Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

volkenkunde.nl
from volkenkunde.nl More from this publisher
12.09.2013 Views

5 VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN MUSEUM VOLKENKUNDE Gedurende de laatste decennia van de negentiende eeuw zijn de verzamelingen van het museum sterk uitgebreid. Uiterst belangrijke collecties wist de toenmalige directeur, Lindor Serrurier (1846- 1901), aan te trekken door persoonlijke contacten, als wel door een grote mate van waakzaamheid en vasthoudendheid. In 1883 vond niet alleen de overname plaats van de collecties van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden, maar ook de verwerving van een belangrijk gedeelte van de Nederlandse inzending bij de in 1883 te Amsterdam gehouden Internationale Koloniale Tentoonstelling. Hand in hand met de zogenoemde openlegging van de Indische buitengewesten ging in die jaren het verzamelen van etnografica. Verschillende expedities, zowel burgerlijke als militaire, in Indonesië leverden veel materiaal op (Aceh, Bali, Centraal-Borneo). Mede daardoor zijn tezelfdertijd de verzamelingen van het museum op het gebied van Indonesië belangrijk uitgebreid. In dezelfde periode begon men het verzamelbeleid ook te richten op die buiten-Europese gebieden die nog niet zo goed in het museum waren vertegenwoordigd: het Zuidzee-gebied, Afrika, Amerika en regio’s als Tibet en Siberië. Een belangrijke aanwinst in deze periode is ook geweest de overdracht – in 1903 – van die voorwerpen uit het Rijksmuseum van Oudheden, die vielen buiten gebied van de ‘klassiek oudheid’. Hiermee vonden een imposante Hindoe-Javaanse verzameling en een aanzienlijke collectie oudheden van Amerika hun weg naar het Rijks Ethnografisch Museum. Tegelijkertijd werd met de explosieve groei van de collectie het huisvestingsprobleem van het museum steeds nijpender. De oplossing hiervoor kwam in 1933, toen het in 1931 ontruimde gebouw van het Academisch Ziekenhuis ter beschikking van het museum werd gesteld. Door de economische crisis van die dagen waren echter slechts zeer weinig middelen beschikbaar voor de verbouwing en inrichting. In november 1937, honderd jaar nadat Siebold zijn verzameling voor het eerst voor publiek had opengesteld, kon het museum eveneens de deuren van een enigermate waardige behuizing voor hen openen. Nog geen twee jaar later, in 1939, moest alweer begonnen worden met het verstoren van het moeizaam opgebouwde geheel. In verband met de dreiging van een oorlog moesten de beste stukken in veiligheid worden gebracht in de Rijksschuilplaatsen in de duinen bij Heemskerk. Andere belangwekkende objecten kregen alvast hun schuilplaats in de kelders van het museum. Het museum bleef open tot september 1944. Toen was de situatie zodanig geworden dat het onverantwoord was nog langer met de volledige ontruiming van de openbare verzamelingen te wachten. Op 11 december 1944 vielen een aantal bommen op het museumterrein en één in het gebouw, waardoor grote glasschade ontstond, doch gelukkig geen brand. Zo kwam het museumgebouw, weliswaar gehavend doch zeker niet onherstelbaar, uit de strijd en bleven de verzamelingen behouden. In de tweede helft van de twintigste eeuw groeide in het museum een gericht verzamelbeleid, waarbij in toenemende mate leden van de eigen wetenschappelijke museumstaf als museum-antropologen 'in het veld' voorwerpen bijeen zijn gaan brengen. Daarbij zochten en zoeken zij intensief contact met de leden van de samenleving te midden waarin zij tijdelijk leven en werken. Op grond van deze wijze van diepte-observatie, meestal aangeduid als de 'participerende observatie', kunnen zij inzicht krijgen in en zich vertrouwd maken met het systeem van normen, waarden en gedragsregels waarmee een bepaalde cultuur zich van een andere onderscheidt. Deze benaderingswijze biedt tevens de mogelijkheid de verschillende elementen in die bepaalde cultuur beter en in hun onderlinge samenhang te doorgronden. Naast het verzamelen van gegevens op het cognitieve vlak hielden en houden zij zich ook bezig met het verzamelen van materiële getuigenissen van de betrokken gemeenschap. Een of meerdere voorwerpen worden daarbij op systematische wijze geselecteerd, al naar gelang de specifieke functie en betekenis die zij vervullen binnen de gehele context van de cultuur in kwestie. Op deze wijze bijeengebrachte voorwerpen worden vervolgens waardevol, niet alleen als bewijsmateriaal ter ondersteuning van de in het veld verkregen en verzamelde cognitieve onderzoeksgegevens, maar zeker ook als onontbeerlijk materiaal ten dienste van de steeds belangrijker geworden publiekgerichte taken van het museum. Hierbij zijn de museale presentatie, de cultuurinterpretatie, de educatieve begeleiding en de moderne interactieve middelen op de voorgrond komen te staan. De integratie van deze elementen vormt de basis van communicatie tussen het museum en zijn publiek. Tegelijkertijd, en vandaag de dag in toenemende mate, wordt het mogelijk de contacten en de samenwerking met dragers en hoeders van cultuur in de landen van oorsprong van de museale collecties nieuw leven in te blazen en te intensiveren.

