Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

12.09.2013 Views

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen 61. Artikel 39/82, § 2, eerste lid, Vr.W. bepaalt de twee goed van elkaar te onderscheiden 211 grondvoorwaarden voor de schorsing : de schorsing van de tenuitvoerlegging kan alleen worden bevolen als ernstige middelen worden aangevoerd die de vernietiging van de aangevochten akte kunnen verantwoorden en op voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de akte een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen. Deze bepaling is de woordelijke herneming van artikel 17, § 2, eerste lid, R.v.St.-wet, zodat voor de interpretatie van de betrokkenen voorwaarden en begrippen (ernstig middel, MTHEN) nuttig kan volstaan met de verwijzing naar de (overvloedige) rechtspraak en rechtsleer ter zake 212 . Zo zal o.i. in voorkomend geval ook de rechtsfiguur van de belangenafweging 213 kunnen worden toegepast. b. Het inleiden van de vordering tot schorsing (1) Enige akte 62.Luidens artikel 39/82, § 3, eerste lid, Vr.W. moet de vordering tot schorsing en het beroep tot nietigverklaring in eenzelfde akte worden ingesteld. Een vordering tot schorsing bij afzonderlijke akte is derhalve (kennelijk) niet ontvankelijk wat de vordering tot schorsing betreft. De omstandigheid dat beide vorderingen in eenzelfde akte aan de Raad moeten worden voorgelegd, belet niet dat de vernietigings- en schorsingsprocedures afzonderlijke procedures zijn 214 , noch dat de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het annulatieberoep. Zo zal, eenmaal een beroep tot nietigverklaring is ingediend, een navolgende vordering tot schorsing niet ontvankelijk zijn (art. 39/82, § 3, derde lid, Vr.W.) 215 . Om dezelfde reden zal een schorsing (en de andere voorlopige maatregelen) die (bij uiterst dringende noodzakelijkheid) zouden zijn bevolen vooraleer er een verzoekschrift tot nietigverklaring werd ingediend, onmiddellijk worden opgeheven indien de voorzitter of de aangewezen rechter in vreemdelingenzaken vaststelt dat binnen de in de procedureregeling vastgestelde termijn geen enkel verzoekzoekschrift tot nietigverklaring is ingediend waarin de middelen worden aangevoerd die ze gerechtvaardigd hadden (art. 39/82, § 3, vierde lid, Vr.W. en art. 39 PR RvV). (2) De vereiste vermeldingen 63. De vereiste vermeldingen zijn enerzijds opgesomd in artikel 39/82, § 3, tweede en vierde lid Vr.W. 216 en anderzijds in artikel 32 PR RvV. 211 Vaste rechtspraak. Zie o.m. de (princieps)arresten R.v.St., nr. 52.573, 29 maart 1995; R.v.St., nr. 53.473, 31 mei 1995; R.v.St., nr. 67.290, 2 juli 1997. 212 Zie b.v. A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., 1013-1019. 213 Zie het princiepsarrest R.v.St., Krier, nr. 42.543, 2 april 1993, F. Rechtspr. 1993, nr. 8, 12, noot E. LANCKSWEERDT; zie voor een omstandige bespreking van de belangenafweging bij kort gedingprocedures, inz A. WIRTGEN, “Bespreking van technieken van pragmatisch en billijk conflictbeheer door de Raad van State” in Rechtsbescherming door de Raad van State. 15 jaar procedurele vernieuwing, o.c., 281 – 316, inz.298-316. 214 Wat o.m. evenmin belet dat eenzelfde magistraat of kamer uitspraak mag doen over zowel het beroep tot schorsing als het beroep tot nietigverklaring (zie mutatis mutandis Grondwettelijk Hof, nr. 17/99, 10 februari 1999; Grondwettelijk Hof, nr. 48/99, 20 april 1999; R.v.St., Grijp, nr. 132.060, 4 juni 2004). 215 Onverminderd (uiteraard) de mogelijkheid in hoofde van de verzoeker om, indien de beroepstermijn nog niet is verstreken, een nieuw beroep tot nietigverklaring in te stellen waar een vordering tot schorsing is bijgevoegd op de wijze bepaald in artikel 39/82 Vr.W. (art. 39/82, § 3, derde lid, in fine, Vr.W. 216 M.n. de vereiste om in het opschrift van het verzoekschrift uitdrukkelijk te vermelden dat hetzij een beroep tot nietigverklaring , hetzij een vordering tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring is 42

