Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer
Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer
Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
FACULTEIT RECHT EN CRIMINOLOGIE<br />
<strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
ALGEMEEN 1<br />
Prof. Geert DEBERSAQUES<br />
On<strong>de</strong>rwijsprofessor aan <strong>de</strong> Vrije Universiteit BRUSSEL<br />
Eerste Voorzitter <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Freija DE BOCK<br />
Praktijkassistent Vrije Universiteit BRUSSEL<br />
Attaché-juriste <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
1. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (RvV) nam sinds 1 juni 2007 2 alle<br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n over van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreffen<strong>de</strong> geschillen inzake individuele<br />
beslissingen in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht. Daarnaast nam <strong>de</strong>ze nieuwe <strong>Raad</strong> ook het<br />
gehele bevoegdheidspakket over van <strong>de</strong> Vaste Beroepscommissie <strong>voor</strong> Vluchtelingen. 3<br />
Deze laatste hield met ingang van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> datum op te bestaan.<br />
In <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage wordt dieper ingegaan op <strong>de</strong> rechtsmacht en procedure <strong>voor</strong> dit nieuwe<br />
rechtscollege. Om evenwel een compleet beeld te hebben van <strong>de</strong> rechtsbescherming<br />
inzake het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, past het om even kort stil te staan <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
rechtsmacht die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux nog heeft sinds<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> “Big bang”-datum van 1 juni 2007.<br />
1 Deze tekst bindt enkel <strong>de</strong> auteurs en niet <strong>de</strong> instellingen tot wie ze behoren.<br />
2 Artikel 231 van <strong>de</strong> wet van 15 september 2006 tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting<br />
van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, B.S., 6 oktober 2006. De datum van 1 juni 2007 werd<br />
bepaald <strong>bij</strong> artikel 2 van het K.B. van 27 april 2007 tot vaststelling van <strong>de</strong> datum van inwerkingtreding<br />
van <strong>de</strong> wet van 15 september 2006 tot wijziging van <strong>de</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen en tot<br />
vaststelling van <strong>de</strong> datum bedoeld in dit artikel 231 van <strong>de</strong> wet van 145 september 2006 tot hervorming<br />
van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, B.S. 21 mei<br />
2007.<br />
3 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Samenvatting <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006,<br />
nr. 2479/001, 3.
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
HOOFDSTUK I – DE RECHTSMACHT VAN DE RAAD VAN STATE INZAKE HET<br />
VREEMDELINGENCONTENTIEUX<br />
§ 1. Het beroep tot nietigverklaring van aanhangige individuele beslissingen en<br />
<strong>de</strong> accessoire vor<strong>de</strong>ringen<br />
2. Lui<strong>de</strong>ns artikel 232 van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> wet van 15 september 2006 blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State bevoegd kennis te nemen van <strong>de</strong> aanhangige beroepen tot nietigverklaring en<br />
tot schorsing inzake individuele beslissingen die genomen zijn met toepassing van <strong>de</strong><br />
wetten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong><br />
verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen. Deze beroepen wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> bepalingen die gol<strong>de</strong>n op 31 mei 2007 4 .<br />
Tot dit uitdovend contentieux behoren, wat het asielrecht betreft, in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong><br />
aanhangige vor<strong>de</strong>ringen tot schorsing en/of vernietiging van beslissingen genomen door<br />
<strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen ter bevestiging van een<br />
beslissing tot weigering van binnenkomst of verblijf in <strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> ontvankelijkheid. In<br />
<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak, zijn rechtsmacht<br />
behou<strong>de</strong>n inzake <strong>de</strong> op 31 mei 2007 aanhangige beroepen tot vernietiging van<br />
beslissingen genomen door <strong>de</strong> minister van Binnenlandse zaken (of zijn gemachtig<strong>de</strong>)<br />
betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> Dublin-Staat verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het behan<strong>de</strong>len<br />
van het asiel, of nog betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> beslissing tot weigering van het in aanmerking<br />
nemen van een nieuwe asielaanvraag.<br />
Tot slot behoudt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zijn rechtsmacht wat beroepen inzake immigratie<br />
betreft, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> op 31 mei 2007 aanhangige beroepen tegen beslissingen genomen<br />
betreffen<strong>de</strong> het kort en lang verblijf, <strong>de</strong> gezinshereniging, <strong>de</strong> regularisatie, edm.<br />
Een vor<strong>de</strong>ring tot het bevelen van <strong>voor</strong>lopige maatregelen is een accessorium van <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Concreet houdt dit in dat, indien op 1 juni 2007 met toepassing<br />
van het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing aanhangig is <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, ook<br />
een navolgen<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring – zelfs ingeleid na 1 juni 2007 - tot het bevelen van <strong>voor</strong>lopige<br />
maatregelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wor<strong>de</strong>n gebracht : accessorium sequitur principale.<br />
Indien een <strong>de</strong>rgelijke accessoire vor<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
zou wor<strong>de</strong>n gebracht, zal die zijn rechtsmacht moeten afwijzen.<br />
3. Aangezien uit <strong>de</strong>ze vaststellingen blijkt dat geduren<strong>de</strong> een bepaal<strong>de</strong><br />
(overgangs)perio<strong>de</strong> twee rechterlijke instanties zich zullen uitspreken over eenzelf<strong>de</strong><br />
contentieux, zal het in het belang van <strong>de</strong> rechtszoeken<strong>de</strong>, zaak zijn om te vermij<strong>de</strong>n dat<br />
<strong>de</strong>ze rechtspraak tot tegenstrijdige standpunten leidt…. Waar<strong>bij</strong> het laatste woord<br />
uiteraard aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State als cassatierechter zal toekomen.<br />
§ 2. Het beroep tot nietigverklaring van inzake reglementaire han<strong>de</strong>lingen en<br />
<strong>de</strong> accessoire vor<strong>de</strong>ringen<br />
4 Deze beroepen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rhalve ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld overeenkomstig het koninklijk besluit van 9 juli 2000<br />
hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot<br />
het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 15 juli 2000. Voor<br />
een bespreking van dit procedurebesluit, zie K. VAN HOUTTE en M. MILOJKOWIC, “Innovaties in het<br />
procedurereglement Vreem<strong>de</strong>lingen”, in G. DEBERSAQUES, M. VAN DAMME, G. LAENEN en S. DECLERCQ<br />
(eds.) <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van state, 15 jaar procedurele vernieuwing, Brugge, die Keure<br />
2004, 255-280. Het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot wijziging van diverse besluiten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State (B.S. 30 april 2007) is <strong>bij</strong>gevolg<br />
niet van toepassing.<br />
2
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
4. Uitdrukkelijk wordt in <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis bevestigd dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling<br />
bestuursrechtspraak, bevoegd blijft <strong>voor</strong> het behan<strong>de</strong>len van beroepen gericht tegen<br />
reglementaire besluiten die betrekking hebben op het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux (b.v.<br />
beroepen tegen koninklijke besluiten die uitvoering geven aan <strong>de</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember<br />
1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong><br />
verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen 5 ).<br />
Aangezien wettelijk niet is <strong>voor</strong>zien in een stelsel van référé of van prejudiciële<br />
vraagstelling 6 , belet <strong>de</strong>ze rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State niet dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen – net zoals elke rechter – bevoegd is om met toepassing van<br />
artikel 159 G.W. <strong>de</strong> wettigheid van reglementaire akten te beoor<strong>de</strong>len en <strong>de</strong>sgevallend<br />
buiten toepassing te laten.<br />
§ 3. De <strong>Raad</strong> van State als cassatierechter<br />
5. De <strong>Raad</strong> van State blijft <strong>de</strong> administratieve cassatierechter <strong>voor</strong> beslissingen genomen<br />
door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (art. 39/67 Vr.W.). Aangezien <strong>de</strong>ze<br />
bevoegdheid in wezen ongewijzigd is gebleven, blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State bevoegd om op<br />
te tre<strong>de</strong>n als administratief cassatierechter ten aanzien van beslissingen genomen door<br />
<strong>de</strong> Vaste Beroepscommissie <strong>voor</strong> Vluchtelingen 7 . Bij cassatie van beslissingen van <strong>de</strong>ze<br />
laatste, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />
Net als alle cassatieberoepen moeten ook <strong>de</strong> cassatieberoepen ingesteld tegen een arrest<br />
van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State eerst <strong>voor</strong><strong>bij</strong> een<br />
“filter” te passeren. Zij wor<strong>de</strong>n hier<strong>bij</strong> on<strong>de</strong>rzocht op hun toelaatbaarheid (art. 20<br />
R.v.St.-wet). 8<br />
5 B.S. 31 <strong>de</strong>cember 1980, hierna geciteerd als vreem<strong>de</strong>lingenwet of Vr.W..<br />
6 Waar dit wel bestaat ten aanzien van han<strong>de</strong>lingen die tot <strong>de</strong> bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof<br />
behoren : zie artikel 26 <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, B.S. 7 januari<br />
1989.<br />
7 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 6-7.<br />
8 Ibid., 14; M. LEMMENS en J. ROGGEN, “ De hervorming van <strong>de</strong> asielprocedure anno 2006: een<br />
verbetering van <strong>de</strong> rechtspositie?”, T.V.R., 2007, 7.<br />
3
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
HOOFDSTUK II - DE RECHTSMACHT EN DE BEVOEGDHEID VAN DE RAAD VOOR<br />
VREEMDELINGENBETWISTINGEN<br />
§ 1. De Rechtsmacht<br />
6. De wetgever heeft met toepassing van <strong>de</strong> mogelijkheid die artikel 145 G.W. hem<br />
bood, het contentieux betreffen<strong>de</strong> een politiek recht 9 – m.n. het recht van toegang,<br />
verblijf en vestiging in het Rijk m.i.v. <strong>de</strong> hoedanigheid van vluchteling – uitdrukkelijk<br />
toevertrouwd aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen dat een administratief<br />
rechtscollege is dat is opgericht met toepassing van artikel 146 G.W. Aldus heeft <strong>de</strong><br />
wetgever <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> weg gevolgd als toen hij in 1996 <strong>de</strong> rechtsmacht ter zake van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State afbaken<strong>de</strong> van die van <strong>de</strong> hoven en rechtbanken 1011 .<br />
7. Artikel 39/1 Vr.W. 12 bepaalt <strong>de</strong> rechtsmacht<br />
13<br />
van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze bepaling is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
9 Zie omtrent dit begrip inz. P. LEMMENS, "Le contentieux administratif : fon<strong>de</strong>ment et développements"<br />
in Le citoyen face al l’administration, Luik, Ed. Du Jeune Barreau <strong>de</strong> Liège, 1990, 38; A. ALEN, "De<br />
controle van het Arbitragehof op <strong>de</strong> wettelijke kwalificatie van politieke rechten in <strong>de</strong> zin van artikel 145<br />
van <strong>de</strong> Grondwet : meer rechtsbescherming, maar min<strong>de</strong>r rechtszekerheid ?" (noot on<strong>de</strong>r Grondwettelijk<br />
Hof nr. 14/97, 18 maart 1997), R.W. 1996-97,1427. Wat het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux betreft, heeft<br />
het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 14/97 van 18 maart 1997 aanvaard dat een betwisting omtrent <strong>de</strong><br />
hoedanigheid van vluchteling een betwisting omtrent een politiek recht is (overweging B.5).<br />
10 Naar aanleiding van het arrest van 14 november 1994 van het Hof van Cassatie (Pas., I, nr. 496,<br />
conclusies van advocaat-generaal JANSSENS DE BISTHOVEN, A.J.T. 1995-96, 117, noot M. BOES, T.<br />
Vreemd. 1995, 53, noot M. BAUWENS, J.T. 1995, 3169, noot B. HAUBERT, R.W. 1994-95, 1278, J.L.M.B.<br />
1995, 204) was discussie ontstaan over het feit of <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich nog bevoegd mocht verklaren<br />
om kennis te nemen van beroepen waarvan in feite het recht van toegang, verblijf of vestiging wordt<br />
aangevochten : zie <strong>Raad</strong> van State van België, Openbaar verslag over het gerechtelijk jaar 1995-1996,<br />
156-157, J. JAUMOTTE, «La garantie juridictionnelle et la préservation <strong>de</strong>s droits humains<br />
fondamentaux: le Conseil d’Etat», Adm. Publ. (M.) 1996, (231), 245-246. Zie ook F. TULKENS, "Les<br />
arrêts du 17 novembre 1994 <strong>de</strong> la Cour <strong>de</strong> Cassation, ou les difficultés <strong>de</strong>s articles 144 et 145 <strong>de</strong> la<br />
Constitution", Jour. Proc. 1995, afl. 275, 28-31. Uitein<strong>de</strong>lijk leid<strong>de</strong> dit tot <strong>de</strong> wijziging van artikel 69,<br />
eerste lid, Vr.W. <strong>bij</strong> wet van 10 juli 1996 tot wijziging van <strong>de</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S., 5<br />
oktober 1996.<br />
11 Er mag, zoals in <strong>de</strong> memorie van toelichting (p. 90-91) is gesteld en waarvan het standpunt werd<br />
<strong>bij</strong>getre<strong>de</strong>n in het advies van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving, wor<strong>de</strong>n aangenomen dat – on<strong>de</strong>r<br />
verwijzing naar <strong>de</strong> rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (nr. 14/97 van 18 maart 1997, overwegingen<br />
B.6 en B.7) – <strong>de</strong> wetgever vermag dit contentieux toe te vertrouwen aan een administratief rechtscollege<br />
dat is opgericht met toepassing van artikel 146 G.W., alsook dat dit geen schending uitmaakt van het<br />
beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (zie Grondwettelijk Hof, nr. 14/97, 18 maart 1997, B.7; zie<br />
ook omtrent dit arrest inz. J. JAUMOTTE, l.c, 246-247; B. BLERO, «Le statut constitutionnel du<br />
contentieux portant sur la reconnaissance <strong>de</strong> la qualité <strong>de</strong> refugié et l’octroi <strong>de</strong> l’asile», Rev. Dr. Etr.<br />
1997, 523-535; S. SAROLEA, «La nature civile du droit <strong>de</strong>s réfugiés en droit belge et au sens <strong>de</strong> la<br />
Convention européenne <strong>de</strong>s droit <strong>de</strong> l’homme. Essai <strong>de</strong> définition et analyse <strong>de</strong>s enjeux. L’arrêt <strong>de</strong> la<br />
Cour d’Arbitrage du 18 mars 1997», B.T.I.R. 1996, 633-676; cf. G. DEBERSAQUES, «Het contentieux in<br />
het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n» in Migratie en migrantenrecht, Brugge, die Keure, 2003, (159), 170-171).<br />
Sinds het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 14/97, 18 maart 1997, B.S. 8 mei 1997,<br />
R.W. 1996-97, 1423, noot A. ALEN, volstaat immers het organiek criterium niet langer.<br />
12 De libellering van het artikel 39/1, twee<strong>de</strong> lid Vr. W. is overgenomen van het artikel 30, § 2, twee<strong>de</strong><br />
lid, R.v.St.-wet zoals het luid<strong>de</strong> vóór <strong>de</strong> wijziging ervan <strong>bij</strong> wet van 15 september 2006. Voor <strong>de</strong><br />
draagwijdte ervan kan <strong>de</strong>rhalve wor<strong>de</strong>n verwezen naar <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> bepaling<br />
(Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 92).<br />
13 De begrippen "rechtsmacht" en "bevoegdheid" zijn geen synoniemen (zie art. 566 Ger.W.) (zie <strong>voor</strong> dit<br />
on<strong>de</strong>rscheid inz. J. LAENENS, "De bevoegdheid. Overzicht van rechtspraak (1979-1992)", T.P.R. 1993,<br />
(1479) 1484-1485 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak en rechtsleer). Indien een partij <strong>de</strong>rhalve van<br />
oor<strong>de</strong>el is dat niet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, maar <strong>de</strong> burgerlijke rechter kennis moet<br />
nemen van het geschil, wijst zij in wezen <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> geadiëer<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> af (zie ook D.<br />
4
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, als enig rechtscollege, bevoegd om kennis te nemen van <strong>de</strong><br />
beroepen die wor<strong>de</strong>n ingesteld tegen individuele (i.e. persoonsgerichte) beslissingen<br />
genomen met toepassing van <strong>de</strong> wetten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het<br />
verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen.<br />
Deze uitdrukkelijke wettelijke bevoegdheidstoewijzing op grond van artikel 145 G.W.<br />
houdt <strong>de</strong>rhalve in dat, ter bepaling van <strong>de</strong> bevoegdheidsver<strong>de</strong>ling tussen <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen en <strong>de</strong> hoven en rechtbanken, niet on<strong>de</strong>rzocht moet wor<strong>de</strong>n<br />
of een beroep tegen een beslissing waar<strong>bij</strong> een aanspraak op een <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaald recht geweigerd wordt, als werkelijk en rechtstreeks<br />
<strong>voor</strong>werp heeft een geschil over subjectieve rechten dat krachtens <strong>de</strong> artikelen 144 en<br />
145 G.W. uitsluitend tot <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> rechterlijke macht behoort 14 : <strong>de</strong><br />
bevoegdheid tot beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>rgelijke subjectieve politieke rechten komt alleen toe<br />
aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen. De rechter van <strong>de</strong> rechterlijke or<strong>de</strong> (m.i.v.<br />
<strong>de</strong> kortgedingrechter) heeft ter zake daarom geen rechtsmacht 15 .<br />
8. Net zoals hetgeen geldt in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 16 , is <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen uitgesloten indien <strong>de</strong> wetgever een beroep heeft<br />
open gesteld <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gewone rechtbanken tegen een beslissing van <strong>de</strong> administratieve<br />
<strong>overheid</strong>.<br />
Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>kamer van <strong>de</strong> correctionele rechtbank van <strong>de</strong> verblijfplaats<br />
van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling bevoegd om zich uit te spreken over een maatregel van<br />
vrijheidsberoving (art. 71 t.e.m. 74 Vr.W.). 17 Deze uitsluiting van rechtsmacht geldt ook<br />
<strong>voor</strong> elke akte die een onlosmakelijk geheel vormt met <strong>de</strong> maatregel van<br />
vrijheidsberoving 18 .<br />
LINDEMANS, "De afbakening van <strong>de</strong> bevoegdheid/rechtsmacht tussen <strong>de</strong> justitiële en <strong>de</strong> administratieve<br />
kortgedingrechter", P. & B. 1997, 184).<br />
14 I.e. <strong>de</strong> hele "juridische metafysica" (Cf. E. LANCKSWEERDT, Het administratief kort geding,<br />
Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p. 218, nr. 455) ter zake. Zie Parl. St. Kamer,<br />
1995-96, nr. 364/1, 50, 112, 141; Parl. St., Senaat, 1995-96, nr. 1-310/6, 66. Het betreft één van die<br />
uitzon<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong> principiële bevoegdheid van <strong>de</strong> rechtscolleges van <strong>de</strong> rechterlijke macht. Te <strong>de</strong>zen<br />
is door <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong> geschillenbeslechting opgedragen aan een an<strong>de</strong>re<br />
rechter dan <strong>de</strong> gewone rechter; vergelijk in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin met het oorspronkelijke artikel 69, eerste lid,<br />
Vr.W. (zoals ingevoegd <strong>bij</strong> wet van 10 juli 1996), inz. Parl. St. Kamer 1995-96, nr. 364/1, 50, 112, 141;<br />
Parl. St. Senaat, 1995-96, nr. 1-310/6, 66. Zie ook J. JAUMOTTE, l.c., 233; D. VAN HEULE, "Raakpunten<br />
van het vreem<strong>de</strong>lingen- en het burgerlijk recht" in Publiekrecht. De doorwerking van het publiekrecht in<br />
het privaatrecht, POSTUNIVERSITAIRE CYCLUS W. DELVA 1996/1997 (Ed.), Gent, Mys & Breesch, 1997,<br />
420; G. DEBERSAQUES, l.c., 167.<br />
15 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 92. Zie<br />
ook het (oorspronkelijke) artikel 63 Vr.W.<br />
16 Zie ter zake mutatis mutandis Ch. HUBERLANT, "Le Conseil d'Etat et les compétences spéciales<br />
attribuées au pouvoir judiciaire", J.T. 1953, 577; Ch. HUBERLANT, "Le Conseil d'Etat et la compétence<br />
générale du pouvoir judiciaire établie par les articles 92 et 93 <strong>de</strong> la Constitution", J.T. 1960, (73) 74 (ook<br />
afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd door Brussel, Larcier, 1960, k. 25-26); zie ook : G. DEBERSAQUES, B. HUBEAU<br />
en P. LEFRANC, De sanctionering van ste<strong>de</strong>nbouwmisdrijven. Handhavingsmaatregelen, Brugge, die<br />
Keure, 2001, 187; D. LINDEMANS, l.c., 184. Cf. R.v.St., nr. 19.776, 27 juli 1979.<br />
17 G. DEBERSAQUES, l.c., 168. Op <strong>de</strong> suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State om dit uitdrukkelijk op te nemen<br />
in <strong>de</strong> tekst, werd niet ingegaan omdat zulks, volgens <strong>de</strong> Regering, <strong>voor</strong>tvloeit uit <strong>de</strong> toepassing van <strong>de</strong><br />
bevoegdheidsver<strong>de</strong>len<strong>de</strong> regel tussen <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> rechterlijke macht en die van <strong>de</strong><br />
administratieve rechtscolleges zoals <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (zie Wetsontwerp tot<br />
hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen,<br />
Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 18-19 en 93).<br />
18 Zo zal inzake een bevel om het grondgebied te verlaten, moeten on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n of <strong>de</strong>ze<br />
bestuurshan<strong>de</strong>ling kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als een afzon<strong>de</strong>rlijke akte (met eigen rechtsgevolgen) dan wel<br />
een geïntegreerd <strong>de</strong>el vormt met <strong>de</strong> maatregel van vrijheidsberoving. In <strong>de</strong>ze gevallen zal het aan <strong>de</strong><br />
raadkamer toekomen zich hierover uit te spreken (zie G. DEBERSAQUES, l.c., 169 en <strong>de</strong> in noot 34<br />
aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak).<br />
5
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Een beslissing inzake het al dan niet uitleveren van een persoon kan evenmin als een<br />
‘verwij<strong>de</strong>ringmaatregel’ in aanmerking genomen wor<strong>de</strong>n. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbewistingen heeft ter zake geen rechtsmacht en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 19 blijft<br />
bevoegd 20 .<br />
9. Het grootste <strong>de</strong>el van het contentieux zal beslissingen omvatten genomen in het raam<br />
van <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet.<br />
Ook een <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re regeling zoals bv. een beslissing inzake <strong>de</strong> regularisatie van het<br />
verblijf van bepaal<strong>de</strong> categorieën van vreem<strong>de</strong>lingen, behoort tot <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen 21 , met dien verstan<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />
regeling betrekking moet hebben op <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong><br />
vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen. 22 .<br />
§ 2. De (omvang van <strong>de</strong>) bevoegdheid<br />
1. Artikel 39/2 Vr.W.<br />
10. Artikel 39/2 Vr.W. is <strong>de</strong> sleutelbepaling die <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> bepaalt. Lui<strong>de</strong>ns § 1 van <strong>de</strong>ze bepaling doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitspraak op <strong>de</strong> beroepen die<br />
zijn ingesteld tegen <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen<br />
en <strong>de</strong> staatlozen. Hij kan <strong>de</strong>ze beslissing “bevestigen of hervormen” 23 dan wel<br />
“vernietigen”. Over <strong>de</strong> overige beroepen die tot zijn rechtsmacht behoren, doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
uitspraak als annulatierechter (§ 2).<br />
Wat <strong>de</strong> omvang betreft van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, blijkt uit <strong>de</strong>ze bepaling dat een fundamenteel on<strong>de</strong>rscheid<br />
bestaat tussen <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen – die louter bevoegd is inzake asielaanvragen - enerzijds<br />
en <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> overige administratieve overhe<strong>de</strong>n inzake<br />
vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen an<strong>de</strong>rzijds. Alhoewel juridisch-technisch het correcte<br />
bevoegdheidsbepalen<strong>de</strong> criterium om <strong>de</strong> omvang te bepalen, <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing is 24<br />
en niet <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> aanvraag (inz. of die tot <strong>voor</strong>werp heeft een asielaanvraag of<br />
niet), loopt in <strong>de</strong> praktijk dit on<strong>de</strong>rscheid in bevoegdheid in grote mate tussen asiel<br />
19 Zie ter zake E. BREWAEYS en L. JOLIE, Commentaar <strong>bij</strong> artikel 2 KB 9 juli 2000 in Publiek procesrecht.<br />
Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, s.d., losbl.;<br />
Ch. VAN DEN WIJNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal recht, Antwerpen, Maklu, 2003,<br />
1139.<br />
20 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 93.<br />
21 B.v. beslissingen genomen met toepassing van <strong>de</strong> wet van 22 <strong>de</strong>cember 1999 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
regularisatie van het verblijf van bepaal<strong>de</strong> categorieën van vreem<strong>de</strong>lingen verblijvend op het<br />
grondgebied van het Rijk (B.S. 10 januari 2000) : Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St.<br />
Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 93.<br />
22 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 93; G.<br />
DEBERSAQUES, l.c., 166.<br />
23 Zie infra <strong>voor</strong> dit begrip.<br />
24 Zo staat tegen <strong>de</strong> weigering door DVZ om een meervoudige asielaanvraag in overweging te nemen<br />
(art. 51/8 Vr.W.), een beroep tot annulatie open. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van toelichting werd aan <strong>de</strong><br />
draagwijdte van <strong>de</strong> motieven van <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring, zoals geïnterpreteerd door het Grondwettelijk Hof<br />
(Grondwettelijk Hof, nr. 61/94, 14 juli 1994) niets gewijzigd (Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting,<br />
Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 141-142).<br />
6
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
(beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen) en<br />
immigratie (beslissingen van <strong>de</strong> minister of van zijn gemachtig<strong>de</strong>) 25 .<br />
Uit <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis 26 blijkt dat dit on<strong>de</strong>rscheid in behan<strong>de</strong>ling tussen asiel en<br />
verblijf aansluit <strong>bij</strong> <strong>de</strong> wil van <strong>de</strong> Regering dat asielzaken – waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> erkenning van <strong>de</strong><br />
status <strong>de</strong>claratief is naar zijn status toe ten aanzien van <strong>de</strong> toelating tot verblijf en<br />
vestiging – het <strong>voor</strong>werp moeten uitmaken van een on<strong>de</strong>rzoek ten gron<strong>de</strong> door een<br />
onafhankelijke en onpartijdige rechter met een zo ruim mogelijke bevoegdheid (het is in<br />
dit ka<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> nuance van <strong>de</strong> loutere toetsing van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> genomen<br />
beslissing moet geplaatst wor<strong>de</strong>n). Inzake immigratie heeft <strong>de</strong> wetgever er<strong>voor</strong><br />
geopteerd om niet buiten het loutere wettigheidtoezicht te gaan. Dit wettigheidtoezicht<br />
wordt echter niet langer door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State uitgeoefend maar door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, i.e. een evenwaardig administratief rechtscollege dat een<br />
gelijkwaardige rechtsbescherming zal bie<strong>de</strong>n. 27<br />
2. Volheid van rechtsmacht<br />
a. Begrip en draagwijdte<br />
11. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van toelichting beschikt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> over “volheid van<br />
rechtsmacht” 28 inzake <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vluchtelingen en staatlozen, met uitzon<strong>de</strong>ring van diens beslissing tot niet in<br />
overwegingneming van <strong>de</strong> aanvraag van een EU-on<strong>de</strong>rdaan (art. 57/6, 2°, Vr.W.). Tegen<br />
<strong>de</strong>ze laatste beslissingen staat een (niet-schorsend) annulatieberoep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> open<br />
(art. 39/2, § 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid). 29<br />
On<strong>de</strong>r verwijzing naar <strong>de</strong> klassieke <strong>de</strong>finitie gegeven in het handboek van A. MAST 30 ,<br />
betekent “volheid van rechtsmacht”, lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van toelichting 31 , dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
het geschil, in zijn geheel, aan een nieuw on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rwerpt en als administratieve<br />
rechter, in laatste aanleg, uitspraak doet over <strong>de</strong> grond van het geschil, waar<strong>bij</strong> hij <strong>de</strong><br />
bevoegdheid heeft tot hervorming of tot bevestiging van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Commissarisgeneraal<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en staatlozen genomen beslissingen ongeacht het motief<br />
waarop <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing heeft gesteund. Centraal staat <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van een ‘geschil’ en<br />
niet <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van een ‘beslissing’ van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen.<br />
Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/2 Vr.W. kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen <strong>de</strong> beslissing<br />
van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen “bevestigen” of<br />
“hervormen”. Deze begrippen drukken in wezen uit dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> bevoegdheid heeft <strong>de</strong><br />
hoedanigheid van vluchteling of van persoon die <strong>de</strong> status van subsidiaire bescherming<br />
25 Zie in die zin <strong>de</strong> toelichting in het Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting<br />
van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr.<br />
2479/001, 94.<br />
26 Ibid., 94.<br />
27 Ibid., 94.<br />
28 Het is ingeburgerd dat men spreekt van “volheid van rechtsmacht” maar in werkelijkheid wordt<br />
“volheid van bevoegdheid” bedoeld.<br />
29 M. LEMMENS en J. ROGGEN betreuren dit, doch wijzen er op dat <strong>de</strong>ze normen nog steeds gunstiger<br />
zijn dan die welke zijn <strong>voor</strong>geschreven in <strong>de</strong> Kwalificatierichtlijn (l.c., 13). Voor <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen van <strong>de</strong>ze<br />
afsplitsing, zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 98-99.<br />
30 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch<br />
administratief recht, Mechelen, Kluwer, 2006, p. 1055, randnr. 1021.<br />
31 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95.<br />
7
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
geniet, toe te kennen 32 of te weigeren 33 aan een verzoeker die in beroep is gekomen<br />
tegen een geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk <strong>voor</strong> hem ongunstige beslissing van <strong>de</strong> Commissarisgeneraal<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen 34 . Concreet kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re<br />
weigeringbeslissing van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en staatlozen<br />
bevestigen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> of op an<strong>de</strong>re gron<strong>de</strong>n, dan wel hervormen en b.v. het statuut van<br />
vluchteling toekennen, dan wel dit statuut weigeren doch <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld subsidiaire<br />
rechtsbescherming toekennen. In beroep is <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> volledig” vrij” binnen het<br />
aanhangige geschil dat bepaald wordt door het verzoekschrift.<br />
12. In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong>ze volle rechtsmacht, heeft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> een<br />
annulatiebevoegdheid met terugwijzing en dit op twee limitatief bepaal<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n (art.<br />
39/2, § 1, twee<strong>de</strong> lid, 2°, Vr.W.) :<br />
- omdat aan <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing een substantiële onregelmatigheid kleeft die door <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> niet kan wor<strong>de</strong>n hersteld 35 ;<br />
- omdat essentiële elementen ontbreken die inhou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet kan komen tot<br />
een bevestiging of hervorming zon<strong>de</strong>r aanvullen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksmaatregelen hiertoe te<br />
moeten bevelen 36 .<br />
Deze (naar <strong>de</strong> grond beperkte) annulatiebevoegdheid is door <strong>de</strong> wetgever dui<strong>de</strong>lijk<br />
ingegeven als correlarium <strong>voor</strong> het feit dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> over geen on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid<br />
beschikt 37 . Uit artikel 39/76, §§ 1, eerste lid en 2, Vr.W. volgt dat <strong>de</strong> rechter <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>ling van een geschil steeds zijn volle rechtsmacht moet uitputten, m.a.w. steeds<br />
moet on<strong>de</strong>rzoeken of hij <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing kan bevestigen of hervormen. Pas<br />
indien hij het beroep niet ten gron<strong>de</strong> kan on<strong>de</strong>rzoeken – omdat ofwel enerzijds <strong>de</strong><br />
overtuigingsstukken niet toelaten tot die conclusie te komen omdat essentiële gegevens<br />
ontbreken en an<strong>de</strong>rzijds omdat hij zijn administratie noch <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n noch <strong>de</strong> Commissarisgeneraal<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen kan opleggen een aanvullend on<strong>de</strong>rzoek<br />
te doen of een on<strong>de</strong>rzoeksmaatregel te verrichten, ofwel omdat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing<br />
met een onherstelbare substantiële onregelmatigheid is behept – moet hij overgaan tot<br />
vernietiging met onmid<strong>de</strong>llijke terugzending. In <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> rechter<br />
immers niet overgaan tot het uitoefenen van zijn volle rechtsmachtbevoegdheid op<br />
straffe van an<strong>de</strong>rs zijn wettelijke bevoegdheid te miskennen. Vooraleer daar aan toe te<br />
komen, moet <strong>de</strong> zaak opnieuw on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen die, rekening hou<strong>de</strong>nd met het gezag van gewijs<strong>de</strong> erga<br />
omnes van het vernietigingsarrest, tot een nieuw on<strong>de</strong>rzoek en besluit zal komen 38 .<br />
32<br />
Zie ook artikel 49, § 1, 5°, Vr.W. waaruit blijkt dat een vreem<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen kan wor<strong>de</strong>n erkend als vluchteling.<br />
33<br />
Zie ook <strong>de</strong> suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving, om <strong>de</strong>ze bedoeling beter te doen<br />
uitkomen door te preciseren dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> hoedanigheid van vluchteling of van persoon die <strong>de</strong> status<br />
subsidiaire rechtsbescherming geniet, kan ‘toekennen” of “weigeren”: Wetsontwerp tot hervorming van<br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van<br />
toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 323.<br />
34<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95.<br />
35<br />
Voor een toepassing, zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een<br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr.<br />
2479/001, 96 (i.c. : het niet-horen door <strong>de</strong> Commissaris-generaal omdat <strong>de</strong> oproeping aan het<br />
verkeer<strong>de</strong> adres werd toegestuurd. Aangezien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> geen on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid heeft, kan hij –<br />
indien hij dit gebrek niet kan “herstellen” (b.v. indien dui<strong>de</strong>lijk uit het dossier en/of <strong>de</strong> verklaringen ter<br />
terechtzitting blijkt dat het beroep moet wor<strong>de</strong>n aangenomen of verworpen of indien b.v. <strong>de</strong> verzoeker<br />
geen belang <strong>bij</strong> het beroep heeft) - <strong>bij</strong>gevolg zijn volle rechtsmacht niet uitoefenen en kan hij <strong>de</strong>rhalve<br />
niets an<strong>de</strong>rs doen dan vernietigingen en terugzen<strong>de</strong>n.<br />
36<br />
Voor een toepassing in <strong>de</strong> rechtspraak, zie Vaste Beroepscommissie, nr. 05-1200/annulation 001/cd, 6<br />
maart 2007.<br />
37<br />
Cfr. Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 96 en<br />
134. Omtrent <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid, zie infra.<br />
38<br />
Er mag wor<strong>de</strong>n aangenomen dat in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />
staatlozen een rechtsplicht tot han<strong>de</strong>len bestaat die inhoudt dat over het beroep uitspraak wordt gedaan.<br />
8
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
De annulatiebevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in het raam van <strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong> volle<br />
