12.09.2013 Views

Licht voor de lantaarn. Een nieuwjaarswens van Gezelle uit 1890.

Licht voor de lantaarn. Een nieuwjaarswens van Gezelle uit 1890.

Licht voor de lantaarn. Een nieuwjaarswens van Gezelle uit 1890.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Licht</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>lantaarn</strong>.<br />

<strong>Een</strong> <strong>nieuwjaarswens</strong> <strong>van</strong> <strong>Gezelle</strong> <strong>uit</strong> <strong>1890.</strong><br />

Leestekst<br />

Op 1 januari 1890 stapte er in Kortrijk een <strong>lantaarn</strong>aansteker door <strong>de</strong> stad, tuk op zijn jaarlijkse<br />

nieuwjaarsfooi en wat zenuwachtiger in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n wrijvend dan an<strong>de</strong>rs; niet zozeer <strong>van</strong> <strong>de</strong> kou ditmaal,<br />

maar wel omdat hij zich verkneukel<strong>de</strong> in het <strong>voor</strong>nemen dat hij koester<strong>de</strong>. Voor <strong>de</strong>ze ene keer was hij<br />

immers met <strong>uit</strong>nemen<strong>de</strong> wensen gewapend. Van niemand min<strong>de</strong>r dan <strong>van</strong> Guido <strong>Gezelle</strong> zelf had hij<br />

zestien verzen op zak, waarmee hij zijn stadsgenoten zou aanspreken. Het tekstje was ongetwijfeld<br />

origineel, dat had hij wel in <strong>de</strong> gaten. Het rijm<strong>de</strong> geestig en het klonk luchtig. Even werd het zelfs op het<br />

randje af <strong>de</strong>voot, maar - wat <strong>de</strong> fooi betrof - was het, naar hij hoopte, wellicht bijzon<strong>de</strong>r efficiënt.<br />

Het vergt niet veel moeite om het daarop volgen<strong>de</strong> tafereel levendig <strong>voor</strong> ogen te zien. Je kunt het zó<br />

schil<strong>de</strong>ren, al met één borsteltje fantasie. Op <strong>de</strong> achtergrond zijn enkele straatrakkers ijverig glijbaantje<br />

aan het spelen. Vooraan staan enkele mensen glimlachend toe te kijken. Misschien nog een roodborstje op<br />

een vensterbank. Bijna als op een prentkaart <strong>van</strong> Anton Pieck, als een figuurtje <strong>uit</strong> <strong>de</strong> Christmas Books<br />

<strong>van</strong> Charles Dickens staat <strong>de</strong> man in <strong>de</strong> sneeuw bij <strong>de</strong> <strong>lantaarn</strong>, <strong>de</strong> versleten hoed op het hoofd en een<br />

wollen sjaal om <strong>de</strong> kraag, en hij <strong>de</strong>clameert vol concentratie wat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>malige on<strong>de</strong>rpastoor <strong>voor</strong> hem op<br />

een briefje heeft geschreven:<br />

Tachentig is <strong>uit</strong>geblazen,<br />

en ik bring <strong>de</strong> mare meê,<br />

dat in tnegentig <strong>de</strong> gazen<br />

weêr al bran<strong>de</strong>n, rondom steê.<br />

5 Wel besteed, o brave lie<strong>de</strong>n,<br />

die nog leeft en waakt; daarom<br />

is ‘t dat ik u ‘t nieuwjaar bie<strong>de</strong>n<br />

en u <strong>voor</strong>spoed wenschen kom.<br />

Vriend zijt gij <strong>van</strong> ‘t licht, zoo ‘k meene;<br />

10 en, is ‘t licht een groot gemak,<br />

die ‘t ontsteekt verdient een kleene,<br />

- waar’ ‘t een groote ! - fooie in ‘t zak.<br />

Wilt gij met mijn’ dicht vereerd zijn :<br />

‘k wensche u ‘t nieuwjaar; en, als gij<br />

15 eens <strong>de</strong>n hoek zult omgekeerd zijn,<br />

‘t eeuwig licht ! - En peist op mij !<br />

Indien we nu <strong>de</strong> klankband kon<strong>de</strong>n starten, zou<strong>de</strong>n we gelach horen en het begin <strong>van</strong> beschei<strong>de</strong>n applaus.<br />