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Benevens de vermeldingen die ook in een verzoekschrift tot nietigverklaring moeten worden opgenomen (art. 39/69 j° 39/78 Vr.W.), zijn er specifieke die enkel gelden voor de vordering tot schorsing. Wat deze laatste betreft, moeten worden vermeld : - de vereiste dat het enig verzoekschrift een uiteenzetting moet bevatten van de feiten en de middelen die volgens de indiener ervan het bevelen van de schorsing rechtvaardigen (art. 39/82, § 3, vierde lid, Vr.W.) 217 ; - de vereiste dat het enig verzoekschrift een uiteenzetting van de feiten moet bevatten die kunnen aantonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de verzoekende partij een moeilijk te herstellen ernstig nadeel (MTHEN) kan berokkene (art. 32, 2°, PR RvV) 218 ; - de vereiste dat in het opschrift van het verzoekschrift dient te worden vermeld dat hetzij een beroep tot nietigverklaring hetzij een beroep tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring is ingesteld. De vreemdelingenwet bepaalt ook de sanctie van het verzuim : is aan deze pleegvorm niet voldaan, dan wordt het verzoekschrift geacht enkel een beroep tot nietigverklaring te bevatten (art. 39/82, § 3, tweede lid, Vr.W.). Conform de suggestie van de Raad van State, afdeling wetgeving 219 , werd deze pleegvorm opgelegd om betwistingen te vermijden alsmede om te voorkomen dat de griffie genoodzaakt wordt voor elk verzoekschrift te onderzoeken of in het verzoekschrift geen vordering tot schorsing verscholen zit. Luidens de memorie van de toelichting impliceert de opgelegde sanctie dat de vordering wordt afgedaan volgens de regels van het laatstgenoemde beroep en niet volgens die van de vordering tot schorsing. Een eventuele rechtzetting van dit verzuim is enkel mogelijk zolang de verwerende partij nog niet is verwittigd van het ingeleide beroep. Zodra dit is gebeurd, is de procedure «opgestart», onverminderd de in hoofde van de verzoeker bestaande mogelijkheid uiteraard om, indien de beroepstermijn niet is verstreken, een nieuw beroep in te instellen en er een vordering tot schorsing bij te voegen 220 . Er zijn geen rolrechten verschuldigd voor een vordering tot schorsing. (3) De procedure 64. Zoals in het verslag aan de Koning bij het PR RvV uitdrukkelijk is aangehaald 221 , is de regeling inzake de behandeling door de Raad van vorderingen tot schorsing duidelijk overgenomen van de regeling vervat in het koninklijk besluit van 9 juli 2000 houdende bijzondere procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 222 . Uit artikel 36 PR RvV – dat duidelijk is geïnspireerd op artikel 26 van het voornoemde koninklijk besluit van 9 juli 2000 – volgt dat de gewone schorsingsprocedure alleen ingediend. Is aan deze pleegvorm niet voldaan, dan wordt het verzoekschrift geacht enkel een beroep tot nietigverklaring te bevatten. 217 Voor de interpretatie van deze vereiste, zie A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., 1021-1022 218 Voor dit begrip, zie ibid., 1022. 219 Wetsontwerp tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 279. 220 Deze bepaling is identiek aan de bepaling voorgeschreven in de rechtspleging voor de Raad van State en is ingevoegd op suggestie van de Raad van State, afdeling wetgeving. Zie voor de ratio legis, inz. het wetsontwerp tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 28 en 279. 221 B.S. 28 december 2006, p. 75.388. 222 Koninklijk besluit van 9 juli 2000 houdende bijzondere procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, B.S. 15 juli 2000, 24739 e.v. 43

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

61. Artikel 39/82, § 2, eerste lid, Vr.W. bepaalt <strong>de</strong> twee goed van elkaar te<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n 211 grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing : <strong>de</strong> schorsing van <strong>de</strong><br />

tenuitvoerlegging kan alleen wor<strong>de</strong>n bevolen als ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd<br />

die <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> aangevochten akte kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong><br />

dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> akte een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el kan<br />

berokkenen.<br />

Deze bepaling is <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>lijke herneming van artikel 17, § 2, eerste lid, R.v.St.-wet,<br />

zodat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> betrokkenen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en begrippen (ernstig<br />

mid<strong>de</strong>l, MTHEN) nuttig kan volstaan met <strong>de</strong> verwijzing naar <strong>de</strong> (overvloedige)<br />

