12.09.2013 Views

Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

Open het profiel als pdf - Museum Volkenkunde

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Collectie<strong>profiel</strong>en <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>, Leiden<br />

Inhoudsopgave<br />

Inleiding 2<br />

Korte geschiedenis van <strong>het</strong> museum 4<br />

Insulair Zuidoost-Azië 7<br />

Zuid- en Zuidoost-Azië 19<br />

Zuidwest- en Centraal-Azië 27<br />

Afrika 33<br />

Midden- en Zuid-Amerika 42<br />

Indiaans Noord-Amerika 54<br />

Circumpolaire gebieden 61<br />

China 68<br />

Korea 75<br />

Japan 78<br />

Fotocollecties 82<br />

1<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE


Vooraf<br />

2<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> beheert al bijna 200 jaar collecties die eigendom zijn van de Staat der<br />

Nederlanden. In al die tijd was verwerving van nieuwe collecties <strong>het</strong> enige beschikbare middel om de<br />

kwaliteit van die collecties te vergroten. Afstoting van stukken van twijfelachtige of mindere kwaliteit<br />

was niet aan de orde; de museale praktijk en ethiek in Nederland liet daarvoor geen ruimte: “eens<br />

collectie, altijd collectie”, dat was <strong>het</strong> universele motto, zeker voor de openbare collecties van <strong>het</strong> Rijk<br />

en andere overheden.<br />

Sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw komt daarin verandering. Met de komst van <strong>het</strong><br />

Deltaplan Cultuurbehoud van Minister Hedy d’Ancona is de roep steeds luider geworden – vooral uit<br />

de Tweede Kamer - om kritisch te bezien of inderdaad wel alles voor de eeuwigheid moet worden<br />

bewaard. En dat was ingegeven door <strong>het</strong> besef dat bewaren veel geld kost en geld altijd schaars is.<br />

Tegen die achtergrond maakte <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> al in 1996 met <strong>het</strong> Ministerie van OC&W de<br />

afspraak om 1000 voorwerpen te gaan afstoten. Dat is nog steeds niet gebeurd, en wel op goede<br />

gronden. Nog geen enkel rijksmuseum heeft tot op heden collectieonderdelen afgestoten; niet omdat<br />

men niet wil of <strong>het</strong> niet nodig vindt, maar vooral omdat er tussen de eigenaar van de collecties – <strong>het</strong><br />

Rijk – en de beheerders van de collectie – de rijksmusea – nog geen procedurele kaders waren<br />

overeengekomen hoe dit kon worden aangepakt.<br />

Daarin is nu verandering gekomen. Op 30 november 2006 presenteerde <strong>het</strong> Instituut Collectie<br />

Nederland (ICN) de herziene “Leidraad Afstoting Museale Objecten” (LAMO), en prompt daarop liet<br />

<strong>het</strong> Ministerie van OC&W ons weten op welke manier museumdirecteuren de Minister van OC&W om<br />

machtiging kunnen verzoeken om voorwerpen uit de rijkscollectie af te stoten. De cruciale eis daarbij<br />

is dat aan de in de LAMO beschreven zorgvuldigheidseisen wordt voldaan; de gedachte dat de<br />

Minister zelf eerst de collectie<strong>profiel</strong>en voor de rijkscollecties zou moeten vaststellen is verlaten.<br />

Daarmee kan <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> nu eindelijk een volgende stap zetten: <strong>het</strong> door de directeur<br />

formeel vaststellen van de collectie<strong>profiel</strong>en voor de diverse deelcollecties en <strong>het</strong> inrichten van een<br />

afstotingsproject conform de LAMO.<br />

Voor de Japan collectie is dat inmiddels al gebeurd. Het <strong>profiel</strong> voor de Japan collectie lag al sinds<br />

2001 op ministeriële goedkeuring te wachten, en is al op 20 april 2007 vastgesteld; <strong>het</strong><br />

afstotingsproces is in volle gang. Voor de andere collecties – met uitzondering van Oceanië; dat volgt<br />

later – zijn de collectie<strong>profiel</strong>en nu ook gereed, en zij worden hier gebundeld aangeboden.<br />

De collectie<strong>profiel</strong>en zijn technisch en historisch van aard: zij geven op hoofdlijnen aan hoe de<br />

collecties tot stand zijn gekomen, en hoe deze nationaal en internationaal kunnen worden vergeleken.<br />

Ook is aangegeven welke onderdelen kunnen worden afgestoten. Dat zal in de komende jaren<br />

gebeuren, nadat de afstotingen uit de Japancollectie zijn afgerond. De collectie<strong>profiel</strong>en zijn niet<br />

strategisch van aard: plannen en opties voor verder verzamelen zijn daarin niet opgenomen. Dat<br />

behouden we voor aan de verzamel- en onderzoeksplannen die een kortere looptijd en geldigheid<br />

hebben dan deze collectie<strong>profiel</strong>en; zij zullen voor elke beleidsperiode opnieuw worden vastgesteld.<br />

Steven Engelsman,<br />

Directeur.<br />

1 oktober 2008.


Inleiding<br />

3<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Verzamelen is van alle tijden. In de Europese wereld heeft de verzamelwoede in de loop van de tijd<br />

onder meer geleid tot <strong>het</strong> ontstaan van musea die meestal energiek zijn door gegaan met verzamelen.<br />

In de volkenkundige musea werden vooral in de koloniale tijd, met <strong>als</strong> hoogtepunt <strong>het</strong> einde van de<br />

negentiende eeuw, veel voorwerpen aan de collecties toegevoegd. Doordat vrijwel nooit werd<br />

afgestoten breidden de verzamelingen zich telkens uit. Een kritische analyse van wat verzameld werd<br />

en wat mogelijk niet de moeite van <strong>het</strong> bewaren waard was, ontbrak meestal.<br />

Pas recent, mede door <strong>het</strong> ontstaan van een kritischer houding ten aanzien van <strong>het</strong> eigen verleden,<br />

komen volkenkundige musea tot <strong>het</strong> samenstellen van collectie<strong>profiel</strong>en waarin de collecties<br />

beschreven worden en kritisch tegen <strong>het</strong> licht gehouden. Dit kan niet meer zijn dan een tijdsgebonden<br />

visie en is natuurlijk ook afhankelijk van de visie van de conservator die <strong>het</strong> <strong>profiel</strong> geschreven heeft.<br />

Enige flexibiliteit in <strong>het</strong> hanteren van de collectie<strong>profiel</strong>en is dan ook op zijn plaats.<br />

Toch meent <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> met de hier gepresenteerde collectie<strong>profiel</strong>en een belangrijke stap<br />

te hebben gezet naar gericht verzamel- en afstotingsbeleid, onderzoeksbeleid en naar <strong>het</strong> op een<br />

productieve manier becommentariëren van <strong>het</strong> verleden; dit alles om richting te geven aan een<br />

veelheid van toekomstplannen.<br />

Het spreekt voor zich dat <strong>Volkenkunde</strong> zich hierbij houdt aan internationale afspraken (ICOM<br />

gedragscode, Unesco-Conventie en UNIDROIT-Conventie) ook al zijn deze (nog) niet door de<br />

Nederlandse regering geratificeerd.<br />

Bij een aantal collectie<strong>profiel</strong>en is gebruik gemaakt van de landelijke categorie indeling A, B, C en D<br />

die een indicatie geeft van de kwaliteit van de collecties of van collectieonderdelen. Vooral bij de<br />

grotere collecties bleek <strong>het</strong> (nog) niet mogelijk deze categorie-indeling in de collectiebeschrijvingen<br />

mee te nemen. Daar waar dat wel is gebeurd, werden de landelijk geldende definities van deze<br />

categorieën gehanteerd.<br />

A.<br />

Bij objecten of deelcollecties die behoren tot categorie A gaat <strong>het</strong> om voorwerpen die binnen de<br />

doelstelling van <strong>het</strong> museum en <strong>het</strong> geheel van <strong>het</strong> Nederlandse museale en verspreide cultuurbezit<br />

onvervangbaar en onmisbaar zijn.<br />

B.<br />

1. Het object wordt dikwijls getoond in tijdelijke opstellingen: «presentatiewaarde». Hieronder vallen<br />

ook voorwerpen die wellicht niet een grote kunst- of cultuurhistorische of wetenschappelijke waarde<br />

hebben, maar wel een hoge «attractiewaarde».<br />

2. De herkomst van <strong>het</strong> object is belangrijk/schept bepaalde verplichtingen: «genealogische waarde».<br />

3. Het object vormt een onderdeel van een ensemble, dat in zijn geheel of voor een belangrijk deel<br />

aan bepaalde criteria voldoet, waaraan <strong>het</strong> object sui generis niet zou voldoen: «ensemblewaarde».<br />

4. Het object is drager van belangrijke gegevens die niet in bovengenoemde criteria vervat zijn:<br />

«documentatiewaarde».<br />

C.<br />

Onder categorie C vallen voorwerpen die niet voldoen aan de criteria van categorie A of aan één of<br />

meerdere van categorie B. Voorwerpen die in categorie C worden geplaatst beantwoorden wel altijd<br />

aan de doelstelling van <strong>het</strong> museum.<br />

D.<br />

Deze categorie bevat objecten die <strong>het</strong> best <strong>als</strong> “rariteiten” of “requisieten” omschreven kunnen<br />

worden. Het gaat hier om voorwerpen die nimmer <strong>als</strong> museaal object geïnventariseerd hadden mogen<br />

worden, omdat ze weinig tot geen culturele waarde vertegenwoordigen. Dergelijke voorwerpen<br />

kunnen soms een rol vervullen ter ondersteuning van de presentatie.


Korte geschiedenis van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

4<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Het Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden is een van de drie oudste, op wetenschappelijke<br />

grondslag ingerichte, volkenkundige museum ter wereld. Zijn ontstaansgeschiedenis is nauw<br />

verbonden met die van <strong>het</strong> Koninkrijk der Nederlanden en met de persoon van koning Willem I. Hij<br />

had een levendige belangstelling voor de stichting van nationale instellingen ter bevordering van<br />

wetenschap en kunst en de verspreiding van kennis over alle delen van <strong>het</strong> koninkrijk. Een van de<br />

instellingen die hij bij Koninklijk Besluit van 9 juli 1816 stichtte, was <strong>het</strong> ‘Koninklijk Kabinet van<br />

Zeldzaamheden’. Hierin werden onder meer zijn privéverzameling van schilderijen en zeldzaamheden,<br />

de ‘Koninklijke Bibliotheek’ en <strong>het</strong> ‘Kabinet van Chinese Zeldzaamheden’ ondergebracht.<br />

De Chinese verzameling was afkomstig uit de nalatenschap van Mr. Jean Theodore Royer (1737-<br />

1807). Deze Haagse jurist had bij zijn leven een imposante collectie voorwerpen uit China<br />

bijeengebracht. Royer’s weduwe legateerde in 1814, kort voor haar overlijden en geheel in de geest<br />

van haar Oranjegezinde echtgenoot, deze Chinese collectie aan de op 30 november 1813 in<br />

Nederland teruggekeerde erfprins Willem van Oranje, 'onsen geliefde souverijn'.<br />

Curiositeiten van allerlei aard zijn in de loop der jaren aan <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet toegevoegd, maar<br />

zijn etnografische verzamelingen bleven de belangrijkste, zeker toen respectievelijk in 1826 en 1832<br />

de collecties van Jan Cock Blomhoff (1779-1853) en Johan G. F. van Overmeer Fisscher (1800-1848)<br />

werden aangekocht en bij <strong>het</strong> Kabinet werden gevoegd. Beide collecties waren aanzienlijke<br />

verzamelingen betreffende Japan.<br />

Omstreeks dezelfde tijd – 1823 tot eind 1829 – was Dr. Philip Franz von Siebold (1796-1866) in Japan<br />

<strong>als</strong> arts werkzaam op de Hollandse handelsvestiging Deshima (Nagasaki). Tijdens zijn verblijf op deze<br />

handelspost wist hij belangrijke contacten te leggen met Japanse geleerden en kunstenaars. Die<br />

contacten stelden hem in staat een omvangrijke Japanse verzameling bijeen te brengen en deze op<br />

wetenschappelijk verantwoorde wijze te ordenen en te documenteren. Zijn belangstelling ging vooral<br />

uit naar de geneeskunde, de natuurlijke historie en de taal-, land en volkenkunde van Japan.<br />

Na een gedwongen vertrek uit Japan arriveerde Siebold in juli 1830 in Nederland en vestigde zich te<br />

Leiden. Een klein jaar later ging zijn etnografische verzameling scheep vanuit Batavia naar Nederland.<br />

Nog vóór de verscheping van de collectie keurde de Nederlandse regering al de overname goed van<br />

Siebold’s Japanse verzameling. Het zou echter tot augustus 1837 duren alvorens die overdracht<br />

definitief werd geregeld. In de tussenliggende jaren stond Siebold’s verzameling geordend opgesteld<br />

in zijn woning aan <strong>het</strong> Rapenburg 19 en gebruikte hij haar voor <strong>het</strong> schrijven van zijn monumentale<br />

werk “Nippon: Archiv zur Beschreibung von Japan und dessen Neben- und Schutzländern”. In die<br />

jaren zullen daar incidenteel ook al bezoekers naar de tentoongestelde verzameling zijn komen kijken.<br />

Echter, pas na de formele afronding van de overdracht in 1837 was sprake van een openstelling voor<br />

een breed publiek en kreeg de presentatie van de collectie een museale status onder de namen<br />

“Verzameling Von Siebold” en “Japansch <strong>Museum</strong>”.<br />

In 1859 vertrok Siebold voor een tweede verblijf naar Japan (1859-1862) en kwam zijn collectie<br />

formeel onder beheer van Conradus Leemans (1809-1893), de toenmalige directeur van <strong>het</strong><br />

Rijksmuseum van Oudheden. De verzameling kreeg bij die gelegenheid tevens een nieuwe<br />

huisvesting – Breestraat 18 – waarbij op de gevel van <strong>het</strong> pand de aanduiding “Rijks Japansch<br />

<strong>Museum</strong> Von Siebold” prijkte. Door toevoeging van enkele andere omvangrijke etnografische<br />

collecties – de Indische collecties van Salomon Müller en van de ‘Koninklijke Delftse Academie’ – en<br />

door <strong>het</strong> streven naar een breder, algemeen etnografisch museum, verdwenen in 1864 de expliciete<br />

verwijzingen naar Japan en Siebold en kreeg <strong>het</strong> museum de naam die <strong>het</strong> tot 1931 zou behouden:<br />

“Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong>”. Aansluitend volgden enkele jaren <strong>als</strong> “Rijksmuseum van Etnografie”<br />

om vervolgens in 1935 de officiële naam te krijgen die <strong>het</strong> tot heden draagt: “Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>”. Vanwege de verzelfstandiging in 1995 hoort daar inmiddels nog de aanduiding<br />

“Stichting” aan vooraf te gaan en in overeenstemming met de tijdgeest hanteert <strong>het</strong> museum sinds<br />

2007 daarnaast ook de naam “<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>”.<br />

Van de aanvang af streefden zowel Siebold <strong>als</strong> de eerste directeur van <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van<br />

Zeldzaamheden, Reinier Pieter van de Kasteele (1767-1845), er naar en drongen erop aan dat beide<br />

verzamelingen één wetenschappelijk etnografisch museum zou gaan vormen. Door allerlei<br />

moeilijkheden van financiële aard, voornamelijk de kosten voor een behoorlijke huisvesting van de<br />

collecties, kwam deze beoogde samenvoeging eerst in 1883 tot stand, nota bene bij de opheffing van<br />

<strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden. Hierbij gingen de etnografische verzamelingen van <strong>het</strong><br />

Kabinet te Den Haag over naar <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong> te Leiden.


5<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Gedurende de laatste decennia van de negentiende eeuw zijn de verzamelingen van <strong>het</strong> museum<br />

sterk uitgebreid. Uiterst belangrijke collecties wist de toenmalige directeur, Lindor Serrurier (1846-<br />

1901), aan te trekken door persoonlijke contacten, <strong>als</strong> wel door een grote mate van waakzaamheid en<br />

vasthoudendheid. In 1883 vond niet alleen de overname plaats van de collecties van <strong>het</strong> Koninklijk<br />

Kabinet van Zeldzaamheden, maar ook de verwerving van een belangrijk gedeelte van de<br />

Nederlandse inzending bij de in 1883 te Amsterdam gehouden Internationale Koloniale<br />

Tentoonstelling. Hand in hand met de zogenoemde openlegging van de Indische buitengewesten ging<br />

in die jaren <strong>het</strong> verzamelen van etnografica. Verschillende expedities, zowel burgerlijke <strong>als</strong> militaire, in<br />

Indonesië leverden veel materiaal op (Aceh, Bali, Centraal-Borneo). Mede daardoor zijn tezelfdertijd<br />

de verzamelingen van <strong>het</strong> museum op <strong>het</strong> gebied van Indonesië belangrijk uitgebreid. In dezelfde<br />

periode begon men <strong>het</strong> verzamelbeleid ook te richten op die buiten-Europese gebieden die nog niet<br />

zo goed in <strong>het</strong> museum waren vertegenwoordigd: <strong>het</strong> Zuidzee-gebied, Afrika, Amerika en regio’s <strong>als</strong><br />

Tibet en Siberië.<br />

Een belangrijke aanwinst in deze periode is ook geweest de overdracht – in 1903 – van die<br />

voorwerpen uit <strong>het</strong> Rijksmuseum van Oudheden, die vielen buiten gebied van de ‘klassiek oudheid’.<br />

Hiermee vonden een imposante Hindoe-Javaanse verzameling en een aanzienlijke collectie<br />

oudheden van Amerika hun weg naar <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong>. Tegelijkertijd werd met de<br />

explosieve groei van de collectie <strong>het</strong> huisvestingsprobleem van <strong>het</strong> museum steeds nijpender.<br />

De oplossing hiervoor kwam in 1933, toen <strong>het</strong> in 1931 ontruimde gebouw van <strong>het</strong> Academisch<br />

Ziekenhuis ter beschikking van <strong>het</strong> museum werd gesteld. Door de economische crisis van die dagen<br />

waren echter slechts zeer weinig middelen beschikbaar voor de verbouwing en inrichting. In november<br />

1937, honderd jaar nadat Siebold zijn verzameling voor <strong>het</strong> eerst voor publiek had opengesteld, kon<br />

<strong>het</strong> museum eveneens de deuren van een enigermate waardige behuizing voor hen openen.<br />

Nog geen twee jaar later, in 1939, moest alweer begonnen worden met <strong>het</strong> verstoren van <strong>het</strong><br />

moeizaam opgebouwde geheel. In verband met de dreiging van een oorlog moesten de beste stukken<br />

in veiligheid worden gebracht in de Rijksschuilplaatsen in de duinen bij Heemskerk. Andere<br />

belangwekkende objecten kregen alvast hun schuilplaats in de kelders van <strong>het</strong> museum.<br />

Het museum bleef open tot september 1944. Toen was de situatie zodanig geworden dat <strong>het</strong><br />

onverantwoord was nog langer met de volledige ontruiming van de openbare verzamelingen te<br />

wachten. Op 11 december 1944 vielen een aantal bommen op <strong>het</strong> museumterrein en één in <strong>het</strong><br />

gebouw, waardoor grote glasschade ontstond, doch gelukkig geen brand. Zo kwam <strong>het</strong><br />

museumgebouw, weliswaar gehavend doch zeker niet onherstelbaar, uit de strijd en bleven de<br />

verzamelingen behouden.<br />

In de tweede helft van de twintigste eeuw groeide in <strong>het</strong> museum een gericht verzamelbeleid, waarbij<br />

in toenemende mate leden van de eigen wetenschappelijke museumstaf <strong>als</strong> museum-antropologen 'in<br />

<strong>het</strong> veld' voorwerpen bijeen zijn gaan brengen. Daarbij zochten en zoeken zij intensief contact met de<br />

leden van de samenleving te midden waarin zij tijdelijk leven en werken. Op grond van deze wijze van<br />

diepte-observatie, meestal aangeduid <strong>als</strong> de 'participerende observatie', kunnen zij inzicht krijgen in en<br />

zich vertrouwd maken met <strong>het</strong> systeem van normen, waarden en gedragsregels waarmee een<br />

bepaalde cultuur zich van een andere onderscheidt. Deze benaderingswijze biedt tevens de<br />

mogelijkheid de verschillende elementen in die bepaalde cultuur beter en in hun onderlinge<br />

samenhang te doorgronden.<br />

Naast <strong>het</strong> verzamelen van gegevens op <strong>het</strong> cognitieve vlak hielden en houden zij zich ook bezig met<br />

<strong>het</strong> verzamelen van materiële getuigenissen van de betrokken gemeenschap. Een of meerdere<br />

voorwerpen worden daarbij op systematische wijze geselecteerd, al naar gelang de specifieke functie<br />

en betekenis die zij vervullen binnen de gehele context van de cultuur in kwestie. Op deze wijze<br />

bijeengebrachte voorwerpen worden vervolgens waardevol, niet alleen <strong>als</strong> bewijsmateriaal ter<br />

ondersteuning van de in <strong>het</strong> veld verkregen en verzamelde cognitieve onderzoeksgegevens, maar<br />

zeker ook <strong>als</strong> onontbeerlijk materiaal ten dienste van de steeds belangrijker geworden publiekgerichte<br />

taken van <strong>het</strong> museum. Hierbij zijn de museale presentatie, de cultuurinterpretatie, de educatieve<br />

begeleiding en de moderne interactieve middelen op de voorgrond komen te staan. De integratie van<br />

deze elementen vormt de basis van communicatie tussen <strong>het</strong> museum en zijn publiek.<br />

Tegelijkertijd, en vandaag de dag in toenemende mate, wordt <strong>het</strong> mogelijk de contacten en de<br />

samenwerking met dragers en hoeders van cultuur in de landen van oorsprong van de museale<br />

collecties nieuw leven in te blazen en te intensiveren.


6<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

In 1956 werd in Breda <strong>het</strong> Volkenkundig <strong>Museum</strong> "Justinus van Nassau" opgericht en onder beheer<br />

en hoede van <strong>het</strong> Leidse Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> geplaatst. Dit volkenkundige museum was<br />

geënt op de etnografische collectie van de Koninklijke Militaire Academie te Breda. In 1993 werd<br />

besloten tot opheffing van dit museum en werden de collectie, tezamen met de bibliotheek en <strong>het</strong><br />

archief overgebracht naar <strong>het</strong> museum te Leiden.<br />

In <strong>het</strong> laatste decennium van de twintigste eeuw en in de eerste jaren van de huidige eeuw voltrokken<br />

zich in <strong>het</strong> museum drie ingrijpende veranderingen. Een groot onderzoek van de Algemene<br />

Rekenkamer naar de staat en <strong>het</strong> fysieke beheer van de collecties van de Nederlandse rijksmusea<br />

toonde in 1988 aan dat de toestanden overal veel te wensen over lieten. Vooral de collectie van <strong>het</strong><br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> bleek er slecht aan toe te zijn. De conclusies van <strong>het</strong> onderzoek<br />

waren voor de rijksoverheid aanleiding te besluiten tot de uitvoering van <strong>het</strong> Deltaplan voor<br />

Cultuurbehoud. Voor <strong>het</strong> museum betekende dit dat in de periode 1991-2001 de gehele collectie van<br />

190.000 voorwerpen is schoongemaakt, waar nodig is geconserveerd of gerestaureerd, is<br />

gefotografeerd en digitaal is geregistreerd. Aansluitend is vrijwel de gehele collectie overgebracht naar<br />

en deugdelijk opgeborgen in een depotcomplex te ’s-Gravenzande, ruim 30 km van Leiden.<br />

De tweede grote verandering is de “verzelfstandiging” geweest. Deze verzelfstandiging verplichtte de<br />

rijksmusea om halverwege de jaren negentig op eigen benen te gaan staan. Onder dwang van de<br />

Tweede Kamer had <strong>het</strong> ministerie van cultuur in 1991 ingestemd met de noodzaak de betrokken<br />

musea, voorafgaand aan die omschakeling, te helpen bij <strong>het</strong> inlopen van achterstanden.<br />

Verzelfstandiging vereiste dat de musea eerst bedrijfsmatig gezond en professioneel toegerust waren.<br />

De hele operatie bracht directiewisselingen, reorganisatie, de introductie van nieuwe specialismen<br />

(communicatie en collectiebeheer) en een veel sterkere oriëntatie op de bedrijfsvoering met zich mee.<br />

Ook in <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

De derde belangrijke verandering, eind vorige en begin deze eeuw, is de grootscheepse verbouwing<br />

van <strong>het</strong> museumgebouw geweest. Het lag in de lijn van de twee andere belangrijke veranderingen dat<br />

ook de presentatie van de collectie aan <strong>het</strong> publiek aan de eisen van de tijd moest gaan voldoen.<br />

Sinds 1937 was <strong>het</strong> museum eigenlijk een verbouwd ziekenhuis gebleven. De tijd was nu rijp voor een<br />

totale reconstructie van <strong>het</strong> gebouw. Kort voor de feitelijke verzelfstandiging op 1 januari 1995 kwam<br />

de financiering hiervoor rond en was die verbouwing veiliggesteld. Zij was voltooid in april 2001, toen<br />

<strong>het</strong> museum na enkele jaren van zeer beperkte openstelling, zijn ‘nieuwe deuren’ voor <strong>het</strong> grote<br />

publiek kon openen.


Collectie<strong>profiel</strong> Insulair Zuidoost-Azië<br />

Pieter ter Keurs<br />

7<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

De collectie insulair Zuidoost-Azië is de grootste deelverzameling van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>. Het gaat<br />

bij benadering om ongeveer 60.000 voorwerpen 1 , waarvan <strong>het</strong> grootste deel afkomstig is uit<br />

Indonesië. Een tweede component is de Filippijnen collectie, die ongeveer 1400 voorwerpen bevat.<br />

Het derde land in de regio is Maleisië, waarvan de collectie in Leiden echter slechts 151 objecten<br />

bevat.<br />

In de collectie insulair Zuidoost-Azië bevinden zich voorwerpen uit een groot aantal cultuurgebieden.<br />

Alleen Indonesië omvat al ongeveer driehonderd cultuurgebieden en vanuit vrijwel alle gebieden zijn<br />

voorwerpen aanwezig. 2<br />

In de nu volgende tekst zal de collectie eerst kort en algemeen vanuit een breed historisch perspectief<br />

worden beschreven. Daarna wordt gedetailleerder ingegaan op de diverse deelcollecties,<br />

gerangschikt naar hun culturele herkomst. Uitzonderingen op deze indeling naar cultuur zijn de<br />

categorieën ‘préhistorie en hindoeboedhistische collecties’, ‘mengvormen’, ‘textielen’ en ‘schilder- en<br />

tekenkunst’. Alleen de eerste twee categorieën worden hier apart behandeld. Vervolgens wordt<br />

stilgestaan bij <strong>het</strong> belang van de collectie in nationaal en internationaal perspectief. Het collectieplan<br />

zal worden afgesloten met enkele overwegingen die tot heldere keuzes kunnen leiden.<br />

Kort historisch overzicht van de collectie<br />

Vanaf <strong>het</strong> ontstaan van <strong>het</strong> museum hebben Indonesische voorwerpen deel uitgemaakt van de<br />

collectie. De Von Siebold collectie (serie 1) bevat al voorwerpen uit de Kleine Soenda eilanden,<br />

verzameld tijdens de reis van de Natuurkundige Commissie in <strong>het</strong> begin van de negentiende eeuw.<br />

Andere voorwerpen van dezelfde bron worden later, in 1861, aan de verzameling toegevoegd door <strong>het</strong><br />

verwerven van de collectie van Dr. Salomon Müller. Deze samengevoegde collectie is vermoedelijk de<br />

oudste ter wereld uit <strong>het</strong> gebied van de Kleine Soenda eilanden. Müller’s collectie (circa 800 objecten)<br />

bevat overigens ook voorwerpen uit Sumatra en <strong>het</strong> huidige Kalimantan.<br />

Inmiddels is ook elders in Nederland een begin gemaakt met <strong>het</strong> samenbrengen van andere<br />

verzamelingen waar zeer vroeg Indonesisch materiaal in zit. Zo wordt in 1816 in ’s-Gravanhage <strong>het</strong><br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden opgericht. Daar worden in de loop der tijd steeds meer<br />

Indonesische voorwerpen in opgenomen. In 1883 echter, zal de etnografische collectie van dit Kabinet<br />

worden toegevoegd aan de verzameling van <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong>. In de tussenliggende<br />

jaren vindt ook <strong>het</strong> verzamelen van de nu wereldberoemde oudheden van Singasari plaats, die al voor<br />

de oprichting van <strong>het</strong> ethnographisch museum hun weg vinden naar <strong>het</strong> Leidse Rijksmuseum van<br />

Oudheden (RMO). In 1903 zal deze collectie, samen met alle overige niet-Europese oudheden die bij<br />

<strong>het</strong> RMO zijn ondergebracht, overgaan naar <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong>.<br />

Uit de eerste decennia van de negentiende eeuw stammen verder de belangrijke collectie Payen 3<br />

(olieverf schilderijen, sc<strong>het</strong>sen, dagboeken) en de zoge<strong>het</strong>en collectie Bik (voornamelijk sc<strong>het</strong>sen).<br />

Na 1859, na <strong>het</strong> aantreden van Dr. Conradus Leemans <strong>als</strong> waarnemend directeur van <strong>het</strong> REM 4 ,<br />

worden vooral overheidsambtenaren in tal van functies gestimuleerd om collecties voor <strong>het</strong> museum<br />

bijeen te brengen. Vanaf dan groeit <strong>het</strong> aantal verschillende namen van verzamelaars gestaag. Onder<br />

hen bevinden zich opvallend veel artsen die zich naast hun medische werkzaamheden in de kolonie,<br />

ook bezig houden met <strong>het</strong> verzamelen van etnografica. Deze artsen zijn vaak betrokken bij de<br />

toentertijd nog enige vorm van antropologie: de fysische antroplogie. In dat verband voeren zij onder<br />

andere veel schedelmetingen uit en, eenmaal ter plaatse in een buitengewest, verzamelen zij in een<br />

moeite door ook de nodige etnografica. Zo sturen bijvoorbeeld de artsen G.F. Wienecke en J.<br />

Semmelink regelmatig aanzienlijke verzamelingen uit verschillende delen van de Indische archipel<br />

naar Leiden.<br />

1 Volgens een telling in TMS zijn <strong>het</strong> er 56.887; incl. a en b nummers.<br />

2 Voor een uitputtend overzicht van de culturele herkomst van de collecties verwijzen we naar de catalogus van Dr. H.H.<br />

Juynboll (1909-1932).<br />

3 De van oorsprong Belgische schilder Antoine A.J. Payen (1792-1853) verblijft van 1817 tot aan 1826 in opdracht van de<br />

Nederlandse overheid in Nederlands-Indië. Samen met zijn tijdgenoot en schilder-tekenaar A.J. Bik reist hij onder andere in<br />

1824 in de staf van de toenmalige Gouverneur-Generaal G.A.G. Ph. baron van der Capellen mee door Indie.<br />

4 Dr. Conradus Leemans (1809-1893) is sedert 1835 directeur van <strong>het</strong> Rijksmuseum van Oudheden. Bij aanvang van de tweede<br />

reis van Von Siebold naar Japan, in 1859, wordt hij tevens waarnemend directeur van <strong>het</strong> Rijks Japansch <strong>Museum</strong> Von Siebold,<br />

dat kort daarop wordt omgedoopt tot Rijks Ethnographisch <strong>Museum</strong>. Leemans zal zijn functie van waarnemend directeur van<br />

<strong>het</strong> REM uitoefenen tot 1880.


8<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Naast medici bereizen echter ook vele andere ‘Indische ambtenaren’ grote of kleine afgelegen delen<br />

van Nederlands-Indië en dragen van daaruit bij aan de vorming van de Indische en Nederlandse<br />

volkenkundige verzamelingen in respectievelijk Batavia, Leiden en – tot 1864 – Delft. Te Delft bevindt<br />

zich tot dat jaar namelijk de Koninklijk Academie waar de opleiding tot ‘Indisch Ambtenaar’ plaatsvindt.<br />

In dat kader bezit de Academie zelf ook een respectabele collectie ethnografica. Bij de opheffing van<br />

deze opleiding in 1864 wordt haar verzameling in haar geheel overgebracht naar Leiden en aan de<br />

collectie van <strong>het</strong> REM toegevoegd (serie 37, meer dan 1000 objecten). Daarmee verwerft <strong>het</strong> REM<br />

onder meer een topcollectie oude wayang poppen.<br />

Gedurende de laatste decennia van de negentiende eeuw breidt de Indonesië verzameling zich<br />

explosief uit. Het begint met de Nederlandse inzending voor de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1878<br />

die daarna in Leiden belandt (serie 300, circa 1700 voorwerpen). In 1881 volgt de toevoeging van de<br />

collectie die is verzameld tijdens de Midden-Sumatra expeditie van 1877-1879 (serie 268, 571<br />

objecten). In 1883 vindt in Amsterdam de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling<br />

plaats en ook daarvan komen de Indische voorwerpen naar Leiden (serie 370, circa 4000 objecten).<br />

Datzelfde jaar worden daar bovendien nog de vele duizenden voorwerpen uit <strong>het</strong> net opgeheven<br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (serie 360) aan toegevoegd. Ruim tien jaar later, in 1894, krijgt<br />

<strong>het</strong> Rijks Ethnografisch museum opnieuw na afloop van een grote koloniale tentoonstelling, ditmaal te<br />

Batavia, een aanzienlijk deel van de Nederlandse inzending (series 1008-1011, ruim 470 objecten).<br />

Eveneens in 1894 schenkt H.M. Koningin-regentes Emma een uitgebreide collectie poppen en<br />

miniatuur attributen (serie 1108, ruim 480 voorwerpen) die, net <strong>als</strong> bij de koloniale exposities <strong>het</strong> geval<br />

is, kan worden beschouwd <strong>als</strong> een fraai voorbeeld van ‘koloniaal verzamelen’. Doel van deze<br />

toentertijd in Europese landen met koloniën zeer populaire vorm van verzamelen, is <strong>het</strong> bijeenbrengen<br />

en exposeren van objecten om daarmee de (westerse) bezoekers een representatief beeld te geven<br />

van de historie, <strong>het</strong> hedendaagse leven of van nieuwe ontwikkelingen in bepaalde landstreken van de<br />

verre koloniën. Koningin Emma’s poppencollectie geeft om die reden een goed beeld van kleding in<br />

hele archipel kort voor de eeuwwisseling.<br />

Naast de collectie-aanwas via tal van civiele kanalen vormt ook de militaire aanwezigheid in <strong>het</strong><br />

toenmalige Nederlands-Indië een belangrijke voedingsbron voor de groei van de Indische<br />

verzameling. Vooral de militaire pacificatie van een aantal uithoeken van de archipel op <strong>het</strong> einde van<br />

de negentiende eeuw en <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw zorgt, naast <strong>het</strong> definitief vestigen van <strong>het</strong><br />

Nederlandse gezag ter plaatse, voor een toestroom van vele voorwerpen. Daaronder vooral ook veel<br />

kostbaarheden, die al dan niet oneigenlijk worden verkregen. De verzamelingen die <strong>het</strong> gevolg zijn<br />

van de militaire veroveringen van Aceh op Sumatra en van de eilanden Bali en Lombok, zijn hiervan<br />

de meest spectaculaire voorbeelden. Overigens bezit <strong>het</strong> museum al van vóór de verovering van Bali<br />

in 1906-1908 een belangrijke collectie voorwerpen van dit eiland.<br />

In de slipstream van<br />

Niet op militaire leest geschoeid, maar <strong>als</strong> onderneming niet minder heldhaftig, zijn in de laatste jaren<br />

van de negentiende eeuw de drie expedities van A.W. Nieuwenhuis naar de binnenlanden van<br />

Borneo. In voorafgaande jaren gaan al wel bestuursambtenaren af en toe de binnenlanden in en<br />

trachten dan zo vér mogelijk rivieren op te varen. Van deze korte en beperkte expedities keren zij vaak<br />

terug met kleine verzamelingen. Daarvan bevinden zich een aantal zeer belangrijke voorwerpen, zo<strong>als</strong><br />

enkele prachtige maskers, in de museumcollectie. Tijdens de tweede expeditie slaagt Nieuwenhuis<br />

erin, <strong>als</strong> eerste Europeaan, Borneo van west naar oost te doorkruisen.<br />

Het merendeel van de voorwerpen die hij tijdens zijn drie expedities bijeenbrengt, vindt uiteindelijk zijn<br />

weg naar Leiden (series 1219 en 1308) en maken de Dayak collectie van <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong><br />

tot de belangrijkste ter wereld.<br />

In de eerste twee decennia van de twintigste eeuw komt ook de zogenoemde Ethische politiek in<br />

Nederlands-Indië tot bloei. De gedachte die hieraan ten grondslag ligt, is dat de kolonie er niet louter<br />

en alleen is voor de exploitatie van haar grondstoffen en haar bevolking. Zowel <strong>het</strong> Nederlandse<br />

koloniale bestuur <strong>als</strong> de in Indië ondernemende, explorerende of missionerende Nederlanders dienen<br />

de koloniale bevolking zodanig te gaan vormen dat zij uiteindelijk – op hele lange termijn – kan komen<br />

tot politieke en economische zelfstandigheid. Om daarmee te kunnen beginnen en succesvol te<br />

kunnen zijn, is kennis van de reeds bestaande inlandse (kunst)nijverheid een belangrijke voorwaarde.<br />

De belangstelling die zodoende ontstaat voor bestaande locale kunstnijverheidstradities leidt<br />

vervolgens weer tot <strong>het</strong> bijeenbrengen van soms aanzienlijke verzamelingen, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld de<br />

grote serie vlechtwerken die gouverneur J.E. Jasper verzamelt en in 1908 aan <strong>het</strong> museum schenkt<br />

(serie 1647, 1350 voorwerpen).


9<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Toch moeten we ons voor die jaren niet alleen concentreren op de grote aanwinsten. Doorlopend<br />

komen kleinere collecties binnen waarvan een aantal van zeer grote waarde blijken. Vooral individuele<br />

bestuursambtenaren, zendelingen, missionarissen of kunstenaars leveren vanuit hun persoonlijke<br />

belangstelling en <strong>als</strong> bijproducten van hun uiteenlopende beroepen veel kleine juweeltjes van<br />

collecties. Daar komt bij dat ze door de vaak met zorg verzamelde en bijgevoegde documentatie veel<br />

waardevoller zijn dan hun soms beperkte omvang doet vermoeden. Enkele voorbeelden hiervan zijn<br />

de collecties van O.L. Helfrich (serie 820, met voorwerpen uit Bengkulu, Enggano en Zuid-Sumatra),<br />

van Dr. J. Groneman (series 847 en 913, met goed gedocumenteerde objecten uit de Javaanse<br />

materiële cultuur), of de collectie van M.C. Schadee (serie 1476, Zuidoost-Molukken). Hoewel <strong>het</strong> bij<br />

deze laatste verzameling slechts gaat om 120 voorwerpen, blijkt een aantal daarvan van grote<br />

volkenkundige waarde. Noemenswaardig is hier tenslotte ook de collectie van de belangrijkste<br />

onderzoeker van Nias – E.E.W.G. Schröder – die in 1906 talrijke objecten uit dat gebied aan <strong>het</strong><br />

museum schenkt, waar onder enkele topstukken (serie 1552, ruim 500 voorwerpen).<br />

Na 1910 groeit de collectie minder snel, hoewel nog regelmatig nieuwe zendingen binnenkomen uit<br />

veel verschillende delen van de archipel (Timor, Nias, Minangkabau, Batak en Molukken). Belangrijk is<br />

tevens de aanwinst van een collectie Javaanse statiewapens, waaronder met goud belegde<br />

ceremoniële speren. De enorme groei van de laatste decennia van de negentiende eeuw behoort in<br />

elk geval definitief tot <strong>het</strong> verleden.<br />

Naast een krimp in de groei van de collectie treedt in de eerste decennia van de twintigste eeuw, tot<br />

aan de Tweede Wereldoorlog, nog een ander belangrijk feneomeen op met betrekking tot de Indische<br />

verzamelingen in Leiden: men gaat zich concentreren op <strong>het</strong> documenteren en bestuderen van de<br />

collecties in plaats van op <strong>het</strong> bijna ongebreideld verwerven van nieuwe aanwinsten. Daarbij ontstaat<br />

<strong>als</strong> een van de belangrijke theoretische resultaten van dat wetenschappelijk onderzoek in die jaren <strong>het</strong><br />

zogenoemde “Leidse structuralisme”. Deze stroming in de moderne antropologie is vooral ontwikkeld<br />

door twee conservatoren van <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>: Dr. J.P.B. de Josselin de Jong en Dr. W.H.<br />

Rassers.<br />

Uit dezelfde concentratie op onderzoek en documentatie van de collectie ontstaat ook een uiterst<br />

belangrijk, en tot op de dag van vandaag zeer praktisch resultaat: de door de toenmalige conservator<br />

en latere directeur van <strong>het</strong> museum, Dr. H.H. Juynboll, gepubliceerde “Catalogus van ’s-Rijks<br />

Ethnographisch <strong>Museum</strong>”. In een reeks van 23 delen, die tussen 1909 en 1932 verschijnen, beschrijft<br />

hij 5 daarin de gehele toen aanwezige Indische collectie, inclusief de Filipijnen en met een catalogus<br />

van de bibliotheek.<br />

Op <strong>het</strong> gebied van uitbreiding van de verzameling in de jaren kort voor <strong>het</strong> uitbreken van de Tweede<br />

Wereldoorlog verkrijgt <strong>het</strong> museum in 1939 nog een belangrijke aanwinst in de vorm van de collectie<br />

van B.A.G. Vroklage (serie 2380). Als 'Missionsethnolog' in dienst van de Rooms-Katholieke kerk<br />

werkt hij op verschillende plaatsen in Nusa Tenggara (Kleine Sunda-eilanden). In zijn<br />

wetenschappelijke gedrevenheid – hij is een fervent aanhanger van de Kultuurkreis-richting, een<br />

Weense cultuurhistorische school – en om deze ideeën te staven, legt hij grote volkenkundige<br />

collecties aan. Vooral op Timor en Flores verzamelt Vroklage voorwerpen, daarbij speciaal lettend op<br />

hun vorm en versiering.<br />

Na de Tweede Wereldoorlog vindt verzamelen in Indonesië voor <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> alleen nog<br />

sporadisch en op kleine schaal plaats. Veldwerk is zeker de eerste decennia nog onmogelijk,<br />

vanwege de jaren aanhoudende moeizame relatie met <strong>het</strong> inmiddels onafhankelijk geworden<br />

Indonesië. Maar ook later, in de jaren zeventig en tachtig, <strong>als</strong> Nederlandse antropologen in Indonesië<br />

weer veldwerk mogen doen, blijft de aanwas van de collectie via deze weg beperkt. 6 Slechts in een<br />

enkel geval wordt succesvol gebruik gemaakt van de potentieel zeer vruchtbare relatie tussen<br />

onderzoek en verzamelen (onder andere series 5258 en 5382, collecties F. Brinkgreve en L. Visser).<br />

Een verwerving die in 1959 – maar in bijna laat-negentiende eeuwse stijl – <strong>het</strong> museum <strong>als</strong> <strong>het</strong> ware<br />

‘overkomt’, is de overdracht van de verzameling van <strong>het</strong> Ethnografisch <strong>Museum</strong> van de Koninklijke<br />

Militaire Academie te Breda. Dit betekent voor collectie van de afdeling Insulair Zuidoost-Azië een<br />

uitbreiding met maar liefst circa 7000 voorwerpen, voornamelijk uit <strong>het</strong> vooroorlogse Indonesië.<br />

5 De eerlijkheid gebiedt hier te melden dat ook enkele andere medewerkers van <strong>het</strong> museum, zo<strong>als</strong> H.W. Fischer of J. C.E.<br />

Schmeltz, aan een of meer delen hun medewerking hebben verleend.<br />

6 Ik laat hier <strong>het</strong> westelijk deel van Nieuw-Guinea buiten beschouwing, omdat dit aan de orde komt bij <strong>het</strong> collectie<strong>profiel</strong> van de<br />

afdeling Oceanië. Tussen de Tweede Wereldoorlog en 1962 concentreerden Nederlandse onderzoekers zich vooral op <strong>het</strong><br />

westelijke deel van Nieuw-Guinea (nu Papua genoemd). Ook recent heeft <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> (met name conservator D.A.M.<br />

Smidt) veel verzameld in Papua.


10<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Tot slot van deze beknopte beschrijving van de geschiedenis van de collectie van de afdeling moet<br />

ook de teruggave in 1977-‘78 aan Indonesië van een klein aantal bijzondere voorwerpen, waaronder<br />

<strong>het</strong> wereldberoemde beeld van de Prajnaparamita en delen van de Lombok schat, worden vermeld.<br />

Met deze terruggave is mede een stap gezet in de richting van <strong>het</strong> hedendaagse gebruik van de<br />

collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>, waarbij onderzoekssprojecten van Nederlandse en Indonesische<br />

experts, leiden tot een intensieve samenwerking bij de wetenschappelijke ontsluiting, bij <strong>het</strong> fysieke<br />

behoud en beheer en bij de presentatie van delen van de collectie, die <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> en<br />

zijn belangrijkste Indonesische counterpart, <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> Nasional te Jakarta, gemeen hebben.<br />

Collectiebeschrijving<br />

Een gedetailleerde beschrijving van de collectie Insulair Zuidoost-Azië in een kort bestek <strong>als</strong> hier is<br />

vrijwel onmogelijk. De al eerder genoemde catalogus van Juynboll is daarvoor nog steeds <strong>het</strong> beste<br />

referentiepunt, omdat <strong>het</strong> grootste en belangrijkste deel van de verzameling vóór de Tweede<br />

Wereldoorlog is verzameld.<br />

Om voor dit collectie<strong>profiel</strong> van de afdeling Insulair Zuidoost-Azie toch een passend beeld te sc<strong>het</strong>sen<br />

van de samenstelling van de collectie, is gekozen voor een beschrijving op basis van een combinatie<br />

van vrij algemeen gebruikelijke geografische en culturele indelingen. Bij deze collectiebeschrijving zal<br />

een overlap met de hierboven gegeven historische sc<strong>het</strong>s soms onvermijdelijk zijn.<br />

Indonesië<br />

‘Reizend’ van west naar oost door de Indische Archipel, van Sumatra tot aan Papua, komen we tot de<br />

volgende beschrijvingen van de verschillende deelcollecties:<br />

- Sumatra<br />

Als in 1871 de Nederlanders en de Engelsen overeenstemming bereiken over de koloniale<br />

invloedsferen (gebieden noordelijk van de Straat van Malaka worden Engels en de zuidelijke gebieden<br />

worden Nederlands) trekken de Engelsen zich terug uit Bengkulu en krijgen de Nederlanders de<br />

handen vrij om Noord-Sumatra onder koloniaal bestuur te brengen. Dit leidt tot een langdurige oorlog<br />

in met name Aceh. Het is dan ook niet toevallig dat de collectie afkomstig uit dit gebied veel wapens<br />

bevat. Toch is hiermee niet alles gezegd. Militairen tonen vaak een uitgesproken volkenkundige<br />

belangstelling, hoewel niet altijd duidelijk is hoe en waarom wat precies wordt verzameld. Dit geldt<br />

bijvoorbeeld voor de verzamelcontext van de belangrijke collectie G.C.E. van Daalen (series 1429 en<br />

1468), die voornamelijk uit de Gayo en Alas landen komt. Vermoedelijk is meestal sprake van lokale<br />

mensen, die naar de kampementen toe komen om stukken te verkopen. De collectie Th. J. Veltman<br />

(serie 1599) bevat schitterend materiaal, niet gepubliceerd, etnografisch zeer interessant en ook<br />

est<strong>het</strong>isch van groot belang.<br />

Legerkapitein en bestuursambtenaar Veltman verzamelde zijn grote en goed gedocumenteerde<br />

collectie gedurende de lange tijd (20 jaar) dat hij in Aceh werkzaam was, en <strong>het</strong> vertrouwen had<br />

gewonnen van de bevolking. Vooral belangrijk zijn prachtige gouden sieraden en veel verschillende<br />

soorten weefsels en kledingstukken, waarvan <strong>het</strong> gebruik wordt geïllustreerd door een collectie<br />

bijzondere veldfoto’s die ook tot de verzameling behoren. De collectie is tevens een goed voorbeeld<br />

van de invloed van de islam en de Arabische cultuur in Aceh. Uniek zijn 13 tekeningen, afbeeldingen<br />

van mythische figuren, festiv<strong>als</strong> en rituelen, waarschijnlijk in opdracht van Veltman gemaakt door een<br />

Acehse kunstenaar.<br />

Onder de verzamelnaam Batak worden meestal een zestal groepen beschreven. De meest dominante<br />

groep is de Toba. Vervolgens onderscheidt men de Karo, de Pakpak, de Simalungun, de Mandailing<br />

en de Angkola. Deze laatste groep is veelal vermengd met de Mandailing en moeilijk <strong>als</strong> aparte cultuur<br />

te herkennen. <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> collectie bezit voorwerpen van alle Batak groepen. De collectie is<br />

est<strong>het</strong>isch wellicht niet de mooiste van Nederland (<strong>het</strong> Tropenmuseum bezit een zeer goede Batak<br />

collectie), maar is wel zeer vroeg verzameld.<br />

De Duitse Baron Carl B.H. von Rosenberg (1817-1888), in wetenschappelijke dienst van <strong>het</strong> Indische<br />

gouvernement, en de arts G.F. Wienecke hebben Batak voorwerpen verzameld in een periode waarin<br />

<strong>het</strong> gebied nog nauwelijks toegankelijk was. Er zijn veel Toba en Karo voorwerpen en de nadruk ligt<br />

op attributen van priesters. Een oude en goede verzameling toverstaven (tunggal panaluan) en een<br />

grote en belangrijke collectie priesterboeken (pustaha). Daarnaast bevat de collectie goede, oude<br />

textielen (ulos) en enkele zeer unieke kledingstukken (bijv. nrs. 300-1734, 1915-12). Enkele<br />

belangrijke verzamelaars zijn: A.L. van Hasselt (<strong>als</strong> assistent-resident in <strong>het</strong> Batak gebied [serie 890]<br />

en ook <strong>als</strong> lid van de Midden-Sumatra expeditie [serie 268]), J.Th. Cremer (serie 340), mr. J.W. van


11<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Lansberge (serie 401), B. Hagen (series 464, 554), A. Maass (serie 1642), Ch.L.J. Palmer van den<br />

Broek (serie 1767), en W.G. Broek (3155).<br />

Ook grote koloniale tentoonstellingen (series 300, 370) en <strong>het</strong> Kabinet van Zeldzaamheden (serie<br />

360) hebben belangrijke Batak voorwerpen bijgedragen aan de <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>-collectie.<br />

Van de drie voornaamste eilandgroepen westelijk van Sumatra – Nias, Mentawai en Enggano – zijn<br />

vooral de zeer sterke Nias en de Enggano verzamelingen van belang. Minder representatief is de<br />

Mentawai collectie. Deze bevat slechts een relatief klein aantal voorwerpen (circa 180) en is ook<br />

est<strong>het</strong>isch van geringe importantie. Haar belang is vooral gelegen in de ouderdom van de collectie. De<br />

eveneens kleine (240 objecten), maar zeer sterke Enggano collectie is één van de twee oudste ter<br />

wereld (de andere ligt in Jakarta). De Nias collectie, inclusief enkele voorwerpen van de Batu eilanden<br />

(in Nias stijl), is belangrijk vanwege de ouderdom en de kwaliteit van de voorwerpen. Ch.L.J. Palmer<br />

van den Broek (1002) en E.E.W.G. Schröder (diverse kleinere collecties) zijn hiervoor belangrijke<br />

verzamelaars. Andere collecties, ook van andere eilanden, kwamen van Von Rosenberg (onder meer<br />

serie 79), O.L. Helfrich (serie 820), J.A. Aeckerlin (serie 408), W.F. Sikman (630) en van Jhr. Mr.<br />

A.P.C. van Karnebeek (series 985, 1126).<br />

In 1994 is op bescheiden schaal opnieuw verzameld op Enggano, in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> promotie<br />

onderzoek van P.J. ter Keurs (serie 5788).<br />

Uit de provincie Riau en de oostelijke eilanden zijn verschillende collecties aanwezig in <strong>het</strong> <strong>Museum</strong><br />

<strong>Volkenkunde</strong>. De voorwerpen komen uit diverse bronnen. Er zijn bijvoorbeeld bijzondere weefsels in<br />

de series 300 en 370, die afkomstig zijn van de grote koloniale tentoonstellingen.<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit verder een oude collectie uit wat vroeger de Padangse Bovenlanden werd<br />

genoemd. Deze regio valt grotendeels samen met <strong>het</strong> woongebied van de Minangkabau; bekend<br />

vanwege de spectaculaire huizenbouw en <strong>het</strong> matrilineaire verwantschapssysteem. Voorts is veel<br />

materiaal aanwezig van de Midden-Sumatra expeditie (1877-1879) (serie 268). Relatief veel vroege<br />

verzamelaars zijn door dit gebied getrokken (S. Müller, G.F. Wienecke, J.J. Korndörffer) en ook hier<br />

hebben de grote koloniale tentoonstellingen voor een aanzienlijke uitbreiding van de collectie gezorgd<br />

(series 300, 370).<br />

Uit de omgeving van Bengkulu en uit Pasemah is een belangrijke oude verzameling aanwezig. Vooral<br />

<strong>het</strong> materiaal dat werd verzameld door bestuursambtenaar O.L. Helfrich is van groot belang, mede<br />

vanwege de uitstekende documentatie (serie 886). Deze collecties zijn nog weinig bestudeerd. Veel<br />

namen van mensen die ook in andere gebieden op Sumatra verzameld hebben, komen hier weer<br />

terug.<br />

De eerder genoemde Midden-Sumatra expeditie (1877-1879) heeft ook delen van Jambi aan gedaan.<br />

De collectie uit dat gebied wordt echter gedomineerd door wapens (uit de in 1959 overgenomen<br />

collectie van de Koninklijke Militaire Academie te Breda); ongetwijfeld een reflectie van <strong>het</strong> koloniale<br />

verleden. Een kleine, maar goede, collectie textielen uit Jambi is die van P. Enserinck (serie 2195,<br />

aangekocht in 1930).<br />

Van Palembang en omgeving zijn vooral vroege collecties lakwerk, textielen en aardewerk aanwezig.<br />

Het lakwerk is typerend voor deze regio en vanwege de ouderdom van de <strong>Volkenkunde</strong> collectie is<br />

historisch onderzoek naar dit type materiële cultuur goed mogelijk. Bijzondere textielen uit Palembang<br />

bevinden zich in de collectie van de Parijse Wereldtentoonstelling van 1878 (serie 300).<br />

Van Lampung, Zuid-Sumatra, is een grote negentiende eeuwse collectie aanwezig, die echter nog<br />

weinig bestudeerd zijn. Bekende verzamelaars zijn S. Müller (16), G.F. Wienecke (div. series), Von<br />

Rosenberg (serie 130), J.A. Aeckerlin (866, 975), O.L. Helfrich (939) en Th.J. Veltman (1599).<br />

Verreweg de meeste voorwerpen kwamen echter binnen via de grote koloniale tentoonstellingen<br />

(series 300 en 370).<br />

- Java<br />

Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit een topcollectie hindoeboeddhistische voorwerpen (vooral stenen en<br />

bronzen beelden, priesterattributen, sieraden) uit Indonesië, voornamelijk van Java. Deze collectie<br />

staat internationaal bijna op <strong>het</strong> hoogste niveau. Alleen <strong>het</strong> Nationaal <strong>Museum</strong> van Indonesië in<br />

Jakarta heeft een grotere en betere collectie op dit gebied 7 .<br />

Etnografisch biedt de Java verzameling een zeer grote verscheidenheid aan materiaal. Het is een<br />

topcollectie van verschillende vormen van wayang (serie 264), krissen (J. Groneman, serie 913) en<br />

sierwapens (GG mr. baron L.A.J.W. Sloet van der Beele van Nispen, series 982, 1089). Deze<br />

collecties zijn niet alleen est<strong>het</strong>isch en historisch van groot belang, maar zij zijn ook goed<br />

gedocumenteerd en bekend geraakt door publicaties hierover. De mooie collecties krissen en<br />

sierwapens zijn niet buitgemaakt tijdens koloniale oorlogen, maar waren geschenken van inheemse<br />

7 Voor meer informatie, zie hieronder de paragraaf over “Prehistorie en hindoeboeddhistisch Indonesië”.


12<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

vorsten en mensen van adel aan <strong>het</strong> Nederlandse bestuur. Dr. J. Groneman had <strong>als</strong> lijfarts van de<br />