Maar het klinkt niet echt goed: alle han<strong>de</strong>n steken in gore, gebrei<strong>de</strong> handschoenen. <strong>Een</strong> stem roept ‘bravo’<br />

naar <strong>de</strong> man, en <strong>de</strong> drinkebroer <strong>van</strong> twee straten ver<strong>de</strong>r - met vroege jeneverneus - vraagt lallend waar hij<br />

zo heeft leren dichten. Er valt een korte stilte. De <strong>voor</strong>drager doet een moment mysterieus. Tot hij<br />

proestend bekent: ‘Bij mijnhere <strong>Gezelle</strong>’, en <strong>uit</strong>barst in een schaterlach. Dat verklaart natuurlijk alles. Ze<br />

had<strong>de</strong>n het kunnen weten! Om een lang verhaal kort te maken: <strong>de</strong> mensen op het plaatje tasten naar hun<br />

beurzen. Want <strong>uit</strong>erààrd verdient die man een fooi, <strong>voor</strong> zijn werk én <strong>voor</strong> het gedichtje. Dankbaar neemt<br />

hij <strong>de</strong> hoed af, buigt en gaat dan aanbellen bij het herenhuis aan <strong>de</strong> overkant…


De taalorganisatie <strong>van</strong> het gedicht: achtergron<strong>de</strong>n en bespreking<br />

Bij <strong>de</strong> mensen aan <strong>de</strong> overkant heeft <strong>de</strong> <strong>lantaarn</strong>man wéér prijs. Het is dus geen toeval, maar waar schuilt<br />

zijn geheim? Natuurlijk begrepen tijdgenoten meteen alle woor<strong>de</strong>n. Als <strong>de</strong> <strong>lantaarn</strong>aansteker zegt dat hij<br />

‘een mare’ brengt (vers 2), bedoelt hij ‘een bericht’, ‘nieuws’ dus. En als hij het over ‘gazen’ heeft (vers<br />

3), spreekt hij over gas<strong>lantaarn</strong>s - toen <strong>de</strong> courante verlichting in <strong>de</strong> stadscentra. Maar het is niet <strong>de</strong> extra<br />

kennis <strong>van</strong> twee woordbetekenissen die mensen in 1890 naar het geld in hun broekzak liet grijpen. In <strong>de</strong><br />

tekstorganisatie <strong>van</strong> het gedicht schuilen er blijkbaar elementen die op een doordachte manier naar<br />

beoog<strong>de</strong> effecten jagen: hoffelijkheid en hartelijkheid, complimenten aan het adres <strong>van</strong> het publiek, een<br />

boodschap <strong>van</strong> samenhorigheid, diepzinnige beschouwingen, een beroep op <strong>de</strong> mildheid en <strong>voor</strong>al zin<br />

<strong>voor</strong> humor die luisteraars gunstig stemt. Guido <strong>Gezelle</strong>, <strong>de</strong> maker <strong>van</strong> <strong>de</strong> tekst, had het goed bekeken.<br />

Om te beginnen heeft hij, zoals altijd, zijn beeldspraak aangepast aan <strong>de</strong> situatie. Dat het ou<strong>de</strong> jaar <strong>voor</strong>bij<br />

is en dat het nieuwe een aan<strong>van</strong>g neemt, wordt aangegeven met symbolen <strong>van</strong> ‘bran<strong>de</strong>n’ en ‘<strong>uit</strong>blazen’.<br />

Het is <strong>1890.</strong> De jaren tachtig zijn gedoofd. Daarbij laat <strong>de</strong> dichter <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drager toe om meteen zijn eigen<br />

verdienste te on<strong>de</strong>rstrepen: <strong>de</strong> man stelt ie<strong>de</strong>reen gerust door erop te wijzen dat <strong>voor</strong> het komen<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>cennium alles best in or<strong>de</strong> zal komen, dat <strong>de</strong> lichten zelfs ‘weêr al’ bran<strong>de</strong>n. Hij is er vroeg bij geweest,<br />

zoveel is dui<strong>de</strong>lijk. Pas één januari, en het is al gebeurd!<br />

