LOKALE HEFFINGEN - Gemeente Utrecht
LOKALE HEFFINGEN - Gemeente Utrecht
LOKALE HEFFINGEN - Gemeente Utrecht
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>LOKALE</strong><br />
<strong>HEFFINGEN</strong><br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Utrecht</strong><br />
Dienst Burgerzaken en <strong>Gemeente</strong>belastingen & Sector Financiën<br />
Maart 2006
INHOUDSOPGAVE<br />
1 Managementsamenvatting 5<br />
2 Inleiding 9<br />
3 Lokale heffingen 11<br />
4 Belastingen 15<br />
4.1 Algemeen 15<br />
4.2 Onroerende-zaakbelastingen (OZB) 16<br />
4.3 Precariobelasting 18<br />
4.4 Hondenbelasting 19<br />
4.5 Toeristenbelasting 20<br />
4.6 Parkeerbelastingen 21<br />
4.7 Belasting op roerende woon- en bedrijfsruimten 23<br />
4.8 Reclamebelasting 24<br />
4.9 Baatbelasting 24<br />
4.10 Forensenbelasting 25<br />
5 Retributies 27<br />
5.1 Algemeen 27<br />
5.2 Afvalstoffenheffing 28<br />
5.3 Rioolrechten 30<br />
5.4 Leges 31<br />
5.4.1 Algemeen 32<br />
5.4.2 Lokale democratie 32<br />
5.4.3 Publieksdienstverlening 32<br />
5.4.4 Beheer openbare ruimte 33<br />
5.4.5 Wonen en Monumenten 34<br />
5.4.6 Openbare orde en (wijk)veiligheid 35<br />
5.5 Overige heffingen 37<br />
5.5.1 Marktgelden 37<br />
5.5.2 Brandweerrechten 38<br />
5.5.3 Brug-, schut- en havengelden 38<br />
5.5.4 Begraafplaatsrechten 39<br />
5.5.5 Woonwagenrechten 40<br />
5.5.6 Vermakelijkhedenretributie 40<br />
5.5.7 Reinigingsrechten 41<br />
6 Prijzen 43<br />
7 Lokale lastendruk en kwijtscheldingsbeleid 45<br />
7.1 Lokale lastendruk 45<br />
7.2 Kwijtscheldingsbeleid 45<br />
Bijlage 1: Financiële verordening 49<br />
Bijlage 2: Overzicht belastingen 51<br />
Bijlage 3: Overzicht retributies 53<br />
Bijlage 4: Overzicht privaatrechtelijke tarieven 55<br />
Bijlage 5: Overzicht verordeningen 59<br />
3
1 MANAGEMENTSAMENVATTING<br />
Voorliggende nota bevat de geldende spelregels op het gebied van de lokale heffingen. De nota is<br />
daarmee niet zozeer kaderstellend, maar biedt een overzicht van alle in het verleden gestelde kaders<br />
ten aanzien van de lokale heffingen. Ook wordt ingegaan op punten waarop andere keuzes mogelijk<br />
zijn.<br />
Lokale heffingen omvatten heffingen die de gemeente vanuit haar publiekrechtelijke taak – dat wil<br />
zeggen vanuit haar overheidstaak – mag opleggen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen<br />
belastingen en retributies. De gemeente voert ook privaatrechtelijke taken uit. Dit zijn taken die ook<br />
door marktpartijen uitgevoerd zouden kunnen worden. De privaatrechtelijke heffingen noemen we<br />
prijzen.<br />
Belastingen<br />
Belastingen zijn gedwongen bijdragen van de burger aan de overheid (binnen het kader van deze<br />
nota is dat de gemeente). Kenmerkend daarbij is dat er voor de individuele burger geen direct<br />
aanwijsbare tegenprestatie van de gemeente tegenover staat. De gemeente mag zelf bepalen waar<br />
de inkomsten uit belastingen aan besteed worden. De gemeente mag in beginsel de hoogte van de<br />
belastingtarieven en de jaarlijkse stijging zelf bepalen.<br />
Het gemeentelijk belastinggebied staat de laatste jaren volop ter discussie. De recente afschaffing van<br />
een deel van de onroerende-zaakbelastingen is hier een uitvloeisel van. Voorliggende nota is<br />
gebaseerd op de huidige stand van zaken, maar biedt waar relevant wel een overzicht van (mogelijke)<br />
toekomstige ontwikkelingen.<br />
De gemeente <strong>Utrecht</strong> heeft op dit moment de volgende belastingen:<br />
Begrote opbrengst 2006<br />
1. onroerende-zaakbelastingen 57,5 miljoen euro<br />
2. precariobelasting 0,3 miljoen euro<br />
3. hondenbelasting 0,4 miljoen euro<br />
4. toeristenbelasting 1,1 miljoen euro<br />
5. parkeerbelastingen 20,1 1 miljoen euro<br />
totaal 82,8 miljoen euro<br />
De onroerende-zaakbelastingen (OZB) wordt geheven op basis van de waarde van onroerende<br />
zaken. Denk hierbij aan woningen en bedrijfsruimten.De belasting geldt voor eigenaren van woningen,<br />
gebruikers van niet-woningen en eigenaren van niet-woningen. De OZB voor gebruikers van<br />
woningen is per 1 januari 2006 afgeschaft. Tegelijkertijd zijn de tarieven en de jaarlijkse tariefsstijging<br />
gemaximeerd. De vrijheid van de gemeente bij de bepaling van de OZB tarieven is daarmee beperkter<br />
geworden. De gemeente <strong>Utrecht</strong> kent voor de OZB de mogelijkheid tot kwijtschelding.<br />
De precariobelasting kan worden geheven als een burger of bedrijf voorwerpen onder, op of boven<br />
gemeentegrond in de openbare ruimte heeft. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het terras van een café.<br />
De hondenbelasting wordt geheven van de houder van één of meer honden. Er bestaat een vrijstelling<br />
voor honden die een maatschappelijke functie vervullen (zoals bijvoorbeeld blindengeleidehonden).<br />
Ook bestaat de mogelijkheid tot kwijtschelding.<br />
De toeristenbelasting kan worden geheven als mensen in de gemeente overnachten, die niet in de<br />
gemeente inschreven staan. In <strong>Utrecht</strong> wordt de toeristenbelasting geheven als een vast percentage<br />
van de overnachtingsprijs. Een mogelijk alternatief is het heffen van een vast bedrag per<br />
overnachting. 1/3 deel van de inkomsten uit de toeristenbelasting wordt momenteel besteed aan de<br />
toeristische stadspromotie van <strong>Utrecht</strong>.<br />
De parkeerbelastingen zijn een regulerende belasting. Dit betekent dat de belasting kan worden<br />
geheven om het parkeergedrag van burgers te beïnvloeden in gebieden waar de parkeerdruk hoog is.<br />
Dit vindt plaats met parkeervergunningen en parkeermeters. Op de naleving van de parkeerbelasting<br />
1 Inclusief begrotingswijziging nr. 14 (wijziging parkeerverordening).<br />
5
vindt intensieve controle plaats. (Bestuurlijke boete staat los van de fiscale praktijk)Er bestaat voor<br />
houders van invalideparkeerkaarten een vrijstelling voor het betalen van parkeerbelasting via<br />
parkeermeters.<br />
De ontwikkeling van het parkeerbeleid en de bereikbaarheid van <strong>Utrecht</strong> zijn vastgelegd in de<br />
Parkeernota 2003, die op 4 december 2003 is vastgesteld door de raad. Hierin zijn ook de<br />
toekomstige tariefsontwikkelingen vastgelegd.<br />
Volgens de wet bestaat ook de mogelijkheid om roerende ruimtebelastingen, reclamebelasting,<br />
baatbelasting en forensenbelasting te heffen. <strong>Utrecht</strong> maakt hiervan (nog) geen gebruik. De redenen<br />
hiervoor lopen uiteen van hogere verwachte uitvoeringskosten dan opbrengsten, grote juridische<br />
bezwaren tot praktische bezwaren bij de uitvoering. Andere belastingen dan de hierboven genoemde<br />
zijn niet toegestaan. De gemeente mag dus bijvoorbeeld geen kattenbelasting invoeren.<br />
Retributies<br />
Retributies – ook wel rechten genoemd – zijn vergoedingen voor door de gemeente aan een<br />
individuele burger verleende diensten. Retributies worden dan ook in rekening gebracht bij de burger<br />
die van deze diensten gebruik maakt. In tegenstelling tot bij de belastingen is bij retributies dus wel<br />
sprake van een direct aanwijsbare tegenprestatie. De gemeente mag niet zelf bepalen waar de<br />
inkomsten uit retributies aan besteed worden.<br />
De gemeente <strong>Utrecht</strong> heeft op dit moment de volgende retributies:<br />
Begrote opbrengst 2006 Kostendekkendheid<br />
1. afvalstoffenheffing 25,4 miljoen euro 94%<br />
2. rioolrechten 25,1 miljoen euro 100%<br />
3. leges 18,8 miljoen euro *<br />
4. marktgelden 0,5 miljoen euro 96%<br />
5. brandweerrechten 0,3 miljoen euro *<br />
6. brug-, schut- en havengelden 0,4 miljoen euro *<br />
7. begraafplaatsrechten 1,1 miljoen euro *<br />
8. woonwagenrechten n.v.t. n.v.t.<br />
totaal 71,5 miljoen euro<br />
* zal in het kader van de begroting 2007 nader in kaart worden gebracht<br />
De opbrengsten uit retributies mogen namelijk (op begrotingsbasis) niet hoger zijn dan de kosten die<br />
ermee gemoeid zijn (dus maximaal 100% kostendekkend). Met andere woorden, de retributies mogen<br />
maximaal kostendekkend zijn. De mate waarin de retributies daadwerkelijk kostendekkend zijn is niet<br />
alleen afhankelijk van de opbrengst, maar ook van de kostentoerekening. <strong>Utrecht</strong> streeft naar 100%<br />
kostendekkendheid.<br />
Om de kostendekkendheid te bepalen wordt de opbrengst afgezet tegen de kosten die de gemeente<br />
toerekent aan de betreffende retributie. Als deze aan elkaar gelijk zijn, is sprake van 100%<br />
kostendekkendheid. De kosten die samenhangen met een bepaalde retributie kunnen echter hoger<br />
zijn dan de kosten die worden toegerekend. Bij verschillende retributies worden op dit moment nog<br />
niet alle toegestane kosten ook daadwerkelijk aan de betreffende retributie toegerekend. Dit is<br />
hieronder bij de betreffende retributie nader toegelicht.<br />
De afvalstoffenheffing wordt geheven voor de verwijdering van huishoudelijk afval. Het tarief geldt per<br />
huishouden. Het is mogelijk om onderscheid te maken tussen eenpersoons- en<br />
meerpersoonshuishoudens. Dit gebeurt in <strong>Utrecht</strong> nu niet. De gemeente <strong>Utrecht</strong> kent voor de<br />
afvalstoffenheffing de mogelijkheid tot kwijtschelding.<br />
De afvalstoffenheffing is nog niet kostendekkend. Daarnaast bestaat via het gedeeltelijk toerekenen<br />
van de kosten van straatreiniging de mogelijkheid om de inkomsten uit de afvalstoffenheffing te<br />
verhogen. Deze kosten worden nu niet toegerekend. Dit geldt ook voor het rioolrecht.<br />
Het rioolrecht wordt geheven voor het gebruik (afvoerrecht) en de een aansluiting (aansluitrecht) op<br />
het gemeentelijk riool. De gemeente <strong>Utrecht</strong> kent voor het rioolrecht de mogelijkheid tot kwijtschelding.<br />
Op 8 mei 2003 heeft de raad het <strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan 2003-2006 vastgesteld. Hierin is ook de<br />
tariefsontwikkeling vastgelegd.<br />
6
Er is een wetsvoorstel in voorbereiding voor de omvorming van het rioolrecht tot een brede<br />
rioolheffing. Hierbij zouden gemeenten verantwoordelijk worden voor het beheer van afval- en<br />
regenwater en het verwerken van overtollig grondwater.<br />
De gemeente levert op aanvraag van individuele burgers een breed pakket aan diensten. Ter<br />
vergoeding van deze diensten heft de gemeente aan de betreffende burgers leges. Bij verschillende<br />
leges worden op dit moment nog niet alle toegestane kosten toegerekend.<br />
Naast leges brengt de gemeente voor een aantal specifieke diensten geld in rekening. Dit zijn de<br />
marktgelden, brandweerrechten, brug-, schut-, en havengelden, begraafplaatsrechten en<br />
woonwagenrechten.<br />
Andere mogelijke retributies betreffen de vermakelijkhedenretributie en de reinigingsrechten. <strong>Utrecht</strong><br />
heeft deze op dit (nog) moment niet. Naast de afvalstoffenheffing kent de gemeente <strong>Utrecht</strong> in het<br />
kader van de reinigingsrechten de privaatrechtelijke overeenkomsten voor het ophalen van<br />
bedrijfsafval.<br />
Prijzen<br />
De gemeente voert ook privaatrechtelijke taken uit. Dit zijn taken die ook door marktpartijen kunnen<br />
worden uitgevoerd, zoals de exploitatie van een zwembad en het uitlenen van boeken door de<br />
bibliotheek. Voor de tegenprestatie worden individuele prijzen (bijvoorbeeld in de vorm van een<br />
toegangskaartje) in rekening gebracht. De totale inkomsten uit prijzen bedraagt in 2006 15,6 miljoen<br />
euro.<br />
Ten aanzien van prijzen gelden geen algemene uitgangspunten ten aanzien van de hoogte van het<br />
tarief, maar wordt gestuurd op het handhaven van de kostendekkendheid van de betreffende activiteit.<br />
7
2 INLEIDING<br />
In de financiële verordening is voorgeschreven dat een aantal nota’s met betrekking tot<br />
gemeentebrede onderwerpen om de vier jaar moet worden opgesteld 2 . Onderhavig document is de<br />
nota “lokale heffingen”. In bijlage 1 is de volledige tekst met betrekking tot de lokale heffingen<br />
opgenomen. De daarin genoemde elementen worden in deze nota nader uitgewerkt.<br />
De opbouw van deze nota is als volgt. Allereerst wordt ingegaan op het begrip lokale heffingen; wat<br />
zijn dit en welke worden binnen de gemeente <strong>Utrecht</strong> geheven? Daarbij wordt ook ingegaan op de<br />
nadere afbakening van de inhoudelijke verdieping van de verschillende lokale heffingen. Tevens wordt<br />
een overzicht gegeven van het aandeel van de inkomsten van deze heffingen in relatie tot de totale<br />
inkomsten van de gemeente.<br />
In de daaropvolgende paragrafen wordt ingegaan op belastingen en retributies. Daarbij wordt<br />
ingegaan op:<br />
− omschrijving van de heffing (o.a. wettelijke basis)<br />
− gemeentelijke beleidslijn tot en met 2006<br />
− (keuze)ruimte<br />
− toekomstige ontwikkelingen<br />
In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de lokale belastingdruk veroorzaakt door de door de<br />
gemeente opgelegde lokale heffingen, zowel voor huishoudens als voor gezinnen.<br />
Deze nota is opgesteld door de sector Financiën en de Dienst Burgerzaken en <strong>Gemeente</strong>belastingen,<br />
in samenwerking met de betreffende diensten.<br />
2 De bedoelde nota’s zijn verwoord in de Financiële verordening gemeente <strong>Utrecht</strong> en hebben als onderwerp reserves en<br />
voorzieningen (art. 11), lokale heffingen (art. 15), weerstandsvermogen (art. 16), onderhoud kapitaalgoederen (art. 17),<br />
verbonden partijen (art. 20) en grondbeleid (art. 21).<br />
9
3 <strong>LOKALE</strong> <strong>HEFFINGEN</strong><br />
De gemeentelijke overheid voert een groot aantal taken uit die aan haar in het kader van haar<br />
publiekrechtelijke taak zijn toegewezen. Men kan daarbij denken aan een deel van de<br />
uitvoeringstaken van de sociale zekerheid (de sociale dienst), onderhoud en aanleg van wegen en<br />
andere infrastructuur, waaronder de riolering, maar ook aan de afgifte van paspoorten en rijbewijzen<br />
en het sluiten van huwelijken. Voor de financiering van de aan de gemeente toegewezen taken staan<br />
de gemeente meerdere inkomstenbronnen ter beschikking. Door middel van het gemeentefonds<br />
bijvoorbeeld, krijgt iedere gemeente een bijdrage van de Rijksoverheid. Daarnaast bestaat voor<br />
gemeenten de mogelijkheid om de eigen burgers door middel van het heffen van lokale lasten voor<br />
een deel bij te laten dragen aan de financiering van de uitgaven.<br />
De lokale lasten vallen uiteen in twee hoofdgroepen: de belastingen en de retributies. Daarnaast is er<br />
ook sprake van prijzen. In dit hoofdstuk komen de drie groepen van lokale heffingen aan bod.<br />
Belastingen<br />
Kort gezegd wordt onder belastingen verstaan: gedwongen bijdragen van burgers aan de overheid<br />
zonder dat daar een direct aanwijsbare individuele tegenprestatie tegenover staat. Belastingen zijn in<br />
beginsel ongebonden inkomsten voor de overheid, dat wil zeggen dat er geen vast bestedingsdoel<br />
aan gekoppeld is. De ontvangen belastinggelden worden toegevoegd aan de algemene middelen van<br />
de gemeente, waarna de gemeenteraad kan beslissen waaraan ze de gelden besteedt. Hieruit volgt<br />
ook het ontbreken van de individuele tegenprestatie bij belastingen: er bestaat geen directe relatie<br />
tussen de verschuldigdheid of de hoogte van de door een burger betaalde belastingen en het genot<br />
dat die burger heeft van specifieke door de gemeente gerealiseerde voorzieningen. De opbrengsten<br />
uit belastingen worden bijvoorbeeld onder andere ingezet ten behoeve van de onderwijsvoorzieningen<br />
in de stad, terwijl ook burgers zonder kinderen daaraan, door middel van de belasting die zij betalen,<br />
bijdragen.<br />
Hoewel de belastingen in beginsel ongebonden inkomsten zijn, kan de gemeenteraad wel beslissen<br />
om de gehele of gedeeltelijke opbrengsten van een specifieke belasting in te zetten voor een<br />
bepaalde bestemming. In <strong>Utrecht</strong> komt dat voor bij de hondenbelasting, die gedeeltelijk wordt<br />
bestemd voor onder andere het onderhoud van hondenuitlaatplekken en de toeristenbelasting,<br />
waarvan een derde deel van de inkomsten wordt bestemd voor stadspromotie.<br />
Retributies<br />
Het directe verband met de verschuldigdheid van een heffing en het genot dat de burger van een door<br />
de gemeente verleende dienst ondervindt is er bij retributies wel 3 . Retributies zijn verschuldigd indien<br />
gebruik gemaakt wordt van door de gemeente geleverde diensten of voorzieningen waarmee het<br />
belang van die burger wordt gediend. Op het moment dat niet van de dienst of voorziening gebruik<br />
wordt gemaakt, is de retributie dan ook niet verschuldigd 4 . Een voorbeeld hiervan is de afgifte van<br />
paspoorten of het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag. Alleen de aanvrager is in die<br />
gevallen retributies verschuldigd, die daarmee (een deel van) de kosten dekt die de gemeente voor<br />
het leveren van deze diensten moet maken. Een ander voorbeeld zijn de aansluitingen op het<br />
gemeentelijke rioleringsstelsel. De burgers die hierop een aansluiting hebben ondervinden een direct<br />
profijt hiervan, terwijl de gemeente kosten maakt voor het onderhoud ervan. Door middel van een<br />
retributie kan de gemeente een deel van de met de riolering samenhangende kosten op de burgers<br />
die ervan gebruik maken verhalen. Degene die geen aansluiting heeft op de riolering is de retributie<br />
dan ook niet verschuldigd.<br />
Daar waar bij belastingen kan worden gesproken over ongebonden inkomsten, gelden de retributies<br />
als gebonden inkomsten: de retributies worden betaald voor de kosten van de specifieke dienst die<br />
men afneemt en voor geen enkel ander doel.<br />
3 Retributies worden ook wel aangeduid met de term rechten, hetgeen onder andere naar voren komt bij de naamgeving van<br />
