Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

volkenkunde.nl
from volkenkunde.nl More from this publisher
12.09.2013 Views

Collectieprofiel Zuidwest- en Centraal-Azië Willem Vogelsang 11 27 VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN MUSEUM VOLKENKUNDE Geografisch en cultureel karakter van het betrokken gebied De collectie van de afdeling Zuidwest- en Centraal-Azië is afkomstig uit een enorm groot en gevarieerd gebied. Het strekt zich uit van de Balkan in Europa tot Pakistan in het Indische subcontinent, en van de Sinaï in het moderne Egypte tot Mongolië in Centraal-Azië. De belangrijkste gemeenschappelijke noemer voor dit gebied is de islam. De bijna 6300 voorwerpen van de collectie kunnen daarom bijna allemaal worden gerekend tot wat in brede termen de islamitische kunst en materiële cultuur wordt genoemd. 12 De islam is echter niet de enige gemeenschappelijke noemer van de collectie. Ook het dagelijks leven vormt een belangrijke rode draad die door de gehele collectie heen loopt, namelijk het gewone leven van de bewoners van dit uitgestrekte gebied in de negentiende en twintigste eeuw. Hoewel de islam in vrijwel het gehele gebied van Zuidwest- en Centraal-Azië de dominante religie is, kan op geografische en cultureel-historische gronden toch een tweedeling worden gemaakt in een Arabische en een Turks-Iraanse wereld. Tot de Arabische gebieden, waar het Arabisch de dominante taal is, behoren het Arabisch schiereiland (Saoedi-Arabië, Jemen, Oman, de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrain, Qatar en Koeweit), Irak, Jordanië, Libanon, Israël/Palestina en Syrië. Tot de Turks- Iraanse wereld behoren Turkije, Iran, Afghanistan, en de moderne republieken in de Caucasus (Armenië, Azerbaidjan) en Centraal-Azië (Turkmenistan, Oezbekistan, Tadjikistan, Kirgizstan, Kazakhstan). Ook het westen van het moderne Pakistan, waar Iraans-sprekende volkeren wonen, en het verre Mongolië kunnen tot de Turks-Iraanse culturele horizon worden gerekend. In al deze gebieden wordt een Turkse of Iraanse taal gesproken. Beide taalfamilies zijn afkomstig uit Centraal- Azië, in tegenstelling tot de Semitische talen, waartoe het Arabisch behoort, die al vele millennia worden gesproken in het Nabije Oosten. De Iraans-sprekende volkeren kwamen als eersten naar Zuidwest-Azië, vanaf het tweede millennium voor Chr. Pas aan het eind van het eerste millennium na Chr. volgden Turks-sprekende volkeren. Ook zij trokken uit Centraal-Azië naar het zuiden en westen, dwars door gebieden die tot dan toe door hun Iraans-sprekende voorgangers waren bevolkt. De verschillende migratiestromen zorgden ervoor dat de sprekers van beide taalgroepen in historisch en cultureel opzicht nauw met elkaar verbonden werden. Daarbij komt dat binnen de Turks-Iraanse wereld de sji’itische geloofsrichting binnen de islam erg belangrijk is, vooral in het huidige Iran (maar ook onder de Alevieten in Turkije), terwijl onder de Arabisch sprekende bevolking in het zuidwesten de soennitische richting dominant is. In de verdere beschrijving van de collectie Zuidwest- en Centraal-Azië zal duidelijk worden dat het zwaartepunt van de collectie juist ligt in de Turks-Iraanse wereld, met belangrijke deelcollecties uit Turkije, Iran en Afghanistan. Geschiedenis van de collectie De afdeling De afdeling Zuidwest- en Centraal-Azië van Museum Volkenkunde is betrekkelijk jong. De aanvangsdatum is 1 september 1957, als de heer C.J. du Ry van Beest Holle wordt benoemd tot hoofd van de nieuwe afdeling Voor-Azië. De afdeling bestrijkt dan het gebied tussen de Balkan in het westen en Afghanistan in het oosten. Per 1 december 1960 wordt hij opgevolgd door de Iranist, drs. J.T.P. de Bruijn, die begin 1963 het museum weer verlaat en wordt aangesteld bij de Rijksuniversiteit Leiden. Hij wordt op 1 maart 1964 opgevolgd door de archeoloog, dr. Abdul Jalil Jawad, die de opdracht krijgt zich te richten op het Islamitisch Cultuurgebied. Hiermee werd de afdeling Voor-Azië uitgebreid met Noord-Afrika. Per 1 november 1968 wordt hij opgevolgd door de antropoloog, drs. Giljam Dusée. Zijn afdeling wordt op 1 september 1972 uitgebreid met Afrika ten zuiden van de Sahara. De heer Dusée verlaat het museum per 1 augustus 1974 en hij wordt per 1 oktober van dat jaar opgevolgd door drs. R.J. Munneke. Met de aanstelling in 1989 van dr. R.M.A. Bedaux als conservator voor “Afrika ten Zuiden van de Sahara” wordt vervolgens het officiële aandachtsgebied van de heer Munneke weer beperkt tot het Islamitisch Cultuurgebied. In 1993 wordt vervolgens de naam van de afdeling Islamitisch Cultuurgebied veranderd in Zuidwest- en Centraal-Azië, en wordt de verzameling voor Noord-Afrika bij die van de rest van Afrika gevoegd. In 2002 verlaat de heer Munneke het museum en per 1 april 2002 wordt hij in deeltijd opgevolgd door dr. Willem Vogelsang, archeoloog en historicus, die voor de helft 11 De eerste aanzet van dit collectieprofiel is geschreven door de voorlaatste conservator, Drs. Roelof Munneke. De inhoud van dit document valt geheel onder de verantwoordelijkheid van de huidige conservator. 12 Dit is het aantal dat door de museale Thesaurus wordt gegeven voor Zuidwest- en Centraal-Azië, plus Pakistan.