rechtsmacht is dui<strong>de</strong>lijk beperkter dan <strong>de</strong> klassieke annulatiebevoegdheid inzake<br />
bestuursgeschillen en <strong>de</strong> (gemeenrechtelijke) gron<strong>de</strong>n waarop die kan geschie<strong>de</strong>n (zie<br />
art. 39/2, § 2, Vr.W.). Bovendien raakt <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong>,<br />
zodat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ook steeds moet nagaan of hij toch niet zijn volheid van bevoegdheid kan<br />
uitoefenen (art. 39/76, § 1, eerste lid, Vr.W.) . 39 Partijen kunnen immers, <strong>bij</strong> miskenning<br />
van <strong>de</strong> bevoegdheidsregels, een cassatieberoep instellen. 40<br />
De annulatiebevoegdheid in zijn juiste wettelijke context geplaatst, lijkt het poneren dat<br />
<strong>de</strong> redactie van artikel 39/2 Vr.W. er op wijst dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet zou beschikken over volle<br />
rechtsmacht – maar veeleer zou moeten beschouwd wor<strong>de</strong>n als een soort van<br />
cassatierechter – omdat bepaal<strong>de</strong> “substantiële onregelmatighe<strong>de</strong>n” niet door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
kunnen wor<strong>de</strong>n hersteld (maar enkel tot annulatie kunnen lei<strong>de</strong>n) 41 , ons dan ook wat te<br />
kort door <strong>de</strong> bocht te zijn.<br />
b. Het vol beroep heeft een <strong>de</strong>volutieve en automatisch schorsen<strong>de</strong> werking 42<br />
13. Het (ontvankelijk) jurisdictioneel beroep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> heeft <strong>de</strong>volutieve werking en<br />
wordt in zijn geheel <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> aanhangig gemaakt 43 . Dit houdt in dat bevoegdheid van<br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in volle rechtsmacht niet beperkt is tot het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> (wettigheid) van<br />
<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing maar in wezen inhoudt dat <strong>de</strong> zaak is overgegaan met al <strong>de</strong><br />
feitelijke en juridische vragen die er mee samenhangen 44 . Het geschil wordt in zijn<br />
geheel aan een nieuw on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rworpen. De <strong>Raad</strong> spreekt zich – binnen <strong>de</strong><br />
aangehaal<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len zoals die zijn uiteengezet in het inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verzoekschrift 45 –<br />
opnieuw uit over <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak en niet enkel over <strong>de</strong> regelmatigheid of<br />
wettigheid van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. Zoals reeds is gesteld 46 , staat dus niet <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n weigeringsbeslissing centraal, maar wel het geschil.<br />
De bestre<strong>de</strong>n beslissing bindt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>bij</strong>gevolg niet : hij kan – zoals al is gesteld -<br />
bevestigen of hervormen op grond van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> en/of an<strong>de</strong>re motieven. Bij het<br />
uitoefenen van <strong>de</strong>ze bevoegdheid kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n en met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
appreciatiebevoegdheid beslissen als <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en<br />
Na vernietiging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing, komt <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />
staatlozen terug te staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze aanvaag en moet hij er opnieuw over beslissen, dit met<br />
inachtneming van het vernietigingsmotief (vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State : zie b.v. het<br />
princiepsarrest R.v.St., Van Bever, nr. 23.870, 10 januari 1984). De verplichting tot optre<strong>de</strong>n belet niet<br />
dat <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen zijn beoor<strong>de</strong>lingsvrijheid behoudt <strong>bij</strong><br />
het bepalen van <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> nieuwe beslissing (zie meer algemeen inzake <strong>de</strong> plicht van <strong>de</strong> <strong>overheid</strong><br />
na vernietiging, S. LUST, <strong>Raad</strong> van State. Af<strong>de</strong>ling administratie. Rechtsherstel door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />
Brugge, die Keure, 2000, 297-303.).<br />
39<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 97.<br />
40<br />
ibid. Daarom moet <strong>de</strong> rechter expliciet motiveren waarom hij <strong>de</strong> zaak niet ten gron<strong>de</strong> kan on<strong>de</strong>rzoeken<br />
(art. 39/79, § 2, Vr.W.).<br />
41<br />
In die zin doch o.i. ten onrechte : M. LEMMENS en J. ROGGEN, l.c., 20.<br />
42<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95<br />
(<strong>de</strong>volutieve werking) en 98 (schorsen<strong>de</strong> werking).<br />
43<br />
Ibid., 18 en 95 alsook het advies van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving (p. 321).<br />
44<br />
In die zin : Vaste Beroepscommissie, nr.06-4026/W12.454, 5 maart 2007 .<br />
45<br />
Art. 39/69 Vr.W. vereist immers dat het verzoekschrift een uiteenzetting van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len bevat.<br />
Immers het principe blijft dat het verzoekschrift <strong>de</strong> grenzen van het gerechtelijk <strong>de</strong>bat bepaalt. De<br />
rechter kan dus niet ultra petita oor<strong>de</strong>len : zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot<br />
oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer<br />
2005-2006, nr. 2479/001, 133.<br />
46<br />
zie supra randnr. 11.<br />
9
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
<strong>de</strong> staatlozen 47 . Zo belet b.v. <strong>de</strong> (rechtsgeldige) weigering van <strong>de</strong> erkenning van <strong>de</strong><br />
hoedanigheid van vluchteling door <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />
staatlozen <strong>bij</strong> gebrek aan me<strong>de</strong>werking in toepassing van artikel 57/10 Vr.W. niet dat <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> gegevens kan beoor<strong>de</strong>len 48 .<br />
De omstandigheid dat het beroep in zijn geheel aanhangig is <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> enerzijds en <strong>de</strong><br />
omstandigheid dat <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen<br />
verplicht is om (ambtshalve) na te gaan is of <strong>de</strong> asielaanvrager al dan niet in aanmerking<br />
komt om <strong>de</strong> status van subsidiaire bescherming te verkrijgen an<strong>de</strong>rzijds, impliceert o.i.<br />
dat een jurisdictioneel beroep tegen <strong>de</strong>ze beslissing van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen <strong>de</strong> asielaanvraag in <strong>de</strong> ruime betekenis - dit wil zeggen<br />
zowel in verband met <strong>de</strong> status van vluchteling als in verband met <strong>de</strong> status van<br />
subsidiaire bescherming – aanhangig maakt <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Deze asielaanvraag is niet<br />
splitsbaar, zodat een beroep dat zich beperkt tot <strong>de</strong> weigering tot toekenning van <strong>de</strong><br />
status van vluchteling (terwijl <strong>de</strong> status van subsidiaire rechtsbescherming werd<br />
toegekend) niet ontvankelijk is. De <strong>Raad</strong> is geadiëerd door het beroep <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
asielaanvraag in haar geheel, wat betekent dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zich – uiteraard binnen <strong>de</strong><br />
grenzen van het verzoekschrift en <strong>de</strong> daarin uiteengezette mid<strong>de</strong>len en feiten – moet<br />
uitspreken over <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />
staatlozen <strong>bij</strong> het toekennen van een subsidiaire beschermingsstatus <strong>de</strong> feiten juist heeft<br />
gekwalificeerd en beoor<strong>de</strong>eld. Is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van mening dat dit niet het geval is, dan kan<br />
hij beslissen <strong>de</strong> subsidiaire beschermingsstatus aan <strong>de</strong> verzoeker te ontnemen en niet<br />
toe te kennen 49 . Dit is o.i. geen zaak van ambtshalve aanvoeren van mid<strong>de</strong>len, maar het<br />
louter gevolg van <strong>de</strong> <strong>de</strong>volutieve kracht van het beroep dat betrekking heeft op een<br />
asielaanvraag en een beslissing die uitspraak doet over bei<strong>de</strong> statuten.<br />
14. De omstandigheid dat het beroep een <strong>de</strong>volutief karakter heeft, betekent niet dat <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> het gehele on<strong>de</strong>rzoek opnieuw overdoet. De <strong>Raad</strong> on<strong>de</strong>rwerpt het geschil – binnen<br />
<strong>de</strong> aangevoer<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> <strong>de</strong>snoods ambtshalve aan te voeren mid<strong>de</strong>len - in zijn<br />
geheel aan een nieuw on<strong>de</strong>rzoek dat gesteund is op het rechtsplegingdossier (d.i. het<br />
administratief dossier waarop <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />
staatlozen zich heeft gesteund om tot zijn beslissing te komen) te samen met <strong>de</strong><br />
procedurestukken ( het verzoekschrift en <strong>de</strong> er<strong>bij</strong> gevoeg<strong>de</strong> <strong>bij</strong>lagen, <strong>de</strong> nota van <strong>de</strong><br />
verweren<strong>de</strong> partij,..), 50 , <strong>de</strong> “nieuwe gegevens” in <strong>de</strong> zin van art. 39/76, § 1, Vr.W., <strong>de</strong><br />
antwoor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> partijen op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rvraging ter terechtzitting indien <strong>de</strong>ze<br />
noodzakelijk was (art. 14, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, PR RvV),… Bovendien staat o.i. het feit dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
geen on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid heeft – en dus geen on<strong>de</strong>rzoeksda<strong>de</strong>n zoals horen van<br />
getuigen, plaatsbezoeken, ambtelijke verzoeken tot informatie-inwinning <strong>bij</strong> an<strong>de</strong>re dan<br />
partijen, …. kan stellen – er niet aan <strong>de</strong> weg dat <strong>de</strong> feitelijke elementen die <strong>de</strong> partijen<br />
aanbrengen, door <strong>de</strong> rechter getoetst kunnen wor<strong>de</strong>n aan bronnen van algemene<br />
bekendheid 51 : <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen blijft o.i. binnen <strong>de</strong> perken van<br />
zijn bevoegdheid wanneer hij vaststelt dat <strong>de</strong> feiten waarop <strong>de</strong> verzoeker zich beroept<br />
geen steun vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze bronnen 52 .<br />
47 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95.<br />
48 In die zin Vaste Beroepscommissie, nr. 06-4601/W12.437, 16 maart 2007.<br />
49 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 18.<br />
50 Ibid., 96.<br />
51 Vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong> Vaste Beroepscommissie <strong>voor</strong> Vluchtelingen die<br />
stelt dat een rechter zijn beslissing steeds kan steunen op inlichtingen vervat in <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen<br />
toegankelijke informatie zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>af <strong>bij</strong> het dossier te moeten voegen (zie b.v. R.v.St., nr.<br />
171.464, 23 mei 2007.; R.v.St., nr. 132.008, 3 juni 2004; R.v.St., nr. 120.724, 18 juni 2003; R.v.St.,<br />
nr. 89471, 31 augustus 2000).<br />
52 Vergelijk het met <strong>de</strong> rechter die zijn beslissing ook mag steunen op niet-gepubliceer<strong>de</strong> rechtspraak<br />
(die is immers in het openbaar uitgesproken) en op wettelijke en reglementaire bepalingen die niet in het<br />
<strong>de</strong>bat waren (doch die overeenkomstig artikel 190 G.W. regelmatig bekend zijn gemaakt) : het recht<br />
10
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> op grond van <strong>de</strong> hem <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> feitelijke gegevens niet tot <strong>de</strong><br />
uitoefening van zijn volle rechtsmacht – hervormen dan wel bevestigen – komen, dan<br />
dient hij – in plaats van zelf op on<strong>de</strong>rzoek te gaan of dit te bevelen - <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing te vernietigen 53 . Wat dit betreft, moet er in <strong>de</strong> marge hiervan op gewezen<br />
wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> bewijsregels van <strong>de</strong> feiten die het <strong>voor</strong>werp van het geschil uitmaken, vrij<br />
zijn. 54 Gelet op het inquisitoriaal karakter van <strong>de</strong> rechtspleging, beantwoordt <strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> bewijslast evenmin aan <strong>de</strong> regels actor incumbit probatio en reus in<br />
excipiendo fit actor die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> burgerlijke rechter gel<strong>de</strong>n. Volgens <strong>de</strong> regels van het<br />
administratief procedurerecht, rust op <strong>de</strong>gene die een (asiel)aanvraag indient <strong>de</strong><br />
verplichting zijn volledige me<strong>de</strong>werking te verlenen aan het on<strong>de</strong>rzoek 55 . Zo komt <strong>de</strong><br />
asielzoeker die niet ingaat op een verzoek tot verhoor vanwege <strong>de</strong> Commissaris-generaal<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen tekort aan <strong>de</strong>ze plicht tot me<strong>de</strong>werking. Hieruit<br />
volgt dat, wanneer <strong>de</strong> verzoeker later <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bepaal<strong>de</strong> feiten aanvoert, het in<br />
strijd zou zijn met <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong>werkingplicht indien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> vernietiging zou bevelen<br />
ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen toe te laten<br />
over te gaan tot het verhoor van betrokkene 56 . Er an<strong>de</strong>rs over <strong>de</strong>nken, betekent dat <strong>de</strong><br />
Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen an<strong>de</strong>rmaal, maar nu <strong>bij</strong><br />
arrest, moet wor<strong>de</strong>n gelast met het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak - on<strong>de</strong>rzoek dat<br />
hij, toen het ogenblik daar<strong>voor</strong> was gekomen, niet heeft kunnen doen ingevolge het<br />
gebrek aan interesse van verzoeker. Een <strong>de</strong>rgelijke opdracht, die het normaal verloop<br />
van <strong>de</strong> procedure zou verstoren, kan niet wor<strong>de</strong>n gegeven terwille van een partij die zelf<br />
nagelaten heeft aan <strong>de</strong> procedure mee te werken 57 . De <strong>Raad</strong> zal zich <strong>de</strong>rhalve steunen<br />
in zijn besluitvorming op <strong>de</strong> gegevens vervat in het dossier zoals dit hier<strong>voor</strong> werd<br />
beschreven. Inzon<strong>de</strong>rheid zullen, <strong>bij</strong> gebrek aan na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, <strong>de</strong> (loutere)<br />
verklaringen van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij in casu geen bewijs van <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> feiten<br />
zijn 58 .<br />
15. Het jurisdictioneel beroep is automatisch schorsend. Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/70 Vr. W.<br />
kan, behou<strong>de</strong>ns mits toestemming van betrokkene, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong> het indien van het<br />
beroep vastgestel<strong>de</strong> termijn en tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek van dit beroep, ten aanzien van <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling geen enkele maategel tot verwij<strong>de</strong>ring van het grondgebied of terugdrijving<br />
gedwongen wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />
Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van een <strong>de</strong>rgelijke beslissing zal dan ook (kennelijk)<br />
onontvankelijk zijn : zij heeft immers geen nut want wat al is geschorst (krachtens <strong>de</strong><br />
wet of door <strong>de</strong> rechter) kan geen twee<strong>de</strong> maal geschorst wor<strong>de</strong>n 59 . A fortiori heeft een<br />
van ver<strong>de</strong>diging wordt niet miskend door <strong>de</strong> rechter die, uit eigen beweging, zijn beslissing op een<br />
reglementair besluit steunt, ook al zou dit niet aan het dossier van <strong>de</strong> rechtspleging zijn toegevoegd<br />
(Cass. 10 maart 1988, Arr. Cass. 1987-88, 910, Pas. 1988, I, 837 en R.W. 1988-89, 255). Ook dit zijn<br />
openbare akten waarop <strong>de</strong> rechter kan steunen indien die niet in het dossier rusten.<br />
53 Voor een toepassing, zie b.v. Vaste Beroepscommissie, nr. 05-1200/annulation001/cd, 6 maart 2007.<br />
54 Naar Belgisch recht bestaat er geen gereglementeerd bewijsstelsel. De geadiëer<strong>de</strong> rechter heeft ter<br />
zake een ruime appreciatiebevoegdheid van <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> stukken. In <strong>voor</strong>komend geval kan hij<br />
bovendien uitgaan van wettelijke vermoe<strong>de</strong>ns (b.v. art. 39/59 Vr.W.) of kan hij inlichtingen en<br />
beschei<strong>de</strong>n inwinnen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> partijen (art. 39/63 Vr.W.).<br />
55 Cfr. R.v.St., nr. 97.314, 19 juni 2001.<br />
56 In die zin : Vaste Beroepscommissie, nr. 06-4601/W12.437, 16 maart 2007.<br />
57 Vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong> sanctie <strong>bij</strong> gebrek aan me<strong>de</strong>werking (aan het<br />
auditoraat) : zie R.v.St., Sophie, nr. 101.253, 29 november 2001; R.v.St., nr. 132.477, 16 juni 2004.<br />
58 In die zin, Vaste Beroepscommissie, nr. 06-3871/W12.464, 29 maart 2007.<br />
59 Zie meer in het algemeen inzake het nut van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing indien <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing reeds is geschorst, inz. .G. DEBERSAQUES, “Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing” in 50 jaar <strong>Raad</strong> van State? G. BAETEMAN, G. DEBERSAQUES en M. VAN DAMME<br />
(eds.), Brugge, die Keure, 1998, (37) 79-88; G. DEBERSAQUES, "Over <strong>de</strong> schorsing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />
State van een reeds door <strong>de</strong> kort gedingrechter geschorste beslissing" (auditoraatsverslag <strong>bij</strong> R.v.St., nr.<br />
51657, 16 februari 1995), Recente Arresten van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, 1994, 323-324; G. DEBERSAQUES,<br />
"Wat is geschorst door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State kan geen twee<strong>de</strong> maal door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wor<strong>de</strong>n<br />
geschorst" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 87.741, 31 mei 2000), R.W., 2000-2001, 625-626.<br />
11
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid van een <strong>de</strong>rgelijke<br />
beslissing geen zin.<br />
3. Annulatiebevoegdheid en accessoire bevoegdhe<strong>de</strong>n<br />
a. Annulatiebevoegdheid<br />
16. Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/2, § 2, Vr.W. doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitspraak, <strong>bij</strong> wijze van arresten, als<br />
annulatierechter over <strong>de</strong> overige beroepen wegens overtreding van hetzij substantiële,<br />
hetzij op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vormen, overschrijding of afwending van<br />
macht. Deze annulatiebevoegdheid heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> inhoud en draagwijdte als die welke <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State heeft (art. 14, §§ 1 en 3 60 , R.v.St.-wet) zodat het volstaat naar die te<br />
verwijzen 61 .<br />
Op <strong>de</strong>ze annulatiebevoegdheid enten zich <strong>de</strong> accessoire bevoegdhe<strong>de</strong>n, te weten <strong>de</strong><br />
schorsingbevoegdheid en <strong>de</strong> bevoegdheid om <strong>voor</strong>lopige maatregelen te bevelen. Wat <strong>de</strong><br />
bevoegdheidsvraag in het schorsingscontentieux betreft, kan wor<strong>de</strong>n vastgesteld dat <strong>de</strong><br />
problematiek inzake <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich ter zake niet an<strong>de</strong>rs<br />
stelt dan in het vernietigingscontentieux 62 .<br />
17. Naar analogie met hetgeen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt 63 , kunnen o.i. uit artikel<br />
39/2 Vr. W., § 2, Vr.W. drie <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n afgeleid die cumulatief aanwezig<br />
moeten zijn opdat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bevoegd zou zijn om uitspraak te doen over een geschil dat<br />
hem in het annulatiecontentieux wordt <strong>voor</strong>gelegd:<br />
1° het beroep moet strekken tot <strong>de</strong> nietigverklaring wegens machtsoverschrijding van<br />
een administratieve rechtshan<strong>de</strong>ling. Deze vereiste houdt een wettelijke begrenzing in<br />
van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zitting hou<strong>de</strong>nd in het annulatiecontentieux, zodat ie<strong>de</strong>r<br />
verzoekschrift dat niet tot on<strong>de</strong>rwerp heeft een beroep tot nietigverklaring van een<br />
administratieve rechtshan<strong>de</strong>ling, niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> valt. In wezen<br />
houdt zij in dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, als rechter over <strong>de</strong> machtsoverschrijding, naar aanleiding van<br />
zijn wettigheidtoezicht op een hem <strong>voor</strong>geleg<strong>de</strong> bestuurshan<strong>de</strong>ling, enkel kan besluiten<br />
tot hetzij verwerping van het beroep, hetzij <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling.<br />
Toegepast in het contentieux betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van<br />
vreem<strong>de</strong>lingen, houdt zulks in dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zich onbevoegd dient te verklaren om een<br />
vreem<strong>de</strong>ling te machtigen in het Rijk te verblijven 64 . Om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in<br />
het raam van een annulatieberoep niet bevoegd een vreem<strong>de</strong>ling te erkennen als<br />
vluchteling. Het verzoek zulks te doen is niet ontvankelijk 65 ;<br />
60<br />
Zie inzake <strong>de</strong> bevoegdheid tot het vernietigen van <strong>de</strong> impliciete (weigerings)beslissing, infra, randr.<br />
19.<br />
61<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 18.<br />
62<br />
zie G. DEBERSAQUES, "Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een<br />
prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing",<br />
l.c., 42-46 en wat <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling (vanuit procedureel oogpunt) van <strong>de</strong> ontvankelijkheidsexcepties<br />
betreft, <strong>de</strong> p. 94-96.<br />
63<br />
W. LAMBRECHTS, Geschillen van bestuur, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1988, 180-181;<br />
P. LEWALLE, Contentieux administratif, Luik, Ed. Fac. Droit <strong>de</strong> Liège, 1997, 401; J. SALMON, Le Conseil<br />
d'Etat, I, Brussel, Bruylant, 1994, 220; G. DEBERSAQUES, "De rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
inzake <strong>de</strong> onteigening ten algemene nutte" T.B.P. 2000, 12. An<strong>de</strong>re auteurs hou<strong>de</strong>n een eigen in<strong>de</strong>ling<br />
aan : zie b.v. Les Novelles. Droit administratif, VI, v° Le Conseil d'Etat, Brussel, Larcier, 1975, nrs. 777<br />
e.v. en M. LEROY, Contentieux administratif, Brussel, Bruylant, 1996, p. 137 e.v.<br />
64<br />
Cfr. naar analogie <strong>voor</strong> wat inzake <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt : R.v.St., nr. 67.250, 2 juli 1997.<br />
65 Zie R.v.St., nr. 105.008, 21 maart 2002.<br />
12
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
2° <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n rechtshan<strong>de</strong>ling dient uit te gaan van een Belgische administratieve<br />
<strong>overheid</strong> 66 ;<br />
3° <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State mag niet zijn uitgesloten door <strong>de</strong> Grondwet -<br />
i.e. <strong>de</strong> problematiek van het juridisdictioneel pluralisme of <strong>de</strong> bevoegdheidsver<strong>de</strong>ling<br />
tussen <strong>de</strong> gewone en <strong>de</strong> administratieve rechtscolleges die terug te vin<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong><br />
artikelen 144, 145 en 146 G.W. 67 - of door <strong>de</strong> wetgever.<br />
18. Wat <strong>de</strong> uitsluiting door <strong>de</strong> wetgever van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen betreft, is ondanks <strong>de</strong> algemene termen waaron<strong>de</strong>r het<br />
genoem<strong>de</strong> artikel 39/2, § 2, Vr.W. <strong>de</strong> annulatiebevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> omschrijft, <strong>de</strong><br />
bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitgesloten - zelfs indien aan alle primaire<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 68 is voldaan - indien <strong>de</strong> wetgever een beroep heeft<br />
opengesteld <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gewone rechtbanken tegen <strong>de</strong> beslissing van <strong>de</strong> administratieve<br />
<strong>overheid</strong> 69 .<br />
19. De beslissingen, genomen op grond van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet waartegen <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> een annulatieberoep kan wor<strong>de</strong>n ingediend zijn inzon<strong>de</strong>rheid 70 :<br />
1° asielaanvragen ingediend door on<strong>de</strong>rdanen van een lidstaat van <strong>de</strong> Europese Unie;<br />
2° <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> minister of diens gemachtig<strong>de</strong> met betrekking tot <strong>de</strong><br />
zogenaam<strong>de</strong> Dublin-beslissingen (vaststellen van <strong>de</strong> Staat die het on<strong>de</strong>rzoek van een<br />
asielaanvraag moet doen);<br />
3° beslissingen genomen door <strong>de</strong> minister of zijn gemachtig<strong>de</strong> in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re geschillen<br />
(toegang/verblijf/vestiging/immigratie sensu lato);<br />
4° <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> minister of zijn gemachtig<strong>de</strong> om een latere asielaanvraag niet<br />
in aanmerking te nemen (art. 51/8, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.);<br />
Alhoewel art. 39/2, 2 Vr.W. niet verwijst naar <strong>de</strong> impliciete (weigerings)beslissing, sluit<br />
<strong>de</strong> algemeenheid van <strong>de</strong> bevoegdheid niet uit dat ook <strong>de</strong>ze impliciete beslissingen het<br />
<strong>voor</strong>werp kunnen uitmaken van een annulatie- en schorsings)vor<strong>de</strong>ring. Uit <strong>de</strong><br />
afwezigheid van een normatieve bepaling (vgl. met art. 14, § 3, R.v.St.-wet) die het<br />
stilzwijgen van het bestuur op een correct ingedien<strong>de</strong> aanvraag gelijkstelt met <strong>de</strong><br />
verwerping van die aanvraag (i.e. <strong>de</strong> zgn. “impliciete weigeringsbeslissing”) mag niet<br />
wor<strong>de</strong>n afgeleid dat een <strong>de</strong>rgelijke beslissing niet vatbaar <strong>voor</strong> annulatie (en schorsing)<br />
zou zijn. Voor <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r het stilzwijgen kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als een<br />
afwijzen<strong>de</strong> beslissing, kan teruggegrepen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> beslissingscriteria die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State ter zake hanteer<strong>de</strong> om te besluiten tot het bestaan van een impliciet<br />
afwijzen<strong>de</strong> beslissing <strong>voor</strong>dat <strong>bij</strong> wet van 3 juni 1971 71 met artikel 14, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid (thans<br />
art. 14, § 3) R.v.St.-wet een wettelijke constructie van <strong>de</strong> fictieve weigeringsbeslissing<br />
werd bepaald. Deze criteria zijn : het bestuur moet verplicht zijn om te beschikken op<br />
66<br />
In navolging van bepaal<strong>de</strong> auteurs (zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, <strong>Raad</strong> van State.<br />
Ontvankelijkheid in Administratieve rechtsbibliotheek, Brugge, die Keure, 1996., p. 7, nr. 2; J. FALYS,<br />
La recevabilité <strong>de</strong>s recours en annulation <strong>de</strong>s actes administratifs, Brussel, Larcier, 1975, p. 21-22, nr. 3;<br />
W. LAMBRECHTS, o.c., 180-181 en J. SALMON, o.c., 222) beschouwen wij <strong>de</strong>ze vereiste als een<br />
bevoegdheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, niet als een ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> die verband houdt met het <strong>voor</strong>werp<br />
van het beroep.<br />
67<br />
I.e. <strong>de</strong> hele "juridische metafysica" (Cf. E. LANCKSWEERDT, Het administratief kort geding,<br />
Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p. 218, nr. 455) ter zake die in wezen op<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze geldt als inzake <strong>de</strong> bevoegdheid in volle rechtsmacht. Verwezen wordt naar hetgeen<br />
hier<strong>voor</strong> is uiteengezet.<br />
68<br />
Voor dit begrip, zie inz. J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., 2.<br />
69<br />
Zie supra randnr. 7.<br />
70<br />
Zie advies van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving, Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />
State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St.<br />
Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001, 321.<br />
71<br />
Wet van 3 juni 1971 tot wijziging van <strong>de</strong> wetten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, B.S. 19 juni 1971.<br />
13
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
een daartoe correct ingedien<strong>de</strong> aanvraag en het stilzwijgen van het bestuur moet<br />
‘langdurig’ en ‘omstandig’ zijn 72 .<br />
b. De vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> beslissing<br />
(1) Alle vernietigbare han<strong>de</strong>lingen zijn vatbaar <strong>voor</strong> schorsing<br />
20. Artikel 39/82, § 1, Vr.W. bepaalt – op gelijke wijze als 17 R.v.St.-wet - dat <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> bevoegd is om <strong>de</strong> schorsing te gelasten van <strong>de</strong> uitvoering van een door hem<br />
vernietigbare han<strong>de</strong>ling. Artikel 39/84 Vr.W. geeft - op gelijke wijze als artikel 18<br />
R.v.St.-wet - eveneens een exclusieve bevoegdheid aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> om, <strong>bij</strong> <strong>voor</strong>raad, “alle<br />
nodige maatregelen (te) bevelen om <strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> partijen of van <strong>de</strong> personen die<br />
belang hebben <strong>bij</strong> <strong>de</strong> oplossing van <strong>de</strong> zaak veilig te stellen, met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />
maatregelen die betrekking hebben op <strong>de</strong> burgerlijke rechten” 73 .<br />
Uit artikel 39/82 Vr.W. volgt dat <strong>de</strong> schorsingsbevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wordt bepaald<br />
door <strong>de</strong> bevoegdheid tot het vernietigen van <strong>de</strong> beslissing waarvan <strong>de</strong> schorsing wordt<br />
gevor<strong>de</strong>rd 74 . Aangezien <strong>de</strong> schorsingsbevoegdheid het accessorium is van het beroep tot<br />
nietigverklaring, kan in beginsel wor<strong>de</strong>n verwezen naar <strong>de</strong> overeenkomstige regels die<br />
gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wat het beroep tot<br />
nietigverklaring betreft. Concreet houdt zulks in dat <strong>voor</strong> alle beslissingen in het<br />
vreem<strong>de</strong>lingencontentieux die vatbaar zijn <strong>voor</strong> vernietiging, <strong>de</strong> schorsing van <strong>de</strong><br />
tenuitvoerlegging kan wor<strong>de</strong>n gevor<strong>de</strong>rd. Ook (impliciete of fictieve 75 ) en expliciete 76 )<br />
weigeringsbeslissingen zijn <strong>de</strong>rhalve vatbaar <strong>voor</strong> schorsing<br />
Wegens <strong>de</strong> ruime bevoegdhe<strong>de</strong>n die aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn gegeven zowel wat <strong>de</strong> schorsing<br />
als wat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige maatregelen betreft, hebben <strong>de</strong> beroepsmogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong><br />
artikelen 39/82 en 39/84 Vr.W. bie<strong>de</strong>n een gevolg dat equivalent is aan dat van het<br />
gewone kort geding 77 .<br />
72 Zie <strong>voor</strong> een analyse van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, I. OPDEBEEK, <strong>Rechtsbescherming</strong> tegen het stilzitten<br />
van het bestuur, Brugge, die Keure, 1992, 249-252. Zie ook RVV, nr. 2, 8 juni 2007, overw. 3.2..<br />
73 Grondwettelijk Hof, nr. 20/93, 4 maart 1993, T.V.R., 1993, 14, noot M.-C. FOBLETS, overweg. B.3.9.<br />
74 Cf. LEWALLE, P., Le référé administratif, Luik, Ed. coll. Sc. Fac. Dr. Liège, 1993, 93; G.<br />
DEBERSAQUES, Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facieon<strong>de</strong>rzoek<br />
van <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing", l.c., 42.<br />
75 Zie wat <strong>de</strong> ficitieve weigeringsbeslissingen betreft en <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>eldheid die ter zake bestond in <strong>de</strong><br />
rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inz. J. BAERT en G. DEBERSAQUES, “Fictieve weigeringsbeslissingen<br />
zijn vatbaar <strong>voor</strong> schorsing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State” (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 56.258, 17 november<br />
1995), R.W. 1995-96, 988-989; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,, 11. Uitein<strong>de</strong>lijk heeft het<br />
Grondwettelijk Hof <strong>de</strong> knoop doorgehakt (nr. 191/2004 van 24 november 2004 en <strong>de</strong> lezing dat een<br />
impliciete weigeringsbeslissing niet vatbaar <strong>voor</strong> schorsing zou zijn, naar <strong>de</strong> (juridische) prullenmand<br />
verwezen. Aansluitend hier<strong>bij</strong> werd <strong>bij</strong> wet van 15 september 2006 (B.S. 6 oktober 2006) artikel 14, § 1<br />
R.v.St.-wet in die zin aangepast. Er is geen re<strong>de</strong>n om wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
betreft, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> lezing van het Grondwettelijk Hof, niet <strong>bij</strong> te tre<strong>de</strong>n.<br />
76 Sinds het princiepsarrest R.v.St., Anciaux Henry <strong>de</strong> Faveux en cst., nr. 34.018 van 8 februari 1990<br />
wordt algemeen aangenomen dat expliciete weigeringsbeslissingen vatbaar zijn <strong>voor</strong> schorsing. Na enige<br />
discussie ter zake in rechtsleer en rechtspraak (zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> standpunten, G. DEBERSAQUES, “Knelpunten<br />
in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing", l.c., 51- 56) werd dit dominante<br />
standpunt <strong>bij</strong>getre<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> algemene verga<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State : R.v.St., alg. verg., nr.<br />
80.941, 14 juni 1999, R.W. 1999-2000, 673, noot G. DEBERSAQUES, “Alle weigeringsbeslissingen zijn<br />
vatbaar <strong>voor</strong> schorsing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State !).<br />
77 Cf. Grondwettelijk Hof, nr. 20/93, 4 maart 1993, over. B.3.11. In <strong>de</strong>ze zaak verweten <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong><br />
partijen immers dat het toenmalige en thans opgeheven artikel 70bis Vr.W. een discriminatie in het leven<br />
riep in zoverre het sommige vreem<strong>de</strong>lingen toestaat een rechterlijk beroep uit te oefenen tegen een<br />
beslissing van <strong>de</strong> (toenmalige) Minister van Justitie terwijl an<strong>de</strong>re vreem<strong>de</strong>lingen elk beroep op een<br />
gerecht van <strong>de</strong> rechterlijke or<strong>de</strong> wordt ontzegd.<br />
14
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
21. Artikel 39/82, § 1, eerste lid, Vr.W. bepaalt bovendien dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> als enige <strong>de</strong><br />
schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>voor</strong> vernietiging vatbare han<strong>de</strong>ling kan bevelen.<br />
Een i<strong>de</strong>ntieke bepaling is vervat in artikel 17, § 1, R.v.St.-wet. Over <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong><br />
juiste draagwijdte van <strong>de</strong> laatstgenoem<strong>de</strong> bepaling en inzon<strong>de</strong>rheid over <strong>de</strong> vraag of<br />
<strong>de</strong>ze bepaling <strong>de</strong> parallelle bevoegdheid van <strong>de</strong> gewone rechter uitsluit, is wat <strong>de</strong> gelijke<br />
bepaling uit <strong>de</strong> R.v.St.-wet betreft, reeds heel wat inkt gevloeid 78 . De huidige status<br />
questiones wordt door D. LINDEMANS, na on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> rechtspraak ter zake van het<br />
Hof van Cassatie 79 , o.i. treffend als volgt samengevat 80 : <strong>de</strong> rechtspraak van het Hof van<br />
Cassatie sluit een parallelle 81 bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> burgerlijke kort-<br />
gedingrechter niet uit in geschillen waarin administratieve beslissingen in betwisting<br />
zijn 82 . Alhoewel het criterium van het rechtstreeks en werkelijk <strong>voor</strong>werp van <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring niet bepaald dui<strong>de</strong>lijk is ter bepaling van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n bevoegdhe<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> burgerlijke rechter 83 , kan in <strong>de</strong> huidige stand van <strong>de</strong><br />
rechtspraak van het Hof van Cassatie het volgen<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n gesteld : zowel een schorsingsberoep<br />
<strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State als <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gewone kort gedingrechter zullen meestal<br />
mogelijk zijn wanneer <strong>de</strong> verzoeker-eiser optreedt tegen <strong>de</strong> begunstig<strong>de</strong> van een<br />
zogenoem<strong>de</strong> "permissieve akte". Dit zal veel min<strong>de</strong>r het geval zijn wanneer hij optreedt<br />
tegen <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> zelf, die te zijn opzichte een verplichting miskent. Beantwoordt die<br />
precieze verplichting aan een subjectief recht in zijnen hoof<strong>de</strong>, en beroept hij zich op <strong>de</strong><br />
schending van <strong>de</strong> regel die <strong>de</strong>ze verplichting instelt, dan is <strong>de</strong> burgerlijke rechter<br />
exclusief bevoegd. Is dit niet het geval, dan is enkel <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State bevoegd 84 .<br />
Deze analyse is o.i. - in principe - op onverkorte wijze van toepassing inzake <strong>de</strong> parallelle<br />