enkele retributies, zoals brandweerrechten.<br />
4 Retributies worden verschuldigd indien de gemeente werkzaamheden verricht. Het is daarbij in beginsel niet relevant of een<br />
en ander ook tot een voor de burger gewenst resultaat leidt. Zo zal voor een vergunningaanvraag leges in rekening worden<br />
gebracht, omdat de gemeente werk verricht ter zake van de aanvraag. Ook als de door de belanghebbende gewenste<br />
vergunning niet wordt verleend blijven de verschuldigdheid van leges bestaan. Hierop wordt in hoofdstuk 4 nader ingegaan.<br />
11
Belastingverordeningen 5<br />
In de grondwet ligt verankerd dat geen belastingen mogen worden geheven zonder dat er een wet in<br />
formele zin aan ten grondslag ligt, ook wel het legaliteitsbeginsel genoemd 6 . Wetten in formele zin<br />
worden door het parlement goedgekeurd. Door het legaliteitsbeginsel in de grondwet op te nemen<br />
wordt bereikt dat voor zoiets ingrijpends als de belastingen altijd de waarborg van een goedkeuring<br />
door de meerderheid van de volksvertegenwoordiging bestaat.<br />
Het legaliteitsbeginsel werkt ook door naar de belastingen die de gemeentelijke overheid mag heffen,<br />
alleen volgt hierbij een extra stap. De Rijksoverheid legt in een wet in formele zin (de <strong>Gemeente</strong>wet in<br />
dit geval) vast welke belastingen door de gemeente mogen worden geheven, waarna de<br />
gemeenteraad als volksvertegenwoordigend orgaan binnen de gemeente door middel van<br />
belastingverordeningen vaststelt welke belastingen ook daadwerkelijk worden geheven binnen de<br />
gemeente. Door het opnemen van een limitatieve lijst van mogelijke belastingen, waarop in hoofdstuk<br />
3 nader wordt ingegaan, in de <strong>Gemeente</strong>wet wordt bereikt dat de burger de zekerheid heeft dat alleen<br />
belastingen kunnen worden geheven waaraan de Staten-Generaal haar goedkeuring heeft gegeven.<br />
De gemeente kan, met andere woorden, geen belasting invoeren die niet eerst door de rijksoverheid<br />
mogelijk is gemaakt.<br />
Door middel van het vaststellen van een belastingverordening kan de gemeenteraad beslissen tot het<br />
invoeren, wijzigen en afschaffen van gemeentelijke belastingen binnen de gemeente. In de<br />
belastingverordening zijn in ieder geval de volgende zaken opgenomen 7 :<br />
− de belastingplichtige<br />
− het voorwerp van belasting<br />
− het belastbare feit<br />
− de heffingsmaatstaf<br />
− het tarief<br />
− het tijdstip van ingang van de heffing<br />
− het tijdstip van beëindiging van de heffing<br />
− hetgeen overigens voor de heffing en invordering van de heffing van belang is<br />
Per heffing worden de belastingplichtige, het voorwerp van belasting en het belastbare feit in de<br />
<strong>Gemeente</strong>wet dwingend voorgeschreven. De gemeente kan dan ook niet afwijken van de in die wet<br />
genoemde regels en zal in de verordening dienen aan te sluiten bij de wettelijke bepalingen<br />
hieromtrent. In de <strong>Gemeente</strong>wet wordt bijvoorbeeld bij de hondenbelasting genoemd dat deze mag<br />
worden geheven voor het houden van een hond. Hiermee is uitgesloten dat er een belasting wordt<br />
ingevoerd ter zake van het houden van enig ander dier dan een hond. Met andere woorden: een<br />
kattenbelasting, bijvoorbeeld, is niet toegestaan.<br />
Voor wat betreft de heffingsmaatstaf geldt de zogenaamde 'nieuwe vrijheid.' Deze houdt in dat,<br />
voorzover de <strong>Gemeente</strong>wet geen specifieke heffingsmaatstaf voorschrijft of andere bepalingen kent<br />
ten aanzien van de te kiezen heffingsmaatstaf, de gemeente in beginsel vrij is de heffingsmaatstaf zelf<br />
vast te stellen. Niettemin geldt hierbij dat het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel 8 in acht moeten<br />
worden genomen en dat geen inkomenspolitiek wordt gevoerd door de heffingsmaatstaf afhankelijk te<br />
stellen van inkomen, winst of vermogen 9 .<br />
5 Onder belastingverordeningen wordt in dit verband tevens verstaan de verordening die de heffing en invordering van<br />
retributies regelen.<br />
6 Artikel 104 Grondwet<br />
7 Artikel 217 <strong>Gemeente</strong>wet. Overigens kunnen de laatste twee genoemde, het tijdstip van beëindiging van de heffing en<br />
hetgeen overigens van belang is, eventueel worden weggelaten indien zij in een specifiek geval overbodig zijn.<br />
8 Het gelijkheidsbeginsel houdt, kort gezegd, in dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Als er ongelijke gevallen<br />
zijn, dan mogen deze in beginsel ook ongelijk worden behandeld. Niettemin mag daarbij geen 'wanverhouding' ontstaan.<br />
Anders gezegd: men mag ongelijke gevallen ongelijk behandelen naar de mate van hun ongelijkheid. Dit laatste staat bekend<br />
als het evenredigheidsbeginsel.<br />
9 Het verbod om de gemeentelijke belastingen afhankelijk te stellen van inkomen, winst of vermogen is expliciet opgenomen in<br />
artikel 219, lid 2 <strong>Gemeente</strong>wet. Met dit artikel bewerkstelligt de rijksoverheid dat het voor gemeenten niet toegestaan is om door<br />
middel van de belastingheffing een eigen inkomensbeleid te voeren. Gedachte hierachter is dat de rijksoverheid de<br />
inkomenspolitiek aan haarzelf heeft voorbehouden en een gemeentelijke vrijheid zelfstandig een inkomenspolitiek te voeren een<br />
inbreuk zou kunnen maken op dit rijksbeleid.<br />
12
Voor het tarief geldt in beginsel hetzelfde als voor de heffingsmaatstaf. Ook hier heeft de gemeente<br />
enige vrijheid om de tarieven zelf vast te stellen, zij het dat ook hier de grenzen worden bepaald door<br />
het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel en het verbod om de gemeentelijke belastingen afhankelijk<br />
te stellen van inkomen, winst of vermogen. Tevens is in de <strong>Gemeente</strong>wet een aantal tarieven aan een<br />
wettelijk maximum gebonden. Een voorbeeld hiervan is de maximering van de drie overgebleven<br />
tarieven voor de OZB na de afschaffing van de OZB voor gebruikers van woningen. Voor retributies<br />
geldt in zijn algemeenheid nog specifiek dat de tarieven zodanig moeten worden vastgesteld dat de<br />
begrote opbrengsten de begrote kosten niet overstijgen.<br />
De datum van ingang en beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en<br />
invordering van belang is kunnen gemeenten zelf vaststellen.<br />
Bij het vaststellen van de belastingverordening mag de gemeente niet buiten de wettelijke bepalingen<br />
treden die de Rijksoverheid in de <strong>Gemeente</strong>wet betreffende de gemeentelijke belastingen heeft<br />
genoemd. Bij twijfel over de overeenstemming van de gemeentelijke belastingverordening met de<br />
gemeentewet kan het oordeel van de belastingrechter worden gevraagd, die bevoegd is in deze<br />
gevallen een oordeel te vellen 10 . Indien de rechter van oordeel is dat de verordening geheel of ten<br />
dele niet in overeenstemming is met de <strong>Gemeente</strong>wet, kan deze haar geheel of gedeeltelijk<br />
onverbindend verklaren, waardoor heffing op basis van het onverbindend verklaarde deel niet mogelijk<br />
is.<br />
Nadat de gemeenteraad een belastingverordening heeft aangenomen, treedt deze niet eerder in<br />
werking dan nadat hij is bekend gemaakt door plaatsing in het gemeenteblad.<br />
Behandeling lokale heffingen in de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
In de gemeente <strong>Utrecht</strong> kennen we een drietal stukken waarin de behandeling van de lokale lasten<br />
binnen de gemeente centraal staat.<br />
In de nota lokale heffingen, waarvan dit een exemplaar vormt, wordt aangegeven op welke wijze<br />
binnen de gemeente <strong>Utrecht</strong> vorm gegeven is aan de mogelijkheden zoals in de <strong>Gemeente</strong>wet zijn<br />
genoemd. Daarbij wordt aangegeven welke belastingen en retributies op het moment van de nota<br />
reeds bestaan en welke andere belastingen en heffingen eventueel nog denkbaar zijn. Tevens wordt<br />
aandacht besteed aan beleidslijnen en relevante ontwikkelingen zowel actueel als op korte of langere<br />
termijn die de praktijk van heffen in <strong>Utrecht</strong> (kunnen) beïnvloeden.<br />
De spelregel lokale heffingen geeft richtlijnen voor de totstandkoming de paragraaf lokale heffingen.<br />
Hierin wordt vastgelegd welke actoren binnen de gemeentelijke organisatie welke informatie<br />
betrekking hebbend op de lokale heffing aanleveren.<br />
In de paragraaf lokale heffingen wordt, als onderdeel van de begroting, aangegeven wat de<br />
(financiële) resultaten zijn van de gekozen beleidslijnen op het gebied van de lokale heffingen. Het<br />
vormt de jaarlijkse uitwerking van het vastgestelde beleid.<br />
Uiteindelijk zal de gemeenteraad mede op basis van de bovenstaande gegevens in de jaarlijkse<br />
begrotingsbehandeling de belastingverordeningen vaststellen op grond waarvan in een bepaald jaar<br />
de gemeentelijke heffingen worden geheven.<br />
Prijzen<br />
De gemeente voert ook privaatrechtelijke taken uit. Dit zijn taken die ook door marktpartijen kunnen<br />
worden uitgevoerd, zoals de exploitatie van een zwembad en het uitlenen van boeken door de<br />
bibliotheek. Voor de tegenprestatie worden individuele prijzen (bijvoorbeeld in de vorm van een<br />
toegangskaartje) in rekening gebracht.<br />
10 Geschillen betreffende de (gemeentelijke) belastingen kunnen achtereenvolgens worden voorgelegd aan de rechtbank<br />
(beroep), het gerechtshof (hoger beroep) en de Hoge Raad der Nederlanden (beroep in cassatie)<br />
13
Resumerend<br />
Resumerend bestaan de lokale heffingen uit:<br />
1. Belastingen / ongebonden inkomsten<br />
2. Retributies / gebonden inkomsten<br />
3. Prijzen<br />
De hoogte van de heffingen worden ten aanzien van de belastingen en de retributies door de raad<br />
vastgesteld. Dit gebeurt jaarlijks, bij de programmabegroting.<br />
De bevoegdheid tot vaststelling van de prijzen is gemandateerd / gedelegeerd aan de betreffende<br />
dienstdirecteur / wethouder.<br />
Deze nota lokale heffingen staat uitvoerig stil bij de belastingen en retributies, aangezien deze<br />
tarieven door de raad worden vastgesteld. Het beleid ten aanzien van prijzen komt zijdelings aan bod,<br />
omdat deze niet door de raad worden vastgesteld.<br />
14
4 BELASTINGEN<br />
4.1 Algemeen<br />
Belastingen zijn gedwongen bijdragen van de burger aan de overheid. Kenmerkend daarbij is dat er<br />
geen direct aanwijsbare individuele tegenprestatie van de overheid tegenover staat. Met andere<br />
woorden: de burger draagt bij aan de algemene kas van de overheid, waaruit een groot deel van de<br />
uitgaven van die overheid worden bekostigd. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de<br />
inkomsten uit belastingen.<br />
De toegestane belastingen<br />
In de <strong>Gemeente</strong>wet heeft de wetgever de grenzen aangegeven van het gemeentelijke<br />
belastinggebied. In deze wet is een limitatieve lijst opgenomen waarin de wetgever heeft vastgelegd<br />
welke belastingen door de gemeente mogen worden geheven 11 . Het staat de gemeenten vrij om een<br />
aantal belastingen niet te heffen, maar het is niet mogelijk om andere belastingen te heffen dan die<br />
genoemd in de <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
De belastingen die de gemeente <strong>Utrecht</strong> op dit moment heeft zijn de:<br />
1. onroerende -zaakbelastingen<br />
2. precariobelasting<br />
3. hondenbelasting<br />
4. toeristenbelasting<br />
5. parkeerbelastingen<br />
De belastingen die de gemeente <strong>Utrecht</strong> op dit moment nog niet heeft, maar waarvan de<br />
<strong>Gemeente</strong>wet de heffing wel mogelijk maakt zijn:<br />
6. roerende ruimte belastingen<br />
7. reclamebelasting<br />
8. baatbelasting<br />
9. forensenbelasting<br />
Onbenutte belastingcapaciteit<br />
De onbenutte belastingcapaciteit doelt op het verschil tussen de huidige inkomsten uit belastingen en<br />
rechten en de maximaal mogelijk inkomsten. Deze potentiële extra opbrengsten – die tot stand<br />
zouden komen door tariefsverhogingen – horen tot het weerstandsvermogen. In de Nota<br />
weerstandsvermogen en risicomanagement, waarnaar hier wordt verwezen, wordt uitgebreid<br />
ingegaan op de onbenutte belastingcapaciteit.<br />
Ontwikkelingen<br />
Onder het tweede kabinet Balkenende heeft de onroerende zaak belasting (OZB) een prominente<br />
plaats gekregen binnen de discussie over de ontwikkeling van de lokale lasten. Reeds in het<br />
regeerakkoord had dit kabinet vastgelegd dat een wetsvoorstel zou worden ingediend dat het<br />
gebruikersgedeelte van de OZB op woningen zou afschaffen. In de loop van 2005 heeft het kabinet<br />
uiteindelijk gevolg gegeven aan deze afspraak, waardoor de OZB gebruikers voor woningen met<br />
ingang van 1 januari 2006 is komen te vervallen.<br />
Tijdens deze kabinetsperiode heeft het kabinet het advies ontvangen van de Stuurgroep verkenning<br />
decentraal belastinggebied, ook wel, naar haar voorzitter, Commissie Eenhoorn genoemd. In dit<br />
advies spreekt de commissie haar voorkeur uit voor een volledige afschaffing van de OZB en stelt<br />
voor deze te vervangen door een opcentenheffing. Verder heeft de commissie geconcludeerd tot<br />
afschaffing van de hondenbelasting en de belasting op roerende woon- en bedrijfsruimten, een<br />
versmalling van de precariobelasting en het combineren van de toeristenbelasting en de<br />
forensenbelasting tot een verblijfsbelasting.<br />
11 Artikel 219, lid 1 <strong>Gemeente</strong>wet verbiedt het expliciet dat er andere belastingen worden geheven dan in de <strong>Gemeente</strong>wet<br />
genoemd. Tot het gemeentelijk belastinggebied behoren ook de retributies. Deze zullen in hoofdstuk 4 worden besproken.<br />
15
In een brief aan de Tweede Kamer heeft het kabinet laten weten dat alleen de afschaffing van de OZB<br />
gebruikers woningen aan de Kamer wordt voorgelegd. De overige voorstellen van de commissie<br />
Eenhoorn zullen weliswaar nader worden bestudeerd, maar dit kabinet zal tijdens haar<br />
kabinetsperiode geen wetsvoorstellen indienen waarin een of meerdere van de overige adviezen van<br />
de commissie Eenhoorn worden overgenomen.<br />
In de navolgende paragrafen wordt iedere belasting nader toegelicht.<br />
4.2 Onroerende-zaakbelastingen (OZB)<br />
Omschrijving<br />
De onroerende-zaakbelastingen zijn belastingen die geheven worden ter zake van binnen de<br />
gemeente gelegen onroerende zaken.<br />
Voor woningen wordt de OZB alleen geheven van de eigenaren van de onroerende zaken. Tot 1<br />
januari 2006 gold ook voor de gebruikers van woningen een eigen OZB-tarief, maar dit tarief is met<br />
ingang van deze datum als gevolg van een aanpassing van de <strong>Gemeente</strong>wet komen te vervallen. De<br />
tarieven voor OZB eigenaren van woningen en de OZB voor gebruikers en eigenaren van nietwoningen<br />
zijn gelijktijdig aan een maximum gebonden.<br />
WOZ-waarde<br />
De heffingsmaatstaf van de OZB is de WOZ-waarde. Op grond van de Wet waardering onroerende<br />
zaken (Wet WOZ) wordt door de gemeente aan onroerende zaken binnen de gemeentegrenzen een<br />
waarde toegekend. Deze waarde dient gelijk te zijn aan de waarde in het economische verkeer op de<br />
geldende waardepeildatum.<br />
De Wet WOZ maakt gebruik van waarderingstijdvakken. Tot 1 januari 2005 bestond een tijdvak uit<br />
een aaneengesloten periode van vier kalenderjaren; na deze datum is het tijdvak tot twee jaar<br />
verminderd. Met ingang van 1 januari 2007 zal het tijdvak wederom worden bekort, ditmaal tot één<br />
kalenderjaar. Voor ieder tijdvak wordt de waarde van een onroerende zaak opnieuw vastgesteld. De<br />
waarde geldt voor het gehele tijdvak en wordt bepaald naar de toestand van de onroerende zaak ten<br />
tijde van de waardepeildatum die wettelijk op precies twee jaar voor aanvang van het tijdvak is<br />
bepaald. Het gevolg van het verkleinen van de tijdvakken is dat de waardeschommelingen tussen<br />
opeenvolgende waardebeschikkingen steeds minder zal worden.<br />
De WOZ-waarde wordt bij beschikking vastgesteld. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep<br />
open voor de burger.<br />
De door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde wordt tevens verstrekt aan de Rijksbelastingdienst<br />
en het waterschap, die deze waarde gebruiken ter bepaling van de verschuldigdheid van de<br />
rijksbelastingen (eigen woning forfait) en de waterschapsomslagen.<br />
Amendement De Pater<br />
Het kan voorkomen dat een object dat als niet woning wordt aangemerkt, toch een gedeelte bevat dat<br />
als woning valt aan te merken. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij agrarische objecten ten aanzien van<br />
het woonhuis. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor de afschaffing van de OZB voor<br />
gebruikers van woningen is een amendement aangenomen (amendement De Pater) waarin is<br />
geregeld dat de afschaffing van de OZB gebruikers woningen ook doorwerkt naar dit soort 'gemengde<br />
objecten' voor het gedeelte dat als woning is aan te merken.<br />
Op grond van het amendement regelt de wet met ingang van het belastingjaar 2007 dat bij de<br />
bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting de waarde van de gedeelten van de<br />
onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen buiten aanmerking wordt gelaten. Doordat de<br />
heffingsgrondslag wordt verminderd met het woninggedeelte wordt voorkomen dat hierover<br />
gebruikersbelasting wordt betaald.<br />
Voor het belastingjaar 2006 geldt deze wettelijke verplichting voor de gemeenten nog niet, maar is er<br />
in de wet wel een overgangsbepaling opgenomen die een bedoelde verlaging mogelijk maakt. De<br />
benaderwijze is echter een andere. De gebruikersbelasting die voor een object als geheel is<br />
16
