12.09.2013 Views

Positiemeting - KHLim

Positiemeting - KHLim

Positiemeting - KHLim

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

14 <strong>Positiemeting</strong><br />

Deel III<br />

Meetgrootheden<br />

Positiemeetsystemen vormen een belangrijke component in iedere NC-machine. De nauwkeurigheid<br />

van de NC-machine wordt in eerste instantie bepaald door de nauwkeurigheid van de<br />

positiemeting of wegmeting. Wat gemeten wordt is de stand van het werkstuk t.o.v. het<br />

werktuig, dus niet de eigenlijke afmetingen van het werkstuk.<br />

14.1 Indeling van het positiemeetsysteem<br />

De meetsystemen (en de regelkring) onderscheiden zich door vier eigenschappen:<br />

open gesloten kring<br />

direct indirect<br />

analoog digitaal<br />

absoluut incrementeel<br />

Open en gesloten kring<br />

Figuur 3.1 geeft een voorbeeld van een open kring systeem. Alleen door middel van de<br />

weginformatie moet het systeem precies de gevraagde stand bereiken. Dit wordt verwezenlijkt<br />

met een elektrische stappenmotor al dan niet met een hydraulische versterking.<br />

Weginformatie Motor<br />

Stuur-<br />

Informatie<br />

Stand<br />

Stappenmotor<br />

Figuur 3.1: Open kring: Schematisch en voorbeeld.<br />

Kogelomloopspil<br />

__________ - III.1 -<br />

Johan Baeten<br />

Slede


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Voordelen:<br />

technologisch eenvoudig<br />

geen meetsysteem, geen comparator<br />

Nadelen:<br />

voor een elektrische stappenmotor is er een vermogensturing nodig, welke duurder is<br />

naarmate het gewenste vermogen groter is;<br />

bij een elektrische stappenmotor met hydraulische versterker is een hydraulische groep nodig;<br />

stappenmotorsturing is trager dan gesloten-kring-regeling.<br />

Figuur 3.2 geeft de gesloten-kring-regeling weer. Indien er in de regelkring een grote versterking<br />

aanwezig is, wordt dit ook een servosysteem genoemd. Bij CNC-machines is dit meestal het<br />

geval omdat grote massa's nauwkeurig gepositioneerd moeten worden.<br />

Stuur-<br />

Informatie<br />

Stand<br />

Figuur 3.2: Gesloten kring: Schematisch en voorbeeld.<br />

Meetplaats: direct versus indirect meten<br />

Bij cartesiaanse machines met translerende sleden (alle gereedschapswerktuigen en sommige<br />

industriële robots) zijn er twee plaatsen waar de sledepositie kan worden gemeten:<br />

direct, aan de slede. Hiervoor is een lineair meetsysteem nodig.<br />

indirect, via de schroefspil. Hierbij wordt een roterende positiemeetopnemer gebruikt die op<br />

de spil of achterop de servomotor gemonteerd is.<br />

X c<br />

+<br />

+<br />

-<br />

-<br />

Meetinfo<br />

X w<br />

Motor<br />

Voeding Servomotor<br />

Roterend<br />

Meetsysteem<br />

Meetsysteem<br />

Figuur 3.3: Indirecte versus directe positiemeting.<br />

θ<br />

Overbrenging<br />

Schroefspil<br />

Vergelijker<br />

Lineair<br />

Meetsysteem<br />

Gelijkstroommotor<br />

Indirect Direct<br />

θ<br />

X w<br />

Meetsysteem<br />

Kogelomloopspil<br />

Roterende positiemeetsystemen zijn goedkoper dan lineaire meetsystemen. Daartegenover staat<br />

dat indirect meten onnauwkeuriger is: er wordt via de schroefspil en soms ook via een<br />

overbrenging gemeten. Hierbij worden twee functies met tegenstrijdige eisen gecombineerd:<br />

enerzijds moeten overbrenging en schroefspil grote krachten kunnen overbrengen;<br />

anderzijds fungeert de spil als nauwkeurige meetstandaard.<br />

__________ - III.2 -<br />

Johan Baeten<br />

Slede<br />

X w<br />

<strong>Positiemeting</strong>


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Deze zware en tegelijk nauwkeurige schroefspillen zijn eveneens duur en - in combinatie met<br />

een roterend meetsysteem - inherent minder nauwkeurig dan een lineair meetsysteem. Een<br />

belang- rijke overweging in het voordeel van indirect meten is, dat daarmee de dynamica van de<br />

machineslede buiten de servokring valt.<br />

Samengevat zijn de voor-en nadelen van indirecte positiemeting:<br />

Voordelen:<br />

roterende meetopnemer veel goedkoper dan lineair meetsysteem<br />

machinedynamica en dode slag van de slede vallen buiten de servoregelkring<br />

gemakkelijk te monteren en eenvoudig<br />

kleine ingenomen ruimte<br />

Nadelen:<br />

onnauwkeurig: spoedfouten en thermische uitzetting van de schroefspil worden meetfouten<br />

Momenteel is de situatie zo, dat alleen waar zeer nauwkeurig gepositioneerd moet worden, zoals<br />

bij kottermachines en bij nauwkeurige draaimachines, nog direct (dus met een lineair meetsysteem)<br />

wordt gemeten.<br />

Analoog versus digitaal<br />

De te meten sledepositie is een analoge grootheid. De door de besturing gecommandeerde positie<br />

is een digitale waarde. Positiemeetsystemen geven of een analoog, of een digitaal uitgangssignaal.<br />

Dit bepaalt of het aftrekpunt in de servokring analoog of digitaal zal zijn.<br />

Analoge meetsystemen vormen een fysische grootheid om in een andere fysische grootheid. Zo<br />

zet de analoge opnemer de wegverplaatsing om in een spanningsverandering.<br />

De verplaatsing wordt lineair of rotatief gemeten.<br />

Digitale meetsystemen vormen een fysische (analoge) grootheid om in cijfers of in een nummer.<br />

Dit nummer kan absoluut gemeten of incrementeel opgebouwd worden.<br />

Absoluut versus incrementeel<br />

Absolute digitale meetsystemen geven voor iedere positie in het meetbereik een uniek getal af.<br />

Binnen één digitaal increment kunnen geen tussenwaarden worden aangegeven. De fout die<br />

wordt gemaakt in de omzetting van de gemeten analoge waarde naar het dichtstbij liggende<br />

digitaal getal, wordt quantisatiefout genoemd.<br />

Incrementeel-digitale meetsystemen geven geen getal, maar één puls per doorlopen<br />

meetincrement; vandaar de benaming incrementeel. Wil men van deze incrementen een absoluut<br />

getal maken, dan zal men de pulsen in een elektronisch register moeten opvangen en sommeren.<br />

Kenmerken van een incrementeel systeem zijn:<br />

vlottend nulpunt: zonder belang waar men begint te tellen<br />

nadeel: een fout (een puls die gemist wordt) blijft aangehouden bij volgende meetpunten<br />

(correctie moet voorzien worden door geregeld een absoluut nulpunt op te zoeken).<br />

Voordeel van absolute systemen zijn:<br />

fout gemaakt bij een bepaalde meting, wordt niet overgedragen naar volgende metingen.<br />

het nulpunt kan verschuiven om correcties toe te laten voor<br />

__________ - III.3 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

- slijtage op werktuigen<br />

- fouten in opstellingen<br />

Nadeel van een absoluut systeem blijft echter de kostprijs.<br />

Oorspronkelijk was de elektronica nog weinig betrouwbaar; een storing of een spanningsuitval<br />

veroorzaakte het verlies van de positiewaarde waardoor veel waarde gehecht werd aan absolute<br />

digitale meetsystemen. Samengestelde, meersporige codeschijven of -linialen gaven een absoluut<br />

getal, dat niet verloren ging na een spanningsuitval. Met de toegenomen betrouwbaarheid van de<br />

elektronica zijn deze veel duurdere absolute meetsystemen in onbruik geraakt.<br />

