 8 <strong>Het</strong> totaalbeeld<br />

is er, kortom, één van halfslachtige en daardoor mislukte pog<strong>in</strong>gen tot een <strong>in</strong>tegrale,<br />

unificerende beschrijv<strong>in</strong>g van het VD. Daarmee is echter nog niets gezegd over Ebel<strong>in</strong>gs<br />

deel-analyses van de verschillende gebruikswijzen van het <strong>Nederlandse</strong> VD. Daarover gaat<br />

de volgende paragraaf.<br />

3 <strong>Het</strong> VD vergelijkenderwijs<br />

Ebel<strong>in</strong>gs beschrijv<strong>in</strong>g van het VD is (alleen al door het gehanteerde descriptieve apparaat)<br />

uitzonderlijk, maar tegelijk ook nauw verweven met de rijke neerlandistische traditie van<br />

VD-onderzoek, begonnen met Kern (1912), en voortgezet <strong>in</strong> recenter taalkundig werk van<br />

o.a. Sassen, Van der Wal, en De Haan, werk waar<strong>in</strong> bovendien vaak het één-vorm-éénbetekenispr<strong>in</strong>cipe<br />

een sturende functie vervult. Ebel<strong>in</strong>g ontwikkelt zijn ideeën <strong>in</strong> – soms<br />

uitvoerige – discussie met deze traditie. Hieronder bekijk ik zijn visie per onderdeel vanuit<br />

dit ruimere perspectief.<br />

3.1 Werkwoordelijk-adjectivisch<br />

Bij Ebel<strong>in</strong>g zijn VD’en BIS of PF “al naar gelang van de syntactische positie” (p. 394). Dat<br />

betekent dat een prenom<strong>in</strong>aal VD nooit het “terugblikkende” karakter van PF kan hebben,<br />

ook niet als er sprake is van een echte beknopte bijz<strong>in</strong>, als <strong>in</strong> de niet door de slager geslachte<br />

6 Vgl. b.v. par. 2.4.8.4 van de ANS.<br />

7 Ebel<strong>in</strong>g erkent dat van dit type bisituationaliteit geen sprake kan zijn bij woorden als breedgeschouderd, waar<br />

zo’n proces niet zonder science fiction denkbaar is, maar hij handhaaft ook hier zijn analyse (p. 403).<br />

8 Hoewel SI op p. 393 wordt geïntroduceerd vanwege het ontbreken van bisituationaliteit, wordt er bij de<br />

toepass<strong>in</strong>g van SI op het worden-passief, en ook bij RSL, wel een (voor mij niet <strong>in</strong>terpreteerbaar en <strong>in</strong> de<br />

semantische representatie niet uitgedrukt) verband met bisituationaliteit gelegd (p. 419 en 448).<br />

83


84<br />

ELma BLom En SiEBE ELS DE ELFFERS<br />

KoRtE<br />

lammeren (p. 400). Omgekeerd kan een predicatief gebruikt VD nooit het “toestandskarakter”<br />

van BIS krijgen: ook <strong>in</strong> de “burgerlijke staat”-lez<strong>in</strong>g van Hij is getrouwd is sprake van<br />

PF (p. 394). Op dit punt ligt Ebel<strong>in</strong>g achter op de traditioneel-grammaticale traditie, die <strong>in</strong><br />

beide posities werkwoordelijk èn adjectivisch gebruik onderscheidt.<br />

Veel recent onderzoek gaat een stap verder dan de traditionele analyse. Men probeert<br />

via een unificerende beschrijv<strong>in</strong>g recht te doen aan de vloeiende en context-afhankelijke<br />

<strong>in</strong>terpretatieve overgangen tussen werkwoordelijk en adjectivisch gebruik van het VD,<br />

b.v. <strong>in</strong> z<strong>in</strong>nen als <strong>Het</strong> boek is gebonden, en tevens aan het feit dat het VD, óók <strong>in</strong> geval van<br />

puur werkwoordelijk gebruik, een eigenschap noemt van het subject of het object. Dit<br />

wordt verantwoord door het VD te analyseren als <strong>in</strong> de eerste plaats toestands-aanduidend;<br />

het achterliggende proces treedt <strong>in</strong> wisselende mate op de voorgrond. Slechts VD’en van<br />

immutatieve <strong>in</strong>transitiva als lachen en slapen duiden uitsluitend een proces aan; een resulterende<br />

toestand is door de aard van deze werkwoorden niet denkbaar. Alleen bij dit type<br />

werkwoorden fungeert het VD + hebben louter als markeerder van het “terugblikkende”<br />