De toehoor<strong>de</strong>rs krijgen daarna een complimentje: hij noemt ze ‘brave lie<strong>de</strong>n’. Met <strong>de</strong>ze gunstige<br />

beïnvloeding <strong>van</strong> zijn publiek, <strong>de</strong> zgn. captatio benevolentiae, combineert hij evenwel diepzinniger<br />

gedachten. Hij zal het nu over morele, zelfs religieuze waar<strong>de</strong>n hebben. Van zijn eigen concrete prestatie<br />

in strofe 1 schakelt hij, via het scharnier <strong>van</strong> <strong>de</strong> vleien<strong>de</strong> aanspreking, over op <strong>de</strong> geestelijke verdiensten<br />

<strong>van</strong> wie vóór hem staat. Als hij hun zijn wensen aanbiedt, zegt hij, is dat omdat zij nog ‘leven en waken’.<br />

Dat er licht <strong>voor</strong> hen is, noemt hij dan ook ‘wel besteed’, geheel terecht. Bij <strong>de</strong>ze passage moeten we ons<br />

een bevolking <strong>voor</strong> ogen halen die <strong>van</strong> religieuze begrippen en verhalen veel beter op <strong>de</strong> hoogte was dan<br />

wij. De meeste mensen gingen op zondag naar <strong>de</strong> kerk en herken<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>ze passage zon<strong>de</strong>r veel<br />

problemen <strong>de</strong> parabel <strong>uit</strong> het e<strong>van</strong>gelie <strong>van</strong> Mattheus over <strong>de</strong> domme en verstandige bruidsmeisjes (25 : 1-<br />

13). Daarin maant Jezus zijn volgelingen aan om tij<strong>de</strong>ns het leven waakzaam te zijn (te ‘leven’ en te<br />

‘waken’ dus, zoals in vers 6), aangezien Hij zal aankloppen op een ogenblik waarop niemand dat<br />

verwacht. De verstandige bruidsmeisjes, zo gaat het verhaal, hou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> olie klaar in <strong>de</strong> lampen tegen het<br />

uur dat <strong>de</strong> Brui<strong>de</strong>gom komt. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n: het gedicht gebruikt het beeld <strong>van</strong> het licht (<strong>uit</strong> <strong>de</strong><br />

eerste strofe) nu symbolisch. Het licht groeit <strong>uit</strong> tot een teken <strong>van</strong> alertheid en on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke trouw<br />

aan het geloof. Over <strong>de</strong> ‘lante’ (<strong>de</strong> ‘lamp’ of ‘<strong>lantaarn</strong>’) <strong>van</strong> <strong>de</strong> heilige Cecilia schreef <strong>Gezelle</strong>, in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

zin, in een an<strong>de</strong>r gedicht:<br />

Caecilia, <strong>de</strong> wijze maagd,<br />

en klebber muzikante<br />

alzoo heeft zoe <strong>de</strong>n Heer behaagd:<br />

z’had olie in heur lante (2)<br />

Zelfs in een politiek weekblad, ‘t Jaer 30, door hem opgesteld tij<strong>de</strong>ns zijn Brugse perio<strong>de</strong>, had <strong>Gezelle</strong> op<br />

16 <strong>de</strong>cember 1865 geschreven dat <strong>de</strong> katholieke Vlamingen hun <strong>lantaarn</strong>s moesten <strong>voor</strong>zien ‘<strong>van</strong> olie en<br />