Sultan van Yogyakarta eveneens een goede toegang tot de hofcultuur van Midden-Java.<br />

Ook de variatie in de uitvoerende kunsten van Java is goed vertegenwoordigd. Voorbeelden van<br />

wayang kulit zijn te vinden in de series 37 en 264, wayang golek in serie 1297, danskostuums in serie<br />

1124 en maskers onder andere in de series 37, 264 en 300.<br />

In de eerste decennia van de twintigste eeuw kreeg de koloniale overheid, <strong>als</strong> gevolg van de Ethische<br />

Politiek, steeds meer interesse in de lokale kunstnijverheid (J.E. Jasper, serie 1647, J. Groneman,<br />

serie 847). Men probeerde de economische positie van de lokale bevolking te verbeteren door de<br />

huisnijverheid te ontwikkelen, en nieuwe afzetmarkten te creëren. Onderzoek en documentatie<br />

vormden hiervoor de basis, en dit resulteerde ook in belangrijke verzamelingen en publicaties, onder<br />

andere die van gouverneur J.E. Jasper.<br />

Het grootste deel van de collectie Javaanse etnografica dateert echter van vóór 1900. Van groot<br />

belang zijn in dit verband de serie 37 (van de in 1864 opgeheven Koninklijke Academie te Delft), serie<br />

300 (van de wereldtentoonstelling te Parijs), serie 360 (de overdracht van de collectie van <strong>het</strong><br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden) en serie 370 (van de Koloniale tentoonstelling te Amsterdam).<br />

De grote collectie Javaanse textielen (voornamelijk batik) is est<strong>het</strong>isch van zeer goede kwaliteit, heeft<br />

een grote historisch diepgang en kent een grote variatie aan stijlen. Naast Midden-Java zijn ook de<br />

batiks van de noordkust van Java goed vertegenwoordigd. Het museum bezit tevens enkele<br />

peranakan textielen, die pas recent <strong>als</strong> zodanig zijn geïdentificeerd.<br />

In de koloniale tijd bestond onder verzamelaars ook de nodige aandacht voor de islam (modellen van<br />

moskeeën, kleding van de Haji). De moderne Islam is echter ondervertegenwoordigd.<br />

In 1987 is een collectie Javaanse bruidskleding aangekocht, door bemiddeling van de Nederlandse<br />

Ambassade in Jakarta (serie 5496).<br />

- Madura<br />

Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit ongeveer 900 voorwerpen uit Madura. Veel is afkomstig van de, al<br />

eerdergenoemde, grote koloniale tentoonstellingen (vooral serie 370). Enkele honderden voorwerpen<br />

zijn afkomstig uit de collectie van <strong>het</strong> museum in Breda (3600). G.F. Wienecke (serie 42) heeft enkele<br />

voorwerpen geschonken, maar verder zijn geen belangrijke verzamelaars actief geweest op <strong>het</strong><br />

eiland. De Madura collectie bevat wel enkele voorwerpen waar een interessant verhaal aan is<br />

verbonden. Zo is er een kris (2523-2) waar de Militaire Willemsorde in afgebeeld is (Ter Keurs i.p.). Dit<br />

is een mooi voorbeeld van hybride vormen (in dit geval Nederlands en Madurees) in materiële cultuur<br />

en dus een goede illustratie van cultuurcontacten en culturele dynamiek.<br />

- Bali en Lombok<br />

Van deze twee eilanden zijn oude en belangrijke verzamelingen aanwezig, ook van vóór de<br />

verovering van Bali in 1906-1908. Collecties van vóór 1900 zijn onder meer die van de Koloniale<br />

Handelstentoonstelling in Amsterdam in 1883 (serie 370) en de collectie van H. Frühstorffer (serie<br />

1130, 150 voorwerpen) uit Lombok (1897). De vroege etnografische collectie van Bali zijn doorgaans<br />

goed gedocumenteerd en veel is bekend over hun collectiegeschiedenis (archiefmateriaal,<br />

correspondentie, dagboeken, publicaties). Het gaat hier onder meer om 160 voorwerpen afkomstig<br />

van de kunstschilder W.O.J. Nieuwenkamp, 1906-1907 (serie 1586). Deze collectie bevat enkele<br />

topstukken, waaronder prachtige textielen. Aangezien Nieuwenkamp tijdens zijn verzamelreis getuige<br />

was van de militaire expeditie tegen Badung en Tabanan (1906) kon hij, voordat de paleizen werden<br />

vernietigd, een aantal topstukken verzamelen, bijvoorbeeld de zeer grote, rijk met houtsnijwerk<br />

versierde deuren uit <strong>het</strong> paleis van Denpasar, en een aantal schilderingen en beelden van hoge<br />

kwaliteit uit Tabanan.<br />

Grote verzamelingen hofcultuur/paleisschatten, bijeengebracht tijdens de militaire expedities tegen<br />

Badung in 1906 (serie 1602) en Klungkung in 1908 (serie 1684) werden toebedeeld aan Leiden, nadat<br />

<strong>het</strong> <strong>Museum</strong> van <strong>het</strong> Bataviaasch Genootschap (<strong>het</strong> huidige Nationaal <strong>Museum</strong> in Jakarta) de eerste<br />

keus uit de kostbare voorwerpen had gemaakt. Paleisschatten uit Cakranegara/Lombok kwamen <strong>als</strong><br />

gevolg van de militaire expeditie in 1894 <strong>als</strong> series 2364 en 4905 in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> (overdracht<br />

Rijksmuseum). Na teruggave van <strong>het</strong> grootste gedeelte van de Lombokschat aan Indonesië in 1977<br />

zijn nog steeds een paar honderd voorwerpen in Leiden.<br />

De bekende Nederlandse bijbelvertaler en taalkundige Herman N. van der Tuuk (1824-1894)<br />

verzamelde een bijzondere reeks wayangpoppen (serie 2601) op Bali, die nu goed vergeleken kunnen<br />

worden met de recente verzamelingen wayang van prof. Dr. C. Hooykaas (serie 3887, 4281) en mw.<br />

Dr. H. Hinzler (serie 4762).<br />

Naast kunst(nijverheid) zijn de voorwerpen die te maken hebben met rituelen binnen <strong>het</strong> hindoeïsme<br />

goed vertegenwoordigd in de collecties uit Bali. De kunstschilder W.O.J. Nieuwenkamp besteedde hier


13<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

in 1906 al aandacht aan, terwijl later door toedoen van de fysisch antropoloog Dr. J.P. Kleiweg de<br />

Zwaan (1875-1971) in 1939 een belangrijke verzameling rituele kunst in <strong>het</strong> museum kwam. In deze<br />

collectie bevinden zich ook veel weefsels, vooral uit Lombok, maskers en aardewerk. Mevrouw Dr. F.<br />

Brinkgreve verzamelde, tijdens onderzoek in 1983 vooral objecten die gebruikt worden in offerrituelen,<br />

inclusief bijbehorende foto’s en documentatie (serie 5258). Vergelijkingen zijn mogelijk met collecties<br />

van C. Hooykaas, die eerder in <strong>het</strong>zelfde dorp werkte (serie 4255) en van W.O.J. Nieuwenkamp.<br />

De collectie Balinese schilderingen (ondermeer van Ir. Th.J. Resink, serie 4491, ongeveer 150<br />

doeken) omvat belangrijke Kamasan doeken, waarop oude hindoeverhalen worden afgebeeld. Op <strong>het</strong><br />

gebied van de schilderkunst bezit <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> verder een belangwekkende verzameling<br />

vroegmoderne schilderkunst en houtsnijwerken, afkomstig van de fotograaf Paul Spies en de schilders<br />

Walter Spies (geen familie) en Rudolf Bonnet (serie 4225).<br />

- Kalimantan<br />

Van Indonesisch Borneo is een collectie van wereldniveau aanwezig; zowel verzameld door<br />

Dr. A.W. Nieuwenhuis <strong>als</strong> van vóór die tijd. De reizen van Nieuwenhuis zijn <strong>het</strong> meest bekend. Zijn<br />

collecties zijn verdeeld over <strong>het</strong> Bataviaasch Genootschap in <strong>het</strong> voormalige Batavia (nu <strong>het</strong> Nationaal<br />

<strong>Museum</strong> in Jakarta) en <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> (series 1219, 1308). Mede vanwege de<br />

gepubliceerde werken van Nieuwenhuis kunnen deze collecties met recht referentiecollecties worden<br />

genoemd. Ze zijn van groot belang voor de cultuurgeschiedenis van Borneo.<br />

De collecties die vóór Nieuwenhuis verzameld zijn, hebben in de literatuur veel minder aandacht<br />

gekregen. Zo is de Natuurkundige Commissie collectie (serie 16, eerste helft negentiende eeuw) nooit<br />

systematisch bestudeerd. Ook G.F. Wienecke, J. Semmelinck en J.J. Korndörffer zijn op Borneo<br />

geweest. Buitengewoon boeiend materiaal, zo<strong>als</strong> oude maskers die worden gebruikt bij de<br />

dodenrituelen van de Ngaju en prachtige jackjes van boombast en kralen, is ook te vinden in de<br />

collecties W.E.M.S. Aernout (781), A. van Senden (789), S.W. Tromp (series 717, 893, 959 en 979) en<br />

E.W.F. van Walchren (1365, 1573). De laatste trok overigens vlak ná Nieuwenhuis door de<br />

binnenlanden van <strong>het</strong> immense eiland.<br />

- Sulawesi<br />

Van <strong>het</strong> omvangrijke eiland Sulawesi – <strong>het</strong> vroegere Celebes - is, alles bij elkaar genomen, een<br />

belangwekkende en oude collectie aanwezig, waar in <strong>het</strong> verleden helaas weinig mee is gedaan. Die<br />

collectie is in de loop der tijd in Leiden terecht gekomen door toedoen van een hele reeks van<br />

enthousiaste en toegewijde verzamelaars die op Sulawesi woonachtig en werkzaam zijn geweest. In<br />

dit verband kunnen worden genoemd de taalkundige, zendeling en bijbelvertaler B.F. Matthes (serie<br />

522), de bestuursambtenaar G.W.W.C. baron van Hoëvell (serie 776), de zendelingen A.C. Kruyt en<br />

N. Adriani – beiden bekend vanwege de standaardwerken die zij samen hebben geschreven over<br />

gedecoreerde boombast – (series 1232, 1759), de beide Zwitserse neven en natuurvorsers Paul en<br />

Fritz Sarasin (serie 1456), Prof. M.W.C. Weber, D.E.E. Wolterbeek Muller, en vele anderen.<br />

In zijn “Catalogus van <strong>het</strong> ’s-Rijks Ethnographisch <strong>Museum</strong>” heeft H.H. Juyboll heeft maar liefst drie<br />

delen aan de Sulawesi collectie gewijd. De collectie bevat veel beschilderde boombastdoeken uit<br />

Centraal-Sulawesi. Opvallend zijn ook de rituele attributen van travestiete priesters van Zuid-Sulawesi.<br />

Objecten van de militaire expedities tegen Bone en Gowa (Zuid-Sulawesi) zijn in de jaren dertig van<br />

de twintigste eeuw geretourneerd. Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit tevens enkele stenen sarcofagen<br />

uit Minahasa, waar onder een topstuk (1686-1).<br />

Van de bekendste bevolkingsgroep van Sulawesi, de Sa’dan Toraja, heeft <strong>het</strong> museum ongeveer 600<br />

voorwerpen, waaronder een mooie collectie voorbeelden (monsters) van huisdecoraties (serie 3892,<br />

verzameld door dr. J.J.J. Goslings).<br />

- Nusa tenggara (exclusief Lombok)<br />

Voor dit deel van de Indische archipel bezit <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> een topcollectie van oude<br />

etnografica. Al in de tijd van de reizen van de Natuurkundige Commissie reizen (1828-1836; series 1<br />

en 16) werd veel verzameld in Nusa tenggara (de Kleine Soenda eilanden) en daarmee bezit <strong>het</strong><br />

museum de oudste collecties uit <strong>het</strong> gebied. Maar ook later zijn regelmatig verzamelingen<br />

binnengekomen, zo<strong>als</strong> van B.F. Matthes (serie 131), Dr. G.A.J. van der Sande (1671, 1710) en van<br />

B.A.G. Vroklage (2380). In de vroegst verzamelde collecties bevinden zich opvallend veel textielen.<br />

- Maluku<br />

Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit een zeer belangrijke oude Molukken-verzameling, die in hoofdzaak<br />

afkomstig is van de Noord-, Centraal- en de Zuidoost-Molukken. Deze verzameling is dermate divers<br />

en zo omvangrijk dat <strong>het</strong> niet mogelijk is daarvan in een kort bestek een goed dekkend overzicht te


14<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

geven. De publicatie uit 1995 van Nico de Jonge en Toos van Dijk, Vergeten Eilanden. Kunst en<br />

Cultuur van de Zuidoost-Molukken zou in dit verband al voor een inzicht in een deel van de collectie<br />

uitkomst kunnen bieden. Verder willen wij volstaan met te verwijzen naar enkele belangrijke<br />

verzamelaars wier deels al vertrouwde namen hier niet mogen ontbreken. Afgezien van een aantal<br />

zeer oude voorwerpen (series 1 en 16) bezit <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> collecties van Carl Baron von<br />

Rosenberg (series 66, 130), J.J. Korndörffer (193, 225, 241), de bestuursambtenaren J.G.F. Riedel<br />

(serie 355) en G.W.W.C. baron van Hoëvell (serie 776), de Duiste geoloog prof. Dr. Karl Martin (serie<br />

1030), de controleur M.C. Schadee (serie1476; belangrijk vanwege de goede kwaliteit van stukken uit<br />

de Zuidoost-Molukken), D.E.E. Wolterbeek Muller (series 402, 1613) en de militair A.J. Gooszen (serie<br />

1889). In 1914 werd tevens een belangrijke schenking van <strong>het</strong> Bataviaasch Genootschap<br />

ingeschreven (serie 1904).<br />

- Irian Jaya<br />

Over de omvangrijke collecties uit Iryan Jaya – ook aangeduidt <strong>als</strong> Papua en <strong>het</strong> meest oostelijke deel<br />

van Indonesië – die in meer dan een eeuw tijd door <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> zijn verworven, kan hier in<br />

algemene zin worden opgemerkt dat <strong>het</strong> in de loop der tijd vrijwel allemaal topcollecties zijn geworden.<br />

Binnen <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> valt dit deel van Indonesië echter structureel onder <strong>het</strong> beheer van<br />

de conservator van de afdeling Oceanië, en om die reden blijven de verzamelingen uit Iryan Jaya hier<br />

buiten beschouwing. In <strong>het</strong> nog te verschijnen collectie<strong>profiel</strong> van die afdeling zal wel nader worden in<br />

gegaan op de collecties uit deze regio.<br />

Al eerder is aangegeven dat naast de reeks van beschrijvingen van diverse deelcollecties met een<br />

rangschikking op geografische en/of culturele herkomst, ook een tweetal beschrijvingen zullen worden<br />

gegeven van niet-geografische categorieën: ‘préhistorie en hindoeboedhistische collecties’ en<br />

‘mengvormen’.<br />

- Préhistorie en hindoeboeddhistisch Indonesië<br />

Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit een grote verzameling préhistorische voorwerpen (voornamelijk<br />

stenen klingen, maar ook enkele goede bronzen voorwerpen, onder meer bijlklingen en een<br />

gedecoreerd bovenvlak van een Dongson trom), die nog onvoldoende bestudeerd is. Na Van<br />

Heekeren’s werk, is (afgezien van een poging door een stagiaire) nauwelijks naar deze collectie<br />

omgekeken. De voorwerpen zijn uit verschillende bronnen afkomstig en de bijbehorende informatie is<br />

divers van kwaliteit.<br />

De hindoeboeddhistische verzameling is de op één na belangrijkste van de wereld. De belangrijkste<br />

bevindt zich in <strong>het</strong> Nationaal <strong>Museum</strong> in Jakarta. De collectie bevat diverse soorten voorwerpen:<br />

stenen beelden, bronzen beelden, priesterattributen, gouden sieraden, inscripties (in steen en brons),<br />

etc. Een groot deel is verzameld in de eerste decennia van de negentiende eeuw, toen de<br />

Nederlandse interesse voor Indonesische oudheden enorm toenam (Lunsingh Scheurleer 2007). De<br />

oudheden werden eerst naar <strong>het</strong> Rijksmuseum van Oudheden gebracht en pas in 1903 aan <strong>het</strong><br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> overgedragen. Het merendeel van de voorwerpen bevindt zich in serie 1403.<br />

Absolute topstukken zijn de Singasari beelden (zie Endang Sri Hardiati en Pieter ter Keurs 2005).<br />

Behalve deze beelden is vooral ook de collectie bronzen van groot belang. Diverse stijlen bronzen<br />

hindoe goden en Boeddha’s en Bodhisatva’s, variërend van de achtste tot de zestiende eeuw, zijn<br />

vertegenwoordigd.<br />

- Mengvormen<br />

Tenslotte een niet-geografische categorie die <strong>het</strong> beste te omschrijven is met termen <strong>als</strong> ‘flexibiliteit’<br />

en ‘mengvormen’. Recent is in de wetenschappelijk en museologische literatuur (zie Ter Keurs 2007)<br />

veel aandacht gekomen voor zoge<strong>het</strong>en hybride groepen; dat wil zeggen groepen die voortkomen uit<br />

gemengde huwelijken. In de koloniale tijd gingen de autoriteiten wat ongemakkelijk om met deze grote<br />

groepen indo-europeanen, peranakan of mestiezen. Als museale categorieën komen ze in de oude<br />

catalogi niet of nauwelijks voor. Een grondige herbestudering van collecties en indelingsprincipes zou<br />

wel eens tot verrassende conclusies kunnen leiden. Zo is recent in de collectie van <strong>Museum</strong><br />

<strong>Volkenkunde</strong> een aantal peranakan textielen geïdentificeerd, die eerder gelabeld waren <strong>als</strong> Javaans<br />

of Chinees.<br />

In <strong>het</strong> algemeen dienen culturele flexibiliteit en cultuurcontacten veel meer aandacht te krijgen dan tot<br />

nu toe <strong>het</strong> geval is. Dit heeft ook gevolgen voor <strong>het</strong> verzamelbeleid.


15<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Filippijnen<br />

Aan de Filippijnen collectie is sinds <strong>het</strong> verschijnen van de Juynboll catalogus (1928) nauwelijks<br />

aandacht besteed. Het gaat om ongeveer 1400 voorwerpen van doorgaans goede kwaliteit.<br />

Buitenlandse specialisten roemen de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> vanwege de ouderdom en<br />

de zeldzaamheid van de objecten. Vooral de collectie van Dr. A. Schadenberg (series 882, 936, 1047)<br />

is bekend bij Filippijnen specialisten. Deze Duitse apotheker heeft veel verzameld in Noord-Luzon.<br />

Ook zijn publicaties worden geroemd en vormen een belangrijk onderdeel van de documentatie bij de<br />

collectie. Een andere, zij <strong>het</strong> minder belangrijke, verzamelaar is P.K.A. Meerkamp van Embden, de<br />

toenmalige Nederlandse consul (series 1109, 1250, 1260). Kwalitatief zeer goed zijn de oude<br />

collecties van de Franse diplomaat Bréjard (serie 566; 290 voorwerpen) en A. van der Valck (825, 204<br />

voorwerpen).<br />

Maleisië.<br />

<strong>Volkenkunde</strong> bezit 151 voorwerpen uit Maleisië, inclusief <strong>het</strong> huidige Singapore. Het betreft 95<br />

voorwerpen uit Oost-Maleisië, <strong>het</strong> insulaire deel van <strong>het</strong> land, en 56 voorwerpen van <strong>het</strong> vasteland.<br />

Deze deelcollectie is hiermee de zwakste van de collecties van <strong>het</strong> cultuurgebied insulair Zuidoost-<br />

Azië. Vooral in Engeland en in Maleisië zelf zijn grotere en betere collecties aanwezig.<br />

De collectie uit Oost-Maleisië, voornamelijk Sarawak, is voor ons nog wel van belang vanwege de<br />

Iban herkomst van de meeste objecten. De Iban leven zowel in <strong>het</strong> Maleisische <strong>als</strong> in <strong>het</strong><br />

Indonesische deel van Borneo.<br />

De collectie in nationaal en internationaal perspectief<br />

Nationaal<br />

Veel Nederlandse musea, niet alleen volkenkundige, beheren Indonesië-collecties. De Leidse collectie<br />

is echter de grootste en de oudste (en relatief goed gedocumenteerd). Andere Volkenkundige Musea<br />

bezitten zonder meer interessante deelcollecties en ook volgens est<strong>het</strong>ische maatstaven is een aantal<br />

belangwekkende stukken aan te wijzen. Zo bezit <strong>het</strong> Tropenmuseum belangrijke collecties uit de<br />

Bataklanden en van de Toraja van Sulawesi. De Leidse collecties uit deze gebieden zijn weliswaar<br />

vaak ouder, maar est<strong>het</strong>isch minder interessant. Ook de kleinere musea, zo<strong>als</strong> die van Delft,<br />

Groningen en Nijmegen bezitten interessante stukken.<br />

Internationaal<br />

De Nederlandse Indonesië-collecties zijn de belangrijkste ter wereld. De Leidse collectie speelt daarin<br />

een prominente rol en internationaal is de <strong>Volkenkunde</strong>-collectie alleen vergelijkbaar met die van <strong>het</strong><br />

Nationaal <strong>Museum</strong> van Indonesië (de collectie van <strong>het</strong> voormalige Bataviaasch Genootschap van<br />

Kunsten en Wetenschappen) in Jakarta. Helaas is van <strong>het</strong> Nationaal <strong>Museum</strong> geen catalogus<br />

beschikbaar zodat een goede vergelijking nog steeds op zich laat wachten. De hindoeboeddhistische<br />

verzameling van <strong>het</strong> Nationaal <strong>Museum</strong> is in ieder geval groter, en beter van kwaliteit, dan die van <strong>het</strong><br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>; ondanks de aanwezigheid van de beroemde Singasari beelden in Leiden. Ook<br />

de keramiek collectie van <strong>het</strong> Nationaal <strong>Museum</strong> stijgt ver boven die van Leiden uit. Wat etnografica<br />

betreft zal <strong>het</strong> Leidse museum beter voorzien zijn, maar ook dat is niet bij alle deelcollecties <strong>het</strong> geval.<br />

Zo heeft <strong>het</strong> Nationaal <strong>Museum</strong> in Jakarta een betere collectie hofkunst dan <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Het is overigens aanbevelenswaardig alle Nederlandse Indonesië-collecties in relatie tot elkaar en in<br />

relatie tot de oude verzamelingen in Indonesië zelf te bestuderen. Ze maken alle deel uit van dezelfde<br />

verzamelgeschiedenis.<br />

De Filipijnen collectie is weliswaar bescheiden van omvang, maar zij mag vooral door haar ouderdom,<br />

de relatieve zeldzaamheid van de voorwerpen en hun goede kwaliteit in de museale wereld van groot<br />

belang worden geacht.<br />

Voor de Leidse Maleisië verzameling geldt bijna <strong>het</strong> tegenovergestelde <strong>als</strong> voor de Filipijnen<br />

verzameling: zij is zeer klein en staat zowel inhoudelijke <strong>als</strong> kwalitatief in geen verhouding tot Maleisië<br />

collecties elders ter wereld<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

Gezien <strong>het</strong> internationale belang van de Indonesische collecties ligt <strong>het</strong> zwaartepunt van verzamelen<br />

en onderzoek op dit gebied. Deze collecties staan ook centraal in Erfgoed projecten, vaak in <strong>het</strong><br />

verlengde van <strong>het</strong> buitenlands cultuurbeleid van Nederland dat sterk in ontwikkeling is. Sumatra en<br />

omliggende eilanden en Oost-Indonesië (Maluku en Nusa tenggara) inclusief de overgang naar<br />

Oceanië krijgen momenteel veel aandacht. Daarnaast krijgt de Filippijnen-collectie vanwege haar<br />

ouderdom en zeldzaamheid de nodige aandacht wat betreft documentatie.


16<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

De hierboven aangegeven zwakte van de Maleisië verzameling rechtvaardigt <strong>het</strong> nauwelijks om daar<br />

veel energie of middelen aan te besteden. Het vasteland van Maleisië is geen prioriteit voor <strong>het</strong><br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> en de mogelijkheden tot deselectie van deze deelcollectie worden onderzocht.<br />

Alleen de Sarawak (insulair Maleisië) verzameling is van belang om te dienen <strong>als</strong><br />

vergelijkingsmateriaal voor toekomstig onderzoek aan de Kalimantan collectie.


Literatuur<br />

Adriani, N. en A.C. Kruijt<br />

1905 Geklopte Boomschors <strong>als</strong> Kleedingstof op Midden-Celebes. Leiden: E.J. Brill.<br />

Endang Sri Hardiati en Pieter ter Keurs (red.)<br />

2005 Indonesia: De Ontdekking van <strong>het</strong> Verleden. Amsterdam: KIT Publishers.<br />

17<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Chutiwongs, N.<br />

2001 Ancient Indonesian Sculptures in the National <strong>Museum</strong> of Ethnology, Leiden. In: CNWS<br />

Newsletter 21:80-89.<br />

2004 Reflections in Bronze. In: Anupa Pande and Pandya Dhar (eds.), Cultural Interface of India<br />

with Asia, Religion, Art and Architecture. New Delhi: National <strong>Museum</strong> Institute, Monograph<br />

Series 1:23-53.<br />

2007 Candi Singasari – A Recent Study. In: Interpreting Southeast Asia’s Past: Monument, Image<br />

and Text. Proceedings of the International Conference of the European Association of<br />

Southeast Asian Archaeologists, London 2004; Singapore; Singapore University Press:100-<br />

121.<br />

Fischer, H.W.<br />

1912 Atjèh, Gajo- en Alaslanden: Catalogus van ‘s Rijks Ethnographisch <strong>Museum</strong>. Deel 6; Leiden:<br />

E.J.Brill.<br />

Jessup, H.I.<br />

1990 Courts Arts of Indonesia. New York: The Asia Galleries/Harry N. Abrams, Inc.<br />

Jonge, Nico de, en Toos van Dijk,<br />

1995 Vergeten Eilanden: Kunst en Cultuur van de Zuidoost-Molukken. Amsterdam Periplus.<br />

Josselin de Jong, J.P.B.<br />

1935 De Maleische Archipel <strong>als</strong> ethnologisch studieveld. Oratie; Leiden: Ginsberg.<br />

Juynboll. H.H.<br />

11909-1932 Catalogus van ‘s Rijks Ethnographisch <strong>Museum</strong>. Deel 1-23. Leiden: E.J.Brill.<br />

Fontein, J., met R. Soekmono en Edi Sedyawati<br />

1990 The Sculpture of Indonesia. Washington/New York: National Gallery of Art/Harry N. Abrams,<br />

Inc.<br />

Keurs, P.J. ter<br />

2002 Eakalea: A Ritual Feast on Enggano Island, Viewed from a Regional Perspective. Indonesia<br />

and the Malay World 30/88:238-252.<br />

2007 Cultural Hybridity in <strong>Museum</strong> Collections. In: Embroidered Multiples: 18th – 19th Century<br />

Philippine Costumes from the National <strong>Museum</strong> of Ethnology, Leiden, The Netherlands:32-<br />

43. Manila: Royal Netherlands Embassy and Ayala Foundation, Inc.<br />

i.p. Collecting in the Colony: Hybridity, Power and Prestige in the Netherlands East Indies. In:<br />

Indonesia and the Malay World (in preparation)<br />

Keurs, P.J. ter (ed.)<br />

2007 Colonial Collection Revisited. Mededelingen van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> 36;<br />

Leiden: CNWS Publications<br />

Lunsingh Scheurleer, P.<br />

2007 Collecting Javanese Antiquities: The Appropriation of a Newly Discovered Hindu-Buddhist<br />

Civilization. In: P.J. ter Keurs (ed.), Colonial Collection Revisited. Mededelingen van <strong>het</strong><br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> 36: 71 - 114; Leiden: CNWS Publications.<br />

Nieuwenhuis, A.W<br />

1904-1907 Quer Durch Borneo. Leiden: E.J. Brill (2 dln.).


18<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Rosenbrand, R.<br />

1992 Maleisië en Singapore: een uitdraai van de betreffende collectie van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong> te Leiden. Ongepubliceerd rapport.<br />

Schröder, E.E.W.G.<br />

1917 Nias: Ethnographische, Geographische en Historische Aaanteekeningen en Studiën. Leiden:<br />

E.J. Brill (2 dln.).<br />

Serrurier, L.<br />

1896 Wajang Poerwa: eene ethnologisch studie. Leiden: E.J. Brill.<br />

Taylor, P.M. en L.V. Aragon<br />

1991 Beyond Java Sea: Art of Indonesia’s Outer Islands. Washington: The National <strong>Museum</strong> of<br />

Natural History, in association with Harry N. Abrams, Inc. New York.


Collectie<strong>profiel</strong> ‘Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië’<br />

Nandana Chutiwongs<br />

19<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

Geografische omschrijving<br />

Met de aanduiding ‘Zuid- en vasteland Zuidoost Azië’ wordt in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> een afdeling<br />

aangeduid die zich in geografische zin ruwweg uitstrekt van <strong>het</strong> stroomgebied van de Indus in <strong>het</strong><br />

westen tot de Straat van Malakka in <strong>het</strong> oosten. In <strong>het</strong> noordwesten, noorden en <strong>het</strong> noordoosten<br />

scheiden bergen – Pamir, Karakorum en de Himalaya’s – <strong>het</strong> Indisch subcontinent van de rest van<br />

Azië en in <strong>het</strong> zuiden en zuidoosten vormt de Indische Oceaan de natuurlijke begrenzing. In politieke<br />

zin omvat deze afdeling met deze regio van west naar oost en van noord naar zuid de landen<br />

Pakistan 8 , Nepal, Bhutan, India, Sri Lanka, Bangladesh, Birma, Laos, Cambodja,Vietnam 9 , Maleisië en<br />

Thailand. Tibet, dat zowel politiek <strong>als</strong> fysiek buiten de aangegeven geografische begrenzing van de<br />

afdeling valt, wordt in de alledaagse museale praktijk eveneens <strong>als</strong> een belangrijk, bijna onlosmakelijk<br />

gebied binnen de afdeling beschouwd.<br />

Cultuurgebieden<br />

Het grote gebied omvat een royale diversiteit aan volkeren en daarmee ook de nodige uiteenlopende<br />

culturen, waarbij de onderlinge scheidslijnen soms vrij scherp zijn (gebleven), maar waarbij ook vaak<br />

in de loop van de geschiedenis belangrijke vermengingen hebben plaatsgevonden. Als belangrijkste<br />

culturen dienen te worden genoemd:<br />

- de Indo-arische cultuur, in <strong>het</strong> noordelijke deel van <strong>het</strong> Indische subcontinent en bij de Singhalezen<br />

op <strong>het</strong> eiland Sri Lanka;<br />

- de Dravidische cultuur, in <strong>het</strong> zuidelijke deel van <strong>het</strong> Indische subcontinent (van de Tamil en de<br />

Kannada);<br />

- de Tibeto-Birmaanse cultuur (van de Tibetanen, de Sherpa in Nepal, de Lepcha in Sikkim, de<br />

Bhutanezen in Bhutan, de Pyu en de Birmezen in Birma);<br />

- de Mon-Khmer cultuur (de Mon-cultuur in Birma en Thailand, de Khmer-cultuur van de Khmers in<br />

Cambodja);<br />

- de Thaise cultuur (verspreid onder de Shan in Birma, de Siamezen in Thailand en de Laotianen in<br />

Laos).<br />

Verder kunnen worden onderscheiden:<br />

- de Newari cultuur in Nepal;<br />

- de Cham cultuur in Zuid-Vietnam;<br />

- Verschillende tribale culturen (waaronder de Santal, de Baiga, de Munda, de Naga, de Khasi en de<br />

Gond in India; de bergstammen ten noorden van Birma, Thailand en Vietnam; en de Jarai in <strong>het</strong><br />

grensgebied tussen Cambodja en Vietnam).<br />

Omvang van de verzameling<br />

De verzameling van de afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië omvat bijna 12.000 voorwerpen, die<br />

zoveel mogelijk zijn onderverdeeld en geregistreerd naar land en cultuur van herkomst. Vanuit die<br />

onderverdeling beschouwd, bestaat de collectie – in percentages uitgedrukt – uit de volgende<br />

hoofdgroepen:<br />

- circa 33 procent voorwerpen is afkomstig uit de Indo-Arische cultuur;<br />

- circa 26 procent van de Thaise cultuur;<br />

- circa 25 procent van de Tibeto-Birmaanse cultuur;<br />

- circa 5 procent van de Dravidische cultuur;<br />

- circa 5 procent van de Newari cultuur;<br />

- circa 5 procent van de verschillende tribale culturen,<br />

en tenslotte circa 1 procent van de Mon-Khmer cultuur.<br />

8 Pakistan is vanwege <strong>het</strong> prominente islamitische karakter gekoppeld aan de afdeling Zuidwest- en Centraal-Azië.<br />

9 Vietnam valt binnen <strong>het</strong> museum onder <strong>het</strong> beheer van de conservator van de afdeling China. De belangrijkste reden hiervoor<br />

is gelegen in <strong>het</strong> feit dat de regio Vietnam politiek en cultureel eeuwenlang onder sterke Chinese (Confucianistische) invloed<br />

heeft gestaan.


20<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

De vroege verzamelingen<br />

De vroegst verworven voorwerpen behoren tot de Siebold-collectie (serie 1). Het betreft een klein<br />

aantal zilveren munten van Thailand en zo’n zeventig religieuze voorwerpen van de Tibetaanse<br />

cultuur, die via Tibetaanse gemeenschappen elders China en via overzeese handelscontacten<br />

uiteindelijk hun weg hebben gevonden naar de geïsoleerde Nederlandse factorij op <strong>het</strong> eilandje<br />

Decima, bij Nagasaki in Japan.<br />

De vroegste substantiële verzamelingen van <strong>het</strong> Indiase subcontinent bestaan uit schenkingen van<br />

muziekinstrumenten en huisraad van een prinselijke familie uit Bengalen in de jaren tachtig van de<br />

negentiende eeuw (series 252, 397 en 651). In diezelfde periode stimuleren ook de grote Wereld- en<br />

Koloniale Tentoonstellingen tussen 1883 en 1889 de toenmalige directeur van <strong>het</strong> ’s-Rijks<br />

Ethnografisch <strong>Museum</strong>, Lindor Serrurier, tot <strong>het</strong> verrichten van omvangrijke aankopen. Zo worden in<br />

totaal ongeveer 400 Zuid- en Zuidoost-Aziatische voorwerpen van de tentoonstellingen in Londen<br />

(serie 421), Amsterdam (serie 584) en Parijs (series 750, 754 en 759) aan de museumcollectie<br />

toegevoegd. Een interessant gegeven daarbij is <strong>het</strong> feit dat door die Wereld- en Koloniale<br />

Tentoonstellingen veel aandacht werd gevestigd op de tribale culturen van India en dat dit onder<br />

andere heeft geleid tot de verwerving van nu zeer zeldzame voorwerpen van de Naga-cultuur van<br />

India (serie 652).<br />

Andere substantiële bijdragen aan de collectie komen in dat decennium uit de opheffing van <strong>het</strong><br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in 1883 (serie 360) verzameling (360), of zijn <strong>het</strong> directe of<br />

indirecte gevolg van <strong>het</strong> staatsbezoek van de koning van Thailand in datzelfde jaar. De schenkingen<br />

van de koning (serie 413), van de Nederlandse Consul te Bangkok, P.S. Hamel (series 432, 504 en<br />

627), en de aankoop van een groot ensemble schaduwspelpoppen (serie 582 vormen gezamenlijk de<br />

vroegste kernen van de deelcollectie Thailand.<br />

Tezelfdertijd of tegen <strong>het</strong> einde van de negentiende eeuw worden op incidentele basis ook andere<br />

regio’s en deelcollecties met substantiële (eerste) aanwinsten bedacht: uit Sri Lanka komt door een<br />

schenking van de Duitse (serie 483) een collectie van 181 voorwerpen die voortkwamen uit <strong>het</strong><br />

dagelijks leven op dat eiland en de aankoop van religieuze voorwerpen uit <strong>het</strong> Tibetaanse<br />

cultuurgebied bij de firmanten van E.J. Brill (serie 1119) vormt een belangrijke aanvulling op de<br />

collectie uit die geïsoleerde bergstreek. De schenkingen van de heren A.B. en J.H. Cohen Stuart<br />

(series 1683, 1694, 1725) en van de Noorse zendeling en taalkundige Paul Olaf Bodding (serie 1753)<br />

– in totaal 234 objecten van de Santal-cultuur – zijn kort voor en na de eeuwwisseling belangrijke<br />

aanwinsten op <strong>het</strong> gebied van de tribale culturen van Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië.<br />

Aan <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw verrijken de overdracht van archeologica van <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />

van Oudheden (serie 1403) en de schenkingen van <strong>het</strong> Koninklijk Bataviaasch Genootschap (series<br />

1877, 1904) de collectie met vele belangwekkende voorwerpen. Opvallend daarbij is dat vooral<br />

ambtenaren uit <strong>het</strong> koloniale bestuur van Nederlands Oost-Indië en India en Indonesië actief waren<br />

geweest met <strong>het</strong> verzamelen en overdragen van collecties. Een een ambtenaar die in dit verband<br />

zeker even dient te worden genoemd, is Jean Philippe Vogel (1871-1958) (series 1682 en 1837).<br />

Vogel werkte van 1901 tot 1914 voor de Archaeological Survey of India, om te beginnen <strong>als</strong><br />

inspecteur van archeologie van de 'Punjab Circle', daarna <strong>als</strong> hoofdinspecteur van de gehele<br />

'Northern Circle', en tot slot, van 1910 tot 1912 <strong>als</strong> waarnemend directeur-generaal van de<br />

Archaeological Survey of India. Hij keerde terug naar Nederland om daar van 1914-1939 de leerstoel<br />

van Sanskrit en Indiase Archeologie aan de universiteit van Leiden te bekleden. Met zijn terugkeer<br />

naar Nederland versterkte hij de belangstelling in Nederlandse wetenschappelijke kringen voor de<br />

materiële cultuur van India en haar invloedssfeer. Dit leidt ten dele weer in een actief verzamelbeleid<br />

vanuit <strong>het</strong> museum zelf, <strong>het</strong>geen vooral blijkt uit aankopen bij veilinghuizen in Nederland en elders in<br />

Europa (series 1344, 1375, 1388, 1389, 1419, 1442, 1990 en 2069) of via <strong>het</strong> toentertijd vrij<br />

gebruikelijke ruilverkeer met musea in India (serie 1492) en in Europa (serie 1863).<br />

Uitbreidingen van de vroege verzamelingen<br />

De oprichting door Prof. Vogel in 1925 van <strong>het</strong> “Instituut Kern”, voor de studie Indologie en talen en<br />

culturen van Zuid- en Zuidoost-Azië te Leiden, maakte Nederland tot een belangrijk centrum voor de<br />

oriëntalistiek, in <strong>het</strong> bijzonder de wetenschappelijke studie van <strong>het</strong> Indiase cultuurgebied. Dit heeft<br />

opnieuw zijn weerslag op de verzamelactiviteit van <strong>het</strong> museum, zo<strong>als</strong> blijkt uit de nadruk op<br />

verwerving van voorwerpen van religieuze kunst en kunstnijverheid van <strong>het</strong> oude India, zowel door<br />

aankoop (series 2240, 2593, 3025, 4201) <strong>als</strong> door ruil met musea elders ter wereld (series 2085,<br />

2191, 2241, 3038). Daarnaast vormen in de periode van <strong>het</strong> Interbellum en uitlopend tot enkele


21<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

decennia na de Tweede Wereldoorlog, diverse schenkingen en legaten van wetenschappers en<br />

verzamelaars waardevolle toevoegingen (series1943, 1994, 2593, 3290, 3296, 3436, 4235). In deze<br />

periode worden ook twee belangrijke series van Indiase miniaturen en afgietsels van sculpturen door<br />

respectievelijk <strong>het</strong> Leidse Prentenkabinet en <strong>het</strong> Instituut Kern aan <strong>het</strong> museum in bruikleen gegeven<br />

(B8 en B79).<br />

De gespreide aankoop van de verzamelingen van boeddhistisch/lamaïstische kunst van <strong>het</strong><br />

Tibetaanse cultuurgebied van de erven van de Nederlandse theosoof Johan van Manen 10 (series<br />

2354, 2739, 2740) en van Mevr. M. Groskamp-Voûte (serie 2798) zorgt ervoor dat dit complex tot een<br />

van de beste in de westerse wereld gaat behoren. In elk geval geeft <strong>het</strong> handboek van P.H. Pott uit<br />

1951 over deze collectie deze verzameling internationale bekendheid. Latere aanvullingen, waaronder<br />

de schenking van de Belgische pater R. Verbois C.I.C. M. (Scheut) van Lamaïstische prenten uit<br />

Mongolië en China (serie 3043) en de aankoop van boeddhistische beelden en rituele voorwerpen uit<br />

Sikkim door bemiddeling van Tibetaanse monnik en medicus Rechung Rinpoche Jampal Kunzang<br />

(series 4107, 4148, 4530) versterken opnieuw <strong>het</strong> geheel. Daarenboven moet worden vastgesteld dat<br />

onder de bezielende leiding van Prof. Dr. Pieter H. Pott – van huis uit Indoloog, van 1947 tot 1955<br />

conservator van de afdeling en van 1955 t/m 1982 directeur van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> –<br />

<strong>het</strong> boeddhistisch en hindoeïstisch karakter de collectie van de afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost<br />

Azië nog extra aandacht en nadruk krijgt en met actief verzamelbeleid wordt versterkt.<br />

Recente ontwikkelingen<br />

Pieter Pott’s fascinatie voor zijn eigen vakgebied maakt hem echter niet blind voor andere regio’s<br />

binnen de afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië. Evenmin is hij blind voor nieuw verzamelbeleid.<br />

Dat nieuwe beleid, gericht op veldwerk van de eigen conservatoren en <strong>het</strong> zelf verzamelen in <strong>het</strong> veld,<br />

komt rond <strong>het</strong> eind van de jaren ‘60 op gang. Voor de afdeling betekent dit dat in de jaren 1971-’72<br />

wordt deelgenomen aan een grote expeditie naar Thailand. Deze expeditie vindt plaats in<br />

samenwerking met de andere volkenkundige musea in Nederland. Voor <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong> levert zij een aanwinst van circa 900 voorwerpen op, voornamelijk betrekking hebbende<br />

op dagelijks leven van de Thaise bevolking (serie 4626).<br />

Na <strong>het</strong> succes van deze expeditie volgen nog een aantal andere verzamelreizen naar andere<br />

aandachtgebieden van de afdeling. De reizen worden gemaakt door de conservator zelf of door<br />

andere onderzoekers in opdracht van <strong>het</strong> museum. De grootste aandacht richt zich daarbij op tribale<br />

gebieden in Centraal-India (series 4272, 4332, 4590, 4591, 4699, 4826, 4845, 4873, 5484), op Noord-<br />

India en Nepal (series 4749, 4769, 4849, 4921, 5482), op Zuid-India (serie 5083), op Sri Lanka (series<br />

5224, 5226, 5232, 5236, 5244 5789) en op Laos (serie 5914). De aanwinsten uit deze<br />

verzamelactiviteiten worden <strong>het</strong> publiek getoond in o.a. drie tentoonstellingen die in 1983, 1987 en<br />

1992 in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> worden georganiseerd. Een voorbeeld van een belangwekkende<br />

verwerving tijdens een van deze reizen is de complete set rituele voorwerpen voor <strong>het</strong> oeroude<br />

Indiase Vuuroffer (5043), dat voor <strong>het</strong> laatst in 1985 te Kerala werd gehouden. Deze aanwinst is op<br />

zijn minst bijzonder te noemen, omdat, voor zover bekend, in geen ander museum een set van<br />

gelijkaardige omvang en kwaliteit is te vinden.<br />

Deze laatste kwalificaties zijn ook van toepassing op een verzameling die in 2007 wordt<br />

bijeengebracht tijdens een veldreis naar de Indiase deelstaat Rajasthan. In de steden Jaipur en<br />

Bikaner is in <strong>het</strong> spoor van <strong>het</strong> oude Mogolrijk en de Rajputculturen een complex aan sieraden en<br />

gerelateerde voorwerpen verzameld. De verzameling geeft onder andere inzicht in de plaats die de<br />

traditionele kundanstijl inneemt in hedendaags India (met betrekking tot identiteit) en in de mondiale<br />

mode-industrie.<br />

Ondertussen wordt in tussenliggende jaren op bescheiden wijze, doch niet zonder gerichte studie,<br />

aandacht en zorgvuldigheid, door de conservator gewerkt aan gedoseerde uitbreiding en versterking<br />

van zoveel mogelijk deelcollecties. Sri Lanka, Tibet, Laos en Thailand mogen zich daarbij vooral in<br />

aandacht verheugen.<br />

Collectiebeschrijving<br />

Indelingsprincipe<br />

Bij de beschrijving van de omvang van de collectie is reeds een onderverdeling gemaakt in een<br />

zevental hoofdgroepen, gekoppeld aan belangrijke cultuurgebieden die binnen de regio van de<br />

afdeling kunnen worden onderscheiden. Deze zeven hoofdgroepen vormen de basis voor de<br />

onderverdeling in de onderstaande paragrafen, waarin telkens de museumcollectie uit de betreffende<br />

groep zal worden getypeerd. Deze verdeling sluit aan bij de ook voor andere afdelingen gekozen<br />

10 Mari Albert Johan van Manen (1877-1943).


22<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

structuur voor de collectiebeschrijving. Desalniettemin is <strong>het</strong> van belang te beseffen dat voor de<br />

afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië ook andere ordeningsprincipes recht kunnen doen aan een<br />

goede collectiebeschrijving.<br />

Zo is welbeschouwd bijvoorbeeld 70 procent van de voorwerpen van de afdeling vervaardigd voor en<br />

gebruikt in een bepaalde religieuze context. Te denken valt daarbij aan uiteenlopende soorten<br />

voorwerpen, zo<strong>als</strong> cultusbeelden, versieringen en onderdelen van sacrale bouwwerken, rituele<br />

gereedschappen van de boeddhisten, de hindoes, of de Jains en andere geloofssystemen, inclusief<br />

die van de inheemse en tribale culturen. Maar ook schilderingen, tekeningen, prenten en<br />

handschriften met religieuze inhoud inclusief pelgrimsroutekaarten, maskers, kostuums en<br />

muziekinstrumenten die zijn gemaakt voor rituele uitvoeringen, behoren tot dit ‘religieuze complex’.<br />

Het is ook binnen deze groep van de met religies gelieerde voorwerpen, dat een relatief groot aantal<br />

voorwerpen is te vinden die <strong>het</strong> predicaat “A-categorie” verdienen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken<br />

aan de vele boeddhistische-of lamaïstische sculpturen, de rolschilderingen (thangka’s), of rituele<br />

gereedschappen uit <strong>het</strong> Tibetaanse cultuurgebied.<br />

Daartegenover staan dan de circa 30 procent aan objecten uit de collectie, die veeleer in een profane<br />

context zijn vervaardigd en zijn gebruikt. Dit deel van de verzameling bestaat merendeels uit een<br />

breed scala aan landbouw- en keukengereedschappen, huishoudelijke voorwerpen, huisraad,<br />

gewicht, geld, schoeisels, speelgoed, schoolgerei, of toeristen-souvenirs van allerlei soorten en<br />

materialen. Op enkele individuele stukken of kleine groepen voorwerpen na – bijvoorbeeld de<br />

zeldzame figuratieve versieringen van miniatuurbouwwerken, een set van 105 traditionele<br />

muziekinstrumenten uit negentiende eeuws Bengalen, een bijzondere verzameling van 135<br />

schaduwspelpoppen uit Zuid-Thailand en enige vaatwerk van export-kwaliteit uit veertiende eeuws<br />

Thailand – zijn deze wereldse voorwerpen in overgrote meerderheid te bestempelen <strong>als</strong> “B-categorie”.<br />

- de Indo-Arische cultuur<br />

De voorwerpen die in de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> tot deze groep behoren, zijn afkomstig uit<br />

drie verschillende gebiedsdelen: India, Bangladesh en Sri Lanka. Het grootste gedeelte daarvan komt<br />

uit India, waarbij de vele boeddhistische en hindoeïstische cultusbeelden en andere voorwerpen voor<br />

erediensten en offerandes een prominente plaats innemen. Van groot belang zijn verder de oude en<br />

nieuwe schilderingen op papier, die <strong>als</strong> onderwerp hebben de hindoe mythologie en daarmee<br />

samenhangende religieuze verhalen. Ook de muziekinstrumenten of de schimmenspelfiguren,<br />

waarvan <strong>het</strong> moment van gebruik verband kon en kan houden met religieuze handelingen en<br />

gebruiken, zijn vanwege hun kwaliteit en relatieve ouderdom zeker belangrijk. Dit geldt ook voor de<br />

objecten die <strong>als</strong> huisraad of voorwerpen voor gebruik in <strong>het</strong> dagelijks leven kunnen worden<br />

aangemerkt en die ten dele verworven zijn via koloniale tentoonstellingen aan <strong>het</strong> einde van de<br />

negentiende eeuw.<br />

Veel minder omvangrijk, maar zeker niet onbelangrijk vanuit <strong>het</strong> perspectief van de met religie<br />

samenhangende voorwerpen, is de collectie die afkomstig is uit Bangladesh. Hierbij verdient vooral<br />

een kleine groep van boeddhistische, hindoeïstische en animistische cultusbeelden te worden<br />

genoemd.<br />

Eveneens relatief bescheiden in aantal – een kleine duizend voorwerpen – maar desalniettemin door<br />

duidelijke coherenties en/of door individuele kwaliteiten van belang te achten, zijn de voorwerpen voor<br />

religieuze erediensten, de landbouwgereedschappen en de voorwerpen die hun gebruik vonden en<br />

vinden in <strong>het</strong> dagelijks leven op Sri Lanka.<br />

- de Thaise cultuur<br />

Vrijwel alle voorwerpen die in de museumcollectie uit Thailand afkomstig zijn, maken ook specifiek<br />

deel uit van de zogenoemde Thaise cultuur. Binnen deze groep wordt circa tweederde van de<br />

verzameling gevormd door cultusbeelden en voorwerpen voor boeddhistische erediensten en<br />

offerandes, <strong>als</strong>mede door gereedschappen en kledingstukken voor monniken en een aantal<br />

boeddhistische handschriften op palmblad. Daarnaast bestaat een substantieel en belangwekkend<br />

deel van deze collectie uit oude ceramieken, gemaakt voor zowel de export <strong>als</strong> voor lokaal dagelijks<br />

gebruik, waarvan al eerder de aanduiding A-categorie is gegeven. Deze zelfde kwalificatie geldt voor<br />

de grote set ceramische munten, gemaakt in Sino-Thaise stijl en bestemd voor gokspelen, en voor<br />

een zeldzame set schimmenspelfiguren. Voor <strong>het</strong> oog minder spectaculair, maar door coherenties in<br />

de verzamelgeschiedenis toch van grote museale waarde, zijn de landbouwgereedschappen en<br />

andere voorwerpen voor dagelijks gebruik.<br />

Van de voorwerpen die behoren tot de Thaise cultuur maakt ook een klein aantal uit Laos afkomstige<br />

objecten– waaronder Boeddhabeelden en voorwerpen voor offerandes – deel uit.