perfectum (vgl. b.v. Van der Wal 1986: 66-68).<br />

Ebel<strong>in</strong>g onderschrijft deze laatste visie, maar bewandelt <strong>in</strong> zijn beschrijv<strong>in</strong>g de omgekeerde<br />

weg. Hij postuleert ten behoeve van werkwoorden als lachen etc. PF, en beschrijft<br />

vervolgens alle constructies met hebben/zijn + VD als gevallen van PF. Daardoor kan niet<br />

worden verantwoord dat bij de perfecta van andere typen werkwoorden de toestandsbetekenis<br />

bij subject of object wel degelijk een rol speelt. 9 A fortiori ontbreekt de mogelijkheid<br />

om bij transitiva een onderscheid te maken tussen de met (im-)mutativiteit correlerende<br />

<strong>in</strong>terpretatie van de toestand als volgend op of (mogelijk) gelijktijdig aan het proces, vgl. De<br />

soldaat is gedood (mutatief) vs. Die leraar is bem<strong>in</strong>d (immutatief). Een gevolg hiervan is dat<br />

uitsluitend ten behoeve van constructies die alleen de gelijktijdigheidslez<strong>in</strong>g (die onverenigbaar<br />

is met de PF-betekenis) toelaten, als De chef is gehaat bij zijn onderschikten, een<br />

aparte VD-variant (SI) moet worden gepostuleerd.<br />

Zelfs bij BIS komt de toestandbeschrijv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het gedrang, doordat Ebel<strong>in</strong>g dit symbool<br />

bij transitiva opvat als betrekk<strong>in</strong>g hebbend op het proces, “gedacht als twee situaties”, eenmaal<br />

vanuit de agens en eenmaal vanuit de patiens (p. 385, 390). Terwijl bij Van der Wal<br />

e.a. de resulterende toestand altijd centraal staat, zowel <strong>in</strong> b.v. de gesneuvelde soldaat als <strong>in</strong><br />

b.v. de gedode soldaat, is dat bij Ebel<strong>in</strong>g alleen <strong>in</strong> het eerste (<strong>in</strong>transitieve) geval zo, en zou<br />

de gedode soldaat twee beelden oproepen: (i) van een dodende tegenpartij en (ii) van een<br />

soldaat die dit proces ondergaat. Zelfs bij immutatieve constructies als de geplaagde leraar,<br />

feitelijk de bestaansreden van deze BIS-variant, is deze beschrijv<strong>in</strong>g gebrekkig (het perspectief<br />

van plagende leerl<strong>in</strong>gen is <strong>in</strong> werkelijkheid buiten beeld). Ook hier is Van der Wals<br />

beschrijv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> termen van een – <strong>in</strong> immutatieve gevallen soms met het proces gelijktijdige<br />

– “resulterende toestand” niet alleen meer unificerend, maar ook empirisch adequater.<br />

3.2 <strong>Het</strong> “patiens”-perspectief<br />

Reeds <strong>in</strong> Kern (1912) wordt de toestand die het VD toekent gekoppeld aan de “participant”<br />

die <strong>in</strong>vloed ondergaat van het werkwoordelijke proces. Bij transitieve werkwoorden<br />

9 Een uitzonder<strong>in</strong>g vormt Ebel<strong>in</strong>gs analyse van het VD <strong>in</strong> Hij heeft het boek gebonden als resp. BIS en PF (p. 392),<br />

maar dit wordt niet doorgetrokken naar de -ook volgens Ebel<strong>in</strong>g- gelijksoortige homonymie <strong>in</strong> Hij kreeg het<br />

boek toegestuurd (p. 462).


<strong>Het</strong> <strong>voltooid</strong> <strong>deelwoord</strong> <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong><br />

als veroveren (mutatief) of leiden (immutatief) werkt het proces “van buitenaf” (<strong>in</strong> actieve<br />

z<strong>in</strong>nen op het object, <strong>in</strong> passieve op het subject); bij <strong>in</strong>transitieve mutatieve werkwoorden<br />

als vallen, arriveren werkt het “van b<strong>in</strong>nenuit” (op het subject). Dit idee is s<strong>in</strong>dsdien <strong>in</strong> talloze<br />

varianten herhaald. 10<br />

Ebel<strong>in</strong>g ziet niets <strong>in</strong> dit idee, vanwege (een al te letterlijke <strong>in</strong>terpretatie van) het begrip<br />

