12.09.2013 Views

Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

Rechtsbescherming tegenover de overheid bij de Raad voor - Foyer

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

FACULTEIT RECHT EN CRIMINOLOGIE<br />

<strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

ALGEMEEN 1<br />

Prof. Geert DEBERSAQUES<br />

On<strong>de</strong>rwijsprofessor aan <strong>de</strong> Vrije Universiteit BRUSSEL<br />

Eerste Voorzitter <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Freija DE BOCK<br />

Praktijkassistent Vrije Universiteit BRUSSEL<br />

Attaché-juriste <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

1. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (RvV) nam sinds 1 juni 2007 2 alle<br />

bevoegdhe<strong>de</strong>n over van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreffen<strong>de</strong> geschillen inzake individuele<br />

beslissingen in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht. Daarnaast nam <strong>de</strong>ze nieuwe <strong>Raad</strong> ook het<br />

gehele bevoegdheidspakket over van <strong>de</strong> Vaste Beroepscommissie <strong>voor</strong> Vluchtelingen. 3<br />

Deze laatste hield met ingang van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> datum op te bestaan.<br />

In <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage wordt dieper ingegaan op <strong>de</strong> rechtsmacht en procedure <strong>voor</strong> dit nieuwe<br />

rechtscollege. Om evenwel een compleet beeld te hebben van <strong>de</strong> rechtsbescherming<br />

inzake het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, past het om even kort stil te staan <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

rechtsmacht die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux nog heeft sinds<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> “Big bang”-datum van 1 juni 2007.<br />

1 Deze tekst bindt enkel <strong>de</strong> auteurs en niet <strong>de</strong> instellingen tot wie ze behoren.<br />

2 Artikel 231 van <strong>de</strong> wet van 15 september 2006 tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting<br />

van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, B.S., 6 oktober 2006. De datum van 1 juni 2007 werd<br />

bepaald <strong>bij</strong> artikel 2 van het K.B. van 27 april 2007 tot vaststelling van <strong>de</strong> datum van inwerkingtreding<br />

van <strong>de</strong> wet van 15 september 2006 tot wijziging van <strong>de</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen en tot<br />

vaststelling van <strong>de</strong> datum bedoeld in dit artikel 231 van <strong>de</strong> wet van 145 september 2006 tot hervorming<br />

van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, B.S. 21 mei<br />

2007.<br />

3 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Samenvatting <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006,<br />

nr. 2479/001, 3.


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

HOOFDSTUK I – DE RECHTSMACHT VAN DE RAAD VAN STATE INZAKE HET<br />

VREEMDELINGENCONTENTIEUX<br />

§ 1. Het beroep tot nietigverklaring van aanhangige individuele beslissingen en<br />

<strong>de</strong> accessoire vor<strong>de</strong>ringen<br />

2. Lui<strong>de</strong>ns artikel 232 van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> wet van 15 september 2006 blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State bevoegd kennis te nemen van <strong>de</strong> aanhangige beroepen tot nietigverklaring en<br />

tot schorsing inzake individuele beslissingen die genomen zijn met toepassing van <strong>de</strong><br />

wetten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong><br />

verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen. Deze beroepen wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld<br />

overeenkomstig <strong>de</strong> bepalingen die gol<strong>de</strong>n op 31 mei 2007 4 .<br />

Tot dit uitdovend contentieux behoren, wat het asielrecht betreft, in <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong><br />

aanhangige vor<strong>de</strong>ringen tot schorsing en/of vernietiging van beslissingen genomen door<br />

<strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen ter bevestiging van een<br />

beslissing tot weigering van binnenkomst of verblijf in <strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> ontvankelijkheid. In<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak, zijn rechtsmacht<br />

behou<strong>de</strong>n inzake <strong>de</strong> op 31 mei 2007 aanhangige beroepen tot vernietiging van<br />

beslissingen genomen door <strong>de</strong> minister van Binnenlandse zaken (of zijn gemachtig<strong>de</strong>)<br />

betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> Dublin-Staat verantwoor<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> het behan<strong>de</strong>len<br />

van het asiel, of nog betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> beslissing tot weigering van het in aanmerking<br />

nemen van een nieuwe asielaanvraag.<br />

Tot slot behoudt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zijn rechtsmacht wat beroepen inzake immigratie<br />

betreft, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> op 31 mei 2007 aanhangige beroepen tegen beslissingen genomen<br />

betreffen<strong>de</strong> het kort en lang verblijf, <strong>de</strong> gezinshereniging, <strong>de</strong> regularisatie, edm.<br />

Een vor<strong>de</strong>ring tot het bevelen van <strong>voor</strong>lopige maatregelen is een accessorium van <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Concreet houdt dit in dat, indien op 1 juni 2007 met toepassing<br />

van het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing aanhangig is <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, ook<br />

een navolgen<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring – zelfs ingeleid na 1 juni 2007 - tot het bevelen van <strong>voor</strong>lopige<br />

maatregelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wor<strong>de</strong>n gebracht : accessorium sequitur principale.<br />

Indien een <strong>de</strong>rgelijke accessoire vor<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

zou wor<strong>de</strong>n gebracht, zal die zijn rechtsmacht moeten afwijzen.<br />

3. Aangezien uit <strong>de</strong>ze vaststellingen blijkt dat geduren<strong>de</strong> een bepaal<strong>de</strong><br />

(overgangs)perio<strong>de</strong> twee rechterlijke instanties zich zullen uitspreken over eenzelf<strong>de</strong><br />

contentieux, zal het in het belang van <strong>de</strong> rechtszoeken<strong>de</strong>, zaak zijn om te vermij<strong>de</strong>n dat<br />

<strong>de</strong>ze rechtspraak tot tegenstrijdige standpunten leidt…. Waar<strong>bij</strong> het laatste woord<br />

uiteraard aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State als cassatierechter zal toekomen.<br />

§ 2. Het beroep tot nietigverklaring van inzake reglementaire han<strong>de</strong>lingen en<br />

<strong>de</strong> accessoire vor<strong>de</strong>ringen<br />

4 Deze beroepen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rhalve ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld overeenkomstig het koninklijk besluit van 9 juli 2000<br />

hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot<br />

het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 15 juli 2000. Voor<br />

een bespreking van dit procedurebesluit, zie K. VAN HOUTTE en M. MILOJKOWIC, “Innovaties in het<br />

procedurereglement Vreem<strong>de</strong>lingen”, in G. DEBERSAQUES, M. VAN DAMME, G. LAENEN en S. DECLERCQ<br />

(eds.) <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van state, 15 jaar procedurele vernieuwing, Brugge, die Keure<br />

2004, 255-280. Het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot wijziging van diverse besluiten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State (B.S. 30 april 2007) is <strong>bij</strong>gevolg<br />

niet van toepassing.<br />

2


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

4. Uitdrukkelijk wordt in <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis bevestigd dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling<br />

bestuursrechtspraak, bevoegd blijft <strong>voor</strong> het behan<strong>de</strong>len van beroepen gericht tegen<br />

reglementaire besluiten die betrekking hebben op het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux (b.v.<br />

beroepen tegen koninklijke besluiten die uitvoering geven aan <strong>de</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember<br />

1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong><br />

verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen 5 ).<br />

Aangezien wettelijk niet is <strong>voor</strong>zien in een stelsel van référé of van prejudiciële<br />

vraagstelling 6 , belet <strong>de</strong>ze rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State niet dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen – net zoals elke rechter – bevoegd is om met toepassing van<br />

artikel 159 G.W. <strong>de</strong> wettigheid van reglementaire akten te beoor<strong>de</strong>len en <strong>de</strong>sgevallend<br />

buiten toepassing te laten.<br />

§ 3. De <strong>Raad</strong> van State als cassatierechter<br />

5. De <strong>Raad</strong> van State blijft <strong>de</strong> administratieve cassatierechter <strong>voor</strong> beslissingen genomen<br />

door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (art. 39/67 Vr.W.). Aangezien <strong>de</strong>ze<br />

bevoegdheid in wezen ongewijzigd is gebleven, blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State bevoegd om op<br />

te tre<strong>de</strong>n als administratief cassatierechter ten aanzien van beslissingen genomen door<br />

<strong>de</strong> Vaste Beroepscommissie <strong>voor</strong> Vluchtelingen 7 . Bij cassatie van beslissingen van <strong>de</strong>ze<br />

laatste, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze ver<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ld door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />

Net als alle cassatieberoepen moeten ook <strong>de</strong> cassatieberoepen ingesteld tegen een arrest<br />

van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State eerst <strong>voor</strong><strong>bij</strong> een<br />

“filter” te passeren. Zij wor<strong>de</strong>n hier<strong>bij</strong> on<strong>de</strong>rzocht op hun toelaatbaarheid (art. 20<br />

R.v.St.-wet). 8<br />

5 B.S. 31 <strong>de</strong>cember 1980, hierna geciteerd als vreem<strong>de</strong>lingenwet of Vr.W..<br />

6 Waar dit wel bestaat ten aanzien van han<strong>de</strong>lingen die tot <strong>de</strong> bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof<br />

behoren : zie artikel 26 <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, B.S. 7 januari<br />

1989.<br />

7 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 6-7.<br />

8 Ibid., 14; M. LEMMENS en J. ROGGEN, “ De hervorming van <strong>de</strong> asielprocedure anno 2006: een<br />

verbetering van <strong>de</strong> rechtspositie?”, T.V.R., 2007, 7.<br />

3


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

HOOFDSTUK II - DE RECHTSMACHT EN DE BEVOEGDHEID VAN DE RAAD VOOR<br />

VREEMDELINGENBETWISTINGEN<br />

§ 1. De Rechtsmacht<br />

6. De wetgever heeft met toepassing van <strong>de</strong> mogelijkheid die artikel 145 G.W. hem<br />

bood, het contentieux betreffen<strong>de</strong> een politiek recht 9 – m.n. het recht van toegang,<br />

verblijf en vestiging in het Rijk m.i.v. <strong>de</strong> hoedanigheid van vluchteling – uitdrukkelijk<br />

toevertrouwd aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen dat een administratief<br />

rechtscollege is dat is opgericht met toepassing van artikel 146 G.W. Aldus heeft <strong>de</strong><br />

wetgever <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> weg gevolgd als toen hij in 1996 <strong>de</strong> rechtsmacht ter zake van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State afbaken<strong>de</strong> van die van <strong>de</strong> hoven en rechtbanken 1011 .<br />

7. Artikel 39/1 Vr.W. 12 bepaalt <strong>de</strong> rechtsmacht<br />

13<br />

van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze bepaling is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

9 Zie omtrent dit begrip inz. P. LEMMENS, "Le contentieux administratif : fon<strong>de</strong>ment et développements"<br />

in Le citoyen face al l’administration, Luik, Ed. Du Jeune Barreau <strong>de</strong> Liège, 1990, 38; A. ALEN, "De<br />

controle van het Arbitragehof op <strong>de</strong> wettelijke kwalificatie van politieke rechten in <strong>de</strong> zin van artikel 145<br />

van <strong>de</strong> Grondwet : meer rechtsbescherming, maar min<strong>de</strong>r rechtszekerheid ?" (noot on<strong>de</strong>r Grondwettelijk<br />

Hof nr. 14/97, 18 maart 1997), R.W. 1996-97,1427. Wat het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux betreft, heeft<br />

het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 14/97 van 18 maart 1997 aanvaard dat een betwisting omtrent <strong>de</strong><br />

hoedanigheid van vluchteling een betwisting omtrent een politiek recht is (overweging B.5).<br />

10 Naar aanleiding van het arrest van 14 november 1994 van het Hof van Cassatie (Pas., I, nr. 496,<br />

conclusies van advocaat-generaal JANSSENS DE BISTHOVEN, A.J.T. 1995-96, 117, noot M. BOES, T.<br />

Vreemd. 1995, 53, noot M. BAUWENS, J.T. 1995, 3169, noot B. HAUBERT, R.W. 1994-95, 1278, J.L.M.B.<br />

1995, 204) was discussie ontstaan over het feit of <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich nog bevoegd mocht verklaren<br />

om kennis te nemen van beroepen waarvan in feite het recht van toegang, verblijf of vestiging wordt<br />

aangevochten : zie <strong>Raad</strong> van State van België, Openbaar verslag over het gerechtelijk jaar 1995-1996,<br />

156-157, J. JAUMOTTE, «La garantie juridictionnelle et la préservation <strong>de</strong>s droits humains<br />

fondamentaux: le Conseil d’Etat», Adm. Publ. (M.) 1996, (231), 245-246. Zie ook F. TULKENS, "Les<br />

arrêts du 17 novembre 1994 <strong>de</strong> la Cour <strong>de</strong> Cassation, ou les difficultés <strong>de</strong>s articles 144 et 145 <strong>de</strong> la<br />

Constitution", Jour. Proc. 1995, afl. 275, 28-31. Uitein<strong>de</strong>lijk leid<strong>de</strong> dit tot <strong>de</strong> wijziging van artikel 69,<br />

eerste lid, Vr.W. <strong>bij</strong> wet van 10 juli 1996 tot wijziging van <strong>de</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S., 5<br />

oktober 1996.<br />

11 Er mag, zoals in <strong>de</strong> memorie van toelichting (p. 90-91) is gesteld en waarvan het standpunt werd<br />

<strong>bij</strong>getre<strong>de</strong>n in het advies van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving, wor<strong>de</strong>n aangenomen dat – on<strong>de</strong>r<br />

verwijzing naar <strong>de</strong> rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (nr. 14/97 van 18 maart 1997, overwegingen<br />

B.6 en B.7) – <strong>de</strong> wetgever vermag dit contentieux toe te vertrouwen aan een administratief rechtscollege<br />

dat is opgericht met toepassing van artikel 146 G.W., alsook dat dit geen schending uitmaakt van het<br />

beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (zie Grondwettelijk Hof, nr. 14/97, 18 maart 1997, B.7; zie<br />

ook omtrent dit arrest inz. J. JAUMOTTE, l.c, 246-247; B. BLERO, «Le statut constitutionnel du<br />

contentieux portant sur la reconnaissance <strong>de</strong> la qualité <strong>de</strong> refugié et l’octroi <strong>de</strong> l’asile», Rev. Dr. Etr.<br />

1997, 523-535; S. SAROLEA, «La nature civile du droit <strong>de</strong>s réfugiés en droit belge et au sens <strong>de</strong> la<br />

Convention européenne <strong>de</strong>s droit <strong>de</strong> l’homme. Essai <strong>de</strong> définition et analyse <strong>de</strong>s enjeux. L’arrêt <strong>de</strong> la<br />

Cour d’Arbitrage du 18 mars 1997», B.T.I.R. 1996, 633-676; cf. G. DEBERSAQUES, «Het contentieux in<br />

het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n» in Migratie en migrantenrecht, Brugge, die Keure, 2003, (159), 170-171).<br />

Sinds het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 14/97, 18 maart 1997, B.S. 8 mei 1997,<br />

R.W. 1996-97, 1423, noot A. ALEN, volstaat immers het organiek criterium niet langer.<br />

12 De libellering van het artikel 39/1, twee<strong>de</strong> lid Vr. W. is overgenomen van het artikel 30, § 2, twee<strong>de</strong><br />

lid, R.v.St.-wet zoals het luid<strong>de</strong> vóór <strong>de</strong> wijziging ervan <strong>bij</strong> wet van 15 september 2006. Voor <strong>de</strong><br />

draagwijdte ervan kan <strong>de</strong>rhalve wor<strong>de</strong>n verwezen naar <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> bepaling<br />

(Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 92).<br />

13 De begrippen "rechtsmacht" en "bevoegdheid" zijn geen synoniemen (zie art. 566 Ger.W.) (zie <strong>voor</strong> dit<br />

on<strong>de</strong>rscheid inz. J. LAENENS, "De bevoegdheid. Overzicht van rechtspraak (1979-1992)", T.P.R. 1993,<br />

(1479) 1484-1485 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak en rechtsleer). Indien een partij <strong>de</strong>rhalve van<br />

oor<strong>de</strong>el is dat niet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, maar <strong>de</strong> burgerlijke rechter kennis moet<br />

nemen van het geschil, wijst zij in wezen <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> geadiëer<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> af (zie ook D.<br />

4


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, als enig rechtscollege, bevoegd om kennis te nemen van <strong>de</strong><br />

beroepen die wor<strong>de</strong>n ingesteld tegen individuele (i.e. persoonsgerichte) beslissingen<br />

genomen met toepassing van <strong>de</strong> wetten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het<br />

verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen.<br />

Deze uitdrukkelijke wettelijke bevoegdheidstoewijzing op grond van artikel 145 G.W.<br />

houdt <strong>de</strong>rhalve in dat, ter bepaling van <strong>de</strong> bevoegdheidsver<strong>de</strong>ling tussen <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen en <strong>de</strong> hoven en rechtbanken, niet on<strong>de</strong>rzocht moet wor<strong>de</strong>n<br />

of een beroep tegen een beslissing waar<strong>bij</strong> een aanspraak op een <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaald recht geweigerd wordt, als werkelijk en rechtstreeks<br />

<strong>voor</strong>werp heeft een geschil over subjectieve rechten dat krachtens <strong>de</strong> artikelen 144 en<br />

145 G.W. uitsluitend tot <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> rechterlijke macht behoort 14 : <strong>de</strong><br />

bevoegdheid tot beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>rgelijke subjectieve politieke rechten komt alleen toe<br />

aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen. De rechter van <strong>de</strong> rechterlijke or<strong>de</strong> (m.i.v.<br />

<strong>de</strong> kortgedingrechter) heeft ter zake daarom geen rechtsmacht 15 .<br />

8. Net zoals hetgeen geldt in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 16 , is <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen uitgesloten indien <strong>de</strong> wetgever een beroep heeft<br />

open gesteld <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gewone rechtbanken tegen een beslissing van <strong>de</strong> administratieve<br />

<strong>overheid</strong>.<br />

Om <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>n blijft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>kamer van <strong>de</strong> correctionele rechtbank van <strong>de</strong> verblijfplaats<br />

van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling bevoegd om zich uit te spreken over een maatregel van<br />

vrijheidsberoving (art. 71 t.e.m. 74 Vr.W.). 17 Deze uitsluiting van rechtsmacht geldt ook<br />

<strong>voor</strong> elke akte die een onlosmakelijk geheel vormt met <strong>de</strong> maatregel van<br />

vrijheidsberoving 18 .<br />

LINDEMANS, "De afbakening van <strong>de</strong> bevoegdheid/rechtsmacht tussen <strong>de</strong> justitiële en <strong>de</strong> administratieve<br />

kortgedingrechter", P. & B. 1997, 184).<br />

14 I.e. <strong>de</strong> hele "juridische metafysica" (Cf. E. LANCKSWEERDT, Het administratief kort geding,<br />

Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p. 218, nr. 455) ter zake. Zie Parl. St. Kamer,<br />

1995-96, nr. 364/1, 50, 112, 141; Parl. St., Senaat, 1995-96, nr. 1-310/6, 66. Het betreft één van die<br />

uitzon<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong> principiële bevoegdheid van <strong>de</strong> rechtscolleges van <strong>de</strong> rechterlijke macht. Te <strong>de</strong>zen<br />

is door <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong> geschillenbeslechting opgedragen aan een an<strong>de</strong>re<br />

rechter dan <strong>de</strong> gewone rechter; vergelijk in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin met het oorspronkelijke artikel 69, eerste lid,<br />

Vr.W. (zoals ingevoegd <strong>bij</strong> wet van 10 juli 1996), inz. Parl. St. Kamer 1995-96, nr. 364/1, 50, 112, 141;<br />

Parl. St. Senaat, 1995-96, nr. 1-310/6, 66. Zie ook J. JAUMOTTE, l.c., 233; D. VAN HEULE, "Raakpunten<br />

van het vreem<strong>de</strong>lingen- en het burgerlijk recht" in Publiekrecht. De doorwerking van het publiekrecht in<br />

het privaatrecht, POSTUNIVERSITAIRE CYCLUS W. DELVA 1996/1997 (Ed.), Gent, Mys & Breesch, 1997,<br />

420; G. DEBERSAQUES, l.c., 167.<br />

15 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 92. Zie<br />

ook het (oorspronkelijke) artikel 63 Vr.W.<br />

16 Zie ter zake mutatis mutandis Ch. HUBERLANT, "Le Conseil d'Etat et les compétences spéciales<br />

attribuées au pouvoir judiciaire", J.T. 1953, 577; Ch. HUBERLANT, "Le Conseil d'Etat et la compétence<br />

générale du pouvoir judiciaire établie par les articles 92 et 93 <strong>de</strong> la Constitution", J.T. 1960, (73) 74 (ook<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk gepubliceerd door Brussel, Larcier, 1960, k. 25-26); zie ook : G. DEBERSAQUES, B. HUBEAU<br />

en P. LEFRANC, De sanctionering van ste<strong>de</strong>nbouwmisdrijven. Handhavingsmaatregelen, Brugge, die<br />

Keure, 2001, 187; D. LINDEMANS, l.c., 184. Cf. R.v.St., nr. 19.776, 27 juli 1979.<br />

17 G. DEBERSAQUES, l.c., 168. Op <strong>de</strong> suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State om dit uitdrukkelijk op te nemen<br />

in <strong>de</strong> tekst, werd niet ingegaan omdat zulks, volgens <strong>de</strong> Regering, <strong>voor</strong>tvloeit uit <strong>de</strong> toepassing van <strong>de</strong><br />

bevoegdheidsver<strong>de</strong>len<strong>de</strong> regel tussen <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> rechterlijke macht en die van <strong>de</strong><br />

administratieve rechtscolleges zoals <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (zie Wetsontwerp tot<br />

hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen,<br />

Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 18-19 en 93).<br />

18 Zo zal inzake een bevel om het grondgebied te verlaten, moeten on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n of <strong>de</strong>ze<br />

bestuurshan<strong>de</strong>ling kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als een afzon<strong>de</strong>rlijke akte (met eigen rechtsgevolgen) dan wel<br />

een geïntegreerd <strong>de</strong>el vormt met <strong>de</strong> maatregel van vrijheidsberoving. In <strong>de</strong>ze gevallen zal het aan <strong>de</strong><br />

raadkamer toekomen zich hierover uit te spreken (zie G. DEBERSAQUES, l.c., 169 en <strong>de</strong> in noot 34<br />

aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak).<br />

5


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Een beslissing inzake het al dan niet uitleveren van een persoon kan evenmin als een<br />

‘verwij<strong>de</strong>ringmaatregel’ in aanmerking genomen wor<strong>de</strong>n. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbewistingen heeft ter zake geen rechtsmacht en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 19 blijft<br />

bevoegd 20 .<br />

9. Het grootste <strong>de</strong>el van het contentieux zal beslissingen omvatten genomen in het raam<br />

van <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet.<br />

Ook een <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re regeling zoals bv. een beslissing inzake <strong>de</strong> regularisatie van het<br />

verblijf van bepaal<strong>de</strong> categorieën van vreem<strong>de</strong>lingen, behoort tot <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen 21 , met dien verstan<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />

regeling betrekking moet hebben op <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong><br />

vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen. 22 .<br />

§ 2. De (omvang van <strong>de</strong>) bevoegdheid<br />

1. Artikel 39/2 Vr.W.<br />

10. Artikel 39/2 Vr.W. is <strong>de</strong> sleutelbepaling die <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> bepaalt. Lui<strong>de</strong>ns § 1 van <strong>de</strong>ze bepaling doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitspraak op <strong>de</strong> beroepen die<br />

zijn ingesteld tegen <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen<br />

en <strong>de</strong> staatlozen. Hij kan <strong>de</strong>ze beslissing “bevestigen of hervormen” 23 dan wel<br />

“vernietigen”. Over <strong>de</strong> overige beroepen die tot zijn rechtsmacht behoren, doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

uitspraak als annulatierechter (§ 2).<br />

Wat <strong>de</strong> omvang betreft van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, blijkt uit <strong>de</strong>ze bepaling dat een fundamenteel on<strong>de</strong>rscheid<br />

bestaat tussen <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen – die louter bevoegd is inzake asielaanvragen - enerzijds<br />

en <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> overige administratieve overhe<strong>de</strong>n inzake<br />

vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen an<strong>de</strong>rzijds. Alhoewel juridisch-technisch het correcte<br />

bevoegdheidsbepalen<strong>de</strong> criterium om <strong>de</strong> omvang te bepalen, <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing is 24<br />

en niet <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> aanvraag (inz. of die tot <strong>voor</strong>werp heeft een asielaanvraag of<br />

niet), loopt in <strong>de</strong> praktijk dit on<strong>de</strong>rscheid in bevoegdheid in grote mate tussen asiel<br />

19 Zie ter zake E. BREWAEYS en L. JOLIE, Commentaar <strong>bij</strong> artikel 2 KB 9 juli 2000 in Publiek procesrecht.<br />

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, s.d., losbl.;<br />

Ch. VAN DEN WIJNGAERT, Strafrecht, strafprocesrecht en internationaal recht, Antwerpen, Maklu, 2003,<br />

1139.<br />

20 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 93.<br />

21 B.v. beslissingen genomen met toepassing van <strong>de</strong> wet van 22 <strong>de</strong>cember 1999 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

regularisatie van het verblijf van bepaal<strong>de</strong> categorieën van vreem<strong>de</strong>lingen verblijvend op het<br />

grondgebied van het Rijk (B.S. 10 januari 2000) : Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St.<br />

Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 93.<br />

22 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 93; G.<br />

DEBERSAQUES, l.c., 166.<br />

23 Zie infra <strong>voor</strong> dit begrip.<br />

24 Zo staat tegen <strong>de</strong> weigering door DVZ om een meervoudige asielaanvraag in overweging te nemen<br />

(art. 51/8 Vr.W.), een beroep tot annulatie open. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van toelichting werd aan <strong>de</strong><br />

draagwijdte van <strong>de</strong> motieven van <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring, zoals geïnterpreteerd door het Grondwettelijk Hof<br />

(Grondwettelijk Hof, nr. 61/94, 14 juli 1994) niets gewijzigd (Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting,<br />

Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 141-142).<br />

6


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

(beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen) en<br />

immigratie (beslissingen van <strong>de</strong> minister of van zijn gemachtig<strong>de</strong>) 25 .<br />

Uit <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis 26 blijkt dat dit on<strong>de</strong>rscheid in behan<strong>de</strong>ling tussen asiel en<br />

verblijf aansluit <strong>bij</strong> <strong>de</strong> wil van <strong>de</strong> Regering dat asielzaken – waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> erkenning van <strong>de</strong><br />

status <strong>de</strong>claratief is naar zijn status toe ten aanzien van <strong>de</strong> toelating tot verblijf en<br />

vestiging – het <strong>voor</strong>werp moeten uitmaken van een on<strong>de</strong>rzoek ten gron<strong>de</strong> door een<br />

onafhankelijke en onpartijdige rechter met een zo ruim mogelijke bevoegdheid (het is in<br />

dit ka<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> nuance van <strong>de</strong> loutere toetsing van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijkheid van <strong>de</strong> genomen<br />

beslissing moet geplaatst wor<strong>de</strong>n). Inzake immigratie heeft <strong>de</strong> wetgever er<strong>voor</strong><br />

geopteerd om niet buiten het loutere wettigheidtoezicht te gaan. Dit wettigheidtoezicht<br />

wordt echter niet langer door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State uitgeoefend maar door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, i.e. een evenwaardig administratief rechtscollege dat een<br />

gelijkwaardige rechtsbescherming zal bie<strong>de</strong>n. 27<br />

2. Volheid van rechtsmacht<br />

a. Begrip en draagwijdte<br />

11. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van toelichting beschikt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> over “volheid van<br />

rechtsmacht” 28 inzake <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vluchtelingen en staatlozen, met uitzon<strong>de</strong>ring van diens beslissing tot niet in<br />

overwegingneming van <strong>de</strong> aanvraag van een EU-on<strong>de</strong>rdaan (art. 57/6, 2°, Vr.W.). Tegen<br />

<strong>de</strong>ze laatste beslissingen staat een (niet-schorsend) annulatieberoep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> open<br />

(art. 39/2, § 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid). 29<br />

On<strong>de</strong>r verwijzing naar <strong>de</strong> klassieke <strong>de</strong>finitie gegeven in het handboek van A. MAST 30 ,<br />

betekent “volheid van rechtsmacht”, lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van toelichting 31 , dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

het geschil, in zijn geheel, aan een nieuw on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rwerpt en als administratieve<br />

rechter, in laatste aanleg, uitspraak doet over <strong>de</strong> grond van het geschil, waar<strong>bij</strong> hij <strong>de</strong><br />

bevoegdheid heeft tot hervorming of tot bevestiging van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Commissarisgeneraal<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en staatlozen genomen beslissingen ongeacht het motief<br />

waarop <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing heeft gesteund. Centraal staat <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van een ‘geschil’ en<br />

niet <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van een ‘beslissing’ van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen.<br />

Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/2 Vr.W. kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen <strong>de</strong> beslissing<br />

van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen “bevestigen” of<br />

“hervormen”. Deze begrippen drukken in wezen uit dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> bevoegdheid heeft <strong>de</strong><br />

hoedanigheid van vluchteling of van persoon die <strong>de</strong> status van subsidiaire bescherming<br />

25 Zie in die zin <strong>de</strong> toelichting in het Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting<br />

van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr.<br />

2479/001, 94.<br />

26 Ibid., 94.<br />

27 Ibid., 94.<br />

28 Het is ingeburgerd dat men spreekt van “volheid van rechtsmacht” maar in werkelijkheid wordt<br />

“volheid van bevoegdheid” bedoeld.<br />

29 M. LEMMENS en J. ROGGEN betreuren dit, doch wijzen er op dat <strong>de</strong>ze normen nog steeds gunstiger<br />

zijn dan die welke zijn <strong>voor</strong>geschreven in <strong>de</strong> Kwalificatierichtlijn (l.c., 13). Voor <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen van <strong>de</strong>ze<br />

afsplitsing, zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 98-99.<br />

30 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, Overzicht van het Belgisch<br />

administratief recht, Mechelen, Kluwer, 2006, p. 1055, randnr. 1021.<br />

31 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95.<br />

7


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

geniet, toe te kennen 32 of te weigeren 33 aan een verzoeker die in beroep is gekomen<br />

tegen een geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk <strong>voor</strong> hem ongunstige beslissing van <strong>de</strong> Commissarisgeneraal<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen 34 . Concreet kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re<br />

weigeringbeslissing van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en staatlozen<br />

bevestigen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> of op an<strong>de</strong>re gron<strong>de</strong>n, dan wel hervormen en b.v. het statuut van<br />

vluchteling toekennen, dan wel dit statuut weigeren doch <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld subsidiaire<br />

rechtsbescherming toekennen. In beroep is <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> volledig” vrij” binnen het<br />

aanhangige geschil dat bepaald wordt door het verzoekschrift.<br />

12. In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong>ze volle rechtsmacht, heeft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> een<br />

annulatiebevoegdheid met terugwijzing en dit op twee limitatief bepaal<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n (art.<br />

39/2, § 1, twee<strong>de</strong> lid, 2°, Vr.W.) :<br />

- omdat aan <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing een substantiële onregelmatigheid kleeft die door <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> niet kan wor<strong>de</strong>n hersteld 35 ;<br />

- omdat essentiële elementen ontbreken die inhou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet kan komen tot<br />

een bevestiging of hervorming zon<strong>de</strong>r aanvullen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksmaatregelen hiertoe te<br />

moeten bevelen 36 .<br />

Deze (naar <strong>de</strong> grond beperkte) annulatiebevoegdheid is door <strong>de</strong> wetgever dui<strong>de</strong>lijk<br />

ingegeven als correlarium <strong>voor</strong> het feit dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> over geen on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid<br />

beschikt 37 . Uit artikel 39/76, §§ 1, eerste lid en 2, Vr.W. volgt dat <strong>de</strong> rechter <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling van een geschil steeds zijn volle rechtsmacht moet uitputten, m.a.w. steeds<br />

moet on<strong>de</strong>rzoeken of hij <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing kan bevestigen of hervormen. Pas<br />

indien hij het beroep niet ten gron<strong>de</strong> kan on<strong>de</strong>rzoeken – omdat ofwel enerzijds <strong>de</strong><br />

overtuigingsstukken niet toelaten tot die conclusie te komen omdat essentiële gegevens<br />

ontbreken en an<strong>de</strong>rzijds omdat hij zijn administratie noch <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n noch <strong>de</strong> Commissarisgeneraal<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen kan opleggen een aanvullend on<strong>de</strong>rzoek<br />

te doen of een on<strong>de</strong>rzoeksmaatregel te verrichten, ofwel omdat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing<br />

met een onherstelbare substantiële onregelmatigheid is behept – moet hij overgaan tot<br />

vernietiging met onmid<strong>de</strong>llijke terugzending. In <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n kan <strong>de</strong> rechter<br />

immers niet overgaan tot het uitoefenen van zijn volle rechtsmachtbevoegdheid op<br />

straffe van an<strong>de</strong>rs zijn wettelijke bevoegdheid te miskennen. Vooraleer daar aan toe te<br />

komen, moet <strong>de</strong> zaak opnieuw on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen die, rekening hou<strong>de</strong>nd met het gezag van gewijs<strong>de</strong> erga<br />

omnes van het vernietigingsarrest, tot een nieuw on<strong>de</strong>rzoek en besluit zal komen 38 .<br />

32<br />

Zie ook artikel 49, § 1, 5°, Vr.W. waaruit blijkt dat een vreem<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen kan wor<strong>de</strong>n erkend als vluchteling.<br />

33<br />

Zie ook <strong>de</strong> suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving, om <strong>de</strong>ze bedoeling beter te doen<br />

uitkomen door te preciseren dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> hoedanigheid van vluchteling of van persoon die <strong>de</strong> status<br />

subsidiaire rechtsbescherming geniet, kan ‘toekennen” of “weigeren”: Wetsontwerp tot hervorming van<br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van<br />

toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 323.<br />

34<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95.<br />

35<br />

Voor een toepassing, zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een<br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr.<br />

2479/001, 96 (i.c. : het niet-horen door <strong>de</strong> Commissaris-generaal omdat <strong>de</strong> oproeping aan het<br />

verkeer<strong>de</strong> adres werd toegestuurd. Aangezien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> geen on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid heeft, kan hij –<br />

indien hij dit gebrek niet kan “herstellen” (b.v. indien dui<strong>de</strong>lijk uit het dossier en/of <strong>de</strong> verklaringen ter<br />

terechtzitting blijkt dat het beroep moet wor<strong>de</strong>n aangenomen of verworpen of indien b.v. <strong>de</strong> verzoeker<br />

geen belang <strong>bij</strong> het beroep heeft) - <strong>bij</strong>gevolg zijn volle rechtsmacht niet uitoefenen en kan hij <strong>de</strong>rhalve<br />

niets an<strong>de</strong>rs doen dan vernietigingen en terugzen<strong>de</strong>n.<br />

36<br />

Voor een toepassing in <strong>de</strong> rechtspraak, zie Vaste Beroepscommissie, nr. 05-1200/annulation 001/cd, 6<br />

maart 2007.<br />

37<br />

Cfr. Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 96 en<br />

134. Omtrent <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid, zie infra.<br />

38<br />

Er mag wor<strong>de</strong>n aangenomen dat in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />

staatlozen een rechtsplicht tot han<strong>de</strong>len bestaat die inhoudt dat over het beroep uitspraak wordt gedaan.<br />

8


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

De annulatiebevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in het raam van <strong>de</strong> uitoefening van <strong>de</strong> volle<br />

rechtsmacht is dui<strong>de</strong>lijk beperkter dan <strong>de</strong> klassieke annulatiebevoegdheid inzake<br />

bestuursgeschillen en <strong>de</strong> (gemeenrechtelijke) gron<strong>de</strong>n waarop die kan geschie<strong>de</strong>n (zie<br />

art. 39/2, § 2, Vr.W.). Bovendien raakt <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong>,<br />

zodat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ook steeds moet nagaan of hij toch niet zijn volheid van bevoegdheid kan<br />

uitoefenen (art. 39/76, § 1, eerste lid, Vr.W.) . 39 Partijen kunnen immers, <strong>bij</strong> miskenning<br />

van <strong>de</strong> bevoegdheidsregels, een cassatieberoep instellen. 40<br />

De annulatiebevoegdheid in zijn juiste wettelijke context geplaatst, lijkt het poneren dat<br />