23<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

- de Tibeto-Birmaanse cultuur<br />

Qua geografische herkomst hebben de voorwerpen uit deze groep grotendeels hun oorsprong in de<br />

regio’s Tibet en Sikkim (nu een deelstaat van India), in Bhutan en voor een klein deel van de<br />

museumcollectie ook in Birma. Opvallend hierbij is dat de overgrote meerderheid van deze<br />

deelcollectie bestaat uit boeddhistische beelden en rituele gereedschappen of voorwerpen voor<br />

offerandes en meditatie. Daarbij valt ook <strong>het</strong> relatief grote aantal individuele objecten op dat zonder<br />

twijfel <strong>het</strong> predicaat “A-categorie” verdient.<br />

In de meeste gevallen ‘gewoner’ zijn dan de voorwerpen die deel uit maakten van de subcultuur van<br />

de Sherpa’s (eertijds wonend in Tibet en nog wonend in Nepal): voornamelijk gereedschappen en<br />

voorwerpen voor dagelijks leven.<br />

Uit Birma – soms ook aangeduid <strong>als</strong> Myanmar – komt een beperkt aantal Boeddhabeelden,<br />

voorouderbeelden en offergereedschappen, plus wat voorwerpen voor <strong>het</strong> dagelijks leven. Hiervan<br />

kan worden vastgesteld dat hun grootste waarde is gelegen in hun herkomst.<br />

- de Dravidische cultuur<br />

De collectie uit de Dravidische cultuur is kort en bondig te beschrijven <strong>als</strong> een relatief kleine en<br />

enigszins gefragmenteerde verzameling van hindoeïstische cultusbeelden en gebruiksvoorwerpen<br />

bestemd voor erediensten en offerandes. Daarnaast zijn bevat de collectie gewone alledaagse<br />

gebruiksvoorwerpen. Vrijwel alle objecten zijn afkomstig uit Zuid-India, in <strong>het</strong> bijzonder uit de<br />

deelstaten Tamil Nadu in <strong>het</strong> Zuidoosten en Kerala in <strong>het</strong> Zuidwesten.<br />

- de Newari cultuur<br />

De Newari cultuur uit Nepal wordt in de museumcollectie grotendeels vertegenwoordigd door<br />

hindoeïstische en boeddhistische beelden, door rituele voorwerpen te gebruiken tijdens offerandes en<br />

door talrijke voorbeelden van gereedschappen die in <strong>het</strong> dagelijks leven en werken van de Newari een<br />

functie hebben (gehad).<br />

- de verschillende tribale culturen<br />

De diversiteit van de kwaliteit van de kleine deelcollecties, die tezamen deze groep van tribale culturen<br />

vormen, hun betrekkelijke ouderdom of de geringe onderlinge samenhang van (kleine) groepen<br />

voorwerpen, maken dat aan deze deelcollectie <strong>als</strong> geheel een beperkte museale waarde moet worden<br />

gehecht. Dit betekent niet dat alles onder de noemer “C-categorie” moet vallen. Zo is al eerder<br />

gewezen op <strong>het</strong> belang de kleine doch zeldzame collectie Naga objecten (serie 625), of de Santalverzameling<br />

(234 objecten; serie 1753) bijeengebracht door de Noorse zendeling en taalkundige<br />

Bodding. Naast objecten van de Nagas en Sant<strong>als</strong> zijn daarnaast uit India ook voorwerpen van de<br />

Munda, de Khasi, Baigas en de Gonds aanwezig. Het merendeel ervan was in algemene zin bestemd<br />

voor <strong>het</strong> eigen tribale gebruik tijdens erediensten of in <strong>het</strong> profane leven van alle dag.<br />

Binnen deze deelcollectie zijn verder opgenomen een bescheiden aantal voorouder- en cultusbeelden<br />

van de Jarai Cultuur – uit <strong>het</strong> grensgebied van Cambodja en Vietnam – en verzamelingen van kleding<br />

en lichaamsversieringen van bergstammen, onder andere van de Akhas en de Miao uit grensgebied<br />

van Noord-Thailand en Birma.<br />

- de Mon-Khmer cultuur<br />

De kleinste component van de afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost-Azië wordt gevormd door enkele<br />

clustertjes van boeddhistische en hindoeïstische beelden en van een beperkt aantal gewone<br />

gebruiksvoorwerpen uit Cambodja. Tevens zijn er enkele oude Boeddhistische cultusbeelden en<br />

fragmenten van stucversiering van monumenten van de Dvaravati- Mon cultuur in Thailand. Hun<br />

kwaliteit beweegt zich tussen alle categorieën.<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Op nationaal niveau<br />

In algemene zin kan hier worden gesteld dat de collectie van de afdeling Zuid- en vasteland Zuidoost-<br />

Azië in menig opzicht – onder andere haar omvang en haar verscheidenheid – goed is te vergelijken<br />

met die van <strong>het</strong> Tropenmuseum te Amsterdam. Maar er zijn ook duidelijke verschillen in sterkte en<br />

zwakte. Deze houden vooral verband met de concentratie op bepaalde regio’s – India, Sri Lanka,<br />

Thailand en <strong>het</strong> Tibetaanse cultuurgebied – of met <strong>het</strong> tijdstip van acquisitie – vroeg negentiende<br />

eeuw tot en met <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw – waarbij <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> met zijn<br />

collectie zonder al te veel schroom van groter belang mag worden beschouwd.<br />

Vanuit de vergelijking met <strong>het</strong> Rijksmuseum te Amsterdam is de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong><br />

zonder twijfel veel breder en omvangrijker. Desalniettemin bezit <strong>het</strong> Rijksmuseum bijvoorbeeld een


24<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

uitstekende en onovertroffen verzameling Indiase miniaturen en prenten uit de zestiende tot<br />

negentiende eeuw. Een zelfde collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is ten dele <strong>als</strong> de mindere te<br />

beschouwen, maar biedt weer meer mogelijkheden voor studie naar de stilistische ontwikkeling van de<br />

Indiase schilder- en tekenkunst, en strekt zich bovendien uit van de zeventiende eeuw tot heden.<br />

Het Wereldmuseum in Rotterdam bezit een zeer goede verzameling religieuze voorwerpen van <strong>het</strong><br />

Tibetaanse cultuurgebied. Desondanks biedt ook hierbij de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> zowel<br />

qua omvang <strong>als</strong> qua samenstelling – vooral door de omvangrijke en goed gedocumenteerde locale<br />

acquisities van Van Manen, Rechung en pater Verbois – een breder scala aan mogelijkheden voor<br />

representatie en studie van <strong>het</strong> Tibetaanse cultuurgebied. Ook de verzameling voorwerpen uit <strong>het</strong><br />

dagelijks leven van Thailand van <strong>Volkenkunde</strong> is ten opzichte van de Rotterdamse collectie duidelijk<br />

belangwekkender, zeker waar <strong>het</strong> de vroege aanwinsten uit de negentiende eeuw betreft.<br />

Vanuit een specifieke hoek bekeken – die van de Zuid- en Zuidoost-Aziatische ceramiek – bezit met<br />

name <strong>het</strong> museum Het Princessehof te Leeuwarden een zeer goede en nationaal beschouwd<br />

nauwelijks te overtreffen collectie export-keramiek uit Thailand. In vergelijking daarmee is de collectie<br />

van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> qua omvang duidelijk bescheidener, maar is zij is met betrekking tot<br />

bepaalde ceramiekstijlen ook evident gevarieerder en beslaat zij een bredere tijdspanne.<br />

Tenslotte: landelijk bezien, en in zijn algemeenheid gesteld, is de collectie rituele voorwerpen van<br />

boeddhisten en hindoes van de Afdeling Zuid- en Zuidoost Azië van <strong>Volkenkunde</strong> de meest<br />

gevarieerde en de meest omvangrijke in Nederland. Eveneens landelijk beschouwd geldt mag<br />

ditzelfde worden beweert ten aanzien van de collectie religieuze kunst van <strong>het</strong> Tibetaanse<br />

cultuurgebied.<br />

In internationaal perspectief<br />

Wanneer <strong>het</strong> woord “internationaal” <strong>als</strong> synoniem voor “mondiaal” moet worden gelezen, dan zijn er tal<br />

van musea in de wereld die met de aard en opbouw van hun Zuid- en/of Zuidoost-Aziatische collecties<br />

<strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> verre overstijgen. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de namen worden genoemd<br />

van Amerikaanse musea zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> Nelson-Atkins <strong>Museum</strong> in Kansas City, <strong>het</strong> Art Institute of Chicago,<br />

<strong>het</strong> Metropolitan <strong>Museum</strong> of Art te New York en de Freer/Sackler Gallery of Art te Washington, D.C. In<br />

de regio zelve genieten musea zo<strong>als</strong> in India <strong>het</strong> National <strong>Museum</strong> in Delhi, <strong>het</strong> Raja Dinkar Kelkar<br />

<strong>Museum</strong> of Everyday Life in Pune, of <strong>het</strong> Central <strong>Museum</strong> in Jaipur op verschillende terreinen van de<br />

locale culturen een goede reputatie. Elders in Zuid- en Zuidoost-Azië geldt dit bijvoorbeeld ook voor<br />

<strong>het</strong> National <strong>Museum</strong> in Colombo, Sri Lanka of <strong>het</strong> Bangkok National <strong>Museum</strong> in Thailand.<br />

Indien <strong>het</strong> internationale perspectief wordt ingeperkt tot West-Europa en een aantal van de buurstaten<br />

waar zich bekende collecties bevinden uit <strong>het</strong> Indische subcontinent en Zuidoost Azië, dan zouden de<br />

volgende statements over de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> worden gemaakt:<br />

- De collectie van rituele voorwerpen van boeddhisten en hindoes van <strong>Volkenkunde</strong> is één van de<br />

beste in Europa;<br />

- <strong>Volkenkunde</strong> heeft na de museumcollectie van de stad Essen in Duitsland en die van <strong>het</strong> Musée<br />

Guimet te Parijs, de beste en meest gevarieerde collectie religieuze kunst van <strong>het</strong> Tibetaanse<br />

cultuurgebied in Europa. De collectie van de stad Basel in Zwitserland is weliswaar groter dan die van<br />

<strong>Volkenkunde</strong>, maar is tevens van beduidend mindere kwaliteit;<br />

- <strong>Volkenkunde</strong> heeft vanwege de aanwezige rijkdom aan voorbeelden van vrijwel alle scholen en<br />

stijlen, één van de meest interessante collecties Indiase religieuze schilderkunst en prenten in Europa;<br />

- <strong>Volkenkunde</strong> heeft samen met <strong>het</strong> Världskulturmuseet te Göteborg, Zweden, één van de twee<br />

belangrijkste collecties van de tribale Santal-cultuur in Europa.<br />

Collectiekwaliteit<br />

Uit bovenstaande moge duidelijk zijn geworden dat de collectie aanvankelijk op een tamelijk<br />

onsamenhangende wijze, incidenteel en zonder duidelijk plan of uitgangspunt is bijeengebracht. Later<br />

is daarin verandering gekomen en is gerichter en gestructureerder verzameld en gedocumenteerd.<br />

Ondanks de gebreken die aan de verzamelgeschiedenis in <strong>het</strong> verleden zijn toe te dichten, kunnen nu<br />

een aantal sterke onderdelen worden onderscheiden:<br />

1. De verzameling religieuze voorwerpen uit Tibet en <strong>het</strong> Tibetaanse cultuurgebied is<br />

zondermeer goed, met <strong>als</strong> sterkste punt dat <strong>het</strong> hoofdzakelijk een oude en waardevolle collectie<br />

betreft, die bijeengebracht is door een experts (series 2354, 2739, 2740). De Chinese overheersing<br />

van Tibet heeft tot een exodus van de bevolking en van veel topstukken van <strong>het</strong> culturele erfgoed<br />

geleid. Talloze voorwerpen uit Tibet bevinden zich thans in vele musea en particuliere verzamelingen<br />

in de VS en Europa, maar de hoge kwaliteit en de uitzonderlijkheid van de collectie van <strong>Volkenkunde</strong><br />

blijven onbetwistbaar.


25<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

2. Door de goede relaties die <strong>Volkenkunde</strong> heeft opgebouwd met Bhutan, waar <strong>het</strong> Tibetaanse<br />

cultuurgoed nog in ere wordt gehouden en waar de traditionele kunstuitingen van deze cultuur nog<br />

steeds op hoog niveau worden beoefend, is <strong>het</strong> mogelijk deze collectie te versterken dooronderzoek.<br />

Door publicaties en tentoonstellingen kan een bijdrage worden geleverd aan <strong>het</strong> behoud van de<br />

Tibetaanse cultuur en kunsttradities die dreigen te verdwijnen of te veranderen door de overheersing<br />

door een andere cultuur of door verandering van omgeving en levensstijl.<br />

3. Indiase miniaturen, tekeningen en prenten in <strong>Volkenkunde</strong> vormen een interessante collectie<br />

die verschillende stappen in de continuïteit en ontwikkeling van de Indiase schilderkunst vanaf de<br />

zeventiende eeuw representeert (series 360, 722, 2069, 2586, 2870, 2871, 3025, 3665). Invloeden<br />

van de islam en van de kunststijlen van <strong>het</strong> Midden-Oosten en zelfs van Europa zijn duidelijk<br />

herkenbaar. Portretten, fraaie genre-taferelen en natuurgetrouwe afbeeldingen van dieren en vogels<br />

werden naast traditionele en religieuze voorstellingen geproduceerd. De inheemse traditie blijft tot<br />

heden voortbestaan in volkstekeningen, moderne schilderingen en prenten. De nieuwe<br />

reproductietechnieken en massaproductie hebben nauwelijks invloed op de inhoudelijke betekenis van<br />

religieuze thema’s en de houding van de gebruikers tegenover deze voorstellingen. De thema’s van<br />

moderne Indiase prenten en posters zijn gestoeld op oude tradities en <strong>het</strong> dagelijkse leven. De<br />

voorstellingen zijn net zo gevarieerd, kleurrijk en boeiend <strong>als</strong> hedendaagse Indiase films, die de trends<br />

en leefwijzen van de huidige Indiase maatschappij weerspiegelen.<br />

4. Thailand heeft een lange geschiedenis van keramiekkunst, en staat altijd open voor nieuwe<br />

ideeën, stijlen, en technieken, zo<strong>als</strong> die van <strong>het</strong> klassieke China en Vietnam. <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong><br />

beheert een redelijke verzameling variërend van zeldzame stukken uit de prehistorie en de veerteinde<br />

eeuw, op traditionele wijze op <strong>het</strong> platteland geproduceerde ceramiek, en eigentijdse producten die de<br />

traditie van de hofkunst voortzetten of geïnspireerd zijn door hedendaagse kunststijlen en vormen.<br />

Tegenwoordig is de keramiekkunst onderdeel van de kunstacademische opleiding in Thailand die zeer<br />

goede resultaten geeft.<br />

Afstoting<br />

Hoewel <strong>het</strong> afstoten van collectie door velen in de museumwereld – ook in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> –<br />

wordt beschouwd <strong>als</strong> vloeken in de kerk, gebiedt de realiteit van de huidige tijd na te denken over dit<br />

aspect van ‘collectievorming’ en collectiebeheer. Voor de afdeling Zuid- en Zuidoost-Azië zouden<br />

bijvoorbeeld een klein honderdtal voorwerpen (ondergebracht in de serie 04) die na grondig<br />

inhoudelijk en administratief onderzoek om onverklaarbare reden deel uit maken van de huidige<br />

verzameling, in aanmerking kunnen komen voor definitieve verwijdering uit de collectie. Het betreft in<br />

hoofdzaak allerhande reissouvenirs die op ieder internationaal vliegveld te koop zijn, of eenvoudige<br />

gereedschappen voor algemeen gebruik, die overal zijn te vinden in <strong>het</strong> gehele cultuurgebied van<br />

Zuid- en Zuidoost- Azië en zelfs elders in Azië. Ook een beperkt aantal voorwerpen dat kennelijk is<br />

verworven voor eenmalige educatieve doeleinden in aansluiting op een tentoonstelling, kan mogelijk<br />

worden afgestoten.


Literatuur<br />

26<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Chutiwongs, N.<br />

2001 The Sentiments of Love/De Gemoedstemmingen van de Liefde: Indian Miniatures from the<br />

Vogel Collection, National <strong>Museum</strong> of Ethnology, Leiden. Leiden: E- publicatie RMV.<br />

Dongen, P. van en N. Chutiwongs<br />

2002 Porselein om mee te spelen/Playthings in Porcelain. Leiden: E-publicatie RMV.<br />

Ghiraw, A.<br />

2003 Hindoe-prenten in <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>, Leiden. Doctoraal-scriptie en<br />

stageverslag, Opleiding Talen en Culturen van Zuid- en Centraal-Azie, Universiteit van Leiden.<br />

Kooij, K.R. van<br />

1991 Dichter bij de Boeddha. In: Op Weg: Religieuze Belevering in Tibet, Korea en Japan. Leiden:<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>:4-9.<br />

Lammer, B.<br />

1995 Maskers uit Sri Lanka. Doctoraal-scriptie en stageverslag, Opleiding Antropologie, Universiteit<br />

van Leiden.<br />

Lans, C. van der<br />

1986 De Poppen van <strong>het</strong> Zuidindiase Schaduwspel. Stageverslag; Leiden: Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Leeuw, J.E. de<br />

1942 Enige Miniaturen in <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden. Cultureel Indië 4:12-16.<br />

Motshagen, E.M.<br />

2001 Een Selectie van Zuid- en Centraal-Aziatische Lampen uit <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>,<br />

Leiden. Doctoraal-scriptie en stage verslag, Opleiding Talen en Culturen van Zuid- en Centraal-<br />

Azie, Universiteit van Leiden.<br />

Pott, P.H<br />

1951 Introduction to the Tibetan Collection of the National <strong>Museum</strong> of Ethnology, Leiden. Leiden:<br />

Rijksmuseum voor Volkenkunfde.<br />

Raven, E.M and K.R. van Kooij<br />

1987 Pala Sculptures from the National <strong>Museum</strong> of Ethnology, Leiden, The Netherlands. In:<br />

Proceedings of the VIIth World Sanskrit Conference, 23-29 August 1987; Kern Institute, Leiden.<br />

Scheurleer, P. Lunsingh<br />

1974 Twee Indiase Miniaturen met een Europees Verleden. Verre Naasten Naderbij 8/1:14-22.<br />

1980 Beeldspraak in de Miniatuur-schilderskunst van India. Kunstbeeld December:17-19.<br />

1983 Indiase Miniaturen in <strong>het</strong> RMV. Doctoraal-scriptie, Rijksuniversiteit van Leiden.<br />

Sluijs, N. van<br />

1986 Zes Miniaturen uit <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden. Doctoraal-scriptie en<br />

stageverslag, Indische en Iraanse Talen en Culturen, Universiteit van Amsterdam.<br />

Vogel, J. Ph.<br />

1942 Een reliëf van de Mathura-school verworven door <strong>het</strong> Rijksmuseum van <strong>Volkenkunde</strong> te<br />

Leiden. Cultureel Indie 4:237-240.<br />

1947 Portrait Paintings in Kangra and Chamba. Artibus Asiae 10/2:200-215.


Collectie<strong>profiel</strong> Zuidwest- en Centraal-Azië<br />

Willem Vogelsang 11<br />

27<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Geografisch en cultureel karakter van <strong>het</strong> betrokken gebied<br />

De collectie van de afdeling Zuidwest- en Centraal-Azië is afkomstig uit een enorm groot en<br />

gevarieerd gebied. Het strekt zich uit van de Balkan in Europa tot Pakistan in <strong>het</strong> Indische<br />

subcontinent, en van de Sinaï in <strong>het</strong> moderne Egypte tot Mongolië in Centraal-Azië. De belangrijkste<br />

gemeenschappelijke noemer voor dit gebied is de islam. De bijna 6300 voorwerpen van de collectie<br />

kunnen daarom bijna allemaal worden gerekend tot wat in brede termen de islamitische kunst en<br />

materiële cultuur wordt genoemd. 12 De islam is echter niet de enige gemeenschappelijke noemer van<br />

de collectie. Ook <strong>het</strong> dagelijks leven vormt een belangrijke rode draad die door de gehele collectie<br />

heen loopt, namelijk <strong>het</strong> gewone leven van de bewoners van dit uitgestrekte gebied in de negentiende<br />

en twintigste eeuw.<br />

Hoewel de islam in vrijwel <strong>het</strong> gehele gebied van Zuidwest- en Centraal-Azië de dominante religie is,<br />

kan op geografische en cultureel-historische gronden toch een tweedeling worden gemaakt in een<br />

Arabische en een Turks-Iraanse wereld. Tot de Arabische gebieden, waar <strong>het</strong> Arabisch de dominante<br />

taal is, behoren <strong>het</strong> Arabisch schiereiland (Saoedi-Arabië, Jemen, Oman, de Verenigde Arabische<br />

Emiraten, Bahrain, Qatar en Koeweit), Irak, Jordanië, Libanon, Israël/Palestina en Syrië. Tot de Turks-<br />

Iraanse wereld behoren Turkije, Iran, Afghanistan, en de moderne republieken in de Caucasus<br />

(Armenië, Azerbaidjan) en Centraal-Azië (Turkmenistan, Oezbekistan, Tadjikistan, Kirgizstan,<br />

Kazakhstan). Ook <strong>het</strong> westen van <strong>het</strong> moderne Pakistan, waar Iraans-sprekende volkeren wonen, en<br />

<strong>het</strong> verre Mongolië kunnen tot de Turks-Iraanse culturele horizon worden gerekend. In al deze<br />

gebieden wordt een Turkse of Iraanse taal gesproken. Beide taalfamilies zijn afkomstig uit Centraal-<br />

Azië, in tegenstelling tot de Semitische talen, waartoe <strong>het</strong> Arabisch behoort, die al vele millennia<br />

worden gesproken in <strong>het</strong> Nabije Oosten.<br />

De Iraans-sprekende volkeren kwamen <strong>als</strong> eersten naar Zuidwest-Azië, vanaf <strong>het</strong> tweede millennium<br />

voor Chr. Pas aan <strong>het</strong> eind van <strong>het</strong> eerste millennium na Chr. volgden Turks-sprekende volkeren. Ook<br />

zij trokken uit Centraal-Azië naar <strong>het</strong> zuiden en westen, dwars door gebieden die tot dan toe door hun<br />

Iraans-sprekende voorgangers waren bevolkt. De verschillende migratiestromen zorgden ervoor dat<br />

de sprekers van beide taalgroepen in historisch en cultureel opzicht nauw met elkaar verbonden<br />

werden. Daarbij komt dat binnen de Turks-Iraanse wereld de sji’itische geloofsrichting binnen de islam<br />

erg belangrijk is, vooral in <strong>het</strong> huidige Iran (maar ook onder de Alevieten in Turkije), terwijl onder de<br />

Arabisch sprekende bevolking in <strong>het</strong> zuidwesten de soennitische richting dominant is.<br />

In de verdere beschrijving van de collectie Zuidwest- en Centraal-Azië zal duidelijk worden dat <strong>het</strong><br />

zwaartepunt van de collectie juist ligt in de Turks-Iraanse wereld, met belangrijke deelcollecties uit<br />

Turkije, Iran en Afghanistan.<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

De afdeling<br />

De afdeling Zuidwest- en Centraal-Azië van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is betrekkelijk jong. De<br />

aanvangsdatum is 1 september 1957, <strong>als</strong> de heer C.J. du Ry van Beest Holle wordt benoemd tot<br />

hoofd van de nieuwe afdeling Voor-Azië. De afdeling bestrijkt dan <strong>het</strong> gebied tussen de Balkan in <strong>het</strong><br />

westen en Afghanistan in <strong>het</strong> oosten. Per 1 december 1960 wordt hij opgevolgd door de Iranist, drs.<br />

J.T.P. de Bruijn, die begin 1963 <strong>het</strong> museum weer verlaat en wordt aangesteld bij de Rijksuniversiteit<br />

Leiden. Hij wordt op 1 maart 1964 opgevolgd door de archeoloog, dr. Abdul Jalil Jawad, die de<br />

opdracht krijgt zich te richten op <strong>het</strong> Islamitisch Cultuurgebied. Hiermee werd de afdeling Voor-Azië<br />

uitgebreid met Noord-Afrika. Per 1 november 1968 wordt hij opgevolgd door de antropoloog, drs.<br />

Giljam Dusée. Zijn afdeling wordt op 1 september 1972 uitgebreid met Afrika ten zuiden van de<br />

Sahara. De heer Dusée verlaat <strong>het</strong> museum per 1 augustus 1974 en hij wordt per 1 oktober van dat<br />

jaar opgevolgd door drs. R.J. Munneke.<br />

Met de aanstelling in 1989 van dr. R.M.A. Bedaux <strong>als</strong> conservator voor “Afrika ten Zuiden van de<br />

Sahara” wordt vervolgens <strong>het</strong> officiële aandachtsgebied van de heer Munneke weer beperkt tot <strong>het</strong><br />

Islamitisch Cultuurgebied. In 1993 wordt vervolgens de naam van de afdeling Islamitisch<br />

Cultuurgebied veranderd in Zuidwest- en Centraal-Azië, en wordt de verzameling voor Noord-Afrika bij<br />

die van de rest van Afrika gevoegd. In 2002 verlaat de heer Munneke <strong>het</strong> museum en per 1 april 2002<br />

wordt hij in deeltijd opgevolgd door dr. Willem Vogelsang, archeoloog en historicus, die voor de helft<br />

11 De eerste aanzet van dit collectie<strong>profiel</strong> is geschreven door de voorlaatste conservator, Drs. Roelof Munneke. De inhoud van<br />

dit document valt geheel onder de verantwoordelijkheid van de huidige conservator.<br />

12 Dit is <strong>het</strong> aantal dat door de museale Thesaurus wordt gegeven voor Zuidwest- en Centraal-Azië, plus Pakistan.


28<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

van zijn werktijd aangesteld blijft <strong>als</strong> uitvoerend secretaris van de Onderzoekschool voor Aziatische,<br />

Afrikaanse en Amerindische Studies (CNWS), Universiteit Leiden.<br />

Collectievorming in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog<br />

De basis voor de verzameling is gelegd in de tweede helft van de negentiende eeuw. De eerste<br />

voorwerpen die <strong>het</strong> museum bereikten, waren vooral schenkingen van Nederlandse diplomaten,<br />

meestal uit Jeddah, waar een Nederlandse vertegenwoordiging was belast met de begeleiding van<br />

bedevaartgangers uit Nederlands-Indië naar Mekka. De verschillende consuls die voorwerpen<br />

schonken aan <strong>het</strong> museum waren de heer J.A. Kruyt (serie 245, [1880]; serie 346, [1883]; serie 431,<br />

[1884]; serie 465, [1885]); de heer De Vicq (serie 543, [1886]); de heer P.N. van der Chijs, vice-consul<br />

(serie 559, [1887]); en de heer H. Spakler (serie 811, [1891]; serie 870, [1892]; serie 1117, [1897]).<br />

Behalve uit Jeddah waren er ook schenkingen door Nederlandse diplomaten in andere delen van <strong>het</strong><br />

vroegere Ottomaanse rijk, zo<strong>als</strong> door de heer R.J. van Lennep, consul van Nederland te Smyrna<br />

(serie 289, [1882]) en de heer J. M. van Mye Pieterse, consul van Nederland in Istanbul (serie 909,<br />

[1892]; serie 943, [1892]).<br />

Een belangrijke toevoeging aan de verzameling vormde de overdracht van de collecties van <strong>het</strong><br />

Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (serie 360, [1883]). Een aantal van de objecten uit deze<br />

omvangrijke serie stammen uit Turkije en zijn waarschijnlijk ook ooit via diplomatieke kanalen naar<br />

Nederland gekomen. Een andere toevoeging aan de collecties uit Arabië, die waarschijnlijk ook van<br />

diplomatieke oorsprong is, is de verzameling (serie 1877) die in 1914 door <strong>het</strong> Bataviaasch<br />

Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen aan <strong>het</strong> museum werd geschonken.<br />

Ook via diplomatieke kanalen, maar vanuit een heel ander gebied, kwam in 1898 een schenking van<br />

de in Iran (Perzië) werkzame Nederlandse diplomaat, W.L. Bosschart (serie 1190). 13 Een jaar later<br />

werd deze gift gevolgd door serie 1233 en in 1912 door een serie Perzische tegels (serie 1819). In<br />

1930 werd de reeks afgesloten met de aankoop van ruim zeventig voorwerpen van de erven<br />

Bosschart. De collectie Bosschart vormt een aanvulling op materiaal uit Iran dat rond dezelfde tijd op<br />

een andere manier in <strong>het</strong> bezit van <strong>het</strong> museum was gekomen. In 1882 ontving <strong>het</strong> museum <strong>als</strong><br />

geschenk ruim twintig Perzische voorwerpen van de heer A. Hotz (serie 322), een handelaar die<br />

jarenlang in Iran werkte. Een jaar later, in 1883, kocht <strong>het</strong> museum van hem een serie (serie 503) van<br />

ruim 350 objecten, eveneens afkomstig uit Iran. In 1894 schonk Hotz opnieuw een aantal stukken,<br />

afkomstig uit Iran, aan <strong>het</strong> museum (serie 1013) en datzelfde herhaalde zich in 1896 (serie 1057).<br />

De Hotz-verzameling is op zich interessant, omdat uit correspondentie blijkt dat de toenmalige<br />

directeur, L. Serrurier, teleurgesteld was over de Hotz-collectie, omdat de voorwerpen naar zijn<br />

mening te weinig ‘Perzisch’ waren. Inderdaad bestaat de verzameling van Hotz voor een groot deel uit<br />

voorwerpen die direct met <strong>het</strong> dagelijks leven te maken hebben, en weinig met <strong>het</strong> verheven hofleven<br />

en wat in <strong>het</strong> Westen werd beschouwd <strong>als</strong> typisch ‘Perzisch’. De voorwerpen waren in eerste instantie<br />

door Hotz verzameld voor de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling in Amsterdam<br />

in 1883, en later door hem doorverkocht aan <strong>het</strong> museum.<br />

Tot slot, maar zeker niet minder belangrijk, zijn in de beginperiode veel voorwerpen in de verzameling<br />

van <strong>het</strong> museum opgenomen via de onderzoeks-activiteiten in Saoedi-Arabië (Mekka) in 1885 van de<br />

vermaarde Leidse islamoloog, Professor C. Snouck Hurgronje (serie 628, 1887; serie 1973, 1919;<br />

serie 2107, 1927). Het is verder mogelijk dat een aantal objecten die in 1958 door de Leidse<br />

Universiteitsbibliotheek <strong>als</strong> bruikleen aan <strong>het</strong> museum is afgestaan, ook afkomstig is uit de<br />

verzameling van Snouck Hurgronje (B-106.*). De documentatie hierover biedt echter weinig houvast<br />

en uitsluitsel.<br />

Groei van de collecties na de Tweede Wereldoorlog<br />

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog treedt een duidelijke verandering op in de wijze waarop<br />

voorwerpen worden verworven. Aankopen worden nu veeleer gedaan van particulieren of via de<br />

kunsthandel, hoewel door schenkingen en legaten ook enkele belangrijke verzamelingen aan de<br />

collecties van de afdeling worden toegevoegd (serie 2917 met aardewerk). Vooral tijdens <strong>het</strong><br />

conservatorschap van De Bruyn (1960-1963) worden de verzamelingen van de afdeling met een<br />

aantal belangrijke, meer kunsthistorische verwervingen uitgebreid, onder andere op <strong>het</strong> gebied van<br />

Iraans aardewerk. Onder de antropoloog Giljam Dusée, die in 1968 wordt benoemd, komt vervolgens<br />

de overgang tot stand van <strong>het</strong> verwerven via particulieren en kunsthandelaren naar <strong>het</strong> verzamelen<br />

tijdens veldwerk.<br />

De verschuiving in de wijze van verzamelen heeft zich in de afgelopen decennia verder doorgezet. Dit<br />

houdt in dat bij gelegenheid - zeer sporadisch - wordt verworven door middel van aankopen in de<br />

13 Iran stond tot de jaren dertig van de twintigste eeuw meer bekend onder de naam van Perzië.


29<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

handel, maar dan <strong>als</strong> aanvulling op in <strong>het</strong> veld bijeengebrachte collecties. Op die manier zijn nieuwe<br />

zwaartepunten in de collectie ontstaan. Tussen 1975 en 1980 is door de heer Munneke tijdens<br />

veldwerk in Noord-Afghanistan, rond de traditionele bazaar van Tashkurgan, een nieuwe collectie<br />

opgebouwd, verbonden met <strong>het</strong> ambacht, de handel en de dienstverlening in dit gebied (serie 4835<br />

[1975], serie 4955 [1977], serie 5000 [1978]). Parallel met deze veldwerkgerelateerde verzamelingen<br />

uit Noord-Afghanistan werden ook collecties bijeengebracht uit de berggebieden van Oost-<br />

Afghanistan (Nuristan) (serie 4836 [1975], serie 4956 [1977] en serie 4996 [1978]) en de<br />

berggebieden van Noord-Pakistan, in <strong>het</strong> bijzonder de Swat vallei (serie 4957). In 1983 wordt in de<br />

Swat vallei vervolgens nog aanvullend materiaal verzameld (serie 5310). Bovendien worden enkele<br />

verzamelingen aangekocht, die <strong>het</strong> resultaat waren van veldwerkactiviteiten van derden. Zo werd<br />

onder serienummer 4675 een collectie kleding en gebruiksvoorwerpen uit de Chitral-vallei, eveneens<br />

in Noord-Pakistan, aan de verzamelingen toegevoegd, terwijl datzelfde geldt voor een omvangrijke<br />

verzameling kleding uit Syrië (serie 4778). In 1987 wordt bovendien nog in een ander gebied in <strong>het</strong><br />

uiterste noorden van Pakistan, in Baltistan, voor <strong>het</strong> museum veldonderzoek gedaan, dat eveneens<br />

resulteert in een collectie en een tentoonstelling.<br />

Tijdens <strong>het</strong> veldwerk in Noord-Afghanistan van conservator Munneke wordt tevens de basis gelegd<br />

voor een collectie textiel, sieraden en andere gebruiksvoorwerpen van de verschillende Turkmeense<br />

en Oezbeekse groepen in Centraal-Azië. De min of meer toevallige verwerving van een aantal<br />

interessante stukken, tijdens <strong>het</strong> bazaargerichte veldwerk, leidt tot een verscherpte aandacht voor <strong>het</strong><br />

vinden van nieuwe, aanvullende objecten. Het onderzoek naar <strong>het</strong> leven en bedrijf in een Noord-<br />

Afghaanse bazaar, dat resulteert in een vrij groot aantal tentoonstellingen, genereert daarmee ook<br />

andere exposities, vooral over Turkmeense sieraden en textiel (serie 5040; serie 5100; serie 5130;<br />

serie 5178; serie 5179; serie 5183; serie 5217; serie 5269; serie 5309; serie 5354; serie 5365; serie<br />

5389; serie 5440; serie 5451, serie 5571; serie 5581; serie 5592; serie 5639; serie 5720). De<br />

verzameling voorwerpen uit Afghanistan is sinds 2002 verder uitgebreid door de nieuwe conservator,<br />

Willem Vogelsang.<br />

Een ander product van veldwerk is een groei van de collectie Turkse schaduwpoppen (Karagöz).<br />

Doordat de toenmalige conservator bij een bezoek aan Istanbul in 1983 in contact komt met twee<br />

Karagöz spelers kan een zeer gevarieerde collectie poppen en gereedschap voor <strong>het</strong> vervaardigen<br />

van poppen worden verworven (serie 5268; serie 5419 [1985]; serie 5460 [1986]; serie 5818 [1995]).<br />

Samenvattend kan worden gesteld dat de laatste decennia de uitbouw en verbreding van de collectie<br />

van de afdeling ten nauwste is verbonden met veldwerk. Aankopen in de handel in Europa zijn primair<br />

gericht op <strong>het</strong> complementeren van in <strong>het</strong> veld bijeengebrachte basiscollecties. Bovendien bestaat in<br />

veel gevallen een directe relatie tussen verzamelactiviteiten en tentoonstellingen. Dat laatste blijkt in<br />

1996 en de jaren daarvoor, wanneer vele sluiers worden verzameld in <strong>het</strong> Midden-Oosten met <strong>het</strong> oog<br />

op de grote museumtentoonstelling ‘Sluiers Ontsluierd’, en wederom in 2002, wanneer Vogelsang in<br />

Afghanistan een aantal voorwerpen kan aanschaffen voor de kleine tentoonstelling over politieke<br />

kleding in dat land.<br />

Aard en belang van de collectie<br />

Zo<strong>als</strong> gezegd ligt <strong>het</strong> zwaartepunt van de collectie op de Turks-Iraanse wereld, en daarbij ook nog op<br />

<strong>het</strong> dagelijks leven in de negentiende- en twintigste eeuw. De verzameling Zuidwest- en Centraal-Azië<br />

is geen kunstcollectie; de voorwerpen zijn over <strong>het</strong> algemeen verzameld, niet om reden van <strong>het</strong> object<br />

zelf, maar om <strong>het</strong> verhaal van producent en gebruiker dat in <strong>het</strong> voorwerp ligt besloten.<br />

De collectie van voorwerpen uit de Arabische wereld is daarentegen relatief beperkt, hoewel er een<br />

aantal uitzonderingen zijn van belangrijke deelcollecties (Arabisch Schiereiland; Syrië).<br />

- Het Arabisch Schiereiland<br />

De verzameling van voorwerpen uit deze regio is wat betreft de periode van de de laat-negentiende<br />

eeuw van uitzonderlijk belang. Deze collectie omvat vooral voorwerpen die zijn verzameld door de<br />

Leidse hoogleraar Prof. C. Snouck Hurgronje (in totaal 160 objecten), en bestaat voornamelijk uit<br />

voorwerpen die <strong>het</strong> dagelijks leven in Jeddah en Mekka illustreren rond 1885. Etnografische<br />

voorwerpen uit <strong>het</strong> laatste kwart van negentiende eeuw zijn over <strong>het</strong> algemeen schaars in museale<br />

verzamelingen. Deze deelverzameling is des te belangrijker omdat veel van de nalatenschap van Prof.<br />

Snouck Hurgronje (manuscripten, foto’s, etc.) is ondergebracht in de universiteitsbibliotheek in Leiden.<br />

Al deze bronnen bij elkaar verschaffen een enorme hoeveelheid informatie, niet alleen van <strong>het</strong> werk<br />

van Snouck Hurgronje zelf, maar vooral van <strong>het</strong> leven in West-Arabië in <strong>het</strong> laat-negentiende eeuw.<br />

De voorwerpen die door Snouck Hurgronje zijn verzameld en die hun weg hebben gevonden naar de<br />

collectie omvatten bijvoorbeeld een uitgebreide verzameling serviesgoed (koffiepotten en


30<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

koffiekopjes), wapens, textiel, kleding en schoeisel, voorwerpen voor lichaamsverzorging,<br />

muziekinstrumenten, enz. De objecten worden aangevuld met andere voorwerpen die in dezelfde<br />

periode door Nederlandse diplomaten aan <strong>het</strong> museum zijn geschonken. Van groot belang zijn<br />

bijvoorbeeld de zeven hoofddeksels van religieuze en wereldlijke leiders in Mekka die in 1887 door<br />

P.N. van der Chijs aan <strong>het</strong> museum zijn gegeven (serie 559). Verder zijn er delen van de Kiswa, de<br />

doek die jaarlijks opnieuw wordt geweven en over de Ka’ba in Mekka wordt gelegd. Ook deze<br />

fragmenten zijn in de laat-negentiende eeuw verworven (B106-122, 123; B118-1).<br />

Een aantal voorwerpen uit deze deelcollectie zijn in 2005 gebruikt voor een kleine tentoonstelling,<br />

ingericht samen met <strong>het</strong> Textile Research Centre (TRC), over Ihram, de gewijde staat waarin moslims<br />

moeten verkeren wanneer zij op pelgrimsvaart naar Mekka gaan, en verder zijn een aantal<br />

voorwerpen worden gebruikt voor een kleine tentoonstelling, ook ingericht in samenwerking met <strong>het</strong><br />

TRC, over Saoedische kleding, in 2006, en over Snouck Hurgronje, in 2007.<br />

- Syrië<br />

Uit Syrië (310 objecten) omvat de collectie een verzameling van waardevolle etnografische<br />

voorwerpen uit <strong>het</strong> laatste decennium van de negentiende eeuw. Uniek is verder de collectie textiel,<br />

vooral van vrouwenkleding (serie 4778, 130 objecten), voor <strong>het</strong> merendeel uit de eerste helft van de<br />

de twintigste eeuw. Deze vrij grote collectie van kleding sluit nauw aan bij de uitgebreide verzameling<br />

van kleding uit de islamitische wereld die is ondergebracht bij <strong>het</strong> TRC, binnen <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

- Turkije<br />

De deelverzameling voor Turkije is erg gevarieerd (565 objecten). Er zijn veel vroege collecties van<br />

etnografica, die voor een deel zijn bijeengebracht door Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers<br />

in met name Smyrna/Izmir. Erg belangrijk is de verzameling van Karagöz-schaduwpoppen (serie<br />

3785). Bijzonder interessant is verder de serie prenten (360-7364 t/m 7429) uit <strong>het</strong> begin van de<br />

negentiende eeuw, opgenomen <strong>als</strong> onderdeel van de overdracht uit <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van<br />

Zeldzaamheden (1883). Deze prenten geven een prachtig beeld van de kleding van de Turks-<br />

Ottomaanse werklieden, militairen en dignitarissen van rond <strong>het</strong> begin van de negentiende eeuw.<br />

Verder omvat de Turkse verzameling bijvoorbeeld een Koran (3831-2) en interessante stukken<br />

aardewerk.<br />

- Iran<br />

De collectie van Iraanse voorwerpen (965 objecten) is voornamelijk gebaseerd op de voorwerpen die<br />

werden verworven via de Rotterdamse handelaar A. Hotz, vanaf de laat-negentiende eeuw. Ze omvat<br />

eigentijdse gebruiksvoorwerpen en zijn van unieke waarde, omdat juist <strong>het</strong> dagelijks leven in<br />

negentiende-eeuws Iran in internationale museumverzamelingen slecht is vertegenwoordigd. Deze<br />

deelverzameling wordt nog eens versterkt door de omvangrijke collectie foto-materiaal uit dezelfde<br />

periode, die in <strong>het</strong> museum wordt bewaard. Tot slot omvat de deelcollectie Iran voorwerpen met meer<br />

kunsthistorische waarde, zo<strong>als</strong> middeleeuws aardewerk, miniaturen (3417-2; serie 3619; 3743-3/5;<br />

serie 3932), bronzen en messing voorwerpen, maar ook een handschrift van de Shah Name, <strong>het</strong><br />

Iraanse heldenepos (3647-1). De textielcollectie van Iran is beperkt, maar wordt ondersteund door de<br />

enorme collectie Iraanse kleding die de TRC vanaf 1997 heeft verzameld tijdens een lange serie van<br />

reizen door <strong>het</strong> land door dr. G. M. Vogelsang-Eastwood en de huidige conservator, dr. Willem<br />

Vogelsang. Verder omvat de verzameling nog prehistorisch materiaal, zo<strong>als</strong> enkele Luristan bronzen<br />

uit <strong>het</strong> westen van <strong>het</strong> land (3387; 3632; 3700), en een aardewerken pot (serie 3538). Tot slot wil ik de<br />

aandacht richten op een huwelijksjurk van de Zoroastrische gemeenschap in Iran, met de hand<br />

geborduurd (503-270). Dit zeldzame kledingstuk komt waarschijnlijk uit Yazd in Centraal-Iran en werd<br />

door Hotz naar Nederland gebracht in 1883. De Zoroastrische gemeenschap gaat terug op de preislamitische<br />

godsdienst van Iran (met Zarathoestra <strong>als</strong> profeet), en heeft nog steeds een aantal<br />

aanhangers in Iran, voornamelijk in Yazd.<br />

- Afghanistan<br />

Voor de Turks-Iraanse wereld is vooral de museumverzameling uit Afghanistan belangrijk (2495<br />

objecten). Het omvat een bazaarcollectie, afkomstig uit Noord-Afghanistan, verzameld in de tweede<br />

helft van de jaren zeventig; een Nuristan-collectie, afkomstig uit de berggebieden van Oost-<br />

Afghanistan, ook verzameld in de tweede helft van de jaren zeventig; een verzameling Turkmeense<br />

voorwerpen, waaronder sieraden, textiel en gebruiksvoorwerpen, verzameld tussen 1975 en 1990<br />

(ook afkomstig uit Iran, Turkmenistan en Oezbekistan); en tenslotte een verzameling boeddhistische<br />

stuccokopjes, afkomstig uit Hadda in Oost-Afghanistan (serie 3509). De Afghaanse collectie wordt


31<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

gecomplementeerd met voorwerpen uit <strong>het</strong> naburige Pakistan: namelijk de Gandhara-collectie met<br />

diverse belangrijke (boeddhistische) sculpturen en in een mal gevormde beeldjes (o.a. series 2207 en<br />

2240), en verzamelingen uit de berggebieden van Noord-Pakistan, zo<strong>als</strong> Chitral, Swat en Baltistan.<br />

De Hadda- en Gandharacollectie van beeldjes uit de eerste helft van <strong>het</strong> eerste millennium na Chr. is<br />

in zoverre belangrijk dat in Nederland geen andere verzameling op dit terrein bestaat, en dat juist voor<br />

<strong>het</strong> onderwijs en, bij tijden, voor kleine tentoonstellingen de collectie uitermate waardevol blijkt te zijn.<br />

Deze deelcollectie illustreert op een zeer directe manier de Grieks/Romeinse invloed op de<br />

kunstenaars van die tijd in <strong>het</strong> oosten van Afghanistan en noorden van <strong>het</strong> huidige Pakistan. Verder<br />

vormen de beeldjes een vertaling in stucco of steen van de vele boeddhistische verhalen die in de<br />

eerste eeuwen na Chr. in dat gebied de ronde deden, en die we voornamelijk kennen uit geschreven<br />

bronnen.<br />

De Afghanistan collectie is in <strong>het</strong> algemeen van unieke waarde, omdat <strong>het</strong> een beeld geeft van <strong>het</strong><br />

dagelijks leven in Afghanistan aan de vooravond van de burgeroorlog die in 1978 uitbrak. Veel van de<br />

voorwerpen zijn gebruikt in de beroemde Afghanistan tentoonstelling in <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>, in 1980. De Afghanistan collectie omvat verder veel kledingstukken, en deze<br />

deelverzameling wordt ondersteund door de collectie Afghaanse en Pakistaanse kleding van de TRC.<br />

- Centraal-Azië<br />

Het aantal voorwerpen uit Centraal-Azië is beperkt (minder dan 100 objecten), maar is zeker<br />

waardevol omdat <strong>het</strong> aansluit bij voorwerpen uit Turkije, Iran en Afghanistan. De yurt-tent uit Mongolië<br />

(serie 5625), bijvoorbeeld, kan worden vergeleken met een recent aangeschafte yurt uit Afghanistan.<br />

Uit Oezbekistan is er een verzameling kleding en juwelen voor een Turkmeense vrouw (serie 3830),<br />

die aansluit bij soortgelijke voorwerpen afkomstig van de Turkmeense gemeenschap in Afghanistan.<br />

Verder zijn er wapens en paardentuig, ook vergelijkbaar met voorwerpen uit Iran en Afghanistan.<br />

Een groot gemis in de gehele collectie van de Turk-Iraanse wereld zijn tapijten en kilims. In de gehele<br />

geschiedenis van <strong>het</strong> museum schijnt bijna geen enkele conservator zich te hebben gericht op de<br />

studie en verzameling van tapijten, hoewel die een enorm belangrijk aspect vormen van de materiële<br />

cultuur van de betrokken gebieden. Ik ken geen respectabel huis in Iran of Afghanistan waar geen<br />

tapijten en/of kilims de grond bedekken. De redenen voor dit gemis zijn mij onbekend: ontbreken van<br />

specialistische kennis; gebrek aan fondsen; problemen rond de conservering?<br />

Vergelijking van deelcollecties met die in andere Nederlandse musea en daarbuiten<br />

Naast Leiden is vooral <strong>het</strong> Wereldmuseum in Rotterdam erg gericht op de islamitische wereld. Het<br />

Wereldmuseum richt zich daarbij vooral op de herkomstlanden van de allochtone bevolking van<br />

Rotterdam en toont daarbij specifieke belangstelling voor kunstvoorwerpen en voor moderne kunst.<br />

Het Tropenmuseum richt zich traditioneel meer op Afrika en Indonesië, en de belangstelling voor<br />

Zuidwest- en Centraal-Azië is gering, hoewel voor deelgebieden een aantal interessante collecties is<br />

aangelegd. Wel organiseerde <strong>het</strong> Tropenmuseum in hun Kindermuseum in Amsterdam in 2003 een<br />

prachtige tentoonstelling over Iran.<br />

Het Prinsenhof in Delft heeft een schitterende verzameling aardewerk en porselein, ook uit <strong>het</strong><br />

Midden-Oosten en specifiek uit Iran. In Leeuwarden tenslotte heeft men onlangs een belangrijke<br />

collectie Iraans aardewerk verworven.<br />

Ook <strong>het</strong> Gemeentemuseum in Den Haag heeft een collectie van islamitische kunst, waaronder<br />

aardewerk.<br />

Internationaal gezien is de Leidse collectie erg klein. Het Victoria and Albert <strong>Museum</strong> in London, <strong>het</strong><br />

Louvre en <strong>het</strong> Musée du quai Branly in Parijs, en <strong>het</strong> islamitische kunst museum in Berlin, en ik noem<br />

nu maar een paar voorbeelden, hebben allemaal enorme collecties. Toch biedt de Leidse collectie,<br />

met de nadruk op <strong>het</strong> dagelijks leven en met een aantal unieke deelcollecties (Arabië; Iran;<br />

Afghanistan) voldoende rechtvaardiging om de collectie verder te bestuderen en uit te bouwen.<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

In 2004 heeft de huidige conservator een onderzoeksplan gepresenteerd voor de periode 2005 en<br />

later waarin naast <strong>het</strong> onderzoek ook plannen rond toekomstige tentoonstellingen worden<br />

gepresenteerd. Dit plan onder de titel Between the Indus and the Tigris richt zich op de studie van de<br />

materiële cultuur van de Iraanse en Turkse volkeren die wonen op <strong>het</strong> Iraans Plateau, tussen de Indus<br />

vallei in <strong>het</strong> oosten en de Tigris in <strong>het</strong> westen, en sluit aan bij <strong>het</strong> zwaartepunt van de collectie, de<br />

Turks-Iraanse wereld. Het plan hangt ook sterk samen met <strong>het</strong> werk van de Stichting Textile Research<br />

Centre, dat een grote en unieke verzameling kleding uit <strong>het</strong> Iraans Plateau heeft verworven.


32<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Voor deselectie komen relatief weinig voorwerpen in aanmerking, behalve collectie-vreemde<br />

voorwerpen en educatieve objecten.<br />

Literatuur<br />

Ferydoun Barjesteh van Waalwijk van Doorn, L.A., en Dr. Gillian M. Vogelsang-Eastwood (eds.)<br />

1999 Sevruguin’s Iran: Late Nineteenth Century Photographs from the National <strong>Museum</strong> of<br />

Ethnology in Leiden, the Netherlands. Tehran en Rotterdam: Barjesteh Publishers.<br />

Munneke, Roelof<br />

1990 Van zilver, goud en kornalijn: Turkmeense sieraden uit Centraal-Azië. Leiden: Rijksmuseum<br />

voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Vogelsang-Eastwood, G.M.<br />

1996 For Modesty’s Sake? Rotterdam en Tilburg: Barjesteh Publishers.<br />

2002 Kadjaren-kledij uit Iran. Digitale publicatie; Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

2005 Gekleed in Ihram: Hajj kleding voor de pelgrimstocht naar Mekka. Digitale publicatie; Leiden:<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Vogelsang, Willem<br />

2002 The Ethnogenesis of the Pashtuns’. In: Cairo to Kabul: Afghan and Islamic Studies: 228-235;<br />

Warwick Ball and Leonard Harrow, eds.; London: Melisende.<br />

2002 Afghanistan. Landenserie Koninklijk Instituut voor de Tropen; Amsterdam: KIT/Novib.<br />

2002 The Afghans. Oxford: Blackwell (revised edition, 2008, in druk)<br />

2003 Politieke kleding in Afghanistan/Political Clothing in Afghanistan. Digitale publicatie; Leiden:<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

2004 Het Jaar Begint in de Lente: Liever Noroez dan Nieuwjaar. Rotterdam: Barjesteh Publishers.<br />

2005 Dressing for the Future in Ancient Garb: The Use of Clothing in Afghan Politics. Khil`a 1:123-<br />

138.<br />

2006 The Pakol: a Distinctive, but Apparently not so Very Old Headgear from the Indo-Iranian<br />

Borderlands. Khil`a 2:145-152.<br />

Gillian Vogelsang-Eastwood and Willem Vogelsang<br />

2006-07 The Turkish-Iranian horse-hair face-veil. Persica 21:89-98.<br />

2008 Covering the Moon: a History of Middle Eastern Face-Veils. Leuven: Peeters (in druk).


Collectie<strong>profiel</strong> Cultuurgebied Afrika<br />

Annette Schmidt<br />

33<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

Geografische omschrijving<br />

Afrika is <strong>het</strong> op een na grootste continent (30 miljoen km 2 ) en beslaat 20 procent van <strong>het</strong><br />

aardoppervlak. Het continent is opgedeeld in 54 landen en heeft meer dan 800 miljoen inwoners (1/7<br />

van de wereldbevolking). Afrika telt met meer dan duizend verschillende volken met elk een eigen taal<br />

en cultuur, een grotere culturele diversiteit dan enig ander continent.<br />

Het ligt voor 80 procent in de tropen en <strong>het</strong> is er in <strong>het</strong> algemeen warm tot zeer warm. Er zijn echter grote<br />

verschillen in klimaat. Een zestal vegetatiezones kan worden onderscheiden: de mediterrane-, de<br />

woestijn, de sahel-, de savanne-, de tropische regenwoud- en de montane-zone.<br />

Cultuurgebieden<br />

De bestaande indelingen van Afrika in cultuurgebieden doen geen van allen recht aan de grote<br />

diversiteit aan culturen en hun geschiedenis. In de collectie wordt daarom een geografische<br />

hoofdindeling gebruikt die ook de basis vormt voor de SVCN-thesaurus: Noord-Afrika, West-Afrika,<br />

Centraal- en Equatoriaal-Afrika, Zuidelijk-Afrika en Oost-Afrika.<br />

Omvang van de verzameling<br />

De totale omvang van de collectie bevat minimaal 29.000 voorwerpen. Een gedeelte van de collectie,<br />

de archeologisch collecties, is echter nog niet op voorwerpniveau in TMS ingevoerd. Zouden die wel<br />

worden meegeteld, dan zou <strong>het</strong> aantal voorwerpen van de afdeling Afrika naar schatting zeker meer<br />

dan 30.000 bedragen.<br />

Ongeveer de helft van de verzameling is afkomstig uit West-Afrika, circa 29 procent van de<br />

verzameling is afkomstig uit Centraal- en Equatoriaal-Afrika, ongeveer 10 procent komt uit Zuidelijk-<br />

Afrika, 6 procent stamt uit Noord-Afrika en 5 procent komt van oorsprong uit Oost-Afrika.<br />

Van een groot aantal landen (44) zijn voorwerpen in de collectie aanwezig, echter van slechts 19<br />

landen bezit <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> telkens meer dan 200 voorwerpen. In de West-Afrikaanse<br />

collecties zijn de landen Mali, Nigeria, Ghana, Kameroen en Burkina Faso <strong>het</strong> best vertegenwoordigd;<br />

in de Centraal- en Equatoriaal-Afrikaanse collecties de Democratische Republiek Congo (Zaïre) en<br />

Angola; in de Noord-, Oost- en Zuidelijk-Afrikaanse collecties tezamen genomen, spant Zuid-Afrika de<br />

kroon.<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

Historische achtergrond<br />

Afrika heeft een zeer lange en boeiende geschiedenis die door gedegen onderzoek steeds beter<br />

bekend wordt. Het ontbreken van vroege geschreven bronnen maakt archeologisch onderzoek van<br />

extra grote betekenis voor de reconstructie van <strong>het</strong> Afrikaanse verleden. In <strong>het</strong> licht van de<br />

geschiedenis heeft de koloniale overheersing maar vrij kort geduurd (vaak korter dan 70 jaar). De<br />

invloed van deze overheersing heeft echter wel diepe sporen nagelaten. De huidige politieke grenzen<br />

zijn bijvoorbeeld een erfenis van dit koloniale verleden. Omdat in prekoloniaal Afrika de traditie van <strong>het</strong><br />

langdurig bewaren van voorwerpen niet bestond (enige koningshoven daargelaten) en de meeste<br />

musea in Afrika pas na de onafhankelijkheid zijn ontstaan, zijn oude collecties zeer zeldzaam en<br />

worden deze vooral in Westerse musea bewaard.<br />

Vooral economische en politieke ontwikkelingen hebben hun sporen in deze collecties nagelaten.<br />

Nederland heeft <strong>als</strong> handelsnatie gedurende meer dan vier eeuwen contact gehad met <strong>het</strong> Afrikaanse<br />

continent. Deze handel ontwikkelde zich tegen <strong>het</strong> einde van de zestiende eeuw en kwam vooral tot<br />

bloei in de zeventiende eeuw met de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602)<br />

en de West-Indische Compagnie (1626). Deze handelden via Nederlandse forten aan de kust van<br />

West-Afrika en Zuid-Afrika. Ook met <strong>het</strong> oude koninkrijk Benin (Nigeria) werd veel handel gedreven.<br />

Aan de Goudkust veroverden de Nederlanders onder leiding van Johan Maurits van Nassau-Siegen<br />

fort Elmina in 1637 op de Portugezen. Bijna drie eeuwen - tot 1872 - bleef dit fort in Nederlands bezit.<br />

Vele voorwerpen uit deze gebieden zijn uiteindelijk via <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> beland. Na een teruggang in de achttiende eeuw, bloeide de handel met Afrika<br />

weer op vanaf <strong>het</strong> midden van de negentiende eeuw, vooral door toedoen van de Afrikaansche<br />

Handels-Vereeniging die zeer actief was in <strong>het</strong> Beneden-Kongogebied. In 1894 werd de Kongo privé<br />

bezit van Koning Leopold II van België, die in 1908 zijn gebied moest afstaan aan de Belgische staat.<br />

Veel voorwerpen uit <strong>het</strong> Beneden-Kongogebied werden tussen 1884 en 1901 door A. Greshoff,<br />

vertegenwoordiger van de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vereening, aan <strong>het</strong> museum geschonken.