<strong>van</strong> goed lament’. Met die allusie op <strong>de</strong> bijbel zijn we dus een heel eind weg <strong>van</strong> het volkse<br />

nieuwjaarsversje waarmee het begonnen was. En toch gaat het nog ver<strong>de</strong>r. Want een religieuze<br />

overtuiging dien<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>Gezelle</strong> en zijn tijdgenoten zichtbaar te zijn in concreet gedrag, in principiële<br />

stellingnames - als dat moest ook <strong>van</strong> politieke kleur.<br />

De <strong>lantaarn</strong>aansteker, die zijn publiek ‘braaf’ heeft genoemd en erop heeft gewezen dat ze <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> visie<br />

op <strong>de</strong> godsdienst <strong>de</strong>len, noemt zijn toehoor<strong>de</strong>rs bij het begin <strong>van</strong> zijn <strong>de</strong>r<strong>de</strong> strofe, samenvattend, ‘vriend


<strong>van</strong> het licht’. Dat kunnen we letterlijk nemen, maar figuurlijk komen we weer een stuk ver<strong>de</strong>r. <strong>Gezelle</strong><br />

was een felle tegenstan<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘Verlichting’, <strong>de</strong> filosofische stroming die West-Europa on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoe<strong>de</strong><br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘déesse Raison’, <strong>van</strong> <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke Re<strong>de</strong> had geplaatst. Het ware inzicht kan volgens <strong>Gezelle</strong> alleen<br />

<strong>uit</strong> het geloof komen. Het enige oriëntatiepunt <strong>voor</strong> hem is Christus, ‘Lux Mundi’, het <strong>Licht</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> wereld.<br />

Alle mogelijke gelegenhe<strong>de</strong>n neemt <strong>Gezelle</strong> te baat, <strong>voor</strong>al in zijn journalistieke teksten, om vrijzinnigen<br />

en vrijmetselaars met beel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> licht en duisternis op <strong>de</strong> korrel te nemen. In een krantentekst die <strong>van</strong><br />

zijn hand kan zijn, <strong>uit</strong> <strong>de</strong> Standaerd <strong>van</strong> Vlaen<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> 9 februari 1856, wor<strong>de</strong>n ze ‘vrien<strong>de</strong>kens <strong>van</strong> het<br />

ware licht’ genoemd - maar dat is natuurlijk bittere spot (3). Toen <strong>de</strong> stad Brugge in 1866 om budgettaire<br />

re<strong>de</strong>nen wil<strong>de</strong> besparen op <strong>de</strong> gasverlichting, schreef <strong>Gezelle</strong> over het liberale stadbestuur in zijn politiek<br />

krantje: ‘De brugsche ribberollen zyn achter<strong>uit</strong>kruipers, ze zyn benauwd <strong>van</strong> ‘t licht, ‘t is daer<strong>voor</strong>en dat<br />

ze <strong>de</strong> gaze ‘s nuchtens niet en doen ontsteken’ (4). En in een an<strong>de</strong>re <strong>nieuwjaarswens</strong>, geschreven <strong>voor</strong> het<br />

blad De gul<strong>de</strong>n Spore op 2 januari 1898, lezen we met een zelf<strong>de</strong> figuurlijke betekenis:<br />

Hebt ge dorst ik wensche u nat,<br />

bier of wijn; en, zijt gij zat,<br />

‘k wensche u weêrom nuchter;<br />

‘k wensche u, wordt uw hoofd confuus,<br />

of is ‘t donker in uw huis,<br />

licht in uwen luchter. (5)<br />

Als <strong>de</strong> <strong>lantaarn</strong>aansteker in vers 9 zijn eigen gelovige toehoor<strong>de</strong>rs ‘vriend <strong>van</strong> ‘t licht’ noemt, is dat hem<br />

natuurlijk ernst. Zijn allusies en <strong>de</strong> mogelijke associaties <strong>van</strong> <strong>de</strong> tekst gaan evenwel véél ver<strong>de</strong>r dan<br />

argeloze eenentwintigste-eeuwers op het eerste gezicht zou<strong>de</strong>n vermoe<strong>de</strong>n.<br />

Toch koppelt het gedicht na <strong>de</strong>ze diepere beschouwingen naar <strong>de</strong> dagelijkse werkelijkheid terug. <strong>Licht</strong> is<br />

