Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

12.09.2013 Views

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen rechtshandeling op te komen; dat beide aspecten aanwezig moeten zijn opdat een annulatieberoep ontvankelijk ingesteld zou zijn en zou blijven” 130 Concreet betekent dit dat een belang bestaat uit twee componenten: enerzijds moet de vernietiging (of in het geval van volle rechtsmacht de hervorming) van de bestreden beslissing aan de verzoeker een direct en persoonlijk voordeel verschaffen. 131 Anderzijds moet het belang actueel, persoonlijk, rechtstreeks, geoorloofd en zeker zijn. Specifiek voor het vreemdelingencontentieux zijn voornamelijk van belang het actueel en geoorloofd karakter van het belang. Binnen het vreemdelingencontentieux worden slechts individuele beslissingen genomen die, in het merendeel van de gevallen de rechtstoestand van de vreemdeling ongunstig beïnvloeden. Dit maakt dat men er van uit kan gaan dat het belang vrijwel steeds persoonlijk en rechtstreeks zal zijn. 132 Het actueel karakter van het belang brengt met zich mee dat het belang vanzelfsprekend voorhanden moet zijn op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift bij de Raad alsook op het ogenblik waarop de Raad uitspraak zal doen over het beroep. 133 Een belang kan immers in de loop van de procedure teloorgaan, zodat het beroep onontvankelijk wordt. Specifiek voor wat het vreemdelingencontentieux betreft, kan het belang teloorgaan wanneer de bestreden beslissing vervangen wordt 134 , haar volle uitwerking heeft gehad 135 of indien de verzoeker in de loop van het geding volledige genoegdoening heeft gehad. 136 De vereiste dat het belang moet blijven bestaan gedurende de loop van het geding brengt met zich mee dat de verzoeker, ook na het instellen van zijn beroep, blijk moet geven van een voortdurende en ononderbroken belangstelling in de procesgang. 137 Dit maakt dat de verzoeker in een procedure, alle 130 R.v.St. nr. 53.062 van 27 april 1995. 131 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 958; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidvoorwaarden”, l.c.,196; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 211 en 312-318; 27; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidsvoorwaarden” l.c., 202-204. 132 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidvoorwaarden”, l.c.,198-199. 133 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 254 en 264-298; S. LUST, Rechtsbescherming tegen een (administratieve) overheid, Gent, studentencursus 2006-2007, 105. 134 Een vervanging van een beslissing door een nieuwe, definitieve, beslissing kan immers beschouwd worden als een opheffing van de bestreden handeling. Voorbeelden uit de rechtspraak zijn: R.v.St.. nr. 97.867 van 13 juli 2001 (“dat hieruit volgt dat de bestreden beslissing is vervangen door een nieuwe, recentere en definitieve beslissing; dat een eventueel tussen te komen vernietiging van de bestreden beslissing niet kan leiden tot het rechtsherstel dat de verzoekster nastreeft; dat derhalve het belang in hoofde van verzoekster verloren is gegaan;”) R.v.St. 103.695 van 18 februari 2002 . 135 Deze vorm van teloorgang van het belang kan eveneens gecatalogeerd worden onder het doelloos worden van het beroep wegens het teniet gaan van het voorwerp ervan: G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidvoorwaarden”, l.c.,200. Voor voorbeelden en toepassingen uit de rechtspraak van de Raad van State betreffende een doelloos beroep in het vreemdelingencontentieux kan verwezen worden naar de opsomming en referenties aldaar gegeven in het kader van het doelloos beroep (ibid. 190-191). 136 Ook hier is het doelloos worden van het beroep omwille van het teniet gaan van het voorwerp ervan en het teloorgaan van het belang moeilijk van elkaar te onderscheiden. Voorbeelden uit de rechtspraak waar de Raad van State waarin beslist wordt tot het teloorgaan van het belang: R.v.St.. nr. 92.634 van 25 januari 2001 (“dat dient te worden vastgesteld dat verzoeker na het gegeven bevel een tijdelijk verblijfsrecht heeft verkregen; dat het bevel van eerdere datum derhalve geen uitwerking meer kan hebben; dat verzoeker aldus geen belang heeft bij onderhavig beroep,”); R.v.St.. nr. 103.791 van 21 februari 2002 (“dat derhalve op grond van deze machtiging tot verblijf het thans bestreden bevel om het grondgebied te verlaten niet langer rechtsgeldig ten uitvoer kan worden gelegd; dat bijgevolg ambtshalve wordt vastgesteld dat de verzoeker geen belang meer heeft bij de vordering”); Zie ook G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidvoorwaarden”, l.c., 201. 137 Dit naar analogie met dezelfde sanctie die, wat de Raad van State betreft, geldt t.a.v. de verzoeker die niet meewerkt met het auditoraat. Zie R.v.St. nr. 163.775 van 19 oktober 2006 (“Overwegende dat een verzoekende partij, wil zij haar belang bij het ingestelde beroep bewaren, een voortdurende en ononderbroken belangstelling voor haar proces moet vertonen; dat zij om die reden verplicht is haar medewerking aan de rechter te verlenen telkens wanneer zij daartoe wordt verzocht; dat wanneer haar 26