34<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Voor de collectievorming zijn ook de dierentuinen van groot belang gebleken. Zij verzamelden naast<br />

dieren vanaf <strong>het</strong> midden van de negentiende eeuw ook etnografica. Via de Rotterdamsche Diergaarde<br />

(1884) en <strong>het</strong> Koninklijk Zoologisch Genootschap ‘Natura Artis Magistra’ (“Artis”) te Amsterdam<br />

(1947), kwamen aanzienlijke collecties in <strong>Volkenkunde</strong> terecht.<br />

Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw zijn <strong>het</strong> vooral individuele onderzoekers geweest die<br />

collecties van enige omvang voor <strong>het</strong> museum bijeen hebben gebracht.<br />

Vroege verzamelingen (tot 1900)<br />

Het eerste Afrikaanse voorwerp in de Afrika collectie van <strong>het</strong> museum was een polychroom houten<br />

beeldje in Yoruba stijl, dat door de Officier van Gezondheid I.S.G. Gramberg in 1860 in <strong>het</strong> huidige<br />

Benin was verzameld. Dit is echter niet <strong>het</strong> oudste voorwerp van de verzameling. Zo bevat de collectie<br />

bijvoorbeeld vele archeologica (Palaeolithische, Neolithische en IJzertijd artefacten uit Zuid- en Oost-<br />

Afrika, Senegal, Guinee, Tchad, Mali en Kameroen) die aan <strong>het</strong> museum werden geschonken. Van<br />

aanzienlijke ouderdom zijn ook de fragmenten van zestiende eeuwse ivoren Sapi-Portugese<br />

zoutvaten, een zestiende eeuws ivoren Bini-Portugees zoutvat, een fraaie Benin-collectie en een<br />

zeventiende eeuws ivoren beeld van een knielende vrouw (vermoedelijk uit Owo, Nigeria). Dit laatste<br />

beeld, dat in 1903 werd aangekocht (serie 1415), is door J. Braun, een Professor in de Theologie uit<br />

Groningen, gepubliceerd in zijn boek Selecta Sacra uit 1700. In deze publicatie is een afbeelding en<br />

een beschrijving van <strong>het</strong> beeld, dat hij in de Kamer van de West-Indische Compagnie te Groningen<br />

aantrof, opgenomen.<br />

De eerste kwantitatief belangrijke collectie (serie 74: 71 voorwerpen) werd in 1869 aangekocht bij<br />

Christie’s te Londen. Tussen 1879 en 1881 schonk de Nederlandse Consul te Aden Ooms 72<br />

objecten uit Somalië (series 229, 248 en 275) en in 1881 werden 113 voorwerpen aangekocht van <strong>het</strong><br />

<strong>Museum</strong> Godeffroy te Hamburg (serie 265).<br />

1883 was een heel goed jaar voor de Leidse Afrika-collectie: 364 voorwerpen van <strong>het</strong> Koninklijk<br />

Kabinet van Zeldzaamheden (gesticht in 1816) konden aan de collectie worden toegevoegd (serie<br />

360). Hieronder bevonden zich onder meer een zeer belangrijke, vroeg-negentiende eeuwse Asantecollectie<br />

en voorwerpen uit <strong>het</strong> Beneden-Kongogebied, die al vóór 1876 in <strong>het</strong> Kabinet werden<br />

bewaard. De beroemde Adinkra doek uit Elmina (Ghana) met <strong>het</strong> wapen van Willem I, kan worden<br />

gedateerd vóór 1825; de gouden pijp met toebehoren, een geschenk van de Asantehene, vóór 1837.<br />

In 1883 en 1884 werd een interessante collectie van 100 voorwerpen uit <strong>het</strong> Beneden-Kongogebied<br />

door A. de Bloeme aan <strong>het</strong> museum geschonken (series 337 en 449) en werden van Seur 109<br />

voorwerpen uit Zuidelijk-Afrika gekocht (serie 389). Verder konden van de Internationale Koloniale en<br />

Uitvoerhandel Tentoonstelling, die te Amsterdam had plaats gevonden, 121 voorwerpen uit Zuid-Afrika<br />

worden aangekocht (serie 420). Door de heren A.J. Schelling en J.H. Insinger werden van 1882 tot<br />

1884 128 voorwerpen uit Egypte en Sudan geschonken (series 310, 345 en 443).<br />

In 1884 werd een collectie van 370 voorwerpen verworven van de Rotterdamsche Diergaarde (serie<br />

497), die reeds vanaf 1857 etnografica verzamelde.<br />

Zeer veel voorwerpen (880) van goede kwaliteit werden tussen 1884 en 1901 door A. Greshoff van de<br />

Nieuwe Afrikaansche HandelsVereeniging (NAHV), die zeer actief was in <strong>het</strong> Beneden-Kongogebied,<br />

aan <strong>het</strong> museum geschonken. Andere werknemers van de NAHV (zo<strong>als</strong> F. de la Fontaine Verwey,<br />

P.J. van der Kellen, H.C. Kooiman, C. Sanders, L.M. van der Most, J. de Boer, H. Kemp en A.J.<br />

Kortekaas) volgden zijn voorbeeld (tezamen meer dan 2.500 voorwerpen).<br />

Een zeer interessante collectie van 1.571 voorwerpen kon in 1889 worden aangekocht van G.A.<br />

Krause, een taalkundige uit Berlijn, die deze voorwerpen zelf had verzameld in de binnenlanden van<br />

West-Afrika (serie 739).<br />

Het grootste deel van de Benin-collectie werd rond 1900 aangekocht. Deze voorwerpen waren<br />

afkomstig van de oorlogsbuit van de Engelse strafexpeditie tegen Benin van 1897.<br />

Rond de eeuwwisseling telde de Leidse Afrika-collectie ongeveer 7.000 voorwerpen. Ook in de 20 e<br />

eeuw zijn echter nog vele voorwerpen die van vóór 1900 dateren, verworven.<br />

Uitbreiding van de collectie (vanaf 1900)<br />

Ook na 1900 groeide de collectie gestaag met onder andere enkele Benin voorwerpen in 1902 (serie<br />

1355), een collectie van 487 artefacten uit Zuidoost-Afrika van H.P.N. Muller in 1930 (serie 2211) en<br />

<strong>het</strong> merendeel van de Afrika-collectie van 3.064 stuks van <strong>het</strong> Indisch Instituut, thans Tropenmuseum,<br />

te Amsterdam in 1947 (serie 2668). Deze laatste collectie bevat zeer veel vroege stukken uit de


35<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

verzamelingen van “Artis”, de Amsterdamse dierentuin, (onder andere de Schuver-collectie) en <strong>het</strong><br />

Koloniaal <strong>Museum</strong> in Haarlem.<br />

In de eerste helft van de twintigste eeuw zijn in totaal circa 7.000 voorwerpen verworven.<br />

Naast een aantal individuele stukken uit de kunsthandel, zijn na 1950 een aantal goed<br />

gedocumenteerde collecties verworven van Vissers in 1952 uit Cabinda (serie 2966: 163 voorwerpen,<br />

vele spreekwoordendeksels), van K.K. Gerbrands van 1983 tot 1987 uit Sierra Leone (series 5212,<br />

5270 en 5495: 179 voorwerpen, vooral textiel), V. van Deenen en G.J. Dimmendal in 1989 van de<br />

Turkana uit Kenya (series 5578 en 5579: 218 voorwerpen) en van H. van Dijk en M. de Bruyn in 1992<br />

van de Fulbe uit Mali (serie 5686: 80 voorwerpen).<br />

Van groot belang waren de schenking in 1991 van de Afrika-collectie van de Universiteit Utrecht<br />

(series 5672, 5676, 5677 en 5681: circa 4.000 voorwerpen uit Nubië, Kameroen en Mali van <strong>het</strong><br />

voormalig Instituut voor Antropobiologie) en <strong>het</strong> langdurig bruikleen van <strong>het</strong> Musée National du Mali<br />

(serie B 237: archeologische Tellem-collectie). In Djenné (Mali) werden door P. Maas (series 5591 en<br />

5890), G.L.M. Mommersteeg (series 5642, 5775 en 5785), D. van der Wa<strong>als</strong> (series 5614, 5646, 5679<br />

en 5719), B. Gardi (series 5800 en 5898) en R.M.A. Bedaux (series 5746 en 5795), in totaal 459<br />

voorwerpen verzameld. In 1992 werd door M.E. Houtzager een omvangrijke collectie toeristenkunst<br />

(serie 5715: 386 voorwerpen) geschonken en in 1995 schonk D.H. Halma-Houben een collectie<br />

gewichten (serie 5821: 144 voorwerpen). De Erven J.M. Schuver schonken in 1998 een aantal<br />

manuscripten (serie 6019: 28 voorwerpen) van deze belangrijke verzamelaar (zie ook serie 2668).<br />

Ook in 1998 werd door B. Menzel een zeer belangrijke collectie kralen en textiel vooral afkomstig uit<br />

Ghana, voorzien van een zeer uitgebreide documentatie, aan <strong>Volkenkunde</strong> gelegateerd (serie 5899:<br />

1.419 voorwerpen).<br />

Tot slot schonken de Erven J.F. Lankamp in 2003 een belangrijke negentiende eeuwse collectie uit<br />

<strong>het</strong> Neder-Kongogebied (serie 5997: 134 voorwerpen).<br />

De totale Afrika-collectie omvat nu circa 29.000 voorwerpen.<br />

Recente ontwikkelingen<br />

Het huidige acquisitiebeleid van de afdeling sluit zo veel mogelijk aan bij <strong>het</strong> onderzoek van de<br />

afdeling. Hiertoe zijn allianties aangegaan met andere instellingen in binnen- en buitenland. Veel<br />

belang wordt hierbij gehecht aan de samenwerking met de instellingen in de landen van herkomst van<br />

de collecties. Speciale aandacht zal worden gericht op <strong>het</strong> verzamelen van samenhangende<br />

categorieën dagelijkse gebruiksvoorwerpen. De voorkeur gaat uit naar voorwerpen die door de<br />

conservator of andere onderzoekers ter plaatse kunnen worden verzameld in nauwe samenwerking<br />

met plaatselijke collega's. Verder zal speciale aandacht worden besteed aan voorwerpen die de<br />

Nederlandse contacten met Afrika illustreren en <strong>als</strong> zodanig goed aansluiten bij de reeds bestaande<br />

collecties. Recente voorbeelden van dit verzamelbeleid zijn de verwervingen van de erven J.M.<br />

Schuver (1998) en J.F. Lankamp (2003).<br />

Naast <strong>het</strong> acquisitiebeleid dient ook de mogelijkheid van langdurige bruiklenen van musea in Afrika te<br />

worden genoemd. Op deze wijze blijven de voorwerpen relatief goed bewaard, terwijl <strong>het</strong> juridische<br />

eigendom duidelijk is. De bruikleennemer kan <strong>als</strong> tegenprestatie deze voorwerpen gebruiken voor<br />

studie en presentatie. Op deze wijze is de helft van de vrij omvangrijke archeologische Tellemcollectie<br />

(elfde - zestiende eeuw) van <strong>het</strong> Musée National du Mali nu in <strong>Volkenkunde</strong> te zien (serie B<br />

237). Een andere mogelijkheid om de collectie aan te vullen bieden virtuele collecties. Het gaat hier<br />

om voorwerpen die bijvoorbeeld te groot zijn of om voorwerpen die om allerlei redenen beter ter<br />

plaatse tot hun recht komen. In dergelijke gevallen wordt de documentatie <strong>als</strong> collectie worden<br />

beschouwd. Zo heeft <strong>Volkenkunde</strong> bijvoorbeeld de originele documentatie van meer dan 100<br />

gebouwen uit <strong>het</strong> Wereldmonument Djenné (Mali) en 50 gebouwen van verschillende dorpen uit <strong>het</strong><br />

gebied van de Dogon (Mali), ook een Wereldmonument, in zijn collectie opgenomen.<br />

Collectiebeschrijving<br />

Indelingsprincipe<br />

Het verzamelterrein van de afdeling Afrika omvat in principe de gehele geschiedenis van <strong>het</strong><br />

continent, van de vroegste prehistorie tot en met <strong>het</strong> heden. Van oudsher wordt hierop een<br />

uitzondering gemaakt voor archeologische collecties uit Egypte en de Romeinse archeologica uit<br />

Noord-Afrika. Deze worden al sinds 1818 verzameld en beheerd door <strong>het</strong> Rijksmuseum van<br />

Oudheden te Leiden.<br />

Gezien de omvang van <strong>het</strong> continent wordt voor de beschrijving van de kerncollecties gebruik<br />

gemaakt van een regionale indeling. Een indeling naar landen is minder zinvol aangezien de


36<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

landsgrenzen gebaseerd zijn op min of meer toevallige koloniale grenzen en niet op etnische groepen.<br />

Ook de (koloniale) indeling in etnische groepen wordt echter steeds minder zinvol geacht.<br />

Aan de collecties worden kwaliteitsindicaties gegeven (A, B, C en D). Het historische belang van de<br />

negentiende eeuwse collecties zowel voor Nederland <strong>als</strong> voor Afrikaanse landen maakt dat deze in<br />

<strong>het</strong> algemeen een kwaliteitsindicatie A krijgen toebedeeld. Ook jongere collecties kunnen deze<br />

kwalificatie krijgen indien de documentatie en ensemblewaarde dit rechtvaardigen.<br />

Kerncollecties<br />

De Leidse Afrika-collectie is de oudste, de omvangrijkste en de belangrijkste in Nederland.<br />

Internationaal is de collectie vooral van groot belang vanwege de relatieve vroege verzameldata, een<br />

aantal unica en topstukken en de belangrijke archeologische prekoloniale collecties. De collectie <strong>als</strong><br />

geheel is vooral vanuit historisch perspectief van groot belang. De vroege en langdurige<br />

handelscontacten tussen Nederland en <strong>het</strong> Afrikaanse continent hebben er mede toe geleid dat in<br />

<strong>Volkenkunde</strong> een aantal belangwekkende Afrikaanse collecties zijn terechtgekomen. Deze collecties<br />

kunnen <strong>als</strong> zwaartepunten binnen de afdeling worden beschouwd en kunnen om die reden ook <strong>als</strong><br />

kerncollecties worden benoemd. Gegroepeerd volgens de geografische hoofdindeling zullen zij<br />

onderstaand compact worden beschreven.<br />

Noord-Afrika<br />

- De “J.M. Schuver-collectie” ( A ) 1947 en 1998 (Sudan en Ethiopië)<br />

Door de ontdekkingsreiziger J.M. Schuver tussen 1880 en 1883 op zijn reis naar <strong>het</strong> grensgebied van<br />

Sudan en Ethiopië bijeengebrachte collectie. In deze collectie bevinden zich de oudst bekende<br />

voorwerpen van volken in deze grensstreek en de manuscripten van zijn reisbeschrijvingen, die door<br />

James et alii (1996) zijn uitgegeven. Deze voorwerpen bevinden zich in de serie 2668 (1947 Indisch<br />

Instituut: circa 100 voorwerpen) en 6019 (1998 J.F.A. Schuver: voornamelijk manuscripten).<br />

Een vergelijkbare collectie van iets noordelijker verzamelde voorwerpen (128) is tussen 1882 en 1884<br />

aan <strong>het</strong> museum geschonken door A.J. Schelling en J.H. Insinger (series 310, 345 en 443).<br />

Zie ook serie 5864 (1996: 2 voorwerpen).<br />

- De “Nubië-collectie” ( A ) 1991 (Sudan)<br />

Deze archeologische collectie bestaat uit circa 250 menselijke skeletresten opgegraven in <strong>het</strong> noorden<br />

van Sudan in Attiri (16-J-7) in <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> Unesco Aswandam programma in 1968 (1991 serie 5675<br />

Universiteit Utrecht: 88 dozen). Dit materiaal kan worden gedateerd in de zesde - veertiende eeuw. Deze<br />

collectie vormt een unieke en belangrijke wetenschappelijke informatiebron, maar zal niet worden gebruikt<br />

voor tentoonstellingsdoeleinden.<br />

West- Afrika<br />

- De” G.A. Krause-collectie” ( A ) 1889 (voornamelijk Noord-Ghana, Noord-Nigeria en Burkina-Faso)<br />

Een van de oudste systematische collecties uit dit gebied (serie 739). Het totaal aantal voorwerpen<br />

bedraagt 1.571. Deze collectie bevat de vroegste voorwerpen uit de binnenlanden van West-Afrika.<br />

- De Benin-collectie ( A ) 1897 – 1999 (Nigeria)<br />

Deze collectie afkomstig van de Britse strafexpeditie in 1897 omvat 140 voorwerpen, geregistreerd onder<br />

verschillende serienummers. Dit is de enige collectie van <strong>het</strong> oude koninkrijk Benin in Nederland. Het<br />

Tropenmuseum en <strong>het</strong> Afrika <strong>Museum</strong> bezitten ieder een voorwerp.<br />

- De collectie ivoren voorwerpen van vóór 1800 ( A ) 1896-1953 (Sierra Leone en Nigeria)<br />

Deze verzameling bestaat uit vier voorwerpen, die van groot belang zijn vanwege hun zeldzaamheid. De<br />

Owo schaal (1415-1) is de enige ter wereld die gedateerd kan worden (vóór 1700). Het zijn verder<br />

belangrijke illustraties voor de vroege handelscontacten van Nederland met West-Afrika.<br />

- De “Akan-collectie” ( A ) 1883 – 2004 (Ghana)<br />

Tot deze collectie kunnen een honderdtwintigtal voorwerpen uit <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van<br />

Zeldzaamheden (1883 serie 360) worden gerekend die dateren uit <strong>het</strong> begin van de negentiende<br />

eeuw. Tevens behoord hiertoe <strong>het</strong> legaat B. Menzel (1998 serie 5899) dat bestaat uit een collectie<br />

textiel en kralen met een zeer uitgebreide documentatie (totaal 1.430 voorwerpen).<br />

Drie collecties goudgewichten (505: H. Schlegel 1885, 42 voorwerpen; 1031: Munt- en<br />

Penningenkabinet 1894, 41 voorwerpen; 5821: Halma-Houben 1995, 145 voorwerpen) en enkele<br />

kleine relatief vroege collecties horen ook tot deze collectie.


37<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

- De “Djenné-collectie” ( A ) 1989 – 2002 (Mali)<br />

Deze verzameling, bestaande uit 459 voorwerpen en geeft een goed overzicht van de materiële cultuur<br />

van de stad Djenné. Ze is tevens sterk gekoppeld aan onderzoeks- en erfgoedactiviteiten van de Leidse<br />

museum staf in Mali. Daarenboven kan tot deze collectie ook worden gerekend de ‘virtuele’ collectie (G6)<br />

van de documentatie van een honderdtal door <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> gerestaureerde<br />

monumenten in deze stad, die op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat.<br />

- De “Dogon-collectie” ( A ) 1991 – 2005 (Mali)<br />

Deze collectie betreft vooral de dagelijkse materiële cultuur van de Dogon (Mali) en omvat de<br />

volgende series: 5677 (1991, voorheen Universiteit Utrecht (UU), circa 230 voorwerpen), 5955 (2000<br />

Gardi, 18 voorwerpen) en 5949 (1999 Christies, 2 voorwerpen). Daarnaast bevat deze collectie een<br />

aantal losse voorwerpen in verschillende series. Tot deze collectie behoren ook de opgegraven<br />

voorwerpen van twee verlaten Dogon huizen in Tireli. Daarnaast is documentatie aanwezig van circa<br />

25.000 dagelijkse gebruiksvoorwerpen (Tireli, Pegue, Banani, Sanga en Ireli), van een vijftal smidsen,<br />

van Dogon architectuur in de dorpen Teli, Bolimba, Ogosogou, Pegue, Tireli en Songo, van de<br />

rotschilderingen in Songo, en er is een complete lijst van de dagelijkse materiële cultuur, van de<br />

literatuur en de films.<br />

Collecties van dagelijkse gebruiksvoorwerpen van de Dogon zijn vrij zeldzaam en de documentatie<br />

van de architectuur is zeer zeldzaam.<br />

- De Archeologische collectie Binnendelta van de Niger ( A ) (Mali)<br />

Tot deze collectie behoren de in 1991 verworven series 5681 (UU, circa 40 menselijke skeletresten) en<br />

5676 (UU, archeologica). Het totaal aantal objecten bedraagt circa 2.200.<br />

Dit is de enige archeologische collectie uit de Binnendelta buiten Mali die afkomstig is van een reguliere<br />

opgraving die in 1975 is uitgevoerd door <strong>het</strong> Instituut voor Antropobiologie van de UU in samenwerking<br />

met <strong>het</strong> ISH te Bamako.<br />

Tot deze collectie kan ook de documentatie van de door <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

begeleide opgraving te Dia worden gerekend en de documentatie van de huidige architectuur van<br />

deze stad.<br />

- De “Tellem-collectie” ( A ) 1991 (Mali)<br />

Deze collectie is eigendom van <strong>het</strong> Musée National te Bamako en is in 1991 gedeeltelijk in langdurig<br />

bruikleen aan <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> afgestaan (B 237).<br />

Hiertoe behoort ook serie 5678 (voorheen Universiteit Utrecht, circa 400 menselijke skeletresten).<br />

In deze collectie bevinden zich de oudste voorwerpen (elfde - zestiende eeuw) van vergankelijk materiaal<br />

(onder andere textiel) uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Dit is de enige Tellem-collectie buiten Mali.<br />

- De “gara-collectie” ( A ) 1983 – 1987 (Sierra Leone)<br />

Deze vrij complete collectie van 179 voornamelijk recente gara (lokaal geverfd textiel) omvat de door K.<br />

Gerbrands van 1983 tot 1987 verzamelde series 5212, 5270 en 5495. Bij deze collectie is een<br />

uitvoerige documentatie.<br />

- De “Fali-collectie” ( A ) 1991 (Kameroen)<br />

Deze goed gedocumenteerde collectie omvat de complete materiële cultuur van een van de Kirdi volken<br />

in Noord-Kameroen, de Fali, en is verzameld in 1968 en 1970 (1991 serie 5672 UU). Bij deze collectie<br />

hoort een kleine archeologische collectie en circa 15 menselijke skeletresten (1991 serie 5682 UU)<br />

- De “Fulbe-collectie” ( A ) 1992 (Mali)<br />

Deze door H. van Dijk en M. de Bruin in <strong>het</strong> kader van hun promotieonderzoek verzamelde collectie van<br />

118 voorwerpen (serie 5686) geeft een goed beeld van de materiële cultuur van de Fulbe in de omgeving<br />

van Douentza (Mali) in de jaren 1980.<br />

Centraal-Afrika<br />

- De “Neder-Kongo-collectie” ( A ) 1883 – 2003 (Democratische Republiek Congo (Zaïre), Congo,<br />

Angola)<br />

Deze collectie bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

- de collectie van A. de Bloeme uit 1883-1884: serie 337 en 449 (100 voorwerpen);<br />

- de collecties van medewerkers van de Nieuwe Afrikaansche HandelsVereeniging (NAHV):<br />

Vooral door toedoen van A. Greshoff (1856-1905), hebben medewerkers van de NAHV<br />

vele voorwerpen aan <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> geschonken. De NAHV is in


38<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

1880 voortgekomen uit <strong>het</strong> faillissement van de Afrikaansche HandelsVereeniging van<br />

L. Kerdijk en H. Pincoffs te Rotterdam, die reeds vanaf 1857 handel met <strong>het</strong> Neder-<br />

Kongogebied dreven. Het totale aantal voorwerpen door de medewerkers van de NAHV<br />

verzameld en door <strong>het</strong> museum verworven bedraagt 2.584.<br />

- Regeering van den onafhankelijken Congostaat 1894: serie 1032 (203 voorwerpen);<br />

- Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden 1883: serie 360 (circa 20 voorwerpen).<br />

Dit Kabinet, in 1816 door koning Willem I gesticht, is in 1883 opgeheven. De<br />

ethnografica werden overgebracht naar Leiden en naar <strong>het</strong> Rijksmuseum te<br />

Amsterdam. In dit Kabinet bevonden zich voorwerpen uit <strong>het</strong> Neder-Kongogebied die<br />

reeds vóór 1876 aan de koning waren geschonken.<br />

- Rotterdamsche Diergaarde 1884 en 1939: series 497 en 2430 (circa 260 voorwerpen).<br />

In 1884 verkreeg <strong>het</strong> museum een aantal voorwerpen van de Rotterdamse Diergaarde<br />

die reeds in 1857 was begonnen met <strong>het</strong> aanleggen van een volkenkundige collectie.<br />

De rest van de collectie van de dierentuin is in 1939 overgebracht naar <strong>het</strong> toenmalige<br />

<strong>Museum</strong> voor <strong>Volkenkunde</strong> te Rotterdam. De documentatie van deze collectie is helaas<br />

grotendeels verloren gegaan tijdens WO II.<br />

- Indisch Instituut 1947: serie 2668 (circa 1.550 voorwerpen).<br />

De etnografische collectie van de Amsterdamse Koninklijk Zoologisch Genootschap ‘Natura<br />

Artis Magistra’, die vanaf 1858 etnografica verzamelde, werd overgedragen aan <strong>het</strong> in 1924<br />

opgerichte Koloniaal Instituut te Amsterdam. In 1947 heeft dit instituut zijn Afrikaanse<br />

collecties verkocht aan <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>, om zich geheel te kunnen richten<br />

op de (voormalige) koloniën.<br />

In deze collectie bevinden zich ook voorwerpen die door medewerkers van de NAHV<br />

(onder andere L.S. Anema, J.C.W.H. Cremer en J.A.A. Marcussen) verzameld zijn en<br />

voorwerpen uit <strong>het</strong> Koloniaal <strong>Museum</strong> te Haarlem.<br />

- De verzameling van Pater J. Vissers, missionaris van de Congregatie van de Heilige Geest 1952:<br />

serie 2966 (163 voorwerpen).<br />

Deze goed gedocumenteerde collectie bevat vele zogenaamde spreekwoordendeksels uit<br />

Cabinda.<br />

Deze verzameling is van groot belang vanwege zijn ouderdom, zijn kwantiteit (4.856 voorwerpen), zijn<br />

documentatie (onder andere Rijksarchief, Artis, Tropen <strong>Museum</strong> en <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>) en de vele<br />

topstukken die zij bevat. Van belang zijn tevens de dagboeken van J.W. Regeer (1883) en J.F.<br />

Lankamp (1890), <strong>het</strong> fotoalbum van J.F. Lankamp en een aantal negentiende eeuwse foto’s uit <strong>het</strong><br />

gebied.<br />

Zuidelijk-Afrika<br />

- De “C. Beelaerts van Blokland-collectie” (A) 1941 (Zuid-Afrika)<br />

Deze goed gedocumenteerde oude collectie van 109 voorwerpen is verzameld tussen 1884-1887 in<br />

Zuid-Afrika (serie 2477). Vooral de zeer zeldzame collectie poppen, vervaardigd rond 1820, zijn<br />

uitzonderlijk.<br />

Oost-Afrika<br />

- De “Turkana-collectie” ( A ) 1989 (Kenya)<br />

Tot deze collectie van in totaal 218 voorwerpen behoren de series 5578 (1989 Deenen) en 5579 (1989<br />

Dimmendaal). Ze geeft een redelijk compleet beeld van de materiële cultuur van de Turkana in de jaren<br />

1980.<br />

- De “E.C.M. Ooms-collectie” (A) 1879-1881 (Somalië)<br />

Deze collectie is voor 1879 verzameld door de Nederlandse Consul te Aden Ooms en bevat 72<br />

objecten uit Somalië (series 229, 248 en 275). Hieronder bevind zich o.a. een zeer fraaie collectie<br />

houten lepels.<br />

Een meer thematisch indeling levert ook belangrijke kerncollecties op. Te vermelden zijn bijvoorbeeld de<br />

wapens, de mutsen, de amuletten, de sieraden, <strong>het</strong> aardewerk, de textiel, de beelden, de maskers, de<br />

goudgewichten, de voorwerpen die de Nederlands-Afrikaanse betrekkingen illustreren, de kralen, de<br />

archeologica, de toeristenkunst en de architectuur.<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Op nationaal niveau


39<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

De Afrika-collectie van <strong>Volkenkunde</strong> is de oudste en zowel kwalitatief <strong>als</strong> kwantitatief de belangrijkste<br />

collectie in Nederland. Andere belangrijke Afrika-collecties bevinden zich in <strong>het</strong> Tropenmuseum te<br />

Amsterdam (opgericht in 1910 (1926); circa 11.200 voorwerpen), in <strong>het</strong> Wereldmuseum te Rotterdam<br />

(opgericht in 1885; circa 15.000 voorwerpen), en in <strong>het</strong> Afrika <strong>Museum</strong> te Berg en Dal (opgericht in<br />

1954; circa 7.600 voorwerpen). Verder bevinden zich kleinere Afrika-collecties in <strong>het</strong> Museon te Den<br />

Haag (opgericht in 1904; circa 4.800 voorwerpen) en in de collecties van <strong>het</strong> voormalige <strong>Museum</strong><br />

‘Gerardus van der Leeuw’ te Groningen (opgericht in 1968; circa 3.000 voorwerpen) en van <strong>het</strong><br />

voormalige Nijmeegs Volkenkundig <strong>Museum</strong> (circa 2.000 voorwerpen) en in <strong>het</strong> Afrika Centrum in<br />

Kadier-en-Keer.<br />

Deze collecties zijn in <strong>het</strong> algemeen veel recenter en overlappingen tussen de verschillende<br />

verzamelingen zijn zeldzaam. Een uitzondering vormen de negentiende eeuwse Neder-Kongocollecties<br />

van <strong>het</strong> Wereldmuseum die gedeeltelijk door dezelfde verzamelaars bijeen zijn gebracht <strong>als</strong><br />

de Leidse collecties. In de collectie van <strong>het</strong> Tropenmuseum zijn naast een aantal voorwerpen uit de<br />

vroege Afrika-collectie, de Nederlandse contacten met Zuid-Afrika, enkele topstukken in de collectie<br />

Oudshoorn, de grondig gedocumenteerde Samo-collectie en de schilderijen van de Kongolese<br />

schilder Tshibumba belangrijke deelcollecties. In <strong>het</strong> Museon bevinden zich belangrijke collecties van<br />

de Ndebele en Woodabe en een aantal voorwerpen afkomstig uit de dierentuinen van Rotterdam en<br />

Antwerpen die in de jaren 1930 zijn verworven.<br />

In internationaal perspectief<br />

De Afrika-collecties van de andere grote musea in Europa weerspiegelen de (koloniale) contacten van<br />

de desbetreffende landen met Afrika en hebben daardoor ieder hun eigen karakter. Dit geldt ook voor<br />

de Leidse collectie. Zo zijn bijvoorbeeld de Benin-collecties van Londen en Berlijn groter en<br />

belangrijker, maar onderscheidt de Leidse collectie zich door de relatie met de Nederlandse<br />

handelscontacten. De collectie van Tervuren (circa 350.000 voorwerpen uit Centraal-Afrika) is veel<br />

omvangrijker en belangrijker dan de Leidse collectie uit Centraal-Afrika, maar is pas na 1897<br />

verzameld en is niet met hulp van medewerkers van de (N)AHV gevormd.<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

De collectie is vooral historisch van groot belang. De meeste voorwerpen zijn in de negentiende eeuw<br />

verzameld en zijn van grote waarde voor de Nederlandse geschiedenis en de cultuurgeschiedenis van<br />

Afrika. Voorwerpen uit deze periode zijn in Afrika vanwege <strong>het</strong> klimaat en <strong>het</strong> koloniale verleden uiterst<br />

zeldzaam.<br />

Archeologische collecties zijn zo mogelijk nog zeldzamer. De verzameling omvat unieke collecties uit<br />

onder andere Centraal-Mali (derde eeuw v. Chr., achttiende eeuw: Dogon, Tellem, Binnendelta van de<br />

Niger), Noord-Kameroen (zeventiende-achttiende eeuw) en Noord-Sudan (tiende vijftiende eeuw) en<br />

enige Paleolithische en Neolithische voorwerpen uit Oost- en Zuid-Afrika, Guinee en Senegal.<br />

Daarnaast dienen de Afro-Portugese ivoren (zestiende eeuw), <strong>het</strong> Owo beeld (zeventiende eeuw) en<br />

de Benin-collectie (zestiende-negentiende eeuw) te worden vermeld <strong>als</strong> voorbeelden van zeer vroege<br />

en uiterst zeldzame voorwerpen.<br />

Actuele ontwikkelingen in Afrika zijn wat spaarzamer in de collectie vertegenwoordigd (onder andere<br />

Sierra Leone, Kenya en Mali en de collectie M.E. Houtzager).<br />

Delen van de collectie zijn nog onvoldoende gedocumenteerd. Het is daarom niet doenlijk nu al<br />

uitspraken te doen over eventuele deselectie van voorwerpen behalve <strong>als</strong> <strong>het</strong> gaat om<br />

collectievreemde en educatieve objecten.


Literatuur<br />

40<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Belangrijkste catalogi bij tentoonstellingen<br />

Vandenhoute, P.J.L. en A.A. Gerbrands<br />

1947 Afrikaanse kunst in Nederland. Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Munneke, R.<br />

1982 In der minne schikken: sprekende deksels uit Cabinda (Angola). Leiden: Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Duchâteau, A.<br />

1990 Benin: vroege hofkunst uit Afrika. Brussel en Leiden: Gemeentekrediet en Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Bolland, R.<br />

1991 Tellem Textiles; Archaeological Finds from Burial Caves in Mali's Bandiagara Cliff.<br />

Mededelingen Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> 27. Leiden, Amsterdam en Bamako:<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>, Royal Tropical Institute, en Institut des Sciences Humaines<br />

and Musée National du Mali.<br />

Vallées du Niger<br />

1993 Vallées du Niger. Paris : Réunion des Musées Nationaux.<br />

Bedaux, R.M.A. & J.D. van der Wa<strong>als</strong> (éds)<br />

1994 Djenné, beeld van een Afrikaanse stad. Leiden en Gent: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> en<br />

Snoeck-Ducaju & Zoon.<br />

Bedaux, R., B. Diaby & P. Maas (éds)<br />

2003 L’architecture de Djenné (Mali); la pérennité d’un Patrimoine Mondial. Leyde et Gand:<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> et Editions Snoeck.<br />

Bedaux, R. & J.D. van der Wa<strong>als</strong> (éds)<br />

2004 Dogon: mythe en werkelijkheid in Mali. Leiden en Gent: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> en<br />

Uitgeverij Snoeck.<br />

Schmidt A.M. & P. Westerdijk<br />

2006 The Cutting Edge: West Central African 19 th Century Throwing Knives in the National <strong>Museum</strong><br />

of Ethnology Leiden. Leiden: National <strong>Museum</strong> of Ethnology and C. Zwartekot Art Books.<br />

Belangrijkste overige publicaties<br />

Bassani, E<br />

2000 African Art and Artefacts in European Collections 1400-1800. London, British <strong>Museum</strong> Press.<br />

Bedaux, R.M.A.<br />

1986 Recherches ethno-archéologiques sur la poterie des Dogon (Mali). In: H. Fokkens, P. Banga & M.<br />

Bierma, red., Op zoek naar mens en materiële cultuur: 117-146. Groningen: Rijksuniversiteit<br />

Groningen.<br />

1988 Tellem and Dogon Material Culture. African Arts 21:38-45.<br />

1991 <strong>Museum</strong> of Ethnography or <strong>Museum</strong> of Art: Africa in the National <strong>Museum</strong> of Ethnology at Leiden.<br />

In: E. Bassani & G. Speranza, eds., Collecting, Documenting, Preserving, Restoring and<br />

Exhibiting Works of African Traditional Art (Arte in Africa 2:29-35). Milaan en Florence: Centro<br />

Studi di Storia della Arti Africane en Associazione Poro.<br />

Bedaux, R.M.A. & R. Bolland<br />

1989 Vêtements féminins médiévaux du Mali: les cache-sexe de fibre des Tellem. In: B. Engelbrecht &<br />

B. Gardi, red., Man does not go naked (Basler Beiträge zur Ethnologie 30:15-34). Basel:<br />

Ethnologisches Seminar der Universität en <strong>Museum</strong> für Völkerkunde.<br />

Bedaux, R.M.A., T.S. Constandse-Westermann, L. Hacquebord, A.G. Lange & J.D. van der Wa<strong>als</strong><br />

1978 Recherches archéologiques dans le Delta intérieur du Niger (Mali). Palaeohistoria 20:91-220.<br />

Bedaux, R., J. Polet, K. Sanogo, A. Schmidt, red.<br />

2005 Recherches archéologiques à Dia dans le Delta Intérieur du Niger (Mali): bilan des saisons de<br />

fouilles 1998-2003. Mededelingen van her Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> 33. Leiden : CNWS<br />

Publications.<br />

Bedaux, R.M.A. & J. Smits<br />

1992 A 17th Century Ivory Figure in the Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> in Leiden. African Arts 25:76-<br />

77.<br />

Gauthier, J.-G.<br />

1979 Archéologie du Pays Fali (Nord Caméroun). Paris: Editions du CNRS.<br />

Gerbrands, A.A.


41<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

1957 Art as an Element of Culture, Especially in Negro-Africa. Mededelingen van <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />

voor <strong>Volkenkunde</strong> 12; Leiden, Brill.<br />

Huizinga, J.<br />

1968 New Physical Anthropological Evidence Bearing on the Relationships between Dogon,<br />

Kurumba and the Extinct West African Tellem Populations. Proceedings Koninklijke<br />

Nederlandse Akademie van Wetenschappen C 71:16-30.<br />

Huizinga, J., N.F. Birnie-Tellier & E.V. Glanville<br />

1967 Description and Carbon-14 dating of Tellem Cave Skulls from the Mali Republic: a<br />

Comparison with other Negroid groups. Proceedings Koninklijke Nederlandse Akademie van<br />

Wetenschappen C 70: 338-367.<br />

James, W., G. Baumann & D. Johnson<br />

1996 Juan Maria Schuver’sTtravels in North East Africa 1880-1883. London: The Hakluyt Society.<br />

Knip. A.<br />

1970 Metrical and Non-Metrical Measurements on the Skeletal Remains of Christian Populations from<br />

Two Sites in Sudanese Nubia. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Series<br />

C73, 5:433-468.<br />

Lankamp, J.F.<br />

1893 Fotoalbum: Herinneringen aan mijn verblijf in Centraal-Afrika (1890-1893).<br />

Marquart, J.<br />

1913 Die Benin-Sammlung des Reichsmuseums für Völkerkunde in Leiden. Leiden: Brill.<br />

Marquart, J., J.D.E. Schmeltz en J.P.B. de Josselin de Jong<br />

1904-16 Ethnographisch album van <strong>het</strong> stroomgebied van den Congo. Den Haag: Martinus Nijhoff.<br />

MacGaffey, W & M.D. Harris<br />

1993 Astonishment and Power. Washington: National <strong>Museum</strong> of African Art.<br />

Phillips, T.<br />

1995 Africa: the Art of a Continent. London en Munich-New York: Royal Academy of Arts en Prestel.<br />

Regeer, J.W.<br />

1883 Brieven uit Sonjo. Leiden: Manuscript Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Sebald, P.<br />

1972 Malam Musa - Gottlob Adolf Krause 1850-1938: Forscher-Wissenschaftler-Humanist. Leben und<br />

Lebenswerk eines antikolonial gesinnten Afrika-Wissenschaftlers unter den Bedingungen des<br />

Kolonialismus. Berlin: Akademie Verlag.


Collectie<strong>profiel</strong> Cultuurgebied Midden- en Zuid-Amerika<br />

Laura N.K. Van Broekhoven<br />

42<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

Geografische omschrijving<br />

Het cultuurgebied Midden- en Zuid-Amerika betreft de volgende landen: Mexico, Guatemala, Belize,<br />

Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Venezuela, Colombia, Suriname, Frans<br />

Guyana, Brits Guyana, Brazilië, Uruguay, Paraguay, Argentinië, Chili, Bolivia, Peru, Ecuador, en de<br />

grote en kleine Antillen.<br />

Cultuurgebieden<br />

De hedendaagse politieke indeling van Midden- en Zuid-Amerika is voor <strong>het</strong> beschrijven van een<br />

volkenkundige collectie slecht bruikbaar, aangezien de hedendaagse grenzen van de landen binnen<br />

Midden en Zuid-Amerika noch overeenstemmen met enige prekoloniale of culturele realiteit, noch<br />

worden bepaald door enige fysische geografische realiteit. Deze grenzen stammen uit een koloniaal<br />

verleden en zijn pas vastgelegd na de onafhankelijkheidsverklaring van de verschillende regio’s<br />

tijdens de achttiende, negentiende en twintigste eeuw, vaak na zeer langdurige (burger)oorlogen.<br />

Aangezien de collecties van <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> voornamelijk de culturen van dit gebied<br />

aangaan, wordt aan de hand van culturele kenmerken een indeling gemaakt binnen dit gebied. Met<br />

andere woorden: <strong>het</strong> gebied is ingedeeld in geografisch en politiek onlogische gebieden, waarin<br />

verschillende culturen zijn ondergebracht, die vanuit een wetenschappelijk oogpunt wat betreft<br />

bepaalde culturele kenmerken overeenstemmen. Van Noord naar Zuid is <strong>het</strong> gebied in tien<br />

cultuurgebieden 14 waarvan zeven belangrijk zijn voor de collectie. Deze zijn <strong>als</strong> volgt in te delen:<br />

- Mesoamerika<br />

- ‘Intermediate area’ (Centraal-Amerika, Colombia, Venezuela)<br />

- Circum-Caraïbisch en Antillen<br />

- Amazonia (Tropisch Laagland)<br />

- Andesgebied (Noord, Centraal, Zuid)<br />

- Gran Chaco – Pampas<br />

- Patagonië – Vuurland<br />

Het overgrote deel van onze prekoloniale en koloniale collectie beslaat Mesoamerika, <strong>het</strong> Circum-<br />

Caraibisch en <strong>het</strong> Andes gebied. Wat betreft de negentiende en begin twintigste eeuwse<br />

archeologische collecties ligt <strong>het</strong> zwaartepunt veeleer bij <strong>het</strong> Circum-Caraibisch en de noordelijke<br />

Amazonia. Wat betreft <strong>het</strong> etnografische materiaal heeft <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> een aantal zeer<br />

belangrijke laat negentiende en vroeg twintigste eeuwse collecties uit Amazonia. Wat betreft <strong>het</strong><br />

twintigste eeuws folkloristisch materieel erfgoed en etnografica ligt de nadruk weer meer bij<br />

Mesoamerika.<br />

Omvang van de verzameling<br />

De huidige omvang van de verzameling Midden- en Zuid-Amerika, in <strong>het</strong> museum afgekort met de<br />

aanduiding “MIZUA”, is bijna 24000 voorwerpen. De exactheid van dit aantal is echter maar schijn:<br />

deels zijn scherven van archeologische vondsten (zo<strong>als</strong> bv. Serie 2049: 1364 aardewerk fragmenten<br />

en serie 1403: 705 fragmenten), alle individueel geteld, terwijl grote aantallen speren (gezamenlijk in<br />

‘bussels’ verzameld) <strong>als</strong> één voorwerp zijn geteld, even<strong>als</strong> bijvoorbeeld ceremoniële sets textilia.<br />

De MIZUA collectie is tot stand gekomen naar aanleiding van wetenschappelijke en individuele<br />

verzamelexpedities en koloniale tentoonstellingen, maar ook grotendeels ontstaan uit individuele<br />

giften, aankopen en legaten. We zien dan ook een geleidelijke opeenstapeling van relatief kleine<br />

aanwinsten, die soms tot een eclectisch geheel hebben geleid. Waar eind negentiende eeuw de<br />

collectie ruim 2600 objecten telde (verdeeld in series 34 t/m 1240) is zij ruim een eeuw later met bijna<br />

24.000 voorwerpen dus praktisch vertienvoudigd.<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

Vanuit een historisch perspectief zijn vooral twee lijnen van belang in de wijze waarop de collectie is<br />

opgebouwd. Eén lijn is die van de verzamelaars en conservatoren die de collectie bij elkaar brachten.<br />

14 Mede door de manier waarop de database van <strong>Volkenkunde</strong> historisch tot stand is gekomen, wordt in TMS vaak gebruik<br />

gemaakt van hedendaagse politieke landaanduidingen. Waar <strong>het</strong> collecties betreft die stammen uit de negentiende of twintigste<br />

eeuw is dat meestal geen probleem. Wanneer <strong>het</strong> om objecten aangaat die koloniaal of prekoloniaal van oorsprong zijn, dient<br />

dit euvel in de toekomst te worden verholpen door te verwijzen naar de hieronder te noemen cultuurgebieden.


43<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

De tweede lijn is die van de historische, politieke en economische banden die tussen Nederland en de<br />

regio in kwestie bestonden en bestaan gedurende de tijd dat de collectie is samengesteld.<br />

Met betrekking tot de eerste verzamellijn zijn een aantal belangrijke personen te vermelden, die nauw<br />

verbonden waren/zijn met <strong>het</strong> museum en <strong>het</strong> tot stand komen van de MIZUA collectie. Een aantal<br />

noemenswaardige conservatoren zijn Dr. J.J. Marquart (1900-1910), Dr. J.P.B. de Josselin de Jong<br />

(1910-1935), Dr. G.W. Locher (1937-1946), Dr. A.A. Gerbrands (1947-1956), Prof. dr. R.T. Zuidema<br />

(1956-1964), Dr. Th. J.J. Leyenaar (1965-2000). Vooral deze twee laatsten en De Josselin de Jong<br />

waren zeer actief in <strong>het</strong> doen van onderzoek in de regio en op de collectie; gedurende de periode van<br />

Th. Leyenaar’s conservatorschap is de bestaande verzameling bijvoorbeeld verdubbeld in aantal. Zij<br />

staan ook vandaag de dag bekend om hun baanbrekende wetenschappelijke bijdragen op <strong>het</strong><br />

vakgebied.<br />

Met betrekking tot <strong>het</strong> tweede punt, de historische relatie tussen Nederland en de regio, zijn grote<br />

verschillen op te merken in intensiteit en aard van contacten met de verschillende cultuurregio’s.<br />

Vanwege <strong>het</strong> koloniale verleden van Nederland bestaan vooral sterke historische banden met<br />

Suriname en <strong>het</strong> Caribische gebied. Met de overige gebieden van MIZUA waren de contacten veel<br />

meer van een incidentele aard, en dat is merkbaar in de collectie opbouw.<br />

Historisch overzicht<br />

De vroege verzamelingen<br />

De basis voor de vroege verzamelingen van MIZUA wordt grotendeels gevormd door schenkingen of<br />

overdrachten van collecties. Daarnaast verwerft <strong>het</strong> toenmalige Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong><br />

gedurende de eerste tien jaar ook via kleine aankopen – tussen de een en de zestig objecten – zijn<br />

aanvullingen op de Midden- en Zuid-Amerikaanse collectie. De oudste serie met voorwerpen uit<br />

MIZUA is serie 34, uit 1864. Het een schenking van de erven van een zekere heer P. Buyskes (31<br />

objecten). Verder worden gedurende die eerste jaren ook een aantal objecten geruild, bijvoorbeeld<br />

met de Henry Christy Collection in Londen (serie 74), of worden objecten geschonken door onder<br />

meer de Smithsonian Institution en <strong>het</strong> Mineralogisch Kabinet van de Rijksuniversiteit Utrecht. Het<br />

merendeel van al deze de objecten is afkomstig uit voormalige Nederlandse koloniën (Suriname en<br />

Brazilië).<br />

In 1883 worden <strong>als</strong> gevolg van de opheffing van <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden te Den<br />

Haag 344 objecten uit Midden- en Zuid-Amerika, die waren verzameld tussen 1816 en 1883,<br />

overgedragen aan <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong> (serie 360). Het gaat voornamelijk om voorwerpen<br />

uit Suriname en de Guyanas, maar er zitten ook enkele objecten uit Mexico, de Antillen, Brazilië en<br />

‘Zuid-Amerika’ bij. De vroegste voorwerpen in deze collectie hadden op hun beurt weer deel<br />

uitgemaakt van een ruil met <strong>het</strong> Academisch <strong>Museum</strong> van de Leidse universiteit. Tussen de objecten<br />

die geruild werden zaten “wapens en sieraden van kaffers, hottentotten en Zuid Amerikanen” 15 . Van<br />

de chirurgijn F.A. Kühn, Chef van de geneeskundige dienst te Suriname, krijgt <strong>het</strong> museum via deze<br />

weg een schenking van twee kisten en een pakje met voorwerpen van “Zuijd americaanse indianen,<br />

surinaamsche creolen, Caraïben, en […] van de Bosch negers” uit Suriname”. 16 Een aantal van de<br />

meest beroemde voorwerpen uit de KKvZ collectie betreffen de diorama’s van de hand van Gerrit<br />

Schouten.<br />

Datzelfde jaar 1883 behoren ook ruim driehonderd objecten, afkomstig uit de MIZUA regio en dan<br />

vooral uit Suriname, tot de meer dan 4000 voorwerpen die voor de Internationale Koloniale en<br />

Uitvoerhandelstentoonstelling in 1883 in Amsterdam waren aangewend en nadien door <strong>het</strong> museum<br />

worden aangekocht.<br />

Al enkele jaren eerder, na de wereldtentoonstelling van 1878 te Parijs, heeft <strong>het</strong> museum via een<br />

vergelijkbare aankoop de Nederlandse bijdrage aan die wereldtentoonstelling, waaronder ook een<br />

zestigtal Antilliaanse en Surinaamse gebruiksvoorwerpen en sieraden – armbanden, knotsen,<br />

waterkruiken etc. – kunnen aanschaffen.<br />

Dit vroege gedeelte van de collectie is van grote waarde, omdat ze boekdelen spreekt over de manier<br />

waarop Nederland met zijn kolonies in de Nieuwe Wereld omging. De materiële cultuur die is<br />

verzameld, is niet zozeer representatief voor de cultuur in kwestie, maar veel meer voor <strong>het</strong> beeld dat<br />

de verzamelaar wilde sc<strong>het</strong>sen over die cultuur (een beeld van exotisme, ‘nobele wilde’, kolonialisme).<br />

De verzameling van <strong>het</strong> KKvZ heeft dus geen betrekking op alle denkbare aspecten van <strong>het</strong> leven van<br />

15 Twee jaar later wordt er melding gemaakt van drie kisten met horens, schelpen en andere zeegewassen van de Gouverneur<br />

van Curaçao, die echter snel doorgeruild werden met andere kabinetten “omdat <strong>het</strong> kabinet al genoeg van dergelijke zaken<br />

bezit”. Waaruit dus blijkt er al eerdere objecten uit de MIZUA streek aanwezig waren die echter in de inventaris zo<strong>als</strong> we die nu<br />

kennen niet worden vernoemd.<br />

16 ANH 854: z.nr./122/123 & NA 2.04.01-4925; jaartal 1824.


44<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

de inwoners van Suriname of de Antillen. Huisraad, toiletartikelen, boten, huizen, kinderspeelgoed,<br />

gereedschappen van verschillende handwerkslieden worden niet systematisch verzameld, maar door<br />

middel van diorama’s probeert men toch een indruk te geven hoe <strong>het</strong> leven ter plaatse er zoal uitziet.<br />

Men tracht “de merkwaardigste voortbrengsels” van <strong>het</strong> land te verzamelen. Religieuze objecten en<br />

objecten voor dagelijks gebruik (vooral de objecten waarbij sprake is van syncretisme of Europese<br />

invloed) worden bijna niet verzameld. Medicijnen, geneeskrachtige kruiden, voedsel, kaarten,<br />

schoolmateriaal, porselein etc. worden helemaal niet verzameld. De diorama’s zijn om die reden van<br />

grote documentaire waarde, maar <strong>het</strong> koloniale karakter ervan dient bij hun interpretatie natuurlijk niet<br />

uit <strong>het</strong> oog verloren te worden.<br />

Tussen 1895 en 1899 breken de eerste echte ‘hoogtijdagen’ van verzamelen voor de afdeling aan en<br />

wordt een aantal relatief grote collecties geschonken en aangekocht. Zo schenkt Baron A.J.<br />

Schimmelpenninck van der Oye in 1895 een collectie van circa tweehonderd Surinaamse objecten<br />

aan <strong>het</strong> museum (serie 1054). In 1897 koopt <strong>het</strong> museum van de Italiaanse schilder Guido Boggiani<br />

een honderdtal objecten van de Lengua, Caduveo en Chamakokuo (serie 1118) en van de heer C.F.<br />

Höge een kleine vijftig Quiché en Cakchiquel objecten uit Guatemala (serie 1144). In de daarop<br />

volgende twee jaren volgen de aankoop van ruim 420 Braziliaanse wapeninstrumenten van de<br />

Markiezin van Cavalcanti (serie 1184) en de schenkingen aan <strong>het</strong> museum van M.E. Zimmerman –<br />

147 Moche en Chimu aardewerk potten (serie 1224) – en van Prof. dr. A. Bässler 300 (voornamelijk<br />

Jivaro) objecten aan <strong>het</strong> museum (serie 1229). Bijzonder is in die jaren ook de aanschaf van een<br />

honderdtal precolumbiaanse objecten van de heer C.R. Lohfert (serie1240).<br />

Op grond van hun unieke cultuurhistorische betekenis zijn deze verzamelingen integraal <strong>als</strong> Categorie<br />

A gekenmerkt. Ze kunnen voor de toekomst echter niet genomen worden <strong>als</strong> richtinggevend voor <strong>het</strong><br />

collectie- en acquisitiebeleid, omdat ze vanuit een cultureel, geografisch en demografisch oogpunt<br />

toch wel zeer beperkt zijn van aard. Ook de documentatie en <strong>het</strong> onderzoek die er bij horen,<br />

doorstaan de toets van recente eisen aan verzamelen niet zonder meer.<br />

Uitbreidingen van de vroege verzamelingen<br />

Van een duidelijk gericht aankoop- of acquisitiebeleid is in negentiende eeuw en in de eerste helft van<br />

de twintigste eeuw nog nauwelijks sprake. Dit deel van de collectie is daarom ook erg gefragmenteerd<br />

en gevarieerd. Doorgaans gaat <strong>het</strong> nog steeds om individueel aangelegde collecties die worden<br />

verworven door middel van schenking of aankoop. De collectie groeit vooral dankzij legaten en<br />

schenkingen, afgewisseld door incidentele aankopen, uiteenlopend van enkele voorwerpen tot grotere<br />

series. De nadruk ligt in de beginperiode nog steeds op Suriname en Brazilië, maar langzamerhand<br />

(naarmate <strong>het</strong> zwaartepunt verschuift van etnografisch naar archeologisch) komen ook andere<br />

gebieden, zo<strong>als</strong> de Andes en Mesoamerika in beeld. De overdracht van de precolumbiaanse collectie<br />

van <strong>het</strong> RMO aan <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> in 1903 (serie: 1403 17 : 1625 objecten; waarvan<br />

een groot deel Arubaanse artefacten tussen 1881-1886 opgegraven door pastoor A.J. van Koolwijk),<br />

en een schenking van ruim 1300 artefacten verzameld door de Deens-Nederlandse Archeologische<br />

Antilliaanse expeditie uit 1923 (serie 2049 18 ), gaf daar natuurlijk een extra-impuls aan.<br />

De groei van de collectie rond <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw wordt voorts <strong>het</strong> best gekensc<strong>het</strong>st <strong>als</strong><br />

een lange reeks kleine verwervingen van tussen de een tot twintig objecten, met af en toe de<br />

schenking of aankoop van een wat grotere collectie. Daarbij dienen de collecties van Dhr. O. Fricke<br />

(serie 1385 19 : een honderdvijftigtal Lengua, Kaiña en Toba objecten aangekocht in Paraguay), van de<br />

gebroeders F.P. en A.Ph. Penard (serie 1817 20 , 250 stuks Caribische voorwerpen uit Suriname)<br />

bijzondere vermelding. Deze laatste collectie is uniek in zijn soort dankzij de documentatie die de<br />

collectie vergezelt: een doos krantenartikels, overdrukken van wetenschappelijke artikelen en vooral<br />

tekeningen en veldwerk aantekeningen van de hand van de gebroeders Penard aangaande de<br />

semiotiek en taal van de Cariben.<br />

Hierna treedt in de verwervingsgeschiedenis een onderbreking op van ongeveer vijftien jaar. Dit kan in<br />

verband worden gebracht met <strong>het</strong> uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Pas in 1927 vindt weer een<br />

verwerving plaats; een aankoop van een honderdtal prekoloniale Chancay textielfragmenten en<br />

doeken (serie 3738 21 ). In 1938 wordt door de Nederlandse regering, dankzij een verzamelreis van<br />

C.H. de Goeje, een etnografische collectie uit <strong>het</strong> Tropisch Laagland geschonken, waaronder een<br />

zeer bijzondere Wajana verencollectie van 188 objecten (serie 2352 22 ).<br />

17 Categorie A<br />

18 Categorie B<br />

19 Categorie B<br />

20 Categorie A<br />

21 Categorie A<br />

22 Categorie A


45<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Bij <strong>het</strong> uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 wordt <strong>het</strong> museum een legaat aangeboden van<br />

850 Surinaamse voorwerpen. Het betreft een omvangrijke en kwalitatief goede verzameling van dhr.<br />

Appolonius Reynvaan (1866-1939 23 ), ook wel ‘Poon, de Suriname kenner’ genoemd. Vooral zijn<br />

hoofddoekcollectie is zeer uitgebreid (serie 2452 24 ).<br />

Tijdens de Tweede Wereldoorlog komen de verwervingen opnieuw stil te liggen. De draad wordt weer<br />

opgepikt in 1946, wanneer <strong>als</strong> eerste een collectie prekoloniale objecten uit Peru en Ecuador wordt<br />

aangekocht van Dr. W.G.N. van der Sleen (serie 2593 25 ).<br />

Tot 1960 worden een aantal kleinere collecties verworven (via aankoop of schenking) van een aantal<br />

donateurs en/of verzamelaars. 26 De enige grote aanwinst gedurende deze jaren komt van Dr. J.P.B.<br />

de Josselin de Jong, die <strong>als</strong> resultaat van zijn opgravingsonderzoek in de jaren 1922-23 ruim 1100<br />

objecten bijeen had gebracht. Het materiaal is afkomstig uit Aruba en Curaçao (serie 3568 en 3569)<br />

en <strong>het</strong> betreft voornamelijk scherven, schelpmateriaal, pijlpunten en andere archeologische<br />

artefacten 27 .<br />

De eerste relatief grote aankoop wordt in 1962 gedaan; 760 precolumbiaanse en etnografische<br />

voorwerpen (voornamelijk uit Ecuador, Peru, Venezuela en Guatemala) worden verworven van de<br />

heer Luis Tihanye (serie 3835) 28 .<br />

Recente ontwikkelingen<br />

Tussen 1965 en 2000 volgde Ted J.J. Leyenaar, Prof. Dr. Tom Zuidema op <strong>als</strong> conservator Midden-<br />

en Zuid-Amerika aan <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> in Leiden. Terwijl Zuidema’s interesse<br />

vooral lag bij de archeologie van <strong>het</strong> Andesgebied, richtte Leyenaar zich op <strong>het</strong> aanleggen van een<br />

collectie volkskunst, kunstnijverheid en kleding van Midden-Amerika. Ted Leyenaar schreef zelf: "van<br />

<strong>het</strong> hele gebied, ..., is Mesoamerika (ruwweg Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador en Honduras)<br />

mijn lievelingsterrein." Dankzij Leyenaars verzamelbeleid heeft <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> thans een<br />

omvangrijke verzameling Mexicaanse volkskunst. Deze collectie van ruim 5200 objecten, is<br />

ondergebracht in verschillende series (5072, 5069, 5334, 4984, 4933, 4908, 4880, 4768, 4647, 4608<br />

[ook textiel], 4514 [ook textiel], 4436 [ook textiel], 4187). Het betreft hier vooral aardewerk en<br />

houtsnijwerk, maar ook papier-maché figurines, speelgoed, textiel, glaswerk, lakwerk, rituele objecten,<br />

kralenwerk en maskers. Zeer nauw aansluitend op deze series is de in 1992 verworven collectie van<br />

de voormalige directrice van <strong>het</strong> Utrechtse Centraal <strong>Museum</strong>, mevrouw Dr. Elisabeth Houtzager.<br />

(serie 5715).<br />

Ted Leyenaar ontwikkelde een nieuw verzamelbeleid dat maar in zeer beperkte mate aansloot op de<br />

bestaande verzameling MIZUA. De voornaamste vernieuwing was dat de focus van de collectie werd<br />

verlegd van Surinaams naar Mesoamerikaans, en van precolombiaans Andesgebied naar<br />

hedendaags Mexico. Voorts verschoof de nadruk tegelijkertijd van <strong>het</strong> etnografische naar <strong>het</strong><br />

folkloristische. Daarnaast verzamelde Leyenaar tijdens deze periode een aantal zeer belangrijke<br />

archeologica en etnografica met <strong>als</strong> centrale thema <strong>het</strong> b<strong>als</strong>pel, hierdoor bezit <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong><br />

één van de meest belangrijke b<strong>als</strong>pel collecties ter wereld. Vooral de documentatie met betrekking tot<br />

<strong>het</strong> huidige b<strong>als</strong>pel, de spelregels en gebruiken die ermee verbonden zijn, maken deze collectie tot<br />

een topcollectie op werelniveau.<br />

23 Categorie A.<br />

24 Categorie A. Reynvaan ging zorgvuldig te werk bij <strong>het</strong> documenteren van zijn collectie, de informatie die bij de collectie hoort<br />

blijkt echter grotendeels onvindbaar omdat bij de overdracht de ‘cahiers’ met veldwerk aantekeningen niet zijn meegegaan.<br />

Onderzoek hiernaar werd reeds in 1950 door oud-conservator Gerbrands gestart maar heeft tot op heden geen vruchten<br />

afgeworpen.<br />

25 Deels Categorie A. Vooral de tupus en capac hucha beeldjes in deze serie zijn vanuit kunsthistorisch oogpunt interessant,<br />

maar helaas geldt hierbij dat ze zowel ongedocumenteerd zijn, <strong>als</strong> afkomstig uit schatgraverij. Over hun originele functie en<br />

context kan dus weinig worden gezegd.<br />

26 In 1949 schenkt mw. Prof. Martin ruim negentig Surinaamse Marron en ‘Indians’ objecten die nu deels in de vaste opstelling<br />

staan opgesteld (serie 2777), en in 1951 worden 130 Mexicaanse objecten aangekocht bij een veiling in Hotel Drouot te Parijs<br />

(serie 2971). Een aantal van deze laatste groep objecten is van uitzonderlijke kwaliteit (vooral de tempel miniaturen en drievoet<br />

aardewerk), maar zonder enige context en documentatie slechts interessant vanuit een kunsthistorisch oogpunt. In 1955<br />

worden een aantal beeldfragmenten uit de Huasteca gekocht van J.C. Kohler (serie 3248).<br />

27 Deze objecten (serie 3568-1 t/m 918 en serie 3569-919 t/m 1036 [de Josselin de Jong collectie]) worden in 1984, tezamen<br />

met serie 3732-1 t/m 1097 en serie 3800-1 t/m 2534 [van Heekeren en du Ry collectie] overgedragen aan <strong>het</strong> Archeologisch en<br />

Antropologisch Instituut te Willemstad, Curaçao.<br />

28 De Nazca potten uit deze collectie zijn van bijzondere waarde aangezien ze komen van een ruil met <strong>het</strong> museum in München<br />

en diens collectie van de ‘Mother of all Nazca collections’ van Wasserman-San Blas, later verdeeld over New York, Hamburg,<br />

Detmold en München (ref. Tom Zuidema).