6 VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN MUSEUM VOLKENKUNDE In 1956 werd in Breda het Volkenkundig Museum "Justinus van Nassau" opgericht en onder beheer en hoede van het Leidse Rijksmuseum voor Volkenkunde geplaatst. Dit volkenkundige museum was geënt op de etnografische collectie van de Koninklijke Militaire Academie te Breda. In 1993 werd besloten tot opheffing van dit museum en werden de collectie, tezamen met de bibliotheek en het archief overgebracht naar het museum te Leiden. In het laatste decennium van de twintigste eeuw en in de eerste jaren van de huidige eeuw voltrokken zich in het museum drie ingrijpende veranderingen. Een groot onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de staat en het fysieke beheer van de collecties van de Nederlandse rijksmusea toonde in 1988 aan dat de toestanden overal veel te wensen over lieten. Vooral de collectie van het Rijksmuseum voor Volkenkunde bleek er slecht aan toe te zijn. De conclusies van het onderzoek waren voor de rijksoverheid aanleiding te besluiten tot de uitvoering van het Deltaplan voor Cultuurbehoud. Voor het museum betekende dit dat in de periode 1991-2001 de gehele collectie van 190.000 voorwerpen is schoongemaakt, waar nodig is geconserveerd of gerestaureerd, is gefotografeerd en digitaal is geregistreerd. Aansluitend is vrijwel de gehele collectie overgebracht naar en deugdelijk opgeborgen in een depotcomplex te ’s-Gravenzande, ruim 30 km van Leiden. De tweede grote verandering is de “verzelfstandiging” geweest. Deze verzelfstandiging verplichtte de rijksmusea om halverwege de jaren negentig op eigen benen te gaan staan. Onder dwang van de Tweede Kamer had het ministerie van cultuur in 1991 ingestemd met de noodzaak de betrokken musea, voorafgaand aan die omschakeling, te helpen bij het inlopen van achterstanden. Verzelfstandiging vereiste dat de musea eerst bedrijfsmatig gezond en professioneel toegerust waren. De hele operatie bracht directiewisselingen, reorganisatie, de introductie van nieuwe specialismen (communicatie en collectiebeheer) en een veel sterkere oriëntatie op de bedrijfsvoering met zich mee. Ook in het Rijksmuseum voor Volkenkunde. De derde belangrijke verandering, eind vorige en begin deze eeuw, is de grootscheepse verbouwing van het museumgebouw geweest. Het lag in de lijn van de twee andere belangrijke veranderingen dat ook de presentatie van de collectie aan het publiek aan de eisen van de tijd moest gaan voldoen. Sinds 1937 was het museum eigenlijk een verbouwd ziekenhuis gebleven. De tijd was nu rijp voor een totale reconstructie van het gebouw. Kort voor de feitelijke verzelfstandiging op 1 januari 1995 kwam de financiering hiervoor rond en was die verbouwing veiliggesteld. Zij was voltooid in april 2001, toen het museum na enkele jaren van zeer beperkte openstelling, zijn ‘nieuwe deuren’ voor het grote publiek kon openen.

5<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Gedurende de laatste decennia van de negentiende eeuw zijn de verzamelingen van <strong>het</strong> museum<br />

sterk uitgebreid. Uiterst belangrijke collecties wist de toenmalige directeur, Lindor Serrurier (1846-<br />

1901), aan te trekken door persoonlijke contacten, <strong>als</strong> wel door een grote mate van waakzaamheid en<br />

vasthoudendheid. In 1883 vond niet alleen de overname plaats van de collecties van <strong>het</strong> Koninklijk<br />

Kabinet van Zeldzaamheden, maar ook de verwerving van een belangrijk gedeelte van de<br />

Nederlandse inzending bij de in 1883 te Amsterdam gehouden Internationale Koloniale<br />

Tentoonstelling. Hand in hand met de zogenoemde openlegging van de Indische buitengewesten ging<br />

in die jaren <strong>het</strong> verzamelen van etnografica. Verschillende expedities, zowel burgerlijke <strong>als</strong> militaire, in<br />

Indonesië leverden veel materiaal op (Aceh, Bali, Centraal-Borneo). Mede daardoor zijn tezelfdertijd<br />

de verzamelingen van <strong>het</strong> museum op <strong>het</strong> gebied van Indonesië belangrijk uitgebreid. In dezelfde<br />

periode begon men <strong>het</strong> verzamelbeleid ook te richten op die buiten-Europese gebieden die nog niet<br />

zo goed in <strong>het</strong> museum waren vertegenwoordigd: <strong>het</strong> Zuidzee-gebied, Afrika, Amerika en regio’s <strong>als</strong><br />

