Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

12.09.2013 Views

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Naar analogie met de Raad van State doet de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen ook een beroep op een (weerlegbaar) vermoeden van ontvangst van de aangetekende brief. Wat nu de bepaling van deze “vermoede” datum van ontvangst (dies a quo), neemt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen 165 aan dat, gelet op de gemiddelde termijn waarmede poststukken onderweg zijn en om zeker te zijn dat de geadresseerde effectief kennis ervan heeft kunnen nemen, de aangetekende zending geacht wordt ontvangen te zijn op de derde werkdag 166 te rekenen vanaf de dag na de afgifte van de brief ter post. Op deze derde werkdag gaat derhalve de beroepstermijn in. Dit is m.a.w. de zogenaamde dies a quo die evenwel, overeenkomstig het voornoemde algemeen principe, niet in de termijn meegeteld. Concreet betekent dit dus dat de beroepstermijn begint te lopen om 0.00u van de vierde dag na de verzending van de betekening bij aangetekend schrijven. Zolang de beroepstermijn niet is verstreken, kan de verzoeker een reeds ingediend verzoekschrift door een nieuw vervangen, het oorspronkelijk verzoekschrift aanvullen of de gebreken die het zou vertonen herstellen. In het geval een eerste verzoekschrift bijvoorbeeld onontvankelijk zou zijn omwille van het ontbreken van de uiteenzetting van feiten en middelen, dan kan een, binnen de beroepstermijn, nieuw ingediend verzoekschrift mét daarin de uiteenzetting van feiten en middelen dit gebrek herstellen. 167 44. De beroepstermijn in volle rechtsmacht bij de Raad bedraagt 15 dagen (art. 39/57, eerste lid Vr.W.). Een annulatieberoep kan, op grond van hetzelfde artikel, tweede lid worden ingediend tot dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing. 3. Procedurele ontvankelijkheidvoorwaarden. a. De bestanddelen van het verzoekschrift 45. Om de verdere procesgang vlot te laten verlopen moet het verzoekschrift aan bepaalde ontvankelijkheidvoorwaarden voldoen wil het beroep door de Raad ten gronde behandeld worden. De voorwaarden die betrekking hebben op het verzoekschrift vormen in hun geheel de procedurele ontvankelijkheidvoorwaarden. Een verzoekschrift moet op straffe van nietigheid, de gegevens vermelden bevat in artikel 39/69 Vr. W. en, wat het beroep tot nietigverklaring betreft, die vermeld in artikel 39/78 juncto art. 39/69 Vr. W.: 46. Naast deze op straffe van nietigheid voorgeschreven vermeldingen, wordt een verzoekschrift niet op de rol geplaatst wanneer (art. 39/69, § 1, tweede lid, Vr.W.) : waarop het nieuwe artikel 53bis Ger. W. in werking trad (b.v. voornoemd arrest nr. 163.785 van 19 oktober 2006 past dit toe op beroepen van voor die datum). 165 Voor een eerste toepassing, zie VBV, nr. 05-3552/D1397, 28 maart 2007. 166 Volgens een vaststaande en overvloedige rechtspraak moet, wanneer de wetgever niet uitdrukkelijk een bijzondere werkwijze van de berekening van de termijn hanteert (wat te dezen niet is geschied), het begrip “werkdag” in zijn gebruikelijke betekenis worden begrepen. Dit omvat derhalve alle dagen van de week, behalve de zon- en feestdagen (zie B;v. R.v.St., nr. 66.241, 14 mei 1997; R.v.St., nr. 70.102, 9 december 1997; R.v.St., nr. 78.979, 26 februari 1999; R.v.St., nr. 82.784, 8 oktober 1999; R.v.St., nr. 82.825, 12 oktober 1999; R.v.St., nr. 83.994, 9 december 1999; R.v.St., nr. 114.626, 17 november 2003; R.v.St., nr. 128.250, 18 februari 2004) ook al is het in vele bedrijfstakken gebruikelijk dat op zaterdag niet meer gewerkt wordt (R.v.St., nr. 150.547, 24 oktober 2005) of worden er geen poststukken besteld (R.v.St., nr. 93.411, 20 februari 2001). 167 R.v.St.. nr. 96.213 van 7 juni 2001 (“een gebrekkig verzoekschrift kan worden aangevuld of vervangen maar enkel indien dit binnen de termijn voor het indienen van een beroep gebeurt”); J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 421. 32