46<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Tussen 1980 en 1999 worden door hem ook een aantal zeer belangrijke collecties Mexicaanse textilia<br />

verworven: in 1980 worden van Mw. Bodil Christensen bijna 900 textiel voorwerpen aangekocht (serie<br />

5075) en aanvullend hierop in 1999 van Mw. Irmgard Johnson-Weitlaner een collectie van ruim 1100<br />

inheems Mexicaanse textilia (serie 5946) verworven. Daarop aansluitend volgt een veel kleinere, bijna<br />

honderd objecten tellende Guatemalteekse textielcollectie van Prof. dr. Dozy (serie 5969). Zowel de<br />

textielcollecties van Bodil Christensen, Mw Johnson en Prof. Dozy zijn uniek in hun soort vanwege<br />

hun hoogwaardige documentatie.<br />

Beschrijving van de voornaamste onderdelen van de collectie<br />

- Mesoamerikaanse precolombiana (categorie A)<br />

De collectie Mesoamerikaanse prekoloniale objecten (‘precolombiana’) van <strong>het</strong> museum is vrij<br />

behoorlijk, niet alleen in kwaliteit maar ook in aantal. De Leidse verzameling precolombiana is vooral<br />

afkomstig uit West Mexico, <strong>het</strong> Maya gebied, en Centraal Mexico. Enkele stukken zijn uniek van aard,<br />

zo<strong>als</strong> de “Leyden Plate” en de Mixteca-Puebla mozaïekschedel, vrijwel de gehele prekoloniale<br />

b<strong>als</strong>pelcollectie, ook <strong>het</strong> fresco uit Teotihuacan, de Olmeekse baby, de “La Pasadita Lintel”, de Maya<br />

aardewerk collectie, etc. De collectie is deels van vroege datum, maar jammer genoeg slecht<br />

gedocumenteerd aangezien de objecten allemaal afkomstig zijn uit ongedocumenteerde context.<br />

Daarmee zijn ze vanuit een historisch en archeologisch oogpunt eigenlijk vrijwel waardeloos<br />

geworden. Vanuit een kunsthistorisch oogpunt is de collectie echter van aanzienlijk belang en biedt zij<br />

ook zeker mogelijkheden voor exposities. De collectie zal waarschijnlijk niet verder worden aangevuld<br />

(behalve eventueel uit legaten etc. wanneer ze in overeenstemming zijn met de nationale en<br />

internationale regelgeving). Actief verzamelbeleid wordt niet gevoerd hierop.<br />

- B<strong>als</strong>pel (categorie A)<br />

De b<strong>als</strong>pelcollectie – voorwerpen die gebruikt worden in <strong>het</strong> prekoloniale en hedendaagse b<strong>als</strong>pel – is<br />

van zeer hoge kwaliteit. Conservator Leyenaar was wereldwijd een van de eerste onderzoekers die<br />

serieus veldwerk naar <strong>het</strong> hedendaagse b<strong>als</strong>pel in Michoacan en Sinaloa heeft verricht. De collectie is<br />

dan ook van wereldformaat voor zover <strong>het</strong> deze twee deelstaten betreft, maar de collectie vertoont<br />

echter ook nog duidelijke hiaten. Hoe dan ook is deze categorie voorwerpen zo belangrijk, dat verdere<br />

studie en verdere uitbreiding van deze op wereldniveau unieke collectie zeer wenselijk is.<br />

- Mesoamerikaanse etnografica en volkskunst (deels categorie A, deels categorie B)<br />

De collectie Mesoamerikaanse etnografica bestaat grotendeels uit objecten die zijn verzameld door<br />

oud-conservator Ted Leyenaar gedurende de jaren 1965 tot 1990. Deze collecties zijn waardevol,<br />

omdat ze fotografisch werden gedocumenteerd en alle door dezelfde verzamelaar zijn bijeengebracht.<br />

De collecties zijn vanuit onderzoeksoogpunt echter matig gedocumenteerd en de interne samenhang<br />

is niet altijd even duidelijk, waardoor de collectie een gefragmenteerde indruk maakt. Duidelijk is wel<br />

dat de nadruk op <strong>het</strong> Nahuatl sprekende gebied ligt, en dus met name in Centraal-Mexico veel is<br />

verzameld.<br />

De Mesoamerikaanse etnografica collectie bestaat uit aardewerk, vlechtwerk, metaal, blik, hout,<br />

textiel, plastic en zelfs organische producten <strong>als</strong> bonen en maïs. De textielcollectie uit deze regio<br />

wordt hier apart behandeld, omdat deze van een uitzonderlijke kwaliteit is en ook kwantitatief zeer<br />

aanzienlijk is. Daarnaast bestaat de collectie ook gedeeltelijk uit folk art en tourist art. Het betreft hier<br />

vooral objecten die tussen 1965 en 1985 door Ted Leyenaar werden verzameld en de Houtzager<br />

collectie (serie 5715). Beide collecties zijn echter matig gedocumenteerd. In recent bijeengebrachte<br />

etnografische collecties (Van Broekhoven, 2006) worden zowel <strong>het</strong> verzamelproces <strong>als</strong> de objecten en<br />

makers ervan zeer uitgebreid gedocumenteerd. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat slechts verzameld<br />

kan worden <strong>als</strong> ook een onderzoeksproject plaatsvindt naar de verzamelde objecten. Het museum wil<br />

deze lijn van verzamelen voortzetten. De collectie die Ted Leyenaar door de jaren heen heeft<br />

verzameld, wordt in zijn geheel <strong>als</strong> categorie A betiteld, ondanks <strong>het</strong> feit dat hij momenteel nog<br />

beperkt gedocumenteerd is. Deze kwalificatie hangt samen met <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> de enige Europese<br />

collectie is die in deze betrekkelijk vroege periode werd aangelegd in <strong>het</strong> Centraal-Mexicaanse<br />

Nahuatl gebied.<br />

- Mesoamerikaans textiel (categorie A)<br />

De Mesoamerika textiel-collectie is zowel omvangrijk <strong>als</strong> van zeer groot belang. Zij bevat de<br />

belangrijkste hedendaagse textielcollectie van Centraal-Mexico op wereldniveau (<strong>het</strong> betreft dan<br />

vooral de deelstaten Puebla, Guerrero en Oaxaca). Het Maya gebied is slechts wat betreft Guatemala<br />

goed vertegenwoordigd, maar <strong>het</strong> Noordelijke Maya gebied en Chiapas zijn vrijwel niet aanwezig. De


47<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Guatemalteekse textielcollectie is vooral ook bijzonder, omdat <strong>het</strong> een zeer oude collectie betreft (de<br />

Höge collectie (serie 1144) bijvoorbeeld dateert van eind negentiende eeuw; de Luis Tihanye Laffer<br />

collectie (serie 3835) dateert rond 1960, de Körpershoek collectie (serie 4982); de Leyenaar collectie<br />

dateert uit de jaren ‘80 en de Dozy (serie 5969) collectie werd verzameld vanaf circa 1935). Noord-<br />

Mexico is slechts zeer gedeeltelijk vertegenwoordigd in de Irmgard Johnson verzameling. Aangaande<br />

Puebla, Guerrero en Oaxaca kan worden gesteld dat slechts <strong>het</strong> Textielmuseum van Oaxaca (dat nog<br />

in oprichting is) een in kwantiteit grotere collectie heeft. Deze laatste collectie is echter ten dele<br />

slechter gedocumenteerd dan de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> en is bovendien van later datum.<br />

Ook <strong>het</strong> Museo Nacional de Antropologia in Mexico-stad heeft een belangrijke textielcollectie die<br />

echter eveneens matig is gedocumenteerd. Vooral de documentatie die bij de Leidse collectie hoort, is<br />

uniek, aangezien in veel gevallen ook de Indiaanse terminologie voor weeftechnieken en instrumenten<br />

zijn opgetekend. Deze informatie getuigt niet alleen over de manier van verzamelen maar<br />

documenteert ook de context waarin werd verzameld 29 . Het feit dat twee collecties van twee zeer<br />

belangrijke vroege vrouwelijke verzamelaars – Bodil Christensen (serie 5075) en Irmgard Johnson<br />

Weitlaner (serie 5946) – in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> aanwezig zijn, maakt de collectie extra waardevol.<br />

Belangrijk daarbij is dat <strong>het</strong> museum tevens beschikt over een groot aantal weefgetouwen, dat een<br />

directe relatie heeft met de verzamelde textilia. Dit soort objecten is zeer moeilijk te verkrijgen omdat<br />

weefsters niet graag afstand doen van hun weefgetouw (<strong>het</strong> hout voor de onderdelen is vaak moeilijk<br />

verkrijgbaar). De weefgetouwen, die in de jaren 1950-1970 werden verzameld, tonen technieken die<br />

hedendaagse weefsters nog nauwelijks of zelfs geheel niet meer beheersen. Naast hun documentaire<br />

waarde kunnen deze objecten en de textielen zelf dan ook van grote waarde zijn voor knowledge<br />

sharing projecten in de nabije toekomst.<br />

Ook Ted Leyenaar heeft een aanzienlijke hoeveelheid textiel verzameld tussen 1969 en 1985.<br />

Daarmee bezit <strong>het</strong> museum een collectie die eigenlijk de gehele twintigste eeuw beslaat, die van zeer<br />

hoogstaande kwaliteit is, en die om die redenen integraal <strong>als</strong> categorie A mag worden gewaardeerd.<br />

- Circum-Caribische deelcollectie (categorie A [archeologica] en C [serie 5715])<br />

De Circum-Caribische deelcollectie bestaat vooral uit archeologica die door verschillende<br />

onderzoeksexpedities bij <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> terecht zijn gekomen (serie 1403: Koolwijk<br />

collectie; serie 2049 en 3569: Deens-Nederlands archeologisch expeditie; serie 2106 <strong>Museum</strong> of the<br />

American Indian Heye Foundation in 1927; serie 3703: Royal Victoria Institute in 1969; en serie 3892<br />

de van Heekeren collectie uit 1960). Alle zijn <strong>het</strong> archeologische collecties die gedeeltelijk uit een<br />

gedocumenteerde archeologische context afkomstig zijn en daardoor dus ook van grote waarde,<br />

zowel voor de studie naar de ontwikkeling van <strong>het</strong> vakgebied, <strong>als</strong> voor de objecten zelf en de context<br />

waaruit ze komen. Wat betreft etnografica bezit <strong>het</strong> museum een mooie Arubaanse collectie (serie<br />

472: Koolwijk collectie), en een veel minder belangwekkende kleine collectie van tourist art uit de<br />

Houtzager collectie (serie 5715).<br />

- Tropisch Laagland/Amazonia collectie (categorie A)<br />

De Amazonia van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> uit <strong>het</strong> negentiende en vroeg twintigste eeuwse Suriname en<br />

Brazilië vormen een van de belangrijkste etnografische verzamelingen ter wereld 30 . Ten aanzien van<br />

<strong>het</strong> Ecuadoriaanse en Peruaanse Amazone gebied heeft <strong>het</strong> museum eveneens een bijzondere<br />

etnografische collectie.<br />

.Daarnaast beschikt <strong>het</strong> museum over een belangwekkende numismatische collectie uit deze regio<br />

die, zo<strong>als</strong> uit recent onderzoek is gebleken, zeer waardevol is en unieke stukken bevat die nergens<br />

anders ter wereld bestaan. De collectie van <strong>het</strong> museum bevat ook een kleinere archeologische<br />

collectie, die werd verzameld vóór 1903 (serie 1403). De collectie is over <strong>het</strong> algemeen goed<br />

gedocumenteerd, maar slecht bestudeerd. Een onderzoeksproject naar de collectie zou de collectie<br />

zeker in waarde doen toenemen en wordt momenteel opgezet. De museum collecties van De Goeje,<br />

de gebroeders Penard, Reijnvaan, Ten Cate, Bässler, Berkelbach van de Sprenkel en Shipibo zijn<br />

bijzondere collectieonderdelen, van hoge kwaliteit en met een groot onderzoek- en<br />

expositiepotentieel.<br />

29 Zie ook “Weefsels van <strong>het</strong> Volk van de Regen”, digitale publicatie Van Broekhoven, 2005.<br />

30 Voor Suriname betreft <strong>het</strong> onder andere: Serie 370: Internationale Koloniale en Uitvoerhandels tentoonstelling (1883); serie<br />

399: Sijpestein; serie 581: Ten Kate; 951: Ghert; 1054: Baron A.J. Schimmelpenninck van der Oye; serie 1443 & 2352: De<br />

Goeje; serie 1749: Berends.


48<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

- Surinaams houtsnijwerk collectie (categorie A)<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezit in deze deelcollectie voor de periode van de late negentiende, begin<br />

twintigste eeuw een van de belangrijkste verzamelingen ter wereld. Vooral de collectie knotsen en<br />

stoelen zijn belangrijk en veelzijdig te noemen. Gezien <strong>het</strong> koloniale verleden dat Nederland met<br />

Suriname heeft en <strong>het</strong> grote aantal Nederlanders dat in Suriname hun roots hebben, bestaat een<br />

gerede kans dat de collectie nog kan groeien door aankopen, legaten en actief verzamelbeleid.<br />

Gezien <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> vervaardigen van houtsnijwerk pas echt begint rond 1850 lijkt <strong>het</strong> nog mogelijk<br />

hiervan een vrij complete collectie te kunnen aanleggen tot de huidige tijd. Ook hier weer dienen de<br />

collecties goed gedocumenteerd te worden of te zijn.<br />

- Surinaams Vlechtwerk (categorie A)<br />

De verzameling vlechtwerk van <strong>het</strong> museum, vooral uit Suriname en <strong>het</strong> Tropisch Laagland, is zonder<br />

twijfel van groot belang. Vooral de zeer vroege collectie vlechtwerk die werd verzameld ten behoeve<br />

van de International Koloniale en Uitvoerhandeltentoonstelling in 1883 (serie 370), maar ook de<br />

particuliere collecties van De Goeje (serie 2352), Reynvaan (serie 2452) en Penard (serie 1817) zijn<br />

van uitzonderlijke kwaliteit.<br />

- Andes precolombiana (categorie A)<br />

De Andes collectie prekoloniale objecten (‘precolumbiana’) van <strong>het</strong> museum is vrij behoorlijk, niet<br />

alleen in kwaliteit, maar ook in aantal. De Leidse verzameling precolumbiana heeft voornamelijk<br />

betrekking op de Moche en Chimu periode en is dus vooral afkomstig uit <strong>het</strong> Noordelijke Peruaanse<br />

kustgebied. Een aantal deelcollectiesis van bijzondere waarde hierin waaronder de Henry van den<br />

Bergh (serie 1872) collectie en de Heldring collectie (serie 3277). 31 Daarnaast bevinden zich ook een<br />

aantal mooie Wari, Chancay en Tiwanaku objecten in de collectie. Het betreft hier vooral aardewerk,<br />

maar ten aanzien van Chimu en Chancay bezit <strong>het</strong> museum ook een aantal textiele objecten – onder<br />

ander een quipu 32 – die goed zijn geconserveerd en om die reden topstukken zijn. De collectie is<br />

deels van vroege datum, maar jammer genoeg slecht gedocumenteerd aangezien de objecten<br />

allemaal afkomstig zijn uit ongedocumenteerde context. De collectie zal waarschijnlijk geen verder<br />

aanvullingen krijgen (behalve eventueel uit legaten, schenking, ruil of andere nalatenschap en mits ze<br />

in overeenstemming met de ICOM regelgeving zijn verworven). Actief verzamelbeleid wordt hierop<br />

niet gevoerd.<br />

- Andes etnografica (categorie B)<br />

De collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is extreem arm waar <strong>het</strong> gaat om Andes etnografica. Oud<br />

conservator Ted Leyenaar legde in 1985 een betrekkelijk kleine collectie aan van de regio rond<br />

Cusco. Voorts bestaat zij slechts uit de tourist art in de Houtzager collectie (serie 5715) en uit een<br />

collectie muziekinstrumenten 33 die door de heer Hus in 1987 werd geschonken (serie 5506).<br />

Het zou <strong>het</strong> interessant zijn voor deelcollectie een inventaris te maken van wat in Nederland en<br />

Europa voor handen is op <strong>het</strong> vlak van etnografische collecties van de Andes. Het Tropenmuseum<br />

heeft recent een aantal uitbreidingen gedaan op <strong>het</strong> vlak van Boliviaanse etnografica in <strong>het</strong> kader van<br />

<strong>het</strong> Kindermuseum en ook <strong>het</strong> Ethnografisch <strong>Museum</strong> in Antwerpen heeft interesse in de verdere<br />

uitbreiding van deze collectie.<br />

- Gran Chaco deelcollectie (categorie A en B)<br />

De deelcollectie Gran Chaco – een regio die zich uitstrekt over Argentinië, Paraguay en Bolivia – van<br />

<strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bestaat vooral uit objecten die afkomstig zijn uit Paraguay en dateert van<br />

een vrij vroege periode (eind negentiende eeuw tot begin twintigste eeuw). De collecties van<br />

Oosterdorp (serie 609), de Chamacoco collecties van Boggiani (serie 1118) uit 1896, van Vojtech Fric<br />

(serie 1853) uit 1913 en de Rautenstrauch Joest collecties (serie 1863) uit datzelfde jaar, zijn alle van<br />

grote etnografische waarde. Ook de Mataco collectie, die door Sibinga werd verzameld rond 1912<br />

(serie 1834) en de Kaingua, Lengua en Toba collecties, die in 1903 door O.Fricke aangelegd werden<br />

(serie 1385) zijn van groot belang. Van de Gran Chaco zijn in de ons omringende landen vrijwel geen<br />

vergelijkbaar belangrijke vroege collecties aanwezig. Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> beschikt ook over een<br />

kleine, doch vroege precolumbiaanse collectie, die in 1910 werd overgedragen door <strong>het</strong> Etnografisch<br />

31 De Moche en Nasca objecten uit deze verzameling zijn uniek, omdat ze volgens informatie van prof. Dr. Tom Zuidema uit<br />

Cajamarquilla, in <strong>het</strong> dal van Lima komen en reeds werden afgebeeld door d’Harcourt.<br />

32 Naar <strong>het</strong> inzicht van de twee grootste specialisten ter wereld op <strong>het</strong> gebied van Inca quipu studies (Tom Zuidema & Gary<br />

Urton) is deze quipu van bijzonder hoge kwaliteit.<br />

33 Deze worden hieronder uitgebreider behandeld onder <strong>het</strong> punt “Muziekinstrumenten”.


49<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

<strong>Museum</strong> te Antwerpen. Deze laatste collectie is helaas ongedocumenteerd en gezien <strong>het</strong> feit dat in<br />

Argentinië collecties aanwezig zijn die wel in situ gevonden en gedocumenteerd zijn, wordt deze<br />

verzameling <strong>als</strong> Categorie B collectie geclassificeerd. In <strong>het</strong> totaal kent de collectie circa 700 objecten.<br />

- Intermediate Area deelcollectie (categorie A en B)<br />

De Intermediate Area deelcollectie van <strong>het</strong> museum is relatief klein en bestaat vooral uit<br />

precolombiaanse collecties die vrijwel alle uit ongedocumenteerde context komen (serie 1403), maar<br />

omwille van de vrij vroege verzameldatum – negentiende eeuw – toch <strong>als</strong> Categorie A kunnen worden<br />

aangemerkt. Dit komt vooral omdat in deze vroege periode weinig archeologisch werk in deze regio<br />

plaatsvond. Hopelijk kan door meer archivistisch onderzoek ook meer informatie over deze<br />

deelcollectie worden ingewonnen.<br />

Binnen <strong>het</strong> etnografische gedeelte van de collectie zijn vooral de vlechtwerk collectie en de in 1962<br />

aangekochte Laffer collectie opmerkelijk. De laatste bevat objecten van de Camaragoto, Makiritaré,<br />

Cariña, Warao, Yukpa, Caripe, en Ayaman in Venezuela en kan gecategoriseerd worden <strong>als</strong> A, de<br />

rest van de collectie is categorie B. 34<br />

- Patagonië-Vuurland deelcollectie (categorie A en B)<br />

De Patagonië deelcollectie is vrij klein, maar bevat enkele belangrijke stukken waaronder een aantal<br />

Mapuche objecten van <strong>het</strong> zogenoemde “Araucaanse koninkrijk”, en een aantal zilveren Mapuche<br />

juwelen uit 1939 (serie 2962). Deze laatste collectie verdient <strong>het</strong> label Categorie A, wat vanwege de<br />

vroege datum waarop is verzameld ook geldt voor de collectie archeologica die dateert van vóór 1903.<br />

- Instrumenten (categorie A voor series 1 en 360; overigens B; enkele belangrijke stukken ook A)<br />

Muziekinstrumenten - uiteenlopend van prekoloniaal tot hedendaags en van slag- en snaar- tot<br />

blaasinstrumenten - zijn helaas slechts gefragmenteerd in de museumverzameling vertegenwoordigd.<br />

Hierdoor ontbreekt enige systematiek en zijn de mogelijkheden voor presentatie en onderzoek,<br />

afgezien van enkele kleine samenhangende series en subseries, beperkt.<br />

De Surinaamse serie muziekinstrumenten die verzameld werd door De Goeje is wel van uitzonderlijke<br />

kwaliteit, vooral omdat deze zo goed is gedocumenteerd. Ook de veel recentere verzameling van de<br />

heer W.J.B. Hus is van goede kwaliteit.<br />

Aanvulling is zeer wel mogelijk aangezien muziekinstrumenten in alle cultuurgebieden nog volop<br />

gemaakt en gebruikt worden. Daarenboven is ook de audio collectie van de afdeling MIZUA in de<br />

afgelopen jaren verder uitgebreid en <strong>het</strong> verdient daarom aanbeveling ook de instrumentencollectie te<br />

versterken.<br />

- Speelgoed en souvenirs (categorie A voor series 1, 360 en 1817; overigens B en C)<br />

Deze collectie-onderdelen zijn merendeels nog weinig divers van aard, maar zij zijn wel van belang<br />

vanwege de ouderdom van bepaalde collectie onderdelen. Vooral de Penard collectie (serie 1817),<br />

verzameld rond 1912 in Suriname, is in deze van grote betekenis (A-categorie) en moet zeker nader<br />

worden onderzocht. Ook delen van de Leyenaar en Houtzager collecties (B- en C-categorie) bevatten<br />

speelgoed en souvenirs.<br />

Daarnaast zijn er een heel aantal kleinere objecten die <strong>als</strong> souvenirs kunnen aangemerkt worden en<br />

die door de jaren heen de museumcollectie zijn binnengesijpeld. Vele hiervan zijn van uitzonderlijk<br />

slechte kwaliteit en komen zeker voor deselectie in aanmerking, hoewel ze wellicht hun dienst ook<br />

zouden kunnen bewijzen voor tentoonstellingsdoeleinden.<br />

- Gereedschappen (categorie A voor series 1 en 360; overigens B; enkele stuks A):<br />

De collectie vertoont grote lacunes op dit gebied. Gedeeltelijk is dit te wijten aan <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong><br />

voorwerpen zijn die vaak moeilijk te verzamelen zijn. Nochtans zouden voor een beter begrip van de<br />

maakprocessen van voorwerpen zelf, vooral de gereedschappen die daarbij worden gebruikt een<br />

belangrijk aandachtspunt moeten zijn. Deze vormen immers belangrijk materiaal voor onderzoek naar<br />

de productie en productiemethoden in <strong>het</strong> huidige MIZUA gebied. De Johnson collectie van<br />

weefgetouwen (serie 5946) is hiervan een goed.<br />

Het is duidelijk dat op dit gebied nog vele hiaten bestaan en dat hierbij zinvolle en voor onderzoek<br />

onontbeerlijke aanvullingen op de bestaande verzameling kunnen worden gedaan. Ook met<br />

betrekking tot hiermee verbandhoudende natuurlijke grondstoffen en halffabricaten is de laatste 50<br />

jaar vrijwel niets meer verzameld. Deze draad wil <strong>het</strong> museum echter in de toekomst weer gaan<br />

oppikken. Nieuwe verwervingen op dit gebied zijn dan ook zeker te verwachten.<br />

34 Op enkele stukken na, want de collectie <strong>als</strong> geheel is zeer fragmentarisch van aard.


50<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Op nationaal niveau<br />

Van de drie grote volkenkundige musea in Nederland – <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden, <strong>het</strong><br />

Tropenmuseum te Amsterdam en <strong>het</strong> Wereldmuseum te Rotterdam – heeft <strong>Volkenkunde</strong> met zijn<br />

bijna 24.000 voorwerpen duidelijk de grootste collectie Midden- en Zuid-Amerikaanse voorwerpen. De<br />

MIZUA collectie van <strong>het</strong> Tropenmuseum telt in totaal 20.000 voorwerpen en die van <strong>het</strong><br />

Wereldmuseum is weer veel kleiner in aantal.<br />

Verhoudingsgewijs beschikt <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> ook over <strong>het</strong> grootste aantal absolute topstukken<br />

met betrekking tot de Mesoamerikaanse, de Chimu en Moche aardewerk-collectie, de vroege<br />

Suriname collectie en de Tropisch Laagland manden- en verencollectie.<br />

Het Tropenmuseum te Amsterdam mag zich vooral verheugen in <strong>het</strong> bezit van een interessante<br />

Mexicaanse maskercollectie en een (groeiende) popular art collectie. Wat betreft hun prekoloniale<br />

materiaal zijn zeker de Feriz en de Schreuder collectie belangwekkend. Ten aanzien van hun<br />

Suriname verzameling zijn vooral de collecties van onderzoekers <strong>als</strong> De Goeje en Eygenberger van<br />

absolute topkwaliteit en kunnen deze worden beschouwd <strong>als</strong> goede aanvullingen op de collecties van<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Bij de collectie van <strong>het</strong> Wereldmuseum te Rotterdam springt vooral de relatieve deelverzameling van<br />

precolumbiaanse objecten in <strong>het</strong> oog. Voorts bezit <strong>het</strong> museum uit Midden-Amerika een belangrijke<br />

collectie jade uit Costa Rica. Uit Zuid-Amerika zijn er collecties uit Suriname (bruikleen van koningin<br />

Beatrix) en Peru. De collectie Andes en Mesoamerikaanse precolumbiaans aardewerk en textiel dient<br />

ook vermelding, hoewel <strong>het</strong> op internationaal niveau toch een collectie van klein formaat.<br />

Het Wereldmuseum zag zich tijdens de jaren tachtig vanwege bezuinigingen genoodzaakt de afdeling<br />

Amerika te sluiten. Sindsdien worden dus ook geen noemenswaardige nieuwe aanwinsten meer<br />

gedaan.<br />

Diverse andere musea in Nederland, zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> Museon te Den Haag, <strong>het</strong> Princessehof te Leeuwarden<br />

of en <strong>het</strong> Nijmeegs volkenkundig museum, bezitten een aantal geïsoleerde prekoloniale objecten. Het<br />

voormalig Amerika <strong>Museum</strong> te Cuijk had een relatief kleine, maar kwalitatief hoogstaande<br />

precolumbiaanse collectie en een kleine Surinaamse Arawakken collectie. Door gebrek aan financiële<br />

ondersteuning zag <strong>het</strong> Amerika <strong>Museum</strong> zich echter genoodzaakt zijn deuren te sluiten en heeft <strong>het</strong><br />

museum zijn collectie aan <strong>het</strong> Wereldmuseum overgedragen.<br />

Over <strong>het</strong> algemeen genomen kan worden gesteld dat de MIZUA collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong><br />

voor Nederland de best gedocumenteerde collectie van Nederland is, zowel op etnografisch <strong>als</strong><br />

archeologisch gebied. Daarbij zijn slechts <strong>het</strong> Tropenmuseum en <strong>het</strong> Wereldmuseum ten aanzien van<br />

een aantal deelcollecties superieur of gelijkwaardig (<strong>het</strong> Tropenmuseum met hun hedendaagse<br />

Mexicaanse masker collectie, de Boliviaanse textielcollectie, de Tikuna collectie, de Suriname collectie<br />

en de religieuze memoralia; <strong>het</strong> Wereldmuseum met hun Andes precolumbiaanse collectie). 35<br />

Op internationaal niveau<br />

De collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> <strong>als</strong> geheel kent door haar historische opbouw en door haar<br />

diversiteit een vrij breed spectrum van aandachtsterreinen. Deels is dit te verklaren op grond van<br />

toevalligheid (vroege schenkingen, legaten, overnames) en deels is dat een gevolg van <strong>het</strong> bewust en<br />

gericht uitbouwen van een aantal uitmuntende deelcollecties, die inmiddels hun weerga niet vinden in<br />

Europa, of in sommige gevallen zelfs niet in de wereld. De Mexicaanse en Guatemalteekse<br />

textielcollectie, de Mesoamerikaanse b<strong>als</strong>pel collectie en de negentiende eeuwse Suriname en<br />

Brazilië collecties zijn daarvan voorbeelden. Voor andere deelcollecties geldt echter dat tal van<br />

instellingen in Europa of andere (Amerikaanse) werelddelen met hun verzamelingen <strong>het</strong> <strong>Museum</strong><br />

<strong>Volkenkunde</strong> qua omvang, belangrijkheid en/of diversiteit duidelijk overstijgen.<br />

Waar bijvoorbeeld <strong>het</strong> precolumbiaanse gedeelte van de <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> collectie vanuit een<br />

nationaal oogpunt bijzonder mag worden genoemd, is dat deel vanuit een internationaal oogpunt <strong>als</strong><br />

geheel eerder van bescheidener status te beschouwen. Uiteraard met uitzondering van de reeds<br />

genoemde collectieonderdelen van <strong>het</strong> b<strong>als</strong>pel en een aantal individuele topstukken.<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> wordt in dit verband bijvoorbeeld voorbij gestreefd door de archeologisch goed<br />

gedocumenteerde collecties in musea in de landen van oorsprong. Mexico, Peru, Chili, Guatemala,<br />

35 Het overgrote deel van de prekoloniale aardewerk en textielcollectie van <strong>het</strong> Wereldmuseum moge weliswaar van hoge<br />

kwaliteit zijn, <strong>het</strong> dient opgemerkt dat de pedigree van een groot gedeelte van de collectie onduidelijk van aard is, en dat tot<br />

dusver niet aangetoond is kunnen worden dat de collectie voldoet aan de ethische codes zo<strong>als</strong> die internationaal door ICOM<br />

musea onderschreven wordt..


51<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Brazilië en Colombia zijn voorbeelden van landen waar archeologisch opgegraven collecties van<br />

onschatbare waarde worden bewaard in hoog aangeschreven musea. Vooral dat deel van de<br />

Nederlandse collecties dat volledig uit hun context is gehaald en verzameld, is in kwaliteit niet<br />

vergelijkbaar met de locale verzamelingen. Daarentegen bezit <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> een aantal vrij<br />

oude precolumbiaanse collecties, die vooral door hun verzameldatum van grote waarde zijn.<br />

In feite zijn alle Nederlandse precolumbiaanse collecties – zelfs vanuit kunsthistorisch oogpunt –<br />

(enkele topstukken van de b<strong>als</strong>pelcollectie, en bijvoorbeeld de “La Pasadita” (Yaxchilan) stèle, de<br />

“Vega Alatorra stèle”, de “Leyden Plate” en of de mozaïekschedel daargelaten) ook op Europees vlak<br />

secundair in vergelijking met de collecties van <strong>het</strong> Ethnografisches <strong>Museum</strong> bij de Staatliche Museen<br />

zu Berlin, <strong>het</strong> Museo de América in Madrid, the British <strong>Museum</strong> in Londen, <strong>het</strong> Quai Branly in Parijs,<br />

en de collecties van <strong>het</strong> KMKG 36 in Brussel.<br />

Mede gezien <strong>het</strong> feit dat <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> zich met zijn acquisitiebeleid van dit soort objecten<br />

strikt wenst te houden aan de UNESCO en ICOM wetgeving, valt niet te verwachten dat hier in de<br />

toekomst grote verandering in zal komen.<br />

De negentiende en twintigste eeuwse Tropisch Laagland collecties van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> –<br />

vooral Suriname, de Guyanas, Brazilië en Venezuela – worden qua ouderdom slechts voorbijgestreefd<br />

door <strong>het</strong> zeventiende eeuwse Braziliaanse materiaal dat door Johan Maurits van Nassau-Siegen<br />

(1604-1679), de gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië, samen met levensgrote portretten<br />

van de schilder Albert Eckhout 37 aan <strong>het</strong> Nationalmuseet in Denemarken werd geschonken. Toch is<br />

de Leidse verzameling vanwege de historisch zeer nauwe banden met de regio een van de<br />

belangrijkste collecties op ter wereld. Zij is ook veelzeggend voor de omgang van Nederlandse musea<br />

en verzamelaars met de koloniale gebieden. Noch in <strong>het</strong> oorsprongsgebied, noch in de VS 38 beschikt<br />

men dermate vroege collecties, die ook elders in Europa bovendien redelijk talrijk zijn 39 . In dat<br />

Europese veld hoeft de collectie van <strong>Volkenkunde</strong> geenszins onder te doen voor die andere<br />

verzamelingen. Sterker nog: zij vormt daarvoor juist een zeer waardevolle basis en aanvulling.<br />

De Mexicaanse textielcollectie van <strong>Volkenkunde</strong> (Ten Kate, Christensen, Johnson-Weitlaner,<br />

Leyenaar) kent noch in Europa, noch in de VS zijn weerga. Vooral de uitzonderlijke documentatie en<br />

ouderdom van de stukken zijn ongeëvenaard. De Leidse Dozy collectie is, vooral door de ouderdom<br />

van de collectie, van bijzonder hoge kwaliteit (klein maar fijn).<br />

In Mexico zelf zijn weliswaar een aantal zeer hoogwaardige collecties op dit gebied te vinden, maar<br />

deze zijn vanwege de beperkte documentatie, hun latere en weinig systematische<br />

36 De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Afhankelijk van de vraag of de collectie precolumbiana van mw.<br />

Baronesse Dora Janssen collectie naar deze KMKG of naar <strong>het</strong> Ethnografisch <strong>Museum</strong> te Antwerpen zal verhuizen, zou ook de<br />

Antwerpse collectie de precolumbiaanse collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> kunnen voorbij streven.<br />

37 Albert Eckhout (1610 - 1665) was een Nederlands portret- en stillevenschilder die <strong>als</strong> een van de eerste Europeanen de<br />

Nieuwe Wereld vastlegde. Op uitnodiging van graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen reisde hij in 1636 naar Nederlands-<br />

Brazilië waar hij onder andere portretten schilderde van Indianen, slaven en mulatten of stillevens maakte met Braziliaans<br />

groente en fruit. Het grootste deel van <strong>het</strong> oeuvre van Eckhout bevindt zich in <strong>het</strong> in Nationale <strong>Museum</strong> van Kopenhagen. In de<br />

kunstgeschiedenis wordt Albert Eckhout tot de Barok gerekend.<br />

38 Het Smithsonian Institute in Washington D.C. beheert de vroeg negentiende eeuwse Wilkinson collectie, maar deze bestaat<br />

voornamelijk uit natuurhistorische artefacten.<br />

39 In <strong>het</strong> Zwitserse Neufchatel bestaan een aantal zeer uitzonderlijke stukken uit Guyana verzameld door Charles Daniel de<br />

Meuron tussen 1756 en 1758; in <strong>het</strong> Portugese Museu Antropológico van Coimbra is ook een vroege Braziliaanse collectie, die<br />

dateert tussen 1783 en 1792. De Spix and Martius collecties van <strong>het</strong> National <strong>Museum</strong> of Ethnology in München, en de Johann<br />

Natterer's collectie (1817-1835) in <strong>het</strong> Volkenkundig <strong>Museum</strong> in Wenen zijn van uitzonderlijke kwaliteit, zowel vanwege hun<br />

cultuurhistorische waarde <strong>als</strong> de uitgebreide documentatie die de verzamelaars nalieten. Het Náprstek <strong>Museum</strong> in Tsjechië<br />

heeft een aantal vrij onbekende negentiende eeuwse collecties uit Brazilië (Klementina Kalašová [1851 – 1889]; Enrique Stanko<br />

Vráz [1860 – 1932]; Alberto Vojtěch Frič [1882 – 1944]; van deze laatste heeft <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> ook een bijzondere<br />

collectie). Het Quai Branly bezit uitzonderlijke textielcollecties uit negentiende eeuws Brazilië (Henri Borel, Léo DuPasquier,<br />

Alfred Berthoud-Coulon, Bellenot, A. Born) en een collectie toeristenkunst verzameld door James-Ferdinand de Pury. Het<br />

Musée d’Etnographie in Genève, heeft een uitgebreide (ruim 4000 objecten) systematisch verzamelde Kayapo, Nambikwara,<br />

Yanomamö en Wayana collectie, waaronder een laat negentiende eeuwse collectie uit de Amazone. Het Museo de América in<br />

Madrid beschikt over een topstuk bij uitstek: een knots van de Caribische chief Mayucurari die reeds in 1729 verzameld werd;<br />

ook uit de achttiende eeuw, en uniek ter wereld, zijn een aantal objecten uit <strong>het</strong> Peruaanse Amazone gebied die werden<br />

verzameld tijdens een botanische expeditie van Hipólito Ruiz en José Pavón; gedurende de negentiende eeuw en twintigste<br />

eeuw werden een aantal schitterende verentooien verzameld van de Shuar, Záparos, Mundurukú, Guaraníes, Karajá,<br />

Yanomami en Shipibo.


52<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

verzamelgeschiedenis of recente oprichting 40 (nog) van mindere betekenis. De collectie van <strong>het</strong><br />

Museo Nacional de Antropología is qua ouderdom van de collectie op wereldniveau onovertroffen,<br />

maar de collectie is en blijft helaas nog slecht bestudeerd. In de nabijheid van Mexico zijn in de<br />

Verenigde Staten ook enkele musea met zeer uitzonderlijke textielcollecties, zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> UC Berkeley<br />

Hearst <strong>Museum</strong>; en <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> of Man in San Diego in Californië en <strong>het</strong> Peabody <strong>Museum</strong> of<br />

Archeology and Ethnology in Cambridge, MA.<br />

Dichter bij huis, in Europa, bevinden zich ook een aantal bijzondere textielcollecties. Een dergelijk<br />

voorbeeld is de textielcollectie van <strong>het</strong> Museo de América. In dit museum in Madrid zijn vooral Mexico<br />

en Guatemala sterk vertegenwoordigd, vooral de Huichol en Maya collecties. Het Koninklijk <strong>Museum</strong><br />

voor Kunst en Geschiedenis in Brussel bezit eveneens een zeer oude Mexicaanse textielcollectie, en<br />

hoewel deze niet in dezelfde mate <strong>als</strong> in Leiden van uitgebreide documentatie is voorzien, maakt <strong>het</strong><br />

feit dat de collectie uit <strong>het</strong> eind van de negentiende eeuw stamt, en een deel uit de periode tot 1935,<br />

deze collectie ook tot een uniek geheel. Het Ethnografisches <strong>Museum</strong> in Berlijn beschikt eveneens<br />

over een aantal belangrijke Maya textielcollecties.<br />

De Leidse b<strong>als</strong>pel collectie is van uitzonderlijke kwaliteit, vooral omdat de collectie is voorzien van<br />

zeer uitgebreide documentatie en is bestudeerd door een specialist op dit vakgebied: Ted Leyenaar.<br />

Wel dient te worden opgemerkt dat <strong>het</strong> prekoloniale gedeelte van de collectie een aantal objecten<br />

bevat die waarschijnlijk door schatgraverij in de (illegale) handel zijn gekomen en waarvan de context<br />

dus ongedocumenteerd is. Het etnografische deel van deze collectie is in elk geval van wereldniveau,<br />

vooral ook vanwege <strong>het</strong> uitgebreide veldonderzoek dat eraan ten grondslag ligt. De volkskunst<br />

collectie die door Ted Leyenaar is opgebouwd is interessant, maar bijvoorbeeld in vergelijking met de<br />

Alexander Girard collecties van <strong>het</strong> International <strong>Museum</strong> of Folk Art in Santa Fe, New Mexico, veel<br />

kleiner van schaal, maar qua documentatie superieur.<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

Samenvattend kan worden gesteld dat de collectie op tal van onderdelen weliswaar van uitzonderlijke<br />

waarde is, maar dat er tot op heden vaak nog te weinig onderzoek naar is gedaan. Een van de door<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> onderschreven uitgangspunten is dat de museumcollectie op de eerste plaats<br />

wetenschappelijke doelen dient en dus voortdurend bestudeerd moet worden. De collectie dient<br />

daarom ook mogelijkheden voor onderzoek te bieden om vervolgens de wetenschappelijke waarde en<br />

maatschappelijke betekenis ervan te vergroten. Deze mogelijkheden heeft de collectie van de afdeling<br />

Midden- en Zuid-Amerika zeker, maar hoewel in de afgelopen dertig-veertig jaar zeer veel is<br />

verzameld, is pas een klein deel van de collectie echt goed door onderzoek ontsloten 41 . Momenteel<br />

loopt onderzoek naar de Suriname collectie en Mesoamerikaanse textielcollecties, maar <strong>het</strong><br />

onderzoekspotentieel ervan is nog groot. Het is om die reden dat de collectie ook bij buitenlandse<br />

onderzoekers steeds beter bekend raakt en een relatief groot en groeiend aantal van hen verricht<br />

inmiddels onderzoek op de MIZUA-collectie. Vooral de vroege twintigste eeuwse Amazonia en<br />

Guyana collecties bevatten hierbij nog de nodige onontdekte schatten.<br />

Alvorens tot deselectie van objecten over te kunnen gaan dienen de collecties waarvan zij deel<br />

uitmaken bestudeerd te zijn. Op dit moment komen alleen collectievreemde vorwerpen en educatief<br />

materiaal dat in de collectie is opgenomen voor deselectie in aanmerking.<br />

40 In Oaxaca wordt sinds enige jaren een textielmuseum ingericht. Voor deze inrichting worden belangrijke Mexicaanse privécollecties<br />

samengevoegd en opgekocht, hierdoor zal een zeer bijzondere collectie ontstaan.<br />

41 Voorbeelden hiervan zijn de prekoloniale collectie (de Andes collectie, in <strong>het</strong> bijzonder de Chimu en Moche aardewerk<br />

collectie zijn gepubliceerd, en in ieder geval vanuit een stilistisch oogpunt tot op zeker hoogte beschreven; en de gehele<br />

collectie is geïnventariseerd binnen een SVCN project), de b<strong>als</strong>pel collectie is gepubliceerd en beschreven, zo ook recent de<br />

Mixteekse textielcollectie, de Mexicaans lakwerkcollectie en de De Josselin de Jongh collectie.


Literatuur<br />

53<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Broekhoven, L.N.K. van (red.)<br />

2003 Met Kuifje naar de Inca’s. Strijdbaar Heden Roemrijk Verleden. Hergé’s onder- en voorwerpen<br />

gestript. Lannoo Uitgeverij – Editions Moulinsart.<br />

2004 Bewaarders van een wankel evenwicht: <strong>het</strong> kwaad bij de prekoloniale culturen van Midden-<br />

Amerika. Amsterdam: Kit Publishers.<br />

2005 Weefsels van <strong>het</strong> volk van de regen. Digitale publicatie. www.volkenkunde.nl<br />

Bussel, Gerard W. van en Ted J.J. Leyenaar<br />

1991 Maya’s van Mexico: Voorwerpen uit Mexicaanse musea en <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>. Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Duymelinck, Peter J.M.<br />

2006 De symboliek van de versieringspatronen op <strong>het</strong> aardewerk en de kalebasobjecten van de<br />

Kali’na in Suriname. Doctora<strong>als</strong>criptie; Universiteit van Leiden.<br />

Goeje, Claudius Henricus de<br />

1906 Bijdrage tot de ethnografie der Surinaamsche indianen. Leiden: E.J. Brill.<br />

1908 Verslag der Toemakhoemak-Expeditie. Leiden: E.J. Brill.<br />

Kloos, P.<br />

1975 Surinaamse Indianen en hun aardewerk. Mededelingblad Vrienden van de Nederlandse<br />

Ceramiek, themanummer Surinaams Aardewerk 77/1:14-26.<br />

Leyenaar, Th. J.J.<br />

1968 Viva México. Staatsdrukkerij: Den Haag.<br />

1981 Indianen van Mexico. Azteken in ’t Verleden. Nahua’s van Heden. Gids voor de materiële<br />

cultuur, speciaal kleding en aardewerk, van de Nahua’s. Leiden: Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

1993 La Charrería en México tradición ecuestre: een Mexicaanse ruitertraditie. Leiden:<br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Penard, F.P. en A.P. Penard,<br />

1907-08 Manuscript en Tekeningenboekjes A t/m U (ongepubliceerd archiefmateriaal)


Collectie<strong>profiel</strong> Cultuurgebied Indiaans Noord-Amerika<br />

Pieter Hovens<br />

54<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

Geografische omschrijving<br />

Als “Indiaans Noord-Amerika” wordt <strong>het</strong> cultuurgebied aangeduid dat vrijwel <strong>het</strong> gehele noordelijk deel<br />

van <strong>het</strong> Amerikaanse continent beslaat: Canada, met uitzondering van de Arctische kuststreek; de<br />

Verenigde Staten van Amerika, met uitzondering van de Arctische kuststrook van de staat Alaska en<br />

Hawaï; en <strong>het</strong> deel van Mexico ten noorden van de 24ste breedtegraad. De benaming heeft<br />

betrekking op de periode voordat sprake was van intensief contact met Europeanen en Anglo-<br />

Amerikanen, en varieert per gebied.<br />

Cultuurgebieden<br />

Binnen Indiaans Noord-Amerika worden negen afzonderlijke cultuurgebieden onderscheiden op basis<br />

van fundamentele verschillen in ecologie, economie, materiële cultuur, sociale organisatie en<br />

godsdienst. Deze negen cultuurgebieden zijn: <strong>het</strong> Subarctisch gebied, de Noordwest kust, Californië,<br />

<strong>het</strong> Zuidwesten, <strong>het</strong> Grote Bekken, <strong>het</strong> Binnenlands Plateau, de Plains, <strong>het</strong> Noordoosten, en <strong>het</strong><br />

Zuidoosten. De Indianen van de Plains, <strong>het</strong> cultuurgebied dat wordt gevormd door de centrale<br />

grasvlakten, hebben <strong>het</strong> populaire beeld van Indianen tot op de dag van vandaag eenzijdig bepaald<br />

(Hovens 1978).<br />

Omvang van de verzameling<br />

De collectie Indiaans Noord-Amerika van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> omvat welgeteld 2612 objecten.<br />

Hoewel <strong>het</strong> binnen <strong>het</strong> museum een van kleinere regionale collecties is, behoort de Leidse Noord-<br />

Amerika verzameling tot de grootste en belangrijkste in Europa.<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

De vroege verzamelingen<br />

De oudste Noord-Amerikaanse stukken uit de Leidse collectie dateren uit de periode toen Nederland<br />

een eigen kolonie in <strong>het</strong> noordoosten had: Nieuw Nederland (1609-1664). Enkele voorwerpen uit die<br />

periode zijn bewaard gebleven en kwamen vooral via <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in<br />

Leiden terecht (serie 360). Uit noordoostelijk Noord-Amerika werden ook door aankoop van en ruil met<br />

particulieren vroege stukken (achttiende en vroege negentiende eeuw) verworven, die afkomstig<br />

waren uit (voormalig) Brits-Amerika (serie 74, 91, 330, 363, 364, 494, 510, 524, 720, 865, 924, 925).<br />

Door de eind achttiende en vroeg-negentiende eeuwse ontdekkingsreizen in <strong>het</strong> gebied rond de Stille<br />

Oceaan kwam etnografica van de Noordwestkust Indianen via omwegen in bezit van <strong>het</strong> museum<br />

(serie 1, 357). Uit de tweede helft van de negentiende eeuw dateren de stukken die in 1899 middels<br />

ruil met <strong>het</strong> U.S. National <strong>Museum</strong> (Smithsonian Institution) door <strong>het</strong> museum werden verkregen (serie<br />

1225).<br />

Verreweg de grootste Leidse deelverzameling is afkomstig uit <strong>het</strong> Zuidwesten, meer specifiek <strong>het</strong><br />

Amerikaanse kerngebied. De grondslag hiervoor werd gelegd door de Nederlandse antropoloog en<br />

arts Herman ten Kate die in de periode 1882-1888 twee jaar lang etnografisch en archeologisch<br />

onderzoek in dit gebied verrichtte en daar een belangrijke verzameling bijeen bracht, die <strong>als</strong> een van<br />

de oudste en belangrijkste ter wereld wordt beschouwd (serie 362, 363, 674, 710). Die laatste<br />

kwalificatie vloeit voort uit <strong>het</strong> feit dat hij bij stammen verzamelde die pas jaren later door Amerikaanse<br />

antropologen werden bezocht om er te verzamelen, en vanwege de documentatie van de objecten en<br />

verzamelactiviteiten. De Ten Kate-collectie betreft alle stammen uit <strong>het</strong> Amerikaanse deel van dit<br />

cultuurgebied (<strong>het</strong> kerngebied) en de Yaqui uit Sonora (Mexico). Deze unieke Zuidwest-collectie werd<br />

nog versterkt door enkele aankopen van en schenkingen door particulieren en ruil met <strong>het</strong><br />

Smithsonian Institution van stukken die uit dezelfde periode (1870-1890) dateren (serie 454, 1169,<br />

1225).<br />

Ten Kate legde ook de grondslag voor de Leidse Plains collectie, deels door stukken zelf te<br />

verzamelen in <strong>het</strong> zuiden van dat gebied, deels door stukken uit <strong>het</strong> noordelijk deel van derden aan te<br />

kopen (serie 362, 710). Andere negentiende eeuwse objecten werden verworven door aankoop van<br />

particulieren en ruil met <strong>het</strong> Smithsonian Institution (serie 357, 524, 833, 1225). Een belangrijke<br />

aanvulling op de collectie was de langdurige bruikleen van de collectie M. Sprenger van <strong>het</strong> Zeeuws


55<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Genootschap, een verzameling afkomstig van de noordwestelijke Plains en daterend uit de periode<br />

1870-1900 (serie B191). Deze collectie keerde recentelijk naar Middelburg terug en is onderwerp van<br />

een gezamenlijk Leids-Middelburgs onderzoeksproject.<br />

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat al in de negentiende eeuw de regionale clusters van de Leidse<br />

Noord-Amerika collectie tot vier cultuurgebieden was beperkt: <strong>het</strong> Zuidwesten, de Plains, de<br />

Noordwest kust en <strong>het</strong> Noordoosten.<br />

Uitbreiding van de vroege verzamelingen<br />

In de eerste helft van de twintigste eeuw werd een reeks kleine collecties verworven die de vier al<br />

aanwezige regionale deelcollecties versterkten. Ten Kate’s particuliere collectie van objecten uit <strong>het</strong><br />

Zuidwesten en Noordoosten werden aangekocht (serie 2012). In 1922 werd een belangrijke collectie<br />

Pueblo aardewerk uit <strong>het</strong> Zuidwesten aan <strong>het</strong> museum geschonken door <strong>het</strong> echtpaar Postma. Deze<br />

regionale deelcollectie werd verder uitgebreid door een ruil met <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> of the American Indian<br />

(New York; serie 2106) en een aankoop van <strong>het</strong> Indisch Instituut (Amsterdam; serie 2668). De Plains<br />

collectie werd verrijkt met stukken die door <strong>het</strong> echtpaar Uhlenbeck in 1910-1911 was verzameld<br />

tijdens veldwerk bij de Blackfoot in Montana (serie 2294).<br />

Recente ontwikkelingen<br />

In de periode 1950-1992 werden overwegend de vier regionale deelcollecties aangevuld door een<br />

reeks van aankopen en schenkingen, steeds van kleine aantallen voorwerpen: een aankoop van<br />

enkele belangrijke stukken uit <strong>het</strong> Zuidwesten en van de Noordwestkust van prof. Claude Lévi-Strauss<br />

(serie 2935), aankoop van eind-negentiende eeuwse Plains etnografica op veilingen (serie 3158,<br />

3946), verwerving van nieuwe etnografica uit <strong>het</strong> Noordoosten en van de noordelijke Plains door Ted<br />

Brasser van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> (serie 4044, 4109, 4323, 4327, 4377, 4387), en<br />

aankoop van particulieren van enkele stukken kleding, sieraden en aardewerk uit <strong>het</strong> Zuidwesten<br />

(serie 3982, 5424). Opvallend is de aankoop van Californisch vlechtwerk in 4963, een geografisch<br />

buitenbeentje.<br />

Het belang van de collecties erkennend, werd in 1991 een aparte afdeling Noord-Amerika gevormd en<br />

een conservator in deeltijd aangesteld. Een jaar later wordt <strong>het</strong> museum verrijkt met de grote<br />

particuliere collectie niet-westerse volkskunst van Dr. Elisabeth Houtzager, voormalig directrice van<br />

<strong>het</strong> Centraal <strong>Museum</strong> te Utrecht. Vooral de regionale deelcollectie van <strong>het</strong> Zuidwesten wordt verrijkt<br />

met aardewerk uit de naoorlogse periode (serie 5715, 5976). Vanaf 1992 verwerft de nieuwe<br />

conservator nieuwe stukken tijdens onderzoek in <strong>het</strong> Zuidwesten, op de Plains en aan de<br />

Noordwestkust, deels ten behoeve van twee tentoonstellingen en de herinrichting, deels ten behoeve<br />

van onderzoek (serie 5724, 5739, 5776, 5819, 5852, 5894, 5910, 5991, 5991).<br />

Opbouw en samenstelling van de collectie<br />

Zo<strong>als</strong> uit <strong>het</strong> bovenstaande blijkt, is in de periode sinds de oprichting van <strong>het</strong> museum tot 1990 een<br />

Noord-Amerikaanse collectie in Leiden ontstaan met een focus op vier regionale clusters: <strong>het</strong><br />

Zuidwesten, de Plains, de Noordwest kust en <strong>het</strong> Noordoosten. In die periode is nooit een bewust<br />

collectiebeleid gevoerd, maar bepaalden historische factoren en toeval de verwervingen.<br />

Opvallend is voorts de aanwezigheid van Indiaanse artefacten uit alle cultuurgebieden die ten<br />

behoeve van de externe markt zijn gemaakt, vooral voor toeristen. Het betreft vaak de vroegste<br />

manifestaties van toerisme, een fenomeen dat recentelijk steeds vaker object wordt van kunst- en<br />

cultuurhistorisch onderzoek.<br />

Zuidwesten<br />

De collectie uit dit gebied is verreweg de grootste geografische deelcollectie uit de Noord-<br />

Amerikaanse verzameling. Vrijwel alle tribale groepen zijn vertegenwoordigd, voor een belangrijk deel<br />

met zowel historische <strong>als</strong> hedendaagse objecten.<br />

De collectie die Herman ten Kate in 1882-1888 in dit gebied verzamelde, is niet alleen omvangrijk,<br />

maar ook bijzonder vanwege de vroege verzameldatum en de in <strong>het</strong> veld verkregen documentatie<br />

(series 361, 362, 674,2012; ten Kate 1885, 1890). Vrijwel alle tribale culturen uit <strong>het</strong> Zuidwesten zijn<br />

vertegenwoordigd. De objecten dateren uit de periode 1870-1888. De Ten Kate collectie wordt gezien<br />

de ouderdom en <strong>het</strong> historisch en wetenschappelijk belang <strong>als</strong> A-collectie aangemerkt (Hovens 1989;<br />

Hovens, i.d.).