verschuldigd, kan worden verlaagd met het percentage dat de woning binnen het gehele object<br />
inneemt. Om van de overgangsregeling gebruik te kunnen maken dient de belastingplichtige een<br />
verzoek te doen. In <strong>Utrecht</strong> is ervoor gekozen om de overgangsregeling ambtshalve toe te passen en<br />
de vermindering - ook al is er geen specifieke aanspraak op gemaakt - toe te passen. Deze<br />
vermindering zal plaats vinden nadat de aanslagen zijn opgelegd.<br />
Wettelijke basis<br />
De mogelijkheid voor gemeenten om OZB te heffen wordt geregeld in artikel 220 tot en met 220i<br />
<strong>Gemeente</strong>wet. Door middel van de Verordening op de heffing en invordering van de Onroerende<br />
Zaakbelasting is in de gemeente <strong>Utrecht</strong> van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en wordt ook<br />
daadwerkelijk OZB geheven.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
In het collegeprogramma is afgesproken dat de OZB-tarieven uitsluitend aangepast worden in<br />
verband met de prijsontwikkeling. Op grond van het Centraal Economisch Plan 2005 is in 2006 het<br />
prijsindexcijfer van de totale overheidsconsumptie 1,75%. In 2006 is gekozen om de tarieven met<br />
1,5% te laten stijgen.<br />
Met ingang van 2006 zijn de wettelijke regels rond de onroerendezaakbelasting aangepast. De<br />
tarieven zijn aan een maximum gebonden. De <strong>Utrecht</strong>se OZB tarieven 2006 zijn lager dan de<br />
maximum tarieven. Als de tarieven van de gemeente hoger zijn dan een vastgesteld drempeltarief is<br />
ook de jaarlijkse tariefsstijging gemaximeerd. De <strong>Utrecht</strong>se OZB tarieven zijn hoger dan de<br />
drempeltarieven, waardoor de tariefsstijging met ingang van 2006 aan een wettelijk maximum is<br />
gebonden.<br />
Tot en met 2007 mogen de tarieven maximaal 1,5% + inflatie per jaar stijgen. Voor het<br />
inflatiepercentage wordt uitgegaan van de prijs van de nationale bestedingen pNB, zoals gepubliceerd<br />
in het Centraal Economisch Plan (CEP) in het jaar voorafgaand aan het betreffende begrotingsjaar. In<br />
2006 mochten de tarieven wettelijk gezien met 1,5% + 0,5% inflatie (dus totaal 2%) stijgen.<br />
Tarieven 2006<br />
Tarieven (bedragen x € 1,- per € 2.500 waarde)<br />
Eigendom woningen 2,78<br />
Gebruik niet-woningen 3,98<br />
Eigendom niet-woningen 4,95<br />
Opbrengst 2006 (bedrag x € 1.000,-) 57.473<br />
Voorbeeld 1<br />
Voor een woning is de WOZ-waarde vastgesteld op € 167.000. De verschuldigde OZB wordt<br />
berekend over volle eenheden van € 2.500. Voor deze woning geldt daarom dat er sprake is van 66<br />
eenheden. Voor een woning wordt alleen de eigenaar in de OZB betrokken. De eigenaarsbelasting is<br />
€ 2,78 per eenheid. In dit geval betaald de eigenaar van de bedoelde woning daarom 66 x € 2,78 = €<br />
183,48 aan OZB.<br />
Voorbeeld 2<br />
Een ondernemer bezit een winkelpand in de stad, dat hij in zijn geheel in gebruik heeft ten behoeve<br />
van zijn onderneming. De WOZ-waarde van het gebouw is vastgesteld op € 476.000. In dit bedrag<br />
passen 190 eenheden van € 2.500. Omdat het winkelpand een niet-woning is, geldt dat hier zowel<br />
een gebruikersbelasting als een eigenaarsbelasting voor verschuldigd is. De gebruikersbelasting is<br />
190 x € 3,98 = € 756,20; de eigenaarsbelasting is 190 x € 4,95 = 940,50. Omdat de ondernemer zowel<br />
eigenaar als gebruiker is van het betrokken pand, worden beide aanslagen aan hem opgelegd.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Met ingang van het belastingjaar 2006 is het mogelijk om met toepassing van de Wet bijzondere<br />
maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet BMGP) ter stimulering van de economische<br />
ontwikkeling van gebieden van de stad die op dat punt zijn achtergebleven, voor (kleine)<br />
ondernemingen een vermindering van de OZB te verlenen 12 .<br />
12 Wet van 25 december 2005, Staatsblad 726. De Wet BMGP geldt niet voor alle gemeenten in Nederland, maar alleen voor<br />
een limitatief in de wet opgesomde lijst van (grote) steden in Nederland. Ook <strong>Utrecht</strong> wordt in de wet aangewezen als gemeente<br />
17
Om gebruik te maken van de Wet BMGP is het noodzakelijk dat een stad binnen haar grenzen een of<br />
meerdere kansenzones aanwijst. Deze zones onderscheiden zich van de rest van stad door het<br />
kenmerk dat de sociaal-economische situatie ten opzichte van de rest van de stad minder is.<br />
Kansenzones kennen minimaal 5.000 en ten hoogste 30.000 inwoners. Tevens is noodzakelijk dat het<br />
aantal niet-actieven ten minste 25% uitmaakt van de totale bevolking van de kansenzone en dat het<br />
aantal huishoudens met een laag inkomen ten minste 45% bedraagt.<br />
Alleen ten aanzien van niet-woningen met een WOZ-waarde van maximaal € 500.000 kan de<br />
onroerende zaakbelasting worden verlaagd. De verlaging kan nooit meer dan 100% bedragen.<br />
Kansenzones kunnen voor een eenmalige periode van vier aaneengesloten jaren worden<br />
aangewezen, waarbij echter de mogelijkheid bestaat om deze periode met ten hoogste vier jaar te<br />
verlengen.<br />
4.3 Precariobelasting<br />
Omschrijving<br />
Precariobelasting kan worden geheven indien een burger of een bedrijf voorwerpen onder, op of<br />
boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft. In dit verband valt te denken aan<br />
leidingen in de grond, uithangborden of markiezen, maar ook een terras.<br />
In de tarieventabel is nader gespecificeerd voor welke voorwerpen precariobelasting verschuldigd is.<br />
In de Verordening precariobelasting is een aantal vrijstellingen opgenomen. Zo geldt er een vrijstelling<br />
voor voorwerpen die door de gemeente op basis van een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of<br />
anderszins moeten worden gedoogd, en voor voorwerpen die ten dienste van het wegverkeer of de<br />
openbare ruimte staan, zoals afvalbakken en bewegwijzering en bepaalde voorwerpen die op of aan<br />
een gebouw zijn bevestigd.<br />
Wettelijke basis<br />
De wettelijke basis voor de precariobelasting wordt gevonden in artikel 228 <strong>Gemeente</strong>wet. Door<br />
middel van dit artikel heeft de wetgever de mogelijkheid geschapen om de belasting te heffen. Door<br />
de Verordening precariobelasting is in de gemeente <strong>Utrecht</strong> aan deze mogelijkheid gevolg gegeven.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks met het inflatiecijfer voor lonen, materialen en diensten<br />
verhoogd.<br />
Tarieven 2006<br />
Het tarief voor de precariobelasting wordt berekend per vierkante meter grond die wordt ingenomen<br />
door de voorwerpen die op, onder of boven de gemeentegrond zijn geplaatst. Per categorie van<br />
voorwerpen gelden andere tarieven. Voor zover mogelijk is het tarief nader gedifferentieerd in een<br />
tarief per dag, week, maand en jaar. Bij terrassen geldt nog een onderscheid in locatie. Er worden drie<br />
gebieden onderscheiden, met elk een eigen tarief. Het gebied dat het meest gunstig is gelegen kent<br />
het hoogste tarief.<br />
Voor een aantal voorwerpen, bijvoorbeeld benzinepompen, geldt een tarief per voorwerp, welke is<br />
gesplitst in een tarief per maand of jaar.<br />
die de Wet kan toepassen. De mogelijkheid om de OZB te verlagen voor (kleine) ondernemingen is een van de maatregelen die<br />
de wet noemt om sociaal-economisch achtergebleven gebieden te stimuleren. De overige maatregelen betreffen geen<br />
belastinggerelateerde maatregelen, waardoor deze in het kader van deze nota verder onbesproken blijven.<br />
18
Ter voorbeeld van de tarieven kunnen de volgende, veel voorkomende tarieven gelden:<br />
Tarieven (bedragen x € 1,-)<br />
Tarief voor voorwerpen onder, op of boven<br />
gemeentegrond per m² per jaar (laagste en meest<br />
voorkomende tarief)<br />
34,92<br />
Tarief voor het hebben van een terras op de<br />
gemeentegrond per m² per seizoen:<br />
Gebied A enkele toplocaties in de binnenstad 40,99<br />
Gebied B het overige gebied binnen de singels 31,52<br />
Gebied C het gebied buiten de singels 25,01<br />
Tarief voor een pomp voor meerdere soorten<br />
motorbrandstof per stuk per jaar<br />
881,88<br />
Opbrengst (bedrag x € 1.000,-) 299<br />
Voorbeeld<br />
In het oude centrum van <strong>Utrecht</strong>, aan de Neude, bezit iemand een café. Om zijn klandizie in de<br />
zomermaanden uit te breiden heeft hij voor zijn zaak een terras aangelegd van tien vierkante meter.<br />
Het gehele terras bevindt zich op gemeentegrond. Omdat de uitbater van het café zich in het centrum<br />
van <strong>Utrecht</strong> bevindt, is het tarief voor gebied A van toepassing. Het tarief per seizoen per m²<br />
ingenomen oppervlak is € 40,99. De cafébaas is daarom voor het plaatsen van het terras voor een<br />
seizoen € 40,99 x 10 = € 409,90 verschuldigd.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Door middel van de precarioheffing op terrassen wordt door de gemeente een equivalent geschapen<br />
van de huur van de binnenruimten van horecagelegenheden. Anders dan deze huursituaties, waarbij<br />
marktconforme prijzen worden afgesproken, geldt bij de precariobelasting voor terrassen dat deze ten<br />
opzichte van een in het verleden vastgesteld basisbedrag jaarlijks een trendmatige stijging volgen. Dit<br />
heeft tot gevolg dat de tarieven voor de precario voor terrassen 'uit de pas' lopen met de huurprijzen<br />
voor de binnenruimten, in die zin dat ze ten opzichte daarvan lager liggen. Niettemin wordt op grond<br />
van het huidige beleid de aanpassing van de tarieven voor terrassen met niet meer dan het<br />
inflatiepercentage aangepast.<br />
4.4 Hondenbelasting<br />
Omschrijving<br />
Hondenbelasting is een belasting die wordt geheven van de houder van één of meer honden. Als<br />
houder wordt aangemerkt degene die de hond onder zich heeft.<br />
Hondenbelasting kent een tarief per hond per jaar. Indien echter slechts een deel van het jaar de hond<br />
wordt gehouden, is de hondenbelasting slechts verschuldigd voor de maanden waarin de hond<br />
daadwerkelijk wordt gehouden. Voorzover de houder van de hond het jaarbedrag reeds heeft voldaan,<br />
kan restitutie plaats vinden van het gedeelte van het jaarbedrag dat overeenkomt met het aantal volle<br />
kalendermaanden dat de hond niet werd gehouden. Deze restitutie vindt alleen plaats op schriftelijk<br />
verzoek, waarbij een bewijsstuk dient te worden overgelegd waaruit blijkt dat de hond niet meer wordt<br />
gehouden.<br />
Voor geregistreerde kennels geldt een apart tarief. Dit tarief wordt, onafhankelijk van het aantal<br />
gehouden honden, per kennel in rekening gebracht. Wordt in een kennel echter een zodanig aantal<br />
honden gehouden, dat het voordeliger is om per hond belasting te voldoen, dan kan op verzoek het<br />
kenneltarief buiten beschouwing worden gelaten en zal de belasting per hond in rekening worden<br />
gebracht.<br />
Er bestaat een vrijstelling voor de hondenbelasting voor honden die een bepaalde maatschappelijke<br />
functie vervullen, zoals blindengeleidehonden, politiehonden en Rodekruishonden, honden die in een<br />
19
asiel verblijven of bij een dierenzaak en honden die nog geen drie maanden zijn en nog bij de<br />
moederhond verblijven.<br />
Ter bewijs dat de verschuldigde hondenbelasting is voldaan wordt door de gemeente een<br />
hondenpenning verstrekt.<br />
Controlebeleid<br />
De hondenbelasting wordt op aangifte voldaan. Dit houdt in dat de burger zelf aan de gemeente<br />
aangeeft hoeveel honden voor welke periode hij in een jaar houdt. In 2005 heeft de gemeentelijke<br />
belastingdienst van Rotterdam meermalen het nieuws gehaald omdat zij dierenartsen in Rotterdam en<br />
omgeving wil verplichten gegevens te verstrekken met betrekking tot in Rotterdam woonachtige<br />
hondenbezitters. Dit om die houders van honden op te sporen die de hondenbelasting ontduiken. In<br />
hoger beroep heeft de rechter geoordeeld dat de dierenartsen hiertoe niet verplicht kunnen worden.<br />
In <strong>Utrecht</strong> vindt een intensieve controle plaats waarbij periodiek in iedere wijk van de stad een huisaan-huis<br />
controle plaats vindt. Het resultaat hiervan is dat het bestand voor de hondenbelasting in<br />
<strong>Utrecht</strong> geacht moet worden nagenoeg alle honden in de stad te bevatten.<br />
Wettelijke basis<br />
In artikel 226 <strong>Gemeente</strong>wet heeft de wetgever de gemeenten de mogelijkheid gegeven een<br />
hondenbelasting in te voeren. Door middel van de Verordening op de heffing en invordering van de<br />
hondenbelasting is in de gemeente <strong>Utrecht</strong> van deze wettelijke mogelijkheid gebruik gemaakt en<br />
wordt de hondenbelasting geheven.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
De tarieven worden in beginsel jaarlijks verhoogd met het prijsindexcijfer voor lonen, materialen en<br />
diensten.<br />
Tarieven 2006<br />
Tarieven per jaar (bedragen x € 1,-)<br />
Per hond 56,40<br />
Per kennel 169,80<br />
Opbrengst (bedrag x € 1.000) 437<br />
Voorbeeld<br />
Een vrouw heeft al drie jaar twee honden bij haar in huis. In augustus overlijdt echter een van de<br />
honden. Hoewel de vrouw wel op zoek is naar een nieuwe hond, heeft ze er voor het jaar eindigt nog<br />
geen nieuwe kunnen vinden. Hondenbelasting is verschuldigd per hond per jaar. In beginsel is de<br />
vrouw daarom twee maal € 56,40 = € 112,80 aan hondenbelasting verschuldigd. Omdat ze echter een<br />
van de honden slechts een deel van het jaar gehouden heeft bestaat de mogelijkheid van een<br />
reductie. Deze reductie is gelijk aan het bedrag aan belasting dat overeenkomt met het aantal gehele<br />
maanden dat de hond niet gehouden werd. In dit geval zijn dat de maanden september tot en met<br />
december, dus 4 maanden. De reductie waar mevrouw aanspraak op kan maken is 4/12 x € 56,40 = €<br />
18,80.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Dat de hondenbelasting per hond wordt geheven heeft voor de kwijtschelding tevens tot gevolg dat<br />
alleen voor de gehele verschuldigde hondenbelasting eventuele aanspraak op kwijtschelding bestaat.<br />
Gedacht zou kunnen worden om de kwijtschelding maximaal te laten gelden voor één hond.<br />
4.5 Toeristenbelasting<br />
Omschrijving<br />
Toeristenbelasting kan worden geheven indien personen die niet in de gemeente woonachtig zijn (niet<br />
in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven) verblijf houden in de<br />
gemeente. De wet biedt de mogelijkheid om de belasting te heffen van de rechtspersonen die de<br />
20
gelegenheid tot verblijf bieden (hotels, pensions en dergelijke). Deze rechtspersonen kunnen het<br />
bedrag vervolgens verhalen op de personen die daadwerkelijk verblijf houden.<br />
De inkomsten die uit de toeristenbelasting worden verkregen worden voor een derde deel besteed<br />
aan de toeristische stadspromotie van de stad <strong>Utrecht</strong>.<br />
Wettelijke basis<br />
Toeristenbelasting wordt in <strong>Utrecht</strong> geheven op grond van de Verordening toeristenbelasting welke<br />
zijn basis vindt in artikel 224 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
Het tarief voor de toeristenbelasting is een vast percentage van de overnachtingsprijs. Dit percentage<br />
blijft in beginsel jaarlijks gelijk.<br />
Tarieven 2006<br />
Tarieven<br />
Als percentage van de overnachtingsprijs 5%<br />
Opbrengst (bedrag x € 1.000) 1.085<br />
Voorbeeld<br />
Een zakenman bezoekt een tweedaagse zakelijke bijeenkomst in de stad <strong>Utrecht</strong> en logeert de nacht<br />
tussen deze twee dagen in een van de hotels van de stad. Het hotel berekend aan de man een<br />
overnachtingsprijs van € 86,00. De toeristenbelasting die daarover verschuldigd is bedraagt: € 4,30.<br />
De hoteleigenaar zal de toeristenbelasting in de hotelrekening verwerken en deze afdragen aan de<br />
gemeente.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
In <strong>Utrecht</strong> wordt de toeristenbelasting vorm gegeven als een vast percentage van de<br />
overnachtingsprijs. Hierdoor wordt voor een overnachting in een duur hotel in euro's meer aan<br />
toeristenbelasting betaald, dan voor een overnachting in een goedkoper hotel. Er zou ook voor<br />
gekozen kunnen worden om een vast bedrag per overnachting te heffen.<br />
4.6 Parkeerbelastingen<br />
Omschrijving<br />
Parkeerbelastingen vormen een regulerende belasting; ze kunnen worden geheven teneinde het<br />
parkeergedrag van burgers te beïnvloeden door in gebieden waarin er sprake is van een verhoogde<br />
parkeerdruk het parkeren te belasten.<br />
De parkeerbelastingen worden gevormd door een tweetal belastingen:<br />
– de parkeerbelasting die wordt voldaan door het in werking stellen van een parkeerautomaat en<br />
– de parkeerbelasting ter zake van een door de gemeente verstrekte vergunning tot parkeren.<br />
Het college van burgemeester en wethouders beslist in welke delen van de stad parkeerbelastingen is<br />
verschuldigd en binnen welke tijden en op welke wijze de parkeerbelastingen dienen te worden<br />
voldaan.<br />
In de gemeente <strong>Utrecht</strong> is het parkeergebied waarin ter zake van het parkeren parkeerbelastingen<br />
verschuldigd is, ook wel gefiscaliseerd parkeergebied genoemd, verdeeld in een tweetal gebieden: de<br />
binnenstad (gebied 1) en het gedeelte van de stad dat daaromheen is gelegen, ook wel de schil<br />
genoemd (gebied 2). Voor het laatste gebied geldt dat alleen parkeerbelastingen verschuldigd zijn<br />
voor de gebieden die daarvoor door het college van Burgemeester en Wethouders zijn aangewezen.<br />
In beginsel geldt betaald parkeren van maandag tot en met zaterdag. In de binnenstad op<br />
koopzondagen en ten aanzien van een klein gebied bij het centraal station geldt eveneens betaald<br />
parkeren op zondag. De tijden waarbinnen moet worden betaald voor het parkeren verschilt per<br />