rechtspraak en rechtsleer ter zake 212 . Zo zal o.i. in <strong>voor</strong>komend geval ook <strong>de</strong><br />

rechtsfiguur van <strong>de</strong> belangenafweging 213 kunnen wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />

b. Het inlei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing<br />

(1) Enige akte<br />

62.Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/82, § 3, eerste lid, Vr.W. moet <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing en het<br />

beroep tot nietigverklaring in eenzelf<strong>de</strong> akte wor<strong>de</strong>n ingesteld. Een vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing <strong>bij</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke akte is <strong>de</strong>rhalve (kennelijk) niet ontvankelijk wat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring<br />

tot schorsing betreft.<br />

De omstandigheid dat bei<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen in eenzelf<strong>de</strong> akte aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> moeten wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>gelegd, belet niet dat <strong>de</strong> vernietigings- en schorsingsprocedures afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

procedures zijn 214 , noch dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing on<strong>de</strong>rgeschikt is aan het<br />

annulatieberoep. Zo zal, eenmaal een beroep tot nietigverklaring is ingediend, een<br />

navolgen<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet ontvankelijk zijn (art. 39/82, § 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />

Vr.W.) 215 . Om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zal een schorsing (en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>lopige maatregelen)<br />

die (<strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid) zou<strong>de</strong>n zijn bevolen <strong>voor</strong>aleer er een<br />

verzoekschrift tot nietigverklaring werd ingediend, onmid<strong>de</strong>llijk wor<strong>de</strong>n opgeheven indien<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter of <strong>de</strong> aangewezen rechter in vreem<strong>de</strong>lingenzaken vaststelt dat binnen <strong>de</strong> in<br />

<strong>de</strong> procedureregeling vastgestel<strong>de</strong> termijn geen enkel verzoekzoekschrift tot<br />

nietigverklaring is ingediend waarin <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die ze<br />

gerechtvaardigd had<strong>de</strong>n (art. 39/82, § 3, vier<strong>de</strong> lid, Vr.W. en art. 39 PR RvV).<br />

(2) De vereiste vermeldingen<br />

63. De vereiste vermeldingen zijn enerzijds opgesomd in artikel 39/82, § 3, twee<strong>de</strong> en<br />

vier<strong>de</strong> lid Vr.W. 216 en an<strong>de</strong>rzijds in artikel 32 PR RvV.<br />

211<br />

Vaste rechtspraak. Zie o.m. <strong>de</strong> (princieps)arresten R.v.St., nr. 52.573, 29 maart 1995; R.v.St., nr.<br />

53.473, 31 mei 1995; R.v.St., nr. 67.290, 2 juli 1997.<br />

212<br />

Zie b.v. A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., 1013-1019.<br />

213<br />

Zie het princiepsarrest R.v.St., Krier, nr. 42.543, 2 april 1993, F. Rechtspr. 1993, nr. 8, 12, noot E.<br />

LANCKSWEERDT; zie <strong>voor</strong> een omstandige bespreking van <strong>de</strong> belangenafweging <strong>bij</strong> kort<br />

gedingprocedures, inz A. WIRTGEN, “Bespreking van technieken van pragmatisch en billijk<br />

conflictbeheer door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State” in <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar<br />

procedurele vernieuwing, o.c., 281 – 316, inz.298-316.<br />

214<br />

Wat o.m. evenmin belet dat eenzelf<strong>de</strong> magistraat of kamer uitspraak mag doen over zowel het beroep<br />

tot schorsing als het beroep tot nietigverklaring (zie mutatis mutandis Grondwettelijk Hof, nr. 17/99, 10<br />

februari 1999; Grondwettelijk Hof, nr. 48/99, 20 april 1999; R.v.St., Grijp, nr. 132.060, 4 juni 2004).<br />

215<br />

Onvermin<strong>de</strong>rd (uiteraard) <strong>de</strong> mogelijkheid in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker om, indien <strong>de</strong> beroepstermijn<br />

nog niet is verstreken, een nieuw beroep tot nietigverklaring in te stellen waar een vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing is <strong>bij</strong>gevoegd op <strong>de</strong> wijze bepaald in artikel 39/82 Vr.W. (art. 39/82, § 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, in fine,<br />

Vr.W.<br />

216<br />

M.n. <strong>de</strong> vereiste om in het opschrift van het verzoekschrift uitdrukkelijk te vermel<strong>de</strong>n dat hetzij een<br />

beroep tot nietigverklaring , hetzij een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring is<br />

42

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!