Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

volkenkunde.nl
from volkenkunde.nl More from this publisher
12.09.2013 Views

Collectieprofiel ‘Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië’ Nandana Chutiwongs 19 VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN MUSEUM VOLKENKUNDE Inleiding Geografische omschrijving Met de aanduiding ‘Zuid- en vasteland Zuidoost Azië’ wordt in Museum Volkenkunde een afdeling aangeduid die zich in geografische zin ruwweg uitstrekt van het stroomgebied van de Indus in het westen tot de Straat van Malakka in het oosten. In het noordwesten, noorden en het noordoosten scheiden bergen – Pamir, Karakorum en de Himalaya’s – het Indisch subcontinent van de rest van Azië en in het zuiden en zuidoosten vormt de Indische Oceaan de natuurlijke begrenzing. In politieke zin omvat deze afdeling met deze regio van west naar oost en van noord naar zuid de landen Pakistan 8 , Nepal, Bhutan, India, Sri Lanka, Bangladesh, Birma, Laos, Cambodja,Vietnam 9 , Maleisië en Thailand. Tibet, dat zowel politiek als fysiek buiten de aangegeven geografische begrenzing van de afdeling valt, wordt in de alledaagse museale praktijk eveneens als een belangrijk, bijna onlosmakelijk gebied binnen de afdeling beschouwd. Cultuurgebieden Het grote gebied omvat een royale diversiteit aan volkeren en daarmee ook de nodige uiteenlopende culturen, waarbij de onderlinge scheidslijnen soms vrij scherp zijn (gebleven), maar waarbij ook vaak in de loop van de geschiedenis belangrijke vermengingen hebben plaatsgevonden. Als belangrijkste culturen dienen te worden genoemd: - de Indo-arische cultuur, in het noordelijke deel van het Indische subcontinent en bij de Singhalezen op het eiland Sri Lanka; - de Dravidische cultuur, in het zuidelijke deel van het Indische subcontinent (van de Tamil en de Kannada); - de Tibeto-Birmaanse cultuur (van de Tibetanen, de Sherpa in Nepal, de Lepcha in Sikkim, de Bhutanezen in Bhutan, de Pyu en de Birmezen in Birma); - de Mon-Khmer cultuur (de Mon-cultuur in Birma en Thailand, de Khmer-cultuur van de Khmers in Cambodja); - de Thaise cultuur (verspreid onder de Shan in Birma, de Siamezen in Thailand en de Laotianen in Laos). Verder kunnen worden onderscheiden: - de Newari cultuur in Nepal; - de Cham cultuur in Zuid-Vietnam; - Verschillende tribale culturen (waaronder de Santal, de Baiga, de Munda, de Naga, de Khasi en de Gond in India; de bergstammen ten noorden van Birma, Thailand en Vietnam; en de Jarai in het grensgebied tussen Cambodja en Vietnam). Omvang van de verzameling De verzameling van de afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië omvat bijna 12.000 voorwerpen, die zoveel mogelijk zijn onderverdeeld en geregistreerd naar land en cultuur van herkomst. Vanuit die onderverdeling beschouwd, bestaat de collectie – in percentages uitgedrukt – uit de volgende hoofdgroepen: - circa 33 procent voorwerpen is afkomstig uit de Indo-Arische cultuur; - circa 26 procent van de Thaise cultuur; - circa 25 procent van de Tibeto-Birmaanse cultuur; - circa 5 procent van de Dravidische cultuur; - circa 5 procent van de Newari cultuur; - circa 5 procent van de verschillende tribale culturen, en tenslotte circa 1 procent van de Mon-Khmer cultuur. 8 Pakistan is vanwege het prominente islamitische karakter gekoppeld aan de afdeling Zuidwest- en Centraal-Azië. 9 Vietnam valt binnen het museum onder het beheer van de conservator van de afdeling China. De belangrijkste reden hiervoor is gelegen in het feit dat de regio Vietnam politiek en cultureel eeuwenlang onder sterke Chinese (Confucianistische) invloed heeft gestaan.