parkeergebied. In de binnenstad geldt betaald parkeren van 8.00 uur tot 24.00. In de overige gebieden<br />
vangt de betaald parkeertijd aan om 9.00 uur en eindigt om 23.00 uur of eerder.<br />
21
Vrijstelling<br />
Onder voorwaarden zijn houders van invalidenparkeerkaarten vrijgesteld van het betalen van<br />
parkeerbelasting indien zij op een parkeerplaats parkeren waarvoor parkeerbelasting verschuldigd is<br />
door middel van het in werking stellen van een parkeerautomaat. Voorwaarde daarbij is dat men<br />
beschikt over een landelijke gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders die op kenteken is gesteld<br />
of een Europese gehandicaptenparkeerkaart waarop ofwel de letter B (bestuurder) ofwel de letters<br />
B/P (bestuurder/passagier) vermeld staan. De vrijstelling geldt alleen indien een geldige<br />
gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar achter de voorruit van de auto is geplaatst.<br />
Handhaving<br />
Op de naleving van de parkeerbelastingen vindt intensieve controle plaats. Hiertoe is dagelijks een<br />
aantal parkeercontroleurs op pad die binnen de uren dat betaald parkeren geldt, controleren of<br />
voldoende parkeerbelasting is voldaan.<br />
Indien blijkt dat niet of onvoldoende parkeerbelasting is voldaan zal de parkeercontroleur een<br />
naheffingsaanslag uitschrijven en deze op of aan het voertuig aanbrengen. De naheffingsaanslag<br />
wordt in beginsel opgelegd tegen het uurtarief, tenzij aannemelijk is dat langer dan een uur is<br />
geparkeerd. Dit laatste kan zich bijvoorbeeld voordoen indien hetzelfde voertuig op dezelfde plek<br />
wordt aangetroffen tijdens twee opeenvolgende controles, waarbij reeds bij de eerste controle een<br />
naheffingsaanslag is opgelegd en gebleken is dat in de tussenliggende uren geen parkeerbelasting is<br />
voldaan.<br />
Naast het nageheven bedrag aan belasting maakt van de naheffingsaanslag ook een<br />
kostencomponent deel uit. Dit kostencomponent wordt in rekening gebracht om een deel van de<br />
kosten die de gemeente maakt ter zake van het handhaven van de parkeerbelastingen te verhalen.<br />
De in rekening gebrachte kosten dekken niet de gehele kosten die ter zake van de handhaving<br />
worden gemaakt. De kostencomponent is echter aan een wettelijk maximum gebonden. Per<br />
kalenderdag mag er maar eenmaal per 'fout-parkerend' voertuig een kostencomponent in rekening<br />
worden gebracht.<br />
Ter behoud van de belastinginkomsten is het mogelijk om te beletten dat er met een voertuig<br />
waarvoor een naheffingsaanslag is opgelegd wordt weggereden door middel van het aanbrengen van<br />
een wielklem. De kosten die hiermee samenhangen kunnen voor een deel op de burger worden<br />
verhaald. De wielklem wordt, mede door de beperkingen die aan het gebruik hiervan door de rechter<br />
is aangebracht in Nederland nog slechts beperkt toegepast. In <strong>Utrecht</strong> kennen we geen beleid van<br />
wielklemmen.<br />
Wettelijke basis<br />
De mogelijkheid voor het heffen van parkeerbelastingen wordt gegeven door artikel 225<br />
<strong>Gemeente</strong>wet. In artikel 234 <strong>Gemeente</strong>wet in combinatie met het Besluit gemeentelijke<br />
parkeerbelastingen wordt een nadere aanvulling gegeven aan artikel 225 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
In de Parkeernota 2003 'Parkeernota: een kwestie van kiezen' 13 , is de ontwikkeling van het<br />
parkeerbeleid en de bereikbaarheid van de stad <strong>Utrecht</strong> vastgelegd. Bij deze nota hoort een financiële<br />
onderbouwing, die een beeld geeft van de inkomsten die nodig zijn om de in de nota verwoordde<br />
doelstellingen te verwezenlijken. De inkomsten uit het parkeerbeleid gaan naar het programma<br />
bereikbaarheid.<br />
Conform de parkeernota was het uitgangspunt om de tarieven voor 2006 eenmalig te verhogen met<br />
een hoger percentage dan de kostenontwikkeling, waarna, voor de volgende jaren in beginsel de<br />
kostenontwikkeling wordt gevolgd.<br />
Met betrekking tot de tarieven voor 2006 bestond met de raad de afspraak dat deze alleen mochten<br />
stijgen met het hogere percentage indien vóór 1 januari 2006 reeds begonnen was met de bouw van<br />
de parkeergarage aan het Lucasbolwerk. Als start van de bouw wordt aangemerkt het moment<br />
waarop de gemeente door aanbesteding risico gaat lopen voor de bouw.<br />
13 raadsbesluit van 4 december 2003, Jaargang 2003, nr. 285<br />
22
Gebleken is dat de aldus omschreven aanvang van de bouw in ieder geval niet vóór 1 januari 2006<br />
kon plaats vinden. Dit houdt in dat de tarieven voor de parkeerbelastingen met niet meer dan de<br />
kostenontwikkeling (voor 2006: 4%) zijn gestegen.<br />
Naar verwachting zal voor de zomer van 2006 de start van de bouw van de parkeergarage hebben<br />
plaatsgevonden. Het college heeft aangegeven ter zake daarvan tegen die tijd een<br />
wijzigingsverordening voor te leggen aan de raad waarin de tarieven alsnog worden verhoogd tot het<br />
niveau dat conform de parkeernota oorspronkelijk voor 2006 was bedoeld.<br />
Met ingang van 1 januari 2006 zou tevens het parkeergebied van de gemeente <strong>Utrecht</strong> worden<br />
verdeeld in een drietal gebieden: de binnenstad en een tweetal 'schillen' daaromheen. Deze twee<br />
schillen zouden ontstaan door splitsing van de huidige schil. Niettemin zal deze verdeling in drie<br />
parkeergebieden pas plaats vinden in 2006, als ook de tarieven worden verhoogd zoals hierboven<br />
omschreven.<br />
Tarieven 2006<br />
Vooralsnog geldt dientengevolge in <strong>Utrecht</strong> een tweetal parkeergebieden: de binnenstad (gebied 1) en<br />
de schil, die daaromheen ligt (gebied 2). Beide gebieden worden nader afgebakend in de<br />
Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen.<br />
In de tarieventabel behorende bij de parkeerbelastingverordening zijn de tarieven opgenomen. In<br />
onderstaande matrix zijn de meest voorkomende opgenomen.<br />
Tarieven (bedragen x € 1,-) Gebied 1 Gebied 2<br />
Per uur (automaatplaatsen) 2,67 1,07<br />
Dagkaart 17,10 8,20<br />
Avondkaart 10,00 n.v.t.<br />
Bewonersvergunning (per maand) 16,00 4,80<br />
Bedrijvenvergunning (per maand) 48,00 23,95<br />
Toekomstige ontwikkelingen<br />
De ontwikkeling van de parkeerbelastingen zal conform de Parkeernota 2003 geschieden.<br />
Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat het mogelijk moet maken om met ingang van 1 januari<br />
2007 parkeertarieven te differentiëren naar de milieukenmerken van een voertuig. Vanaf die datum zal<br />
het nieuwe beleid in een beperkt aantal pilot gemeenten worden ingevoerd. Van de ervaringen van<br />
deze groep van gemeenten kunnen andere gemeenten profiteren. De gemeente <strong>Utrecht</strong> neemt geen<br />
deel aan de pilot.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er – behoudens het bij toekomstige ontwikkelingen genoemde – geen<br />
mogelijkheden met betrekking tot de parkeerbelastingen die voor de gemeente <strong>Utrecht</strong> relevant zijn.<br />
4.7 Belasting op roerende woon- en bedrijfsruimten<br />
Omschrijving<br />
De roerende woon- en bedrijfsruimtenbelasting (RWBB) maakt het mogelijk om binnen de gemeente<br />
gelegen woon- en bedrijfsruimten, die duurzaam aan een bepaalde plaats zijn gebonden en dienen<br />
voor permanente bewoning of gebruik, maar die niet onroerende zijn te belasten. De belasting kent<br />
een tweetal soorten belasting, namelijk een gebruikersbelasting voor de gebruikers van een roerende<br />
bedrijfsruimte en een eigenarenbelasting voor de eigenaren van roerende woon- en bedrijfsruimtes.<br />
De heffingsmaatstaf vormt de waarde die aan de roerende zaak zou kunnen worden toegekend op<br />
basis van de Wet WOZ. De tarieven voor de RWBB mogen niet afwijken van de corresponderende<br />
tarieven voor de OZB.<br />
Wettelijke basis<br />
De RWBB wordt mogelijk gemaakt door artikel 221 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
23
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
De werking van de RWBB zou in <strong>Utrecht</strong> beperkt blijven tot een middel om de woonboten in een, met<br />
de OZB overeenstemmende, heffing te betrekken. Het betreft dan ook een zeer beperkte groep<br />
belastingplichtigen. Niettemin zullen de uitvoeringskosten hoog zijn.<br />
4.8 Reclamebelasting<br />
Omschrijving<br />
Reclamebelasting kan worden geheven ter zake van openbare aankondigingen die vanaf de openbare<br />
weg te zien zijn. Deze belasting is, anders dan zijn naam doet vermoeden, niet beperkt tot reclameuitingen.<br />
Alle openbare aankondigingen vallen onder het bereik van deze belasting.<br />
Wettelijke basis<br />
Artikel 227 <strong>Gemeente</strong>wet verschaft aan gemeenten de mogelijkheid om een reclamebelasting in te<br />
voeren.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
In 2005 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de wenselijkheid van het invoeren van een<br />
reclamebelasting in <strong>Utrecht</strong>. Hieruit is gebleken dat de eerste jaren de inkomsten uit reclamebelasting<br />
in verhouding tot de te maken kosten gering zijn.<br />
4.9 Baatbelasting<br />
Omschrijving<br />
Indien de gemeente in een bepaald gebied voorzieningen tot stand brengt of tot stand heeft gebracht,<br />
waardoor een onroerende zaak gebaat is, kan van de eigenaar van deze onroerende zaak een<br />
baatbelasting worden geheven. Doel van de baatbelasting is om (een deel van) de door de<br />
voorziening opgeroepen lasten om te slaan op de belastingplichtigen en op deze manier tot een<br />
(gedeeltelijk) kostenverhaal te komen.<br />
Nog voordat er daadwerkelijk is begonnen met het realiseren van de voorziening dient er een<br />
raadsbesluit genomen te worden waarin wordt vastgelegd welk deel van door de voorziening<br />
opgeroepen lasten worden verhaald en dient nauwkeurig het gebied omschreven te worden waarin de<br />
gebate onroerende zaken zijn gelegen.<br />
Uiterlijk een jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid zal dienen te worden nagegaan of een<br />
onroerende zaak is gebaat.<br />
Wettelijke basis<br />
Baatbelasting kan worden geheven op basis van artikel 222 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
De baatbelasting is aan strikte fiscaal-juridische voorwaarden gebonden. Recente jurisprudentie heeft<br />
een succesvolle toepassing van de baatbelasting bemoeilijkt, waardoor het risico dat een verordening<br />
onverbindend wordt verklaard vergroot is. Daarbij komt dat een baatbelasting een lang tijdsverloop<br />
kent en niet geringe financiële risico's voor de gemeente inhoudt.<br />
Op basis van de Exploitatieverordening 1997 kan de gemeente <strong>Utrecht</strong> voor het verhaal van kosten<br />
van het treffen van voorzieningen van openbaar nut exploitatieovereenkomsten sluiten waarmee op<br />
basis van individuele overeenkomsten (een deel van) de te maken kosten kunnen worden verhaald.<br />
Deze overeenkomsten zijn van privaatrechtelijke aard.<br />
Gelet op de mogelijkheden die de gemeente <strong>Utrecht</strong> heeft om door middel van<br />
explotatieovereenkomsten langs privaatrechtelijke weg kosten te verhalen is het mede gelet op de<br />
hierboven beschreven kanttekeningen bij de baatbelasting op dit moment niet opportuun om naast de<br />
mogelijkheden zoals genoemd in de Exploitatieverordening 1997 een zelfstandige baatbelasting in te<br />
voeren.<br />
24
Op dit moment ligt er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om de Wet ruimtelijke ordening inzake<br />
de grondexploitatie te wijzigen. Met de wetswijziging wordt naast de privaatrechtelijke<br />
overeenkomsten en de publiekrechtelijke baatbelasting een nieuwe publiekrechtelijke mogelijkheid<br />
gecreëerd om door middel van de bouwvergunningen tot kostenverhaal te kunnen komen. Met dit<br />
wetsvoorstel wordt het belang van de baatbelasting als instrument voor kostenverhaal door de<br />
wetgever verder verminderd.<br />
4.10 Forensenbelasting<br />
Omschrijving<br />
De forensenbelasting is een belasting die kan worden geheven van natuurlijke personen die niet in de<br />
gemeente wonen, maar er wel voor minimaal negentig keer per jaar hun nachtverblijf houden. Van de<br />
belasting zijn uitgezonderd de mensen die als verpleegde of verzorgde in een zieken- of<br />
verzorgingshuis in een gemeente verblijven en die voor meer dan negentig dagen per jaar een<br />
gemeubileerde woning voor zichzelf of hun gezin aanhouden. Tevens geldt een vrijstelling van<br />
forensenbelasting indien het verblijf voortvloeit uit een openbare betrekking, het bijwonen, als lid, van<br />
vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend lichaam of uit een bevel van de overheid.<br />
Wettelijke basis<br />
Artikel 223 <strong>Gemeente</strong>wet biedt de wettelijke basis voor het invoeren van een forensenbelasting.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Aan de uitvoering van de forensenbelasting kleven grote praktische bezwaren. Zo zal het moeilijk zijn<br />
om de belastingplichtigen in kaart te brengen en de voor de heffing van de belasting benodigde<br />
bestanden actueel te houden. Mede hierdoor zouden naar verwachting de kosten die de uitvoering<br />
van de belasting met zich meebrengt, de opbrengsten ervan overschrijden.<br />
25
5 RETRIBUTIES<br />
5.1 Algemeen<br />
Retributies zijn vergoedingen voor door de gemeente aan een individuele burger verleende diensten<br />
die in rekening worden gebracht bij de burger die van deze diensten gebruik maakt. Te denken valt<br />
aan de afgifte van paspoorten, het sluiten van huwelijken en het in behandeling nemen van aanvragen<br />
tot afgifte van een vergunning.<br />
Omdat bij retributies door de gemeente gemaakte kosten worden doorberekend aan de individuele<br />
burger komt hierbij veel belang toe aan de wijze waarop kostentoerekening plaats vindt.<br />
Kostentoerekening<br />
Onder kostentoerekening wordt de boekhoudkundige exercitie verstaan om binnen het geheel van<br />
kosten die binnen de gemeente worden gemaakt die kosten aan te wijzen die samenhangen met de<br />
geleverde dienst en die kosten op een correcte wijze aan deze dienst toe te rekenen.<br />
De directe kosten die aan een dienst zijn toe te rekenen hebben een directe relatie met de specifieke<br />
dienst. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de loonkosten van de opgeofferde arbeid en de kosten voor<br />
het verbruik van materialen. Maar ook kapitaalslasten en de afschrijving van duurzame activa die ten<br />
behoeve van de dienst is aangeschaft alsmede de rentelast over de resterende investering mogen in<br />
een jaar tot de kosten van een specifieke dienst worden gerekend.<br />
Bij de indirecte kosten is er een minder direct verband tussen het optreden van de kosten en de<br />
specifieke dienst. Het gaat hierbij om kosten die onder de term "overhead" vallen, zoals ondersteuning<br />
en management ten behoeve van de specifieke dienst en de huisvestingskosten. Maar ook de kosten<br />
van de salarisadministratie, de sociale lasten en verzekeringen in verband met de opgeofferde arbeid<br />
voor een dienst kunnen tot de kosten van een dienst gerekend worden.<br />
Bij de toerekening van kosten is voorts nog van belang dat ze alleen kunnen worden toegerekend<br />
voorzover het individuele belang van de aanvrager er hoofdzakelijk mee wordt gediend. Kosten die<br />
verband houden met beleidsvoorbereiding, handhaving, toezicht en controle (behoudens de eerste<br />
controle) en kosten gemaakt voor inspraak-, bezwaar- en beroepsprocedures moeten worden geacht<br />
in hoofdzaak voor het algemeen belang gemaakt te zijn, waardoor deze kosten niet op een individuele<br />
burger kunnen worden verhaald.<br />
Om de kostendekkendheid te bepalen wordt de opbrengst afgezet tegen de kosten die de gemeente<br />
toerekent aan de betreffende retributie. Als deze aan elkaar gelijk zijn, is sprake van 100%<br />
kostendekkendheid. De kosten die samenhangen met een bepaalde retributie kunnen echter hoger<br />
zijn dan de kosten die worden toegerekend. Het is een politieke keuze welke kosten op de burger of<br />
het bedrijf verhaald worden. Bij verschillende retributies worden op dit moment nog niet alle<br />
toegestane kosten ook daadwerkelijk aan de betreffende retributie toegerekend. Dit is hieronder bij de<br />
betreffende retributie nader toegelicht.<br />
Opbrengstnorm<br />
In de <strong>Gemeente</strong>wet heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaald dat de tarieven zodanig dienen te worden<br />
vastgesteld dat de geraamde opbrengsten niet uitstijgen boven de geraamde kosten 14 . Er mag, met<br />
andere woorden, door de gemeente geen winst gemaakt worden op de door haar geleverde diensten.<br />
Dit wettelijke vereiste geldt op basis van begrote opbrengsten en kosten. Dit houdt in dat indien in enig<br />
jaar de opbrengsten voor een dienst onvoorzien toch boven de werkelijke kosten uitkomen,<br />
bijvoorbeeld omdat onvoorzien vaker dan begroot van een dienst gebruik gemaakt is, dit is<br />
toegestaan.<br />
Een aantal keren is in procedures de vraag aan de orde geweest wat de schaal is waarop de<br />
kostendekkendheid moet worden beoordeeld. Ruwweg is er een drietal varianten: per dienst<br />
14 Deze opbrengstnorm is expliciet door de wetgever vastgelegd in artikel 229b, lid 1 <strong>Gemeente</strong>wet. De heffing van een<br />
vermakelijkhedenretributie is in dit artikel uitgezonderd van de opbrengstnorm.<br />
27
afzonderlijk, per cluster van diensten die op enigerlei wijze samenhangen (bijvoorbeeld alle<br />
huwelijksleges tezamen) of voor alle diensten die in een bepaalde verordening zijn verenigd tezamen.<br />
De Hoge Raad heeft in bestendige - en onlangs nog door hem bevestigde 15 - jurisprudentie beslist dat<br />
de kostendekkendheid moet worden beoordeeld voor de gehele verordening. Concreet houdt dit in<br />