In de loop van de korte geschiedenis van numerieke besturingssystemen zijn zeer uiteenlopende -<br />

soms uitgesproken exotische - meetsystemen ontwikkeld en toegepast. Nu de NC-technologie<br />

een zekere graad van volwassenheid heeft bereikt, convergeert de toepassing van meetsystemen<br />

in NC-machines in de richting van een tweetal systemen:<br />

(cyclisch) absoluut-analoge inductieve systemen, gebaseerd op resolvers en inductosyns.<br />

digitaal-incrementeel optische systemen.<br />

14.2 Eisen aan positiemeetsystemen<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Naast de belangrijke specificaties wat betreft nauwkeurigheid en resolutie moeten aan<br />

positiemeetsystemen voor NC-productiemachines de volgende eisen worden gesteld:<br />

- functioneren onder 'meetonvriendelijke' omstandigheden: het meetsysteem moet bestand<br />

zijn tegen spanen, koelvloeistof en trillingen. De elektronica van het meetsysteem moet<br />

bestand zijn tegen de vaak sterke elektromagnetische stoorvelden, die in de fabriek kunnen<br />

optreden. Beruchte stoorbronnen zijn spanningspieken in thyristorsturingen en grote<br />

aanloopstromen in hoofdspilaandrijvingen. Vaak vergeten storingsbronnen zijn bovendien<br />

relais en elektromagnetisch bediende kleppen;<br />

- grote verhouding resolutie/meetbereik. Een resolutie van 1 µm over een meetbereik van 1<br />

meter is voor de meeste NC-machines een normale eis. Hieruit volgt een verhouding<br />

resolutie/meetbereik van 1: 10 6 .<br />

Bij metingen in het algemeen geldt dit als een extreme eis.<br />

- nauwkeurigheid. De onnauwkeurigheid is het verschil tussen de werkelijke positie en de<br />

aangegeven positie. (De resolutie of het oplossend vermogen is de kleinste verplaatsing die<br />

door het positiemeetsysteem kan worden aangegeven). In de praktijk is de resolutie van een<br />

positiemeetsysteem kleiner dan de onnauwkeurigheid.<br />

- de meetsnelheid moet groter zijn dan de maximale sledesnelheid van de machine. Op deze<br />

stationaire snelheid zijn soms trillingen gesuperponeerd, die leiden tot snelheidspieken die<br />

zo'n 20% boven de maximale sledesnelheid kunnen liggen.<br />

- real-time meten. Er mag in het meetsysteem geen grote tijdvertraging bestaan tussen de<br />

positiemeting en het uitgeven van de positiewaarde. In de praktijk is een verwerkingstijd<br />

van enige milliseconden toelaatbaar.<br />

__________ - III.4 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

14.3 Positie-opnemers met meerdere snelheden<br />

Het oplossingsvermogen van absolute opnemers (optisch, resolver, inductosyn...) kan men<br />

mechanisch (via een overbrenging) laten overeenstemmen met het gewenst oplossingsvermogen<br />

van de numeriek bestuurde as van de werktuigmachine.<br />

Bij een absoluut optische encoder stemt bijvoorbeeld de laagst beduidende bit overeen met een<br />

asverplaatsing van 2 µm. Daar deze encoders meestal beschikbaar zijn in een 6 tot 16 bits<br />

Gray-code zal de totale wegverplaatsing niet groter zijn dan 2 16 maal 2 µm = 0,13 m. Bij<br />

resolver- en synchrotoepassingen is een oplossingsvermogen van 5 tot 10 boogminuten<br />

gangbaar. Indien we een oplossingsvermogen van 5 min laten overeenstemmen met een lineaire<br />

verplaatsing van de machine-as van 2 µm, krijgen we een totale absolute mogelijk te meten<br />

verplaatsing van (2x60x360)/5 = 8640 µm = 8,64 mm. Bij een lineaire inductosyn is de te meten<br />

wegafstand dan weer beperkt door de periodieke indeling van de wikkelingen (de afstand 2p = 2<br />

mm).<br />

Een meting over de volledige wegafstand is enkel mogelijk door de opnemers cyclus absoluut te<br />

laten meten of door combinatie van meetsystemen met meerdere snelheden.<br />

Optisch absolute encoders<br />

Neem bijvoorbeeld een 6 bit schijf (max. 64 aanduidingen) direct gekoppeld met de as van de<br />

leispil en een 12 bit schijf (max. 4096) gekoppeld langs een overbrenging van 64:1, dit geeft bij<br />

64 omwentelingen van de as een output van 64 maal 4096 posities. Voor een resolutie van 2 µm<br />

komt hiermee een absolute meting tot 0,524 m overeen.<br />

Meertoeren encoders zijn te verkrijgen in vele afmetingen, overbrengingsverhoudingen en<br />

resoluties.<br />

Resolvers en synchro's<br />

Twee of meer synchro's of resolvers worden ofwel mechanisch ofwel elektrisch met een<br />

overbrengingsverhouding gekoppeld. In dubbele snelheidssystemen is de verhouding gewoonlijk<br />

1:8, 1:10, 1:18, 1:32 of 1:36.<br />

1:N<br />

S1 S2 S3<br />

Grof<br />

Fijn<br />

S1 S2 S3<br />

Vref<br />

Figuur 3.4: Synchro's met meerdere snelheden (mechanisch gekoppeld).<br />

R1<br />

R1<br />

R2<br />

R2<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.5 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

De resolutie van een dubbelsnelheidssysteem is gelijk aan deze van de resolver of synchro voor<br />

fijnmeting gedeeld door de overbrengingsverhouding. Bijvoorbeeld een resolver met resolutie<br />

van 6 min en een overbrenging van 1:36 geeft een resolutie van ± 10 boogseconden. Omgekeerd<br />

zal bij behoud van de resolutie de totale wegmeting vergroten.<br />

Een mechanische overbrenging heeft natuurlijk zijn nadelen maar ook elektrisch koppelen is<br />

mogelijk door gebruik te maken van een 'multipole' synchro of resolver. Een eerste set<br />

statorwindingen is zodanig gewikkeld dat bij een rotorrotatie van 360°, het spanningspatroon N<br />

keer door nul gaat. De andere set statorwikkeling levert normale synchro- of resolversignalen.<br />

('Multipole' synchro's of resolvers zijn te verkrijgen met standaard synchro- of<br />

resolverspanningen en frequenties, en dit vanaf model 18 .)<br />

De verwerking van de uitgangssignalen van een dubbelsnelheidssysteem leidt wel tot enige<br />

moeilijkheden. Neem het schema weergegeven in figuur 3.5, dit is een synchro controleketen op<br />

twee snelheden.<br />

Vref V1<br />

1 N<br />

Grof<br />

Fijn<br />

1 N<br />

Figuur 3.5: Synchro-controleketen met meerdere snelheden.<br />

De spanningen V 1 en V N kunnen in gedemoduleerde vorm dienst doen als stuursignalen voor een<br />

servoversterker met motor welke de hoek θ 1 moet navolgen. De regeling schakelt dan om van de<br />

spanning V 1 naar de spanning V N (van grof naar fijn) als de amplitude van de spanning V 1 kleiner<br />

wordt dan een ingestelde waarde. Figuur 3.6 geeft de gedemoduleerde spanningen V 1 en V N weer<br />

bij een hoekverdraaiing over 360°, dit in het geval van een even overbrengingsverhouding<br />