bevoegdheid van <strong>de</strong> kort geding rechter en <strong>de</strong> administratieve kort gedingrechter die <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> is.<br />
22. In principe geldt het hier<strong>voor</strong> geschetste beginsel van het dualisme - zowel <strong>de</strong><br />
gewone rechter als <strong>de</strong> administratieve rechter kunnen zich, ie<strong>de</strong>r binnen zijn eigen<br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n, uitspreken over een geschil - ook in het contentieux in<br />
vreem<strong>de</strong>lingenzaken 85 .<br />
78<br />
Zie <strong>voor</strong> een stand van zaken, D. D’HOOGHE en L. SCHELLEKENS, “De interferentie tussen<br />
kortgedingprocedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en gerechtelijke procedures <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re rechtsmachten”<br />
in G. DEBERSAQUES, M. VAN DAMME, S. DE CLERCQ en G. LAENEN, <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State. 15 jaar procedurele vernieuwing, o.c., 221- 253, inz. 226-229. Zie ook supra, noot 59.<br />
79<br />
Inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong> arresten Cass., 15 oktober 1993, Arr. Cass. 1993, 841, concl. adv.-gen. L. D'HOORE,<br />
Pas. 1993, I, 828, R.W., 1993-94, 711, concl. adv.-gen. L. D'HOORE, J.T. 1994, 452, Rec. Cass. 1993,<br />
231, noot E. LANCKSWEERDT; Cass., 14 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 44, concl. adv.-gen. L.<br />
D'HOORE; Cass., 17 november 1994, Arr. Cass. 1994, 979, Pas. 1994, 957, concl. B. JANSSENS DE<br />
BISTHOVEN, P&B 1995, 3, A.J.T. 1995-96, noot M. BOES, J.L.M.B. 1995, 43, Journal <strong>de</strong>s Proc s 20<br />
januari 1995, noot F. TULKENS, J.T. 1995, 316, noot B. HAUBERT; Cass., 25 april 1996, R.W. 1996-97,<br />
432.<br />
80<br />
D. LINDEMANS, "Cumulatie van administratief en civiel kort geding", l.c., 325-326 en 337.<br />
81<br />
D. VAN HEUVEN en F. VAN VOLSEM (l.c., 341, noot 9) wijzen er o.i. terecht op dat het beter is te<br />
spreken van parallelle bevoegdhe<strong>de</strong>n in plaats van concurreren<strong>de</strong> bevoegdhe<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong>ze laatsten<br />
<strong>de</strong> bevoegdhe<strong>de</strong>n zijn die <strong>de</strong> ene rechter kan uitoefenen zolang <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re rechter dit niet doet. In<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin : M. LEROY, o.c., 631.<br />
82<br />
Deze auteur on<strong>de</strong>rzoekt ook <strong>de</strong> argumenten van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs van een parallelle bevoegdheid (D.<br />
LINDEMANS, "Cumulatie van administratief en civiel kort geding", l.c., 334-335). Hijzelf stelt dat <strong>de</strong><br />
parallelle bevoegdheid <strong>de</strong> rechtsbescherming versterkt en dat misbruiken moeten wor<strong>de</strong>n beteugeld op<br />
een an<strong>de</strong>re wijze dan door het toewijzen van exclusieve rechtsmacht, <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld door een grondige<br />
analyse van <strong>de</strong> rechtsgevolgen van <strong>de</strong> verschei<strong>de</strong>ne uitspraken (l.c., 336).<br />
83<br />
Deze auteur pleit dan ook <strong>voor</strong> een wet ter uitvoering van artikel 160 G.W. die meer klaarheid moet<br />
kunnen brengen : Ibid., 335.<br />
84<br />
Voor <strong>de</strong> praktische gevolgen van <strong>de</strong>ze (grond)wettelijke mogelijkheid tot "forum-shopping" en<br />
inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong> weerslag van een vonnis van <strong>de</strong> kort gedingrechter op <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
aanhangige schorsingsvor<strong>de</strong>ring en vice versa, zie inz. G. DEBERSAQUES, Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing", l.c. 45-46.<br />
85<br />
Cf. J. JAUMOTTE (l.c., 234) en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtsleer.<br />
15
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
In <strong>de</strong> rechtspraktijk evenwel, zal, gelet op het bepaal<strong>de</strong> in artikel 63, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.,<br />
nog eer<strong>de</strong>r in zeer beperkte mate een beroep kunnen wor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong> kort<br />
gedingrechter. Op grond van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> bepaling zijn immers <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
administratieve beslissingen uitdrukkelijk uitgesloten van een vor<strong>de</strong>ring in kort geding op<br />
grond van artikel 584 Ger. W. : <strong>de</strong> terugdrijving (art. 3 Vr.W.), het bevel om het<br />
grondgebied te verlaten (art. 7 Vr.W.), <strong>de</strong> weigering van het recht op verblijf (art. 11<br />
Vr.W.), <strong>de</strong> weigering van het recht op terugkeer (art. 19 Vr.W.). Gelet op <strong>de</strong>ze uitsluiting<br />
van het gerechtelijk kort geding ten opzichte van <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> maatregelen, en op <strong>de</strong><br />
hier<strong>voor</strong> toegelichte annulatie- en schorsingbevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, mag wor<strong>de</strong>n<br />
besloten dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> gemeenrechtelijke rechter is om kennis te nemen van beroepen,<br />
zowel tot schorsing als ten principale, tegen elke maatregel tot verwij<strong>de</strong>ring van het<br />
grondgebied waartoe besloten is met toepassing van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet. Zelfs indien<br />
het beroep in werkelijkheid gaat om <strong>de</strong> erkenning van een subjectief recht dat in <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingenwet besloten ligt, waardoor het een recht wordt van politieke aard, of<br />
wanneer het rechtstreeks en werkelijke on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring is, het laten<br />
vaststellen van het bestaan van een subjectief, burgerlijk of politiek recht, of het laten<br />
veilig stellen van <strong>de</strong> inachtneming van zulk een recht, zal <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> kort<br />
gedingrechter in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux beperkt zijn 86 . Gelet op uitsluiting van <strong>de</strong><br />
rechtsmacht van <strong>de</strong> kort gedingrechter die <strong>bij</strong>na allesomvattend is wat <strong>de</strong> beslissingen<br />
betreft op grond van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet, zal dus in essentie moeten bepaald wor<strong>de</strong>n<br />
of het werkelijke <strong>voor</strong>werp van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring betrekking heeft op een burgerlijk subjectief<br />
recht in <strong>de</strong> zin van artikel 144 G.W. of op een politiek subjectief recht <strong>voor</strong>tvloeiend uit<br />
een an<strong>de</strong>re wet dan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet en waarvan <strong>de</strong> betwisting door <strong>de</strong> wetgever op<br />
grond van artikel 39/2 Vr. W. niet aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is opgedragen, in welke gevallen <strong>de</strong> kort<br />
87 88.<br />
gedingrechter (nog) bevoegd zal zijn<br />
(2). De enige uitzon<strong>de</strong>ring : artikel 51/8 Vr.W.<br />
22. Lui<strong>de</strong>ns artikel 51/8, Vr.W., kan <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken, of diens<br />
gemachtig<strong>de</strong>, beslissen <strong>de</strong> asielaanvraag niet in aanmerking te nemen wanneer <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>heen reeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanvraag heeft ingediend <strong>bij</strong> een door <strong>de</strong> Koning<br />
aangedui<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> in uitvoering van artikel 50, eerste lid, Vr.W. en hij geen nieuwe<br />
gegevens aanbrengt dat er, wat hem betreft, ernstige aanwijzingen bestaan van een<br />
gegron<strong>de</strong> vrees <strong>voor</strong> vervolging in <strong>de</strong> zin van het Verdrag van Genève zoals bepaald in<br />
artikel 48/3 Vr.W., of ernstige aanwijzigingen bestaan van een reëel risico op ernstige<br />
scha<strong>de</strong> bepaald in artikel 48/4 Vr.W. De nieuwe gegevens 89 moeten betrekking hebben<br />
86 Cf. <strong>Raad</strong> van State. Openbaar verslag over het gerechtelijk jaar 1994-1995, <strong>Raad</strong> van State van<br />
België, 261; J. JAUMOTTE, 243 en 245, die er terecht op wijst, aan <strong>de</strong> hand van een <strong>bij</strong>gevoeg<strong>de</strong> tabel<br />
die het toepasselijke wettelijke ka<strong>de</strong>r schetst (p. 257) "qu’ il ne peut (...) être utilement renvoyé à un<br />
jugement ou à un arrêt <strong>de</strong>s cours et tribunaux en la matière qu’après savoir pris soin <strong>de</strong> replacer (...)<br />
ledit arrêt ou jugement dans le cadre législatif qui trouvait à s’appliquer à l’époque à laquelle il a été<br />
prononcé". Niet alle auteurs maken dit (terechte) genuanceer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheid <strong>bij</strong> het dui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kort gedingrechter.<br />
87 D. VAN HEULE, Vluchtelingen. Een overzicht, Gent, Mys & Breesch, 1998, p. 191, nr. 468.<br />
88 Eén en an<strong>de</strong>r sluit evenwel niet uit dat rechtspraak ter zake van <strong>de</strong> kort gedingrechter niet<br />
eenslui<strong>de</strong>nd is : zie b.v. <strong>de</strong> door J. JAUMOTTE in noot 114 (l.c. 245) aangehaal<strong>de</strong> uiteenlopen<strong>de</strong><br />
rechtspraak. Zie ook <strong>de</strong> toepassingen opgesomd in D. VAN HEULE, o.c. 190-191 en L. DENYS,<br />
"Rechtsmid<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet" in Migratie en migrantenrecht, 6, D. CUYPERS, B. HUBEAU en<br />
M.-C. FOBLETS (eds.), 2001, o.c., (111) 213-215, waar<strong>bij</strong> wel rekening moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met het<br />
op het ogenblik van <strong>de</strong> uitspraak gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wettelijke ka<strong>de</strong>r ter zake (zie J. JAUMOTTE, l.c., 257). Ad<strong>de</strong><br />
b.v. Voorz. Rb. Brussel, 23 januari 2002, A.R. nr. 2001/1439/C inzake G. En S. T./B.S., onuitgeg. (geen<br />
rechtsmacht om een weigering tot inoverwegingname en het bevel om het grondgebied te verlaten te<br />
schorsen totdat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich heeft uitgesproken over <strong>de</strong> aanhangige annulatieberoepen).<br />
89 Het loutere feit dat <strong>de</strong> asielaanvrager <strong>de</strong>ze gegevens niet kon aanbrengen noch vermel<strong>de</strong>n in zijn<br />
eerste asielaanvraag lijkt op zich alleen niet te doen aannemen dat <strong>de</strong>ze gegevens "nieuwe gegevens"<br />
zijn in <strong>de</strong> zin van het artikel 51/8 Vr.W. (R.v.St., nr. 95156, 3 mei 2001). Bovendien mag niet uit het oog<br />
wor<strong>de</strong>n verloren dat <strong>de</strong> aangebrachte nieuwe gegevens bovendien moeten doen blijken dat er, wat <strong>de</strong><br />
16
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
op feiten of situaties die zich hebben <strong>voor</strong>gedaan na <strong>de</strong> laatste fase in <strong>de</strong> procedure<br />
waarin <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling ze had kunnen aanbrengen.<br />
Uit <strong>de</strong> parlementaire <strong>voor</strong>bereiding van <strong>de</strong>ze bepaling blijkt dat zij beoogt een specifieke<br />
vorm van misbruik van procedure, het systeem van herhaal<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntieke<br />
vluchtelingenverklaringen, uit te schakelen, m.n. "te vermij<strong>de</strong>n dat een vreem<strong>de</strong>ling zijn<br />
verblijf op een kunstmatige wijze verlengt door <strong>voor</strong> een twee<strong>de</strong> of volgen<strong>de</strong> keer een<br />
aanvraag in te dienen, nadat een afgesloten on<strong>de</strong>rzoek heeft aangetoond dat hij niet in<br />
aanmerking komt <strong>voor</strong> erkenning als vluchteling of <strong>voor</strong> <strong>de</strong> status van subsidiaire<br />
rechtsbescherming. Het gaat dus om vreem<strong>de</strong>lingen die vroeger reeds een aanvraag<br />
had<strong>de</strong>n ingediend en die <strong>de</strong> mogelijkheid hebben gehad om tegen een weigering in<br />
beroep te gaan. De weigering overeenkomstig artikel 51/8 kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als<br />
een weigering om een zaak met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> partijen en met hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werp een twee<strong>de</strong><br />
keer te on<strong>de</strong>rzoeken 90 . Een eventueel twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanvraag kan<br />
wor<strong>de</strong>n afgewezen, zon<strong>de</strong>r dat hiermee aan <strong>de</strong> betrokkene het recht op een effectief<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l ontzegd wordt " 91 .<br />
23. Artikel 51/8, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W. zoals geïnterpreteerd door het Grondwettelijk Hof<br />
wat <strong>de</strong> (i<strong>de</strong>ntieke) bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betrof, 92 sluit o.i. <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uit tegen een beslissing om <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong> vluchtelingenverklaring<br />
niet in aanmerking te nemen in <strong>de</strong> gevallen waarin <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling 93 :<br />
a) reeds vroeger een verklaring om zich als vluchteling te laten erkennen heeft afgelegd,<br />
verklaring die na on<strong>de</strong>rzoek niet in aanmerking is genomen; en<br />
b) <strong>de</strong> mogelijkheid heeft gehad om tegen die weigering in beroep te gaan en alle<br />
rechtsmid<strong>de</strong>len uit te putten; en<br />
c) een i<strong>de</strong>ntieke verklaring aflegt zon<strong>de</strong>r enig nieuw gegeven aan te voeren, waar<strong>bij</strong><br />
nieuwe gegevens in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong>ze wetsbepaling zijn gegevens die “betrekking hebben<br />
op feiten of situaties die zich hebben <strong>voor</strong>gedaan na <strong>de</strong> laatste fase in <strong>de</strong> procedure<br />
waarin <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling ze had kunnen aanbrengen”.<br />
De basisregel is dat DVZ slechts toepassing mag maken van artikel 51/8 Vr.W. indien <strong>de</strong><br />
aangehaal<strong>de</strong> gegevens niet nieuw zijn. De DVZ mag zich dus, <strong>bij</strong> een toepassing van<br />
artikel 51/8 Vr.W., niet uitspreken over <strong>de</strong> geloofwaardigheid van <strong>de</strong> gegevens of <strong>de</strong>ze<br />
beoor<strong>de</strong>len in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Conventie van Genève of <strong>de</strong> subsidiaire<br />
asielaanvrager betreft, ernstige aanwijzingen bestaan van een gegron<strong>de</strong> vrees <strong>voor</strong> vervolging in <strong>de</strong> zin<br />
van het Verdrag betreffen<strong>de</strong> het vluchtelingen statuut. Voor het on<strong>de</strong>rscheid met het begrip “nieuwe<br />
gegevens” in <strong>de</strong> zin van artikel art. 39/76, §1 zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en<br />
tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer<br />
2005-2006, nr. 2479/001, 97; Zie ook RvV, nr. 133, arrest van 16 juni 2007, overweg. 3.2.2.<br />
90 Vanuit het algemeen bestuursrecht is een bevestigen<strong>de</strong> beslissing nooit vatbaar <strong>voor</strong> annulatieberoep<br />
en dus ook niet <strong>voor</strong> een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing : zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 13<br />
91 Memorie van toelichting, Parl. St. Senaat 1992-93, nr. 555-1, 9; R.v.St., nr. 92647, 25 januari 2001.<br />
92 M.n. rechtsoverweging B.5.8.1 van het het arrest nr. 61/94 van 14 juli 1994, T.V.R. 1994, 179, noot<br />
M. VAN DE PUTTE, Rev. Dr. Étr. 1994, 548, noot J. CARLIER en D. VAN HEULE, J.L.M.B. 1995, 1396,<br />
noot D. RENDERS, overw. B.5.8.1.; Grondwettelijk Hof, nr. 83/94, 1 <strong>de</strong>cember 1994, overw. B.6.;<br />
Grondwettelijk Hof, nr. 21/2001, 1 maart 2001, overw. B.3.4.<br />
93 Zie ook G. DE MOFFARTS, "De opschortingbevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in geval van een<br />
nieuwe aanvraag tot erkenning van <strong>de</strong> hoedanigheid van vluchteling" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 56.999, 13<br />
<strong>de</strong>cember 1995), T.V.R. 1996, 37-38; F. BERNARD, "La procédure belge <strong>de</strong> reconnaissance <strong>de</strong> la qualité<br />
<strong>de</strong> refugié à l’épreuve <strong>de</strong> la censure du Conseil d’Etat. Examen <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>nce 1994-1998)", Rev. Dr.<br />
Etr. 1998, (603), 610-613. De betrokken vreem<strong>de</strong>ling blijft aldus uit <strong>de</strong> asielprocedure en kan het<br />
<strong>voor</strong>werp uitmaken van een verwij<strong>de</strong>ringsmaatregel (D. VAN HEULE, o.c., 91).<br />
17
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
rechtsbescherming 94 . De betrokken vreem<strong>de</strong>ling blijft aldus uit <strong>de</strong> asielprocedure en kan<br />
het <strong>voor</strong>werp uitmaken van een verwij<strong>de</strong>ringsmaatregel 95 .<br />
Als <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling "nieuwe gegevens" aanvoert ter on<strong>de</strong>rbouwing van <strong>de</strong><br />
nieuwe asielaanvraag en DVZ weigert <strong>de</strong>ze nieuwe asielaanvraag in overweging te<br />
nemen, dan is een schorsing van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n maatregel door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> dan wel<br />
mogelijk.<br />
Artikel 51/8 Vr.W. bepaling voert aldus, lui<strong>de</strong>ns het Grondwettelijk Hof 96 , een specifiek<br />
geval in waarin <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> (van State) niet ontvankelijk is.<br />
24. Naar analogie met <strong>de</strong> vroegere rechtspraak van het Grondwettelijk Hof 97 , zal <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
<strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, alvorens <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet ontvankelijk te<br />
verklaren, nagaan of <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n met betrekking tot die grond van nietontvankelijkheid<br />
zijn vervuld 98 . Dit houdt in <strong>de</strong> praktijk in dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, alvorens <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring als niet ontvankelijk te verwerpen, toezicht zal hou<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling door<br />
<strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> van <strong>de</strong> elementen die <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling <strong>bij</strong> zijn twee<strong>de</strong> of<br />
opvolgen<strong>de</strong> vluchtelingenverklaring <strong>voor</strong>legt 99 . De exceptie van onontvankelijkheid<br />
wegens onbevoegdheid is <strong>de</strong>rhalve verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ernst van het aangevoer<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>l 100 . Dit impliceert op haar beurt dat <strong>de</strong> verzoeker, opdat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zich bevoegd zou kunnen verklaren om <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing te on<strong>de</strong>rzoeken, minstens een mid<strong>de</strong>l aanvoert waarin hij <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke<br />
onwettigheid van <strong>de</strong> beslissing - b.v. schending van artikel 51/8 Vr.W., van <strong>de</strong> materiële<br />
motiveringsplicht, - aanvecht en <strong>de</strong>rhalve betwist dat <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> ten<br />
onrechte <strong>de</strong> door hem aangevoer<strong>de</strong> "nieuwe gegevens" buiten beschouwing heeft<br />
gelaten. Wordt dit mid<strong>de</strong>l ernstig bevon<strong>de</strong>n, dan is <strong>de</strong> exceptie van onbevoegdheid niet<br />
gegrond en kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> - indien <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn vervuld - <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n weigeringsbeslissing schorsen 101 . In het an<strong>de</strong>re geval is <strong>de</strong> exceptie gegrond<br />
en is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet bevoegd 102 . Voert <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
daarentegen geen mid<strong>de</strong>l aan waarin hij betwist dat <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> ten<br />
onrechte <strong>de</strong> door hem aangevoer<strong>de</strong> "nieuwe gegevens" buiten beschouwing heeft gelaten<br />
- b.v. een schending van een externe onwettigheid of van een an<strong>de</strong>re bepaling of<br />
algemeen rechtsbeginsel - dan zal <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring als niet ontvankelijk wor<strong>de</strong>n verworpen,<br />
vermits <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> aldus niet wordt uitgenodigd 103 vast te stellen of <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong><br />
94 R.v.St.. nr. 65.692, 7 maart 1997; R.v.St, nr. 88.870, 11 juli 2000; De stelling dat DVZ zich toch soms<br />
zal uitspreken over <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> asielaanvraag (in die zin M. LEMMENS en J. ROGGEN, l.c., 12) lijkt<br />
ons dan ook onterecht.<br />
95 D. VAN HEULE, o.c., 91. Voor een eerste toepassing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zie<br />
RvV, nr. 133, 16 juni 2007, overweg. 3.2.2.<br />
96 Grondwettelijk Hof, nr. 61/94 van 14 juli 1994, T.V.R. 1994, 179, noot M. VAN DE PUTTE, Rev. Dr.<br />
Étr. 1994, 548, noot J. CARLIER en D. VAN HEULE, J.L.M.B. 1995, 1396, noot D. RENDERS, overw.<br />
B.5.8.1.; Grondwettelijk Hof, nr. 83/94, 1 <strong>de</strong>cember 1994, overw. B.6., Grondwettelijk Hof, nr. 21/2001,<br />
1 maart 2001, overw. B.3.4.<br />
97 ibid.<br />
98 Ibid. Binnen <strong>de</strong>ze perken achtte het Grondwettelijk hof in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> arresten <strong>de</strong> uitsluiting van<br />
<strong>de</strong> enkele vor<strong>de</strong>ring tot schorsing, binnen <strong>de</strong> zeer enge grenzen die in het artikel 51/8, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.,<br />
zijn bepaald, niet strijdig met <strong>de</strong> artikelen 10 en 11 van <strong>de</strong> Grondwet.<br />
99 D. VAN HEULE, o.c., 91.<br />
100 R.v.St., nr. 69.708, 20 november 1997; R.v.St., nr. 95.156, 3 mei 2001; R.v.St., nr. 104.257, 4<br />
maart 2002.<br />
101 B.v. R.v.St., nr. 57.384, 5 januari 1996, Rev. Dr. Etr. 1996, 387; R.v.St., nr. 63.788, 24 <strong>de</strong>cember<br />
1996 en, zij het niet in <strong>de</strong>ze mate genuanceerd : R.v.St., nr. 57257, 22 <strong>de</strong>cember 1995; R.v.St., nr.<br />
85.470, 22 februari 2000.<br />
102 B.v. R.v.St., nr. 69.708, 20 november 1997; R.v.St., nr. 90.895, 17 november 2000; R.v.St., nr.<br />
95.156, 3 mei 2001; R.v.St., nr. 104.257, 4 maart 2002. Zie ook R.v.St., nr. 72.326, 10 maart 1998.<br />
103 Daargelaten <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> al dan niet ambtshalve mid<strong>de</strong>len vermag aan te voeren in het raam<br />
van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing (zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin <strong>de</strong> problematiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State.<br />
Beantwoord<strong>de</strong> die vraag ontkennend : R.v.St., n.v. Demo Voe<strong>de</strong>rs, nr. 47.822, 9 juni 1994, R.v.St.,<br />
Devriese en cst., nr. 78.919, 23 februari 1999; zie inzake <strong>de</strong>ze problematiek meer in het <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r : A.<br />
WIRTGEN, "Kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ambtshalve ernstige mid<strong>de</strong>len opwerpen" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr.<br />
18
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
ten onrechte toepassing te maken van artikel 51/8, eerste lid, Vr.W. 104 .<br />
86.861, 25 april 2000, R.W. 2000-2001, 841-845) raakt een mid<strong>de</strong>l waarin kritiek wordt gegeven op <strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen naar voren gebrachte "nieuwe<br />
gegevens" - m.a.w. waar<strong>bij</strong> een inhou<strong>de</strong>lijk mid<strong>de</strong>l betrokken op <strong>de</strong> schending van artikel 51/8 Vr.W. of<br />
<strong>de</strong> materiële motivering (dat het gebrek aan <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke motieven <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong>n niet raakt, wordt<br />
algemeen aanvaard : G. DEBERSAQUES, "De sanctie verbon<strong>de</strong>n aan het verzuim van een afdoen<strong>de</strong><br />
formele motivering in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong> uitdrukkelijke motiveringswet : enkele kanttekeningen", T.B.P. 1993,<br />
(643) 647 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtsleer) wordt aangevoerd - <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong> niet. Een<br />
ambtshalve on<strong>de</strong>rzoek hiervan is hoe dan ook in het raam van een (schorsings)procedure uit <strong>de</strong>n boze.<br />
Zie b.v. R.v.St., nr. 67.444, 8 juli 1997 (i.c. had verzoeker nagelaten in het mid<strong>de</strong>l met betrekking tot <strong>de</strong><br />
nieuwe stukken aan te tonen dat <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze stukken gegevens aangebracht wor<strong>de</strong>n dat er ernstige<br />
aanwijzigingen bestaan van een gegron<strong>de</strong> vrees <strong>voor</strong> vervolging in <strong>de</strong> zin van het Verdrag betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
status van vluchtelingen, on<strong>de</strong>rtekend te Génève op 28 juli 1951, waarop <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State overwoog<br />
dat "gelet op dit verzuim <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State te <strong>de</strong>zen niet vermag te oor<strong>de</strong>len of zulke aanwijzingen<br />
aanwezig zijn").<br />
104 In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin : J. CARLIER en F. VAN HEULE, "Les limites <strong>de</strong> l’égalité . L’arrêt n° 61/94 <strong>de</strong> la Cour<br />
d’Arbitrage du 14 juillet 1994" (noot on<strong>de</strong>r Grondwettelijk hof, nr. 61/94, 14 juli 1994), Rev. Dr. Etr.<br />
1994, (574) 577. Voor toepassingen, zie R.v.St., nr. 75.384, 22 juli 1998 (i.c. leek verzoekers mid<strong>de</strong>l<br />
een betoog te bevatten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> mogelijke inpassing van een aantal gegevens die verzoekers<br />
vrees <strong>voor</strong> vervolging betreffen, in het Internationaal Verdrag van 28 juli 1951 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> status van<br />
vluchtelingen, zon<strong>de</strong>r daar<strong>bij</strong> on<strong>de</strong>rscheid te maken of <strong>de</strong>ze gegevens al dan niet nieuw zijn in <strong>de</strong> zin van<br />
artikel 51/8 Vr.W.); R.v.St., nr. 86.062, 16 maart 2000 (i.c. voert <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong> schending aan van <strong>de</strong><br />
uitdrukkelijke motiveringsplicht. In het enig mid<strong>de</strong>l volgt een uitgebreid feitenrelaas, waarin evenwel niet<br />
wordt aangeduid met welke nieuwe elementen die zich zou<strong>de</strong>n hebben <strong>voor</strong>gedaan na <strong>de</strong> laatste fase<br />
van <strong>de</strong> vorige asielprocedure waarin verzoeker <strong>de</strong> nieuwe gegevens had kunnen aanbrengen, in <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n weigeringbeslissing geen rekening werd gehou<strong>de</strong>n); R.v.St., nr. 90.088, 6 oktober 2000<br />
(verzoeker lijkt <strong>de</strong> schending van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijke termijn en <strong>de</strong> rechten van ver<strong>de</strong>diging aan te voeren, doch<br />
betwist <strong>de</strong> vaststelling niet dat in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing wordt vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe<br />
gegevens heeft aangebracht);<br />
19
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
HOOFDSTUK III. – DE PROCEDURE VOOR DE RAAD VOOR<br />
VREEMDELINGENBETWISTINGEN<br />
§ 1. Algemene kenmerken<br />
1. De <strong>Raad</strong> heeft een eigen autonome proceduregeling<br />
25. Voor <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bepalingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging<br />
terug te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet, m.n. in <strong>de</strong> artikelen 39/56 -39/85. Naast <strong>de</strong>ze<br />
bepalingen ligt <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ook vervat in het Koninklijk Besluit van 21<br />
<strong>de</strong>cember 2006, hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (PR RvV) 105 . Bij <strong>de</strong> conceptie van het laatstgenoem<strong>de</strong> besluit<br />
is in belangrijke mate uitgegaan van <strong>de</strong> procedurereglementen die van toepassing zijn op<br />
<strong>de</strong> procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, hetgeen aansluit <strong>bij</strong> <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong><br />
wetgever 106 .<br />
26. De vraag rijst welke (wettelijke) bron – het Gerechtelijk Wetboek dan wel <strong>de</strong><br />
procedureregeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State - moet wor<strong>de</strong>n gehanteerd <strong>bij</strong> <strong>de</strong> interpretatie<br />
van <strong>de</strong> in het procedurereglement gehanteer<strong>de</strong> begrippen, alsook indien zowel <strong>de</strong> wet als<br />
het PR RvV het stilzwijgen bewaart ?<br />
O.i. moet <strong>de</strong>ze vraag wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld aan <strong>de</strong> hand van twee criteria : enerzijds <strong>de</strong><br />
autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> wil van <strong>de</strong> wetgever om<br />
zo nauw als mogelijk aan te sluiten <strong>bij</strong> <strong>de</strong> interpretatie door <strong>de</strong> cassatierechter van <strong>de</strong><br />
betrokken procedurebepalingen.<br />
In <strong>de</strong> eerste plaats gaat <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uit van het beginsel van <strong>de</strong><br />
autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging. Zeer algemeen kan wor<strong>de</strong>n gesteld dat<br />
er tussen <strong>de</strong> procedures die gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechtscolleges van <strong>de</strong> rechterlijke macht<br />
enerzijds en die welke gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> administratieve rechtscolleges – en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />
State en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in het <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r - geen verban<strong>de</strong>n zijn en dat bei<strong>de</strong> rechtsplegingen<br />
volgens hun eigen procedure<strong>voor</strong>schriften wor<strong>de</strong>n beheerst : aan <strong>de</strong> ene kant <strong>de</strong><br />
procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechtscolleges van <strong>de</strong> rechterlijke or<strong>de</strong> die wordt geregeld door <strong>de</strong><br />
bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek; aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />
State, af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
an<strong>de</strong>rzijds, door hun respectievelijke (administratieve) procedureglementen en –<br />
bepalingen.<br />
Essentieel <strong>bij</strong> <strong>de</strong> vergelijking tussen <strong>de</strong> gerechtelijke en administratieve rechtsplegingen<br />
is dat ze van een an<strong>de</strong>re or<strong>de</strong> zijn, waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitgaat van het beginsel van <strong>de</strong> autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging<br />
107 . Zij is op eigen regelen gesteund zodat het Gerechtelijk Wetboek niet het gemeen<br />
recht is dat, behou<strong>de</strong>ns an<strong>de</strong>rslui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> teksten, toepasselijk is. Wordt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
– en <strong>bij</strong> uitbreiding, <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen - ertoe gebracht bepaal<strong>de</strong><br />
regelen die in het Gerechtelijk Wetboek zijn neergelegd toe te passen, dan is het niet<br />
omdat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften ervan van rechtswege op het geschil toepasselijk zou<strong>de</strong>n zijn,<br />
maar omdat <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoven en rechtbanken en die welke is geregeld is<br />
door <strong>de</strong> eigen procedurereglementen, beheerst wor<strong>de</strong>n door principes die, zoals<br />
<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld het contradictoir <strong>de</strong>bat, <strong>de</strong> eerbiediging van het ver<strong>de</strong>digingsrecht, of <strong>de</strong><br />
verplichting uitspraken te motiveren, in ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>mocratisch land aan ie<strong>de</strong>re <strong>de</strong>gelijke<br />
105 B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006.<br />
106 Verslag aan <strong>de</strong> Koning betreffen<strong>de</strong> het koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, Ed. 4, 75382.<br />
107 Voor <strong>de</strong> ratio legis van <strong>de</strong>ze autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging, zie A. MAST, J.<br />
DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., p. 1108, nr. 1042.<br />
20
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
rechtsbe<strong>de</strong>ling gemeen zijn. Legt het Gerechtelijk Wetboek wegens <strong>de</strong> niet-nakoming van<br />
een of an<strong>de</strong>re vorm <strong>de</strong> nietigheid op van sommige procedureakten, dan is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />
State noch <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen hierdoor gebon<strong>de</strong>n. Zo kunnen <strong>de</strong><br />
bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (artt. 48-57 Ger.W.) in verband met <strong>de</strong> termijn<br />
niet dienstig wor<strong>de</strong>n ingeroepen <strong>voor</strong> beroepen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> 108 . Dit betekent on<strong>de</strong>r meer<br />
dat artikel 53bis Ger.W. geen toepassing vindt noch dat <strong>de</strong> beroepstermijn wordt<br />
verlengd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gerechtelijke vakantie aangezien artikel 50 Ger.W. niet van<br />
toepassing is op <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> 109 . Het administratief rechtscollege<br />
neemt <strong>de</strong> beslissing welke hem is ingegeven door <strong>de</strong> toepasselijke wetgeving, <strong>de</strong><br />
toepasselijke procedurereglementen of door <strong>de</strong> algemene beginselen waarop het<br />
administratief contentieux steunt 110 .<br />
Benevens <strong>de</strong> toepassing van het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> beginsel, blijkt uit <strong>de</strong> wetsgenese<br />
onmiskenbaar dat het <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever is dat <strong>de</strong> procedure die geldt<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zo veel als mogelijk aansluit <strong>bij</strong> die welke geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />
af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak. Dit strekt niet alleen tot <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong> rechtspractici –<br />
<strong>de</strong> procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt als een vorm van gemeenrechtelijke<br />
procedure - maar bovendien dit tot <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> begrippen en rechtsfiguren kan wor<strong>de</strong>n teruggegrepen naar die van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State – die overigens <strong>de</strong> cassatierechter is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen 111 .<br />
Algemeen mag wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>bij</strong> interpretatie van <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong><br />
begrippen, alsook indien zowel <strong>de</strong> wet als het PR RvV het stilzwijgen bewaren, beroep zal<br />
wor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong> interpretatie die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geeft aan gelijke of<br />
gelijkaardige begrippen uit zijn procedureregeling 112 . Dit maakt dat <strong>de</strong> gecoördineer<strong>de</strong><br />
wetten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> door vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
vastgestel<strong>de</strong> interpretatie ervan als het gemeen recht zullen functioneren <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong><br />
procedureregeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen betreft 113 .<br />
2. De inquisitoriale aard van <strong>de</strong> rechtspleging<br />
27. Zoals is uiteengezet in <strong>de</strong> memorie van toelichting <strong>bij</strong> het ontwerp dat <strong>de</strong> wet van 15<br />
september 2006 is gewor<strong>de</strong>n 114 , is - net als <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 115<br />
108<br />
Zie b.v R.v.St., Paulus, nr. 3.479, 11 juni 1954 (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> berekening van termijnen is art. 1033 van<br />
het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, thans art. 53 Ger.W. niet van toepassing <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
administratieve rechtscolleges, tenzij <strong>de</strong> bepalingen tot regeling van <strong>de</strong> administratieve procedure<br />
daarnaar verwijzen).<br />
109<br />
Zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, G. DEBERSAQUES en J. BAERT, o.c. p. 365, noot<br />
1758 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak.<br />
110<br />
Zie o.m. op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, R.v.St., Deroep, nr. 16.361, 9 april 1974 en<br />
het verslag aan <strong>de</strong> Regent dat aan het Procedurereglement <strong>voor</strong>afgaat (B.S., 23-24 augustus 1948,<br />
6822; MAST, A., DUJARDIN, J., VAN DAMME, M. en VANDE LANOTTE, J., o.c., p. 1107, nr. 1042;<br />
LAMBRECHTS, W., o.c., 238.<br />
111<br />
De Memorie van toelichting stelt inzon<strong>de</strong>rheid dat het <strong>de</strong> “uitdrukkelijke wil is van <strong>de</strong> regering dat <strong>de</strong><br />
procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zoveel als mogelijk aansluit <strong>bij</strong> die<br />
welke geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. […] De procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt als een<br />
vorm van gemeenrechtelijke procedure [en] heeft bovendien als <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> begrippen en rechtsfiguren kan wor<strong>de</strong>n teruggegrepen naar die van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State”:<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 116.<br />
112<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 91<br />
113<br />
Ibid., 92. Met toepassing van het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> wordt <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld het begrip “mid<strong>de</strong>l” uit artikel 39/69,<br />