‘groot gemak’, vernemen we in vers 10 - een waarheid die gemakkelijk beaamd kon wor<strong>de</strong>n in een tijd<br />

toen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n ‘s nachts on<strong>voor</strong>stelbaar donker kon<strong>de</strong>n zijn. Aangezien alles er meestal niet zo opgeruimd<br />

bij lag als <strong>van</strong>daag, vorm<strong>de</strong>n ernstige valpartijen een dagelijkse brok ellen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kleine man. En<br />

terwijl <strong>de</strong> luisteraars om die re<strong>de</strong>n nog ijverig aan het knikken zijn, kómt het: <strong>de</strong> <strong>lantaarn</strong>aansteker geeft te<br />

kennen dat wie <strong>voor</strong> zoveel comfort instaat, eigenlijk een fooi verdient. ‘<strong>Een</strong> kleene’, vraagt hij<br />

beschei<strong>de</strong>n. Maar <strong>de</strong> gedachtestreepjes, die ver<strong>de</strong>r dan zijn woor<strong>de</strong>n laten kijken, geven geestig aan dat hij<br />

in stilte <strong>van</strong> een grote droomt.<br />

Na die <strong>nieuwjaarswens</strong> wor<strong>de</strong>n we geconfronteerd met gedachten <strong>van</strong> dood en eeuwigheid. Vreemd, vindt<br />

u? Eigenlijk niet. Hoe vaak horen wij mensen op nieuwjaar niet zuchten: ‘Wéér een jaartje ou<strong>de</strong>r! Waar is<br />

<strong>de</strong> tijd?’ Of bejaar<strong>de</strong>n mijmeren: ‘Wie weet of het mijn laatste keer niet zal zijn!’ <strong>Gezelle</strong>s tekst gaat zulke<br />

realistische beschouwingen niet <strong>uit</strong> <strong>de</strong> weg. De laatste strofe <strong>van</strong> het gedicht, dat zich inmid<strong>de</strong>ls<br />

verzeker<strong>de</strong> <strong>van</strong> een homogeen en gelovig publiek, wenst ons <strong>de</strong> hemelse zaligheid na overlij<strong>de</strong>n. Dat<br />

gebeurt weer met beeldspraak die aan <strong>lantaarn</strong>s herinnert. De dichter houdt vol. Als we het hoekje om zijn<br />

- straathoeken waren bij <strong>uit</strong>stek <strong>de</strong> plaats waar <strong>lantaarn</strong>s ston<strong>de</strong>n gemonteerd - mogen we hopelijk het<br />

‘eeuwig licht’ genieten, zegt hij. Letterlijk en figuurlijk gebruik lopen dus weer door elkaar. Daarbij<br />

verzacht <strong>de</strong> luchtige verwoording formeel <strong>de</strong> niet zo leuke gedachte aan <strong>de</strong> dood.<br />

Met humoristische dubbelzinnigheid sl<strong>uit</strong> <strong>de</strong> tekst af. ‘Peist op mij’ kan - binnen het vorige beeld -<br />

verwijzen naar <strong>de</strong> hemel: het publiek wordt verzocht te bid<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het zielenheil <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

<strong>lantaarn</strong>ontsteker. Maar als we die laatste <strong>uit</strong>lating in <strong>de</strong> buurt <strong>van</strong> <strong>de</strong> verzen 11 en 12 brengen, kan het<br />

even goed betekenen: ‘Vergeet die fooi nu maar niet te betalen’. Zoiets als ‘Denk aan <strong>de</strong> gids’, na <strong>de</strong><br />

rondleiding.<br />

<strong>Een</strong> knap gedicht dus, dat moeten we <strong>Gezelle</strong> nageven. Ook al dreigt zijn werk bij <strong>de</strong> jongere generatie<br />

misschien wat on<strong>de</strong>rgesneeuwd te raken, <strong>de</strong>rgelijke teksten zijn ongetwijfeld boeiend genoeg om ook na 1<br />

januari <strong>van</strong> het jaar 2000 nog te ‘stralen’ tegen <strong>de</strong> hoge gevels <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse poëzie.