(figuur 3.6.a) en een oneven (figuur 3.6.b).<br />

Bij een even overbrenging bestaat er een gebrek aan eenduidigheid. Een stabiele positionering<br />

kan zowel bij een hoekverschil (θ 2 - θ 1 ) van 0° of 180° plaatsvinden. Zoals figuur 3.6.b aantoont<br />

is dit voor een oneven overbrenging niet meer het geval.<br />

Een andere methode om een foutieve positionering tegen te gaan is het gebruik van de synchro of<br />

resolver over slechts 150° in plaats van de volle 360°. Hierdoor is eveneens het verband tussen<br />

spanningsverandering en hoekverandering meer lineair hetgeen het regelgedrag verbetert.<br />

De meest gebruikte oplossing bij wegmeting is daarom een opstelling met drie synchro's,<br />

een voor de grofregeling: 150° voor 1000 mm wegafstand;<br />

een voor de middenregeling: 150° voor 50 mm wegafstand;<br />

een voor de fijnregeling: 150° voor 2 mm wegafstand.<br />

__________ - III.6 -<br />

Johan Baeten<br />

V<br />

N<br />

<strong>Positiemeting</strong>


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

De regeling schakelt hierbij automatisch over van grof- naar midden- en van midden- naar<br />

fijnmeting naargelang de aangeduide zones bereikt zijn.<br />

Grof<br />

rotor<br />

Fijn<br />

rotor<br />

Verdraaiing over 360° van de grof-rotor (cx) t.o.v. ct<br />

180°<br />

Tegengestelde hellingen<br />

a) EVEN overbrenging<br />

Grof<br />

rotor<br />

Fijn<br />

rotor<br />

180°<br />

0° 180°<br />

Gelijke hellingen<br />

stabiel op 0° en 180°<br />

360° relatieve<br />

verdraaiing<br />

Verdraaiing over 360° van de grof-rotor (cx) t.o.v. ct<br />

Tegengestelde hellingen<br />

b) ONEVEN overbrenging<br />

0° 180°<br />

Tegengestelde hellingen<br />

instabiel op 180°<br />

360° relatieve<br />

verdraaiing<br />

Figuur 3.6: Gedemoduleerde fijn- en grofsynchrospanningen bij even en oneven overbrengingen.<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Inductosyn<br />

De inductosyn wordt in systemen met meervoudige snelheden dikwijls gebruikt om de<br />

fijnregeling te verzorgen, meestal over een afstand van 2 mm. Hiervoor kan ook een "triple<br />

inductosyn" genomen worden welke een drievoudige inductosyn is die drie signalen uitgeeft op<br />

verschillende snelheden.<br />

__________ - III.7 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

14.4 Numerieke verwerking bij incrementele meetsystemen<br />

Om in een gesloten kring een positionering op numerieke wijze uit te voeren moet men de<br />

weginformatie en de meetinformatie numeriek vergelijken. De uitgang van deze vergelijker of<br />

comparator zal dan een analoge servosturing aansturen om de uitgangsas nauwkeurig te<br />

positioneren. Naargelang het gekozen meetsysteem, die de weginformatie opneemt, zijn er<br />

verschillende oplossingen mogelijk. Deze paragraaf bespreekt de verschillende aspecten die van<br />

belang zijn bij gebruik van een incrementeel meetsysteem. In de volgende paragrafen komt de<br />

verwerking van absolute digitale en analoge meetsystemen aan bod.<br />

Zoals bij alle incrementele stuursystemen, is de comparator in hoofdzaak een elektronische<br />

teller. De telcapaciteit hangt af van de gewenste nauwkeurigheid en van de meetlengte.<br />

Bijvoorbeeld: bij een lengte van 1m met een nauwkeurigheid 5µm moet de teller een bereik<br />

hebben van 0 tot 200.000. Bij een binaire teller is de nodige capaciteit dan 18 bits.<br />

Bij een Alles-of-niets-sturing moet de teller een preselectieorgaan hebben, om de af te leggen<br />

weg in de teller vast te leggen. Van daaruit telt deze terug tot nul.<br />

Opdat de as niet onmiddellijk stilstaat wanneer de teller nul is, is een snelheidsverandering kort<br />

voor het bereiken van het doel, vereist. Op een gegeven afstand van het doel zal de snelheid<br />

zodanig verlagen dat het overblijvend traagheidskoppel van de motor en de belasting kleiner is<br />

dan het wrijvingskoppel. Bij uitschakelen van de motor zal deze onmiddellijk stoppen. In de<br />

teller is dan een tweede preselectie nodig om de 'remafstand' in te stellen.<br />

Bij het incrementeel sturen volgens hogervermeld principe, treedt echter een moeilijkheid op. Bij<br />

een foute positionering wordt de fout overgedragen op de volgende positioneringen. Dit kan<br />

voorkomen worden door het gebruik van een op- en afteller, die als tweepuntsregelaar werkt<br />

d.w.z. dat wanneer de machine doorloopt over nul, de teller de richting omschakelt en terug naar<br />

nul brengt.<br />

Om een proportionele vergelijker te bekomen, is een op- en afteller nodig. De referentiewaarden<br />

moeten continu ingegeven worden aan de teller, de gemeten waarden moeten deze<br />

referentiewaarden continu neertellen. De teller is verbonden met een digitaal/analoog omzetter<br />

(D/A), die de analoge servomachine stuurt. De teller geeft in dit geval op elk ogenblik het<br />

verschil tussen referentiewaarde en meetwaarde welk als proportioneel stuursignaal dient.<br />

Voor een regeling in beide richtingen moet de teller richtingsgevoelig zijn en dit zowel voor<br />

referentiewaarde als meetwaarde. Figuur 3.7 geeft het blokschema.<br />

Meetw. Rechts<br />

Ref. Links<br />

Meetw. Links<br />

Ref. Rechts<br />

of<br />

of<br />

+<br />

-<br />

Teller<br />

Figuur 3.7: Vergelijker voor proportionele sturing.<br />

D/A Servo<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.8 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

De teller wordt aangestuurd met pulsen, geleverd vanuit de referentie of vanuit de meting met<br />

richtingslogica. Deze pulsen verschijnen volledig asynchroon op de telleringang wat tot fouten<br />

kan leiden. De OF-poorten kunnen immers geen gelijktijdig of overlappende ingangspulsen<br />

verwerken (OF-poorten tellen niet op). Om een nauwkeurige telling mogelijk te maken moeten<br />

de verschillende pulsen (referentie rechts en links, meetwaarde rechts en links) van elkaar<br />

gescheiden worden. De pulsenscheiding kan op twee wijzen gebeuren:<br />

met behulp van een microprocessor of<br />

met behulp van digitale schakelingen.<br />

Figuur 3.8 geeft het schema voor een comparator uitgevoerd met behulp van een microprocessor.<br />