‘patiens’, waarmee sommigen (bv. De Haan 1991 en 1997) de “aangedane” participant<br />

aanduiden (p. 388). Zonder dit generaliserende idee moet echter per gebruikswijze worden<br />

verantwoord op welke participant de VD-toestand betrekk<strong>in</strong>g heeft. Bij Ebel<strong>in</strong>g gebeurt<br />

dit <strong>in</strong> de BIS-gevallen via de zgn. “syntactische potentie” van BIS, een mechanisme dat bij<br />

transitiva bewerkstelligt dat de object-valentie dom<strong>in</strong>ant is (p. 386). Bij het worden-passief<br />

en bij adjectivische constructies als De chef is gehaat gebeurt het via SI.<br />

PF is om theorie-technische redenen verstoken van syntactische potentie (p. 390).<br />

Ebel<strong>in</strong>g werkt ook niet, zoals de traditionele grammatica, met een onderscheid tussen<br />

zijn als hulpwerkwoord van tijd en hulpwerkwoord van (tijd en) lijdende vorm. <strong>Het</strong> passieve<br />

karakter van z<strong>in</strong>nen als Jan is onderzocht kan daardoor niet verantwoord worden. Een<br />

beschrijv<strong>in</strong>g als die van De Haan, waar<strong>in</strong> het patiens-perspectief een centrale eigenschap<br />

van het VD is, is dus, opnieuw, niet alleen meer unificerend, maar ook empirisch adequater<br />

dan die van Ebel<strong>in</strong>g<br />

3.3 Pseudo-<strong>deelwoord</strong>en?<br />

Vergelijkenderwijs staat, zoals blijkt uit het voorafgaande, voor Ebel<strong>in</strong>g de toestand die uit<br />

het werkwoordelijke proces resulteert <strong>in</strong> de betekenis van het VD veel m<strong>in</strong>der centraal<br />

dan voor andere auteurs. Een sterker toestands-perspectief leidt, zo bleek, tot adequatere<br />

en meer unificerende beschrijv<strong>in</strong>gen. Bij de m<strong>in</strong>der prototypische VD’en, die bij Ebel<strong>in</strong>g de<br />

SE-groep en de x HEEFT y 1 AAN zich-groep vormen, geldt iets vergelijkbaars.<br />

Sassen (1968) gaat uitvoerig <strong>in</strong> op deze categorieën. Hij laat zien:<br />

a) dat zeer veel VD’en gebruikswijzen kennen waarbij uitsluitend de toestand <strong>in</strong> beeld<br />

is en het proces vrijwel obsoleet is. Enkele voorbeelden: verlaten gebieden, een beperkte<br />

voorraad, een gevoerde jas, een gewapende <strong>in</strong>breker.<br />

b) dat het aannemelijk is om, ook <strong>in</strong> gevallen waar<strong>in</strong> er geen werkwoord bestaat naast<br />

een VD met een niet-werkwoordelijke kern, een co-existerend potentieel werkwoord<br />

aan te nemen. Vaak blijken die werkwoorden <strong>in</strong> de loop van de tijd werkelijk<br />

te ontstaan (de zgn. postparticipale werkwoorden; Sassen noemt als voorbeeld<br />

ontschorsen).<br />

Sassen verwerpt wegens (a) en (b) een strikte scheidslijn tussen (i) gewone VD’en, (ii)<br />

van VD’en afgeleide adjectieven, en (iii) adjectieven die de VD-vorm hebben, maar niet<br />

als afgeleid worden beschouwd. Dit biedt een empirisch bevredigend en unificerend perspectief.<br />

Gevallen als een verloren zaak, een gebogen neus, die bij Ebel<strong>in</strong>g als SE even onanalyseerbaar<br />

zijn als zuivere idiomen, kunnen <strong>in</strong>gepast worden <strong>in</strong> het algemene beeld van hoe<br />

10 <strong>Het</strong> tegenwoordig gehanteerde onderscheid tussen onaccusatieve en onergatieve werkwoorden, waarvan de eerste<br />

een object-achtig subject hebben, is gebaseerd op ditzelfde idee. Zie Broekhuis (1997a en b).<br />

85


•<br />

86<br />

ELma BLom En SiEBE ELS DE ELFFERS<br />

KoRtE<br />

VD’en zich kunnen gedragen. Ook ‘x HEEFT y 1 AAN zich’- gevallen als gemaskerd verliezen<br />

hun uitzonder<strong>in</strong>gspositie. Honorer<strong>in</strong>g van hun algemene VD-karakter schept bovendien<br />

mogelijkheden tot verklar<strong>in</strong>g van het feit dat menig pseudo-VD beg<strong>in</strong>t met een betekenisdragend<br />

en – ook semantisch – echt werkwoordelijk voorvoegsel (vgl. verliteratuurd,<br />