20 VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN MUSEUM VOLKENKUNDE Geschiedenis van de collectie De vroege verzamelingen De vroegst verworven voorwerpen behoren tot de Siebold-collectie (serie 1). Het betreft een klein aantal zilveren munten van Thailand en zo’n zeventig religieuze voorwerpen van de Tibetaanse cultuur, die via Tibetaanse gemeenschappen elders China en via overzeese handelscontacten uiteindelijk hun weg hebben gevonden naar de geïsoleerde Nederlandse factorij op het eilandje Decima, bij Nagasaki in Japan. De vroegste substantiële verzamelingen van het Indiase subcontinent bestaan uit schenkingen van muziekinstrumenten en huisraad van een prinselijke familie uit Bengalen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw (series 252, 397 en 651). In diezelfde periode stimuleren ook de grote Wereld- en Koloniale Tentoonstellingen tussen 1883 en 1889 de toenmalige directeur van het ’s-Rijks Ethnografisch Museum, Lindor Serrurier, tot het verrichten van omvangrijke aankopen. Zo worden in totaal ongeveer 400 Zuid- en Zuidoost-Aziatische voorwerpen van de tentoonstellingen in Londen (serie 421), Amsterdam (serie 584) en Parijs (series 750, 754 en 759) aan de museumcollectie toegevoegd. Een interessant gegeven daarbij is het feit dat door die Wereld- en Koloniale Tentoonstellingen veel aandacht werd gevestigd op de tribale culturen van India en dat dit onder andere heeft geleid tot de verwerving van nu zeer zeldzame voorwerpen van de Naga-cultuur van India (serie 652). Andere substantiële bijdragen aan de collectie komen in dat decennium uit de opheffing van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in 1883 (serie 360) verzameling (360), of zijn het directe of indirecte gevolg van het staatsbezoek van de koning van Thailand in datzelfde jaar. De schenkingen van de koning (serie 413), van de Nederlandse Consul te Bangkok, P.S. Hamel (series 432, 504 en 627), en de aankoop van een groot ensemble schaduwspelpoppen (serie 582 vormen gezamenlijk de vroegste kernen van de deelcollectie Thailand. Tezelfdertijd of tegen het einde van de negentiende eeuw worden op incidentele basis ook andere regio’s en deelcollecties met substantiële (eerste) aanwinsten bedacht: uit Sri Lanka komt door een schenking van de Duitse (serie 483) een collectie van 181 voorwerpen die voortkwamen uit het dagelijks leven op dat eiland en de aankoop van religieuze voorwerpen uit het Tibetaanse cultuurgebied bij de firmanten van E.J. Brill (serie 1119) vormt een belangrijke aanvulling op de collectie uit die geïsoleerde bergstreek. De schenkingen van de heren A.B. en J.H. Cohen Stuart (series 1683, 1694, 1725) en van de Noorse zendeling en taalkundige Paul Olaf Bodding (serie 1753) – in totaal 234 objecten van de Santal-cultuur – zijn kort voor en na de eeuwwisseling belangrijke aanwinsten op het gebied van de tribale culturen van Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië. Aan het begin van de twintigste eeuw verrijken de overdracht van archeologica van het Rijksmuseum van Oudheden (serie 1403) en de schenkingen van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap (series 1877, 1904) de collectie met vele belangwekkende voorwerpen. Opvallend daarbij is dat vooral ambtenaren uit het koloniale bestuur van Nederlands Oost-Indië en India en Indonesië actief waren geweest met het verzamelen en overdragen van collecties. Een een ambtenaar die in dit verband zeker even dient te worden genoemd, is Jean Philippe Vogel (1871-1958) (series 1682 en 1837). Vogel werkte van 1901 tot 1914 voor de Archaeological Survey of India, om te beginnen als inspecteur van archeologie van de 'Punjab Circle', daarna als hoofdinspecteur van de gehele 'Northern Circle', en tot slot, van 1910 tot 1912 als waarnemend directeur-generaal van de Archaeological Survey of India. Hij keerde terug naar Nederland om daar van 1914-1939 de leerstoel van Sanskrit en Indiase Archeologie aan de universiteit van Leiden te bekleden. Met zijn terugkeer naar Nederland versterkte hij de belangstelling in Nederlandse wetenschappelijke kringen voor de materiële cultuur van India en haar invloedssfeer. Dit leidt ten dele weer in een actief verzamelbeleid vanuit het museum zelf, hetgeen vooral blijkt uit aankopen bij veilinghuizen in Nederland en elders in Europa (series 1344, 1375, 1388, 1389, 1419, 1442, 1990 en 2069) of via het toentertijd vrij gebruikelijke ruilverkeer met musea in India (serie 1492) en in Europa (serie 1863). Uitbreidingen van de vroege verzamelingen De oprichting door Prof. Vogel in 1925 van het “Instituut Kern”, voor de studie Indologie en talen en culturen van Zuid- en Zuidoost-Azië te Leiden, maakte Nederland tot een belangrijk centrum voor de oriëntalistiek, in het bijzonder de wetenschappelijke studie van het Indiase cultuurgebied. Dit heeft opnieuw zijn weerslag op de verzamelactiviteit van het museum, zoals blijkt uit de nadruk op verwerving van voorwerpen van religieuze kunst en kunstnijverheid van het oude India, zowel door aankoop (series 2240, 2593, 3025, 4201) als door ruil met musea elders ter wereld (series 2085, 2191, 2241, 3038). Daarnaast vormen in de periode van het Interbellum en uitlopend tot enkele