Interrupt<br />

µ-proc.<br />

Figuur 3.8: Pulsenscheiding door gebruik van µ-processor.<br />

Aan de microprocessor is een parallelle output poort gekoppeld, waarlangs de software-matige<br />

teller aan de D/A-omzetter doorgegeven wordt. Twee flipflops koppelen de uitgang van de<br />

richtingslogica aan de processor langs een interrupt-ingang. De software zorgt dan voor de teller,<br />

de referentiesignalen, de comparator en de pulsenscheiding.<br />

Ref.R<br />

T1<br />

Ref.L<br />

T2<br />

Meetw.L<br />

T3<br />

Meetw.R<br />

T4<br />

D<br />

T<br />

D<br />

T<br />

D<br />

T<br />

D<br />

T<br />

P<br />

FF1<br />

R<br />

P<br />

FF3<br />

R<br />

P<br />

FF5<br />

R<br />

P<br />

FF7<br />

R<br />

Q<br />

Q<br />

Q<br />

Q<br />

+5V<br />

Parallelle<br />

output<br />

Figuur 3.9: Digitale pulsenscheider.<br />

D<br />

T<br />

D<br />

T<br />

D<br />

T<br />

D<br />

T<br />

P<br />

FF2<br />

R<br />

P<br />

FF4<br />

R<br />

P<br />

FF6<br />

R<br />

P<br />

FF8<br />

R<br />

Q<br />

Q<br />

Q<br />

Q<br />

FF<br />

FlagR<br />

FF<br />

FlagL<br />

D/A Servo<br />

r<br />

s<br />

r<br />

s<br />

clear<br />

Richtingslogica<br />

NAND11<br />

NAND12<br />

NAND13<br />

NAND14<br />

Incrementeel<br />

Meetsysteem<br />

Meetw.L<br />

Meetw.R<br />

op<br />

Teller<br />

af<br />

D/A<br />

Servo<br />

Incrementaal<br />

Opnemer<br />

Richtingslogica<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.9 -<br />

Johan Baeten<br />

Ui


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Naast de microprocessor bestaan er ook digitale schakelingen om de referentie- en meetpulsen te<br />

scheiden. Figuur 3.9 geeft een schakeling weer om de 'comparator' (voor een positionering)<br />

digitaal uit te voeren. Het probleem is hier dat de stuurpulsen vanuit het referentiesignaal en<br />

vanuit de meetwaarde nauwkeurig moeten geteld worden in een "op/af-teller". Het nauwkeurig<br />

tellen, zonder verlies van een enkele puls, moet gebeuren vanuit een "pulsenscheider". Zoals<br />

eerder aangehaald verschijnen de pulsen voor de referentiewaarden en de meetwaarden volledig<br />

asynchroon. Bij het omkeren van de richting wordt het probleem nog erger, de meetwaarde wil<br />

bv. optellen op hetzelfde tijdstip als dat de referentiewaarde wil optellen. Vier signalen moeten<br />

daarom volledig van elkaar in de tijd gescheiden worden vooraleer ze op de op- en aftellijn van<br />

de teller mogen verschijnen.<br />

De uitgang van de teller levert dan het foutsignaal ε ss in digitale vorm. Na een digitaal/analoog<br />

omzetter kan hiermee een servokring gestuurd worden.<br />

---Oscillator---<br />

BOSC<br />

Figuur 3.10: Taktgenerator voor digitale pulsenscheider.<br />

De taktgenerator uit figuur 3.10 baseert zich op een oscillator op hoge frequentie (bv. 100 kHz).<br />

Deze frequentie wordt twee maal gedeeld. Gecombineerd geeft het geheel vier taktpulsen T1, T2,<br />

T3 en T4 welke in tijd verschoven zijn. Figuur 3.11.a geeft enige tijdsignalen weer.<br />

Figuur 3.11.a: Signalen overeenkomstig schakeling uit figuur 3.10.<br />

D<br />

P<br />

+5V<br />

Q<br />

D<br />

Q<br />

FF9<br />

FF10<br />

T R Q T R Q<br />

P<br />

NAND1<br />

NAND2<br />

---Taktgenerator---<br />

BOSC<br />

FF9 (:2)<br />

FF10 (:4)<br />

NAND1<br />

NAND2<br />

__________ - III.10 -<br />

Johan Baeten<br />

T1<br />

T2<br />

T3<br />

T4<br />

T1<br />

T2<br />

T3<br />

T4<br />

<strong>Positiemeting</strong>


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Met de pulsenscheider kunnen de vier kanalen gesynchroniseerd worden op verschillende<br />

tijdstippen. Voor ieder kanaal is er:<br />

een D-flipflop die de stijgende flank van het ingangssignaal registreert<br />

een D-flipflop die synchroniseert op een taktpuls<br />

een poort om het gesynchroniseerde signaal door te takten met behulp van een andere<br />

taktpuls. Dit doortakten zal eveneens de registratie flipflop resetten.<br />

De gesynchroniseerde signalen worden met OF-poorten zodanig gecombineerd dat:<br />

de optellijn van de teller bediend wordt vanuit REF.R of MEETW.L<br />

de aftellijn bediend wordt vanuit REF.L of MEETW.R.<br />

De vier mogelijke pulsen worden dus in de tijd verschoven en kunnen nauwkeurig bijgehouden<br />

worden in de teller. Figuur 3.11.b toont tenslotte het tijdschema voor een puls op REF.R en<br />

REF.L.<br />

Ref.R<br />

FF1<br />

FF2<br />

O1<br />

Ref.L<br />

FF3<br />

FF4<br />

D1<br />

Takten<br />

T1 T2 T3 T4 T1 T2<br />

Figuur 3.11.b: Tijdschema van enkele meet- en referentiesignalen.<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Opmerking: De positieregeling (alles-of-niets of proportioneel) kan natuurlijk ook gebeuren met<br />

behulp van digitale absolute positiemeetsystemen. Hierbij is geen pulsenscheiding meer nodig.<br />

De op/af-teller wordt hier immers vervangen door een vergelijkingselement dat op elk ogenblik<br />

het verschil maakt tussen gewenste en gemeten (absolute) positie.<br />

__________ - III.11 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

14.5 Digitale verwerking van (absolute) analoge positiemeetsignalen: Numerieke fasemeting<br />

Synchro's, resolvers en inductosyns leveren analoge signalen welke de meetinformatie of<br />

meetpositie bevatten. Voor digitale verwerking van deze signalen met digitale logica of met een<br />

microprocessor moeten deze omgezet worden in digitale hoek- of lengte-informaties. Deze<br />

omzetting kan volgens verschillende principes gebeuren.<br />

Figuur 3.12 geeft een schakeling gebaseerd op een eenvoudige RC-faseverschuiving, weer.<br />

Figuur 3.12: Numerieke fasemeting bij resolver met behulp van een RC-kring.<br />

Indien ωRC = 1, zal de faseverschuiving tussen V a en V ref gelijk zijn aan θ - 45°, waarbij θ de<br />

hoekstand van de resolver is. Dit volgt uit:<br />

of<br />

Vx<br />

Vy<br />

---Resolver---<br />

i = Vx − VA<br />

R<br />

R<br />

C<br />

Vref<br />

Vref<br />

VA<br />

= VA − Vy<br />

1/jωC<br />

VA = Vsinωt<br />

(cos θ + jωRC. sin θ)<br />

1 + jωRC<br />

Vx<br />

45° Fasenaijling<br />

Vy<br />

Vref45<br />

Nuldoorgangs<br />

detector (2X)<br />

(Schmitt-trigger)<br />

θ<br />

Pos.<br />

VA Vref45<br />

Bistabiele<br />

Multivibrator<br />

Klok pulsen<br />

met V x = V.sinωt.cosθ en V y = V.sinωt.sinθ<br />

Indien ωRC = 1, is de hoek van de teller gelijk aan θ en de hoek van de noemer 45°.<br />