56<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

De collectie uit deze periode wordt nog verder versterkt door objecten uit diezelfde periode in de<br />

kleinere deelcollecties van T. Templeman van der Hoeven (serie 473), Colonel James Stevenson en<br />

Major James Wesley Powell (series 1169 en 1225), de Heye Foundation/<strong>Museum</strong> of the American<br />

Indian (serie 2106), en een klein aantal individuele stukken die door aankoop of schenking werden<br />

verworven. Deze collecties dienen <strong>als</strong> B te worden aangemerkt. Daartegenover staan vier Apache<br />

objecten uit de collectie van <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (serie 360) die gezien hun<br />

herkomst en vroege datum ook <strong>als</strong> A dienen te worden bestempeld.<br />

De Ten Kate collectie bevat vroeg Pueblo aardewerk. Bijzonder is ook de collectie Pueblo aardewerk<br />

uit 1919 van <strong>het</strong> echtpaar Postma-Love, die uitmunt door kwalitatief hoogwaardige stukken (serie<br />

2043). Deze collectie vormt een belangrijke aanvulling op <strong>het</strong> Pueblo aardewerk in de Ten Kate<br />

collectie en dient <strong>als</strong> A te worden aangemerkt. Een derde belangrijke verzameling Pueblo aardewerk<br />

werd tussen 1950 en 1970 bijeen gebracht door de directeur van <strong>het</strong> Centraal <strong>Museum</strong> te Utrecht,<br />

Elisabeth Houtzager, en aan <strong>het</strong> museum geschonken (series 5715 en 5421; Hovens en Blijlevens<br />

1994). Deze moet overwegend <strong>als</strong> B worden aangemerkt, hoewel enkele individuele stukken gezien<br />

hun est<strong>het</strong>ische en historische waarde <strong>als</strong> A moeten worden beschouwd. Een collectie modern Pueblo<br />

aardewerk werd met eigen middelen (series 5739, 5776, 5819) en met financiële steun van <strong>het</strong><br />

Aankoopfonds Volkenkundige Musea (serie 5991) verzameld door de huidige conservator. Voor de<br />

kwalificatie van deze collectie geldt <strong>het</strong>zelfde <strong>als</strong> voor de Houtzager collectie. Het Pueblo aardewerk<br />

vormt een sterk diachronische collectie met een grote thematische breedte, variërend van artistieke<br />

topstukken tot toeristische souvenirs.<br />

Een bijzondere collectie wordt gevormd door de circa 100 kindertekeningen die door Lucy Schouten<br />

begin jaren vijftig werden verzameld in <strong>het</strong> kader van wetenschappelijk onderzoek naar de<br />

ontwikkeling van cultureel bepaalde persoonlijkheidstypes (serie 6003). Deze moet <strong>als</strong> A-collectie<br />

worden aangemerkt.<br />

Een hedendaagse Zuidwest collectie werd in de periode 1992-2007 gevormd door aankopen van de<br />

conservator (series 5724, 4739, 5739, 5776, 5819, 5894). Deze collectie werd versterkt door enkele<br />

additionele aankopen via derden, waaronder de kachina poppen van Manfred Susunkewa (serie<br />

5723). In dat kader werd ook historisch en contemporain Indiaans zilver verworven (series 5724, 5739,<br />

5776, 5819, 5852, 5894, 6054), deels met subsidie van <strong>het</strong> Landelijk Aankoopfonds Volkenkundige<br />

Musea. Samen met stukken uit de jaren vijftig van Elisabeth Houtzager (serie 5421, 5976; Hovens en<br />

Blijlevens 1994) en enkele oude stukken uit de Ten Kate collectie is de diachronische Leidse Indiaans<br />

zilver collectie de grootste en belangrijkste in Europa.<br />

Plains<br />

De historische basiscollectie uit dit cultuurgebied wordt gevormd door de Sioux objecten daterend uit<br />

de periode 1870-1880 die door Herman ten Kate in 1882-1883 door aankoop werden verkregen (serie<br />

710), even<strong>als</strong> de stukken die hij op de zuidelijke Plains verzamelde bij de Kiowas en Comanches<br />

(serie 362). Deze oude collectie wordt nog verstrekt door individuele stukken die in de loop der jaren<br />

werden aangekocht of geschonken en uit de tweede helft van de negentiende eeuw dateren (series<br />

524, 833, 2668, 3158, 3947, 4074, 4202, 4964, 6015), even<strong>als</strong> door twee kleine collecties die werden<br />

verworven door ruil met <strong>het</strong> U.S. National <strong>Museum</strong>/Smithsonian Institution (serie 1225) en de Heye<br />

Foundation/<strong>Museum</strong> of the American Indian (serie 2106). Deze oudste deelcollectie moet <strong>als</strong> B<br />

worden aangemerkt.<br />

Uit de periode rond 1910 dateren aan aantal goed gedocumenteerde stukken van de noodwestelijke<br />

Plains, voornamelijk Blackfoot, verzameld door C.C. Uhlenbeck en J.P.B., de Josselin de Jong (serie<br />

2294; Eggermont-Molenaar 2004).<br />

In de jaren zestig verzamelde de toenmalige medewerker van de educatieve dienst van <strong>het</strong> museum,<br />

Ted Brasser, contemporaine etnografica op de noordelijke Plains (series 3412, 3958, 4323, 4377) en<br />

Elisabeth Houtzager kralenwerk (serie 5715), en werden enkele Comanche objecten aangekocht<br />

(serie 5541). Met de eigen museumcollectie en de Sprenger collectie van <strong>het</strong> Zeeuws Genootschap<br />

van Kunsten en Wetenschappen tezamen, maakte Brasser de baanbrekende tentoonstelling “Van<br />

Bisonjager tot Bleekgezicht” (Brasser 1964). Moderne Plains etnografica werd de laatste jaren<br />

aangekocht door de huidige conservator (series 5819, 5852, 5894, 5910).<br />

Noordwest kust<br />

De historische basiscollectie van 120 objecten wordt gevormd door enkele eind achttiende, begin<br />

negentiende eeuwse stukken uit de collectie van Siebold (serie 1) en <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van


57<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Zeldzaamheden (serie 360), die gezien hun ouderdom en cultuurhistorische waarde <strong>als</strong> A dienen te<br />

worden aangemerkt, en stukken van vóór 1900 die middels aankoop werden verworven (series 74,<br />

335, 357, 547,2644, 2768, 2779, 2845, 2880, 2935 [Lévi-Strauss], 3134, 3177, 3193, 3208, 3413,<br />

3634, 3746, 3946, 3998, 4025, 4574), werden geruild met <strong>het</strong> U.S. National <strong>Museum</strong>/Smithsonian<br />

Institution (serie 1225) en <strong>het</strong> Indisch Instituut (serie 2668), of die werden aangekocht door Ted<br />

Brasser (serie 4377). Een aantal van deze stukken verdient <strong>het</strong> predikaat A (335-30, 547-8, 1225-20,<br />

47 en 82, 2935-1, 2 en 5, 3134-1). De collectie bestaat vooral uit beschilderd houtsnijwerk (o.a.<br />

maskers), vlechtwerk, sieraden en gereedschappen.<br />

De collectie Elisabeth Houtzager bevat een aantal stukken Indiaanse volkskunst uit dit gebied uit de<br />

jaren 1960-1970 (serie 5715; Hovens en Blijlevens 1994). De huidige conservator kocht in 1997<br />

hedendaagse maskers en manden aan (serie 5776).<br />

Noordoosten<br />

De collectie uit dit gebied telt circa 600 objecten. De helft daarvan betreft series archeologica (577,<br />

991, 1403, 1830, 2043, 2121, 2366, 5928) die bestaan uit litisch materiaal (pijl- en speerpunten,<br />

hamers en bijlen, messen), schelpmateriaal (gereedschappen, sieraden) en aardewerk (pijpen,<br />

fragmenten van vaatwerk). Enkele van deze assemblages zijn afkomstig van boerderijen in de V.S. en<br />

Canada waar zich Nederlanders hebben gevestigd. Deze series moeten <strong>als</strong> C worden aangemerkt.<br />

Uitzonderingen zijn cultuurhistorische en artistieke topstukjes (A-categorie) zo<strong>als</strong> een “birdstone” en<br />

twee “platform pipes” (serie 4477).<br />

De Leidse collectie bevat circa 40 bijzondere oude en zeldzame stukken uit dit gebied (series 74, 91,<br />

330, 360, 363, 364, 454, 510, 524, 695, 720, 865, 1200), waaronder <strong>het</strong> oudste historische Indiaanse<br />

object dat in Nederland is bewaard gebleven: een Algonquian houten strijdknots daterend uit de<br />

zeventiende eeuw (360-1579). Vrijwel al deze stukken dienen <strong>als</strong> A te worden aangemerkt.<br />

Uit <strong>het</strong> laatste kwart van de negentiende eeuw dateert een aantal objecten uit de Ten Kate collectie<br />

(series 362, 710, 2012; Hovens 1984), en objecten die door middel van schenking, ruil of aankoop in<br />

de loop der tijd werden verworven (series 494, 547, 997, 1285, 2012, 2098, 2399, 2732, 3382, 3412,<br />

3746, 3946, 4311, 4377). Het betreft een babywieg, mocassins, manden, toeristische souvenirs (circa<br />

30 stuks).<br />

Uit de eerste helft van de twintigste eeuw dateren slechts drie objecten: twee messen en een jachtfluit<br />

(serie 5852). Uit <strong>het</strong> derde kwart van de twintigste eeuw dateren aankopen, schenkingen en door Ted<br />

Brasser tijdens veldwerk verzamelde objecten (series 4011, 4109, 4238, 4757, 4892, 5657),<br />

waaronder maskers, manden, sneeuwschoenen en een berkenbast kano. Uit <strong>het</strong> laatste kwart van<br />

deze eeuw stamt een collectie van circa 20 stuks Indiaanse volkskunst, bijeengebracht door Elisabeth<br />

Houtzager (serie 5715). Circa 15 hedendaagse objecten maken deel uit van de collectie (serie 5852):<br />

vlechtwerk, kralenwerk en sieraden.<br />

California<br />

De verzameling uit dit cultuurgebied bestaat uit twee kleine collecties archeologica, voornamelijk litisch<br />

en schelpmateriaal (series 597, 641; categorie C) en een kleine verzameling vlechtwerk uit <strong>het</strong> einde<br />

van de negentiende eeuw (serie 4963; categorie B).<br />

Subarctisch gebied<br />

De collectie uit dit gebied bestaat uit een tiental losse stukken (overwegend categorie C). Enkele<br />

daarvan zijn oud, zeldzaam en cultuurhistorisch belangwekkend (categorie A): twee beschilderde<br />

jassen van kariboeleer en een beschilderde tas (510-28, 524-6, 4262-1).<br />

Grote Bekken<br />

De collectie uit dit gebied bestaat uit een klein aantal stukken, alle deel uitmakend van de Ten Kate<br />

collectie (A-categorie; zie paragraaf Zuidwesten; Hovens en Herlaar 2004) .<br />

Binnenlands Plateau<br />

De collectie uit dit gebied bestaat uit slechts enkele losse stukken.<br />

Zuidoosten<br />

De verzameling uit dit cultuurgebied bestaat uit ongeveer 100 objecten. Daarvan maken drie collecties<br />

van 60 stuks archeologica deel uit, voornamelijk litisch en schelpmateriaal, en aardewerk (series 1607,<br />

1830, 2360; categorie C), met daaronder enkele artistiek en cultuurhistorische belangrijke stukken<br />

(categorie A). Belangwekkend zijn een aantal etnografische stukken (A-categorie), zo<strong>als</strong> een<br />

ceremoniële stenen pijp behorende tot de Southern Cult (4389-1), twee stenen pijpen met


58<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

diermotieven (4299-1, 4574-2), twee gegraveerde kruithoorns (362-25, 924-82) en een versierde tas<br />

(833-1). Een groep van 25 stuks moderne Indiaans volkskunst (collectie Houtzager) completeert deze<br />

regionale collectie (serie 5715; categorie B).<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Op nationaal niveau<br />

Van de Nederlandse musea beheert <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> verreweg de grootste collectie Noord-<br />

Amerikaanse Indiaanse etnografica. Naast <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> bezitten enkele andere<br />

Nederlandse musea collecties uit Noord-Amerika. Bij drie van die musea betreft <strong>het</strong> kleine collecties<br />

van enkele honderden objecten, bestaande uit veelal losse stukken die door middel van aankoop of<br />

schenking verkregen zijn en meestal documentatie ontberen. Dit zijn <strong>het</strong> Wereldmuseum in Rotterdam<br />

(<strong>het</strong> voormalige <strong>Museum</strong> voor <strong>Volkenkunde</strong>; Faber e.a. 1987), <strong>het</strong> Museon in Den Haag, en <strong>het</strong><br />

Universitair <strong>Museum</strong> Groningen (<strong>het</strong> voormalig Volkenkundig <strong>Museum</strong> Gerardus van der Leeuw;<br />

Arnoldus-Schröder 1992). Tenslotte zijn er enkele Nederlandse musea die ieder een klein aantal<br />

Indiaanse artefacten in de collectie hebben (minder dan 100), zo<strong>als</strong> <strong>het</strong> Zeeuws <strong>Museum</strong> in<br />

Middelburg (Bakels 1988; van Woelderen 1968; Hovens en van Santen 2007), <strong>het</strong> Pijpenkabinet in<br />

Amsterdam en <strong>het</strong> Stedelijk <strong>Museum</strong> voor Moderne Kunst en Vormgeving in Den Bosch (Clark 2006).<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is daarmee <strong>het</strong> enige museum in Nederland met een brede Noord-<br />

Amerikaanse etnografische verzameling van cultuurhistorisch en wetenschappelijk belang. De kleine<br />

collecties Rotterdamse etnografica afkomstig uit <strong>het</strong> Zuidwesten (Ten Kate), van de Noordwest kust<br />

(Oldman), en de Naskapi (voormalige paters Oblaten-collectie), de Blackfoot-collectie (Sprenger) van<br />

<strong>het</strong> Zeeuws <strong>Museum</strong> in Middelburg, en de collectie hedendaags Indiaans aardewerk van <strong>het</strong> Stedelijk<br />

<strong>Museum</strong> in Den Bosch moeten eveneens <strong>als</strong> van wetenschappelijke en cultuurhistorische importantie<br />

zijnde deelcollecties worden aangemerkt, terwijl <strong>het</strong> Wereldmuseum, <strong>het</strong> Museon en <strong>het</strong> Universitair<br />

<strong>Museum</strong> Groningen over enkele bijzondere stukken uit verschillende cultuurgebieden beschikken<br />

(Hovens 1998).<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> en <strong>het</strong> Wereldmuseum bezitten een historische collectie fotografie met<br />

betrekking tot Indiaans Noord-Amerika, veelal materiaal dat door Herman ten Kate tijdens zijn<br />

veldwerk en reizen werd verzameld (Hovens en Groeneveld 1992). De bibliotheekcollectie van <strong>het</strong><br />

museum met betrekking tot Indiaans Noord-Amerika is de grootste van Nederland en bevat naast de<br />

historische monografieën van Noord-Amerikaanse universiteiten, musea en wetenschappelijke<br />

genootschappen ook hedendaagse literatuur over Indiaanse culturen, geschiedenis en kunstuitingen,<br />

even<strong>als</strong> een reeks lopende abonnementen op wetenschappelijke tijdschriften.<br />

Op internationaal niveau<br />

Musea in Noord-Amerika beschikken over verreweg de grootste Indiaanse collecties uit dat deel van<br />

de wereld. Echter, de Europese collecties zijn belangrijk vanwege hun vroege verzameldatum (soms<br />

eeuwen vroeger dan Amerikaanse of Canadese collecties) of vanwege hun bijzondere<br />

verzamelcontext (diplomatieke relaties, handelscontacten, vroeg wetenschappelijk veldwerk,<br />

individuele drijfveren van verzamelaars).<br />

De Leidse Noord-Amerikaanse verzameling behoort met die van Leningrad, Parijs, Wenen, London en<br />

Berlijn tot de grootste en oudste Europese museale collecties uit inheems Noord-Amerika (Kaemlein<br />

1976; Hovens 1989:110). De Leidse deelcollectie uit <strong>het</strong> cultuurgebied van <strong>het</strong> Zuidwesten behoort<br />

met die van <strong>het</strong> Pitt Rivers <strong>Museum</strong> in Oxford tot de grootste van Europa. De Ten Kate collectie uit dat<br />

gebied en van de Plains is op wereldschaal uniek in zijn soort, omdat die in een periode en onder<br />

stammen werd verzameld toen antropologisch veldwerk nog in de kinderschoenen stond. Deze<br />

collectie wordt beschouwd <strong>als</strong> de eerste etnografische Noord-Amerika verzameling die op basis van<br />

wetenschappelijk antropologisch onderzoek bijeen is gebracht.<br />

De collecties Houtzager (contemporain handwerk) en Schouten (kindertekeningen) zijn enig in hun<br />

soort in Europa, terwijl van de laatste zelfs geen equivalent in Noord-Amerika bekend is. Het belang<br />

van deze collecties wordt nog versterkt door de erbij behorende uitgebreide schriftelijke en<br />

fotografische documentatie. De collectie Indiaans zilver is de grootste in Europa.<br />

Meerdere Noord-Amerikaanse en Europese antropologen in verleden en heden hebben gewezen op<br />

<strong>het</strong> cultuurhistorisch en wetenschappelijk belang van de Leidse verzameling (Kaemlein 1976:132). Om<br />

die reden bezoeken Amerikaanse en Canadese specialisten regelmatig <strong>het</strong> museum om de<br />

belangrijke collectiestukken en deelverzamelingen te bestuderen.


59<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

Aan de acquisitie van Noord-Amerikaanse etnografica door <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> heeft vrijwel<br />

nimmer een expliciet beleid ten grondslag gelegen. Toeval en <strong>het</strong> gebruik maken van zich voordoende<br />

kansen tot acquisitie hebben tot de collectie geleid zo<strong>als</strong> die nu voorhanden is. Aan deze situatie heeft<br />

ook de omstandigheid bijgedragen dat <strong>het</strong> museum tot 1991 nooit over een conservator met een<br />

Noord-Amerika specialisatie heeft beschikt. Alleen in de jaren zestig maakte Ted Brasser enkele jaren<br />

deel uit van de Educatieve Dienst en in die hoedanigheid verzamelde hij zelf op bescheiden schaal<br />

tijdens twee reizen. In 1991 werd een afdeling Noord-Amerika gecreëerd en werd een conservator in<br />

deeltijd aangesteld.<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> beheert objecten uit alle negen Noord-Amerikaanse Indiaanse gebieden, maar<br />

<strong>het</strong> aantal verschilt aanzienlijk per regio. De collecties uit <strong>het</strong> Zuidwesten (circa 35 procent), van de<br />

Plains (circa 25 procent), uit <strong>het</strong> Noordoosten (circa 15 procent) en van de Noordwest kust (circa 15<br />

procent) zijn <strong>het</strong> meest omvangrijk. Het zijn tevens in zowel cultuurhistorisch <strong>als</strong> wetenschappelijk<br />

opzicht de belangrijkste regionale verzamelingen. Ieder van deze regionale collecties bestaat uit een<br />

of meerdere samenhangende deelcollecties, die ieder een eigen geschiedenis hebben, die vanuit een<br />

specifieke optiek bijeen zijn gebracht en die per cultuurgebied samen tenminste een representatieve<br />

basiscollectie vormen of, zo<strong>als</strong> in <strong>het</strong> geval van <strong>het</strong> Zuidwesten, zelfs meer dan dat. Onder<br />

basiscollectie wordt een verzameling verstaan die een representatief beeld geeft van de belangrijkste<br />

aspecten van een cultuur: levensonderhoud, sociale organisatie, religie. Daarnaast brengt<br />

samenstelling van de basiscollectie een historische dimensie tot uitdrukking, waarbij objecten uit<br />

verschillende perioden cultuurveranderingen manifesteren die de periode 1880-2000 bestrijken. De<br />

vier cultuurgebieden en hun basiscollecties vormen de grondslag voor toekomstig verzamelen en<br />

onderzoek.<br />

De objecten in de museumcollectie die afkomstig zijn uit <strong>het</strong> Subarctisch gebied, Californië, <strong>het</strong> Grote<br />

Bekken, <strong>het</strong> Binnenlands Plateau en <strong>het</strong> Zuidoosten, zijn incidentele aanwinsten door middel van<br />

schenking, ruil of aankoop van veelal individuele stukken. In principe vormen de gebieden waaruit<br />

deze objecten afkomstig zijn geen prioriteit voor onderzoek of verzamelen. Deselectie zonder meer is<br />

niet aan te bevelen, omdat <strong>het</strong> deels om objecten gaat uit samenhangende collecties uit belendende<br />

gebieden (bijv. de Grote Bekken objecten uit de Ten Kate collectie), of om in wetenschappelijk,<br />

cultuurhistorisch, en artistiek opzicht belangrijke stukken. Een aantal objecten uit deze gebieden komt<br />

eventueel voor deselectie in aanmerking, even<strong>als</strong> collectievreemde vootwerpen en educatieve<br />

objecten.<br />

De rijkscollectie Indiaans Noord-Amerika die door <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> wordt beheerd, is verreweg<br />

de grootste in Nederland. Alleen is <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> <strong>het</strong> enige museum dat beschikt over<br />

een (halftime)conservator voor deze regio. Daarnaast heeft <strong>het</strong> Leidse museum de grootste<br />

verzameling wetenschappelijke literatuur over dit cultuurgebied in Nederland. Dit pleit ervoor om de<br />

Noord-Amerikaanse Indiaanse collecties zoveel mogelijk in Leiden te concentreren.<br />

Tenslotte: In de terugblik op de ontwikkeling van de Noord-Amerikaanse collectie is al gesteld dat<br />

deze collectie <strong>het</strong> resultaat is van een lange geschiedenis van toevalligheden. Dat heeft uiteindelijk<br />

toch in een unieke collectie van wetenschappelijke en cultuurhistorische importantie geresulteerd. Ook<br />

in <strong>het</strong> toekomstige acquisitiebeleid dient met deze toev<strong>als</strong>factor rekening te worden gehouden: niet <strong>als</strong><br />

collectieprioriteit, maar in <strong>het</strong> geval dat in cultuurhistorisch en wetenschappelijk opzicht belangrijke<br />

verzamelingen worden aangeboden, die buiten de vigerende regionale prioriteiten vallen.


Literatuur<br />

60<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Bakels, Jet<br />

1988 De Sprenger Collectie: een Zeeuw bij de Zwartvoet Indianen. Den Haag: <strong>Museum</strong> voor <strong>het</strong><br />

Onderwijs.<br />

Brasser, Ted<br />

1964 Van Bisonjager tot Bleekgezicht. Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Clark, Garth<br />

2006 Free Spirit: the New Native American Potter. Den Boscx: Stedelijk <strong>Museum</strong> voor Moderne<br />

Kunst en Vormgeving/<br />

Eggermont-Molenaar, Mary<br />

2004 Montana 1911: a Professor and his Wife among the Blackfeet. Calgary: University of Calgary<br />

Press.<br />

Hovens, Pieter<br />

1984 Between Survival and Assimilation: the Visit of the Dutch Anthropologist Herman ten Kate to<br />

the Iroquois in 1882. In: P. Hovens, red., North American Indian Studies 2:36-42.<br />

Aachen/Göttingen: Alano Verlag/Edition Herodot.<br />

1989 Herman F.C. ten Kate (1858-1931) en de Antropologie der Noord Amerikaanse Indianen.<br />

Dissertatie, Katholieke Universiteit Nijmegen; Meppel: Krips.<br />

1998 Indianen. Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Hovens, Pieter en Blijlevens, Saskia, red.<br />

1994 Volkskunst van Verre: de Collectie Elisabeth Houtzager. Leiden: Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Hovens, Pieter e.a., red.<br />

2004 Herman ten Kate’s Travels and Researches in Native North America, 1882-1883.<br />

Albuquerque: University of New Mexico Press.<br />

i.d. American Indian Material Culture: the Ten Kate Collection, 1882-1888. Frankfurt am Main:<br />

ZKF Publishers (in druk).<br />

Hovens, Pieter en Groeneveld, Anneke<br />

1992 Odagot: Indianen Gefotografeerd, 1860-1920. Amsterdam: Fragment Uitgeverij.<br />

Hovens, Pieter en Herlaar, Jiska<br />

2004 Early Anthropology on the Southwest-Great Basin Frontier: the Fieldwork of Herman ten Kate.<br />

Journal of the Southwest 46/3:529-558.<br />

Hovens, P. en Van Santen, C.<br />

2007 Collecting Blackfoot: Dutchmen and Indians on the North-western Plains. European Review of<br />

Native American Studies 21/1:1-8.<br />

Kaemlein, Wilma<br />

1967 An Inventory of Southwestern American Indian Specimens in European <strong>Museum</strong>s. Tucson:<br />

Arizona State <strong>Museum</strong>.<br />

Kate, Herman F.C. ten<br />

1885 Reizen en Onderzoekingen in Noord Amerika. E.J. Brill; Leiden.<br />

1890 Zuni fetiches. Internationalis Archiv für Ethnographie 3:118-119.<br />

Woelderen, H.W. van<br />

1968 Meinard Sprenger en zijn Zwartvoet Collectie. Zeeuws Tijdschrift 18/5.


Collectie<strong>profiel</strong> Cultuurgebied Circumpolaire Culturen<br />

Cunera Buijs<br />

61<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

Het Arctisch of Circumpolair Gebied beslaat de meest noordelijke delen van de Noord-Amerikaanse<br />

en Euraziatische continenten, zo<strong>als</strong> Alaska, Canada, Groenland, en de noordelijkste delen van<br />

Scandinavië en Siberië. Kenmerkend voor deze streken is <strong>het</strong> poolklimaat, met lange en strenge<br />

winters en korte, intensieve zomers.<br />

Binnen <strong>het</strong> Circumpolaire Gebied leeft een groot aantal inheemse volken met eigen, soms wel- en<br />

soms niet-verwante, talen en culturen. Van oudsher leven ze van de jacht op zeezoogdieren, visserij<br />

en rendierhouderij. De belangrijkste zijn de Inuit (Eskimo) groepen in Alaska, Canada, en Groenland;<br />

de Sámi (Lappen) in noordelijk Scandinavië en verschillende Siberische volken, zo<strong>als</strong> de Nivch,<br />

Oroch, Evenk en Yakut.<br />

De collectie omvat in totaal circa 3500 objecten, waarvan circa 1700 afkomstig zijn uit Groenland.<br />

Daarnaast zijn ongeveer 800 voorwerpen uit Siberië en 500 uit Lapland. De Inuit van Alaska en<br />

Canada zijn vertegenwoordigd met respectievelijk 150 en 200 objecten. Verder omvat de collectie<br />

circa 150 objecten afkomstig van Europese culturen uit Scandinavië.<br />

Geschiedenis van de verzameling<br />

Vroege verzamelingen<br />

De vroegste gedateerde etnografische objecten zijn archeologica uit Groenland, daterend uit de<br />

zestiende eeuw, die in 1996 werden verzameld. Hierbij moet men denken aan harpoenpunten,<br />

vrouwenmessen, benen onderdelen van sleden en huisraad. Vroege etnografica, waaronder kajaks<br />

met bijbehorende jachtuitrusting, stammen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Deze kwamen<br />

door de walvisvaart, eerst via gemeentebesturen en <strong>het</strong> Ministerie van Marine, en later, in 1883, bij de<br />

overdracht van <strong>het</strong> Kabinet van Zeldzaamheden te Den Haag, naar <strong>het</strong> volkenkundig museum te<br />

Leiden.<br />

De vroegst verworven Arctische objecten dateren uit <strong>het</strong> begin van de negentiende eeuw en werden<br />

vanuit comparatief oogpunt door Siebold verzameld, ter vergelijking met zijn omvangrijke Japanse<br />

collectie. Zo werden tussen 1837 en 1859 circa 120 objecten uit Siberië, de Koerilen, de Aleuten en<br />

Alaska bijeengebracht. Deze Arctische objecten wist hij dankzij Russische connecties te verwerven. In<br />

deze vroege verzamelingen is vooral kleding goed vertegenwoordigd.<br />

Verzamelingen uit <strong>het</strong> einde van de negentiende eeuw<br />

In 1898 wordt een bijzondere collectie van circa 500 jacht-, visserij- en gebruiksvoorwerpen, en<br />

wederom kleding uit Zuidoost-Siberië, aangekocht van de heer Adolf Vasilivich Dattan. Deze Adolf<br />

Dattan (1854-1924) was handelsagent van de Duitse firma Kunst & Albers in Vladivostok. Siberië was<br />

reeds in de zeventiende eeuw vanuit Rusland gekoloniseerd. In de periode 1854-1879 vond<br />

ontsluiting plaats middels de aanleg van spoorlijnen naar <strong>het</strong> verre oosten van Siberië. Handel nam<br />

toe in belangrijkheid en collecties uit verre noordoostelijke streken werden verscheept of per trein<br />

vervoerd naar <strong>het</strong> westen. Ruil met <strong>het</strong> Etnografisch <strong>Museum</strong> in St. Petersburg (1928)<br />

complementeerde de negentiende eeuwse Siberische collectie. Aan <strong>het</strong> einde van de negentiende<br />

eeuw was ruil met andere grote volkenkundige musea in Europa gebruikelijk.<br />

Drie negentiende eeuwse collecties uit Groenland – in de achttiende eeuw gekoloniseerd door<br />

Denemarken – werden in respectievelijk 1889, 1895 en 1926 verkregen door ruil met <strong>het</strong> Nationaal<br />

<strong>Museum</strong> in Kopenhagen. Ruil met <strong>het</strong> National <strong>Museum</strong> in Washington (1899) (thans <strong>het</strong> Smithsonian<br />

Institution) leverde een bescheiden collectie van Alaskaanse Inuit en Aleut.<br />

Verwervingen na de Tweede Wereldoorlog<br />

In de twintigste eeuw komen verwervingen via de kunsthandel en schenkingen van particulieren in<br />

beeld, terwijl na de Tweede Wereldoorlog de eerste schenkingen van professoren worden gemeld.<br />

Een bescheiden maar boeiende collectie van jachtgerei en gebruiksvoorwerpen van de Canadese<br />

Inuit (serie 3493), verkregen in 1957 van prof. Dr. Geert van den Steenhoven, die aldaar onderzoek<br />

deed, is in dit verband <strong>het</strong> vermelden waard.<br />

Acquisitie van circumpolaire collecties tijdens antropologisch veldwerk is kenmerkend voor de periode<br />

na 1970 tot heden. Zo verzamelde conservator Gert(i) W. Nooter in Oost-Groenland in de periode<br />

1970 – 1990. Dit leidde met ruim 700 objecten tot een belangrijke aanvulling van de collectie. Hij<br />

combineerde acquisitie met onderzoek. De incorporatie van westerse materialen, zo<strong>als</strong> metalen en<br />

textiel, zijn goed te zien in de geaccultureerde jachtuitrusting, vervoermiddelen en kleding. Nooter


62<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

slaagde erin <strong>het</strong> veranderende leven van de Groenlandse Inuit breed en diachronisch te<br />

documenteren. Van gebieden waar hij zelf niet of in mindere mate verzamelde, verwierf hij objecten<br />

veelal met behulp van collega-onderzoekers. Naar verhouding kreeg Siberië minder aandacht. In de<br />

jaren na 1990 zijn door zijn opvolger enkele brede series uit Groenland verzameld, gebaseerd op<br />

veldwerk en wetenschappelijk onderzoek. In 2006 en 2007 werd de Sámi collectie aanzienlijk<br />

uitgebreid met hedendaagse kunstnijverheid en Sámi zilver. De Siberische verzameling werd in 2007<br />

aangevuld met recent vervaardigd materiaal en <strong>het</strong> verzamelproces werd gedocumenteerd door<br />

middel van fotografie en filmopnames, mede in <strong>het</strong> kader van een grote tentoonstelling over<br />

klimaatverandering. 42 Schenkingen en aankopen zorgden ervoor dat in de afgelopen decennia ook<br />

andere cultuurgebieden in <strong>het</strong> blikveld bleven.<br />

Aan <strong>het</strong> eind van de twintigste eeuw kan <strong>Volkenkunde</strong> een vrij representatieve collectie Circumpolaire<br />

gebruiks- en kunstvoorwerpen laten zien, waarin voorbeelden afkomstig uit <strong>het</strong> hele Arctische gebied<br />

aanwezig zijn.<br />

Collectiebeschrijving<br />

De circumpolaire collectie van <strong>Volkenkunde</strong> is in te delen in en te beschrijven naar drie regio’s of<br />

culturele gebieden, waarbij de verzamelingen uit Groenland numeriek en wat betreft<br />

onderzoeksactiviteiten de belangrijkste zijn, gevolgd door Siberië en Lapland.<br />

- Groenland<br />

De eerste Groenlandse stukken die arriveerden in <strong>Volkenkunde</strong> in 1883. Het betrof een kajak met<br />

peddel (349-1a en b), geschonken door <strong>het</strong> gemeentebestuur te Den Briel en twee kajaks met<br />

bijbehorende jachtuitrusting (in serie 351), geschonken door <strong>het</strong> Ministerie van Marine. (A-categorie,<br />

gezien ouderdom en aard van de objecten.) 43 In de collectie van <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van<br />

Zeldzaamheden, dat in 1883 onder de collectie van <strong>het</strong> Rijks Ethnografisch <strong>Museum</strong> kwam, bevonden<br />

zich in serie 360 tevens enkele stukken uit West-Groenland. In 1889 werden circa 70 West-<br />

Groenlandse objecten verkregen van <strong>het</strong> Nationale <strong>Museum</strong> van Kopenhagen middels een ruil (serie<br />

690). In 1895 werden voor <strong>het</strong> eerst circa 20 Oost-Groenlandse objecten middels ruil aan de Arctische<br />

collectie toegevoegd en werden circa 40 West-Groenlandse objecten (serie 1076) door de<br />

Nederlandse consul te Denemarken aan <strong>het</strong> etnografisch museum te Leiden geschonken.<br />

Negentiende eeuwse voorwerpen uit Oost-Groenland werden hierbij gevoegd uit de Deense<br />

ruilverzameling (serie 2085) in 1926. (B-categorie.) Deze bescheiden collectie van een kleine<br />

tweehonderdtal, merendeels negentiende eeuwse Groenlandse voorwerpen vormt <strong>het</strong> vertrekpunt<br />

voor latere onderzoeks- en verzamelactiviteiten. West-Groenlandse archeologica kon in de loop der<br />

tijd voor <strong>het</strong> museum worden verworven en brengen een extra, tot voor kort ontbrekende, historische<br />

diepgang in de collectie aan. (De kwalificatie voor deze collectie is A-categorie; uniek in Nederland.)<br />

In de jaren vijftig schenkt Dr. Niko Tinbergen een Oost-Groenlandse kajak en twee kajakanoraks die<br />

uit de jaren dertig stammen. (A-categorie.)<br />

Tinbergen (1907-1988), bioloog en later Nobelprijswinnaar voor zijn ornithologisch onderzoek, sloot<br />

zich aan bij een Nederlandse meteorologische expeditie in <strong>het</strong> Internationale Pooljaar 1933-‘34.<br />

Tinbergen bestudeerde <strong>het</strong> gedrag van o.a. sneeuwgorzen en alken, maar had tevens een goed oog<br />

voor de cultuur van de Groenlanders. Voor <strong>het</strong> Haagse <strong>Museum</strong> voor <strong>het</strong> Onderwijs (thans <strong>het</strong><br />

Museon) verzamelde Tinbergen voorwerpen, die hij ruilde tegen katoenen stoffen, tabak, suiker en<br />

kralen. De Tinbergen collectie van <strong>het</strong> Museon in Den Haag vormt thans een onontbeerlijke schakel<br />

tussen de oudere collecties in Leiden en de Oost-Groenlandse collecties van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong> die na 1970 verzameld werden. De Tinbergen collectie vormde de directe aanleiding van<br />

Nooter’s onderzoek naar de materiële cultuur van Oost-Groenland. 44<br />

In 1965 vertrok Gerti Nooter voor <strong>het</strong> eerst naar Oost-Groenland, samen met Jan Veenman die er<br />

voor de VARA een film zou gaan maken. Nooter keerde in 1967 samen met zijn vrouw en drie<br />

42 Tentoonstelling ‘Als <strong>het</strong> ijs smelt, gevolgen voor bewoners van de Noordpool’, lopend van 12 oktober 2007 t/m 15 augustus<br />

2008.<br />

43 De oudere collecties worden, gezien de ouderdom en historisch belang binnen Nederland, getypeerd <strong>als</strong> A-categorie. Bcategorie<br />

betreffen objecten die van cultureel belang zijn en veelal is hier sprake van ensemble waarde. Deze collecties bieden<br />

grote potentie voor vergelijkend, historisch of cultureel onderzoek. C-categorie betreft objecten die van minder groot belang zijn,<br />

terwijl in de D-categorie objecten te vinden zijn die voor deselectie in aanmerking komen. Er behoren slechts een gering aantal<br />

objecten tot de C-categorie. Zij worden hier niet nader gespecificeerd. De individuele objecten zijn genummerd middels serie-<br />

en volgnummers.<br />

44 In 2002 en 2003 werden enkele objecten van Oost-Groenland uit de jaren dertig aan <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

geschonken door nazaten van twee andere leden van de Nederlandse Meteorologische Expeditie, even<strong>als</strong> kopieën van Brieven<br />

(waarvan één set inmiddels gepubliceerd is) en kopieën van één van de dagboeken.


63<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

kinderen terug naar Groenland om er een jaar te blijven, onderzoek te doen en een verzameling bij<br />

een te brengen voor <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> voor <strong>het</strong> Onderwijs. In 1970 werd Nooter aangesteld in <strong>het</strong><br />

Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> <strong>als</strong> conservator van <strong>het</strong> Circumpolaire gebied, waar hij werkzaam<br />

was tot eind 1990. Hij bezocht Oost-Groenland regelmatig en zette zijn onderzoek en<br />

verzamelactiviteiten voort. De resultaten van zijn werk zijn onder meer te vinden in de diverse<br />

deelcollecties van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> (o.a. in de series 4458, uit 1970; 4702 [1973];<br />

4850 uit West-Groenland [1975]; 4932 [1977]; 5050 [1979]; 5393 en 5467 in 1985/86).<br />

Met de bescheiden negentiende eeuwse collecties uit Groenland, met de Nooter collecties van na<br />

1970 en met de door de huidige conservator recent verzamelde objecten 45 , aangevuld met de Oost-<br />

Groenlandse collectie van <strong>het</strong> Museon, kan goed worden aangetoond welke veranderingen zich<br />

gedurende meer dan 100 jaar hebben voorgedaan in de materiële cultuur van Oost-Groenland.<br />

Nooter’s en recent onderzoek voegt hier de achtergrondinformatie en interpretatie aan toe. Met recht<br />

kan worden gesproken van continuïteit van verzamelen.<br />

- Siberië<br />

In de eerste collecties van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is Siberië vertegenwoordigd met enkele geïsoleerde<br />

groepen en groepjes objecten. Zo bevat serie 1 circa 120 objecten, vooral kleding afkomstig uit<br />

Siberië. Twee Yakutse zwepen zijn te vinden in serie 136, een Chukchi pijlkoker in serie 253. Drie<br />

Samojeedse (Nentsi) jassen werden verworven in 1881 (serie 286). Baron von Lühdorf schonk in 1884<br />

twee Giljaken (Nivch) hoeden en een jas (serie 434) en vervolgens in 1888 tabaksdozen, een tas en<br />

enkele kledingassecoires uit dezelfde regio (serie 680). Een groot aantal verschillende pijlen uit<br />

diverse regio’s in Siberië werden verworven in 1889 (serie 720 en 960) en in 1895 (1070). Serie 1070,<br />

verworven van de heer O. Hertz te St. Petersburg, bevat een kleine honderd objecten afkomstig van<br />

verschillende volken in Siberië; onder andere zijn de Yakut, Tungus, Chukchi en Itelmen<br />

vertegenwoordigd. Het betreft een collectie van vooral kledingstukken, waaronder enkele oudere<br />

eerste helft negentiende eeuwse stukken die bijzonder zijn wat betreft ouderdom en est<strong>het</strong>iek.<br />

Het grootste deel van de Siberische collectie betreft een in cultuurhistorische en wetenschappelijke zin<br />

belangwekkende collectie uit <strong>het</strong> einde van de negentiende eeuw uit Zuidoost-Siberië, verzameld door<br />

Adolf Dattan, handelsattaché in Vladivostok en door hem in 1898 aan <strong>het</strong> museum geschonken. Het is<br />

een sterk gedifferentieerde collectie 46 van circa 500 objecten, die een groot aantal verschillende<br />

aspecten van de cultuur van de Nivch en Oroch uit <strong>het</strong> Amurgebied omvat; kleding, jachtgerei,<br />

huisraad, religieuze objecten, modellen <strong>als</strong>mede instrumenten. In de eerste helft van de twintigste<br />

eeuw werden nog enkele geïsoleerde objecten uit Siberië verworven, waarvan serie 2147 met een<br />

kleine dertig negentiende eeuwse objecten afkomstig van de Yakuten, via ruil met <strong>het</strong> Ethnografisch<br />

<strong>Museum</strong> te St.Petersburg in 1928 verkregen, de belangrijkste is.<br />

Daarna worden gedurende zo’n vijftig jaar geen Siberische objecten meer verworven. De<br />

eerstvolgende verwerving dateert uit 1987 (serie 5517) en leverde de eerste moderne objecten op uit<br />

Siberië. Daarna volgen enkele geïsoleerde moderne stukken in de series 5613, 5616, 5708 en 5758,<br />

vooral verzameld dankzij de tussenkomst van de heer Ch.M. Taksami, en zijn vrouw Astrakansheva,<br />

beiden verbonden aan <strong>het</strong> Antropologisch en Ethnologisch <strong>Museum</strong> (Kunstkamera) uit St.Petersburg.<br />

Hoe weinig ook in aantal, deze moderne objecten, veelal kledingstukken, tonen interessante<br />

vernieuwingen in <strong>het</strong> gebruik van materialen en in de vorm en est<strong>het</strong>iek van de inheemse materiële<br />

cultuur. 47 In 2002 werd een kleine collectie moderne kleding en kunstnijverheid van de Nenets door<br />

<strong>het</strong> museum verworven (serie 5989). Modern materiaal, gedocumenteerd door filmopnames en foto’s,<br />

werd in 2007 op eiland Sachalin in Zuidoost-Siberië ter plekke verzameld.<br />

45 In 1993 werd er in <strong>Volkenkunde</strong> een tentoonstelling over de kleding van de inheemse volken wonend rondom de Noordpool<br />

gehouden, getiteld Tegen kou, kleding van de poolbewoners. Het recente onderzoek is vastgelegd in diverse publicaties zo<strong>als</strong><br />

Poolkleding, een tweede huid, Buijs, 1993, en Braving the Cold, Continuity and Change in Arctic Clothing, Buijs and Oosten<br />

(eds.), 1997, (zie appendix 2). Een belangrijke vroeg-twintigste eeuwse bron vormt Thalbitzer’s The Ammassalik Eskimo,<br />

Meddelelser om Grønland 39, 1914.<br />

46 Serie 1202, voorafgegaan door enkele stukken van Baron von Lühdorf in serie 434 en 680.<br />

47 Een deel van de collectie werd tentoongesteld tijdens de tentoonstelling Over leven en overleven, cultuurveranderingen bij de<br />

poolvolken in 1984 en tijden de tentoonstelling Tegen kou, kleding van de poolbewoners in 1993. Vermelding van de Siberische<br />

collecties zijn te vinden in de publicaties Over leven en overleven, cultuurveranderingen bij de poolvolken, Nooter (ed.), 1984,<br />

en Poolkleding, een tweede huid, Buijs, 1993, en Braving the Cold, Buijs and Oosten (eds.), 1997. Een belangwekkende<br />

negentiende publicatie over de (materiële) cultuur van <strong>het</strong> Amurgebied in Zuidoost-Siberië moet hier genoemd worden: Von<br />

Schrenck, Reisen und Forschungen im Amurland in den Jahren 1854-57, St.Petersburg 1889.


64<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

- Lapland<br />

De inheemse cultuur van Lapland die in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is vertegenwoordigd, betreft<br />

voornamelijk die van de rendierhoudende Sámi. Er zijn ongeveer 500 objecten van deze<br />

bevolkingsgroep uit Lapland.<br />

De eerste objecten in in deze deelcollectie zijn onder gebracht in de kwantitatief geringe serie 287; <strong>het</strong><br />

betrof kleding, een jas en een paar schoenen van de Sámi, verworven middels aankoop van de heer<br />

C. van Doorn in 1881. Een jaar later volgde, op een mes na, opnieuw Sámische kledingin serie 297. In<br />

1884 schenkt Prins Roland Bonaparte <strong>het</strong> museum een kleine collectie van zo’n dertig objecten<br />

afkomstig uit Lapland (serie 451). Prins Bonaparte vergezelde de Nederlandse arts en antropoloog<br />

Herman ten Kate op een reis naar Lapland. Zij verwierven daar een kleine collectie, die slechts ten<br />

dele in <strong>het</strong> Leidse museum werd ondergebracht. In 1921 kocht <strong>het</strong> museum een gevarieerde collectie<br />

aan van Ten Kate, waarin zich o.a. een paar Sámische schoenen bevonden (2012-24), die<br />

vermoedelijk op dezelfde reis werden verzameld. Serie 1020 is de volgende kleine collectie<br />

negentiende eeuwse voorwerpen uit Lapland die in 1894 werd verworven. Soms maakten enkele<br />

losstaande objecten deel uit van grotere schenking objecten uit andere cultuurgebieden, of werden zij<br />

aangekocht op een veiling, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld een Sámisch lepeltje van rendiergewei (serie 695-45),<br />

messen met schedes (serie1345-105 en 2699-3), een Sámische wieg (3584-1), een Sámische gordel<br />

en doosje voor rendiervlees (in serie 4240), een Sámische muts (4378-1) of een Sámische deken<br />

(4242-1) die in 1967 werd aangekocht van <strong>het</strong> Tromsö <strong>Museum</strong>. Pas vanaf 1970 werden voorwerpen<br />

uit Lapland meer systematisch verzameld. Dit gebeurde onder andere via Sámi deskundigen, zo<strong>als</strong><br />

mevr. Dr. Nellejet Zorgdrager, die collectionering voor <strong>het</strong> museum combineerde met haar<br />

onderzoekswerkzaamheden in Lapland. Hierdoor werden enkele wat grotere en buitengewoon goed<br />

gedocumenteerde collecties verworven (series 4934; 4983; 5008; 5044; 5199; 5277; 5316; 5319;<br />

5437; 5453; 5586). Ook de conservator zelf, Gert Nooter, verzamelde meermalen in Scandinavië<br />

(series 4526 , 5079 serie 5903). Na 1990 werden nog slechts enkele kleine collecties of geïsoleerde<br />

stukken verworven, ondermeer door verwerving van de Houtzager collectie (serie 5715), of wederom<br />

enkele keren ook door actieve tussenkomst van mevrouw Nellejet Zorgdrager (serie 5742). Het<br />

zwaartepunt en tevens de kracht van de Sámische collectie is vooral te vinden op <strong>het</strong> gebied van de<br />

hedendaagse Sámische kleding en vervoermiddelen. 48 In 2006 werd de Sámi collectie aangevuld met<br />

hedendaagse kunstnijverheid en zilveren sieraden.<br />

- Alaska en Canada<br />

De deelcollecties afkomstig van Alaskaanse en Canadese Inuit omvatten respectievelijk 200 en 150<br />

objecten. Al direct in serie 1 bevinden zich een honderdtal bijzondere objecten (kleding en jachtgerei)<br />

uit Alaska en de Aleuten. Vooral aan de vroege datum waarop zij zijn verzameld en aan hun inmiddels<br />

oplopende ouderdom ontlenen deze voorwerpen een belangrijke historische waarde. Ook in series die<br />

later in de negentiende en twintigste eeuw zijn verzameld bevinden zich enkele historisch belangrijke<br />

objecten, zo<strong>als</strong> fraaie kajakmodellen en bijzondere parka’s uit darmenhuiden en vogelhuiden<br />

vervaardigd (series 331, 360,1070 en 4815, 4913, 4926,4935,5405). Voorwerpen van de Canadese<br />

Inuit dateren pas van na 1957 (enkele geïsoleerde oudere stukken buiten beschouwing latend), toen<br />

voor <strong>het</strong> eerst door <strong>het</strong> museum een kleine samenhangende collectie met jachtvoorwerpen uit die<br />

regio, verzameld door prof. Dr. G. van den Steenhoven, werd verworven (serie 3493). 49 (A-categorie.)<br />

Daarnaast zijn er inmiddels enkele spekstenen sculpturen en Inuit litho’s en steendrukken van<br />

vooraanstaande Canades Inuit kunstenaars aanwezig. Het blijft echter in aantal - ook binnen de<br />

afdeling zelf - een bescheiden collectie.<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Op nationaal niveau<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> in Leiden is <strong>het</strong> enige volkenkundige museum in Nederland dat beschikt over<br />

een collectie afkomstig uit een groot aantal verschillende Arctische regio’s (Groenland, Canada en<br />

Alaska, Siberië en Scandinavië). Vooral dit aspect van regionale spreiding maakt de collectie uniek op<br />

nationaal niveau.<br />

48 Een deel van de Sámische collectie werd tentoongesteld tijdens de tentoonstelling Over leven en overleven,<br />

cultuurveranderingen bij de poolvolken in 1984 en tijden de tentoonstelling Tegen kou, kleding van de poolbewoners in 1993.<br />

Vermelding van de Sámische collecties zijn te vinden in de publicaties Over leven en overleven, cultuurveranderingen bij de<br />

poolvolken, Nooter (ed.), 1984 en Poolkleding een tweede huid, Buijs, 1993 en Braving the Cold, Buijs en Oosten (eds.), 1997.<br />

Daarnaast publiceerde Nellejet Zorgdrager direct of indirect over de Sámische collectie in diverse andere artikelen.<br />

49 G. van den Steenhoven: Leadership And Law Among The Eskimos of the Keewatin District, Northwest Territories. Rijswijk:<br />

Uitgeverij Excelsior, 1962.


65<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Het Museon bezit een collectie van grote betekenis, afkomstig uit (Oost-)Groenland; de Tinbergen<br />

collectie (1932/33), Nooter’s collecties (uit 1965 en 1967/68) en de Artis-collectie uit de<br />

achtiende/negentiende eeuw, in totaal circa 1700 objecten. 50 De collectie in Leiden heeft een grotere<br />

historische diepgang door de aanwezigheid van een archeologische collectie uit de zestiendezeventiende<br />

eeuw uit West-Groenland, verzameld door de vooraanstaande Deense botanist Morten<br />

Pederson Porsild (1872-1966). Kleine deelcollecties van soms enkele stukken uit Canada, Alaska of<br />

Groenland komen voor in <strong>het</strong> Groningse Volkenkundige <strong>Museum</strong>, dat fuseerde met <strong>het</strong> Universiteits<br />

<strong>Museum</strong> Groningen. Ook <strong>het</strong> Amerika <strong>Museum</strong> in Cuyk beheerde een fraaie kleine collectie van<br />

Canadese Inuit, maar dit museum was in 2005 gedwongen zijn deuren te sluiten. De collectie uit<br />

Cuyk, waaronder een bijzondere verzameling van Canadese Inuit uit omstreeks 1950 (in totaal ruim<br />

600 objecten), werd in 2007 ondergebracht in <strong>het</strong> Wereldmuseum in Rotterdam. De Siberische<br />

collectie in <strong>Volkenkunde</strong> is uniek in Nederland. Geen ander museum in Nederland beheert een in<br />

historische diepgang en omvang vergelijkbare collectie . Dit geldt tevens voor de Sámische collectie<br />

uit Lapland.<br />

Op internationaal niveau<br />

- Groenland<br />

In Europa zijn buiten Nederland zijn enkele belangwekkende West- en Oost-Groenlandse collecties<br />

aanwezig, vooral in <strong>het</strong> National <strong>Museum</strong> in Kopenhagen en in Nuuk, de hoofdstad van Groenland.<br />

Het Landsmuseum in Nuuk verzamelt naast historische objecten tevens moderne kunst en<br />

gebruiksobjecten uit Groenland. De kleinere regionale musea in Groenland beheren bescheiden<br />

collecties uit de eigen regio. Zo bevindt zich in <strong>het</strong> Ammassalik <strong>Museum</strong> in Tasiilaq een kleine Oost-<br />

Groenlandse collectie met o.a. fraaie maskers uit <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw en moderne<br />

sculptuur uit de regio.<br />

Een omvangrijke en wetenschappelijk belangrijke collectie uit 1933 van Oost-Groenland bevindt zich<br />

in <strong>het</strong> Musée de l’Homme te Parijs.<br />

Internationaal onderscheiden de Groenlandse collecties van <strong>Volkenkunde</strong> zich door de grote<br />

continuïteit in collectionering. Zo werd en wordt verzameld van archeologica tot moderne kunst, van<br />

de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag. Uit deze brede spreiding binnen de collectie vallen,<br />

<strong>als</strong> uit geen andere, veranderingen in materiële cultuur te analyseren en exposeren. Dit is –<br />

merkwaardig genoeg – niet of veel minder mogelijk bij de Deense en Franse collecties.<br />

- Siberië<br />

In <strong>het</strong> buitenland bevinden zich Siberische collecties variërend in aantal van circa 300 voorwerpen tot<br />

circa 3000 stukken in musea in Hamburg, Londen, Oslo en Kopenhagen. De omvang van de collecties<br />

in twee verschillende volkenkundige musea in St. Petersburg is weliswaar niet bekend, duidelijk is wel<br />

dat zij de belangrijkste van Europa zijn.<br />

- Lapland<br />

In de Scandinavische landen zijn grote, bijzondere en oude collecties afkomstig uit Lapland aanwezig,<br />

zo<strong>als</strong> in de Etnografische Musea in Rovaniemie, Oslo, Göteborg, Stockholm, en Kopenhagen. Begin<br />

eenentwintstigste eeuw zijn in Sápmi (Lapland) ook enkele locale musea actief of actiever geworden<br />

in <strong>het</strong> bijeenbrengen en behouden van eigen erfgoed. In dit verband zijn zeker <strong>het</strong> vermelden waard<br />

de Sámiske Samlinger - Sámi <strong>Museum</strong> in Karasjok (dat naast historisch materiaal ook moderne Sámi<br />

kunst bijeenbrengt) en <strong>het</strong> Siida Sámi <strong>Museum</strong> in Inari, Finland. Het verzamelen van modern,<br />

hedendaags materiaal is echter betrekkelijk uniek voor <strong>Volkenkunde</strong> en wordt niet door al deze musea<br />

ondernomen.<br />

- Alaska en Canada<br />

Grote collecties van Canadese en Alaskaanse Inuit zijn te vinden in de grote musea in Ottawa,<br />

Fairbanks, en Vancouver. Deze Inuit- regio’s in de collectie van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong><br />

hebben geen rol van betekenis op internationaal niveau.<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

De kwaliteit van de Circumpolaire collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> kan aanmerkelijk worden<br />

verhoogd door voor de afdeling de lijnen van verzamelen uit <strong>het</strong> verre en recente verleden te blijven<br />

voortzetten in een actief verzamelbeleid. Groenland, Siberië en Lapland vormen daarbij de regio’s die<br />

– gelet op de al bestaande collecties – bijna <strong>als</strong> vanzelfsprekend <strong>als</strong> eerste in aanmerking komen om<br />

50 Met <strong>het</strong> Museon wordt nauw samengewerkt en afstemming van acquisities vindt plaats.


66<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

door actief verzamelen te worden uitgebreid en te worden versterkt. Gezien de unieke positie die<br />

<strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> in Nederland inneemt op <strong>het</strong> gebied van collecties uit vrijwel <strong>het</strong> gehele<br />

poolgebied, is <strong>het</strong> tevens wenselijk Canada en Alaska bij verzamelactiviteiten niet uit <strong>het</strong> oog te<br />

verliezen en waar mogelijk ook de collecties uit deze gebieden uit te breiden.<br />

Slechts daar waar collectievreemde, niet-Arctische objecten in de collectie zijn binnengeslopen, wordt<br />

deselectie voorgesteld. Te denken valt bijvoorbeeld aan een Hongaarse of Roemeense jas (116-1),<br />

een paar Russische schoenen (1068-1) en een Russisch vaasje (1462-19), die alle onder de<br />

Siberische collectie werden gebracht, maar daar regionaal gezien niet in thuis horen.<br />

Het is ook mogelijk voorwerpen uit Scandinavië, die niet afkomstig zijn van de Sámi, maar horen in<br />

een Noorse, Zweedse of zelfs IJslandse boerencultuur, te deselecteren (bijv. textiel uit IJsland in serie<br />

360 en enkele objecten uit IJsland [4185-30 en 31] en de Faeröer Eilanden in serie 4480). Een tiental<br />

objecten uit Noorwegen en Zweden kunnen niet worden gedeselecteerd omdat zij integraal onderdeel<br />

uitmaken van de collectie Houtzager (serie 5715).