§ 1, twee<strong>de</strong> lid, 4°, Vr.W. geïnterpreteerd in <strong>de</strong> zin van artikel 2 van het Besluit van <strong>de</strong> Regent van<br />
23augustus 1948 tot regeling van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
114<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 117.<br />
21
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
<strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen van inquisitoriale aard. Dit<br />
houdt in dat <strong>de</strong> leiding van <strong>de</strong> rechtspleging aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is opgedragen en niet, zoals in<br />
het burgerlijk procesrecht, aan <strong>de</strong> partijen is overgelaten 116 .<br />
Net als dat dit het geval is inzake <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, vloeien uit <strong>de</strong><br />
inquisitoriale aard van <strong>de</strong> rechtspleging belangrijke gevolgen <strong>voor</strong>t :<br />
1° De me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van procedurestukken (verzoekschriften, memories, ….) geschiedt<br />
– binnen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> termijnen - niet door <strong>de</strong> zorgen van <strong>de</strong> partijen, maar door<br />
bemid<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> griffie;<br />
2° De <strong>Raad</strong> is bevoegd om, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tussenkomst van enig orgaan van het actief<br />
bestuur, rechtstreeks briefwisseling te voeren met <strong>de</strong> partijen en hij is gerechtigd<br />
alle beschei<strong>de</strong>n en inlichtingen omtrent <strong>de</strong> zaken waarover hij zich uit te spreken<br />
heeft, door <strong>de</strong>ze partijen te doen overleggen (art. 39/62 Vr.W.). Dit is niet enkel<br />
van belang wanneer bv. een partij verzuimd heeft een bepaald stuk neer te<br />
leggen, maar om ook een vernietigingsbeslissing door <strong>de</strong> raad in volle<br />
rechtsmacht te vermij<strong>de</strong>n. Immers <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is niet gehou<strong>de</strong>n om te wachten tot<br />
<strong>de</strong> terechtzitting om te conclu<strong>de</strong>ren dat zij over onvoldoen<strong>de</strong> essentiële elementen<br />
beschikt om zich over <strong>de</strong> zaak uit te spreken. Zulks gebrek kan opgevangen<br />
wor<strong>de</strong>n door een schrijven, uitgaan<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, met een verzoek tot<br />
aanvullen<strong>de</strong> informatie omtrent bepaal<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> asielaanvraag. 117 In <strong>de</strong><br />
praktijk zullen die vragen gesteld wor<strong>de</strong>n hetzij on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vorm van een<br />
afzon<strong>de</strong>rlijke brief, hetzij gevoegd wor<strong>de</strong>n als <strong>bij</strong>lage <strong>bij</strong> <strong>de</strong> oproeping;<br />
3° De verzoeker dient mee te werken aan <strong>de</strong> procesvoering. Zo dient hij ter<br />
terechtzitting aanwezig te zijn of vertegenwoordigd te zijn (art. 39/59, §2 Vr.W.).<br />
Laattijdige memories hebben <strong>de</strong> toepassing van <strong>de</strong> “hak<strong>bij</strong>lprocedure” tot gevolg<br />
(zie art. 39/59, §1Vr.W.). Aangezien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
rechtstreeks briefwisseling kan voeren met <strong>de</strong> partijen tenein<strong>de</strong> hem alle<br />
inlichtingen omtrent het geschil waarover hij zich dient uit te spreken te doen<br />
toekomen, 118 kan naar analogie met <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake<br />
het niet reageren op vragen van het auditoraat, wor<strong>de</strong>n gere<strong>de</strong>neerd dat indien<br />
een partij zulk een verzoek om inlichtingen naast zich neerlegt, ook <strong>de</strong> verzoeker<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn belang teloor zal zien gaan. Er kan o.i. in dit geval wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld dat <strong>de</strong> verzoeker geen me<strong>de</strong>werking heeft verleend aan <strong>de</strong> procesvoering;<br />
4° De kamer beslist of een afstand van geding of van rechtsvor<strong>de</strong>ring kan wor<strong>de</strong>n<br />
bewilligd;<br />
5° De <strong>Raad</strong> beslist over <strong>de</strong> dagstelling;<br />
6° De nietigheid van onregelmatige proceshan<strong>de</strong>lingen is het rechtstreekse gevolg<br />
van <strong>de</strong> vaststelling dat <strong>de</strong> organieke wet van openbare or<strong>de</strong> is.<br />
115 A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., nr. 1043, p. 1109-1110. Cfr. S.<br />
LUST, “De gewone procedure in het administratief kort geding” in G. DEBERSAQUES, M. VAN DAMME, S.<br />
DE CLERCQ en G. LAENEN, <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar procedurele<br />
hernieuwing, o.c., (87) 93 en <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak.<br />
116 A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., nr. 1043, p. 1109. die ook <strong>de</strong><br />
verantwoording van <strong>de</strong>ze aard uiteenzet. O.i. geldt eenzelf<strong>de</strong> verantwoording ten aanzien van <strong>de</strong><br />
procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>.<br />
117 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, l.c., 123; zie naar analogie art. 7 Koninklijk besluit van 9 juli 2000<br />
hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot<br />
het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 15 juli 2000.<br />
118 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001,<br />
117.<br />
22
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
28. Toch is er een fundamenteel verschil met <strong>de</strong> procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />
State, m.n. inzake <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid: <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> belast zich niet met aanvullend<br />
on<strong>de</strong>rzoek op straffe van an<strong>de</strong>rs buiten zijn door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaal<strong>de</strong><br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n te gaan. Het inquisitoriale karakter van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen doet vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zélf <strong>de</strong> nodige<br />
on<strong>de</strong>rzoeksda<strong>de</strong>n kan stellen, dit is echter niet het geval. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen mag, in tegenstelling tot <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, zelf geen<br />
on<strong>de</strong>rzoeksda<strong>de</strong>n stellen.<br />
Enige nuancering is hier echter op zijn plaats: <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> mag, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n door<br />
<strong>de</strong> wet bepaald, <strong>bij</strong> een procedure in volle rechtsmacht, nieuwe gegevens in aanmerking<br />
nemen. De <strong>Raad</strong> zal echter enkel “nieuwe gegevens” in aanmerking nemen wanneer aan<br />
twee cumulatieve <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is voldaan. Vooreerst moeten <strong>de</strong> nieuwe gegevens<br />
opgenomen zijn in het oorspronkelijke verzoekschrift (of in het verzoekschrift tot<br />
tussenkomst) en op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats moet <strong>de</strong> verzoeker of tussenkomen<strong>de</strong> partij<br />
aantonen dat hij <strong>de</strong>ze nieuwe gegevens niet vroeger, in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> administratieve<br />
procedure heeft hunnen inroepen. In afwijking van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n én met het oog op<br />
een goe<strong>de</strong> rechtsbe<strong>de</strong>ling, kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> beslissen om élk nieuw gegeven dat hem ter<br />
kennis wordt gebracht door partijen, mét inbegrip van hun verklaringen ter<br />
terechtzitting, in aanmerking te nemen.<br />
Wanneer <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> hiertoe beslist, dan moeten <strong>de</strong> gegevens (art. 39/76, §1, 2 e lid Vr. W.)<br />
- steun vin<strong>de</strong>n in het rechtsplegingdossier;<br />
- van die aard zijn dat ze op een zekere wijze het gegrond of ongegrond karakter<br />
van het beroep kunnen aantonen;<br />
- niet eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> procedure meege<strong>de</strong>eld kunnen zijn.<br />
De hierboven opgesom<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn enkel van belang <strong>voor</strong> het in aanmerking<br />
nemen van <strong>de</strong> nieuwe gegevens. Of <strong>de</strong>ze gegevens al dan niet relevant zijn, wordt<br />
autonoom door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> beslist in het ver<strong>de</strong>re verloop van <strong>de</strong> procedure.<br />
3. De schriftelijke aard van <strong>de</strong> rechtspleging<br />
29. Naast inquisitoriaal verloopt <strong>de</strong> rechtspleging <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ook hoofdzakelijk<br />
schriftelijk. Partijen en hun raadslie<strong>de</strong>n mogen hun opmerkingen ter terechtzitting<br />
mon<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>dragen, doch kunnen géén an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len aanvoeren dan die welke ze<br />
in hun procedurestuk (verzoekschrift of nota) hebben uiteengezet (art. 39/60 Vr.W.). 119<br />
De <strong>voor</strong>zitter on<strong>de</strong>rvraagt <strong>de</strong> partijen indien dit noodzakelijk is (art. 14, twee<strong>de</strong> lid, PR<br />
RvV).<br />
Ook hier is enige nuancering op zijn plaats wanneer nieuwe gegevens wor<strong>de</strong>n<br />
aangebracht. 120<br />
4. De summiere aard van <strong>de</strong> rechtspleging<br />
30. Tot slot dient nog te wor<strong>de</strong>n stilgestaan <strong>bij</strong> <strong>de</strong> summiere aard van <strong>de</strong> rechtspleging.<br />
Hieruit vloeit <strong>voor</strong>t dat een eenvoudig verzoekschrift volstaat om een zaak <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
aanhangig te maken. Vanzelfsprekend dient dit verzoekschrift wél te voldoen aan <strong>de</strong> in<br />
<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet (art. 39/69 Vr. W.) dui<strong>de</strong>lijke, op straffe van nietigheid<br />
<strong>voor</strong>geschreven, ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Tevens kunnen partijen zich ter<br />
119 Ibid.., 122.<br />
120 Zie supra<br />
23
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
terechtzitting laten vertegenwoordigen door een advocaat, zon<strong>de</strong>r dat zij hiertoe<br />
verplicht zijn.<br />
Voortvloeiend uit <strong>de</strong> summiere aard van <strong>de</strong> rechtspleging is <strong>de</strong> wijze van verzending van<br />
<strong>de</strong> processtukken. 121 Op grond van artikel 3, §1 Pr RvV dienen alle processtukken aan <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> te wor<strong>de</strong>n toegezon<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> aangetekend schrijven (met als belangrijkste<br />
uitzon<strong>de</strong>ring in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>bij</strong> fax of per bo<strong>de</strong>). De<br />
stukken uitgaan<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> partijen verzon<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> aangetekend<br />
schrijven tegen ontvangstbewijs tenzij o.m. in geval van uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid <strong>bij</strong> fax (art. 3, §2, PR. RvV).<br />
Tot slot vloeit uit <strong>de</strong> summiere aard van <strong>de</strong> procedure én uit het inquisitoriaal karakter<br />
van <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong>t dat enkel met <strong>de</strong> in het procedureregeling <strong>voor</strong>ziene<br />
proce<strong>de</strong>urestukken rekening wordt gehou<strong>de</strong>n. Niet in het procedurereglement <strong>voor</strong>ziene<br />
nota’s, pleitnota’s, repliekmemories wor<strong>de</strong>n om die re<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten geweerd.<br />
§2. De rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen: het<br />
instellen van <strong>de</strong> procedure<br />
1. Algemeen<br />
31. Het inlei<strong>de</strong>n van een procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> gebeurt door mid<strong>de</strong>l van een<br />
verzoekschrift. Dit moet voldoen aan een aantal ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n.<br />
Traditioneel on<strong>de</strong>rscheidt men <strong>de</strong> primaire en <strong>de</strong> procedurele<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. 122<br />
32. Primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n hebben betrekking op <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong><br />
verzoeker of op <strong>de</strong> bestuurshan<strong>de</strong>ling in kwestie. Het betreft:<br />
• rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
• het <strong>voor</strong>werp van het beroep<br />
• belang in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker.<br />
• procesbekwaamheid.<br />
• tijdigheid van het beroep.<br />
33. Procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n hebben betrekking op <strong>de</strong> wijze waarop het<br />
annulatieberoep moet wor<strong>de</strong>n ingesteld. De procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
staan in <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet én in het PR RvV ingeschreven. Zij hebben betrekking op:<br />
a. <strong>de</strong> bestand<strong>de</strong>len van het verzoekschrift (art. 39/69 Vreem<strong>de</strong>lingenwet)<br />
b. taal van <strong>de</strong> rechtspleging<br />
c. woonplaatskeuze<br />
d. aanwezigheid van <strong>de</strong> partijen behou<strong>de</strong>ns in het geval van overmacht.<br />
Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat net zoals het geval is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State, <strong>de</strong> ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van openbare or<strong>de</strong> te zijn. De<br />
ontvankelijkheid van een beroep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen zal dus<br />
mutatis mutandis ambtshalve on<strong>de</strong>rzocht moeten wor<strong>de</strong>n. 123<br />
34. De primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van het verzoekschrift zijn, ongeacht <strong>de</strong><br />
procedure vrijwel gelijk. Bij <strong>de</strong> procedurele ontvankelijkheid moet een on<strong>de</strong>rscheid<br />
121 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 1045.<br />
122 Voor het on<strong>de</strong>rscheid in <strong>de</strong> ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zie o.a. A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN<br />
DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 953; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c, 2.; G.<br />
DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek<br />
naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c.,164.<br />
123 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. II.<br />
24
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
gemaakt wor<strong>de</strong>n naargelang <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bevoegd is in volle rechtsmacht of als<br />
annulatierechter, met schorsingsbevoegdheid.<br />
2. Primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
a. Rechtsmacht<br />
35. In het vorige hoofdstuk is <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> vreem<strong>de</strong>lingenzaken<br />
uitgebreid omschreven. Het is <strong>bij</strong>gevolg niet nodig hierop terug te komen.<br />
b. Het <strong>voor</strong>werp van het beroep<br />
36. In overeenstemming met <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van state dient er op wor<strong>de</strong>n<br />
gewezen dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waaraan een bestre<strong>de</strong>n beslissing moet voldoen opdat zij<br />
vatbaar is <strong>voor</strong> een beroep, niet beschouwd wor<strong>de</strong>n als <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het bepalen<br />
van <strong>de</strong> bevoegdheid, doch als ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. 124 De bestre<strong>de</strong>n beslissing<br />
vormt immers het <strong>voor</strong>werp van het beroep. 125<br />
37. Essentieel <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>ling is dat het beroep geduren<strong>de</strong> het volledige verloop van<br />
<strong>de</strong> procedure zijn <strong>voor</strong>werp dient te behou<strong>de</strong>n. Omdat <strong>de</strong> ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n,<br />
en <strong>bij</strong>gevolg ook het <strong>voor</strong>werp, <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong> aanbelangen dient <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen ambtshalve te on<strong>de</strong>rzoeken of het beroep nog een <strong>voor</strong>werp<br />
heeft. 126<br />
Binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux stelt dit probleem zich hoofdzakelijk wanneer het<br />
beroep een verwij<strong>de</strong>ringmaatregel betreft. Indien <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ringmaatregel, in <strong>de</strong> loop<br />
van het geding werd uitgevoerd en <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling als gevolg daarvan het grondgebied<br />
heeft verlaten, dan is het beroep zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp gewor<strong>de</strong>n. 127 Ook <strong>de</strong> intrekking van <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n beslissing doet het <strong>voor</strong>werp van het beroep verdwijnen. 128 Nog kan een<br />
navolgen<strong>de</strong> administratieve han<strong>de</strong>ling, <strong>de</strong> rechtsgevolgen die <strong>voor</strong>tvloeien uit <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n beslissing teniet doen. 129<br />
c. Het vereiste belang<br />
38. Op grond van <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State dient het belang als<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> als volgt ge<strong>de</strong>finieerd te wor<strong>de</strong>n : “het belang als<br />
ontvankelijkheidvereiste <strong>voor</strong> een annulatieberoep [vertoont] een objectief en een<br />
subjectief aspect; dat het objectief aspect bestaat in een door een administratieve<br />
rechtshan<strong>de</strong>ling bena<strong>de</strong>eld zijn, het subjectief in een zich bena<strong>de</strong>eld voelen in voldoen<strong>de</strong><br />
mate om met een annulatieberoep tegen <strong>de</strong> na<strong>de</strong>el berokken<strong>de</strong> administratieve<br />
124 Ibid., randnr. 2 ; <strong>voor</strong> een uitvoerige behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> ontvankelijkheid wat het <strong>voor</strong>werp van <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling betreft, zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,, randnrs. 1-84 en G.<br />
DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek<br />
naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c., 179-191.<br />
125 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” in l.c., 179.<br />
126 Ibid., 189; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 4.<br />
127 R.v.St.. nr. 67.259 van 2 juli 1997; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 4, voetnoot 24.<br />
128 R.v.St.. nr. 108.365 van 24 juni 2002 ; R.v.St.. nr. 93.027 van 5 februari 2001; G. DEBERSAQUES,<br />
“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,190; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 270.<br />
129 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,190-191 ; Voor <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en<br />
toepassingen uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreffen<strong>de</strong> een doelloos beroep in het<br />
vreem<strong>de</strong>lingencontentieux kan verwezen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> opsomming en referenties aldaar.<br />
25
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
rechtshan<strong>de</strong>ling op te komen; dat bei<strong>de</strong> aspecten aanwezig moeten zijn opdat een<br />
annulatieberoep ontvankelijk ingesteld zou zijn en zou blijven” 130<br />
Concreet betekent dit dat een belang bestaat uit twee componenten: enerzijds moet <strong>de</strong><br />
vernietiging (of in het geval van volle rechtsmacht <strong>de</strong> hervorming) van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing aan <strong>de</strong> verzoeker een direct en persoonlijk <strong>voor</strong><strong>de</strong>el verschaffen. 131 An<strong>de</strong>rzijds<br />
moet het belang actueel, persoonlijk, rechtstreeks, geoorloofd en zeker zijn. Specifiek<br />
<strong>voor</strong> het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux zijn <strong>voor</strong>namelijk van belang het actueel en<br />
geoorloofd karakter van het belang. Binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux wor<strong>de</strong>n<br />
slechts individuele beslissingen genomen die, in het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gevallen <strong>de</strong><br />
rechtstoestand van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling ongunstig beïnvloe<strong>de</strong>n. Dit maakt dat men er van uit<br />
kan gaan dat het belang vrijwel steeds persoonlijk en rechtstreeks zal zijn. 132<br />
Het actueel karakter van het belang brengt met zich mee dat het belang vanzelfsprekend<br />
<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n moet zijn op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> alsook op het ogenblik waarop <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitspraak zal doen over het beroep. 133 Een<br />
belang kan immers in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> procedure teloorgaan, zodat het beroep<br />
onontvankelijk wordt. Specifiek <strong>voor</strong> wat het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux betreft, kan het<br />
belang teloorgaan wanneer <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing vervangen wordt 134 , haar volle<br />
uitwerking heeft gehad 135 of indien <strong>de</strong> verzoeker in <strong>de</strong> loop van het geding volledige<br />
genoegdoening heeft gehad. 136 De vereiste dat het belang moet blijven bestaan<br />
geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> loop van het geding brengt met zich mee dat <strong>de</strong> verzoeker, ook na het<br />
instellen van zijn beroep, blijk moet geven van een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> en onon<strong>de</strong>rbroken<br />
belangstelling in <strong>de</strong> procesgang. 137 Dit maakt dat <strong>de</strong> verzoeker in een procedure, alle<br />
130 R.v.St. nr. 53.062 van 27 april 1995.<br />
131 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 958; G. DEBERSAQUES,<br />
“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,196; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 211 en 312-318;<br />
27; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c., 202-204.<br />
132 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,198-199.<br />
133 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 254 en 264-298; S. LUST, <strong>Rechtsbescherming</strong> tegen een<br />
(administratieve) <strong>overheid</strong>, Gent, stu<strong>de</strong>ntencursus 2006-2007, 105.<br />
134 Een vervanging van een beslissing door een nieuwe, <strong>de</strong>finitieve, beslissing kan immers beschouwd<br />
wor<strong>de</strong>n als een opheffing van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling. Voorbeel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> rechtspraak zijn: R.v.St.. nr.<br />
97.867 van 13 juli 2001 (“dat hieruit volgt dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing is vervangen door een nieuwe,<br />
recentere en <strong>de</strong>finitieve beslissing; dat een eventueel tussen te komen vernietiging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing niet kan lei<strong>de</strong>n tot het rechtsherstel dat <strong>de</strong> verzoekster nastreeft; dat <strong>de</strong>rhalve het belang in<br />
hoof<strong>de</strong> van verzoekster verloren is gegaan;”) R.v.St. 103.695 van 18 februari 2002 .<br />
135 Deze vorm van teloorgang van het belang kan eveneens gecatalogeerd wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het doelloos<br />
wor<strong>de</strong>n van het beroep wegens het teniet gaan van het <strong>voor</strong>werp ervan: G. DEBERSAQUES, “Het<br />
contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,200. Voor <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en toepassingen uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State betreffen<strong>de</strong> een doelloos beroep in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux kan verwezen wor<strong>de</strong>n<br />
naar <strong>de</strong> opsomming en referenties aldaar gegeven in het ka<strong>de</strong>r van het doelloos beroep (ibid. 190-191).<br />
136 Ook hier is het doelloos wor<strong>de</strong>n van het beroep omwille van het teniet gaan van het <strong>voor</strong>werp ervan<br />
en het teloorgaan van het belang moeilijk van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Voorbeel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> rechtspraak<br />
waar <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State waarin beslist wordt tot het teloorgaan van het belang: R.v.St.. nr. 92.634 van<br />
25 januari 2001 (“dat dient te wor<strong>de</strong>n vastgesteld dat verzoeker na het gegeven bevel een tij<strong>de</strong>lijk<br />
verblijfsrecht heeft verkregen; dat het bevel van eer<strong>de</strong>re datum <strong>de</strong>rhalve geen uitwerking meer kan<br />
hebben; dat verzoeker aldus geen belang heeft <strong>bij</strong> on<strong>de</strong>rhavig beroep,”); R.v.St.. nr. 103.791 van 21<br />
februari 2002 (“dat <strong>de</strong>rhalve op grond van <strong>de</strong>ze machtiging tot verblijf het thans bestre<strong>de</strong>n bevel om het<br />
grondgebied te verlaten niet langer rechtsgeldig ten uitvoer kan wor<strong>de</strong>n gelegd; dat <strong>bij</strong>gevolg<br />
ambtshalve wordt vastgesteld dat <strong>de</strong> verzoeker geen belang meer heeft <strong>bij</strong> <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring”); Zie ook G.<br />
DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek<br />
naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c., 201.<br />
137 Dit naar analogie met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> sanctie die, wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, geldt t.a.v. <strong>de</strong> verzoeker<br />
die niet meewerkt met het auditoraat. Zie R.v.St. nr. 163.775 van 19 oktober 2006 (“Overwegen<strong>de</strong> dat<br />
een verzoeken<strong>de</strong> partij, wil zij haar belang <strong>bij</strong> het ingestel<strong>de</strong> beroep bewaren, een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> en<br />
onon<strong>de</strong>rbroken belangstelling <strong>voor</strong> haar proces moet vertonen; dat zij om die re<strong>de</strong>n verplicht is haar<br />
me<strong>de</strong>werking aan <strong>de</strong> rechter te verlenen telkens wanneer zij daartoe wordt verzocht; dat wanneer haar<br />
26
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
door <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter gevraag<strong>de</strong> inlichtingen dient te verschaffen. Doet hij dit niet,<br />
dan ziet hij zijn belang teloorgaan. 138 Aangezien ook <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen rechtstreeks briefwisseling kan voeren met <strong>de</strong> partijen<br />
tenein<strong>de</strong> alle inlichtingen omtrent het geschil waarover zij zich dient uit te spreken te<br />
doen toekomen, 139 kan immers wor<strong>de</strong>n gere<strong>de</strong>neerd dat indien een partij zulk een<br />
verzoek om inlichtingen naast zich neerlegt, ook <strong>de</strong> verzoeker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn belang<br />
teloor zal zien gaan. Men mag immers aannemen dat, indien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
inlichtingen aan een partij vraagt, <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> gegevens essentieel zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
oplossing van het geschil.<br />
Naast actueel dient het belang ook geoorloofd, d.i. wettig te zijn. Indien het ingedien<strong>de</strong><br />
beroep in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel “Fraus omnia corrumpit”, dan zal<br />
verzoeker niet kunnen doen blijken van een geoorloofd belang. 140<br />
d. De procesbekwaamheid<br />
39. Traditioneel wordt een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen <strong>de</strong> bekwaamheid om een<br />
rechtsgeding aan te gaan en <strong>de</strong> procesbevoegdheid. Het laatste heeft betrekking op het<br />
vermogen om een geschil <strong>bij</strong> <strong>de</strong> rechter aan te brengen en het verzoek erover uitspraak<br />
te doen. 141 Voor wat <strong>de</strong> procesbekwaamheid betreft, gel<strong>de</strong>n er geen <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />
bepalingen inzake <strong>de</strong> rechts- en han<strong>de</strong>lingsbekwaamheid die vereist is om in rechte op te<br />
tre<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Dit maakt dat het gemeen recht van toepassing is. De verzoeker<br />
moet <strong>bij</strong>gevolg han<strong>de</strong>lingsbekwaam zijn om een procedure <strong>bij</strong> dit rechtscollege te kunnen<br />
instellen. 142 Dit maakt dat min<strong>de</strong>rjarigen moeten wor<strong>de</strong>n <strong>bij</strong>gestaan door een voogd en<br />
onbekwame volwassenen door een wettelijke vertegenwoordiger. Volgens <strong>de</strong> regels van<br />
het internationaal privaatrecht, is het <strong>de</strong> nationale wet van betrokkene die bepaalt of <strong>de</strong><br />
verzoeker al dan niet meer<strong>de</strong>rjarig is 143 en wordt <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> onbekwaamheid<br />
van een volwassene beheerst door het recht van <strong>de</strong> Staat op wiens grondgebied die<br />
persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van <strong>de</strong> feiten die aanleiding geven<br />
tot <strong>de</strong> goedkeuring van beschermingsmaatregelen 144 . Concreet betekent dit dat een<br />
han<strong>de</strong>lingsonbekwame meer<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling in België eerst het <strong>voor</strong>werp moet<br />
hebben uitgemaakt van een burgerlijke procedure, naar Belgisch recht, tot vaststelling<br />
belang in vraag wordt gesteld, zij daarover een standpunt moet innemen;”); R.v.St.. nr. 126.331 van 11<br />
<strong>de</strong>cember 2003; R.v.St.; nr. 92.421 18 januari 2001; zie ook J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />
randnr. 281-283.<br />
138 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 283. Zie ook supra.<br />
139 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001,<br />
117.<br />
140 De toepassingen in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 89.451 van 31 augustus 2000<br />
(“Overwegen<strong>de</strong> dat in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing wordt besloten tot <strong>de</strong> bedrieglijkheid van <strong>de</strong> asielaanvraag<br />
[…] dat er geen gunstig gevolg kan wor<strong>de</strong>n verleend aan een beroep waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij <strong>de</strong><br />
Overheid <strong>bij</strong> het nemen van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing bewust heeft pogen te mislei<strong>de</strong>n; dat hieruit volgt<br />
dat het beroep niet ontvankelijk is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatige belang;<br />
dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring onontvankelijk is,”); R.v.St.. nr. 98.827 van 12 september 2001 (“dat <strong>bij</strong> toepassing<br />
van het algemeen rechtsbeginsel "fraus omnia corrumpit" <strong>de</strong> ingestel<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen niet ontvankelijk<br />
zijn”); R.v.St.. nr. 97.207 van 28 juni 2001 (“dat overeenkomstig het algemeen rechtsbeginsel, fraus<br />
omnia corrumpit, geen gunstig gevolg kan wor<strong>de</strong>n verleend aan het beroep van een vreem<strong>de</strong>ling die een<br />
twee<strong>de</strong> asielaanvraag heeft ingediend on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>ntiteit; dat dit zeker het geval is wanneer dit<br />
bedrog niet wordt betwist door <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij; dat hieruit volgt dat het beroep niet-ontvankelijk<br />
is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatig belang,”).<br />
141 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 954; G. DEBERSAQUES,<br />
“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c.,195.<br />
142 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,191.<br />
143 art. 34 Wetboek Internationaal Privaatrecht. Met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> Staatloze <strong>voor</strong> wie, op grond<br />
van art. 3§3 Wetboek internationaal Privaatrecht wordt aangeknoopt <strong>bij</strong> zijn gewone verblijfplaats.<br />
144 art. 35 Wetboek Internationaal Privaatrecht.<br />
27
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
van zijn onbekwaamheid, waar<strong>bij</strong> hem een wettelijke vertegenwoordiger wordt<br />
toegewezen, <strong>voor</strong>aleer hij door mid<strong>de</strong>l van zijn vertegenwoordiger een beroep kan<br />
instellen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>.<br />
Voor een min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling moet een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt wor<strong>de</strong>n tussen een<br />
niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling en een door zijn ou<strong>de</strong>rs of voogd begelei<strong>de</strong><br />
min<strong>de</strong>rjarige.<br />
Bij een niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> normaal van toepassing<br />
zijn<strong>de</strong> regels van het internationaal privaatrecht terzij<strong>de</strong> geschoven. Omwille van <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>rangsregel, vervat in art. 5 van <strong>de</strong> wet van 24 <strong>de</strong>cember 2002 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
voogdij over niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarigen 145 , wordt als min<strong>de</strong>rjarig beschouwd <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar. Aangezien <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet, noch het<br />
procedurereglement <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, noch enige an<strong>de</strong>re<br />
bepaling betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong><br />
verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, het stilzwijgen bewaren omtrent het vaststellen van <strong>de</strong><br />
min<strong>de</strong>rjarigheid van een begelei<strong>de</strong> ‘min<strong>de</strong>rjarige’ vreem<strong>de</strong>ling, kan wor<strong>de</strong>n aangenomen<br />
dat in <strong>de</strong>ze wél <strong>de</strong> normaal toepasselijke regels van het internationaal privaatrecht<br />
gel<strong>de</strong>n. Dit maakt dat men dus <strong>voor</strong> een begelei<strong>de</strong> ‘min<strong>de</strong>rjarige’ moet nagaan of hij<br />
volgens zijn nationaal recht al dan niet min<strong>de</strong>rjarig is om te kunnen vaststellen of hij<br />
over <strong>de</strong> vereiste han<strong>de</strong>lingsbekwaamheid beschikt. 146<br />
40. Betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> procesbekwaamheid van min<strong>de</strong>rjarigen moeten nog twee<br />
kanttekeningen wor<strong>de</strong>n geplaatst.<br />
Ten eerste is <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing ingesteld door een min<strong>de</strong>rjarige ontvankelijk,<br />
daar <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing een bewarend karakter heeft. 147 In <strong>de</strong> praktijk zal <strong>de</strong><br />
min<strong>de</strong>rjarige enkel van <strong>de</strong>ze mogelijkheid gebruik kunnen maken in <strong>de</strong> procedure van<br />
schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid. Immers een gewone<br />
schorsingsprocedure, als dusdanig, staat in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux niet op<br />
zichzelf, maar vormt een accessorium van een beroep tot vernietiging, wat maakt dat<br />
een min<strong>de</strong>rjarige niet over <strong>de</strong> vereiste procesbekwaamheid zal beschikken om het<br />
annulatieberoep in te stellen .<br />
De twee<strong>de</strong> kanttekening heeft betrekking op <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige met het ‘vereiste<br />
on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen’. Ingevolge <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zou <strong>de</strong>ze<br />
een annulatieberoep kunnen instellen wanneer dit beroep betrekking heeft op strikt<br />
persoonlijke rechten. Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux enkel<br />
145 Wet van 24 <strong>de</strong>cember 2002 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> voogdij over niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarigen, B.S. 31<br />
<strong>de</strong>cember 2002. Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze wet enkel van toepassing is op niet-begelei<strong>de</strong><br />
min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>lingen die géén on<strong>de</strong>rdaan zijn van een land dat lid is van <strong>de</strong> Europese<br />
Economische Ruimte.<br />
146 Art. 34 Wetboek Internationaal Privaatrecht; <strong>voor</strong> een toepassing van <strong>de</strong>ze theorie in <strong>de</strong> rechtspraak<br />
van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 38.780 van 18 februari 1992 (“Overwegen<strong>de</strong> dat het verzoekschrift<br />
ingediend is door…; […], naar Turks recht een meer<strong>de</strong>rjarige; dat geen stuk overgelegd wordt waaruit<br />
blijkt dat er te zijnen opzichte enige beschermingsmaatregel genomen is of dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r toelaat als<br />
wettelijke vertegenwoordiger van zijn zoon <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> beslissing van <strong>de</strong> beroepskamer te<br />
vor<strong>de</strong>ren; dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige kwaliteit mist om zijn zoon <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State te<br />
vertegenwoordigen en het beroep <strong>de</strong>rhalve niet ontvankelijk is,) Recentere rechtspraak om <strong>de</strong>ze theorie<br />
te staven is niet <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n, doch ook G. DEBERSAQUES volgt in zijn artikel betreffen<strong>de</strong> het contentieux<br />
in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State (“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c., 193).<br />
147 R.v.St. nr. 67.754 van 1 april 1997 (“Considérant que compte tenu du caractère personnel <strong>de</strong>s<br />
intérêts en jeu, un mineur non accompagné doit être admis à introduire seul une <strong>de</strong>man<strong>de</strong> <strong>de</strong> suspension<br />
<strong>de</strong> l’exécution immédiate <strong>de</strong> la décision du délégué du Ministre - confirmée par le Commissaire général<br />
aux réfugiés et aux apatri<strong>de</strong>s - <strong>de</strong> refus d’entrée avec refoulement, singulièrement lorsque cette<br />