dat, binnen de grenzen van de redelijkheid, de ene dienst meer dan kostendekkend kan zijn en de<br />
andere minder dan kostendekkend, zolang de kostendekkendheid van de verordening als geheel<br />
maar niet boven de 100% uitkomt.<br />
Op dit moment kennen we binnen de gemeente <strong>Utrecht</strong> de volgende retributies:<br />
1. afvalstoffenheffing<br />
2. rioolrechten<br />
3. leges<br />
4. marktgelden<br />
5. brandweerrechten<br />
6. brug-, schut- en havengelden<br />
7. begraafplaatsrechten<br />
8. woonwagenrechten<br />
Daarnaast bestaat op grond van de <strong>Gemeente</strong>wet specifiek de mogelijkheid een<br />
vermakelijkhedenretributie te heffen. Tevens is een veel voorkomende retributie het reinigingsrecht<br />
voor bedrijfsafval.<br />
In onderstaande paragrafen worden de retributies nader toegelicht. In bijlage 3 is een overzicht<br />
opgenomen van de inkomsten uit retributies en de kosten die hier op dit moment aan worden<br />
toegerekend. Op basis hiervan is de huidige kostendekkendheid aangegeven. Momenteel loopt een<br />
onderzoek naar een gemeentebrede kostentoerekeningssystematiek. Dit kan nog gevolgen hebben<br />
voor de wijze waarop kosten worden toegerekend aan de tarieven.<br />
5.2 Afvalstoffenheffing<br />
Omschrijving<br />
Op grond van de Wet milieubeheer komt aan de gemeenten een aantal taken toe op het gebied van<br />
de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Deze taken leveren voor de gemeenten kosten op die<br />
door middel van de afvalstoffenheffing kunnen worden verhaald.<br />
Wettelijke basis<br />
De afvalstoffenheffing vindt zijn basis in artikel 15.33 Wet milieubeheer.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
In de begroting 1997 is besloten om de gevolgen van de effecten hertaxatie OZB per 1-1-1995 voor<br />
woningen te compenseren door middel van een verlaging van de afvalstoffenheffing. Hiertoe is<br />
eenmalig een bedrag vastgesteld dat in principe jaarlijks gelijk blijft. Vanwege deze compensatie uit de<br />
algemene middelen is op dit moment (nog) geen sprake van een kostendekkingspercentage van<br />
100%.<br />
In het kader van de begroting 2005 is dit vaste bedrag echter verlaagd om uitwerking te geven aan de<br />
bij de Voorjaarsnota 2004 aangenomen motie 50. Onderdeel van deze motie is het herijkingsvoorstel<br />
met betrekking tot de kostendekkendheid van de afvalstoffenheffing om extra structurele ruimte te<br />
creëren. Een verdere verlaging van de OZB-bijdrage is toegepast bij afschaffing van de<br />
gebruikersbelasting OZB met een tariefstijging van de afvalstoffenheffing als gevolg.<br />
In 2006 heeft een extra verhoging van het tarief plaats gevonden. Deze laatste verhoging vindt zijn<br />
oorsprong in de afschaffing van de OZB voor gebruikers van woningen en het financiële nadeel dat de<br />
gemeente hierdoor loopt. Door middel van een extra verhoging is een deel van dit nadeel<br />
gecompenseerd.<br />
15 Onder andere Hoge Raad 4 februari 2005, nr. 38860, LJN: AP1951 (gemeente Heel) en Hoge Raad 4 februari 2005, nr.<br />
40072, LJN: AQ7390 (<strong>Gemeente</strong> Hoogezand-Sappemeer)<br />
28
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
In deze kostprijs mogen worden opgenomen de kosten van het zich ontdoen, het inzamelen, bewaren,<br />
bewerken, verwerken, vernietigen en het op of in de bodem brengen van afvalstoffen. Daarnaast<br />
mogen worden opgenomen de kosten van maatregelen die door de gemeente worden getroffen om<br />
de hoeveelheid afval te verminderen, inclusief het specifieke toezicht op die maatregelen en de<br />
voorlichting dienaangaande.<br />
Het tarief van de heffing is vervolgens vastgesteld door het totaal van de toegerekende kosten te<br />
delen door het aantal belastingplichtige huishoudens. Jaarlijks wordt het bedrag aangepast op basis<br />
van de loon- en prijsontwikkeling en wordt het tarief van de heffing herberekend aan de hand van het<br />
geactualiseerde aantal belastingplichtige huishoudens.<br />
In 2006 zijn de kosten van straatreiniging niet meegenomen bij de berekening van het tarief. Een deel<br />
van deze kosten kunnen zowel bij de afvalstoffenheffing als de rioolrechten worden meegenomen, zij<br />
het dat de kosten zo verdeeld dienen te worden over beide heffingen dat ze niet twee maal worden<br />
meegenomen. Een besluit hierover zal tijdens de behandeling van de begroting 2007 worden<br />
genomen.<br />
Tarieven 2006<br />
Tarieven per jaar (bedrag x € 1,-)<br />
Per huishouden 225,36<br />
Opbrengst (bedrag x € 1.000,-) 22.716<br />
Kostendekkendheid in 2006<br />
Wordt de netto opbrengst (rekening houdend met kwijtscheldingen) uit de afvalstoffenheffing afgezet<br />
tegen het saldo van kosten en overige opbrengsten van het totale product afvalinzameling (inclusief<br />
de private bedrijfsafvalinzameling) vermeerderd met het relevante aandeel BTW, dan bedraagt de<br />
kostendekkendheid in 2006 83,6%. Indien rekening gehouden wordt met de kosten van kwijtschelding,<br />
bedraagt de kostendekkendheid in 2006 94%.<br />
Toekomstige ontwikkelingen<br />
De op handen zijnde verkoop van Afvalverwerking Rijnmond (AVR) aan een privaat consortium zal<br />
naar verwachting een kostenverhoging voor de <strong>Gemeente</strong> <strong>Utrecht</strong> met zich meebrengen. Indien de<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Utrecht</strong> optimaal gebruik maakt van de bepalingen in het huidige contract met AVR, zal<br />
deze kostenverhoging echter niet eerder dan in 2010 plaatsvinden.<br />
In Duitsland is een stortverbod ingesteld met ingang van 1 juni 2005. Als gevolg hiervan is de uitvoer<br />
naar Duitsland van Nederlands verbrandbaar afval nagenoeg stil komen te liggen, met als gevolg druk<br />
op de Nederlandse afvalverwijderingsinstallaties. De verbrandingscapaciteit daarvan moet op korte<br />
termijn aanzienlijk worden uitgebreid. Een en ander zal naar verwachting een kostenverhoging voor<br />
de <strong>Gemeente</strong> <strong>Utrecht</strong> met zich meebrengen.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
In <strong>Utrecht</strong> kennen we één, vast tarief voor de afvalstoffenheffing. Het tarief geldt per huishouden en is<br />
daarmee onafhankelijk van het aantal personen dat van een huishouden deel uit maakt. Het is<br />
niettemin mogelijk om zowel een tarief voor éénpersoonshuishoudens in te stellen als een tarief voor<br />
meerpersoonshuishoudens.<br />
29
5.3 Rioolrechten<br />
Omschrijving<br />
Rioolrechten kunnen worden geheven ter zake van het gebruik of het genot van (een aansluiting op)<br />
de gemeentelijke riolering.<br />
In <strong>Utrecht</strong> kennen we een tweetal rechten:<br />
- Een aansluitrecht wordt geheven van ieder eigendom dat het genot heeft van een aansluiting op<br />
de gemeentelijke riolering. Het aansluitrecht bedraagt een vast bedrag per eigendom.<br />
- Een afvoerrecht wordt geheven ter zake van de afvoer van afvalwater op de gemeentelijke<br />
riolering. Het wordt geheven indien er in een jaar meer wordt afgevoerd dan 250 m³. Het<br />
afvoerrecht kent een staffelstructuur met een degressief tarief.<br />
Wettelijke basis<br />
Artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet biedt de basis voor gemeenten om rioolrechten te heffen.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
Op 8 mei 2003 heeft de gemeenteraad het <strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan (GRP) 2003-2006 16<br />
vastgesteld. Hierbij is onder meer besloten om in de jaren 2004 en later, conform de begroting 2003,<br />
de stijging van het rioolrechttarief te matigen en daartoe het egalisatiefonds riolering maximaal in te<br />
zetten. Als gevolg hiervan wordt de jaarlijkse stijging boven het voor dat jaar geldende inflatiecijfer<br />
beperkt. In 2006 zijn de tarieven, naast de stijging met het inflatiepercentage gestegen met:<br />
- voor het aansluitrecht 2,20%;<br />
- voor het afvoerrecht 6,55%.<br />
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
Basis voor de kostentoerekening wordt gevormd door de kostenraming ter zake van riolering conform<br />
het <strong>Gemeente</strong>lijk Rioleringsplan 2003-2006. Vaste lasten worden volledig toegerekend aan het<br />
aansluitrecht, variabele lasten worden aan de hand van specifieke verdeelsleutels toegerekend aan<br />
aansluitrecht en afvoerrecht. Om al te grote tarieffluctuaties in de loop der jaren tegen te gaan wordt<br />
het Egalisatiefonds rioleringen ingezet ter verrekening van extreme kostenontwikkelingen. Het tarief<br />
aansluitrecht wordt verkregen door de aan het aansluitrecht toegerekende kosten te delen door het<br />
aantal op het gemeenteriool aangesloten eigendommen, waarbij rekening wordt gehouden met een op<br />
ervaring gebaseerd percentage oninbaarheid. Het gemiddelde tarief afvoerrecht grootverbruik wordt<br />
verkregen door de aan het afvoerrecht toegerekende kosten te delen door de som van alle<br />
hoeveelheden afgevoerd afvalwater > 250 m³ per perceel. Ook hierbij wordt rekening gehouden met<br />
een op ervaring gebaseerd percentage oninbaarheid. Het gemiddeld tarief wordt vervolgens<br />
omgerekend naar een degressief tarief voor de diverse hoeveelheidscategorieën.<br />
Tarieven 2006<br />
Tarieven (bedragen x € 1,-)<br />
Aansluitrecht per eigendom per jaar 169,91<br />
Afvoerrecht (grootverbruik) per m³ afvalwater<br />
251 tot en met 50.000 m³ 1,22<br />
50.001 tot en met 100.000 m³ 1,17<br />
100.001 tot en met 150.000 m³ 1,08<br />
meer dan 150.000 m³ 0,99<br />
Opbrengst (bedrag x € 1.000,-) 25.066<br />
Kostendekkendheid in 2006<br />
De rioolrechten zijn over meerdere jaren beschouwd volledig kostendekkend (zie bepalingen ten<br />
aanzien van de kostentoerekening).<br />
Toekomstige ontwikkelingen<br />
Brede rioolheffing<br />
16 In de loop van 2006 zal een nieuw GRP worden opgesteld voor de jaren 2006 - 2009.<br />
30
De ministerraad is op 8 april 2005 akkoord gegaan met het wetsvoorstel gemeentelijke watertaken.<br />
Het wetsvoorstel voorziet erin dat gemeenten verantwoordelijk worden voor het beheer van het afval-<br />
en regenwater en het verwerken van overtollig grondwater. Daarnaast zullen de huidige rioolrechten<br />
vervangen worden door een bestemmingsheffing voor de bekostiging van de gemeentelijke<br />
watertaken (brede rioolheffing). Op 8 april 2005 had de ministerraad nog een invoering per 1 januari<br />
2006 voorzien, maar deze datum is niet gehaald. De aanbieding van het wetsvoorstel aan de Tweede<br />
Kamer heeft vertraging opgelopen en heeft nog niet plaats gevonden. Pas wanneer het wetsvoorstel<br />
aan de Tweede Kamer wordt aangeboden zal het openbaar worden. In ieder geval is al wel duidelijk<br />
geworden dat de regering de keuze van degene die moet betalen (eigenaar of gebruiker van een<br />
eigendom) en de grondslagen voor de heffing voor de gemeenten vrij wil laten. Hiermee wordt<br />
aangesloten bij de bestaande rioolrechten. De brede rioolheffing mag maximaal kostendekkend zijn<br />
en alleen die kosten bevatten die in de (toekomstige) wet zijn genoemd.<br />
Kwaliteitseisen waterbeheerders<br />
Het voldoen aan de basisinspanning betreffende kwaliteitseisen van de waterbeheerders vergt nog<br />
heel wat investeringen in verhogen van de bergingscapaciteit in het rioolstelsel; tot nog toe is<br />
kostenverhoging tegengegaan door te temporiseren in de rioolvernieuwing, maar dat proces kan niet<br />
oneindig worden volgehouden; gemiddeld zouden we ca 14 km riool per jaar moeten vernieuwen en<br />
we zitten op 5 à 6 km per jaar<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
In 2006 zijn de kosten van straatreiniging niet meegenomen bij de berekening van het tarief. Een deel<br />
van deze kosten kunnen zowel bij de afvalstoffenheffing als de rioolrechten worden meegenomen, zij<br />
het dat de kosten zo verdeeld dienen te worden over beide heffingen dat ze niet twee maal worden<br />
meegenomen. Een besluit hierover zal tijdens de behandeling van de begroting 2007 worden<br />
genomen.<br />
Op dit moment zijn er – behoudens de hierboven genoemde - geen mogelijkheden met betrekking tot<br />
de rioolrechten die voor de gemeente <strong>Utrecht</strong> relevant zijn.<br />
5.4 Leges<br />
Omschrijving<br />
De gemeente levert op aanvraag aan individuele burgers een uiteenlopend pakket aan diensten. De<br />
afgifte van een paspoort of een rijbewijs, bijvoorbeeld, maar ook het in behandeling nemen van een<br />
aanvraag tot een vergunning.<br />
Door het heffen van leges is het mogelijk om (een deel van) de kosten die de gemeente voor het<br />
verlenen van deze specifieke diensten maakt te verhalen op de burger die de dienst afneemt.<br />
Voor de verschuldigdheid van leges is het van belang dat de gemeente een inspanning verricht dat<br />
het gevolg is van de aanvraag van de burger. Of de aanvraag uiteindelijk ook uitmondt in het door<br />
belanghebbende met zijn aanvraag beoogde resultaat is hierbij niet van belang. Bij de aanvraag tot<br />
het verlenen van een vergunning, bijvoorbeeld, kan de situatie zich voordoen dat de gemeente uit<br />
hoofde van deze aanvraag arbeid verricht en overige kosten maakt voor de behandeling van de<br />
aanvraag, maar dat de vergunning uiteindelijk niet wordt verleend. Niettemin is in het laatste geval<br />
onder omstandigheden in bepaalde gevallen wel een restitutie van een deel van de verschuldigde<br />
leges mogelijk.<br />
De hoogte van de legestarieven wordt jaarlijks aangepast aan de inflatie (gewogen gemiddelde van<br />
loonkosten en andere materiële kosten) en mag maximaal kostendekkend zijn. Daarnaast streeft de<br />
gemeente zoveel mogelijk naar een kostendekkend tarief.<br />
Voor een aantal tarieven van onder meer de dienst Burgerzaken en <strong>Gemeente</strong>belastingen geldt, dat<br />
deze wettelijk bepaald zijn. Dit betreft bijvoorbeeld de tarieven voor paspoorten.<br />
Wettelijke basis<br />
De wettelijke basis voor de legesheffing wordt gevonden in artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet, waarin door de<br />
wetgever de mogelijkheid wordt gegeven om leges te heffen. Door de vaststelling van de<br />
Legesverordening wordt het mogelijk gemaakt om ook daadwerkelijk tot legesheffing over te gaan.<br />
31
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
In paragraaf 5.1 is opgesomd welke kosten toegerekend mogen worden aan de retributies. Bij de<br />
leges worden deze kosten nog niet in alle gevallen ook daadwerkelijk toegerekend. Voor de begroting<br />
2007 zal dit opnieuw in kaart worden gebracht, zodat dan een actueel overzicht beschikbaar is van de<br />
kostendekkendheid van de leges.<br />
De tarieven van de leges zijn opgenomen in de tarieventabel horende bij de legesverordening. Hierna<br />
zal per programma uit de begroting de daaronder vallende leges in het algemeen - en enkele in het<br />
oog springende leges meer in het bijzonder - kort worden besproken.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er geen mogelijkheden met betrekking tot de leges die voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
relevant zijn.<br />
5.4.1 Algemeen<br />
Omschrijving<br />
Hieronder vallen de leges voor de afgifte van afschriften van schriftelijke stukken, onder ander op<br />
grond van opvragen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Tevens zijn enkele<br />
'algemene' tarieven opgenomen, die gelden indien er sprake is van een dienst waarvoor elders geen<br />
specifiek tarief is opgenomen of in het geval er sprake is van kosten die gemaakt worden ten gevolge<br />
van het inwinnen van extern advies ter zake van een van de Tarieventabel genoemde tarieven.<br />
In 2006 is het tarief ter zake van het verstrekken van fotokopieën in het kader van de WOB zodanig<br />
aangepast dat er verschillende tarieven zijn opgenomen voor zwart-wit kopieën en kleurenkopieën, elk<br />
uitgesplitst naar de drie papierformaten waarin de kopieën verkrijgbaar zijn (A-0, A-3 en A-4).<br />
Beleidslijn ten aanzien van het vaststellen van het tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks met het prijsindexcijfer voor lonen, materialen en diensten<br />
verhoogd.<br />
Tarieven 2006<br />
De tarieven voor 2006 zijn in beginsel tegen kostprijs van de afgenomen dienst. Voor de externe<br />
adviezen zijn geen tarieven opgenomen. De in rekening te brengen bedragen zijn de daadwerkelijke<br />
kosten van die adviezen, zoals te bepalen door het college.<br />
5.4.2 Lokale democratie<br />
Omschrijving<br />
In dit hoofdstuk worden leges geheven voor de afgifte van (bestuurs)stukken. Het gaat daarbij onder<br />
andere om de afgifte van afschriften uit het gemeenteblad, van de programmabegroting, de<br />
voorjaarsnota of de programmaverantwoording of de besluitenlijst van het college.<br />
Beleidslijn ten aanzien van het tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks aangepast met het inflatiecijfer voor materialen en diensten.<br />
Tarieven 2006<br />
De geleverde diensten voor de afgifte van bestuursstukken worden aangeboden tegen kostprijs.<br />
5.4.3 Publieksdienstverlening<br />
Omschrijving<br />
Aan de balies van de Dienst Burgerzaken en <strong>Gemeente</strong>belastingen kunnen de burgers onder andere<br />
terecht voor het verkrijgen van een paspoort, rijbewijs of een verklaring omtrent gedrag en kunnen<br />
partnerschappen worden geregistreerd of gegevens uit de <strong>Gemeente</strong>lijke basisadministratie<br />
persoonsgegevens (GBA) worden verstrekt. Daarnaast wordt het sluiten van huwelijken geregeld,<br />
hoewel deze vaak op een andere locatie plaats vinden, bijvoorbeeld op het stadhuis.<br />
32
Met ingang van 1 januari 2006 is een tweetal tarieven opgenomen in verband met de aanvragen voor<br />
inschrijving in het GBA of wijziging van de gegevens daarin, waarbij verificatie of legalisatie van<br />