28 VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN MUSEUM VOLKENKUNDE van zijn werktijd aangesteld blijft als uitvoerend secretaris van de Onderzoekschool voor Aziatische, Afrikaanse en Amerindische Studies (CNWS), Universiteit Leiden. Collectievorming in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog De basis voor de verzameling is gelegd in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eerste voorwerpen die het museum bereikten, waren vooral schenkingen van Nederlandse diplomaten, meestal uit Jeddah, waar een Nederlandse vertegenwoordiging was belast met de begeleiding van bedevaartgangers uit Nederlands-Indië naar Mekka. De verschillende consuls die voorwerpen schonken aan het museum waren de heer J.A. Kruyt (serie 245, [1880]; serie 346, [1883]; serie 431, [1884]; serie 465, [1885]); de heer De Vicq (serie 543, [1886]); de heer P.N. van der Chijs, vice-consul (serie 559, [1887]); en de heer H. Spakler (serie 811, [1891]; serie 870, [1892]; serie 1117, [1897]). Behalve uit Jeddah waren er ook schenkingen door Nederlandse diplomaten in andere delen van het vroegere Ottomaanse rijk, zoals door de heer R.J. van Lennep, consul van Nederland te Smyrna (serie 289, [1882]) en de heer J. M. van Mye Pieterse, consul van Nederland in Istanbul (serie 909, [1892]; serie 943, [1892]). Een belangrijke toevoeging aan de verzameling vormde de overdracht van de collecties van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (serie 360, [1883]). Een aantal van de objecten uit deze omvangrijke serie stammen uit Turkije en zijn waarschijnlijk ook ooit via diplomatieke kanalen naar Nederland gekomen. Een andere toevoeging aan de collecties uit Arabië, die waarschijnlijk ook van diplomatieke oorsprong is, is de verzameling (serie 1877) die in 1914 door het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen aan het museum werd geschonken. Ook via diplomatieke kanalen, maar vanuit een heel ander gebied, kwam in 1898 een schenking van de in Iran (Perzië) werkzame Nederlandse diplomaat, W.L. Bosschart (serie 1190). 13 Een jaar later werd deze gift gevolgd door serie 1233 en in 1912 door een serie Perzische tegels (serie 1819). In 1930 werd de reeks afgesloten met de aankoop van ruim zeventig voorwerpen van de erven Bosschart. De collectie Bosschart vormt een aanvulling op materiaal uit Iran dat rond dezelfde tijd op een andere manier in het bezit van het museum was gekomen. In 1882 ontving het museum als geschenk ruim twintig Perzische voorwerpen van de heer A. Hotz (serie 322), een handelaar die jarenlang in Iran werkte. Een jaar later, in 1883, kocht het museum van hem een serie (serie 503) van ruim 350 objecten, eveneens afkomstig uit Iran. In 1894 schonk Hotz opnieuw een aantal stukken, afkomstig uit Iran, aan het museum (serie 1013) en datzelfde herhaalde zich in 1896 (serie 1057). De Hotz-verzameling is op zich interessant, omdat uit correspondentie blijkt dat de toenmalige directeur, L. Serrurier, teleurgesteld was over de Hotz-collectie, omdat de voorwerpen naar zijn mening te weinig ‘Perzisch’ waren. Inderdaad bestaat de verzameling van Hotz voor een groot deel uit voorwerpen die direct met het dagelijks leven te maken hebben, en weinig met het verheven hofleven en wat in het Westen werd beschouwd als typisch ‘Perzisch’. De voorwerpen waren in eerste instantie door Hotz verzameld voor de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling in Amsterdam in 1883, en later door hem doorverkocht aan het museum. Tot slot, maar zeker niet minder belangrijk, zijn in de beginperiode veel voorwerpen in de verzameling van het museum opgenomen via de onderzoeks-activiteiten in Saoedi-Arabië (Mekka) in 1885 van de vermaarde Leidse islamoloog, Professor C. Snouck Hurgronje (serie 628, 1887; serie 1973, 1919; serie 2107, 1927). Het is verder mogelijk dat een aantal objecten die in 1958 door de Leidse Universiteitsbibliotheek als bruikleen aan het museum is afgestaan, ook afkomstig is uit de verzameling van Snouck Hurgronje (B-106.*). De documentatie hierover biedt echter weinig houvast en uitsluitsel. Groei van de collecties na de Tweede Wereldoorlog In de jaren na de Tweede Wereldoorlog treedt een duidelijke verandering op in de wijze waarop voorwerpen worden verworven. Aankopen worden nu veeleer gedaan van particulieren of via de kunsthandel, hoewel door schenkingen en legaten ook enkele belangrijke verzamelingen aan de collecties van de afdeling worden toegevoegd (serie 2917 met aardewerk). Vooral tijdens het conservatorschap van De Bruyn (1960-1963) worden de verzamelingen van de afdeling met een aantal belangrijke, meer kunsthistorische verwervingen uitgebreid, onder andere op het gebied van Iraans aardewerk. Onder de antropoloog Giljam Dusée, die in 1968 wordt benoemd, komt vervolgens de overgang tot stand van het verwerven via particulieren en kunsthandelaren naar het verzamelen tijdens veldwerk. De verschuiving in de wijze van verzamelen heeft zich in de afgelopen decennia verder doorgezet. Dit houdt in dat bij gelegenheid - zeer sporadisch - wordt verworven door middel van aankopen in de 13 Iran stond tot de jaren dertig van de twintigste eeuw meer bekend onder de naam van Perzië.