Suggesties <strong>voor</strong> een lesaanpak<br />

(1) Ou<strong>de</strong> foto’s (het leven tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vorige eeuw) of een tekening <strong>van</strong> Anton Pieck kunnen als inleiding<br />

dienen om <strong>de</strong> sfeer <strong>van</strong> ‘toen’ wat concreter te maken. Voor dat laatste stellen we <strong>voor</strong>: ‘Carol<br />

Singers’, afgedrukt in BEN VAN EYSSELSTEIJN EN HANS VOGELESANG. Anton Pieck. Zyn leven - Zyn<br />

werk. Ad M.C. Stok. Den Haag, Zuid-Hollandse Uitgeversmaatschappij B.V., 1973, blz. 116. We<br />

brainstormen met <strong>de</strong> groep. Hoe was Kerstmis, hoe was nieuwjaar in <strong>de</strong> stad <strong>van</strong> 100 jaar gele<strong>de</strong>n?<br />

We verzamelen i<strong>de</strong>eën: in<strong>de</strong>rdaad idyllische - zoals op het plaatje <strong>van</strong> Pieck - maar <strong>voor</strong>al ook<br />

an<strong>de</strong>re. Belangrijk <strong>de</strong>tail, aan te stippen in functie <strong>van</strong> <strong>de</strong> verklaring <strong>van</strong> het gedicht: ‘s nachts kon het<br />

alleen al door <strong>de</strong> duisternis bijzon<strong>de</strong>r gevaarlijk zijn. <strong>Licht</strong> was duur, maar essentieel! Er is ook <strong>de</strong><br />

houtsne<strong>de</strong> <strong>van</strong> E. Puttaert <strong>uit</strong> 1881, met daarop <strong>de</strong> besneeuw<strong>de</strong> Kortrijkse Onze-Lieve-Vrouwkerk in<br />

<strong>de</strong> tijd dat <strong>Gezelle</strong> on<strong>de</strong>rpastoor was. Deze plaat treffen we o.a. aan in L. SIMONS e.a. Hendrik<br />

Conscience of <strong>de</strong> Vlaamse ‘we<strong>de</strong>rgeboorte’. KB - Lannoo, Tielt, 1983, blz. 45; plaat overgenomen <strong>uit</strong><br />

L’Omnibus Illustrée, jg. 3, nr. 4, 28.1.83.<br />

(2) We nemen <strong>de</strong> ‘Leestekst’ door (een gefingeer<strong>de</strong> smaakmaker als intro, die een <strong>de</strong>nkbare context wil<br />

schetsen) en daarna het gedicht.<br />

(3) In het gedicht strepen we alle woor<strong>de</strong>n aan die te maken hebben met licht, ‘kaarsen’, enz. We<br />

verklaren, eerst op letterlijk niveau. De laatste strofe lijkt niettemin aan te geven dat we eigenlijk<br />

el<strong>de</strong>rs, of ver<strong>de</strong>r moeten zoeken: plotseling is er ‘eeuwig’ licht!? Moeten we dus ook figuurlijk te<br />

werk gaan? Strofe 2 bevat <strong>de</strong> sleutel.<br />

(4) In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> strofe hebben we geen woor<strong>de</strong>n aangestreept! Dat is vreemd. Woor<strong>de</strong>n als ‘leven’ en<br />

‘waken’ lijken op totaal an<strong>de</strong>re sferen te wijzen. Toch blijkt bij na<strong>de</strong>r toezien dat dit niet zo is. We<br />

geven <strong>de</strong> leerlingen daarom <strong>de</strong> tekst <strong>van</strong> <strong>de</strong> parabel, die priester <strong>Gezelle</strong> (én zijn publiek) in 1890 als<br />

een gemeenschappelijke communicatieco<strong>de</strong> beheersten. We passen <strong>de</strong> parabel toe.<br />

• Dan zal het met het Rijk <strong>de</strong>r hemelen zijn als met tien meisjes die met hun lampen <strong>uit</strong>trokken, <strong>de</strong><br />

brui<strong>de</strong>gom tegemoet. Vijf <strong>van</strong> hen waren dom, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vijf verstandig. Want <strong>de</strong> domme namen<br />

wel hun lampen mee, maar geen olie; <strong>de</strong> verstandige echter namen met hun lampen tevens kruiken<br />

olie mee. Toen nu <strong>de</strong> brui<strong>de</strong>gom op zich liet wachten, dommel<strong>de</strong>n zij allen in en sliepen. Maar<br />

mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> nacht klonk er geroep: Daar is <strong>de</strong> brui<strong>de</strong>gom! Trekt hem tegemoet! Meteen waren al<br />