bepaalde buitenlandse brondocumenten, zoals huwelijksakten, dient plaats te vinden.<br />
Beleidslijn ten aanzien van de vaststelling van het tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks verhoogd met het inflatiecijfer voor lonen, materialen en<br />
diensten. Voor een aantal tarieven geldt echter dat de rijksoverheid de hoogte ervan bepaald. Dit is<br />
onder andere het geval bij de paspoorten en de identiteitsbewijzen. De rijksoverheid publiceert<br />
hiervoor jaarlijks de tarieven welke uiteenvallen in een rijksgedeelte welke de gemeente aan het rijk<br />
dient af te dragen en een gemeentelijk gedeelte welke ten behoeve van de eigen gemeentekas in<br />
rekening gebracht mogen worden. Ook bij bijvoorbeeld de rijbewijzen is er sprake van een gedeelte<br />
van de tarieven die door de rijksoverheid worden vastgesteld.<br />
5.4.4 Beheer openbare ruimte<br />
Omschrijving<br />
Hier worden vooral leges geheven ten aanzien van kleinschalige activiteiten in de openbare ruimte,<br />
zoals het verspreiden van strooibiljetten, het plaatsen van straatmeubilair of een telefooncel en het<br />
maken van televisieopnames, waarbij bijvoorbeeld een weg moet worden afgesloten.<br />
Daarnaast bestaat een tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van<br />
een vergunning als bedoeld in de Havenverordening <strong>Utrecht</strong> 1995.<br />
Beleidslijn ten aanzien van het vaststellen van het tarief<br />
Uitgangspunt is de maximale kostendekkendheid. Uitgaande van dit uitgangspunt gelden de tarieven<br />
als een sluitpost indien de kosten van een jaar bekend zijn.<br />
In de kostentoerekening zijn meegenomen de kosten van registreren en controleren van een<br />
vergunningaanvraag, de kosten van onderzoek en advisering omtrent de aanvraag, de kosten van het<br />
verlenen dan wel weigeren van de vergunning en de kosten van het eerste toezicht op naleving van<br />
de vergunningsbepalingen. Jaarlijks worden de betreffende uurtarieven aangepast op basis van de<br />
loon- en prijsontwikkeling en worden de legestarieven dienovereenkomstig aangepast.<br />
In beginsel vindt de herberekening van de tijdsinvestering in het in behandeling nemen van<br />
vergunningaanvragen eens in de drie jaar plaats. Indien in enig jaar de tijdsinvestering in een<br />
specifieke categorie vergunningaanvragen substantieel afwijkt van die in het voorafgaande jaar<br />
(bijvoorbeeld als gevolg van een gewijzigde procedure), dan wordt de gewijzigde tijdsinvestering wel<br />
meegenomen in het legestariefvoorstel voor het eerstvolgende jaar.<br />
Tarieven 2006<br />
Voor het grootste deel van de tarieven geldt dat de hierboven beschreven werkwijze voor het<br />
vaststellen van de tarieven heeft geleid tot procentuele aanpassingen die het inflatiecijfer voor lonen,<br />
materialen en diensten, het uitgangspunt voor de gehele legesverordening, niet te boven gaan. In<br />
enkele gevallen was het echter noodzakelijk teneinde maximale kostendekkendheid te behouden als<br />
gevolg van een stijging in de kosten de tarieven met een hoger percentage van het eerdergenoemde<br />
prijsindexcijfer te laten stijgen.<br />
Net als in 2005 is het tarief als bedoeld in de Havenverordening voor 2006 vastgesteld op € 54,60.<br />
Aangezien het op jaarbasis gaat om zeer geringe aantallen vergunningaanvragen, zouden de<br />
opbrengsten lager zijn dan de kosten van heffing en invordering. Daarom wordt het tarief in de praktijk<br />
niet geheven.<br />
Voorbeeld<br />
Een aantal mensen is voornemens een braderie te organiseren. Op grond van de Algemene<br />
Plaatselijke Verordening is hiervoor een vergunning van de gemeente vereist. Ter zake van het in<br />
behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van de bedoelde vergunning is een bedrag<br />
aan leges verschuldigd, te weten € 328,60.<br />
33
5.4.5 Wonen en Monumenten<br />
Omschrijving<br />
Het grootste gedeelte van de leges die hieronder vallen betreffen de zogenoemde bouwgerelateerde<br />
leges. Het gaat hierbij onder andere om de aanvraag voor een bouwvergunning, een sloopvergunning<br />
en een (technische) woonvergunning.<br />
Voor wat betreft de bouwgerelateerde leges wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het "Model<br />
transparantie bouwgerelateerde leges" (hierna te noemen: het Model.) Het Model is ontwikkeld door<br />
een werkgroep van vertegenwoordigers van de Ministeries van VROM, Binnenlandse Zaken en<br />
Koninkrijksrelaties, Financiën en Economische Zaken en vertegenwoordigers van de VNG en vijftien<br />
gemeenten. Aanleiding voor het instellen van de werkgroep is de situatie dat gemeenten in Nederland<br />
op dit moment zeer uiteenlopende grondslagen hanteren voor de tarieven die gemoeid zijn met de<br />
bouwleges. Deze ontransparantie wordt al enige jaren als onwenselijk ervaren door burgers en<br />
belangenorganisaties. Het Model is het sluitstuk van een proces dat begon met het onderzoek in 2002<br />
naar de gemeentelijke tarieven in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en<br />
Wetgevingskwaliteit (MDW). Op basis van dit onderzoek heeft het toenmalige kabinet zich op het<br />
standpunt gesteld dat meer transparantie en uniformiteit in de bouwgerelateerde leges gewenst is. De<br />
Minister van Binnenlandse Zaken heeft in 2003 de Tweede Kamer bij brief laten weten dat het Rijk de<br />
gemeenten in eerste instantie zal stimuleren op vrijwillige basis meer uniformiteit aan te brengen in de<br />
gehanteerde heffingsgrondslagen, tariefstructuur, tariefsdifferentiatie en kostentoerekening van<br />
bouwgerelateerde leges. Voorop blijft echter staan dat het uiteraard tot de vrijheid van iedere<br />
gemeente afzonderlijk blijft behoren om binnen de bestaande wettelijke kaders zelf de hoogte van de<br />
tarieven vast te stellen.<br />
Bij de legesverordening 2006 is ervoor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het Model. Voor<br />
de berekening van de leges van de bouwaanvraag is ten opzichte van 2005 een nieuwe tariefstructuur<br />
opgenomen die, onder handhaving van maximale kostendekkendheid, in individuele gevallen tot<br />
lagere legesbedragen kan leiden.<br />
Zoals reeds hiervoor is vermeld, geldt dat leges verschuldigd zijn voor de inspanningen die een<br />
gemeente verricht en niet afhankelijk zijn van het resultaat. Dit houdt in dat ook leges verschuldigd zijn<br />
indien de aanvraag tot een vergunning uiteindelijk als resultaat heeft dat de vergunning niet wordt<br />
verleend. In dit laatste geval zal er echter ambtshalve een teruggave plaatsvinden van een deel van<br />
de terzake betaalde leges. Dit is ook het geval indien de aanvrager zijn aanvraag al intrekt vóórdat de<br />
gemeente op zijn aanvraag heeft beslist.<br />
In 2006 is de teruggaveregeling zodanig gewijzigd dat de teruggave ambtshalve plaats vindt. Hiermee<br />
wordt een extra stukje klantvriendelijkheid bereikt doordat de burger voor een beroep op de<br />
teruggaveregeling geen schriftelijk verzoek meer hoeft te doen.<br />
Beleidslijn ten aanzien van het vaststellen van het tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks verhoogd met het prijsindexcijfer voor lonen, materialen en<br />
diensten. In een enkel geval kan het echter voorkomen, indien blijkt dat de kosten in een jaar meer<br />
zijn gestegen dat het tarief met een hoger percentage stijgt.<br />
Bij de begroting 2006 heeft de raad de motie Eerlijke leges (over de koppeling tussen de<br />
monumenten- en bouwvergunning) aangenomen. Bij de Voorjaarsnota 2006 komen wij hier op terug.<br />
Tarieven 2006<br />
Hoewel onder dit programma een groter aantal tarieven valt, is het meest in het oogspringende tarief<br />
dat voor de bouwaanvraag. Zoals aangegeven is hierbij in 2006 gekozen voor een staffelstructuur.<br />
Deze ziet er als volgt uit:<br />
Indien de bouwkosten:<br />
– meer zijn dan € 0, maar niet meer dan € 1.000.000, bedragen de leges 1,9% van de bouwkosten<br />
(tariefgroep I);<br />
– meer zijn dan € 1.000.000, maar niet meer dan € 2.500.000, bedragen de leges een bedrag van<br />
€ 19.000, vermeerderd met 1,8% van de bouwkosten voor zover die meer bedragen dan €<br />
1.000.000 (tariefgroep II);<br />
34
– meer zijn dan € 2.500.000, maar niet meer dan € 10.000.000, bedragen de leges een bedrag van<br />
€ 46.000, vermeerderd met 1,6% van de bouwkosten voor zover die meer bedragen dan €<br />
2.500.000 (tariefgroep III);<br />
– meer zijn dan € 10.000.000, maar niet meer dan € 20.000.000, bedragen de leges een bedrag<br />
van € 166.000, vermeerderd met 1,6% van de bouwkosten voor zover die meer bedragen dan €<br />
10.000.000 (tariefgroep IV);<br />
– meer zijn dan € 20.000.000, maar niet meer dan € 50.000.000, bedragen de leges een bedrag<br />
van € 326.000, vermeerderd met 1,6% van de bouwkosten voor zover die meer bedragen dan €<br />
20.000.000 (tariefgroep V);<br />
– meer zijn dan € 50.000.000 bedragen de leges een bedrag van € 806.000, vermeerderd met<br />
0,5% van de bouwkosten voor zover die meer bedragen dan € 50.000.000 (tariefgroep VI).<br />
Voorbeeld 1<br />
Een projectontwikkelaar wenst in de stad een bouwwerk te realiseren, waarvoor de bouwkosten een<br />
bedrag van € 3.800.000 belopen. Hij doet hiervoor een bouwaanvraag bij de gemeente. Aan de<br />
projectontwikkelaar wordt nu het volgende bedrag aan leges in rekening gebracht van € 19.000 over<br />
het eerste miljoen van de bouwkosten (1,9% van € 1.000.000; tariefgroep I), vermeerderd met €<br />
27.000 (1,8% van € 1.500.000; tariefgroep II), vermeerderd met € 20.800 (1,6% van het restant van de<br />
bouwsom dat in tariefgroep III valt, zijnde € 3.800.000 -/- € 2.500.000 = € 1.300.000. In totaal is de<br />
projectontwikkelaar daarom € 66.800 aan bouwleges verschuldigd.<br />
Voorbeeld 2<br />
Een particulier wil aan zijn woning een stenen garage toevoegen. Hij dient hiervoor een<br />
bouwaanvraag bij de gemeente in. De bouwkosten bedragen € 32.000. Ter zake van het in<br />
behandeling nemen van de bouwaanvraag wordt hem een bedrag van € 608 in rekening gebracht (€<br />
32.000 x 1,9%). Na behandeling van de bouwaanvraag bestaan er echter voor de gemeente redenen<br />
om de aanvraag te weigeren. In beginsel is de burger het gehele bedrag verschuldigd. De leges<br />
vormen immers een vergoeding voor de inspanningen van de gemeente en de verschuldigdheid ervan<br />
is niet afhankelijk van het feit of het gewenste eindresultaat, de bouwvergunning, ook wordt verkregen.<br />
In het geval een bouwvergunning wordt geweigerd bestaat in de gemeente <strong>Utrecht</strong> echter een<br />
restitutiemogelijkheid. Belanghebbende krijgt, vanwege het feit dat de bouwvergunning is geweigerd<br />
30% van de verschuldigde leges terug. Dit komt overeen met een bedrag van € 182,40. Deze<br />
teruggave gebeurt ambtshalve; de burger hoeft daar geen apart verzoek toe te doen.<br />
5.4.6 Openbare orde en (wijk)veiligheid<br />
Omschrijving<br />
De leges die in het kader van dit programma worden geheven betreffen onder andere de leges voor<br />
brandweer- en politietaken en de leges die door de secretarie worden geheven in het kader van de<br />
vergunningverlening.<br />
In 2006 is een nieuw tarief opgenomen in de Tarieventabel in verband met de aanvragen van<br />
vergunning waarvoor een nader onderzoek in het kader van de Wet bevordering<br />
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). De Wet Bibob die op 1 juni 2003 in<br />
werking is getreden, verschaft overheidsbesturen een extra weigerings- of intrekkingsgrond voor<br />
vergunningen of subsidies en biedt mogelijkheden bij aanbestedingen. Een vergunning of subsidie<br />
kan geweigerd worden indien het gevaar bestaat dat de door het overheidsorgaan verleende<br />
vergunning of subsidie wordt gebruikt voor de aanwending of verkrijging van langs criminele weg<br />
verkregen geld. De Wet Bibob is wettelijk beperkt tot een aantal sectoren, waaronder onder meer de<br />
horeca is begrepen. Per 1 januari 2006 zal de Wet Bibob worden geïmplementeerd in de gemeente<br />
<strong>Utrecht</strong>.<br />
In het kader van de Wet Bibob zal een vergunningaanvraag gepaard gaan met het invullen van een<br />
uitgebreide vragenlijst, eventueel voorzien van de nodige bijlagen, op basis waarvan kan worden<br />
vastgesteld of het eerder beschreven gevaar aan de orde is. Het beoordelen van een dergelijke<br />
vergunningaanvraag zal voor de gemeente een (aanzienlijk) aantal extra manuren vergen en daarmee<br />
hogere kosten met zich mee brengen dan bij een vergunningaanvraag waarbij een Bibob-onderzoek<br />
achterwege kan blijven. Uit de wetsgeschiedenis van de Wet Bibob komt duidelijk naar voren dat deze<br />
35
extra kosten door de gemeente op de specifieke vergunningaanvrager kunnen worden verhaald door<br />
middel van een individuele legesheffing.<br />
Indien de gemeente op basis van de haar beschikbare gegevens nog niet kan komen tot een<br />
eindoordeel kan een advies gevraagd worden aan het Bureau Bibob, die de gegevens betreffende de<br />
specifieke vergunningaanvraag nader zal onderzoeken. Het Bureau Bibob zal hiervoor aan de<br />
gemeente een, per onderzoeksdossier, vast bedrag in rekening brengen. Ook dit bedrag kan de<br />
gemeente door middel van de legesheffing op de individuele aanvrager ten behoeve waarvan het<br />
onderzoek is verricht verhalen.<br />
Aanvragen tot het verkrijgen van een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 6.1.1 van de<br />
Bouwverordening en/of artikel 2.1.1 van de Brandbeveiligingsverordening worden door de Brandweer<br />
in behandeling genomen. Ter zake van het in behandeling nemen van deze aanvragen wordt aan de<br />
aanvrager een bedrag aan leges in rekening gebracht.<br />
Het tarief is afhankelijk van de grootte van de ruimte ten aanzien waarvan een gebruiksvergunning<br />
wordt aangevraagd. Er bestaan lagere tarieven voor een tijdelijke vergunning voor maximaal twee<br />
weken en indien de vergunningaanvraag voortijdig wordt ingetrokken. Indien een gebruiksvergunning<br />
wordt aangevraagd voor een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte dan is alleen leges<br />
verschuldigd over de oppervlakte van de uitbreiding.<br />
Beleidslijn ten aanzien van het tarief<br />
Voor zover de tarieven niet wettelijk aan een maximum zijn gebonden (bijvoorbeeld:<br />
speelautomaathallen) geldt dat de tarieven jaarlijks worden verhoogd met het prijsindexcijfer voor<br />
lonen, materialen en diensten.<br />
Voor de tarieven op grond van de Wet Bibob geldt dat het college in de nota "Ultimum Remedium"<br />
heeft vastgesteld dat de 'eigen' kosten voor de gemeente in het kader van het intern te verrichten<br />
onderzoek vastgesteld dient te worden op € 2.600. Dit bedrag is in de legesverordening opgenomen.<br />
De kosten voor het Bureau Bibob bedragen momenteel € 500 per onderzoek. Er zal een teruggave<br />
van het als gevolg van het Bibob-onderzoek door de vergunningaanvrager extra verschuldigde bedrag<br />
dienen plaats te vinden indien het onderzoek geen weigeringsgrond voor de vergunning heeft<br />
opgeleverd.<br />
De tarieven voor de Brandweer worden kostendekkend vastgesteld. Voor 2006 is gebleken dat als<br />
gevolg van een extra indexering van de personeelskosten, gestegen huisvestingskosten als gevolg<br />
van een huurharmonisatie en hogere onderhoudskosten, verzekeringspremies, brandstofkosten en<br />
kapitaalslasten voor de door de brandweer gebruikte personenauto's zijn de tarieven verhoogd met<br />
9,62%.<br />
Voor de afgifte van vergunningen voor evenementen en voetbalwedstrijden gelden de volgende<br />
tarieven:<br />
− Voor het organiseren van een wedstrijd: EUR 470,00<br />
− Voor het houden van een evenement in een gebouw: EUR 2.065,00<br />
Voorbeeld 1<br />
Een ondernemer wil in zijn zaak een drietal speelautomaten plaatsen. Hiervoor is een<br />
aanwezigheidsvergunning nodig op grond van de Wet op de kansspelen. Indien deze vergunning van<br />
de gemeente wordt verkregen is daarvoor een bedrag aan leges verschuldigd. Omdat het meer dan<br />
één speelautomaat betreft is voor het eerste speelautomaat een bedrag van € 56,50 verschuldigd en<br />
voor de twee overige een bedrag van € 34,00 voor ieder. In totaal is dus een bedrag van € 133,50<br />
verschuldigd. Dit bedrag geldt voor een periode van twaalf maanden.<br />
Voorbeeld 2<br />
Iemand vraagt een gebruiksvergunning aan voor een pand met een oppervlak van 130 m². Het tarief<br />
ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag voor zo'n vergunning bedraagt het<br />
basisbedrag van € 335,44 vermeerderd met een van het oppervlak afhankelijk bedrag. Dit laatste<br />
bedrag bedraagt € 223,95 (voor het deel van het oppervlak tot en met 100 m²) vermeerderd met €<br />
1,37 per m² boven de 100 m², in dit geval 30 m². In totaal is dus verschuldigd: € 335,44 +/+ € 223,95<br />
+/+ € 41,10 = € 600,49.<br />
36
5.5 Overige heffingen<br />
Naast leges brengt de gemeente voor een aantal specifieke diensten geld in rekening. Dit zijn:<br />
− marktgelden<br />
− begraafplaatsrechten<br />
− brug-, schut- en havengelden<br />
− woonwagenrechten<br />
− brandweerrrechten<br />
In beginsel worden de tarieven voor deze retributies jaarlijks met het prijsindexcijfer voor lonen,<br />
materialen en diensten verhoogd.<br />
5.5.1 Marktgelden<br />
Omschrijving<br />
Indien een deel van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen wordt gebruikt voor het<br />
houden van markten, kunnen ter zake van het innemen van een standplaats marktgelden worden<br />
geheven. De marktgelden worden geheven van degene die de standplaats inneemt en kennen,<br />
afhankelijk van het gebied in de stad waar de markt plaats vindt, de grootte van de ingenomen<br />
standplaats en het al dan niet tijdelijk zijn van de standplaats een apart tarief.<br />
Wettelijke basis<br />
Marktgelden kunnen worden geheven op grond van artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