Tibet en Siberië.<br />

Een belangrijke aanwinst in deze periode is ook geweest de overdracht – in 1903 – van die<br />

voorwerpen uit <strong>het</strong> Rijksmuseum van Oudheden, die vielen buiten gebied van de ‘klassiek oudheid’.<br />

Hiermee vonden een imposante Hindoe-Javaanse verzameling en een aanzienlijke collectie<br />

oudheden van Amerika hun weg naar <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong>. Tegelijkertijd werd met de<br />

explosieve groei van de collectie <strong>het</strong> huisvestingsprobleem van <strong>het</strong> museum steeds nijpender.<br />

De oplossing hiervoor kwam in 1933, toen <strong>het</strong> in 1931 ontruimde gebouw van <strong>het</strong> Academisch<br />

Ziekenhuis ter beschikking van <strong>het</strong> museum werd gesteld. Door de economische crisis van die dagen<br />

waren echter slechts zeer weinig middelen beschikbaar voor de verbouwing en inrichting. In november<br />

1937, honderd jaar nadat Siebold zijn verzameling voor <strong>het</strong> eerst voor publiek had opengesteld, kon<br />

<strong>het</strong> museum eveneens de deuren van een enigermate waardige behuizing voor hen openen.<br />

Nog geen twee jaar later, in 1939, moest alweer begonnen worden met <strong>het</strong> verstoren van <strong>het</strong><br />

moeizaam opgebouwde geheel. In verband met de dreiging van een oorlog moesten de beste stukken<br />

in veiligheid worden gebracht in de Rijksschuilplaatsen in de duinen bij Heemskerk. Andere<br />

belangwekkende objecten kregen alvast hun schuilplaats in de kelders van <strong>het</strong> museum.<br />

Het museum bleef open tot september 1944. Toen was de situatie zodanig geworden dat <strong>het</strong><br />

onverantwoord was nog langer met de volledige ontruiming van de openbare verzamelingen te<br />

wachten. Op 11 december 1944 vielen een aantal bommen op <strong>het</strong> museumterrein en één in <strong>het</strong><br />

gebouw, waardoor grote glasschade ontstond, doch gelukkig geen brand. Zo kwam <strong>het</strong><br />

museumgebouw, weliswaar gehavend doch zeker niet onherstelbaar, uit de strijd en bleven de<br />

verzamelingen behouden.<br />

In de tweede helft van de twintigste eeuw groeide in <strong>het</strong> museum een gericht verzamelbeleid, waarbij<br />

in toenemende mate leden van de eigen wetenschappelijke museumstaf <strong>als</strong> museum-antropologen 'in<br />

<strong>het</strong> veld' voorwerpen bijeen zijn gaan brengen. Daarbij zochten en zoeken zij intensief contact met de<br />

leden van de samenleving te midden waarin zij tijdelijk leven en werken. Op grond van deze wijze van<br />

diepte-observatie, meestal aangeduid <strong>als</strong> de 'participerende observatie', kunnen zij inzicht krijgen in en<br />

zich vertrouwd maken met <strong>het</strong> systeem van normen, waarden en gedragsregels waarmee een<br />

bepaalde cultuur zich van een andere onderscheidt. Deze benaderingswijze biedt tevens de<br />

mogelijkheid de verschillende elementen in die bepaalde cultuur beter en in hun onderlinge<br />

samenhang te doorgronden.<br />

Naast <strong>het</strong> verzamelen van gegevens op <strong>het</strong> cognitieve vlak hielden en houden zij zich ook bezig met<br />

<strong>het</strong> verzamelen van materiële getuigenissen van de betrokken gemeenschap. Een of meerdere<br />

voorwerpen worden daarbij op systematische wijze geselecteerd, al naar gelang de specifieke functie<br />

en betekenis die zij vervullen binnen de gehele context van de cultuur in kwestie. Op deze wijze<br />

bijeengebrachte voorwerpen worden vervolgens waardevol, niet alleen <strong>als</strong> bewijsmateriaal ter<br />

ondersteuning van de in <strong>het</strong> veld verkregen en verzamelde cognitieve onderzoeksgegevens, maar<br />

zeker ook <strong>als</strong> onontbeerlijk materiaal ten dienste van de steeds belangrijker geworden publiekgerichte<br />

taken van <strong>het</strong> museum. Hierbij zijn de museale presentatie, de cultuurinterpretatie, de educatieve<br />

begeleiding en de moderne interactieve middelen op de voorgrond komen te staan. De integratie van<br />

deze elementen vormt de basis van communicatie tussen <strong>het</strong> museum en zijn publiek.<br />

Tegelijkertijd, en vandaag de dag in toenemende mate, wordt <strong>het</strong> mogelijk de contacten en de<br />

samenwerking met dragers en hoeders van cultuur in de landen van oorsprong van de museale<br />

collecties nieuw leven in te blazen en te intensiveren.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!