67<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Literatuur<br />

Boas, F.<br />

1904 The Eskimo of Baffin Land and Hudson Bay; from Notes Collected by Captain George Comer,<br />

Captain James S. Mutch, and Rev. E.J. Peck. Bulletin of the American <strong>Museum</strong> of Natural<br />

History 15/1:1-370.<br />

Buijs, Cunera<br />

2004 Furs and Fabrics: Transformations, Clothing and Identity in East Greenland. PhD thesis;<br />

Mededelingen van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> 32. Leiden: Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong> and Research School CNWS, School of Asian, African and Amerindian Studies.<br />

Buijs, Cunera & Jarich Oosten<br />

1997 Braving the Cold: Continuity and Change in Arctic Clothing. Leiden: Research School CNWS,<br />

School of Asian, African, and Amerindian Studies.<br />

Fitzhugh W.W. and A. Cromwell, red.<br />

1988 Crossroads of Continents: Cultures of Siberia and Alaska. Washington and London:<br />

Smithsonian Institution Press.<br />

Gustav Holm Samlingen<br />

1985 Genstande insamlet på konebåd-ekspeditionen til Ammassalik 1883-85. Nuuk, København:<br />

Grønlands Landsmuseum, National Museet.<br />

Kaalund, Bodil<br />

1979 Grønlands Kunst. København: Politikens Forlag.<br />

Møbjerg, Tinna, Jens Rosing, Asger Jorn and Gérard Franchesci<br />

[s.a.] Folk Art in Greenland throughout a Thousand Years. Köln: Verlag der Buchhandlung Walther<br />

König.<br />

Nooter, G.<br />

1976 Leadership and Headship; Changing Authority Patterns in an East Greenland Hunting<br />

Community. Leiden: Mededelingen van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> 20.<br />

1984 1884-1984: a Century of Changes in East Greenland. In: G.W. Nooter, red., Life and Survival<br />

in the Arctic; Cultural Change in the Polar Regions: 121-144. Den Haag: Staatsuitgeverij.<br />

Schrenck, L. von<br />

1881 Reisen und Forschungen im Amurlande in den Jahren 1854-1856. St. Petersburg.<br />

Taksami, Ch. (T.) M.<br />

1968 Features of the Ancient Religious Rites and Tabboos of the Nivkhi (Gilyak). In: V. Diószegi<br />

(ed.), Popular Beliefs and Folklore Tradition. Bloomington: Indiana University Publications, Uralic and<br />

Altaic Series 57.<br />

Thalbitzer, William (ed.)<br />

1914 The Ammassalik Eskimo: Contributions to the Ethnology of the East Greenland Natives. Part<br />

1, Containing the Ethnographical and Anthropological Results of G. Holm's Expedition in<br />

1883-85 and G. Amdrup's Expedition in 1998-1900. Meddelelser om Grønland 39.<br />

Tinbergen, N.<br />

1934 Eskimoland. Rotterdam: D. van Sijn & Zonen.<br />

Zorgdrager, Nellejet<br />

1993 The Enigma of the Women’s Horned Cap: Cultural Change among the Sámi of Finnland,<br />

Norway. In: Buijs, Cunera (ed.), Continuity and Discontinuity in Arctic Cultures: Essays in<br />

honour of Gerti Nooter Curator at the National <strong>Museum</strong> of Ethnology, 1970-1990; Leiden:<br />

Centre of Non-Western Studies 15:3-29.


Collectie<strong>profiel</strong> China<br />

Paul van Dongen<br />

Inleiding<br />

68<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Cultuurgebieden<br />

Deze <strong>profiel</strong>sc<strong>het</strong>s heeft betrekking op de collectie van de afdeling China van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Deze afdeling omvat in geografische zin: <strong>het</strong> vasteland van China 51 en <strong>het</strong> eiland Taiwan, <strong>het</strong> huidige<br />

Vietnam 52 , en de stadstaat Singapore.<br />

Op <strong>het</strong> vasteland telt de Volksrepubliek China circa 1,3 miljard inwoners. Van hen vormen de Han-<br />

Chinezen numeriek en cultureel de overheersende meerderheid (93,3 procent). Zij bewonen<br />

voornamelijk de oostelijke helft van <strong>het</strong> land en dan meer in <strong>het</strong> bijzonder <strong>het</strong> vruchtbare laagland in<br />

<strong>het</strong> oosten en zuiden. Qua oppervlakte is dit gebied ongeveer een derde van <strong>het</strong> totale Chinese<br />

territorium.<br />

Daarnaast worden door de Chinese overheid op <strong>het</strong> vasteland nog eens 55 culturele minderheden,<br />

zo<strong>als</strong> Zhuang, Uygur, Hui, Yi, Tibetanen, Miao, Manchu, Mongolen, Buyi, etc., onderscheiden. Zij<br />

vormen de overige 6,7 procent van de bevolking. Zij wonen voornamelijk in de perifere gebieden van<br />

China, in de meer of minder onherbergzame steppe- of berggebieden in <strong>het</strong> noordwesten, westen en<br />

zuidwesten.<br />

Op <strong>het</strong> eiland Taiwan wonen circa 22,5 miljoen inwoners. Van hen zijn 98 procent van Han-Chinese<br />

origine en culturele achtergrond. De overige 2 procent wordt gevormd door de oorspronkelijke<br />

bewoners van <strong>het</strong> eiland.<br />

Vietnam telt omstreeks 81 miljoen inwoners, waarvan ongeveer 90 procent <strong>als</strong> etnische Vietnamezen<br />

is te beschouwen. De overige 10 procent van de bevolking bestaat voornamelijk uit etnische<br />

minoriteiten die in meerderheid in de noordwestelijke bergachtige streken woonachtig zijn en vaak hun<br />

oorsprong hebben in een van de aangrenzende landen.<br />

Omvang van de verzameling<br />

Uit tellingen in <strong>het</strong> collectieregistratiesysteem van <strong>Volkenkunde</strong> blijkt - op <strong>het</strong> moment van schrijven<br />

van deze <strong>profiel</strong>sc<strong>het</strong>s - dat bij de afdeling China ruim 12.500 objecten aanwezig zijn 53 . Het overgrote<br />

deel hiervan is afkomstig uit China/Taiwan. Een relatief klein deel - bijna 800 objecten - is afkomstig uit<br />

de regio Vietnam. Uit Singapore zijn (nog) geen voorwerpen specifiek bij de afdeling China<br />

ondergebracht, omdat deze in <strong>het</strong> verleden meestal hun weg vonden naar de afdeling Insulair<br />

Zuidoost-Azië.<br />

Even<strong>als</strong> bij andere afdelingen <strong>het</strong> geval is, is ook de exactheid van de genoemde aantallen in zekere<br />

zin maar schijn. Enerzijds zijn soms van een enkel voorwerp alle samenstellende onderdelen<br />

afzonderlijk geteld. Anderzijds zijn soms individuele voorwerpen die <strong>als</strong> een samenhangende groep<br />

zijn verzameld, slechts <strong>als</strong> een voorwerp geteld. Toch mag men, ondanks deze “vertellingen”, <strong>het</strong><br />

getal van 12.500 <strong>als</strong> een reële indicatie beschouwen van de omvang van de afdeling China.<br />

Collectiegeschiedenis<br />

Collectiebeschrijving algemeen<br />

De collectie China van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is in <strong>het</strong> veld van de Nederlandse volkenkundige musea<br />

de grootste verzameling Chinese etnografica.<br />

In haar algemeenheid bevat de collectie etnografica van uiteenlopende aard, kwaliteit en ouderdom.<br />

De meeste voorwerpen dateren uit de Qing periode (1644-1911) – daarbij in meerderheid uit eind<br />

achttiende en de gehele negentiende eeuw – en uit de twintigste eeuw. De objecten uit oudere dan de<br />

51 Met opzet wordt hier gesproken over <strong>het</strong> vasteland van China en niet over <strong>het</strong> gebied met (discutabele) politieke<br />

grenzen van de huidige Volksrepubliek China. Daarvan uitgaande zouden ook de uit Tibet afkomstige voorwerpen<br />

moeten worden gerekend tot de afdeling China. Echter, gelet op de duidelijk afwijkende culturele identiteit is deze<br />

regio binnen de structuur van de Sector Onderzoek van <strong>het</strong> museum op <strong>het</strong> moment van schrijven van deze<br />

<strong>profiel</strong>sc<strong>het</strong>s toebedeeld aan de conservator voor Zuid-Azië.<br />

52 De belangrijkste reden voor <strong>het</strong> administratief onderbrengen van de uit Vietnam afkomstige voorwerpen bij de afdeling<br />

China is gelegen in <strong>het</strong> feit dat de regio Vietnam politiek en cultureel eeuwenlang onder sterke Chinese<br />

(Confucianistische) invloed heeft gestaan.<br />

53 Het gaat in deze <strong>profiel</strong>sc<strong>het</strong>s expliciet om objecten <strong>als</strong> materiële getuigenissen van de Chinese cultuur. De<br />

audiovisuele bestanden – foto’s, films, geluidsopnames e.d. – die China en de Chinezen tot onderwerp hebben, zijn<br />

hier geheel buiten beschouwing gelaten. (Hierover zal in een ander collectie<strong>profiel</strong> verslag worden gedaan.)


69<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

eerdergenoemde perioden zijn – met uitzondering van de munten - veelal <strong>als</strong> individuele stukken door<br />

<strong>het</strong> museum verworven. Dit geldt onder andere voor de relatief kleine collectie archeologica.<br />

In <strong>het</strong> geval van de objecten uit de Late Qing tijd zijn er een aantal belangwekkende, door individuele<br />

verzamelaars bijeengebrachte, eigentijds vervaardigde en in samenhang verzamelde collecties (J.Th.<br />

Roijer; J. Rhein; J.J.M. de Groot). Het is onder andere in relatie tot enkele van deze oudere collecties<br />

dat de afgelopen decennia verder is verzameld (T.T. Gan; P.L.F. van Dongen).<br />

Historische achtergrond<br />

De eerste directe contacten tussen Nederlanders en Chinezen dateren uit de zeventiende eeuw, toen<br />

in de eerste jaren uit die eeuw handelsmissies van de VOC zich richting (Zuid) China begaven. Vooral<br />

de havenstad Kanton was vanaf <strong>het</strong> begin en gedurende de daaropvolgende eeuwen een belangrijke<br />

plaats voor (handels)contacten. Kortstondig had de VOC hiervoor ook uitv<strong>als</strong>bases op <strong>het</strong> eiland<br />

Taiwan.<br />

Te Kanton hadden de Nederlanders, even<strong>als</strong> vertegenwoordigers van enkele andere toentertijd<br />

vooraanstaande zeevarende Europese landen, een factorij voor de handel met de Chinezen. Via deze<br />

factorij vond de overdracht van vraag en aanbod in bestellingen en goederen plaats. Langs deze weg<br />

- direct of indirect - hebben ook de eerste verzamelaars van Chinese kostbaarheden en "etnografica"<br />

de door hen gewenste objecten besteld en/of verkregen.<br />

Naarmate de (handels)contacten met China in de negentiende en twintigste eeuw intensiever en<br />

agressiever werden, nam ook de belangstelling voor China wereldwijd toe. Bovendien werd <strong>het</strong><br />

economisch en politiek verzwakte China in toenemende mate gedwongen havensteden en achterland<br />

open te stellen voor buitenlanders. Dit leidde op den duur weer tot een toename in <strong>het</strong> aantal kleinere<br />

en grotere verzamelingen van uit China afkomstige objecten van allerlei aard. In overgrote<br />

meerderheid betrof <strong>het</strong> daarbij voorwerpen uit de kunstnijverheid en uit de sfeer van de (ceramische)<br />

antiquiteiten. Voorwerpen met een hoog kunstzinnig gehalte of etnografica genoten - afgezien van een<br />

enkele connaisseur of wetenschapper - tot ver in de twintigste eeuw veel minder belangstelling. China<br />

werd bovendien gedurende <strong>het</strong> grootste deel van de twintigste eeuw geteisterd door (burger)oorlogen,<br />

politieke controverses en instabiliteit. Vanaf 1949 tot omstreeks 1980 was <strong>het</strong> land daarenboven door<br />

<strong>het</strong> heersende communistische regime commercieel en cultureel gesloten verklaard voor de ‘boze’<br />

imperialistische en kapitalistische buitenwereld. In de laatste twee decennia van de vorige eeuw is<br />

daar echter geleidelijk verandering gekomen. Inmiddels spreken de handelsgeest en <strong>het</strong> kapitaal weer<br />

een krachtig woord mee in de ontwikkeling van China. Een van de economische branches die hiervan<br />

sterk meeprofiteert is <strong>het</strong> toerisme. Door de komst van buitenlanders en hun behoefte aan "souvenirs"<br />

is ook de stroom van antiquiteiten en kunst- en kunstnijverheidsproducten die China verlaat - legaal en<br />

illegaal - sterk toegenomen. Deze ontwikkeling zal - op termijn - ongetwijfeld invloed hebben op de<br />

mogelijkheden voor <strong>het</strong> museum om voorwerpen in of uit <strong>het</strong> Chinese cultuurgebied te verwerven.<br />

De vroege verzamelingen<br />

In zekere zin is reeds ver voor <strong>het</strong> ontstaan van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> de kiel gelegd voor de huidige<br />

verzameling van de afdeling China. Een achttiende eeuwse particuliere verzamelaar uit ’s-<br />

Gravenhage, Jean Theodore Roijer (1737-1807), had <strong>als</strong> amateur sinoloog enige honderden uit China<br />

afkomstige voorwerpen verzameld. Deze waren geheel in de geest van zijn tijd <strong>als</strong> `rariteijte'<br />

ondergebracht in een `kabinet van zeldzaamheden'.<br />

Toen eind 1814 zijn weduwe overleed, legateerde zij overeenkomstig de wens van haar man zijn<br />

verzamelingen aan “hem, die uit <strong>het</strong> Oranjehuis <strong>het</strong> eerst weder den Nederlandschen grond betreden<br />

zou”. Zo kwamen de voorwerpen ter beschikking van `onsen Geliefde Souverijn’, de latere koning<br />

Willem I, die op zijn beurt met Roijer’s collectie <strong>het</strong> Kabinet van Chinese Zeldzaamheden oprichtte.<br />

In 1821 wordt de collectie Roijer samengevoegd met andere verzamelingen en - tot de opheffing in<br />

1883 - ondergebracht in <strong>het</strong> Haagse Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden. In dat jaar wordt besloten<br />

alle niet vaderlandse `zeldzaamheden' van <strong>het</strong> Kabinet over te hevelen naar 's Rijks Ethnographisch<br />

<strong>Museum</strong>, thans <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden. Alle voorwerpen uit die overdracht van<br />

1883 – waaronder dus ook de collectie Roijer en andere voorwerpen uit China (circa 1400 nummers) -<br />

zijn in <strong>het</strong> museum administratief ondergebracht onder serie 360.<br />

In de decennia voorafgaande aan de opsplitsing van <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden vond<br />

te Leiden de oprichting en de groei plaats van een etnografisch museum. Initiatiefnemer hiervan was<br />

de van oorsprong Duitse arts Philipp Franz von Siebold (1796-1866). Von Siebold, die van 1823 tot<br />

1829 op en rond de Nederlandse factorij te Deshima (Nagasaki) in Japan verbleef en verzamelde,<br />

gebruikte hiervoor zijn eigen verzameling (circa 5000 nummers) <strong>als</strong> basis. Slechts een klein deel


70<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

daarvan is in oorsprong afkomstig uit China. Het betreft naast ruim twintig schilderijen, enkele<br />

stempels en schrijfbenodigdheden, en bijna 400 munten (serie 1).<br />

Onder Von Siebold en zijn eerste opvolgers – Conradus Leemans en aansluitend Lindor Serrurier - <strong>als</strong><br />

beheerders van de te Leiden voor publiek toegankelijke etnografische collecties 54 , groeide de totale<br />

verzameling gestaag en gaf ook de “Chineesche afdeeling” noemenswaardige uitbreiding te zien.<br />

Vooral Lindor Serrurier, betoonde zich daarbij een zeer actief bedelaar. Hij schroomde bijvoorbeeld<br />

niet om Nederlanders en Nederlandse vertegenwoordigingen in den vreemde te vragen in <strong>het</strong> land<br />

van verblijf of vestiging voor <strong>het</strong> museum etnografica te verzamelen, zomogelijk voor een minimum<br />

aan kosten of - beter nog - geheel kosteloos. Een van degenen die hij voor zijn museale karretje<br />

trachtte te spannen, was de Nederlandse sinoloog Dr. J.J.M. de Groot (1854-1921), die in de jaren<br />

1886-1890 in de Zuid-Chinese havenstad Xiamen (Amoy) verbleef en daar veldwerk verrichtte.<br />

Hoewel tussen Serrurier en deze J.J.M. de Groot in later jaren een sterke incompabilité d’humeur is<br />

ontstaan, is <strong>het</strong> juist De Groot geweest die op <strong>het</strong> eind van de negentiende eeuw een omvangrijke en<br />

inhoudelijk zeer belangrijke richtinggevende bijdrage heeft geleverd aan de uitbreiding van de afdeling<br />

China. Het betreft in hoofdzaak objecten die op de een of andere wijze een rol speelden in bepaalde<br />

religieuze gebruiken (godenbeelden), "rites de passage" (huwelijk en overlijden) en mogelijk daarmee<br />

samenhangende theateroptredens (marionetten, handpoppen, muziekinstrumenten e.d.).<br />

De door hem te Xiamen en omgeving verzamelde voorwerpen zijn terug te vinden in tal van series<br />

(518, 962, 971, 981, 1049, 1079, 1090, 1092, 1738 en 1743; in totaal ruim bijna 800 objecten)<br />

Andere series die in de negentiende eeuw door <strong>het</strong> museum zijn verworven, die een plaats hebben<br />

binnen de huidige afdeling China en die door hun aard, omvang of herkomst van enig belang mogen<br />

worden geacht, zijn:<br />

- Serie 328 (1882) aankoop op veiling: tekeningen op “mergpapier”<br />

- Serie 611, en later nog de series 670, 737 en 763 (tussen 1887 en 1890) met door J. Rhein te<br />

Peking verzamelde voorwerpen: voornamelijk theaterpoppen, theaterattributen,<br />

muziekinstrumenten en kinderspeelgoed;<br />

- Series 750, 752 en 759, aankopen op de Wereldtentoonstelling te Parijs (1889): Vietnamese<br />

etnografica;<br />

Van de nà 1900 verworven series met een zeker belang dienen te worden genoemd:<br />

- Series 1338, 1339, 1344 en 1345, aankopen H. Frühstroffer (1901-’02): Vietnamese<br />

etnografica;<br />

- Serie 1905 aankoop F.W. Westerman (1914): o.a. ceramiek, bronzen, dagelijks leven, textilia,<br />

schilderijen;<br />

- Serie 1990 munten (572 nummers) aangekocht bij de firma E.J. Brill (1920);<br />

- Serie 3436 schenking Baron E. von der Heidt (1957): antiquiteiten;<br />

- Serie 3600 overdracht Koninklijke Militaire Academie (1959): etnografica;<br />

- Serie 4091, 4092 en 4163 veldreizen T.T. Gan (1964-’65): etnografica;<br />

- Serie 5374, 5450 en 5836 veldreizen P.L.F. van Dongen (1984,’86 en ’95): etnografica;<br />

- Serie 5566 aankoop Musée Kwok-on (1989): schaduwpoppen;<br />

- Serie 5743 en 5805 aankopen C. Schuurer (1993 en ’95): religieuze objecten van de Yao.<br />

Collectiekwaliteit<br />

Bij <strong>het</strong> beoordelen van de kwaliteit van de Chinese collectie van <strong>Volkenkunde</strong> kunnen een aantal<br />

verschillende uitgangspunten worden genomen, e.g. de aard van <strong>het</strong> materiaal, <strong>het</strong> thematisch<br />

verband of de verhouding tot de aard en omvang van Chinese collecties elders in NL of daarbuiten.<br />

Zo moge <strong>het</strong> bijvoorbeeld duidelijk zijn dat de kracht van de Chinese verzameling grotendeels<br />

gebaseerd is op <strong>het</strong> etnografisch karakter daarvan en dat zij in aard en omvang zowel in Nederland en<br />

Europa <strong>als</strong> representatief mag worden beschouwd. Dit geldt vooral voor de materiële getuigenissen uit<br />

<strong>het</strong> dagelijks leven van <strong>het</strong> traditionele China gedurende de achttiende - negentiende eeuw en de<br />

moderne periode tot ongeveer na <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> tijdperk Mao Zedong in de 20e eeuw.<br />

54 In de loop van de eeuw veranderde de samenstelling van de totale collectie in rap tempo en gingen naast de<br />

voorwerpen uit Japan ook voorwerpen uit andere gebiedsdelen – vooral Nederlands Indië – deel uitmaken van een<br />

groter en sterk groeiend geheel. Dit leidde tot een aantal andere veranderingen, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld de<br />

naamaanduidingen: Japansch <strong>Museum</strong> (1847), Rijks Japansch <strong>Museum</strong> (1859), Rijks Ethnographisch <strong>Museum</strong><br />

(1862), Rijksmuseum van Ethnographie (1931) en Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> (1935).


71<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Hierbij zijn enkele door individuele verzamelaars bijeengebrachte collecties, zo<strong>als</strong> die van J.T. Roijer,<br />

J. Rhein en J.J.M. de Groot niet alleen <strong>als</strong> 'ensembles' van belang (vgl. ook de collectie Von Siebold),<br />

maar zijn zij dit ook uit oogpunt van nationale erfgoedwaarde, omdat zij nauw zijn verbonden met<br />

personen of instellingen van cultuurhistorische betekenis. De verzamelingen van de sinoloog J.J.M. de<br />

Groot bijvoorbeeld, vormen een belangrijke ondersteuning en visuele representatie van zijn<br />

monumentale academische studies over de traditionele systemen van geloof en religieuze gebruiken<br />

in China.<br />

Ten aanzien van laatstgenoemde aspecten valt binnen de Chinese collectie in meer algemenere zin<br />

<strong>het</strong> grote aantal voorwerpen op dat een primaire of secundaire rol heeft gespeeld in de religieuze<br />

belevingswereld van de Chinezen. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld de deelcollecties<br />

rouwetnografica en godenbeelden, die qua aard en omvang van meer dan nationaal belang zijn.<br />

Voegt men hier nog de deelcollecties muziekinstrumenten en theaterpoppen aan toe – zij zijn<br />

verzameld in relatie tot de geloofsbelevingen van de Chinezen, maar kunnen ook in ander en geheel<br />

eigen verband worden beschouwd – dan neemt <strong>het</strong> belang van <strong>het</strong> totaal nog verder toe. Op <strong>het</strong><br />

terrein van de religie(s) van de Chinezen en de manieren waarop zij in materiële zin uiting geven aan<br />

hun ideeën zou derhalve een voortzetting van <strong>het</strong> verzamelbeleid dienstig zijn.<br />

Naar de aard van <strong>het</strong> materiaal en qua aantal nemen ook de ceramiek- en papiercollecties een<br />

belangrijke plaats in binnen de collectie China. Daarmee is niet gezegd dat de kwaliteit evenredig is<br />

met de omvang. Ofschoon de ceramiekcollectie soms goede voorbeelden bevat van bepaalde vormen<br />

Chinees aardewerk, steengoed of porselein zo<strong>als</strong> die in de loop van vele eeuwen zijn ontwikkeld, zijn<br />

er nog te veel lacunes om bijvoorbeeld in een vaste opstelling een goed totaaloverzicht te kunnen<br />

geven van de ontwikkeling van de Chinese ceramiek. Ofschoon dit wenselijk zou kunnen zijn – en ook<br />

mogelijk – zijn in Nederland meer musea op dit terrein actief (o.a. <strong>het</strong> Groninger <strong>Museum</strong> en <strong>het</strong><br />

Keramiekmuseum Princessehof te Leeuwarden).<br />

Voor de papiercollectie – circa 2500 schilderingen, posters, prenten, knipsels en rubbings – geldt ook<br />

<strong>het</strong> belang van de omvang en van de kwaliteit van individuele objecten of een enkele deelcollectie,<br />

zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld de posters. Hier is gezien de vroegere en huidige productie in China en de<br />

ontwikkelingen in de moderne schilderkunst verwerving slechts in incidentele gevallen mogelijk en ook<br />

wenselijk. Het geheel te willen bestrijken is financieel onbetaalbaar – tenzij <strong>het</strong> om volkskunst gaat -<br />

en praktisch niet mogelijk, want er is te veel en er zijn teveel individuele ontwikkelingen.<br />

De numismatische collectie is omvangrijk te noemen ( > 1200 items). Een beoordeling op basis van<br />

een relatief grote en redelijk beschreven deelcollectie (serie 1990; 574 objecten) doet vermoeden dat<br />

hierbij sprake is van een brede, representatieve spreiding door de eeuwen heen. Desalniettemin zou<br />

gericht en gespecialiseerd onderzoek op dit collectieonderdeel wenselijk zijn om <strong>het</strong> werkelijke<br />

wetenschappelijke en museale belang vast te stellen. Geldelijk van minder of geen 'waarde', maar<br />

daarom niet minder interessant en zeker ook van een behoorlijke omvang is de collectie offergeld. Dit<br />

'nepgeld' is vooral in zijn uiterlijke diversiteit en kwaliteit en door de achterliggende ideeën bij <strong>het</strong><br />

gebruik ervan de moeite van een goede inventarisatie en studie waard.<br />

Kijkende naar de verhouding tot andere (volkenkundige) musea in Nederland, is ook de collectie<br />

alledaagse Chinese gebruiksvoorwerpen zonder meer <strong>als</strong> groot te betitelen. Hoewel zij door hun aard<br />

vaak niet erg spectaculair ogen, vormen zij gezamenlijk toch een belangrijke bron voor onderzoek en<br />

presentatie. Hier zal wellicht op langere termijn <strong>het</strong> belang groeien naarmate die objecten in China zelf<br />

uit <strong>het</strong> dagelijks gebruik verdwijnen en worden vervangen door moderne (Westerse) producten. Het<br />

verzamelbeleid m.b.t. deze voorwerpen kan en moet onverminderd worden voortgezet.<br />

Zeer beperkt in aantal, maar desalniettemin aanwezig en ten dele door de marktwerking zeer kostbaar<br />

geworden, zijn een aantal objecten van vooraanstaande individuele Chinese kunstenaars – in <strong>het</strong><br />

bijzonder schilderijen – en een aantal objecten die door hun aard en/of intrinsieke schoonheid <strong>als</strong><br />

kunstobjecten kunnen worden aangemerkt.<br />

Een aparte groep voorwerpen binnen de afdeling China wordt gevormd door de Vietnamese<br />

voorwerpen. Ofschoon Vietnam geografisch binnen de museale regio Zuidoost-Azië Vasteland valt, is<br />

begin jaren 1990 binnen <strong>het</strong> museum besloten dat de sterke culturele en politieke banden die<br />

eeuwenlang tussen China en Vietnam hebben bestaan, voldoende reden waren de museale


72<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

verantwoordelijkheid voor objecten uit Vietnam toe te bedelen aan de conservator China 55 . In totaal<br />

zijn thans circa 900 objecten met de cultuuraanduiding Vietnamees bij de afdeling China<br />

ondergebracht. In meerderheid dateren deze objecten uit de late negentiende eeuw en door <strong>het</strong><br />

ontbreken van latere substantiële toevoegingen vormen zij inmiddels een betrekkelijk geïsoleerde<br />

groep voorwerpen. Wel bevat de Vietnam collectie enkele ceramische topstukken 56 , die in samenhang<br />

met andere ceramiek uit de<br />

Zuidoost-Aziatische collecties in <strong>het</strong> museum (Annam, Sawankhalok) bezien kunnen worden, mede in<br />

<strong>het</strong> licht van de invloedsfeer en <strong>het</strong> uitstralingsgebied van de productiecentra van Chinees keramiek.<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Nationaal<br />

Al eerder is gemeld dat de collectie China van <strong>Volkenkunde</strong> volgens de laatste telling circa 12.500<br />

voorwerpen bevat en dat deze deelverzameling daarmee in <strong>het</strong> veld van de Nederlandse<br />

volkenkundige musea <strong>als</strong> de grootste mag worden beschouwd.<br />

Maar <strong>Volkenkunde</strong> is niet <strong>het</strong> enige museum in Nederland met een collectie Chinese objecten. Op<br />

volkenkundig terrein bezitten ook <strong>het</strong> Tropenmuseum te Amsterdam en <strong>het</strong> Wereldmuseum te<br />

Rotterdam substantiële collecties. Het Rijksmuseum te Amsterdam is eveneens de gelukkige bezitter<br />

van "oude" Chinese etnografica en kunstvoorwerpen 57 . Er zijn daarnaast in Nederland ook een aantal<br />

andersoortige musea met omvangrijke en belangwekkende Chinese deelcollecties – <strong>het</strong> Nationaal<br />

Keramiekmuseum Het Princessehof te Leeuwarden, <strong>het</strong> Groninger <strong>Museum</strong> en <strong>het</strong> Haagsch<br />

Gemeentemuseum – waar eigen gekwalificeerde medewerkers zorg dragen voor <strong>het</strong><br />

wetenschappelijke beheer en de ontsluiting van hun Chinese verzamelingen. Hierbij moet evenwel<br />

worden aangetekend deze Chinese collecties voornamelijk of uitsluitend bestaan uit Chinese<br />

ceramiek.<br />

Van belang met betrekking tot de Chinese collectie van <strong>Volkenkunde</strong> in <strong>het</strong> Nederlandse museale<br />

bestel is voorts dat op dit moment <strong>het</strong> Leidse museum <strong>het</strong> enige volkenkundige museum is met een<br />

aanstelling voor een conservator voor <strong>het</strong> omvangrijke Chinese cultuurgebied met zijn lange, rijke en<br />

belangwekkende historie en - <strong>het</strong> zij hier even terzijde vermeld - met ruim eenvijfde van de<br />

wereldbevolking.<br />

Internationaal<br />

Een vergelijking van de Chinese collectie van <strong>Volkenkunde</strong> met die van gelijkaardige musea in de ons<br />

omringende landen is niet eenvoudig te maken. Hiervoor ontbreken te veel gegevens. Slechts in<br />

algemene zin bestaat de indruk dat de Chinese collectie van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> door<br />

haar ouderdom, omvang en brede samenstelling - met uiteraard relatieve plus- en minpunten - zich<br />

redelijk kan meten met collecties Chinese etnografica elders in West-Europa.<br />

Wordt de vergelijking gemaakt met die musea waar men zich hoofdzakelijk richtte en richt op Chinese<br />

kunstvoorwerpen en antiquiteiten, dan is de collectie van <strong>Volkenkunde</strong> <strong>als</strong> zeer bescheiden te<br />

kenmerken.<br />

Prioriteiten<br />

Bovenstaand zijn min of meer tussen de regels door al collectieprioriteiten voor de afdeling China<br />

aangegeven.<br />

Kort herhaald komt <strong>het</strong> neer op de onderstaande mogelijkheden:<br />

- Sterk en actief te versterken: de etnografica m.b.t. <strong>het</strong> dagelijks leven, de theaterwereld en de<br />

religieuze belevingen van de Chinezen.<br />

55 Dezelfde herschikking uit begin jaren 90 heeft er ook toe geleid dat alle Tibetaanse objecten onder de museale<br />

verantwoordelijkheid van de toenmalige conservator Centraal- en Zuidwest-Azië, Drs. R. Munneke, werden geplaatst.<br />

Met zijn vertrek in 2000 is die verantwoordelijkheid overgenomen door de conservator voor <strong>het</strong> Vasteland Zuid- en<br />

Zuidoost-Azië.<br />

56 Onder andere de diepe schaal met vogel (RMV 3760-2) en enkele kalkpotten.<br />

57 De "oude" etnografica zijn voor een groot gedeelte afkomstig uit <strong>het</strong> in 1883 opgeheven Koninklijk Kabinet van<br />

Zeldzaamheden en meer in <strong>het</strong> bijzonder uit de voormalige collectie J.Th. Royer. Het lijkt er op dat toentertijd de<br />

"mooie" en kostbare voorwerpen naar Amsterdam zijn gebracht en de "rest" naar Leiden. De Chinese<br />

kunstvoorwerpen in <strong>het</strong> Rijksmuseum zijn voor <strong>het</strong> overgrote deel eigendom van de Vereniging van Vrienden der Oost<br />

Aziatische Kunst.


73<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

- Niet sterk maar wel reactief te verbeteren: de ceramiek- en papiercollecties; diverse groepen van<br />

objecten uit de sfeer van kunst en kunstnijverheid<br />

- Sterk of zwak en voor<strong>als</strong>nog – op incidenteel voorkomende individuele aanbiedingen na –<br />

ongewijzigd zo te behouden: De Vietnamese collectie en de numismatische collectie.<br />

- Niet sterk en afstootbaar: individuele items, o.a. in de ceramiekcollectie.<br />

Collectiekwaliteit<br />

<strong>Volkenkunde</strong> bezit verreweg de grootste collectie Chinese etnografica van Nederland en bestrijkt de<br />

periode van van de achttiende eeuw tot ongeveer na <strong>het</strong> einde van <strong>het</strong> tijdperk Mao Zedong in de<br />

twintigste eeuw. De collectie mag qua aard en omvang ook in een vergelijking met (volkenkundige)<br />

musea uit ons omringende landen <strong>als</strong> representatief worden beschouwd. Aanzienlijk en<br />

belangwekkend zijn de objecten die direct of indirect verband houdt met de religieuze leefwereld van<br />

de Chinezen.<br />

Een aantal door individuele verzamelaars bijeengebrachte collecties, zo<strong>als</strong> die van Roijer, Rhein en<br />

De Groot, zijn niet alleen <strong>als</strong> 'ensembles' van belang (vgl. ook de collectie Von Siebold), maar zijn dit<br />

ook vanuit <strong>het</strong> oogpunt van nationale erfgoedwaarde, omdat zij nauw zijn verbonden met personen of<br />

instellingen van cultuurhistorische betekenis.<br />

Collectievorming en onderzoek richten zich op de thematische en wetenschapshistorische<br />

zwaartepunten.<br />

Naast uitbreiding van de bestaande collectie door middel van <strong>het</strong> actief en doelgericht verzamelen of<br />

door re-actieve verwerving, kan ook gedacht worden aan eventuele afstoting van individuele objecten<br />

of deelverzameling(en) die elders in museaal verband beter tot hun recht zouden kunnen komen.<br />

Hierbij zal echter zeer grote terughoudendheid (moeten) worden betracht. Indien voor de Chinese<br />

collectie in de toekomst al sprake zal zijn van afstoting, dan zal dat voorlopig uitsluitend betrekking<br />

kunnen hebben op individuele voorwerpen met zowel een in allerlei opzichten beperkte kwaliteit <strong>als</strong><br />

een (vrijwel) geheel ontbrekende samenhang met een groter Chinees volkenkundig kader. In de<br />

ceramiek en kunst(nijverheid)collecties, bevinden zich een aantal van dergelijk objecten die mogelijk in<br />

aanmerking kunnen komen om te worden afgestoten.<br />

In <strong>het</strong> kader van eventuele overdracht c.q. afstoting van voorwerpen of deelcollecties is vanuit externe<br />

expertise de suggestie geopperd ook de omvangrijke numismatische collectie in aanmerking te laten<br />

komen voor overdracht aan een ander Nederlands museum: <strong>het</strong> Rijksmuseum Het Koninklijk<br />

Penningkabinet. Dit voormalig Leidse museum is echter opgegaan in <strong>het</strong> grotere verband van <strong>het</strong><br />

Geldmuseum te Utrecht. De achterliggende gedachte vóór deze voorgestelde overdracht is dat<br />

numismatiek een specialistisch vakgebied is. De vraag rijst dan ook of (afgezien van <strong>het</strong> onderdeel<br />

offergeld en bestanddelen behorend tot de eerder <strong>als</strong> 'ensembles' gekenmerkte vroegste<br />

verzamelingen zo<strong>als</strong> die van Roijer, Cock Blomhoff, Overmeer Fisscher en Von Siebold) deze collectie<br />

ten behoeve van beheer, presentatie en bestudering niet beter op zijn plaats zou kunnen zijn in <strong>het</strong><br />

nieuwe Geldmuseum. Echter: zonder eerst een uitgebreide bestudering van de gehele numismatische<br />

collectie – die uiteraard specialistische kennis(verwerving) vergt – kan op geen enkele wijze een<br />

verantwoorde mening worden gevormd over <strong>het</strong> werkelijke belang ervan binnen de Chinese<br />

verzameling <strong>als</strong> geheel. Zolang deze bestudering niet heeft plaatsgevonden, is overdracht aan een<br />

andere museale (rijks)instelling(en) daarom een premature en (nog) niet wenselijke gedachte.<br />

Literatuur<br />

Campen, Jan van<br />

2000 De Haagse jurist Jean Theodore Royer (1737-1807) en zijn verzameling Chinese<br />

voorwerpen”. Hilversum.<br />

Dongen, P.L.F. van, M. Forrer en W.R. van Gulik<br />

1987 Topstukken uit <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong> (Masterpieces of the National <strong>Museum</strong> of<br />

Ethnology). Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Dongen, P.L.F. van<br />

1995 Sensitive Plates: Nineteen Chinese Paintings on Glass from the End of the Eighteenth<br />

Century. Archiv für Völkerkunde 49: 71 - 110.


74<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Effert, R.A.H.D.<br />

2003 Volkenkundig Verzamelen: <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden en Het Rijks<br />

Ethnografisch <strong>Museum</strong> 1816-1883.” Dissertatie Leiden.<br />

Wengen, G.D. van<br />

2002 Wat is er te doen in <strong>Volkenkunde</strong>?: de bewogen geschiedenis van <strong>het</strong> Rijksmuseum voor<br />

<strong>Volkenkunde</strong> Leiden”. Leiden, Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Werblowsky, R.J. Zwi<br />

2004 Dieux de Chine : le panthéon populaire du Fujian de JJM de Groot. Lyon.


Collectie<strong>profiel</strong> Korea<br />

Ken Vos<br />

75<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Geografische definitie en historische achtergrond<br />

Het cultuurgebied Korea omvat de beide Koreaanse staten, de Democratische Volksrepubliek Korea<br />

en de Republiek Korea en die gebieden in Noordwest-China en de Russische Federatie die aan Korea<br />

grenzen. De beide Koreaanse staten omvatten <strong>het</strong>zelfde gebied <strong>als</strong> <strong>het</strong> koninkrijk Chosǒn van 1392<br />

t/m 1910.<br />

Collectiegeschiedenis<br />

De Koreaanse verzameling is de oudste ter wereld buiten Korea, doch relatief klein (circa 940 stuks en<br />

chronologisch onevenwichtig opgebouwd. Zo is tussen 1905 en 1950 bijna niets verworven. Daarvoor<br />

kunnen twee redenen worden aangedragen. De directe contacten tussen Nederland en Korea zijn tot<br />

de jaren vijftig nooit structureel geweest en tot in <strong>het</strong> recente verleden heeft <strong>het</strong> aan kennis over dit<br />

gebied ontbroken. Van 1392 tot 1876 voerde de Koreaanse overheid een beleid van actieve isolatie,<br />

waarbij ook contacten met de buurlanden sterk ingeperkt en gereguleerd waren. Desondanks is door<br />

de vroege verwerving de collectie een van de grotere en belangrijke in Europa. De vroegste collectieonderdelen,<br />

voornamelijk J. Cock Blomhoff (slechts enkele voorwerpen) en Siebold, series 360 en 1,<br />

oorspronkelijk in totaal circa 80 objecten) zijn <strong>het</strong> resultaat van individuele ontmoetingen van deze<br />

verzamelaars met naar Nagasaki overgebrachte gestrande Koreanen. Een meer uitgebreide<br />

beschrijving van één ontmoeting in 1828 is te vinden in Siebold’s Nippon. Enkele van deze objecten<br />

zijn ook in ditzelfde werk afgebeeld. Door de aard van de verzamellocatie en de situatie van de<br />

Koreanen <strong>als</strong> schipbreukelingen, een gasthuis van de daimyō van Tsushima te Nagasaki, zijn<br />

voornamelijk kleine, persoonlijke gebruiksvoorwerpen en kledingstukken verworven. Siebold heeft<br />

echter ook nog ter plekke enkele schilderingen laten maken die door hun signatuur met de toevoeging<br />

“Chosǒn” <strong>als</strong> daar gemaakt te herkennen zijn.<br />

Pas vanaf 1883 werden nog enige interessante groepen Koreaanse objecten verworven (1883: serie<br />

412 via T.P. Li 11 objecten; 1885: serie 520 via J. Rhein 51 objecten, 1888; serie 666 via F. Kraus 229<br />

objecten; 1888: serie 679, via <strong>het</strong> Rijksherbarium 36 objecten; 1888: serie 681 via J. Rhein 11<br />

objecten; 1895: serie 1070, via O. Hertz 83 objecten). Van deze series valt serie 666 op door haar<br />

hoge kwaliteit, te verklaren uit <strong>het</strong> feit dat F. Kraus, <strong>als</strong> adviseur aan de Koreaanse munt, contacten<br />

had aan <strong>het</strong> Koreaanse hof. Deze collectie is naast enkele stukken t/m serie 681 in vogelvlucht<br />

beschreven door J.D.E. Schmeltz in “Die Sammlungen aus Korea im ethnographischen<br />

Reichsmuseum zu Leiden” in Internationales Archiv fúr Ethnographie Vol. IV, Leiden 1891. Als we<br />

diens beperkte kennis van en gebrekkige verwijzingen naar de sociale context (uit de tweede hand op<br />

basis van onbetrouwbare bronnen) buiten beschouwing laten, bevat dit artikel nuttige fysieke<br />

beschrijvingen van objecten.<br />

Serie 666 bevat enkele unieke stukken die elders niet vertegenwoordigd zijn, zo<strong>als</strong> een volledige set<br />

officiersattributen, maar ook enkele fraaie schilderingen. In dezelfde serie zijn ook goede voorbeelden<br />

van Koreaans lak- en smeedwerk te vinden. Belangrijke stukken voor visuele informatie vormen de<br />

genreschilderingen van series 679 en 681, hoewel vergelijkbare en soms betere stukken in andere<br />

Europese en Amerikaanse verzamelingen aanwezig zijn. Daarnaast zijn de religieuze schilderingen in<br />

series 520 en 666 van groot belang. Een belangrijk stuk in serie 1070 is de bovenkant van een<br />

changsŭng (markeringspaal).<br />

Gedurende de periode van de Japanse annexatie (1910-1945) zijn slechts enkele, meest<br />

onbelangrijke Koreaanse stukken verworven. Een opvallende uitzondering is een achttiende-eeuwse<br />

porseleinen vaas (2135-1). Pas vanaf de jaren 1960 worden weer enkele belangwekkende series<br />

toegevoegd (onder meer in 1963: serie 3910, via J. Langewis 64 objecten; in 1976: serie 4852, via<br />

Zuid-Koreaanse regering 39 objecten). Dit zijn meest negentiende eeuwse en vroeg twintigste eeuwse<br />

gebruiksvoorwerpen die onder andere goede voorbeelden van Koreaans lakwerk, houtbewerking en<br />

metaalwerk omvatten.<br />

Vanaf 1985 is de verwerving van Koreaanse objecten versneld ter hand genomen met in totaal meer<br />

dan 180 aanschaffingen tot 2004. De nadruk bij deze verwervingen kwam te liggen bij rituele<br />

voorwerpen en in iets mindere mate toegepaste kunst. Ook werd een kleine hoeveelheid schilderingen<br />

aangeschaft.


76<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Collectie-onderdelen en kwaliteit<br />

De collectie is hier ingedeeld naar verwerving t.o.v. de Koreaanse geschiedenis, aangezien deze de<br />

verzamelomstandigheden <strong>het</strong> best weergeeft. De te onderscheiden tijdvakken zijn: I Tot 1910 (circa<br />

500 verwervingen); II Periode van Japanse annexatie, 1910-1945 (circa 20 verwervingen), en III<br />

Periode na 1945 (circa 420 verwervingen). Vanwege 41 niet-geïdentificeerde inventarisnummers zijn<br />

de aantallen benaderingen. Vrijwel alle stukken stammen uit de Chosǒn (1392-1910) en de moderne<br />

tijd, behoudens enkele stukken keramiek uit de Koryǒ (918-1392).<br />

De belangrijkste collectie-onderdelen zijn naar hoofdmateriaal en -techniek: lakwerk (alle dragers)(94<br />

nummers), keramiek (50), schilderingen en kalligrafieën (99), drukwerk (20), metaal (145), textiel, leer,<br />

haar (excl. schilderingen)(201), hout, bamboe, stro, riet (187), papier (excl. schilderingen,<br />

drukwerk)(53), steen (12), ander natuurlijk materiaal (19) en synt<strong>het</strong>isch materiaal (24). Het gaat in <strong>het</strong><br />

totaal om 904 nummers, waarbij een aantal nummers meerdere voorwerpen bevat.<br />

Goed vertegenwoordigd zijn in de verzameling de onderdelen lakwerk, metaal en hout. Zwak zijn de<br />

onderdelen keramiek, drukwerk en steen. Voor de schilderingen en kalligrafieën dient opgemerkt te<br />

worden dat er stilistisch een onevenwichtige spreiding is.<br />

De discrepantie met <strong>het</strong> totale aantal van circa 949 nummers kan worden verklaard uit uitschrijvingen<br />

en vermissingen waarvan <strong>het</strong> materiaal niet kan worden geconstateerd.<br />

Verdeling naar sociale context: kunstvoorwerpen (exclusief toegepaste kunst) (22<br />

nummers), gebruiksvoorwerpen (734) en religieuze objecten (193).<br />

Vergelijking met andere Nederlandse musea<br />

Voor zover bekend, is in Nederland slechts één ander museum dat enkele tientallen, deels<br />

belangwekkende, Koreaanse voorwerpen bezit uit Koryǒ (918-1392) en de late Chosǒn (1750-1910):<br />

<strong>het</strong> Rijksmuseum te Amsterdam. Vijftien stuks keramiek zijn in de collectie van <strong>het</strong> Haags<br />

Gemeentemuseum opgenomen. In <strong>het</strong> Princessehof te Leeuwarden bevindt zich een tiental stuks<br />

Koreaanse keramiek. Voorts bezit <strong>het</strong> Kröller-Müller <strong>Museum</strong> een tweetal stenen beelden uit de<br />

Chosǒn-periode. Tenslotte heeft <strong>het</strong> Scheepvaartmuseum te Amsterdam één schildering.<br />

Vergelijking met musea internationaal<br />

Er zijn in Europa slechts enkele musea met vooral op kunstgebied belangrijke verzamelingen: British<br />

<strong>Museum</strong>, Victoria & Albert <strong>Museum</strong>, Musée Guimet, <strong>Museum</strong> für Ostasiatische Kunst in Keulen en <strong>het</strong><br />

<strong>Museum</strong> voor Oost-Aziatische Oudheden te Stockholm. Deze verzamelingen zijn echter alle van latere<br />

verwervingsdatum en vaak eenzijdig samengesteld, aangezien <strong>het</strong> meestal keramiek betreft.<br />

Antropologisch gezien zijn de verzamelingen in de volkenkundige musea te Hamburg (de grootste in<br />

Europa exclusief Rusland), Berlijn, Leipzig, München en Kopenhagen van enig belang. De<br />

voornaamste Koreaanse collecties buiten Korea bevinden zich in Japan (vooral Tokyo, Kyoto en<br />

Osaka) en in veel mindere mate in de V.S. (Washington, New York City, San Francisco, Los Angeles,<br />

Birmingham, AL). De Koreaanse verzameling in Leiden heeft de oudste verwervingsgeschiedenis en<br />

is redelijk sterk qua gebruiksvoorwerpen. Naar hedendaagse Koreaanse kunsthistorische en<br />

antropologisch museale maatstaven heeft de collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>, op enkele<br />

belangrijke stukken na, vooral historische betekenis. <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> beheert, voor zover<br />

bekend, na <strong>het</strong> volkenkundig museum te Hamburg de grootste verzameling Koreaanse objecten in<br />

West- en Centraal-Europa.<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

De Koreaanse collectie van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> is zowel vanwege haar omvang <strong>als</strong> de vroege<br />

verzamelgeschiedenis in international opzicht belangwekkend. De laatste jaren is <strong>het</strong><br />

verwervingsbeleid gericht op hiaten in de verzameling en behoeften voor tentoonstellingen. De nadruk<br />

is daarbij gelegd op traditionele, d.w.z. negentiende eeuws of vroeger, elementen en vormen in<br />

gebruiksvoorwerpen, religieuze en rituele objecten. Op dit moment komen geen objecten uit de Koreacollectie<br />

voor afstoting in aanmerking.<br />

Literatuur<br />

Kodae Minjok Munhwa Yǒn'guso (red.)


77<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

1980 Han'guk minsok taegam 2. Ilsang saenghwal, ǔishikchu: 172-3. Kodae Minjok Munhwa<br />

Yǒn'guso, Seoul.<br />

Schmeltz, J.D.E.<br />

1891 Die Sammlungen aus Korea im ethnographischen Reichsmuseum zu Leiden. Internationales<br />

Archiv für Ethnographie Vol. 4:45-65, 105-38.<br />

Siebold, Philipp Franz von<br />

1832-54 Nippon: Archiv zur Beschreibung von Japan und dessen Neben- und Schützländern,<br />

l. VII: 153-61, Leiden.<br />

The Korea Foundation (red.)<br />

1992 Han'guk munhwajae. Yurǒp pakmulgwan sojang: 9-20. Seoul: The Korea Foundation.<br />

Vos, K.<br />

1987 Officiersmantel met helm. In: Dongen, P.L.F. van et al, red., Topstukken uit <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />

voor <strong>Volkenkunde</strong>: 50-1. Leiden: Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Vos, K.<br />

2003 Toevallige aanwinsten: vroege Koreaanse collecties, Vol. 1 (digitale publicatie op internet,<br />

Eng/NL-talig, Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>)<br />

Walraven, Boudewijn C.A.<br />

1983 Korean Genre Paintings in the Netherlands and Around the World. In: Korean National<br />

Commission for UNESCO, red., Korean Painting: 67-81. Seoul: Si-sa-yong-sa Publishers, Inc.


Collectie<strong>profiel</strong> Japan 58<br />

Matthi Forrer, Conservator Japanse Kunst<br />

Ken Vos, Conservator Japan/Korea<br />

78<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

Geografische omschrijving<br />

De Afdeling Japan omvat:<br />

<strong>het</strong> eilandenrijk – <strong>het</strong> huidige Keizerrijk - Japan (vier hoofdeilanden en talloze kleinere eilanden,<br />

waaronder de prefectuur Okinawa (<strong>het</strong> vroegere zelfstandige Koninkrijk Ryūkyū).<br />

Cultuurgebieden<br />

Naast de Japanse cultuur onderscheidt men die van de Ainu op <strong>het</strong> eiland Hokkaidō <strong>als</strong> een<br />

afzonderlijke cultuur en, in zekere zin ook die van Ryūkyū.<br />

Omvang van de verzameling<br />

De huidige omvang van de verzameling Japan is 37.520 voorwerpen. De exactheid van dit aantal is<br />

echter maar schijn: deels zijn prenten triptieken <strong>als</strong> drie voorwerpen geteld, terwijl grote aantallen<br />

schilderingen die in een album werden verzameld bijvoorbeeld <strong>als</strong> een voorwerp zijn geteld. Eén<br />

model van een keuken met toebehoren uit de verzameling van Blomhoff bestaat weer uit meer dan<br />

honderd onderdelen, alle afzonderlijk geteld.<br />

Het aantal prenten is ongeveer 8000, schilderingen 3000, boeken rond 900 titels waarvan sommige in<br />

80 of zelfs 90 banden. De drie vroege verzamelingen van Blomhoff, Fisscher en Siebold omvatten bij<br />

elkaar rond de 8000 voorwerpen. Alles bij elkaar zal rond 80% van de verzameling uit de Edo-Periode<br />

(1600-1868) stammen, mogelijk zelfs meer.<br />

Op grond van <strong>het</strong> verzamelbeleid en de historische groei van de collecties is <strong>het</strong> hier beschreven<br />

collectie<strong>profiel</strong> beperkt tot <strong>het</strong> eilandenrijk Japan.<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

De vroege verzamelingen<br />

Naast de kleine groep Japanse voorwerpen in de Roijer-collectie waarmee <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet<br />

van Zeldzaamheden in 1816 begon, krijgen de Japan-verzamelingen van <strong>het</strong> latere <strong>Museum</strong><br />

<strong>Volkenkunde</strong> serieuze omvang met drie belangrijke verzamelingen die in de eerste helft van de<br />

negentiende eeuw werden aangekocht. Dit was immers de tijd waarin Nederland nog <strong>als</strong> enige<br />

westerse natie vanaf <strong>het</strong> eilandje Deshima in de Baai van Nagasaki handelscontacten met Japan<br />

onderhield. Deze verzamelingen zijn die van Jan Cock Blomhoff, op Deshima van 1817 tot 1823<br />

(aankoop 1826, circa 1600 voorwerpen) en die van circa 1200 voorwerpen van Johannes Frederik van<br />

Overmeer Fisscher, op Deshima van 1820 tot 1829 (aankoop 1832). Als derde geldt de verzameling<br />

van Philipp Franz von Siebold (circa 5000 nummers), op en rond Deshima van 1823 tot 1829<br />

(aankoop 1831-38). Deze drie grote verzamelingen leggen een duidelijke basis voor de unieke Japanverzameling<br />

van <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Met deze drie collecties beheert <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> een brede Japan-verzameling, deels<br />

bestaand uit nieuw gemaakte en <strong>als</strong> nieuw gekochte voorwerpen, deels reeds gebruikte voorwerpen<br />

van vroeger datum. Beide groepen dateren globaal uit de Bunka-Bunsei Perioden (1804-30) – met<br />

een klein percentage voorwerpen van nog vroeger datum. Deze verzamelingen hebben betrekking op<br />

alle denkbare aspecten van de Japanse cultuur en omvatten voorwerpen uiteenlopend van kleding,<br />

schoeisel en accessoires tot toiletartikelen, huisraad, schrijfdozen en schrijfgerei, maar ook modellen<br />

van huizen, tempels, boten en schepen, tot aan de gereedschappen van verschillende<br />

handwerkslieden. Daarnaast werd nog een grote hoeveelheid documentaire schilderingen verworven<br />

die de cultuur van Japan uit die tijd, vooral van Kyūshū, illustreert (Keiga & Co.), elkaar deels<br />

overlappend of duplicerend, <strong>als</strong>ook andere schilderingen, prenten, (geïllustreerde) boeken, kaarten en<br />

munten. Op grond van hun unieke cultuurhistorische betekenis zijn deze verzamelingen integraal <strong>als</strong><br />

categorie A gekenmerkt.<br />

Tenminste de verzamelingen van Blomhoff en Fisscher zijn zo nauwkeurig door henzelf<br />

gedocumenteerd dat zij de toets van recente eisen aan verzamelen glansrijk kunnen doorstaan.<br />

Vanwege <strong>het</strong> unieke karakter ligt <strong>het</strong> voor de hand deze verzamelingen in een breder kader de eerste<br />

onderzoeksprioriteit voor de komende decennia te maken. Daarmee zijn deze verzamelingen<br />

richtinggevend voor <strong>het</strong> collectie- en acquisitiebeleid van <strong>het</strong> Japanse eilandenrijk.<br />

58 Het collectie<strong>profiel</strong> van de afdeling Japan is reeds begin april 2007 door de Raad van Toezicht goedgekeurd en op 20 april<br />

door de directeur van <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> vastgesteld.