Uitgangspunt voor de tarieven voor marktgelden is volledige kostendekkendheid. Gebleken is echter<br />
dat de tarieven op dit moment nog niet kostendekkend zijn. In de loop van de jaren zal getracht<br />
worden door relatief matige tariefstijgingen per jaar, de tarieven kostendekkend te krijgen.<br />
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
Er vindt geen specifieke kostentoerekening naar elk afzonderlijk tarief plaats. Ter bepaling van de<br />
kostendekkendheid worden de totale kosten ter zake van de wijk- en warenmarkten vergeleken met<br />
de geraamde totaalopbrengst uit de tarieven. Zolang nog geen volledige kostendekkendheid is<br />
bereikt, worden de tarieven voor marktgelden jaarlijks boveninflatoir verhoogd. De verhoging bedraagt<br />
5%, waarna de tarieven worden afgerond op € 0,05.<br />
Tarieven 2006<br />
In de Verordening marktgelden worden de tarieven berekend per strekkende meter dat van een<br />
standplaats wordt ingenomen. De tarieven zijn afhankelijk van de locatie waar de markt gehouden<br />
wordt. Afhankelijk van het feit of het een tijdelijke standplaats of een vaste standplaats betreft worden<br />
de tarieven per maand respectievelijk per kwartaal in rekening gebracht.<br />
Voorbeeld<br />
Ten behoeve van de jaarlijkse verkoop van kerstbomen wordt door een marktkoopman gedurende<br />
twaalf dagen in december een standplaats ingenomen op de kerstbomenmarkt. De diepte van zijn<br />
standplaats overschrijdt de drie meter niet en is 4 strekkende meter lang. Het tarief per marktdag is 4 x<br />
€ 3,45 = € 13,80. De marktkoopman is voor de twaalf dagen dat hij de standplaats inneemt daarom 12<br />
x 13,80 = € 165,60 verschuldigd.<br />
Kostendekkendheid in 2006<br />
De kostendekkendheid in 2006 bedraagt 95,6%.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er geen mogelijkheden met betrekking tot de marktgelden die voor de gemeente<br />
<strong>Utrecht</strong> relevant zijn.<br />
37
5.5.2 Brandweerrechten<br />
Omschrijving<br />
Brandweerrechten kunnen worden geheven ter zake van het gebruik van bezittingen, werken of<br />
inrichtingen van de gemeentelijke brandweer of het genot van de diensten van de brandweer.<br />
Brandweerrechten kunnen alleen geheven worden voorzover de dienstverlening van de brandweer in<br />
overwegende mate een individueel doel dient. Het blussen van een brand betreft een wettelijk aan de<br />
brandweer opgedragen taak en dient het algemeen belang, waardoor hiervoor geen<br />
brandweerrechten kunnen worden geheven.<br />
Wettelijke basis<br />
De wettelijke basis voor de brandweerrechten wordt gevonden in artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks verhoogd met het inflatiecijfer voor lonen, diensten en<br />
materialen.<br />
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
In het kader van de begroting 2007 zal de kostentoerekening rond de brandweerrechten nader in kaart<br />
worden gebracht.<br />
Tarieven 2006<br />
In de bijlage behorend bij de Verordening brandweerrechten 2006 zijn de tarieven opgenomen die in<br />
het kader van de brandweerrechten in <strong>Utrecht</strong> worden geheven.<br />
Voorbeeld<br />
In een gebouw werkt de lift niet meer. De brandweer is om assistentie gevraagd. Aangezien de<br />
diensten die door de brandweer worden verricht in hoofdzaak een individueel en geen algemeen<br />
karakter hebben is hiervoor door degene die om de diensten heeft verzocht brandweerrecht<br />
verschuldigd. Het tarief bedraagt € 97,00 per gebeurtenis.<br />
Kostendekkendheid in 2006<br />
In het kader van de begroting 2007 zal de kostendekkendheid van de brandweerrechten nader in<br />
kaart worden gebracht.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er geen mogelijkheden met betrekking tot de brandweerrechten die voor de<br />
gemeente <strong>Utrecht</strong> relevant zijn.<br />
5.5.3 Brug-, schut- en havengelden<br />
Omschrijving<br />
Bruggen, sluizen en havens vallen onder gemeentelijke bezittingen. Voor het gebruik hiervan kan een<br />
recht worden geheven, zolang het gebruik ervan als een individuele tegenprestatie van de gemeente<br />
kan worden aangemerkt.<br />
In <strong>Utrecht</strong> wordt bruggeld geheven voor het buiten diensturen openen van bruggen die in beheer of<br />
onderhoud zijn bij de gemeente, schutgeld voor het gebruik van sluizen die in beheer of onderhoud<br />
zijn bij de gemeente en havengeld voor het gebruik van de haven voor onder andere het laden en<br />
lossen en overnachten van schepen.<br />
Wettelijke basis<br />
De wettelijke basis wordt gevonden in artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
De tarieven worden aangepast in overeenstemming met de kostenontwikkeling.<br />
38
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
Er is geen direct verband tussen kosten en tarief bekend. In het verleden zijn tarieven vastgesteld na<br />
afweging van toeristische, economische en politieke belangen. Sindsdien zijn de tarieven jaarlijks<br />
aangepast op basis van de loon- en prijsontwikkeling.<br />
De opbrengst van de heffing mag de kosten niet te boven gaan. In dat verband is het van belang om<br />
door middel van een goede kostentoerekening de integrale kostprijs te kennen, teneinde op basis<br />
daarvan tot een (niet meer dan) kostendekkende tariefstelling te komen.<br />
In het geval van de brug-, schut- en havengelden vormt de verwevenheid van de publieke taak met de<br />
private activiteiten ten behoeve van de beroepsvaart een complicerende factor. In de praktijk zijn deze<br />
activiteiten en daarmee de daaraan verbonden directe en indirecte kosten immers niet strikt<br />
gescheiden. Een en ander wordt bovendien bemoeilijkt door het feit dat de financiële administratie<br />
kostenplaats-georiënteerd is en slechts in beperkte mate activiteit-georiënteerd.<br />
Tarieven 2006<br />
Bruggeld: (per opening, per brug, per vaartuig): € 49,30<br />
Schutgeld:<br />
- binnen diensturen per vaartuig € 3,00<br />
- buiten diensturen per vaartuig € 49,30<br />
Havengeld: de tarieven voor het havengeld zijn opgedeeld in een zeven tarieven die afhankelijk van<br />
de tijdseenheid waarin zij zijn onder te verdelen (dag, kwartjaar, jaar) een uitsplitsing kennen.<br />
Kostendekkendheid in 2006<br />
In het kader van de begroting 2007 zal de kostendekkendheid van de brug-, schut-, en havengelden<br />
nader in kaart worden gebracht.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er geen mogelijkheden met betrekking tot de brug-, schut- en havengelden die<br />
voor de gemeente <strong>Utrecht</strong> relevant zijn.<br />
5.5.4 Begraafplaatsrechten<br />
Omschrijving<br />
Begraafrechten kunnen geheven worden voor het gebruik van begraafplaatsen en crematoria en het<br />
gebruik van diensten die daarbij worden verleend.<br />
Wettelijke basis<br />
De begraafplaatsrechten vinden hun wettelijke basis in artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
In beginsel worden de tarieven jaarlijks verhoogd met het prijsindexcijfer voor materialen en diensten.<br />
Bepalingen t.a.v. kostentoerekening<br />
In beginsel worden de volledige directe en indirecte kosten ter zake van het gebruik van de<br />
begraafplaatsen en crematoria en van de daarbij verleende diensten toegerekend aan de diverse<br />
tarieven. Daarop is één uitzondering : het onderhoud van de terreinen wordt slechts gedeeltelijk<br />
toegerekend aan de grafrechten.<br />
Tarieven 2006<br />
De tarieven zijn afhankelijk van de begraafplaats en de dienst die ter zake van de lijkbezorging van de<br />
gemeente wordt afgenomen. Voor de tarieven wordt verwezen naar de Tarieventabel behorende bij<br />
de Verordening begraafplaatsrechten.<br />
Kostendekkendheid in 2006<br />
De tarieven voor het gebruik van de begraafplaatsen/crematoria en het gebruik van de daarbij<br />
verleende diensten zijn in beginsel berekend op 100% kostendekkendheid. Deze tarieven worden<br />
jaarlijks aangepast op basis van de loon- en prijsontwikkeling.<br />
39
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er geen door de gemeente <strong>Utrecht</strong> onbenut gelaten mogelijkheden om de<br />
begraafplaatsrechten anders in te richten die van wezenlijk belang zijn.<br />
5.5.5 Woonwagenrechten<br />
Omschrijving<br />
Wanneer ter zake van het hebben van een woonwagen gebruik gemaakt wordt van een op<br />
gemeentegrond bevindende standplaats wordt in beginsel een privaatrechtelijke huurovereenkomst<br />
gesloten. In uitzonderingssituaties komt het echter voor dat er geen huurovereenkomst wordt<br />
afgesloten. In dat laatste geval maken woonwagenrechten het mogelijk om het bedrag dat eigenlijk op<br />
grond van de huurovereenkomst verschuldigd zou zijn, langs publiekrechtelijke weg te heffen. De<br />
verordening is derhalve een soort vangnetbepaling die ervoor zorgt dat er geen verschil bestaat<br />
tussen de woonwagenbewoners die wel een huurcontract hebben en zij die dit niet hebben.<br />
Wettelijke basis<br />
Artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet biedt aan gemeenten de mogelijkheid om een recht als de<br />
woonwagenrechten te heffen.<br />
Beleidslijn t.a.v. vaststelling tarief<br />
Aangezien de woonwagenrechten ten doel hebben geen verschil te laten bestaan met de situatie<br />
waarin een huurcontract is gesloten, worden de tarieven die ook in de huurcontracten worden<br />
gehanteerd overgenomen in de woonwagenrechten.<br />
Tarieven 2006<br />
De tarieven van de woonwagenrechten zijn afhankelijk van de locatie waar de woonwagens zijn<br />
gevestigd.<br />
Toekomstige ontwikkelingen<br />
In het overgrote deel van de gevallen is er reeds sprake van een huurcontract. Zoals gezegd dienen<br />
de woonwagenrechten louter als vangnet voor de gevallen waarin dit nog niet het geval is. Het is het<br />
streven om op korte termijn alle woonwagens onder een huurcontract te laten vallen, waardoor<br />
daarmee op termijn het belang van de Woonwagenrechtenverordening als vangnetbepaling vervalt.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Op dit moment zijn er geen door de gemeente <strong>Utrecht</strong> onbenut gelaten mogelijkheden om de<br />
woonwagenrechten anders in te richten die van wezenlijk belang zijn.<br />
5.5.6 Vermakelijkhedenretributie<br />
Omschrijving<br />
Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon binnen een gemeente vermakelijkheden aanbiedt, waarbij<br />
gebruik gemaakt wordt van door of vanwege de gemeente tot stand gebracht of in stand gehouden<br />
voorzieningen, kan ter zake hiervan een vermakelijkhedenretributie worden geheven. Ook wanneer de<br />
gemeente bijzondere voorzieningen treft bijvoorbeeld in de vorm van extra toezicht ter zake van een<br />
vermakelijkheid kan hiervoor een vermakelijkhedenretributie worden geheven.<br />
Wettelijke basis<br />
Artikel 229, eerste lid, onderdeel c maakt het voor gemeenten mogelijk om een<br />
vermakelijkhedenretributie in te stellen.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Onder de term vermakelijkheden vallen een groot aantal activiteiten die, net als in veel andere<br />
Nederlandse gemeenten, ook in <strong>Utrecht</strong> plaatsvinden. Te denken valt aan theatervoorstellingen en<br />
bioscoopvertoningen.<br />
40
5.5.7 Reinigingsrechten<br />
Omschrijving<br />
Reinigingsrechten kunnen geheven worden ter zake van zowel het inzamelen van huishoudelijke<br />
afvalstoffen als bedrijfsafval. In tegenstelling tot huishoudelijke afvalstoffen bestaat er voor de<br />
gemeente geen verplichting om bedrijfsafval in te zamelen. Het staat aanbieders van bedrijfsafval vrij<br />
te kiezen aan wie zij hun bedrijfsafval aanbieden.<br />
Wettelijke basis<br />
De wettelijke basis voor de reinigingsrechten wordt gevonden in artikel 229 <strong>Gemeente</strong>wet, waarin<br />
door de wetgever de mogelijkheid wordt gegeven om reinigingsrechten te heffen ter zake van het<br />
inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafval.<br />
Mogelijkheden voor de gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
Voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen worden de kosten verhaald middels de<br />
afvalstoffenheffing en is het niet toegestaan hiervoor tevens reinigingsrecht in rekening te brengen.<br />
Bovendien mag ingeval van een reinigingsrecht indien geen huishoudelijke afvalstoffen worden<br />
aangeboden niets in rekening worden gebracht. Er is immers geen sprake van een door gemeente<br />
verrichte individueel aanwijsbare tegenprestatie. Hierdoor kan een deel van de gemaakte kosten niet<br />
verhaald worden. Ter zake van het inzamelen van bedrijfsafval wordt, indien een bedrijf van deze<br />
gemeentelijke dienst gebruik wil maken, een privaatrechtelijke vergoeding gevraagd. Hiervoor wordt<br />
een overeenkomst met de gemeente aangegaan. Het staat de gemeente alsdan niet vrij tevens de<br />
kosten publiekrechtelijk te verhalen middels een reinigingsrecht.<br />
41
6 PRIJZEN<br />
Ten aanzien van prijzen gelden geen algemene uitgangspunten ten aanzien van de hoogte van het<br />
tarief, maar wordt gestuurd op het handhaven van de kostendekkendheid van de betreffende activiteit.<br />
Een voorstel tot tariefsaanpassing volgt doorgaans van de betrokken dienst. Voorbeelden van prijzen<br />
zijn de toegangskaartjes voor de Stadsschouwburg, het Centraal Museum en Muziekcentrum<br />
Vredenburg, maar ook de prijzen van sportaccommodaties en de abonnementen en leentarieven van<br />
de bibliotheek.<br />
Uitgangspunt voor de hoogte van prijzen is het inflatiepercentage dat wordt gehanteerd bij de<br />
opstelling van de begroting van het komende jaar.<br />
In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de in de gemeente <strong>Utrecht</strong> gehanteerde prijzen en de<br />
inkomsten die op basis hiervan gerealiseerd worden.<br />
43
7 <strong>LOKALE</strong> LASTENDRUK EN KWIJTSCHELDINGSBELEID<br />
7.1 Lokale lastendruk<br />
Het belastingoverzicht grote gemeenten van de COELO vermeldt de rangorde van 35 grote<br />
gemeenten in Nederland wat betreft de lokale lastendruk. In het overzicht dat over 2005 is<br />
gepubliceerd, komt <strong>Utrecht</strong> met een bedrag van 705 euro aan woonlasten op de 22e plaats. Nummer<br />
1 op de lijst is de duurste gemeente (Ede met 843 euro), nummer 35 is de goedkoopste (Alkmaar met<br />
607 euro).<br />
Tabel: Vergelijking woonlasten 2006 met 2005 17<br />
Categorie<br />
Woning<br />
Waarde<br />
Heffing 2005<br />
Belasting / lasten Woonlasten<br />
2005<br />
Woonlaste<br />
n 2006<br />
Daling<br />
Huurder 100.000 OZB 88,00 0,00<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Totaal 271,48 225,36 16,99%<br />
Eigenaar /<br />
Gebruiker<br />
7.2 Kwijtscheldingsbeleid<br />
150.000 OZB 132,00 0,00<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Totaal 315,48 225,36 28,57%<br />
300.000 OZB 264,00 0,00<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Totaal 447,48 225,36 49,64%<br />
100.000 OZB 197,56 111,20<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Rioolrecht 157,67 169,91<br />
Totaal 538,71 506,47 5,98%<br />
150.000 OZB 296,34 166,80<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Rioolrecht 157,67 169,91<br />
Totaal 637,49 562,07 11,83%<br />
300.000 OZB 592,68 333,60<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Rioolrecht 157,67 169,91<br />
Totaal 933,83 728,87 21,95%<br />
500.000 OZB 987,80 556,00<br />
Afvalstoffen 183,48 225,36<br />
Rioolrecht 157,67 169,91<br />
Totaal 1.328,95 951,27 28,42%<br />
Kwijtscheldingen vormen naast de vrijstellingen een methode om bepaalde burgers op grond van hun<br />
betalingscapaciteit van het betalen van belasting uit te sluiten. Vrijstelling worden opgenomen in de<br />
belastingverordening en verminderen hetgeen waarover men belasting moet betalen, de<br />
heffingsgrondslag. Vrijstellingen gelden voor alle burgers die daarvoor in aanmerking komen. Voor het<br />
17 In <strong>Utrecht</strong> geldt geen onderscheid tussen de tarieven voor éénpersoons- en meerpersoonshuishoudens.<br />
45
deel van de heffingsgrondslag waarvoor geen vrijstelling is opgenomen blijft de verschuldigdheid<br />
bestaan.<br />
Kwijtschelding kan worden toegepast, indien het verschuldigde bedrag aan belasting vast staat.<br />
Kwijtschelding maakt het mogelijk om bepaalde daarvoor in aanmerking komende burgers te<br />
ontheffen van hun verplichting om de belastingschuld te betalen.<br />
In beginsel kan op twee manieren worden omgegaan met de kwijtscheldingen op begrotingsniveau.<br />
Indien de kwijtschelding wordt verleend zonder de tarieven aan te passen zal het misgelopen bedrag<br />
aan belastinginkomsten ten laste komen van de algemene middelen. Daarnaast is het tevens mogelijk<br />
dat reeds bij de bepaling van de tarieven voor zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de<br />
kwijtschelding. In dat geval worden de totale begrote opbrengsten uit een belasting bepaald met<br />
inachtneming van het door kwijtschelding vermoedelijk misgelopen bedrag, waardoor de tarieven over<br />
de gehele linie iets stijgen. De burgers die niet voor kwijtschelding in aanmerking komen betalen op<br />
deze manier tevens voor de burgers aan wie de kwijtschelding zal worden verleend. In <strong>Utrecht</strong> is nu<br />
voor de eerste systematiek gekozen.<br />
Hoewel het de gemeenten niet is toegestaan om door middel van de gemeentelijke belastingen een<br />
actieve inkomenspolitiek te voeren, maakt artikel 255 <strong>Gemeente</strong>wet in combinatie met de<br />
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het voor gemeenten mogelijk om aan bepaalde<br />
belastingplichtigen die - niet in staat zijn anders dan met buitengewoon bezwaar de aan hun<br />
opgelegde aanslagen gemeentelijke belastingen kunnen voldoen als gevolg van onvoldoende<br />
inkomen, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding te verlenen van de belastingschuld.<br />