De ongewenste faseverschuiving van 45° in de noemer wordt gecompenseerd door een<br />

fasenaijlingsnetwerk zoals aangeduid in figuur 3.12. De Schmitt-triggers (of nuldoorgangsdetectors)<br />

sturen een bistabiele multivibrator. De settijd van deze vibrator is evenredig met de<br />

faseverschuiving θ. Gedurende de settijd worden klokpulsen geteld. Het resultaat van de teller is<br />

rechtstreeks het digitaal equivalent van de analoge hoek θ. De nauwkeurigheid van dit systeem is<br />

afhankelijk van de stabiliteit van de frequentie van de draaggolf V ref en van de stabiliteit en<br />

nauwkeurigheid van C en R, omwille van de voorwaarde ωRC = 1.<br />

Bij gebruik van een dubbel RC-netwerk, zoals in figuur 3.13, is een fasenaijling van 90° nodig.<br />

De nauwkeurigheid zal echter minder afhankelijk zijn van de draaggolffrequentie of van de<br />

condensatoren. Ook zullen de eventuele driftfouten op de hoek θ volledig gecompenseerd<br />

worden. De numerieke fasemeting wordt nu toegepast op de spanningen V A en V B . Het gemeten<br />

interval is een maat voor 2θ. Nadelig is wel de halvering van het bereik. We krijgen nu immers<br />

dezelfde digitale uitgang bij de hoek θ en de hoek (θ+180°).<br />

s<br />

r<br />

Tijd<br />

θ<br />

Teller<br />

digitaal<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.12 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Figuur 3.13: Robuustere schakeling voor numerieke fasemeting bij resolvers.<br />

Voor figuur 3.13 gelden volgende vergelijkingen:<br />

of<br />

Vx<br />

Vy<br />

Vx − VA<br />

R<br />

= VA − Vy<br />

1/jωC en Vx − VB<br />

1/jωC = VB − Vy<br />

R<br />

V x - V A = jωRC(V A - V y ) en V B - V y = jωRC(V X - V B )<br />

Combinatie van deze vergelijkingen levert:<br />

VA<br />

VB<br />

= cos θ + jωRC. sin θ<br />

sin θ + jωRC. cos θ<br />

VA VB (+90°)<br />

Hieruit volgt dat de faseverschuiving tussen V A en V B gelijk is aan 2θ-90° indien ωRC = 1.<br />

Bij het bestuderen van de resolver werd nog een andere toepassingsmogelijkheid beschreven:<br />

wek in de stator een draaiveld op zodat de rotor een spanning aflevert met een constante<br />

amplitude en waarvan de fase afhangt van de hoekstand. Figuur 3.14 geeft het blokschema van<br />

een fasesturing gebaseerd op dit principe. De EN-poort wordt gestuurd door de kanteelspanning<br />

van 200 Hz enerzijds en door de uitgang van de voorgeselecteerde teller anderzijds. De<br />

voorselectie van de teller stelt de te sturen hoek voor. Wanneer het cijfer fs bereikt is (telritme<br />

200 kHz) stuurt de teller de poort open. Het signaal van 200 Hz ligt dan reeds aan de poort maar<br />

kan pas aan de uitgang van de poort verschijnen wanneer de teller deze poort opent. Zo wordt<br />

een signaal van 200 Hz bekomen met een faseverschuiving gelijk aan fs. Dit signaal doet de<br />

flipflop kippen terwijl het meetsignaal van de rotor fr de flipflop terugkipt. Integratie van de<br />

uitgang van de flipflop levert een continue spanning die evenredig is met het verschil tussen de<br />

stuurfase (fs) en de fase van de rotor (fr). Deze spanning kan rechtstreeks het analoge<br />

servomechanisme aandrijven om de positionering te bekomen bij fs - fr = 0.<br />

Generator<br />

(200 kHz)<br />

fs<br />

Voorselectie<br />

R<br />

C<br />

Teller<br />

r<br />

VA<br />

Deler<br />

1/1000<br />

C<br />

R<br />

200Hz<br />

Figuur 3.14: Numerieke fasesturing met behulp van een resolver.<br />

fr<br />

fs<br />

VB<br />

Omzetter<br />

sinwt<br />

coswt<br />

2θ<br />

Flipflop<br />

Comparator<br />

Pulsvormer<br />

Servo<br />

Versterker<br />

Tijd<br />

Resolver<br />

__________ - III.13 -<br />

Johan Baeten<br />

Rotor<br />

Motor<br />

<strong>Positiemeting</strong>


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

14.6 Synchro-en-resolver-naar-digitaal-omzetters<br />

Moderne synchro-en-resolver-naar-digitaal-omzetters worden gefabriceerd als modules en als<br />

hybride, geïntegreerde schakelingen. Ze zijn in staat om synchroformaatspanningen of<br />

resolverformaatspanningen om te zetten naar een digitaal formaat. De woordlengte van de<br />

digitale code varieert van 10 tot 18 bits. Er zijn twee types van omzetters:<br />

gebaseerd op 'tracking'<br />

gebaseerd op 'successive approximation'<br />

Deze twee types werken volgens verschillende principes en worden dus ook in verschillende<br />

toepassingen aangewend. Bij een numerieke besturing zijn de omzetters gebaseerd op het<br />

'tracking'-principe, meer aangewezen. Dit blijkt uit het werkingsprincipe. Figuur 3.15 geeft het<br />

schema van de 'tracking resolver to digital convertor'.<br />

Sin θ ~sin( θ − φ)<br />

Nauwkeurige<br />

Cosθ<br />

Grd<br />

Input buffer<br />

Sin / Cos<br />

Vermenigvuldiger<br />

Digitale hoek<br />

φ<br />

Op - neer<br />

Teller<br />

φ<br />

Latch controle<br />

φ<br />

Three state output buffer<br />

Fout<br />

Versterker<br />

Referentie<br />

Fasegevoelige<br />

Gelijkrichter<br />

+ Demodulatie<br />

Voltage Controlled Oscillator<br />

Digitale hoek<br />

Figuur 3.15: Blokschema van 'Tracking resolver to digital convertor'.<br />

Stel dat de teller een hoek φ aanduidt en dat de resolverspanningen gegeven worden door<br />

V x = V.sinωt.cosθ en V y = V.sinωt.sinθ met θ de rotorhoekstand. De cosinus-vermenigvuldiger<br />

geeft V.sinωt.sinθ.cosφ. De sinusvermenigvuldiger geeft V.sinωt.cosθ.sinφ. De verschilversterker<br />

geeft als foutsignaal V.sinωt.(sinθ.cosφ.-cosθ.sinφ) = V.sinωt.sin(θ-φ).<br />

Dit wisselspanningssignaal wordt gedemoduleerd tot een spanning proportioneel aan sin(θ - φ),<br />

waarvan de integraal als ingang dient voor de spanning-frequentie-omzetter (V.C.O). De<br />

uitgangspulsen van de V.C.O. zullen de teller op- en neertellen totdat sin(θ - φ) = 0 of tot φ = θ.<br />

Dan stelt de digitale uitgang de hoekstand θ voor.<br />

Een 'tracking convertor' laat dus automatisch de digitale uitgang volgen op de ingangshoek,<br />

zonder hiervoor een extern commando te geven. Verandert de ingang niet dan doet de omzetter<br />

niets. Een ingangsverandering geeft automatisch een aanpassing van de digitale uitgangswaarde<br />

telkens een hoekverandering optreedt welke evenredig is met de minst beduidende bit (LSB).<br />

V.C.O<br />

Integrator<br />

DC<br />

Fout<br />

Hoek<br />

Offset<br />

Input<br />

Snelheid<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.14 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Bijvoorbeeld: Bij een 12-bit omzetter zal de uitgangsteller aangepast worden bij een hoekverandering van<br />