<strong>de</strong>man<strong>de</strong> est introduite selon la procédure d’extrême urgence en raison <strong>de</strong> l’imminence <strong>de</strong> l’exécution <strong>de</strong><br />
la décision attaquée et que le caractère d’extrême urgence <strong>de</strong> la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> n’est pas contesté par les<br />
parties adverses ») ; S. DE TAEYE, Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Mechelen, Kluwer, 2003, randnr.<br />
23; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,194.<br />
28
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
persoonlijke rechten spelen. Bijgevolg kan, naar analogie, wor<strong>de</strong>n aangenomen dat een<br />
min<strong>de</strong>rjarige met het vereiste on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, zon<strong>de</strong>r <strong>bij</strong>stand van een ou<strong>de</strong>r of voogd, een beroep zal<br />
kunnen instellen. 148<br />
41. In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> procesbevoegdheid moet tot slot nog vermeld wor<strong>de</strong>n dat zich in<br />
het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux hieromtrent geen problemen kunnen stellen. Immers <strong>de</strong><br />
verzoeker zal steeds <strong>de</strong> natuurlijke persoon zijn <strong>voor</strong> wie het verzoekschrift is ingediend.<br />
Ingevolge <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet kàn <strong>de</strong> verzoeker zich tevens laten <strong>bij</strong>staan of<br />
vertegenwoordigen door een advocaat die het mandaat ad litem uitoefent. 149<br />
e. De beroepstermijn<br />
42. Het respecteren van <strong>de</strong> termijn waarbinnen het beroep moet ingesteld wor<strong>de</strong>n is een<br />
ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> die betrekking heeft op <strong>de</strong> wijze waarop het beroep<br />
ingesteld moet wor<strong>de</strong>n. Of <strong>de</strong> termijn door <strong>de</strong> verzoeker gerespecteerd is gewor<strong>de</strong>n,<br />
wordt afgeleid uit <strong>de</strong> datum van het beroep.<br />
Als datum van indiening van het beroep geldt enkel <strong>de</strong> datum waarop het verzoekschrift<br />
<strong>bij</strong> aangetekend schrijven aan <strong>de</strong> post is overhandigd. 150 Dit maakt dat een<br />
verzoekschrift niet geldig ter griffie kan wor<strong>de</strong>n neergelegd, noch in <strong>de</strong> brievenbus van<br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> kan ge<strong>de</strong>poneerd wor<strong>de</strong>n en evenmin <strong>bij</strong> gewone brief of op een an<strong>de</strong>re wijze –<br />
bv. <strong>bij</strong> taxipost- <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> kan toekomen. 151 De ratio legis van <strong>de</strong>ze regel is het<br />
148<br />
Toepassingen uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 106.508 van 13 mei 2002 (“dat,<br />
wat <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarigheid van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij ten tij<strong>de</strong> van haar asielaanvraag betreft, zij zich hierop<br />
niet rechtmatig kan steunen nu zij el<strong>de</strong>rs in het verzoekschrift, namelijk on<strong>de</strong>r het kopje<br />
ontvankelijkheid, zelf <strong>de</strong> stelling ontwikkelt dat zij gezien haar leeftijd en gezien het feit dat zij<br />
zelfstandig <strong>de</strong> erkenningsprocedure heeft opgestart, over voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen beschikt<br />
om zelf een beroep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in te dienen”) R.v.St. nr. 77.847 van 28 <strong>de</strong>cember 1998<br />
(“Considérant, quant à la recevabilité ratione personae, que le <strong>de</strong>man<strong>de</strong>ur est mineur d’âge; qu’en<br />
principe, le mineur non émancipé n’a pas la capacité requise pour introduire personnellement une<br />
requête au Conseil d’Etat et doit, conformément au droit commun, être représenté par son père, sa mère<br />
ou son tuteur; que toutefois, dès lors qu’un mineur d’âge est en mesure d’accomplir un acte juridique, en<br />
l’espèce d’introduire une <strong>de</strong>man<strong>de</strong> <strong>de</strong> reconnaissance <strong>de</strong> la qualité <strong>de</strong> réfugié, il doit être considéré<br />
comme juridiquement capable d’accomplir tous les actes relatifs à cette procédure, en ce compris les<br />
recours à introduire <strong>de</strong>vant le Conseil d’Etat; que la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> est recevable”); R.v.St. nr. 60.097 van 11<br />
juni 1996 (“Considérant, quant à la recevabilité ratione personae du présent recours, que le requérant<br />
est mineur d'âge, étant actuellement âgé <strong>de</strong> 17 ans; qu'en principe, le mineur non émancipé n'a pas la<br />
capacité requise pour introduire personnellement une requête au Conseil d'Etat et doit, conformément au<br />
droit commun, être représenté par son père, sa mère ou son tuteur; qu'en l'espèce, il faut toutefois<br />
considérer que la requête tendant à la suspension <strong>de</strong> l'exécution d'une décision rejetant, au sta<strong>de</strong> <strong>de</strong> la<br />
recevabilité, la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> d'asile, est un acte qui revêt un caractère à ce point personnel qu'il peut être<br />
accompli par un mineur qui n'est plus un "infans"; que la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> est recevable”); S. DE TAEYE, o.c.,<br />
randnr. 23; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,194.<br />
149<br />
art. 39/56, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid Vr. W. Enkel een advocaat en geen an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>r<strong>de</strong> heeft dit recht. De advocaat<br />
heeft het monopolie ad litem.<br />
150<br />
Koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, Verslag aan <strong>de</strong> Koning, art. 3, §1: naar analogie met art. 84 van het<br />
Algemeen procedurereglement (besluit van <strong>de</strong> regent van 23 augustus 1948 tot regeling van <strong>de</strong><br />
rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State); S. DE TAEYE, o.c., randnr. 97; J.<br />
BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 419.<br />
151<br />
Art. 3 PR RvV, Verslag aan <strong>de</strong> Koning <strong>bij</strong> dit besluit, art. 3, §1; R.v.St.. nr. 76.720 van 29 oktober<br />
1998 (“Considérant que les actes attaqués ont été notifiés aux requérants le 13 avril 1994; que la<br />
requête en annulation a été envoyée par taxipost le 6 juin 1994 et non par lettre recommandée à la<br />
poste comme l’exige l’article 84 du règlement général <strong>de</strong> procédure; que, en vertu <strong>de</strong>s articles 43 et 44<br />
<strong>de</strong> l’arrêté royal du 12 janvier 1970 portant réglementation du service postal tel que modifié par l’arrêté<br />
royal du 18 octobre 1990, les envois par taxipost ne sont pas considérés comme envois recommandés;<br />
que, dès lors la requête en annulation n’a acquis date certaine que lors <strong>de</strong> l’envoi par les requérants <strong>de</strong><br />
timbres fiscaux, par lettre recommandée à la poste le 21 juin 1994, soit postérieurement au délai <strong>de</strong><br />
soixante jours prévu par l’article 4 du règlement général <strong>de</strong> procédure; que le recours est tardif et<br />
29
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
verkrijgen van een vaste, onbetwistbare datum van <strong>de</strong> indiening van het<br />
verzoekschrift. 152 Indien een verzoekschrift op onregelmatige wijze <strong>bij</strong> <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> toekomt, dan blijft <strong>de</strong> beroepstermijn lopen. Het verzoekschrift verwerft vaste<br />
datum <strong>de</strong> dag waarop vanuit <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> een aangetekend schrijven aan één<br />
van <strong>de</strong> partijen wordt gericht waarin door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> melding van het verzoekschrift wordt<br />
gemaakt. 153<br />
Voor <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> beroepstermijn wordt <strong>de</strong> kennisneming van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing als uitgangspunt genomen. Binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux moet<br />
immers elke griefhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> akte aan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling betekend wor<strong>de</strong>n. Deze<br />
verplichting vloeit <strong>voor</strong>t uit artikel 62 Vr.W., alsook uit het feit dat beslissingen die door<br />
<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> wor<strong>de</strong>n genomen binnen het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> toegang, het verblijf en vestiging<br />
van vreem<strong>de</strong>lingen op het grondgebied op individuele wijze <strong>de</strong> rechtstoestand van <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling aanbelangen. 154<br />
43. De beroepstermijn in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux gaat pas in <strong>bij</strong> <strong>de</strong> betekening<br />
van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. De berekening van <strong>de</strong> termijn hangt echter af van <strong>de</strong> wijze<br />
waarop <strong>de</strong> beslissing werd betekend. Om dit te bepalen past het om enkele algemene<br />
principes in verband met <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> termijn binnen een administratieve<br />
procedure in herinnering te brengen.<br />
• De dag van <strong>de</strong> akte die het uitgangspunt is van <strong>de</strong> termijn (<strong>de</strong><br />
zgn. dies a quo) wordt niet in <strong>de</strong> termijn begrepen, <strong>de</strong> vervaldag<br />
(dies ad quem) wel 155 ;<br />
• Is <strong>de</strong> vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke<br />
feestdag dan wordt <strong>de</strong> termijn verlengd tot <strong>de</strong> eerstvolgen<strong>de</strong><br />
werkdag 156 ;<br />
• In geval van kennisgeving <strong>bij</strong> aangetekend schrijven wordt als<br />
dag van kennisgeving beschouwd, <strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> aanbieding van<br />
het schrijven aan <strong>de</strong> woning van <strong>de</strong> bestemmeling, ongeacht of<br />
irrecevable,”); R.v.St. nr. 124.389 van 17 oktober 2003 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij <strong>de</strong><br />
memorie van antwoord niet met een ter post aangeteken<strong>de</strong> brief, zoals <strong>voor</strong>geschreven, maar per<br />
taxipost aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State heeft toegezon<strong>de</strong>n; dat, an<strong>de</strong>rs dan in het geval van <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong><br />
zending, het niet tot het wezen van <strong>de</strong> "express-koerierdienst (taxipost)" behoort dat zij tegen<br />
ontvangstbewijs ter post wordt bezorgd; dat dit kenmerk het fundamenteel verschil vormt tussen bei<strong>de</strong><br />
zendingen; dat <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> zending, precies wegens dat specifiek kenmerk, als enige geldige wijze<br />
van toesturen van <strong>de</strong> processtukken aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wordt opgelegd;”).<br />
152 Koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, Verslag aan <strong>de</strong> Koning, art. 3, §1; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />
randnr. 419 (p.372) .<br />
153 Koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, Verslag aan <strong>de</strong> Koning, art. 3, §1; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />
randnr. 420; R.v.St. nr. 115.714 van 11 februari 2003 (“Overwegen<strong>de</strong> dat een niet met een ter post<br />
aangeteken<strong>de</strong> brief aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State verzon<strong>de</strong>n processtuk alsnog vaste datum kan verkrijgen ten<br />
gevolge van een door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ter post aangeteken<strong>de</strong> verzending van een stuk van <strong>de</strong><br />
procedure waarin melding wordt gemaakt van genoemd stuk;”) R.v.St. nr. 101.894 van 17 <strong>de</strong>cember<br />
2001 (“dat <strong>voor</strong> zover wordt aangenomen dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring vaste datum heeft gekregen ten gevolge van<br />
<strong>de</strong> door <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ter post aangeteken<strong>de</strong> verzending ervan aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong><br />
partij en <strong>de</strong> eventuele tussenkomen<strong>de</strong> partij”)<br />
154 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 459.<br />
155 art. 4 PR RvV., naar analogie met art. 88 A.P.R. (besluit van <strong>de</strong> Regent van 23 augustus 1948 tot<br />
regeling van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State); zie ook J. BAERT en<br />
G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 433.<br />
156 Voor een opsomming van <strong>de</strong> wettelijke feestdagen, zie het Koninklijk Besluit van 18 april 1974 tot<br />
bepaling van <strong>de</strong> algemene wijze van uitvoering van <strong>de</strong> wet van 4 januari 1974 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> feestdagen<br />
(B.S. 24 april 1974). Enkel <strong>de</strong> wettelijke feestdagen wor<strong>de</strong>n bedoeld, niet <strong>de</strong> reglementaire of <strong>de</strong><br />
(brug)data waarop <strong>de</strong> post is gesloten (R.v.St., nr. 102.951, 28 januari 2002; Dit arrest bevestig<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
leer van het arrest R.v.St.,nr. 68.244, 23 september 1997, R.W. 1997-98, 121, (kritische) noot J. BAERT<br />
en G. DEBERSAQUES, “De termijnberekening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> sluiting van <strong>de</strong> Post”).Tevens<br />
dient opgemerkt te wor<strong>de</strong>n dat een sluitingsdag van <strong>de</strong> griffie géén verlenging van <strong>de</strong> termijn met zich<br />
meebrengt.<br />
30
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
<strong>de</strong>ze <strong>de</strong> zending persoonlijk in ontvangst heeft genomen of<br />
niet 157 .<br />
Inzake <strong>de</strong> termijnberekening moet een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt wor<strong>de</strong>n naar gelang een<br />
beslissing ter kennis wordt gebracht tegen ontvangstbewijs, <strong>bij</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief met<br />
ontvangstbewijs, dan wel <strong>bij</strong> gewone brief of (gewone) aangeteken<strong>de</strong> brief.<br />
Gebeurt <strong>de</strong> betekening door mid<strong>de</strong>l van een aangetekend schrijven met<br />
ontvangstmelding (i.e. <strong>de</strong> zgn. “roze kaart”), dan gaat <strong>de</strong> termijn uiteraard in met <strong>de</strong> dag<br />
van <strong>de</strong> ontvangst van het schrijven, zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> dag vermeld op <strong>de</strong> poststempel<br />
<strong>voor</strong>komend op <strong>de</strong> (roze) ontvangstmelding. 158 : er valt immers niet in te zien – stelt het<br />
arrest Thiry 159 - waarom an<strong>de</strong>rs niet met een gewone (aangeteken<strong>de</strong>) brief kan wor<strong>de</strong>n<br />
betekend. Indien <strong>de</strong> betekening gebeurt tegen ontvangstbewijs, dan is <strong>de</strong> dies a quo <strong>de</strong><br />
dag waarop <strong>de</strong> beslissing werd afgetekend door <strong>de</strong> verzoeker dan wel waarop hij<br />
geweigerd heeft <strong>de</strong>ze af te tekenen.<br />
Wanneer <strong>de</strong> betekening gebeurt door mid<strong>de</strong>l van een gewone brief of een aangetekend<br />
schrijven, dan stelt men vast dat het PR RvV – noch wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, het<br />
A.P.R. - <strong>de</strong>ze hypothese niet regelt.<br />
Wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, doet <strong>de</strong>ze een beroep op een (weerlegbaar)<br />
vermoe<strong>de</strong>n 160 van ontvangst van <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief. Deze vormt dan <strong>de</strong> dies a quo.<br />
Wat nu <strong>de</strong> bepaling van <strong>de</strong>ze vermoe<strong>de</strong> datum van ontvangst (dies a quo) betreft, stelt<br />
men vast dat <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ter zake niet meer eenduidig is en<br />
blijkbaar aan het evolueren lijkt. Het “klassieke standpunt” ter zake is dat behou<strong>de</strong>ns op<br />
zaterdagen, zondagen en feestdagen een aangeteken<strong>de</strong> brief geacht wordt binnen <strong>de</strong><br />
vierentwintig uur aan <strong>de</strong> geadresseer<strong>de</strong> te zijn afgeleverd 161 . Bepaal<strong>de</strong> recente<br />
rechtspraak blijkt dit standpunt te blijven volgen 162 . An<strong>de</strong>re rechtspraak, dui<strong>de</strong>lijk<br />
geïnspireerd door het gegeven dat <strong>de</strong> wetgever door <strong>de</strong> invoeging van artikel 53bis in het<br />
Gerechtelijk Wetboek <strong>bij</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember 2005 zelf heeft toegegeven dat <strong>de</strong><br />
postdiensten niet meer zo snel werken als vroeger 163 opteert <strong>voor</strong> een verbreding van<br />
het vermoe<strong>de</strong>n van ontvangst ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verzoeker en gaat er van uit dat men<br />
drie werkdagen moet rekenen vanaf <strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> afgifte van <strong>de</strong> brief aan <strong>de</strong><br />
postdiensten 164 .<br />
157<br />
R.v.St. nr. 118.123 van 8 april 2003 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verjaringstermijn van zestig dagen om<br />
een annulatieberoep in te stellen ingaat met <strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing;<br />
dat als die dag wordt beschouwd, <strong>bij</strong> een kennisgeving <strong>bij</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief, <strong>de</strong> dag van aanbieding<br />
ervan door <strong>de</strong> Post aan <strong>de</strong> woning van <strong>de</strong> bestemmeling, ook indien <strong>de</strong> betrokkene <strong>de</strong> zending niet in<br />
ontvangst neemt,”); A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 973; J.<br />
BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 465.<br />
158<br />
art. 4 Pr, § 1 en 3. PR RvV, die <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zijn als 84, twee<strong>de</strong> en vijf<strong>de</strong>, lid A.P.R.. Zie o.m. dui<strong>de</strong>lijk in<br />
die zin R.v.st., nr. 87.613, 25 mei 2000 (dat bevestigt dat niet <strong>de</strong> dag vermeld op <strong>de</strong> poststempel die is<br />
aangebracht op <strong>de</strong> omslag van tel is); R.v.St., nr. 158.639, 11 mei 2006; R.v.St. nr. 160.860 van 30<br />
juni 2006. Dat het wel <strong>de</strong>gelijk het postmerk is dat op het ontvangstbewijs is aangebracht dat <strong>de</strong> datum<br />
van ontvangst bepaalt, is uitdrukkelijk bepaald in R.v.St., nr. 49.721, 18 oktober 1994.<br />
159<br />
R.v.St., nr. 87.613, 25 mei 2000.<br />
160<br />
In dit verband moet wor<strong>de</strong>n gewezen op een o.i. alleenstaand geval waarin blijkbaar ten aanzien van<br />
een (gewone) aangeteken<strong>de</strong> brief werd uitgegaan van een an<strong>de</strong>re optie en waar<strong>bij</strong> het vermoe<strong>de</strong>n van<br />
ontvangst niet werd aanvaard : R.v.St., nr. 129.473, 19 maart 2004.<br />
161<br />
Zie <strong>voor</strong> een overzicht en analyse van <strong>de</strong>ze klassieke rechtspraak, inz.. J. BAERT en G.<br />
DEBERSAQUES, o.c., p. 427.<br />
162<br />
Zie b.v. specifiek in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, R.v.St., nr. 166.540, 16 januari 2007.<br />
163<br />
Zie inz. Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 1309/001, p. 7).<br />
164<br />
Zie b.v. recent, R.v.St.. nr. 163.785 van 19 oktober 2006 (“Naar analogie met artikel 53 bis van het<br />
gerechtelijk wetboek, dat werd ingevoegd <strong>bij</strong> <strong>de</strong> wet van 13 <strong>de</strong>cember 2005, kan te <strong>de</strong>zen wor<strong>de</strong>n<br />
aangenomen dat <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> zending geacht wordt te zijn ontvangen op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> werkdag die<br />
volgt op <strong>de</strong> verzending ervan.”) en R.v.St., nr. 165.297, 29 november 2006 (toepassing in het<br />
vreem<strong>de</strong>lingencontentieux). Ons is op grond van <strong>de</strong> schaarse rechtspraak nog niet dui<strong>de</strong>lijk of dit<br />
(nieuwe) vermoe<strong>de</strong>n ook toepasselijk is op <strong>de</strong> geschillen aanhangig <strong>voor</strong> 1januari 2006, i.e. <strong>de</strong> datum<br />
31
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Naar analogie met <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen ook<br />
een beroep op een (weerlegbaar) vermoe<strong>de</strong>n van ontvangst van <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief.<br />
Wat nu <strong>de</strong> bepaling van <strong>de</strong>ze “vermoe<strong>de</strong>” datum van ontvangst (dies a quo), neemt <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen 165 aan dat, gelet op <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> termijn<br />
waarme<strong>de</strong> poststukken on<strong>de</strong>rweg zijn en om zeker te zijn dat <strong>de</strong> geadresseer<strong>de</strong> effectief<br />
kennis ervan heeft kunnen nemen, <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> zending geacht wordt ontvangen te<br />
zijn op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> werkdag 166 te rekenen vanaf <strong>de</strong> dag na <strong>de</strong> afgifte van <strong>de</strong> brief ter post.<br />
Op <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> werkdag gaat <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> beroepstermijn in. Dit is m.a.w. <strong>de</strong><br />
zogenaam<strong>de</strong> dies a quo die evenwel, overeenkomstig het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> algemeen<br />
principe, niet in <strong>de</strong> termijn meegeteld. Concreet betekent dit dus dat <strong>de</strong> beroepstermijn<br />
begint te lopen om 0.00u van <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> dag na <strong>de</strong> verzending van <strong>de</strong> betekening <strong>bij</strong><br />
aangetekend schrijven.<br />
Zolang <strong>de</strong> beroepstermijn niet is verstreken, kan <strong>de</strong> verzoeker een reeds ingediend<br />
verzoekschrift door een nieuw vervangen, het oorspronkelijk verzoekschrift aanvullen of<br />
<strong>de</strong> gebreken die het zou vertonen herstellen. In het geval een eerste verzoekschrift<br />
<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld onontvankelijk zou zijn omwille van het ontbreken van <strong>de</strong> uiteenzetting van<br />
feiten en mid<strong>de</strong>len, dan kan een, binnen <strong>de</strong> beroepstermijn, nieuw ingediend<br />
verzoekschrift mét daarin <strong>de</strong> uiteenzetting van feiten en mid<strong>de</strong>len dit gebrek<br />
herstellen. 167<br />
44. De beroepstermijn in volle rechtsmacht <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bedraagt 15 dagen (art.<br />
39/57, eerste lid Vr.W.). Een annulatieberoep kan, op grond van hetzelf<strong>de</strong> artikel,<br />
twee<strong>de</strong> lid wor<strong>de</strong>n ingediend tot <strong>de</strong>rtig dagen na <strong>de</strong> kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing.<br />
3. Procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n.<br />
a. De bestand<strong>de</strong>len van het verzoekschrift<br />
45. Om <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re procesgang vlot te laten verlopen moet het verzoekschrift aan<br />
bepaal<strong>de</strong> ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n voldoen wil het beroep door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ten gron<strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n. De <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n die betrekking hebben op het verzoekschrift vormen<br />
in hun geheel <strong>de</strong> procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n.<br />
Een verzoekschrift moet op straffe van nietigheid, <strong>de</strong> gegevens vermel<strong>de</strong>n bevat in<br />
artikel 39/69 Vr. W. en, wat het beroep tot nietigverklaring betreft, die vermeld in artikel<br />
39/78 juncto art. 39/69 Vr. W.:<br />
46. Naast <strong>de</strong>ze op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen, wordt een<br />
verzoekschrift niet op <strong>de</strong> rol geplaatst wanneer (art. 39/69, § 1, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.) :<br />
waarop het nieuwe artikel 53bis Ger. W. in werking trad (b.v. <strong>voor</strong>noemd arrest nr. 163.785 van 19<br />
oktober 2006 past dit toe op beroepen van <strong>voor</strong> die datum).<br />
165 Voor een eerste toepassing, zie VBV, nr. 05-3552/D1397, 28 maart 2007.<br />
166 Volgens een vaststaan<strong>de</strong> en overvloedige rechtspraak moet, wanneer <strong>de</strong> wetgever niet uitdrukkelijk<br />
een <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re werkwijze van <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> termijn hanteert (wat te <strong>de</strong>zen niet is geschied), het<br />
begrip “werkdag” in zijn gebruikelijke betekenis wor<strong>de</strong>n begrepen. Dit omvat <strong>de</strong>rhalve alle dagen van <strong>de</strong><br />
week, behalve <strong>de</strong> zon- en feestdagen (zie B;v. R.v.St., nr. 66.241, 14 mei 1997; R.v.St., nr. 70.102, 9<br />
<strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 78.979, 26 februari 1999; R.v.St., nr. 82.784, 8 oktober 1999; R.v.St., nr.<br />
82.825, 12 oktober 1999; R.v.St., nr. 83.994, 9 <strong>de</strong>cember 1999; R.v.St., nr. 114.626, 17 november<br />
2003; R.v.St., nr. 128.250, 18 februari 2004) ook al is het in vele bedrijfstakken gebruikelijk dat op<br />
zaterdag niet meer gewerkt wordt (R.v.St., nr. 150.547, 24 oktober 2005) of wor<strong>de</strong>n er geen<br />
poststukken besteld (R.v.St., nr. 93.411, 20 februari 2001).<br />
167 R.v.St.. nr. 96.213 van 7 juni 2001 (“een gebrekkig verzoekschrift kan wor<strong>de</strong>n aangevuld of<br />
vervangen maar enkel indien dit binnen <strong>de</strong> termijn <strong>voor</strong> het indienen van een beroep gebeurt”); J.<br />
BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 421.<br />
32
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
• zij geen afschrift van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte of van het stuk waar<strong>bij</strong><br />
<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling ter kennis is gebracht, bevatten<br />
• geen zes afschriften van het beroep er<strong>bij</strong> gevoegd zijn<br />
• het geheven rolrecht niet is gekweten. In <strong>de</strong> praktijk is er<br />
rolrecht bepaald, zodat dit geen toepassing vindt.<br />
Een verzoekschrift behept met zulks een onregelmatigheid kan evenwel door <strong>de</strong><br />
verzoeker rechtgezet wor<strong>de</strong>n, zodat het verzoekschrift alsnog op <strong>de</strong> rol wordt geplaatst.<br />
Wanneer een verzoekschrift op <strong>de</strong> griffie binnenkomt, en niet op <strong>de</strong> rol kan wor<strong>de</strong>n<br />
geplaatst, dan wordt onmid<strong>de</strong>llijk en ten laatste <strong>de</strong> werkdag volgend op <strong>de</strong> dag van<br />
ontvangst van het verzoekschrift, <strong>de</strong> verzoeker hiervan door <strong>de</strong> griffie op <strong>de</strong> hoogte<br />
gebracht. Ook wordt het verzoekschrift en <strong>de</strong> eventuele <strong>bij</strong>lagen aan <strong>de</strong> verzoeker<br />
teruggezon<strong>de</strong>n mét vermelding van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van terugzending. Aangezien <strong>de</strong>ze brief in<br />
hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker een termijn doet ingaan, wordt hij aangetekend verzon<strong>de</strong>n met<br />
ontvangstmelding (art. 3, § 2, eerste en twee<strong>de</strong> lid, PR RvV). De verzoeker heeft dan <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om het verzoekschrift te regulariseren. Hij doet dit ten laatste op <strong>de</strong><br />
eerstvolgen<strong>de</strong> werkdag na ontvangst van <strong>de</strong> brief van <strong>de</strong> griffie. Het geregulariseer<strong>de</strong><br />
verzoekschrift wordt daarna geacht te zijn ingediend op <strong>de</strong> éérste datum van verzending<br />
ervan (art. 10 PR RvV).<br />
Deze mogelijkheid tot regularisatie van het verzoekschrift staat enkel open in het geval<br />
een verzoekschrift niet op <strong>de</strong> rol wordt geplaatst. En verzoekschrift dat één van <strong>de</strong>, op<br />
straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen, niet bevat, kan niet wor<strong>de</strong>n<br />
geregulariseerd dan door het, binnen <strong>de</strong> beroepstermijn, indienen van een nieuw<br />
verzoekschrift dat wél voldoet aan alle vereisten.<br />
47. De op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen van een verzoekschrift<br />
dienen er<strong>voor</strong> te zorgen dat <strong>de</strong> procesgang op een vlotte wijze gebeurt. Dit maakt dat,<br />
binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, sommige van <strong>de</strong>ze vermeldingen – gelet op het<br />
doel ervan - enigszins soepel geïnterpreteerd kunnen wor<strong>de</strong>n in die zin dat <strong>de</strong> minste<br />
miskenning of verzuim niet tot nietigheid van het beroep moet lei<strong>de</strong>n: het betreffen<br />
relatieve in plaats van absolute nietighe<strong>de</strong>n 168 . Wel moet er op wor<strong>de</strong>n gewezen dat <strong>de</strong><br />
wetgever i.t.t. <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, dui<strong>de</strong>lijk heeft <strong>voor</strong>zien in een<br />
nietigheidsregeling : in tegenstelling tot <strong>de</strong> analoge <strong>voor</strong>schriften of pleegvormen die ter<br />
zake in <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State gel<strong>de</strong>n 169 , heeft <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong>ze<br />
pleegvormen dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>geschreven op straffe van nietigheid. De rechtspraak van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>ze pleegvormen is <strong>de</strong>rhalve niet zomaar over te enten.<br />
b. De taal van <strong>de</strong> rechtspleging<br />
48. Voor het bepalen van <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> rechtspleging moet een on<strong>de</strong>rscheid wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt in asielzaken enerzijds en an<strong>de</strong>re aangelegenhe<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>rzijds.<br />
In asielzaken (met inbegrip van die welke nadien in <strong>de</strong> annulatieprocedure komen)<br />
alsme<strong>de</strong> indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> asielaanvraag of binnen<br />
een termijn van zes maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> afloop van <strong>de</strong> asielprocedure verzoekt om het<br />
toekennen van een machtiging tot verblijf op grond van <strong>de</strong> artikelen 9bis of 9ter Vr.W.,<br />
wordt <strong>de</strong> proceduretaal bepaald overeenkomstig artikel 51/4 Vr.W.<br />
168<br />
Voor toepassingen, zie VBV, nr. 04-2072/INTERLOCUTOIRE, 28 maart 2007; RvV, nr. 553, 3 juli<br />
2007; RvV, nr. 554, 3 juli 2007.<br />
169<br />
Zo zal <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State <strong>de</strong> niet vermelding van <strong>de</strong> gekozen woonplaats n enkel<br />
kan lei<strong>de</strong>n tot onontvankelijkheid indien <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij door dat verzuim niet of slechts zeer<br />
moeilijk geï<strong>de</strong>ntificeerd kan wor<strong>de</strong>n of indien <strong>de</strong> procesvoering daardoor bemoeilijkt of onmogelijk wordt<br />
gemaakt : S. DE TAEYE, o.c., randnr. 424; R.v.St.. nr. 73.714 van 18 mei 1998; R.v.St.. nr. 120.300<br />
van 10 juni 2003. Door <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever is <strong>de</strong>ze rechtspraak niet zo maar over te<br />
enten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />
33
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Wat <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> taal betreft <strong>voor</strong> het indienen van het verzoekschrift en <strong>de</strong> overige<br />
procedurestukken, moet <strong>de</strong> asielzoeker op straffe van niet-ontvankelijkheid van het<br />
betrokken stuk, <strong>de</strong>ze procedurestukken indienen in <strong>de</strong> taal die is bepaald <strong>bij</strong> het indienen<br />
van <strong>de</strong> aanvraag overeenkomstig artikel 51/4 Vr.W. (art. 39/18, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />
In <strong>de</strong> overige beroepen wordt <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> procedure bepaald overeenkomstig artikel<br />
39/14 Vr.W.. De verzoeker – die niet on<strong>de</strong>rworpen is aan <strong>de</strong> wetgeving op het gebruik<br />
van <strong>de</strong> talen in bestuurszaken – mag <strong>voor</strong> zijn processtukken en zijn verklaringen <strong>de</strong> taal<br />
gebruiken welke hij verkiest (art. 39/18 Vr.W.). Deze bepaling vergt twee nuanceringen.<br />
Allereerst dient te wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> taal ter terechtzitting geen<br />
afbreuk doet aan <strong>de</strong> proceduretaal. De raadsman van verzoeker dient zich ook ter<br />
terechtzitting te bedienen van <strong>de</strong> proceduretaal 170 .<br />
Een twee<strong>de</strong> nuancering van het principe vervat in artikel 39/18, eerste lid, Vr.W., is dat,<br />
alhoewel <strong>de</strong>ze bepaling in zeer algemene termen is gesteld, zulks niet betekent dat <strong>de</strong><br />
partijen een volledige taalvrijheid genieten. Artikel 39/18, eerste lid, Vr.W. moet immers<br />
in het licht van rechtspraak inzake het analoge artikel 66, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.-Wet<br />
geïnterpreteerd te wor<strong>de</strong>n. Deze bepalingen moeten wor<strong>de</strong>n gelezen in het licht van<br />
artikel 30 G.W. lui<strong>de</strong>ns hetwelk het gebruik van <strong>de</strong> in België gesproken talen vrij is en<br />
niet kan wor<strong>de</strong>n geregeld dan door <strong>de</strong> wet en alleen <strong>voor</strong> han<strong>de</strong>lingen van het openbaar<br />
gezag en <strong>voor</strong> gerechtszaken. Hieruit volgt dat <strong>de</strong> taalvrijheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zich beperkt<br />
tot <strong>de</strong> in België officieel gesproken talen: Ne<strong>de</strong>rlands, Frans en Duits 171 . Met <strong>de</strong><br />
invoering van artikel 66, eerste lid R.v.St.-Wet. –en <strong>bij</strong>gevolg van artikel 39/18, eerste<br />
lid, Vr.W. – heeft <strong>de</strong> wetgever niet <strong>de</strong> bedoeling gehad <strong>de</strong> particulieren te machtigen hun<br />
verzoekschrift aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in onverschillig welke taal te redigeren. Een verzoekschrift<br />
kan, zo stelt <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, in een an<strong>de</strong>re taal dan één van <strong>de</strong><br />
officiële landstalen wor<strong>de</strong>n ingediend, wanneer een bepaling die in België bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kracht heeft, bepaal<strong>de</strong> personen machtigt om een vreem<strong>de</strong> taal te gebruiken <strong>voor</strong><br />
geschillen over welbepaal<strong>de</strong> aangelegenhe<strong>de</strong>n 172 .<br />
Het vaststellen van <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> rechtspleging is tot slot, binnen het<br />
vreem<strong>de</strong>lingencontentieux van belang om te bepalen of een tolk aanwezig dient te zijn<br />
op <strong>de</strong> terechtzitting (art. 13, twee<strong>de</strong> lid, PR RvV). Indien <strong>de</strong> verzoeker hieromtrent in het<br />
verzoekschrift niks vermeldt, dan wor<strong>de</strong>n hij geacht af te zien van <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
gehoord te wor<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l van een tolk 173 .<br />
c. De verplichte aanwezigheid van <strong>de</strong> partijen<br />
49. Ondanks het schriftelijk karakter van <strong>de</strong> procedure dienen <strong>de</strong> partijen ter<br />
terechtzitting aanwezig te zijn. Partijen kunnen zich echter laten vertegenwoordigen door<br />
een raadsman. Dit maakt dat <strong>de</strong> verzoeker niet in persoon moet verschijnen. 174<br />
Inzon<strong>de</strong>rheid kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> persoonlijke verschijning niet bevelen. 175<br />
Bij een niet verschenen of niet vertegenwoordig<strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij, wordt het beroep<br />
verworpen, een verweren<strong>de</strong> of tussenkomen<strong>de</strong> partij die niet verschijnt wordt geacht in<br />
te stemmen met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring of het beroep (art. 39/59, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). Ten aanzien<br />
170 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122.<br />
171 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in<br />
bestuurszaken, Brugge, die Keure, 2004, randnr. 958; Les Novelles v° Droit Administratif, Brussel,<br />
Larcier, randnr. 2232, 730.<br />
172 R.v.St. nr. 23.047, 18 maart 1983; Cfr. in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin, RvSt. nr. 13.164, 11 oktober 1968.<br />
173 VBV, nr. 04-2072/INTERLOCUTOIRE, 28 maart 2007.<br />
174 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122.<br />
175 Infra, nr. 59.<br />
34
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij is dit een onweerlegbaar vermoe<strong>de</strong>n. Naar analogie met <strong>de</strong><br />
(vaste) rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake artikel 4, vier<strong>de</strong> lid, P.R.K.G., mag ten<br />
aanzien van <strong>de</strong> niet verschijnen<strong>de</strong> noch vertegenwoordig<strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij wor<strong>de</strong>n<br />
aangenomen dat er het vermoe<strong>de</strong>n geldt dat <strong>de</strong>ze partij instemt met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring, maar<br />
dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> er evenwel niet in alle omstandighe<strong>de</strong>n toe gehou<strong>de</strong>n is op dat vermoe<strong>de</strong>n<br />
in te gaan. Dit zal met name niet het geval zijn wanneer hij tot <strong>de</strong> vaststelling komt dat<br />
<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring dui<strong>de</strong>lijk niet voldoet aan <strong>de</strong> ontvankelijkheids- of<br />
gegrondheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 176 .<br />
Partijen kunnen echter hun niet-verschijning wijten aan overmacht. Naar analogie zal <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen in <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> theorie van <strong>de</strong> ‘ontoerekenbare<br />
onmogelijkheid ‘ hanteren. Ingevolge <strong>de</strong>ze leer bestaat overmacht uit twee componenten<br />
: enerzijds een onoverkomelijke gebeurtenis waarop <strong>de</strong> verzoeker geen vat had en<br />