Kwijtschelding is alleen mogelijk voor natuurlijke personen die geen bedrijf hebben of een zelfstandig<br />
beroep uitoefenen. Degene die van de gemeentelijke kwijtscheldingsregeling gebruik wil maken dient<br />
hiertoe een schriftelijk, met een opgave van de actuele financiële situatie onderbouwde, aanvraag te<br />
doen. De gemeenteambtenaar die belast is met de invordering van de gemeentebelastingen doet een<br />
schriftelijke uitspraak op het verzoek tot kwijtschelding tegen welke uitspraak beroep mogelijk is bij het<br />
college van burgemeester en wethouders.<br />
Kwijtschelding is in de gemeente <strong>Utrecht</strong> mogelijk voor 18 :<br />
- de onroerende -zaakbelastingen<br />
- de afvalstoffenheffing<br />
- het rioolrecht 19<br />
- de hondenbelasting<br />
Voor de toeristenbelasting en de parkeerbelastingen is kwijtschelding niet mogelijk.<br />
<strong>Gemeente</strong>n mogen ten opzichte van de rijksregeling ten aanzien van kwijtschelding wel een strenger<br />
beleid voeren; een soepeler beleid is niet toegestaan. De gemeente <strong>Utrecht</strong> past een zo ruim<br />
mogelijke kwijtschelding voor de genoemde belastingen toe. De in artikel 16 van de<br />
Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 genoemde bedoelde normuitkering wordt gesteld op 100%.<br />
Dit houdt voor de praktijk in dat nagenoeg alle burgers die moeten rondkomen van alleen een<br />
bijstanduitkering of een AOW-uitkering en geen vermogen hebben, op basis van deze norm voor<br />
kwijtschelding in aanmerking komen.<br />
18 De regels voor kwijtschelding zijn opgenomen in de jaarlijks vast te stellen Kwijtscheldingsregeling gemeentelijke<br />
belastingen en heffingen.<br />
19 De kwijtscheldingsmogelijkheid bij rioolrechten zal echter in de praktijk een gering belang hebben, omdat deze bij bedrijven<br />
niet geldt en vrijwel alle eigenaren als gevolg van de overwaarde van hun eigen woning eveneens geen gebruik kunnen maken<br />
van de kwijtscheldingsmogelijkheid.<br />
46
Voor 2006 worden de volgende bedragen begroot in verband met verleende kwijtschelding:<br />
Kwijtschelding 2006<br />
OZB - eigendom 5<br />
OZB - gebruiker nihil<br />
Rioolrechten aansluitrecht<br />
6<br />
(eigendom)<br />
Afvalstoffenheffing 2.704<br />
Hondenbelasting 45<br />
Totaal (bedragen x € 1.000,-) 2.760<br />
Naast de mogelijkheid van kwijtschelding bestaat voor de gemeente tevens de mogelijkheid om aan<br />
de betalingscapaciteit van de burger tegemoet te komen door betalingsregeling te treffen. Voor de<br />
onroerende zaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing is het standaard mogelijk om de<br />
aanslag in vier termijnen te betalen. Voor andere gevallen waarin bij de burger behoefte bestaat om<br />
de totale belastingschuld in plaats van ineens over een periode van een aantal maanden te betalen,<br />
zal een betalingsregeling alleen kunnen plaats vinden na een daartoe, met actuele financiële<br />
gegevens onderbouwde, schriftelijke aanvraag door de burger. Afhankelijk van de overgelegde<br />
gegevens zal dan worden besloten of de betreffende burger voor een betalingsregeling in aanmerking<br />
komt en zo ja, binnen welke termijn het totale bedrag dient te zijn voldaan. De gemeente <strong>Utrecht</strong><br />
hanteert een maximum van zes termijnen. Ook voor de aanvraag tot het treffen van een<br />
betalingsregeling geldt dat de gemeenteambtenaar die belast is met de invordering van de<br />
gemeentelijke belastingen een besluit neemt op deze aanvraag, tegen welk besluit beroep openstaat<br />
bij het college van burgemeester en wethouders.<br />
47
BIJLAGE 1: FINANCIËLE VERORDENING<br />
Artikel 15 van de Financiële verordening van de gemeente <strong>Utrecht</strong> gaat over de lokale heffingen en<br />
luidt als volgt:<br />
1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota lokale heffingen aan.<br />
Deze nota behandelt in ieder geval:<br />
de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;<br />
de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en<br />
belanghebbenden;<br />
de kostendekkendheid van de heffingen;<br />
de druk van de lokale belastingen en heffingen;<br />
het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.<br />
2. De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata<br />
waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een<br />
actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst. De raad<br />
stelt de nota vast binnen 2 maanden nadat de nota is aangeboden.<br />
3. Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de<br />
raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per<br />
door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening<br />
worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde<br />
door de gemeente verstrekte diensten.<br />
4. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de<br />
opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de<br />
kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de)<br />
lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.<br />
49
BIJLAGE 2: OVERZICHT BELASTINGEN<br />
bedragen x € 1.000,-, tarieven x € 1,-<br />
Omschrijving tarief opbrengst<br />
2005 2006 2005 2006<br />
onroerendezaakbelasting (per € 2.500 waarde): 70.467 57.473<br />
- gebruik woningen € 2,20 n.v.t.<br />
- eigendom woningen € 2,74 € 2,78<br />
- gebuik niet-woningen € 3,92 € 3,98<br />
- eigendom niet-woningen € 4,88 € 4,95<br />
hondenbelasting: 437 437<br />
- per hond € 55,00 € 56,40<br />
- per kennel € 165,50 € 169,80<br />
toeristenbelasting 5% overnachtingsprijs 1.085 1.085<br />
precario: 291 299<br />
- tarief voor voorwerpen onder, op of boven<br />
gemeentegrond per m2 € 34,00 € 34,92<br />
- tarief voor pomp meerdere soorten brandstof € 860,20 € 881,88<br />
parkeerbelastingen: 15.436 20.177<br />
- diverse tarieven<br />
Totaal belastingen 87.716 79.471<br />
51
BIJLAGE 3: OVERZICHT RETRIBUTIES<br />
bedragen x € 1.000,-, tarieven x € 1,-<br />
omschrijving tarief kosten opbrengst kostendekkendheid<br />
2005 2006 2005 2006 2005 2006 2005 2006<br />
afvalstoffenheffing:<br />
- tarief per huishouden € 183,48 € 225,36<br />
totaal afvalstoffenheffing 25952 27183 20.275 25.420 78% 94%<br />
rioolrechten:<br />
- eigenaar € 157,67 € 169,91<br />
- grootverbuik:<br />
251 t/m 50.000 m3 € 1,10 € 1,22<br />
50.001 t/m 100.000 m3 € 1,05 € 1,17<br />
100.001 t/m 150.000 m3 € 0,97 € 1,08<br />
meer dan 150.000 m3 € 0,89 € 0,99<br />
totaal rioolrechten 22621 25066 22.621 25.066 100% 100%<br />
leges:<br />
leges openbare orde en veiligheid diverse diverse 470 790 470 790<br />
leges burgerzaken (diverse) diverse diverse 4.451 4.535 4.240** 4.294**<br />
monumentenvergunningen: % aanneemsom % aanneemsom 200 210 210 250<br />
bouw- en sloopvergunningen: % bouwsom % bouwsom 9.268 11.413 10.354 11.375<br />
gebruikswijziging gebouwen diverse Diverse 522 499 402 429<br />
verklaring IOG 51,90 + bedrag / m2 58,00 + bedrag / m2 106 106 21 29<br />
reclamevergunning gerelateerd aan m2 gerelateerd aan m2 160 137 96 99<br />
leges openbare ruimte diverse diverse 928 1.038 927 1.038<br />
leges wijk- en warenmarkten diverse diverse 563 550 503 525<br />
totaal leges 16.668 19.278 17.223 18.829<br />
overige heffingen:<br />
brug-, schut- en havengeld diverse diverse * 357 357 *<br />
woonwagenrechten diverse diverse 0 0 0 0 n.v.t. n.v.t.<br />
marktgelden diverse diverse 563 550 503 525 89% 96%<br />
brandweerrechten diverse diverse * 228 269 *<br />
begraafrechten diverse diverse * 1050 1053 *<br />
totaal overige heffingen 2380 2302,5 2138 2204<br />
totaal retributies / leges 65.804 72.077 62.257 71.519<br />
* Zal in het kader van de begroting 2007 nader in kaart worden gebracht ** wordt begrenst door wettelijk vastgestelde tarieven
BIJLAGE 4: OVERZICHT PRIVAATRECHTELIJKE TARIEVEN<br />
(tarieven per €, opbrengstbedragen x € 1.000,-)<br />
dienst omschrijving<br />
vaststelling<br />
door<br />
begroting 2005 begroting 2006<br />
tarief per<br />
eenheid opbrengst<br />
tarief per<br />
eenheid opbrengst<br />
Cultuur 8.174 7.800<br />
Stadsschouwburg:<br />
SSB Recette Douwe Egbertszaal directeur 7,00 / 58,00 2.632 7,00 / 58,00 2.697<br />
SSB Recette Blauwe Zaal directeur 5,00 / 15,00 227 5,00 / 15,00 233<br />
SSB Recette overige locaties/projecten directeur 4,00/25,00 400 4,00/25,00 410<br />
SSB Plaatsbespreken en garderobe directeur 0,25 / 1,35 70 0,25 / 1,35 72<br />
SSB Buffetten directeur 1,50 / 6,00 328 1,50 / 6,00 336<br />
SSB Paskaarten directeur 20 70 20 72<br />
SSB Zindering directeur 1,25 /34,00 615 1,25 /34,00 629<br />
SSB Diversen directeur 1,15/455,00 30 1,15/455,00 31<br />
Totaal Stadsschouwburg: 4.372 4.480<br />
Centraal museum:<br />
DGM toegang museum B & W 8 65 8 90<br />
DGM toegang museum B & W 4 137 5 190<br />
Totaal centraal museum: 202 280<br />
Muziekcentrum vredenburg:<br />
Recette Muziekcentrum<br />
Vredenburg 8,75/50 3600 9/50 3040<br />
Totaal Muziekcentrum<br />
Vredenburg: 3.600 3.040<br />
Onderwijs, educatie en<br />
bibliotheek 1.823 1.825<br />
GBU<br />
Bibliotheekwerk:<br />
inschrijfgeld raad 2,5 2,5<br />
GBU abonnement t/m 15 jaar<br />
leengeldabonnement vanaf 21<br />
raad gratis gratis<br />
GBU jaar raad 12 12<br />
GBU abonnement vanaf 21 jaar raad 26 26<br />
GBU abonnement BEZIG raad 26 26<br />
GBU leengeld boeken, dia's, cassettes raad 0,25 0,25<br />
GBU leengeld bladmuziek raad 0,25 0,25<br />
GBU leengeld lp's raad 0,5 0,5<br />
GBU leengeld cd's raad 1 1<br />
GBU leengeld cd-rom / dvd raad 2,5 2,5<br />
GBU leengeld video film/DVD raad 2,5 2,5<br />
GBU leengeld video documentaire raad 1,25 1,25<br />
GBU leengeld cursus met AVM raad 1,75 1,75<br />
GBU overige tarieven raad<br />
Totaal bibliotheekwerk: 1.601 1.589<br />
Uitleen beeldende Kunst:<br />
GBU particulieren huur raad 54 54<br />
GBU particuilieren huur met raad 105 105
56<br />
kooptegoed<br />
GBU extra abonnement particulieren raad 27 27<br />
GBU jeugdabonnemnet tot 12 jaar<br />
bedrijven basis (+ 12 % v/d<br />
raad 15 15<br />
GBU waarde)<br />
non profit instelling (+ 3,6 % v/d<br />
raad 105 105<br />
GBU waarde) raad 36 36<br />
GBU inschrijfgeld raad 5 5<br />
GBU boete particulieren per maand raad 5 5<br />
1,5%<br />
1,5%<br />
GBU boete bedrijven per maand raad<br />
waarde<br />
waarde<br />
Tegoed -<br />
Tegoed -<br />
GBU restitutie spaartegoed raad<br />
12%<br />
12%<br />
Totaal kunstuitleen 222 236<br />
Sport en Recreatie 3.999 4.652<br />
DMO<br />
Zwembaden Den Hommel en<br />
De Kwakel:<br />
Recreatief zwemmen<br />
volwassenen B&W 3,5 3,65<br />
DMO Recreatief zwemmen jeugd B&W 2,55 2,65<br />
DMO Wedstrijdbad volwassenen B&W 2,25 2,35<br />
DMO Wedstrijdbad jeugd<br />
Recreatiebad particulieren Den<br />
B&W 1,95 2,05<br />
DMO Hommel*<br />
Recreatiebad verenigingen Den<br />
B&W 116,1 119<br />
DMO Hommel*<br />
Recreatiebad particulieren de<br />
B&W 71,4 73,2<br />
DMO Kwakel*<br />
Recreatiebad verenigingen de<br />
B&W 58,05 59,5<br />
DMO Kwakel* B&W 35,7 36,6<br />
DMO Wedstrijdbad particulieren* B&W 83,2 85,3<br />
DMO Wedstrijdbad verenigingen* B&W 50,65 51,9<br />
DMO Doelgroepenbad particulieren* B&W 44 45,1<br />
DMO Doelgroepenbad verenigingen* B&W 27,05 27,75<br />
Totaal Den Hommel/De Kwakel 1.395 1.408<br />
DMO<br />
DMO<br />
Fitness en Sauna Den Hommel:<br />
Toegangsbewijzen Fitness Den<br />
Hommel<br />
Toegangsbewijzen Sauna Den<br />
B&W 198 206<br />
Hommel<br />
Totaal fitness en sauna Den<br />
B&W 170 177<br />
Hommel: 368 383<br />
DMO<br />
Zwembad Krommerijn:<br />
Recreatief zwemmen<br />
volwassenen B&W 3,5 3,65<br />
DMO Recreatief zwemmen jeugd B&W 2,55 2,65<br />
DMO Wedstrijdbad verenigingen B&W 280,75 292,10<br />
Totaal Krommerijn 188 196<br />
Zwembad Fletiomare<br />
DMO Recreatief tarief B&W 2,00 2,10<br />
DMO Verhuur/verenigingen B&W<br />
DMO<br />
DMO<br />
Verhuur kleine bad per uur (excl.<br />
Watervlo en Samen Verder)*<br />
Verhuur grote bad per uur (excl.<br />
B&W 41,45 42,50<br />
Watervlo en Samen Verder)* B&W 97,95 100,40
Totaal Fletiomare 274 285<br />
Profit Units<br />
DMO Zonnebanken 7,70 8,00<br />
DMO Turkse tuinen 1,50 1,50<br />
DMO Whirlpool 1,50 1,50<br />
Totaal Profits Units 0 289<br />
Sportvelden en tennisbanen:<br />
DMO Tarief sportvelden** B&W 4.441,00 4619,00<br />
DMO Tarief tennisbanen** B&W 8.245,00 8575,00<br />
Totaal sportvelden en<br />
tennisbanen 628 659<br />
DMO<br />
Huur Sporthallen<br />
Huur sporthallen (overdag)**<br />
Huur sporthallen (avond en<br />
B&W 40,00 41,60<br />
DMO weekend)** B&W 46,30 48,15<br />
DMO<br />
DMO<br />
Huur 1 sporthal in Sportcentrum<br />
Galgenwaard (overdag)** B&W 46,15 48,00<br />
Huur 1 sporthal in Sportc.<br />
Galgenwaard (avond/weekend)** B&W 51,25 53,30<br />
Totaal huur sporthallen 911 1087<br />
Huur gymzalen<br />
DMO Huur gymzalen** B&W 16,05 16,70<br />
Totaal huur gymzalen 235 345<br />
Volksgezondheid 1267 1343<br />
Tuberculosebestrijding:<br />
GGD Screening Asielzoekers 18,20 18,20<br />
GGD Leverfuncties 8,94 8,94<br />
GGD Screening P.I 5,62 5,62<br />
GGD Afgifte verklaring 8,00 8,00<br />
GGD Mantouxtest. inclusief controle 20,00 20,00<br />
GGD Röntgenfoto, keuring 35,00 35,00<br />
GGD Röntgenfoto, emigratie 43,00 43,00<br />
GGD BCG-vaccinatie 22,00 22,00<br />
GGD Half consult 10,50 10,50<br />
Totaal tuberculosebestrijding 68 91<br />
GGD<br />
Vaccinaties reizigers<br />
buitenland:<br />
Typhim VI 31,00 31,00<br />
GGD DTP 24,00 24,00<br />
GGD Polio 20,00 20,00<br />
GGD Tetanus 16,00 16,00<br />
GGD Gele koorts 30,00 30,00<br />
GGD Gamma globuline 1cc 18,00 18,00<br />
GGD idem 2cc 24,00 23,00<br />
GGD Hepatitis A (havrix) 39,00 39,00<br />
GGD Hepatitis A (1440)<br />
Twinrix (hepatitis A 720/Hepatitis<br />
51,50 51,50<br />
GGD B) 57,00 57,00<br />
GGD Hepatitis B vaccinatie 32,00 31,50
GGD Rabies 73,00 73,00<br />
GGD Mencevac ACWY 37,00 37,00<br />
GGD B.M.R. 33,00 33,00<br />
GGD Anti Hepatitis B immunoglobuline 146,00 146,00<br />
GGD Serologie HAV 26,00 26,00<br />
GGD Anti HBc 26,00 26,00<br />
GGD Anti HBs 26,00 26,00<br />
GGD ORS sachets 10,00 10,00<br />
GGD Spuitensetje 9,00 9,00<br />
GGD Boekje "Volwassenen" 8,00 8,00<br />
GGD Boekje "Kinderen" 8,00 8,00<br />
GGD Vaccinatieboekje 3,00 3,00<br />
GGD Boekje "Hoogte" 12,00 8,00<br />
GGD Boekje "Te gast in …..." 7,00 7,00<br />
GGD Klamboe 45,00 45,00<br />
GGD Medische verklaring<br />
Consult (tarief v half<br />
12,40 12,40<br />
GGD huisartsconsult) 12,40 12,40<br />
GGD FSME 81,00 55,00<br />
GGD Beetbalsem 5,00 5,00<br />
GGD Muggenmelk (Deet0 10,00 10,00<br />
GGD Medisch paspoort<br />
Totaal vaccinaties reizigers<br />
3,00 3,00<br />
buitenland 1.199 1.252<br />
GGD<br />
GGD<br />
GGD<br />
GGD<br />
GGD<br />
58<br />
Lijkschouw (via GGD-M NL)<br />
euthanasie procedure (binnen<br />
kantoortijd) justitie<br />
euthanasie procedure (buiten<br />
113,45 113,45<br />
kantoortijd) justitie<br />
letselbeschrijvingen (binnen<br />
170,17 170,17<br />
kantoortijd) politie<br />
letselbeschrijvingen (buiten<br />
100,00 100,00<br />
kantoortijd) politie<br />
Overige verrichtingen (uitstel)<br />
280,00 280,00<br />
opdrachtgever 38,50 38,50<br />
Totaal lijkschouw p.m. p.m.<br />
Diverse brochures e.d.<br />
Brochure "Scholen en<br />
7,50<br />
GGD Infectieziekten" 7,50<br />
Brochure "Infectieziekten en<br />
7,50<br />
GGD hygiëne in het kindercentrum" 7,50<br />
Brochure "Kinderopvang<br />
7,50<br />
GGD gemeente <strong>Utrecht</strong>" 7,50<br />
Lespakket "Multiculturele<br />
15,00<br />
GGD seksuele voorlichting en vorming" 15,00<br />
GGD Cursus "Kom op voor jezelf" 500,00 500,00<br />
GGD<br />
GGD<br />
Workshop relationele sexuele<br />
vorming basisonderwijs 200,00 200,00<br />
Workshop relationele sexuele<br />
vorming voortgezet onderwijs 175,00 175,00<br />
Totaal brochures e.d. 0 0<br />
Totaal opbrengsten gemeente 15.263 15.620<br />
* Deze tarieven worden per 1 januari 2006 verhoogd met 2,5% en vervolgens per 21 augustus 2006 met<br />
1,5%<br />
** Deze tarieven gaan in per 1 augustus 2006
BIJLAGE 5: OVERZICHT VERORDENINGEN<br />
In onderstaand overzicht zijn de op dit moment geldende belastingverordeningen in de<br />
gemeente <strong>Utrecht</strong> opgenomen.<br />
Verordening Door de raad<br />
vastgesteld op:<br />
− Verordening op het heffing en invordering<br />
van onroerende- zaakbelastingen 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van precariobelasting 2006, inclusief de<br />
daarbij behorende tarieventabel 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van hondenbelasting 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van toeristenbelasting<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van parkeerbelastingen en<br />
precariobelasting 2006 alsmede de<br />
bijbehorende tarieventabel<br />
parkeerbelastingen en precariobelasting<br />
2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van afvalstoffenheffing 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van rioolrechten 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van leges 2006, alsmede de daarbij<br />
behorende tarieventabel<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van marktgelden 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van brandweerrechten 2006, alsmede de<br />
daarbij behorende tarieventabel<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van brug-, schut, en havengelden 2006<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van rechten begraafplaatsen 2006,<br />
alsmede de daarbij behorende<br />
tarieventabel<br />
− Verordening op de heffing en invordering<br />
van woonwagenrechten 2006 en de daarbij<br />
behorende tarieventabel<br />
In werking<br />
getreden per:<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
13 november 2003 1 januari 2004<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006<br />
10 november 2005 1 januari 2006