Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer
Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer
Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
een verzoeker <strong>de</strong>salniettemin <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen tegelijk heeft kunnen indienen 286 . De<br />
verzoeker moet <strong>de</strong>rhalve kiezen tussen <strong>de</strong> gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing dan wel <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (art. 39/82, § <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />
Vr.W.).<br />
Ook het verzoek vanwege <strong>de</strong> verzoeker om <strong>de</strong> zaak naar een latere terechtzitting te<br />
verwijzen, spreekt <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tegen 287 .<br />
Naar analogie met <strong>de</strong> rechtspraak inzake artikel 94 A.P.R. zal o.i. <strong>de</strong> verzoeker<br />
tevergeefs aanvoeren dat één van <strong>de</strong> door hem ingeroepen mid<strong>de</strong>len toelaat <strong>de</strong> zaak af<br />
te doen volgens <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong>geschreven door artikel 36 PR RvV en dat zulks een<br />
beroep op <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid rechtvaardigt. De<br />
procedure op grond van artikel 36 PRV en <strong>de</strong> procedure tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zijn o.i. van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en kunnen wegens hun<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n aard niet samen gevoerd wor<strong>de</strong>n 288 .<br />
(c) De vereiste dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure onmiskenbaar te laat zou komen<br />
78. In overeenstemming met het princiepsarrest SPRUYT 289 van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, dat<br />
nadien talloze navolging kent 290 , mag in het algemeen wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong><br />
verzoeker aan <strong>de</strong> hand van dui<strong>de</strong>lijke gegevens en feiten moet doen blijken dat, indien<br />
<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over<br />
<strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen om nog enig nuttig effect te sorteren.<br />
Het komt aan verzoeker toe op afdoen<strong>de</strong> wijze aannemelijk te maken dat, mocht <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht volgens <strong>de</strong> gewone procedureregeling inzake schorsing, <strong>de</strong><br />
schorsing onmiskenbaar te laat zou komen omdat het na<strong>de</strong>el dat ernstig wordt genoemd,<br />
reeds gerealiseerd zou zijn en niet meer, of alleszins zeer moeilijk nog hersteld zou<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n, met name zo moeilijk als in het geval dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />
286<br />
R.v.St., nr. 92.776, 29 januari 2001.<br />
287<br />
R.v.St., nr. 44.412,11 oktobter 1993; R.v.St., nr. 70.450, 22 <strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 70.451, 22<br />
<strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 86.752, 10 april 2000. Ofwel staat <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
vast en dient <strong>de</strong> procedure zon<strong>de</strong>r verwijl te wor<strong>de</strong>n vervolgd, ofwel staat die niet vast en dan dient<br />
logisch <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring te wor<strong>de</strong>n afgewezen.<br />
288<br />
Zie naar analogie inzake <strong>de</strong> onmogelijkheid tot combinatie van <strong>de</strong> UDN-procedure met <strong>de</strong> procedure<br />
van “kennelijke gegrondheid” vervat in artikel 94 A.P.R. zoals dit gold <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opheffing ervan <strong>bij</strong> artikel<br />
55, 3° van het K.B. van 24 april 2007 : R.v.St., nr. 80.609, 3 juni 1999. Zie ook R.v.St., nr. 108.686, 3<br />
juli 2002.<br />
289<br />
R.v.St., nr. 38.302, 11 <strong>de</strong>cember 1991, J.T. 1992, 312, noot D.L., R.W. 1991-92, 989, T.B.P., 1992,<br />
674, noot W. LAMBRECHTS.<br />
290<br />
In <strong>de</strong> (ou<strong>de</strong>re ?) rechtspraak (zoals b.v. het aangehaal<strong>de</strong> arrest Spruyt,) werd (nog) vereist dat<br />
aannemelijk werd gemaakt dat, in geval <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing wordt on<strong>de</strong>rzocht met inachtneming<br />
van <strong>de</strong> gewone regels van <strong>de</strong> schorsingsprocedure, en <strong>de</strong> schorsing alzo slechts over een paar weken,<br />
doch ten laatste binnen vijfenveertig dagen na het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring zou bevolen wor<strong>de</strong>n, zij<br />
onmiskenbaar te laat zou komen. Gaan<strong>de</strong>weg werd <strong>de</strong> verwijzing naar <strong>de</strong> 45 dagen (veelal : zie b.v. nog<br />
R.v.St., nr. 116.708, 5 maart 2003; R.v.St., nr. 118.727, 28 april 2003; R.v.St., nr. 98.829, 12<br />
september 2001) weggelaten - aangezien in <strong>de</strong> praktijk <strong>de</strong>ze (or<strong>de</strong>)termijn niet kon wor<strong>de</strong>n nageleefd -<br />
en vervangen door <strong>de</strong> vereiste aan te tonen dat, indien <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone<br />
schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over <strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen om nog enig<br />
nuttig effect te sorteren (zie b.v. R.v.St., nr. 120.844, 20 juni 2003). In het arrest Vanrusselt en cst.<br />
(nr. 115.464, 6 februari 2003, T.R.O.S. 2003, 249, noot R. VEKEMAN) werd uitdrukkelijk gesteld dat <strong>de</strong><br />
termijn van 45 dagen een termijn van or<strong>de</strong> is en dat “gelet op het overbelast zijn van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />
<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> duur van een procedure die niet <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid wordt ingesteld,<br />
langer is dan 45 dagen”. Het lijkt aannemelijk dat ook in <strong>de</strong> rechtspraak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen niet zal verwezen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> in artikel 39/82, § 4, eerste lid, Vr.W.<br />
bepaal<strong>de</strong> termijn van 30 dagen.<br />
53