20<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

De vroege verzamelingen<br />

De vroegst verworven voorwerpen behoren tot de Siebold-collectie (serie 1). Het betreft een klein<br />

aantal zilveren munten van Thailand en zo’n zeventig religieuze voorwerpen van de Tibetaanse<br />

cultuur, die via Tibetaanse gemeenschappen elders China en via overzeese handelscontacten<br />

uiteindelijk hun weg hebben gevonden naar de geïsoleerde Nederlandse factorij op <strong>het</strong> eilandje<br />

Decima, bij Nagasaki in Japan.<br />

De vroegste substantiële verzamelingen van <strong>het</strong> Indiase subcontinent bestaan uit schenkingen van<br />

muziekinstrumenten en huisraad van een prinselijke familie uit Bengalen in de jaren tachtig van de<br />

negentiende eeuw (series 252, 397 en 651). In diezelfde periode stimuleren ook de grote Wereld- en<br />

Koloniale Tentoonstellingen tussen 1883 en 1889 de toenmalige directeur van <strong>het</strong> ’s-Rijks<br />

Ethnografisch <strong>Museum</strong>, Lindor Serrurier, tot <strong>het</strong> verrichten van omvangrijke aankopen. Zo worden in<br />

totaal ongeveer 400 Zuid- en Zuidoost-Aziatische voorwerpen van de tentoonstellingen in Londen<br />

(serie 421), Amsterdam (serie 584) en Parijs (series 750, 754 en 759) aan de museumcollectie<br />

toegevoegd. Een interessant gegeven daarbij is <strong>het</strong> feit dat door die Wereld- en Koloniale<br />

Tentoonstellingen veel aandacht werd gevestigd op de tribale culturen van India en dat dit onder<br />

andere heeft geleid tot de verwerving van nu zeer zeldzame voorwerpen van de Naga-cultuur van<br />

India (serie 652).<br />

Andere substantiële bijdragen aan de collectie komen in dat decennium uit de opheffing van <strong>het</strong><br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in 1883 (serie 360) verzameling (360), of zijn <strong>het</strong> directe of<br />

indirecte gevolg van <strong>het</strong> staatsbezoek van de koning van Thailand in datzelfde jaar. De schenkingen<br />

van de koning (serie 413), van de Nederlandse Consul te Bangkok, P.S. Hamel (series 432, 504 en<br />