<strong>de</strong> redactie van artikel 39/2 Vr.W. er op wijst dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet zou beschikken over volle<br />

rechtsmacht – maar veeleer zou moeten beschouwd wor<strong>de</strong>n als een soort van<br />

cassatierechter – omdat bepaal<strong>de</strong> “substantiële onregelmatighe<strong>de</strong>n” niet door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

kunnen wor<strong>de</strong>n hersteld (maar enkel tot annulatie kunnen lei<strong>de</strong>n) 41 , ons dan ook wat te<br />

kort door <strong>de</strong> bocht te zijn.<br />

b. Het vol beroep heeft een <strong>de</strong>volutieve en automatisch schorsen<strong>de</strong> werking 42<br />

13. Het (ontvankelijk) jurisdictioneel beroep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> heeft <strong>de</strong>volutieve werking en<br />

wordt in zijn geheel <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> aanhangig gemaakt 43 . Dit houdt in dat bevoegdheid van<br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in volle rechtsmacht niet beperkt is tot het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> (wettigheid) van<br />

<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing maar in wezen inhoudt dat <strong>de</strong> zaak is overgegaan met al <strong>de</strong><br />

feitelijke en juridische vragen die er mee samenhangen 44 . Het geschil wordt in zijn<br />

geheel aan een nieuw on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rworpen. De <strong>Raad</strong> spreekt zich – binnen <strong>de</strong><br />

aangehaal<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len zoals die zijn uiteengezet in het inlei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> verzoekschrift 45 –<br />

opnieuw uit over <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak en niet enkel over <strong>de</strong> regelmatigheid of<br />

wettigheid van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. Zoals reeds is gesteld 46 , staat dus niet <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n weigeringsbeslissing centraal, maar wel het geschil.<br />

De bestre<strong>de</strong>n beslissing bindt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>bij</strong>gevolg niet : hij kan – zoals al is gesteld -<br />

bevestigen of hervormen op grond van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> en/of an<strong>de</strong>re motieven. Bij het<br />

uitoefenen van <strong>de</strong>ze bevoegdheid kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n en met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

appreciatiebevoegdheid beslissen als <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en<br />

Na vernietiging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing, komt <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />

staatlozen terug te staan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze aanvaag en moet hij er opnieuw over beslissen, dit met<br />

inachtneming van het vernietigingsmotief (vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State : zie b.v. het<br />

princiepsarrest R.v.St., Van Bever, nr. 23.870, 10 januari 1984). De verplichting tot optre<strong>de</strong>n belet niet<br />

dat <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen zijn beoor<strong>de</strong>lingsvrijheid behoudt <strong>bij</strong><br />

het bepalen van <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> nieuwe beslissing (zie meer algemeen inzake <strong>de</strong> plicht van <strong>de</strong> <strong>overheid</strong><br />

na vernietiging, S. LUST, <strong>Raad</strong> van State. Af<strong>de</strong>ling administratie. Rechtsherstel door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />

Brugge, die Keure, 2000, 297-303.).<br />

39<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 97.<br />

40<br />

ibid. Daarom moet <strong>de</strong> rechter expliciet motiveren waarom hij <strong>de</strong> zaak niet ten gron<strong>de</strong> kan on<strong>de</strong>rzoeken<br />

(art. 39/79, § 2, Vr.W.).<br />

41<br />

In die zin doch o.i. ten onrechte : M. LEMMENS en J. ROGGEN, l.c., 20.<br />

42<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95<br />

(<strong>de</strong>volutieve werking) en 98 (schorsen<strong>de</strong> werking).<br />

43<br />

Ibid., 18 en 95 alsook het advies van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving (p. 321).<br />

44<br />

In die zin : Vaste Beroepscommissie, nr.06-4026/W12.454, 5 maart 2007 .<br />

45<br />

Art. 39/69 Vr.W. vereist immers dat het verzoekschrift een uiteenzetting van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len bevat.<br />

Immers het principe blijft dat het verzoekschrift <strong>de</strong> grenzen van het gerechtelijk <strong>de</strong>bat bepaalt. De<br />

rechter kan dus niet ultra petita oor<strong>de</strong>len : zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot<br />

oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer<br />

2005-2006, nr. 2479/001, 133.<br />

46<br />

zie supra randnr. 11.<br />

9


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

<strong>de</strong> staatlozen 47 . Zo belet b.v. <strong>de</strong> (rechtsgeldige) weigering van <strong>de</strong> erkenning van <strong>de</strong><br />

hoedanigheid van vluchteling door <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />

staatlozen <strong>bij</strong> gebrek aan me<strong>de</strong>werking in toepassing van artikel 57/10 Vr.W. niet dat <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> gegevens kan beoor<strong>de</strong>len 48 .<br />

De omstandigheid dat het beroep in zijn geheel aanhangig is <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> enerzijds en <strong>de</strong><br />

omstandigheid dat <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen<br />

verplicht is om (ambtshalve) na te gaan is of <strong>de</strong> asielaanvrager al dan niet in aanmerking<br />

komt om <strong>de</strong> status van subsidiaire bescherming te verkrijgen an<strong>de</strong>rzijds, impliceert o.i.<br />

dat een jurisdictioneel beroep tegen <strong>de</strong>ze beslissing van <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen <strong>de</strong> asielaanvraag in <strong>de</strong> ruime betekenis - dit wil zeggen<br />

zowel in verband met <strong>de</strong> status van vluchteling als in verband met <strong>de</strong> status van<br />

subsidiaire bescherming – aanhangig maakt <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Deze asielaanvraag is niet<br />

splitsbaar, zodat een beroep dat zich beperkt tot <strong>de</strong> weigering tot toekenning van <strong>de</strong><br />

status van vluchteling (terwijl <strong>de</strong> status van subsidiaire rechtsbescherming werd<br />

toegekend) niet ontvankelijk is. De <strong>Raad</strong> is geadiëerd door het beroep <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

asielaanvraag in haar geheel, wat betekent dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zich – uiteraard binnen <strong>de</strong><br />

grenzen van het verzoekschrift en <strong>de</strong> daarin uiteengezette mid<strong>de</strong>len en feiten – moet<br />

uitspreken over <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />

staatlozen <strong>bij</strong> het toekennen van een subsidiaire beschermingsstatus <strong>de</strong> feiten juist heeft<br />

gekwalificeerd en beoor<strong>de</strong>eld. Is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van mening dat dit niet het geval is, dan kan<br />

hij beslissen <strong>de</strong> subsidiaire beschermingsstatus aan <strong>de</strong> verzoeker te ontnemen en niet<br />

toe te kennen 49 . Dit is o.i. geen zaak van ambtshalve aanvoeren van mid<strong>de</strong>len, maar het<br />

louter gevolg van <strong>de</strong> <strong>de</strong>volutieve kracht van het beroep dat betrekking heeft op een<br />

asielaanvraag en een beslissing die uitspraak doet over bei<strong>de</strong> statuten.<br />

14. De omstandigheid dat het beroep een <strong>de</strong>volutief karakter heeft, betekent niet dat <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> het gehele on<strong>de</strong>rzoek opnieuw overdoet. De <strong>Raad</strong> on<strong>de</strong>rwerpt het geschil – binnen<br />

<strong>de</strong> aangevoer<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> <strong>de</strong>snoods ambtshalve aan te voeren mid<strong>de</strong>len - in zijn<br />

geheel aan een nieuw on<strong>de</strong>rzoek dat gesteund is op het rechtsplegingdossier (d.i. het<br />

administratief dossier waarop <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong><br />

staatlozen zich heeft gesteund om tot zijn beslissing te komen) te samen met <strong>de</strong><br />

procedurestukken ( het verzoekschrift en <strong>de</strong> er<strong>bij</strong> gevoeg<strong>de</strong> <strong>bij</strong>lagen, <strong>de</strong> nota van <strong>de</strong><br />

verweren<strong>de</strong> partij,..), 50 , <strong>de</strong> “nieuwe gegevens” in <strong>de</strong> zin van art. 39/76, § 1, Vr.W., <strong>de</strong><br />

antwoor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> partijen op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rvraging ter terechtzitting indien <strong>de</strong>ze<br />

noodzakelijk was (art. 14, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, PR RvV),… Bovendien staat o.i. het feit dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

geen on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid heeft – en dus geen on<strong>de</strong>rzoeksda<strong>de</strong>n zoals horen van<br />

getuigen, plaatsbezoeken, ambtelijke verzoeken tot informatie-inwinning <strong>bij</strong> an<strong>de</strong>re dan<br />

partijen, …. kan stellen – er niet aan <strong>de</strong> weg dat <strong>de</strong> feitelijke elementen die <strong>de</strong> partijen<br />

aanbrengen, door <strong>de</strong> rechter getoetst kunnen wor<strong>de</strong>n aan bronnen van algemene<br />

bekendheid 51 : <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen blijft o.i. binnen <strong>de</strong> perken van<br />

zijn bevoegdheid wanneer hij vaststelt dat <strong>de</strong> feiten waarop <strong>de</strong> verzoeker zich beroept<br />

geen steun vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze bronnen 52 .<br />

47 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 95.<br />

48 In die zin Vaste Beroepscommissie, nr. 06-4601/W12.437, 16 maart 2007.<br />

49 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 18.<br />

50 Ibid., 96.<br />

51 Vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong> Vaste Beroepscommissie <strong>voor</strong> Vluchtelingen die<br />

stelt dat een rechter zijn beslissing steeds kan steunen op inlichtingen vervat in <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen<br />

toegankelijke informatie zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>af <strong>bij</strong> het dossier te moeten voegen (zie b.v. R.v.St., nr.<br />

171.464, 23 mei 2007.; R.v.St., nr. 132.008, 3 juni 2004; R.v.St., nr. 120.724, 18 juni 2003; R.v.St.,<br />

nr. 89471, 31 augustus 2000).<br />

52 Vergelijk het met <strong>de</strong> rechter die zijn beslissing ook mag steunen op niet-gepubliceer<strong>de</strong> rechtspraak<br />

(die is immers in het openbaar uitgesproken) en op wettelijke en reglementaire bepalingen die niet in het<br />

<strong>de</strong>bat waren (doch die overeenkomstig artikel 190 G.W. regelmatig bekend zijn gemaakt) : het recht<br />

10


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> op grond van <strong>de</strong> hem <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> feitelijke gegevens niet tot <strong>de</strong><br />

uitoefening van zijn volle rechtsmacht – hervormen dan wel bevestigen – komen, dan<br />

dient hij – in plaats van zelf op on<strong>de</strong>rzoek te gaan of dit te bevelen - <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing te vernietigen 53 . Wat dit betreft, moet er in <strong>de</strong> marge hiervan op gewezen<br />

wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> bewijsregels van <strong>de</strong> feiten die het <strong>voor</strong>werp van het geschil uitmaken, vrij<br />

zijn. 54 Gelet op het inquisitoriaal karakter van <strong>de</strong> rechtspleging, beantwoordt <strong>de</strong><br />

ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> bewijslast evenmin aan <strong>de</strong> regels actor incumbit probatio en reus in<br />

excipiendo fit actor die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> burgerlijke rechter gel<strong>de</strong>n. Volgens <strong>de</strong> regels van het<br />

administratief procedurerecht, rust op <strong>de</strong>gene die een (asiel)aanvraag indient <strong>de</strong><br />

verplichting zijn volledige me<strong>de</strong>werking te verlenen aan het on<strong>de</strong>rzoek 55 . Zo komt <strong>de</strong><br />

asielzoeker die niet ingaat op een verzoek tot verhoor vanwege <strong>de</strong> Commissaris-generaal<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen tekort aan <strong>de</strong>ze plicht tot me<strong>de</strong>werking. Hieruit<br />

volgt dat, wanneer <strong>de</strong> verzoeker later <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bepaal<strong>de</strong> feiten aanvoert, het in<br />

strijd zou zijn met <strong>de</strong>ze me<strong>de</strong>werkingplicht indien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> vernietiging zou bevelen<br />

ten ein<strong>de</strong> <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen toe te laten<br />

over te gaan tot het verhoor van betrokkene 56 . Er an<strong>de</strong>rs over <strong>de</strong>nken, betekent dat <strong>de</strong><br />

Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen an<strong>de</strong>rmaal, maar nu <strong>bij</strong><br />

arrest, moet wor<strong>de</strong>n gelast met het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak - on<strong>de</strong>rzoek dat<br />

hij, toen het ogenblik daar<strong>voor</strong> was gekomen, niet heeft kunnen doen ingevolge het<br />

gebrek aan interesse van verzoeker. Een <strong>de</strong>rgelijke opdracht, die het normaal verloop<br />

van <strong>de</strong> procedure zou verstoren, kan niet wor<strong>de</strong>n gegeven terwille van een partij die zelf<br />

nagelaten heeft aan <strong>de</strong> procedure mee te werken 57 . De <strong>Raad</strong> zal zich <strong>de</strong>rhalve steunen<br />

in zijn besluitvorming op <strong>de</strong> gegevens vervat in het dossier zoals dit hier<strong>voor</strong> werd<br />

beschreven. Inzon<strong>de</strong>rheid zullen, <strong>bij</strong> gebrek aan na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, <strong>de</strong> (loutere)<br />

verklaringen van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij in casu geen bewijs van <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> feiten<br />

zijn 58 .<br />

15. Het jurisdictioneel beroep is automatisch schorsend. Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/70 Vr. W.<br />

kan, behou<strong>de</strong>ns mits toestemming van betrokkene, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong> het indien van het<br />

beroep vastgestel<strong>de</strong> termijn en tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rzoek van dit beroep, ten aanzien van <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>ling geen enkele maategel tot verwij<strong>de</strong>ring van het grondgebied of terugdrijving<br />

gedwongen wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />

Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van een <strong>de</strong>rgelijke beslissing zal dan ook (kennelijk)<br />

onontvankelijk zijn : zij heeft immers geen nut want wat al is geschorst (krachtens <strong>de</strong><br />

wet of door <strong>de</strong> rechter) kan geen twee<strong>de</strong> maal geschorst wor<strong>de</strong>n 59 . A fortiori heeft een<br />

van ver<strong>de</strong>diging wordt niet miskend door <strong>de</strong> rechter die, uit eigen beweging, zijn beslissing op een<br />

reglementair besluit steunt, ook al zou dit niet aan het dossier van <strong>de</strong> rechtspleging zijn toegevoegd<br />

(Cass. 10 maart 1988, Arr. Cass. 1987-88, 910, Pas. 1988, I, 837 en R.W. 1988-89, 255). Ook dit zijn<br />

openbare akten waarop <strong>de</strong> rechter kan steunen indien die niet in het dossier rusten.<br />

53 Voor een toepassing, zie b.v. Vaste Beroepscommissie, nr. 05-1200/annulation001/cd, 6 maart 2007.<br />

54 Naar Belgisch recht bestaat er geen gereglementeerd bewijsstelsel. De geadiëer<strong>de</strong> rechter heeft ter<br />

zake een ruime appreciatiebevoegdheid van <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> stukken. In <strong>voor</strong>komend geval kan hij<br />

bovendien uitgaan van wettelijke vermoe<strong>de</strong>ns (b.v. art. 39/59 Vr.W.) of kan hij inlichtingen en<br />

beschei<strong>de</strong>n inwinnen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> partijen (art. 39/63 Vr.W.).<br />

55 Cfr. R.v.St., nr. 97.314, 19 juni 2001.<br />

56 In die zin : Vaste Beroepscommissie, nr. 06-4601/W12.437, 16 maart 2007.<br />

57 Vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong> sanctie <strong>bij</strong> gebrek aan me<strong>de</strong>werking (aan het<br />

auditoraat) : zie R.v.St., Sophie, nr. 101.253, 29 november 2001; R.v.St., nr. 132.477, 16 juni 2004.<br />

58 In die zin, Vaste Beroepscommissie, nr. 06-3871/W12.464, 29 maart 2007.<br />

59 Zie meer in het algemeen inzake het nut van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing indien <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing reeds is geschorst, inz. .G. DEBERSAQUES, “Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring tot schorsing” in 50 jaar <strong>Raad</strong> van State? G. BAETEMAN, G. DEBERSAQUES en M. VAN DAMME<br />

(eds.), Brugge, die Keure, 1998, (37) 79-88; G. DEBERSAQUES, "Over <strong>de</strong> schorsing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />

State van een reeds door <strong>de</strong> kort gedingrechter geschorste beslissing" (auditoraatsverslag <strong>bij</strong> R.v.St., nr.<br />

51657, 16 februari 1995), Recente Arresten van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, 1994, 323-324; G. DEBERSAQUES,<br />

"Wat is geschorst door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State kan geen twee<strong>de</strong> maal door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wor<strong>de</strong>n<br />

geschorst" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 87.741, 31 mei 2000), R.W., 2000-2001, 625-626.<br />

11


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid van een <strong>de</strong>rgelijke<br />

beslissing geen zin.<br />

3. Annulatiebevoegdheid en accessoire bevoegdhe<strong>de</strong>n<br />

a. Annulatiebevoegdheid<br />

16. Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/2, § 2, Vr.W. doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitspraak, <strong>bij</strong> wijze van arresten, als<br />

annulatierechter over <strong>de</strong> overige beroepen wegens overtreding van hetzij substantiële,<br />

hetzij op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vormen, overschrijding of afwending van<br />

macht. Deze annulatiebevoegdheid heeft <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> inhoud en draagwijdte als die welke <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State heeft (art. 14, §§ 1 en 3 60 , R.v.St.-wet) zodat het volstaat naar die te<br />

verwijzen 61 .<br />

Op <strong>de</strong>ze annulatiebevoegdheid enten zich <strong>de</strong> accessoire bevoegdhe<strong>de</strong>n, te weten <strong>de</strong><br />

schorsingbevoegdheid en <strong>de</strong> bevoegdheid om <strong>voor</strong>lopige maatregelen te bevelen. Wat <strong>de</strong><br />

bevoegdheidsvraag in het schorsingscontentieux betreft, kan wor<strong>de</strong>n vastgesteld dat <strong>de</strong><br />

problematiek inzake <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich ter zake niet an<strong>de</strong>rs<br />

stelt dan in het vernietigingscontentieux 62 .<br />

17. Naar analogie met hetgeen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt 63 , kunnen o.i. uit artikel<br />

39/2 Vr. W., § 2, Vr.W. drie <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n afgeleid die cumulatief aanwezig<br />

moeten zijn opdat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bevoegd zou zijn om uitspraak te doen over een geschil dat<br />

hem in het annulatiecontentieux wordt <strong>voor</strong>gelegd:<br />

1° het beroep moet strekken tot <strong>de</strong> nietigverklaring wegens machtsoverschrijding van<br />

een administratieve rechtshan<strong>de</strong>ling. Deze vereiste houdt een wettelijke begrenzing in<br />

van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zitting hou<strong>de</strong>nd in het annulatiecontentieux, zodat ie<strong>de</strong>r<br />

verzoekschrift dat niet tot on<strong>de</strong>rwerp heeft een beroep tot nietigverklaring van een<br />

administratieve rechtshan<strong>de</strong>ling, niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> valt. In wezen<br />

houdt zij in dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, als rechter over <strong>de</strong> machtsoverschrijding, naar aanleiding van<br />

zijn wettigheidtoezicht op een hem <strong>voor</strong>geleg<strong>de</strong> bestuurshan<strong>de</strong>ling, enkel kan besluiten<br />

tot hetzij verwerping van het beroep, hetzij <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling.<br />

Toegepast in het contentieux betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van<br />

vreem<strong>de</strong>lingen, houdt zulks in dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zich onbevoegd dient te verklaren om een<br />

vreem<strong>de</strong>ling te machtigen in het Rijk te verblijven 64 . Om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in<br />

het raam van een annulatieberoep niet bevoegd een vreem<strong>de</strong>ling te erkennen als<br />

vluchteling. Het verzoek zulks te doen is niet ontvankelijk 65 ;<br />

60<br />

Zie inzake <strong>de</strong> bevoegdheid tot het vernietigen van <strong>de</strong> impliciete (weigerings)beslissing, infra, randr.<br />

19.<br />

61<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 18.<br />

62<br />

zie G. DEBERSAQUES, "Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een<br />

prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing",<br />

l.c., 42-46 en wat <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling (vanuit procedureel oogpunt) van <strong>de</strong> ontvankelijkheidsexcepties<br />

betreft, <strong>de</strong> p. 94-96.<br />

63<br />

W. LAMBRECHTS, Geschillen van bestuur, Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen, 1988, 180-181;<br />

P. LEWALLE, Contentieux administratif, Luik, Ed. Fac. Droit <strong>de</strong> Liège, 1997, 401; J. SALMON, Le Conseil<br />

d'Etat, I, Brussel, Bruylant, 1994, 220; G. DEBERSAQUES, "De rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

inzake <strong>de</strong> onteigening ten algemene nutte" T.B.P. 2000, 12. An<strong>de</strong>re auteurs hou<strong>de</strong>n een eigen in<strong>de</strong>ling<br />

aan : zie b.v. Les Novelles. Droit administratif, VI, v° Le Conseil d'Etat, Brussel, Larcier, 1975, nrs. 777<br />

e.v. en M. LEROY, Contentieux administratif, Brussel, Bruylant, 1996, p. 137 e.v.<br />

64<br />

Cfr. naar analogie <strong>voor</strong> wat inzake <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt : R.v.St., nr. 67.250, 2 juli 1997.<br />

65 Zie R.v.St., nr. 105.008, 21 maart 2002.<br />

12


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

2° <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n rechtshan<strong>de</strong>ling dient uit te gaan van een Belgische administratieve<br />

<strong>overheid</strong> 66 ;<br />

3° <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State mag niet zijn uitgesloten door <strong>de</strong> Grondwet -<br />

i.e. <strong>de</strong> problematiek van het juridisdictioneel pluralisme of <strong>de</strong> bevoegdheidsver<strong>de</strong>ling<br />

tussen <strong>de</strong> gewone en <strong>de</strong> administratieve rechtscolleges die terug te vin<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong><br />

artikelen 144, 145 en 146 G.W. 67 - of door <strong>de</strong> wetgever.<br />

18. Wat <strong>de</strong> uitsluiting door <strong>de</strong> wetgever van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen betreft, is ondanks <strong>de</strong> algemene termen waaron<strong>de</strong>r het<br />

genoem<strong>de</strong> artikel 39/2, § 2, Vr.W. <strong>de</strong> annulatiebevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> omschrijft, <strong>de</strong><br />

bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitgesloten - zelfs indien aan alle primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 68 is voldaan - indien <strong>de</strong> wetgever een beroep heeft<br />

opengesteld <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gewone rechtbanken tegen <strong>de</strong> beslissing van <strong>de</strong> administratieve<br />

<strong>overheid</strong> 69 .<br />

19. De beslissingen, genomen op grond van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet waartegen <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> een annulatieberoep kan wor<strong>de</strong>n ingediend zijn inzon<strong>de</strong>rheid 70 :<br />

1° asielaanvragen ingediend door on<strong>de</strong>rdanen van een lidstaat van <strong>de</strong> Europese Unie;<br />

2° <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> minister of diens gemachtig<strong>de</strong> met betrekking tot <strong>de</strong><br />

zogenaam<strong>de</strong> Dublin-beslissingen (vaststellen van <strong>de</strong> Staat die het on<strong>de</strong>rzoek van een<br />

asielaanvraag moet doen);<br />

3° beslissingen genomen door <strong>de</strong> minister of zijn gemachtig<strong>de</strong> in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re geschillen<br />

(toegang/verblijf/vestiging/immigratie sensu lato);<br />

4° <strong>de</strong> beslissingen van <strong>de</strong> minister of zijn gemachtig<strong>de</strong> om een latere asielaanvraag niet<br />

in aanmerking te nemen (art. 51/8, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.);<br />

Alhoewel art. 39/2, 2 Vr.W. niet verwijst naar <strong>de</strong> impliciete (weigerings)beslissing, sluit<br />

<strong>de</strong> algemeenheid van <strong>de</strong> bevoegdheid niet uit dat ook <strong>de</strong>ze impliciete beslissingen het<br />

<strong>voor</strong>werp kunnen uitmaken van een annulatie- en schorsings)vor<strong>de</strong>ring. Uit <strong>de</strong><br />

afwezigheid van een normatieve bepaling (vgl. met art. 14, § 3, R.v.St.-wet) die het<br />

stilzwijgen van het bestuur op een correct ingedien<strong>de</strong> aanvraag gelijkstelt met <strong>de</strong><br />

verwerping van die aanvraag (i.e. <strong>de</strong> zgn. “impliciete weigeringsbeslissing”) mag niet<br />

wor<strong>de</strong>n afgeleid dat een <strong>de</strong>rgelijke beslissing niet vatbaar <strong>voor</strong> annulatie (en schorsing)<br />

zou zijn. Voor <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r het stilzwijgen kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als een<br />

afwijzen<strong>de</strong> beslissing, kan teruggegrepen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> beslissingscriteria die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State ter zake hanteer<strong>de</strong> om te besluiten tot het bestaan van een impliciet<br />

afwijzen<strong>de</strong> beslissing <strong>voor</strong>dat <strong>bij</strong> wet van 3 juni 1971 71 met artikel 14, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid (thans<br />

art. 14, § 3) R.v.St.-wet een wettelijke constructie van <strong>de</strong> fictieve weigeringsbeslissing<br />

werd bepaald. Deze criteria zijn : het bestuur moet verplicht zijn om te beschikken op<br />

66<br />

In navolging van bepaal<strong>de</strong> auteurs (zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, <strong>Raad</strong> van State.<br />

Ontvankelijkheid in Administratieve rechtsbibliotheek, Brugge, die Keure, 1996., p. 7, nr. 2; J. FALYS,<br />

La recevabilité <strong>de</strong>s recours en annulation <strong>de</strong>s actes administratifs, Brussel, Larcier, 1975, p. 21-22, nr. 3;<br />

W. LAMBRECHTS, o.c., 180-181 en J. SALMON, o.c., 222) beschouwen wij <strong>de</strong>ze vereiste als een<br />

bevoegdheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, niet als een ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> die verband houdt met het <strong>voor</strong>werp<br />

van het beroep.<br />

67<br />

I.e. <strong>de</strong> hele "juridische metafysica" (Cf. E. LANCKSWEERDT, Het administratief kort geding,<br />

Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen België, 1993, p. 218, nr. 455) ter zake die in wezen op<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze geldt als inzake <strong>de</strong> bevoegdheid in volle rechtsmacht. Verwezen wordt naar hetgeen<br />

hier<strong>voor</strong> is uiteengezet.<br />

68<br />

Voor dit begrip, zie inz. J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., 2.<br />

69<br />

Zie supra randnr. 7.<br />

70<br />

Zie advies van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving, Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />

State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St.<br />

Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001, 321.<br />

71<br />

Wet van 3 juni 1971 tot wijziging van <strong>de</strong> wetten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, B.S. 19 juni 1971.<br />

13


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

een daartoe correct ingedien<strong>de</strong> aanvraag en het stilzwijgen van het bestuur moet<br />

‘langdurig’ en ‘omstandig’ zijn 72 .<br />

b. De vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> beslissing<br />

(1) Alle vernietigbare han<strong>de</strong>lingen zijn vatbaar <strong>voor</strong> schorsing<br />

20. Artikel 39/82, § 1, Vr.W. bepaalt – op gelijke wijze als 17 R.v.St.-wet - dat <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> bevoegd is om <strong>de</strong> schorsing te gelasten van <strong>de</strong> uitvoering van een door hem<br />

vernietigbare han<strong>de</strong>ling. Artikel 39/84 Vr.W. geeft - op gelijke wijze als artikel 18<br />

R.v.St.-wet - eveneens een exclusieve bevoegdheid aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> om, <strong>bij</strong> <strong>voor</strong>raad, “alle<br />

nodige maatregelen (te) bevelen om <strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> partijen of van <strong>de</strong> personen die<br />

belang hebben <strong>bij</strong> <strong>de</strong> oplossing van <strong>de</strong> zaak veilig te stellen, met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />

maatregelen die betrekking hebben op <strong>de</strong> burgerlijke rechten” 73 .<br />

Uit artikel 39/82 Vr.W. volgt dat <strong>de</strong> schorsingsbevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wordt bepaald<br />

door <strong>de</strong> bevoegdheid tot het vernietigen van <strong>de</strong> beslissing waarvan <strong>de</strong> schorsing wordt<br />

gevor<strong>de</strong>rd 74 . Aangezien <strong>de</strong> schorsingsbevoegdheid het accessorium is van het beroep tot<br />

nietigverklaring, kan in beginsel wor<strong>de</strong>n verwezen naar <strong>de</strong> overeenkomstige regels die<br />

gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wat het beroep tot<br />

nietigverklaring betreft. Concreet houdt zulks in dat <strong>voor</strong> alle beslissingen in het<br />

vreem<strong>de</strong>lingencontentieux die vatbaar zijn <strong>voor</strong> vernietiging, <strong>de</strong> schorsing van <strong>de</strong><br />

tenuitvoerlegging kan wor<strong>de</strong>n gevor<strong>de</strong>rd. Ook (impliciete of fictieve 75 ) en expliciete 76 )<br />

weigeringsbeslissingen zijn <strong>de</strong>rhalve vatbaar <strong>voor</strong> schorsing<br />

Wegens <strong>de</strong> ruime bevoegdhe<strong>de</strong>n die aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn gegeven zowel wat <strong>de</strong> schorsing<br />

als wat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige maatregelen betreft, hebben <strong>de</strong> beroepsmogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong><br />

artikelen 39/82 en 39/84 Vr.W. bie<strong>de</strong>n een gevolg dat equivalent is aan dat van het<br />

gewone kort geding 77 .<br />

72 Zie <strong>voor</strong> een analyse van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n, I. OPDEBEEK, <strong>Rechtsbescherming</strong> tegen het stilzitten<br />

van het bestuur, Brugge, die Keure, 1992, 249-252. Zie ook RVV, nr. 2, 8 juni 2007, overw. 3.2..<br />

73 Grondwettelijk Hof, nr. 20/93, 4 maart 1993, T.V.R., 1993, 14, noot M.-C. FOBLETS, overweg. B.3.9.<br />

74 Cf. LEWALLE, P., Le référé administratif, Luik, Ed. coll. Sc. Fac. Dr. Liège, 1993, 93; G.<br />

DEBERSAQUES, Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facieon<strong>de</strong>rzoek<br />

van <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing", l.c., 42.<br />

75 Zie wat <strong>de</strong> ficitieve weigeringsbeslissingen betreft en <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>eldheid die ter zake bestond in <strong>de</strong><br />

rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inz. J. BAERT en G. DEBERSAQUES, “Fictieve weigeringsbeslissingen<br />

zijn vatbaar <strong>voor</strong> schorsing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State” (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 56.258, 17 november<br />

1995), R.W. 1995-96, 988-989; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,, 11. Uitein<strong>de</strong>lijk heeft het<br />

Grondwettelijk Hof <strong>de</strong> knoop doorgehakt (nr. 191/2004 van 24 november 2004 en <strong>de</strong> lezing dat een<br />

impliciete weigeringsbeslissing niet vatbaar <strong>voor</strong> schorsing zou zijn, naar <strong>de</strong> (juridische) prullenmand<br />

verwezen. Aansluitend hier<strong>bij</strong> werd <strong>bij</strong> wet van 15 september 2006 (B.S. 6 oktober 2006) artikel 14, § 1<br />

R.v.St.-wet in die zin aangepast. Er is geen re<strong>de</strong>n om wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

betreft, <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> lezing van het Grondwettelijk Hof, niet <strong>bij</strong> te tre<strong>de</strong>n.<br />

76 Sinds het princiepsarrest R.v.St., Anciaux Henry <strong>de</strong> Faveux en cst., nr. 34.018 van 8 februari 1990<br />

wordt algemeen aangenomen dat expliciete weigeringsbeslissingen vatbaar zijn <strong>voor</strong> schorsing. Na enige<br />

discussie ter zake in rechtsleer en rechtspraak (zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> standpunten, G. DEBERSAQUES, “Knelpunten<br />

in <strong>de</strong> schorsingsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing", l.c., 51- 56) werd dit dominante<br />

standpunt <strong>bij</strong>getre<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> algemene verga<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State : R.v.St., alg. verg., nr.<br />

80.941, 14 juni 1999, R.W. 1999-2000, 673, noot G. DEBERSAQUES, “Alle weigeringsbeslissingen zijn<br />

vatbaar <strong>voor</strong> schorsing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State !).<br />

77 Cf. Grondwettelijk Hof, nr. 20/93, 4 maart 1993, over. B.3.11. In <strong>de</strong>ze zaak verweten <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong><br />

partijen immers dat het toenmalige en thans opgeheven artikel 70bis Vr.W. een discriminatie in het leven<br />

riep in zoverre het sommige vreem<strong>de</strong>lingen toestaat een rechterlijk beroep uit te oefenen tegen een<br />

beslissing van <strong>de</strong> (toenmalige) Minister van Justitie terwijl an<strong>de</strong>re vreem<strong>de</strong>lingen elk beroep op een<br />

gerecht van <strong>de</strong> rechterlijke or<strong>de</strong> wordt ontzegd.<br />

14


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

21. Artikel 39/82, § 1, eerste lid, Vr.W. bepaalt bovendien dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> als enige <strong>de</strong><br />

schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>voor</strong> vernietiging vatbare han<strong>de</strong>ling kan bevelen.<br />

Een i<strong>de</strong>ntieke bepaling is vervat in artikel 17, § 1, R.v.St.-wet. Over <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong><br />

juiste draagwijdte van <strong>de</strong> laatstgenoem<strong>de</strong> bepaling en inzon<strong>de</strong>rheid over <strong>de</strong> vraag of<br />

<strong>de</strong>ze bepaling <strong>de</strong> parallelle bevoegdheid van <strong>de</strong> gewone rechter uitsluit, is wat <strong>de</strong> gelijke<br />

bepaling uit <strong>de</strong> R.v.St.-wet betreft, reeds heel wat inkt gevloeid 78 . De huidige status<br />

questiones wordt door D. LINDEMANS, na on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> rechtspraak ter zake van het<br />

Hof van Cassatie 79 , o.i. treffend als volgt samengevat 80 : <strong>de</strong> rechtspraak van het Hof van<br />

Cassatie sluit een parallelle 81 bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> burgerlijke kort-<br />

gedingrechter niet uit in geschillen waarin administratieve beslissingen in betwisting<br />

zijn 82 . Alhoewel het criterium van het rechtstreeks en werkelijk <strong>voor</strong>werp van <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring niet bepaald dui<strong>de</strong>lijk is ter bepaling van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n bevoegdhe<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> burgerlijke rechter 83 , kan in <strong>de</strong> huidige stand van <strong>de</strong><br />

rechtspraak van het Hof van Cassatie het volgen<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n gesteld : zowel een schorsingsberoep<br />

<strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State als <strong>bij</strong> <strong>de</strong> gewone kort gedingrechter zullen meestal<br />

mogelijk zijn wanneer <strong>de</strong> verzoeker-eiser optreedt tegen <strong>de</strong> begunstig<strong>de</strong> van een<br />

zogenoem<strong>de</strong> "permissieve akte". Dit zal veel min<strong>de</strong>r het geval zijn wanneer hij optreedt<br />

tegen <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> zelf, die te zijn opzichte een verplichting miskent. Beantwoordt die<br />

precieze verplichting aan een subjectief recht in zijnen hoof<strong>de</strong>, en beroept hij zich op <strong>de</strong><br />

schending van <strong>de</strong> regel die <strong>de</strong>ze verplichting instelt, dan is <strong>de</strong> burgerlijke rechter<br />

exclusief bevoegd. Is dit niet het geval, dan is enkel <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State bevoegd 84 .<br />

Deze analyse is o.i. - in principe - op onverkorte wijze van toepassing inzake <strong>de</strong> parallelle<br />

bevoegdheid van <strong>de</strong> kort geding rechter en <strong>de</strong> administratieve kort gedingrechter die <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> is.<br />

22. In principe geldt het hier<strong>voor</strong> geschetste beginsel van het dualisme - zowel <strong>de</strong><br />

gewone rechter als <strong>de</strong> administratieve rechter kunnen zich, ie<strong>de</strong>r binnen zijn eigen<br />

bevoegdhe<strong>de</strong>n, uitspreken over een geschil - ook in het contentieux in<br />

vreem<strong>de</strong>lingenzaken 85 .<br />

78<br />

Zie <strong>voor</strong> een stand van zaken, D. D’HOOGHE en L. SCHELLEKENS, “De interferentie tussen<br />

kortgedingprocedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en gerechtelijke procedures <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re rechtsmachten”<br />

in G. DEBERSAQUES, M. VAN DAMME, S. DE CLERCQ en G. LAENEN, <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State. 15 jaar procedurele vernieuwing, o.c., 221- 253, inz. 226-229. Zie ook supra, noot 59.<br />