an<strong>de</strong>rzijds een subjectief bestand<strong>de</strong>el nl. dat <strong>de</strong> verzoeker al het mogelijke heeft gedaan<br />
om het <strong>voor</strong>val te vermij<strong>de</strong>n. 177 .<br />
§. 3. De rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen: het<br />
ver<strong>de</strong>re verloop van <strong>de</strong> procedure.<br />
50. Indien alle bovenstaan<strong>de</strong> elementen in acht genomen zijn, dan kan <strong>de</strong> rechtspleging<br />
haar ver<strong>de</strong>r verloop kennen. De rechtsgang is <strong>bij</strong> elk van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ziene procedures<br />
verschillend.<br />
1. Depistage<br />
a. Begripsomschrijving<br />
50. Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van het verzoekschrift on<strong>de</strong>rzoekt <strong>de</strong> aangewezen<br />
kamer<strong>voor</strong>zitter of rechter <strong>bij</strong> <strong>voor</strong>rang <strong>de</strong> beroepen waarvan het beroep doelloos,<br />
kennelijk onontvankelijk of waarvan afstand wordt gedaan of die dienen van <strong>de</strong> rol te<br />
wor<strong>de</strong>n geschrapt (art. 39/73, § 1, Vr.W.).<br />
Deze <strong>de</strong>pistageprocedure wordt gevoerd zowel in <strong>de</strong> annulatie- als in <strong>de</strong> volle<br />
rechtsmachtprocedure. Zij strekt er toe te verhin<strong>de</strong>ren dat beroepen die onontvankelijk<br />
zijn in <strong>de</strong> gewone procedure zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n toegelaten en alzo onnodig lang zou<strong>de</strong>n<br />
aanslepen.<br />
51. De vreem<strong>de</strong>lingenwet zelf geeft geen na<strong>de</strong>re omschrijving van <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong><br />
begrippen. Uit <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis blijkt dat on<strong>de</strong>r doelloze beroepen kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
begrepen, beroepen tegen beslissingen die wer<strong>de</strong>n ingetrokken. Bij kennelijk<br />
onontvankelijke beroepen zou het gaan om beroepen die laattijdig wer<strong>de</strong>n ingediend of<br />
waarvan het verzoekschrift niet aan <strong>de</strong> vereiste ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n voldoet. 178<br />
Zoals eer<strong>de</strong>r reeds werd aangehaald, blijkt uit <strong>de</strong> parlementaire <strong>voor</strong>bereiding van <strong>de</strong> wet<br />
van 15 september 2006 dat het <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever was dat <strong>de</strong><br />
procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zo veel als mogelijk aansluit <strong>bij</strong><br />
die welke geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. Dienvolgens kan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> begrippen en rechtsfiguren wor<strong>de</strong>n teruggegrepen naar die welke thans <strong>bij</strong><br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wordt aangewend. 179<br />
176<br />
Vaste rechtspraak, zie b.v. R.v.St., nr. 74.288, 16 juni 1998; R.v.St., nr. 150.507, 21 oktober 2005.<br />
177<br />
J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 503.<br />
178<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 132.<br />
179<br />
Ibid., 116-117.<br />
35
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Het begrip ‘d o e l l o o s’ werd geïntroduceerd in <strong>de</strong> gecoördineer<strong>de</strong> wetten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State door <strong>de</strong> wet van 4 augustus 1996. Uit <strong>de</strong> parlementaire stukken van <strong>de</strong>ze wet<br />
kan afgeleid wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> wetgever doel<strong>de</strong> op beroepen tegen een beslissing die werd<br />
ingetrokken 180 , vernietigd 181 , opgeheven 182 of gewijzigd 183 in <strong>de</strong> loop van het geding. 184<br />
Ook wanneer het bestaan van het beste<strong>de</strong>n besluit niet bewezen kan wor<strong>de</strong>n, is er<br />
sprake van een doelloos beroep. 185 Algemeen kan men stellen dat doelloze of kennelijk<br />
zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp zijn<strong>de</strong> verzoekschriften, verzoekschriften zijn die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />
ervan hun doel verloren hebben en die zou<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een arrest waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
beslist dat er geen uitspraak in dient gedaan te wor<strong>de</strong>n. 186 Wanneer van <strong>bij</strong> het begin<br />
van <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van het verzoekschrift blijkt dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring doelloos is, zal het<br />
wor<strong>de</strong>n beschouwd als kennelijk onontvankelijk. 187<br />
Ook <strong>de</strong> omschrijving van een ‘k e n n e l i j k o n o n t v a n k e l i j k’ verzoekschrift, is<br />
in <strong>de</strong> Memorie van Toelichting zeer summier. Bijgevolg past het ook hier terug te grijpen<br />
naar <strong>de</strong> invulling die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State aan dit begrip geeft. Uit <strong>de</strong> doctrine betreffen<strong>de</strong><br />
het versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 188 , kan als algemene<br />
stelling wor<strong>de</strong>n afgeleid dat een beroep kennelijk onontvankelijk is wanneer daartoe kan<br />
besloten wor<strong>de</strong>n op grond van een eenvoudige lezing van het verzoekschrift. In dat<br />
ka<strong>de</strong>r past het <strong>de</strong> aandacht erop te vestigen dat “kennelijk” moet gelezen wor<strong>de</strong>n als<br />
synoniem <strong>voor</strong> “manifest”. Zoals hier<strong>voor</strong> reeds werd beschreven 189 , dient elk<br />
verzoekschrift dat <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wordt ingediend, te voldoen aan zowel primaire als<br />
procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Wanneer, na een eerste lezing van het<br />
180 R.v.St.. nr. 159.313, 30 mei 2006 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>bij</strong> besluit van […]is<br />
ingetrokken; dat het beroep dienvolgens zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp is gevallen en “doelloos” is gewor<strong>de</strong>n, als<br />
bedoeld in artikel 93 van het besluit van <strong>de</strong> Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van <strong>de</strong><br />
rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State; […]”); R.v.St.. nr. 162.588, 21<br />
september 2006 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>bij</strong> beslissing van […] <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n toewijzingsbeslissing werd<br />
ingetrokken zodat <strong>bij</strong> gebrek aan <strong>voor</strong>werp het beroep doelloos is gewor<strong>de</strong>n;”) ; R.v.St.. nr. 108.365, 24<br />
juni 2002 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij in haar memorie van antwoord meldt dat <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n beslissing is ingetrokken op […] zodat volgens haar <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring van verzoeker doelloos is<br />
gewor<strong>de</strong>n […]”).<br />
181 De beslissing kan vernietigd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State (R.v.St.. nr. 125.865, 1 <strong>de</strong>cember 2003<br />
(“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> door verzoeker bestre<strong>de</strong>n beslissing vernietigd is <strong>bij</strong> ‘s <strong>Raad</strong>s arrest […]; dat <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong>gevolg doelloos is gewor<strong>de</strong>n;”) of door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />
182 R.v.St.. nr. 154.361, 31 januari 2006 ; R.v.St. nr. 140.414, 10 februari 2005.<br />
183 Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat het ‘wijzigen’ van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing niet zon<strong>de</strong>r meer leidt tot<br />
het doelloos wor<strong>de</strong>n van het beroep. Immers door het wijzigen van een beslissing blijft <strong>de</strong> beslissing in<br />
se overeind (Zie R.v.St.. nr. 141.956, 14 maart 2005). Het lijkt dat <strong>de</strong> wetgever met <strong>de</strong> term ‘gewijzigd’<br />
heeft gedoeld op <strong>de</strong> situatie waar<strong>bij</strong> een nieuw besluit in <strong>de</strong> plaats komt van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing :<br />
<strong>voor</strong> een toepassing, zie R.v.St. nr. 92.772, 29 januari 2001 (“Overwegen<strong>de</strong> dienvolgens dat <strong>de</strong><br />
verweren<strong>de</strong> partij een uitdrukkelijke gemotiveer<strong>de</strong> beslissing heeft genomen over <strong>de</strong> aanvraag van<br />
verzoeker; dat die beslissing in <strong>de</strong> plaats gekomen is van het bestre<strong>de</strong>n fictief weigeringsbesluit; dat het<br />
een an<strong>de</strong>re inhoud heeft in <strong>de</strong> mate dat er nu formeel een re<strong>de</strong>n wordt opgegeven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> weigering;<br />
dat, aangezien verzoeker dat besluit niet bestre<strong>de</strong>n heeft, vastgesteld moet wor<strong>de</strong>n dat het beroep tegen<br />
het fictief weigeringsbesluit doelloos is[…]”)<br />
184 Wetsontwerp tot wijziging op <strong>de</strong> wetten van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van state, gecoördineerd op 12 januari 1973,<br />
Memorie van toelichting, Parl. St. Senaat 1995-1996, nr. 321/1, 16.<br />
185 R.v.St. nr. 89.758, 25 september 2000 (“Overwegen<strong>de</strong> dat […] er geen enkel bewijs <strong>voor</strong>ligt van het<br />
bestaan van <strong>de</strong>rgelijke beslissing, dat in die on<strong>de</strong>rstelling verzoekers vor<strong>de</strong>ring kennelijk doelloos zou<br />
zijn wegens gebrek aan <strong>voor</strong>werp en <strong>de</strong>rhalve kennelijk onontvankelijk;[…]”).<br />
186 A. COPPENS, “Ingrepen in <strong>de</strong> algemene geschillenprocedure”, in X, <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State, 15 jaar procedurele vernieuwing, die Keure, Brugge, 2004, 53.<br />
187 Koninklijk besluit van 10 november 2001 tot wijziging van het besluit van <strong>de</strong> Regent van 23 augustus<br />
1948 tot regeling van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling wetgeving van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Verslag aan<br />
<strong>de</strong> koning, B.S. 12 <strong>de</strong>cember 2001.<br />
188 A. COPPENS, “Ingrepen in <strong>de</strong> algemene geschillenprocedure”, l.c. 55-58; G. DEBERSAQUES, “het<br />
versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State”, T.B.P., 1997, 444-445; S. DE TAEYE<br />
Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer, Mechelen, 2003, randnr. 579.<br />
189 zie supra randnr. 37-38 Voor <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van beroepen die door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State reeds als<br />
kennelijk onontvankelijk wer<strong>de</strong>n verklaard, zie S. DE TAYE Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer,<br />
Mechelen, 2003, randnr. 581 en <strong>de</strong> referenties naar <strong>de</strong> rechtspraak aldaar.<br />
36
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
verzoekschrift blijkt dat aan één van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n niet is voldaan, dan kan wor<strong>de</strong>n<br />
geconclu<strong>de</strong>erd tot <strong>de</strong> kennelijke onontvankelijkheid van het verzoekschrift.<br />
Over <strong>de</strong> a f s t a n d van het geding bepaalt het Procedurereglement <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen dat wanneer uitdrukkelijk wordt afgezien van het beroep, <strong>de</strong><br />
kamer <strong>bij</strong> <strong>de</strong>welke <strong>de</strong> zaak aanhangig is, zon<strong>de</strong>r verwijl uitspraak doet over <strong>de</strong> zaak (art.<br />
25 PR RvV). De afstand moet uitdrukkelijk gebeuren. In principe kan afstand niet wor<strong>de</strong>n<br />
vermoed 190 . De afstand moet gevraagd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> verzoeker of <strong>de</strong> advocaat. Het<br />
betreft een daad van beschikking die <strong>de</strong> grenzen van het mandaat van <strong>de</strong> advocaat<br />
overschrijdt. De advocaat van verzoeken<strong>de</strong> partij dient <strong>bij</strong>gevolg over een uitdrukkelijk<br />
mandaat te beschikken om afstand te doen. Hij wordt geloofd op zijn bevestiging. 191<br />
Tot slot verwijst artikel 39/73, §1 Vr.W. ook naar <strong>de</strong> situatie waar<strong>bij</strong> een beroep v a n d e<br />
r o l w o r d t af g e v o e r d. Deze situatie doet zich inzon<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong> wanneer<br />
<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> griffie <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij niet langer kan bereiken. 192 Ook in het geval<br />
van overlij<strong>de</strong>n van één van <strong>de</strong> partijen kan een beroep van <strong>de</strong> rol wor<strong>de</strong>n afgevoerd. In<br />
<strong>de</strong>ze specifieke situatie zal <strong>de</strong> rechtspleging, geduren<strong>de</strong> een perio<strong>de</strong> van drie maan<strong>de</strong>n<br />
en veertig dagen geschorst wor<strong>de</strong>n. Wordt binnen <strong>de</strong>ze termijn een hervatting van het<br />
geding gevraagd, dan wordt <strong>de</strong> geschrapte zaak opnieuw op <strong>de</strong> rol geplaatst. 193<br />
b. Procedure<br />
54. Onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> ontvangst van het verzoekschrift on<strong>de</strong>rzoekt <strong>de</strong> rolmagistraat of<br />
het verzoekschrift doelloos of kennelijk onontvankelijk is, of nog dat er sprake is van<br />
afstand of van een schrapping van <strong>de</strong> rol. In <strong>voor</strong>komend geval roept hij alle partijen op<br />
om, op korte termijn, <strong>voor</strong> hem te verschijnen. In <strong>de</strong> beschikking wordt kort uiteengezet<br />
op welke grond <strong>de</strong> rechter van mening is dat een beroep verworpen moet wor<strong>de</strong>n (art.<br />
39/73 Vr.W).<br />
Ter terechtzitting wor<strong>de</strong>n partijen in staat gesteld om hun replieken uiteen te zetten.<br />
Deze zijn beperkt tot een kritiek op <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>pistage. Na het sluiten van <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>batten doet <strong>de</strong> aangewezen rolrechter onverwijld uitspraak. Is hij van mening dat het<br />
beroep verworpen dient te wor<strong>de</strong>n, dan wordt een eindarrest gewezen. Het beroep wordt<br />
dan al naargelang het geval verworpen wegens onontvankelijkheid, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp<br />
verklaard of van <strong>de</strong> rol geschrapt. In het geval dat afstand van het geding werd gedaan,<br />
dan wordt <strong>de</strong> afstand bewilligd. Blijkt, na het horen van <strong>de</strong> partijen, dat er onvoldoen<strong>de</strong><br />
grond bestaat om het beroep te verwerpen, dan wijst <strong>de</strong> aangewezen rechter een<br />
tussenarrest, waarna het beroep in <strong>de</strong> gewone procedure terechtkomt.<br />
2. Procedure in volle rechtsmacht<br />
a. De gewone procedure<br />
55. Nadat een weigering tot erkenning als vluchteling door <strong>de</strong> Commissaris-generaal<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen aan <strong>de</strong> asielzoeker is betekend, beschikt <strong>de</strong>ze<br />
laatste over een termijn van 15 dagen om tegen <strong>de</strong>ze beslissing een jurisdictioneel<br />
beroep aan te tekenen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van het verzoekschrift en<br />
indien het verzoekschrift op <strong>de</strong> rol kan wor<strong>de</strong>n geplaatst en on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat er<br />
geen re<strong>de</strong>n is om toepassing te maken van <strong>de</strong> <strong>de</strong>pistageprocedure, zendt <strong>de</strong> griffier een<br />
190<br />
A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 1074 .<br />
191<br />
Ibid., randnr. 1074.<br />
192<br />
Dit is het geval wanneer <strong>de</strong> woonplaatskeuze van verzoeker niet voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk is. Zie b.v.<br />
R.v.St.. 70.874, 19 januari 1998 (“Overwegen<strong>de</strong> dat verzoeker niet meer te bereiken is door <strong>de</strong> griffie<br />
van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State; dat <strong>de</strong> zaak <strong>de</strong>rhalve van <strong>de</strong> rol dient te wor<strong>de</strong>n afgevoerd,”)<br />
193<br />
S. DE TAEYE Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer, Mechelen, 2003, randnr. 487.<br />
37
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
afschrift ervan aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij - in volle rechtsmacht zal <strong>de</strong>ze dus <strong>de</strong><br />
Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen zijn. Laatstgenoem<strong>de</strong> heeft<br />
op zijn beurt acht dagen <strong>de</strong> tijd om het administratief dossier over te zen<strong>de</strong>n evenals een<br />
eventuele nota met opmerkingen. Deze termijn van acht dagen kan verlengd wor<strong>de</strong>n tot<br />
15 dagen wanneer <strong>de</strong> verzoeker in zijn verzoekschrift nieuwe gegevens aanbrengt 194 .<br />
Aangezien het tot <strong>de</strong> vrije appreciatiebevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> behoort om te oor<strong>de</strong>len<br />
of elementen uit het verzoekschrift als “nieuwe gegevens” kunnen aangemerkt wor<strong>de</strong>n of<br />
niet, zal uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>ling bepalen of een nota die met toepassing van <strong>de</strong>ze<br />
bepaling buiten <strong>de</strong> acht dagen maar binnen <strong>de</strong> vijftien dagen is ingediend, uit <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>batten wordt geweerd. De appreciatie ter zake door <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen is te <strong>de</strong>zen slechts precair en <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk.<br />
Wanneer <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij het administratief dossier niet binnen <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong><br />
termijn neerlegt, dan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door <strong>de</strong> verzoeker vermel<strong>de</strong> feiten als bewezen geacht,<br />
tenzij ze kennelijk onjuist zijn of wor<strong>de</strong>n tegengesproken door <strong>de</strong> door verzoeken<strong>de</strong> partij<br />
zelf neergeleg<strong>de</strong> stukken. 195 Deze sanctie ten aanzien van <strong>de</strong> administratie die het<br />
bestre<strong>de</strong>n besluit heeft genomen, is overgenomen van artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid R.v.St.wet.<br />
196 Dezelf<strong>de</strong> sanctie geldt wanneer geen volledig administratief dossier werd<br />
neergelegd 197 , maar niet wanneer <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij het administratief dossier te laat<br />
heeft neergelegd : in dit geval is het vermoe<strong>de</strong>n weerlegbaar 198 .<br />
Een nota van <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij die laattijdig werd neergelegd op <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, wordt uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten geweerd (Art. 39/59, §1,<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid Vr.W.). Dit opnieuw naar analogie met <strong>de</strong> gecoördineer<strong>de</strong> wetten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
van State. 199<br />
56. Na het indienen van <strong>de</strong> nota, is <strong>de</strong> zaak in staat. De kamer<strong>voor</strong>zitter of <strong>de</strong><br />
aangewezen rechter, bepaalt <strong>bij</strong> beschikking <strong>de</strong> dag en uur van <strong>de</strong> terechtzitting waarop<br />
het beroep zal wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld (art. 39/74 Vr.W.). Deze beschikking vermeldt <strong>de</strong><br />
verplichting <strong>voor</strong> <strong>de</strong> partijen om ter terechtzitting te verschijnen of zich te laten<br />
vertegenwoordigen 200 . Voorts kan in toepassing van artikel 39/62, eerste lid, Vr.W., <strong>de</strong><br />
194 Voor <strong>de</strong> toelichting over het begrip ‘nieuwe gegevens’ zie randnummer 17.<br />
195 R.v.St.. Nr. 67.974, 4 september 1997 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij […, geen memorie<br />
van antwoord heeft ingediend, noch een administratief dossier heeft neergelegd; dat het niet naleven<br />
van <strong>de</strong> haar door artikel 6 van het procedurereglement opgeleg<strong>de</strong> verplichting tot gevolg heeft dat <strong>de</strong><br />
versie <strong>de</strong>r feiten van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij gestoeld op <strong>de</strong> door haar neergeleg<strong>de</strong> stukken als juist moet<br />
wor<strong>de</strong>n beschouwd”; R.v.St.. Nr. 74.116, 4 juni 1998 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij geen<br />
memorie van antwoord heeft ingediend noch het administratief dossier heeft neergelegd; dat<br />
dienvolgens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uiteenzetting van <strong>de</strong> feiten <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich dient te steunen op <strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />
verzoeken<strong>de</strong> partij aangehaal<strong>de</strong> feiten <strong>voor</strong> zover <strong>de</strong>ze niet wor<strong>de</strong>n weersproken door <strong>de</strong> door haar<br />
neergeleg<strong>de</strong> stukken;”)<br />
196 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 121<br />
197 S. DE TAEYE Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer, Mechelen, 2003, randnr. 530; zie ook<br />
R.v.St.. Nr. 69925, 2 <strong>de</strong>cember 1997 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij zich niet verwaardigd<br />
heeft een volledig administratief dossier in te sturen, bevatten<strong>de</strong> met name <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissingen;[…]”).<br />
198 G. DEBERSAQUES, “Het versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State”, T.B.P. 1997,<br />
((443) 450-451 en “Het versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Belgische <strong>Raad</strong> van State” in<br />
Snelheid en kwaliteit van rechtspraak in België en Ne<strong>de</strong>rland, Utrecht, Instituut <strong>voor</strong> Staats- en<br />
Bestuursrecht, 1998, (25) 49.<br />
199 Voorbeel<strong>de</strong>n terzake uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zijn : R.v.St.. nr. 83.754, 30<br />
november 1999 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij haar memorie van antwoord ruimschoots te<br />
laat heeft ingediend,[…] dat die memorie van antwoord niet verschijnt als een geldig ingediend<br />
processtuk; dat zij als zodanig uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten geweerd wordt;”); R.v.St.. nr. 79.386, 22 maart 1999<br />
(“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> memorie van antwoord te laat werd ingediend; dat zij uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten wordt<br />
geweerd;”); R.v.St.. nr. 72.289, 9 maart 1998 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij haar memorie<br />
van antwoord pas ná <strong>de</strong> toelichten<strong>de</strong> memorie en ná het eerste auditoraatsverslag heeft ingediend; dat<br />
dit stuk als processtuk niet ontvankelijk is;”); zie ook S. DE TAEYE, o.c., randnr. 536.<br />
200 Dit naar analogie met artikel 40 van het Koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />
procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het<br />
38
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
beschikking aangevuld wor<strong>de</strong>n met een verzoek tot inlichtingen. Zoals hier<strong>voor</strong> reeds is<br />
vermeld, hoeft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen geen lijdzame rol te spelen<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> procesvoering. De <strong>Raad</strong> kan rechtstreeks briefwisseling voeren met <strong>de</strong><br />
partijen, tenein<strong>de</strong> hem alle beschei<strong>de</strong>n en inlichtingen omtrent het geschil, waarover hij<br />
zich dient uit te spreken, te doen overleggen (art. 39/62 Vr.W.) 201 . De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen is immers niet gehou<strong>de</strong>n om te wachten tot <strong>de</strong> terechtzitting<br />
om te conclu<strong>de</strong>ren dat hij over onvoldoen<strong>de</strong> essentiële elementen beschikt om zich over<br />
<strong>de</strong> zaak uit te spreken. Tevens wordt in <strong>de</strong>ze beschikking ook <strong>de</strong> termijn vastgesteld<br />
waarop partijen het dossier kunnen komen inkijken op <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> (art. 39/61<br />
Vr.W.). De beschikking wordt door <strong>de</strong> griffie onverwijld ter kennis gebracht aan <strong>de</strong><br />
partijen, en dit ten minste acht dagen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> datum van <strong>de</strong> terechtzitting (art. 39/79,<br />
twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />
57. Ter terechtzitting wor<strong>de</strong>n partijen en/of hun advocaten in <strong>de</strong> mogelijkheid gesteld<br />
om hun opmerkingen mon<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong> te dragen. Behou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> hypothese waarin zij<br />
“nieuwe gegevens” kunnen aanvoeren, kunnen ze ter terechtzitting geen mid<strong>de</strong>len<br />
aanvoeren die niet in <strong>de</strong> nota of in het verzoekschrift uiteengezet zijn.<br />
Indien <strong>de</strong> verzoeker in zijn verzoekschrift <strong>de</strong> <strong>bij</strong>stand van een tolk heeft gevraagd, dan<br />
volgt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn verzoek op (art. 39/69 j° art. 39/63 Vr.W.).<br />
In <strong>voor</strong>komend geval on<strong>de</strong>rvraagt <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong> partijen indien dit noodzakelijk is (art.<br />
14, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, PR RvV).<br />
Ter terechtzitting of in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> procedure kunnen zich een aantal inci<strong>de</strong>nten<br />
<strong>voor</strong>doen (b.v. stellen van een prejudiciële vraag, van valsheid betichte stukken,<br />
hervatting van het geding, verknochtheid, wraking, …) die in <strong>voor</strong>komend geval<br />
aanleiding kunnen geven tot een tussengeschil waarover al dan niet door mid<strong>de</strong>l van een<br />
tussenvonnis éérst uitspraak moeten gedaan wor<strong>de</strong>n, alvorens het eindarrest kan geveld<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
58. Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten verklaart <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten <strong>voor</strong> gesloten en<br />
neemt hij <strong>de</strong> zaak in beraad (art. 14, vier<strong>de</strong> lid, PR RvV). De aangewezen rechter wijst<br />
zijn arrest binnen <strong>de</strong> drie, respectievelijk <strong>de</strong> twee maan<strong>de</strong>n, na <strong>de</strong> ontvangst van het<br />
beroep zijn arrest (Art. 39/76, §3, Vr.W.). Het betreft te <strong>de</strong>zen ontegensprekelijk een<br />
or<strong>de</strong>termijn, doch <strong>de</strong> overschrijding ervan kan organisatorische implicaties hebben :<br />
indien er sprake is van achterstand, dan geeft <strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>zitter immers aan één of<br />
meer kamers opdracht om <strong>de</strong> vijftien dagen of om <strong>de</strong> tijdspanne die hij bepaalt, buiten<br />
<strong>de</strong> gewone terechtzittingen een <strong>bij</strong>komen<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n (art. 39/6, § 1, vijf<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />
Bovendien kan dit gegeven betrokken wor<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> <strong>de</strong> evaluatie van <strong>de</strong> magistraten (art.<br />
39/28, § 2, Vr.W.).<br />
De <strong>Raad</strong> kan geen gerechtskosten opleggen. Hij kan dan ook niet het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
rechts<strong>bij</strong>stand toekennen 202<br />
b. De versnel<strong>de</strong> procedure<br />
59. Wanneer <strong>de</strong> verzoeker zich bevindt in een welbepaal<strong>de</strong> plaats zoals bedoeld in artikel<br />
74/8 Vr.W. of indien hij ter beschikking is gesteld van <strong>de</strong> Regering, dan verloopt <strong>de</strong><br />
procedure op een versnel<strong>de</strong> wijze (art. 39/77 Vr.W.). De ratio legis van <strong>de</strong>ze versnelling<br />
verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen; zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van<br />
toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122.<br />
201 Zie ook Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 117.<br />
202 RvV, nr. 553, 4 juli 2007.<br />
39
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
van <strong>de</strong> procedure hangt samen met <strong>de</strong> door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaal<strong>de</strong><br />
maximumtermijn van vasthouding. Wanneer <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in <strong>de</strong>ze situaties zou vasthou<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> gewone procedure, dan zou <strong>de</strong>ze maximumduur overschre<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 203<br />
In dit geval kan <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> strafinrichting of van <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />
wordt vastgehou<strong>de</strong>n het verzoekschrift aan <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bezorgen per bo<strong>de</strong>, of<br />
per fax. Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat een <strong>bij</strong> fax ingediend verzoekschrift ofwel moet<br />
gevolgd wor<strong>de</strong>n door het originele verzoekschrift, ofwel ter terechtzitting moet<br />
geauthentiseerd wor<strong>de</strong>n door verzoeker (art. 3, § 1, eerste lid, PR RvV).<br />
Het verzoekschrift dat aan alle nodige ontvankelijkheidvereisten voldoet, wordt<br />
vervolgens door <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, onmid<strong>de</strong>llijk, en ten laatste <strong>de</strong> werkdag volgend<br />
op <strong>de</strong> neerlegging ervan, overgezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij, met het verzoek om<br />
binnen <strong>de</strong> drie werkdagen het administratief dossier neer te leggen (art. 39/77, § 1,<br />
eerste lid, Vr.W.). Na <strong>de</strong> neerlegging van het dossier, of na het verstrijken van <strong>de</strong><br />
termijn, zal <strong>de</strong> aangewezen rechter onmid<strong>de</strong>llijk <strong>de</strong> rechtsdag bepalen en <strong>de</strong> partijen<br />
oproepen, maximum vijf dagen na <strong>de</strong> ontvangst van <strong>de</strong> dagstelling. De partijen kunnen<br />
opgeroepen wor<strong>de</strong>n om te verschijnen op <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling wordt<br />
vastgehou<strong>de</strong>n, zélfs op zon- en feestdagen (art. 39/77, § 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, Vr.W.). Wordt <strong>de</strong><br />
terechtzitting in het gerechtsgebouw De Laurenti<strong>de</strong> gehou<strong>de</strong>n, dan bestaat <strong>de</strong> praktijk er<br />
in dat aan <strong>de</strong> Dienst Vreem<strong>de</strong>lingenzaken wordt gevraagd het nodige te doen opdat <strong>de</strong><br />
verzoeker aanwezig kan zijn op <strong>de</strong> terechtzitting. Uiteraard blijft <strong>de</strong> verzoeker vrij om al<br />
dan niet aanwezig te zijn en/of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat. In<br />
ie<strong>de</strong>r geval kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet <strong>de</strong> gedwongen persoonlijke verschijning bevelen 204 .<br />
Die oproeping bepaalt tevens <strong>de</strong> dag vanaf wanneer het administratief dossier ter griffie<br />
kan wor<strong>de</strong>n ingekeken. Indien het administratief dossier niet tijdig werd overgezon<strong>de</strong>n,<br />
dan kan <strong>de</strong> aangewezen rechter ter terechtzitting <strong>de</strong> nodige maatregelen nemen om aan<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re partijen <strong>de</strong> mogelijkheid te laten om het dossier alsnog in te kijken (art.<br />
39/77, § 1, vier<strong>de</strong> en vijf<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />
Binnen <strong>de</strong> vijf werkdagen die volgen op het sluiten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten, moet <strong>de</strong><br />
aangewezen rechter uitspraak doen. Het arrest is van rechtswege uitvoerbaar en <strong>de</strong><br />
Koning verzekert zijn uitvoering (art. 18 PR RvV). Tevens kan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter in zijn arrest<br />
<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke tenuitvoerlegging ervan bevelen (art. 39, § 2, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). De<br />
laatst genoem<strong>de</strong> bevoegdheid – die in wezen is overgenomen van artikel 16, zes<strong>de</strong> lid,<br />
P.R.K.G. – houdt in dat het arrest ook reeds uitvoerbaar – en dus uitwerking heeft – <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> (officiële) betekening aan <strong>de</strong> (tegen)partijen 205 .<br />
Wordt een vreem<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> procedure opgenomen in een gesloten centra of<br />
strafinrichting, dan zal <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re afhan<strong>de</strong>ling van het beroep van rechtswege verlopen<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> versnel<strong>de</strong> procedure (art. 39/77, § 3, Vr.W.).<br />
3. De (gewone) annulatieprocedure<br />
60. De procedure betreffen<strong>de</strong> een beroep tot nietigverklaring dat niet vergezeld is<br />
van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing,<br />
verloopt op vrijwel i<strong>de</strong>ntieke wijze als die welke geldt in volle rechtsmacht. Dit houdt<br />
inzon<strong>de</strong>rheid in dat ook <strong>bij</strong> beroepen tot vernietiging eerst wordt nagegaan of er gron<strong>de</strong>n<br />
203 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 135.<br />
204 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122;<br />
Les Novelles, o.c., p. 700, nr. 2107.<br />
205 G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.,<br />
214; E. LANCKSWEERDT, o.c., 192 en M. VAN DAMME, l.c., 1338.<br />
40
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
zijn om het beroep te verwerpen (<strong>de</strong>pistage) en dat nadien aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij<br />
wordt gevraagd te repliceren en het dossier over te leggen aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>.<br />
Er zijn echter evenwel drie belangrijke verschillen die tot gevolg hebben dat <strong>de</strong> procedure<br />
in annulatie in werkelijkheid complexer is dan die in volle rechtsmacht :<br />
1° Een eerste verschil betreft <strong>de</strong> termijn waarbinnen het beroep moet ingediend wor<strong>de</strong>n.<br />
Daar waar in volle rechtsmacht <strong>de</strong> asielzoeker zijn beroep moet indienen binnen <strong>de</strong> 15<br />
dagen na <strong>de</strong> kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing, bedraagt in het<br />
annulatiecontentieux <strong>de</strong> beroepstermijn 30 dagen 206 , eveneens te rekenen vanaf <strong>de</strong><br />
kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. Deze beroepstermijn is langer dan in volle<br />
rechtsmacht doch <strong>de</strong>ze termijn is – met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> in artikel 39/79 Vr.W.<br />
bedoel<strong>de</strong> maatregelen 207 - niet schorsend. Dit schorsend effect is er wel wat <strong>de</strong><br />
beroepstermijn in volle rechtsmacht betreft (art. 39/70 Vr.W.);<br />
2° behalve wanneer het een beroep betreft gericht tegen één van <strong>de</strong> in artikel 39/79<br />
Vr.W. bepaal<strong>de</strong> maatregelen betreft, is het aanhangig zijn van een beroep tot<br />
nietigverklaring evenmin uit zijn aard schorsend, terwijl een beroep ingediend in volle<br />
rechtsmacht wel dit rechtsgevolg heeft (art. 39/70 Vr.W.). Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n maatregel kàn tij<strong>de</strong>ns het verloop van <strong>de</strong> procedure ten uitvoer gebracht<br />
wor<strong>de</strong>n. Indien <strong>de</strong> verzoeker meent door <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong>ze beslissing een<br />
moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el te on<strong>de</strong>rgaan, dan zal hij er zorg moeten <strong>voor</strong><br />
dragen om een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing (al dan niet <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid) in te lei<strong>de</strong>n ter afwending van dit na<strong>de</strong>el;<br />
3° Bij wet van 4 mei 2007 tot wijziging van <strong>de</strong> artikelen 39/20, 39/79 en 39/81 van <strong>de</strong><br />
wet van 15 <strong>de</strong>cember 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong><br />
vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen 208 werd een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verschilpunt tussen<br />
<strong>de</strong> annulatieprocedure en <strong>de</strong> procedure in volle rechtsmacht ingevoerd. Bij <strong>de</strong><br />
annulatieprocedure dient <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij een repliekmemorie in te dienen als<br />
antwoord op <strong>de</strong> nota van <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij. Ten dien ein<strong>de</strong> zendt <strong>de</strong> griffie een<br />
afschrift van <strong>de</strong> nota met opmerkingen aan <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij. Deze laatste beschikt<br />
dan over een termijn van 15 dagen om aan <strong>de</strong> griffie een repliekmemorie hierop te laten<br />
gewor<strong>de</strong>n. Indien <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij binnen <strong>de</strong>ze termijn aan <strong>de</strong>ze mogelijkheid<br />
verzaakt, dan doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> onverwijld uitspraak, waar<strong>bij</strong> het ontbreken van het vereiste<br />
belang zal wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Eenzelf<strong>de</strong> sanctie geldt eveneens <strong>bij</strong> het laattijdig<br />
indienen van <strong>de</strong> repliekmemorie (art. 39/81, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). 209 Artikel 39/81, Vr.W.,<br />
zoals ingevoegd <strong>bij</strong> artikel 4 van <strong>de</strong> wet van 4 mei 2007, voegt dus een nieuwe ‘hak<strong>bij</strong>l’<br />
in <strong>voor</strong> <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> 210 .<br />
4. De vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging<br />
a. De grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing<br />
206<br />
Te <strong>de</strong>zen merkt het Verslag aan <strong>de</strong> Koning uitdrukkelijk op dat <strong>de</strong> termijnrverlenging ten aanzien van<br />
een verzoeker die in het buitenland verblijft en die is <strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> artikelen 89-91 A.P.R. te <strong>de</strong>zen geen<br />