(360/4096) of 5,3 minuten.<br />

De integrator in de omzetter maakt het systeem equivalent aan een type 2 servokring. Dit wil<br />

zeggen dat het foutsignaal nul blijft indien de ingang met een constante snelheid verandert.<br />

Eigenschappen van 'tracking convertors'<br />

De werking is niet afhankelijk van de amplitudes van de ingangssignalen, maar van de<br />

verhouding tussen deze signalen. Een spanningsval over de ingangssignalen is relatief<br />

onbelangrijk zodat lange lijnen mogelijk zijn.<br />

Gelijke signaalvervorming geeft geen aanleiding tot fouten. Een kanteelgolf i.p.v. een<br />

sinusgolf is mogelijk.<br />

Omwille van de integrator in de omzetter is deze weinig gevoelig voor storingen.<br />

De digitale waarde geleverd door de omzetter is steeds aangepast of 'fris'. Vele omzetters<br />

bevatten een ingebouwde 'output latch' met 'three state' uitgangen voor een soepele koppeling<br />

aan de microprocessor.<br />

Uit het blokschema gegeven in figuur 3.15, blijkt dat de ingang van de spanning-frequentie<br />

omzetter (V.C.O.) een gelijkspanning is welke evenredig is met de snelheid van de<br />

ingangshoekverandering. Dit signaal is uitwendig beschikbaar en kan gebruikt worden als<br />

snelheidsmeting (analoog aan een tachogenerator voor snelheidsmeting). Figuur 3.16 geeft als<br />

voorbeeld het gebruik van dit signaal bij een positionering in een servoregelkring met<br />

snelheidsterugkoppeling.<br />

µ-Proc.<br />

Digitale<br />

Fout<br />

Digitale<br />

Positie<br />

D/A<br />

Resolver<br />

Digitaal<br />

Omzetter<br />

Rlo Lhi<br />

Referentie<br />

Vel<br />

DC<br />

Snelheidsspanning<br />

Vermogen<br />

Versterker<br />

Resolver<br />

Figuur 3.16: Blokschema voor regelkring met snelheidsterugkoppeling.<br />

Motor Belasting<br />

De nauwkeurigheid is de maximale fout (negatief of positief) welke optreedt bij een volledige<br />

verdraaiing over 360°. Een vooropgestelde nauwkeurigheid bij een zekere temperatuur kan<br />

slechts bekomen worden als de frequentie en de amplitude van ingangs- en referentiesignalen<br />

minder dan 10% afwijken van hun nominale waarden en op voorwaarde dat de<br />

faseverschuiving tussen referentie- en ingangssignalen minder dan 20° bedraagt.<br />

__________ - III.15 -<br />

Johan Baeten<br />

Vref<br />

<strong>Positiemeting</strong>


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

De 'tracking rate' geeft de snelheid van de ingangshoekverandering welke door de 'tracking'<br />

kan gevolgd worden. Hoe groter de referentiefrequentie waarvoor de converter gemaakt is,<br />

des te groter is de maximale 'tracking rate'. Moderne omzetters geven een maximum van 10%<br />

van de referentiefrequentie.<br />

Bijvoorbeeld: bij 400 Hz referentiefrequentie kan de 'tracking rate' 40 omw/sec of 2400 omw/min bedragen.<br />

De resolutie wordt bepaald door de waarde van het LSB, m.a.w. door de woordlengte van de<br />

digitale uitgang t.o.v. de totale (gewenste) te meten hoek meestal 360°. Met N = de<br />

woordlengte geeft dit:<br />

resolutie = 360<br />

2 N<br />

De versnellingsfactor specificeert de reactie van de converter op ingangsversnellingen.<br />

ka = ingangsversnelling<br />

fout op uitgangshoek [t−2 ]<br />

Voorbeeld: indien een versnelling van 20.000°/sec², een uitgangsfout van 1 bit (de LSB) geeft in een 12-bit<br />

converter, dan is:<br />

ka = 20000<br />

= 227500 bit/ sec2<br />

360/4096<br />

dit stemt overeen met :<br />

- 1 hoekminuut uitgangsfout bij een versnelling van 227.500 hoekmin/sec²<br />

- 1 graad uitgangsfout bij een versnelling van 227.500°/sec²<br />

Voor een gekende k a -waarde ligt de versnelling voor 1 bit fout vast. Dit is echter niet de<br />

maximale waarde van de versnelling. Zonder verlies van de controle zal de converter<br />

ongeveer 5° als fout tussen de ingang en de uitgang kunnen nasporen. De converter kan<br />

daarom ongeveer 5 maal de versnelling gegeven door de k a -factor verdragen.<br />

Voorbeeld: Met k a = 110.000 bit/sec² is de maximale versnelling ongeveer 600.000°/sec² of 1666 omw/sec².<br />

Deze maximale versnelling mag slechts gedurende een korte periode aanliggen.<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Voorbeeld: Bij een maximum versnelling van 600.000°/sec² en een "tracking rate" van 36 omw/sec, zal de<br />

tijd waarover deze versnelling mag aanliggen gelijk zijn aan (36x360)/600.000 = 21,6 msec.<br />

De versnellingsfactor is vooral belangrijk bij het gebruik van inductosyns waar hoge<br />

versnellingen moeten geregistreerd worden.<br />

'Tracking convertors' verwerken inwendig resolver-formaat spanningen en dus ook<br />

inductosyn-formaat spanningen. De grootte van de spanningen geleverd door de verschillende<br />

types van resolvers en inductosyns zijn nogal verschillend. Indien de gemeten spanningen<br />

afwijken van de nominale waarden kunnen deze toch aangesloten worden door gebruik te maken<br />

van weerstanden aan de ingang van de converter (de ingangsimpedantie van de converter is<br />

meestal immers zuiver ohms). Figuur 3.17 geeft een voorbeeld.<br />

__________ - III.16 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Figuur 3.17:Aansluiting van converter voor niet-standaard spanningen.<br />

Om een synchro te verbinden met een tracking converter, moet deze laatste voorzien zijn van<br />

een ingangsoptie. Dit is meestal een op een elektronische manier gebouwde<br />

Scott-T-transformator. Deze transformator zorgt tevens voor het aanpassen van het<br />

spanningsniveau tot standaard waarden. Voor het aansluiten van synchro's welke hoge<br />

spanningen leveren, is het gebruik van een converter met ingebouwde elektrische transformator<br />

te verkiezen. Figuur 3.18 geeft het schema van de Scott-T-transformator.<br />

Figuur 3.18: Scott-T-transformator.<br />

Voor een verhouding 1:1 tussen primaire en secundaire spanningen kunnen we de factoren R 1 , R 2<br />

en K berekenen:<br />

of<br />

240°<br />

26 V<br />

REF<br />

s1<br />

V sin t sin<br />

ω θ<br />

s3<br />

120°<br />

s2<br />

19 V signaal<br />

V 1 = V s1-s3 als R 1 = 1<br />

Vsinωt.cosθ = V 2 = V.R 2 [sinωt.sin(θ+120°) + Ksinωt.sinθ]<br />

cosθ = R 2 [sin(θ+120°) + Ksinθ]<br />

Uitrekenen in twee punten geeft:<br />

K<br />

1:R1<br />

1:R2<br />

16 K<br />

16 K<br />

θ = 0° 1 = R2cos30° R2 = 2/ 3<br />

θ = 90° 0 = 2/ 3 [-sin30° + K] K = 0,5<br />

S4<br />

S3<br />

S2<br />

S1<br />

Rlo<br />

Rhi<br />

V1 = V sin ω t sin θ<br />

V2 = V sin ω t cosθ<br />

Converter voor<br />

- 26 V ref<br />

- 11,8 V signaal<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.17 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