79<br />

Inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong> arresten Cass., 15 oktober 1993, Arr. Cass. 1993, 841, concl. adv.-gen. L. D'HOORE,<br />

Pas. 1993, I, 828, R.W., 1993-94, 711, concl. adv.-gen. L. D'HOORE, J.T. 1994, 452, Rec. Cass. 1993,<br />

231, noot E. LANCKSWEERDT; Cass., 14 januari 1994, Arr. Cass. 1994, 44, concl. adv.-gen. L.<br />

D'HOORE; Cass., 17 november 1994, Arr. Cass. 1994, 979, Pas. 1994, 957, concl. B. JANSSENS DE<br />

BISTHOVEN, P&B 1995, 3, A.J.T. 1995-96, noot M. BOES, J.L.M.B. 1995, 43, Journal <strong>de</strong>s Proc s 20<br />

januari 1995, noot F. TULKENS, J.T. 1995, 316, noot B. HAUBERT; Cass., 25 april 1996, R.W. 1996-97,<br />

432.<br />

80<br />

D. LINDEMANS, "Cumulatie van administratief en civiel kort geding", l.c., 325-326 en 337.<br />

81<br />

D. VAN HEUVEN en F. VAN VOLSEM (l.c., 341, noot 9) wijzen er o.i. terecht op dat het beter is te<br />

spreken van parallelle bevoegdhe<strong>de</strong>n in plaats van concurreren<strong>de</strong> bevoegdhe<strong>de</strong>n, omdat <strong>de</strong>ze laatsten<br />

<strong>de</strong> bevoegdhe<strong>de</strong>n zijn die <strong>de</strong> ene rechter kan uitoefenen zolang <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re rechter dit niet doet. In<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin : M. LEROY, o.c., 631.<br />

82<br />

Deze auteur on<strong>de</strong>rzoekt ook <strong>de</strong> argumenten van <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>rs van een parallelle bevoegdheid (D.<br />

LINDEMANS, "Cumulatie van administratief en civiel kort geding", l.c., 334-335). Hijzelf stelt dat <strong>de</strong><br />

parallelle bevoegdheid <strong>de</strong> rechtsbescherming versterkt en dat misbruiken moeten wor<strong>de</strong>n beteugeld op<br />

een an<strong>de</strong>re wijze dan door het toewijzen van exclusieve rechtsmacht, <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld door een grondige<br />

analyse van <strong>de</strong> rechtsgevolgen van <strong>de</strong> verschei<strong>de</strong>ne uitspraken (l.c., 336).<br />

83<br />

Deze auteur pleit dan ook <strong>voor</strong> een wet ter uitvoering van artikel 160 G.W. die meer klaarheid moet<br />

kunnen brengen : Ibid., 335.<br />

84<br />

Voor <strong>de</strong> praktische gevolgen van <strong>de</strong>ze (grond)wettelijke mogelijkheid tot "forum-shopping" en<br />

inzon<strong>de</strong>rheid <strong>de</strong> weerslag van een vonnis van <strong>de</strong> kort gedingrechter op <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

aanhangige schorsingsvor<strong>de</strong>ring en vice versa, zie inz. G. DEBERSAQUES, Knelpunten in <strong>de</strong> schorsingsprocedure<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie. Een prima facie-on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing", l.c. 45-46.<br />

85<br />

Cf. J. JAUMOTTE (l.c., 234) en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtsleer.<br />

15


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

In <strong>de</strong> rechtspraktijk evenwel, zal, gelet op het bepaal<strong>de</strong> in artikel 63, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.,<br />

nog eer<strong>de</strong>r in zeer beperkte mate een beroep kunnen wor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong> kort<br />

gedingrechter. Op grond van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> bepaling zijn immers <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

administratieve beslissingen uitdrukkelijk uitgesloten van een vor<strong>de</strong>ring in kort geding op<br />

grond van artikel 584 Ger. W. : <strong>de</strong> terugdrijving (art. 3 Vr.W.), het bevel om het<br />

grondgebied te verlaten (art. 7 Vr.W.), <strong>de</strong> weigering van het recht op verblijf (art. 11<br />

Vr.W.), <strong>de</strong> weigering van het recht op terugkeer (art. 19 Vr.W.). Gelet op <strong>de</strong>ze uitsluiting<br />

van het gerechtelijk kort geding ten opzichte van <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> maatregelen, en op <strong>de</strong><br />

hier<strong>voor</strong> toegelichte annulatie- en schorsingbevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, mag wor<strong>de</strong>n<br />

besloten dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> gemeenrechtelijke rechter is om kennis te nemen van beroepen,<br />

zowel tot schorsing als ten principale, tegen elke maatregel tot verwij<strong>de</strong>ring van het<br />

grondgebied waartoe besloten is met toepassing van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet. Zelfs indien<br />

het beroep in werkelijkheid gaat om <strong>de</strong> erkenning van een subjectief recht dat in <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>lingenwet besloten ligt, waardoor het een recht wordt van politieke aard, of<br />

wanneer het rechtstreeks en werkelijke on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring is, het laten<br />

vaststellen van het bestaan van een subjectief, burgerlijk of politiek recht, of het laten<br />

veilig stellen van <strong>de</strong> inachtneming van zulk een recht, zal <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> kort<br />

gedingrechter in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux beperkt zijn 86 . Gelet op uitsluiting van <strong>de</strong><br />

rechtsmacht van <strong>de</strong> kort gedingrechter die <strong>bij</strong>na allesomvattend is wat <strong>de</strong> beslissingen<br />

betreft op grond van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet, zal dus in essentie moeten bepaald wor<strong>de</strong>n<br />

of het werkelijke <strong>voor</strong>werp van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring betrekking heeft op een burgerlijk subjectief<br />

recht in <strong>de</strong> zin van artikel 144 G.W. of op een politiek subjectief recht <strong>voor</strong>tvloeiend uit<br />

een an<strong>de</strong>re wet dan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet en waarvan <strong>de</strong> betwisting door <strong>de</strong> wetgever op<br />

grond van artikel 39/2 Vr. W. niet aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is opgedragen, in welke gevallen <strong>de</strong> kort<br />

87 88.<br />

gedingrechter (nog) bevoegd zal zijn<br />

(2). De enige uitzon<strong>de</strong>ring : artikel 51/8 Vr.W.<br />

22. Lui<strong>de</strong>ns artikel 51/8, Vr.W., kan <strong>de</strong> minister van Binnenlandse Zaken, of diens<br />

gemachtig<strong>de</strong>, beslissen <strong>de</strong> asielaanvraag niet in aanmerking te nemen wanneer <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>heen reeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanvraag heeft ingediend <strong>bij</strong> een door <strong>de</strong> Koning<br />

aangedui<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> in uitvoering van artikel 50, eerste lid, Vr.W. en hij geen nieuwe<br />

gegevens aanbrengt dat er, wat hem betreft, ernstige aanwijzingen bestaan van een<br />

gegron<strong>de</strong> vrees <strong>voor</strong> vervolging in <strong>de</strong> zin van het Verdrag van Genève zoals bepaald in<br />

artikel 48/3 Vr.W., of ernstige aanwijzigingen bestaan van een reëel risico op ernstige<br />

scha<strong>de</strong> bepaald in artikel 48/4 Vr.W. De nieuwe gegevens 89 moeten betrekking hebben<br />

86 Cf. <strong>Raad</strong> van State. Openbaar verslag over het gerechtelijk jaar 1994-1995, <strong>Raad</strong> van State van<br />

België, 261; J. JAUMOTTE, 243 en 245, die er terecht op wijst, aan <strong>de</strong> hand van een <strong>bij</strong>gevoeg<strong>de</strong> tabel<br />

die het toepasselijke wettelijke ka<strong>de</strong>r schetst (p. 257) "qu’ il ne peut (...) être utilement renvoyé à un<br />

jugement ou à un arrêt <strong>de</strong>s cours et tribunaux en la matière qu’après savoir pris soin <strong>de</strong> replacer (...)<br />

ledit arrêt ou jugement dans le cadre législatif qui trouvait à s’appliquer à l’époque à laquelle il a été<br />

prononcé". Niet alle auteurs maken dit (terechte) genuanceer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheid <strong>bij</strong> het dui<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />

bevoegdhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kort gedingrechter.<br />

87 D. VAN HEULE, Vluchtelingen. Een overzicht, Gent, Mys & Breesch, 1998, p. 191, nr. 468.<br />

88 Eén en an<strong>de</strong>r sluit evenwel niet uit dat rechtspraak ter zake van <strong>de</strong> kort gedingrechter niet<br />

eenslui<strong>de</strong>nd is : zie b.v. <strong>de</strong> door J. JAUMOTTE in noot 114 (l.c. 245) aangehaal<strong>de</strong> uiteenlopen<strong>de</strong><br />

rechtspraak. Zie ook <strong>de</strong> toepassingen opgesomd in D. VAN HEULE, o.c. 190-191 en L. DENYS,<br />

"Rechtsmid<strong>de</strong>len in <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet" in Migratie en migrantenrecht, 6, D. CUYPERS, B. HUBEAU en<br />

M.-C. FOBLETS (eds.), 2001, o.c., (111) 213-215, waar<strong>bij</strong> wel rekening moet wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met het<br />

op het ogenblik van <strong>de</strong> uitspraak gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wettelijke ka<strong>de</strong>r ter zake (zie J. JAUMOTTE, l.c., 257). Ad<strong>de</strong><br />

b.v. Voorz. Rb. Brussel, 23 januari 2002, A.R. nr. 2001/1439/C inzake G. En S. T./B.S., onuitgeg. (geen<br />

rechtsmacht om een weigering tot inoverwegingname en het bevel om het grondgebied te verlaten te<br />

schorsen totdat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich heeft uitgesproken over <strong>de</strong> aanhangige annulatieberoepen).<br />

89 Het loutere feit dat <strong>de</strong> asielaanvrager <strong>de</strong>ze gegevens niet kon aanbrengen noch vermel<strong>de</strong>n in zijn<br />

eerste asielaanvraag lijkt op zich alleen niet te doen aannemen dat <strong>de</strong>ze gegevens "nieuwe gegevens"<br />

zijn in <strong>de</strong> zin van het artikel 51/8 Vr.W. (R.v.St., nr. 95156, 3 mei 2001). Bovendien mag niet uit het oog<br />

wor<strong>de</strong>n verloren dat <strong>de</strong> aangebrachte nieuwe gegevens bovendien moeten doen blijken dat er, wat <strong>de</strong><br />

16


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

op feiten of situaties die zich hebben <strong>voor</strong>gedaan na <strong>de</strong> laatste fase in <strong>de</strong> procedure<br />

waarin <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling ze had kunnen aanbrengen.<br />

Uit <strong>de</strong> parlementaire <strong>voor</strong>bereiding van <strong>de</strong>ze bepaling blijkt dat zij beoogt een specifieke<br />

vorm van misbruik van procedure, het systeem van herhaal<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntieke<br />

vluchtelingenverklaringen, uit te schakelen, m.n. "te vermij<strong>de</strong>n dat een vreem<strong>de</strong>ling zijn<br />

verblijf op een kunstmatige wijze verlengt door <strong>voor</strong> een twee<strong>de</strong> of volgen<strong>de</strong> keer een<br />

aanvraag in te dienen, nadat een afgesloten on<strong>de</strong>rzoek heeft aangetoond dat hij niet in<br />

aanmerking komt <strong>voor</strong> erkenning als vluchteling of <strong>voor</strong> <strong>de</strong> status van subsidiaire<br />

rechtsbescherming. Het gaat dus om vreem<strong>de</strong>lingen die vroeger reeds een aanvraag<br />

had<strong>de</strong>n ingediend en die <strong>de</strong> mogelijkheid hebben gehad om tegen een weigering in<br />

beroep te gaan. De weigering overeenkomstig artikel 51/8 kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als<br />

een weigering om een zaak met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> partijen en met hetzelf<strong>de</strong> <strong>voor</strong>werp een twee<strong>de</strong><br />

keer te on<strong>de</strong>rzoeken 90 . Een eventueel twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aanvraag kan<br />

wor<strong>de</strong>n afgewezen, zon<strong>de</strong>r dat hiermee aan <strong>de</strong> betrokkene het recht op een effectief<br />

rechtsmid<strong>de</strong>l ontzegd wordt " 91 .<br />

23. Artikel 51/8, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W. zoals geïnterpreteerd door het Grondwettelijk Hof<br />

wat <strong>de</strong> (i<strong>de</strong>ntieke) bevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betrof, 92 sluit o.i. <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uit tegen een beslissing om <strong>de</strong> herhaal<strong>de</strong> vluchtelingenverklaring<br />

niet in aanmerking te nemen in <strong>de</strong> gevallen waarin <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling 93 :<br />

a) reeds vroeger een verklaring om zich als vluchteling te laten erkennen heeft afgelegd,<br />

verklaring die na on<strong>de</strong>rzoek niet in aanmerking is genomen; en<br />

b) <strong>de</strong> mogelijkheid heeft gehad om tegen die weigering in beroep te gaan en alle<br />

rechtsmid<strong>de</strong>len uit te putten; en<br />

c) een i<strong>de</strong>ntieke verklaring aflegt zon<strong>de</strong>r enig nieuw gegeven aan te voeren, waar<strong>bij</strong><br />

nieuwe gegevens in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong>ze wetsbepaling zijn gegevens die “betrekking hebben<br />

op feiten of situaties die zich hebben <strong>voor</strong>gedaan na <strong>de</strong> laatste fase in <strong>de</strong> procedure<br />

waarin <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling ze had kunnen aanbrengen”.<br />

De basisregel is dat DVZ slechts toepassing mag maken van artikel 51/8 Vr.W. indien <strong>de</strong><br />

aangehaal<strong>de</strong> gegevens niet nieuw zijn. De DVZ mag zich dus, <strong>bij</strong> een toepassing van<br />

artikel 51/8 Vr.W., niet uitspreken over <strong>de</strong> geloofwaardigheid van <strong>de</strong> gegevens of <strong>de</strong>ze<br />

beoor<strong>de</strong>len in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Conventie van Genève of <strong>de</strong> subsidiaire<br />

asielaanvrager betreft, ernstige aanwijzingen bestaan van een gegron<strong>de</strong> vrees <strong>voor</strong> vervolging in <strong>de</strong> zin<br />

van het Verdrag betreffen<strong>de</strong> het vluchtelingen statuut. Voor het on<strong>de</strong>rscheid met het begrip “nieuwe<br />

gegevens” in <strong>de</strong> zin van artikel art. 39/76, §1 zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en<br />

tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer<br />

2005-2006, nr. 2479/001, 97; Zie ook RvV, nr. 133, arrest van 16 juni 2007, overweg. 3.2.2.<br />

90 Vanuit het algemeen bestuursrecht is een bevestigen<strong>de</strong> beslissing nooit vatbaar <strong>voor</strong> annulatieberoep<br />

en dus ook niet <strong>voor</strong> een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing : zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 13<br />

91 Memorie van toelichting, Parl. St. Senaat 1992-93, nr. 555-1, 9; R.v.St., nr. 92647, 25 januari 2001.<br />

92 M.n. rechtsoverweging B.5.8.1 van het het arrest nr. 61/94 van 14 juli 1994, T.V.R. 1994, 179, noot<br />

M. VAN DE PUTTE, Rev. Dr. Étr. 1994, 548, noot J. CARLIER en D. VAN HEULE, J.L.M.B. 1995, 1396,<br />

noot D. RENDERS, overw. B.5.8.1.; Grondwettelijk Hof, nr. 83/94, 1 <strong>de</strong>cember 1994, overw. B.6.;<br />

Grondwettelijk Hof, nr. 21/2001, 1 maart 2001, overw. B.3.4.<br />

93 Zie ook G. DE MOFFARTS, "De opschortingbevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in geval van een<br />

nieuwe aanvraag tot erkenning van <strong>de</strong> hoedanigheid van vluchteling" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 56.999, 13<br />

<strong>de</strong>cember 1995), T.V.R. 1996, 37-38; F. BERNARD, "La procédure belge <strong>de</strong> reconnaissance <strong>de</strong> la qualité<br />

<strong>de</strong> refugié à l’épreuve <strong>de</strong> la censure du Conseil d’Etat. Examen <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>nce 1994-1998)", Rev. Dr.<br />

Etr. 1998, (603), 610-613. De betrokken vreem<strong>de</strong>ling blijft aldus uit <strong>de</strong> asielprocedure en kan het<br />

<strong>voor</strong>werp uitmaken van een verwij<strong>de</strong>ringsmaatregel (D. VAN HEULE, o.c., 91).<br />

17


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

rechtsbescherming 94 . De betrokken vreem<strong>de</strong>ling blijft aldus uit <strong>de</strong> asielprocedure en kan<br />

het <strong>voor</strong>werp uitmaken van een verwij<strong>de</strong>ringsmaatregel 95 .<br />

Als <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling "nieuwe gegevens" aanvoert ter on<strong>de</strong>rbouwing van <strong>de</strong><br />

nieuwe asielaanvraag en DVZ weigert <strong>de</strong>ze nieuwe asielaanvraag in overweging te<br />

nemen, dan is een schorsing van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n maatregel door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> dan wel<br />

mogelijk.<br />

Artikel 51/8 Vr.W. bepaling voert aldus, lui<strong>de</strong>ns het Grondwettelijk Hof 96 , een specifiek<br />

geval in waarin <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> (van State) niet ontvankelijk is.<br />

24. Naar analogie met <strong>de</strong> vroegere rechtspraak van het Grondwettelijk Hof 97 , zal <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

<strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, alvorens <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet ontvankelijk te<br />

verklaren, nagaan of <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n met betrekking tot die grond van nietontvankelijkheid<br />

zijn vervuld 98 . Dit houdt in <strong>de</strong> praktijk in dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, alvorens <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring als niet ontvankelijk te verwerpen, toezicht zal hou<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling door<br />

<strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> van <strong>de</strong> elementen die <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling <strong>bij</strong> zijn twee<strong>de</strong> of<br />

opvolgen<strong>de</strong> vluchtelingenverklaring <strong>voor</strong>legt 99 . De exceptie van onontvankelijkheid<br />

wegens onbevoegdheid is <strong>de</strong>rhalve verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ernst van het aangevoer<strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>l 100 . Dit impliceert op haar beurt dat <strong>de</strong> verzoeker, opdat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zich bevoegd zou kunnen verklaren om <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing te on<strong>de</strong>rzoeken, minstens een mid<strong>de</strong>l aanvoert waarin hij <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke<br />

onwettigheid van <strong>de</strong> beslissing - b.v. schending van artikel 51/8 Vr.W., van <strong>de</strong> materiële<br />

motiveringsplicht, - aanvecht en <strong>de</strong>rhalve betwist dat <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> ten<br />

onrechte <strong>de</strong> door hem aangevoer<strong>de</strong> "nieuwe gegevens" buiten beschouwing heeft<br />

gelaten. Wordt dit mid<strong>de</strong>l ernstig bevon<strong>de</strong>n, dan is <strong>de</strong> exceptie van onbevoegdheid niet<br />

gegrond en kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> - indien <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn vervuld - <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n weigeringsbeslissing schorsen 101 . In het an<strong>de</strong>re geval is <strong>de</strong> exceptie gegrond<br />

en is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet bevoegd 102 . Voert <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

daarentegen geen mid<strong>de</strong>l aan waarin hij betwist dat <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> ten<br />

onrechte <strong>de</strong> door hem aangevoer<strong>de</strong> "nieuwe gegevens" buiten beschouwing heeft gelaten<br />

- b.v. een schending van een externe onwettigheid of van een an<strong>de</strong>re bepaling of<br />

algemeen rechtsbeginsel - dan zal <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring als niet ontvankelijk wor<strong>de</strong>n verworpen,<br />

vermits <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> aldus niet wordt uitgenodigd 103 vast te stellen of <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong><br />

94 R.v.St.. nr. 65.692, 7 maart 1997; R.v.St, nr. 88.870, 11 juli 2000; De stelling dat DVZ zich toch soms<br />

zal uitspreken over <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> asielaanvraag (in die zin M. LEMMENS en J. ROGGEN, l.c., 12) lijkt<br />

ons dan ook onterecht.<br />

95 D. VAN HEULE, o.c., 91. Voor een eerste toepassing door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zie<br />

RvV, nr. 133, 16 juni 2007, overweg. 3.2.2.<br />

96 Grondwettelijk Hof, nr. 61/94 van 14 juli 1994, T.V.R. 1994, 179, noot M. VAN DE PUTTE, Rev. Dr.<br />

Étr. 1994, 548, noot J. CARLIER en D. VAN HEULE, J.L.M.B. 1995, 1396, noot D. RENDERS, overw.<br />

B.5.8.1.; Grondwettelijk Hof, nr. 83/94, 1 <strong>de</strong>cember 1994, overw. B.6., Grondwettelijk Hof, nr. 21/2001,<br />

1 maart 2001, overw. B.3.4.<br />

97 ibid.<br />

98 Ibid. Binnen <strong>de</strong>ze perken achtte het Grondwettelijk hof in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> arresten <strong>de</strong> uitsluiting van<br />

<strong>de</strong> enkele vor<strong>de</strong>ring tot schorsing, binnen <strong>de</strong> zeer enge grenzen die in het artikel 51/8, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.,<br />

zijn bepaald, niet strijdig met <strong>de</strong> artikelen 10 en 11 van <strong>de</strong> Grondwet.<br />

99 D. VAN HEULE, o.c., 91.<br />

100 R.v.St., nr. 69.708, 20 november 1997; R.v.St., nr. 95.156, 3 mei 2001; R.v.St., nr. 104.257, 4<br />

maart 2002.<br />

101 B.v. R.v.St., nr. 57.384, 5 januari 1996, Rev. Dr. Etr. 1996, 387; R.v.St., nr. 63.788, 24 <strong>de</strong>cember<br />

1996 en, zij het niet in <strong>de</strong>ze mate genuanceerd : R.v.St., nr. 57257, 22 <strong>de</strong>cember 1995; R.v.St., nr.<br />

85.470, 22 februari 2000.<br />

102 B.v. R.v.St., nr. 69.708, 20 november 1997; R.v.St., nr. 90.895, 17 november 2000; R.v.St., nr.<br />

95.156, 3 mei 2001; R.v.St., nr. 104.257, 4 maart 2002. Zie ook R.v.St., nr. 72.326, 10 maart 1998.<br />

103 Daargelaten <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> al dan niet ambtshalve mid<strong>de</strong>len vermag aan te voeren in het raam<br />

van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing (zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin <strong>de</strong> problematiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State.<br />

Beantwoord<strong>de</strong> die vraag ontkennend : R.v.St., n.v. Demo Voe<strong>de</strong>rs, nr. 47.822, 9 juni 1994, R.v.St.,<br />

Devriese en cst., nr. 78.919, 23 februari 1999; zie inzake <strong>de</strong>ze problematiek meer in het <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r : A.<br />

WIRTGEN, "Kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ambtshalve ernstige mid<strong>de</strong>len opwerpen" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr.<br />

18


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

ten onrechte toepassing te maken van artikel 51/8, eerste lid, Vr.W. 104 .<br />

86.861, 25 april 2000, R.W. 2000-2001, 841-845) raakt een mid<strong>de</strong>l waarin kritiek wordt gegeven op <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> beslissen<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingen naar voren gebrachte "nieuwe<br />

gegevens" - m.a.w. waar<strong>bij</strong> een inhou<strong>de</strong>lijk mid<strong>de</strong>l betrokken op <strong>de</strong> schending van artikel 51/8 Vr.W. of<br />

<strong>de</strong> materiële motivering (dat het gebrek aan <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke motieven <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong>n niet raakt, wordt<br />

algemeen aanvaard : G. DEBERSAQUES, "De sanctie verbon<strong>de</strong>n aan het verzuim van een afdoen<strong>de</strong><br />

formele motivering in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong> uitdrukkelijke motiveringswet : enkele kanttekeningen", T.B.P. 1993,<br />

(643) 647 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtsleer) wordt aangevoerd - <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong> niet. Een<br />

ambtshalve on<strong>de</strong>rzoek hiervan is hoe dan ook in het raam van een (schorsings)procedure uit <strong>de</strong>n boze.<br />

Zie b.v. R.v.St., nr. 67.444, 8 juli 1997 (i.c. had verzoeker nagelaten in het mid<strong>de</strong>l met betrekking tot <strong>de</strong><br />

nieuwe stukken aan te tonen dat <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze stukken gegevens aangebracht wor<strong>de</strong>n dat er ernstige<br />

aanwijzigingen bestaan van een gegron<strong>de</strong> vrees <strong>voor</strong> vervolging in <strong>de</strong> zin van het Verdrag betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

status van vluchtelingen, on<strong>de</strong>rtekend te Génève op 28 juli 1951, waarop <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State overwoog<br />

dat "gelet op dit verzuim <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State te <strong>de</strong>zen niet vermag te oor<strong>de</strong>len of zulke aanwijzingen<br />

aanwezig zijn").<br />

104 In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin : J. CARLIER en F. VAN HEULE, "Les limites <strong>de</strong> l’égalité . L’arrêt n° 61/94 <strong>de</strong> la Cour<br />

d’Arbitrage du 14 juillet 1994" (noot on<strong>de</strong>r Grondwettelijk hof, nr. 61/94, 14 juli 1994), Rev. Dr. Etr.<br />

1994, (574) 577. Voor toepassingen, zie R.v.St., nr. 75.384, 22 juli 1998 (i.c. leek verzoekers mid<strong>de</strong>l<br />

een betoog te bevatten betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> mogelijke inpassing van een aantal gegevens die verzoekers<br />

vrees <strong>voor</strong> vervolging betreffen, in het Internationaal Verdrag van 28 juli 1951 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> status van<br />

vluchtelingen, zon<strong>de</strong>r daar<strong>bij</strong> on<strong>de</strong>rscheid te maken of <strong>de</strong>ze gegevens al dan niet nieuw zijn in <strong>de</strong> zin van<br />

artikel 51/8 Vr.W.); R.v.St., nr. 86.062, 16 maart 2000 (i.c. voert <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong> schending aan van <strong>de</strong><br />

uitdrukkelijke motiveringsplicht. In het enig mid<strong>de</strong>l volgt een uitgebreid feitenrelaas, waarin evenwel niet<br />

wordt aangeduid met welke nieuwe elementen die zich zou<strong>de</strong>n hebben <strong>voor</strong>gedaan na <strong>de</strong> laatste fase<br />

van <strong>de</strong> vorige asielprocedure waarin verzoeker <strong>de</strong> nieuwe gegevens had kunnen aanbrengen, in <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n weigeringbeslissing geen rekening werd gehou<strong>de</strong>n); R.v.St., nr. 90.088, 6 oktober 2000<br />

(verzoeker lijkt <strong>de</strong> schending van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijke termijn en <strong>de</strong> rechten van ver<strong>de</strong>diging aan te voeren, doch<br />

betwist <strong>de</strong> vaststelling niet dat in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing wordt vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe<br />

gegevens heeft aangebracht);<br />

19


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

HOOFDSTUK III. – DE PROCEDURE VOOR DE RAAD VOOR<br />

VREEMDELINGENBETWISTINGEN<br />

§ 1. Algemene kenmerken<br />

1. De <strong>Raad</strong> heeft een eigen autonome proceduregeling<br />

25. Voor <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> bepalingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging<br />

terug te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet, m.n. in <strong>de</strong> artikelen 39/56 -39/85. Naast <strong>de</strong>ze<br />

bepalingen ligt <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ook vervat in het Koninklijk Besluit van 21<br />

<strong>de</strong>cember 2006, hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen (PR RvV) 105 . Bij <strong>de</strong> conceptie van het laatstgenoem<strong>de</strong> besluit<br />

is in belangrijke mate uitgegaan van <strong>de</strong> procedurereglementen die van toepassing zijn op<br />

<strong>de</strong> procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, hetgeen aansluit <strong>bij</strong> <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong><br />

wetgever 106 .<br />

26. De vraag rijst welke (wettelijke) bron – het Gerechtelijk Wetboek dan wel <strong>de</strong><br />

procedureregeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State - moet wor<strong>de</strong>n gehanteerd <strong>bij</strong> <strong>de</strong> interpretatie<br />

van <strong>de</strong> in het procedurereglement gehanteer<strong>de</strong> begrippen, alsook indien zowel <strong>de</strong> wet als<br />

het PR RvV het stilzwijgen bewaart ?<br />

O.i. moet <strong>de</strong>ze vraag wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld aan <strong>de</strong> hand van twee criteria : enerzijds <strong>de</strong><br />

autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> wil van <strong>de</strong> wetgever om<br />

zo nauw als mogelijk aan te sluiten <strong>bij</strong> <strong>de</strong> interpretatie door <strong>de</strong> cassatierechter van <strong>de</strong><br />

betrokken procedurebepalingen.<br />

In <strong>de</strong> eerste plaats gaat <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uit van het beginsel van <strong>de</strong><br />

autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging. Zeer algemeen kan wor<strong>de</strong>n gesteld dat<br />

er tussen <strong>de</strong> procedures die gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechtscolleges van <strong>de</strong> rechterlijke macht<br />

enerzijds en die welke gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> administratieve rechtscolleges – en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />

State en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in het <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r - geen verban<strong>de</strong>n zijn en dat bei<strong>de</strong> rechtsplegingen<br />

volgens hun eigen procedure<strong>voor</strong>schriften wor<strong>de</strong>n beheerst : aan <strong>de</strong> ene kant <strong>de</strong><br />

procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechtscolleges van <strong>de</strong> rechterlijke or<strong>de</strong> die wordt geregeld door <strong>de</strong><br />

bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek; aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />

State, af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

an<strong>de</strong>rzijds, door hun respectievelijke (administratieve) procedureglementen en –<br />

bepalingen.<br />

Essentieel <strong>bij</strong> <strong>de</strong> vergelijking tussen <strong>de</strong> gerechtelijke en administratieve rechtsplegingen<br />

is dat ze van een an<strong>de</strong>re or<strong>de</strong> zijn, waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitgaat van het beginsel van <strong>de</strong> autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging<br />

107 . Zij is op eigen regelen gesteund zodat het Gerechtelijk Wetboek niet het gemeen<br />

recht is dat, behou<strong>de</strong>ns an<strong>de</strong>rslui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> teksten, toepasselijk is. Wordt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

– en <strong>bij</strong> uitbreiding, <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen - ertoe gebracht bepaal<strong>de</strong><br />

regelen die in het Gerechtelijk Wetboek zijn neergelegd toe te passen, dan is het niet<br />

omdat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften ervan van rechtswege op het geschil toepasselijk zou<strong>de</strong>n zijn,<br />

maar omdat <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hoven en rechtbanken en die welke is geregeld is<br />

door <strong>de</strong> eigen procedurereglementen, beheerst wor<strong>de</strong>n door principes die, zoals<br />

<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld het contradictoir <strong>de</strong>bat, <strong>de</strong> eerbiediging van het ver<strong>de</strong>digingsrecht, of <strong>de</strong><br />

verplichting uitspraken te motiveren, in ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>mocratisch land aan ie<strong>de</strong>re <strong>de</strong>gelijke<br />

105 B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006.<br />

106 Verslag aan <strong>de</strong> Koning betreffen<strong>de</strong> het koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, Ed. 4, 75382.<br />

107 Voor <strong>de</strong> ratio legis van <strong>de</strong>ze autonomie van <strong>de</strong> administratieve rechtspleging, zie A. MAST, J.<br />

DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., p. 1108, nr. 1042.<br />

20


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

rechtsbe<strong>de</strong>ling gemeen zijn. Legt het Gerechtelijk Wetboek wegens <strong>de</strong> niet-nakoming van<br />

een of an<strong>de</strong>re vorm <strong>de</strong> nietigheid op van sommige procedureakten, dan is <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />

State noch <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen hierdoor gebon<strong>de</strong>n. Zo kunnen <strong>de</strong><br />

bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (artt. 48-57 Ger.W.) in verband met <strong>de</strong> termijn<br />

niet dienstig wor<strong>de</strong>n ingeroepen <strong>voor</strong> beroepen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> 108 . Dit betekent on<strong>de</strong>r meer<br />

dat artikel 53bis Ger.W. geen toepassing vindt noch dat <strong>de</strong> beroepstermijn wordt<br />

verlengd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gerechtelijke vakantie aangezien artikel 50 Ger.W. niet van<br />

toepassing is op <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> 109 . Het administratief rechtscollege<br />

neemt <strong>de</strong> beslissing welke hem is ingegeven door <strong>de</strong> toepasselijke wetgeving, <strong>de</strong><br />

toepasselijke procedurereglementen of door <strong>de</strong> algemene beginselen waarop het<br />

administratief contentieux steunt 110 .<br />

Benevens <strong>de</strong> toepassing van het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> beginsel, blijkt uit <strong>de</strong> wetsgenese<br />

onmiskenbaar dat het <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever is dat <strong>de</strong> procedure die geldt<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zo veel als mogelijk aansluit <strong>bij</strong> die welke geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />

af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak. Dit strekt niet alleen tot <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong> rechtspractici –<br />

<strong>de</strong> procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt als een vorm van gemeenrechtelijke<br />

procedure - maar bovendien dit tot <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> begrippen en rechtsfiguren kan wor<strong>de</strong>n teruggegrepen naar die van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State – die overigens <strong>de</strong> cassatierechter is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen 111 .<br />

Algemeen mag wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat <strong>bij</strong> interpretatie van <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong><br />

begrippen, alsook indien zowel <strong>de</strong> wet als het PR RvV het stilzwijgen bewaren, beroep zal<br />

wor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong> interpretatie die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geeft aan gelijke of<br />

gelijkaardige begrippen uit zijn procedureregeling 112 . Dit maakt dat <strong>de</strong> gecoördineer<strong>de</strong><br />

wetten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> door vaste rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

vastgestel<strong>de</strong> interpretatie ervan als het gemeen recht zullen functioneren <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong><br />

procedureregeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen betreft 113 .<br />

2. De inquisitoriale aard van <strong>de</strong> rechtspleging<br />

27. Zoals is uiteengezet in <strong>de</strong> memorie van toelichting <strong>bij</strong> het ontwerp dat <strong>de</strong> wet van 15<br />

september 2006 is gewor<strong>de</strong>n 114 , is - net als <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 115<br />

108<br />

Zie b.v R.v.St., Paulus, nr. 3.479, 11 juni 1954 (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> berekening van termijnen is art. 1033 van<br />

het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, thans art. 53 Ger.W. niet van toepassing <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

administratieve rechtscolleges, tenzij <strong>de</strong> bepalingen tot regeling van <strong>de</strong> administratieve procedure<br />

daarnaar verwijzen).<br />

109<br />

Zie in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, G. DEBERSAQUES en J. BAERT, o.c. p. 365, noot<br />

1758 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak.<br />

110<br />

Zie o.m. op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, R.v.St., Deroep, nr. 16.361, 9 april 1974 en<br />

het verslag aan <strong>de</strong> Regent dat aan het Procedurereglement <strong>voor</strong>afgaat (B.S., 23-24 augustus 1948,<br />

6822; MAST, A., DUJARDIN, J., VAN DAMME, M. en VANDE LANOTTE, J., o.c., p. 1107, nr. 1042;<br />

LAMBRECHTS, W., o.c., 238.<br />

111<br />

De Memorie van toelichting stelt inzon<strong>de</strong>rheid dat het <strong>de</strong> “uitdrukkelijke wil is van <strong>de</strong> regering dat <strong>de</strong><br />

procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zoveel als mogelijk aansluit <strong>bij</strong> die<br />

welke geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. […] De procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State geldt als een<br />

vorm van gemeenrechtelijke procedure [en] heeft bovendien als <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van<br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> begrippen en rechtsfiguren kan wor<strong>de</strong>n teruggegrepen naar die van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State”:<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 116.<br />

112<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 91<br />

113<br />

Ibid., 92. Met toepassing van het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> wordt <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld het begrip “mid<strong>de</strong>l” uit artikel 39/69,<br />

§ 1, twee<strong>de</strong> lid, 4°, Vr.W. geïnterpreteerd in <strong>de</strong> zin van artikel 2 van het Besluit van <strong>de</strong> Regent van<br />

23augustus 1948 tot regeling van <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