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen • zij geen afschrift van de bestreden akte of van het stuk waarbij de handeling ter kennis is gebracht, bevatten • geen zes afschriften van het beroep erbij gevoegd zijn • het geheven rolrecht niet is gekweten. In de praktijk is er rolrecht bepaald, zodat dit geen toepassing vindt. Een verzoekschrift behept met zulks een onregelmatigheid kan evenwel door de verzoeker rechtgezet worden, zodat het verzoekschrift alsnog op de rol wordt geplaatst. Wanneer een verzoekschrift op de griffie binnenkomt, en niet op de rol kan worden geplaatst, dan wordt onmiddellijk en ten laatste de werkdag volgend op de dag van ontvangst van het verzoekschrift, de verzoeker hiervan door de griffie op de hoogte gebracht. Ook wordt het verzoekschrift en de eventuele bijlagen aan de verzoeker teruggezonden mét vermelding van de reden van terugzending. Aangezien deze brief in hoofde van de verzoeker een termijn doet ingaan, wordt hij aangetekend verzonden met ontvangstmelding (art. 3, § 2, eerste en tweede lid, PR RvV). De verzoeker heeft dan de mogelijkheid om het verzoekschrift te regulariseren. Hij doet dit ten laatste op de eerstvolgende werkdag na ontvangst van de brief van de griffie. Het geregulariseerde verzoekschrift wordt daarna geacht te zijn ingediend op de éérste datum van verzending ervan (art. 10 PR RvV). Deze mogelijkheid tot regularisatie van het verzoekschrift staat enkel open in het geval een verzoekschrift niet op de rol wordt geplaatst. En verzoekschrift dat één van de, op straffe van nietigheid voorgeschreven vermeldingen, niet bevat, kan niet worden geregulariseerd dan door het, binnen de beroepstermijn, indienen van een nieuw verzoekschrift dat wél voldoet aan alle vereisten. 47. De op straffe van nietigheid voorgeschreven vermeldingen van een verzoekschrift dienen ervoor te zorgen dat de procesgang op een vlotte wijze gebeurt. Dit maakt dat, binnen het vreemdelingencontentieux, sommige van deze vermeldingen – gelet op het doel ervan - enigszins soepel geïnterpreteerd kunnen worden in die zin dat de minste miskenning of verzuim niet tot nietigheid van het beroep moet leiden: het betreffen relatieve in plaats van absolute nietigheden 168 . Wel moet er op worden gewezen dat de wetgever i.t.t. de procedure voor de Raad van State, duidelijk heeft voorzien in een nietigheidsregeling : in tegenstelling tot de analoge voorschriften of pleegvormen die ter zake in de procedure voor de Raad van State gelden 169 , heeft de wetgever deze pleegvormen duidelijk voorgeschreven op straffe van nietigheid. De rechtspraak van de Raad van State inzake deze pleegvormen is derhalve niet zomaar over te enten. b. De taal van de rechtspleging 48. Voor het bepalen van de taal van de rechtspleging moet een onderscheid worden gemaakt in asielzaken enerzijds en andere aangelegenheden anderzijds. In asielzaken (met inbegrip van die welke nadien in de annulatieprocedure komen) alsmede indien de vreemdeling tijdens de behandeling van de asielaanvraag of binnen een termijn van zes maanden na de afloop van de asielprocedure verzoekt om het toekennen van een machtiging tot verblijf op grond van de artikelen 9bis of 9ter Vr.W., wordt de proceduretaal bepaald overeenkomstig artikel 51/4 Vr.W. 168 Voor toepassingen, zie VBV, nr. 04-2072/INTERLOCUTOIRE, 28 maart 2007; RvV, nr. 553, 3 juli 2007; RvV, nr. 554, 3 juli 2007. 169 Zo zal bijvoorbeeld voor de Raad van State de niet vermelding van de gekozen woonplaats n enkel kan leiden tot onontvankelijkheid indien de verzoekende partij door dat verzuim niet of slechts zeer moeilijk geïdentificeerd kan worden of indien de procesvoering daardoor bemoeilijkt of onmogelijk wordt gemaakt : S. DE TAEYE, o.c., randnr. 424; R.v.St.. nr. 73.714 van 18 mei 1998; R.v.St.. nr. 120.300 van 10 juni 2003. Door de uitdrukkelijke wil van de wetgever is deze rechtspraak niet zo maar over te enten op de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. 33

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

• zij geen afschrift van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte of van het stuk waar<strong>bij</strong><br />

<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling ter kennis is gebracht, bevatten<br />

• geen zes afschriften van het beroep er<strong>bij</strong> gevoegd zijn<br />

• het geheven rolrecht niet is gekweten. In <strong>de</strong> praktijk is er<br />

rolrecht bepaald, zodat dit geen toepassing vindt.<br />

Een verzoekschrift behept met zulks een onregelmatigheid kan evenwel door <strong>de</strong><br />

verzoeker rechtgezet wor<strong>de</strong>n, zodat het verzoekschrift alsnog op <strong>de</strong> rol wordt geplaatst.<br />

