Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde
Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde
Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
79<br />
VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />
MUSEUM VOLKENKUNDE<br />
Uitbreidingen van de vroege verzamelingen<br />
Rond 1883 werden de ‘Haagse’ Koninklijk Kabinet-verzamelingen opgesplitst. Die van Blomhoff en<br />
Fisscher en de ‘Leidse’ Kabinet-verzameling van Siebold, inclusief de latere toevoegingen aan beide<br />
groepen, werden samengevoegd. Zo ontstond een ‘kerncollectie’ waarvan uitbreiding met<br />
vergelijkbaar materiaal een zinvolle aanvulling zou betekenen. De verzameling die Siebold tijdens zijn<br />
tweede reis naar Japan, in de jaren 1859 tot 1862, bijeenbracht, werd echter niet door de toenmalige<br />
Regering van Nederland aangekocht, maar door die van Beieren (voor <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> für Völkerkunde,<br />
München.) In deze tijd werd de KKvZ-collectie naar de maatstaven van die tijd opgesplitst in<br />
voorwerpen van ‘kunsthistorisch’ en van ‘etnografisch’ belang en respectievelijk over <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />
te Amsterdam en <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden verdeeld. Het is <strong>het</strong> overwegen waard om<br />
tenminste de oorspronkelijke verzamelingen van Blomhoff, Fisscher en Siebold daadwerkelijk op één<br />
plek bijeen te brengen. Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> biedt daarbij de grootste garantie voor bestudering<br />
terwijl voor presentaties elders natuurlijk (ook langdurige) bruiklenen een goed alternatief bieden.<br />
Voorlopig zou tenminste gestreefd moeten worden naar een samenvoeging op virtueel niveau.<br />
In de periode na de openstelling van Japan in 1854 zouden <strong>het</strong> South Kensington <strong>Museum</strong> in<br />
Londen, de Bibliothèque Nationale te Parijs en <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> für Angewandte Kunst in Wenen vrijwel<br />
geen enkele kans missen Japanse collecties aan te leggen en deze uit te breiden. Nederland,<br />
daarentegen, lijkt pas veel later, vooral in de korte periode tussen 1897 en 1902, een actief<br />
aankoopbeleid te ontwikkelen. Overigens is <strong>het</strong> merendeel der aanvullingen in de tweede helft van de<br />
negentiende eeuw te danken aan legaten en schenkingen.<br />
Verzamelingen die gedurende de Meiji-Periode (1868-1912) voor <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> werden verworven en<br />
een zinvolle aanvulling op de basiscollecties betekenen zijn o.a. drukwerk van Gratama (1886), Brill te<br />
Leiden (1896), Wagner te Berlijn (1901) en de zeer grote verzameling prenten, boeken en stencils van<br />
Vogel, verworven via Baer & Co. te Frankfurt (1902). Op <strong>het</strong> gebied van ceramiek en porselein uit de<br />
Meiji-periode werden o.a. aankopen gedaan op de Internationale Handelstentoonstelling in<br />
Amsterdam van 1883 en bij de Firma Pächter te Berlijn (1902). Enkele gemêleerde verzamelingen zijn<br />
o.a. aankopen bij Schulman (1897), bij Pächter (1897 [waaronder een belangrijke groep ema,<br />
religieuze beelden en een groep theaterpoppen]; en 1898) en bij Langweil te Parijs (1902). Een<br />
belangrijke groep vooral bronzen (religieuze) voorwerpen werd verworven van Dirk Boer (1883), een<br />
vergelijkbare groep van Siegfried Bing (1883). Later werd nog een grote groep zwaardstootplaten of<br />
tsuba verworven (1901, bij Kleykamp; 1901 bij Rex & Co. Te Berlijn). Deels zijn deze voorwerpen<br />
contemporain, merendeels echter van (veel) vroeger datum en zo lijkt, in <strong>het</strong> algemeen, van een<br />
duidelijk gericht aankoop- of acquisitiebeleid in de tweede helft van de negentiende eeuw nauwelijks<br />
sprake te zijn. Doorgaans werden in Japan aangelegde collecties naar Europa (Frankrijk en Duitsland)<br />
overgebracht en pas in tweede instantie door <strong>het</strong> Leidse <strong>Museum</strong> verworven.<br />
Na deze korte periode van acquisities door aankopen wordt, vanaf begin deze eeuw, <strong>het</strong> oude beleid<br />
weer voortgezet: De collectie groeit vooral dankzij legaten en schenkingen, af en toe afgewisseld door<br />
incidentele aankopen, uiteenlopend van enkele voorwerpen tot grotere series.<br />
Tot de gelukkige verwervingen - door aankoop – hoort zeker de omvangrijke en kwalitatief zeer goede<br />
verzameling van Köhler (1946). Zwaardstootplaten werden later, in 1967, nog aangevuld met een<br />
kwalitatief goede groep verzameld door Lechner. Verder verwierf <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> een zeer grote<br />
verzameling tekeningen, c.q. ontwerpen voor prenten en boekillustraties, shitae, bijeengebracht door<br />
de Groninger verzamelaar F. Lieftinck (1956).<br />
Recente ontwikkelingen<br />
Het in Japan zelf verzamelen door conservatoren van <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> komt pas goed op gang met<br />
Ouwehand - vanaf 1957 - en leidt o.a. tot belangrijke aanvulling op de Ryūkyū -verzameling (1957 en<br />
1966). Wanneer dit verzamelen uitgroeit tot een regelmatig patroon - Ouwehand maakt in de jaren<br />
Vijftig en zestig verschillende verzamelreizen - ontwikkelt hij een interessant verzamelbeleid dat maar<br />
in zeer beperkte mate aansluit op de bestaande verzamelingen. Zijn verzamelingen zijn te kenmerken<br />
<strong>als</strong> meer op de locale cultuur, de folklore, gericht - en sluiten op die manier mogelijk nog aan bij de<br />
verzamelingen van locale specialiteiten in de drie kerncollecties, vooral bijeengebracht tijdens de<br />
hofreizen die de verzamelaars (mee)maakten. Daarnaast verwerft hij een aantal voorbeelden van<br />
voorwerpen uit <strong>het</strong> dagelijks leven in de provincies, uit <strong>het</strong> begin van de eeuw of mogelijk ook vroeger,<br />
complementair aan enkele interessante collecties van de kennelijk enigszins gelijkgestemde Langewis<br />
(1959; 1960; 1961 en 1963, waaronder een interessante groep votiefplankjes). Zijn opvolger, Van<br />
Gulik, beperkt zich in grote lijnen tot <strong>het</strong> invullen van duidelijke hiaten in de bestaande collectie en <strong>het</strong><br />
verzamelen van doorgaans slechts kleinere collecties, waarbij vooral enkele groepen uit de<br />
verzameling Buzaglo (1978 en 1981) goed aansluiten op de collecties die Ouwehand en Langewis in<br />
<strong>het</strong> <strong>Museum</strong> binnenbrachten.