Protocol Vroegtijdige Inzet Partusassistentie (VIP) - vvt
Protocol Vroegtijdige Inzet Partusassistentie (VIP) - vvt
Protocol Vroegtijdige Inzet Partusassistentie (VIP) - vvt
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Protocol</strong><br />
4<br />
<strong>Vroegtijdige</strong> inzet kraamverzorgende<br />
bij partusassistentie<br />
<strong>Vroegtijdige</strong> inzet kraamverzorgende bij partusassistentie<br />
1. Doel protocol en bijlage<br />
• De verloskundige en kraamverzorgende zijn bekend met de werkafspraken omtrent de vroegtijdige inzet<br />
van de kraamverzorgende bij partusassistentie. Dit draagt bij aan het bewerkstelligen van een positieve<br />
bevallingservaring in de thuissituatie.<br />
• De kraamverzorgende beschikt over de kennis en vaardigheden om op een goede manier ondersteuning<br />
te kunnen geven tijdens de latente en/of actieve fase van de baring.<br />
2. Toepassing<br />
Dit protocol is van toepassing voor verloskundigen en kraamverzorgenden bij vroegtijdige inzet partusassistentie.<br />
In het protocol staan de werkafspraken omtrent vroegtijdige inzet beschreven. Bij het protocol hoort de bijlage<br />
“Inhoudelijke achtergrond informatie <strong>Protocol</strong> <strong>Vroegtijdige</strong> <strong>Inzet</strong> <strong>Partusassistentie</strong>”. Hierin staat de kennis en de<br />
ondersteuningsmogelijkheden beschreven die een kraamverzorgende bij een vroegtijdige inzet aan de barende<br />
en haar partner kan bieden.<br />
3. Ontstaan en ontwikkeling protocol en bijlage<br />
In de kwaliteitskringen van Naviva Kraamzorg werken verloskundigen, kraamverzorgenden en JGZ-verpleegkundigen<br />
samen aan kwaliteit en afstemming in de keten. Binnen de kwaliteitskring van de regio Twente ontstond<br />
het idee van vroegtijdige inzet van de kraamverzorgende bij partusassistentie. Hierna is uitgewerkt wat de rol en<br />
de hierbij benodigde vaardigheden van de kraamverzorgende kan zijn ter ondersteuning van de latente en/of<br />
actieve fase van de baring in de thuissituatie. Dat heeft geresulteerd in het eerste concept van dit protocol en de<br />
bijlage.<br />
In juli 2009 is Naviva kraamzorg in samenwerking met de KNOV de projectgroep <strong>VIP</strong> (<strong>Vroegtijdige</strong> <strong>Inzet</strong> Partus-<br />
assistentie) gestart. In deze projectgroep zijn dit protocol en de bijbehorende bijlage vastgesteld. In november<br />
2009 zal in het hele werkgebied van Naviva gestart worden met de pilot “<strong>Vroegtijdige</strong> <strong>Inzet</strong> <strong>Partusassistentie</strong>”.<br />
4. Waarborging deskundigheid kraamverzorgenden<br />
De kraamverzorgenden van de partusteams zullen, om goede begeleiding tijdens de ontsluiting te kunnen<br />
bieden, een theoretische en praktische scholing volgen, waarvan de inhoud is vastgesteld door de projectgroep<br />
<strong>VIP</strong>. Jaarlijks wordt vervolgens elke medewerker die partusassistentie verleent in de gelegenheid gesteld deel te<br />
nemen aan een bijscholing om kennis op te frissen. Eens in de twee jaar wordt deze basisscholing verplicht<br />
herhaald met toevoeging van andere mogelijke complicaties tijdens de partus.<br />
5. <strong>Inzet</strong>ten van een <strong>VIP</strong><br />
5.1 Voorbereiding op de bevalling<br />
De verloskundige kan tijdens de zwangerschap de mogelijkheid tot vroegtijdige ondersteuning van een kraamverzorgende<br />
bespreken met zwangeren en hun partner die thuis gaan bevallen. Eveneens wordt deze mogelijkheid<br />
geboden aan clienten die poliklinisch gaan bevallen. De kraamverzorgende kan dan ingezet worden<br />
wanneer de baring begonnen is en zolang de client nog thuis is. Het perspectief op de baring kan door de<br />
mogelijkheid van vroegtijdige ondersteuning positief beïnvloedt worden. Voor veel zwangeren en hun partner en<br />
met name de nulliparae kan het vooruitzicht om grote delen van de baring alleen te moeten doen, beangstigend<br />
werken. Dit sluit aan bij bijlage 3 van de standaard “Niet vorderende ontsluiting”. Conclusies uit de wetenschap-