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen door de bevoegde rechter gevraagde inlichtingen dient te verschaffen. Doet hij dit niet, dan ziet hij zijn belang teloorgaan. 138 Aangezien ook de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen rechtstreeks briefwisseling kan voeren met de partijen teneinde alle inlichtingen omtrent het geschil waarover zij zich dient uit te spreken te doen toekomen, 139 kan immers worden geredeneerd dat indien een partij zulk een verzoek om inlichtingen naast zich neerlegt, ook de verzoeker voor de Raad zijn belang teloor zal zien gaan. Men mag immers aannemen dat, indien de Raad bepaalde inlichtingen aan een partij vraagt, de gevraagde gegevens essentieel zijn voor de oplossing van het geschil. Naast actueel dient het belang ook geoorloofd, d.i. wettig te zijn. Indien het ingediende beroep in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel “Fraus omnia corrumpit”, dan zal verzoeker niet kunnen doen blijken van een geoorloofd belang. 140 d. De procesbekwaamheid 39. Traditioneel wordt een onderscheid gemaakt tussen de bekwaamheid om een rechtsgeding aan te gaan en de procesbevoegdheid. Het laatste heeft betrekking op het vermogen om een geschil bij de rechter aan te brengen en het verzoek erover uitspraak te doen. 141 Voor wat de procesbekwaamheid betreft, gelden er geen bijzondere bepalingen inzake de rechts- en handelingsbekwaamheid die vereist is om in rechte op te treden voor de Raad. Dit maakt dat het gemeen recht van toepassing is. De verzoeker moet bijgevolg handelingsbekwaam zijn om een procedure bij dit rechtscollege te kunnen instellen. 142 Dit maakt dat minderjarigen moeten worden bijgestaan door een voogd en onbekwame volwassenen door een wettelijke vertegenwoordiger. Volgens de regels van het internationaal privaatrecht, is het de nationale wet van betrokkene die bepaalt of de verzoeker al dan niet meerderjarig is 143 en wordt de vaststelling van de onbekwaamheid van een volwassene beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied die persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van de feiten die aanleiding geven tot de goedkeuring van beschermingsmaatregelen 144 . Concreet betekent dit dat een handelingsonbekwame meerderjarige vreemdeling in België eerst het voorwerp moet hebben uitgemaakt van een burgerlijke procedure, naar Belgisch recht, tot vaststelling belang in vraag wordt gesteld, zij daarover een standpunt moet innemen;”); R.v.St.. nr. 126.331 van 11 december 2003; R.v.St.; nr. 92.421 18 januari 2001; zie ook J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 281-283. 138 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 283. Zie ook supra. 139 Wetsontwerp tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001, 117. 140 De toepassingen in de rechtspraak van de Raad van State: R.v.St. nr. 89.451 van 31 augustus 2000 (“Overwegende dat in de bestreden beslissing wordt besloten tot de bedrieglijkheid van de asielaanvraag […] dat er geen gunstig gevolg kan worden verleend aan een beroep waarbij de verzoekende partij de Overheid bij het nemen van de bestreden beslissing bewust heeft pogen te misleiden; dat hieruit volgt dat het beroep niet ontvankelijk is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatige belang; dat de vordering onontvankelijk is,”); R.v.St.. nr. 98.827 van 12 september 2001 (“dat bij toepassing van het algemeen rechtsbeginsel "fraus omnia corrumpit" de ingestelde vorderingen niet ontvankelijk zijn”); R.v.St.. nr. 97.207 van 28 juni 2001 (“dat overeenkomstig het algemeen rechtsbeginsel, fraus omnia corrumpit, geen gunstig gevolg kan worden verleend aan het beroep van een vreemdeling die een tweede asielaanvraag heeft ingediend onder een andere identiteit; dat dit zeker het geval is wanneer dit bedrog niet wordt betwist door de verzoekende partij; dat hieruit volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatig belang,”). 141 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 954; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidvoorwaarden” l.c.,195. 142 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreemdelingenrecht voor de Raad van State: een onderzoek naar de primaire ontvankelijkheidvoorwaarden”, l.c.,191. 143 art. 34 Wetboek Internationaal Privaatrecht. Met uitzondering van de Staatloze voor wie, op grond van art. 3§3 Wetboek internationaal Privaatrecht wordt aangeknoopt bij zijn gewone verblijfplaats. 144 art. 35 Wetboek Internationaal Privaatrecht. 27

G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

door <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter gevraag<strong>de</strong> inlichtingen dient te verschaffen. Doet hij dit niet,<br />

dan ziet hij zijn belang teloorgaan. 138 Aangezien ook <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen rechtstreeks briefwisseling kan voeren met <strong>de</strong> partijen<br />

tenein<strong>de</strong> alle inlichtingen omtrent het geschil waarover zij zich dient uit te spreken te<br />

doen toekomen, 139 kan immers wor<strong>de</strong>n gere<strong>de</strong>neerd dat indien een partij zulk een<br />

verzoek om inlichtingen naast zich neerlegt, ook <strong>de</strong> verzoeker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn belang<br />

teloor zal zien gaan. Men mag immers aannemen dat, indien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

inlichtingen aan een partij vraagt, <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> gegevens essentieel zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

oplossing van het geschil.<br />

Naast actueel dient het belang ook geoorloofd, d.i. wettig te zijn. Indien het ingedien<strong>de</strong><br />

beroep in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel “Fraus omnia corrumpit”, dan zal<br />

verzoeker niet kunnen doen blijken van een geoorloofd belang. 140<br />

d. De procesbekwaamheid<br />

39. Traditioneel wordt een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen <strong>de</strong> bekwaamheid om een<br />

rechtsgeding aan te gaan en <strong>de</strong> procesbevoegdheid. Het laatste heeft betrekking op het<br />

vermogen om een geschil <strong>bij</strong> <strong>de</strong> rechter aan te brengen en het verzoek erover uitspraak<br />

te doen. 141 Voor wat <strong>de</strong> procesbekwaamheid betreft, gel<strong>de</strong>n er geen <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />

bepalingen inzake <strong>de</strong> rechts- en han<strong>de</strong>lingsbekwaamheid die vereist is om in rechte op te<br />

tre<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Dit maakt dat het gemeen recht van toepassing is. De verzoeker<br />

moet <strong>bij</strong>gevolg han<strong>de</strong>lingsbekwaam zijn om een procedure <strong>bij</strong> dit rechtscollege te kunnen<br />

instellen. 142 Dit maakt dat min<strong>de</strong>rjarigen moeten wor<strong>de</strong>n <strong>bij</strong>gestaan door een voogd en<br />

onbekwame volwassenen door een wettelijke vertegenwoordiger. Volgens <strong>de</strong> regels van<br />

het internationaal privaatrecht, is het <strong>de</strong> nationale wet van betrokkene die bepaalt of <strong>de</strong><br />

verzoeker al dan niet meer<strong>de</strong>rjarig is 143 en wordt <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> onbekwaamheid<br />

van een volwassene beheerst door het recht van <strong>de</strong> Staat op wiens grondgebied die<br />

persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van <strong>de</strong> feiten die aanleiding geven<br />

tot <strong>de</strong> goedkeuring van beschermingsmaatregelen 144 . Concreet betekent dit dat een<br />

han<strong>de</strong>lingsonbekwame meer<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling in België eerst het <strong>voor</strong>werp moet<br />

hebben uitgemaakt van een burgerlijke procedure, naar Belgisch recht, tot vaststelling<br />

belang in vraag wordt gesteld, zij daarover een standpunt moet innemen;”); R.v.St.. nr. 126.331 van 11<br />

<strong>de</strong>cember 2003; R.v.St.; nr. 92.421 18 januari 2001; zie ook J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />

randnr. 281-283.<br />

138 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 283. Zie ook supra.<br />

139 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001,<br />

117.<br />

140 De toepassingen in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 89.451 van 31 augustus 2000<br />

(“Overwegen<strong>de</strong> dat in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing wordt besloten tot <strong>de</strong> bedrieglijkheid van <strong>de</strong> asielaanvraag<br />

[…] dat er geen gunstig gevolg kan wor<strong>de</strong>n verleend aan een beroep waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij <strong>de</strong><br />

Overheid <strong>bij</strong> het nemen van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing bewust heeft pogen te mislei<strong>de</strong>n; dat hieruit volgt<br />

dat het beroep niet ontvankelijk is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatige belang;<br />

dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring onontvankelijk is,”); R.v.St.. nr. 98.827 van 12 september 2001 (“dat <strong>bij</strong> toepassing<br />

van het algemeen rechtsbeginsel "fraus omnia corrumpit" <strong>de</strong> ingestel<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen niet ontvankelijk<br />

zijn”); R.v.St.. nr. 97.207 van 28 juni 2001 (“dat overeenkomstig het algemeen rechtsbeginsel, fraus<br />

omnia corrumpit, geen gunstig gevolg kan wor<strong>de</strong>n verleend aan het beroep van een vreem<strong>de</strong>ling die een<br />

twee<strong>de</strong> asielaanvraag heeft ingediend on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>ntiteit; dat dit zeker het geval is wanneer dit<br />

bedrog niet wordt betwist door <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij; dat hieruit volgt dat het beroep niet-ontvankelijk<br />

is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatig belang,”).<br />

141 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 954; G. DEBERSAQUES,<br />

“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c.,195.<br />

142 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,191.<br />

143 art. 34 Wetboek Internationaal Privaatrecht. Met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> Staatloze <strong>voor</strong> wie, op grond<br />

van art. 3§3 Wetboek internationaal Privaatrecht wordt aangeknoopt <strong>bij</strong> zijn gewone verblijfplaats.<br />

144 art. 35 Wetboek Internationaal Privaatrecht.<br />

27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!