<strong>de</strong> meisjes wakker en maakten hun lampen in or<strong>de</strong>. De domme zei<strong>de</strong>n tegen <strong>de</strong> verstandige: Geeft<br />

ons wat olie, want onze lampen gaan <strong>uit</strong>. Maar <strong>de</strong> verstandige antwoord<strong>de</strong>n: Neen, er mocht eens<br />

niet genoeg zijn <strong>voor</strong> ons en jullie samen. Gaat liever naar <strong>de</strong> verkopers en haalt wat <strong>voor</strong> jezelf.<br />

Maar terwijl zij on<strong>de</strong>rweg waren om te gaan kopen kwam <strong>de</strong> brui<strong>de</strong>gom, en die klaar ston<strong>de</strong>n,<br />

tra<strong>de</strong>n met hem binnen om bruiloft te vieren; en <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur ging op slot. Later kwamen ook <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re meisjes en zei<strong>de</strong>n: Heer, heer, doe open! Maar hij antwoord<strong>de</strong>: Voorwaar, Ik zeg u: Ik ken<br />

u niet. Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.<br />

(5) ‘Verlichting’ was ook <strong>de</strong> naam <strong>van</strong> een filosofische en culturele stroming. Kent <strong>de</strong> groep dat? We<br />

bespreken. We geven <strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong> informatie over <strong>Gezelle</strong>s standpunt tegenover <strong>de</strong> vrijzinnigen<br />

bij vers 9 en passen toe.<br />

(6) We inventariseren <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> fasen, resp. kenmerken <strong>van</strong> dit nieuwjaarsgedicht.<br />

(7) Eventueel kan bij leerlingen <strong>de</strong> bespreking <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘taalorganisatie’ <strong>uit</strong>ge<strong>de</strong>eld wor<strong>de</strong>n (zie<br />

hierboven) ter ver<strong>van</strong>ging of aanvulling <strong>van</strong> notities.<br />

(8) Uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> opdracht. We vergelijken <strong>de</strong>ze kenmerken met een soortgelijke <strong>nieuwjaarswens</strong>, door<br />

<strong>Gezelle</strong> ook te Kortrijk geschreven, op 31 <strong>de</strong>cember 1877, en bedoeld <strong>voor</strong> ‘klantenwerving’ bij een<br />

sigarenverkoper.<br />

Het oud jaar is in rook vergaan,<br />

lijk smoor en toubakblaren;


al <strong>de</strong> and’re zullen ook vergaan,<br />

of ‘t altijd nieuwe waren;<br />

5 een Enk’le blijft <strong>voor</strong> altijd staan,<br />

<strong>de</strong>ur nieuwe en ou<strong>de</strong> jaren,<br />

‘t is God, die ons en U <strong>voor</strong>taan,<br />

- wij wenschen ‘t, - moge sparen<br />

<strong>van</strong> <strong>uit</strong> <strong>de</strong>n rechten weg te gaan<br />

10 en ‘t zeegat in te varen.<br />

Aanveerd, Mijnheer, - ik heb gedaan,<br />

mijn dichtje en mijn cigaren!<br />

De tekst werd overgenomen <strong>uit</strong> Guido <strong>Gezelle</strong>. Verzameld Dichtwerk (red. J. BOETS e.a.), dl. 5<br />