Wanneer een verzoekschrift op <strong>de</strong> griffie binnenkomt, en niet op <strong>de</strong> rol kan wor<strong>de</strong>n<br />

geplaatst, dan wordt onmid<strong>de</strong>llijk en ten laatste <strong>de</strong> werkdag volgend op <strong>de</strong> dag van<br />

ontvangst van het verzoekschrift, <strong>de</strong> verzoeker hiervan door <strong>de</strong> griffie op <strong>de</strong> hoogte<br />

gebracht. Ook wordt het verzoekschrift en <strong>de</strong> eventuele <strong>bij</strong>lagen aan <strong>de</strong> verzoeker<br />

teruggezon<strong>de</strong>n mét vermelding van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van terugzending. Aangezien <strong>de</strong>ze brief in<br />

hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker een termijn doet ingaan, wordt hij aangetekend verzon<strong>de</strong>n met<br />

ontvangstmelding (art. 3, § 2, eerste en twee<strong>de</strong> lid, PR RvV). De verzoeker heeft dan <strong>de</strong><br />

mogelijkheid om het verzoekschrift te regulariseren. Hij doet dit ten laatste op <strong>de</strong><br />

eerstvolgen<strong>de</strong> werkdag na ontvangst van <strong>de</strong> brief van <strong>de</strong> griffie. Het geregulariseer<strong>de</strong><br />

verzoekschrift wordt daarna geacht te zijn ingediend op <strong>de</strong> éérste datum van verzending<br />

ervan (art. 10 PR RvV).<br />

Deze mogelijkheid tot regularisatie van het verzoekschrift staat enkel open in het geval<br />

een verzoekschrift niet op <strong>de</strong> rol wordt geplaatst. En verzoekschrift dat één van <strong>de</strong>, op<br />

straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen, niet bevat, kan niet wor<strong>de</strong>n<br />

geregulariseerd dan door het, binnen <strong>de</strong> beroepstermijn, indienen van een nieuw<br />

verzoekschrift dat wél voldoet aan alle vereisten.<br />

47. De op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen van een verzoekschrift<br />

dienen er<strong>voor</strong> te zorgen dat <strong>de</strong> procesgang op een vlotte wijze gebeurt. Dit maakt dat,<br />

binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, sommige van <strong>de</strong>ze vermeldingen – gelet op het<br />

doel ervan - enigszins soepel geïnterpreteerd kunnen wor<strong>de</strong>n in die zin dat <strong>de</strong> minste<br />

miskenning of verzuim niet tot nietigheid van het beroep moet lei<strong>de</strong>n: het betreffen<br />

relatieve in plaats van absolute nietighe<strong>de</strong>n 168 . Wel moet er op wor<strong>de</strong>n gewezen dat <strong>de</strong><br />

wetgever i.t.t. <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, dui<strong>de</strong>lijk heeft <strong>voor</strong>zien in een<br />

nietigheidsregeling : in tegenstelling tot <strong>de</strong> analoge <strong>voor</strong>schriften of pleegvormen die ter<br />

zake in <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State gel<strong>de</strong>n 169 , heeft <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong>ze<br />

pleegvormen dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>geschreven op straffe van nietigheid. De rechtspraak van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>ze pleegvormen is <strong>de</strong>rhalve niet zomaar over te enten.<br />

b. De taal van <strong>de</strong> rechtspleging<br />

48. Voor het bepalen van <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> rechtspleging moet een on<strong>de</strong>rscheid wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt in asielzaken enerzijds en an<strong>de</strong>re aangelegenhe<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>rzijds.<br />

In asielzaken (met inbegrip van die welke nadien in <strong>de</strong> annulatieprocedure komen)<br />

alsme<strong>de</strong> indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> asielaanvraag of binnen<br />

een termijn van zes maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> afloop van <strong>de</strong> asielprocedure verzoekt om het<br />

toekennen van een machtiging tot verblijf op grond van <strong>de</strong> artikelen 9bis of 9ter Vr.W.,<br />

wordt <strong>de</strong> proceduretaal bepaald overeenkomstig artikel 51/4 Vr.W.<br />

168<br />

Voor toepassingen, zie VBV, nr. 04-2072/INTERLOCUTOIRE, 28 maart 2007; RvV, nr. 553, 3 juli<br />

2007; RvV, nr. 554, 3 juli 2007.<br />

169<br />

Zo zal <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State <strong>de</strong> niet vermelding van <strong>de</strong> gekozen woonplaats n enkel<br />

kan lei<strong>de</strong>n tot onontvankelijkheid indien <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij door dat verzuim niet of slechts zeer<br />

moeilijk geï<strong>de</strong>ntificeerd kan wor<strong>de</strong>n of indien <strong>de</strong> procesvoering daardoor bemoeilijkt of onmogelijk wordt<br />

gemaakt : S. DE TAEYE, o.c., randnr. 424; R.v.St.. nr. 73.714 van 18 mei 1998; R.v.St.. nr. 120.300<br />

van 10 juni 2003. Door <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever is <strong>de</strong>ze rechtspraak niet zo maar over te<br />

enten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />

33

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!