114<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 117.<br />

21


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

<strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen van inquisitoriale aard. Dit<br />

houdt in dat <strong>de</strong> leiding van <strong>de</strong> rechtspleging aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is opgedragen en niet, zoals in<br />

het burgerlijk procesrecht, aan <strong>de</strong> partijen is overgelaten 116 .<br />

Net als dat dit het geval is inzake <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, vloeien uit <strong>de</strong><br />

inquisitoriale aard van <strong>de</strong> rechtspleging belangrijke gevolgen <strong>voor</strong>t :<br />

1° De me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling van procedurestukken (verzoekschriften, memories, ….) geschiedt<br />

– binnen <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> termijnen - niet door <strong>de</strong> zorgen van <strong>de</strong> partijen, maar door<br />

bemid<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> griffie;<br />

2° De <strong>Raad</strong> is bevoegd om, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tussenkomst van enig orgaan van het actief<br />

bestuur, rechtstreeks briefwisseling te voeren met <strong>de</strong> partijen en hij is gerechtigd<br />

alle beschei<strong>de</strong>n en inlichtingen omtrent <strong>de</strong> zaken waarover hij zich uit te spreken<br />

heeft, door <strong>de</strong>ze partijen te doen overleggen (art. 39/62 Vr.W.). Dit is niet enkel<br />

van belang wanneer bv. een partij verzuimd heeft een bepaald stuk neer te<br />

leggen, maar om ook een vernietigingsbeslissing door <strong>de</strong> raad in volle<br />

rechtsmacht te vermij<strong>de</strong>n. Immers <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is niet gehou<strong>de</strong>n om te wachten tot<br />

<strong>de</strong> terechtzitting om te conclu<strong>de</strong>ren dat zij over onvoldoen<strong>de</strong> essentiële elementen<br />

beschikt om zich over <strong>de</strong> zaak uit te spreken. Zulks gebrek kan opgevangen<br />

wor<strong>de</strong>n door een schrijven, uitgaan<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, met een verzoek tot<br />

aanvullen<strong>de</strong> informatie omtrent bepaal<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> asielaanvraag. 117 In <strong>de</strong><br />

praktijk zullen die vragen gesteld wor<strong>de</strong>n hetzij on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vorm van een<br />

afzon<strong>de</strong>rlijke brief, hetzij gevoegd wor<strong>de</strong>n als <strong>bij</strong>lage <strong>bij</strong> <strong>de</strong> oproeping;<br />

3° De verzoeker dient mee te werken aan <strong>de</strong> procesvoering. Zo dient hij ter<br />

terechtzitting aanwezig te zijn of vertegenwoordigd te zijn (art. 39/59, §2 Vr.W.).<br />

Laattijdige memories hebben <strong>de</strong> toepassing van <strong>de</strong> “hak<strong>bij</strong>lprocedure” tot gevolg<br />

(zie art. 39/59, §1Vr.W.). Aangezien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

rechtstreeks briefwisseling kan voeren met <strong>de</strong> partijen tenein<strong>de</strong> hem alle<br />

inlichtingen omtrent het geschil waarover hij zich dient uit te spreken te doen<br />

toekomen, 118 kan naar analogie met <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake<br />

het niet reageren op vragen van het auditoraat, wor<strong>de</strong>n gere<strong>de</strong>neerd dat indien<br />

een partij zulk een verzoek om inlichtingen naast zich neerlegt, ook <strong>de</strong> verzoeker<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn belang teloor zal zien gaan. Er kan o.i. in dit geval wor<strong>de</strong>n<br />

gesteld dat <strong>de</strong> verzoeker geen me<strong>de</strong>werking heeft verleend aan <strong>de</strong> procesvoering;<br />

4° De kamer beslist of een afstand van geding of van rechtsvor<strong>de</strong>ring kan wor<strong>de</strong>n<br />

bewilligd;<br />

5° De <strong>Raad</strong> beslist over <strong>de</strong> dagstelling;<br />

6° De nietigheid van onregelmatige proceshan<strong>de</strong>lingen is het rechtstreekse gevolg<br />

van <strong>de</strong> vaststelling dat <strong>de</strong> organieke wet van openbare or<strong>de</strong> is.<br />

115 A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., nr. 1043, p. 1109-1110. Cfr. S.<br />

LUST, “De gewone procedure in het administratief kort geding” in G. DEBERSAQUES, M. VAN DAMME, S.<br />

DE CLERCQ en G. LAENEN, <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar procedurele<br />

hernieuwing, o.c., (87) 93 en <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak.<br />

116 A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., nr. 1043, p. 1109. die ook <strong>de</strong><br />

verantwoording van <strong>de</strong>ze aard uiteenzet. O.i. geldt eenzelf<strong>de</strong> verantwoording ten aanzien van <strong>de</strong><br />

procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>.<br />

117 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, l.c., 123; zie naar analogie art. 7 Koninklijk besluit van 9 juli 2000<br />

hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot<br />

het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 15 juli 2000.<br />

118 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001,<br />

117.<br />

22


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

28. Toch is er een fundamenteel verschil met <strong>de</strong> procedure die geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van<br />

State, m.n. inzake <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksbevoegdheid: <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> belast zich niet met aanvullend<br />

on<strong>de</strong>rzoek op straffe van an<strong>de</strong>rs buiten zijn door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaal<strong>de</strong><br />

bevoegdhe<strong>de</strong>n te gaan. Het inquisitoriale karakter van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen doet vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zélf <strong>de</strong> nodige<br />

on<strong>de</strong>rzoeksda<strong>de</strong>n kan stellen, dit is echter niet het geval. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen mag, in tegenstelling tot <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, zelf geen<br />

on<strong>de</strong>rzoeksda<strong>de</strong>n stellen.<br />

Enige nuancering is hier echter op zijn plaats: <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> mag, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong> wet bepaald, <strong>bij</strong> een procedure in volle rechtsmacht, nieuwe gegevens in aanmerking<br />

nemen. De <strong>Raad</strong> zal echter enkel “nieuwe gegevens” in aanmerking nemen wanneer aan<br />

twee cumulatieve <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is voldaan. Vooreerst moeten <strong>de</strong> nieuwe gegevens<br />

opgenomen zijn in het oorspronkelijke verzoekschrift (of in het verzoekschrift tot<br />

tussenkomst) en op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats moet <strong>de</strong> verzoeker of tussenkomen<strong>de</strong> partij<br />

aantonen dat hij <strong>de</strong>ze nieuwe gegevens niet vroeger, in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> administratieve<br />

procedure heeft hunnen inroepen. In afwijking van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n én met het oog op<br />

een goe<strong>de</strong> rechtsbe<strong>de</strong>ling, kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> beslissen om élk nieuw gegeven dat hem ter<br />

kennis wordt gebracht door partijen, mét inbegrip van hun verklaringen ter<br />

terechtzitting, in aanmerking te nemen.<br />

Wanneer <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> hiertoe beslist, dan moeten <strong>de</strong> gegevens (art. 39/76, §1, 2 e lid Vr. W.)<br />

- steun vin<strong>de</strong>n in het rechtsplegingdossier;<br />

- van die aard zijn dat ze op een zekere wijze het gegrond of ongegrond karakter<br />

van het beroep kunnen aantonen;<br />

- niet eer<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> procedure meege<strong>de</strong>eld kunnen zijn.<br />

De hierboven opgesom<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn enkel van belang <strong>voor</strong> het in aanmerking<br />

nemen van <strong>de</strong> nieuwe gegevens. Of <strong>de</strong>ze gegevens al dan niet relevant zijn, wordt<br />

autonoom door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> beslist in het ver<strong>de</strong>re verloop van <strong>de</strong> procedure.<br />

3. De schriftelijke aard van <strong>de</strong> rechtspleging<br />

29. Naast inquisitoriaal verloopt <strong>de</strong> rechtspleging <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ook hoofdzakelijk<br />

schriftelijk. Partijen en hun raadslie<strong>de</strong>n mogen hun opmerkingen ter terechtzitting<br />

mon<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong>dragen, doch kunnen géén an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len aanvoeren dan die welke ze<br />

in hun procedurestuk (verzoekschrift of nota) hebben uiteengezet (art. 39/60 Vr.W.). 119<br />

De <strong>voor</strong>zitter on<strong>de</strong>rvraagt <strong>de</strong> partijen indien dit noodzakelijk is (art. 14, twee<strong>de</strong> lid, PR<br />

RvV).<br />

Ook hier is enige nuancering op zijn plaats wanneer nieuwe gegevens wor<strong>de</strong>n<br />

aangebracht. 120<br />

4. De summiere aard van <strong>de</strong> rechtspleging<br />

30. Tot slot dient nog te wor<strong>de</strong>n stilgestaan <strong>bij</strong> <strong>de</strong> summiere aard van <strong>de</strong> rechtspleging.<br />

Hieruit vloeit <strong>voor</strong>t dat een eenvoudig verzoekschrift volstaat om een zaak <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

aanhangig te maken. Vanzelfsprekend dient dit verzoekschrift wél te voldoen aan <strong>de</strong> in<br />

<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet (art. 39/69 Vr. W.) dui<strong>de</strong>lijke, op straffe van nietigheid<br />

<strong>voor</strong>geschreven, ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Tevens kunnen partijen zich ter<br />

119 Ibid.., 122.<br />

120 Zie supra<br />

23


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

terechtzitting laten vertegenwoordigen door een advocaat, zon<strong>de</strong>r dat zij hiertoe<br />

verplicht zijn.<br />

Voortvloeiend uit <strong>de</strong> summiere aard van <strong>de</strong> rechtspleging is <strong>de</strong> wijze van verzending van<br />

<strong>de</strong> processtukken. 121 Op grond van artikel 3, §1 Pr RvV dienen alle processtukken aan <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> te wor<strong>de</strong>n toegezon<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> aangetekend schrijven (met als belangrijkste<br />

uitzon<strong>de</strong>ring in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>bij</strong> fax of per bo<strong>de</strong>). De<br />

stukken uitgaan<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> partijen verzon<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> aangetekend<br />

schrijven tegen ontvangstbewijs tenzij o.m. in geval van uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid <strong>bij</strong> fax (art. 3, §2, PR. RvV).<br />

Tot slot vloeit uit <strong>de</strong> summiere aard van <strong>de</strong> procedure én uit het inquisitoriaal karakter<br />

van <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong>t dat enkel met <strong>de</strong> in het procedureregeling <strong>voor</strong>ziene<br />

proce<strong>de</strong>urestukken rekening wordt gehou<strong>de</strong>n. Niet in het procedurereglement <strong>voor</strong>ziene<br />

nota’s, pleitnota’s, repliekmemories wor<strong>de</strong>n om die re<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten geweerd.<br />

§2. De rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen: het<br />

instellen van <strong>de</strong> procedure<br />

1. Algemeen<br />

31. Het inlei<strong>de</strong>n van een procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> gebeurt door mid<strong>de</strong>l van een<br />

verzoekschrift. Dit moet voldoen aan een aantal ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n.<br />

Traditioneel on<strong>de</strong>rscheidt men <strong>de</strong> primaire en <strong>de</strong> procedurele<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. 122<br />

32. Primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n hebben betrekking op <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong><br />

verzoeker of op <strong>de</strong> bestuurshan<strong>de</strong>ling in kwestie. Het betreft:<br />

• rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

• het <strong>voor</strong>werp van het beroep<br />

• belang in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker.<br />

• procesbekwaamheid.<br />

• tijdigheid van het beroep.<br />

33. Procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n hebben betrekking op <strong>de</strong> wijze waarop het<br />

annulatieberoep moet wor<strong>de</strong>n ingesteld. De procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

staan in <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet én in het PR RvV ingeschreven. Zij hebben betrekking op:<br />

a. <strong>de</strong> bestand<strong>de</strong>len van het verzoekschrift (art. 39/69 Vreem<strong>de</strong>lingenwet)<br />

b. taal van <strong>de</strong> rechtspleging<br />

c. woonplaatskeuze<br />

d. aanwezigheid van <strong>de</strong> partijen behou<strong>de</strong>ns in het geval van overmacht.<br />

Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat net zoals het geval is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State, <strong>de</strong> ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van openbare or<strong>de</strong> te zijn. De<br />

ontvankelijkheid van een beroep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen zal dus<br />

mutatis mutandis ambtshalve on<strong>de</strong>rzocht moeten wor<strong>de</strong>n. 123<br />

34. De primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van het verzoekschrift zijn, ongeacht <strong>de</strong><br />

procedure vrijwel gelijk. Bij <strong>de</strong> procedurele ontvankelijkheid moet een on<strong>de</strong>rscheid<br />

121 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 1045.<br />

122 Voor het on<strong>de</strong>rscheid in <strong>de</strong> ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zie o.a. A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN<br />

DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 953; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c, 2.; G.<br />

DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek<br />

naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c.,164.<br />

123 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. II.<br />

24


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

gemaakt wor<strong>de</strong>n naargelang <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bevoegd is in volle rechtsmacht of als<br />

annulatierechter, met schorsingsbevoegdheid.<br />

2. Primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />

a. Rechtsmacht<br />

35. In het vorige hoofdstuk is <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> vreem<strong>de</strong>lingenzaken<br />

uitgebreid omschreven. Het is <strong>bij</strong>gevolg niet nodig hierop terug te komen.<br />

b. Het <strong>voor</strong>werp van het beroep<br />

36. In overeenstemming met <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van state dient er op wor<strong>de</strong>n<br />

gewezen dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n waaraan een bestre<strong>de</strong>n beslissing moet voldoen opdat zij<br />

vatbaar is <strong>voor</strong> een beroep, niet beschouwd wor<strong>de</strong>n als <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het bepalen<br />

van <strong>de</strong> bevoegdheid, doch als ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. 124 De bestre<strong>de</strong>n beslissing<br />

vormt immers het <strong>voor</strong>werp van het beroep. 125<br />

37. Essentieel <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>ling is dat het beroep geduren<strong>de</strong> het volledige verloop van<br />

<strong>de</strong> procedure zijn <strong>voor</strong>werp dient te behou<strong>de</strong>n. Omdat <strong>de</strong> ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n,<br />

en <strong>bij</strong>gevolg ook het <strong>voor</strong>werp, <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong> aanbelangen dient <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen ambtshalve te on<strong>de</strong>rzoeken of het beroep nog een <strong>voor</strong>werp<br />

heeft. 126<br />

Binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux stelt dit probleem zich hoofdzakelijk wanneer het<br />

beroep een verwij<strong>de</strong>ringmaatregel betreft. Indien <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ringmaatregel, in <strong>de</strong> loop<br />

van het geding werd uitgevoerd en <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling als gevolg daarvan het grondgebied<br />

heeft verlaten, dan is het beroep zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp gewor<strong>de</strong>n. 127 Ook <strong>de</strong> intrekking van <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n beslissing doet het <strong>voor</strong>werp van het beroep verdwijnen. 128 Nog kan een<br />

navolgen<strong>de</strong> administratieve han<strong>de</strong>ling, <strong>de</strong> rechtsgevolgen die <strong>voor</strong>tvloeien uit <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n beslissing teniet doen. 129<br />

c. Het vereiste belang<br />

38. Op grond van <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State dient het belang als<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> als volgt ge<strong>de</strong>finieerd te wor<strong>de</strong>n : “het belang als<br />

ontvankelijkheidvereiste <strong>voor</strong> een annulatieberoep [vertoont] een objectief en een<br />

subjectief aspect; dat het objectief aspect bestaat in een door een administratieve<br />

rechtshan<strong>de</strong>ling bena<strong>de</strong>eld zijn, het subjectief in een zich bena<strong>de</strong>eld voelen in voldoen<strong>de</strong><br />

mate om met een annulatieberoep tegen <strong>de</strong> na<strong>de</strong>el berokken<strong>de</strong> administratieve<br />

124 Ibid., randnr. 2 ; <strong>voor</strong> een uitvoerige behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> ontvankelijkheid wat het <strong>voor</strong>werp van <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling betreft, zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,, randnrs. 1-84 en G.<br />

DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek<br />

naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c., 179-191.<br />

125 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” in l.c., 179.<br />

126 Ibid., 189; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 4.<br />

127 R.v.St.. nr. 67.259 van 2 juli 1997; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 4, voetnoot 24.<br />

128 R.v.St.. nr. 108.365 van 24 juni 2002 ; R.v.St.. nr. 93.027 van 5 februari 2001; G. DEBERSAQUES,<br />

“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,190; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 270.<br />

129 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,190-191 ; Voor <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en<br />

toepassingen uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreffen<strong>de</strong> een doelloos beroep in het<br />

vreem<strong>de</strong>lingencontentieux kan verwezen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> opsomming en referenties aldaar.<br />

25


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

rechtshan<strong>de</strong>ling op te komen; dat bei<strong>de</strong> aspecten aanwezig moeten zijn opdat een<br />

annulatieberoep ontvankelijk ingesteld zou zijn en zou blijven” 130<br />

Concreet betekent dit dat een belang bestaat uit twee componenten: enerzijds moet <strong>de</strong><br />

vernietiging (of in het geval van volle rechtsmacht <strong>de</strong> hervorming) van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing aan <strong>de</strong> verzoeker een direct en persoonlijk <strong>voor</strong><strong>de</strong>el verschaffen. 131 An<strong>de</strong>rzijds<br />

moet het belang actueel, persoonlijk, rechtstreeks, geoorloofd en zeker zijn. Specifiek<br />

<strong>voor</strong> het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux zijn <strong>voor</strong>namelijk van belang het actueel en<br />

geoorloofd karakter van het belang. Binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux wor<strong>de</strong>n<br />

slechts individuele beslissingen genomen die, in het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gevallen <strong>de</strong><br />

rechtstoestand van <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling ongunstig beïnvloe<strong>de</strong>n. Dit maakt dat men er van uit<br />

kan gaan dat het belang vrijwel steeds persoonlijk en rechtstreeks zal zijn. 132<br />

Het actueel karakter van het belang brengt met zich mee dat het belang vanzelfsprekend<br />

<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n moet zijn op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> alsook op het ogenblik waarop <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> uitspraak zal doen over het beroep. 133 Een<br />

belang kan immers in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> procedure teloorgaan, zodat het beroep<br />

onontvankelijk wordt. Specifiek <strong>voor</strong> wat het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux betreft, kan het<br />

belang teloorgaan wanneer <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing vervangen wordt 134 , haar volle<br />

uitwerking heeft gehad 135 of indien <strong>de</strong> verzoeker in <strong>de</strong> loop van het geding volledige<br />

genoegdoening heeft gehad. 136 De vereiste dat het belang moet blijven bestaan<br />

geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> loop van het geding brengt met zich mee dat <strong>de</strong> verzoeker, ook na het<br />

instellen van zijn beroep, blijk moet geven van een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> en onon<strong>de</strong>rbroken<br />

belangstelling in <strong>de</strong> procesgang. 137 Dit maakt dat <strong>de</strong> verzoeker in een procedure, alle<br />

130 R.v.St. nr. 53.062 van 27 april 1995.<br />

131 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 958; G. DEBERSAQUES,<br />

“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,196; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 211 en 312-318;<br />

27; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c., 202-204.<br />

132 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,198-199.<br />

133 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 254 en 264-298; S. LUST, <strong>Rechtsbescherming</strong> tegen een<br />

(administratieve) <strong>overheid</strong>, Gent, stu<strong>de</strong>ntencursus 2006-2007, 105.<br />

134 Een vervanging van een beslissing door een nieuwe, <strong>de</strong>finitieve, beslissing kan immers beschouwd<br />

wor<strong>de</strong>n als een opheffing van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling. Voorbeel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> rechtspraak zijn: R.v.St.. nr.<br />

97.867 van 13 juli 2001 (“dat hieruit volgt dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing is vervangen door een nieuwe,<br />

recentere en <strong>de</strong>finitieve beslissing; dat een eventueel tussen te komen vernietiging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing niet kan lei<strong>de</strong>n tot het rechtsherstel dat <strong>de</strong> verzoekster nastreeft; dat <strong>de</strong>rhalve het belang in<br />

hoof<strong>de</strong> van verzoekster verloren is gegaan;”) R.v.St. 103.695 van 18 februari 2002 .<br />

135 Deze vorm van teloorgang van het belang kan eveneens gecatalogeerd wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r het doelloos<br />

wor<strong>de</strong>n van het beroep wegens het teniet gaan van het <strong>voor</strong>werp ervan: G. DEBERSAQUES, “Het<br />

contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,200. Voor <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en toepassingen uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State betreffen<strong>de</strong> een doelloos beroep in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux kan verwezen wor<strong>de</strong>n<br />

naar <strong>de</strong> opsomming en referenties aldaar gegeven in het ka<strong>de</strong>r van het doelloos beroep (ibid. 190-191).<br />

136 Ook hier is het doelloos wor<strong>de</strong>n van het beroep omwille van het teniet gaan van het <strong>voor</strong>werp ervan<br />

en het teloorgaan van het belang moeilijk van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Voorbeel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> rechtspraak<br />

waar <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State waarin beslist wordt tot het teloorgaan van het belang: R.v.St.. nr. 92.634 van<br />

25 januari 2001 (“dat dient te wor<strong>de</strong>n vastgesteld dat verzoeker na het gegeven bevel een tij<strong>de</strong>lijk<br />

verblijfsrecht heeft verkregen; dat het bevel van eer<strong>de</strong>re datum <strong>de</strong>rhalve geen uitwerking meer kan<br />

hebben; dat verzoeker aldus geen belang heeft <strong>bij</strong> on<strong>de</strong>rhavig beroep,”); R.v.St.. nr. 103.791 van 21<br />

februari 2002 (“dat <strong>de</strong>rhalve op grond van <strong>de</strong>ze machtiging tot verblijf het thans bestre<strong>de</strong>n bevel om het<br />

grondgebied te verlaten niet langer rechtsgeldig ten uitvoer kan wor<strong>de</strong>n gelegd; dat <strong>bij</strong>gevolg<br />

ambtshalve wordt vastgesteld dat <strong>de</strong> verzoeker geen belang meer heeft <strong>bij</strong> <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring”); Zie ook G.<br />

DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek<br />

naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c., 201.<br />

137 Dit naar analogie met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> sanctie die, wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, geldt t.a.v. <strong>de</strong> verzoeker<br />

die niet meewerkt met het auditoraat. Zie R.v.St. nr. 163.775 van 19 oktober 2006 (“Overwegen<strong>de</strong> dat<br />

een verzoeken<strong>de</strong> partij, wil zij haar belang <strong>bij</strong> het ingestel<strong>de</strong> beroep bewaren, een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> en<br />

onon<strong>de</strong>rbroken belangstelling <strong>voor</strong> haar proces moet vertonen; dat zij om die re<strong>de</strong>n verplicht is haar<br />

me<strong>de</strong>werking aan <strong>de</strong> rechter te verlenen telkens wanneer zij daartoe wordt verzocht; dat wanneer haar<br />

26


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

door <strong>de</strong> bevoeg<strong>de</strong> rechter gevraag<strong>de</strong> inlichtingen dient te verschaffen. Doet hij dit niet,<br />

dan ziet hij zijn belang teloorgaan. 138 Aangezien ook <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen rechtstreeks briefwisseling kan voeren met <strong>de</strong> partijen<br />

tenein<strong>de</strong> alle inlichtingen omtrent het geschil waarover zij zich dient uit te spreken te<br />

doen toekomen, 139 kan immers wor<strong>de</strong>n gere<strong>de</strong>neerd dat indien een partij zulk een<br />

verzoek om inlichtingen naast zich neerlegt, ook <strong>de</strong> verzoeker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn belang<br />

teloor zal zien gaan. Men mag immers aannemen dat, indien <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

inlichtingen aan een partij vraagt, <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> gegevens essentieel zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

oplossing van het geschil.<br />

Naast actueel dient het belang ook geoorloofd, d.i. wettig te zijn. Indien het ingedien<strong>de</strong><br />

beroep in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel “Fraus omnia corrumpit”, dan zal<br />

verzoeker niet kunnen doen blijken van een geoorloofd belang. 140<br />

d. De procesbekwaamheid<br />

39. Traditioneel wordt een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt tussen <strong>de</strong> bekwaamheid om een<br />

rechtsgeding aan te gaan en <strong>de</strong> procesbevoegdheid. Het laatste heeft betrekking op het<br />

vermogen om een geschil <strong>bij</strong> <strong>de</strong> rechter aan te brengen en het verzoek erover uitspraak<br />

te doen. 141 Voor wat <strong>de</strong> procesbekwaamheid betreft, gel<strong>de</strong>n er geen <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />

bepalingen inzake <strong>de</strong> rechts- en han<strong>de</strong>lingsbekwaamheid die vereist is om in rechte op te<br />

tre<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Dit maakt dat het gemeen recht van toepassing is. De verzoeker<br />

moet <strong>bij</strong>gevolg han<strong>de</strong>lingsbekwaam zijn om een procedure <strong>bij</strong> dit rechtscollege te kunnen<br />

instellen. 142 Dit maakt dat min<strong>de</strong>rjarigen moeten wor<strong>de</strong>n <strong>bij</strong>gestaan door een voogd en<br />

onbekwame volwassenen door een wettelijke vertegenwoordiger. Volgens <strong>de</strong> regels van<br />

het internationaal privaatrecht, is het <strong>de</strong> nationale wet van betrokkene die bepaalt of <strong>de</strong><br />

verzoeker al dan niet meer<strong>de</strong>rjarig is 143 en wordt <strong>de</strong> vaststelling van <strong>de</strong> onbekwaamheid<br />

van een volwassene beheerst door het recht van <strong>de</strong> Staat op wiens grondgebied die<br />

persoon zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van <strong>de</strong> feiten die aanleiding geven<br />

tot <strong>de</strong> goedkeuring van beschermingsmaatregelen 144 . Concreet betekent dit dat een<br />

han<strong>de</strong>lingsonbekwame meer<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling in België eerst het <strong>voor</strong>werp moet<br />

hebben uitgemaakt van een burgerlijke procedure, naar Belgisch recht, tot vaststelling<br />

belang in vraag wordt gesteld, zij daarover een standpunt moet innemen;”); R.v.St.. nr. 126.331 van 11<br />

<strong>de</strong>cember 2003; R.v.St.; nr. 92.421 18 januari 2001; zie ook J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />

randnr. 281-283.<br />

138 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 283. Zie ook supra.<br />

139 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer, zittingsjaar 51, nr. 2479/001,<br />

117.<br />

140 De toepassingen in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 89.451 van 31 augustus 2000<br />

(“Overwegen<strong>de</strong> dat in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing wordt besloten tot <strong>de</strong> bedrieglijkheid van <strong>de</strong> asielaanvraag<br />

[…] dat er geen gunstig gevolg kan wor<strong>de</strong>n verleend aan een beroep waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij <strong>de</strong><br />

Overheid <strong>bij</strong> het nemen van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing bewust heeft pogen te mislei<strong>de</strong>n; dat hieruit volgt<br />

dat het beroep niet ontvankelijk is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatige belang;<br />

dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring onontvankelijk is,”); R.v.St.. nr. 98.827 van 12 september 2001 (“dat <strong>bij</strong> toepassing<br />

van het algemeen rechtsbeginsel "fraus omnia corrumpit" <strong>de</strong> ingestel<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen niet ontvankelijk<br />

zijn”); R.v.St.. nr. 97.207 van 28 juni 2001 (“dat overeenkomstig het algemeen rechtsbeginsel, fraus<br />

omnia corrumpit, geen gunstig gevolg kan wor<strong>de</strong>n verleend aan het beroep van een vreem<strong>de</strong>ling die een<br />

twee<strong>de</strong> asielaanvraag heeft ingediend on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>ntiteit; dat dit zeker het geval is wanneer dit<br />

bedrog niet wordt betwist door <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij; dat hieruit volgt dat het beroep niet-ontvankelijk<br />

is wegens ontstentenis van het wettelijk vereiste rechtmatig belang,”).<br />

141 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 954; G. DEBERSAQUES,<br />

“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n” l.c.,195.<br />

142 G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,191.<br />

143 art. 34 Wetboek Internationaal Privaatrecht. Met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> Staatloze <strong>voor</strong> wie, op grond<br />

van art. 3§3 Wetboek internationaal Privaatrecht wordt aangeknoopt <strong>bij</strong> zijn gewone verblijfplaats.<br />

144 art. 35 Wetboek Internationaal Privaatrecht.<br />

27


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

van zijn onbekwaamheid, waar<strong>bij</strong> hem een wettelijke vertegenwoordiger wordt<br />

toegewezen, <strong>voor</strong>aleer hij door mid<strong>de</strong>l van zijn vertegenwoordiger een beroep kan<br />

instellen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>.<br />

Voor een min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling moet een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt wor<strong>de</strong>n tussen een<br />

niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling en een door zijn ou<strong>de</strong>rs of voogd begelei<strong>de</strong><br />

min<strong>de</strong>rjarige.<br />

Bij een niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>ling wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> normaal van toepassing<br />

zijn<strong>de</strong> regels van het internationaal privaatrecht terzij<strong>de</strong> geschoven. Omwille van <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>rangsregel, vervat in art. 5 van <strong>de</strong> wet van 24 <strong>de</strong>cember 2002 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

voogdij over niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarigen 145 , wordt als min<strong>de</strong>rjarig beschouwd <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>ling on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar. Aangezien <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet, noch het<br />

procedurereglement <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, noch enige an<strong>de</strong>re<br />

bepaling betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong><br />

verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, het stilzwijgen bewaren omtrent het vaststellen van <strong>de</strong><br />

min<strong>de</strong>rjarigheid van een begelei<strong>de</strong> ‘min<strong>de</strong>rjarige’ vreem<strong>de</strong>ling, kan wor<strong>de</strong>n aangenomen<br />

dat in <strong>de</strong>ze wél <strong>de</strong> normaal toepasselijke regels van het internationaal privaatrecht<br />

gel<strong>de</strong>n. Dit maakt dat men dus <strong>voor</strong> een begelei<strong>de</strong> ‘min<strong>de</strong>rjarige’ moet nagaan of hij<br />

volgens zijn nationaal recht al dan niet min<strong>de</strong>rjarig is om te kunnen vaststellen of hij<br />

over <strong>de</strong> vereiste han<strong>de</strong>lingsbekwaamheid beschikt. 146<br />

40. Betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> procesbekwaamheid van min<strong>de</strong>rjarigen moeten nog twee<br />

kanttekeningen wor<strong>de</strong>n geplaatst.<br />

Ten eerste is <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing ingesteld door een min<strong>de</strong>rjarige ontvankelijk,<br />

daar <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing een bewarend karakter heeft. 147 In <strong>de</strong> praktijk zal <strong>de</strong><br />

min<strong>de</strong>rjarige enkel van <strong>de</strong>ze mogelijkheid gebruik kunnen maken in <strong>de</strong> procedure van<br />

schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid. Immers een gewone<br />

schorsingsprocedure, als dusdanig, staat in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux niet op<br />

zichzelf, maar vormt een accessorium van een beroep tot vernietiging, wat maakt dat<br />

een min<strong>de</strong>rjarige niet over <strong>de</strong> vereiste procesbekwaamheid zal beschikken om het<br />

annulatieberoep in te stellen .<br />

De twee<strong>de</strong> kanttekening heeft betrekking op <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarige met het ‘vereiste<br />

on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen’. Ingevolge <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zou <strong>de</strong>ze<br />

een annulatieberoep kunnen instellen wanneer dit beroep betrekking heeft op strikt<br />

persoonlijke rechten. Het spreekt <strong>voor</strong> zich dat in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux enkel<br />

145 Wet van 24 <strong>de</strong>cember 2002 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> voogdij over niet-begelei<strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarigen, B.S. 31<br />

<strong>de</strong>cember 2002. Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze wet enkel van toepassing is op niet-begelei<strong>de</strong><br />

min<strong>de</strong>rjarige vreem<strong>de</strong>lingen die géén on<strong>de</strong>rdaan zijn van een land dat lid is van <strong>de</strong> Europese<br />

Economische Ruimte.<br />

146 Art. 34 Wetboek Internationaal Privaatrecht; <strong>voor</strong> een toepassing van <strong>de</strong>ze theorie in <strong>de</strong> rechtspraak<br />

van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 38.780 van 18 februari 1992 (“Overwegen<strong>de</strong> dat het verzoekschrift<br />

ingediend is door…; […], naar Turks recht een meer<strong>de</strong>rjarige; dat geen stuk overgelegd wordt waaruit<br />

blijkt dat er te zijnen opzichte enige beschermingsmaatregel genomen is of dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r toelaat als<br />

wettelijke vertegenwoordiger van zijn zoon <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> beslissing van <strong>de</strong> beroepskamer te<br />

vor<strong>de</strong>ren; dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> nodige kwaliteit mist om zijn zoon <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State te<br />

vertegenwoordigen en het beroep <strong>de</strong>rhalve niet ontvankelijk is,) Recentere rechtspraak om <strong>de</strong>ze theorie<br />

te staven is niet <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n, doch ook G. DEBERSAQUES volgt in zijn artikel betreffen<strong>de</strong> het contentieux<br />

in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State (“Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State: een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c., 193).<br />

147 R.v.St. nr. 67.754 van 1 april 1997 (“Considérant que compte tenu du caractère personnel <strong>de</strong>s<br />

intérêts en jeu, un mineur non accompagné doit être admis à introduire seul une <strong>de</strong>man<strong>de</strong> <strong>de</strong> suspension<br />

<strong>de</strong> l’exécution immédiate <strong>de</strong> la décision du délégué du Ministre - confirmée par le Commissaire général<br />

aux réfugiés et aux apatri<strong>de</strong>s - <strong>de</strong> refus d’entrée avec refoulement, singulièrement lorsque cette<br />

<strong>de</strong>man<strong>de</strong> est introduite selon la procédure d’extrême urgence en raison <strong>de</strong> l’imminence <strong>de</strong> l’exécution <strong>de</strong><br />

la décision attaquée et que le caractère d’extrême urgence <strong>de</strong> la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> n’est pas contesté par les<br />

parties adverses ») ; S. DE TAEYE, Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Mechelen, Kluwer, 2003, randnr.<br />

23; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,194.<br />

28


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

persoonlijke rechten spelen. Bijgevolg kan, naar analogie, wor<strong>de</strong>n aangenomen dat een<br />

min<strong>de</strong>rjarige met het vereiste on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, zon<strong>de</strong>r <strong>bij</strong>stand van een ou<strong>de</strong>r of voogd, een beroep zal<br />

kunnen instellen. 148<br />

41. In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> procesbevoegdheid moet tot slot nog vermeld wor<strong>de</strong>n dat zich in<br />

het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux hieromtrent geen problemen kunnen stellen. Immers <strong>de</strong><br />

verzoeker zal steeds <strong>de</strong> natuurlijke persoon zijn <strong>voor</strong> wie het verzoekschrift is ingediend.<br />

Ingevolge <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet kàn <strong>de</strong> verzoeker zich tevens laten <strong>bij</strong>staan of<br />

vertegenwoordigen door een advocaat die het mandaat ad litem uitoefent. 149<br />

e. De beroepstermijn<br />

42. Het respecteren van <strong>de</strong> termijn waarbinnen het beroep moet ingesteld wor<strong>de</strong>n is een<br />

ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> die betrekking heeft op <strong>de</strong> wijze waarop het beroep<br />

ingesteld moet wor<strong>de</strong>n. Of <strong>de</strong> termijn door <strong>de</strong> verzoeker gerespecteerd is gewor<strong>de</strong>n,<br />

wordt afgeleid uit <strong>de</strong> datum van het beroep.<br />

Als datum van indiening van het beroep geldt enkel <strong>de</strong> datum waarop het verzoekschrift<br />

<strong>bij</strong> aangetekend schrijven aan <strong>de</strong> post is overhandigd. 150 Dit maakt dat een<br />

verzoekschrift niet geldig ter griffie kan wor<strong>de</strong>n neergelegd, noch in <strong>de</strong> brievenbus van<br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> kan ge<strong>de</strong>poneerd wor<strong>de</strong>n en evenmin <strong>bij</strong> gewone brief of op een an<strong>de</strong>re wijze –<br />

bv. <strong>bij</strong> taxipost- <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> kan toekomen. 151 De ratio legis van <strong>de</strong>ze regel is het<br />