14.7 Toepassingsvoorbeelden<br />

Lineaire inductosyn<br />

Figuur 3.19 laat het gebruik zien van een inductosyn/resolver-naar-digitaal-converter in een<br />

inductosyn controle kring. De lat van de inductosyn wordt bekrachtigd vanuit een<br />

AC-stroomgenerator met een frequentie tussen 5 en 10 kHz. Het gebruik van een stroombron is<br />

hier te prefereren omdat de faseverschuiving tussen de latspanning en de glijderspanningen van<br />

een inductosyn minder nauwkeurig te definiëren is bij een spanningssturing. Doordat de<br />

latwikkeling hoofdzakelijk ohms is, zal bij een stroomsturing een 90° fasevoorijling optreden.<br />

Door het inbrengen van een extra fasevoorijlingsnetwerk in de referentie-ingang van de omzetter<br />

wordt de faseverschuiving tussen referentie- en signaalingang van de omzetter geminimaliseerd.<br />

Vermogenversterker Stroomgenerator<br />

90° fase<br />

Verschuiving<br />

op. amp.<br />

op. amp.<br />

serieschakeling van inductosyn tracks<br />

Inductosyn slede<br />

sgn com<br />

cos<br />

sin<br />

busy<br />

inhibit<br />

+15V<br />

gnd<br />

-15V<br />

+5V<br />

Rlo<br />

Rhi<br />

Schroefspindel<br />

Figuur 3.19: Schakelschema voor digitale positiemeting met inductosyn.<br />

vel<br />

Processor<br />

Microschakelaar<br />

De versterkers op de ingangssignalen zijn nodig om de inductosynspanningen aan te passen aan<br />

de converter. Beide versterkers moeten een gelijke versterking inhouden en moeten zo dicht<br />

mogelijk bij de inductosynglijder geplaatst worden.<br />

De converter levert een 12 bit digitaal woord, een DIR-signaal dat de telrichting van de converter<br />

aangeeft en een nuldoorgangspuls (RC-signaal) dat aangeeft wanneer de converteringang<br />

overgaat op een volgend spoor van de inductosyn (overloop in de teller).<br />

Enkel omwille van de resolutie zou een 10 bit converter volstaan. De resolutie is immers de<br />

lengte van één inductosynspoor (2 mm) gedeeld door 2 10 of 2/1024 = 2µm. Een 12 bit converter<br />

is echter te verkiezen omwille van trillingsdemping. Omzetters voor inductosyns moeten een<br />

zeer hoge volgsnelheid en een hoge versnellingsfactor bezitten. Omzetters welke gemaakt<br />

worden voor hogere draaggolffrequenties bieden hieromtrent betere eigenschappen.<br />

Dir.<br />

RC<br />

12<br />

IRDC 1730<br />

1<br />

Initiële waarde<br />

D/A<br />

omzetter<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Inductosyn<br />

schaal<br />

Motor<br />

Versterker<br />

__________ - III.18 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Voorbeeld: Bij een lineaire snelheid van 10 m/min en een inductosyn met 2 mm periodieke indeling is een<br />

volgsnelheid van 83 sporen per seconde vereist. Een versnelling van 1500 sporen/sec² is nodig om vanuit<br />

stilstand over een afstand van 5 mm te versnellen tot een maximale snelheid van 10 m/min.<br />

De processor houdt de absolute positie bij door het tellen van de spoorovergangen (langs het<br />

RC-signaal) en door de digitale waarde van de converter te lezen. Dit geeft een cyclus absolute<br />

meting. Het bepalen van een absolute nulpositie (bijvoorbeeld bij het inschakelen van de sturing)<br />

is mogelijk door het bepalen van het spoor waar de nulpositie zich bevindt, door middel van een<br />

schakelaar ('micro switch') en door vervolgens een nuldoorgangspuls op te sporen.<br />

Resolver<br />

Figuur 3.20 geeft als voorbeeld een mogelijk schema om op digitale wijze de absolute positie te<br />

bepalen met behulp van een resolver en een resolver-naar-digitaal-omzetter.<br />

Merk op dat de beste referentiespanning voor de converter ligt rond 2 kHz. Bij deze eerder hoge<br />

frequentie wordt de faseverschuiving tussen rotor- en statorspanningen immers kleiner en is de<br />

converter minder gevoelig hiervoor. Versterkers op de ingangssignalen zijn niet nodig. Bij<br />

niet-standaard spanningen gebruikt men weerstanden.<br />

Referentie<br />

generator<br />

Resolver<br />

s1 s2 s3 s4<br />

Motor<br />

naar servo<br />

indien gewenst<br />

vel<br />

IRDC 1730<br />

sgn com<br />

cos<br />

sin<br />

busy<br />

inhibit<br />

+15V<br />

gnd<br />

-15V<br />

+5V<br />

Rlo<br />

Rhi<br />

Dir.<br />

R.C.<br />

12<br />

1<br />

LSB<br />

Resolver hoekstand<br />

binnen één omwenteling<br />

+5V +5V<br />

MSB<br />

Machine bed<br />

Schroefspindel<br />

5 11 9 10 1 15 5 11 9 10 1 15<br />

14 LS191 13 14 LS191 13<br />

16 7 6 2 3<br />

16 7 6 2 3<br />

Resolver omwenteling teller<br />

Figuur 3.20: Resolver-schakelschema voor een absolute digitale positiemeting.<br />

Microschakelaar<br />

Initiële waarde<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Anti 'bounce'<br />

circuit<br />

Naar de volgende tellers<br />

afhankelijk van de lengte<br />

en de resolutie<br />

__________ - III.19 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

14.8 Systemen met meerdere snelheden bij digitale meting<br />

Meerdere snelheden kunnen, zoals eerder vermeld, bekomen worden door de synchro's<br />

mechanisch te koppelen of door gebruik te maken van meerpolige synchro's.<br />

Het probleem van conversie van de analoge positie naar een digitale waarde is op te lossen door<br />

gebruik te maken van meerdere omzetters. De overbrengingsverhouding tussen grof- en<br />

fijnsynchro moet echter kleiner zijn dan wat principieel mogelijk is.<br />

Voorbeeld: bij gebruik van een 10 bit omzetter op de grofsynchro en een 10 bit omzetter op de fijnsynchro<br />

zou principieel een overbrenging van 2 10 = 1024 mogelijk zijn. In de praktijk zal echter een overbrenging<br />

van bijvoorbeeld 2 8 = 256 gekozen worden (zie verder).<br />

De minst beduidende bits van de grofsynchroconverter hebben in de globale digitale waarde een<br />

te groot gewicht: de fout op het grofsynchro-LSB is immers van dezelfde grootte orde als de<br />

totale waarde van het fijnsynchro-woord. Daarom is een overlapping tussen grof en fijnuitlezing,<br />

door de overbrengingsverhouding kleiner te nemen, noodzakelijk.<br />

Voorbeeld: Twee 10 bit omzetters en een overbrenging van 32:1 geven een overlapping van 5 bits (2 5 =32)<br />

om te komen tot een 15 bit digitaal woord: de 10 bits van de fijnconverter en de 5 meest beduidende bits van<br />

de grofconverter. 15° in de grofsynchro geeft 15° x 32 = 480° of 120° in de fijnsynchro. Dit geeft<br />

bijvoorbeeld:<br />

dig. uitgang grof : 0000101010<br />

dig. uitgang fijn: 0101010101<br />

dig. uitgang 15 bit: 000010101010101<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