onthand, bebloemd vs. gebloemd). 11<br />

3.4 Imperatief<br />

Zelfs voor het marg<strong>in</strong>ale gebruik van het VD <strong>in</strong> imperativische z<strong>in</strong>nen bestaat een aantrekkelijkere<br />

en meer unificerende verklar<strong>in</strong>g dan de <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong> gepresenteerde. Ebel<strong>in</strong>g<br />

motiveert de VD-alternant RSL door te stellen dat Even volgehouden! zich onderscheidt<br />

van het alternatief Even volhouden! “doordat het voornemen, de vastbeslotenheid [van de<br />

toegesprokene], <strong>in</strong> de afbeeld<strong>in</strong>g wordt meegenomen” (p. 419). Plausibeler en theoretisch<br />

aantrekkelijker is de beschrijv<strong>in</strong>g van Du<strong>in</strong>hoven (1984: 150). Kenmerkend voor de VDimperatief<br />

is volgens hem, conform de algemene betekenis van het VD, het accent op de<br />

te bereiken e<strong>in</strong>dtoestand. In Nu de boeken <strong>in</strong>gepakt staat het e<strong>in</strong>ddoel centraal; “dat iemand<br />

daartoe moet gaan <strong>in</strong>pakken is secundair”. In overeenstemm<strong>in</strong>g hiermee kan dit type<br />

imperatief, eerder dan de gebiedende wijs Pak de boeken <strong>in</strong>!, een aanspor<strong>in</strong>g zijn (mede)<br />

aan het adres van de spreker zelf.<br />

4 ten slotte<br />

<strong>Semiotaxis</strong> biedt een breed perspectief op de verschillende gebruikswijzen van het <strong>Nederlandse</strong><br />

VD; descriptief en theoretisch schiet Ebel<strong>in</strong>gs analyse echter tekort.<br />

Dit laat onverlet dat Ebel<strong>in</strong>gs meer <strong>in</strong>cidentele observationele passages, vaak (uitvoerige)<br />

commentaren op werk van andere taalkundigen, bewonder<strong>in</strong>g afdw<strong>in</strong>gen, met name<br />

door de vasthoudendheid waarmee, juist op lastige punten, helderheid wordt nagestreefd.<br />

Ik noem één voorbeeld: het betoog over een aan het meer gelegen villa vs. een aan het meer<br />

liggende villa. In het eerste geval, maar niet <strong>in</strong> het tweede, zou het volgens Ebel<strong>in</strong>g gaan om<br />

meer dan louter een plaatsaanduid<strong>in</strong>g: de villa wordt een eigenschap toegedacht als gevolg<br />

van haar ligg<strong>in</strong>g; dankzij de ligg<strong>in</strong>g “heeft het huis iets”; dit verklaart z.i. de voorkeur voor<br />

deze formuler<strong>in</strong>g <strong>in</strong> reclamefolders (p. 385).<br />

Voor Ebel<strong>in</strong>gs sterk verbrokkelde totaalbeeld van het VD ben ik geneigd de eerdergenoemde<br />

diversificerende onderzoeksstrategie als hoofdschuldige aan te wijzen 12 . Als<br />

tweede schuldige beschouw ik het werken met symbolische notaties. Ebel<strong>in</strong>g zelf motiveert<br />

deze keuze expliciet: een notatie met symbolen is “niet alleen korter, maar vooral<br />

ook exacter en m<strong>in</strong>der dubbelz<strong>in</strong>nig en dus eenvoudiger te controleren dan een vagere,<br />

impressionistische beschrijv<strong>in</strong>g“ (p. 14). Een notatie kan echter nooit exacter zijn dan de<br />

<strong>in</strong>houd die zij representeert. Dubbelz<strong>in</strong>nigheid en <strong>in</strong>stabiliteit van de gerepresenteerde<br />

11 Ebel<strong>in</strong>g besteedt aandacht aan gevallen als behaard, maar zonder een verband te leggen met werkwoorden<br />

met dit voorvoegsel. Hij beschrijft behaard m.b.v. het semantische element BE, dat “zich aan de buitenkant<br />

bev<strong>in</strong>dend” betekent (p. 403). Voor veel pseudo-<strong>deelwoord</strong>en is deze beschrijv<strong>in</strong>g <strong>in</strong>adequaat: bevriend,<br />

bemiddeld, bejaard, bewolkt, bespraakt, bevreesd, bezorgd, behuisd, e.a.<br />

12 Mogelijk heeft ook de gespreide behandel<strong>in</strong>g van het VD <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong> (zie noot 1) hier een rol gespeeld.