627), en de aankoop van een groot ensemble schaduwspelpoppen (serie 582 vormen gezamenlijk de<br />

vroegste kernen van de deelcollectie Thailand.<br />

Tezelfdertijd of tegen <strong>het</strong> einde van de negentiende eeuw worden op incidentele basis ook andere<br />

regio’s en deelcollecties met substantiële (eerste) aanwinsten bedacht: uit Sri Lanka komt door een<br />

schenking van de Duitse (serie 483) een collectie van 181 voorwerpen die voortkwamen uit <strong>het</strong><br />

dagelijks leven op dat eiland en de aankoop van religieuze voorwerpen uit <strong>het</strong> Tibetaanse<br />

cultuurgebied bij de firmanten van E.J. Brill (serie 1119) vormt een belangrijke aanvulling op de<br />

collectie uit die geïsoleerde bergstreek. De schenkingen van de heren A.B. en J.H. Cohen Stuart<br />

(series 1683, 1694, 1725) en van de Noorse zendeling en taalkundige Paul Olaf Bodding (serie 1753)<br />

– in totaal 234 objecten van de Santal-cultuur – zijn kort voor en na de eeuwwisseling belangrijke<br />

aanwinsten op <strong>het</strong> gebied van de tribale culturen van Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië.<br />

Aan <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw verrijken de overdracht van archeologica van <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />

van Oudheden (serie 1403) en de schenkingen van <strong>het</strong> Koninklijk Bataviaasch Genootschap (series<br />

1877, 1904) de collectie met vele belangwekkende voorwerpen. Opvallend daarbij is dat vooral<br />

ambtenaren uit <strong>het</strong> koloniale bestuur van Nederlands Oost-Indië en India en Indonesië actief waren<br />

geweest met <strong>het</strong> verzamelen en overdragen van collecties. Een een ambtenaar die in dit verband<br />

zeker even dient te worden genoemd, is Jean Philippe Vogel (1871-1958) (series 1682 en 1837).<br />

Vogel werkte van 1901 tot 1914 voor de Archaeological Survey of India, om te beginnen <strong>als</strong><br />

inspecteur van archeologie van de 'Punjab Circle', daarna <strong>als</strong> hoofdinspecteur van de gehele<br />

'Northern Circle', en tot slot, van 1910 tot 1912 <strong>als</strong> waarnemend directeur-generaal van de<br />

Archaeological Survey of India. Hij keerde terug naar Nederland om daar van 1914-1939 de leerstoel<br />

van Sanskrit en Indiase Archeologie aan de universiteit van Leiden te bekleden. Met zijn terugkeer<br />

naar Nederland versterkte hij de belangstelling in Nederlandse wetenschappelijke kringen voor de<br />

materiële cultuur van India en haar invloedssfeer. Dit leidt ten dele weer in een actief verzamelbeleid<br />

vanuit <strong>het</strong> museum zelf, <strong>het</strong>geen vooral blijkt uit aankopen bij veilinghuizen in Nederland en elders in<br />

Europa (series 1344, 1375, 1388, 1389, 1419, 1442, 1990 en 2069) of via <strong>het</strong> toentertijd vrij<br />

gebruikelijke ruilverkeer met musea in India (serie 1492) en in Europa (serie 1863).<br />

Uitbreidingen van de vroege verzamelingen<br />

De oprichting door Prof. Vogel in 1925 van <strong>het</strong> “Instituut Kern”, voor de studie Indologie en talen en<br />

culturen van Zuid- en Zuidoost-Azië te Leiden, maakte Nederland tot een belangrijk centrum voor de<br />

oriëntalistiek, in <strong>het</strong> bijzonder de wetenschappelijke studie van <strong>het</strong> Indiase cultuurgebied. Dit heeft<br />

opnieuw zijn weerslag op de verzamelactiviteit van <strong>het</strong> museum, zo<strong>als</strong> blijkt uit de nadruk op<br />

verwerving van voorwerpen van religieuze kunst en kunstnijverheid van <strong>het</strong> oude India, zowel door<br />

aankoop (series 2240, 2593, 3025, 4201) <strong>als</strong> door ruil met musea elders ter wereld (series 2085,<br />

2191, 2241, 3038). Daarnaast vormen in de periode van <strong>het</strong> Interbellum en uitlopend tot enkele

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!