(Antwerpen / Amsterdam, De Ne<strong>de</strong>rlandsche Boekhan<strong>de</strong>l, 1984), blz. 35). Veel gelijke elementen<br />

keren erin terug: volksleven versus diepere inhoud; humor; tijd en God / eeuwigheid; nieuwjaar en <strong>de</strong><br />

gedachte aan <strong>de</strong> dood; morele raad. In klasverband kan dit dan ook aangewend wor<strong>de</strong>n als<br />

aanvullen<strong>de</strong> oefening of als toets ongeziene tekst ter controle bij het gedicht dat in <strong>de</strong> klas werd<br />

besproken.<br />

(9) Combineren we dit met een kwartiertje vi<strong>de</strong>o over <strong>Gezelle</strong>? ‘Het oud jaar is in rook vergaan’ wordt<br />

gebruikt in <strong>de</strong> kortfilm ‘Dichten, wat is dichten dan?’ door cineast Lieven Debrauwer. Deze film, die<br />

probeert te peilen naar het wezenlijke in <strong>de</strong> poëzie <strong>van</strong> <strong>Gezelle</strong> (18 minuten), werd <strong>uit</strong>gebracht in<br />

februari 1999.<br />

(10) Uitbrei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lectuur. Dezelf<strong>de</strong> parabel wordt - weliswaar in totaal an<strong>de</strong>re zin - o.a. aangewend door<br />

Felix Timmermans in zijn gedicht ‘De blaadren rijzen door <strong>de</strong>n stuggen nevel’ (bun<strong>de</strong>l ‘Adagio’);<br />

ook door Gerrit Achterberg in zijn ‘Balla<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> gasfitter’. Zie <strong>voor</strong> dat laatste: JOHAN VAN<br />

ISEGHEM, Sleutelen aan <strong>de</strong> gasfitter. Beschouwingen bij <strong>de</strong> sonnettencyclus <strong>van</strong> Gerrit Achterberg:<br />

‘Balla<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> gasfitter’. In: F. BAERT e.a. (red.). Tekens <strong>voor</strong> Thomas. Opstellen aangebo<strong>de</strong>n aan<br />

Prof. dr. Piet Thomas naar aanleiding <strong>van</strong> zijn emeritaat. Tielt, Lannoo, 1994, 209-220.<br />

Noten<br />

(1) Guido <strong>Gezelle</strong>. Verzameld Dichtwerk (red. J. BOETS e.a.), dl. 3. Antwerpen / Amsterdam, De<br />

Ne<strong>de</strong>rlandsche Boekhan<strong>de</strong>l, 1981, blz. 261.<br />

(2) De bruid die niet wou bran<strong>de</strong>n, in: i<strong>de</strong>m, dl. 5, 198, blz. 365-367 (verzen 22-25). De bijstelling<br />

‘wijze maagd’ verwijst rechtstreeks naar <strong>de</strong> vroegere benaming in <strong>de</strong> parabel - cf. bij<strong>voor</strong>beeld het<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse mysteriespel over <strong>de</strong> vijf ‘vroe<strong>de</strong>’ en <strong>de</strong> vijf ‘dwaze maag<strong>de</strong>n’. ‘Klebber’ - verwant<br />

aan het Eng. ‘clever’ - staat <strong>voor</strong> handig, vaardig, pienter. ‘Zoe’ is een nevenvorm <strong>voor</strong> ‘ze’.<br />

(3) VAN ISEGHEM, JOHAN. Guido <strong>Gezelle</strong>s ‘Vlaemsche Dichtoefeningen’. <strong>Een</strong> bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

dichter en het werk (1858). Gent, Koninklijke Aca<strong>de</strong>mie <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Taal- en Letterkun<strong>de</strong>,<br />

1993, blz. 150.<br />

(4) ‘t Jaer 30, 15 <strong>de</strong>cember 1866, blz. 4.<br />

(5) Al <strong>de</strong> lezers <strong>van</strong> dit blad, in: Verzameld Dichtwerk, o.c., dl. 5, blz. 53 (verzen 13-18). Het woord<br />

‘confuus’ rijmt met <strong>de</strong> West-Vlaamse <strong>uit</strong>spraak <strong>van</strong> ‘huis’ [hy.s], al betekent dat helemaal niet dat<br />

we <strong>Gezelle</strong> integraal ‘op z’n West-Vlaams’ kunnen (of mogen) lezen!<br />

Johan <strong>van</strong> Iseghem<br />

KU Leuven / KU Leuven Campus Kortrijk

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!