ERFPACHT en opstal - FED-net

ERFPACHT en opstal - FED-net ERFPACHT en opstal - FED-net

12.09.2013 Views

Art. 6. Hij is bevoegd om zijn recht te vervreemden, met hypotheek te belasten, en den grond, in erfpacht uitgegeven, met dienstbaarheden te bezwaren, voor het tijdvak van zijn genot. A. Dit is alternatief recht! B. Dit sluit aan bij art. 3. Art. 7. Bij het eindigen van zijn recht, kan hij wegnemen alle zoodanige door hem gestelde gebouwen of gemaakte beplantingen, waartoe hij, uit kracht der overeenkomst, niet gehouden was; doch hij is verplicht de schade te vergoeden, welke door dat wegnemen aan den grond mocht veroorzaakt zijn. Niettemin heeft de grondeigenaar recht van terughouding op die voorwerpen, tot dat de erfpachter hem het verschuldigde volledig voldaan heeft. Dit is alternatief recht! Art. 8. De erfpachter is onbevoegd om van den grondeigenaar te vorderen dat hij de waarde betale van de gebouwen, werken, betimmeringen en beplantingen, hoe genaamd, welke eerstgemelde heeft gemaakt, en die zich bij het eindigen der erfpacht op den grond bevinden. A. Dit is alternatief recht! B. Dit is een zeer belangrijk artikel … op het vlak van burgerlijk erfrecht en fiscaal successierecht. Daar waar iedere conventionele successie-constructie van naakte eigendom en vruchtgebruik niet zonder gevaar is, en vandaag nog te gevaarlijker, mag het beginsel niet uit het oog verloren worden: dat iedere verrijking die haar oorzaak vindt in het overlijden van iemand, onderhevig is a) én aan de burgerlijke wetgeving inzake reserve b) én aan de fiscale wetgeving inzake successierecht 64

Verrijking die in bedoelde toestanden haar oorsprong én reden van bestaan vindt in “verrijking door natrekking bij onroerende goederen”. Het gemeen, lees algemeen gelden recht is dit van art. 547 e.v. B.W., en inzonderheid op fiscaal gebied door art. 554 B.W. RECHT VAN NATREKKING OP HETGEEN DOOR EEN ZAAK WORDT VOORTGEBRACHT. Art. 547. De natuurlijke vruchten en de vruchten van nijverheid van de grond, De burgerlijke vruchten, De jongen van de dieren, behoren de eigenaar toe door recht van natrekking. Art. 548. De door een zaak voortgebrachte vruchten behoren de eigenaar slechts toe onder verplichting om de door derden gemaakte kosten van het beploegen, bewerken en bezaaien te vergoeden. Art. 549. Hij die enkel het bezit heeft van een zaak, behoudt de vruchten slechts voor zich, ingeval hij te goeder trouw bezit; in het tegenovergestelde geval is hij gehouden de voortbrengsels, samen met de zaak, terug te geven aan de eigenaar die de zaak opeist. Art. 550. De bezitter is te goeder trouw, wanneer hij bezit als eigenaar, krachtens een titel van eigendomsoverdracht waarvan hij de gebreken niet kent. Hij houdt op te goeder trouw te zijn, zodra die gebreken hem bekend zijn. RECHT VAN NATREKKING OP HETGEEN MET DE ZAAK VERENIGD WORDT EN EEN LICHAAM ERMEE UITMAAKT. Art. 551. Alles wat met de zaak verenigd wordt en één lichaam ermee uitmaakt, behoort de eigenaar toe, volgens de hierna gestelde regels. RECHT VAN NATREKKING BETREFFENDE ONROERENDE ZAKEN. Art. 552. De eigendom van de grond bevat in zich de eigendom van hetgeen op en onder de grond is. De eigenaar mag op de grond naar goeddunken planten en bouwen, behoudens de in de titel Erfdienstbaarheden of grondlasten gestelde uitzonderingen. Onder de grond mag hij naar goeddunken bouwen en graven en uit die gravingen alle voortbrengsels halen die zij kunnen opleveren, behoudens de beperkingen voortvloeiende uit de wetten en verordeningen betreffende de mijnen en uit de wetten en verordeningen van politie. Art. 553. Alle gebouwen, beplantingen en werken op of onder de grond van een erf, worden vermoed door de eigenaar, op zijn kosten, te zijn tot stand gebracht en hem toe te behoren, tenzij het tegenovergestelde bewezen is; onverminderd de eigendom die een derde door verjaring mocht verkrijgen of hebben verkregen, hetzij van een ondergrondse ruimte onder eens anders gebouw, hetzij van enig ander gedeelte van het gebouw. Art. 554. De eigenaar van de grond, die gebouwen, beplantingen en werken met hem niet toebehorende materialen heeft tot stand gebracht, moet de waarde van deze materialen betalen; hij kan ook tot schadevergoeding worden veroordeeld indien daartoe reden is; maar de eigenaar van de materialen heeft niet het recht ze weg te nemen. Art. 555. Indien de beplantingen, gebouwen en werken zijn tot stand gebracht door een derde met zijn eigen materialen, heeft de eigenaar van het erf het recht die voor zich te behouden, ofwel de derde te verplichten ze weg te nemen. Indien de eigenaar van het erf de wegruiming vordert van de beplantingen en gebouwen, geschiedt deze op kosten van degene door wie zij zijn tot stand gebracht, zonder enige vergoeding voor hem; hij kan zelfs, indien daartoe reden is, veroordeeld worden tot schadevergoeding wegens het nadeel dat de eigenaar van het erf mocht hebben geleden. Indien de eigenaar verkiest die beplantingen en gebouwen te behouden, moet hij de waarde van de materialen en het arbeidsloon vergoeden, zonder dat de min of meer belangrijke vermeerdering der waarde, die het erf kan hebben verkregen, in aanmerking komt. Indien echter de beplantingen, gebouwen en werken zijn tot stand gebracht door een derde, onder wie het goed is uitgewonnen en die niet tot teruggave van de vruchten is veroordeeld, daar hij te goeder trouw was, dan kan de eigenaar de wegruiming van die werken, beplantingen en gebouwen niet vorderen; maar hij heeft de keus om, ofwel de waarde van de materialen en het arbeidsloon te vergoeden, ofwel een bedrag te betalen dat gelijk is aan de door het erf verkregen meerwaarde. 65