28<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

van zijn werktijd aangesteld blijft <strong>als</strong> uitvoerend secretaris van de Onderzoekschool voor Aziatische,<br />

Afrikaanse en Amerindische Studies (CNWS), Universiteit Leiden.<br />

Collectievorming in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog<br />

De basis voor de verzameling is gelegd in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eerste<br />

voorwerpen die <strong>het</strong> museum bereikten, waren vooral schenkingen van Nederlandse diplomaten,<br />

meestal uit Jeddah, waar een Nederlandse vertegenwoordiging was belast met de begeleiding van<br />

bedevaartgangers uit Nederlands-Indië naar Mekka. De verschillende consuls die voorwerpen<br />

schonken aan <strong>het</strong> museum waren de heer J.A. Kruyt (serie 245, [1880]; serie 346, [1883]; serie 431,<br />

[1884]; serie 465, [1885]); de heer De Vicq (serie 543, [1886]); de heer P.N. van der Chijs, vice-consul<br />

(serie 559, [1887]); en de heer H. Spakler (serie 811, [1891]; serie 870, [1892]; serie 1117, [1897]).<br />

Behalve uit Jeddah waren er ook schenkingen door Nederlandse diplomaten in andere delen van <strong>het</strong><br />

vroegere Ottomaanse rijk, zo<strong>als</strong> door de heer R.J. van Lennep, consul van Nederland te Smyrna<br />

(serie 289, [1882]) en de heer J. M. van Mye Pieterse, consul van Nederland in Istanbul (serie 909,<br />

[1892]; serie 943, [1892]).<br />

Een belangrijke toevoeging aan de verzameling vormde de overdracht van de collecties van <strong>het</strong><br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (serie 360, [1883]). Een aantal van de objecten uit deze<br />

omvangrijke serie stammen uit Turkije en zijn waarschijnlijk ook ooit via diplomatieke kanalen naar<br />

Nederland gekomen. Een andere toevoeging aan de collecties uit Arabië, die waarschijnlijk ook van<br />

diplomatieke oorsprong is, is de verzameling (serie 1877) die in 1914 door <strong>het</strong> Bataviaasch<br />

Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen aan <strong>het</strong> museum werd geschonken.<br />

Ook via diplomatieke kanalen, maar vanuit een heel ander gebied, kwam in 1898 een schenking van<br />

de in Iran (Perzië) werkzame Nederlandse diplomaat, W.L. Bosschart (serie 1190). 13 Een jaar later<br />

werd deze gift gevolgd door serie 1233 en in 1912 door een serie Perzische tegels (serie 1819). In<br />

1930 werd de reeks afgesloten met de aankoop van ruim zeventig voorwerpen van de erven<br />

Bosschart. De collectie Bosschart vormt een aanvulling op materiaal uit Iran dat rond dezelfde tijd op<br />

een andere manier in <strong>het</strong> bezit van <strong>het</strong> museum was gekomen. In 1882 ontving <strong>het</strong> museum <strong>als</strong><br />

geschenk ruim twintig Perzische voorwerpen van de heer A. Hotz (serie 322), een handelaar die<br />

jarenlang in Iran werkte. Een jaar later, in 1883, kocht <strong>het</strong> museum van hem een serie (serie 503) van<br />

ruim 350 objecten, eveneens afkomstig uit Iran. In 1894 schonk Hotz opnieuw een aantal stukken,<br />

afkomstig uit Iran, aan <strong>het</strong> museum (serie 1013) en datzelfde herhaalde zich in 1896 (serie 1057).<br />

De Hotz-verzameling is op zich interessant, omdat uit correspondentie blijkt dat de toenmalige<br />

directeur, L. Serrurier, teleurgesteld was over de Hotz-collectie, omdat de voorwerpen naar zijn<br />

mening te weinig ‘Perzisch’ waren. Inderdaad bestaat de verzameling van Hotz voor een groot deel uit<br />

voorwerpen die direct met <strong>het</strong> dagelijks leven te maken hebben, en weinig met <strong>het</strong> verheven hofleven<br />

en wat in <strong>het</strong> Westen werd beschouwd <strong>als</strong> typisch ‘Perzisch’. De voorwerpen waren in eerste instantie<br />

door Hotz verzameld voor de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling in Amsterdam<br />

in 1883, en later door hem doorverkocht aan <strong>het</strong> museum.<br />

Tot slot, maar zeker niet minder belangrijk, zijn in de beginperiode veel voorwerpen in de verzameling<br />

van <strong>het</strong> museum opgenomen via de onderzoeks-activiteiten in Saoedi-Arabië (Mekka) in 1885 van de<br />

vermaarde Leidse islamoloog, Professor C. Snouck Hurgronje (serie 628, 1887; serie 1973, 1919;<br />

serie 2107, 1927). Het is verder mogelijk dat een aantal objecten die in 1958 door de Leidse<br />

Universiteitsbibliotheek <strong>als</strong> bruikleen aan <strong>het</strong> museum is afgestaan, ook afkomstig is uit de<br />

verzameling van Snouck Hurgronje (B-106.*). De documentatie hierover biedt echter weinig houvast<br />

en uitsluitsel.<br />

Groei van de collecties na de Tweede Wereldoorlog<br />

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog treedt een duidelijke verandering op in de wijze waarop<br />

voorwerpen worden verworven. Aankopen worden nu veeleer gedaan van particulieren of via de<br />

kunsthandel, hoewel door schenkingen en legaten ook enkele belangrijke verzamelingen aan de<br />

collecties van de afdeling worden toegevoegd (serie 2917 met aardewerk). Vooral tijdens <strong>het</strong><br />

conservatorschap van De Bruyn (1960-1963) worden de verzamelingen van de afdeling met een<br />

aantal belangrijke, meer kunsthistorische verwervingen uitgebreid, onder andere op <strong>het</strong> gebied van<br />

Iraans aardewerk. Onder de antropoloog Giljam Dusée, die in 1968 wordt benoemd, komt vervolgens<br />

de overgang tot stand van <strong>het</strong> verwerven via particulieren en kunsthandelaren naar <strong>het</strong> verzamelen<br />

tijdens veldwerk.<br />

De verschuiving in de wijze van verzamelen heeft zich in de afgelopen decennia verder doorgezet. Dit<br />

houdt in dat bij gelegenheid - zeer sporadisch - wordt verworven door middel van aankopen in de<br />

13 Iran stond tot de jaren dertig van de twintigste eeuw meer bekend onder de naam van Perzië.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!