toepassing vindt daar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet in een dui<strong>de</strong>lijke beroepstermijn heeft <strong>voor</strong>zien (Verslag aan<br />
<strong>de</strong> Koning, B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, Ed. 4, 75.384).<br />
207<br />
Het betreft <strong>de</strong> beslissingen waartegen vóór <strong>de</strong> wijziging van 15 september 2006 een van rechtswege<br />
schorsend, beroep tot herziening <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Minister openstond .<br />
208<br />
B.S. 10 mei 2005, in werkinggetre<strong>de</strong>n op 1 juni 2007.<br />
209<br />
Parl. St. Kamer 2006-2007, nr. 2845/005, 4.<br />
210<br />
Bij het afsluiten van <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage was het PR RvV nog niet aangepast aan <strong>de</strong>ze nieuwe bepaling. In<br />
ie<strong>de</strong>r geval heeft <strong>de</strong> wet uiteraard <strong>voor</strong>rang op <strong>de</strong> uitdrukkelijke er mee strijdig zijn<strong>de</strong> procedurebepaling<br />
uit het PR RvV.<br />
41
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
61. Artikel 39/82, § 2, eerste lid, Vr.W. bepaalt <strong>de</strong> twee goed van elkaar te<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n 211 grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing : <strong>de</strong> schorsing van <strong>de</strong><br />
tenuitvoerlegging kan alleen wor<strong>de</strong>n bevolen als ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd<br />
die <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> aangevochten akte kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong><br />
dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> akte een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el kan<br />
berokkenen.<br />
Deze bepaling is <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>lijke herneming van artikel 17, § 2, eerste lid, R.v.St.-wet,<br />
zodat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> betrokkenen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en begrippen (ernstig<br />
mid<strong>de</strong>l, MTHEN) nuttig kan volstaan met <strong>de</strong> verwijzing naar <strong>de</strong> (overvloedige)<br />
rechtspraak en rechtsleer ter zake 212 . Zo zal o.i. in <strong>voor</strong>komend geval ook <strong>de</strong><br />
rechtsfiguur van <strong>de</strong> belangenafweging 213 kunnen wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />
b. Het inlei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing<br />
(1) Enige akte<br />
62.Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/82, § 3, eerste lid, Vr.W. moet <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing en het<br />
beroep tot nietigverklaring in eenzelf<strong>de</strong> akte wor<strong>de</strong>n ingesteld. Een vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing <strong>bij</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke akte is <strong>de</strong>rhalve (kennelijk) niet ontvankelijk wat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring<br />
tot schorsing betreft.<br />
De omstandigheid dat bei<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen in eenzelf<strong>de</strong> akte aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> moeten wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>gelegd, belet niet dat <strong>de</strong> vernietigings- en schorsingsprocedures afzon<strong>de</strong>rlijke<br />
procedures zijn 214 , noch dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing on<strong>de</strong>rgeschikt is aan het<br />
annulatieberoep. Zo zal, eenmaal een beroep tot nietigverklaring is ingediend, een<br />
navolgen<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet ontvankelijk zijn (art. 39/82, § 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />
Vr.W.) 215 . Om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zal een schorsing (en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>lopige maatregelen)<br />
die (<strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid) zou<strong>de</strong>n zijn bevolen <strong>voor</strong>aleer er een<br />
verzoekschrift tot nietigverklaring werd ingediend, onmid<strong>de</strong>llijk wor<strong>de</strong>n opgeheven indien<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter of <strong>de</strong> aangewezen rechter in vreem<strong>de</strong>lingenzaken vaststelt dat binnen <strong>de</strong> in<br />
<strong>de</strong> procedureregeling vastgestel<strong>de</strong> termijn geen enkel verzoekzoekschrift tot<br />
nietigverklaring is ingediend waarin <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die ze<br />
gerechtvaardigd had<strong>de</strong>n (art. 39/82, § 3, vier<strong>de</strong> lid, Vr.W. en art. 39 PR RvV).<br />
(2) De vereiste vermeldingen<br />
63. De vereiste vermeldingen zijn enerzijds opgesomd in artikel 39/82, § 3, twee<strong>de</strong> en<br />
vier<strong>de</strong> lid Vr.W. 216 en an<strong>de</strong>rzijds in artikel 32 PR RvV.<br />
211<br />
Vaste rechtspraak. Zie o.m. <strong>de</strong> (princieps)arresten R.v.St., nr. 52.573, 29 maart 1995; R.v.St., nr.<br />
53.473, 31 mei 1995; R.v.St., nr. 67.290, 2 juli 1997.<br />
212<br />
Zie b.v. A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., 1013-1019.<br />
213<br />
Zie het princiepsarrest R.v.St., Krier, nr. 42.543, 2 april 1993, F. Rechtspr. 1993, nr. 8, 12, noot E.<br />
LANCKSWEERDT; zie <strong>voor</strong> een omstandige bespreking van <strong>de</strong> belangenafweging <strong>bij</strong> kort<br />
gedingprocedures, inz A. WIRTGEN, “Bespreking van technieken van pragmatisch en billijk<br />
conflictbeheer door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State” in <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar<br />
procedurele vernieuwing, o.c., 281 – 316, inz.298-316.<br />
214<br />
Wat o.m. evenmin belet dat eenzelf<strong>de</strong> magistraat of kamer uitspraak mag doen over zowel het beroep<br />
tot schorsing als het beroep tot nietigverklaring (zie mutatis mutandis Grondwettelijk Hof, nr. 17/99, 10<br />
februari 1999; Grondwettelijk Hof, nr. 48/99, 20 april 1999; R.v.St., Grijp, nr. 132.060, 4 juni 2004).<br />
215<br />
Onvermin<strong>de</strong>rd (uiteraard) <strong>de</strong> mogelijkheid in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker om, indien <strong>de</strong> beroepstermijn<br />
nog niet is verstreken, een nieuw beroep tot nietigverklaring in te stellen waar een vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing is <strong>bij</strong>gevoegd op <strong>de</strong> wijze bepaald in artikel 39/82 Vr.W. (art. 39/82, § 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, in fine,<br />
Vr.W.<br />
216<br />
M.n. <strong>de</strong> vereiste om in het opschrift van het verzoekschrift uitdrukkelijk te vermel<strong>de</strong>n dat hetzij een<br />
beroep tot nietigverklaring , hetzij een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring is<br />
42
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Benevens <strong>de</strong> vermeldingen die ook in een verzoekschrift tot nietigverklaring moeten<br />
wor<strong>de</strong>n opgenomen (art. 39/69 j° 39/78 Vr.W.), zijn er specifieke die enkel gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Wat <strong>de</strong>ze laatste betreft, moeten wor<strong>de</strong>n vermeld :<br />
- <strong>de</strong> vereiste dat het enig verzoekschrift een uiteenzetting moet bevatten van <strong>de</strong><br />
feiten en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die volgens <strong>de</strong> indiener ervan het bevelen van <strong>de</strong> schorsing<br />
rechtvaardigen (art. 39/82, § 3, vier<strong>de</strong> lid, Vr.W.) 217 ;<br />
- <strong>de</strong> vereiste dat het enig verzoekschrift een uiteenzetting van <strong>de</strong> feiten moet<br />
bevatten die kunnen aantonen dat <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij een moeilijk te herstellen ernstig<br />
na<strong>de</strong>el (MTHEN) kan berokkene (art. 32, 2°, PR RvV) 218 ;<br />
- <strong>de</strong> vereiste dat in het opschrift van het verzoekschrift dient te wor<strong>de</strong>n vermeld dat<br />
hetzij een beroep tot nietigverklaring hetzij een beroep tot schorsing en een<br />
beroep tot nietigverklaring is ingesteld. De vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaalt ook <strong>de</strong><br />
sanctie van het verzuim : is aan <strong>de</strong>ze pleegvorm niet voldaan, dan wordt het<br />
verzoekschrift geacht enkel een beroep tot nietigverklaring te bevatten (art.<br />
39/82, § 3, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). Conform <strong>de</strong> suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />
af<strong>de</strong>ling wetgeving 219 , werd <strong>de</strong>ze pleegvorm opgelegd om betwistingen te<br />
vermij<strong>de</strong>n alsme<strong>de</strong> om te <strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> griffie genoodzaakt wordt <strong>voor</strong> elk<br />
verzoekschrift te on<strong>de</strong>rzoeken of in het verzoekschrift geen vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing verscholen zit. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van <strong>de</strong> toelichting impliceert <strong>de</strong><br />
opgeleg<strong>de</strong> sanctie dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt afgedaan volgens <strong>de</strong> regels van het<br />
laatstgenoem<strong>de</strong> beroep en niet volgens die van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Een<br />
eventuele rechtzetting van dit verzuim is enkel mogelijk zolang <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong><br />
partij nog niet is verwittigd van het ingelei<strong>de</strong> beroep. Zodra dit is gebeurd, is <strong>de</strong><br />
procedure «opgestart», onvermin<strong>de</strong>rd <strong>de</strong> in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker bestaan<strong>de</strong><br />
mogelijkheid uiteraard om, indien <strong>de</strong> beroepstermijn niet is verstreken, een nieuw<br />
beroep in te instellen en er een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> te voegen 220 .<br />
Er zijn geen rolrechten verschuldigd <strong>voor</strong> een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing.<br />
(3) De procedure<br />
64. Zoals in het verslag aan <strong>de</strong> Koning <strong>bij</strong> het PR RvV uitdrukkelijk is aangehaald 221 , is<br />
<strong>de</strong> regeling inzake <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van vor<strong>de</strong>ringen tot schorsing dui<strong>de</strong>lijk<br />
overgenomen van <strong>de</strong> regeling vervat in het koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
<strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang<br />
tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen 222 .<br />
Uit artikel 36 PR RvV – dat dui<strong>de</strong>lijk is geïnspireerd op artikel 26 van het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong><br />
koninklijk besluit van 9 juli 2000 – volgt dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure alleen<br />
ingediend. Is aan <strong>de</strong>ze pleegvorm niet voldaan, dan wordt het verzoekschrift geacht enkel een beroep tot<br />
nietigverklaring te bevatten.<br />
217<br />
Voor <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong>ze vereiste, zie A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN<br />
DAMME, o.c., 1021-1022<br />
218<br />
Voor dit begrip, zie ibid., 1022.<br />
219<br />
Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 279.<br />
220<br />
Deze bepaling is i<strong>de</strong>ntiek aan <strong>de</strong> bepaling <strong>voor</strong>geschreven in <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />
en is ingevoegd op suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving. Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ratio legis, inz. het<br />
wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 28 en<br />
279.<br />
221<br />
B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, p. 75.388.<br />
222<br />
Koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over<br />
beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring<br />
van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 15 juli 2000, 24739 e.v.<br />
43
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
bestemd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zaken die ten gron<strong>de</strong> problemen opleveren waar<strong>voor</strong> grondigere<br />
<strong>de</strong>batten en een grondiger on<strong>de</strong>rzoek vereist zijn. Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing zal<br />
<strong>de</strong>rhalve alleen los van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot nietigverklaring wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld indien <strong>de</strong><br />
procedure <strong>voor</strong> zaken die slechts korte <strong>de</strong>batten 223 vereisten niet mogelijk is (art. 37 PR<br />
RvV) 224 . In <strong>de</strong> praktijk zal <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij wor<strong>de</strong>n opgeroepen om ter<br />
terechtzitting haar mon<strong>de</strong>linge opmerkingen <strong>voor</strong> te brengen zowel over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing als over het beroep tot nietigverklaring (i.e. <strong>de</strong> zgn. oproeping art. 36/37 PR<br />
RvV).<br />
De rest van <strong>de</strong> procedure is ge<strong>de</strong>tailleerd in <strong>de</strong> artikelen 33-42 PR RvV. Verwezen wordt<br />
dan ook naar <strong>de</strong>ze bepalingen en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie ervan, naar <strong>de</strong> analoge bepalingen<br />
uit <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 225 . Bij <strong>de</strong> lezing van artikel 41 PR RvV – dat <strong>de</strong><br />
hypothese beoogt waarin <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing is verworpen en <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>zetting heeft gevraagd – moet bovendien inzake het verzuim in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
verzoeker om een memorie in te dienen, rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
hak<strong>bij</strong>lsanctie vervat in het artikel 39/81, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, in fine Vr.W. 226 . Alhoewel artikel 41<br />
PR RvV dit niet doet uitschijnen – <strong>de</strong>ze bepaling is immers op het ogenblik van <strong>de</strong><br />
redactie van <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage nog niet aangepast aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijl tussengekomen<br />
wettelijke bepaling -, wordt ten aanzien van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij die, nadat <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> akte is afgewezen, niet tijdig een repliekmemorie heeft<br />
ingediend, ambtshalve een vermoe<strong>de</strong>n van gebrek aan belang vastgesteld. Het zal aan<br />
<strong>de</strong> waakzame verzoeker toekomen om spijts <strong>de</strong> bepalingen van het procedurebesluit,<br />
niet alleen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tzetting te vragen, maar ook tijdig (al dan niet samen met het verzoek<br />
tot <strong>voor</strong>zetting) een memorie in te dienen 227 , op straffe van an<strong>de</strong>rs zijn beroep verloren<br />
te zien gaan.<br />
5. De vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
a. Algemeen<br />
65. De toepassing van <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure kan in bepaal<strong>de</strong> gevallen (b.v. <strong>bij</strong><br />
een imminente repatriëring) te laat komen om nog op een nuttige wijze het gevrees<strong>de</strong><br />
moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el te verhin<strong>de</strong>ren. De wetgever heeft daarom <strong>voor</strong>zien<br />
in een schorsingsprocedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (UDN) die er op gericht<br />
is te verhin<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong> gewone schorsing en, a fortiori, <strong>de</strong> vernietiging hun effectiviteit<br />
verliezen. 228<br />
De schorsingsprocedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid kent een aantal specifieke<br />
procedureregels die vervat zijn in artikel 39/82, § 1, Vr.W. en in <strong>de</strong> artikelen 3 en 43 PR<br />
RvV. Bovendien is bepaald dat, indien <strong>de</strong> verzoeker het <strong>voor</strong>werp is van een<br />
verwij<strong>de</strong>rings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan <strong>de</strong> tenuitvoerlegigng imminent is,<br />
on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing is<br />
223 Het begrip “zaken die slechts korte <strong>de</strong>batten behoeven” is na<strong>de</strong>r toegelicht in <strong>de</strong> memorie van<br />
toelichting van <strong>de</strong> wet van 15 september 2006 (zie inz. Gedr. St Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 48)<br />
en in het verslag aan <strong>de</strong> Koning <strong>bij</strong> het reeds genoem<strong>de</strong> koninklijk besluit van 9 juli 2000 (zie verslag<br />
aan <strong>de</strong> Koning, B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, 75.389. Voor een bespreking zie K. VAN HOUTTE en M.<br />
MILOJKOWIC, l.c., 266-268.…………..<br />
224 Verslag aan <strong>de</strong> Koning, B.S.28 <strong>de</strong>cember 2006, 75.389.<br />
225 En <strong>de</strong> interpretatie ervan in het verslag aan <strong>de</strong> Koning (B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, 75.389) alsook <strong>de</strong><br />
overeenkomstige spiegelbepalingen uit het koninklijk besluit van 9 juli 2000.<br />
226 Zoals ingevoegd <strong>bij</strong> artikel 4 van <strong>de</strong> wet van 4 mei 2007 tot wijziging van <strong>de</strong> artikelen 39/20, 39/79<br />
en 39/81 van <strong>de</strong> wet van 15 september 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf,<br />
<strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 10 mei 2007. In werking getre<strong>de</strong>n op 1 juni<br />
2007.<br />
227 Die, als die is ingediend binnen <strong>de</strong> termijn waarbinnen het verzoek tot <strong>voor</strong>tzetting is ingediend, <strong>de</strong><br />
memorie kan vervangen.<br />
228 Cf. R.v.St., nr. 37.530, 13 augustus 1991.<br />
44
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
geschorst (art. 39/82, § 4, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.).Voor het overige gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
gemeenrechtelijke procedureregels.<br />
De grond- en procedure<strong>voor</strong>schriften zijn in hoge mate gelijklopend met die welke gel<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak 229 zodat het in wezen volstaat<br />
naar daar te verwijzen. Toch zijn er een aantal niet uit het oog te verliezen<br />
<strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n waarop hierna wat dieper wordt ingegaan.<br />
De procedure<strong>voor</strong>schriften inzake <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring van <strong>voor</strong>lopige maatregelen <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 230 , als accessorium van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing, maken in<br />
<strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage niet het <strong>voor</strong>werp uit van een systematische behan<strong>de</strong>ling. Ze zijn immers<br />
wat <strong>de</strong> procedureaspecten ervan betreft, in belangrijke mate gelijk aan die welke gel<strong>de</strong>n<br />
<strong>bij</strong> <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid.<br />
b. <strong>de</strong> grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 231<br />
(1) Algemeen<br />
66. Artikel 39/82, § 2, eerste lid, Vr.W. – dat <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>lijke overname is van artikel 17,<br />
§ 2, eerste lid, R.v.St.-Wet - maakt geen on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> gewone<br />
gemeenrechtelijke schorsing en <strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid waar<br />
die bepaling <strong>voor</strong>schrijft dat een schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging alleen kan wor<strong>de</strong>n<br />
bevolen als ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong><br />
aangevochten akte kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke<br />
tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> akte een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el kan berokkenen.<br />
Alhoewel het o.i. correct is te stellen dat het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> gewone schorsing en<br />
<strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid van uitsluitend procedurele aard is<br />
232 , wordt niettemin algemeen aangenomen dat slechts tot schorsing van <strong>de</strong><br />
tenuitvoerlegging <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid kan wor<strong>de</strong>n besloten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
drievoudige <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n is, dat<br />
ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die <strong>de</strong> nietigverklaring van <strong>de</strong> aangevochten<br />
beslissing kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en dat <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n beslissing een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el (MTHEN) kan berokkenen.<br />
Naast <strong>de</strong> twee "klassieke" grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n - ernstige mid<strong>de</strong>len en MTHEN - die<br />
i<strong>de</strong>ntiek zijn aan <strong>de</strong> gewone schorsing, staat <strong>bij</strong>gevolg <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid (UDN) als <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> 233 . Op <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> wordt hierna dieper<br />
ingegaan en dit aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
vereiste.<br />
229 Art. 17, § 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid, R.v.St.-wet en <strong>de</strong> artikelen 16-18 P.R.K.G. wat <strong>de</strong> gemeenrechtelijke<br />
procedure betreft en in <strong>de</strong> artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />
procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het<br />
verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S 15 juli 2000, 24.808.<br />
230 Zie art. 18, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid, R.v.St.-Wet en <strong>de</strong> artt. 33-34 P.R.K.G..<br />
231 Het navolgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek is een (ge<strong>de</strong>eltelijke) herwerking en aanpassing aan <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van <strong>de</strong> <strong>bij</strong>drage van G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid” in <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar procedurele vernieuwing, o.c.,<br />
181-219.<br />
232 In die zin : M. VAN DAMME, "De procedure van <strong>voor</strong>lopige schorsing <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State" in Liber<br />
amicorum Paul De Vroe<strong>de</strong>, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1994, (1329) 1332.<br />
233 Deze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn afzon<strong>de</strong>rlijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Zelfs aangenomen dat aan één of bei<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is voldaan, houdt dit niet in dat voldaan is aan <strong>de</strong> vereiste van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid (Cf. R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003).<br />
45
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
(2) De uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
(a) Beginsel<br />
67. De gemeenrechtelijke procedure is <strong>de</strong> gewone kortgedingprocedure. De verzoeker<br />
die opteert <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kortgedingprocedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid, kiest<br />
<strong>de</strong>rhalve <strong>voor</strong> een uitzon<strong>de</strong>rlijke procedure. De toepassing ervan verstoort het normaal<br />
verloop van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen en <strong>de</strong><br />
rechten van ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij wor<strong>de</strong>n tot een strikt minimum geleid.<br />
Naar analogie met <strong>de</strong> vaste rechtspraak ter zake van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, mag wor<strong>de</strong>n<br />
aangenomen dat om die re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid klaarblijkelijk op<br />
het eerste gezicht onbetwistbaar moet zijn 234 .<br />
Op een verzoeker die meent een beroep te moeten doen op <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid rust <strong>de</strong>rhalve een dubbele bewijslast 235 : hij moet niet alleen<br />
aantonen <strong>bij</strong> het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring met <strong>de</strong> vereiste spoed, diligentie en alertheid<br />
te zijn opgetre<strong>de</strong>n (b). Bovendien moet hij aan <strong>de</strong> hand van dui<strong>de</strong>lijke gegevens en<br />
feiten aannemelijk maken dat, indien <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone<br />
schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over <strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen<br />
om nog enig nuttig effect te sorteren (c).<br />
(b) De vereiste van het optre<strong>de</strong>n met spoed<br />
(i) Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> spoed is het tijdstip van het indienen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring van<br />
essentieel belang<br />
68. Zolang een verzoeker binnen <strong>de</strong> annulatietermijn is en nog geen beroep tot<br />
nietigverklaring heeft ingediend, heeft in <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure het tijdstip van<br />
het indienen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring geen essentieel belang 236 <strong>bij</strong> het beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />
ontvankelijkheid en <strong>de</strong> gegrondheid van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. An<strong>de</strong>rs is het <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> UDN waar <strong>de</strong> snelheid waarmee <strong>de</strong> verzoeker reageert wel<br />
van zeer groot belang zal zijn : een uitzon<strong>de</strong>rlijke procedure vergt een uitzon<strong>de</strong>rlijke<br />
snelheid van <strong>de</strong> verzoeker 237 .<br />
Het komt aan <strong>de</strong> verzoeker toe aan te tonen dat hij <strong>bij</strong> het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring met<br />
<strong>de</strong> vereiste spoed, diligentie en alertheid is opgetre<strong>de</strong>n. Als algemeen principe geldt<br />
hier<strong>bij</strong> dat op <strong>de</strong> vraag om <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid toe te<br />
passen niet kan wor<strong>de</strong>n ingegaan indien uit het door <strong>de</strong> verzoeker gegeven relaas van <strong>de</strong><br />
feiten blijkt dat <strong>de</strong> zaak spoe<strong>de</strong>isend is gewor<strong>de</strong>n door zijn eigen doen of laten 238 . Laten<br />
meer bepaald <strong>de</strong> in het verzoekschrift uiteengezette feiten niet toe dit na te gaan, dan<br />
wordt <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring om die re<strong>de</strong>n verworpen 239 .<br />
234 In die zin : R.v.St., nr. 117.683, 29 maart 2003.<br />
235 Vaste rechtspraak : zie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> talloze arresten b.v. R.v.St., 146.696, 24 juni 2005; R.v.St., nr.<br />
115.296, 30 januari 2003; R.v.St., nr. 115.396, 3 februari 2003; R.v.St., nr. 119.893, 26 mei 2003. De<br />
verzoeker draagt <strong>de</strong> bewijslast van bei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n (R.v.St., nr. 79.144, 4 maart 1999).<br />
236 Soms zal <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State het tijdstip van het indienen van het verzoekschrift als (<strong>bij</strong>komend)<br />
beoor<strong>de</strong>lingselement meenemen in zijn beoor<strong>de</strong>ling van het moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el maar in<br />
evenveel gevallen veegt <strong>de</strong> rechtspraak dit argument van tafel (zie ter zake b.v. A. COOLSAET, "Het kort<br />
geding <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake benoemingen en bevor<strong>de</strong>ringen" in Benoemingen en bevor<strong>de</strong>ringen<br />
en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, I. OPDEBEEK (ed.), Brugge, die Keure, 1997, (63) 78).<br />
237 I. OPDEBEEK, "De vereiste spoed in <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> verzoeker <strong>bij</strong> het instellen van een kort geding<br />
<strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 98.634, 30<br />
augustus 2001), R.W. 2001-2002, 635.<br />
238 R.v.St., nr. 46.857, 7 april 1994. Cf. R.v.St., nr. 82.290, 17 september 1999 ("als <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong><br />
partij zelf schuld draagt aan het feit dat haar zaak een ingrijpen <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid vergt, (moet) haar vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n afgewezen").<br />
239 Voor toepassingen, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid”, l.c. 186, noot 15.<br />
46
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
(ii) Beoor<strong>de</strong>lingscriteria<br />
(aa) Principieel uitgangspunt : het talmen van <strong>de</strong> verzoeker houdt <strong>de</strong> negatie zelf in van<br />
het begrip UDN<br />
69. De beoor<strong>de</strong>ling van het bestaan van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid is een<br />
feitenkwestie waarop <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen een volle<br />
toetsingsbevoegdheid heeft. Deze geschiedt steeds in concreto.<br />
Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zal wor<strong>de</strong>n afgewezen<br />
indien een te grote tijdsspanne is verstreken tussen het ogenblik van kennisneming van<br />
<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing 240 en het tijdstip waarop <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing wordt<br />
ingeleid. Een verzoeker die te lang talmt om, na kennisneming van <strong>de</strong> beslissing, een<br />
vor<strong>de</strong>ring in te lei<strong>de</strong>n, ziet zijn vor<strong>de</strong>ring verworpen wor<strong>de</strong>n 241 .<br />
In <strong>de</strong> concrete omstandighe<strong>de</strong>n moet een <strong>de</strong>rgelijke lange termijn beschouwd wor<strong>de</strong>n als<br />
<strong>de</strong> negatie zelf van het wetsbegrip “uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid” en is dit talmen<br />
van <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong> logenstraffing van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid die hij<br />
inroept 242 . Uit het verloop van <strong>de</strong> lange termijn dient <strong>de</strong>rhalve te wor<strong>de</strong>n afgeleid dat <strong>de</strong><br />
verzoeker zelf niet overtuigd was dat <strong>de</strong> zaak uiterst dringend was 243 .<br />
70. Een algemene regel die nauwkeurig aanduidt waarbinnen <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing<br />
moet wor<strong>de</strong>n ingediend, bestaat niet : <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring is immers niet aan specifieke<br />
verjaringstermijnen on<strong>de</strong>rworpen 244 . De termijn zal <strong>de</strong>rhalve afhangen van <strong>de</strong> concrete<br />
omstandighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zaak 245 . Een casuïstische bena<strong>de</strong>ring dringt zich <strong>de</strong>rhalve op.<br />
71. Uiteraard lijkt het ons evi<strong>de</strong>nt dat voldoet aan <strong>de</strong>ze eis van diligentie, <strong>de</strong> verzoeker<br />
die het <strong>voor</strong>werp is van een verwij<strong>de</strong>rings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan <strong>de</strong><br />
tenuitvoerlegging imminent 246 is, en die hiertegen een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid indient binnen <strong>de</strong> vierentwintig uren na <strong>de</strong> betekening van <strong>de</strong><br />
beslissing. Dit beroep zal overigens een schorsen<strong>de</strong> werking hebben (art. 39/82, § 4,<br />
Vr.W.).<br />
72. An<strong>de</strong>rs is het ten aanzien van <strong>de</strong> verzoeker die verzuimd heeft binnen <strong>de</strong><br />
vierentwintig uren na <strong>de</strong> betekening van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing een vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid in te dienen. Niet alleen zal het ingelei<strong>de</strong> beroep dan geen<br />
schorsen<strong>de</strong> werking hebben. Bovendien zal, opdat hij voldaan heeft aan <strong>de</strong><br />
grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> UDN, hij moeten aantonen dat hij niet te lang heeft getalmd.<br />
Welke <strong>de</strong> concrete maximale termijn zal zijn, zal in dit geval bepaald wor<strong>de</strong>n geval per<br />
geval. Uiteraard gaat <strong>de</strong>ze termijn maar in vanaf <strong>de</strong> betekening van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing aan <strong>de</strong> betrokkene. Het zal aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij toekomen om dit aan te<br />
240 Het tijdstip om een schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid in te lei<strong>de</strong>n gaat niet vroeger in :<br />
R.v.St., nr. 105.265, 28 maart 2002.<br />
241 E. LANCKSWEERDT, o.c., 135 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak.<br />
242 R.v.St., nr. 94.420, 28 maart 2001; R.v.St., nr. 72.400, 12 maart 1998; R.v.St., nr. 39.170, 6 april<br />
1992. Cf. R.v.St., nr. 118.727, 28 april 2003.<br />
243 R.v.St., nr. 93.674, 1 maart 2001; R.v.St., nr. 69.147, 23 oktober 1997; R.v.St., nr. 72.400, 12<br />
maart 1998; R.v.Stnr. 74.911, 1 juli 1998.<br />
244 R.v.St., nr. 79.295, 16 maart 1999.<br />
245 S. DE TAEYE, Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Mechelen, Kluwer, 2003, 204. Zie <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re<br />
toepassingen ook : I. LEYSEN, "Le référé administratif : chronique <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>nce <strong>de</strong>s chambres<br />
françaises du Conseil d’Etat", Adm. Publ. (T.) 2000, (83), 159-162.<br />
246 Dit zal vanzelfsprekend het geval zijn wanneer er reeds een datum (en uur) van repatriëring is<br />
gepland. Er is evenwel ook “imminentie” indien <strong>de</strong> verzoeker van zijn vrijheid is beroofd zelfs indien er<br />
op het ogenblik van het inlei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring nog geen datum van repatriëring is bepaald (In die zin<br />
: RvV, nr. 3, 8 juni 2007).<br />
47
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
tonen, zoniet zal <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> vereiste diligentie uiteraard het<br />
tijdsinterval tussen <strong>de</strong> datum van <strong>de</strong> beslissing en het indienen van het beroep niet<br />
sanctioneren 247 . Zo werd <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld in een concrete zaak betreffen<strong>de</strong> een weigering<br />
visum kort verblijf, rekening gehou<strong>de</strong>n met het feit dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij niet kon<br />
aantonen wanneer <strong>de</strong>ze weigeringbeslissing werd betekend en dat <strong>de</strong> verzoeker in<br />
Pakistan verbleef, om te oor<strong>de</strong>len dat het laten verstrijken van een termijn van 28 dagen<br />
sinds <strong>de</strong> datum van <strong>de</strong> beslissing geen onnodig talmen inhield.<br />
Uit <strong>de</strong> praktijk van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>, blijkt dat een<br />
termijn van 5 dagen het maximum lijkt 248 . Meer dan vijf dagen wordt algemeen 249 als te<br />
lang beschouwd. Het volstaat bovendien niet om binnen <strong>de</strong> vijf dagen na <strong>de</strong> kennisgeving<br />
– én <strong>voor</strong>dat het bevel uitvoerbaar wordt – een vor<strong>de</strong>ring in te lei<strong>de</strong>n. De concrete<br />
omstandighe<strong>de</strong>n kunnen inhou<strong>de</strong>n dat ook termijnen van enkele dagen of uren te lang<br />
kunnen zijn. De rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State is in die zin gesteld dat een<br />
verzoeker die het <strong>voor</strong>werp uitmaakt van een verwij<strong>de</strong>ringmaatregel, en die wacht met<br />
het neerleggen van het verzoekschrift <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tot <strong>de</strong> dag<br />
<strong>voor</strong>dien (buiten <strong>de</strong> geken<strong>de</strong> openingsuren van <strong>de</strong> griffie en buiten <strong>de</strong> normale<br />
kantooruren) 250 , of a fortiori, tot enkele uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> repatriëring 251 , terwijl <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>ringmaatregel hem reeds enkele dagen eer<strong>de</strong>r was ter kennis<br />
gebracht, niet diligent optreedt. Gelet op <strong>de</strong> concrete omstandighe<strong>de</strong>n werd geoor<strong>de</strong>eld<br />
dat dit wachten tot enkele uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> repatriëring terwijl <strong>de</strong> beslissing aan <strong>de</strong><br />
verzoeker al bekend was, <strong>de</strong> negatie zelf is van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid.<br />
Gesteld wordt dat <strong>de</strong> verzoeker zelf alert en prompt moet reageren eenmaal hij kennis<br />
heeft gekregen van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing, om zijn zaak zo snel mogelijk <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
aanhangig te maken 252 .<br />
In <strong>de</strong>rgelijke gevallen zal <strong>de</strong> verzoeker, die aldus verzuimd heeft binnen <strong>de</strong> 24 uur na <strong>de</strong><br />
betekening van <strong>de</strong> beslissing een uiterst dringend beroep in te stellen, <strong>de</strong> bewijslast<br />
dragen van het diligent optre<strong>de</strong>n. Inzake het i<strong>de</strong>ntieke wetsbegrip in <strong>de</strong><br />
procedureregeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State besliste <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State dat, opdat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong><br />
uiteenzetting van een verzoeker met betrekking tot <strong>de</strong> vereiste van het <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn<br />
van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zou kunnen aannemen, <strong>de</strong>ze laatste dient aan<br />
te tonen dat hij diligent opgetre<strong>de</strong>n heeft. In casu werd gesteld dat bezwaarlijk kan<br />
wor<strong>de</strong>n aangenomen dat een verzoeker die geconfronteerd wordt met een <strong>de</strong>rgelijke<br />
zwaarwichtige maatregel als een administratieve vasthouding met het oog op een<br />
verwij<strong>de</strong>ring van het grondgebied, en die verkiest om 4 dagen te talmen alvorens zijn<br />
vor<strong>de</strong>ring in te stellen <strong>de</strong> avond <strong>voor</strong> zijn repatriëring <strong>voor</strong>zien <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ochtend, met<br />
247<br />
Zie bv. R.v.St., nr. 148.277, 23 augustus 2005 (weigering van visum kort verblijf – 28 dagen tussen<br />
datum beslissing en beroep).<br />
248<br />
Zie b.v. R.v.St., nr. 149.894, 6 oktober 2005. Er werd van uit gegaan dat binnen <strong>de</strong> termijn van 5<br />
dagen – i.e. <strong>de</strong> gangbare termijn waarna een bevel om het grondgebied te verlaten uitvoerbaar werd –<br />