Verrijking die in bedoelde toestand<strong>en</strong> haar oorsprong én red<strong>en</strong> van bestaan vindt in “verrijking<br />

door natrekking bij onroer<strong>en</strong>de goeder<strong>en</strong>”.<br />

Het geme<strong>en</strong>, lees algeme<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> recht is dit van art. 547 e.v. B.W., <strong>en</strong> inzonderheid op fiscaal<br />

gebied door art. 554 B.W.<br />

RECHT VAN NATREKKING OP HETGEEN DOOR EEN ZAAK WORDT VOORTGEBRACHT.<br />

Art. 547. De natuurlijke vrucht<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vrucht<strong>en</strong> van nijverheid van de grond,<br />

De burgerlijke vrucht<strong>en</strong>,<br />

De jong<strong>en</strong> van de dier<strong>en</strong>,<br />

behor<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong>aar toe door recht van natrekking.<br />

Art. 548. De door e<strong>en</strong> zaak voortgebrachte vrucht<strong>en</strong> behor<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong>aar slechts toe onder verplichting om de door<br />

derd<strong>en</strong> gemaakte kost<strong>en</strong> van het beploeg<strong>en</strong>, bewerk<strong>en</strong> <strong>en</strong> bezaai<strong>en</strong> te vergoed<strong>en</strong>.<br />

Art. 549. Hij die <strong>en</strong>kel het bezit heeft van e<strong>en</strong> zaak, behoudt de vrucht<strong>en</strong> slechts voor zich, ingeval hij te goeder trouw<br />

bezit; in het teg<strong>en</strong>overgestelde geval is hij gehoud<strong>en</strong> de voortbr<strong>en</strong>gsels, sam<strong>en</strong> met de zaak, terug te gev<strong>en</strong> aan de<br />

eig<strong>en</strong>aar die de zaak opeist.<br />

Art. 550. De bezitter is te goeder trouw, wanneer hij bezit als eig<strong>en</strong>aar, kracht<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> titel van eig<strong>en</strong>domsoverdracht<br />

waarvan hij de gebrek<strong>en</strong> niet k<strong>en</strong>t.<br />

Hij houdt op te goeder trouw te zijn, zodra die gebrek<strong>en</strong> hem bek<strong>en</strong>d zijn.<br />

RECHT VAN NATREKKING OP HETGEEN MET DE ZAAK VERENIGD WORDT EN EEN LICHAAM ERMEE<br />

UITMAAKT.<br />

Art. 551. Alles wat met de zaak ver<strong>en</strong>igd wordt <strong>en</strong> één lichaam ermee uitmaakt, behoort de eig<strong>en</strong>aar toe, volg<strong>en</strong>s de<br />

hierna gestelde regels.<br />

RECHT VAN NATREKKING BETREFFENDE ONROERENDE ZAKEN.<br />

Art. 552. De eig<strong>en</strong>dom van de grond bevat in zich de eig<strong>en</strong>dom van hetge<strong>en</strong> op <strong>en</strong> onder de grond is.<br />