Bij een binaire overbrengingsverhouding wordt de digitale uitgang van de fijnomzetter<br />

verschoven over een aantal plaatsen (5 plaatsen bij 32 als overbrenging). De totale uitgang is<br />

deze van de digitale-fijn-uitgang aangevuld met de niet-overlappende bits van de<br />

digitale-grof-uitgang. De overbrengingsverhouding bepaalt hier dus het aantal bits die erbij<br />

komen ten gevolge van de grofmeting. De overlapping is dan gelijk aan de woordlengte minus<br />

het aantal extra bits.<br />

Voor een niet binaire overbrenging is het probleem niet meer op te lossen door een zuivere<br />

verschuiving. De synchronisatie en de deelfunctie nodig om twee digitale uitgangen te<br />

combineren, kan opgelost worden door toepassing van speciale schakelingen, bijvoorbeeld de<br />

TSL1612 van Memory Devices. De totale resolutie hangt dan af van:<br />

de overbrengingsverhouding<br />

de resolutie van de fijnconverter<br />

Voorbeeld: Een overbrenging van 18:1 met een 14 bit converter voor de fijnsynchro geeft een resolutie van<br />

14+4 = 18 bits. De "4" vinden we op de volgende wijze: 2 4 = 16, 16 is het grootste binair getal kleiner dan<br />

18, met 18:1 de overbrengingsverhouding.<br />

Figuur 3.21 geeft als voorbeeld een opstelling weer voor een positiemeting op drie snelheden, 2<br />

resolvers en een roterende inductosyn. De overbrenging tussen resolver 1 en resolver 2 is 36:1.<br />

Rekening houdend met het aantal cycli bij een inductosyn met 720 polen per omwenteling, is de<br />

overbrenging tussen resolver 2 en de inductosyn 10:1.<br />

__________ - III.20 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Inductosyn<br />

met 720 polen<br />

Stator<br />

Rotor<br />

Stroom<br />

generator<br />

Resolver 1<br />

Ref.<br />

Verhouding 1:1<br />

Ref.<br />

Referentiespanning, 90° voorijlend op stroom<br />

Figuur 3.21: Systeem met drie snelheden in de positieopname, waarbij twee resolvers en één roterende<br />

inductosyn.<br />

In plaats van een roterende inductosyn kan voor de fijnregeling eveneens gekozen worden voor<br />

een lineaire inductosyn. De overbrengingsverhouding volgt dan uit de omzetting van de<br />

roterende beweging in een translatie. Een volledig absolute meting is zo mogelijk met de<br />

fijnregeling op directe wijze uitgevoerd.<br />

14.9 Cyclus absoluut naar incrementeel<br />

θ<br />

Verhouding 1:36<br />

Resolver 2<br />

Resolver naar<br />

digitaal<br />

convertor<br />

Ref.<br />

RDC1700<br />

Resolver naar<br />

digitaal<br />

convertor<br />

Bij een resolver wordt absoluut gemeten binnen één omwenteling, wat kan overeenkomen met<br />

een lineaire verplaatsing van bijvoorbeeld 2 mm. Figuur 3.22 geeft de resolver schematisch<br />

weer. De rotorwikkeling levert een nulspanning wanneer de richting van de rotorspoel (hoek δ)<br />

overeenkomt met de resulterende statorfluxrichting (hoek α). De meetmethode gaat er voor<br />

zorgen dat bij een bepaalde rotorspoelstand of -richting de statorfluxrichting draait door het<br />

aanpassen van de verhouding φ 1 /φ 2 , totdat de rotorspanning U r = 0.<br />

φ 1 ~ U 1 = U 0 cosα<br />

en zodat U r = U r0 sin(δ - α)<br />

φ 2 ~ U 2 = U 0 sinα<br />

Cos<br />

Sin<br />

Rlo<br />

Rhi<br />

De wegmeting is dus gebaseerd op het navoeren van de spanningen U 1 en U 2 om zo het<br />

hoekverschil δ - α voortdurend op nul te houden. Wegens de eenduidigheid moet het<br />

hoekverschil (δ - α) in het bereik ± 90° liggen, wat overeenkomt met een afstand van 1 mm.<br />

Ref.<br />

IRDC1730<br />

Inductosyn naar digitaal<br />

convertor<br />

RDC1700<br />

12<br />

TSL 1612<br />

Ruw<br />

(verhouding 10:1)<br />

Fijn<br />

Logische processor voor 2 snelheden<br />

12+3<br />

TSL 1612<br />

Ruw<br />

(verhouding 36:1)<br />

Logische processor voor 2 snelheden<br />

Fijn<br />

15+5<br />

20 bit<br />

digitale<br />

uitgang<br />

voor de<br />

hoek θ<br />

Totale absolute hoekmeting<br />

over 256° graden<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.21 -<br />

Johan Baeten


Meetsystemen: Meetgrootheden<br />

Spoelas<br />

φ<br />

1<br />

Ur<br />

Figuur 3.22: Resolver schema.<br />

φ<br />

Spoelrichting<br />

2<br />

δ<br />

α<br />

U1<br />

U2<br />

Veldrichting<br />

Figuur 3.23 laat het blokschema zien van de wegmeting en -regeling. De gedemoduleerde en<br />

afgevlakte rotorspanning (U r ) wordt toegevoerd aan een spanning-frequentie-omzetter. De<br />

uitgangspulsen ( f x ) dienen als stuursignalen voor de digitale spanningsverzorging, welke de<br />

spanningen U 1 en U 2 oplevert om de spoelrichting (hoek δ) na te volgen en dus de foutspanning<br />

op de rotor (U r ) af te bouwen.<br />

De pulsen f x dienen als aanduiding van de gemeten stand en als incrementele meetwaarde voor<br />

de wegregeling. De wegmeting moet daarom een regelkring inhouden met zeer hoge<br />

snelheidsversterking zodat de meetwaarde traagheidsloos de machinebeweging volgt. De hoge<br />

snelheidsversterking zorgt er tevens voor dat het hoekverschil (δ - α) beperkt blijft tot ± 90° bij<br />

de hoogste snelheden (normaal slechts 20°/sec).<br />

Referentie Meetwaarde<br />

Pulsenscheiding<br />

Toerentalregeling<br />

T<br />

Figuur 3.23: Incrementele regelkring met absolute analoge positiemeting.<br />

φ2<br />

φ<br />

Opmerkingen:<br />

Een belangrijke component van de meting is natuurlijk de digitale spanningsverzorging welke<br />

de spanning U 0 cosα en U 0 sinα moet genereren. Dit gebeurt met behulp van de<br />

basisfrequentie f 0 en de meetpulsen f x, , gebruikmakend van een aantal delers. Voor de exacte<br />

werking en opbouw verwijzen we naar de literatuur.<br />

Volledig analoog aan de resolver kan deze werkwijze toegepast worden bij een inductosyn als<br />

meetsysteem.<br />

δ<br />

Ur<br />

α<br />

φ1<br />

Wegregeling Wegmeting<br />

Teller S<br />

D/A Demodulator<br />

M<br />

Meetwaarde teller<br />

φ<br />

Spanning-frequentieomzetter<br />

Tacho Motor Resolver<br />

Aanduiding meetwaarde<br />

U1<br />

U2<br />

fx f0<br />

Digitale<br />

Spanningsverzorging<br />

<strong>Positiemeting</strong><br />

__________ - III.22 -<br />

Johan Baeten

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!