12.09.2013 Views

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

Bijlage 4 - Waardebepaling bloot eigendom

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

etrekking tot de zaak aan te gaan, of hij geen reden had om aan de bevoegdheid van<br />

de schuldenaar te twijfelen.<br />

26. Op grond van artikel 3:292 BW geldt dat de schuldeiser zijn vordering op de zaak kan<br />

verhalen met voorrang boven allen tegen wie het retentierecht kan worden<br />

ingeroepen. Uit de rechtspraak blijkt ook dat het retentierecht zelfs kan worden<br />

uitgeoefend tegen derden met een zekerheidsrecht op grond waarvan deze derde<br />

doorgaans voorrang heeft bij verhaal, zoals een hypotheekrecht. Het retentierecht<br />

verschaft de retentor derhalve een zeer sterke positie.<br />

Zie in dat kader HR 5 december 2003, NJ 2004, 430 (m.nt. W.M. Kleijn).<br />

27. Dit geldt temeer nu het recht van de retentor, gelet op artikel 60 Faillissementswet,<br />

geen nadelige wijzigingen ondergaat door het faillissement van de schuldenaar. Artikel<br />

60 lid 1 Fw bepaalt immers dat de schuldeiser die retentierecht heeft op een aan de<br />

schuldenaar toebehorende zaak, dit recht niet door de faillietverklaring verliest. De<br />

retentor kan het recht ook aan de curator tegenwerpen.<br />

28. De curator heeft in geval hij wordt geconfronteerd met een retentierecht twee<br />

keuzemogelijkheden, blijkens artikel 60 lid 2 Fw. In de eerste plaats kan hij de<br />

teruggehouden zaak van de retentor opeisen en met toepassing van artikel 101 Fw of<br />

artikel 176 Fw verkopen. In dat geval behoudt de retentor weliswaar de voorrang die<br />

hem door artikel 3:292 BW wordt toegekend, doch moet hij zijn vordering indienen ter<br />

verificatie en meedelen in de omslag van de algemene faillissementskosten van artikel<br />

182 lid 1 Fw. Per saldo verkrijgt de retentor in deze eerste mogelijkheid minder dan<br />

het bedrag van zijn vordering op de schuldenaar/failliet. Dit is anders in de tweede<br />

mogelijkheid. De curator kan ook ervoor kiezen de zaak terug te brengen in de boedel<br />

door, voor zover dit in het belang van de boedel is, de vordering tot zekerheid waarvan<br />

het retentierecht strekt te voldoen. In dit geval wordt de vordering van de retentor ten<br />

volle voldaan en heeft deze verder niets meer met het faillissement te maken.<br />

Zie Asser 3-VI*, nr. 508.<br />

II.d. Conclusies debiteurenrisico<br />

29. Gelet op het voorgaande kan worden gesteld dat de <strong>bloot</strong> eigenaar onder<br />

omstandigheden een voorrangspositie heeft, zelfs bij faillissement. Deze<br />

voorrangspositie berust echter niet zozeer op de specifieke regelingen betreffende<br />

erfpacht, doch op de voorrangspositie van de retentor, en het gegeven dat artikel<br />

5:100 lid 3 BW de <strong>bloot</strong> eigenaar (net als de erfpachter) een retentierecht verstrekt.<br />

Daarenboven geldt dat het retentierecht enkel kan worden uitgeoefend ten aanzien van<br />

hetgeen de erfpachter mocht hebben afgebroken. Indien de erfpachter van zijn<br />

bevoegdheid om deze zaken af te breken tijdig gebruik heeft gemaakt, is er dus niets<br />

meer waarop de <strong>bloot</strong> eigenaar het retentierecht zou kunnen uitoefenen. De facto<br />

betekent dit dat de erfpachter een concurrente schuldeiser is.<br />

Pagina 9 van 23

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!