De eig<strong>en</strong>aar mag op de grond naar goeddunk<strong>en</strong> plant<strong>en</strong> <strong>en</strong> bouw<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>s de in de titel Erfdi<strong>en</strong>stbaarhed<strong>en</strong> of<br />

grondlast<strong>en</strong> gestelde uitzondering<strong>en</strong>.<br />

Onder de grond mag hij naar goeddunk<strong>en</strong> bouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> grav<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit die graving<strong>en</strong> alle voortbr<strong>en</strong>gsels hal<strong>en</strong> die zij<br />

kunn<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>, behoud<strong>en</strong>s de beperking<strong>en</strong> voortvloei<strong>en</strong>de uit de wett<strong>en</strong> <strong>en</strong> verord<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong>de de mijn<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> uit de wett<strong>en</strong> <strong>en</strong> verord<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van politie.<br />

Art. 553. Alle gebouw<strong>en</strong>, beplanting<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> op of onder de grond van e<strong>en</strong> erf, word<strong>en</strong> vermoed door de<br />

eig<strong>en</strong>aar, op zijn kost<strong>en</strong>, te zijn tot stand gebracht <strong>en</strong> hem toe te behor<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>zij het teg<strong>en</strong>overgestelde bewez<strong>en</strong> is;<br />

onverminderd de eig<strong>en</strong>dom die e<strong>en</strong> derde door verjaring mocht verkrijg<strong>en</strong> of hebb<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>, hetzij van e<strong>en</strong><br />

ondergrondse ruimte onder e<strong>en</strong>s anders gebouw, hetzij van <strong>en</strong>ig ander gedeelte van het gebouw.<br />

Art. 554. De eig<strong>en</strong>aar van de grond, die gebouw<strong>en</strong>, beplanting<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> met hem<br />

niet toebehor<strong>en</strong>de material<strong>en</strong> heeft tot stand gebracht, moet de waarde van deze<br />

material<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>;<br />

hij kan ook tot schadevergoeding word<strong>en</strong> veroordeeld indi<strong>en</strong> daartoe red<strong>en</strong> is; maar de eig<strong>en</strong>aar van de material<strong>en</strong><br />

heeft niet het recht ze weg te nem<strong>en</strong>.<br />

Art. 555. Indi<strong>en</strong> de beplanting<strong>en</strong>, gebouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> zijn tot stand gebracht door e<strong>en</strong> derde met zijn eig<strong>en</strong><br />

material<strong>en</strong>, heeft de eig<strong>en</strong>aar van het erf het recht die voor zich te behoud<strong>en</strong>, ofwel de derde te verplicht<strong>en</strong> ze weg te<br />

nem<strong>en</strong>.<br />

Indi<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong>aar van het erf de wegruiming vordert van de beplanting<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong>, geschiedt deze op kost<strong>en</strong><br />

van deg<strong>en</strong>e door wie zij zijn tot stand gebracht, zonder <strong>en</strong>ige vergoeding voor hem; hij kan zelfs, indi<strong>en</strong> daartoe red<strong>en</strong><br />

is, veroordeeld word<strong>en</strong> tot schadevergoeding weg<strong>en</strong>s het nadeel dat de eig<strong>en</strong>aar van het erf mocht hebb<strong>en</strong> geled<strong>en</strong>.<br />

Indi<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong>aar verkiest die beplanting<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong> te behoud<strong>en</strong>, moet hij de waarde van de material<strong>en</strong> <strong>en</strong> het<br />

arbeidsloon vergoed<strong>en</strong>, zonder dat de min of meer belangrijke vermeerdering der waarde, die het erf kan hebb<strong>en</strong><br />

verkreg<strong>en</strong>, in aanmerking komt. Indi<strong>en</strong> echter de beplanting<strong>en</strong>, gebouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> werk<strong>en</strong> zijn tot stand gebracht door e<strong>en</strong><br />

derde, onder wie het goed is uitgewonn<strong>en</strong> <strong>en</strong> die niet tot teruggave van de vrucht<strong>en</strong> is veroordeeld, daar hij te goeder<br />

trouw was, dan kan de eig<strong>en</strong>aar de wegruiming van die werk<strong>en</strong>, beplanting<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong> niet vorder<strong>en</strong>; maar hij<br />

heeft de keus om, ofwel de waarde van de material<strong>en</strong> <strong>en</strong> het arbeidsloon te vergoed<strong>en</strong>, ofwel e<strong>en</strong> bedrag te betal<strong>en</strong><br />

dat gelijk is aan de door het erf verkreg<strong>en</strong> meerwaarde.<br />

65

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!