<strong>Het</strong> <strong>voltooid</strong> <strong>deelwoord</strong> <strong>in</strong> <strong>Semiotaxis</strong><br />

<strong>in</strong>houd kunnen bovendien juist <strong>in</strong> de hand worden gewerkt door een sterke focus op<br />

het symbolische notatie-apparaat. Manco’s <strong>in</strong> de substantiële beschrijv<strong>in</strong>gen die achter<br />

de notatie schuilgaan worden daardoor juist m<strong>in</strong>der goed waarneembaar en dus m<strong>in</strong>der<br />

controleerbaar. 13<br />

• Bibliografie<br />

ANS = W. Haeseryn, K. Romijn , G. Geerts, J. de Rooij & M.C. van den Toorn (red.)<br />

(1997). Algemene <strong>Nederlandse</strong> Spraakkunst (2 dln). Gron<strong>in</strong>gen: Mart<strong>in</strong>us Nijhoff/<br />

Deurne: Wolters Plantyn.<br />

Broekhuis, H. (1997a). Attributief en predicatief gebruikte <strong>deelwoord</strong>en. In: E.H.C.<br />

Elffers-van Ketel, J.M. van der Horst & W.G. Klooster (red.), Grammaticaal spektakel.<br />

Artikelen aangeboden aan Ina Schermer-Vermeer. Amsterdam: Vakgroep <strong>Nederlandse</strong><br />

<strong>Taalkunde</strong> UvA, 23-35.<br />

Broekhuis, H. (1997b). Twee typen subject. <strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong> 18, 35-51.<br />

Du<strong>in</strong>hoven, A.M. (1984). Ban de bom! Over vorm en betekenis van de imperatief.<br />

Nieuwe Taalgids 77, 148-156.<br />

Evers, A. & M.A.C. Huybregts (1977). Transformationele Kern-Grammatika’s van het Nederlands<br />

en het Duits. Utrecht: UWPL <strong>Nederlandse</strong> Uitgaven, 1.<br />

Haan, S. de (1988). Over de logica van het tgg-onderzoek, Een kritiek op het taalkundig formalisme.<br />

Enschede.<br />

Haan, S. de (1991). Mean<strong>in</strong>g and use of the Dutch perfect. In: J. Gvozdanović &<br />

Th.A.J.M. Janssen (red.), The function of tense <strong>in</strong> texts. Amsterdam etc: North-Holland,<br />

143-156.<br />

Haan, S. de (1997). Grammaticale status en betekenis van het <strong>voltooid</strong> <strong>deelwoord</strong> <strong>in</strong> het<br />

Nederlands. Een probleemverkenn<strong>in</strong>g. In: E.H.C. Elffers- van Ketel, J.M. van der<br />

Horst & W.G. Klooster (red.), Grammaticaal spektakel. Artikelen aangeboden aan Ina<br />

Schermer-Vermeer. Amsterdam: Vakgroep <strong>Nederlandse</strong> <strong>Taalkunde</strong> UvA, 89-101.<br />

Kern, J.H. (1912). De met het participium praeteriti omschreven werkwoordsvormen <strong>in</strong> ‘t Nederlands.<br />

Amsterdam: Verhandel<strong>in</strong>gen KAW.<br />

Sassen, A. (1968). Problems of pre-, post-, and co-existence and the word-class of past<br />

participles <strong>in</strong> Dutch. L<strong>in</strong>gua 21, 400-416.<br />

Wal, M.J. van der (1986). Passiefproblemen <strong>in</strong> oudere taalfasen. Dordrecht: ICG Pr<strong>in</strong>t<strong>in</strong>g.<br />

13 M.b.t. problemen rond symbolische notatie biedt De Haan (1988) nog steeds de meest heldere en volledige<br />

Nederlandstalige uiteenzett<strong>in</strong>g. De Haan besteedt <strong>in</strong> par.3.5.2 aandacht aan de hier besproken valkuil:<br />

taalkundige begrippen lijden vaak aan een gebrek aan praktische precisie, terwijl die “m<strong>in</strong>stens zo belangrijk is<br />

voor exactheid en controleerbaarheid <strong>in</strong> de wetenschap” als wiskundige exactheid. “<strong>Het</strong> gebruik van formules<br />

en formalismen leidt hier de aandacht van af [d.w.z. van dit gebrek]” (p.45). Ebel<strong>in</strong>gs visie op de functie van<br />

symbolische notatie is regelrecht ontleend aan de generatieve grammatica <strong>in</strong> haar beg<strong>in</strong>fase. Reeds <strong>in</strong> 1977 is<br />

deze visie door Evers en Huybregts weerlegd (zie ook De Haan 1988: 64-68).<br />

87

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!