79<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Uitbreidingen van de vroege verzamelingen<br />

Rond 1883 werden de ‘Haagse’ Koninklijk Kabinet-verzamelingen opgesplitst. Die van Blomhoff en<br />

Fisscher en de ‘Leidse’ Kabinet-verzameling van Siebold, inclusief de latere toevoegingen aan beide<br />

groepen, werden samengevoegd. Zo ontstond een ‘kerncollectie’ waarvan uitbreiding met<br />

vergelijkbaar materiaal een zinvolle aanvulling zou betekenen. De verzameling die Siebold tijdens zijn<br />

tweede reis naar Japan, in de jaren 1859 tot 1862, bijeenbracht, werd echter niet door de toenmalige<br />

Regering van Nederland aangekocht, maar door die van Beieren (voor <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> für Völkerkunde,<br />

München.) In deze tijd werd de KKvZ-collectie naar de maatstaven van die tijd opgesplitst in<br />

voorwerpen van ‘kunsthistorisch’ en van ‘etnografisch’ belang en respectievelijk over <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />

te Amsterdam en <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> te Leiden verdeeld. Het is <strong>het</strong> overwegen waard om<br />

tenminste de oorspronkelijke verzamelingen van Blomhoff, Fisscher en Siebold daadwerkelijk op één<br />

plek bijeen te brengen. Het <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> biedt daarbij de grootste garantie voor bestudering<br />

terwijl voor presentaties elders natuurlijk (ook langdurige) bruiklenen een goed alternatief bieden.<br />

Voorlopig zou tenminste gestreefd moeten worden naar een samenvoeging op virtueel niveau.<br />

In de periode na de openstelling van Japan in 1854 zouden <strong>het</strong> South Kensington <strong>Museum</strong> in<br />

Londen, de Bibliothèque Nationale te Parijs en <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> für Angewandte Kunst in Wenen vrijwel<br />

geen enkele kans missen Japanse collecties aan te leggen en deze uit te breiden. Nederland,<br />

daarentegen, lijkt pas veel later, vooral in de korte periode tussen 1897 en 1902, een actief<br />

aankoopbeleid te ontwikkelen. Overigens is <strong>het</strong> merendeel der aanvullingen in de tweede helft van de<br />

negentiende eeuw te danken aan legaten en schenkingen.<br />

Verzamelingen die gedurende de Meiji-Periode (1868-1912) voor <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> werden verworven en<br />

een zinvolle aanvulling op de basiscollecties betekenen zijn o.a. drukwerk van Gratama (1886), Brill te<br />

Leiden (1896), Wagner te Berlijn (1901) en de zeer grote verzameling prenten, boeken en stencils van<br />

Vogel, verworven via Baer & Co. te Frankfurt (1902). Op <strong>het</strong> gebied van ceramiek en porselein uit de<br />

Meiji-periode werden o.a. aankopen gedaan op de Internationale Handelstentoonstelling in<br />

Amsterdam van 1883 en bij de Firma Pächter te Berlijn (1902). Enkele gemêleerde verzamelingen zijn<br />

o.a. aankopen bij Schulman (1897), bij Pächter (1897 [waaronder een belangrijke groep ema,<br />

religieuze beelden en een groep theaterpoppen]; en 1898) en bij Langweil te Parijs (1902). Een<br />

belangrijke groep vooral bronzen (religieuze) voorwerpen werd verworven van Dirk Boer (1883), een<br />

vergelijkbare groep van Siegfried Bing (1883). Later werd nog een grote groep zwaardstootplaten of<br />

tsuba verworven (1901, bij Kleykamp; 1901 bij Rex & Co. Te Berlijn). Deels zijn deze voorwerpen<br />

contemporain, merendeels echter van (veel) vroeger datum en zo lijkt, in <strong>het</strong> algemeen, van een<br />

duidelijk gericht aankoop- of acquisitiebeleid in de tweede helft van de negentiende eeuw nauwelijks<br />

sprake te zijn. Doorgaans werden in Japan aangelegde collecties naar Europa (Frankrijk en Duitsland)<br />

overgebracht en pas in tweede instantie door <strong>het</strong> Leidse <strong>Museum</strong> verworven.<br />

Na deze korte periode van acquisities door aankopen wordt, vanaf begin deze eeuw, <strong>het</strong> oude beleid<br />

weer voortgezet: De collectie groeit vooral dankzij legaten en schenkingen, af en toe afgewisseld door<br />

incidentele aankopen, uiteenlopend van enkele voorwerpen tot grotere series.<br />

Tot de gelukkige verwervingen - door aankoop – hoort zeker de omvangrijke en kwalitatief zeer goede<br />

verzameling van Köhler (1946). Zwaardstootplaten werden later, in 1967, nog aangevuld met een<br />

kwalitatief goede groep verzameld door Lechner. Verder verwierf <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> een zeer grote<br />

verzameling tekeningen, c.q. ontwerpen voor prenten en boekillustraties, shitae, bijeengebracht door<br />

de Groninger verzamelaar F. Lieftinck (1956).<br />

Recente ontwikkelingen<br />

Het in Japan zelf verzamelen door conservatoren van <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> komt pas goed op gang met<br />

Ouwehand - vanaf 1957 - en leidt o.a. tot belangrijke aanvulling op de Ryūkyū -verzameling (1957 en<br />

1966). Wanneer dit verzamelen uitgroeit tot een regelmatig patroon - Ouwehand maakt in de jaren<br />

Vijftig en zestig verschillende verzamelreizen - ontwikkelt hij een interessant verzamelbeleid dat maar<br />

in zeer beperkte mate aansluit op de bestaande verzamelingen. Zijn verzamelingen zijn te kenmerken<br />

<strong>als</strong> meer op de locale cultuur, de folklore, gericht - en sluiten op die manier mogelijk nog aan bij de<br />

verzamelingen van locale specialiteiten in de drie kerncollecties, vooral bijeengebracht tijdens de<br />

hofreizen die de verzamelaars (mee)maakten. Daarnaast verwerft hij een aantal voorbeelden van<br />

voorwerpen uit <strong>het</strong> dagelijks leven in de provincies, uit <strong>het</strong> begin van de eeuw of mogelijk ook vroeger,<br />

complementair aan enkele interessante collecties van de kennelijk enigszins gelijkgestemde Langewis<br />

(1959; 1960; 1961 en 1963, waaronder een interessante groep votiefplankjes). Zijn opvolger, Van<br />

Gulik, beperkt zich in grote lijnen tot <strong>het</strong> invullen van duidelijke hiaten in de bestaande collectie en <strong>het</strong><br />

verzamelen van doorgaans slechts kleinere collecties, waarbij vooral enkele groepen uit de<br />

verzameling Buzaglo (1978 en 1981) goed aansluiten op de collecties die Ouwehand en Langewis in<br />

<strong>het</strong> <strong>Museum</strong> binnenbrachten.


80<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Op grond van bovenstaand resumé van de verzamelgeschiedenis van bijna twee eeuwen, zal duidelijk<br />

zijn dat de verzamelingen van Blomhoff, Van Overmeer Fisscher en Siebold op grond van de<br />

samenhang in hun samenstelling, de periode waarin zij werden verzameld, de uitgebreide<br />

documentatie en hun grote cultuurhistorische betekenis – daarmee alle integraal <strong>als</strong> Categorie A<br />

gewaardeerd – hier en in <strong>het</strong> vervolg kortweg <strong>als</strong> de ‘kerncollecties’ worden aangeduid.<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

Op nationaal niveau<br />

Op nationaal niveau is vergelijking met andere collecties nauwelijks relevant, al was <strong>het</strong> maar<br />

vanwege <strong>het</strong> ontbreken van verzamelingen van vergelijkbare omvang. Het Tropenmuseum en <strong>het</strong><br />

Wereldmuseum in Rotterdam hebben, even<strong>als</strong> <strong>het</strong> Groninger <strong>Museum</strong>, collecties uit Japan. Alleen <strong>het</strong><br />

Princessehof in Leeuwarden bezit een vrij grote collectie porselein die breder en omvangrijker is dan<br />

de onze, terwijl ook <strong>het</strong> Haags Gemeentemuseum op dit gebied, naast <strong>het</strong> Chinese porselein, een<br />

interessante Japanse collectie heeft. De Afdeling Aziatische Kunst van <strong>het</strong> Rijksmuseum<br />

Amsterdam heeft enkele goede vroege Boeddhistische sculpturen, een belangrijke collectie<br />

theeceramiek en een kleine groep interessante schilderingen, waaronder een Nanban-scherm en een<br />

fraai scherm uit de Unkoku-traditie. Lakwerk is in vergelijking met de Leidse collectie te verwaarlozen.<br />

Op internationaal niveau<br />

Ons beperkend tot de kerncollectie kan geen museum ter wereld (inclusief in Japan zelf) zich meten<br />

met onze collectie vroeg-negentiende eeuws dagelijks gebruiksgoed en <strong>het</strong> beeld wat wij daarmee<br />

van <strong>het</strong> gewone leven van de stadsbevolking kunnen oproepen. Het is immers juist deze cultuur die in<br />

Japan zelf grotendeels verloren is gegaan of, voor zover toevallig bewaard gebleven, onvoldoende is<br />

gedocumenteerd. Het meest direct vergelijkbaar zijn de verzamelingen van <strong>het</strong> Staatliches <strong>Museum</strong><br />

für Völkerkunde te München, al was <strong>het</strong> maar omdat de tweede Siebold-verzameling daar werd<br />

aangekocht.<br />

Ontwikkelingen op velerlei verschillend gebied - ceramiek, porselein, lakwerk, metaalwerk – vanaf<br />

de laatste decennia van de negentiende eeuw werden goed bijgehouden in <strong>het</strong> Victoria & Albert<br />

<strong>Museum</strong> (London), <strong>het</strong> Museo d’Arte orientale Edoardo Chiossone (Genova) en <strong>het</strong> Musée Cernuschi<br />

(Paris). Andere grote museale collecties zijn die van <strong>het</strong> British <strong>Museum</strong> (London), <strong>het</strong> Ashmolean<br />

<strong>Museum</strong> (Oxford), Musée Guimet (Paris) en de verschillende delen van de Staatliche Museen<br />

Preussischer Kulturbesitz (Berlin). Geen van de hier genoemde musea heeft echter een duidelijk<br />

zwaartepunt en zeker niet voor de cultuur van <strong>het</strong> begin van de negentiende eeuw. Wel is <strong>het</strong> zo dat<br />

talloze musea op deelcollecties ons verre voorbijstreven, in aantal, belangrijkheid en diversiteit. Maar<br />

daarbij is dan eerder sprake van een brede verzameling zonder de diepgang die wij juist op <strong>het</strong> begin<br />

van de negentiende eeuw kunnen bieden, en daarmee ook de mogelijkheden voor gericht onderzoek.<br />

Collectiekwaliteit en deselectie<br />

Op grond van bovenstaande lijkt <strong>het</strong> zonder meer zinvol de verbetering van de collectiekwaliteit vooral<br />

toe te spitsen op de aanwezige kerncollectie uit de midden en late Edo-Periode (1700-1868), met <strong>het</strong><br />

zwaartepunt op de periode tussen 1750 en 1850. De laatste datum is hier gekozen <strong>als</strong> <strong>het</strong> begin van<br />

de Meiji-Periode (1868-1912) waarin <strong>als</strong> gevolg van de grote sociale veranderingen de traditionele<br />

premoderne Japanse cultuur onder hevige druk kwam te staan. Voor verschillende groepen<br />

voorwerpen ligt dit moment, voor zover al exact aan te geven, anders. Bij prenten is bijvoorbeeld<br />

1908, <strong>het</strong> ontstaan van de eerste prent waarvan de blokken door de ontwerper werden gesneden en<br />

ook afgedrukt, een duidelijke markering, maar bij porselein en ceramiek verschilt <strong>het</strong> vaak per oven.<br />

Dit streven is ingegeven door de drie vroegste verzamelaars: bovenal een museum te zijn van de<br />

cultuur van Japan van de (vroege) negentiende eeuw. Door een optimaal gebruik van de kracht van<br />

onze collectie, een omvattend beeld van de Japanse cultuur van de Bunka-Bunsei Perioden, verzekert<br />

ons <strong>Museum</strong> zich van een duidelijk gedefinieerd aandachtsgebied dat richting geeft aan <strong>het</strong><br />

onderzoek in <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> zelf, en ook dat dankzij <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> mogelijk is. Deze profilering biedt een<br />

goede waarborg voor onze internationale positie, niet alleen voor <strong>het</strong> heden, maar ook voor de<br />

toekomst.<br />

Door selectieve groei op de terreinen die de collectie nu al omvat, zal de collectie niet alleen in<br />

kwaliteit toenemen, maar zullen ook de mogelijkheden voor onderzoek en <strong>het</strong> bestuderen van<br />

technologie, materiaalbehandeling en decoratie verbreed worden. Idealiter zou dit onderzoek zich ook<br />

moeten uitstrekken tot die delen van de collectie die buiten <strong>het</strong> museum verspreid zijn geraakt.<br />

Overigens vormen, los van materiaal of techniek, voorwerpen die de historische relaties tussen<br />

Nederland en Japan illustreren (Deshima, Hollandse invloed in de Japanse maatschappij) een<br />

‘Sondersammelgebiet’.


81<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Een van de hier gekozen uitgangspunten is dat de collectie een wetenschappelijk doel heeft. Ze moet<br />

mogelijkheden voor onderzoek bieden om de waarde en maatschappelijke betekenis ervan te<br />

vergroten. Het is ontegenzeglijk een nadeel dat <strong>het</strong> overgrote deel van de latere collecties niet<br />

beantwoordt aan de normen, die vooral door Blomhoff en Fisscher werden gesteld, namelijk dat hun<br />

exacte functie en gebruik of ook datering werden vastgelegd of bekend zijn (Ouwehand is hierop een<br />

gunstige uitzondering). Gelukkig kunnen deze, deels althans, <strong>als</strong>nog gereconstrueerd worden (Siebold<br />

door vergelijking met de catalogi van Blomhoff en Fisscher bijvoorbeeld).<br />

Maar wanneer dat niet meer mogelijk is of er geen sprake meer is van zulke zinvolle vergelijking, moet<br />

afstoting <strong>als</strong> een serieuze optie worden overwogen. Deze zou dan vooral toegespitst kunnen worden<br />

op voorwerpen uit latere periodes, globaal vanaf de Meiji-periode, wanneer zinvolle vergelijking met<br />

voorwerpen uit de kerncollectie onmogelijk is, ook al doordat de daarvoor benodigde documentatie nu<br />

al ontbreekt en vaak niet meer te achterhalen is. Overigens kan <strong>het</strong> dynamisch karakter van de<br />

materiële cultuur niet geheel veronachtzaamd worden. Voor enkele aspecten van de Japanse<br />

materiële cultuur of kunstnijverheid geldt gelukkig dat er sprake is van een sterke continuïteit:<br />

(thee)ceramiek, lakwerk en architectuur.<br />

De vraag die men kan stellen is of <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> niet ook de hedendaagse ontwikkelingen<br />

in Japan moet bijhouden. Het antwoord is uiteraard ja - maar <strong>het</strong> is ondoenlijk om deze (zelfs al voor<br />

de kunst en kunstnijverheid) op adequate wijze ook te verzamelen. Onderzoek daarnaar zal toch altijd<br />

ter plaatse gedaan moeten worden en voor presentatie kan uitstekend een beroep gedaan worden op<br />

verschillende musea die dit gebied wel bijhouden.<br />

Hier mag nog aan worden toegevoegd dat niet alleen <strong>het</strong> onderzoek van de huidige conservatoren<br />

juist deze verzamelingen of periode betreft, ook dat van tenminste drie eerdere generaties<br />

conservatoren speelde zich op dit gebied af.


De Fotocollecties<br />

Linda Roodenburg<br />

82<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Inleiding<br />

De fotoverzameling bevat foto's gemaakt in de (voormalige) Nederlandse koloniën en niet-koloniale<br />

gebieden waaronder <strong>het</strong> Midden-Oosten (Perzië, Daghestan), China en Tibet, Zuid-Oost Azië, Japan,<br />

Noord-, Zuid- en Centraal Afrika, Noord- Midden- en Zuid Amerika, Australië en Oceanië. Op enkele<br />

uitzonderingen na zijn de foto's gemaakt door buitenstaanders, oftewel westerse fotografen. De meest<br />

recente fotografie (na 2000) is in toenemende mate afkomstig van fotografen uit de betreffende<br />

culturen.<br />

Een kwantitatieve beschrijving van de fotocollectie is een momentopname. De verzameling groeit<br />

jaarlijks, soms met tientallen, soms met tienduizenden tegelijk. Vanwege omvang en diversiteit is de<br />

collectie verdeeld in twee delen: 1. de historische, museale collectie en 2. de documentatie of <strong>het</strong><br />

beeldarchief.<br />

De museale collectie groeit door selectie van materiaal uit <strong>het</strong> beeldarchief en door schenkingen,<br />

legaten, aankopen en opdrachten. Uit <strong>het</strong> beeldarchief verdwijnen foto’s door genoemde overheveling<br />

naar de museale collectie en door eventuele deselectie. Net <strong>als</strong> de museale collectie groeit <strong>het</strong><br />

beeldarchief door schenkingen, legaten, opdrachten en door fotografie- en reproductie-activiteiten van<br />

museummedewerkers. De fotocollectie <strong>als</strong> geheel bevat op dit moment (2007) circa 350.000<br />

objecten. De historische of museale collectie (fotografie van 1845 tot 1940) zal in 2008 naar schatting<br />

50.000 foto’s bevatten. Exactere aantallen zijn niet te geven omdat de selectie ten behoeve van de<br />

museale collectie van fotografie tot 1940 in volle gang is. De foto's van de museale collectie worden<br />

op dit moment opnieuw geordend vanwege een herziene indeling van de collectie. Om die reden zijn<br />

niet alle object- of serienummers bekend . De museale collectie bevat fotografie in de vorm van<br />

originele afdrukken (vintageprints), transparanten (negatieven en positieven) en fotografisch drukwerk<br />

(schoolplaten, boeken, documenten, ansichtkaarten). De kern van deze collectie bestaat uit 5000<br />

vroegste antropologische foto’s, door <strong>het</strong> museum verzameld vóór 1910. De collectie hedendaagse<br />

fotografie (na 2000), verzameld met <strong>het</strong> oog op opname in de historische collectie of in <strong>het</strong><br />

beeldarchief, bevat behalve originele afdrukken, transparanten en fotografisch drukwerk, ook digitale<br />

bestanden en multi-media installaties.<br />

Geschiedenis van de collectie<br />

De vroege verzamelingen<br />

Tussen 1870 en 1909 verwierf <strong>het</strong> museum fotoseries door aankoop en schenkingen.<br />

Deze oudste foto's zijn gemaakt in alle door <strong>het</strong> museum onderscheiden cultuurgebieden plus West-<br />

Azië(Kaukasus) en Europa (Polen, Nederland).<br />

De fotografen zijn voornamelijk Europeanen, die zich <strong>als</strong> beroepsfotograaf gevestigd hebben in<br />

buiten-Europese landen of amateurs die zich vanwege hun aanstelling (onderzoeker, diplomaat,<br />

militair, ambtenaar, missionaris, zendeling) tijdelijk buiten Europa bevinden en daar fotograferen in <strong>het</strong><br />

verlengde van de uitoefening van hun functie.<br />

Deze negentiende eeuwse en vroeg twintigste eeuwse fotografie kenmerkt zich door <strong>het</strong><br />

overzichtelijke aantal foto's per serie of onderwerp. Fotograferen was, vooral onder tropische<br />

omstandigheden, een zeer complexe en arbeidsintensieve techniek die alleen door specialisten<br />

beheerst werd.<br />

De oudste fotoseries hebben soms een directe relatie met de voorwerpencollectie van <strong>het</strong> museum,<br />

maar in veel gevallen niet. Het museum verzamelde foto's van alle culturen waarvan men verwachtte<br />

dat deze door <strong>het</strong> contact met <strong>het</strong> westen spoedig ingrijpend zouden veranderen of helemaal<br />

verdwijnen.<br />

De eerste grote aankoop dateert uit 1870. Het betreft een aankoop van <strong>het</strong> particuliere <strong>Museum</strong><br />

Godeffroy te Hamburg en omvat 255 foto's, waaronder de eerste foto's van Aborigenes in Noord-<br />

Australië. Voorts verwerft <strong>het</strong> museum foto's naar aanleiding van de wereldtentoonstellingen in o.a.<br />

Parijs (1878, 1884, 1931), Amsterdam (1883) en Antwerpen (1894). Het zijn foto's gemaakt van<br />

voorwerpen uit andere collecties (o.a. collectie Lindberg), van tentoonstellingspaviljoens (collectie<br />

Pieter Oosterhuis), fotoseries over mensen en activiteiten in koloniale gebieden (o.a. collectie<br />

Onafhankelijke Congostaat) en foto's van inheemsen die 'life' getoond werden aan <strong>het</strong> publiek (o.a.<br />

collectie Prince Roland Bonaparte, 1883). Voorts koopt <strong>het</strong> museum in deze periode fotoseries van<br />

professionele fotografen (collectie I. van Kisbergen/Indonesië, R. Parkinson/Oceanië, collectie C.<br />

Nieuwenhuis/Indonesië), van onderzoekers (collectie Buttiköfer/Liberia, collectie F.Starr/Zuid-Mexico,<br />

collectie Demmeni/ Indonesië, collectie Versteeg/Suriname), van handelaars/verzamelaars (collectie


83<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Rex en Co/ Japan, collectie Hotz/ Iran) en van missie-instellingen (collectie Trappisten Mission<br />

Mariannhill, Zuid-Afrika).<br />

Belangrijke institutionele schenkingen of overdrachten zijn afkomstig van <strong>het</strong> Ministerie van Koloniën<br />

(collectie Feilberg), <strong>het</strong> Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (de eerste foto's van Papoea's,<br />

circa1870), <strong>het</strong> <strong>Museum</strong> voor Oudheden (collectie Schaefer, daguerreotypieën van de Borobudur,<br />

1845), <strong>het</strong> Koninklijk Huisarchief en van collega-instellingen (collectie Tibet/Keizerlijk Russisch<br />

Aardrijkskundig Genootschap, 1901).<br />

Deze foto's, gemaakt en verzameld vóór 1910, zijn individueel genummerd en in veel gevallen<br />

gedocumenteerd. Ze zijn in meerdere opzichten van belang. Ten eerste omdat ze tot de oudste en<br />

bewaard gebleven opnamen behoren van de betreffende culturen, ten tweede vanwege hun cruciale<br />

rol in de beeldvorming van niet-westerse volken in Europa en ten derde vanwege hun belangrijke<br />

plaats in de geschiedenis van de fotografie.<br />

Latere aanwinsten<br />

Met de veranderende rol en status van fotografie binnen <strong>het</strong> antropologisch onderzoek vanaf <strong>het</strong><br />

begin van de twintigste eeuw - van onderzoeksbron naar onderzoeksdocumentatie – veranderden<br />

zowel de aard van de fotografie <strong>als</strong> <strong>het</strong> verzamelbeleid. De vroege studioportretten, antropometrische<br />

portretten, ensceneringen en landschappen, gemaakt door professionele fotografen en amateurs,<br />

maken in toenemende mate plaats voor documentaire onderzoeksfotografie gemaakt door<br />

wetenschappers en conservatoren die direct of indirect aan <strong>het</strong> museum verbonden zijn.<br />

Na 1918 staakt <strong>het</strong> museum de registratie per foto. Gerichte aankopen komen na 1920 vrijwel niet<br />

meer voor. De collectie groeit toch aanzienlijk door schenkingen en legaten van particuliere<br />

verzamelaars en amateurfotografen. Door <strong>het</strong> op de markt komen van handzame camera's en <strong>het</strong><br />

gebruik van film in plaats van glasplaten kunnen is de techniek toegankelijk geworden voor iedereen.<br />

Onder de verwervingen van na 1920 bevinden zich ook foto’s gemaakt vóór 1920. Deze fotografie is<br />

vaak in de vorm van albums en series aan <strong>het</strong> museum aangeboden.<br />

Belangrijke aanwinsten uit de jaren 1920-1940 zijn de collectie glasplaten en afdrukken van Van<br />

Citters (496) en de collectie Duyvendak (359), beide gemaakt in China. De Tillema collectie neemt<br />

door zijn aard en omvang een bijzondere plaats in . De collectie bevat circa 10.000 foto's gemaakt in<br />

Nederlandsch-Indië tussen circa 1880 en 1940 en geeft een relatief onafhankelijk beeld van<br />

gebeurtenissen en omstandigheden in de Indische archipel en Nieuw-Guinea.<br />

In de periode 1920-1960 lijdt de collectie aan gebrek aan zorgvuldig beheer en een exponentiële<br />

groei. Het museum maakt vooral na 1940 vele foto's van objecten en museumactiviteiten, even<strong>als</strong><br />

reproducties van originelen ten behoeve van publicaties en tentoonstellingen. Ook dit materiaal<br />

bevindt zich in <strong>het</strong> beeldarchief. Daarnaast koopt <strong>het</strong> museum vele foto’s voor gebruik in<br />

tentoonstellingen of ten behoeve van educatieve doeleinden. In de jaren zestig krijgt de fotocollectie<br />

een tijdelijke, nieuwe impuls. De beeldvormende en de historisch-documenterende kwaliteit van <strong>het</strong><br />

materiaal wordt ontdekt, even<strong>als</strong> de educatieve waarde.<br />

Onderzoekers en museumconservatoren schenken hun foto-archieven met tienduizenden opnamen<br />

(o.a. de collecties Kooijman, Gerbrands, Nooter, Leyenaar). De betekenis van deze<br />

onderzoeksfotografie is vooral gelegen in de nauwe relatie met de voorwerpencollectie van <strong>het</strong><br />

museum. In tegenstelling tot de oudere antropologische fotografie speelt ze minder een rol van<br />

betekenis in de algemene beeldvorming van niet-westerse culturen. Die rol is inmiddels grotendeels<br />

overgenomen door de geïllustreerde en commerciële pers, de reclame- en toeristenindustrie, televisie<br />

en film.<br />

In 1959 wordt gestart met een grootscheepse ordening van de verzameling met <strong>het</strong> oog op een<br />

toekomstige fototheek die een belangrijke rol moet gaan spelen in de presentaties en educatieve<br />

activiteiten van <strong>het</strong> museum. De foto's worden geregistreerd volgens <strong>het</strong> systeem dat de<br />

museumbibliotheek sinds 1957 hanteert: ingedeeld op cultuurgebied en daarbinnen op specifieke, op<br />

de volkenkunde gebaseerde onderwerpen. Foto's worden in dit systeem gezien <strong>als</strong> afzonderlijke<br />

informatiedragers. Ze worden individueel op registratiekaarten geplakt en voorzien van<br />

beschrijvingen. Deze methode schept een nieuwe orde in de inmiddels onhanteerbaar geworden<br />

verzameling, met <strong>als</strong> gevolg dat de oorspronkelijke context en hun serieel verband verloren gaat.<br />

Door de grote aanwas van de collectie slaagt <strong>het</strong> museum er niet in om alle foto’s in dit nieuwe<br />

systeem onder te brengen. In 1970 zijn er ongeveer 20.000 afzonderlijke foto's op registratiekaarten<br />

geplakt, waaronder een aanzienlijk deel van de foto’s van voor 1920 die nu deel uitmaken van de<br />

historische, museale fotocollectie.


84<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Recente ontwikkelingen<br />

Eind jaren negentig wordt de fotoverzameling opnieuw met andere ogen bekeken. Met de<br />

tentoonstelling en publicatie De Bril van Anceaux in 2002 treedt <strong>het</strong> museum voor <strong>het</strong> eerst naar<br />

buiten met haar fotocollectie. De tentoonstelling markeert de nieuwe visie op fotografie in deze<br />

antropologische context. Behalve <strong>het</strong> bieden van contextuele informatie over culturen en voorwerpen,<br />

getuigen de foto's van visies op culturen én van opvattingen over <strong>het</strong> medium zelf. Fotografie is<br />

daarmee behalve een documenterend medium met een directe relatie tot volkenkundig onderzoek en<br />

de voorwerpcollecties, ook een zelfstandig medium, met een eigen ontwikkeling, est<strong>het</strong>iek en inhoud.<br />

De nieuwe visie gaat gepaard met <strong>het</strong> toegankelijk maken en digitaliseren van de fotoverzameling en<br />

<strong>het</strong> bewaren van <strong>het</strong> materiaal onder vocht- en temperatuur gereguleerde omstandigheden. Hiermee<br />

wordt <strong>het</strong> proces van verval waar een groot deel van de historische collectie aan lijdt vertraagd, maar<br />

niet gestopt. Nitraatnegatieven (collectie Tillema), loslatende beeldlagen van glasnegatieven (collectie<br />

Van Citters, Versteeg, Sevruguin), plakband, verkeerde lijm-, inkt- en papiersoorten (archiefkaarten,<br />

albums) bedreigen <strong>het</strong> voortbestaan van foto’s, negatieven en albums, waarbij vooral de staat van de<br />

oudste fotografie relatief slecht is.<br />

Collectiebeschrijving<br />

Indelingsprincipe<br />

De historische collectie tot 1940 is verdeeld in deelcollecties. Iedere deelverzameling vormt een<br />

inhoudelijk samenhangend geheel. Ze staat op naam van de fotograaf of onderzoeker (bijv. Collectie<br />

Kurkdjian), van de verzamelaar en/of schenker (Collectie Tillema, Collectie Duyvendak), van een<br />

specifieke cultuur (bijv. Collectie Vuurland indianen) of van een onderwerp of gebeurtenis (bijv.<br />

Wereldtentoonstelling Amsterdam 1883). Foto's die bij verwerving bij elkaar hoorden maar in de loop<br />

der jaren over de verzameling zijn verspreid, zijn in <strong>het</strong> kader van de selectie van de museale<br />

historische collectie weer verenigd.<br />

De museale collectie bevat de volgende objectsoorten (allen categorie A of B):<br />

1. originele afdrukken (vintage prints);<br />

2. originele transparanten: negatieven (glas, film) en positieven (dia's);<br />

3. fotografische toepassingen (boeken, ansichtkaarten, schoolplaten, portfolio's);<br />

4. fotoalbums;<br />

5. originele digitale bestanden;<br />

6. multimedia installaties.<br />

De historische museale collectie tot 1940 bevat uitsluitend objecten uit de categorieën 1 t/m 4. Dit<br />

betekent dat ook speciaal drukwerk - in kleine oplage gemaakt en met bijzondere drukprocedés - in<br />

de museale collectie is opgenomen. Dit geldt ook voor fotografische toepassingen van vóór 1940 die<br />

professioneel gedistribueerd zijn en een breed publiek onder ogen zijn gekomen (boeken,<br />

ansichtkaarten, schoolplaten).<br />

Foto albums nemen een bijzondere plaats in. Het zijn deelcollecties op zichzelf, meestal<br />

bijeengebracht door anderen dan de fotografen. Naast visuele informatie over <strong>het</strong> onderwerp van <strong>het</strong><br />

album, leveren de samenhang tussen de gekozen foto’s, de wijze waarop deze in <strong>het</strong> album zijn<br />

aangebracht en de bijschriften van de samensteller waardevolle informatie over gebruik en receptie<br />

van fotografie. In de historische fotocollecties tot 1940 bevinden zich uiteraard geen digitale<br />

bestanden.<br />

Het beeldarchief bevat behalve objectsoorten 1 t/m 6 ook niet-origineel materiaal in de vorm van:<br />

7. reproducties van afdrukken;<br />

8. latere afdrukken van originele negatieven;<br />

9. reproductienegatieven en reproductie-afdrukken;<br />

10 reproducties van reproducties.<br />

Materiaal behorende tot de categorie 7 t/m 10 bevindt zich uitsluitend in <strong>het</strong> beeldarchief. Dit zijn<br />

afgeleiden (reproducties) van origineel materiaal. Alleen reproducties van werk van belangrijke<br />

fotografen waarvan bekend is dat originele negatieven of afdrukken verloren zijn gegaan, zijn in de<br />

museale collectie opgenomen (collectie Sevruguin).<br />

Materiaal in de museale historische collectie behoort tot de categorie A of B. Het onderscheid tussen<br />

A en B wordt bepaald door de kwaliteit van de fotografie zelf, zowel in technisch <strong>als</strong> in kunsthistorisch<br />

opzicht. C-fotografie is min of meer van belang <strong>als</strong> onderzoeksbron voor één van de genoemde<br />

onderzoeksthema’s. Fotografie met een D-waardering is reproductiemateriaal waarvan <strong>het</strong> originele


85<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

materiaal zich ook in <strong>het</strong> museum of in andere collecties bevindt. Dit materiaal heeft in de eerste<br />

plaats gebruikswaarde.<br />

Deelcollecties<br />

Hieronder volgt een eerste opsomming van verschillende deelcollecties in de historische fotocollectie<br />

tot 1920. De selectie fotografie tot 1940 is op <strong>het</strong> moment van schrijven (2007) nog in volle gang en<br />

daarom niet opgenomen in dit overzicht.<br />

Foto-afdrukken, transparanten en drukwerk tot 1920: categorie A en B<br />

- Losse afdrukken voor 1900. (Categorie B tenzij anders vermeld)<br />

De oudste foto's uit de collectie:<br />

Portret Chinees (1861)<br />

Groepsportret ter dood veroordeelden/Collectie Peters, fotograaf Sarthol (1864, Haïti)<br />

Kampement Willem I op Java (1865)<br />

Collectie Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (Nieuw Guinea, Sumatra circa 1870. cat. A)<br />

Bruid en bruidegom Java (1880)<br />

Missigit Raja te Kotta Radja (1880)<br />

Baron de Saint-Pol Lias: Drie Aziatische mannen<br />

Baupara Naga’s (India): fotograaf E. van Cutsem (circa 1880)<br />

Shanghai, <strong>het</strong> Engels kwartier, circa 1880 (toegeschreven F. Beato, cat. A)<br />

N.J. Krom (schenker) India circa 1900<br />

G. Horner (fotograaf) Ves danser circa 1886<br />

- Professionele fotografie tot 1920 (Grotendeels categorie A)<br />

Op naam fotograaf:<br />

Augusta Curiel (Suriname circa 1910)<br />

Woodbury & Page (Ned. Indië, 1856-1886)<br />

Isidore van Kinsbergen (Ned.-Indië, Java, 1863)<br />

Sarthol (Haïti, 1864)<br />

Kirstin Feilberg (Ned.-Indië, circa 1870)<br />

J.A. Cunha de Moraes (Afrika, circa 1870)<br />

Pasteur (Afrika, circa 1880)<br />

Felice Beato (Azië, o.a.Japan)<br />

A. Sachtler (Ned.–Indië, circa 1870)<br />

C.B. Nieuwenhuis (Ned.-Indië, 1880-1908)<br />

P. Famin & cie (Noord Afrika, voor 1883)<br />

Pieter Oosterhuis (Nederland, 1883)<br />

Prince Roland Bonaparte (wereldwijd, circa 1885)<br />

O. Kurkdjian (Ned. Indië, 1884-1903)<br />

J.Baer (West-Afrika, 1887)<br />

Gustavo Milet (Vuurland, circa 1890)<br />

A. Sevruguin (Iran, 1870-1933)<br />

P. Sebah (Egypte, circa 1900)<br />

C.A. Killie (China, 1901)<br />

S. Ichida (Japan, 1903)<br />

Kerry’s Studio (Australië, voor 1905)<br />

C.E. Lemunyon (China, circa 1910)<br />

N.Keasberry (Ned.-Indië, Java 1912)<br />

Higuchi (toegeschreven) (Korea, c.1900)<br />

Op naam verzamelaars:<br />

Collectie Den Arend (China, voor 1900)<br />

Collectie Damme-Arntzenius (Ned. Indië, voor 1920)<br />

Collectie Dillman (Europa, Ned.- Indië, Noord-Amerika, voor 1906)<br />

Collectie Du Rieu (Zuid-Afrika)<br />

Collectie Nederburgh (Ned.-Indië/Molukken, Sumatra, 1865-1879)<br />

Collectie Pasteur (Afrika)<br />

Collectie Regeer (Afrika)<br />

Collectie weduwe Helmkamp (Nederlandsch-Indië, voor 1900)


Collectie Rex (Japan, circa 1900)<br />

Collectie prof. Dr. G. Schlegel (Z.O. Azie, < 1903)<br />

Collectie Schmeltz (Oceanië, < 1909)<br />

Collectie Ten Kate (Noord- en Zuid Amerika)<br />

Op naam cultuur of onderwerp:<br />

Collectie Ainu (Japan, < 1882)<br />

Collectie Vuurland Indianen (< 1900)<br />

Collectie Schoolplaten Nederlandse Koloniën in de Oost en de West<br />

- Expeditie- en onderzoeksfotografie tot 1920. (Categorie A)<br />

K. Feilberg (Sumatra, Bataklanden, 1870)<br />

E.S. Ali Cohen (Indonesië, circa 1880)<br />

J. Büttikhofer (Liberia, 1886/87)<br />

J. Demmenie (Sumatra, 1896-1898; 1898-1900)<br />

Norzunov en Tsybikof (Centraal Tibet, 1900/01)<br />

J.E. Tulleken (Suriname, 1900)<br />

C.Nieuwenhuis (Atjeh, 1901)<br />

G.M. Versteeg (Suriname, 1904/05)<br />

H.M.Neeb (Sumatra, Nieuw Guinea, 1904)<br />

Majoor Gooszen (Nieuw Guinea, circa 1910-1914)<br />

W. de Jong (Nieuw Guinea, circa 1900)<br />

Johann Kubary (Oceanië, Australië 1870/80)<br />

Amalie Dietrich (Oceanië, Australië, 1870/80)<br />

Carlo Dietrich (Oceanië, Australië, voor 1903)<br />

Richard Parkinson (Oceanië, 1876 - circa 1900)<br />

Augustin Krämer (Oceanië, circa 1880/90)<br />

P. Foelsche (Noord-Australië, 1879)<br />

E. Horace Man (Andamanen en Nicobaren, circa 1890)<br />

E. Modigliani (Sumatra, Enggano, circa 1890)<br />

A. Hotz (Iran, Azerbeidjzan,


87<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Collectie Duyvendak (China, )<br />

Collectie Baron von Lühdorf (Siberië, 1888)<br />

Collectie Ed. Datton (Siberië, circa 1890)<br />

Collectie Dirr (Kaukasus, circa 1910)<br />

Collectie Collectie Mije Pieterse (Turkije, circa 1880)<br />

Collectie Huyvenaar (Achter-Indië, circa 1880)<br />

Collectie Jentink (Sumatra, circa 1890)<br />

Collectie E. Moriseaux (Nieuw Caledonië, circa 1890)<br />

Collectie Van de Sande Bakhuysen (Midden-Oosten, Afrika, Zuid-Oost Azië, voor 1916)<br />

Collectie P. Staudinger (Sumatra/Mentawei-eilanden, voor 1908)<br />

Collectie M.Stibbe (Nias, Senegal, circa 1890)<br />

Collectie T.J. Veltman(Sumatra, voor 1908)<br />

Collectie R.C.P. de Vries (Ned.-Indië, voor 1910)<br />

- Amateur- en reisfotografie tot 1920 (Deels Categorie A, deels B)<br />

Collectie Jonkheer A.J.van Citters (China, 1902-1905, cat. A)<br />

Collectie H. van Oordt van Lauwenrecht (Japan, circa 1900, cat. A)<br />

Collectie Gemeente Archief Amsterdam (Italië, Noord- Afrika circa 1900, cat. B)<br />

J.E. Tulleken (Rusland, Polen, < 1920, cat. B)<br />

Albums tot 1920. Categorie A en B<br />

- Portfolio’s en albums professionele fotografie (Deels Categorie A, deels B)<br />

Op naam fotograaf:<br />

Céphas Kassian : Java (2 albums, 1872; circa 1900)<br />

P. Oosterhuis: Internationale Koloniale en Handelstentoonstelling Amsterdam 1883<br />

Lawick van Pabst/Vrijberghe de Coningh: Internationale Koloniale en Handelstentoonstelling<br />

Amsterdam 1883<br />

J.E. van Bergen: Ned.-Indië (1899-1920)<br />

Stafhell & Kleingrothe: Sumatra's Oost-kust (1885-1893)<br />

O.Hisgen & Co: Java (circa 1916)<br />

A.P.H. Hotz: Iran (1891)<br />

- Expedities (categorie A)<br />

Op naam fotograaf:<br />

G.M. Versteeg: Suriname, Nieuw Guinea (1903-1913)<br />

C.H. de Goeye: Antillen, Suriname (4 albums 1927-1938)<br />

C.H. de Goeye: Ned.-Indië (6 albums 1900/01)<br />

T. van Ardenne: Celebes (1905-08)<br />

Onbekend fotograaf: Eerste Atjeh expeditie (1900)<br />

- Particuliere albums verblijf en reizen tot 1920 (Categorie B; enkele A)<br />

G.A. Esscher: Japan, China (2 albums, voor 1890)<br />

Hofman: Borneo (circa 1908)<br />

G.M. Versteeg: Nederlandsch-Indië (1905-1940)<br />

C. von Borneman: Nederlandsch-Indie (1917/18)<br />

C.G.J.B. Henny: Ned.-Indië (1905)<br />

Govert J. van Tets : Ned.-Indië (2 albums, 1892/93)<br />

Hr. en mevr. Erdman-IJspeert: Ned.-Indië (2 albums 1910-1930)<br />

K.B.Schagen van Soelen: (Indië voor 1874)<br />

G.J. Verburgt: Ned.-Indië (circa 1900)<br />

L.A.T.J.F. van Oyen: Wereldreis Zuid-Amerika-Azië (3 albums, 1874-75)<br />

A.M. Koster-Bouman: Ned.-Indië (circa 1875)<br />

S. Harwick Schaank: Ned.-Indië, China, Egypte (circa 1880)<br />

Samensteller onbekend: Ned.-Indie, circa 1900<br />

Samensteller onbekend: Souvenirs de Voyage (3 albums, 1888)<br />

G.Koek: China, Ned.-Indië, Japan, Nieuw-Guinea (circa 1920)<br />

Damme-Arntzenius: Indie (voor 1920)<br />

H. van Oordt van Lauwenrecht: Japan (circa 1900)<br />

L.H. Krol: Borneo (1920-30)


A.Th.L.Rouwenhorst Mulder: Japan (6 albums, voor 1920)<br />

China –album (circa 1880)<br />

Duyvendak: China, Japan (3 albums 1889, 1901, 1920/21)<br />

J.M. Janse: ‘s Lands Plantentuin Buitenzorg (1899)<br />

J.F. Lankamp (fotograaf): Centraal Afrika 1890-1893<br />

J. van A<strong>als</strong>t: Nederlandsch –Indië (2 albums, circa 1900/1918)<br />

88<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Collectiekwaliteit<br />

De historische museale collectie bevat volkenkundige of antropologische fotografie tot 1940. Het<br />

jaartal 1940 kan in de loop der jaren verder opschuiven. De hedendaagse fotografie is de historische<br />

fotografie van de toekomst. Daarom is een definiëring van hedendaagse, antropologische fotografie<br />

hier op zijn plaats. Voor foto’s gemaakt vóór 1920 is de definitie relatief eenvoudig: fotografie ‘in den<br />

vreemde’ gemaakt, van niet-westerse culturen, door westerse fotografen. In de periode na de tweede<br />

wereldoorlog is deze grens tussen ‘wij’ en ‘zij’ in snel tempo vervaagd en daarmee gecompliceerd<br />

geworden. De snel toegenomen mobiliteit en migratie van de wereldbevolking hebben tot gevolg dat<br />

culturen niet meer geografisch gebonden zijn. Fotografen brengen ook hun eigen cultuur in beeld,<br />

waardoor ze geen buitenstaanders meer zijn. Andere media (pers, televisie, internet) maken beelden<br />

van culturen op grote schaal toegankelijk voor iedereen, waardoor musea en antropologie in de<br />

marge opereren van de hedendaagse beeldvorming van 'de ander', die zo<strong>als</strong> gezegd moeilijk te<br />

definiëren is. Nu de locatie van de opname en de persoon van de fotograaf niet meer bepalend zijn, is<br />

een inhoudelijke definiëring voor antropologische fotografie op zijn plaats. De vraag is hier: welke<br />

hedendaagse fotografie noemen we antropologisch in de zin van relevant voor <strong>het</strong> museum?<br />

Hedendaagse, antropologische fotografie getuigt van een bewuste visie op mensen in de context van<br />

hun specifieke (sub-)cultuur. Deze fotografie kan overal, door iedereen en voor uiteenlopende doelen<br />

gemaakt worden. De antropologische fotografische visie kan een stereotype zijn - of worden - en<br />

bestaande ideeën en (voor)oordelen bevestigen - of veroorzaken -, maar kan ook <strong>als</strong> eye-opener<br />

nieuw licht werpen op mensen en hun cultuur. De stereotype fotografie is interessant <strong>als</strong> <strong>het</strong> gaat om<br />

<strong>het</strong> onderzoek naar beeldvorming van culturen. Het betreft foto’s die op grote schaal verspreid zijn in<br />

de vorm van fotoreportages in geïllustreerde media of gedrukt in de vorm van bijvoorbeeld<br />

printreclame, reisfolders, postzegels, ansichtkaarten, kalenders. De eye-opener fotografie is<br />

interessant omdat ze voortkomt uit een persoonlijke visie van de fotograaf. Onderzoek,<br />

inlevingsvermogen en betrokkenheid beperken de letterlijke en figuurlijke afstand tussen fotograaf en<br />

zijn onderwerp. De foto’s zijn vaak opiniërend bedoeld om een genuanceerder of een nieuw inzicht bij<br />

de kijker teweeg te brengen. Het verschil tussen deze twee vormen van fotografie is in de praktijk<br />

gecompliceerder dan hier gesuggereerd wordt. Intenties van fotografen kunnen hemelsbreed<br />

verschillen van de betekenis die ‘<strong>het</strong> publiek’ aan de foto’s geeft. De context waarin de foto gezien<br />

wordt, bepaalt voor een groot deel de interpretatie. Daarom is <strong>het</strong> van belang om <strong>het</strong> werk van een<br />

fotograaf ook te bekijken in relatie tot <strong>het</strong> publiek.<br />

Uit de definiëring van volkenkundige of antropologische fotografie vloeit voort dat <strong>het</strong> beleid voor de<br />

museale fotocollectie van <strong>Volkenkunde</strong> zich concentreert op individuele visies van fotografen (en<br />

onderzoekers) op culturen én de wijze waarop fotografie een rol van betekenis speelt in de<br />

beeldvorming van culturen. Daarmee is de fotografie die in <strong>het</strong> verleden functioneerde <strong>als</strong><br />

documentatie ter ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek, zelf weer onderzoeksbron<br />

geworden, vergelijkbaar met de rol van de fotografie tot 1910.<br />

Een visie spreekt zelden uit een enkele foto. Het fotografiebeleid richt zich dan ook vooral op series<br />

waarbij de samenhang tussen de foto’s betekenisvol is en de serie <strong>als</strong> geheel inzicht geeft in de<br />

intentie van de fotograaf, oftewel <strong>het</strong> ‘verhaal’ dat hij of zij wil overbrengen op de kijker.<br />

Het beeldvormende aspect wordt zowel bepaald door de visie van de fotograaf, <strong>als</strong> door de context<br />

waarin de foto gepresenteerd wordt. Door een specifieke ondertiteling of begeleidende tekst kan de<br />

receptie van een foto haaks staan op de intentie van de fotograaf. Zo is een groot deel van de oudste,<br />

voor wetenschappelijke doeleinden verzamelde fotografie uit de collectie, tot in de jaren 1940<br />

afgebeeld in semi-wetenschappelijke publicaties die in vrijwel alle West-Europese landen landen op<br />

de markt werden gebracht en een miljoenenpubliek bereikt hebben. Deze verschijningsvormen van<br />

fotografie zijn voor <strong>het</strong> onderzoek naar beeldvorming van even groot belang <strong>als</strong> de originele<br />

afdrukken en transparanten.<br />

Door <strong>het</strong> collectiebeleid te concentreren op de visie van makers en op de toepassing door de<br />

gebruikers, biedt de collectie inzicht in functie en betekenis van fotografie <strong>als</strong> zelfstandig medium<br />

binnen een volkenkundige context. Dit inzicht vergroten en publiek maken is <strong>het</strong> doel van <strong>het</strong><br />

collectiebeleid en de leidraad voor onderzoek, presentatie, verzamelen, behoud en beheer.


89<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

Het verzamelen van historische fotografie concentreert zich op <strong>het</strong> versterken van de aanwezige<br />

kwaliteit van deze collectie: fotoseries van individuele fotografen en/of onderzoekers waar een<br />

beeldbepalende visie op een cultuur uit spreekt en die van belang is voor <strong>het</strong> onderzoek naar de<br />

relatie tussen fotografie en antropologie.<br />

Dit betreft zowel hedendaagse <strong>als</strong> historische fotografie.<br />

Door dit werk te collectioneren, opdrachten te verstrekken, te publiceren en/of tentoon te stellen,<br />

bouwt <strong>het</strong> museum enerzijds aan een collectie antropologische fotografie en speelt zij door middel<br />

van presentaties een bescheiden doch actieve rol in de beeldvorming van culturen en groepen zowel<br />

binnen <strong>als</strong> buiten onze samenleving.<br />

Vergelijking met andere collecties<br />

De belangrijkste, Nederlandse volkenkundige fotografiecollecties bevinden zich in <strong>het</strong> Tropenmuseum<br />

(Amsterdam), <strong>het</strong> Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-, en <strong>Volkenkunde</strong> (Leiden), <strong>het</strong> Wereldmuseum<br />

(Rotterdam) en in <strong>Museum</strong> <strong>Volkenkunde</strong> (Leiden). Daarnaast bestaan er een aantal interessante<br />

collecties van kleinere koloniale- en missie-instellingen en geïllustreerde pers-archieven.<br />

De collecties vertonen overeenkomsten en verschillen. Sommige delen van de collecties overlappen<br />

elkaar, dat wil zeggen dat men over dezelfde foto’s en/of foto's van dezelfde fotografen beschikt. In<br />

alle genoemde collecties is de fotografie gemaakt in de Nederlandse koloniën ruim vertegenwoordigd.<br />

Hierin onderscheiden deze collecties zich om begrijpelijke redenen van andere collecties in Europa en<br />

de Verenigde Staten, waar de accenten ook op <strong>het</strong> eigen (koloniale) verleden liggen.<br />

Naast deze fotografie gerelateerd aan <strong>het</strong> koloniale verleden beschikt <strong>Volkenkunde</strong> over een<br />

uitgebreide collectie foto’s uit andere cultuurgebieden. De fotoseries uit West-Azië, China, Japan, Iran<br />

en Zuid-Afrika hebben geen overlap in andere collecties en zijn daarom uniek op nationaal niveau.<br />

Een aantal van deze series bevindt zich ook in zijn geheel of gedeeltelijk in collega-instellingen in <strong>het</strong><br />

buitenland, andere zijn - voor zover bekend - uniek.<br />

De collectie van <strong>Volkenkunde</strong> onderscheidt zich voorts van de andere nationale collecties door <strong>het</strong><br />

grote aantal vroege antropologische foto’s. Deze foto’s zijn miljoenen mensen in Europa onder ogen<br />

gekomen via populair-wetenschappelijke publicaties die in de meeste West-Europese landen<br />

verschenen en hebben grote invloed gehad op de beeldvorming in Europa van niet-westerse culturen.<br />

Onder deze vroegste fotografie bevindt zich een aanzienlijk aantal foto’s van professionele fotografen<br />

die in opdracht van de Nederlandse regering series maakten van onderzoeksexpedities, met <strong>als</strong><br />

sprekende voorbeelden <strong>het</strong> werk van J. Demmenie, C. Nieuwenhuys, en K.Feilberg. Ook veel van de<br />

fotografie gemaakt tussen 1920 en 1980 betreft in de eerste plaats onderzoeksfotografie. Vrijwel alle<br />

fotografie van na 1945 is gemaakt in <strong>het</strong> kader van onderzoek. De collectie geeft derhalve een<br />

representatief beeld van de relatie tussen fotografie en antropologisch onderzoek zo<strong>als</strong> die zich vanaf<br />

<strong>het</strong> begin van de fotografie én van de antropologie vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw<br />

heeft ontwikkeld. De collectie heeft gemeen met andere etnografische fotocollecties dat er nog veel te<br />

onderzoeken en te ontdekken valt. Het onderzoek in Nederland naar fotografie in de koloniale context<br />

loopt achter bij vergelijkbaar onderzoek in de Angelsaksische landen. Dit heeft tot gevolg dat<br />

fotografen die in opdracht van de Nederlandse overheid werkten en/of gevestigd waren in de<br />

Nederlandse koloniën wereldwijd tot nu toe vrijwel onbekend zijn gebleven. De eerste stappen in die<br />

richting zijn heel recent genomen in een nieuw overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse<br />

fotografie (Dutch Eyes, 2007) waarin een hoofdstuk is opgenomen over de fotocollectie van<br />

<strong>Volkenkunde</strong>.<br />

Deselectie<br />

Uit <strong>het</strong> beeldarchief wordt materiaal geselecteerd ten behoeve van de museale collectie. Dit betekent<br />

dat <strong>het</strong> geselecteerde materiaal tot de categorieën A of B behoort. Niet-geselecteerd materiaal blijft in<br />

<strong>het</strong> beeldarchief. Het niet-geselecteerde materiaal tot 1940 in <strong>het</strong> beeldarchief behoort tot de C -<br />

categorie of, in <strong>het</strong> geval van reproducties en ander niet-origineel fotomateriaal tot de D categorie.<br />

Fotografie van na 1940 in <strong>het</strong> beeldarchief behoort tot de categorie A, B, C of D.<br />

Materiaal behorende tot de D-categorie komt in aanmerking komen voor deselectie. Dit<br />

reproductiemateriaal bevindt zich op <strong>het</strong>zelfde waarderingsniveau <strong>als</strong> digitale reproducties van<br />

origineel materiaal. Omdat dit materiaal -even<strong>als</strong> de digitale bestanden - gebruikswaarde heeft met<br />

<strong>het</strong> oog op <strong>het</strong> maken van reproducties ten behoeve van publicaties of <strong>het</strong> doen van (verkennend)<br />

onderzoek, is <strong>het</strong> van belang dat <strong>het</strong> binnen <strong>het</strong> museum is te raadplegen of is te gebruiken.


Literatuur<br />

90<br />

VERZAMELDE COLLECTIEPROFIELEN<br />

MUSEUM VOLKENKUNDE<br />

- Edwards, Elisabeth, red.<br />

1992<br />

Anthropology & Photography 1860 -1920. New Haven en London: Yale University Press/The Royal<br />

Anthropological Institute.<br />

- Roodenburg, Linda<br />

2002<br />

De Bril van Anceaux/Anceaux's Glasses. Antropologische fotografie vanaf 1860. Zwolle/Leiden:<br />

Waanders Uitgevers/Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>.<br />

- Roodenburg, Linda<br />

2007<br />

Ver Weg en dichtbij. Fotografie in <strong>het</strong> Rijksmuseum voor <strong>Volkenkunde</strong>. In: F. Bool, M. Boom e.a.<br />

(redactie): Dutch Eyes. Nieuwe geschiedenis van de fotografie in Nederland. Waanders<br />

Uitgevers/Stichting Fotografie in Nederland. Zwolle 2007. pp. 291- 302 (Ook Engelse editie).<br />

- Thomas Theye (ed.)<br />

1989<br />

Der Geraubte Schatten. Eine Weltreise im Spiegel der etnographischen Photographie. Verlag C.J.<br />

Bucher. München.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!