Deelrapport trendanalyse domein Veiligheid - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Veiligheid - Nationaal Archief
Deelrapport trendanalyse domein Veiligheid - Nationaal Archief
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Concept rapport <strong>Veiligheid</strong> – februari 2011<br />
0 # 6 > 5<br />
1993<br />
<br />
A Trend: Opkomst van de georganiseerd criminaliteit<br />
A Domein: Zorg voor veiligheid<br />
!<br />
Eind jaren tachtig groeide de behoefte om de lokaal georganiseerde politieorganisaties<br />
meer te laten samenwerken, mede met het doel een greep te krijgen op de<br />
georganiseerde criminaliteit. In dat kader werden vanaf 1987 verschillende<br />
Interregionale Rechercheteams (IRT’s) opgericht. De grootste hiervan was het<br />
samenwerkingsverband tussen de korpsen van Amsterdam, Utrecht en<br />
Haarlem/Schiphol. Ondanks de langdurige voorbereidingen van de samenwerking bleek<br />
in de praktijk dat geen duidelijke afspraken waren gemaakt ten aanzien van de vragen<br />
wie de verantwoordelijkheid droeg voor de speciale operaties van het team en welke<br />
opsporingsmethoden gebruikt mochten worden. De relatie tussen de verschillende<br />
korpsen en het Openbaar Ministerie was bovendien vanaf het begin complex.<br />
Na de moord op crimineel Klaas Bruinsma ontstond het idee om te infiltreren in diens<br />
‘Delta groep’. Een aantal criminelen werd benaderd om te functioneren als politieA<br />
informanten. Zij kregen toestemming hun criminele activiteiten voort te zetten in ruil<br />
voor informatie over de criminele organisatie. De afspraak was bovendien dat de<br />
informanten hun inkomsten uit hun criminele activiteiten mochten houden. Grote<br />
hoeveelheden softdrugs en ecstasy pillen werden zo, onder toeziend oog van de politie<br />
het land ingevoerd, de zogenoemde controlled delivery, en, hoewel het eigenlijk de<br />
bedoeling was geweest dat de politie de drugs vervolgens zou confisqueren, verhandeld<br />
op de Nederlandse markt.<br />
Eind 1993 besloot de Amsterdamse politie de samenwerking met de twee andere korpsen<br />
op te zeggen. De opheffing van het IRT werd, als gevolg van het geheime karakter van<br />
de operaties, slechts summier toegelicht in een persbericht en leidde daardoor tot<br />
politieke en publieke verontwaardiging. De in het IRT betrokken partijen verweten elkaar<br />
ondertussen ‘incompetentie, mismanagement en zelfs corruptie’. (Van de Bunt, 2004:<br />
686).<br />
De ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie besloten daarop een<br />
onderzoekscommissie in te stellen onder leiding van Heiko Wierenga. De commissieA<br />
Wierenga kreeg weinig tijd en gelegenheid om het onderzoek uit te voeren en kwam tot<br />
de – na later bleek verkeerde – conclusie dat de gebruikte methoden niet verboden<br />
waren en het IRT niet buiten zijn boekje was gegaan.<br />
Intussen waren zoveel misstanden met betrekking tot de opsporing naar voren gekomen<br />
dat de Tweede Kamer besloot tot een preliminair onderzoek door een parlementaire<br />
werkgroep. Deze adviseerde het parlement in oktober 1994 een parlementaire<br />
enquêtecommissie onderzoek te laten doen naar de opsporingsmethoden van het IRT. De<br />
commissie stond onder voorzitterschap van Maarten van Traa. De commissie liet parallel<br />
aan haar eigen onderzoek een onderzoeksgroep onder leiding van professor Fijnaut de<br />
aard, het karakter en de schaal van de georganiseerde criminaliteit in Nederland in kaart<br />
brengen. Zelf concentreerde de commissieAVan Traa zich op de gebruikte<br />
opsporingmethoden, als infiltratie, observatie en wire6tapping en het toezicht daarop<br />
door de rechters en het openbaar ministerie.<br />
De conclusie van de commissie was dat er sprake was van een crisis. De behoefte om de<br />
groeiende georganiseerde misdaad aan te pakken had geleid tot veel actie bij de politie,<br />
en te weinig toezicht van de wetgever en de rechterlijke macht. Individuele<br />
105