148<br />

Toepassingen uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: R.v.St. nr. 106.508 van 13 mei 2002 (“dat,<br />

wat <strong>de</strong> min<strong>de</strong>rjarigheid van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij ten tij<strong>de</strong> van haar asielaanvraag betreft, zij zich hierop<br />

niet rechtmatig kan steunen nu zij el<strong>de</strong>rs in het verzoekschrift, namelijk on<strong>de</strong>r het kopje<br />

ontvankelijkheid, zelf <strong>de</strong> stelling ontwikkelt dat zij gezien haar leeftijd en gezien het feit dat zij<br />

zelfstandig <strong>de</strong> erkenningsprocedure heeft opgestart, over voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheidingsvermogen beschikt<br />

om zelf een beroep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in te dienen”) R.v.St. nr. 77.847 van 28 <strong>de</strong>cember 1998<br />

(“Considérant, quant à la recevabilité ratione personae, que le <strong>de</strong>man<strong>de</strong>ur est mineur d’âge; qu’en<br />

principe, le mineur non émancipé n’a pas la capacité requise pour introduire personnellement une<br />

requête au Conseil d’Etat et doit, conformément au droit commun, être représenté par son père, sa mère<br />

ou son tuteur; que toutefois, dès lors qu’un mineur d’âge est en mesure d’accomplir un acte juridique, en<br />

l’espèce d’introduire une <strong>de</strong>man<strong>de</strong> <strong>de</strong> reconnaissance <strong>de</strong> la qualité <strong>de</strong> réfugié, il doit être considéré<br />

comme juridiquement capable d’accomplir tous les actes relatifs à cette procédure, en ce compris les<br />

recours à introduire <strong>de</strong>vant le Conseil d’Etat; que la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> est recevable”); R.v.St. nr. 60.097 van 11<br />

juni 1996 (“Considérant, quant à la recevabilité ratione personae du présent recours, que le requérant<br />

est mineur d'âge, étant actuellement âgé <strong>de</strong> 17 ans; qu'en principe, le mineur non émancipé n'a pas la<br />

capacité requise pour introduire personnellement une requête au Conseil d'Etat et doit, conformément au<br />

droit commun, être représenté par son père, sa mère ou son tuteur; qu'en l'espèce, il faut toutefois<br />

considérer que la requête tendant à la suspension <strong>de</strong> l'exécution d'une décision rejetant, au sta<strong>de</strong> <strong>de</strong> la<br />

recevabilité, la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> d'asile, est un acte qui revêt un caractère à ce point personnel qu'il peut être<br />

accompli par un mineur qui n'est plus un "infans"; que la <strong>de</strong>man<strong>de</strong> est recevable”); S. DE TAEYE, o.c.,<br />

randnr. 23; G. DEBERSAQUES, “Het contentieux in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State: een<br />

on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> primaire ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n”, l.c.,194.<br />

149<br />

art. 39/56, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid Vr. W. Enkel een advocaat en geen an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>r<strong>de</strong> heeft dit recht. De advocaat<br />

heeft het monopolie ad litem.<br />

150<br />

Koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, Verslag aan <strong>de</strong> Koning, art. 3, §1: naar analogie met art. 84 van het<br />

Algemeen procedurereglement (besluit van <strong>de</strong> regent van 23 augustus 1948 tot regeling van <strong>de</strong><br />

rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State); S. DE TAEYE, o.c., randnr. 97; J.<br />

BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 419.<br />

151<br />

Art. 3 PR RvV, Verslag aan <strong>de</strong> Koning <strong>bij</strong> dit besluit, art. 3, §1; R.v.St.. nr. 76.720 van 29 oktober<br />

1998 (“Considérant que les actes attaqués ont été notifiés aux requérants le 13 avril 1994; que la<br />

requête en annulation a été envoyée par taxipost le 6 juin 1994 et non par lettre recommandée à la<br />

poste comme l’exige l’article 84 du règlement général <strong>de</strong> procédure; que, en vertu <strong>de</strong>s articles 43 et 44<br />

<strong>de</strong> l’arrêté royal du 12 janvier 1970 portant réglementation du service postal tel que modifié par l’arrêté<br />

royal du 18 octobre 1990, les envois par taxipost ne sont pas considérés comme envois recommandés;<br />

que, dès lors la requête en annulation n’a acquis date certaine que lors <strong>de</strong> l’envoi par les requérants <strong>de</strong><br />

timbres fiscaux, par lettre recommandée à la poste le 21 juin 1994, soit postérieurement au délai <strong>de</strong><br />

soixante jours prévu par l’article 4 du règlement général <strong>de</strong> procédure; que le recours est tardif et<br />

29


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

verkrijgen van een vaste, onbetwistbare datum van <strong>de</strong> indiening van het<br />

verzoekschrift. 152 Indien een verzoekschrift op onregelmatige wijze <strong>bij</strong> <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> toekomt, dan blijft <strong>de</strong> beroepstermijn lopen. Het verzoekschrift verwerft vaste<br />

datum <strong>de</strong> dag waarop vanuit <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> een aangetekend schrijven aan één<br />

van <strong>de</strong> partijen wordt gericht waarin door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> melding van het verzoekschrift wordt<br />

gemaakt. 153<br />

Voor <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> beroepstermijn wordt <strong>de</strong> kennisneming van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing als uitgangspunt genomen. Binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux moet<br />

immers elke griefhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> akte aan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling betekend wor<strong>de</strong>n. Deze<br />

verplichting vloeit <strong>voor</strong>t uit artikel 62 Vr.W., alsook uit het feit dat beslissingen die door<br />

<strong>de</strong> <strong>overheid</strong> wor<strong>de</strong>n genomen binnen het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> toegang, het verblijf en vestiging<br />

van vreem<strong>de</strong>lingen op het grondgebied op individuele wijze <strong>de</strong> rechtstoestand van <strong>de</strong><br />

vreem<strong>de</strong>ling aanbelangen. 154<br />

43. De beroepstermijn in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux gaat pas in <strong>bij</strong> <strong>de</strong> betekening<br />

van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. De berekening van <strong>de</strong> termijn hangt echter af van <strong>de</strong> wijze<br />

waarop <strong>de</strong> beslissing werd betekend. Om dit te bepalen past het om enkele algemene<br />

principes in verband met <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> termijn binnen een administratieve<br />

procedure in herinnering te brengen.<br />

• De dag van <strong>de</strong> akte die het uitgangspunt is van <strong>de</strong> termijn (<strong>de</strong><br />

zgn. dies a quo) wordt niet in <strong>de</strong> termijn begrepen, <strong>de</strong> vervaldag<br />

(dies ad quem) wel 155 ;<br />

• Is <strong>de</strong> vervaldag een zaterdag, een zondag of een wettelijke<br />

feestdag dan wordt <strong>de</strong> termijn verlengd tot <strong>de</strong> eerstvolgen<strong>de</strong><br />

werkdag 156 ;<br />

• In geval van kennisgeving <strong>bij</strong> aangetekend schrijven wordt als<br />

dag van kennisgeving beschouwd, <strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> aanbieding van<br />

het schrijven aan <strong>de</strong> woning van <strong>de</strong> bestemmeling, ongeacht of<br />

irrecevable,”); R.v.St. nr. 124.389 van 17 oktober 2003 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij <strong>de</strong><br />

memorie van antwoord niet met een ter post aangeteken<strong>de</strong> brief, zoals <strong>voor</strong>geschreven, maar per<br />

taxipost aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State heeft toegezon<strong>de</strong>n; dat, an<strong>de</strong>rs dan in het geval van <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong><br />

zending, het niet tot het wezen van <strong>de</strong> "express-koerierdienst (taxipost)" behoort dat zij tegen<br />

ontvangstbewijs ter post wordt bezorgd; dat dit kenmerk het fundamenteel verschil vormt tussen bei<strong>de</strong><br />

zendingen; dat <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> zending, precies wegens dat specifiek kenmerk, als enige geldige wijze<br />

van toesturen van <strong>de</strong> processtukken aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wordt opgelegd;”).<br />

152 Koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, Verslag aan <strong>de</strong> Koning, art. 3, §1; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />

randnr. 419 (p.372) .<br />

153 Koninklijk besluit van 21 <strong>de</strong>cember 2006 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwisitngen, Verslag aan <strong>de</strong> Koning, art. 3, §1; J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c.,<br />

randnr. 420; R.v.St. nr. 115.714 van 11 februari 2003 (“Overwegen<strong>de</strong> dat een niet met een ter post<br />

aangeteken<strong>de</strong> brief aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State verzon<strong>de</strong>n processtuk alsnog vaste datum kan verkrijgen ten<br />

gevolge van een door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ter post aangeteken<strong>de</strong> verzending van een stuk van <strong>de</strong><br />

procedure waarin melding wordt gemaakt van genoemd stuk;”) R.v.St. nr. 101.894 van 17 <strong>de</strong>cember<br />

2001 (“dat <strong>voor</strong> zover wordt aangenomen dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring vaste datum heeft gekregen ten gevolge van<br />

<strong>de</strong> door <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ter post aangeteken<strong>de</strong> verzending ervan aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong><br />

partij en <strong>de</strong> eventuele tussenkomen<strong>de</strong> partij”)<br />

154 J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 459.<br />

155 art. 4 PR RvV., naar analogie met art. 88 A.P.R. (besluit van <strong>de</strong> Regent van 23 augustus 1948 tot<br />

regeling van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State); zie ook J. BAERT en<br />

G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 433.<br />

156 Voor een opsomming van <strong>de</strong> wettelijke feestdagen, zie het Koninklijk Besluit van 18 april 1974 tot<br />

bepaling van <strong>de</strong> algemene wijze van uitvoering van <strong>de</strong> wet van 4 januari 1974 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> feestdagen<br />

(B.S. 24 april 1974). Enkel <strong>de</strong> wettelijke feestdagen wor<strong>de</strong>n bedoeld, niet <strong>de</strong> reglementaire of <strong>de</strong><br />

(brug)data waarop <strong>de</strong> post is gesloten (R.v.St., nr. 102.951, 28 januari 2002; Dit arrest bevestig<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

leer van het arrest R.v.St.,nr. 68.244, 23 september 1997, R.W. 1997-98, 121, (kritische) noot J. BAERT<br />

en G. DEBERSAQUES, “De termijnberekening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> sluiting van <strong>de</strong> Post”).Tevens<br />

dient opgemerkt te wor<strong>de</strong>n dat een sluitingsdag van <strong>de</strong> griffie géén verlenging van <strong>de</strong> termijn met zich<br />

meebrengt.<br />

30


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

<strong>de</strong>ze <strong>de</strong> zending persoonlijk in ontvangst heeft genomen of<br />

niet 157 .<br />

Inzake <strong>de</strong> termijnberekening moet een on<strong>de</strong>rscheid gemaakt wor<strong>de</strong>n naar gelang een<br />

beslissing ter kennis wordt gebracht tegen ontvangstbewijs, <strong>bij</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief met<br />

ontvangstbewijs, dan wel <strong>bij</strong> gewone brief of (gewone) aangeteken<strong>de</strong> brief.<br />

Gebeurt <strong>de</strong> betekening door mid<strong>de</strong>l van een aangetekend schrijven met<br />

ontvangstmelding (i.e. <strong>de</strong> zgn. “roze kaart”), dan gaat <strong>de</strong> termijn uiteraard in met <strong>de</strong> dag<br />

van <strong>de</strong> ontvangst van het schrijven, zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> dag vermeld op <strong>de</strong> poststempel<br />

<strong>voor</strong>komend op <strong>de</strong> (roze) ontvangstmelding. 158 : er valt immers niet in te zien – stelt het<br />

arrest Thiry 159 - waarom an<strong>de</strong>rs niet met een gewone (aangeteken<strong>de</strong>) brief kan wor<strong>de</strong>n<br />

betekend. Indien <strong>de</strong> betekening gebeurt tegen ontvangstbewijs, dan is <strong>de</strong> dies a quo <strong>de</strong><br />

dag waarop <strong>de</strong> beslissing werd afgetekend door <strong>de</strong> verzoeker dan wel waarop hij<br />

geweigerd heeft <strong>de</strong>ze af te tekenen.<br />

Wanneer <strong>de</strong> betekening gebeurt door mid<strong>de</strong>l van een gewone brief of een aangetekend<br />

schrijven, dan stelt men vast dat het PR RvV – noch wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, het<br />

A.P.R. - <strong>de</strong>ze hypothese niet regelt.<br />

Wat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, doet <strong>de</strong>ze een beroep op een (weerlegbaar)<br />

vermoe<strong>de</strong>n 160 van ontvangst van <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief. Deze vormt dan <strong>de</strong> dies a quo.<br />

Wat nu <strong>de</strong> bepaling van <strong>de</strong>ze vermoe<strong>de</strong> datum van ontvangst (dies a quo) betreft, stelt<br />

men vast dat <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State ter zake niet meer eenduidig is en<br />

blijkbaar aan het evolueren lijkt. Het “klassieke standpunt” ter zake is dat behou<strong>de</strong>ns op<br />

zaterdagen, zondagen en feestdagen een aangeteken<strong>de</strong> brief geacht wordt binnen <strong>de</strong><br />

vierentwintig uur aan <strong>de</strong> geadresseer<strong>de</strong> te zijn afgeleverd 161 . Bepaal<strong>de</strong> recente<br />

rechtspraak blijkt dit standpunt te blijven volgen 162 . An<strong>de</strong>re rechtspraak, dui<strong>de</strong>lijk<br />

geïnspireerd door het gegeven dat <strong>de</strong> wetgever door <strong>de</strong> invoeging van artikel 53bis in het<br />

Gerechtelijk Wetboek <strong>bij</strong> wet van 15 <strong>de</strong>cember 2005 zelf heeft toegegeven dat <strong>de</strong><br />

postdiensten niet meer zo snel werken als vroeger 163 opteert <strong>voor</strong> een verbreding van<br />

het vermoe<strong>de</strong>n van ontvangst ten <strong>voor</strong><strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verzoeker en gaat er van uit dat men<br />

drie werkdagen moet rekenen vanaf <strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> afgifte van <strong>de</strong> brief aan <strong>de</strong><br />

postdiensten 164 .<br />

157<br />

R.v.St. nr. 118.123 van 8 april 2003 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verjaringstermijn van zestig dagen om<br />

een annulatieberoep in te stellen ingaat met <strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing;<br />

dat als die dag wordt beschouwd, <strong>bij</strong> een kennisgeving <strong>bij</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief, <strong>de</strong> dag van aanbieding<br />

ervan door <strong>de</strong> Post aan <strong>de</strong> woning van <strong>de</strong> bestemmeling, ook indien <strong>de</strong> betrokkene <strong>de</strong> zending niet in<br />

ontvangst neemt,”); A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 973; J.<br />

BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 465.<br />

158<br />

art. 4 Pr, § 1 en 3. PR RvV, die <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zijn als 84, twee<strong>de</strong> en vijf<strong>de</strong>, lid A.P.R.. Zie o.m. dui<strong>de</strong>lijk in<br />

die zin R.v.st., nr. 87.613, 25 mei 2000 (dat bevestigt dat niet <strong>de</strong> dag vermeld op <strong>de</strong> poststempel die is<br />

aangebracht op <strong>de</strong> omslag van tel is); R.v.St., nr. 158.639, 11 mei 2006; R.v.St. nr. 160.860 van 30<br />

juni 2006. Dat het wel <strong>de</strong>gelijk het postmerk is dat op het ontvangstbewijs is aangebracht dat <strong>de</strong> datum<br />

van ontvangst bepaalt, is uitdrukkelijk bepaald in R.v.St., nr. 49.721, 18 oktober 1994.<br />

159<br />

R.v.St., nr. 87.613, 25 mei 2000.<br />

160<br />

In dit verband moet wor<strong>de</strong>n gewezen op een o.i. alleenstaand geval waarin blijkbaar ten aanzien van<br />

een (gewone) aangeteken<strong>de</strong> brief werd uitgegaan van een an<strong>de</strong>re optie en waar<strong>bij</strong> het vermoe<strong>de</strong>n van<br />

ontvangst niet werd aanvaard : R.v.St., nr. 129.473, 19 maart 2004.<br />

161<br />

Zie <strong>voor</strong> een overzicht en analyse van <strong>de</strong>ze klassieke rechtspraak, inz.. J. BAERT en G.<br />

DEBERSAQUES, o.c., p. 427.<br />

162<br />

Zie b.v. specifiek in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, R.v.St., nr. 166.540, 16 januari 2007.<br />

163<br />

Zie inz. Parl. St. Kamer 2003-2004, nr. 1309/001, p. 7).<br />

164<br />

Zie b.v. recent, R.v.St.. nr. 163.785 van 19 oktober 2006 (“Naar analogie met artikel 53 bis van het<br />

gerechtelijk wetboek, dat werd ingevoegd <strong>bij</strong> <strong>de</strong> wet van 13 <strong>de</strong>cember 2005, kan te <strong>de</strong>zen wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen dat <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> zending geacht wordt te zijn ontvangen op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> werkdag die<br />

volgt op <strong>de</strong> verzending ervan.”) en R.v.St., nr. 165.297, 29 november 2006 (toepassing in het<br />

vreem<strong>de</strong>lingencontentieux). Ons is op grond van <strong>de</strong> schaarse rechtspraak nog niet dui<strong>de</strong>lijk of dit<br />

(nieuwe) vermoe<strong>de</strong>n ook toepasselijk is op <strong>de</strong> geschillen aanhangig <strong>voor</strong> 1januari 2006, i.e. <strong>de</strong> datum<br />

31


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Naar analogie met <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen ook<br />

een beroep op een (weerlegbaar) vermoe<strong>de</strong>n van ontvangst van <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> brief.<br />

Wat nu <strong>de</strong> bepaling van <strong>de</strong>ze “vermoe<strong>de</strong>” datum van ontvangst (dies a quo), neemt <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen 165 aan dat, gelet op <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> termijn<br />

waarme<strong>de</strong> poststukken on<strong>de</strong>rweg zijn en om zeker te zijn dat <strong>de</strong> geadresseer<strong>de</strong> effectief<br />

kennis ervan heeft kunnen nemen, <strong>de</strong> aangeteken<strong>de</strong> zending geacht wordt ontvangen te<br />

zijn op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> werkdag 166 te rekenen vanaf <strong>de</strong> dag na <strong>de</strong> afgifte van <strong>de</strong> brief ter post.<br />

Op <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> werkdag gaat <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> beroepstermijn in. Dit is m.a.w. <strong>de</strong><br />

zogenaam<strong>de</strong> dies a quo die evenwel, overeenkomstig het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> algemeen<br />

principe, niet in <strong>de</strong> termijn meegeteld. Concreet betekent dit dus dat <strong>de</strong> beroepstermijn<br />

begint te lopen om 0.00u van <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> dag na <strong>de</strong> verzending van <strong>de</strong> betekening <strong>bij</strong><br />

aangetekend schrijven.<br />

Zolang <strong>de</strong> beroepstermijn niet is verstreken, kan <strong>de</strong> verzoeker een reeds ingediend<br />

verzoekschrift door een nieuw vervangen, het oorspronkelijk verzoekschrift aanvullen of<br />

<strong>de</strong> gebreken die het zou vertonen herstellen. In het geval een eerste verzoekschrift<br />

<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld onontvankelijk zou zijn omwille van het ontbreken van <strong>de</strong> uiteenzetting van<br />

feiten en mid<strong>de</strong>len, dan kan een, binnen <strong>de</strong> beroepstermijn, nieuw ingediend<br />

verzoekschrift mét daarin <strong>de</strong> uiteenzetting van feiten en mid<strong>de</strong>len dit gebrek<br />

herstellen. 167<br />

44. De beroepstermijn in volle rechtsmacht <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bedraagt 15 dagen (art.<br />

39/57, eerste lid Vr.W.). Een annulatieberoep kan, op grond van hetzelf<strong>de</strong> artikel,<br />

twee<strong>de</strong> lid wor<strong>de</strong>n ingediend tot <strong>de</strong>rtig dagen na <strong>de</strong> kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing.<br />

3. Procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n.<br />

a. De bestand<strong>de</strong>len van het verzoekschrift<br />

45. Om <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re procesgang vlot te laten verlopen moet het verzoekschrift aan<br />

bepaal<strong>de</strong> ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n voldoen wil het beroep door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> ten gron<strong>de</strong><br />

behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n. De <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n die betrekking hebben op het verzoekschrift vormen<br />

in hun geheel <strong>de</strong> procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n.<br />

Een verzoekschrift moet op straffe van nietigheid, <strong>de</strong> gegevens vermel<strong>de</strong>n bevat in<br />

artikel 39/69 Vr. W. en, wat het beroep tot nietigverklaring betreft, die vermeld in artikel<br />

39/78 juncto art. 39/69 Vr. W.:<br />

46. Naast <strong>de</strong>ze op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen, wordt een<br />

verzoekschrift niet op <strong>de</strong> rol geplaatst wanneer (art. 39/69, § 1, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.) :<br />

waarop het nieuwe artikel 53bis Ger. W. in werking trad (b.v. <strong>voor</strong>noemd arrest nr. 163.785 van 19<br />

oktober 2006 past dit toe op beroepen van <strong>voor</strong> die datum).<br />

165 Voor een eerste toepassing, zie VBV, nr. 05-3552/D1397, 28 maart 2007.<br />

166 Volgens een vaststaan<strong>de</strong> en overvloedige rechtspraak moet, wanneer <strong>de</strong> wetgever niet uitdrukkelijk<br />

een <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re werkwijze van <strong>de</strong> berekening van <strong>de</strong> termijn hanteert (wat te <strong>de</strong>zen niet is geschied), het<br />

begrip “werkdag” in zijn gebruikelijke betekenis wor<strong>de</strong>n begrepen. Dit omvat <strong>de</strong>rhalve alle dagen van <strong>de</strong><br />

week, behalve <strong>de</strong> zon- en feestdagen (zie B;v. R.v.St., nr. 66.241, 14 mei 1997; R.v.St., nr. 70.102, 9<br />

<strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 78.979, 26 februari 1999; R.v.St., nr. 82.784, 8 oktober 1999; R.v.St., nr.<br />

82.825, 12 oktober 1999; R.v.St., nr. 83.994, 9 <strong>de</strong>cember 1999; R.v.St., nr. 114.626, 17 november<br />

2003; R.v.St., nr. 128.250, 18 februari 2004) ook al is het in vele bedrijfstakken gebruikelijk dat op<br />

zaterdag niet meer gewerkt wordt (R.v.St., nr. 150.547, 24 oktober 2005) of wor<strong>de</strong>n er geen<br />

poststukken besteld (R.v.St., nr. 93.411, 20 februari 2001).<br />

167 R.v.St.. nr. 96.213 van 7 juni 2001 (“een gebrekkig verzoekschrift kan wor<strong>de</strong>n aangevuld of<br />

vervangen maar enkel indien dit binnen <strong>de</strong> termijn <strong>voor</strong> het indienen van een beroep gebeurt”); J.<br />

BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 421.<br />

32


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

• zij geen afschrift van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte of van het stuk waar<strong>bij</strong><br />

<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling ter kennis is gebracht, bevatten<br />

• geen zes afschriften van het beroep er<strong>bij</strong> gevoegd zijn<br />

• het geheven rolrecht niet is gekweten. In <strong>de</strong> praktijk is er<br />

rolrecht bepaald, zodat dit geen toepassing vindt.<br />

Een verzoekschrift behept met zulks een onregelmatigheid kan evenwel door <strong>de</strong><br />

verzoeker rechtgezet wor<strong>de</strong>n, zodat het verzoekschrift alsnog op <strong>de</strong> rol wordt geplaatst.<br />

Wanneer een verzoekschrift op <strong>de</strong> griffie binnenkomt, en niet op <strong>de</strong> rol kan wor<strong>de</strong>n<br />

geplaatst, dan wordt onmid<strong>de</strong>llijk en ten laatste <strong>de</strong> werkdag volgend op <strong>de</strong> dag van<br />

ontvangst van het verzoekschrift, <strong>de</strong> verzoeker hiervan door <strong>de</strong> griffie op <strong>de</strong> hoogte<br />

gebracht. Ook wordt het verzoekschrift en <strong>de</strong> eventuele <strong>bij</strong>lagen aan <strong>de</strong> verzoeker<br />

teruggezon<strong>de</strong>n mét vermelding van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van terugzending. Aangezien <strong>de</strong>ze brief in<br />

hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker een termijn doet ingaan, wordt hij aangetekend verzon<strong>de</strong>n met<br />

ontvangstmelding (art. 3, § 2, eerste en twee<strong>de</strong> lid, PR RvV). De verzoeker heeft dan <strong>de</strong><br />

mogelijkheid om het verzoekschrift te regulariseren. Hij doet dit ten laatste op <strong>de</strong><br />

eerstvolgen<strong>de</strong> werkdag na ontvangst van <strong>de</strong> brief van <strong>de</strong> griffie. Het geregulariseer<strong>de</strong><br />

verzoekschrift wordt daarna geacht te zijn ingediend op <strong>de</strong> éérste datum van verzending<br />

ervan (art. 10 PR RvV).<br />

Deze mogelijkheid tot regularisatie van het verzoekschrift staat enkel open in het geval<br />

een verzoekschrift niet op <strong>de</strong> rol wordt geplaatst. En verzoekschrift dat één van <strong>de</strong>, op<br />

straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen, niet bevat, kan niet wor<strong>de</strong>n<br />

geregulariseerd dan door het, binnen <strong>de</strong> beroepstermijn, indienen van een nieuw<br />

verzoekschrift dat wél voldoet aan alle vereisten.<br />

47. De op straffe van nietigheid <strong>voor</strong>geschreven vermeldingen van een verzoekschrift<br />

dienen er<strong>voor</strong> te zorgen dat <strong>de</strong> procesgang op een vlotte wijze gebeurt. Dit maakt dat,<br />

binnen het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, sommige van <strong>de</strong>ze vermeldingen – gelet op het<br />

doel ervan - enigszins soepel geïnterpreteerd kunnen wor<strong>de</strong>n in die zin dat <strong>de</strong> minste<br />

miskenning of verzuim niet tot nietigheid van het beroep moet lei<strong>de</strong>n: het betreffen<br />

relatieve in plaats van absolute nietighe<strong>de</strong>n 168 . Wel moet er op wor<strong>de</strong>n gewezen dat <strong>de</strong><br />

wetgever i.t.t. <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, dui<strong>de</strong>lijk heeft <strong>voor</strong>zien in een<br />

nietigheidsregeling : in tegenstelling tot <strong>de</strong> analoge <strong>voor</strong>schriften of pleegvormen die ter<br />

zake in <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State gel<strong>de</strong>n 169 , heeft <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong>ze<br />

pleegvormen dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong>geschreven op straffe van nietigheid. De rechtspraak van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>ze pleegvormen is <strong>de</strong>rhalve niet zomaar over te enten.<br />

b. De taal van <strong>de</strong> rechtspleging<br />

48. Voor het bepalen van <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> rechtspleging moet een on<strong>de</strong>rscheid wor<strong>de</strong>n<br />

gemaakt in asielzaken enerzijds en an<strong>de</strong>re aangelegenhe<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>rzijds.<br />

In asielzaken (met inbegrip van die welke nadien in <strong>de</strong> annulatieprocedure komen)<br />

alsme<strong>de</strong> indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> asielaanvraag of binnen<br />

een termijn van zes maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> afloop van <strong>de</strong> asielprocedure verzoekt om het<br />

toekennen van een machtiging tot verblijf op grond van <strong>de</strong> artikelen 9bis of 9ter Vr.W.,<br />

wordt <strong>de</strong> proceduretaal bepaald overeenkomstig artikel 51/4 Vr.W.<br />

168<br />

Voor toepassingen, zie VBV, nr. 04-2072/INTERLOCUTOIRE, 28 maart 2007; RvV, nr. 553, 3 juli<br />

2007; RvV, nr. 554, 3 juli 2007.<br />

169<br />

Zo zal <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State <strong>de</strong> niet vermelding van <strong>de</strong> gekozen woonplaats n enkel<br />

kan lei<strong>de</strong>n tot onontvankelijkheid indien <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij door dat verzuim niet of slechts zeer<br />

moeilijk geï<strong>de</strong>ntificeerd kan wor<strong>de</strong>n of indien <strong>de</strong> procesvoering daardoor bemoeilijkt of onmogelijk wordt<br />

gemaakt : S. DE TAEYE, o.c., randnr. 424; R.v.St.. nr. 73.714 van 18 mei 1998; R.v.St.. nr. 120.300<br />

van 10 juni 2003. Door <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever is <strong>de</strong>ze rechtspraak niet zo maar over te<br />

enten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />

33


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Wat <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> taal betreft <strong>voor</strong> het indienen van het verzoekschrift en <strong>de</strong> overige<br />

procedurestukken, moet <strong>de</strong> asielzoeker op straffe van niet-ontvankelijkheid van het<br />

betrokken stuk, <strong>de</strong>ze procedurestukken indienen in <strong>de</strong> taal die is bepaald <strong>bij</strong> het indienen<br />

van <strong>de</strong> aanvraag overeenkomstig artikel 51/4 Vr.W. (art. 39/18, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />

In <strong>de</strong> overige beroepen wordt <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> procedure bepaald overeenkomstig artikel<br />

39/14 Vr.W.. De verzoeker – die niet on<strong>de</strong>rworpen is aan <strong>de</strong> wetgeving op het gebruik<br />

van <strong>de</strong> talen in bestuurszaken – mag <strong>voor</strong> zijn processtukken en zijn verklaringen <strong>de</strong> taal<br />

gebruiken welke hij verkiest (art. 39/18 Vr.W.). Deze bepaling vergt twee nuanceringen.<br />

Allereerst dient te wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> taal ter terechtzitting geen<br />

afbreuk doet aan <strong>de</strong> proceduretaal. De raadsman van verzoeker dient zich ook ter<br />

terechtzitting te bedienen van <strong>de</strong> proceduretaal 170 .<br />

Een twee<strong>de</strong> nuancering van het principe vervat in artikel 39/18, eerste lid, Vr.W., is dat,<br />

alhoewel <strong>de</strong>ze bepaling in zeer algemene termen is gesteld, zulks niet betekent dat <strong>de</strong><br />

partijen een volledige taalvrijheid genieten. Artikel 39/18, eerste lid, Vr.W. moet immers<br />

in het licht van rechtspraak inzake het analoge artikel 66, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.-Wet<br />

geïnterpreteerd te wor<strong>de</strong>n. Deze bepalingen moeten wor<strong>de</strong>n gelezen in het licht van<br />

artikel 30 G.W. lui<strong>de</strong>ns hetwelk het gebruik van <strong>de</strong> in België gesproken talen vrij is en<br />

niet kan wor<strong>de</strong>n geregeld dan door <strong>de</strong> wet en alleen <strong>voor</strong> han<strong>de</strong>lingen van het openbaar<br />

gezag en <strong>voor</strong> gerechtszaken. Hieruit volgt dat <strong>de</strong> taalvrijheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zich beperkt<br />

tot <strong>de</strong> in België officieel gesproken talen: Ne<strong>de</strong>rlands, Frans en Duits 171 . Met <strong>de</strong><br />

invoering van artikel 66, eerste lid R.v.St.-Wet. –en <strong>bij</strong>gevolg van artikel 39/18, eerste<br />

lid, Vr.W. – heeft <strong>de</strong> wetgever niet <strong>de</strong> bedoeling gehad <strong>de</strong> particulieren te machtigen hun<br />

verzoekschrift aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in onverschillig welke taal te redigeren. Een verzoekschrift<br />

kan, zo stelt <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, in een an<strong>de</strong>re taal dan één van <strong>de</strong><br />

officiële landstalen wor<strong>de</strong>n ingediend, wanneer een bepaling die in België bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

kracht heeft, bepaal<strong>de</strong> personen machtigt om een vreem<strong>de</strong> taal te gebruiken <strong>voor</strong><br />

geschillen over welbepaal<strong>de</strong> aangelegenhe<strong>de</strong>n 172 .<br />

Het vaststellen van <strong>de</strong> taal van <strong>de</strong> rechtspleging is tot slot, binnen het<br />

vreem<strong>de</strong>lingencontentieux van belang om te bepalen of een tolk aanwezig dient te zijn<br />

op <strong>de</strong> terechtzitting (art. 13, twee<strong>de</strong> lid, PR RvV). Indien <strong>de</strong> verzoeker hieromtrent in het<br />

verzoekschrift niks vermeldt, dan wor<strong>de</strong>n hij geacht af te zien van <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

gehoord te wor<strong>de</strong>n door mid<strong>de</strong>l van een tolk 173 .<br />

c. De verplichte aanwezigheid van <strong>de</strong> partijen<br />

49. Ondanks het schriftelijk karakter van <strong>de</strong> procedure dienen <strong>de</strong> partijen ter<br />

terechtzitting aanwezig te zijn. Partijen kunnen zich echter laten vertegenwoordigen door<br />

een raadsman. Dit maakt dat <strong>de</strong> verzoeker niet in persoon moet verschijnen. 174<br />

Inzon<strong>de</strong>rheid kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>de</strong> persoonlijke verschijning niet bevelen. 175<br />

Bij een niet verschenen of niet vertegenwoordig<strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij, wordt het beroep<br />

verworpen, een verweren<strong>de</strong> of tussenkomen<strong>de</strong> partij die niet verschijnt wordt geacht in<br />

te stemmen met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring of het beroep (art. 39/59, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). Ten aanzien<br />

170 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122.<br />

171 T. DE PELSMAEKER, L. DERIDDER, F. JUDO, J. PROOT en F. VANDENDRIESSCHE, Taalgebruik in<br />

bestuurszaken, Brugge, die Keure, 2004, randnr. 958; Les Novelles v° Droit Administratif, Brussel,<br />

Larcier, randnr. 2232, 730.<br />

172 R.v.St. nr. 23.047, 18 maart 1983; Cfr. in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin, RvSt. nr. 13.164, 11 oktober 1968.<br />

173 VBV, nr. 04-2072/INTERLOCUTOIRE, 28 maart 2007.<br />

174 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122.<br />

175 Infra, nr. 59.<br />

34


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij is dit een onweerlegbaar vermoe<strong>de</strong>n. Naar analogie met <strong>de</strong><br />

(vaste) rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake artikel 4, vier<strong>de</strong> lid, P.R.K.G., mag ten<br />

aanzien van <strong>de</strong> niet verschijnen<strong>de</strong> noch vertegenwoordig<strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen dat er het vermoe<strong>de</strong>n geldt dat <strong>de</strong>ze partij instemt met <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring, maar<br />

dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> er evenwel niet in alle omstandighe<strong>de</strong>n toe gehou<strong>de</strong>n is op dat vermoe<strong>de</strong>n<br />

in te gaan. Dit zal met name niet het geval zijn wanneer hij tot <strong>de</strong> vaststelling komt dat<br />

<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring dui<strong>de</strong>lijk niet voldoet aan <strong>de</strong> ontvankelijkheids- of<br />

gegrondheids<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n 176 .<br />

Partijen kunnen echter hun niet-verschijning wijten aan overmacht. Naar analogie zal <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen in <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> theorie van <strong>de</strong> ‘ontoerekenbare<br />

onmogelijkheid ‘ hanteren. Ingevolge <strong>de</strong>ze leer bestaat overmacht uit twee componenten<br />

: enerzijds een onoverkomelijke gebeurtenis waarop <strong>de</strong> verzoeker geen vat had en<br />

an<strong>de</strong>rzijds een subjectief bestand<strong>de</strong>el nl. dat <strong>de</strong> verzoeker al het mogelijke heeft gedaan<br />

om het <strong>voor</strong>val te vermij<strong>de</strong>n. 177 .<br />

§. 3. De rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen: het<br />

ver<strong>de</strong>re verloop van <strong>de</strong> procedure.<br />

50. Indien alle bovenstaan<strong>de</strong> elementen in acht genomen zijn, dan kan <strong>de</strong> rechtspleging<br />

haar ver<strong>de</strong>r verloop kennen. De rechtsgang is <strong>bij</strong> elk van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ziene procedures<br />

verschillend.<br />

1. Depistage<br />

a. Begripsomschrijving<br />

50. Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van het verzoekschrift on<strong>de</strong>rzoekt <strong>de</strong> aangewezen<br />

kamer<strong>voor</strong>zitter of rechter <strong>bij</strong> <strong>voor</strong>rang <strong>de</strong> beroepen waarvan het beroep doelloos,<br />

kennelijk onontvankelijk of waarvan afstand wordt gedaan of die dienen van <strong>de</strong> rol te<br />

wor<strong>de</strong>n geschrapt (art. 39/73, § 1, Vr.W.).<br />

Deze <strong>de</strong>pistageprocedure wordt gevoerd zowel in <strong>de</strong> annulatie- als in <strong>de</strong> volle<br />

rechtsmachtprocedure. Zij strekt er toe te verhin<strong>de</strong>ren dat beroepen die onontvankelijk<br />

zijn in <strong>de</strong> gewone procedure zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n toegelaten en alzo onnodig lang zou<strong>de</strong>n<br />

aanslepen.<br />

51. De vreem<strong>de</strong>lingenwet zelf geeft geen na<strong>de</strong>re omschrijving van <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong><br />

begrippen. Uit <strong>de</strong> wetsgeschie<strong>de</strong>nis blijkt dat on<strong>de</strong>r doelloze beroepen kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

begrepen, beroepen tegen beslissingen die wer<strong>de</strong>n ingetrokken. Bij kennelijk<br />

onontvankelijke beroepen zou het gaan om beroepen die laattijdig wer<strong>de</strong>n ingediend of<br />

waarvan het verzoekschrift niet aan <strong>de</strong> vereiste ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n voldoet. 178<br />

Zoals eer<strong>de</strong>r reeds werd aangehaald, blijkt uit <strong>de</strong> parlementaire <strong>voor</strong>bereiding van <strong>de</strong> wet<br />

van 15 september 2006 dat het <strong>de</strong> uitdrukkelijke wil van <strong>de</strong> wetgever was dat <strong>de</strong><br />

procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zo veel als mogelijk aansluit <strong>bij</strong><br />

die welke geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. Dienvolgens kan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> begrippen en rechtsfiguren wor<strong>de</strong>n teruggegrepen naar die welke thans <strong>bij</strong><br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State wordt aangewend. 179<br />

176<br />

Vaste rechtspraak, zie b.v. R.v.St., nr. 74.288, 16 juni 1998; R.v.St., nr. 150.507, 21 oktober 2005.<br />

177<br />

J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., randnr. 503.<br />

178<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 132.<br />

179<br />

Ibid., 116-117.<br />

35


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Het begrip ‘d o e l l o o s’ werd geïntroduceerd in <strong>de</strong> gecoördineer<strong>de</strong> wetten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State door <strong>de</strong> wet van 4 augustus 1996. Uit <strong>de</strong> parlementaire stukken van <strong>de</strong>ze wet<br />

kan afgeleid wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> wetgever doel<strong>de</strong> op beroepen tegen een beslissing die werd<br />

ingetrokken 180 , vernietigd 181 , opgeheven 182 of gewijzigd 183 in <strong>de</strong> loop van het geding. 184<br />

Ook wanneer het bestaan van het beste<strong>de</strong>n besluit niet bewezen kan wor<strong>de</strong>n, is er<br />

sprake van een doelloos beroep. 185 Algemeen kan men stellen dat doelloze of kennelijk<br />

zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp zijn<strong>de</strong> verzoekschriften, verzoekschriften zijn die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />

ervan hun doel verloren hebben en die zou<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n tot een arrest waar<strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

beslist dat er geen uitspraak in dient gedaan te wor<strong>de</strong>n. 186 Wanneer van <strong>bij</strong> het begin<br />

van <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling van het verzoekschrift blijkt dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring doelloos is, zal het<br />

wor<strong>de</strong>n beschouwd als kennelijk onontvankelijk. 187<br />

Ook <strong>de</strong> omschrijving van een ‘k e n n e l i j k o n o n t v a n k e l i j k’ verzoekschrift, is<br />

in <strong>de</strong> Memorie van Toelichting zeer summier. Bijgevolg past het ook hier terug te grijpen<br />

naar <strong>de</strong> invulling die <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State aan dit begrip geeft. Uit <strong>de</strong> doctrine betreffen<strong>de</strong><br />

het versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 188 , kan als algemene<br />

stelling wor<strong>de</strong>n afgeleid dat een beroep kennelijk onontvankelijk is wanneer daartoe kan<br />

besloten wor<strong>de</strong>n op grond van een eenvoudige lezing van het verzoekschrift. In dat<br />

ka<strong>de</strong>r past het <strong>de</strong> aandacht erop te vestigen dat “kennelijk” moet gelezen wor<strong>de</strong>n als<br />

synoniem <strong>voor</strong> “manifest”. Zoals hier<strong>voor</strong> reeds werd beschreven 189 , dient elk<br />

verzoekschrift dat <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> wordt ingediend, te voldoen aan zowel primaire als<br />

procedurele ontvankelijkheid<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Wanneer, na een eerste lezing van het<br />

180 R.v.St.. nr. 159.313, 30 mei 2006 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>bij</strong> besluit van […]is<br />

ingetrokken; dat het beroep dienvolgens zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp is gevallen en “doelloos” is gewor<strong>de</strong>n, als<br />

bedoeld in artikel 93 van het besluit van <strong>de</strong> Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van <strong>de</strong><br />

rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling administratie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State; […]”); R.v.St.. nr. 162.588, 21<br />

september 2006 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>bij</strong> beslissing van […] <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n toewijzingsbeslissing werd<br />

ingetrokken zodat <strong>bij</strong> gebrek aan <strong>voor</strong>werp het beroep doelloos is gewor<strong>de</strong>n;”) ; R.v.St.. nr. 108.365, 24<br />

juni 2002 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij in haar memorie van antwoord meldt dat <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n beslissing is ingetrokken op […] zodat volgens haar <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring van verzoeker doelloos is<br />

gewor<strong>de</strong>n […]”).<br />

181 De beslissing kan vernietigd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State (R.v.St.. nr. 125.865, 1 <strong>de</strong>cember 2003<br />

(“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> door verzoeker bestre<strong>de</strong>n beslissing vernietigd is <strong>bij</strong> ‘s <strong>Raad</strong>s arrest […]; dat <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rhavige vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong>gevolg doelloos is gewor<strong>de</strong>n;”) of door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />

182 R.v.St.. nr. 154.361, 31 januari 2006 ; R.v.St. nr. 140.414, 10 februari 2005.<br />

183 Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat het ‘wijzigen’ van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing niet zon<strong>de</strong>r meer leidt tot<br />

het doelloos wor<strong>de</strong>n van het beroep. Immers door het wijzigen van een beslissing blijft <strong>de</strong> beslissing in<br />

se overeind (Zie R.v.St.. nr. 141.956, 14 maart 2005). Het lijkt dat <strong>de</strong> wetgever met <strong>de</strong> term ‘gewijzigd’<br />

heeft gedoeld op <strong>de</strong> situatie waar<strong>bij</strong> een nieuw besluit in <strong>de</strong> plaats komt van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing :<br />

<strong>voor</strong> een toepassing, zie R.v.St. nr. 92.772, 29 januari 2001 (“Overwegen<strong>de</strong> dienvolgens dat <strong>de</strong><br />

verweren<strong>de</strong> partij een uitdrukkelijke gemotiveer<strong>de</strong> beslissing heeft genomen over <strong>de</strong> aanvraag van<br />

verzoeker; dat die beslissing in <strong>de</strong> plaats gekomen is van het bestre<strong>de</strong>n fictief weigeringsbesluit; dat het<br />

een an<strong>de</strong>re inhoud heeft in <strong>de</strong> mate dat er nu formeel een re<strong>de</strong>n wordt opgegeven <strong>voor</strong> <strong>de</strong> weigering;<br />

dat, aangezien verzoeker dat besluit niet bestre<strong>de</strong>n heeft, vastgesteld moet wor<strong>de</strong>n dat het beroep tegen<br />

het fictief weigeringsbesluit doelloos is[…]”)<br />

184 Wetsontwerp tot wijziging op <strong>de</strong> wetten van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van state, gecoördineerd op 12 januari 1973,<br />

Memorie van toelichting, Parl. St. Senaat 1995-1996, nr. 321/1, 16.<br />

185 R.v.St. nr. 89.758, 25 september 2000 (“Overwegen<strong>de</strong> dat […] er geen enkel bewijs <strong>voor</strong>ligt van het<br />

bestaan van <strong>de</strong>rgelijke beslissing, dat in die on<strong>de</strong>rstelling verzoekers vor<strong>de</strong>ring kennelijk doelloos zou<br />

zijn wegens gebrek aan <strong>voor</strong>werp en <strong>de</strong>rhalve kennelijk onontvankelijk;[…]”).<br />

186 A. COPPENS, “Ingrepen in <strong>de</strong> algemene geschillenprocedure”, in X, <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State, 15 jaar procedurele vernieuwing, die Keure, Brugge, 2004, 53.<br />

187 Koninklijk besluit van 10 november 2001 tot wijziging van het besluit van <strong>de</strong> Regent van 23 augustus<br />

1948 tot regeling van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling wetgeving van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Verslag aan<br />

<strong>de</strong> koning, B.S. 12 <strong>de</strong>cember 2001.<br />

188 A. COPPENS, “Ingrepen in <strong>de</strong> algemene geschillenprocedure”, l.c. 55-58; G. DEBERSAQUES, “het<br />

versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State”, T.B.P., 1997, 444-445; S. DE TAEYE<br />

Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer, Mechelen, 2003, randnr. 579.<br />

189 zie supra randnr. 37-38 Voor <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van beroepen die door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State reeds als<br />

kennelijk onontvankelijk wer<strong>de</strong>n verklaard, zie S. DE TAYE Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer,<br />

Mechelen, 2003, randnr. 581 en <strong>de</strong> referenties naar <strong>de</strong> rechtspraak aldaar.<br />

36


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

verzoekschrift blijkt dat aan één van <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n niet is voldaan, dan kan wor<strong>de</strong>n<br />

geconclu<strong>de</strong>erd tot <strong>de</strong> kennelijke onontvankelijkheid van het verzoekschrift.<br />

Over <strong>de</strong> a f s t a n d van het geding bepaalt het Procedurereglement <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen dat wanneer uitdrukkelijk wordt afgezien van het beroep, <strong>de</strong><br />

kamer <strong>bij</strong> <strong>de</strong>welke <strong>de</strong> zaak aanhangig is, zon<strong>de</strong>r verwijl uitspraak doet over <strong>de</strong> zaak (art.<br />

25 PR RvV). De afstand moet uitdrukkelijk gebeuren. In principe kan afstand niet wor<strong>de</strong>n<br />

vermoed 190 . De afstand moet gevraagd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> verzoeker of <strong>de</strong> advocaat. Het<br />

betreft een daad van beschikking die <strong>de</strong> grenzen van het mandaat van <strong>de</strong> advocaat<br />

overschrijdt. De advocaat van verzoeken<strong>de</strong> partij dient <strong>bij</strong>gevolg over een uitdrukkelijk<br />

mandaat te beschikken om afstand te doen. Hij wordt geloofd op zijn bevestiging. 191<br />

Tot slot verwijst artikel 39/73, §1 Vr.W. ook naar <strong>de</strong> situatie waar<strong>bij</strong> een beroep v a n d e<br />

r o l w o r d t af g e v o e r d. Deze situatie doet zich inzon<strong>de</strong>rheid <strong>voor</strong> wanneer<br />

<strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> griffie <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij niet langer kan bereiken. 192 Ook in het geval<br />

van overlij<strong>de</strong>n van één van <strong>de</strong> partijen kan een beroep van <strong>de</strong> rol wor<strong>de</strong>n afgevoerd. In<br />

<strong>de</strong>ze specifieke situatie zal <strong>de</strong> rechtspleging, geduren<strong>de</strong> een perio<strong>de</strong> van drie maan<strong>de</strong>n<br />

en veertig dagen geschorst wor<strong>de</strong>n. Wordt binnen <strong>de</strong>ze termijn een hervatting van het<br />

geding gevraagd, dan wordt <strong>de</strong> geschrapte zaak opnieuw op <strong>de</strong> rol geplaatst. 193<br />

b. Procedure<br />

54. Onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> ontvangst van het verzoekschrift on<strong>de</strong>rzoekt <strong>de</strong> rolmagistraat of<br />

het verzoekschrift doelloos of kennelijk onontvankelijk is, of nog dat er sprake is van<br />

afstand of van een schrapping van <strong>de</strong> rol. In <strong>voor</strong>komend geval roept hij alle partijen op<br />

om, op korte termijn, <strong>voor</strong> hem te verschijnen. In <strong>de</strong> beschikking wordt kort uiteengezet<br />

op welke grond <strong>de</strong> rechter van mening is dat een beroep verworpen moet wor<strong>de</strong>n (art.<br />

39/73 Vr.W).<br />

Ter terechtzitting wor<strong>de</strong>n partijen in staat gesteld om hun replieken uiteen te zetten.<br />

Deze zijn beperkt tot een kritiek op <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>pistage. Na het sluiten van <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>batten doet <strong>de</strong> aangewezen rolrechter onverwijld uitspraak. Is hij van mening dat het<br />

beroep verworpen dient te wor<strong>de</strong>n, dan wordt een eindarrest gewezen. Het beroep wordt<br />

dan al naargelang het geval verworpen wegens onontvankelijkheid, zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>werp<br />

verklaard of van <strong>de</strong> rol geschrapt. In het geval dat afstand van het geding werd gedaan,<br />

dan wordt <strong>de</strong> afstand bewilligd. Blijkt, na het horen van <strong>de</strong> partijen, dat er onvoldoen<strong>de</strong><br />

grond bestaat om het beroep te verwerpen, dan wijst <strong>de</strong> aangewezen rechter een<br />

tussenarrest, waarna het beroep in <strong>de</strong> gewone procedure terechtkomt.<br />

2. Procedure in volle rechtsmacht<br />

a. De gewone procedure<br />

55. Nadat een weigering tot erkenning als vluchteling door <strong>de</strong> Commissaris-generaal<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen aan <strong>de</strong> asielzoeker is betekend, beschikt <strong>de</strong>ze<br />

laatste over een termijn van 15 dagen om tegen <strong>de</strong>ze beslissing een jurisdictioneel<br />

beroep aan te tekenen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>. Onmid<strong>de</strong>llijk na ontvangst van het verzoekschrift en<br />

indien het verzoekschrift op <strong>de</strong> rol kan wor<strong>de</strong>n geplaatst en on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat er<br />

geen re<strong>de</strong>n is om toepassing te maken van <strong>de</strong> <strong>de</strong>pistageprocedure, zendt <strong>de</strong> griffier een<br />

190<br />

A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., randnr. 1074 .<br />

191<br />

Ibid., randnr. 1074.<br />

192<br />

Dit is het geval wanneer <strong>de</strong> woonplaatskeuze van verzoeker niet voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk is. Zie b.v.<br />

R.v.St.. 70.874, 19 januari 1998 (“Overwegen<strong>de</strong> dat verzoeker niet meer te bereiken is door <strong>de</strong> griffie<br />

van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State; dat <strong>de</strong> zaak <strong>de</strong>rhalve van <strong>de</strong> rol dient te wor<strong>de</strong>n afgevoerd,”)<br />

193<br />

S. DE TAEYE Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer, Mechelen, 2003, randnr. 487.<br />

37


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

afschrift ervan aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij - in volle rechtsmacht zal <strong>de</strong>ze dus <strong>de</strong><br />

Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen zijn. Laatstgenoem<strong>de</strong> heeft<br />

op zijn beurt acht dagen <strong>de</strong> tijd om het administratief dossier over te zen<strong>de</strong>n evenals een<br />

eventuele nota met opmerkingen. Deze termijn van acht dagen kan verlengd wor<strong>de</strong>n tot<br />

15 dagen wanneer <strong>de</strong> verzoeker in zijn verzoekschrift nieuwe gegevens aanbrengt 194 .<br />

Aangezien het tot <strong>de</strong> vrije appreciatiebevoegdheid van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> behoort om te oor<strong>de</strong>len<br />

of elementen uit het verzoekschrift als “nieuwe gegevens” kunnen aangemerkt wor<strong>de</strong>n of<br />

niet, zal uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>ling bepalen of een nota die met toepassing van <strong>de</strong>ze<br />

bepaling buiten <strong>de</strong> acht dagen maar binnen <strong>de</strong> vijftien dagen is ingediend, uit <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>batten wordt geweerd. De appreciatie ter zake door <strong>de</strong> Commissaris-generaal <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vluchtelingen en <strong>de</strong> staatlozen is te <strong>de</strong>zen slechts precair en <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk.<br />

Wanneer <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij het administratief dossier niet binnen <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong><br />

termijn neerlegt, dan wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> door <strong>de</strong> verzoeker vermel<strong>de</strong> feiten als bewezen geacht,<br />

tenzij ze kennelijk onjuist zijn of wor<strong>de</strong>n tegengesproken door <strong>de</strong> door verzoeken<strong>de</strong> partij<br />

zelf neergeleg<strong>de</strong> stukken. 195 Deze sanctie ten aanzien van <strong>de</strong> administratie die het<br />

bestre<strong>de</strong>n besluit heeft genomen, is overgenomen van artikel 21, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid R.v.St.wet.<br />

196 Dezelf<strong>de</strong> sanctie geldt wanneer geen volledig administratief dossier werd<br />

neergelegd 197 , maar niet wanneer <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij het administratief dossier te laat<br />

heeft neergelegd : in dit geval is het vermoe<strong>de</strong>n weerlegbaar 198 .<br />

Een nota van <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij die laattijdig werd neergelegd op <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, wordt uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten geweerd (Art. 39/59, §1,<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid Vr.W.). Dit opnieuw naar analogie met <strong>de</strong> gecoördineer<strong>de</strong> wetten op <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

van State. 199<br />

56. Na het indienen van <strong>de</strong> nota, is <strong>de</strong> zaak in staat. De kamer<strong>voor</strong>zitter of <strong>de</strong><br />

aangewezen rechter, bepaalt <strong>bij</strong> beschikking <strong>de</strong> dag en uur van <strong>de</strong> terechtzitting waarop<br />

het beroep zal wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld (art. 39/74 Vr.W.). Deze beschikking vermeldt <strong>de</strong><br />

verplichting <strong>voor</strong> <strong>de</strong> partijen om ter terechtzitting te verschijnen of zich te laten<br />

vertegenwoordigen 200 . Voorts kan in toepassing van artikel 39/62, eerste lid, Vr.W., <strong>de</strong><br />

194 Voor <strong>de</strong> toelichting over het begrip ‘nieuwe gegevens’ zie randnummer 17.<br />

195 R.v.St.. Nr. 67.974, 4 september 1997 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij […, geen memorie<br />

van antwoord heeft ingediend, noch een administratief dossier heeft neergelegd; dat het niet naleven<br />

van <strong>de</strong> haar door artikel 6 van het procedurereglement opgeleg<strong>de</strong> verplichting tot gevolg heeft dat <strong>de</strong><br />

versie <strong>de</strong>r feiten van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij gestoeld op <strong>de</strong> door haar neergeleg<strong>de</strong> stukken als juist moet<br />

wor<strong>de</strong>n beschouwd”; R.v.St.. Nr. 74.116, 4 juni 1998 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij geen<br />

memorie van antwoord heeft ingediend noch het administratief dossier heeft neergelegd; dat<br />

dienvolgens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> uiteenzetting van <strong>de</strong> feiten <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zich dient te steunen op <strong>de</strong> door <strong>de</strong><br />

verzoeken<strong>de</strong> partij aangehaal<strong>de</strong> feiten <strong>voor</strong> zover <strong>de</strong>ze niet wor<strong>de</strong>n weersproken door <strong>de</strong> door haar<br />

neergeleg<strong>de</strong> stukken;”)<br />

196 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 121<br />

197 S. DE TAEYE Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Kluwer, Mechelen, 2003, randnr. 530; zie ook<br />

R.v.St.. Nr. 69925, 2 <strong>de</strong>cember 1997 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij zich niet verwaardigd<br />

heeft een volledig administratief dossier in te sturen, bevatten<strong>de</strong> met name <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissingen;[…]”).<br />

198 G. DEBERSAQUES, “Het versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State”, T.B.P. 1997,<br />

((443) 450-451 en “Het versnellen van <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Belgische <strong>Raad</strong> van State” in<br />

Snelheid en kwaliteit van rechtspraak in België en Ne<strong>de</strong>rland, Utrecht, Instituut <strong>voor</strong> Staats- en<br />

Bestuursrecht, 1998, (25) 49.<br />

199 Voorbeel<strong>de</strong>n terzake uit <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State zijn : R.v.St.. nr. 83.754, 30<br />

november 1999 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij haar memorie van antwoord ruimschoots te<br />

laat heeft ingediend,[…] dat die memorie van antwoord niet verschijnt als een geldig ingediend<br />

processtuk; dat zij als zodanig uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten geweerd wordt;”); R.v.St.. nr. 79.386, 22 maart 1999<br />

(“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> memorie van antwoord te laat werd ingediend; dat zij uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten wordt<br />

geweerd;”); R.v.St.. nr. 72.289, 9 maart 1998 (“Overwegen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij haar memorie<br />

van antwoord pas ná <strong>de</strong> toelichten<strong>de</strong> memorie en ná het eerste auditoraatsverslag heeft ingediend; dat<br />

dit stuk als processtuk niet ontvankelijk is;”); zie ook S. DE TAEYE, o.c., randnr. 536.<br />

200 Dit naar analogie met artikel 40 van het Koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />

procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het<br />

38


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

beschikking aangevuld wor<strong>de</strong>n met een verzoek tot inlichtingen. Zoals hier<strong>voor</strong> reeds is<br />

vermeld, hoeft <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen geen lijdzame rol te spelen<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> procesvoering. De <strong>Raad</strong> kan rechtstreeks briefwisseling voeren met <strong>de</strong><br />

partijen, tenein<strong>de</strong> hem alle beschei<strong>de</strong>n en inlichtingen omtrent het geschil, waarover hij<br />

zich dient uit te spreken, te doen overleggen (art. 39/62 Vr.W.) 201 . De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen is immers niet gehou<strong>de</strong>n om te wachten tot <strong>de</strong> terechtzitting<br />

om te conclu<strong>de</strong>ren dat hij over onvoldoen<strong>de</strong> essentiële elementen beschikt om zich over<br />

<strong>de</strong> zaak uit te spreken. Tevens wordt in <strong>de</strong>ze beschikking ook <strong>de</strong> termijn vastgesteld<br />

waarop partijen het dossier kunnen komen inkijken op <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> (art. 39/61<br />

Vr.W.). De beschikking wordt door <strong>de</strong> griffie onverwijld ter kennis gebracht aan <strong>de</strong><br />

partijen, en dit ten minste acht dagen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> datum van <strong>de</strong> terechtzitting (art. 39/79,<br />

twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />

57. Ter terechtzitting wor<strong>de</strong>n partijen en/of hun advocaten in <strong>de</strong> mogelijkheid gesteld<br />

om hun opmerkingen mon<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong> te dragen. Behou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> hypothese waarin zij<br />

“nieuwe gegevens” kunnen aanvoeren, kunnen ze ter terechtzitting geen mid<strong>de</strong>len<br />

aanvoeren die niet in <strong>de</strong> nota of in het verzoekschrift uiteengezet zijn.<br />

Indien <strong>de</strong> verzoeker in zijn verzoekschrift <strong>de</strong> <strong>bij</strong>stand van een tolk heeft gevraagd, dan<br />

volgt <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> zijn verzoek op (art. 39/69 j° art. 39/63 Vr.W.).<br />

In <strong>voor</strong>komend geval on<strong>de</strong>rvraagt <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong> partijen indien dit noodzakelijk is (art.<br />

14, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, PR RvV).<br />

Ter terechtzitting of in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> procedure kunnen zich een aantal inci<strong>de</strong>nten<br />

<strong>voor</strong>doen (b.v. stellen van een prejudiciële vraag, van valsheid betichte stukken,<br />

hervatting van het geding, verknochtheid, wraking, …) die in <strong>voor</strong>komend geval<br />

aanleiding kunnen geven tot een tussengeschil waarover al dan niet door mid<strong>de</strong>l van een<br />

tussenvonnis éérst uitspraak moeten gedaan wor<strong>de</strong>n, alvorens het eindarrest kan geveld<br />

wor<strong>de</strong>n.<br />

58. Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten verklaart <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten <strong>voor</strong> gesloten en<br />

neemt hij <strong>de</strong> zaak in beraad (art. 14, vier<strong>de</strong> lid, PR RvV). De aangewezen rechter wijst<br />

zijn arrest binnen <strong>de</strong> drie, respectievelijk <strong>de</strong> twee maan<strong>de</strong>n, na <strong>de</strong> ontvangst van het<br />

beroep zijn arrest (Art. 39/76, §3, Vr.W.). Het betreft te <strong>de</strong>zen ontegensprekelijk een<br />

or<strong>de</strong>termijn, doch <strong>de</strong> overschrijding ervan kan organisatorische implicaties hebben :<br />

indien er sprake is van achterstand, dan geeft <strong>de</strong> eerste <strong>voor</strong>zitter immers aan één of<br />

meer kamers opdracht om <strong>de</strong> vijftien dagen of om <strong>de</strong> tijdspanne die hij bepaalt, buiten<br />

<strong>de</strong> gewone terechtzittingen een <strong>bij</strong>komen<strong>de</strong> te hou<strong>de</strong>n (art. 39/6, § 1, vijf<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />

Bovendien kan dit gegeven betrokken wor<strong>de</strong>n <strong>bij</strong> <strong>de</strong> evaluatie van <strong>de</strong> magistraten (art.<br />

39/28, § 2, Vr.W.).<br />

De <strong>Raad</strong> kan geen gerechtskosten opleggen. Hij kan dan ook niet het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

rechts<strong>bij</strong>stand toekennen 202<br />

b. De versnel<strong>de</strong> procedure<br />

59. Wanneer <strong>de</strong> verzoeker zich bevindt in een welbepaal<strong>de</strong> plaats zoals bedoeld in artikel<br />

74/8 Vr.W. of indien hij ter beschikking is gesteld van <strong>de</strong> Regering, dan verloopt <strong>de</strong><br />

procedure op een versnel<strong>de</strong> wijze (art. 39/77 Vr.W.). De ratio legis van <strong>de</strong>ze versnelling<br />

verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen; zie Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van<br />

toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122.<br />

201 Zie ook Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 117.<br />

202 RvV, nr. 553, 4 juli 2007.<br />

39


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

van <strong>de</strong> procedure hangt samen met <strong>de</strong> door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaal<strong>de</strong><br />

maximumtermijn van vasthouding. Wanneer <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> in <strong>de</strong>ze situaties zou vasthou<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> gewone procedure, dan zou <strong>de</strong>ze maximumduur overschre<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 203<br />

In dit geval kan <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> strafinrichting of van <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />

wordt vastgehou<strong>de</strong>n het verzoekschrift aan <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> bezorgen per bo<strong>de</strong>, of<br />

per fax. Opgemerkt dient te wor<strong>de</strong>n dat een <strong>bij</strong> fax ingediend verzoekschrift ofwel moet<br />

gevolgd wor<strong>de</strong>n door het originele verzoekschrift, ofwel ter terechtzitting moet<br />

geauthentiseerd wor<strong>de</strong>n door verzoeker (art. 3, § 1, eerste lid, PR RvV).<br />

Het verzoekschrift dat aan alle nodige ontvankelijkheidvereisten voldoet, wordt<br />

vervolgens door <strong>de</strong> griffie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>, onmid<strong>de</strong>llijk, en ten laatste <strong>de</strong> werkdag volgend<br />

op <strong>de</strong> neerlegging ervan, overgezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij, met het verzoek om<br />

binnen <strong>de</strong> drie werkdagen het administratief dossier neer te leggen (art. 39/77, § 1,<br />

eerste lid, Vr.W.). Na <strong>de</strong> neerlegging van het dossier, of na het verstrijken van <strong>de</strong><br />

termijn, zal <strong>de</strong> aangewezen rechter onmid<strong>de</strong>llijk <strong>de</strong> rechtsdag bepalen en <strong>de</strong> partijen<br />

oproepen, maximum vijf dagen na <strong>de</strong> ontvangst van <strong>de</strong> dagstelling. De partijen kunnen<br />

opgeroepen wor<strong>de</strong>n om te verschijnen op <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling wordt<br />

vastgehou<strong>de</strong>n, zélfs op zon- en feestdagen (art. 39/77, § 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, Vr.W.). Wordt <strong>de</strong><br />

terechtzitting in het gerechtsgebouw De Laurenti<strong>de</strong> gehou<strong>de</strong>n, dan bestaat <strong>de</strong> praktijk er<br />

in dat aan <strong>de</strong> Dienst Vreem<strong>de</strong>lingenzaken wordt gevraagd het nodige te doen opdat <strong>de</strong><br />

verzoeker aanwezig kan zijn op <strong>de</strong> terechtzitting. Uiteraard blijft <strong>de</strong> verzoeker vrij om al<br />

dan niet aanwezig te zijn en/of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat. In<br />

ie<strong>de</strong>r geval kan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> niet <strong>de</strong> gedwongen persoonlijke verschijning bevelen 204 .<br />

Die oproeping bepaalt tevens <strong>de</strong> dag vanaf wanneer het administratief dossier ter griffie<br />

kan wor<strong>de</strong>n ingekeken. Indien het administratief dossier niet tijdig werd overgezon<strong>de</strong>n,<br />

dan kan <strong>de</strong> aangewezen rechter ter terechtzitting <strong>de</strong> nodige maatregelen nemen om aan<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re partijen <strong>de</strong> mogelijkheid te laten om het dossier alsnog in te kijken (art.<br />

39/77, § 1, vier<strong>de</strong> en vijf<strong>de</strong> lid, Vr.W.).<br />

Binnen <strong>de</strong> vijf werkdagen die volgen op het sluiten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>batten, moet <strong>de</strong><br />

aangewezen rechter uitspraak doen. Het arrest is van rechtswege uitvoerbaar en <strong>de</strong><br />

Koning verzekert zijn uitvoering (art. 18 PR RvV). Tevens kan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter in zijn arrest<br />

<strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke tenuitvoerlegging ervan bevelen (art. 39, § 2, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). De<br />

laatst genoem<strong>de</strong> bevoegdheid – die in wezen is overgenomen van artikel 16, zes<strong>de</strong> lid,<br />

P.R.K.G. – houdt in dat het arrest ook reeds uitvoerbaar – en dus uitwerking heeft – <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> (officiële) betekening aan <strong>de</strong> (tegen)partijen 205 .<br />

Wordt een vreem<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> procedure opgenomen in een gesloten centra of<br />

strafinrichting, dan zal <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>re afhan<strong>de</strong>ling van het beroep van rechtswege verlopen<br />

overeenkomstig <strong>de</strong> versnel<strong>de</strong> procedure (art. 39/77, § 3, Vr.W.).<br />

3. De (gewone) annulatieprocedure<br />

60. De procedure betreffen<strong>de</strong> een beroep tot nietigverklaring dat niet vergezeld is<br />

van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing,<br />

verloopt op vrijwel i<strong>de</strong>ntieke wijze als die welke geldt in volle rechtsmacht. Dit houdt<br />

inzon<strong>de</strong>rheid in dat ook <strong>bij</strong> beroepen tot vernietiging eerst wordt nagegaan of er gron<strong>de</strong>n<br />

203 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 135.<br />

204 Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 122;<br />

Les Novelles, o.c., p. 700, nr. 2107.<br />

205 G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.,<br />

214; E. LANCKSWEERDT, o.c., 192 en M. VAN DAMME, l.c., 1338.<br />

40


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

zijn om het beroep te verwerpen (<strong>de</strong>pistage) en dat nadien aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij<br />

wordt gevraagd te repliceren en het dossier over te leggen aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong>.<br />

Er zijn echter evenwel drie belangrijke verschillen die tot gevolg hebben dat <strong>de</strong> procedure<br />

in annulatie in werkelijkheid complexer is dan die in volle rechtsmacht :<br />

1° Een eerste verschil betreft <strong>de</strong> termijn waarbinnen het beroep moet ingediend wor<strong>de</strong>n.<br />

Daar waar in volle rechtsmacht <strong>de</strong> asielzoeker zijn beroep moet indienen binnen <strong>de</strong> 15<br />

dagen na <strong>de</strong> kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing, bedraagt in het<br />

annulatiecontentieux <strong>de</strong> beroepstermijn 30 dagen 206 , eveneens te rekenen vanaf <strong>de</strong><br />

kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. Deze beroepstermijn is langer dan in volle<br />

rechtsmacht doch <strong>de</strong>ze termijn is – met uitzon<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> in artikel 39/79 Vr.W.<br />

bedoel<strong>de</strong> maatregelen 207 - niet schorsend. Dit schorsend effect is er wel wat <strong>de</strong><br />

beroepstermijn in volle rechtsmacht betreft (art. 39/70 Vr.W.);<br />

2° behalve wanneer het een beroep betreft gericht tegen één van <strong>de</strong> in artikel 39/79<br />

Vr.W. bepaal<strong>de</strong> maatregelen betreft, is het aanhangig zijn van een beroep tot<br />

nietigverklaring evenmin uit zijn aard schorsend, terwijl een beroep ingediend in volle<br />

rechtsmacht wel dit rechtsgevolg heeft (art. 39/70 Vr.W.). Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n maatregel kàn tij<strong>de</strong>ns het verloop van <strong>de</strong> procedure ten uitvoer gebracht<br />

wor<strong>de</strong>n. Indien <strong>de</strong> verzoeker meent door <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong>ze beslissing een<br />

moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el te on<strong>de</strong>rgaan, dan zal hij er zorg moeten <strong>voor</strong><br />

dragen om een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing (al dan niet <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid) in te lei<strong>de</strong>n ter afwending van dit na<strong>de</strong>el;<br />

3° Bij wet van 4 mei 2007 tot wijziging van <strong>de</strong> artikelen 39/20, 39/79 en 39/81 van <strong>de</strong><br />

wet van 15 <strong>de</strong>cember 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong><br />

vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen 208 werd een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verschilpunt tussen<br />

<strong>de</strong> annulatieprocedure en <strong>de</strong> procedure in volle rechtsmacht ingevoerd. Bij <strong>de</strong><br />

annulatieprocedure dient <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij een repliekmemorie in te dienen als<br />

antwoord op <strong>de</strong> nota van <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij. Ten dien ein<strong>de</strong> zendt <strong>de</strong> griffie een<br />

afschrift van <strong>de</strong> nota met opmerkingen aan <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij. Deze laatste beschikt<br />

dan over een termijn van 15 dagen om aan <strong>de</strong> griffie een repliekmemorie hierop te laten<br />

gewor<strong>de</strong>n. Indien <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij binnen <strong>de</strong>ze termijn aan <strong>de</strong>ze mogelijkheid<br />

verzaakt, dan doet <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> onverwijld uitspraak, waar<strong>bij</strong> het ontbreken van het vereiste<br />

belang zal wor<strong>de</strong>n vastgesteld. Eenzelf<strong>de</strong> sanctie geldt eveneens <strong>bij</strong> het laattijdig<br />

indienen van <strong>de</strong> repliekmemorie (art. 39/81, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). 209 Artikel 39/81, Vr.W.,<br />

zoals ingevoegd <strong>bij</strong> artikel 4 van <strong>de</strong> wet van 4 mei 2007, voegt dus een nieuwe ‘hak<strong>bij</strong>l’<br />

in <strong>voor</strong> <strong>de</strong> annulatieprocedure <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> 210 .<br />

4. De vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging<br />

a. De grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing<br />

206<br />

Te <strong>de</strong>zen merkt het Verslag aan <strong>de</strong> Koning uitdrukkelijk op dat <strong>de</strong> termijnrverlenging ten aanzien van<br />

een verzoeker die in het buitenland verblijft en die is <strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> artikelen 89-91 A.P.R. te <strong>de</strong>zen geen<br />

toepassing vindt daar <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenwet in een dui<strong>de</strong>lijke beroepstermijn heeft <strong>voor</strong>zien (Verslag aan<br />

<strong>de</strong> Koning, B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, Ed. 4, 75.384).<br />

207<br />

Het betreft <strong>de</strong> beslissingen waartegen vóór <strong>de</strong> wijziging van 15 september 2006 een van rechtswege<br />

schorsend, beroep tot herziening <strong>bij</strong> <strong>de</strong> Minister openstond .<br />

208<br />

B.S. 10 mei 2005, in werkinggetre<strong>de</strong>n op 1 juni 2007.<br />

209<br />

Parl. St. Kamer 2006-2007, nr. 2845/005, 4.<br />

210<br />

Bij het afsluiten van <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage was het PR RvV nog niet aangepast aan <strong>de</strong>ze nieuwe bepaling. In<br />

ie<strong>de</strong>r geval heeft <strong>de</strong> wet uiteraard <strong>voor</strong>rang op <strong>de</strong> uitdrukkelijke er mee strijdig zijn<strong>de</strong> procedurebepaling<br />

uit het PR RvV.<br />

41


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

61. Artikel 39/82, § 2, eerste lid, Vr.W. bepaalt <strong>de</strong> twee goed van elkaar te<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n 211 grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing : <strong>de</strong> schorsing van <strong>de</strong><br />

tenuitvoerlegging kan alleen wor<strong>de</strong>n bevolen als ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd<br />

die <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> aangevochten akte kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong><br />

dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> akte een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el kan<br />

berokkenen.<br />

Deze bepaling is <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>lijke herneming van artikel 17, § 2, eerste lid, R.v.St.-wet,<br />

zodat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> betrokkenen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n en begrippen (ernstig<br />

mid<strong>de</strong>l, MTHEN) nuttig kan volstaan met <strong>de</strong> verwijzing naar <strong>de</strong> (overvloedige)<br />

rechtspraak en rechtsleer ter zake 212 . Zo zal o.i. in <strong>voor</strong>komend geval ook <strong>de</strong><br />

rechtsfiguur van <strong>de</strong> belangenafweging 213 kunnen wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />

b. Het inlei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing<br />

(1) Enige akte<br />

62.Lui<strong>de</strong>ns artikel 39/82, § 3, eerste lid, Vr.W. moet <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing en het<br />

beroep tot nietigverklaring in eenzelf<strong>de</strong> akte wor<strong>de</strong>n ingesteld. Een vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing <strong>bij</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke akte is <strong>de</strong>rhalve (kennelijk) niet ontvankelijk wat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring<br />

tot schorsing betreft.<br />

De omstandigheid dat bei<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen in eenzelf<strong>de</strong> akte aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> moeten wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong>gelegd, belet niet dat <strong>de</strong> vernietigings- en schorsingsprocedures afzon<strong>de</strong>rlijke<br />

procedures zijn 214 , noch dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing on<strong>de</strong>rgeschikt is aan het<br />

annulatieberoep. Zo zal, eenmaal een beroep tot nietigverklaring is ingediend, een<br />

navolgen<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet ontvankelijk zijn (art. 39/82, § 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />

Vr.W.) 215 . Om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zal een schorsing (en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>lopige maatregelen)<br />

die (<strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid) zou<strong>de</strong>n zijn bevolen <strong>voor</strong>aleer er een<br />

verzoekschrift tot nietigverklaring werd ingediend, onmid<strong>de</strong>llijk wor<strong>de</strong>n opgeheven indien<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zitter of <strong>de</strong> aangewezen rechter in vreem<strong>de</strong>lingenzaken vaststelt dat binnen <strong>de</strong> in<br />

<strong>de</strong> procedureregeling vastgestel<strong>de</strong> termijn geen enkel verzoekzoekschrift tot<br />

nietigverklaring is ingediend waarin <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die ze<br />

gerechtvaardigd had<strong>de</strong>n (art. 39/82, § 3, vier<strong>de</strong> lid, Vr.W. en art. 39 PR RvV).<br />

(2) De vereiste vermeldingen<br />

63. De vereiste vermeldingen zijn enerzijds opgesomd in artikel 39/82, § 3, twee<strong>de</strong> en<br />

vier<strong>de</strong> lid Vr.W. 216 en an<strong>de</strong>rzijds in artikel 32 PR RvV.<br />

211<br />

Vaste rechtspraak. Zie o.m. <strong>de</strong> (princieps)arresten R.v.St., nr. 52.573, 29 maart 1995; R.v.St., nr.<br />

53.473, 31 mei 1995; R.v.St., nr. 67.290, 2 juli 1997.<br />

212<br />

Zie b.v. A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN DAMME, o.c., 1013-1019.<br />

213<br />

Zie het princiepsarrest R.v.St., Krier, nr. 42.543, 2 april 1993, F. Rechtspr. 1993, nr. 8, 12, noot E.<br />

LANCKSWEERDT; zie <strong>voor</strong> een omstandige bespreking van <strong>de</strong> belangenafweging <strong>bij</strong> kort<br />

gedingprocedures, inz A. WIRTGEN, “Bespreking van technieken van pragmatisch en billijk<br />

conflictbeheer door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State” in <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar<br />

procedurele vernieuwing, o.c., 281 – 316, inz.298-316.<br />

214<br />

Wat o.m. evenmin belet dat eenzelf<strong>de</strong> magistraat of kamer uitspraak mag doen over zowel het beroep<br />

tot schorsing als het beroep tot nietigverklaring (zie mutatis mutandis Grondwettelijk Hof, nr. 17/99, 10<br />

februari 1999; Grondwettelijk Hof, nr. 48/99, 20 april 1999; R.v.St., Grijp, nr. 132.060, 4 juni 2004).<br />

215<br />

Onvermin<strong>de</strong>rd (uiteraard) <strong>de</strong> mogelijkheid in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker om, indien <strong>de</strong> beroepstermijn<br />

nog niet is verstreken, een nieuw beroep tot nietigverklaring in te stellen waar een vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing is <strong>bij</strong>gevoegd op <strong>de</strong> wijze bepaald in artikel 39/82 Vr.W. (art. 39/82, § 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, in fine,<br />

Vr.W.<br />

216<br />

M.n. <strong>de</strong> vereiste om in het opschrift van het verzoekschrift uitdrukkelijk te vermel<strong>de</strong>n dat hetzij een<br />

beroep tot nietigverklaring , hetzij een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring is<br />

42


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Benevens <strong>de</strong> vermeldingen die ook in een verzoekschrift tot nietigverklaring moeten<br />

wor<strong>de</strong>n opgenomen (art. 39/69 j° 39/78 Vr.W.), zijn er specifieke die enkel gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Wat <strong>de</strong>ze laatste betreft, moeten wor<strong>de</strong>n vermeld :<br />

- <strong>de</strong> vereiste dat het enig verzoekschrift een uiteenzetting moet bevatten van <strong>de</strong><br />

feiten en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die volgens <strong>de</strong> indiener ervan het bevelen van <strong>de</strong> schorsing<br />

rechtvaardigen (art. 39/82, § 3, vier<strong>de</strong> lid, Vr.W.) 217 ;<br />

- <strong>de</strong> vereiste dat het enig verzoekschrift een uiteenzetting van <strong>de</strong> feiten moet<br />

bevatten die kunnen aantonen dat <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij een moeilijk te herstellen ernstig<br />

na<strong>de</strong>el (MTHEN) kan berokkene (art. 32, 2°, PR RvV) 218 ;<br />

- <strong>de</strong> vereiste dat in het opschrift van het verzoekschrift dient te wor<strong>de</strong>n vermeld dat<br />

hetzij een beroep tot nietigverklaring hetzij een beroep tot schorsing en een<br />

beroep tot nietigverklaring is ingesteld. De vreem<strong>de</strong>lingenwet bepaalt ook <strong>de</strong><br />

sanctie van het verzuim : is aan <strong>de</strong>ze pleegvorm niet voldaan, dan wordt het<br />

verzoekschrift geacht enkel een beroep tot nietigverklaring te bevatten (art.<br />

39/82, § 3, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.). Conform <strong>de</strong> suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />

af<strong>de</strong>ling wetgeving 219 , werd <strong>de</strong>ze pleegvorm opgelegd om betwistingen te<br />

vermij<strong>de</strong>n alsme<strong>de</strong> om te <strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> griffie genoodzaakt wordt <strong>voor</strong> elk<br />

verzoekschrift te on<strong>de</strong>rzoeken of in het verzoekschrift geen vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing verscholen zit. Lui<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> memorie van <strong>de</strong> toelichting impliceert <strong>de</strong><br />

opgeleg<strong>de</strong> sanctie dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt afgedaan volgens <strong>de</strong> regels van het<br />

laatstgenoem<strong>de</strong> beroep en niet volgens die van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Een<br />

eventuele rechtzetting van dit verzuim is enkel mogelijk zolang <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong><br />

partij nog niet is verwittigd van het ingelei<strong>de</strong> beroep. Zodra dit is gebeurd, is <strong>de</strong><br />

procedure «opgestart», onvermin<strong>de</strong>rd <strong>de</strong> in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong> verzoeker bestaan<strong>de</strong><br />

mogelijkheid uiteraard om, indien <strong>de</strong> beroepstermijn niet is verstreken, een nieuw<br />

beroep in te instellen en er een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> te voegen 220 .<br />

Er zijn geen rolrechten verschuldigd <strong>voor</strong> een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing.<br />

(3) De procedure<br />

64. Zoals in het verslag aan <strong>de</strong> Koning <strong>bij</strong> het PR RvV uitdrukkelijk is aangehaald 221 , is<br />

<strong>de</strong> regeling inzake <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van vor<strong>de</strong>ringen tot schorsing dui<strong>de</strong>lijk<br />

overgenomen van <strong>de</strong> regeling vervat in het koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />

<strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang<br />

tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen 222 .<br />

Uit artikel 36 PR RvV – dat dui<strong>de</strong>lijk is geïnspireerd op artikel 26 van het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong><br />

koninklijk besluit van 9 juli 2000 – volgt dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure alleen<br />

ingediend. Is aan <strong>de</strong>ze pleegvorm niet voldaan, dan wordt het verzoekschrift geacht enkel een beroep tot<br />

nietigverklaring te bevatten.<br />

217<br />

Voor <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong>ze vereiste, zie A. MAST, J. DUJARDIN, J. VANDE LANOTTE en M. VAN<br />

DAMME, o.c., 1021-1022<br />

218<br />

Voor dit begrip, zie ibid., 1022.<br />

219<br />

Wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 279.<br />

220<br />

Deze bepaling is i<strong>de</strong>ntiek aan <strong>de</strong> bepaling <strong>voor</strong>geschreven in <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State<br />

en is ingevoegd op suggestie van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling wetgeving. Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ratio legis, inz. het<br />

wetsontwerp tot hervorming van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en tot oprichting van een <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen, Memorie van toelichting, Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 28 en<br />

279.<br />

221<br />

B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, p. 75.388.<br />

222<br />

Koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re procedureregeling inzake geschillen over<br />

beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring<br />

van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 15 juli 2000, 24739 e.v.<br />

43


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

bestemd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zaken die ten gron<strong>de</strong> problemen opleveren waar<strong>voor</strong> grondigere<br />

<strong>de</strong>batten en een grondiger on<strong>de</strong>rzoek vereist zijn. Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing zal<br />

<strong>de</strong>rhalve alleen los van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot nietigverklaring wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld indien <strong>de</strong><br />

procedure <strong>voor</strong> zaken die slechts korte <strong>de</strong>batten 223 vereisten niet mogelijk is (art. 37 PR<br />

RvV) 224 . In <strong>de</strong> praktijk zal <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij wor<strong>de</strong>n opgeroepen om ter<br />

terechtzitting haar mon<strong>de</strong>linge opmerkingen <strong>voor</strong> te brengen zowel over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing als over het beroep tot nietigverklaring (i.e. <strong>de</strong> zgn. oproeping art. 36/37 PR<br />

RvV).<br />

De rest van <strong>de</strong> procedure is ge<strong>de</strong>tailleerd in <strong>de</strong> artikelen 33-42 PR RvV. Verwezen wordt<br />

dan ook naar <strong>de</strong>ze bepalingen en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie ervan, naar <strong>de</strong> analoge bepalingen<br />

uit <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 225 . Bij <strong>de</strong> lezing van artikel 41 PR RvV – dat <strong>de</strong><br />

hypothese beoogt waarin <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing is verworpen en <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zetting heeft gevraagd – moet bovendien inzake het verzuim in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

verzoeker om een memorie in te dienen, rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

hak<strong>bij</strong>lsanctie vervat in het artikel 39/81, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, in fine Vr.W. 226 . Alhoewel artikel 41<br />

PR RvV dit niet doet uitschijnen – <strong>de</strong>ze bepaling is immers op het ogenblik van <strong>de</strong><br />

redactie van <strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage nog niet aangepast aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijl tussengekomen<br />

wettelijke bepaling -, wordt ten aanzien van <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij die, nadat <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> akte is afgewezen, niet tijdig een repliekmemorie heeft<br />

ingediend, ambtshalve een vermoe<strong>de</strong>n van gebrek aan belang vastgesteld. Het zal aan<br />

<strong>de</strong> waakzame verzoeker toekomen om spijts <strong>de</strong> bepalingen van het procedurebesluit,<br />

niet alleen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tzetting te vragen, maar ook tijdig (al dan niet samen met het verzoek<br />

tot <strong>voor</strong>zetting) een memorie in te dienen 227 , op straffe van an<strong>de</strong>rs zijn beroep verloren<br />

te zien gaan.<br />

5. De vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />

a. Algemeen<br />

65. De toepassing van <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure kan in bepaal<strong>de</strong> gevallen (b.v. <strong>bij</strong><br />

een imminente repatriëring) te laat komen om nog op een nuttige wijze het gevrees<strong>de</strong><br />

moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el te verhin<strong>de</strong>ren. De wetgever heeft daarom <strong>voor</strong>zien<br />

in een schorsingsprocedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (UDN) die er op gericht<br />

is te verhin<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong> gewone schorsing en, a fortiori, <strong>de</strong> vernietiging hun effectiviteit<br />

verliezen. 228<br />

De schorsingsprocedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid kent een aantal specifieke<br />

procedureregels die vervat zijn in artikel 39/82, § 1, Vr.W. en in <strong>de</strong> artikelen 3 en 43 PR<br />

RvV. Bovendien is bepaald dat, indien <strong>de</strong> verzoeker het <strong>voor</strong>werp is van een<br />

verwij<strong>de</strong>rings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan <strong>de</strong> tenuitvoerlegigng imminent is,<br />

on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing is<br />

223 Het begrip “zaken die slechts korte <strong>de</strong>batten behoeven” is na<strong>de</strong>r toegelicht in <strong>de</strong> memorie van<br />

toelichting van <strong>de</strong> wet van 15 september 2006 (zie inz. Gedr. St Kamer 2005-2006, nr. 2479/001, 48)<br />

en in het verslag aan <strong>de</strong> Koning <strong>bij</strong> het reeds genoem<strong>de</strong> koninklijk besluit van 9 juli 2000 (zie verslag<br />

aan <strong>de</strong> Koning, B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, 75.389. Voor een bespreking zie K. VAN HOUTTE en M.<br />

MILOJKOWIC, l.c., 266-268.…………..<br />

224 Verslag aan <strong>de</strong> Koning, B.S.28 <strong>de</strong>cember 2006, 75.389.<br />

225 En <strong>de</strong> interpretatie ervan in het verslag aan <strong>de</strong> Koning (B.S. 28 <strong>de</strong>cember 2006, 75.389) alsook <strong>de</strong><br />

overeenkomstige spiegelbepalingen uit het koninklijk besluit van 9 juli 2000.<br />

226 Zoals ingevoegd <strong>bij</strong> artikel 4 van <strong>de</strong> wet van 4 mei 2007 tot wijziging van <strong>de</strong> artikelen 39/20, 39/79<br />

en 39/81 van <strong>de</strong> wet van 15 september 1980 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het verblijf,<br />

<strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S. 10 mei 2007. In werking getre<strong>de</strong>n op 1 juni<br />

2007.<br />

227 Die, als die is ingediend binnen <strong>de</strong> termijn waarbinnen het verzoek tot <strong>voor</strong>tzetting is ingediend, <strong>de</strong><br />

memorie kan vervangen.<br />

228 Cf. R.v.St., nr. 37.530, 13 augustus 1991.<br />

44


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

geschorst (art. 39/82, § 4, twee<strong>de</strong> lid, Vr.W.).Voor het overige gel<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

gemeenrechtelijke procedureregels.<br />

De grond- en procedure<strong>voor</strong>schriften zijn in hoge mate gelijklopend met die welke gel<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, af<strong>de</strong>ling bestuursrechtspraak 229 zodat het in wezen volstaat<br />

naar daar te verwijzen. Toch zijn er een aantal niet uit het oog te verliezen<br />

<strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n waarop hierna wat dieper wordt ingegaan.<br />

De procedure<strong>voor</strong>schriften inzake <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring van <strong>voor</strong>lopige maatregelen <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 230 , als accessorium van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing, maken in<br />

<strong>de</strong>ze <strong>bij</strong>drage niet het <strong>voor</strong>werp uit van een systematische behan<strong>de</strong>ling. Ze zijn immers<br />

wat <strong>de</strong> procedureaspecten ervan betreft, in belangrijke mate gelijk aan die welke gel<strong>de</strong>n<br />

<strong>bij</strong> <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid.<br />

b. <strong>de</strong> grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 231<br />

(1) Algemeen<br />

66. Artikel 39/82, § 2, eerste lid, Vr.W. – dat <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>lijke overname is van artikel 17,<br />

§ 2, eerste lid, R.v.St.-Wet - maakt geen on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> gewone<br />

gemeenrechtelijke schorsing en <strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid waar<br />

die bepaling <strong>voor</strong>schrijft dat een schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging alleen kan wor<strong>de</strong>n<br />

bevolen als ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die <strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong><br />

aangevochten akte kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke<br />

tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> akte een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el kan berokkenen.<br />

Alhoewel het o.i. correct is te stellen dat het on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>de</strong> gewone schorsing en<br />

<strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid van uitsluitend procedurele aard is<br />

232 , wordt niettemin algemeen aangenomen dat slechts tot schorsing van <strong>de</strong><br />

tenuitvoerlegging <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid kan wor<strong>de</strong>n besloten on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

drievoudige <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n is, dat<br />

ernstige mid<strong>de</strong>len wor<strong>de</strong>n aangevoerd die <strong>de</strong> nietigverklaring van <strong>de</strong> aangevochten<br />

beslissing kunnen verantwoor<strong>de</strong>n en dat <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n beslissing een moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el (MTHEN) kan berokkenen.<br />

Naast <strong>de</strong> twee "klassieke" grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n - ernstige mid<strong>de</strong>len en MTHEN - die<br />

i<strong>de</strong>ntiek zijn aan <strong>de</strong> gewone schorsing, staat <strong>bij</strong>gevolg <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid (UDN) als <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> 233 . Op <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> wordt hierna dieper<br />

ingegaan en dit aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

vereiste.<br />

229 Art. 17, § 1, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid, R.v.St.-wet en <strong>de</strong> artikelen 16-18 P.R.K.G. wat <strong>de</strong> gemeenrechtelijke<br />

procedure betreft en in <strong>de</strong> artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>re<br />

procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> toegang tot het grondgebied, het<br />

verblijf, <strong>de</strong> vestiging en <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van vreem<strong>de</strong>lingen, B.S 15 juli 2000, 24.808.<br />

230 Zie art. 18, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en vier<strong>de</strong> lid, R.v.St.-Wet en <strong>de</strong> artt. 33-34 P.R.K.G..<br />

231 Het navolgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek is een (ge<strong>de</strong>eltelijke) herwerking en aanpassing aan <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van <strong>de</strong> <strong>bij</strong>drage van G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid” in <strong>Rechtsbescherming</strong> door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. 15 jaar procedurele vernieuwing, o.c.,<br />

181-219.<br />

232 In die zin : M. VAN DAMME, "De procedure van <strong>voor</strong>lopige schorsing <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State" in Liber<br />

amicorum Paul De Vroe<strong>de</strong>, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1994, (1329) 1332.<br />

233 Deze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zijn afzon<strong>de</strong>rlijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. Zelfs aangenomen dat aan één of bei<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze<br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is voldaan, houdt dit niet in dat voldaan is aan <strong>de</strong> vereiste van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid (Cf. R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003).<br />

45


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

(2) De uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />

(a) Beginsel<br />

67. De gemeenrechtelijke procedure is <strong>de</strong> gewone kortgedingprocedure. De verzoeker<br />

die opteert <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kortgedingprocedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid, kiest<br />

<strong>de</strong>rhalve <strong>voor</strong> een uitzon<strong>de</strong>rlijke procedure. De toepassing ervan verstoort het normaal<br />

verloop van <strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen en <strong>de</strong><br />

rechten van ver<strong>de</strong>diging van <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij wor<strong>de</strong>n tot een strikt minimum geleid.<br />

Naar analogie met <strong>de</strong> vaste rechtspraak ter zake van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, mag wor<strong>de</strong>n<br />

aangenomen dat om die re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid klaarblijkelijk op<br />

het eerste gezicht onbetwistbaar moet zijn 234 .<br />

Op een verzoeker die meent een beroep te moeten doen op <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid rust <strong>de</strong>rhalve een dubbele bewijslast 235 : hij moet niet alleen<br />

aantonen <strong>bij</strong> het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring met <strong>de</strong> vereiste spoed, diligentie en alertheid<br />

te zijn opgetre<strong>de</strong>n (b). Bovendien moet hij aan <strong>de</strong> hand van dui<strong>de</strong>lijke gegevens en<br />

feiten aannemelijk maken dat, indien <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone<br />

schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over <strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen<br />

om nog enig nuttig effect te sorteren (c).<br />

(b) De vereiste van het optre<strong>de</strong>n met spoed<br />

(i) Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> spoed is het tijdstip van het indienen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring van<br />

essentieel belang<br />

68. Zolang een verzoeker binnen <strong>de</strong> annulatietermijn is en nog geen beroep tot<br />

nietigverklaring heeft ingediend, heeft in <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure het tijdstip van<br />

het indienen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring geen essentieel belang 236 <strong>bij</strong> het beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />

ontvankelijkheid en <strong>de</strong> gegrondheid van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. An<strong>de</strong>rs is het <strong>bij</strong> <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> UDN waar <strong>de</strong> snelheid waarmee <strong>de</strong> verzoeker reageert wel<br />

van zeer groot belang zal zijn : een uitzon<strong>de</strong>rlijke procedure vergt een uitzon<strong>de</strong>rlijke<br />

snelheid van <strong>de</strong> verzoeker 237 .<br />

Het komt aan <strong>de</strong> verzoeker toe aan te tonen dat hij <strong>bij</strong> het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring met<br />

<strong>de</strong> vereiste spoed, diligentie en alertheid is opgetre<strong>de</strong>n. Als algemeen principe geldt<br />

hier<strong>bij</strong> dat op <strong>de</strong> vraag om <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid toe te<br />

passen niet kan wor<strong>de</strong>n ingegaan indien uit het door <strong>de</strong> verzoeker gegeven relaas van <strong>de</strong><br />

feiten blijkt dat <strong>de</strong> zaak spoe<strong>de</strong>isend is gewor<strong>de</strong>n door zijn eigen doen of laten 238 . Laten<br />

meer bepaald <strong>de</strong> in het verzoekschrift uiteengezette feiten niet toe dit na te gaan, dan<br />

wordt <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring om die re<strong>de</strong>n verworpen 239 .<br />

234 In die zin : R.v.St., nr. 117.683, 29 maart 2003.<br />

235 Vaste rechtspraak : zie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> talloze arresten b.v. R.v.St., 146.696, 24 juni 2005; R.v.St., nr.<br />

115.296, 30 januari 2003; R.v.St., nr. 115.396, 3 februari 2003; R.v.St., nr. 119.893, 26 mei 2003. De<br />

verzoeker draagt <strong>de</strong> bewijslast van bei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n (R.v.St., nr. 79.144, 4 maart 1999).<br />

236 Soms zal <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State het tijdstip van het indienen van het verzoekschrift als (<strong>bij</strong>komend)<br />

beoor<strong>de</strong>lingselement meenemen in zijn beoor<strong>de</strong>ling van het moeilijk te herstellen ernstig na<strong>de</strong>el maar in<br />

evenveel gevallen veegt <strong>de</strong> rechtspraak dit argument van tafel (zie ter zake b.v. A. COOLSAET, "Het kort<br />

geding <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake benoemingen en bevor<strong>de</strong>ringen" in Benoemingen en bevor<strong>de</strong>ringen<br />

en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, I. OPDEBEEK (ed.), Brugge, die Keure, 1997, (63) 78).<br />

237 I. OPDEBEEK, "De vereiste spoed in <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong> verzoeker <strong>bij</strong> het instellen van een kort geding<br />

<strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., nr. 98.634, 30<br />

augustus 2001), R.W. 2001-2002, 635.<br />

238 R.v.St., nr. 46.857, 7 april 1994. Cf. R.v.St., nr. 82.290, 17 september 1999 ("als <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong><br />

partij zelf schuld draagt aan het feit dat haar zaak een ingrijpen <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid vergt, (moet) haar vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n afgewezen").<br />

239 Voor toepassingen, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid”, l.c. 186, noot 15.<br />

46


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

(ii) Beoor<strong>de</strong>lingscriteria<br />

(aa) Principieel uitgangspunt : het talmen van <strong>de</strong> verzoeker houdt <strong>de</strong> negatie zelf in van<br />

het begrip UDN<br />

69. De beoor<strong>de</strong>ling van het bestaan van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid is een<br />

feitenkwestie waarop <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen een volle<br />

toetsingsbevoegdheid heeft. Deze geschiedt steeds in concreto.<br />

Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zal wor<strong>de</strong>n afgewezen<br />

indien een te grote tijdsspanne is verstreken tussen het ogenblik van kennisneming van<br />

<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing 240 en het tijdstip waarop <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing wordt<br />

ingeleid. Een verzoeker die te lang talmt om, na kennisneming van <strong>de</strong> beslissing, een<br />

vor<strong>de</strong>ring in te lei<strong>de</strong>n, ziet zijn vor<strong>de</strong>ring verworpen wor<strong>de</strong>n 241 .<br />

In <strong>de</strong> concrete omstandighe<strong>de</strong>n moet een <strong>de</strong>rgelijke lange termijn beschouwd wor<strong>de</strong>n als<br />

<strong>de</strong> negatie zelf van het wetsbegrip “uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid” en is dit talmen<br />

van <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong> logenstraffing van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid die hij<br />

inroept 242 . Uit het verloop van <strong>de</strong> lange termijn dient <strong>de</strong>rhalve te wor<strong>de</strong>n afgeleid dat <strong>de</strong><br />

verzoeker zelf niet overtuigd was dat <strong>de</strong> zaak uiterst dringend was 243 .<br />

70. Een algemene regel die nauwkeurig aanduidt waarbinnen <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing<br />

moet wor<strong>de</strong>n ingediend, bestaat niet : <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring is immers niet aan specifieke<br />

verjaringstermijnen on<strong>de</strong>rworpen 244 . De termijn zal <strong>de</strong>rhalve afhangen van <strong>de</strong> concrete<br />

omstandighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zaak 245 . Een casuïstische bena<strong>de</strong>ring dringt zich <strong>de</strong>rhalve op.<br />

71. Uiteraard lijkt het ons evi<strong>de</strong>nt dat voldoet aan <strong>de</strong>ze eis van diligentie, <strong>de</strong> verzoeker<br />

die het <strong>voor</strong>werp is van een verwij<strong>de</strong>rings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan <strong>de</strong><br />

tenuitvoerlegging imminent 246 is, en die hiertegen een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid indient binnen <strong>de</strong> vierentwintig uren na <strong>de</strong> betekening van <strong>de</strong><br />

beslissing. Dit beroep zal overigens een schorsen<strong>de</strong> werking hebben (art. 39/82, § 4,<br />

Vr.W.).<br />

72. An<strong>de</strong>rs is het ten aanzien van <strong>de</strong> verzoeker die verzuimd heeft binnen <strong>de</strong><br />

vierentwintig uren na <strong>de</strong> betekening van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing een vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid in te dienen. Niet alleen zal het ingelei<strong>de</strong> beroep dan geen<br />

schorsen<strong>de</strong> werking hebben. Bovendien zal, opdat hij voldaan heeft aan <strong>de</strong><br />

grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> UDN, hij moeten aantonen dat hij niet te lang heeft getalmd.<br />

Welke <strong>de</strong> concrete maximale termijn zal zijn, zal in dit geval bepaald wor<strong>de</strong>n geval per<br />

geval. Uiteraard gaat <strong>de</strong>ze termijn maar in vanaf <strong>de</strong> betekening van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing aan <strong>de</strong> betrokkene. Het zal aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij toekomen om dit aan te<br />

240 Het tijdstip om een schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid in te lei<strong>de</strong>n gaat niet vroeger in :<br />

R.v.St., nr. 105.265, 28 maart 2002.<br />

241 E. LANCKSWEERDT, o.c., 135 en <strong>de</strong> aldaar aangehaal<strong>de</strong> rechtspraak.<br />

242 R.v.St., nr. 94.420, 28 maart 2001; R.v.St., nr. 72.400, 12 maart 1998; R.v.St., nr. 39.170, 6 april<br />

1992. Cf. R.v.St., nr. 118.727, 28 april 2003.<br />

243 R.v.St., nr. 93.674, 1 maart 2001; R.v.St., nr. 69.147, 23 oktober 1997; R.v.St., nr. 72.400, 12<br />

maart 1998; R.v.Stnr. 74.911, 1 juli 1998.<br />

244 R.v.St., nr. 79.295, 16 maart 1999.<br />

245 S. DE TAEYE, Procedures <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, Mechelen, Kluwer, 2003, 204. Zie <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re<br />

toepassingen ook : I. LEYSEN, "Le référé administratif : chronique <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>nce <strong>de</strong>s chambres<br />

françaises du Conseil d’Etat", Adm. Publ. (T.) 2000, (83), 159-162.<br />

246 Dit zal vanzelfsprekend het geval zijn wanneer er reeds een datum (en uur) van repatriëring is<br />

gepland. Er is evenwel ook “imminentie” indien <strong>de</strong> verzoeker van zijn vrijheid is beroofd zelfs indien er<br />

op het ogenblik van het inlei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring nog geen datum van repatriëring is bepaald (In die zin<br />

: RvV, nr. 3, 8 juni 2007).<br />

47


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

tonen, zoniet zal <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> vereiste diligentie uiteraard het<br />

tijdsinterval tussen <strong>de</strong> datum van <strong>de</strong> beslissing en het indienen van het beroep niet<br />

sanctioneren 247 . Zo werd <strong>bij</strong><strong>voor</strong>beeld in een concrete zaak betreffen<strong>de</strong> een weigering<br />

visum kort verblijf, rekening gehou<strong>de</strong>n met het feit dat <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij niet kon<br />

aantonen wanneer <strong>de</strong>ze weigeringbeslissing werd betekend en dat <strong>de</strong> verzoeker in<br />

Pakistan verbleef, om te oor<strong>de</strong>len dat het laten verstrijken van een termijn van 28 dagen<br />

sinds <strong>de</strong> datum van <strong>de</strong> beslissing geen onnodig talmen inhield.<br />

Uit <strong>de</strong> praktijk van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State inzake <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> grond<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>, blijkt dat een<br />

termijn van 5 dagen het maximum lijkt 248 . Meer dan vijf dagen wordt algemeen 249 als te<br />

lang beschouwd. Het volstaat bovendien niet om binnen <strong>de</strong> vijf dagen na <strong>de</strong> kennisgeving<br />

– én <strong>voor</strong>dat het bevel uitvoerbaar wordt – een vor<strong>de</strong>ring in te lei<strong>de</strong>n. De concrete<br />

omstandighe<strong>de</strong>n kunnen inhou<strong>de</strong>n dat ook termijnen van enkele dagen of uren te lang<br />

kunnen zijn. De rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State is in die zin gesteld dat een<br />

verzoeker die het <strong>voor</strong>werp uitmaakt van een verwij<strong>de</strong>ringmaatregel, en die wacht met<br />

het neerleggen van het verzoekschrift <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tot <strong>de</strong> dag<br />

<strong>voor</strong>dien (buiten <strong>de</strong> geken<strong>de</strong> openingsuren van <strong>de</strong> griffie en buiten <strong>de</strong> normale<br />

kantooruren) 250 , of a fortiori, tot enkele uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> repatriëring 251 , terwijl <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>ringmaatregel hem reeds enkele dagen eer<strong>de</strong>r was ter kennis<br />

gebracht, niet diligent optreedt. Gelet op <strong>de</strong> concrete omstandighe<strong>de</strong>n werd geoor<strong>de</strong>eld<br />

dat dit wachten tot enkele uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> repatriëring terwijl <strong>de</strong> beslissing aan <strong>de</strong><br />

verzoeker al bekend was, <strong>de</strong> negatie zelf is van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid.<br />

Gesteld wordt dat <strong>de</strong> verzoeker zelf alert en prompt moet reageren eenmaal hij kennis<br />

heeft gekregen van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing, om zijn zaak zo snel mogelijk <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

aanhangig te maken 252 .<br />

In <strong>de</strong>rgelijke gevallen zal <strong>de</strong> verzoeker, die aldus verzuimd heeft binnen <strong>de</strong> 24 uur na <strong>de</strong><br />

betekening van <strong>de</strong> beslissing een uiterst dringend beroep in te stellen, <strong>de</strong> bewijslast<br />

dragen van het diligent optre<strong>de</strong>n. Inzake het i<strong>de</strong>ntieke wetsbegrip in <strong>de</strong><br />

procedureregeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State besliste <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State dat, opdat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong><br />

uiteenzetting van een verzoeker met betrekking tot <strong>de</strong> vereiste van het <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n zijn<br />

van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zou kunnen aannemen, <strong>de</strong>ze laatste dient aan<br />

te tonen dat hij diligent opgetre<strong>de</strong>n heeft. In casu werd gesteld dat bezwaarlijk kan<br />

wor<strong>de</strong>n aangenomen dat een verzoeker die geconfronteerd wordt met een <strong>de</strong>rgelijke<br />

zwaarwichtige maatregel als een administratieve vasthouding met het oog op een<br />

verwij<strong>de</strong>ring van het grondgebied, en die verkiest om 4 dagen te talmen alvorens zijn<br />

vor<strong>de</strong>ring in te stellen <strong>de</strong> avond <strong>voor</strong> zijn repatriëring <strong>voor</strong>zien <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> ochtend, met<br />

247<br />

Zie bv. R.v.St., nr. 148.277, 23 augustus 2005 (weigering van visum kort verblijf – 28 dagen tussen<br />

datum beslissing en beroep).<br />

248<br />

Zie b.v. R.v.St., nr. 149.894, 6 oktober 2005. Er werd van uit gegaan dat binnen <strong>de</strong> termijn van 5<br />

dagen – i.e. <strong>de</strong> gangbare termijn waarna een bevel om het grondgebied te verlaten uitvoerbaar werd –<br />

een vor<strong>de</strong>ring moest wor<strong>de</strong>n ingeleid R.v.St., nr. 67.236, 30 juni 1997)..Zie ook R.v.St., nr. 97.915, 19<br />

juli 2001.<br />

249<br />

R..v.St., 146.696, 24 juni 2005 (vijftien dagen); R.v.St., nr. 95.973, 30 mei 2001 (17 dagen);<br />

R.v.St., nr. 137.220, 10 november 2004 (<strong>bij</strong>na <strong>de</strong> gehele beroepstermijn van één maand); R.v.St., nr.<br />

105.903, 24 april 2002 (27 dagen); R.v.St., nr. 134.172, 28 juli 2004 (30 dagen). Voor an<strong>de</strong>re<br />

toepassingen inzon<strong>de</strong>rheid wat het contentieux <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State betreft, zie G. DEBERSAQUES,<br />

“De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid” l.c., 187.<br />

250<br />

R. v.St., nr. 115.971, 15 februari 2003 (betekening bevel terugdrijving op 10 februari 2003; beroep<br />

op 15 februari 2003; verwij<strong>de</strong>ring op 16 februari 2003).<br />

251<br />

Vier dagen gewacht, beroep enkele uren <strong>voor</strong> repatriëring : R.v.St., nr. 117.683, 29 maart 2003. In<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin : R.v.St., nr. 129.171, 12 maart 2004 (verplichting tot het organiseren van een nachtelijke<br />

terechtzitting; twee dagen gewacht, tweetal uren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> repatriëring (R.v.St., nr. 111.931, 26 oktober<br />

2002); R.v.St., nr. 125.140, 6 november 2003 <strong>bij</strong>na een hele dag heeft gewacht om een procedure <strong>bij</strong><br />

uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid in te lei<strong>de</strong>n, terwijl “me<strong>de</strong> gelet op <strong>de</strong> niet betwiste omstandigheid,<br />

die geldt als een feit van algemene bekendheid, dat er regelmatig vluchten vertrekken naar Kongo<br />

tij<strong>de</strong>ns het weekend”).<br />

252<br />

In die zin : R.v.St., nr. 115.971, 15 februari 2003.<br />

48


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

<strong>de</strong> vereiste spoed heeft opgetre<strong>de</strong>n 253 . In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin 254 werd beslist dat hetgeen in het<br />

ka<strong>de</strong>r van een vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid door een verzoeker<br />

ontegensprekelijk beoogd wordt, het verhin<strong>de</strong>ren van zijn repatriëring is, zodat <strong>bij</strong>gevolg<br />

van <strong>de</strong> verzoeker mag wor<strong>de</strong>n verwacht dat hij <strong>de</strong> nodige spoed en alertheid aan <strong>de</strong> dag<br />

legt om <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State niet alleen in kennis te stellen van zijn intenties maar ook om<br />

dit tijdig te doen, dit wil zeggen binnen een tijdsbestek dat nodig is om aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> en<br />

aan alle partijen betrokken in het geding <strong>de</strong> gelegenheid te geven kennis te nemen van<br />

zijn vor<strong>de</strong>ring <strong>de</strong>rwijze dat die vor<strong>de</strong>ring aan een grondig on<strong>de</strong>rzoek kan wor<strong>de</strong>n<br />

on<strong>de</strong>rworpen 255 . In casu was verzoekster op don<strong>de</strong>rdag 24 oktober 2002 in kennis<br />

gesteld van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing. Pas op zaterdag 26 oktober 2002 om 09.26 uur<br />

leid<strong>de</strong> ze met een faxbericht haar vor<strong>de</strong>ring in en daarin vermeld<strong>de</strong> zij dat zij op<br />

zaterdag 26 oktober 2002 om 11 uur zou gerepatrieerd wor<strong>de</strong>n. De <strong>Raad</strong> van State<br />

overwoog inzake dit gegeven dat klaarblijkelijk <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid moest verantwoor<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> verzoekster niet uiteenzette waarom zij<br />

pas op zaterdag 26 oktober 2002 om 9.26 uur in <strong>de</strong> gelegenheid was om haar vor<strong>de</strong>ring<br />

in te lei<strong>de</strong>n. Haar stilzwijgen hierover moest geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n als dat verzoekster<br />

zelf niet diligent is geweest. Ten “overvloe<strong>de</strong>” overwoog <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in <strong>de</strong>ze zaak<br />

“dat overigens indien verzoekster an<strong>de</strong>re bedoelingen zou hebben gehad, met name <strong>de</strong><br />

<strong>Raad</strong> van State bewust in een situatie te sturen waardoor er, gelet op <strong>de</strong> geschapen<br />

tijdsnood, geen an<strong>de</strong>re mogelijkheid zou zijn dan ofwel, zon<strong>de</strong>r een grondig on<strong>de</strong>rzoek<br />

van <strong>de</strong> zaak mogelijk te maken toch een schorsing uit te lokken, ofwel een schorsing <strong>de</strong><br />

facto te zien tot stand komen, zulks niet tot een an<strong>de</strong>re conclusie zou kunnen lei<strong>de</strong>n”.<br />

Gelet op <strong>de</strong> gelijke wetsbegrippen, is <strong>de</strong>ze rechtspraak o.i. volledig overplaatsbaar naar<br />

<strong>de</strong> rechtspleging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />

Wacht <strong>de</strong> verzoeker te lang met het indienen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring zon<strong>de</strong>r daar<strong>voor</strong> een<br />

aannemelijke uitleg te geven, dan heeft hij het recht “verwerkt” heeft om zich te<br />

beroepen op <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringsprocedure van <strong>de</strong> schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid 256 . De vor<strong>de</strong>ring zal als niet ontvankelijk wor<strong>de</strong>n afgewezen.<br />

(bb) "Verschonings"-gron<strong>de</strong>n<br />

73. Verzoekers voeren in <strong>de</strong> praktijk een verschei<strong>de</strong>nheid aan omstandighe<strong>de</strong>n aan die,<br />

naar zij stellen, hun talmen verschoont 257 . De <strong>voor</strong>naamste wor<strong>de</strong>n hierna aangehaald<br />

258 :<br />

1° Het <strong>voor</strong>afgaand uitputten van een jurisdictioneel of een administratief (willig)<br />

beroep<br />

74. Zon<strong>de</strong>r dat enige normatieve tekst daarin <strong>voor</strong>ziet, heeft <strong>de</strong> burger steeds <strong>de</strong><br />

mogelijkheid om het bestuursorgaan dat een beslissing heeft genomen, te verzoeken <strong>de</strong><br />

initiële beslissing te herzien 259 .<br />

253 R.v.St., nr. 115.971, 15 februari 2003.<br />

254 R.v.St., nr. 111.931, 26 oktober 2002.<br />

255 Het aangehaal<strong>de</strong> arrest wijst er op dat daartoe <strong>de</strong> verzoeker <strong>de</strong> technische mogelijkheid is gebo<strong>de</strong>n<br />

om zijn vor<strong>de</strong>ring <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid met een faxbericht aan <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> te doen<br />

toekomen.<br />

256 R.v.St., nr. 80.029, 3 mei 1999.<br />

257 Voor een overzicht ter zake, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid” l.c., 188-194.<br />

258 Voor een grondige bespreking, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c., 188-194.<br />

259 A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c, 745. On<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n zal overigens het instellen van een <strong>de</strong>rgelijk willig beroep <strong>de</strong> termijn <strong>voor</strong> het indienen van<br />

een annulatieberoep <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State stuiten (J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c., 464-465. Ad<strong>de</strong><br />

b.v. R.v.St., v.z.w. Homo- en Lesbiënnejongerenkoepel, nr. 72.004, 24 februari 1998, T. Gem. 1998,<br />

257, noot J. DUJARDIN. Zie meer algemeen : M. CROMHEECKE, "Het willig administratief beroep", T.<br />

Gem. 1998, 221-238, inz. 234-237). Het laat zich aannemen dat <strong>de</strong>ze rechtspraak zich ook zal<br />

toepassen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen.<br />

49


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Alhoewel algemeen wordt aangenomen dat het instellen van een administratief beroep<br />

een aantal <strong>voor</strong><strong>de</strong>len heeft 260 en het instellen van een willig beroep op zich niet tot<br />

gevolg heeft dat het annulatieberoep tegen <strong>de</strong> initiële beslissing onontvankelijk zou<br />

zijn 261 , neemt <strong>de</strong> verzoeker risico’s door alvorens <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />

<strong>de</strong> <strong>Raad</strong> te adiëren, een procedure aan te wen<strong>de</strong>n die slechts facultatief van aard is en<br />

aldus geen zekerheid biedt dat ten gron<strong>de</strong> over <strong>de</strong> zaak zal wor<strong>de</strong>n beslecht.<br />

Aangenomen kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> verzoeker aldus zelf <strong>de</strong> door hem ingeroepen uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tegenspreekt 262 . Minstens moet <strong>de</strong> verzoeker op hetzelf<strong>de</strong><br />

ogenblik én <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> adiëren én een willig beroep instellen 263 .<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> lijn zal een verzoeker zijn beroep zien afgewezen wor<strong>de</strong>n indien hij eerst <strong>de</strong><br />

burgerlijke kortgedingrechter adieert omdat hij meent dat een subjectief recht in het<br />

geding is dat tot <strong>de</strong> bevoegdheid van <strong>de</strong> rechterlijke macht behoort. Indien er al een<br />

re<strong>de</strong>lijke twijfel omtrent <strong>de</strong> respectieve bevoegdhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> civiele kort gedingrechter<br />

en van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen kon bestaan, had o.i. precies <strong>de</strong>ze<br />

twijfel er <strong>de</strong> verzoeker in <strong>de</strong> door hem ingeroepen dringen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n moeten<br />

toe aanzetten geen enkel risico te nemen door (quasi-) tezelf<strong>de</strong>rtijd zijn vor<strong>de</strong>ring tot<br />

schorsing én <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen én <strong>bij</strong> <strong>de</strong> burgerlijke rechter in<br />

te lei<strong>de</strong>n 264 .<br />

2°. Argumenten ontleend aan het tijdstip van het instellen van beroep<br />

75. Een klassiek aangevoerd argument om het talmen te verklaren, is <strong>de</strong> omstandigheid<br />

dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing in volle vakantie ter kennis is gebracht. Dit gegeven zal in<br />

concreto veelal het stilzitten van <strong>de</strong> verzoeker niet verantwoor<strong>de</strong>n 265 te meer dat <strong>de</strong> <strong>Raad</strong><br />

<strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen geen gerechtelijke vakantie kent.<br />

Het afwachten van <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> beslissing is evenmin een aannemelijke uitleg<br />

<strong>voor</strong> het te lang wachten met het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring 266 . Bij het beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />

uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid dient rekening te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> datum van<br />

kennisgeving van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>ling en niet met <strong>de</strong> uitvoerbaarheid ervan 267 .<br />

260<br />

A. MAST, J. DUJARDIN, M. VAN DAMME en J. VANDE LANOTTE, o.c., 742-743.<br />

261<br />

R.v.St., nr. 52.577, 29 maart 1995.<br />

262<br />

Voor een toepassing in het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux, zie R.v.St., nr. 146.696, 24 juni 2005; zie <strong>voor</strong><br />

gemeenrechtelijke toepassingen door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in<br />

geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c., 188-189; I. OPDEBEEK, l.c., 636. S. DE TAEYE, o.c.,<br />

205-206. Cf., R.v.St., nr. 39.394, 15 mei 1992 en R.v.St., nr. 39.584, 5 juni 1992 (als een verzoeker<br />

eerst een willig beroep instelt, is <strong>de</strong> dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid aan hemzelf te wijten); Cf. E.<br />

LANCKSWEERDT, o.c., 135-136.<br />

263<br />

In die zin : M. CROMHEECKE, "Het instellen van een willig administratief beroep ontslaat <strong>de</strong><br />

verzoeken<strong>de</strong> partij niet om met spoe<strong>de</strong>isendheid een verzoekschrift <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State in te dienen<br />

waarin <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid <strong>de</strong> schorsing wordt gevor<strong>de</strong>rd van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van<br />

<strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing" (noot on<strong>de</strong>r R.v.St., Boes, nr. 75.680, 8 september 1998), C.D.P.K. 1998, (558)<br />

560. Cf. R.v.St., nr. 71.818, 13 februari 1998.<br />

264<br />

Zie.G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.,<br />

189, nr. 14 en <strong>de</strong> aldaar aangegeven nuances in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State. Te <strong>de</strong>zen zijn in<br />

het vreem<strong>de</strong>lingencontentieux o.i. <strong>de</strong>ze nuances min<strong>de</strong>r belangrijk daar – zoals hier<strong>voor</strong> is uiteengezet –<br />

<strong>de</strong> aflijning tussen <strong>de</strong> rechtsmacht van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State en <strong>de</strong> kort gedingrechter heel dui<strong>de</strong>lijk is.<br />

265<br />

Zie <strong>voor</strong> toepassingen: R.v.St., nr. 84.684, 14 januari 2000; <strong>voor</strong> toepassingen in het overige<br />

contentieux van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, zie G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.; 191 en <strong>de</strong> gegeven referenties. Uiteraard is het met vakantie<br />

vertrekken onmid<strong>de</strong>llijk na <strong>de</strong> kennisneming van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing geen overmacht die in<br />

aanmerking kan wor<strong>de</strong>n genomen ter beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (R.v.St., nr.<br />

89.629, 14 september 2000).<br />

266<br />

G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c.,<br />

192. R.v.St., nr. 91.101, 27 november 2000. Zie ook supra inzake het afwachten van het ogenblik van<br />

<strong>de</strong> daadwerkelijke verwij<strong>de</strong>ring alvorens een vor<strong>de</strong>ring in te dienen.<br />

267<br />

R.v.St., nr. 61.104, 1 augustus 1996.<br />

50


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Ook <strong>de</strong> kennisneming van een rechterlijke uitspraak in een zaak waarin men <strong>de</strong>r<strong>de</strong> is,<br />

kan geen uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid verantwoor<strong>de</strong>n 268 .<br />

Voorts zal het vrijwillig beginnen uitvoeren van <strong>de</strong> gewraakte beslissing ook <strong>de</strong> negatie<br />

inhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 269 . Dit zal inzon<strong>de</strong>rheid het geval<br />

zijn in het geval waarin <strong>de</strong> verzoeker toestemming heeft gegeven tot het uitvoeren van<br />

<strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>rings- of terugdrijvingsmaatregel (art. 39/82, eerste zinsne<strong>de</strong>, Vr.W.).<br />

3°. Argumenten eigen aan <strong>de</strong> zaak<br />

76. De verplichting om diligent op te tre<strong>de</strong>n geldt ook in "<strong>de</strong>licate" en "complexe"<br />

dossiers. Alhoewel soms <strong>de</strong> complexiteit van een dossier me<strong>de</strong> in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling wordt<br />

gebracht 270 , vormt in <strong>de</strong> regel <strong>de</strong> complexiteit van een dossier geen excuus <strong>voor</strong> het<br />

dralen met het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring 271 272 . Het staat overigens <strong>bij</strong> een complex<br />

dossier <strong>de</strong> verzoeker vrij zich te laten <strong>bij</strong>staan indien nodig.<br />

Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> het opzoeken van door hem nodig geachte "na te trekken<br />

documenten" 273 .<br />

Evenmin zal een gebrek in <strong>de</strong> communicatie tussen een partij en haar advocaat een<br />

verschoningsgrond uitmaken om niet met <strong>de</strong> nodige diligentie op te tre<strong>de</strong>n. 274 . Zo werd<br />

beslist dat <strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>de</strong> raadsman pas daags <strong>voor</strong>heen werd verwittigd door<br />

<strong>de</strong> verzoeker, geen afbreuk kan doen aan <strong>de</strong> vereiste van diligent optre<strong>de</strong>n 275 . Ook een<br />

late aanstelling als “pro <strong>de</strong>o”-advocaat rechtvaardigt het talmen in hoof<strong>de</strong> van <strong>de</strong><br />

verzoeker niet 276 . An<strong>de</strong>rs zou het o.i. zijn mocht betrokkene verhin<strong>de</strong>rd zijn om zijn<br />

raadsman te raadplegen 277 .<br />

268<br />

R.v.St., nr. 128.750, 3 maart 2004 (i.c. wierp <strong>de</strong> verzoeken<strong>de</strong> partij op dat zij een beslissing<br />

afwachtte betreffen<strong>de</strong> haar broer en haar moe<strong>de</strong>r en dat zij meen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing <strong>voor</strong>dien<br />

niet zou wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. De <strong>Raad</strong> van State oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat het uitblijven van beslissingen over<br />

familiele<strong>de</strong>n echter geen re<strong>de</strong>n lijkt te vormen om te talmen met een procedure tegen <strong>de</strong> eigen<br />

beslissing); zie ook b.v. R.v.St., nr. 89.629, 14 september 2000.<br />

269<br />

Zie <strong>voor</strong> een toepassing inz. G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c. 192.<br />

270<br />

Zie b.v. <strong>voor</strong> een toepassing in het vreem<strong>de</strong>lingencontentiuex, inz. R.v.St., nr. 112.364, 7 november<br />

2002. Zie <strong>voor</strong> overige toepassingen, inz. G. DEBERSAQUES, “De schorsingsprocedure in geval van<br />

uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid”, l.c., 192-193.<br />

271<br />

R.v.St., nr. 56.730, 6 <strong>de</strong>cember 1995, R.W. 1996-97, 225, noot; R.v.St., nr. 57.025, 14 <strong>de</strong>cember<br />

1995; R.v.St., nr. 77.181, 24 november 1998; R.v.St., nr. 94.764, 18 april 2001; cf. I. OPDEBEEK, l.c.,<br />

635 die vergelijkt met <strong>de</strong> omstandigheid dat <strong>de</strong> complexiteit van een zaak wel een motief is <strong>voor</strong> het<br />

beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijke termijn ten aanzien van het bestuur en <strong>de</strong> rechter.<br />

272<br />

Beslist werd door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State dat <strong>de</strong> rechten van ver<strong>de</strong>diging en <strong>de</strong> eisen van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong><br />

rechtsbe<strong>de</strong>ling vereisen dat ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re in het geding betrokken partijen en <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, <strong>de</strong><br />

mogelijkheid hebben die <strong>de</strong>licate en complexe aangelegenhe<strong>de</strong>n zo goed als mogelijk te behan<strong>de</strong>len.<br />

Daar<strong>bij</strong> mag geen wanverhouding bestaan tussen <strong>de</strong> termijn die verzoeker zich <strong>voor</strong> het formuleren van<br />

het verzoekschrift heeft <strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n enerzijds, en <strong>de</strong> termijn die aan <strong>de</strong> verweren<strong>de</strong> partij toekomt om<br />

haar ver<strong>de</strong>diging <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> termijn waarover <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State beschikt om uitspraak te<br />

doen an<strong>de</strong>rzijds : R.v.St., nr. 98.634, 30 augustus 2001, R.W. 2001-2002, 634, noot I. OPDEBEEK. A<br />

fortiori geldt het argument afgeleid uit <strong>de</strong> complexiteit van het dossier niet indien blijkt dat het<br />

ingedien<strong>de</strong> verzoekschrift, buiten <strong>de</strong> uiteenzetting over <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid en enkele<br />

toevoegingen <strong>bij</strong> <strong>de</strong> feiten en een aanpassing van <strong>de</strong> uiteenzetting over <strong>de</strong> samenhang, groten<strong>de</strong>els een<br />

letterlijke herneming is van eer<strong>de</strong>re verzoekschriften (R.v.St., nr. 98.177, 7 augustus 2001).<br />

273<br />

Zie <strong>voor</strong> een toepassing in het vreem<strong>de</strong>lingenrecht, inz. R.v.St., nr. 146.694, 24 juni 2005 (wachten<br />

op een document uit Helsinki); zie <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re toepassing, R.v.St., nr. 77.181, 24 november 1998.<br />

274<br />

R.v.St., nr. 105.903, 24 april 2002.<br />

275<br />

R.v.St. nr. 115.971, 15 februari 2003; R.v.St., nr. 84.684, 14 januari 2000 (overdracht van het<br />

dossier naar een nieuwe raadsman rechtvaardigt het talmen niet); R.v.St., nr. 105.903, 24 april 2002.<br />

276<br />

R.v.St., nr. 95.974, 30 mei 2004.<br />

277<br />

Cf. R.v.St., nr. 129.171, 12 maart 2004 dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring om re<strong>de</strong>n van uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid afwees omdat niet bleek dat bleek dat <strong>de</strong> verzoeker is verhin<strong>de</strong>rd geweest om vanaf<br />

51


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

Ook <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n dat men zich omtrent zijn rechten nog dien<strong>de</strong> te informeren <strong>bij</strong><br />

een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, kregen geen gehoor in <strong>de</strong> rechtspraak van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State 278 .<br />

In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin overtuigen argumenten betrokken op zijn persoon evenmin 279 Uiteraard<br />

mag <strong>de</strong> verzoeker niet zelf <strong>de</strong> oorzaak zijn van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid. Zo<br />

zal een verzoekster die se<strong>de</strong>rt het verstrijken van haar legaal verblijf getalmd heeft om<br />

verlenging te bekomen van haar legaal verblijf, zelf <strong>de</strong> oorzaak zijn van <strong>de</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid 280 .<br />

4° Argumenten afgeleid uit het niet vertrouwd zijn met <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen toepasselijke procedurele <strong>voor</strong>schriften<br />

In het <strong>bij</strong>zon<strong>de</strong>r verantwoordt <strong>de</strong> omstandigheid dat, in strijd met artikel 2, 4°, van <strong>de</strong><br />

wet van 11 april 1994 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> openbaarheid van bestuur 281 , in <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />

beslissing geen melding wordt gemaakt van <strong>de</strong> eventuele beroepsmogelijkhe<strong>de</strong>n het<br />

talmen van verzoeker niet 282 . De enige sanctie 283 die aan <strong>de</strong> miskenning van <strong>de</strong>ze<br />

bepaling is verbon<strong>de</strong>n, is immers het gegeven dat <strong>de</strong> beroepstermijn niet ingaat. De<br />

geldigheid van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n beslissing zelf komt niet in het gedrang 284 .<br />

(cc) De negatie van <strong>de</strong> dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid volgend uit <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong> procedure<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

77. Van <strong>de</strong> verzoeker wordt tij<strong>de</strong>ns het verloop van <strong>de</strong> rechtspleging ook enige<br />

waakzaamheid verwacht, op straffe van an<strong>de</strong>rs zijn verzoek tot behan<strong>de</strong>ling <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid te zien verworpen wor<strong>de</strong>n.<br />

Zo ontkent het gelijktijdig indienen van zowel een verzoekschrift tot schorsing van <strong>de</strong><br />

tenuitvoerlegging (met in hetzelf<strong>de</strong> verzoekschrift het beroep tot nietigverklaring (art.<br />

39/82, § 3, eerste lid, Vr.W.), als van een verzoekschrift tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid op zich het bestaan van een uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid 285 . Een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />

veron<strong>de</strong>rstelt immers dat <strong>de</strong> gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing niet vermag het onheil dat<br />

<strong>de</strong> verzoeker overkomt, te <strong>voor</strong>komen, zodat in die logica moeilijk te verklaren is hoe<br />

het ogenblik van zijn opsluiting, met zijn raadsman te overleggen. Het zal aan verzoeker komen om dit<br />

argument aannemelijk te maken.<br />

278<br />

R.v.St., nr. 57.025, 14 <strong>de</strong>cember 1995.<br />

279<br />

B.v. zwangerschap van <strong>de</strong> verzoeker (R.v.St., nr 84.684, 14 januari 2000); datum van huwelijk<br />

vaststellen terwijl verzoeker zich .in een precaire verblijfstoestand bevond (R.v.St., nr. 102.389, 28<br />

november 2003).<br />

280<br />

R.v.St., nr. 89.658, 18 september 2000. Zie ook R.v.St., nr. 97.915, 19 juli 2001.<br />

281<br />

B.S. 30 juni 1994. De Vr.W. kent geen bepaling analoog aan artikel 19, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.-wet. De<br />

vraag rijst of te <strong>de</strong>zen <strong>de</strong> lezing van het toepassingsgebied van artikel 2 zoals die blijkt uit <strong>de</strong><br />

rechtspraak van het Hof van Cassatie door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen zal wor<strong>de</strong>n<br />

toegepast (zie Cass. 23 oktober 2000, Arr. Cass. 2000, 570, T.F.R. 2001, 1095, noot S. HUYGHE en S.<br />

RONSE (In <strong>de</strong>ze zaak overwoog het Hof van Cassatie (verrassend op een organiek i.p.v. een inhou<strong>de</strong>lijk<br />

criterium)) dat <strong>de</strong> directeur van <strong>de</strong> belastingen die uitspraak doet over een bezwaar, geen<br />

administratieve <strong>overheid</strong> is in <strong>de</strong> zin van <strong>de</strong> wet van 11 april 1994, daar tegen zijn beslissing geen<br />

<strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State maar wel <strong>voor</strong> het hof van beroep kan wor<strong>de</strong>n ingesteld);. In<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin, Gent 27 mei 2003, T.Gem. 2005, 257, (kritische) noot R. HOUBEN.<br />

282<br />

Zie <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toepassing van artikel 19, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.-wet : R.v.St., nr. 98.634, 30 augustus<br />

2001, R.W. 2001-2002, 634, noot I. OPDEBEEK; R.v.St., nr. 111.433, 11 oktober 2002.<br />

283<br />

Behou<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> gemeenrechtelijke mogelijkheid dat <strong>de</strong> aansprakelijkheid van <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> in het<br />

gedrang kan komen door dit verzuim.<br />

284<br />

Ch. BAMPS, “Openbaarheid van bestuur. De fe<strong>de</strong>rale wet van 11 april 1994 toegelicht”, Rec. Arr.<br />

R.v.St., 1996, (21) 37. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zin wat <strong>de</strong> rechtspraak betreft inzake artikel 19, twee<strong>de</strong> lid, R.v.St.wet<br />

(zie J. BAERT en G. DEBERSAQUES, o.c. 422-423).<br />

285<br />

R.v.St., nr. 56.730, 6 <strong>de</strong>cember 1995, R.W. 1996-97, 225, noot; R.v.St., nr. 92.776, 29 januari<br />

2001. Zie ook infra, nr. 83.<br />

52


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

een verzoeker <strong>de</strong>salniettemin <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen tegelijk heeft kunnen indienen 286 . De<br />

verzoeker moet <strong>de</strong>rhalve kiezen tussen <strong>de</strong> gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing dan wel <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid (art. 39/82, § <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid,<br />

Vr.W.).<br />

Ook het verzoek vanwege <strong>de</strong> verzoeker om <strong>de</strong> zaak naar een latere terechtzitting te<br />

verwijzen, spreekt <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid tegen 287 .<br />

Naar analogie met <strong>de</strong> rechtspraak inzake artikel 94 A.P.R. zal o.i. <strong>de</strong> verzoeker<br />

tevergeefs aanvoeren dat één van <strong>de</strong> door hem ingeroepen mid<strong>de</strong>len toelaat <strong>de</strong> zaak af<br />

te doen volgens <strong>de</strong> procedure <strong>voor</strong>geschreven door artikel 36 PR RvV en dat zulks een<br />

beroep op <strong>de</strong> procedure <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid rechtvaardigt. De<br />

procedure op grond van artikel 36 PRV en <strong>de</strong> procedure tot schorsing <strong>bij</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zijn o.i. van elkaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n en kunnen wegens hun<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n aard niet samen gevoerd wor<strong>de</strong>n 288 .<br />

(c) De vereiste dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure onmiskenbaar te laat zou komen<br />

78. In overeenstemming met het princiepsarrest SPRUYT 289 van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, dat<br />

nadien talloze navolging kent 290 , mag in het algemeen wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong><br />

verzoeker aan <strong>de</strong> hand van dui<strong>de</strong>lijke gegevens en feiten moet doen blijken dat, indien<br />

<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over<br />

<strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen om nog enig nuttig effect te sorteren.<br />

Het komt aan verzoeker toe op afdoen<strong>de</strong> wijze aannemelijk te maken dat, mocht <strong>de</strong><br />

vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht volgens <strong>de</strong> gewone procedureregeling inzake schorsing, <strong>de</strong><br />

schorsing onmiskenbaar te laat zou komen omdat het na<strong>de</strong>el dat ernstig wordt genoemd,<br />

reeds gerealiseerd zou zijn en niet meer, of alleszins zeer moeilijk nog hersteld zou<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n, met name zo moeilijk als in het geval dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />

286<br />

R.v.St., nr. 92.776, 29 januari 2001.<br />

287<br />

R.v.St., nr. 44.412,11 oktobter 1993; R.v.St., nr. 70.450, 22 <strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 70.451, 22<br />

<strong>de</strong>cember 1997; R.v.St., nr. 86.752, 10 april 2000. Ofwel staat <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid<br />

vast en dient <strong>de</strong> procedure zon<strong>de</strong>r verwijl te wor<strong>de</strong>n vervolgd, ofwel staat die niet vast en dan dient<br />

logisch <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring te wor<strong>de</strong>n afgewezen.<br />

288<br />

Zie naar analogie inzake <strong>de</strong> onmogelijkheid tot combinatie van <strong>de</strong> UDN-procedure met <strong>de</strong> procedure<br />

van “kennelijke gegrondheid” vervat in artikel 94 A.P.R. zoals dit gold <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opheffing ervan <strong>bij</strong> artikel<br />

55, 3° van het K.B. van 24 april 2007 : R.v.St., nr. 80.609, 3 juni 1999. Zie ook R.v.St., nr. 108.686, 3<br />

juli 2002.<br />

289<br />

R.v.St., nr. 38.302, 11 <strong>de</strong>cember 1991, J.T. 1992, 312, noot D.L., R.W. 1991-92, 989, T.B.P., 1992,<br />

674, noot W. LAMBRECHTS.<br />

290<br />

In <strong>de</strong> (ou<strong>de</strong>re ?) rechtspraak (zoals b.v. het aangehaal<strong>de</strong> arrest Spruyt,) werd (nog) vereist dat<br />

aannemelijk werd gemaakt dat, in geval <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring tot schorsing wordt on<strong>de</strong>rzocht met inachtneming<br />

van <strong>de</strong> gewone regels van <strong>de</strong> schorsingsprocedure, en <strong>de</strong> schorsing alzo slechts over een paar weken,<br />

doch ten laatste binnen vijfenveertig dagen na het instellen van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring zou bevolen wor<strong>de</strong>n, zij<br />

onmiskenbaar te laat zou komen. Gaan<strong>de</strong>weg werd <strong>de</strong> verwijzing naar <strong>de</strong> 45 dagen (veelal : zie b.v. nog<br />

R.v.St., nr. 116.708, 5 maart 2003; R.v.St., nr. 118.727, 28 april 2003; R.v.St., nr. 98.829, 12<br />

september 2001) weggelaten - aangezien in <strong>de</strong> praktijk <strong>de</strong>ze (or<strong>de</strong>)termijn niet kon wor<strong>de</strong>n nageleefd -<br />

en vervangen door <strong>de</strong> vereiste aan te tonen dat, indien <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wordt ingesteld volgens <strong>de</strong> gewone<br />

schorsingsprocedure, <strong>de</strong> uitspraak over <strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring onherroepelijk te laat zou komen om nog enig<br />

nuttig effect te sorteren (zie b.v. R.v.St., nr. 120.844, 20 juni 2003). In het arrest Vanrusselt en cst.<br />

(nr. 115.464, 6 februari 2003, T.R.O.S. 2003, 249, noot R. VEKEMAN) werd uitdrukkelijk gesteld dat <strong>de</strong><br />

termijn van 45 dagen een termijn van or<strong>de</strong> is en dat “gelet op het overbelast zijn van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State,<br />

<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> duur van een procedure die niet <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid wordt ingesteld,<br />

langer is dan 45 dagen”. Het lijkt aannemelijk dat ook in <strong>de</strong> rechtspraak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />

Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen niet zal verwezen wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> in artikel 39/82, § 4, eerste lid, Vr.W.<br />

bepaal<strong>de</strong> termijn van 30 dagen.<br />

53


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

bestre<strong>de</strong>n akte niet wordt geschorst 291 . Niet is vereist dat <strong>de</strong> verzoeker aannemelijk moet<br />

maken dat zijn na<strong>de</strong>el groot is of dat het kan verergeren, maar wel dat <strong>de</strong> realisatie of <strong>de</strong><br />

verzwaring ervan <strong>voor</strong>aleer <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen volgens <strong>de</strong> gewone<br />

procedureregeling uitspraak zou doen, <strong>de</strong> uitspraak volgens <strong>de</strong> gewone<br />

schorsingsprocedure tot een formele procedurestap zou herlei<strong>de</strong>n 292 . De verzoeker draagt<br />

te <strong>de</strong>zen <strong>de</strong> bewijslast. Loutere beweringen zullen ter zake niet volstaan.<br />

De volgen<strong>de</strong> argumenten zijn o.i. niet dienend :<br />

- <strong>de</strong> UDN-procedure kan, als uitzon<strong>de</strong>ringsprocedure, uiteraard niet wor<strong>de</strong>n<br />

aangewend enkel en alleen om sneller dan met toepassing van <strong>de</strong> gewone<br />

schorsingsprocedure, een uitspraak over <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring te verkrijgen 293 ;<br />

- het gegeven dat het na<strong>de</strong>el of het risico erop langer blijft <strong>voor</strong>tbestaan wanneer<br />

<strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure wordt gevolgd, is op zich nog geen re<strong>de</strong>n om te<br />

besluiten dat <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid aanwezig is. Daar an<strong>de</strong>rs over<br />

oor<strong>de</strong>len zou betekenen dat alle schorsingsprocedures volgens <strong>de</strong> procedure van<br />

<strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld, wat<br />

uiteraard <strong>de</strong> negatie zelve van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> uiterst dringen<strong>de</strong><br />

noodzakelijkheid en van het zeer uitzon<strong>de</strong>rlijke karakter van <strong>de</strong><br />

schorsingsprocedures <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid zou betekenen 294 ;<br />

- aangezien het instellen van een vor<strong>de</strong>ring tot schorsing van <strong>de</strong> tenuitvoerlegging<br />

geen schorsen<strong>de</strong> werking heeft, verantwoordt het feit dat <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte kan<br />

wor<strong>de</strong>n uitgevoerd hangen<strong>de</strong> een gewone schorsingsprocedure op zich <strong>de</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid van <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring niet afdoen<strong>de</strong>. Er an<strong>de</strong>rs over<br />

oor<strong>de</strong>len zou ertoe lei<strong>de</strong>n dat elke vor<strong>de</strong>ring tot schorsing uiterst dringend zou<br />

zijn, hetgeen <strong>de</strong> negatie zou zijn van het uitzon<strong>de</strong>rlijk karakter van <strong>de</strong>ze<br />

procedure 295 ;<br />

- <strong>de</strong> loutere verwijzing naar een bevel om het grondgebied te verlaten dat werd ter<br />

kennis gebracht of <strong>de</strong> loutere vrees <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van het bestre<strong>de</strong>n<br />

bevel, volstaan niet om aan te tonen dat <strong>de</strong> gewone schorsingsprocedure<br />

onmiskenbaar te laat zou komen, indien blijkt dat <strong>de</strong> verzoeker niet het <strong>voor</strong>werp<br />

uit van een imminente verwij<strong>de</strong>ringsmaatregel met het oog op zijn verwij<strong>de</strong>ring<br />

van het grondgebied van het Rijk 296 . In een <strong>de</strong>rgelijk geval volstaat het indienen<br />

van een gewone vor<strong>de</strong>ring tot schorsing. Wordt <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong><br />

bestre<strong>de</strong>n beslissing imminent, dan volstaat het met toepassing van <strong>de</strong> artikelen<br />

39/84 en 39/85 <strong>voor</strong>lopige maatregelen <strong>bij</strong> uiterst dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid te<br />

vor<strong>de</strong>ren 297 . Binnen <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van artikel 39/85 is een <strong>de</strong>rgelijke vor<strong>de</strong>ring<br />

schorsend.<br />

De verzoeker zal dus, om aan <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> met betrekking tot <strong>de</strong> uiterst<br />

dringen<strong>de</strong> noodzakelijkheid te voldoen, feiten en gegevens moeten aanbrengen die direct<br />

aannemelijk maken dat <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> schorsing, wil zij enig nuttig effect sorteren,<br />

onmid<strong>de</strong>llijk moet wor<strong>de</strong>n bevolen, en dat, mocht <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht<br />

volgens <strong>de</strong> gewone procedureregeling inzake schorsing, <strong>de</strong> schorsing onmiskenbaar te<br />

laat zou komen omdat het na<strong>de</strong>el dat ernstig wordt genoemd, reeds gerealiseerd zou zijn<br />

en niet meer, of alleszins zeer moeilijk nog hersteld zou kunnen wor<strong>de</strong>n, met name zo<br />

291<br />

R.v.St., nr. 74.283, 12 juni 1998; R.v.St., nr. 76.781, 3 november 1998; R.v.St., nr. 85.026, 1<br />

februari 2000; R.v.St., nr. 98.177, 7 augustus 2001; R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003; Cf. E.<br />

LANCKSWEERDT, o.c., 134.<br />

292<br />

R.v.St., nr. 124.566, 23 oktober 2003; R.v.St., nr. 103.967, 20 februari 2002; R.v.St., nr. 109.507,<br />

23 juli 2002; R.v.St., nr. 72.365, 10 maart 1998.<br />

293<br />

R.v.St., nr. 76.781, 3 november 1998.<br />

294<br />

R.v.St., nr. 75.555, 6 augustus 1998.<br />

295<br />

R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003.<br />

296<br />

Zie in die zin <strong>de</strong> princiepsarresten gewezen door <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> van State, gewezen in algemene<br />

verga<strong>de</strong>ring : R.v.St., nrs. 141.510 en 141.512, 2 maart 2005. De <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

sluit zich op expliciete wijze aan <strong>bij</strong> <strong>de</strong>ze rechtspraak : RvV, nr. 553, 4 juli 2007.<br />

297<br />

RvV, nr. 553, 4 juli 2007.<br />

54


G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK, <strong>Rechtsbescherming</strong> <strong>tegenover</strong> <strong>de</strong> <strong>overheid</strong> <strong>bij</strong> <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenbetwistingen<br />

moeilijk als in het geval dat <strong>de</strong> tenuitvoerlegging van <strong>de</strong> bestre<strong>de</strong>n akte niet wordt<br />

geschorst 298 .<br />

298 R.v.St., nr. 118.282, 11 april 2003; R.v.St., nr. 129.903, 30 maart 2004.<br />

55<br />

Brussel, 1 juli 2007<br />

Prof. G. DEBERSAQUES en Fr. DE BOCK

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!