een vor<strong>de</strong>ring moest wor<strong>de</strong>n ingeleid R.v.St., nr. 67.236, 30 juni 1997)..Zie ook R.v.St., nr. 97.915, 19<br />
juli 2001.<br />
249<br />
R..v.St., 146.696, 24 juni 2005 (vijftien dagen); R.v.St., nr. 95.973, 30 mei 2001 (17 dagen);<br />
R.v.St., nr. 137.220, 10 november 2004 (<strong>bij</strong>na <strong>de</strong> gehele beroepstermijn van één maand); R.v.St., nr.<br />
105.903, 24 april 2002 (27 dagen); R.v.St., nr. 134.172, 28 juli 2004 (30 dagen). Voor an<strong>de</strong>re<br />
toepassingen inzon<strong>de</strong>rheid wat het contentieux <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, zie G. DEBERSAQUES,<br />
“De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid” l.c., 187.<br />
250<br />
R. v.St., nr. 115.971, 15 februari 2003 (betekening bevel terugdrijving op 10 februari 2003; beroep<br />
op 15 februari 2003; verwij<strong>de</strong>ring op 16 februari 2003).<br />
251<br />
Vier dagen gewacht, beroep enkele uren <strong>voor</strong> repatriëring : R.v.St., nr. 117.683, 29 maart 2003. In<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin : R.v.St., nr. 129.171, 12 maart 2004 (verplichting tot het organiseren van een nachtelijke<br />
terechtzitting; twee dagen gewacht, tweetal uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> repatriëring (R.v.St., nr. 111.931, 26 oktober<br />
2002); R.v.St., nr. 125.140, 6 november 2003 <strong>bij</strong>na een hele dag heeft gewacht om een procedure <strong>bij</strong><br />
uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid in te lei<strong>de</strong>n, terwijl “me<strong>de</strong> gelet op <strong>de</strong> niet betwiste omstandigheid,<br />
die geldt als een feit van algemene bekendheid, dat er regelmatig vluchten vertrekken naar Kongo<br />
tij<strong>de</strong>ns het weekend”).<br />
252<br />
In die zin : R.v.St., nr. 115.971, 15 februari 2003.<br />
48
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
<strong>de</strong> vereiste spoed heeft opgetre<strong>de</strong>n 253 . In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin 254 werd beslist dat hetgeen in het<br />
ka<strong>de</strong>r van een vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid door een verzoeker<br />
ontegensprekelijk beoogd wordt, het verhin<strong>de</strong>ren van zijn repatriëring is, zodat <strong>bij</strong>gevolg<br />
van <strong>de</strong> verzoeker mag wor<strong>de</strong>n verwacht dat hij <strong>de</strong> nodige spoed en alertheid aan <strong>de</strong> dag<br />
legt om <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State niet alleen in kennis te stellen van zijn intenties maar ook om<br />
dit tijdig te doen, dit wil zeggen binnen een tijdsbestek dat nodig is om aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> en<br />
aan alle partijen betrokken in het geding <strong>de</strong> gelegenheid te geven kennis te nemen van<br />
zijn vor<strong>de</strong>ring <strong>de</strong>rwijze dat die vor<strong>de</strong>ring aan een grondig on<strong>de</strong>rzoek kan wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rworpen 255 . In casu was verzoekster op don<strong>de</strong>rdag 24 oktober 2002 in kennis<br />
gesteld van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. Pas op zaterdag 26 oktober 2002 om 09.26 uur<br />
leid<strong>de</strong> ze met een faxbericht haar vor<strong>de</strong>ring in en daarin vermeld<strong>de</strong> zij dat zij op<br />
zaterdag 26 oktober 2002 om 11 uur zou gerepatrieerd wor<strong>de</strong>n. De <strong>Raad</strong> van State<br />
overwoog inzake dit gegeven dat klaarblijkelijk <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid moest verantwoor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> verzoekster niet uiteenzette waarom zij<br />
pas op zaterdag 26 oktober 2002 om 9.26 uur in <strong>de</strong> gelegenheid was om haar vor<strong>de</strong>ring<br />
in te lei<strong>de</strong>n. Haar stilzwijgen hierover moest geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n als dat verzoekster<br />
zelf niet diligent is geweest. Ten “overvloe<strong>de</strong>” overwoog <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in <strong>de</strong>ze zaak<br />
“dat overigens indien verzoekster an<strong>de</strong>re bedoelingen zou hebben gehad, met name <strong>de</strong><br />
<strong>Raad</strong> van State bewust in een situatie te sturen waardoor er, gelet op <strong>de</strong> geschapen<br />
tijdsnood, geen an<strong>de</strong>re mogelijkheid zou zijn dan ofwel, zon<strong>de</strong>r een grondig on<strong>de</strong>rzoek<br />
van <strong>de</strong> zaak mogelijk te maken toch een schorsing uit te lokken, ofwel een schorsing <strong>de</strong><br />
facto te zien tot stand komen, zulks niet tot een an<strong>de</strong>re conclusie zou kunnen lei<strong>de</strong>n”.<br />
Gelet op <strong>de</strong> gelijke wetsbegrippen, is <strong>de</strong>ze rechtspraak o.i. volledig overplaatsbaar naar<br />
<strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />
Wacht <strong>de</strong> verzoeker te lang met het indienen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring zon<strong>de</strong>r daar<strong>voor</strong> een<br />
aannemelijke uitleg te geven, dan heeft hij het recht “verwerkt” heeft om zich te<br />
beroepen op <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringsprocedure van <strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid 256 . De vor<strong>de</strong>ring zal als niet ontvankelijk wor<strong>de</strong>n afgewezen.<br />
(bb) "Verschonings"-gron<strong>de</strong>n<br />
73. Verzoekers voeren in <strong>de</strong> praktijk een verschei<strong>de</strong>nheid aan omstandighe<strong>de</strong>n aan die,<br />
naar zij stellen, hun talmen verschoont 257 . De <strong>voor</strong>naamste wor<strong>de</strong>n hierna aangehaald<br />
258 :<br />
1° Het <strong>voor</strong>afgaand uitputten van een jurisdictioneel of een administratief (willig)<br />
beroep<br />
74. Zon<strong>de</strong>r dat enige normatieve tekst daarin <strong>voor</strong>ziet, heeft <strong>de</strong> burger steeds <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om het bestuursorgaan dat een beslissing heeft genomen, te verzoeken <strong>de</strong><br />
initiële beslissing te herzien 259 .<br />
253 R.v.St., nr. 115.971, 15 februari 2003.<br />
254 R.v.St., nr. 111.931, 26 oktober 2002.<br />
255 Het aangehaal<strong>de</strong> arrest wijst er op dat daartoe <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong> technische mogelijkheid is gebo<strong>de</strong>n<br />
om zijn vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid met een faxbericht aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> te doen<br />
toekomen.<br />
256 R.v.St., nr. 80.029, 3 mei 1999.<br />
257 Voor een overzicht ter zake, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid” l.c., 188-194.<br />
258 Voor een grondige bespreking, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c., 188-194.<br />
259 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c, 745. On<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zal overigens het instellen van een <strong>de</strong>rgelijk willig beroep <strong>de</strong> termijn <strong>voor</strong> het indienen van<br />
een annulatieberoep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State stuiten (J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., 464-465. Ad<strong>de</strong><br />
b.v. R.v.St., v.z.w. Homo- en Lesbiënnejongerenkoepel, nr. 72.004, 24 februari 1998, T. Gem. 1998,<br />
257, noot J. DUJARDIN. Zie meer algemeen : M. CROMHEECKE, "Het willig administratief beroep", T.<br />
Gem. 1998, 221-238, inz. 234-237). Het laat zich aannemen dat <strong>de</strong>ze rechtspraak zich ook zal<br />
toepassen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />
49
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Alhoewel algemeen wordt aangenomen dat het instellen van een administratief beroep<br />
een aantal <strong>voor</strong><strong>de</strong>len heeft 260 en het instellen van een willig beroep op zich niet tot<br />
gevolg heeft dat het annulatieberoep tegen <strong>de</strong> initiële beslissing onontvankelijk zou<br />
zijn 261 , neemt <strong>de</strong> verzoeker risico’s door alvorens <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> te adiëren, een procedure aan te wen<strong>de</strong>n die slechts facultatief van aard is en<br />
aldus geen zekerheid biedt dat ten gron<strong>de</strong> over <strong>de</strong> zaak zal wor<strong>de</strong>n beslecht.<br />
Aangenomen kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> verzoeker aldus zelf <strong>de</strong> door hem ingeroepen uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tegenspreekt 262 . Minstens moet <strong>de</strong> verzoeker op hetzelf<strong>de</strong><br />
ogenblik én <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> adiëren én een willig beroep instellen 263 .<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn zal een verzoeker zijn beroep zien afgewezen wor<strong>de</strong>n indien hij eerst <strong>de</strong><br />
burgerlijke kortgedingrechter adieert omdat hij meent dat een subjectief recht in het<br />
geding is dat tot <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> rechterlijke macht behoort. Indien er al een<br />
re<strong>de</strong>lijke twijfel omtrent <strong>de</strong> respectieve bevoegdhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> civiele kort gedingrechter<br />
en van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen kon bestaan, had o.i. precies <strong>de</strong>ze<br />
twijfel er <strong>de</strong> verzoeker in <strong>de</strong> door hem ingeroepen dringen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n moeten<br />
toe aanzetten geen enkel risico te nemen door (quasi-) tezelf<strong>de</strong>rtijd zijn vor<strong>de</strong>ring tot<br />
schorsing én <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen én <strong>bij</strong> <strong>de</strong> burgerlijke rechter in<br />
te lei<strong>de</strong>n 264 .<br />
2°. Argumenten ontleend aan het tijdstip van het instellen van beroep<br />
75. Een klassiek aangevoerd argument om het talmen te verklaren, is <strong>de</strong> omstandigheid<br />
dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing in volle vakantie ter kennis is gebracht. Dit gegeven zal in<br />
concreto veelal het stilzitten van <strong>de</strong> verzoeker niet verantwoor<strong>de</strong>n 265 te meer dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />
<strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen geen gerechtelijke vakantie kent.<br />
Het afwachten van <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> beslissing is evenmin een aannemelijke uitleg<br />
<strong>voor</strong> het te lang wachten met het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring 266 . Bij het beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />
uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid dient rekening te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> datum van<br />
kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling en niet met <strong>de</strong> uitvoerbaarheid ervan 267 .<br />
260<br />
A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., 742-743.<br />
261<br />
R.v.St., nr. 52.577, 29 maart 1995.<br />
262<br />
Voor een toepassing in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, zie R.v.St., nr. 146.696, 24 juni 2005; zie <strong>voor</strong><br />
gemeenrechtelijke toepassingen door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in<br />
geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c., 188-189; I. OPDEBEEK, l.c., 636. S. DE TAEYE, o.c.,<br />
205-206. Cf., R.v.St., nr. 39.394, 15 mei 1992 en R.v.St., nr. 39.584, 5 juni 1992 (als een verzoeker<br />
eerst een willig beroep instelt, is <strong>de</strong> dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid aan hemzelf te wijten); Cf. E.<br />
LANCKSWEERDT, o.c., 135-136.<br />
263<br />
In die zin : M. CROMHEECKE, "Het instellen van een willig administratief beroep ontslaat <strong>de</strong><br />
verzoeken<strong>de</strong> partij niet om met spoe<strong>de</strong>isendheid een verzoekschrift <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in te dienen<br />
waarin <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>de</strong> schorsing wordt gevor<strong>de</strong>rd van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van<br />
<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., Boes, nr. 75.680, 8 september 1998), C.D.P.K. 1998, (558)<br />
560. Cf. R.v.St., nr. 71.818, 13 februari 1998.<br />
264<br />
Zie.G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.,<br />
189, nr. 14 en <strong>de</strong> aldaar aangegeven nuances in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. Te <strong>de</strong>zen zijn in<br />
het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux o.i. <strong>de</strong>ze nuances min<strong>de</strong>r belangrijk daar – zoals hier<strong>voor</strong> is uiteengezet –<br />
<strong>de</strong> aflijning tussen <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> kort gedingrechter heel dui<strong>de</strong>lijk is.<br />
265<br />
Zie <strong>voor</strong> toepassingen: R.v.St., nr. 84.684, 14 januari 2000; <strong>voor</strong> toepassingen in het overige<br />
contentieux van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.; 191 en <strong>de</strong> gegeven referenties. Uiteraard is het met vakantie<br />
vertrekken onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> kennisneming van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing geen overmacht die in<br />
aanmerking kan wor<strong>de</strong>n genomen ter beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (R.v.St., nr.<br />
89.629, 14 september 2000).<br />
266<br />
G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.,<br />
192. R.v.St., nr. 91.101, 27 november 2000. Zie ook supra inzake het afwachten van het ogenblik van<br />
<strong>de</strong> daadwerkelijke verwij<strong>de</strong>ring alvorens een vor<strong>de</strong>ring in te dienen.<br />
267<br />
R.v.St., nr. 61.104, 1 augustus 1996.<br />
50
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Ook <strong>de</strong> kennisneming van een rechterlijke uitspraak in een zaak waarin men <strong>de</strong>r<strong>de</strong> is,<br />
kan geen uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid verantwoor<strong>de</strong>n 268 .<br />
Voorts zal het vrijwillig beginnen uitvoeren van <strong>de</strong> gewraakte beslissing ook <strong>de</strong> negatie<br />
inhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 269 . Dit zal inzon<strong>de</strong>rheid het geval<br />
zijn in het geval waarin <strong>de</strong> verzoeker toestemming heeft gegeven tot het uitvoeren van<br />
<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>rings- of terugdrijvingsmaatregel (art. 39/82, eerste zinsne<strong>de</strong>, Vr.W.).<br />
3°. Argumenten eigen aan <strong>de</strong> zaak<br />
76. De verplichting om diligent op te tre<strong>de</strong>n geldt ook in "<strong>de</strong>licate" en "complexe"<br />
dossiers. Alhoewel soms <strong>de</strong> complexiteit van een dossier me<strong>de</strong> in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling wordt<br />
gebracht 270 , vormt in <strong>de</strong> regel <strong>de</strong> complexiteit van een dossier geen excuus <strong>voor</strong> het<br />
dralen met het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring 271 272 . Het staat overigens <strong>bij</strong> een complex<br />
dossier <strong>de</strong> verzoeker vrij zich te laten <strong>bij</strong>staan indien nodig.<br />
Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> het opzoeken van door hem nodig geachte "na te trekken<br />
documenten" 273 .<br />
Evenmin zal een gebrek in <strong>de</strong> communicatie tussen een partij en haar advocaat een<br />
verschoningsgrond uitmaken om niet met <strong>de</strong> nodige diligentie op te tre<strong>de</strong>n. 274 . Zo werd<br />
beslist dat <strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>de</strong> raadsman pas daags <strong>voor</strong>heen werd verwittigd door<br />
<strong>de</strong> verzoeker, geen afbreuk kan doen aan <strong>de</strong> vereiste van diligent optre<strong>de</strong>n 275 . Ook een<br />
late aanstelling als “pro <strong>de</strong>o”-advocaat rechtvaardigt het talmen in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />
verzoeker niet 276 . An<strong>de</strong>rs zou het o.i. zijn mocht betrokkene verhin<strong>de</strong>rd zijn om zijn<br />
raadsman te raadplegen 277 .<br />
268<br />
R.v.St., nr. 128.750, 3 maart 2004 (i.c. wierp <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij op dat zij een beslissing<br />
afwachtte betreffen<strong>de</strong> haar broer en haar moe<strong>de</strong>r en dat zij meen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>voor</strong>dien<br />
niet zou wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. De <strong>Raad</strong> van State oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat het uitblijven van beslissingen over<br />
familiele<strong>de</strong>n echter geen re<strong>de</strong>n lijkt te vormen om te talmen met een procedure tegen <strong>de</strong> eigen<br />
beslissing); zie ook b.v. R.v.St., nr. 89.629, 14 september 2000.<br />
269<br />
Zie <strong>voor</strong> een toepassing inz. G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c. 192.<br />
270<br />
Zie b.v. <strong>voor</strong> een toepassing in het vreem<strong>de</strong>lingencontentiuex, inz. R.v.St., nr. 112.364, 7 november<br />
2002. Zie <strong>voor</strong> overige toepassingen, inz. G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van<br />
uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c., 192-193.<br />
271<br />
R.v.St., nr. 56.730, 6 <strong>de</strong>cember 1995, R.W. 1996-97, 225, noot; R.v.St., nr. 57.025, 14 <strong>de</strong>cember<br />
1995; R.v.St., nr. 77.181, 24 november 1998; R.v.St., nr. 94.764, 18 april 2001; cf. I. OPDEBEEK, l.c.,<br />
635 die vergelijkt met <strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>de</strong> complexiteit van een zaak wel een motief is <strong>voor</strong> het<br />
beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijke termijn ten aanzien van het bestuur en <strong>de</strong> rechter.<br />
272<br />
Beslist werd door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State dat <strong>de</strong> rechten van ver<strong>de</strong>diging en <strong>de</strong> eisen van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />
rechtsbe<strong>de</strong>ling vereisen dat ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in het geding betrokken partijen en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, <strong>de</strong><br />
mogelijkheid hebben die <strong>de</strong>licate en complexe aangelegenhe<strong>de</strong>n zo goed als mogelijk te behan<strong>de</strong>len.<br />
Daar<strong>bij</strong> mag geen wanverhouding bestaan tussen <strong>de</strong> termijn die verzoeker zich <strong>voor</strong> het formuleren van<br />
het verzoekschrift heeft <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n enerzijds, en <strong>de</strong> termijn die aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij toekomt om<br />
haar ver<strong>de</strong>diging <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> termijn waarover <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State beschikt om uitspraak te<br />
doen an<strong>de</strong>rzijds : R.v.St., nr. 98.634, 30 augustus 2001, R.W. 2001-2002, 634, noot I. OPDEBEEK. A<br />
fortiori geldt het argument afgeleid uit <strong>de</strong> complexiteit van het dossier niet indien blijkt dat het<br />
ingedien<strong>de</strong> verzoekschrift, buiten <strong>de</strong> uiteenzetting over <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid en enkele<br />
toevoegingen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> feiten en een aanpassing van <strong>de</strong> uiteenzetting over <strong>de</strong> samenhang, groten<strong>de</strong>els een<br />
letterlijke herneming is van eer<strong>de</strong>re verzoekschriften (R.v.St., nr. 98.177, 7 augustus 2001).<br />
273<br />
Zie <strong>voor</strong> een toepassing in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht, inz. R.v.St., nr. 146.694, 24 juni 2005 (wachten<br />
op een document uit Helsinki); zie <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re toepassing, R.v.St., nr. 77.181, 24 november 1998.<br />
274<br />
R.v.St., nr. 105.903, 24 april 2002.<br />
275<br />
R.v.St. nr. 115.971, 15 februari 2003; R.v.St., nr. 84.684, 14 januari 2000 (overdracht van het<br />
dossier naar een nieuwe raadsman rechtvaardigt het talmen niet); R.v.St., nr. 105.903, 24 april 2002.<br />
276<br />
R.v.St., nr. 95.974, 30 mei 2004.<br />
277<br />
Cf. R.v.St., nr. 129.171, 12 maart 2004 dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring om re<strong>de</strong>n van uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid afwees omdat niet bleek dat bleek dat <strong>de</strong> verzoeker is verhin<strong>de</strong>rd geweest om vanaf<br />
51
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
Ook <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat men zich omtrent zijn rechten nog dien<strong>de</strong> te informeren <strong>bij</strong><br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, kregen geen gehoor in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 278 .<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin overtuigen argumenten betrokken op zijn persoon evenmin 279 Uiteraard<br />
mag <strong>de</strong> verzoeker niet zelf <strong>de</strong> oorzaak zijn van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid. Zo<br />
zal een verzoekster die se<strong>de</strong>rt het verstrijken van haar legaal verblijf getalmd heeft om<br />
verlenging te bekomen van haar legaal verblijf, zelf <strong>de</strong> oorzaak zijn van <strong>de</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 280 .<br />
4° Argumenten afgeleid uit het niet vertrouwd zijn met <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen toepasselijke procedurele <strong>voor</strong>schriften<br />
In het <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r verantwoordt <strong>de</strong> omstandigheid dat, in strijd met artikel 2, 4°, van <strong>de</strong><br />
wet van 11 april 1994 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> openbaarheid van bestuur 281 , in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
beslissing geen melding wordt gemaakt van <strong>de</strong> eventuele beroepsmogelijkhe<strong>de</strong>n het<br />
talmen van verzoeker niet 282 . De enige sanctie 283 die aan <strong>de</strong> miskenning van <strong>de</strong>ze<br />
bepaling is verbon<strong>de</strong>n, is immers het gegeven dat <strong>de</strong> beroepstermijn niet ingaat. De<br />
geldigheid van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing zelf komt niet in het gedrang 284 .<br />
(cc) De negatie van <strong>de</strong> dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid volgend uit <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong> procedure<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
77. Van <strong>de</strong> verzoeker wordt tij<strong>de</strong>ns het verloop van <strong>de</strong> rechtspleging ook enige<br />
waakzaamheid verwacht, op straffe van an<strong>de</strong>rs zijn verzoek tot behan<strong>de</strong>ling <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid te zien verworpen wor<strong>de</strong>n.<br />
Zo ontkent het gelijktijdig indienen van zowel een verzoekschrift tot schorsing van <strong>de</strong><br />
tenuitvoerlegging (met in hetzelf<strong>de</strong> verzoekschrift het beroep tot nietigverklaring (art.<br />
39/82, § 3, eerste lid, Vr.W.), als van een verzoekschrift tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid op zich het bestaan van een uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid 285 . Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
veron<strong>de</strong>rstelt immers dat <strong>de</strong> gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet vermag het onheil dat<br />
<strong>de</strong> verzoeker overkomt, te <strong>voor</strong>komen, zodat in die logica moeilijk te verklaren is hoe<br />
het ogenblik van zijn opsluiting, met zijn raadsman te overleggen. Het zal aan verzoeker komen om dit<br />
argument aannemelijk te maken.<br />
278<br />
R.v.St., nr. 57.025, 14 <strong>de</strong>cember 1995.<br />
279<br />
B.v. zwangerschap van <strong>de</strong> verzoeker (R.v.St., nr 84.684, 14 januari 2000); datum van huwelijk<br />
vaststellen terwijl verzoeker zich .in een precaire verblijfstoestand bevond (R.v.St., nr. 102.389, 28<br />
november 2003).<br />
280<br />
R.v.St., nr. 89.658, 18 september 2000. Zie ook R.v.St., nr. 97.915, 19 juli 2001.<br />
281<br />
B.S. 30 juni 1994. De Vr.W. kent geen bepaling analoog aan artikel 19, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.-wet. De<br />
vraag rijst of te <strong>de</strong>zen <strong>de</strong> lezing van het toepassingsgebied van artikel 2 zoals die blijkt uit <strong>de</strong><br />
rechtspraak van het Hof van Cassatie door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zal wor<strong>de</strong>n<br />
toegepast (zie Cass. 23 oktober 2000, Arr. Cass. 2000, 570, T.F.R. 2001, 1095, noot S. HUYGHE en S.<br />
RONSE (In <strong>de</strong>ze zaak overwoog het Hof van Cassatie (verrassend op een organiek i.p.v. een inhou<strong>de</strong>lijk<br />
criterium)) dat <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> belastingen die uitspraak doet over een bezwaar, geen<br />
administratieve <strong>overheid</strong> is in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong> wet van 11 april 1994, daar tegen zijn beslissing geen<br />
<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State maar wel <strong>voor</strong> het hof van beroep kan wor<strong>de</strong>n ingesteld);. In<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin, Gent 27 mei 2003, T.Gem. 2005, 257, (kritische) noot R. HOUBEN.<br />
282<br />
Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toepassing van artikel 19, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.-wet : R.v.St., nr. 98.634, 30 augustus<br />
2001, R.W. 2001-2002, 634, noot I. OPDEBEEK; R.v.St., nr. 111.433, 11 oktober 2002.<br />
283<br />
Behou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gemeenrechtelijke mogelijkheid dat <strong>de</strong> aansprakelijkheid van <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> in het<br />
gedrang kan komen door dit verzuim.<br />
284<br />
Ch. BAMPS, “Openbaarheid van bestuur. De fe<strong>de</strong>rale wet van 11 april 1994 toegelicht”, Rec. Arr.<br />
R.v.St., 1996, (21) 37. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin wat <strong>de</strong> rechtspraak betreft inzake artikel 19, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.wet<br />
(zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c. 422-423).<br />
285<br />
R.v.St., nr. 56.730, 6 <strong>de</strong>cember 1995, R.W. 1996-97, 225, noot; R.v.St., nr. 92.776, 29 januari<br />
2001. Zie ook infra, nr. 83.<br />
52
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
een verzoeker <strong>de</strong>salniettemin <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen tegelijk heeft kunnen indienen 286 . De<br />
verzoeker moet <strong>de</strong>rhalve kiezen tussen <strong>de</strong> gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing dan wel <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (art. 39/82, § <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />
Vr.W.).<br />
Ook het verzoek vanwege <strong>de</strong> verzoeker om <strong>de</strong> zaak naar een latere terechtzitting te<br />
verwijzen, spreekt <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tegen 287 .<br />
Naar analogie met <strong>de</strong> rechtspraak inzake artikel 94 A.P.R. zal o.i. <strong>de</strong> verzoeker<br />
tevergeefs aanvoeren dat één van <strong>de</strong> door hem ingeroepen mid<strong>de</strong>len toelaat <strong>de</strong> zaak af<br />
te doen volgens <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong>geschreven door artikel 36 PR RvV en dat zulks een<br />
beroep op <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid rechtvaardigt. De<br />
procedure op grond van artikel 36 PRV en <strong>de</strong> procedure tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zijn o.i. van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en kunnen wegens hun<br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n aard niet samen gevoerd wor<strong>de</strong>n 288 .<br />
(c) De vereiste dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure onmiskenbaar te laat zou komen<br />
78. In overeenstemming met het princiepsarrest SPRUYT 289 van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, dat<br />
nadien talloze navolging kent 290 , mag in het algemeen wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong><br />
verzoeker aan <strong>de</strong> hand van dui<strong>de</strong>lijke gegevens en feiten moet doen blijken dat, indien<br />
<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over<br />
<strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen om nog enig nuttig effect te sorteren.<br />
Het komt aan verzoeker toe op afdoen<strong>de</strong> wijze aannemelijk te maken dat, mocht <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht volgens <strong>de</strong> gewone procedureregeling inzake schorsing, <strong>de</strong><br />
schorsing onmiskenbaar te laat zou komen omdat het na<strong>de</strong>el dat ernstig wordt genoemd,<br />
reeds gerealiseerd zou zijn en niet meer, of alleszins zeer moeilijk nog hersteld zou<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n, met name zo moeilijk als in het geval dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />
286<br />
R.v.St., nr. 92.776, 29 januari 2001.<br />
287<br />
R.v.St., nr. 44.412,11 oktobter 1993; R.v.St., nr. 70.450, 22 <strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 70.451, 22<br />
<strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 86.752, 10 april 2000. Ofwel staat <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />
vast en dient <strong>de</strong> procedure zon<strong>de</strong>r verwijl te wor<strong>de</strong>n vervolgd, ofwel staat die niet vast en dan dient<br />
logisch <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring te wor<strong>de</strong>n afgewezen.<br />
288<br />
Zie naar analogie inzake <strong>de</strong> onmogelijkheid tot combinatie van <strong>de</strong> UDN-procedure met <strong>de</strong> procedure<br />
van “kennelijke gegrondheid” vervat in artikel 94 A.P.R. zoals dit gold <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opheffing ervan <strong>bij</strong> artikel<br />
55, 3° van het K.B. van 24 april 2007 : R.v.St., nr. 80.609, 3 juni 1999. Zie ook R.v.St., nr. 108.686, 3<br />
juli 2002.<br />
289<br />
R.v.St., nr. 38.302, 11 <strong>de</strong>cember 1991, J.T. 1992, 312, noot D.L., R.W. 1991-92, 989, T.B.P., 1992,<br />
674, noot W. LAMBRECHTS.<br />
290<br />
In <strong>de</strong> (ou<strong>de</strong>re ?) rechtspraak (zoals b.v. het aangehaal<strong>de</strong> arrest Spruyt,) werd (nog) vereist dat<br />
aannemelijk werd gemaakt dat, in geval <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing wordt on<strong>de</strong>rzocht met inachtneming<br />
van <strong>de</strong> gewone regels van <strong>de</strong> schorsingsprocedure, en <strong>de</strong> schorsing alzo slechts over een paar weken,<br />
doch ten laatste binnen vijfenveertig dagen na het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring zou bevolen wor<strong>de</strong>n, zij<br />
onmiskenbaar te laat zou komen. Gaan<strong>de</strong>weg werd <strong>de</strong> verwijzing naar <strong>de</strong> 45 dagen (veelal : zie b.v. nog<br />
R.v.St., nr. 116.708, 5 maart 2003; R.v.St., nr. 118.727, 28 april 2003; R.v.St., nr. 98.829, 12<br />
september 2001) weggelaten - aangezien in <strong>de</strong> praktijk <strong>de</strong>ze (or<strong>de</strong>)termijn niet kon wor<strong>de</strong>n nageleefd -<br />
en vervangen door <strong>de</strong> vereiste aan te tonen dat, indien <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone<br />
schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over <strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen om nog enig<br />
nuttig effect te sorteren (zie b.v. R.v.St., nr. 120.844, 20 juni 2003). In het arrest Vanrusselt en cst.<br />
(nr. 115.464, 6 februari 2003, T.R.O.S. 2003, 249, noot R. VEKEMAN) werd uitdrukkelijk gesteld dat <strong>de</strong><br />
termijn van 45 dagen een termijn van or<strong>de</strong> is en dat “gelet op het overbelast zijn van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />
<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> duur van een procedure die niet <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid wordt ingesteld,<br />
langer is dan 45 dagen”. Het lijkt aannemelijk dat ook in <strong>de</strong> rechtspraak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen niet zal verwezen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> in artikel 39/82, § 4, eerste lid, Vr.W.<br />
bepaal<strong>de</strong> termijn van 30 dagen.<br />
53
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
bestre<strong>de</strong>n akte niet wordt geschorst 291 . Niet is vereist dat <strong>de</strong> verzoeker aannemelijk moet<br />
maken dat zijn na<strong>de</strong>el groot is of dat het kan verergeren, maar wel dat <strong>de</strong> realisatie of <strong>de</strong><br />
verzwaring ervan <strong>voor</strong>aleer <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen volgens <strong>de</strong> gewone<br />
procedureregeling uitspraak zou doen, <strong>de</strong> uitspraak volgens <strong>de</strong> gewone<br />
schorsingsprocedure tot een formele procedurestap zou herlei<strong>de</strong>n 292 . De verzoeker draagt<br />
te <strong>de</strong>zen <strong>de</strong> bewijslast. Loutere beweringen zullen ter zake niet volstaan.<br />
De volgen<strong>de</strong> argumenten zijn o.i. niet dienend :<br />
- <strong>de</strong> UDN-procedure kan, als uitzon<strong>de</strong>ringsprocedure, uiteraard niet wor<strong>de</strong>n<br />
aangewend enkel en alleen om sneller dan met toepassing van <strong>de</strong> gewone<br />
schorsingsprocedure, een uitspraak over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring te verkrijgen 293 ;<br />
- het gegeven dat het na<strong>de</strong>el of het risico erop langer blijft <strong>voor</strong>tbestaan wanneer<br />
<strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure wordt gevolgd, is op zich nog geen re<strong>de</strong>n om te<br />
besluiten dat <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid aanwezig is. Daar an<strong>de</strong>rs over<br />
oor<strong>de</strong>len zou betekenen dat alle schorsingsprocedures volgens <strong>de</strong> procedure van<br />
<strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld, wat<br />
uiteraard <strong>de</strong> negatie zelve van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />
noodzakelijkheid en van het zeer uitzon<strong>de</strong>rlijke karakter van <strong>de</strong><br />
schorsingsprocedures <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zou betekenen 294 ;<br />
- aangezien het instellen van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging<br />
geen schorsen<strong>de</strong> werking heeft, verantwoordt het feit dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte kan<br />
wor<strong>de</strong>n uitgevoerd hangen<strong>de</strong> een gewone schorsingsprocedure op zich <strong>de</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring niet afdoen<strong>de</strong>. Er an<strong>de</strong>rs over<br />
oor<strong>de</strong>len zou ertoe lei<strong>de</strong>n dat elke vor<strong>de</strong>ring tot schorsing uiterst dringend zou<br />
zijn, hetgeen <strong>de</strong> negatie zou zijn van het uitzon<strong>de</strong>rlijk karakter van <strong>de</strong>ze<br />
procedure 295 ;<br />
- <strong>de</strong> loutere verwijzing naar een bevel om het grondgebied te verlaten dat werd ter<br />
kennis gebracht of <strong>de</strong> loutere vrees <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van het bestre<strong>de</strong>n<br />
bevel, volstaan niet om aan te tonen dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure<br />
onmiskenbaar te laat zou komen, indien blijkt dat <strong>de</strong> verzoeker niet het <strong>voor</strong>werp<br />
uit van een imminente verwij<strong>de</strong>ringsmaatregel met het oog op zijn verwij<strong>de</strong>ring<br />
van het grondgebied van het Rijk 296 . In een <strong>de</strong>rgelijk geval volstaat het indienen<br />
van een gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Wordt <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n beslissing imminent, dan volstaat het met toepassing van <strong>de</strong> artikelen<br />
39/84 en 39/85 <strong>voor</strong>lopige maatregelen <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid te<br />
vor<strong>de</strong>ren 297 . Binnen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van artikel 39/85 is een <strong>de</strong>rgelijke vor<strong>de</strong>ring<br />
schorsend.<br />
De verzoeker zal dus, om aan <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> met betrekking tot <strong>de</strong> uiterst<br />
dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid te voldoen, feiten en gegevens moeten aanbrengen die direct<br />
aannemelijk maken dat <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> schorsing, wil zij enig nuttig effect sorteren,<br />
onmid<strong>de</strong>llijk moet wor<strong>de</strong>n bevolen, en dat, mocht <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht<br />
volgens <strong>de</strong> gewone procedureregeling inzake schorsing, <strong>de</strong> schorsing onmiskenbaar te<br />
laat zou komen omdat het na<strong>de</strong>el dat ernstig wordt genoemd, reeds gerealiseerd zou zijn<br />
en niet meer, of alleszins zeer moeilijk nog hersteld zou kunnen wor<strong>de</strong>n, met name zo<br />
291<br />
R.v.St., nr. 74.283, 12 juni 1998; R.v.St., nr. 76.781, 3 november 1998; R.v.St., nr. 85.026, 1<br />
februari 2000; R.v.St., nr. 98.177, 7 augustus 2001; R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003; Cf. E.<br />
LANCKSWEERDT, o.c., 134.<br />
292<br />
R.v.St., nr. 124.566, 23 oktober 2003; R.v.St., nr. 103.967, 20 februari 2002; R.v.St., nr. 109.507,<br />
23 juli 2002; R.v.St., nr. 72.365, 10 maart 1998.<br />
293<br />
R.v.St., nr. 76.781, 3 november 1998.<br />
294<br />
R.v.St., nr. 75.555, 6 augustus 1998.<br />
295<br />
R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003.<br />
296<br />
Zie in die zin <strong>de</strong> princiepsarresten gewezen door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, gewezen in algemene<br />
verga<strong>de</strong>ring : R.v.St., nrs. 141.510 en 141.512, 2 maart 2005. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
sluit zich op expliciete wijze aan <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze rechtspraak : RvV, nr. 553, 4 juli 2007.<br />
297<br />
RvV, nr. 553, 4 juli 2007.<br />
54
G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />
moeilijk als in het geval dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte niet wordt<br />
geschorst 298 .<br />
298 R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003; R.v.St., nr. 129.903, 30 maart 2004.<br />
55<br />
Brussel, 1 juli 2007<br />
Prof. G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK